11

1 e uitgave 2016 vaker voorkwam bij patiënten jonger dan 65 jaar. De meeste aandoeningen kwamen voor in de supraspinatuspees. Op basis hiervan werd geconcludeerd dat patiënten met schouderpijn ingedeeld kunnen worden in diagnostische subgroepen, waardoor er meer gericht behandeld kan worden dan momenteel geadviseerd in de richtlijnen. Als afsluiting van het proefschrift voerden Ottenheijm en co de MUST-studie uit (Maastricht Ultrasound Shoulder pain Trial). Dit betrof een pragmatische, gerandomiseerde interventiestudie naar het klinische effect van ‘behandeling op maat’ van patiënten met acute schouder pijn in de huisartspraktijk, door de behandeling te richten op de echografie diagnose. Patiënten, die na twee weken standaard behandeling niet genezen waren, werden door loting verdeeld over twee studiegroepen: behandeling op basis van de echografie diagnose (interventiegroep) en gebruikelijke zorg volgens de NHG-standaard (controlegroep). De patiënten werden een jaar gevolgd. Er werden 129 proefpersonen geïncludeerd, waarvan er na twee weken 18 waren genezen. De overige 111 proefpersonen werden gerandomiseerd en gelijk verdeeld over de twee studiegroepen: 56 in de interventiegroep en 55 in de controlegroep. Hoewel er na één jaar meer patiënten in de interventiegroep waren genezen dan in de controle groep (72.5% vs. 60%), was dit verschil niet significant (Odds Ratio 1.86, (95% BI 0.79-4.36), p=0.15). Ook voor de secundaire uitkomstmaten werden geen significantie verschillen gevonden. Er werden tevens geen verschillen gevonden tussen de percentages patiënten die verwezen zijn voor fysiotherapie (59% vs. 64%), verwezen naar een specialist (20% vs. 13%) of corticosteroïd injecties kregen (39% vs. 31%). De resultaten van deze trial suggereren dat een behandeling op basis van een echografie diagnose het door de patiënt ervaren herstel na 1 jaar niet verbetert. Echter, een definitief antwoord kunnen we niet geven, omdat er te weinig patiënten waren geïncludeerd. De conclusie was dat ondanks dat echografie bijdraagt aan een meer gerichte behandeling, de resultaten van de trial suggereren, dat behandeling op basis van echografie diagnose bij patiënten met acute schouderpijn het door de patiënt ervaren herstel na 1 jaar niet verbetert. Daarom is het vanuit een klinisch perspectief raadzaam, dat huisartsen geen echografieën aanvragen bij patiënten met acute schouderpijn. Desalniettemin concludeerde Ottenheijm, dat echografie het mogelijk kan maken om gerichter te behandelen. Daarom zal toekomstig onderzoek zich moeten richten op subgroepen van patiënten met schouderpijn en niet langer op de heterogene groep van patiënten met een variëteit aan aandoeningen van de schouder. Anneke van Dijk – de Vries Op 16 december 2015 verdedigde promovendus Anneke van Dijk met succes haar proefschrift: ‘Towards integrated nurse-led self-management support in routine diabetes care’. In de zorg voor chronisch zieken in de Nederlandse eerstelijnszorg wordt steeds meer nadruk gelegd op het belang van zelfmanagementondersteuning. In dit proefschrift ging het om de ondersteuning van zelfmanagement bij mensen met diabetes mellitus type 2. Mensen met diabetes kunnen allerlei sociaal-emotionele problemen ervaren. Toch is de zorgverlening vooral gericht op de biomedische aspecten van het omgaan met deze chronische aandoening. Het proefschrift ging uit van een brede definitie van zelfmanagementondersteuning, waarin naast aandacht voor biomedische aspecten ook ondersteuning werd geboden bij het omgaan met de emotionele en sociale gevolgen van diabetes in het dagelijks leven. In een voorgaand wetenschappelijk onderzoek was de kosteneffectiviteit aangetoond van een minimale verpleegkundige interventie, uitgevoerd bij ouderen met diabetes en een milde tot matige depressie. Deze interventie bestond uit het aanleren van probleemoplossende vaardigheden en reattributie, een aanpak die gebaseerd is op de leertheorie en ook wordt toegepast in de cognitieve gedragstherapie. In samenwerking met een regionale zorggroep en een zorgverzekeraar werd deze interventie aangepast en geïmplementeerd in de reguliere zorg van praktijkondersteuners in de huisartsenpraktijk. In het proefschrift stonden drie vraagstellingen centraal. De eerste betrof de visie van stakeholders in de eerstelijnszorg in Nederland op het verbeteren van aandacht voor het psychosociale welzijn in de zorg voor mensen met een chronische aandoening. De tweede vraag ging over de mogelijkheden en barrières ten aanzien van implementatie van biopsychosociale zelfmanagementondersteuning in de reguliere diabeteszorg, als ervaren door praktijkondersteuners, huisartsen en patiënten. De derde vraag ging over de effectiviteit van biopsychosociale zelfmanagementondersteuning tijdens reguliere diabetesconsulten ten aanzien van het dagelijks functioneren van patiënten. Van de aangepaste interventie ‘Self-Management Support’ (SMS) werden het implementatieproces en de effectiviteit gelijktijdig geëvalueerd. SMS bestond uit twee fasen: een detectie-fase om patiënten met sociaal-emotionele problemen in het dagelijks functioneren te identificeren en, indien nodig, een follow-up fase met het aanbod van ondersteuning door de praktijkondersteuner. Bij ernstige klachten ontving een patiënt een consult bij de huisarts voor eventuele verdere psychologische behandeling. De strategieën om SMS te verankeren in de reguliere zorg bestond uit training voor praktijkondersteuners, opgevolgd 11 op één lijn 54

12 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication