16

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Bruikbare wetenschap Kort maar krachtig DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. MDO: beter goed geleid dan geregeld ontregeld Interprofessioneel samenwerken is een hippe term die u ongetwijfeld de komende jaren gaat terugvinden op de agenda’s van beleidsmakers en verzekeraars. U zult ook ongetwijfeld denken dat u dat al jaren doet, en dat klopt. De meeste praktijken hebben multidisciplinair overleg, vaak gericht op de ouderenzorg. Jerôme van Dongen en zijn team hebben een aantal MDOs nauwlettend gevolgd (met video opnames) en ook deelnemers geïnterviewd op een gestructureerde manier. Ze wilden daartoe het proces van interprofessionele samenwerking beter begrijpen door de observaties tijdens de opnames te vergelijken met de persoonlijke ervaringen van de teamleden. De observaties (van de onderzoekers) toonden aan dat het uiteindelijke doel van het MDO (het gezamenlijk ontwikkelen van een gedeeld plan voor de besproken patiënt, met persoonlijke doelen en acties) heel regelmatig niet werd gehaald. Opvallend daarbij was dat de professionals dit zelf niet herkenden en de bijeenkomsten ervaarden als gestructureerd en met de patiënt centraal. Het onderzoeksteam stelt voor dat de structuur van MDOs kunnen worden verbeterd door een goede voorzitter. Daarnaast zeggen ze ook dat hun bevindingen reden zijn om de verschillende deelnemers eerst bewust te maken van zaken die verbeterd kunnen worden, omdat de professionals deze zelf niet meteen zien. Het is een stellige conclusie en de bevindingen zijn nou niet meteen een pluim voor de deelnemende MDOs. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik het ook wel herken. Vaak is het MDO ook een gelegenheid om elkaar even bij te praten over zaken en patiënten. Dat geeft hectiek en dat draagt niet bij aan een goede structuur. Wellicht is het dan meer interprofessioneel samenzijn in plaats van samenwerken. Gaat u ook eens opletten hoe dit gaat bij uw volgende MDO? Veilig darmkanker uitsluiten Ondanks het bevolkingsonderzoek darmkanker en de iFOBT test blijven we natuurlijk mensen met buikklachten op het 16 spreekuur zien. Het is niet eenvoudig om te bepalen wie je voor een coloscopie moet sturen en wie vooral niet, met name omdat de klachten van darmkanker, diverticulitis, IBD en prikkelbare darm syndroom nogal overlappen. Jean Muris was betrokken bij een nationale studie waarbij de onderzoekers 18 verschillende diagnostische modellen toetsten op een groep van 810 patiënten met persisterende buikklachten uit de Nederlandse huisartsenpraktijk. Deze patiënten ondergingen allen endoscopie en 37 bleken darmkanker te hebben. Van de 18 modellen (welke bestonden uit bevindingen uit anamnese en lichamelijk onderzoek, en sommige een fecaal occult bloed test) bleken de meesten darmkanker aardig goed uit te sluiten met negatief voorspellende waardes tussen de 93 en 100%. Het beste model (NICE-1) bleek 59% van de patiënten met darmkanker uit te sluiten met een negatief voorspellende waarde van 100% bij een sensitiviteit van 96%. Dit NICE-1 model heeft de volgende variabelen: leeftijd (met grenswaarde bij 40 jaar en bij 60 jaar), geslacht, pre/postmenopauze, diarree langer dan 6 weken, rectaal bloedverlies, palpabele massa in de buik, palpabele massa bij rectaal toucher en anemie. Met dit soort gegevens zou het dus wel mogelijk zijn om een groot deel van de patiënten een scopie te onthouden. Echter, zoals de auteurs ook terecht stellen bestaat er juist de neiging (bij zowel huisarts als patiënt) om laagdrempeliger coloscopie aan te vragen. Zo toont onderzoek aan dat patiënten geneigd zijn dit invasieve onderzoek te ondergaan bij een kans van minder dan 1% op pathologie. Hoe dan ook stellen de auteurs terecht dat dit soort modellen – waarop ook onze NHG Standaard is gebaseerd – in ieder geval behulpzaam kunnen zijn om de hoog risico patiënten te prioriteren. Dat kan bij toenemende wachttijden voor coloscopie dan ook wel weer handig zijn. Patroonherkenning-in-opleiding Patroonherkenning is een term die nogal eens valt in de huisartsopleiding. Elke huisarts herkent de waarde daarvan, hoe ongrijpbaar het patroon of de herkenning ook soms is. In het beoordelen van aios zijn patronen wellicht ook belangrijk. Marjolein Oerlemans en haar team met veel bekende namen van de huisartsopleiding deden kwalitatief onderzoek onder ervaren huisartsopleiders en vroegen hen of zij consistent gedrag herkennen bij aios tijdens het observeren van meerdere consulten in de tijd. Tevens waren

17 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication