26

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Onderzoek van onderwijs Opleiders: het zijn net mensen DOOR LAURY DE JONGE, HUISARTSONDERZOEKER “Aangezien de denkwijzen van mensen verschillen, zodanig dat sommigen gemakkelijker dan anderen de een of andere vorm van geloof omarmen, want wat de een leidt tot gebed kan de ander tot spotternij leiden, concludeer ik, dat iedereen vrij zou moeten zijn om voor zichzelf de basis van zijn overtuiging te kiezen, en dat geloof alleen zou moeten worden beoordeeld op de vruchten die het voortbrengt.” (Spinoza: Tractatus Theologico Politicus (1670)) Als begeleider van coassistenten of opleider van huisartsen in opleiding heeft u er vrijwel dagelijks mee te maken: de beoordeling op de werkplek. Werkplekbeoordelingen zijn belangrijk om een aantal redenen. Ten eerste omdat een beoordeling nuttige feedbackback kan genereren, wat het leren van een (huis)arts-in-opleiding kan sturen. Van goede feedback kan je immers (veel) leren: het kan wijzen op hiaten in medische kennis of verbeterpunten in communicatieve vaardigheden, kortom: op alles wat nog geleerd kan (of moet) worden. Ten tweede kan een beoordeling gebruikt worden om vast te stellen of een lerende “aan-de-maat” is. Daarmee heeft een opleider-beoordelaar een belangrijke rol in het adviseren of een lerende basis- of huisarts kan worden. Uit medisch onderwijskundig onderzoek blijkt dat de waarde van werkplekbeoordelingen niet zozeer afhangt van de kwaliteit van de beoordelingsinstrumenten of -methoden. De waarde hangt vooral af van de manier waarop deze instrumenten gebruikt worden. En dat hangt weer af van welke ideeën een opleider en lerende hebben over leren en beoordelen op de werkplek. Hier heb ik onderzoek naar gedaan. De deelnemers aan dit onderzoek waren beoordelaars die werkzaam in de praktijk of op de Universiteit waren, en huisartsen in opleiding. Hen werd gevraagd om stellingen over werkplekbeoordelen te sorteren. Een voorbeeld van een stelling was: “beoordelen moet vooral het leren van de AIOS sturen”. Deze, en nog 47 andere stellingen, moesten worden gerangschikt naar de mate waarin de beoordelaar het met de stelling eens of oneens was. De uitkomst zal u niet verbazen: de deelnemers verschilden in hun denkwijze. Door middel van factoranalyse kon een aantal groepen opleiders onderscheiden worden. Sommige opleiders vonden het prettig als een lerende zelf zijn leren stuurde, ook als dat betekende dat hij zelf in hoge 26 mate bepaalde waarop hij beoordeeld werd. Voor anderen ging dat te ver, zij vonden dat (ook) de opleider of het opleidingsinstituut zou moeten bepalen wat geleerd moet worden. Een tweede thema waarover opleiders van inzicht verschilden was de mate van standaardisering van een beoordeling. Sommige opleiders vonden het prettig om een scorelijst te hebben waarin precies staat waar een lerende aan moet voldoen. Anderen ervaarden ’de gedetailleerde scorelijst als een keurslijf; een beoordeling zou aangepast moeten kunnen worden aan de context van de beoordeling of aan de leervraag van de lerende. Zijn die verschillende denkwijzen een probleem? Of, om met Spinoza te spreken, beïnvloedt dit de kwaliteit van de vruchten die worden voortgebracht? Mijn antwoord : het hoeft geen probleem te zijn. Maar dan zullen opleider en lerende wel moeten spreken over verwachtingen en consequenties van gelijkeen verschillende denkwijzen over werkplekleren en-beoordelen. Het doel van zo’n gesprek zou zijn om te komen tot een gemeenschappelijk denkwijze; met ruimte voor eigenheid maar ook voor afstemming tussen de verschillende betrokkenen. Tijd dus om een leergesprek te wijden aan uw opvattingen over beoordelen en leren! Bent u geïnteresseerd in meer details? Het hele artikel staat online op: link.springer.com/article/10.1007/s10459-017-9760-7 Voetnoot Sjef Swaans, HAB en redactielid “ Het belang van de beoordeling op de werkplek kan niet genoeg benadrukt worden. Mijn ervaring als HAB is dat de opleider het meest van de AIOS ziet en daarom ook het best een beoordeling kan geven. Op welke manier dat gebeurt is van secundair belang en hangt ook af van de persoonlijkheid van HAO en AIOS. Maar: van cruciaal belang is dat alle beoordelingen feitelijk onderbouwd zijn. Dat aangegeven wordt op welke concrete gedragingen of gebeurtenissen de beoordeling gebaseerd is. Ook als de interpretatie van de observatie niet gedeeld wordt, of als de norm waaraan het gedrag moet voldoen niet erkend wordt , is toch het bespreken van de observatie de basis van de beoordeling. Dat is dan het gesprek waaraan in dit artikel gerefereerd wordt. Een eindbeoordeling bundelt diverse werkplekbeoordelingen en compenseert dan voor de verschillen in aanpak van de beoordelingen.”

27 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication