12

op één lijn 61 2e uitgave 2018 Bruikbare wetenschap ‘Diagnostiek is zinvol als we begrijpen wat we doen.’ DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN HOOGLERAAR AAN DE VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Breekbare botten Mensen van middelbare leeftijd en ouder willen nog weleens een bot breken. Zo’n fractuur is op zich weer risicoverhogend voor het krijgen van een nieuwe fractuur. Eigenlijk verdien je dan een sticker ‘breekbaar’. In vele ziekenhuizen plakt men die sticker er letterlijk op, want patiënten die een bot braken, krijgen automatisch een oproep voor een osteoporose- of fractuurpreventiepoli. Eén van de uitkomsten kan zijn, dat er manifeste osteoporose is en dat bisfosfonaten geïndiceerd zijn. Tineke van Geel bestudeerde een groot databestand met 5011 patiënten > 50 jaar die een fractuur hadden en daarvoor een fractuurpoli in Schotland bezochten. De zorg die de mensen daar ontvangen is goed vergelijkbaar met de Nederlandse situatie. Maar liefst 50,7% van de patiënten had een indicatie voor een bisfosfonaat, bovenop de standaard calcium met vitamine D. Tineke en haar team volgden de patiënten en keken naar voorspellers voor zowel nieuwe fracturen als mortaliteit. Het vrouwelijk geslacht, toenemende leeftijd, een slechte T-score op de DEXA-scan en roken waren de niet-verrassende, onafhankelijke voorspellers voor nieuwe fracturen. Een alcoholinname van meer dan 5 glazen per dag bleek ook voorspellend te zijn. Bisfosfonaatgebruik bleek juist beschermend te werken. Bij de mortaliteit kwamen echter de grootste bevindingen. Daar bleek dat bisfosfonaatgebruik de mortaliteit verminderde over 96 maanden follow-up. Reden te meer om goed te kijken hoe we de matige therapietrouw bij bisfosfonaten kunnen optimaliseren. Leven met multimorbiditeit De discussies over multimorbiditeit gaan vaak meer over de verschillende aandoeningen zelf, dan dat het gaat over het leven van die patiënten. Tiny van Merode en Marjan van den Akker voerden een kwalitatieve studie uit onder Nederlandse en Belgische patiënten met multimorbiditeit om hun ervaringen te vangen, specifiek gericht op de behandellast (‘treatment burden’). De onderzoekers interviewden 22 patiënten van 45-91 jaar oud. Zij vonden vele factoren geassocieerd met de behandellast van hun chronische aandoeningen. Deze factoren konden in 4 domeinen worden ingedeeld: 12 1. organisatie van zorg (wachttijden, communicatie met hulpverleners, medische fouten, geen of onvoldoende nazorg); 2. medicatie (bijwerkingen, interacties, vergoedingen); 3. de patiëntrol (acceptatie, afhankelijkheid, je eigen dokter zijn, weerstand tegen doktersbezoeken, gevoel van hopeloosheid); 4. impact op dagelijks leven (medicatie onderweg of op reis, dieet, paramedische ondersteuning inpassen in dagelijks leven, vergoedingenprocedures). Nu zal niemand opkijken van de genoemde factoren, maar het is wel nuttig om het artikel hierover te lezen. Juist omdat we in de praktijk vaak de neiging hebben om de ‘disease’ voorop te stellen en de ‘illness’ wat te vergeten. Het hebben van meer dan één ziekte maakt het niet alleen voor dokters complex: die ziektelast voor patiënten is nóg complexer. SOA-nazorg Huisartsen doen de meeste SOA-diagnostiek in Nederland. Zij vinden dan ook de meeste gevallen van chlamydia in Nederland. Op SOA-poli’s wordt bij een positieve chlamydia of gonorroe test ook nog nazorg geleverd. Naast het advies voor partnerwaarschuwing (kan eenvoudig anoniem via www.partnerwaarschuwing.nl) krijgen patiënten ook de uitnodiging om zich na een half jaar nogmaals te laten testen. Dan blijkt 30% wederom positief. Julien Wijers bekeek in de regio Maastricht en Heuvelland of patiënten die in de huisartsenpraktijk een positieve SOA-test hebben, zich opnieuw laten testen, al dan niet op vraag van hun huisarts. In 48 huisartsenpraktijken waren er in 5 jaar tijd 622 positieve chlamydia-infecties. Een kwart daarvan onderging binnen 1 jaar een hertest, bij gonorroe lag dat percentage lager, namelijk op 15%. Wel kwamen patiënten met gonorroe in 25% van de gevallen terug voor een test-of-cure binnen 3 maanden. Gezien de toenemende resistentie van de gonokok is dat internationaal ook het advies. Bij chlamydia is het juist níet aangeraden om binnen een aantal weken een test-of-cure te doen, omdat de azitromycine prima werkt. Daarnaast is er grote kans op een fout-positieve uitslag door de originele infectie. Momenteel werkt de vakgroep huisartsgeneeskunde samen met de GGD aan een project om de SOA-nazorg in de huisartsenpraktijk te optimaliseren door materialen van de SOA-poli door te ontwikkelen, en zo huisartsen te ontzorgen.

13 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication