23

1 e uitgave 2015 Bruikbare Wetenschap Met kop en schouder DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Bewegende diabeten Ik hoor u al zuchten bij het lezen van deze titel, of niet? Als het over leefstijlverandering bij diabeten gaat, zakt ons de moed vaak in de schoenen. Huisarts en onderzoeker Joris Linmans onderzocht of onze praktijkondersteuners eigenlijk wel goed kunnen inschatten of een patiënt met diabetes te bewegen is om te gaan bewegen. Daartoe vulden 12 praktijkondersteuners en 150 van hun patiënten een vragenlijst in over leefstijl en de motivatie. 35% Van de patiënten vond dat ze te weinig bewogen, terwijl de praktijkondersteuners een stuk strenger waren: ze oordeelden dat 47% te inactief was. Bij 56% waren patiënt en praktijkondersteuner het eens. Die overeenkomst was nog lager wanneer men keek naar de motivatie om te gaan bewegen (41%). Onze praktijkondersteuners schatten leefstijl dus niet altijd goed in. En nog belangrijker: ze zitten er ook vaak naast als het gaat om de motivatie om wél in beweging te komen. Ik ben vooral benieuwd of de gemotiveerde patiënten ook echt zouden gaan bewegen, als we ze beweging op maat zouden kunnen bieden. Dat zou behoorlijk wat zuchten schelen. Stakende rokers Carolien van Rossem dook in de wereld van het stoppenmet-roken. Hoor ik u nu alweer zuchten? Ze voerde discussiegroepen met rokers én ex-rokers en interviews met huisartsen. De belangrijkste punten uit haar studie zijn dat rokers vaak onvoldoende op de hoogte zijn van de opties om hulp te ontvangen bij het stoppen en dat de huisartsen vooral weerstand hebben tegen de preventieve taken, waaronder ook geven van stoprook-adviezen. De huisartsen zien een goed gesprek of dringend advies om te stoppen met roken overigens niet als gevaar voor de arts-patiënt relatie, omdat het uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de patiënt zelf is. De huisartsen vinden dat medicatie alleen geen garantie voor succes is, terwijl de patiënten medicatie wel heel hoog in aanzien hebben. Is die medicatie dan superieur? Senior stoppen-met-roken onderzoeker Daniel Kotz onderzocht met zijn Londense collegae in een prospectieve studie stoppogingen van 270 rokers. Deze rokers kregen minimale professionele hulp, maar gebruikten wel varenicline of nicotinevervangende middelen. Er waren geen ingewikkelde randomisatie of geselecteerde groepen in deze studie, want de onderzoekers wilden zoveel mogelijk kijken wat nu in de ‘echte wereld’ het beste helpt. Daarbij won varenicline het toch van de nicotinevervangende middelen (3,8 keer vaker succes). De varenicline gebruikers waren wel jonger en waren minder geneigd om acuut te stoppen. Goed om te weten dat de aanbevelingen in de NHG Standaard overeenkomen met deze studie. Multimorbiditeit: meer, meer, meer! De episodelijsten puilen tegenwoordig uit, door het trucje van de variabiliseringsgelden1. We moeten alles registreren. Maar wat willen we nu eigenlijk in die episodelijst hebben staan? Ik wil toch vooral de belangrijke chronische aandoeningen zien, eventuele operaties, en botbreuken die blijvende schade hebben gegeven. Marjan van den Akker en haar team analyseerden uitvoerig de RNH database, waaraan veel huisartsen in het Zuiden een mooie bijdrage leveren. Ze zochten daarbij naar patiënten die in hun leven meer dan 10 chronische aandoeningen verzamelden (vijf procent van onze populatie). Ze staan daardoor garant voor 20% van de chronische aandoeningen in de RNH populatie. Net als met geld is ook multimorbiditeit oneerlijk verdeeld. Uiteindelijk draagt het artikel ook een belangrijk toekomstperspectief aan, dat zeer relevant is bij de toenemende vergrijzing: meer dan een derde van onze praktijkpopulatie ontwikkelt vier of meer chronische gezondheidsproblemen gedurende het leven. Herpes zoster en simplex, of is dat te simpel? Ook in Vlaanderen hebben ze een database zoals het RNH. Frank Buntinx en landgenoten onderzochten daarin of het hebben van een koortslip (herpes simplex) een associatie vertoont met het (gehad) hebben van gordelroos (herpes zoster) bij patiënten jonger dan 60 jaar in een mooie case-controle onderzoek. Binnen 5 jaar na gordelroos blijkt de kans op herpes simplex aanzienlijk verhoogd (OR 5,15). Maar ook in de vijf jaar vóór gordelroos blijken patiënten vaker een koortslip te krijgen. 1 Beloning van de LHV voor goed presterende huisartsen 23 op één lijn 51

24 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication