24

op één lijn 52 2e uitgave 2015 Promotie Joris Linmans Linmans bouwt bruggen DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Op 29 mei 2015 verdedigde huisarts Joris Linmans succesvol zijn proefschrift getiteld: “Lifestyle and Diabetes Type 2 – Closing the evidence gap between research and practice”. Hieronder leest u enkele hoofdzaken van zijn promotieproject dat hij als AIOTHO doorliep. Type 2 diabetes mellitus (T2DM) is een chronische metabole ziekte, die het risico verhoogt op microvasculaire en macrovasculaire aandoeningen. Het aantal mensen met T2DM is de afgelopen jaren fors toegenomen en die trend zal blijven. T2DM is geassocieerd met overgewicht en obesitas. Deze factoren zijn weer sterk geassocieerd met inactieve leefstijl en ongezond dieet. Hierdoor is aanpassen van leefstijl een van de belangrijkste pijlers in de behandeling van T2DM. Onderzoeken hebben getoond dat leefstijlprogramma’s de incidentie van T2DM bij patiënten met prediabetes kunnen verlagen. Vergelijkbare programma’s toonden ook positieve effecten op cardiovasculaire risicofactoren en diabeteswaarden bij T2DM. Pogingen om deze onderzoeksresultaten te vertalen naar de dagelijkse praktijk, hadden wisselende resultaten. Om het gat tussen onderzoek en praktijk te overbruggen, onderzocht Linmans c.s. diverse vragen. Ten eerste hoe ze delen van wetenschappelijk bewijs kunnen kiezen voor zorgprogramma’s via gebruik van het Pragmatic Explanatory Continuum Indicator Summary (PRECIS) instrument. Ten tweede onderzochten ze de effecten van de gebruikelijke zorg voor patiënten met T2DM en inventariseerden ze, of data uit huisarts informatie systemen (HIS) gebruikt kon worden om deze vragen te beantwoorden. Ten derde zijn de resultaten van het behalen van de doelen van een leefstijlprogramma in de eerstelijn voor patiënten met T2DM bestudeerd. De vierde vraag onderzocht barrières en vereenvoudigende factoren bij ontwikkeling van een eerstelijns leefstijl programma voor T2DM. Tenslotte onderzochten ze hoe gemotiveerd patiënten met T2DM zijn om leefstijl te verbeteren. Resultaten gebruikelijke zorg Om nieuwe leefstijlinterventies te implementeren, is kennis over effectiviteit van geboden zorg voor T2DM noodzakelijk. De onderzoekers bestudeerden de effecten 24 van normale zorg op HbA1c en gewicht. Met HIS-data van 10 gezondheidscentra, onderzochten ze een groep van 2.549 patiënten met T2DM gedurende 972 dagen. Ze vonden geen significante verandering in gewicht en HbA1c. Daarnaast werden de meeste patiënten niet actiever. De meerderheid was te weinig actief (51% aan het begin van de periode en 54% aan het einde). Twaalf procent verbeterde de lichamelijke activiteit, 17% verslechterde en 70% behield het niveau. Het bleek dat HIS-data goed gebruikt kunnen worden voor wetenschappelijk onderzoek. Translatieprobleem In Nederland startte in 2008 een landelijk leefstijlprogramma voor patiënten met (een hoog risico op) T2DM, gebaseerd op grote wetenschappelijke studies. Hoofddoelen waren verhogen van lichamelijke activiteit en verbeteren van (di)eetgewoontes. 186 Eerstelijns patiënten die hieraan meededen, werden vergeleken met 2.632 patiënten die de normale zorg kregen. Na 1 jaar waren er geen significante verschillen tussen beide groepen. Het bleek dus problematisch om wetenschappelijke resultaten te vertalen naar de huisartspraktijk en om leefstijl te verbeteren. Bottom-up aanpak Dit landelijke programma was een voorbeeld van het vertalen van onderzoek naar de praktijk: een top-down methode. De onderzoekers wilden echter ook bottom-up onderzoeken hoe de gebruikers zelf de inhoud zouden ontwikkelen. Linmans verwachtte dat hierdoor meer kennis zou komen over processen die samenhangen met leefstijlverbetering uit de praktijk. Hij vroeg twee huisartspraktijken om een pragmatisch programma te maken om leefstijl bij T2DM te verbeteren binnen hun praktische en financiële mogelijkheden en evalueerde het proces en de uitkomsten. Deelnemers en zorgverleners waren positief over de ontwikkelde programma’s. Patiënten werden lichamelijk actiever, verloren gewicht en kregen een lager HbA1c. Echter, patiënten hadden een passieve houding tijdens de consulten en stelden geen vragen over hoe hun ziekte beter te reguleren viel of hun lichamelijke activiteit.

25 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication