31

2e uitgave 2016 In manu medici “ Vater, in deine Hände lege ich meinen Geist” DOOR T.E. GRIJS Met Pasen waren we met een groep vrienden in Limburg an der Lahn, waar we op Paaszondag de hoogmis bezochten in de fameuze Domkerk van de stad. De vicarisgeneraal was voorganger in de mis, omdat de bisschop op non-actief was gesteld vanwege een fors uit de hand gelopen verbouwing van het bisschoppelijk paleis. De celebrant vertelde aan het begin van de mis dat hij recent in het ziekenhuis had verbleven en behandeld was door verschillende dokters. Het was gelukkig allemaal goed afgelopen en hij uitte zijn dankbaarheid dat hij nu op het altaar de gelovigen mocht voorgaan. In de Duitse bisschoppelijke kerken kijk ik altijd uit naar de preek. Een mooie diepzinnige gedachte uit het Nieuwe Testament uitgewerkt naar het heden met een plastisch taalgebruik in lange volzinnen. En ook deze keer werd ik niet teleurgesteld. De vicaris nam ons mee in het passieverhaal uit het evangelie van Lukas, naar Goede Vrijdag, als tegen het negende uur Jezus Christus zijn laatste woorden uitspreekt: “Vater, in deine Hände lege ich meinen Geist.” Met deze woorden begon de priester zijn preek. Hij stapte vervolgens al snel af van het passieverhaal. Hij stelde een retorische vraag: “Wat betekent het wel niet als iemand zijn essentie in je handen legt?” Na een korte stilte vervolgde hij: “Hij moet een absoluut vertrouwen hebben in je uitgestoken en helemaal geopende handen. En wat toen volgde was een uitermate boeiend betoog over hetgeen je allemaal met je handen kunt doen en aangeven. Je kunt ze inderdaad uitsteken en openen om uit te nodigen en te ontvangen. Met het maken van een vuist weer je af, maar pak je ook stevig vast en hou je vast, geef je houvast. Je kunt de handen uitstrekken met de palmen naar voren om af te weren of met de handrug naar voren en met korte bewegingen van de hand naar je toe iemand uitnodigen naderbij te komen. Met de palm naar boven en een draaibeweging in je pols nodig je uit om verder te vertellen. Bedek je je ogen en oren, dan geef je aan niet te willen zien en te horen, je kunt ook je hand achter de oorschelp houden om beter te horen. Met de hand op je mond druk je schrik of verbazing uit. Je kunt voelen, tasten en aftasten met je handen, sommigen kijken zelfs met hun handen (en toen moest ik toch even aan de aios denken). Je kunt je handen vouwen om te bidden of te smeken. Met handenwringen geef je wanhoop aan. Je kunt met je vinger wijzen om richting te geven, maar ook om te beschuldigen. De duim omhoog betekent vind ik tof. Met warme handen neem je kou weg. Je kunt met het opleggen van je hand steunen en geruststellen. Je houdt je hand boven het hoofd van een ander om te zegenen of om toe te dekken. Je kunt met de handen ver uit elkaar uitnodigen of onschuld of onbegrip tonen. En zo bleef de man maar voorbeelden geven, alle even sprekend, maar iets bleef me gedurende de rest van de dienst dwarszitten, hij duidde op iets, maar waarop? De priesters en misdienaars hadden het koor al verlaten en ik bleef zitten. Er was mij iets ontgaan tijdens de preek, maar wat? De priester had het over handen gehad, maar wat was de achterliggende gedachte? Het leek alsof hij mij iets persoonlijk had willen zeggen, maar het ontging mij. Op het eind van de ochtend mochten we koffie drinken in de woning van religieuzen van de Geestelijke Familie “Het Werk”. We waren uitgenodigd door een Belgische zuster, die ons de dag tevoren had rondgeleid in de Domkerk. Al gauw bleken ook de dames geïntrigeerd te zijn door de preek van de vicaris. Uitgebreid werden de handen bestudeerd, hun eigen handen wel te verstaan. Ik kon het niet laten om mijn handen uit te steken. “En de mijne dan…?” De Belgische zuster legde haar handen op de mijne en met een vriendelijke en aangename Vlaamse tongval sprak ze: “Ach, ge steekt uw handen zo uitnodigend uit, ze voelen zacht en warm, het lijken we doktershanden”. Op dat moment kwam het besef. Waar had de hulpbisschop het eigenlijk over gehad? Zo moeilijk was het echt niet te begrijpen, hij had het over het handelen van de dokters gehad, de dokters die hem in het ziekenhuis hadden behandeld en de dokters eerder in zijn leven. De patiënten hebben het op allerlei manieren tegen me gezegd, maar het kwam op hetzelfde neer: “Dokter, in uw handen leg ik mijn lot.” Met name in de begeleiding van patiënten naar het levenseinde toe voelde dat enerzijds als een zware last op de schouder, anderzijds als een uitdaging of misschien nog beter gezegd een plicht om alles in te zetten wat in mijn vermogen lag om het lijden te verzachten, er te zijn en te staan voor de patiënt en zijn naasten, de essentie van ons vak. En dat dient ook de essentie van het opleiden van onze jonge dokters te zijn: er klaar voor zijn om er te zijn en te staan voor onze patiënten als ze ons het hardst nodig hebben. 31 op één lijn 55

32 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication