CAPHRI School for Public Health and Primary Care op één lijn 53 all in the family Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML)
Colofon Oplage 2380 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 11504 Fotografie • Foto's pagina 21 gemaakt door Bilbo Schickenberg www.bilbos.nl • Foto’s pagina 5, 6, 8, 13, 14 en 15 gemaakt door Appie Derks, bedrijfsfotograaf MUMC+ • Foto's pagina 26 en 27 gemaakt door Janneke Holten, Canon Business Services • Foto's pagina's 3, 4 en 20 gemaakt door Loraine Bodewes Deadline volgend nummer 1 maart 2016 Inhoudsopgave Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Stelt zich voor – Jany Rademakers Stelt zich voor – Hanneke Hamers Facultaire Introductie – Babette Doorn Pelerin Lezingen – Lucie Bastiaens Onrust in de Opleidingspraktijk? – Marion van Lierop en Laury de Jonge Aios-co model – Sanne Scheepers GRGE – Rob Houtepen Een arts met regie?! – Marlous Vermeulen European General Practice Research Network – Hanny Prick WESP-en ECG's in de huisartspraktijk; deel 1 – Sofie Compiet Patronen in poly-auto-immuniteit? – Laura Vandermaesen en Marissa Meegdes Distress bij oudere patiënten met kanker – Robbie van Kraaij Patiëntparticipatie in het multidiciplinair overleg – Iris Habets Cardiopulmonale klachten op de huisartsenpost – Tessa van Boekholt en Lex Oversier De STER studie – Dennis de Ruijter De CAPiTA studie Promotie Selamawit Mengesha Bilal – Mark Spigt en Luc Gidding Bruikbare wetenschap – Jochen Cals MINC nascholingsdata 2016 Uit het hoofd – Jean Muris Onder professoren – van de redactie Het Paleo perspectief – Birgit Spoorenberg Kort Lijntje – Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten Wetenschapsdag – Sjef Swaans Aankondiging promoties De Lijn van Stijn – Stijn de Vries In de leer: de slechtnieuwsverwarring – Eleana Zhang In de leer: nog drie jaar om een goede huisarts te worden – Koen van Helmond Gezondheidsrechterlijke kwesties – Arie de Jong Themadeel: all in the Family?! “Eens unne Schniedusch, ummer unne Schniedusch – Gitte Snijders Huisartsen Boesten stoppen maar dochter Jolien blijft In de nieuwe setting wil ik graag werken – Ester Klaassen Het moet haar praktijk worden – Tjeu Klaassen It's all in the Family – Henk, Charlotte en Anne Schiffelers © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 3 4 5 6 6 7 8 9 10 11 13 13 14 14 15 15 16 16 17 18 19 20 21 22 22 Symposium Netwerk Specialisten rondom Kwetsbare patiënten – Koen van Helmond 23 Tijd voor herstel – T.E. Grijs 24 25 25 26 28 29 30 32 32 33 34 34 35 2
Van de redactie Hulde aan de huisarts! We leven in een verbetermaatschapppij. Alles moet sneller, beter en efficiënter (lees: goedkoper). En het fantastische is, dat het ook nog eens leidt tot ‘meer kwaliteit’ en ‘meer service’. Dit geldt voor elke branche, profit of non-profit, dus ook voor uw huisartspraktijk. De minister begint niet voor niets weer over de bereikbaarheid in de huisartspraktijk. U wordt geacht binnen twee minuten de telefoon te beantwoorden. En niet alleen snel beantwoorden, nee, u dient daar ook een goed gekwalificeerde medewerkers voor in te zetten, de juiste apparatuur te hebben, voor scholing en training te zorgen, de patiënt voor te lichten en een klachtenregeling op te tuigen. Wat ik merk is dat de verbeterdrang leidt tot veel geklaag. En iedereen weet het uiteraard beter. Zelfs vrijwilligers wijzen we graag op hun plichten en wat er allemaal beter kan. Onbetaald klachten afhandelen: ga er maar aan staan. En dat, terwijl een groot deel van de maatschappij tegenwoordig draait op en niet om vrijwilligers. Daar vallen mantelzorgers ook onder, al is dat niet helemaal eerlijk, want meestal hebben zij geen keus. Complimenten zijn gratis, maar wie krijgt of geeft ze nog? U als huisarts heeft geleerd om georganiseerd te ‘klagen’, en dat werpt zijn vruchten af. U vulde in 2011 massaal het congrescentrum RAI in Amsterdam. Neuriet u nog wel eens het liedje ‘De dokter die iedereen kent’ van Ernst van der Pasch? Wij draaien het lied tijdens de facultaire introductie voor de nieuwe eerstejaars. En recent lukte het u weer: het Roer moest om. Schippers kon de boot niet missen en ging overstag. Goed gedaan! Na dit lange bruggetje kom ik bij een volgend compliment: die van de universitaire wereld. We zijn jullie veel dank verschuldigd voor het bieden van werkplekken en opleidingsplaatsen. De vraag naar meer blijft gezien de groei van de aantallen studenten. Zo kunnen we met elkaar voldoende huisartsen opleiden voor de toekomst. Het goede nieuws is dat de KNMG overstag is gegaan wat betreft het accrediteren van het opleiden van coassistenten. Velen van u zouden gelukkig ook zonder accreditatiepunten een co opleiden, maar de extra honorering is een prettige bijkomstigheid. We danken u ook namens de wetenschap, het onderzoek. We hebben momenteel heel veel onderzoekers die iets van u of uw praktijk willen. Soms moet dat gratis, want helaas kan niet altijd worden voorzien in een vergoeding voor de praktijk. U bent soms ook een vrijwilliger. Een andere keer krijgt u een mantelzorgcompliment: een attentie. Ik zal u eerlijk zeggen: ik krijg ook liever salaris dan attenties. En als ik een attentie krijg, dan zeg ik netjes dat het mijn werk is, al vind ik het wel fijn om gewaardeerd te worden. Dat heeft u vast ook. Want ondanks al die vele projecten, zegt u nog steeds voldoende ‘ja, ik doe mee’ en zo behalen de onderzoekers hun respons. En dat onderzoek komt weer ten goede aan de ontwikkeling van uw vakgebied: de huisartsgeneeskunde. Dus namens al die onderzoekers, junior of senior: Een hele dikke pluim voor u! Zo, dat is eruit. Wat hebben we deze editie te bieden? Uiteraard de vaste rubrieken die u van ons gewend bent, ik hoef ze niet op te sommen. Wat is nieuw? We gingen op zoek naar een opvolger voor Sophie van der Voort, een aios die vrijwillig verhaalde over haar leerervaringen tijdens haar opleiding. We deden een oproep onder de kersverse eerstejaars van de septembergroep. We kregen twee reacties. De eerste kwam van Eleana Zhang, de tweede van Koen van Helmond. We gaan ze volgen. Onze oudere columnist, T.E. Grijs, wellicht weemoedig door de tijd van het jaar, schrijft dit keer over zeer indringende zaken. Tot slot wilden we op het eind van het kalenderjaar weer een special edition uitbrengen. Eén ervan is de bundeling van de columns van Arie de Jong. U vindt het boekje op onze website.1 Het tweede is een katern over huisartsenfamilies. Over opvolging in de familie. Lust of last? We komen hier een volgende keer ook op terug. Mochten we u deze keer vergeten zijn te vragen om mee te doen: laat het ons weten. Fijne feestdagen, Paleo of een variant op de Schijf van Vijf, Babette Doorn 1 www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/wie-zijn-wij/op-een-lijn.html 3 op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Van de voorzitter Nieuwe doelen, maar waar is de eerste lijn? DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Begin september hebben de Verenigde Naties de 8 Milleniumdoelen vervangen door 17 Sustainable Development Goals (SDG’s). Het is de bedoeling dat deze SDG’s de richtlijn voor verder beleid vormen in de komende decennia. De doelen zijn als slogans geformuleerd: No Poverty (SDG 1), Zero Hunger (SDG 2). De derde SDG gaat over gezondheid en luidt: Good Health and Well- being. Nu lijken de eerste twee genoemde doelen niet direct relevant voor de Nederlandse situatie. Maar dat is onjuist. In Nederland leven ook steeds meer mensen in armoede en honger. Het treft mensen met een lagere scholing het hardst, terwijl die mensen juist een slechtere gezondheidstoestand en levensverwachting hebben. Deze is op 25-jarige leeftijd voor mensen met lagere scholing maar liefst 20 jaar minder dan de levensverwachting van iemand met universitaire opleiding. Investeren in bestrijding van honger en armoede, en stimuleren van onderwijs en opleiding is dus belangrijk. Een dergelijke aanpak heeft op termijn effect op de gezondheidsstatus van de populatie. En omgekeerd geldt dat een gezonde populatie nodig is om andere doelen, zoals economische groei (SDG 8: Decent Work and Economic Growth), te behalen. Naast waardering voor deze nieuwe doelen is er ook kritiek op de soms wat kort door de bocht geformuleerde statements. Natuurlijk worden deze weer uitgewerkt in een aantal concrete “targets”, alhoewel die soms ook nog vaag zijn. Good health (SDG 3) wordt uitgewerkt in: “Ensure healthy lives and promote wellbeing for all at all ages.” Om dat doel te bereiken, geldt voor iedereen “access to quality essential health-care services”. Maar wat zijn “essential health-care services”? De benoeming van primary health care services als onderdeel van de relevante zorg zou wel op zijn plaats geweest zijn. Eigenlijk is het een grote omissie om die rol niet veel duidelijker te benoemen en te verbinden met andere doelen zoals Decent Work and economic growth (SDG 8), Sustainable Cities and Communities (SDG 11), Reduced Inequalities (SDG 10). Verschillende partijen waaronder de World Organisation of Family Doctors (WONCA) zijn er niet in geslaagd om “Primary Care” op dit moment, in de tekst te laten opnemen. Bij de 4 verder uitwerking zullen we onze unieke waarde moeten blijven bevechten. De nieuwe Sustainable Development Goals laten zien hoeveel werk er nog te verrichten is op wereldniveau en dicht bij huis. Als artsen hebben we de neiging om ons op het doel “Good Health” te richten. Laten we beseffen dat de interactie tussen de doelen ook betekent dat wij als huisartsen ons moeten uitspreken over de aanpak van goed onderwijs, ongelijkheid, honger en armoede. We zijn dan ‘health advocate’; belangenbehartiger voor onze patiënten en de gemeenschap waarin ze wonen. Dit past bij wijkgericht werken en de samenwerking van huisartsen met medewerkers van gemeentelijke instellingen. De optimale samenwerking zal langzaam moeten groeien op basis van wederzijds vertrouwen. Ik begrijp dat niet iedereen zal instemmen met deze meer politieke opstelling, die ik voorsta. Juist nu hebben we een kans om gemeentelijke beleidsmakers te laten zien hoe welzijn van belang is voor gezondheid. Interessante vraag is ook, hoe we de rol van ‘health advocate’ in het onderwijs en de huisartsopleiding inbrengen. Laten we beginnen er kennis van te nemen en erover te praten. Wellicht kan een praktijkanalyse zicht geven op enkele SDG’s zoals armoede, honger, gezondheidstoestand en deelname aan onderwijs. Door praktijken te vergelijken kan duidelijker worden waarom er verschillen in zorgvraag bestaan tussen praktijken. Het is de opzet dat de geformuleerde SDG’s in 2030 gerealiseerd zijn. Dat blijft ambitieus. Maar het is goed ambities te hebben. The Global Goals For Sustainable Development:
3e uitgave 2015 Stelt zich voor Jany Rademakers BIJZONDER HOOGLERAAR ‘GEZONDHEIDSVAARDIGHEDEN EN PATIËNTPARTICIPATIE’ Met ingang van 27 augustus 2015 is dr. Jany Rademakers, psycholoog en hoofd onderzoeksafdeling van het NIVEL1 in Utrecht, benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Gezondheidsvaardigheden en patiëntparticipatie’ aan de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML) van de Universiteit Maastricht. Deze strategische leerstoel wordt ondergebracht bij de School of Public Health and Primary Care (CAPHRI), met als thuisbasis de vakgroep Huisartsgeneeskunde2. CAPHRI en NIVEL werken al veel jaren nauw samen op het gebied van onderzoek, ook binnen het kader van de landelijke onderzoeksschool CaRe. CAPHRI kan zich via deze leerstoel verder profileren op een innovatief domein. Voor het NIVEL betekent de leerstoel een verdere verankering in de wetenschappelijke wereld. Inhoud van de leerstoel Gezondheidzorgbeleid, zowel landelijk als internationaal, is de laatste jaren steeds meer gericht op actieve participatie van patiënten en burgers ten aanzien van hun eigen gezondheid. Hier is in Europa nog weinig onderzoek naar gedaan, terwijl er wel behoefte bestaat vanuit het veld en beleidsmakers. Niet iedereen kan of wil actief participeren, daarvoor zijn vaardigheden nodig. Wie niet over deze vaardigheden beschikt, loopt een hoger risico op een slechtere gezondheid en maakt ook meer gebruik van zorg. De WHO beschouwt gezondheidsvaardigheden als een centrale determinant van ongelijkheid in gezondheid. Gezondheidsvaardigheden is een vertaling van het Engelstalige begrip ‘Health literacy’. Met gezondheidsvaardigheden worden de competenties van burgers en patiënten bedoeld in het vinden, begrijpen en toepassen van informatie op het gebied van gezondheid, ziekte en zorg. Enerzijds gaat het om basale vaardigheden als lezen en rekenen. Anderzijds betreft het ook psychosociale aspecten als motivatie, zelfvertrouwen, communicatieve vaardigheden en het hebben van een netwerk. Het onderzoek binnen de leerstoel zal zich richten op vier hoofdthema’s: 1 Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidzorg, www.nivel.nl 2 www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl 1. Ontwikkelen en valideren van meetinstrumenten; 2. Kijken op welke manier gezondheidsvaardigheden en de mate van participatie samenhangen met verschillende gezondheidsuitkomsten; 3. Inzicht krijgen in wensen, mogelijkheden en behoeften van patiënten rondom actief participeren en ondersteuning daarbij; 4. Ontwikkelen van evidence-based interventies op dit terrein en evalueren van hun effectiviteit. Persoonlijk Jany heeft inhoudelijk een afwisselende professionele carrière, waarbij wetenschappelijk onderzoek en de begeleiding van onderzoekers altijd centraal heeft gestaan. Aan het begin van haar carrière werkte zij op het terrein van seksuele en reproductieve gezondheid. Haar proefschrift ging over de preventie van ongewenste zwangerschap door jongeren in Nederland (1991). Later was zij werkzaam bij de directie Onderwijs en opleiding van het UMC Utrecht en deed zij onder meer onderzoek naar verschillende aspecten van toetsing van medische studenten. Daarnaast was ze betrokken bij een landelijk project om seksespecifieke aspecten ten aanzien van diagnostiek en behandeling beter in de basiscurricula geneeskunde te integreren. Sinds 2007 is zij in dienst bij het NIVEL. Naast het thema gezondheidsvaardigheden houdt zij zich bezig met onderzoek naar het patiëntenperspectief in de zorg. Jany is gehuwd met Anton Kunst, hoogleraar sociale epidemiologie aan het AMC-UvA in Amsterdam. Samen wonen ze in Vleuten, onder de rook van Utrecht. Op dinsdag is zij aanwezig op de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. 5 op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Stelt zich voor Hanneke Hamers HUISARTSBEGELEIDER HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Sinds 1 augustus ben ik aangesteld als huisartsbegeleider van het derde jaar. Vanaf 1992 ben ik werkzaam in de huisartsgeneeskunde. Van 1999 tot 2014 ben ik praktijkhoudend huisarts geweest in de Huisartsenpraktijk Heugem, Maastricht. In deze periode heb ik een aantal AIOS opgeleid als huisartsopleider. Respectvolle en heldere communicatie met patiënten, werknemers en collega’s heeft een belangrijke waarde voor mij. Mede vorm geven aan het APC onderwijs (2010-2012), de verantwoordelijkheid voor het personele management in de praktijk en tot slot het volgen van de kaderopleiding Supervisie en Coaching zijn daar een uitvloeisel van. Sinds 2014 ben ik binnen mijn eigen bedrijf werkzaam als supervisor, (team)coach en trainer. Daarnaast ben ik werkzaam als waarnemend huisarts. Met veel plezier ben ik gestart met deze functie van HAB. De expertise op het gebied van de huisartsgeneeskunde, didactiek en begeleidingskunde kan ik bij uitstek in deze functie combineren. Facultaire introductie “ Hoeveel patiënten komen met onzin naar de huisarts?” DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Het vorige nummer van Op één Lijn verscheen in juli. Eind augustus is traditiegetrouw de eerste activiteit van Huisartsgeneeskunde na de zomervakantie: de Facultaire Introductie. Nieuwe eerstejaars studenten maken kennis met een aantal vakgroepen en universitaire voorzieningen zoals het Skillslab. Wij geven voorlichting over het huisartsgeneeskundig onderwijs tijdens hun studie en de huisartsopleiding, en ze krijgen een attentie. We laten studenten ook elk jaar vragen stellen aan onze huisartsen. De stellers van de leukste vragen per mentorgroep winnen dan een (drink) beker. Veel vragen gaan over onderwerpen als: omgaan met geweld in de praktijk, werkbelasting, of de dokter zelf een dokter heeft, verwijzen naar de tweedelijn, werk en privé (de medische vraag van iemand als je boodschappen doet bij de supermarkt), medische missers, euthanasie, minder leuke 6 kanten van het vak, vieze, vreemde of zeldzame kwalen en over de beroepskeuze. De vragen die volgens ons dit jaar anders-dan-anders waren: • “Heeft u een favoriete patiënt?” • “ Voelde u zich ooit aangetrokken tot één van uw patiënten of vice versa? En zo ja, wat heeft u toen gedaan?” • “ Wat was uw meest ongemakkelijke moment bij een patiënt?” • Last but not least: “Hoeveel patiënten komen met onzin naar de huisarts?” Bent u huisarts en denkt u nu: ik zou ook graag eens dit soort vragen willen krijgen van studenten en beantwoorden, mail ons dan op op1lijn@maastrichtuniversity.nl. We hebben diverse momenten in het jaar waarop wij voorlichting geven over de opleiding en het vak. Wie weet bent u daar een volgende keer bij?!
3e uitgave 2015 Vrouwengeneeskunde in de middeleeuwen: een mannenzaak? “ Menstruerende vrouw doet honden dood neervallen” DOOR LUCIE BASTIAENS, LID WERKGROEP MEDISCHE GESCHIEDENIS MUMC+ In oktober 2015 is de derde reeks van de Pelerin Lezingen gestart, het zijn lezingen over medische geschiedenis. Dit jaar is het thema ‘Voortplanting en Verloskunde door de eeuwen heen’. Op 20 oktober was de lezing door Orlanda Lie, emeritus hoogleraar Middeleeuwse cultuur aan de Universiteit van Utrecht, het ging over vrouwengeneeskunde in de middeleeuwen. “Menstruatiebloed werd gezien als een giftig goedje waarvan spiegels dof uitsloegen, bomen zouden verdorren en honden dood neervielen” aldus Orlanda Lie. Deze ‘menstruatie-mythe’ trof men vooral aan in natuurwetenschappelijke verhandelingen over het vrouwelijk lichaam. In de meer praktisch en therapeutisch gerichte traktaten over de behandeling van vrouwenaandoeningen ontbreekt de mythe. Orlanda Lie benadrukt het belang om het verleden te beschouwen tegen het licht van de geldende normen en waarden in die tijd. Welke kennis had men in de middeleeuwen over het vrouwelijk lichaam en seksualiteit? Welk werelden mensbeeld lag hieraan ten grondslag? Er volgt een levendig en boeiend verhaal over vrouwengeneeskunde in de middeleeuwen. Ze legt uit hoe fysiologische kennis, verweven met denkbeelden over man-vrouw verhoudingen, tegen de achtergrond van de groei van universiteiten en de ontwikkeling van de boekdrukkunst, er langzaam maar zeker voor zorgden dat vrouwengeneeskunde steeds meer een mannenzaak werd. De middeleeuwse geneeskunde is gebaseerd op de elementen- en humorenleer uit de Griekse Oudheid. Aristoteles kende primaire eigenschappen (heet, koud, droog en vochtig) toe aan de elementen en het lichaam. Een disbalans in het lichaam, bijvoorbeeld te koud en te vochtig, veroorzaakte ziekte. Behandeling bestond uit het herstellen van de balans. Deze kijk op de fysiologie hing samen met de toenmalige man-vrouw verhouding. Het mannelijk lichaam, heet en droog, zou van nature gezonder zijn dan het vochtige en koude lichaam van een vrouw. De man was het volmaakte product, terwijl men de vrouw als een mislukte man zag. Vrouwen hadden lichter bloed en hersenen dan mannen en zouden wankelmoediger zijn. Daarom vond men vrouwen destijds niet geschikt om bestuursfuncties te vervullen. In de meeste Middelnederlandse1 gynaecologische verhandelingen werd fysiologische kennis gecombineerd met therapeutische en/ 1 Voorloper van de moderne Nederlandse taal, werd gesproken tussen 1200-1500 of obstetrische informatie. Naast medische naslagwerken, zorgden in volkstaal geschreven encyclopedieën en voorlichtingsboekjes voor mannen ervoor, dat kennis over het vrouwelijk lichaam en seksualiteit voor een steeds breder publiek toegankelijk werd. Verloskunde werd een universitair vakgebied, maar vrouwen waren daar niet welkom om te werken. Daarnaast kregen mannelijke artsen de supervisie over vroedvrouwen. Al met al schoof de groeiende claim die mannen op vrouwengeneeskunde legden, de ervaringsdeskundigheid van (vroed)vrouwen opzij: vrouwengeneeskunde werd een mannenzaak. Met haar enthousiasme zou Orlanda Lie nog uren kunnen doorvertellen. Toch blijft het niet bij een historisch verhaal. Ze vraagt de zaal na te denken over de waarde van historisch besef voor huidige artsen in hun dagelijkse praktijk en benadrukt het belang van vermogen tot inleven in de wereld van de patiënt. Met deze gedachten eindigt de eerste van een reeks lezingen. Er volgen nog vier lezingen binnen dit thema. U kunt daarbij zijn. De Pelerin Lezingen worden georganiseerd door de Werkgroep Medische Geschiedenis MUMC+. De lezingen zijn gratis en vrij toegankelijk. Locatie: Greepzaal op nivo 4 van het academisch ziekenhuis Maastricht, van 17.00-18.15 uur. 15 december 2015 Reinier de Graaf en zijn bijdrage aan de ontwikkeling van de verloskunde in de 17e eeuw, door Dr. H. Houtzager (Delft) 19 januari 2016 Vroedvrouwen in de 19e en 20e eeuw, door Dr. M. Nieuwenhuijze (Maastricht) en drs. P. Boselie (Sittard) 8 maart 2016 De technologische wending in de verloskunde na 1960, door Dr. M. Nieuwenhuijze (Maastricht) en prof.dr. E.S. Houwaart (Maastricht) 10 mei 2016 Anticonceptie en Organon, door prof.dr. T. Pieters (Utrecht) Informatie en vragen: pelerin-lezingen@maastrichtuniversity.nl 7 op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Werving, stageplaatsen en accreditatie Onrust in de Opleidingspraktijk? DOOR MARION VAN LIEROP, COÖRDINATOR COSCHAP HUISARTSGENEESKUNDE EN LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM HUISARTSGENEESKUNDE Werving Het zal u niet ontgaan zijn: de stageplaatsen in de huisartspraktijk zijn gewilder dan ooit. Zeer waarschijnlijk bent u door ons gemaild, gebeld, kreeg u bezoek van of bent u aangeschreven door onze onderwijscoördinator Lilian Aarts. Daarnaast kregen we de laatste maanden regelmatig signalen van opleiders die benaderd waren door coassistenten van andere medische faculteiten uit het land, op zoek naar een stageplaats. In Maastricht wordt de werving gedaan vanuit de Universiteit, door onze vakgroep. Het is Maastrichtse studenten niet toegestaan om zelf hun stageplek te zoeken. Er is een aantal redenen waarom dit niet gewenst is. De medische faculteit in Maastricht is hier heel duidelijk over: geneeskundestudenten mogen niet werven voor hun eigen reguliere coschap plaatsen. Dat geldt niet alleen voor huisartsgeneeskunde, maar voor alle disciplines. Maar al te vaak blijkt de zelf geworven coschapstageverlener een persoonlijke band te hebben met de coassistent: hij/zij is familie, een kennis of het betreft de eigen huisarts. Deze relatie is niet gewenst bij een officiële programma-activiteit waarbij de coassistent zich moet laten beoordelen op zijn kennen en kunnen door de huisarts-opleider. Tegelijkertijd willen wij voorkomen dat coassistenten gaan rondbellen in wervingsgebieden van andere faculteiten, waardoor de stageplaatscapaciteit van de dichtstbijzijnde faculteit in het gedrang kan komen. Landelijke afspraken Over de wervingsgebieden zijn landelijk afspraken gemaakt. Net zoals de klinische disciplines Onderwijsen OpleidingsRegio’s (OOR) hebben vastgelegd, zo hebben sinds 2009 de Huisartsopleidingen en de basiscurricula Huisartsgeneeskunde hun eigen wervingsregio’s besproken en vastgelegd. Deze verdeling is gebeurd op basis van capaciteit van de verschillende universiteiten, en geschiedt op basis van postcode, vandaar ook wel de naam postcodegebied. Zo strekt het postcode gebied van Maastricht zich uit van 4600 (Bergen op Zoom) tot Venlo (5900) en alles wat daar onder zit. In de grensgebieden hebben we goede afspraken over gemeenschappelijke werving met buurfaculteiten Nijmegen, Utrecht en (in mindere mate) Rotterdam. 8 De vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht plaatst geen coassistenten buiten het eigen postcode gebied. Vraag stijgt De vraag naar stageplaatsen/werkplekken blijft toenemen door: • De toename van het aantal geneeskundestudenten, momenteel 350 studenten per jaar (UM) • Ruimtegebrek in de praktijk (andere disciplines hebben ook stageplaatsen nodig) • De toegenomen werkdruk in de praktijk (tijdgebrek) • Meer deeltijdwerkende huisartsen • De doorstroom van opleiders van coassistenten naar de groeiende Maastrichtse huisartsopleiding Dit speelt niet alleen in Maastricht; landelijk kampen alle acht instituten met tekorten, waardoor soms zelfs wachtlijsten ontstaan. Dat maakt het des te belangrijker om landelijk goede afspraken te maken om alle beschikbare stageplaatsen zo optimaal mogelijk te benutten. Hierbij vragen wij ook van u, als zelfstandig opererend opleider van coassistenten om uw medewerking, waarbij wij uiteraard begrijpen dat u zelf bepaalt met welk opleidingsinstituut u samenwerkt. Blijft de accreditatie van het coschap? Er is nog onrust in het coschap ontstaan door een brief in juli aan alle opleiders afkomstig van het Accreditatie Bureau Cluster 1 van de KNMG: het opleiden van coassistenten in de praktijk werd niet langer accreditabel geacht. Het afschaffen van deze regeling was voorzien voor 1 september 2015, maar werd stilzwijgend door iedereen verschoven naar 1/1/16. Voor alle duidelijkheid: de afschaf van accreditatiepunten betrof alleen het opleiden van de coassistent op de werkplek, niet de aangeboden scholingsactiviteiten. Zo bieden wij in Maastricht bijvoorbeeld twee maal per jaar een geaccrediteerde scholingsmiddag aan. In Medisch Contact (22 september 2015) konden we lezen dat deze beslissing bij een aantal betrokken collega’s op onbegrip stuitte. Sommigen gaven aan geen co’s meer te willen opleiden, en enkelen riepen collega’s op hetzelfde te doen. Over deze kwestie zijn alle faculteiten al geruime
3e uitgave 2015 tijd in overleg met elkaar en met ABC1. Met succes, want half oktober heeft ABC1 aangegeven dat er mogelijkheden zijn om het praktijkopleiden te blijven accrediteren. Alle coschapcoördinatoren gaan hun programma’s ter beoordeling aanbieden aan ABC1. In ons programma is helder weergeven wat wij van u verwachten als opleider wat betreft het geven van feedback, het observeren, beoordelen en nabespreken van patiëntcontacten en het evalueren hiervan. Wij verwachten dan ook, dat voor ons gecombineerde coschap huisartsgeneeskunde- sociale geneeskunde er geen problemen zullen zijn om ook na 1 januari 2016 het opleiden van coassistenten te accrediteren. Dank voor jullie inzet en betrokkenheid. Aios-co model ‘ See one, do one, teach one’1 DOOR SANNE SCHEEPERS, AIOS JAAR 3 Sanne, Free en Paul Al1schrijvende besef ik opnieuw hoe snel (opleidings)tijd voorbij gaat als je je kunt bezighouden met afwisselende, leerzame of bijzondere dingen. De afgelopen acht weken, waarin ik van AIOS ineens ook opleider werd, zijn hier een goed voorbeeld van. Bij de start van mijn derde opleidingsjaar besprak ik al met mijn opleider dat ik graag een coassistent wilde begeleiden. Een perfecte manier, dacht ik, om te zien of opleiden bij me past en of het onderwijs een uitdaging voor mij in de toekomst zou zijn. Ik vond het best spannend, ondanks het feit dat mijn opleider, deskundig in onderwijzen, een prima vangnet was. Tijdens een voorbereidend leergesprek bespraken we dat we het in het begin op ons af zouden laten komen, om te kijken wat voor karakter en leerstijl ‘onze coassistent’ zou hebben en hoe we hier vervolgens op in zouden spelen. Wel hadden we vooraf eenzelfde hoofddoel. We wilden ons open en benaderbaar opstellen om een veilige leeromgeving te creëren. Hierdoor zou ‘onze co’ een groei kunnen doormaken en zichzelf kunnen profileren als toekomstig dokter. Ik denk dat het coschap huisartsgeneeskunde zich perfect leent om die groei te observeren. Vooral omdat je als opleider continuïteit kunt bieden en daardoor gedegen feedback kunt geven (en ontvangen), als basis voor een betekenisvolle beoordeling. Terugkijkend op mijn eerste échte ervaring met opleiden, heb ik veel geleerd. Het toetsbaar opstellen zijn we als 1 Vanaf mijn eerste coschap meegekregen maar nooit gedacht dat het credo opnieuw zo passend zou zijn. huisartsen in opleiding wel gewend door o.a. (video) beoordelingen in diverse vormen. Een derde frisse partij in de praktijk geeft toch net een andere kijk op dingen. Zo kunnen patiënten je, als krap twee jaar oudere jonge dokter, best een beetje verbaasd aankijken als je aankondigt dat er een jonge toekomstig collega meekijkt. Je ziet ze denken: hoe jong kan een dokter zijn? Het levert nog leukere blikken op als de jonge dokter i.o. ook nog eens een lineaallengte langer is dan de eigen jonge dokter, ik dus. Best grappig en een ideale ijsbreker. Verder is het leuk te merken dat patiënten zich aan jou als AIOS hechten en ietwat teleurgesteld kunnen zijn wanneer ze een ander gezicht zien. Maar dit maakt ook dat je als opleider moet inzien dat (verantwoord) loslaten, erg belangrijk is. Ik heb nu ook zelf ervaren dat tijdens spreekkamer observatie menig patiënt geneigd blijft naar jou als dokter te kijken. Dit kan de sfeer en soms ook lering van de coassistent beïnvloeden. Weten jullie dat het begeleiden van een co en het doorlopen van je opleiding prima valt te combineren? Ik liet regelmatig een eigen leerdoel of vraagstuk leidend zijn in een driegesprek met mijn Huisartsopleider en de coassistent. Zo keken we bijvoorbeeld in de tweede week al video’s via ALOBA (Agenda-led Outcome-based Analysis). Deze methode creëert een systemische aanpak in geven en ontvangen van feedback. Hierin is de gewenste uitkomst van het consult leidend. Dit zorgde voor efficiënte leergesprekken. Allereerst kreeg ik feedback op mijn video. Later was ik feedbackgever en bevrager via dezelfde methode. 9 op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Hierop kreeg ik dan ook weer feedback van mijn opleider, wat de leercirkel rond maakte. Vanaf het begin leerden we niet alleen door NHG standaarden of basisleerdoelen. Veel interessanter vonden we de gedachten achter bepaalde keuzes. Wat voor impact bepaalde gebeurtenissen op je hebben als jonge dokter en hoe je hierop reflecteert. Door verdiepende vragen kwamen we samen tot waardevolle persoonlijke leerdoelen, wat niet alleen de coassistent maar ook mijzelf inzicht gaf in belemmerende en helpende overtuigingen. Het bracht ons drieën extra verdieping tijdens de leergesprekken en dit maakte het voor mij pas echt interessant. Mijn leerpunten Wist je dat wanneer je verbeter- of knelpunten direct bespreekbaar maakt en teruggeeft aan de hand van casuïstiek, een evaluatiegesprek weinig nieuws brengt en dus een heel stuk minder spannend is voor beide partijen? Wist je dat het begeleiden van een coassistent een perfecte voorbereiding is voor je kennistoets? En dat dit vooral geldt wanneer je een leergierig iemand treft die doorvraagt en basisprincipes van bijvoorbeeld (patho) fysiologie wellicht nog iets minder diep in het geheugen heeft liggen als jijzelf? Laat dit je niet afschrikken maar zie het als een meerwaarde die jou scherp houdt. Wist je dat we het als AIOS huisartsgeneeskunde zo slecht nog niet hebben met het aantal KPB’s2 en andere beoordelingen die we moeten scoren? Wist je dat hoe catchy de zin ‘elke co is een risico’ ook mag klinken, het enkel een weergave blijft van je eigen manco? Je gaat een intensieve samenwerking aan en zult altijd scherp moeten blijven. Je blijft eindverantwoordelijk en je moet zeker zijn van passende, correcte huisartsenzorg. Wist je dat de huisartsopleiding Maastricht altijd zoekt naar geïnteresseerde AIOS die een kijkje willen nemen in de onderwijswereld en het opleiden net als ik als een uitdaging zien? Tot slot een kort bedankje aan Laury de Jonge en Henk Goettsch voor de prettige evaluatiegesprekken en spuisessies. En Paul Schrijver, mijn huisartsopleider. Hij heeft me gecoacht en kans gegeven dit te doen. En last but not least: Free Sandmann, alias ‘onze co’. Bedankt voor je enthousiasme en de fijne samenwerking. Veel succes met de afronding van je opleiding tot basisarts! 2 KPB=Korte Praktijk Beoordeling GRGE Wat mogen we redelijkerwijs van een (goede) arts verwachten? DOOR ROB HOUTEPEN, DOCENT VAKGROEP HEALTH, ETHICS AND SOCIETY GRGE heet zo omdat het is gestart als een combi van GezondheidsRecht en GezondheidsEthiek. Sinds 2001 maakt dit programma deel uit van de Maastrichtse basisopleiding geneeskunde, in Jaar 3 en in de coschappen. In die periode krijgen studenten ook met echte patiënten te maken. Van meet af aan is er voor gekozen om niet theoriegestuurd te werken, maar praktijkgestuurd, specifieker: discussiegestuurd. In jaar 3 dragen wij zelf nog de casus voor uitwerking in een werkstuk en voor discussie aan. Daarna werken studenten een eigen casus (of breder: praktijkobservaties) uit binnen de door ons aangeboden thema’s. In totaal bieden we enkele tientallen thema’s met 10 literatuurpakketten aan. Een student kiest er steeds één uit. De GRGE-docent beoordeelt de ingestuurde werkstukken per groep (van 10 tot 15 studenten) en plant op grond daarvan het verloop van de bespreking. Daar worden de thema’s besproken aan de hand van een selectie van de ingestuurde casus. In de loop der jaren is het accent verschoven van de ‘vakken’ ethiek en recht naar discussies over de vraag uit de titel, dus over medische professionaliteit in bredere zin. Uiteindelijk draait de discussie om drie V’s: 1. Wat is de verantwoordelijkheid van de arts? 2. Hoe krijgt en behoudt de arts vertrouwen? 3. Waarover moet de arts aan wie verantwoording afleggen?
3e uitgave 2015 Als het gaat om ‘wiens vertrouwen?’ en ‘verantwoording aan wie?’ gebruiken we een structuur van vier P’s: 1. De professie 2. De patiënt (en naasten) 3. Het publiek 4. Je eigen persoon (cognitief en emotioneel) Als arts moet je handelen naar de normen van je beroepsgroep. Je bereikt niets zonder het vertrouwen van patiënten en naasten. Maar het uitoefenen van de artsenrol is ook afhankelijk van het draagvlak bij allerlei publieke ‘derden’: organisatie, sector, verzekeraars, publieke opinie(s), overheidsregulering en –financiering. Wil je het volhouden, dan moet je er als persoon achter staan. De drie V’s zijn nooit vanzelfsprekend en tussen de vier P’s bestaat vaak spanning. Binnen dit geheel zullen ethische en juridische aspecten, mede door ons bronnenaanbod, vanzelf hun weg vinden. Binnen het coschap ’Sociale Geneeskunde en Huisartsgeneeskunde’ bieden we drie hoofdthema’s aan: • Privacy, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim • Grenzen aan preventie? • Verantwoordelijkheidsverdeling in en rond de eerstelijnsgeneeskunde Bij het laatste thema is hét referentiedocument het NHGStandpunt Kernwaarden Huisartsgeneeskunde uit 2011. We nodigen studenten uit om te reflecteren op de vraag hoe relevant en realistisch deze waarden zijn voor de door hen waargenomen huisartspraktijk. Marlous Vermeulen is zo’n coschapstudent die de opdracht GRGE in het coschap Huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde uitvoerde. Hieronder haar verslag. Column Een arts met regie?! DOOR MARLOUS VERMEULEN, COSCHAPSTUDENT Tijdens mijn coschap in de huisartsenpraktijk is mij opgevallen dat de ouderenzorg vaak voor leuke discussies in de koffiekamer zorgt. “Je weet wel, meneer Janssen,*1vader van P. Janssen, met dat CVA in de voorgeschiedenis waardoor halfzijdig verlamd, diabetes en een darmtumor? Ja, hij kwam vandaag weer langs, had ditmaal last van vergeetachtigheid. Gek hè, als je 87 jaar bent!? Wilde hij ook nog een scan!” Het vervolg van dit gesprek gaat meestal hetzelfde, niemand durft het beste advies te geven qua in te zetten diagnostiek of behandeling. Elke optie is discutabel en de discussie eindigt vrijwel altijd zonder conclusie, omdat de pauze dan weer voorbij is. Wat wel duidelijk wordt in deze discussies is dat de huisarts hier de touwtjes in handen heeft om meneer Janssen wel of niet door te sturen voor aanvullend onderzoek. Om te voorkomen dat meneer Janssen bij de ene praktijk anders behandeld wordt, dan bij de andere praktijk, zijn er richtlijnen opgesteld. Deze richtlijnen zouden de huisartsen handvatten moeten geven ten aanzien van de behandeling, maar tegenwoordig worden ze eerder als richtlijn gebruikt om aan te geven of de huisarts wel of niet goed gehandeld * Fictieve patiënt heeft. Vroeger was de mening van de (huis)arts heilig voor de patiënt, maar in de loop der jaren is de mening van de patiënt steeds belangrijker geworden. Patiënten denken mee of denken het beter te weten. “Mijn buurman is ook 85 jaar en daarbij werd nog wel een MRI-scan gedaan.” Als deze situatie zich voordoet, zal de patiënt om shared decision making vragen. Een hip begrip in de laatste ontwikkelingen omtrent de regie van de huisarts. Patiënten praten mee over de behandeling. Hierdoor zijn ze ook minder snel tevreden als de dokter een beslissing maakt. Doet hij het niet goed, dan loopt de arts het risico dat hij voor het tuchtcollege moet komen. Als dan blijkt dat hij afgeweken is van de richtlijnen, moet hij daar een hele sterke onderbouwing voor hebben om er mee weg te komen. Maar tijdens deze koffiekamerdiscussies – die zich ook al hebben voortgezet in de media – gaat het juist om het feit dat artsen ten aanzien van de ouderenzorg steeds vaker van de richtlijnen moeten of mogen afwijken. Artsen zouden niet meer eindeloos diagnostiek en behandelingen hoeven inzetten binnen de ouderenzorg, maar de consequenties voor de toekomst in overweging nemen. ‘Iedereen’ lijkt dit te beamen, maar ik zie er nog maar weinig van terug op de werkvloer. Hoe kan dat toch? Artsen krijgen de optie om 11 op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 te doen wat goed voor ze voelt, maar doen het nog veel te weinig. Zijn we bang? Zijn we onzeker? Denken we er achteraf toch spijt van te krijgen? “Beter spijt van iets dat je wel gedaan hebt, dan van iets wat je niet gedaan hebt”, dat principe? Misschien dat de literatuur meer duidelijkheid kan bieden… In De huisarts en de tijdgeest1 wordt gezegd dat je als arts moet meedenken met de wens van de patiënt en toegeven aan diens wensen zolang je de patiënt daar niet mee schaadt. Maar zou dit ook betekenen dat je overbodige onderzoeken en behandelingen moet starten omdat de patiënt dat graag wil? Want ook in dit artikel wordt gezegd dat dit mogelijk voor extra kosten kan zorgen. En laat het nou zo zijn dat de kosten binnen de zorg het andere kritische media topic van dit moment zijn. In Medische dogmatiek spreekt Ignace Schretlen zijn waardering uit voor het weloverwogen afwijken van een richtlijn in tegenstelling tot het roekeloos volgen ervan. Hierin lijkt Schretlen2 wel goed op de hoogte van de overwegingen van de arts. Daarnaast verafschuwt hij dat er ook artsen zijn die verkondigen zich keurig aan de richtlijnen te houden als er wat verkeerd gaat. Zou het niet net zo strafbaar moeten zijn dat je je eigen hersens niet gebruikt wanneer je een richtlijn volgt? Een huisarts heeft drie kernwaarden die hij/zij zal nastreven: de zorg is generalistisch, continu en persoonsgericht.3 Met name dat laatste zou natuurlijk suggereren dat zij geen richtlijnen volgen, maar per patiënt bekijken wat het beste voor diegene is. Dus die ene patiënt van 87 jaar krijgt nog wel een MRI, maar die andere niet. Klinkt plausibel, maar is het aan de arts om te bepalen welke zorg voor welke patiënt goed is? In Ondersteunend personeel in de huisartsenpraktijk4 wordt aandacht besteed aan de toenemende belasting van de huisarts, in verband met de vergrijzing en bezuinigingen binnen de tweede lijn. Een steeds groter deel van de patiënten in de huisartsenpraktijk krijgt te maken met multiproblematiek, waardoor een ziektebeeld niet meer op zichzelf gezien en behandeld kan worden, dus de meeste richtlijnen dan dus ook niet. Zijn we hier nu veel wijzer van geworden? Simpel is het in ieder geval niet. Ik denk dat we blij mogen zijn met de mening van de patiënt, want dit zorgt voor meer uitdaging binnen de medische wereld. Ook de multiproblematiek zorgt voor het nodige denkwerk in de praktijk. Richtlijnen zijn handig, maar moeten niet de regie nemen over de zorg voor een patiënt. Mocht het zo zwart-wit zijn, dan konden we ook een robot de regie laten overnemen. Laten we elke patiënt als een uitdaging zien, en afhankelijk van de patiënt en zijn/klacht bepalen hoeveel regie we in eigen hand nemen. Dus wat wil en kan meneer Janssen nog? Tuchtcollege Helaas werd de zitting van 16 maart afgezegd, waardoor ik – na toestemming van R. Houtepen – dit onderdeel niet heb kunnen maken. Reflectiebijlage: Waar en hoe kan een arts inspelen op de betekenis van veroudering en ouderdom voor de patiënt? Goed oud worden, is jong blijven.5 De Grey6 zegt dat veroudering het resultaat is van twee krachten: verval en het onvermogen tot herstel. De arts kan hier op in spelen door het verval te beperken en het onvermogen te ondersteunen. Dit remt het verouderingsproces wel enigszins, maar voorkomt het natuurlijk niet. Ik vind dat de rol van de arts hierin moet zijn om sommige klachten of ziektebeelden wel als passend bij de veroudering te beschouwen. De arts zal deze klachten zo veel mogelijk moeten behandelen, zolang de patiënt er beter van kan worden. Maar de arts moet wel weten waar de grens ligt. Soms is deze grens erg dun, waardoor de arts moet blijven evalueren wat hij nu aan het behandelen is. Bereik je er nog wat mee? Of moet je de veroudering zijn gang laten gaan, waardoor de patiënt op de meest natuurlijke manier zal overlijden? Twee termen worden hiervoor in de literatuur genoemd: ‘life span’ en ‘health span’.7 Hierover vind ik dat een arts bij ouderen in het algemeen moet streven naar een verlengd gezond leven, in plaats van een zo lang mogelijk leven. Met als kanttekening dat de arts dit altijd moet bespreken met de patiënt en dit zo nodig moet kunnen bijstellen. Bronnen 1. Jolanda Dwarswaard, Margo Trappenburg, De huisarts en de tijdgeest, Huisarts & Wetenschap 2012; 55(11):504-8 2. Ignace Schretlen, Medische dogmatiek, Arts&Auto, 16 februari 2015 3. NHG-Standpunt: Kernwaarden huisartsgeneeskunde: generalistisch, persoonsgericht en continu. Vastgesteld in de Algemene Ledenvergadering van het NHG op 9 juni 2011 4. NHG/LHV-Standpunt: Het (ondersteunend) team in de huisartsenvoorziening. Actualisering van het NHG/LHV-Standpunt ‘Ondersteunend personeel in de huisartsenvoorziening’ uit 2005. Vastgesteld in de Algemene Ledenvergadering van het NHG op 9 juni 2011 5. Jan Baars, De ouderdom komt steeds eerder, De verdieping - Trouw 6. Coen Verbraak, Vitaal worden is hard werken, NRC 7. Andrea Maier, Verouderen als een Rolls-Royce, Zomerportret, Nr. 29/30 - 17 juli 2014 12
3e uitgave 2015 European General Practice Research Network (EGPRN) Call for abstracts: Medical Overuse DOOR HANNY PRICK, ORGANISATIE De EGPRN is een Europese netwerkorganisatie voor onderzoek in de Huisartsgeneeskunde. De EGPRN bestaat al 40 jaar. Twee keer per jaar komen uit diverse Europese landen onderzoekers en belangstellenden bij elkaar om hun ervaringen rondom een bepaald thema uit te wisselen. Er zijn diverse soorten lezingen van plenair tot posterpresentaties. Voor junior onderzoekers is het een prima platform om laagdrempelig internationale ervaring op te doen. De locatie (stad en land) wisselt telkens. Komende EGPRN wordt gehouden in Tel Aviv, Israël van 21-24 mei 2016. Het thema is: “Research on Medical Overuse: Overdiagnosis and Overtreatment in Family Medicine and Primary Care”. De deadline om een abstract in te dienen is 15 januari 2016. Voor meer informatie, kijk op www.meeting.egprn.org of stuur een email naar Hanny.Prick@maastrichtuniversity.nl van de organisatie. WESP-student: Sofie Compiet ECG’s in de huisartspraktijk; Deel 1 BEGELEIDERS: JELLE STOFFERS, ROBERT WILLEMSEN EN KAREN KONINGS Vraagstelling Naar aanleiding van een in 2014 gepubliceerd nascholingsartikel van Chan, Konings en Willemsen in Huisarts en Wetenschap, laaide de discussie over indicatiestelling voor ECG’s in de huisartspraktijk opnieuw op. Voor welke indicaties willen huisartsen ECG’s maken? En verschilt dit van huisartsen die niet zelf ECG’s beoordelen en cardiologen (vanuit perspectief van de huisarts)? Studiedesign Een vignetstudie met negen casus. Deelnemers waren huisartsen die zelf ECG’s beoordelen, huisartsen die dit uitbesteden en cardiologen. Primair resultaat en conclusie De overeenstemming over indicaties tussen alle deelnemersgroepen was het hoogst bij verdenking atriumfibrilleren (93%) en verdenking ritmestoornis op basis van tachycardie (96%). De overeenstemming met de huidige NHG-standaarden voor ‘non-indicaties’, zoals verdenking myocardinfarct (66%), screening na plotse hartdood in de familie (60%) en sportkeuring (66%), was in deze vignetten minder groot. Conclusie Zowel huisartsen als cardiologen (vanuit perspectief van de huisarts) maken in deze vignetstudie vooral afwijkende keuzes ten opzichte van de NHG-standaarden met betrekking tot eerder genoemde non-indicaties voor ECG’s in de huisartspraktijk. 13 op één lijn 53
1 e uitgave 2014 3e uitgave 2015 WESP-studenten: Laura Vandermaesen en Marissa Meegdes Patronen in polyauto-immuniteit? BEGELEIDERS: GEERT-JAN DINANT EN LUC GIDDING Titel Kunnen we patronen herkennen in poly-auto-immuniteit? Vraagstelling Wanneer een patiënt meer dan één auto-immuunziekte heeft, wordt dit poly-auto-immuniteit genoemd. Door de vergrijzing is er steeds meer multimorbiditeit en de incidentie van auto-immuunziekten stijgt ook volop. De hypothese van ons onderzoek, dat meerdere autoimmuunziekten binnen eenzelfde patiënt voorkomen, leidde tot de vraagstelling: Kunnen we patronen herkennen in poly-auto-immuniteit? Studiedesign Retrospectief onderzoek naar huisartsinformatiesysteem data van Stichting Gezondheidscentra Eindhoven, met een totaal van ruim 96.000 patiënten. Wij hebben 14 veelvoorkomende auto-immuunziekten bekeken. Per combinatie analyseerden we de mate van polyauto-immuniteit. Primair resultaat en conclusie Van de 84 bekeken combinaties bleken 35 paren significant geassocieerd. Psoriasis had de meeste significante combinaties; tien. We hebben ook een tijdsvolgorde aangebracht en precieze patronen aangetoond. Wanneer een patiënt een auto-immuunziekte heeft, is de kans op een tweede auto-immuunziekte groter dan bij patiënten zonder auto-immuunziekte. WESP-student: Robbie van Kraaij Distress bij oudere patiënten met kanker BEGELEIDERS: MARJAN VAN DEN AKKER & FRANK BUNTINX Vraagstelling Hoe vaak komt distress voor bij oudere kankerpatiënten (70+) vergeleken met jongere kankerpatiënten (50-69 jaar) en oudere patiënten zonder kanker binnen drie en na zes maanden na de diagnose? Welke factoren bij baseline beïnvloeden de prevalentie? Studiedesign Deze cohortstudie is onderdeel van KLIMOP (Kanker bij Limburgse Ouderen Project). Distress werd geanalyseerd in relatie tot socio-demografische factoren, coping, kwaliteit van leven, functioneren en kwetsbaarheid. Primair resultaat en conclusie Rond de diagnose kanker kwam distress voor bij 31% van de oudere kankerpatiënten vergeleken met 34% van de jongere kankerpatiënten en bij 20% van ouderen zonder kanker. Na zes maanden was dat respectievelijk 25%, 25% en 20%. De belangrijkste geassocieerde factoren waren pijn en kwaliteit van leven. 14 op één lijn 53
3e uitgave 2015 WESP-student: Iris Habets Patiëntparticipatie in het multidisciplinair overleg BEGELEIDERS: LOES VAN BOKHOVEN EN JERÔME VAN DONGEN Vraagstelling Om meer regie en een centrale rol in het zorgproces te krijgen, participeren patiënten met chronische aandoeningen steeds vaker in multidisciplinair overleg (MDO). Wij hebben in verschillende settingen onderzocht wat de frequentie is van dit type overleg en welke succesfactoren en knelpunten worden ervaren door zowel patiënt als zorgprofessional. Studiedesign Een combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek waarbij een enquête is afgenomen, MDO’s zijn geobserveerd en zorgprofessionals, patiënten en familieleden individueel zijn geïnterviewd. Primair resultaat en conclusie In veel organisaties is patiëntparticipatie tijdens een MDO nog niet vanzelfsprekend. Het succes van deze MDO’s kan worden verbeterd door het realiseren van: een relatie gebaseerd op vertrouwen, een lage drempel tussen patiënt en zorgprofessionals, een goede voorbereiding, een gezamenlijk doel, een duidelijke structuur met adequaat voorzitterschap en niet teveel deelnemers aan tafel. WESP-student: Tessa van Boekholt en Lex Oversier Cardiopulmonale klachten op de huisartsenpost BEGELEIDERS: ANGEL SCHOLS EN JOCHEN CALS Vraagstelling Veel patiënten met cardiopulmonale klachten op de huisartsenpost (HAP) worden verwezen naar de tweedelijn. Vaak blijkt er echter geen sprake te zijn van ernstige pathologie en worden patiënten naar huis gestuurd. We wilden meer inzicht krijgen in ervaringen en meningen van en mogelijke ondersteuning voor huisartsen bij het diagnosticeren en beleid van patiënten met cardiopulmonale klachten op de HAP. Studiedesign Een kwalitatieve studie bestaande uit face-toface interviews met 15 huisartsen werkzaam op huisartsenposten in Limburg. Primair resultaat en conclusie Huisartsen vonden cardiopulmonale consulten tijdens diensturen lastig, waarbij potentiële cardiale klachten als moeilijker werden ervaren dan longklachten, uitgezonderd longembolie. Huisartsen associeerden cardiopulmonale consulten met spanning en onzekerheid, die leidden tot defensief gedrag. Ze verschilden van mening over de toegevoegde waarde van aanvullende diagnostiek op de HAP. Deze nieuwe inzichten in ervaringen van huisartsen met cardiopulmonale consulten kunnen beleidsmakers ondersteunen bij het verminderen van het aantal verwijzingen naar de tweedelijn en meer begrip tussen eerste- en tweedelijns artsen stimuleren. 15 op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 De STER studie Doe mee met de STER studie! DOOR DENNIS DE RUIJTER, PROMOVENDUS VAKGROEP GEZONDHEIDSBEVORDERING Helpt online advies om stoppen met roken richtlijnen beter te gebruiken? Bent u praktijkondersteuner, praktijkverpleegkundige of verpleegkundig specialist werkzaam in de huisartsenpraktijk en geeft u stoppen met roken begeleiding? Doe dan mee met de STER studie! De STER studie beoogt u, zorgprofessional in de huisartsen-praktijk, te ondersteunen om bewezen effectieve stoppen met roken richtlijnen zoals de STIMEDIC, de Minimale Interventie Strategie (MIS) of de Nederlands Huisartsen Genootschap- Standaard (NHG), optimaal uit te voeren. Zulke richtlijnen werken namelijk het beste als alle stappen volledig worden uitgevoerd. In de STER studie krijgt u, via een online programma, adviezen die aansluiten bij uw persoonlijke situatie. Deze adviezen kunnen u helpen bewezen effectieve stoppen met roken richtlijnen optimaal te gebruiken. U kunt als zorgprofessional in de huisartsenpraktijk gebruik maken van het programma waar en wanneer u dit het beste uitkomt. Begin 2016 zal er gestart worden met een grootschalig onderzoek naar het effect van het online advies op maat programma. De STER studie wordt gesubsidieerd door KWF Kankerbestrijding en uitgevoerd binnen de vakgroep Gezondheidsbevordering van de Universiteit Maastricht. Hierbij wordt nauw samengewerkt met de vakgroep Persuasieve Communicatie van de Universiteit van Amsterdam. Wat levert deelname op? • Het doel van het advies op maat is om rokers nóg beter te kunnen ondersteunen • Bij volledige deelname aan het onderzoek (als u alle drie de vragenlijsten invult) ontvangt u een cadeaubon ter waarde van € 50,• U draagt bij aan een onderzoek naar het effect van een online advies op maat programma • Deze studie kan de kwaliteit van stoppen met roken begeleiding in de huisartsenpraktijk verbeteren Wat kunt u verwachten als u deelneemt aan de STER studie? • Deelname aan de STER studie duurt 12 maanden • Deelnemers worden willekeurig in twee groepen ingedeeld: de interventiegroep of controlegroep • Beide groepen vullen 3 online vragenlijsten in, nodigen rokers uit voor deelname aan de STER studie en vullen een checklist in na elk consult • De interventiegroep krijgt advies op maat en toegang tot verschillende e-learning modules en een online forum Aanmelden? Voor meer informatie over (de opzet van) het onderzoek en om u aan te melden voor deelname aan de STER studie kunt u onze website www.sterstudie.nl bezoeken of een e-mail sturen naar sterstudie@maastrichtuniversity.nl De CAPiTA studie Eind goed al goed In maart 2015 werden de resultaten van de CAPiTA trial gepubliceerd in The New England Journal of Medicine. Hierin werd het effect van pneumokokkenvaccinatie op het voorkomen van community-acquired pneumonie (CAP) en invasieve pneumokokkenziekte (IPD) onder ouderen onderzocht. Aan de studie werkten meer dan 2200 huisartsen uit heel Nederland mee en 84.496 deelnemers. Er werd een vaccin-effectiviteit van 45% aangetoond in het voorkomen van vaccintype pneumokokken-CAP en een vaccin-effectiviteit van 75% in het voorkomen van vaccintype IPD, beide sterk significant. Een effect op mortaliteit werd niet gevonden. De effectiviteit van het vaccin nam niet af over de studieduur (gemiddeld 4 jaar). Het vaccin bleek veilig: ziekenhuisopnames en sterftes waren in beide groepen gelijk. (Bron: Nieuwsbrief Julius Centrum Utrecht) 16
3e uitgave 2015 Promotie Papa, do preach! DOOR MARK SPIGT EN LUC GIDDING, ONDERZOEKERS Op 14 oktober 2015 promoveerde onze Ethiopische collega Selamawit Mengesha Bilal in Maastricht. Haar proefschrift luidde: “The fathers’ role in child nutrition in Ethiopia”. Zij was een van de Afrikaanse promovendi die door onze hoogleraar Geert-Jan Dinant en Universitair Hoofd Docent Mark Spigt werd begeleid als onderdeel van de internationale samenwerking tussen Mekelle University in Ethiopië, Alcalá University te Madrid en Maastricht University. Bilal en haar team hebben onderzocht in hoeverre in Ethiopië de betrokkenheid van de vader van invloed is op de gezondheid van het kind. Zij hebben gekeken of kindjes beter te eten krijgen, als hun vader met ze speelt, hun luiers verschoont, op de hoogte is van opvoedingszaken, etc. Daar bleek een sterk verband tussen te bestaan, in de richting die je zou verwachten. Dat wetende heeft ze ook gekeken hoe we de vaders meer kunnen betrekken bij de opvoeding. Uit dat onderzoek bleek dat veel hulpverleners er bij voorbaat al vanuit gingen dat de vader toch niet geïnteresseerd was in de opvoeding en om die reden werd de vader ook niet betrokken bij de voorlichting. Zodoende kwam Bilal tot de volgende stelling: “ If there would have been a welcoming environment for fathers in child care and feeding education programs, especially in developing countries, where decision making and house hold income are the father’s responsibilities, children under-nutrition would not be such a huge public health problem as it is now.” The fathers’ role in child nutrition in Ethiopia Selamawit Mengesha Bilal Gedurende het onderzoek waren de onderzoekers zich voortdurend bewust dat dit thema niet alleen in Ethiopië actueel is. Wel als het gelinkt is aan ondervoeding misschien, maar ze konden zich goed voorstellen dat de betrokkenheid van de vader bij de opvoeding ook belangrijk is voor de gezondheid van kinderen in ‘rijke’ landen. Zijn al die papa-dagen misschien toch niet alleen leuk, maar wellicht ook gezond? Maar zowel in ontwikkelingslanden als in ‘rijke’ landen, is dit thema nog verassend weinig onderzocht. Gelukkig hebben wij goede vrouwelijke onderzoekers om ons op de vaderrol te wijzen! 17 op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Bruikbare wetenschap Gevarieerd voer voor generalisten DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Veilig rook blussen Stoppen met roken is lastig. Wellicht zullen de gesprekken over stoppen met roken in de spreekkamer weer toenemen nu de goede voornemens er weer aankomen. In de NHG Standaard is varenicline opgenomen als farmacotherapeutische ondersteuning, maar de laatste jaren was toch regelmatig twijfel over de zeldzame, maar mogelijke ernstige bijwerkingen van het middel. Hartaanvallen en zelfmoordpogingen doken op in het nieuws. Daniel Kotz kreeg toegang tot een enorme database in Engeland en vergeleek gegevens van 165.000 mensen die een stoppoging ondernamen met varenicline, bupropion of nicotinevervangende middelen. Beide geneesmiddelen (varenicline en bupropion) blijken geen verhoogd risico op cardiovasculaire of neuropsychiatrische bijwerkingen te geven. Varenicline is significant veiliger op vele uitkomstmaten waaronder cardiale aandoeningen, depressie en ‘self-harm’. Het is dus een veilig middel om patiënten te ondersteunen om de rook veilig uit de longen en het dagelijkse leven te verbannen. Piepende kinderen De appel valt vaak niet ver van de boom, en de bloesem ook niet (hatsjoe!). Kinderen van ouders met een allergische predispositie krijgen relatief vaker atopische klachten van piepen (soms astma), jeuk (eczeem) en niezen met rode ogen (rhinoconjunctivitis). Dianne de Korte onderzocht via grote GGD vragenlijsten in 2001, 2005 en 2010 wat de prevalentie was van atopische klachten en aandoeningen onder kinderen van 8 tot 11 jaar. In het decennium voor 2000 nam de prevalentie van piepende kinderen af, maar die trend heeft niet doorgezet. De prevalentie van eczeem (10,5% in 2010), piepen (6,2%) en astma (3,8%) bleef stabiel, terwijl die van rhinoconjunctivitis iets toenam (8,4% naar 12,3%). De kinderen uit de twee laatste vragenlijsten waren echter wat ouder. Voorlopig kunnen we dus geen afname verwachten van kinderen met jeuk, piepen en niezen op het (telefonische) spreekuur. Gelukkig zijn het dankbare aandoeningen om te behandelen. Een SOA test je nooit alleen Chlamydia is verreweg de meest geteste en de meest gevonden SOA in Nederland. In de huisartsenpraktijk diagnosticeren we jaarlijks 38.000 chlamydia infecties. 18 Maar de patiënt kan zijn SOA-test ook elders krijgen: bij de GGD of in het ziekenhuis. Juist de grootste risicogroep qua leeftijd (16-29 jaar) maakt vaak gebruik van meerdere zorgverleners, al dan niet gedreven door bewustzijn van het eigen risico en de kosten van SOA-diagnostiek. Casper den Heijer, ooit aios huisartsgeneeskunde, daarna gepromoveerd bij microbiologie en nu arts infectieziektenbestrijding bij de GGD, verbond deze werelden door de chlamydiadiagnostiek van alle zorgverleners uit de regio Parkstad te analyseren voor een periode van vijf jaar. Er werden in totaal bijna 23.000 chlamydia testen gedaan door huisarts, GGD of ziekenhuis (meestal gynaecoloog), waarvan 8,2% positief was. 75% van de positieve testen werden door de huisarts of GGD gevonden en behandeld. Wist u dat u ook een anorectaal wattenstaafje kunt laten testen op chlamydia? U doet het vast niet, want al deze testen in het onderzoek kwamen van de SOA kliniek. Van die testen was 7,5% positief. Dat zijn dan vast allemaal mannen-die-seks-hebben-metmannen, hoor ik u denken. Toch niet, want ook vrouwen kunnen anorectale chlamydia hebben. Opvallend was dat 55% van de mensen met een anorectale chlamydia infectie géén positieve urogenitale chlamydiatest had op dat moment. Wie weet, dienen we de manier van chlamydiadiagnostiek in de toekomst dus aan te passen. Meer angst in de spreekkamer? Angst zien we in alle facetten langskomen in de praktijk. Van gezonde ongerustheid tot invaliderende paniekstoornissen waarbij het überhaupt al lastig is om de patiënt het huis uit te krijgen. Luc Gidding ging in de medische registratie van de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven na hoeveel angst symptomen en gerelateerde diagnoses werden geregistreerd over een periode van 10 jaar. De prevalentie van angst symptomen verdubbelde in 10 jaar tot 0,9% en de prevalentie van angststoornissen verdriedubbelde tot 1,1%. Over de tijd zetten de huisartsen voor zowel angst symptomen als angststoornissen meer minimale interventies in en schreven ze minder vaak antidepressiva voor. Dit laatste past mooi bij de opkomst van de POHGGZ in onze praktijken. Sterk punt van deze studie is dat het team niet alleen naar ICPC-codes keek, maar ook naar ‘angst’ zocht in de vrije SOEP-tekst. Daarmee voorkwam het onderzoeksteam dat ze alleen het verbeterde muisklikgedrag van dokters over de jaren heen in kaart brachten. Overigens
op één lijn 53 3e uitgave 2015 bleek slechts 1 op de 18 patiënten met angst geen passende ICPC te hebben gekregen. Dat lijkt me een heel nette score in de praktijk van alledag. Meer cohesie in omgaan met adhesies Buikoperaties kunnen ook na lange tijd nog narigheid geven. Ofschoon de meerderheid van de snijdende specialisten het daarover eens is, doet niet elke beroepsgroep evenveel aan voorlichting en preventie van adhesies bij buikoperaties. Raymond Leclercq onderzocht samen met onderzoekers van de vakgroep Heelkunde in Maastricht of en hoe huisartsen abdominale adhesies meenemen in hun differentiaal diagnose bij patiënten met buikpijn in het algemeen en met mogelijke darmobstructie in het bijzonder. Van de 190 deelnemende huisartsen gaf 75% aan dat ze tot drie patiënten per jaar zien met een mogelijke darmobstructie. In de DD bij een mechanische ileus werden maligniteit (78%), faecale impactie (72%) en adhesies (64%) het vaakst genoemd als mogelijk onderliggende oorzaak. Overall gaf men aan dat ileus geen grote klinische uitdaging in de huisartspraktijk is. Over eventuele effectieve stappen bij gerichte verdenking op adhesies bij patiënten met buikklachten waren de meningen meer verdeeld, waarbij verwijzingen voor adhesiolyse zeldzaam zijn. Zelfsturende diabeten of niet-te-sturen zelfmanagement? Zelfmanagement bij chronische aandoeningen is de toekomst als je alle zorginspirators en –innovators mag geloven. Anneke van Dijk en haar team gingen op zoek naar klinische effectiviteit voor zelfmanagement ondersteuning gegeven door praktijkondersteuners in de huisartspraktijk aan diabetes patiënten. Ze zette daartoe een fraaie gerandomiseerde studie op waarbij de helft van de praktijkondersteuners uitgebreid getraind werd om bij patiënten die behoorlijke (emotionele) beperkingen bij het dagelijks functioneren ervaarden, op te pikken en hen te begeleiden bij het dagelijkse management van de diabetes met een focus op persoonlijke doelen. De 40 deelnemende praktijkondersteuners hadden 3.800 diabeten in hun bestand, waarvan uiteindelijk slechts 117 patiënten in de interventiegroep terecht kwamen en 147 in de controlegroep. Schokkender was echter dat slechts 14% van deze overgebleven patiënten in aanmerking kwam voor de zelfmanagement ondersteuning door de praktijkondersteuner, waardoor het inhoudelijke verschil tussen interventie en controle volledig verwaterde. De onderzoekers konden dan ook begrijpelijkerwijs geen effect op verbetering in dagelijks functioneren aantonen. Wederom blijkt de implementatie van zelfmanagement al lastig voor de gezondheidszorg, laat staan voor de patiënt zelf. Referenties • Cardiovascular and neuropsychiatric risks of varenicline: a retrospective cohort study. • Kotz D, Viechtbauer W, Simpson C, van Schayck OC, West R, Sheikh A. • Lancet Respir Med. 2015 Oct;3(10):761-8. doi: 10.1016/S2213-2600(15)00320-3. Epub 2015 Sep 6. • Stabilizing prevalence trends of eczema, asthma and rhinoconjunctivitis in Dutch schoolchildren (2001-2010). • de Korte-de Boer D, Mommers M, Gielkens-Sijstermans CM, Creemers HM, Mujakovic S, Feron FJ, van Schayck OC. Allergy. 2015 Aug 20. doi: 10.1111/all.12728. • • Who tests whom? A comprehensive overview of Chlamydia trachomatis test practices in a Dutch region among different STI care providers for urogenital, anorectal and oropharyngeal sites in young people: a cross-sectional study. • Den Heijer CD, van Liere GA, Hoebe CJ, van Bergen JE, Cals JW, Stals FS, Dukers-Muijrers NH. • Sex Transm Infect. 2015 Aug 11. pii: sextrans-2015-052065. doi: 10.1136/ sextrans-2015-052065. • Shifts in the care for patients presenting in primary care with anxiety; stepped collaborative care parameters from more than a decade. • Gidding LG, Spigt MG, Maris JG, Herijgers O, Dinant GJ. • Eur Psychiatry. 2015 Sep;30(6):770-7. doi: 10.1016/j.eurpsy.2015.06.002. Epub 2015 Jul 10 • Postoperative abdominal adhesions and bowel obstruction. A survey among Dutch general practitioners. • Leclercq RM, Van Barneveld KW, Schreinemacher MH, Assies R, Twellaar M, Bouvy ND, Muris JW. • Eur J Gen Pract. 2015 Sep;21(3):176-82. doi: 10.3109/13814788.2015.1055466. • Lessons learnt from a cluster-randomised trial evaluating the effectiveness of Self-Management Support (SMS) delivered by practice nurses in routine diabetes care. • Van Dijk-de Vries A, van Bokhoven MA, Winkens B, Terluin B, Knottnerus JA, van der Weijden T, van Eijk JT. • BMJ Open. 2015 Jun 25;5(6):e007014. MINC nascholingsdata 2016 Het Maastricht Infectieziekten Centrum (MINC) organiseert in 2016 weer vier geaccrediteerde nascholingsavonden voor huisartsen (in opleiding) en overig geïnteresseerden. De data en de onderwerpen zijn: • 18 Februari 23 Juni • 6 oktober Microbioom: een aha-erlebnis of toch gewoon van jezelf? Teek it or leave it Rotavirus en Kinkhoest, what’s new?! • 15 December Sepsis diagnostiek & behandeling: Snel, sneller, snelst… Locatie: Van der Valk Maastricht. Tijd: 17.45-21.30 uur Meer informatie op www.minc.eu 19
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Uit het hoofd Het roer gaat om DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Totdat het manifest “Het roer moet om” er was, leek het of de huisarts betaald werd als hij zich aan de regeltjes hield. Er ontstond een afvinkcultuur in relatie tot de zorgverzekeraars. Nu is het roer om en gaat het meer over goede zorg leveren. Huisartsenzorg is generalistische, persoonsgerichte zorg die zich uitstrekt over de medische, psychische en sociale zorg voor patiënten in de context van hun leefomgeving. Het intrinsieke kwaliteitsbeleid in de huisartspraktijk bestaat uit eisen voor herregistratie, met als belangrijkste pijlers voldoende werkzaam zijn als huisarts (overdag en in ANW-uren), voldoende geaccrediteerde nascholing, deelname aan toetsgroepen en visitatie van de individuele huisarts. Dit betreft medische professionaliteit. Het kwaliteitsbeleid omvat ook praktijkvoering- en organisatie. De partijen zien intervisie als belangrijk instrument om kwaliteit te bevorderen. Het gaat dus om vertellen en niet om tellen. Dit laatste kan heel goed aansluiten bij opleiden als we de vijf uitgangspunten van de huisartsopleiding bekijken: 1. Het leren van de aios in de praktijk staat centraal 2. Het leren in de praktijk wordt ondersteund door onderwijs op het opleidingsinstituut 3. Het leren van de aios wordt gestimuleerd door observatie, feedback, toetsing en beoordeling 4. De opleiding sluit aan op de ontwikkeling en ambities van de individuele aios 5. De opleiding wordt verzorgd door vakinhoudelijk en didactisch bekwame opleiders en docenten. De aios, opleider en docenten zien er op toe dat de aios zich evenwichtig ontwikkelt, binnen zo veel mogelijk uiteenlopende situaties, ofwel binnen alle tien huisartsgeneeskundige thema’s. Met behulp van het overzicht van thema’s en kenmerkende beroepsactiviteiten (KBA’s) gaan zij na of de aios voldoende brede ervaring opdoet, passend bij de fase van de opleiding. Zo nodig organiseren zij dat de aios ervaring op kan doen met voor hem/haar leerzame, uitdagende activiteiten, bijvoorbeeld door het sturen van patiëntenstromen of het koppelen van de aios aan andere medewerkers in en om de praktijk (collega huisartsen, praktijkondersteuners) die expertise hebben op bepaalde thema’s/KBA’s. De aios vraagt actief feedback op het eigen handelen en plant leergesprekken, gekoppeld aan leervragen op het gebied van competentiegebieden, thema’s en KBA’s. De opleider geeft feedback op basis van gerichte observaties en het stellen van vragen in de leergesprekken. De opleider geeft tevens ‘feed-forward’ door samen met de aios te benoemen wat de volgende keer van de aios wordt verwacht (gedrag, niveau) en op welke manier de aios dit kan bereiken. Door actief leervragen in te brengen tijdens het cursorisch onderwijs, krijgt de aios bovendien ondersteuning en feedback van docenten en mede-aios. De opleiding sluit aan bij de fase van ontwikkeling en de leerbehoeften van de aios als groep en de individuele aios (onderwijs op maat). De leeractiviteiten in de opleidingspraktijk/ stage en op het instituut zijn gericht op wat de aios nog niet volledig zelfstandig beheerst. Waar mogelijk worden keuzemogelijkheden geboden, rekening houdend met individuele leervragen en leerstijlen, zowel in het reguliere aanbod als in keuzeonderwijs en differentiaties. Hoe willen we dit bereiken in de huisartspraktijk? Naast de reguliere programma’s op de terugkomdag is dit vooral de keuze van opleidingspraktijken. Het instituut stemt de plaatsing van de aios in opleidings- en stagepraktijken zoveel mogelijk af op de leerbehoeften van de aios (met name in jaar 2 en 3). Het leerwerkplan van de opleidingspraktijk ondersteunt hierbij door haar leermogelijkheden voor de tien opleidingsthema’s te beschrijven. In de opleidingspraktijk en stages organiseren de aios, opleider en docent actief dat de aios ervaring opdoet met uitdagende, leerzame activiteiten, hier doelbewust mee oefent en feedback op vraagt. De aios werkt zijn of haar persoonlijke leerdoelen uit in het Individueel Opleidingsplan, onderdeel van het e-Portfolio. Het nieuwe, multifunctionele gebouw KIEZ aan de Noord Brabantlaan in Eindhoven gaat huisvesting bieden aan eerstelijnsorganisaties en opleidingen. De oplevering is voorzien in november 2015 en de eerste aios zullen hun intrek nemen per januari 2016. Een unieke mogelijkheid om onderwijs en praktijk op optimale wijze te integreren. 20
3e uitgave 2015 Kring- en scholingsorganisatie KOH zorgen voor randvoorwaarden en inhoudelijke aspecten van de huisartsenzorg. De zorgroepen realiseren vernieuwende zorgprogramma’s. Zowel huisartsopleiders als (nog) niet aan de opleiding verbonden huisartsen zijn bij hen aangesloten. Praktijken verschillen in de mate waarin zij met alle zorgprogramma’s werken. Het vanuit de opleiding inzetten van aios binnen de eerstelijnsorganisaties, voor zover dit past binnen de opleiding, is nuttig. De aios leert daar: • Aspecten van ketenzorg (beleid zorggroepen) • Rol van kaderartsen • Zorgprogramma’s als kwetsbare ouderenzorg, jeugdzorg, psychiatrische zorg • Rol Praktijkondersteuner • ICT-ontwikkelingen (patiënten-hub, domotica, telemonitoring) • Gebruik bestaande databestanden en kennisnetwerken • Regionale proeftuin Slimmer met Zorg1; het “Living Lab”2 van Brainport in Eindhoven en coöperatie “Slimmer Leven”3 Experimenteren met inzet van deze organisaties voor het onderwijs zal ook het onderwijs in de moederinstituten Maastricht en Nijmegen gaan beïnvloeden doordat eerstelijnsorganisaties in de andere regio’s gaan meedoen met deze ontwikkeling. 1 www.slimmermetzorg.nl 2 www.brainportdevelopment.nl/project/living-lab-ehealth 3 www.brainportdevelopment.nl/project/slimmer-leven-2020 Onder professoren De oratie “Opgelucht door de eerstelijn” van prof. Jean Muris was op vrijdag 25 september 2015. Wie de lezing niet kon bijwonen, kan deze bekijken op het televisiekanaal van onze Faculteit (FHML): http://bcove.me/sjy35uvs. Daarnaast houdt u van ons een samenvatting van de lezing tegoed. Ook aanwezig die middag, was prof. Niels H. Chavannes, een van de eerste Maastrichtse AIOTHO’s1. Niels promoveerde destijds bij Jean Muris op 6 december 2015 op het proefschrift “Tracking and Treating COPD in Primary Care”. Beiden zijn lid van CAHAG2, de COPD & Astma Huisartsen Advies Groep. 1 Arts In Opleiding Tot Huisarts (en) Onderzoeker 2 cahag.nhg.org De redactie van Op één Lijn wil graag vermelden dat Niels ook in de eerste jaren van Op één Lijn zitting had in de redactie (1999-2003). Per 1 januari 2015 is Niels Chavannes (1972) benoemd tot hoogleraar huisartsgeneeskunde aan de Universiteit van Leiden met als leeropdracht ‘eHealth toepassingen in Disease Management’. Op 11 december houdt hij daar zijn inaugurele rede getiteld “eHealth in disease management: doel of tool?” Namens de vakgroep Huisartsgeneeskunde en onze redactie feliciteren we Niels Chavannes met het behalen van zijn professoraat. 21 op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Ancestral Health Symposium 26 september 2015 Het Paleo perspectief DOOR BIRGIT SPOORENBERG, HUISARTS(DOCENT) Zet een bioritme-expert, een microbioom onderzoeker, een professor in menselijke beweging en een evolutionair denkend chemicus aan één tafel, en hoor hoe evolutionaire puzzelstukjes in elkaar schuiven. Dat is exact wat gebeurde tijdens het diner voorafgaand aan het eerste Ancestral Health Symposium in Groningen, eind september. Wat prees ik me gelukkig aan diezelfde tafel, aan een meertje bij zonsondergang! De grote kracht van het evolutionaire denken zit hem naar mijn idee in het elimineren van hokjes-denken. Het gaat om ecosystemen. Het Woordenboek van de Nederlandse Taal geeft aan: “een ecosysteem is een geheel van planten en dieren in een gebied en hoe ze in verhouding staan tot elkaar en hun omgeving.” Zo ging het in het uitverkochte Institute for Evolutionary Life Sciences in Groningen dus over ecosystemen, en in het bijzonder over het ecosysteem van het zoogdier mens beschouwd door de troebele lens van de evolutie, zoals medeorganisator Melchior Meijer dat zo mooi omschrijft op zijn prikkelende blog melchiormeijer.wordpress.com. Onze eigen Maastrichtse hoogleraar Fred Brouns ging in gesprek met de Zuid-Afrikaanse professor Tim Noakes over de relatie tussen voeding en inspanning. Professor Frits Muskiet vertelde ons over de ontwikkeling van het menselijk brein door de tijd en professor Bert Otten leerde ons de consequenties van lopen op twee benen voor onze hersenen en onze lichaamsbouw. En dat was nog lang niet alles. Je had er bij moeten zijn, want dan ging je naar huis met een totaal nieuwe kijk op gezondheid en ziekte en zes accreditatiepunten. Volgend jaar een nieuwe kans?! Intussen kunnen we misschien bedenken hoe we de kennis over evolutie een plekje kunnen geven binnen het curriculum van de (huis)arts? Literatuur: “Making evolutionary biology a basic science for medicine” www.pnas.org/content/107/suppl_1/1800.short Kort lijntje Op zoek naar K5 Terwijl de televisiezenders SBS6 en VTM zoeken naar het nieuwe K3, zijn wij op zoek naar K5. We zoeken kandidaten voor de vijfde ronde van de Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten (HVZ). We kondigen dit ruimschoots op tijd aan zodat u er goed over kunt nadenken, kunt overleggen met uw collega’s en de cursus kunt inplannen. De Kaderopleiding HVZ duurt twee jaar. In januari 2015 is de vierde cursistengroep gestart. Dat betekent dat we naar verwachting begin 2017 met de volgende groep kunnen starten mits er voldoende aanmeldingen zijn. Meer informatie (o.a. de cursusfolder) vindt u op onze website: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/ wat-bieden-wij/nascholing/hart-en-vaatziekten Yvonne van Leeuwen: Wie zich wil laten inspireren door heel enthousiaste en ambitieuze collega’s moet een kaderopleiding volgen. En met liefde voor het hart is de keuze voor de kaderopleiding hart- en vaatziekten snel gemaakt. Er zijn inmiddels 55 kaderhuisartsen HVZ klaar. Ik ken niemand met spijt van deze ‘investering’. De kaderhuisartsen zijn erg gewild: voor allerlei onderwijs en overleg worden ze gevraagd. Ze vormen, verenigd binnen de NHG- expertgroep HartVaatHAG, inmiddels een hecht team. 22
3e uitgave 2015 Symposium Netwerk Specialisten rondom Kwetsbare patiënten Wat leren wij van Jaap? DOOR KOEN VAN HELMOND, AIOS HUISARTSGENEESKUNDE EN DEELNEMER SYMPOSIUM Op 22 oktober was de start van het MUMC+ Netwerk Specialisten voor mensen met een verstandelijke beperking. Hiervoor was een symposium georganiseerd door het Maastricht UMC+ en de Koraalgroep, met medewerking van de werkgroep kwetsbare patiënt1. Spelers in het web rondom deze patiënten werden aan elkaar voorgesteld. De belangrijkste drijfveer achter dit initiatief is het beter coördineren van zorg door korte lijnen tussen de eerste- en tweedelijn. Dit netwerk is bedoeld voor de kwetsbare patiënten binnen de Nederlandse samenleving. De nadruk ligt op verstandelijk gehandicapten die onder de verantwoordelijkheid van de Arts Verstandelijk Gehandicapten (AVG) vallen. Dat kunnen patiënten zijn die thuis wonen (dat zijn de meesten) of in instellingen. In diensttijd is de huisartsenpost het eerste aanspreekpunt voor deze groepen. De opening van het symposium was in handen van dr. J. Fiolet, medisch directeur van het Maastricht UMC+. Hij is verantwoordelijk voor de transmurale zorg waar deze zorggroep kwetsbare patiënten onder valt. Na zijn inspirerende woorden over het belang van continuïteit van zorg, was het de beurt aan de eerste spreker, klinisch geneticus dr. Maaike Vreeburg. Zij nam ons mee in de wereld van syndromen en syndromale afwijkingen. Tevens introduceerde zij een casus over Jaap. De casus liep als een rode draad door de avond. Jaap is een jongeman met het Kabuki-syndroom, een zeldzame aandoening die gekenmerkt wordt door een verstandelijke beperking en een opvallende gelaatsuitdrukking. Deze gelaatsuitdrukking doet denken aan de make-up die acteurs in traditioneel Japans theater (kabuki) gebruiken. Hierna vertelde kinderarts dr. Merel Klaassens over de kinderjaren van Jaap. Welke problemen hebben gespeeld in zijn kindertijd? Hoe is hiermee om gegaan? Ook kwam de vraag van de ouders met betrekking tot de erfelijkheid van dit syndroom naar voren. De impact voor de omgeving is 1 een samenwerking tussen huisartsen en diverse zorginstellingen enorm en het is mooi om te horen hoe het specialistisch team van Maastricht UMC+ hier op ingespeeld is. Annemiek Nijholt, huisarts in gezondheidscentrum Heer te Maastricht en dr. Annemieke Wagemans, AVG vervolgden het verhaal over Jaap. Hij is inmiddels volwassen en heeft afscheid moeten nemen van de vaste kinderarts die bij hem de controles deed. Die taak is nu in handen van de huisarts en de AVG. Het is een van de vele voorbeelden van kwetsbare patiënten die tussen eerste- en tweedelijn vallen. Ze vallen niet direct onder de tweedelijn, maar de eerstelijn is vaak te breed gedifferentieerd voor deze complexe problematiek. Gelukkig biedt het samenwerkingsnetwerk en de zorggroep kwetsbare patiënten uitkomst voor hen. Dit laatste bleek bijvoorbeeld uit de twee presentaties na de pauze, waarbij onder andere KNO-arts dr. Laura Baijens en logopediste Esther Mulkens (Maasveld) uitleg gaven over slikproblemen bij patiënten met een verstandelijke beperking. Aan de hand van treffende beelden werd duidelijk hoe groot het risico op verslikken is en welke impact dit heeft op de dagelijkse verzorging. Het is dan ook niet meer dan terecht om waardering uit te spreken voor alle mensen die dagelijks met deze specifieke patiëntengroep werken. Chapeau! De laatste spreker was dr. Rob Rouhl, neuroloog/ epileptoloog. Hij ging, samen met Wiesje Bressers, AVG in Maasveld, nader in op de neurologische afwijkingen aan de hand van insulten. Met behulp van YouTube-filmpjes liet hij diverse insulten zien. Menigeen in de zaal werd op het verkeerde been gezet door de soms zeer subtiele verschillen tussen absences en insulten. Leerzaam en interactief! Na afloop van het symposium was er nog gelegenheid tot nadere kennismaking onder het genot van een hapje en een drankje. Er werden telefoonnummers en visitekaartjes uitgewisseld. De aanwezigen waren vol lof over dit initiatief. 23 op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Column Tijd voor herstel DOOR T.E. GRIJS Mijn herinneringen komen in flarden. Sommige momenten zijn nog haarscherp. Ik loop aan de hand van moeder door de grote deur van de kerk. De klokken luiden oorverdovend. Op het pleintje staat de zwarte auto. Hij tekent scherp af tegen het dunne laagje sneeuw op de stenen. Weinig kan ik terughalen van de lange tijd van zijn ziektezijn. Ruim negen maanden van langzame aftakeling, een ongelijke strijd waarin hij zich aanvankelijk dapper weerde, maar zich vlak voor Kerst en kort na mijn veertiende verjaardag gewonnen moest geven. In gefragmenteerde beelden zie ik de uitgemergelde man in het bed in de woonkamer liggen. Was hij wanhopig, had hij pijn, had hij de komende dood aanvaard? Wilde hij niet tot de allerlaatste snik lijden? Ik weet het niet en mijn oudere broers en zussen willen of kunnen er niet over praten. Iets voel ik nog heel sterk, de angst om mijn vader te verliezen. Ook al was hij nog zo ziek, ik wou hem onder geen beding kwijtraken. Ruim vijfendertig jaar later nam ik de zorg op me van een patiënt met slokdarmkanker. Hij was enkele jaren ouder dan ik, voor in de vijftig en eigenaar van een groot bedrijf. Ik kende hem al van vroeger uit het voetbal. Voor niks en niemand bang en recht door zee. Al heel snel na het bekend worden van de diagnose en het feit dat er geen curatie mogelijk was, besprak hij met mij zijn euthanasiewens. Hij wilde de beker niet tot op de bodem leegdrinken. Hij zag op tegen het aftakelingsproces tot een omhulsel dat weinig meer te maken had met zijn krachtige persoonlijkheid. Lange gesprekken volgden met hem en zijn vrouw, gesprekken waarin hun beide zoons van 15 en 12 jaar soms werden betrokken. Een goede dood verdiende hij en daar zou ik bij helpen. Op de avond van de euthanasie vergezelde mijn collega mij. Ik injecteerde de vloeistof en op het moment dat het leven de zieke verliet, keek ik op naar de twee jongens aan de overkant van de tafel, recht in de ogen van de jongste. Hij keek me met grote angstige ogen aan en heel even voelde ik het verwijt. Een flits door mijn hoofd: “Ik heb hem zijn vader afgenomen”. 24 Ik weet ook wel dat ik niet het leven heb weggenomen, maar de ziekte, zo suste ik mezelf. In de weken daaropvolgend was ik behoorlijk uit mijn doen. En juist in die periode zag ik op het spreekuur een oud klasgenoot van me met al enkele maanden bestaande pijn in de bovenbuik. Zijn maag speelde op en dat was ook volgens mij wel begrijpelijk. Een wat zonderlinge man, alleenstaand, niet gebonden aan familie en zeker niet aan conventies, tot diep in de nacht werkend in zijn bedrijf, kettingrokend en grote hoeveelheden koffie gebruikend. Heel wat avonden hebben we samen in het bedrijf doorgebracht, zijn werk en mijn hobby pasten heel goed bij elkaar. Ik wilde de verklaring van de klacht maar al te graag geloven en met aanpassing van zijn leefstijl en met een zuurremmer zou het wel gaan lukken. Maar het lukte me niet om me zelf iets wijs te maken, zeker niet toen mijn vrouw zei dat ze mijn makker er allerbelabberdst vond uitzien. Na verder onderzoek in het ziekenhuis kwam de verwachte onheilspellende boodschap, hij had een grote maagzweer, macroscopisch vrijwel zeker maligne, biopten waren naar de patholoog anatoom gestuurd. Hier werd de sterke verdenking op een maligniteit al snel bevestigd. Hij vroeg me te komen, niet naar zijn woning, maar naar zijn bedrijf. Tot heel laat hebben we bij elkaar gezeten. Hij vertelde me dat hij afzag van ieder verder onderzoek en verdere behandeling. Hij wilde thuis blijven en vroeg wat daar allemaal voor geregeld moest worden en of hij voor de medische zorg op mij mocht rekenen. Hij begon over euthanasie en hij moet de aarzeling in mijn ogen hebben gezien, want hij gaf meteen aan dat dit voorlopig nog niet aan de orde was. Hij wist van de recente euthanasie, hij kende immers het gezin heel goed en had er met hen over gesproken. In de daaropvolgende weken kwam het thema euthanasie herhaalde malen ter sprake, maar telkens gaf hij aan er nog niet aan toe te zijn. Vier weken na het stellen van de diagnose kreeg hij in het weekend, waarin ik met mijn vrouw in het buitenland verbleef, een maagbloeding en werd hij opgenomen in het ziekenhuis.
3e uitgave 2015 Op zondagavond laat, we waren net thuis, kreeg ik een bericht uit het ziekenhuis dat zijn toestand kritiek was, hij zou snel gaan overlijden. Ik wilde hem nog zien. Op de gang kwam de verpleegster me tegemoet met de boodschap dat hij overleden was. Er was iets dat ze niet helemaal begreep, hij had haar een half uur voor zijn dood gevraagd om aan mij door te geven dat hij het in zijn eentje zeker wel zou klaren. Ik heb nog enige minuten aan het bed gestaan, maar vond geen rust in mijn hoofd. Had hij de dood aanvaard, had hij naar een eerdere dood verlangd en heb ik het niet willen horen? Ik laat hem alleen. Buiten was het inmiddels licht gaan sneeuwen, de sneeuw bleef liggen op de stenen, ik zette de kraag van mijn jas omhoog en liep met flinke passen de duisternis in, de zwarte schaduwen op de witte grond maakten me bang. De wetenschapsdag van 20 oktober 2015 Wendy in de huisartspraktijk DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE Een van de interessante aspecten van de aios wetenschapsdag is, dat je geïnspireerd wordt over de bronnen van informatie die je als huisarts ten dienste staan. Bas Maiburg wees nog eens op service Evidence Updates van British Medical Journal, maar er is meer! Naast het lezen van de krant blijkt ook het inzien van tijdschriften een goede zaak om bij te blijven, al is maar om te weten wat je patiënten bezighoudt. Een van de referaten werd geïnitieerd door de vraag van een patiënt of de dokter de “Wendy” gelezen had, want daarin stond dat ADHD bij kinderen te verhelpen was met een dieet. De dokter had de Wendy gelezen geloof ik, maar deed het nog eens nauwkeuriger. De verdere analyse door een groepje aios was de basis voor hun referaat. Bij de prima verzorgde presentatie bleek dat Wendy wel het goede artikel te pakken had, maar niet de goede interpretatie. Bij het publiek bleek ook dat de invloed van Wendy nou niet direct een wetenschappelijke was. Promoties Ramon Ottenheijm (huisarts in Geulle), Ultrasound imaging to tailor treatment of shoulder pain in general practice, 19 november 2015. Samenvatting 1e uitgave 2016 van “Op één Lijn”. Anneke van Dijk-de Vries, Towards integrated nurse-led self-management support in routine diabetes care, 16 december om 12.00 uur. De wetenschapsdag van 20 oktober 2015 bestond uit 6 presentaties. Alle hadden een therapeutisch onderwerp. Naast de ADHD kwamen aan bod: de behandeling van hypertensie, de behandeling van schimmelnagels, maar ook diarree bij kinderen en wondbehandeling. Door deze verschillende onderwerpen en de gevarieerde manier van presenteren, was het een dag van prima niveau. Zowel de publieksjury als de deskundigenjury kozen als winnaar: “Het nut van lokale verdoving bij het plaatsen van een spiraal “ door Simone Feijen, Samantha Smeets, Suzanne Lagarde en Lonneke Rietjens. Zij onderzochten of verdoving van de cervix duidelijk minder pijnklachten gaf. Het bleek niet simpel: het maakt verschil uit hoe de verdoving gegeven wordt en dan nog worden er verschillende conclusies getrokken, zo bleek ook al uit een Cochrane review die dezelfde onderzoeken bestudeerd had. De conclusie van de aios: voorlopig maar niet aan beginnen. De wetenschapsdag was zeer leerzaam, dankzij de inzet van de deelnemende aios en het betrokken publiek, en wat Wendy betreft: we kunnen ook zonder. 25 Cover van 'de Wendy' op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Rubriek voor huisartsopleiders De lijn van Stijn DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOÖRDINATOR LOP LOP staat voor Landelijk Opleidings Plan. Dit acroniem is dit najaar veel te horen bij ons op de Opleiding. Het LOP beschrijft ons vakgebied in tien thema’s, zoals ‘Spoedeisende Zorg’, ‘Zorg voor ouderen’ of ‘Korte episode zorg’. Voor elk thema zijn “Kenmerkende Beroeps Activiteiten” (KBA’s) opgesteld. Een voorbeeld. Bij het thema ‘Chronische Zorg’ is een van de KBA’s: “Verleent en organiseert zorg na ontslag uit het ziekenhuis”. Of bij het thema ‘Korte episode Zorg’: “Superviseert (telefonische) contacten van de assistente en geeft feedback”. Niet alle zorgtaken van een huisarts kunnen expliciet aandacht krijgen tijdens de opleiding. De thema’s en de KBA’s moeten in ieder geval aan de orde komen en helpen opleider en aios om keuzes te maken. Het LOP is geen vervanging van de Eindtermen waarin ook het domein van de huisarts is beschreven. Het LOP is wel een handzaam instrument bij het individualiseren van de opleiding. Immers, aios en opleider kunnen aansluiten op praktijkervaringen van de aios en zo nagaan welke activiteiten (KBA’s) al goed beheerst worden en welke nog aandacht nodig hebben.Opleiders geven aan dat deze beschrijving van het vak goed aansluit bij het dagelijks werk van de huisarts. De KBA’s zijn herkenbaar als min of meer regelmatig terugkerende activiteiten in de praktijk. Voor het uitvoeren van een KBA zijn verschillende competenties nodig, zoals Vakinhoud, Samenwerken, en Communicatie. Voor de beoordeling van de aios blijft daarom de Combel (Competentie beoordelingslijst) in gebruik. Dit Landelijk Opleidings Plan is op initiatief van Huisartsopleiding Nederland ontwikkeld, de definitieve vorm is beschikbaar vanaf januari 2016 op www.huisartsopleidingnederland.nl. Aios Monique Beld Starters en Stoppers in 2015 De volgende opleiders hebben het opleiderschap in 2015 beëindigd. We danken hen hartelijk voor hun inzet! • Arthur Gieles • Toos Goddijn • Wouter van Kranen • Paul Meurs • Rob Pustjens • Loek Stouten In 2015 zijn de volgende collegae gestart met opleiden: • Joep van den Broek • Mieke Bruggeman • Wim Heggen • Michelle Gilissen • Daniëlle Hendriks • Nancy Janssen • Maud Kertzman • Hans Leistra • Wim Linders • Micha Lutgens • Paul Meuffels • Yvonne Nooijen • Wim Niessen • Marjoleine Schoenmaekers • Paulien Schunck • Jeroen Smeets • Pieter Stempvoort • Katrien Verstraete • Maurits Westein Koppelen en ontkoppelen Per jaar starten er in Maastricht 72 aios met de opleiding. De ene helft start in het voorjaar, de andere helft in het najaar. Dat houdt in dat er in het eerste jaar en derde jaar 2 x 72 = 144 aios aan een opleider worden gekoppeld. De opleiders onder u kennen het systeem dat we voor deze koppeling gebruiken in jaar 1 en jaar 3. Ik ga het daarom hier niet uitleggen, maar ik wil wel enkele punten noemen die vaak onderwerp van gesprek zijn. “Hoe komt het dat ik niet gekoppeld word aan de opleider/aios van mijn eerste of tweede voorkeur?” Hierbij is het goed om de overwegingen te kennen die voor ons belangrijk zijn: 26
Huisarts Jos Ridderbeks in gesprek met aios Monique Beld 1. We willen voor álle deelnemers in de groep een goede koppeling realiseren. Een wederzijdse voorkeur van aios en huisartsopleider is geen garantie voor een koppeling wanneer dat betekent dat de koppeling van een collegaaios daardoor aanmerkelijk ongunstiger uitvalt. 2. Als een opleider of aios niet goed te koppelen is, zoeken we naar een andere oplossing zoals bijvoorbeeld een alternatief buiten de koppelgroep. Soms blijkt dat een match, die op grond van voorkeuren niet voor de hand ligt, na een kennismakingsgesprek tot een succesvolle leerrelatie leidt. Het is bij dit alles goed om te weten dat onze gemiddelde koppelingsscore per groep ligt op 1.7. De koppelingsscore wordt bepaald door het gemiddelde te berekenen van alle opleider-aiosscores zoals die in de uiteindelijk vastgestelde koppelingen staan. We proberen om voor de jaar 3 koppelgroepen, diversiteit in het type opleiders te brengen: solisten, groepspraktijken, platteland, stad, et cetera. Het kan dat een aios, om in een praktijk van zijn voorkeur opgeleid te worden, moet reizen. Voor sommige aios kan dat een probleem zijn, bijvoorbeeld vanwege verplichtingen als ouder. Wat dient dan zwaarder te wegen? De praktijk van voorkeur of een korte reisafstand? Het antwoord verschilt per aios. Maastrichtse aios zijn tevreden over de koppelprocedure, maar soms worden ook bij ons opleidingssituaties voortijdig ontkoppeld. Het draaiboek dat we hierbij gebruiken, hebben we aangepast naar aanleiding van enkele recente ervaringen. Het bleek dat sommige opleiders de indruk hadden dat er al voor ontkoppeling gekozen was voordat er een gesprek met groepsbegeleider, opleider en aios had plaatsgevonden. Vandaar de aanpassing dat de groepsbegeleider voor dat groepsgesprek contact opneemt met de opleider om zijn visie te horen. Ook is er de mogelijkheid van een time-out van een week ingevoerd om te voorkomen dat men zich overvallen voelt en om te kunnen reflecteren op de situatie en de eigen rol daarin. In die week is de aios niet in de praktijk en bezoeken aios en opleider geen terugkomdagen. Na een ontkoppeling nemen we als opleidersteam contact op met een ontkoppelde opleider om te kijken of er achteraf geleerd kan worden van de situatie, zowel voor de opleider en voor ons als instituut. Ook krijgt de opleider het aanbod van ondersteuning door de regionale opleidersvereniging. De aios meldt zich ziek Die situatie doet zich niet vaak voor: het ziekteverzuim bij aios is laag (1,6 %) vergeleken bij het verzuim in de zorg (4,8%). Voor een opleider is het vaak niet zo duidelijk wat er van hem/haar wordt verwacht. Als een aios zich ziek meldt, geeft hij/zij ook een verwachting over de duur: als dit enkele dagen is, dan is er geen probleem. Als de aios verwacht langer dan een week ziek te zijn, volgt er een afspraak bij de arbo-arts. Het advies van de arbo-arts wordt doorgegeven aan onze arbocontactpersoon, Joost Dormans. Hij neemt dan met de aios en de praktijk contact op om de praktische invulling van het advies te bespreken. Soms is het advies van de arbo-arts bij een langer durende ziekmelding, dat de aios kan beginnen met re-integratie. Wij zoeken (en vinden) dan een opleider die bereid is om de aios zonder dat sprake is van opleiding, de mogelijkheid te geven om weer werkritme als huisarts op te doen. Een belangrijke taak voor de opleider kan vóór een ziekmelding liggen (signaleringsfunctie). Als hij merkt dat de aios op haar tenen loopt om het werk rond te krijgen, om welke reden dan ook, is het verstandig om te overleggen met de betrokken groepsbegeleider of om de aios te verwijzen naar de arbo-arts van de SBOH (verzuimpreventiegesprek). Tot de volgende keer, opmerkingen en vragen zijn welkom: Stijn.devries@maastrichtuniversity.nl Telefoon: 043-3882993 27 op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 In de leer De slechtnieuwsverwarring DOOR ELEANA ZHANG, EERSTEJAARS AIOS “Het huisartsgeneeskundige vak is generalistisch en de relaties met de patiënten zijn van duurzame aard”, dat werd veelvuldig en met trots tijdens het introductiepraatje van de opleiding verkondigd. Wat er niet bij werd verteld, was dat dit betekent dat je allerlei kanker en andersoortige ellende voorbij gaat zien komen. En dat juist bij de mensen met wie je – als het goed is – een zekere duurzame band hebt. Neem nu meneer S., het toonbeeld van een leuke patiënt: hij is vrolijk, heeft humor, is een enorme levensgenieter en hij is kort en bondig van stof – zeker dat laatste is niet vervelend voor een structuurzoekende aios als ik. En uitgerekend zo’n patiënt krijgt de volle laag. Uitslag bloedonderzoek: leukemie. Niet dat ik terugschrik voor een slechtnieuwsgesprek, maar ik blijf zulke existentiële confrontaties lastig vinden. Drie jaar geleden heb ik bewust mijn ‘roeping’ om neuroloog te worden laten varen, onder andere omdat ik aan de lopende band leeftijdsgenoten mocht vertellen dat ze een glioblastoom hadden, dat de insulten mogelijk niet bij die ene keer zouden blijven, en dat het over 3-18 maanden einde verhaal was. Onwijs voldoening gevend, maar niet heus. Dat waren patiënten die ik hoogstens een dag of twee kende. Wat voor vooruitzicht voor mijn mentale welzijn heb ik dan bij de huisartsgeneeskunde? Meneer S. heb ik slechts een paar keer gezien, en zelfs bij hem kreeg ik al een dysenterie opwekkend gevoel in mijn buik toen ik zijn bloeduitslag zag. Tijdens een reactief moment van paniek vlogen er allerlei gedachten door mijn hoofd: kan ik dit wel loslaten aan het einde van de werkdag? Ga ik nu de hele avond de chagrijnige heks uithangen en de sfeer thuis verpesten? En gezien dit zeker niet het laatste Eleana Zhang heeft in 2011 haar bul behaald aan de Universiteit Maastricht. Daarna heeft ze als ANIOS gewerkt bij de neurologie en psychiatrie. Ze is in september 2015 gestart met de huisartsopleiding en loopt nu stage bij Maarten Joossens, in het gezondheidscentrum Granida, te Eindhoven. 28 slechte nieuws zal zijn: moet ik mijn toekomstige kinderen tegelijkertijd met hun aangifte in het gemeentelijke register ook maar alvast op de wachtlijst voor de GGZ zetten? Na deze kortstondige aanval van zelfdestructief gepieker, kreeg mijn nuchterheid gelukkig weer de overhand. Het toeval wilde dat ik die middag langs de koffietent liep waar ik regelmatig mijn maatschappelijke verplichting als consument vervul. Door het raam zag ik een tijdschrift aan het wandrek hangen, waarop in schreeuwerige letters stond geschreven: Wat zou je doen als je nog 30 dagen [te leven] hebt? Nu vind ik zo’n kop behoorlijk afgezaagd en enigszins morbide, maar het weerhield mijn brein er niet van om te willen antwoorden. Zou ik me nog suf ergeren aan de epidemie van hemianopten in het verkeer als ik wist dat ik nog dertig dagen te leven heb? Zou ik me nog steeds frustreren over het feit dat de zoveelste patiënt bij de verkeerde praktijklocatie staat en dus te laat komt waardoor mijn spreekuur in de soep loopt? En zou ik nog steeds tijd ‘verspillen’ door me steeds af te vragen of ik iets goed (genoeg) doe? Nee! Of nou ja, bíjna een volmondige ‘nee’. Dat laatste is wel handig als ik weer eens een ComBeL1 moet scoren bij mijn opleider, maar het idee is hopelijk duidelijk. In tegenstelling tot wat ik vreesde, had ik na het slechtnieuwsgesprek met meneer S, een prima avond. Zijn verhaal spookte nog wel ergens door mijn achterhoofd, maar daar zat ook het besef dat ik op dit moment een prima leven en niks te klagen heb. En als ik nog maar dertig dagen zou hebben, tja, ik weet niet of ik anders zou leven dan ik nu doe. Misschien dat ik me wat minder druk zou maken over peanuts: dan sta ik maar wat langer voor het stoplicht omdat er tig auto’s nog net in willen voegen en me afsnijden. Die extra tijd die ik uitloop door patiënten die van de andere locatie moeten komen, gebruik ik wel om een extra koekje uit de keuken te pakken. En die ComBeL van aankomende december, dat komt vast ook wel in orde… Eh... Toch Maarten? 1 competentiebeoordelingslijsten
3e uitgave 2015 In de leer Nog drie jaar om een goede huisarts te worden DOOR KOEN VAN HELMOND, EERSTEJAARS AIOS Daar sta je dan, op je eerste werkdag als huisarts in opleiding. Hoewel ik mezelf al tijdens mijn coschappen had voorgenomen nooit meer zenuwachtig te zijn voor “de eerste dag”, kreeg ik vanochtend toch met moeite enkele happen door mijn keel. Spannend is het toch wel een beetje. Op basis van een gesprek van een half uur beslis je of je voor een jaar met iemand door één deur kunt in een meester-gezel-situatie. Ik had het geluk een match te hebben met iemand uit mijn top-3, maar is dat een garantie voor de toekomst? De tijd zal het leren! Mijn eerste dag Ik wilde een goede indruk maken op mijn eerste dag, want daar krijg je maar een kans voor. Hoe kan dat in Limburg beter dan door een vlaai mee te nemen? Veel te vroeg ging ik naar de bakker in dezelfde straat als de praktijk en haalde een abrikozenvlaai. Een veilige keuze die altijd in de smaak valt, zo hield ik mezelf voor. Na enkele minuten gewacht te hebben in de auto, stapte ik de praktijk binnen. “Hoi, ik ben Koen en het komende jaar zullen jullie het met mij moeten doen”. Zo brak ik het ijs bij de assistente en zette vol trots de vlaai op de balie. Een goed begin van een prettige samenwerking met iedereen in de praktijk, zo bleek achteraf. “Size does matter” Dat gevoel van een goed begin had ik gelukkig ook op de eerste terugkomdag van dit jaar. Helaas geen vlaai dit keer, tip voor de volgende keer, maar wel een warm welkom van de vakgroep huisartsgeneeskunde. Na diverse praatjes was het tijd om mijn groepsgenoten beter te leren kennen. Wat onwennig keken we elkaar aan bij het introduceren en het voelde weer als een nieuwe schooldag. Na een kort voorstelrondje was gelukkig ook hier het ijs gebroken. De groep is gezellig en de sfeer is goed. Noemenswaardig is nog de informatiemarkt waar de vrouwelijke aios zich direct op de dokterstassen-leverancier stortten. Een van de verschillen tussen mannen en vrouwen werd hier al snel duidelijk. Waar een man vooral praktisch naar zo’n ding kijkt, kijken vrouwen meer naar het uiterlijk van de tas en vooral of hij groot genoeg is voor al hun spullen. “Size does matter”, zo blijkt maar weer. De dokterstas Het huisartsenvak beschikt volgens mij als enige tak binnen de geneeskunde over een dergelijk herkenbaar symbool. In de korte periode die ik nu werk als huisarts in opleiding, heb ik de bijna magische uitwerking van die tas al gemerkt. Er komt een soort rust en respect over de mensen wanneer je met je dokterstas aan komt. Het straalt iets uit van “No worries, de dokter is in aantocht, nu komt alles goed”. Gelukkig voor mij weten ze niet dat ik eigenlijk pas net kom kijken in de huisartsenwereld. Tja, wat moet ik daar nou mee? Ik denk dat elke jonge dokter soms te kampen heeft met zijn/haar geloofwaardigheid. Mensen denken bij een dokter toch vaak aan een oudere man met grijs haar en een bril, zo is mijn ervaring. Het is dan even wennen als er opeens een jonge krullenbol op de stoep staat. Een stuk geplooid leer geeft je dan wat extra geloofwaardigheid en daar maak ik graag gebruik van. Toolbox Verder zie ik in de dokterstas een tastbaar voorbeeld van de “toolbox” waar men tijdens de geneeskunde studie over sprak. Iedereen kent vast het verhaal dat je aan het begin van je coschappen te horen krijgt: Je krijgt de kans om je eigen gereedschapskist te vullen met kennis en vaardigheden, “tools”, die jij belangrijk vindt. Dat je datgene mee moet nemen uit je coschap, wat jij de moeite waard vindt. Welnu, een blik in mijn dokterstas leert me dat ik al een hoop “tools” bij me heb, maar dat er nog een heleboel aangevuld en verzameld moet worden. Ik heb gelukkig nog drie jaren om een goede huisarts te worden. Mijn naam is Koen van Helmond en ik ben 27 jaar. Na mijn artsexamen in 2014 was ik anios op de spoedeisende hulp. Een leuke tijd waarin ik een hoop heb meegemaakt en geleerd als jonge dokter. Met een wachtkamer die nooit leeg was, leerde ik werken onder druk. Na negen maanden heb ik de drukte van de SEH verruild voor de wereld van de botten en gewrichten bij de orthopedie. Daar had ik een mooie tijd, maar toch miste ik de breedte van het vak. Daarom heb ik gesolliciteerd bij de huisartsopleiding, waar ik in september mocht beginnen. 29 op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Gezondheidsrechtelijke kwesties Verantwoordelijkheid huisarts bij rijvaardigheidsproblematiek DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE EN JURIST Bij het voorschrijven van een medicament geeft de medicatiebewakingsmodule in uw HIS aan: “kan de rijvaardigheid beïnvloeden”. U stelt zelf bij een patiënt de diagnose dementie of krijgt die diagnose per brief van een geriater. Wat doet u dan? Hoe zit dat na een TIA? Of na een epileptisch insult? Wat als u een alcohol- of drugsafhankelijkheid bij uw patiënt constateert? Mogen deze patiënten nog autorijden? Maakt het nog uit of hij of zij beroepschauffeur is op een bus of taxi? Het zijn allemaal vragen die zich regelmatig op uw spreekuur voordoen. In hoeverre is de huisarts verantwoordelijk voor de rijgeschiktheid van een patiënt bij medicatiegebruik, ziekte of andere afwijkingen? Waar ligt onze taak? Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) Omdat de eisen aan rijgeschiktheid ingewikkeld en continu aan aanpassing onderhevig zijn, is het lastig voor de huisarts om continu van de actualiteit op de hoogte te zijn. De eisen zijn door de Minister van Verkeer en Waterstaat neergelegd in de “Regeling Eisen en Geschiktheid 2000”1. Het CBR kan ook telefonisch benaderd worden om anoniem een casus voor te leggen. Hulpvraag patiënt Als de patiënt zelf een hulpvraag heeft, is het natuurlijk een stuk makkelijker. Het is uw taak om de patiënt zo goed mogelijk te informeren als er risico’s verbonden zijn aan een behandeling, waaronder de bijwerkingen van een medicament. Ook bij diagnostisch onderzoek dient de patiënt op de hoogte te zijn van de consequenties en mogelijke uitkomsten van de onderzoek. Het gevolg van dementieonderzoek kan zijn dat iemand wellicht niet meer mag autorijden. Dit is overigens geen vaststaand feit, het is 1 Te vinden op de website van het CBR, www.cbr.nl, zoeken in rechtermenu onder: Info voor-> artsen www.cbr.nl/voorartsen.pp. Er is ook een “Regeling coderingen beperkingen rijbevoegdheid” om via een codering de reden van de rijbeperking te vinden, www.cbr.nl/11273.pp goed mogelijk dat iemand na een rijtest2 bij het CBR toch nog mag autorijden3. De patiënt heeft geen hulpvraag Lastiger wordt het als de patiënt geen hulpvraag heeft, maar er wel uit het contact met de patiënt bij u twijfels rijzen over diens rijgeschiktheid. Dit kan zijn op basis van verminderd cognitief functioneren of na een recente TIA of epileptisch insult. Negeren we deze signalen? Mag je dan het CBR bellen, of de politie? Verantwoordelijkheden arts bij rijvaardigheidsproblematiek Als eerste dient de arts, zoals hierboven al gesteld, de patiënt te wijzen op de mogelijke schadelijke gevolgen van een behandeling of diagnostiek4 en te adviseren geen auto te rijden gedurende deze behandeling of een bepaalde tijd na de diagnostiek. Vaak weet de huisarts ook niet precies hoe de eisen liggen, het advies is dan om de patiënt een eigen verklaring te laten opsturen naar het CBR. Eventueel aangevuld met een onderzoeksrapport van een medisch specialist (neuroloog, geriater of psychiater). Wijs de patiënt ook op de verzekeringstechnische aspecten en strafrechtelijke consequenties. Ziet de patiënt de gevaren niet en weigert hij de auto te laten staan, dan kan de arts als ultiem redmiddel terugvallen op zijn conflict van plichten. Conflict van plichten situatie bij rijvaardigheidsproblematiek Bij een ‘conflict van plichten’-situatie gaat het erom, dat de cumulatieve eisen zorgvuldig worden nagegaan voor de betreffende situatie alvorens men het beroepsgeheim 2 Rijtest: Mensen met een score van 0,5 of 1 op de Clinical Dementia Rating ( CDR) worden op basis van de Eigen Verklaring uitgenodigd voor een rijtest. Tijdens de rijtest kan de deskundige van het CBR in de praktijk zien in welke mate de dementie het rijgedrag beïnvloedt. 3 Zie rapport: Rijgeschiktheid van personen met dementie. Een advies tot herziening van de regelgeving 2008. 4 Bijwerking medicatie, oogonderzoek met mydriatica, maar ook consequenties van diagnosen zoals dementie, TIA, CVA en epilepsie. 30
3e uitgave 2015 CAPHRI School for Public Health and Primary Care gezondheidsrechtelijke kwesties Special Edition Wist u dat wij een digitale brochure hebben gemaakt van de artikelen van Arie de Jong? De titel is: ‘Gezondheidsrechtelijke kwesties. Recht, wetten en de zorg: wat moet de (aankomend) huisarts weten?’ Aangezien Arie nog steeds nieuwe artikelen schrijft, wordt er ieder jaar een update van de brochure gemaakt. De nieuwste artikelen staan dan vooraan. Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML) U kunt het boekje vinden en gratis downloaden op www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/wie-zijn-wij/ op-een-lijn.html, onder Special Edition. Feedback is welkom! mag doorbreken en bijvoorbeeld de politie of het CBR in te schakelen. Nog even de eisen van een conflict van plichten situatie op een rij5. Conflict van plichten, toetsingscriteria van Leenen 1. Alles in het werk stellen om de patiënt te overtuigen niet auto te rijden, of toestemming krijgen dit te melden bij het CBR 2. De arts is in gewetensnood door zijn beroepsgeheim te handhaven 3. De arts ziet geen andere weg dan doorbreking van het beroepsgeheim om het probleem op te lossen 4. Het niet doorbreken van het beroepsgeheim kan voor een ander (verdere) ernstige schade opleveren. 5. Het doorbreken van het beroepsgeheim kan (verdere) ernstige schade aan een ander voorkomen. 6. Het geheim wordt zo min mogelijk geschonden. 7. (Uit de jurisprudentie blijkt dat overleg met een collega, die niet direct betrokken is, eigenlijk ook als een toegevoegd criterium gezien wordt). Deze stappen lijken duidelijk, bij stap 3 zijn er evenwel in bepaalde situaties andere mogelijkheden om het probleem op de lossen. Bijvoorbeeld bij dementie geeft de stichting Alzheimer tips om het autorijden voor dementerend te voorkomen6, deze mogelijkheden dienen onderzocht te worden. Tips wanneer iemand niet wil stoppen met rijden: • Maak de auto onklaar. U kunt bijvoorbeeld bij de garage een startonderbreker laten installeren die moet worden gedeactiveerd om de auto te starten. • Bied uw diensten als chauffeur aan, of stel met de familie een rijschema op. 5 Zie ook Op een Lijn nummer 51. 6 www.alzheimer-nederland.nl. Tips als iemand niet wil stoppen met autorijden. • Vraag de persoon met dementie of hij u wil leren goed te handelen in een bepaalde verkeerssituatie. (‘Je voegt zo handig in op de snelweg; wil je dat mij ook leren?’) • Ruil de auto in voor een ander merk of model. Als de persoon met dementie de auto niet kent, is de kans groter dat hij een ander laat rijden. • Parkeer de auto om de hoek en leg de autosleutels weg. De persoon met dementie wordt er dan minder aan herinnerd dat hij auto wil rijden. Conclusie Bij lichamelijke veranderingen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, is het vooral de taak van de patiënt om dit via een Eigen Verklaring bij het CBR te melden. De verantwoordelijkheid van de arts bestaat eruit dat hij de patiënt hier op wijst als de behandeling en of de diagnostiek dat vraagt. Bij cognitieve problematiek is het ook aan de arts om betrokkene te wijzen op de verzekeringstechnische aspecten en de mogelijk strafrechtelijke aansprakelijkheid, in het uiterste geval via een conflict van plichten situatie, waarbij dan wel eerst alternatieve oplossingen in beschouwing moeten worden genomen. Als de patiënt beroepschauffeur is, worden er zwaardere eisen aan de rijvaardigheid gesteld. Bij niet reageren op signalen die van invloed zijn op de rijvaardigheid of het melden van de risico’s die aan een bepaald medicament of behandeling verbonden zijn, loopt u in het uiterste geval, zelf het risico aansprakelijk te worden gesteld voor de gevolgen. Werk en rij voorzichtig. 31 op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Themadeel All in the Family?! DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Vijf jaar geleden (nummer 38) hadden we als thema ‘Huisarts (in) families’. We constateerden dat het bloed graag kruipt waar het niet gaan kan. De gebroeders Kuijpers, beiden huisarts in onze regio, deden toen mee. De drive om huisarts te worden zat in hun genen. Zij spraken over ene “Pake” Snijders, familie van hun moeders kant. Pake was een begrip in Landgraaf, een voorbeeld. Deze keer hebben we een katern over een vergelijkbaar thema: jonge huisartsen, opgeleid in Maastricht, die de huisartspraktijk van een of beide ouders over(gaan)nemen. In de praktijk komt dit vaak neer op dochters die hun vader (en moeder) opvolgen. De generaties Snijders (van Pake tot Gitte) zitten er nu ook bij. De familie Boesten stond al eerder in de Landgraaf Koerier. Dochter Jolien vormt samen met haar ouders Maril en Harry een familiepraktijk. De familie Schiffelers wilde meedoen maar ze lieten weten dat er van overname nog geen sprake is, maar dat de tijd het ons zal leren. Andere families komen in 2016 aan bod. Huisartsenpraktijk Snijders te Nieuwenhagen, Landgraaf “ Eens unne Schniedusch, ummer unne Schniedusch” DOOR GITTE SNIJDERS, PAS AFGESTUDEERD HUISARTS In 2019 bestaat de praktijk Snijders in Nieuwenhagen maar liefst honderd jaar. De praktijk is een familiepraktijk dat overging van Pake op Leon, van Leon op Hans en van Hans (binnenkort) op Gitte. Hans (J.J.G.M.) Snijders: de derde generatie huisarts te Nieuwenhagen De vader van Gitte studeerde in 1979 af als huisarts, toen een eenjarige opleiding. Hij vestigde zich in 1980 in Landgraaf, bij zijn vader Leon (L.E.J.) Snijders. Diens voorganger was Pake Snijders. Hans bleef tot 1990 geassocieerd met zijn vader, totdat Leon met pensioen ging. Daarna had Hans een tijdje een duopraktijk met drs. W. Niessen, maar die is nu weer solist. Hans wist altijd al dat hij huisarts wilde worden; hij was aangestoken door het familievirus: “Huisarts is het mooiste vak dat er is. Je ziet namelijk heel de mens in alle facetten. Ziek, niet ziek, van kind tot volwassene. Je deelt lief en leed, met hele families. Het huisartsenvak is zowel een 32 lust als een last, gelukkig overheerst nog altijd de lust. Bureaucratische zaken nemen tegenwoordig nog altijd te veel tijd in beslag en dit gaat ten koste van de patiënt, hopelijk gaat dit roer nu echt om.”Hans werkte eerst een tijdje in Utrecht als huisarts. Daar zag hij 1 à 2 spoedgevallen per maand. Toen hij in de regio Parkstad ging werken, zag hij dagelijks spoedgevallen door de multiproblematiek en multimorbiditeit. “Een enorme overgang, maar het wende ook zeer snel. Ik heb nooit spijt gehad, maar heb wel gemerkt dat het huisartsenvak zwaar kan zijn; het vraagt offers van jezelf en je gezin.” “ Als men tijd en aandacht geeft, zal men ook oogsten” Naast veel positieve opmerkingen, krijgt de praktijk soms ook kritiek op het reilen en zeilen. Mensen zeggen wat ze vinden en wat er beter moet. De praktijk heeft een verbeterpuntenlijst. Hans noteert ook ‘gekke’ verhalen van patiënten. Wie weet komt daar ooit een boekje van.
Hans verwacht over vijf jaar ‘pensionado’ te zijn, hij denkt dat dochter Gitte dan de praktijk heeft overgenomen. Gitte (B.I.Y.M.) Snijders: de vierde generatie huisarts te Nieuwenhagen “Recent heb ik de Huisartsopleiding afgerond en ben ik begonnen als waarnemer. Als dochter van een huisarts heb ik veel meegekregen over het vak. Als kind zag ik mijn vader vaak tot laat bezig in de praktijk, die was aan huis. Ik wilde toen dierenartsassistente worden. Als jong meisje zag ik al spoedgevallen aan de deur staan. Daardoor groeide de nieuwsgierigheid en interesse. Daarnaast maakten diverse voorvallen binnen de eigen familie waarbij mijn vader ook optrad als huisarts, veel indruk. Vanaf mijn 10e jaar, na hersenvliesontsteking doorgemaakt te hebben, wilde ik arts worden. Omdat ik opgroeide met een hard werkende, vaker afwezige vader, dacht ik er niet direct aan huisarts te worden. Tijdens mijn coschappen merkte ik snel dat het bloed kroop waar het niet gaan kon: de breedte van het vak en de betrokkenheid bleken voor mij cruciaal om voldoening te halen uit mijn werk. Je begeleidt mensen van kraambed tot aan de dood, met allerlei verscheidene aandoeningen. Mijn coschap Huisartsgeneeskunde liep ik bij mijn oom drs. P. Snijders, huisarts te St. Willebrord. Ik weet hoe tijdsintensief een eigen praktijk is. Niet alleen de patiëntenzorg, maar ook de administratie en bureaucratie, de lasten van het vak. Gelukkig zijn er ook heel veel lusten. De praktijk in Nieuwenhagen heeft een geweldige historie. Mijn overgrootvader heeft deze vanuit het niets opgezet. Door veel inzet, plezier en goede zorgen van zijn kant en vervolgens van mijn opa en mijn vader, is deze uitgegroeid tot een zeer grote, boeiende en bloeiende praktijk. De patiënt staat altijd centraal en we staan voor goede, verantwoorde zorg. Ik heb even getwijfeld of ik de praktijk zou gaan overnemen. Nu mijn man een opleidingsplek in de regio heeft, zijn deze twijfels weg. De werkstijl van mijn vader komt erg overeen met die van mij. Ik bewonder mijn vader om hoeveel hij over de patiënten weet; van details in privélevens, van veelvoorkomende tot zeer zeldzame aandoeningen; hij weet het allemaal. Ik noem hem soms een wandelende encyclopedie. Daarnaast is hij heel sterk in lichamelijk onderzoek en klinisch redeneren. Zo hoop ik nog wat kneepjes van het vak te kunnen leren. De meeste patiënten waren al geruime tijd op de hoogte van mijn komst; sommigen denken dat ik al direct de praktijk overneem. Vaker eindigt een consult met een traktatie voor me: een “goede Wiets”. De uitspraak van veel patiënten “Eens unne Schniedusch, ummer unne Schniedusch” vind ik geweldig, dat geeft me een enorm trots gevoel: vertrouwen! De keuze maakt dat ik nu vaker laat thuis ben. Mijn twee jonge kinderen (3,5 en 2 jaar) zie ik minder als ik dienst heb. Als waarnemer kan ik mijn tijd nog zelf invullen, betere balans werk-privé. Ik heb sterke drang om de praktijk beter te leren kennen, maar ik moet mijzelf wat afremmen. Patiënten vertellen graag over het feit dat ze de “vierde generatie” meemaken. Ze kunnen geweldige verhalen vertellen over Pake, Leon en Hans. Daarnaast zijn sommigen nog zo gewend dat de huisarts een man is. Ze noemen me dokterin, dokteres of zuster. Tijdens mijn opleiding had ik wilde ideeën over veranderingen in de praktijk. Nu zie ik dat veranderingen tijd nodig hebben. Mijnvader staat open voor verandering. Over vijf jaar ben ik praktijkhoudend huisarts, de vierde generatie in Huisartsenpraktijk Snijders te Nieuwenhagen. In 2019 bestaat de praktijk 100 jaar. Dat jubileum gaan we groots vieren!” Huisartsen Boesten stoppen Dochter Jolien blijft ‘Afbouwend’ is te lezen bij huisartsenechtpaar Harry Boesten en Maril Boesten-Ie in Landgraaf. Na dertig jaar laten zij (straks) vol vertrouwen de praktijk over aan hun oudste dochter Jolien, die werd opgeleid in Maastricht. In 1985 besloot Harry Boesten om zich samen met zijn vrouw te vestigen als huisarts in de Driessenstraat in Landgraaf (Ubach over Worms). Zonder patiënten en met één assistente gingen zij vol enthousiasme en goede hoop van start met huisartsenpraktijk Boesten. De praktijk groeide uit tot een 33 succesvolle familiepraktijk. Met de komst van hun dochter als huisarts in familiepraktijk Boesten, hopen de ouders nu meer tijd te hebben voor hun hobby’s. De patiënten zijn uitvoerig geïnformeerd over de praktijkveranderingen die stapsgewijs vanaf 2012 werden ingevoerd. Op hun praktijkwebsite kunt u er meer over lezen: www.docvadis.nl/huisartsenpraktijkboesten-landgraaf op één lijn 53
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Familie Klaassen ‘ In de nieuwe setting wil ik graag werken’ DOOR ESTER KLAASSEN, HUISARTS IN OPLEIDING Ik zal halverwege 2017 afstuderen als huisarts. Mijn vader is Tjeu Klaassen, apotheekhoudend huisarts te Oirsbeek sinds 1978. Als ik afgestudeerd ben, zal ik zijn huisartsenpraktijk overnemen. Het artsenvak heeft sinds mijn kindertijd mijn interesse. Toen ik drie jaar oud was, was ik al met de stethoscoop poppen aan het onderzoeken. Op de middelbare school wist ik zeker dat ik geneeskunde wilde studeren en heb ik, met succes, gepoogd cum laude af te studeren zodat ik niet hoefde te loten en mijn plaats binnen de basisopleiding zeker was. Ik ben bewust met een brede blik de opleiding gestart, zonder directe focus op huisartsgeneeskunde. Huisartsgeneeskunde heeft mij desondanks al die tijd bijzonder geïnteresseerd. Na de basisopleiding, heb ik besloten eerst 1 jaar ervaring op te doen als arts assistent niet in opleiding op een afdeling neurologie. Daarna heb ik een promotietraject doorlopen binnen de afdeling kindergeneeskunde. In maart 2014 ben ik gestart met de opleiding huisartsgeneeskunde. Tijdens het maken van mijn keuze voor de opleiding, hebben mijn ouders zich bewust afzijdig gehouden en mij (en mijn zussen) weinig betrokken bij de praktijkvoering. Dit omdat ze graag wilden dat ik een eigen keuze zou maken. Vanaf het moment dat ik geneeskunde ben gaan studeren, en nog meer vanaf het moment dat ik heb gekozen voor de specialisatie huisartsgeneeskunde, word ik door mijn ouders met veel enthousiasme betrokken. In eerste instantie was de setting van de praktijk, solist in een apotheekhoudende huisartspraktijk, niet de setting die ik zocht. Per 1 juli 2016 gaat de praktijk van mijn vader verhuizen naar het nieuwe gezondheidscentrum ‘Healths and Sports’ in Oirsbeek. In deze omgeving wil ik wel graag als huisarts werken. Helaas kan de apotheek vanwege de wetgeving dan geen onderdeel meer uitmaken van de huisartspraktijk. Wel zal in het pand een medicatievoorziening aanwezig zijn. Inmiddels is algemeen bekend dat ik de praktijk van mijn vader over zal gaan nemen. Ik word hier in het dorp ook regelmatig op aangesproken en krijg dan enthousiaste reacties. Veel mensen vinden het bijzonder dat de praktijk van vader op dochter overgaat. Ook ik vind het heel bijzonder. Uiteraard twijfel ik soms, dan vraag ik me af of ik wel kundig genoeg ben voor het zelfstandig ondernemerschap of dat het niet te druk wordt met een gezin en een eigen praktijk. Hoe ga ik om met alle druk en verantwoordelijkheid? Meestal zie ik echter met name de uitdaging en denk ik dat het juist goed bij me past. In de beginfase zou ik het prettig vinden, dat mijn vader een dag per week blijft werken in mijn praktijk. Hierdoor kan mijn vader mij belangrijke informatie geven die de continuïteit van de patiëntenzorg kan bevorderen. Daarnaast kan ik me voorstellen dat het prettig is voor patiënten om een overgangsfase te hebben. Voor mij is het ook fijn dat ik mijn drukke baan beter kan combineren met zorg voor de kinderen. In de toekomst hoop ik dat ik met een collega huisarts kan samenwerken, Ook wil ik een kaderopleiding gaan volgen. In de verdere toekomst hoop ik zelf huisartsen in opleiding te begeleiden en mogelijk zelfs huisartsen in opleiding te begeleiden in hun promotietraject aangezien ik zelf epidemioloog en gepromoveerd ben. Een mooie toekomst met veel mooie plannen. Ik ben benieuwd of mijn leven er over tien jaar zo uitziet als ik me nu voorstel en hoe ik dan zal terugkijken op deze spannende jaren. Met de passie en het plezier dat ik voor dit vak voel, zie ik mijn toekomst met vertrouwen tegemoet. ‘Het moet haar praktijk worden’ Door Tjeu Klaasen, vader van Ester Het starten als huisarts is een bijzondere gebeurtenis, het stoppen met een praktijk is dat zeer zeker ook. Aanvankelijk dacht ik ‘dat doe je gewoon’ maar naarmate dat moment naderbij komt, lijkt het steeds minder eenvoudig. Ik weet al lang dat een van mijn dochters arts is. Aanvankelijk leek het erop, dat zij een andere richting zou kiezen dan de huisartsgeneeskunde. Ik heb haar daar nooit toe proberen over te halen. In de privésfeer heb ik ook niet veel over de praktijk gesproken. Wellicht heeft ze wel gemerkt dat ik het altijd een prachtig vak heb gevonden, en nog steeds vind. Mogelijk dat de uitstraling van mijn arbeidsvreugde haar wel aan het denken heeft gezet. 34
3e uitgave 2015 En dan ineens komt de ommekeer en wil ze toch huisarts worden. Daar kon ik natuurlijk geen enkel bezwaar tegen hebben, integendeel. Voorzichtig heb ik toen wel gevraagd waar en in welke setting ze dacht huisarts te willen zijn. Temeer omdat het einde van mijn carrière steeds meer in zicht kwam. Eerlijk is eerlijk, het was zeer bijzonder om te horen dat ze mij wilde opvolgen in mijn praktijk. En nu worden de plannen steeds concreter. Ik zie er met plezier naar uit. Maar voor mij staat vast als een huis, dat zij vanaf dag één de leiding heeft en de beslissingen moet nemen. Het moet haar praktijk worden en zij moet het huisartsenvak op haar manier uitoefenen. Bij mijn praktijkovername ben ik meteen op mijn manier gaan werken en daar heb ik nu nog steeds plezier van. Dat ik nog een beetje kan meehelpen in de praktijk is fijn, dan is het afscheid niet zo abrupt. It’s all in the Family We zijn Charlotte en Anne Schiffelers, derdejaars aios. Wij zullen samen afstuderen in het voorjaar van 2016. Onze vader is Harry Schiffelers, huisarts in Simpelveld en sinds 4 jaar ook huisartsopleider. Wisten jullie altijd al dat je huisarts wilde worden? Onze vader was de dokter in het dorp, waardoor we al van jongs af aan met het vak in aanraking kwamen. In die tijd kwamen de mensen nog tijdens de dienst bij ons aan huis. Ook werd onze vader vaak bij uitstapjes met het gezin aangesproken door patiënten. Als kind vonden we dit niet altijd even leuk. Pas later op de middelbare school raakten we geïnteresseerd in de geneeskunde en mede door het enthousiasme van onze vader ook in de huisartsgeneeskunde. Sinds we geneeskunde studeerden hebben we het veel met z’n drieën over het vak gehad. Harry: ik vond het al leuk dat beide dochters geneeskunde gingen studeren. Dat ze nu ook beiden huisarts worden vind ik helemaal bijzonder. Het is leuk om te sparren over medisch inhoudelijke dingen, maar ook over de ontwikkelingen binnen het vak. Lust of last? Sinds we zelf arts zijn heeft het vooral voordelen, omdat we bij elkaar kunnen ‘spuien’. Dit heeft onze band zeker versterkt. De sterke verhalen tijdens etentjes wordt ons door onze andere familieleden niet altijd in dank afgenomen, zeker niet door degene met een wat minder sterke maag. Persoonlijk denk ik wel dat het ook andere voordelen heeft, immers ik kan de praktijk veel beter overdragen en nog een tijd lang aanvullende informatie verstrekken. Niet alles staat in het medisch dossier, in mijn hoofd zit nog veel meer. En dat kan ik dan, als het aan de orde is, vertellen. Hoewel de patiënten aangeven dat ze het fijn vinden als ik door mijn dochter word opgevolgd, vind ik dat maar relatief van belang. Zoals ik het vak geleerd heb, en wellicht ook uitoefen, is van lang geleden. Ik merk dat de huidige generatie huisartsen anders in het vak staat, andere dingen doet dan ik. Langzamerhand word ik een soort anachronisme en voel ik me ‘eenzaam’ worden, immers, ik ken geen praktiserende collegae, die al meer dan 37 jaar huisarts zijn. Het wordt wellicht tijd om te stoppen. Heb je wel eens getwijfeld om de praktijk over te nemen? Op dit moment zal onze vader nog enkele jaren werkzaam zijn in de praktijk, hij werkt nog veel te graag, dus dit is voorlopig nog niet aan de orde. Het zou wel heel bijzonder zijn om in de toekomst samen te werken. Verschil je van stijl met je familie? Charlotte: ik zie mijn vader als de ouderwetse dorpsdokter die dag en nacht betrokken is bij zijn patiënten. Dit bewonder ik. Ik hoop net zo betrokken te zijn, maar ik probeer daarnaast als moeder een goede balans te vinden tussen werk en gezin. Anne: ik zie dat mijn vader een geïnteresseerde en makkelijk benaderbare huisarts is voor patiënten. Dit is iets wat ik zelf ook belangrijk vind, dit probeer ik ook uit te stralen. Harry: ik zie dat de tijden veranderd zijn, toentertijd was het gangbaar in het praktijkgebied te wonen. Ik zie dat dit voor de huidige generatie huisartsen niet meer vanzelfsprekend is. Ik vind het fijn dat mijn dochters door deze ontwikkeling nu de vrijheid hebben om zelf deze keuze te maken. Over 5-10 jaar dan…….? We zouden het alle drie leuk vinden om in de toekomst in wat voor hoedanigheid dan ook samen te werken, om kennis en ervaring aan elkaar over te dragen. Harry, Anne en Charlotte 35 op één lijn 53
Op één Lijn is een uitgave van: Vakgroep Huisartsgeneeskunde FHML Maastricht University Postbus 616 6200 MD Maastricht op1lijn@maastrichtuniversity.nl www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl www.familymedicinemaastricht.nl Based in Europe, focused on the world. Maastricht University is a stimulating environment. Where research and teaching are complementary. Where innovation is our focus. Where talent can flourish. A truly student oriented research university.
1 Online Touch