Nederlands English
Op één lijn 74

Op één lijn 74


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2600 exemplaren Hoofd-/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Jeroen Smeets, Eefje de Bont, Lisette Verheijen, Hendrik Jan Vunderink en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, SO’s in Limburg, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Deadline volgend nummer 1 maart 2024 Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University UM230108 Fotografie Kaftfoto gemaakt door Felix Punt Pagina 19 en 28 gemaakt door Philip Driessen Pagina 29 gemaakt door Loraine Bodewes Copyright © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de Redactie – Babette Doorn Van de voorzitter: Huisarts en Planetary Health – Jean Muris Genomineerden Clinicus van het jaar – redactie Nieuwe vakgroepvoorzitter: Loes van Bokhoven Pensioen Jelle Stoffers – Job Metsemakers Afscheid Jelle – Piet Portegijs Stellen zich voor Ralph Leijenaar – Postdoc Pieter van Bostraeten – Promovendus Laura Vriese – Promovendus Esmée Vaes – Promovendus Onderwijs Leerteamcoach nieuwe bachelor – Anneke van Dijk en Annerika Slok-Gidding Toetsen om van te leren – Laury de Jonge Onderzoek Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals 3 4 4 5 6 7 8 8 8 9 9 11 12 Promotie. De integratie van gezondheidsbevordering op basisscholen – Marla Hahnraths 14 Denk mee met de Witte Raven. Hoe nu verder? – Paul Höppener 15 WESP-en Improving primary care in Ethiopia – Hanneke Koekebakker Peer-support GGZ – Floor Koonings Zelfsturend leren tijdens de huisartsopleiding – Sergio van Boxtel Orgaandonatie na euthanasie – Daan Verbruggen Opleiding Ouderengeneeskunde Hoe bouw je een curriculum? – Nancy Lenaerts Made in Maastricht: afstuderen SO’s 29 september Een volwassen opleiding – Babette Doorn In de leer. Missie: SO dichtbij – Charlotte Coopmans Meerdaagse Nascholing Ouderengeneeskunde 2.0 ‘We doen al veel meer dan nu zichtbaar is’ – interview met de hoofden Congresreis Helsinki – Edith Meijers Huisartsopleiding Uit het adjuncthoofd – Ingrid van der Heijden InterCompetent. De adoptiepatiënt in jaar 3 – Anneke van Dijk & Hanneke Hamers Boek ‘Sisters in Arms’ – Valerie Fijen Equilibre. Een duurzame reis is belangrijker dan een verspillende bestemming – Elsje Kuijper, Gaston Peek en Marieke Kools AIOS-dag. Positieve Gezondheid – Davíd van Eerd Made in Maastricht en Eindhoven – afgestudeerde huisartsen Waarom en wanneer kiezen studenten voor Huisartsgeneeskunde? Moreel dilemma. Kosten in de zorg: uw eigen risico? – Nathalie Notermans Column: De dokter is ziek – Jeroen Smeets 16 16 17 18 19 19 20 21 21 22 24 25 26 26 27 28 28 30 In de leer: Morpheus in de nachtdienst. Een onverwachte kampioen – Davíd van Eerd 31 Weten is eten. Vreten op aarde – Hendrik-Jan Vunderink 32 34 35 2 Van de redactie De kunst van het loslaten Deze titel is niet van mij, maar van Felix Punt. Felix is de maker van de wederom artistieke foto op de kaft. De foto is gemaakt op de Stafdag van de Huisartsopleiding van 28 november. Felix kan loslaten, want hij gaat met pensioen. Persoonlijk ben ik erg slecht in loslaten. Wie mij kent, denkt nu, dat het zelfs een understatement is. Zelf heb ik daar meestal geen last van. Het zal u ook niet verbazen, dat mijn ooit zo trouwe viervoeter een terriër was. ‘You love ‘em or you hate ‘em’ geldt trouwens niet alleen voor hondenrassen. Niet alleen Felix, maar ook Jelle Stoffers gaat met vervroegd pensioen. De voormalig vakgroep voorzitter, Job Metsemakers, schrijft hem toe. Bevriend collega Piet Portegijs idem dito. Jelle schreef, vanaf 2009, de voorloper van de huidige rubriek Bruikbare Wetenschap. Toen heette dat ‘Voor u geschreven in Maastricht. Wetenschap in de praktijk’. Geen loslatingsangst op dat punt, want Jochen Cals nam dat stokje over, al gaat het opleveren ervan niet altijd zonder slag of stoot. Medewerkers komen en gaan, veelal vrijwillig. We verwelkomen weer enkele nieuwe medewerkers, deze keer enkel onderzoekers. Nieuws is ook dat Loes van Bokhoven per 1 januari 2024 de nieuwe vakgroep voorzitter van Huisartsgeneeskunde wordt. Een nieuwe fase voor de afdeling. De WESP-en Hanneke Koekebakker, Floor Koonings en Sergio van Boxtel zwaaiden af. Wie weet zien we hen op termijn terug als aios, aioto of promovendus. De vreemde WESP in de eendenbijt is deze keer Daan Verbruggen; hij loopt zijn stage aan ‘de overkant’, in het ziekenhuis. Zijn onderwerp ‘Orgaandonatie na euthanasie’ richt zich echter wel op u. Doet u mee aan de vragenlijst ten behoeve van zijn onderzoek? ‘Not about us, without us’ zegt Jochen Cals geregeld. Heeft hij een punt? De Witte Raven wensen niet los te laten, OOK Paul Höppener heeft terriërbloed. Helpt u hem verder? Verheugd zijn we, dat we deze keer opnieuw artikels hebben over de basisopleiding Geneeskunde. Laury de Jonge en ik proberen dat niet meer los te laten. Dáár begint het immers allemaal. Laury schrijft zelf over de nieuwe toetsen (met een vreselijke afkorting) in de basisopleiding. Anneke van Dijk en Annerika Gidding-Slok vertellen over hun ervaringen als Leer Team Coach binnen de nieuwe bachelor geneeskunde. Tot slot vermelden we de drie genomineerde huisartsen voor de prijs van beste Clinicus van het Jaar. Zit u erbij? Het basiscurriculum is en blijft dé kweekvijver voor nieuwe aios en toekomstige collega’s, zowel voor de Huisartsopleiding als de Ouderengeneeskunde. Het zijn de twee grote sectoren binnen de Vakgroep die ook deze keer ruimschoots van zich laten horen. De Ouderengeneeskunde bouwt aan een nieuw curriculum dat start in september 2024. Plaatsvervangend hoofd Nancy Lenaerts legt uit hoe zij dat doet met LEGOblokken. Verder gingen de opleiders op congresreis naar Helsinki. Edith Meijers doet verslag. Aios Charlotte Coopmans had gelukkig weer inspiratie voor een fraaie column over haar toekomstvisie. En vier SO’s studeerden af in september. De brug naar de Huisartsopleiding wordt gemaakt door een dubbelinterview met de hoofden: Mariëlle van der Velden namens de Ouderengeneeskunde en Matthijs Limpens, hoofd Huisartsopleiding. Zij gaan elkaar niet loslaten, maar juist de opleidingen verbinden. Interprofessioneel opleiden wordt een speerpunt van beleid. Aangezien de hoofden al gestrikt waren, vroegen we een adjunct-hoofd van de Huisartsopleiding om ook iets uit het hoofd te schrijven. Ingrid van der Heijden greep deze kans aan om diversiteit en inclusie aan te kaarten. Tevens droeg ze ons een idee aan voor een nieuwe rubriek. ‘Wie was uw inspirator om huisarts te worden?’ Wie durft? Interprofessioneel is al in gang gezet: lees het artikel van Anneke van Dijk en Hanneke Hamers over de adoptiepatiënt in het derde jaar van de opleiding. De Huisartsopleiding had maar liefst drie afstudeersessies die we kunnen vermelden. En in december zijn er weer twee feestelijke afsluitingen. Die aios laten we wel los. Alhoewel een van hen, Davíd van Eerd, nu maar liefst twee columns schreef én een stukje over de aios-dag van de LOVAH. Hem laten we als columnist niet los, ook al studeert hij af in december. Onze andere columnist, huisartsredactielid Jeroen Smeets, ondervond hoe het is om aan de andere kant van het veld te staan, als patiënt. Vanaf zijn ziekbed van de dagopname kreeg ik dezelfde avond nog zijn column. Ook geen ster in loslaten, vrees ik. Nathalie Notermans sorteerde voor op de verkiezingen in haar medisch morele politieke beschouwingen. Op de valreep konden we ook het verslag van Elsje Kuijper over de Opleidersdag meenemen in de rubriek Equilibre. De Groene Opleider. Bekent u kleur? En waar zouden we zijn zonder ‘Weten is eten’ en Hendrik Jan Vunderink? Vreten op aarde. We kunnen het niet loslaten, het zit in de aard van het beestje. Fijne feestdagen, Babette Doorn 3 op één lijn 74
Pagina 4
op één lijn 74 3de uitgave 2023 Van de voorzitter Huisarts en planetary health DOOR JEAN MURIS, VAKGROEP VOORZITTER Bewustwording van de klimaatcrisis doet een dringend appel op de eerstelijnsgezondheidszorg. Als pleitbezorgers van de volksgezondheid hebben huisartsen de verantwoordelijkheid om zich serieus bezig te houden met het milieu. De ziekte van Lyme neemt toe door de uitbreiding van de verspreiding van teken in het land als gevolg van de opwarming van de aarde. Zoals vele collega's opmerken, gaat de impact van de klimaatverandering verder dan de fysieke gezondheid, met ernstige gevolgen voor de mentale gezondheid. Stress en stemmingsstoornissen nemen toe na wateroverlast, bosbranden, droogte. De gevolgen van klimaatverandering zien we al in onze spreekuren, SEH’s en ziekenhuizen. Welke rol kunnen huisartsen spelen? Het lijkt een onmogelijke taak met de huidige (over)belasting in de praktijk en onze energie die heeft geleden onder de coronapandemie. Maar in plaats van het te zien als de zoveelste crisis naast de coronaziekte van 2019-21, kunnen we onze pandemische ervaring zien als een krachtbron voor verandering. We hebben geleerd wat er kan gebeuren als er wereldwijd massaal actie wordt ondernomen. Een nieuw vaccin werd in recordtijd ontwikkeld. Werk (ook spreekuren) en conferenties verschoven naar online. Verandering kan plaatsvinden als er politieke en publieke steun is. Een kenmerk in de Europese definitie van huisartsgeneeskunde is het bevorderen van gezondheid en welzijn. Willen we onze patiënten en het publiek veilig en gezond houden in de komende decennia, moeten we verantwoordelijkheid voor het milieu herdefiniëren als een centrale verantwoordelijkheid in de eerstelijnszorg. Of we ons nu op grote schaal inzetten voor het milieu of via kleine interventies in ons dagelijks werk, deze acties zullen een impact hebben als we ze collectief doen. Milieuactivisme in de geneeskunde kan niet langer een randactiviteit zijn. We hebben er gewoon de tijd niet voor om af te wachten. BRON FIGUUR: Definition of General Practice / Family Medicine | WONCA Europe Clinicus van het jaar verkiezing Net als voorgaande jaren organiseert de Mastercommissie van MSV Pulse weer de Clinicus van het Jaar verkiezing. De lopende verkiezing gaat over afgelopen academisch jaar: 2022-2023. Gezien het kleine aantal masterstudenten per werkplekbegeleider bij Huisartsgeneeskunde, wordt in deze categorie niet gestemd door studenten, maar worden huisartsen genomineerd op basis van studentevaluaties uit EPASS. Hiervoor hanteert onze vakgroep een aantal 4 criteria zoals ‘niet eerder genomineerd’ en ‘minimaal drie coassistenten hebben begeleid’. De nominaties zijn, in willekeurige volgorde: • Esther van Venrooij - Huisartsenpraktijk Maasbree • Aagje Blom, Drunen - Huisartsenpraktijk Duin en Wiel • Leon de Bock, Tegelen - Huisartsenpraktijk Arcade We feliciteren alvast deze genomineerden met deze mooie prestatie. De uitreiking zal plaatsvinden op 23 februari 2024. In het voorjaarsnummer vermelden we wie er gewonnen heeft. 3de uitgave 2023 Benoeming Hoogleraar Loes van Bokhoven nieuwe vakgroepvoorzitter VAN DE REDACTIE In het laatste nummer van ‘Op één lijn’ kondigden wij de benoeming aan van Loes van Bokhoven tot profileringshoogleraar Interprofessioneel Samenwerken en Leren in de Eerstelijnsgezondheidszorg. Nu laten wij u graag weten dat zij, met ingang van 1 januari 2024, ook de nieuwe voorzitter wordt van de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht. Loes heeft een rijke academische carrière en staat daarnaast als huisarts met de voeten in de klei. Ze heeft, al sinds haar studententijd, vele rollen en functies bekleed binnen het onderwijs en het onderzoek. Haar meest recente grote rol is haar inzet voor de herziening van de nieuwe bachelor geneeskunde, de BaMed. De rode draad in haar werk, is het creëren van een lerende cultuur om daarmee samen, al doende, de zorg voor patiënten met complexe zorgvragen in de huisartsenpraktijk te verbeteren. Korte bio Huisarts Loes van Bokhoven (1972) studeerde cum laude af in Maastricht in 1998. Daarna begon ze als docent bij het Skillslab, in combinatie met een baan als arts bij het revalidatiecentrum Hoensbroeck. Later dat jaar begon zij als een van de eerste AIOTHO’s aan haar huisartsopleiding (afgerond in 2004) in combinatie met het VAMPIRE-onderzoek. Dat onderzoek ging over diagnostiek van onbegrepen klachten in de eerste lijn, nu SOLK of ALK geheten. In 2008 promoveerde ze. Ze kreeg voor het proefschrift verschillende prijzen, waaronder die van het NHG, de dissertatieprijs van onderzoeksinstituut CAPHRI en de landelijke onderzoeksschool CARE. De eerste prijs van CARE is extra bijzonder, want er waren 100 proefschriften waaruit gekozen kon worden. In 2015 ontving zij ook de Health Care Award van CAPHRI. Sinds 2006 werkt Loes van Bokhoven als huisarts in huisartsenpraktijk Dorine Verschure in Elsloo. Daar kan ze haar passie voor het vak combineren met zorgvernieuwing. Dat resulteerde in 2011 in een zorgnetwerk voor alle ouderen in het dorp, dat ook internationaal werd gewaardeerd met de John Horder team award.1 De komende jaren wil zij zich hard maken voor revitalisering van de Academische Werkplaats Huisartsgeneeskunde. Zij kijkt ernaar uit om hier samen met collega’s en patiënten uit de regio Zuidoost Nederland een succes van te maken. Een krachtige huisartsgeneeskunde is 1 www.maastrichtuniversity.nl/news/care-network-elsloo-praisedinterprofessional-collaboration-and-receives-john-horder-team-award naar haar mening namelijk heel belangrijk bij alle uitdagingen waar de zorg de komende jaren voor staat. Loes is getrouwd en moeder van een zoon en een dochter. Zij heeft een brede interesse in natuur en cultuur en als er dan nog tijd over blijft, kookt en bakt zij graag. Inauguratiedatum De inaugurele rede, met de titel Primus Inter Pares, wordt uitgesproken op vrijdag 12 april 2024 in de aula op de Minderbroedersberg in Maastricht. 5 op één lijn 74
Pagina 6
op één lijn 74 3de uitgave 2023 Pensioen Jelle Stoffers, wie kent hem niet? DOOR JOB METSEMAKERS, VOORMALIG VAKGROEP VOORZITTER HUISARTSGENEESKUNDE De naam Jelle Stoffers zal bij veel mensen een verschillend beeld oproepen. In Kerkrade en directe omgeving zullen mensen zich hem herinneren als bevlogen huisarts voor de patiënten in de academische setting van Medisch Centrum West Kerkrade (MCWK). Jelle werkte met plezier in de praktijk waar, destijds, huisarts Frank Soomers innovatief bezig was met de structuur van de dagelijkse huisartsenzorg, de Huisartsenpost en de Zorggroep. Jelle trad op als sparringpartner, waarbij hij met zijn kritische blik naar de innovatieplannen keek. Op sommige momenten waren Jelle en Frank elkaars tegenpolen, maar ze waardeerden elkaar in hun streven naar innovatieve hoogwaardige huisartsenzorg. Jelle was Universitair Hoofddocent (UHD) bij de Vakgroep Huisartsgeneeskunde en in die positie betrokken bij onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Hij bracht zijn medisch inhoudelijke expertise over cardiovasculaire aandoeningen in binnen het onderwijscurriculum. Verder begeleidde hij regelmatig studenten bij hun wetenschapsstage (WESP) en hun coschap Huisartsgeneeskunde en Sociale Geneeskunde. Het was dan ook logisch dat hij met zoveel ervaring coördinator van het coschap werd. En die rol vervulde hij met enthousiasme. Zijn wetenschappelijke expertise omvatte cardiovasculaire aandoeningen zoals: atriumfibrilleren, perifeer vaatlijden, diepe veneuze trombose en cardiale preventie, zoals in het grote onderzoeksproject Hartslag Limburg. Voor zijn wetenschappelijk onderzoek had Jelle een uitgebreid lokaal MUMC+ netwerk, naast samenwerkingsverbanden met onderzoekers uit andere universiteitssteden. Zijn activiteiten bleven niet beperkt tot Maastricht. Hij was lid van het European General Practice Research Network (EGPRN). Deelnemers uit dit Europese netwerk komen tweemaal per jaar in een kleinschalige setting (150-200 deelnemers) bijeen. De EGPRN richt zich op de ontwikkeling van wetenschappelijk onderzoek in de huisartsgeneeskunde door middel van het opstellen van een Europese Research Agenda for General Practice. Jelle was actief als bestuurslid van de EGPRN, als penningmeester en als steun/begeleiding van Hanny Prick, die jarenlang het in Maastricht gevestigde EGPRNsecretariaat runde. 6 Zijn Europese profiel hielp Jelle in 2009 aan zijn rol als Editor-In-Chief van de European Journal of General Practice1 (EJGP). Het Editorial Management ligt bij Anneke Germeraad, ook in Maastricht. De EJGP stond er bij zijn aantreden niet goed voor. Het duurde maanden voor op een ingediend manuscript werd gereageerd. Auteurs begonnen het tijdschrift te mijden. Jelle is erin geslaagd een kleine, deskundige, gemotiveerde groep editors te vormen, rekening houdend met Europese noord–zuid en oost-west betrokkenheid. Deze aanpak heeft ervoor gezorgd dat de EJGP nu een internationaal hoog gewaardeerd tijdschrift is met een hoge ‘impactfactor’. Inmiddels is de EJGP een Open Access tijdschrift, wat inhoudt dat iedereen zonder kosten artikelen kan lezen. Als Editor-In-Chief wilde hij niet alleen maar publiceren wat werd aangeboden; hij wilde ook sturen, zoals hij deed met de zeer gewaardeerde reeks artikelen over Kwalitatieve onderzoeksmethodieken. Ook publiceerde de EJGP een speciale uitgave over verschillende aspecten van de COVID19 pandemie. Jelle gaf de drukbezochte en zeer gewaardeerde workshop ‘Publiceren moet je leren’ op conferenties. Terugkijkend op al deze rollen en functies noem ik dat een rijke loopbaan waar Jelle met veel trots op mag terugkijken. Kenmerkend voor Jelle is dat hij zichzelf niet op de voorgrond plaatst. Hij is eerder iets terughoudend. Dat wil niet zeggen, dat hij geen mening heeft over hoe de wetenschappelijke wereld in elkaar zit. Soms had hij het gevoel dat collega’s in het land hem niet helemaal fair bejegenden. Ook het handelen van het Onderzoeksinstituut CAPHRI en het MUMC+ vertrouwde hij soms niet helemaal. Hij kon daar heldere en overtuigende argumenten voor aandragen en dat kon hij dan ook duidelijk ter tafel brengen. Soms iets te luid en te zeer in detail. Voor Jelle gold: afspraak is afspraak. Dus hij verwachte afgesproken feedback binnen de afgesproken deadline. Jelle, ik kijk met plezier teug op onze vruchtbare samenwerking. 1 www.woncaeurope.org/page/european-journal-of-general-practice 3de uitgave 2023 Jelle Stoffers gaat… … vaker met de hond wandelen, vaker naar de (klein-)kinderen en…? DOOR PIET PORTEGIJS, UNIVERSITAIR DOCENT Het heeft iets confronterends om een stukje te schrijven bij het afscheid (pensioen) van iemand die nog geen jaar ouder is dan ik. Ja ja, we worden oud. Ooit waren we de jonge HOnden (Huisarts-Onderzoekers). De jonge honden na ons zijn inmiddels zeer ervaren, en de generatie na hen ook. Voor mijn gevoel ken ik Jelle al mijn hele leven. Dat klopt niet, want Jelle kwam in 1986 naar Maastricht en toen had ik er al een medische studie en twee baantjes bij de capaciteitsgroep Huisartsgeneeskunde op zitten. Het zegt iets over de manier waarop hij ervoor ging. Zijn aanstelling als Huisarts-Onderzoeker In Opleiding (HOIO) was maar voor een jaar, maar Jelle en zijn vrouw Irene durfden het aan om te verhuizen naar Maastricht, Irene’s baan op te zeggen en aan een gezin te beginnen. Na dat jaar was Jelle de kartrekker van het onderzoek naar perifeer arterieel vaatlijden. Hij was altijd bereid om zijn mening te geven over zaken, binnen of buiten de vakgroep, die in zijn ogen beter konden. Dat heeft hij ook, heel consequent en heel lang, internationaal gedaan. Tweemaal per jaar een bijeenkomst van de European General Practice Research Workshop (EGPRW), waarin hij collega’s uit landen met een minder sterk ontwikkelde eerstelijn ondersteunde in hun pogingen om in hun eigen land expertise op te bouwen. En een persoonlijke vriend van hen werd. Hij werd secretaris van deze EGPRN (de W van Workshop werd vervangen door de N van Network). Nu is hij al een hele tijd editor van Het European Journal of General Practice (hij is best trots op de gestegen Impact Factor). Ik vraag me af of collega’s op de gang weten hoeveel hij heeft betekend voor het onderzoek (begeleiding van promovendi, WESP-studenten), voor het onderwijs (stagecoördinator Huisartsgeneeskunde/Sociale Geneeskunde), voor de ontwikkeling van huisartsgeneeskundig onderzoek in Europa en voor de interne consistentie van de vakgroep. Na zoveel jaren zijn er natuurlijk ook wel wat sappige details. Ik heb overwogen om een gevleugelde uitspraak van Jelle bovenaan te zetten: ‘Ik kan hier niet téééguh!!!’. Maar dat zou zijn wat uitgesproken karakter te zeer benadrukken, en bovendien: het klopt niet. Ik heb Jelle nooit de controle over zichzelf zien verliezen, het kost hem alleen wat meer moeite. En wisten jullie dat: • Jelle echt trots is op de muzikale carrières van zoon Steven (jaren gitarist van Maze) en dochter Ella (één jaar Rockacademie in Tilburg, daarna verder als Ella Alpha)? • Jelle en ik al meer dan 20 jaar eenmaal per week hardlopen? Tenzij het regent, gaat regenen, een van ons echt niet kan of teveel achter loopt met een deadline. Het komt neer op tweemaal per drie weken. Vanaf de opkomst van Wilders hebben we de toestand van het land, en soms ook die van de vakgroep, besproken. We waren en zijn goed aan elkaar gewaagd. Als het mij wat te hard gaat, dan begin ik over iets wat Jelle hoog zit, en dan gaat hij vanzelf langzamer. Maximale inspanning en praten gaan niet samen. Het is ook weleens andersom. Job Metsemakers (links) en Piet Portegijs (rechts) in 1999 • Jelle een grote en volstrekt onverdiende bewondering heeft voor mijn technische vaardigheden? Laatst moest een stalen pijp die uit de vloer van zijn garage stak worden weggeslepen. Met een haakse slijpschijf is dat echt héél gemakkelijk. Ik was bijna net zo lang bezig met de slijpschijf monteren, een overall aantrekken, de veiligheidsbril en gehoorbescherming opzetten als met het slijpen zelf. Jelle heeft het allemaal gefilmd, maar hij leek wat teleurgesteld toen ik daar niet in geïnteresseerd was. 7 op één lijn 74
Pagina 8
op één lijn 74 3de uitgave 2023 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Ralph Leijenaar Postdoc Mijn naam is Ralph Leijenaar, ik ben 39 jaar en woon samen met Shireen (verliefd en verloofd) en onze twee zoontjes Thije en Uri in Amstenrade. Als gepassioneerd onderzoeker ben ik per 1 september aan de slag gegaan binnen de onderzoekslijn ‘Effectieve diagnostiek in de huisartsgeneeskunde’ in samenwerking met Jochen Cals. Ik beweeg mij daarbij op het snijvlak van de verschillende speerpunten van wetenschappelijk onderzoek binnen de vakgroep. Ik heb een achtergrond in biomedische techniek en ben gepromoveerd aan de Universiteit Maastricht. Ik heb expertise in, onder andere, (klinische) Data Science, AI/ Machine Learning, geavanceerde medische beeldanalyse en precisiegeneeskunde, in het bijzonder op het gebied van radiomics – een onderzoeksveld waarvan ik een van de pioniers ben. Daarnaast ben ik niet onbekend met valorisatie van onderzoek en heb ik als medeoprichter van Radiomics. bio (OncoRadiomics SA, Luik, België) meerdere jaren (management-)ervaring opgedaan binnen een startup. In mijn vrije tijd ga ik graag iets leuks doen met mijn gezin, een stukje wandelen, pak ik er een tijdschrift of puzzelboek bij, of waag ik me aan een complex LEGO-bouwwerk. Ik ben een echte Bourgondiër en ex-Prins Carnaval. Als amateur bierconnaisseur ga ik (uiteraard buiten werktijd) graag op ontdekkingstocht naar exclusieve speciaal bieren. Tot slot ben ik koffieliefhebber (kwantiteit en kwaliteit) en staat de deur altijd open voor een goed gesprek. Pieter Van Bostraeten Promovendus Ik ben Pieter Van Bostraeten en vanaf 9 oktober heb ik de eer de vakgroep huisartsgeneeskunde in Maastricht voor 6 maanden te mogen vervoegen. Ik ben huisarts en combineer dit sinds december 2021 met een doctoraat aan de KU Leuven, waarbij ik wil onderzoeken hoe we onderwijs rond samen beslissen kunnen voorzien in de 8 basisopleiding geneeskunde. Hiervoor willen we, onder andere, een beroep doen op virtuele simulatiepatiënten. Dit jaar werd dit een dubbel doctoraat in samenwerking met UM, onder begeleiding van Trudy van der Weijden en Angelique Timmerman. Naast huisarts zijn en onderzoek doen, hou ik me in mijn vrije tijd bezig met van alles en nog wat. Ik speel graag een stukje piano of gitaar, trap weleens op doel tijdens het zaalvoetballen, speel soms tennis of padel en haal bij mooi weer af en toe mijn koersfiets van onder het stof. Recent ontdekte ik de pracht van het vogelspotten, maar ik moet me hierin nog meer een liefhebber dan een kenner noemen. Tot slot sla ik ook weleens graag een praatje op café, dus wie daar zin in heeft mag mij gerust contacteren! Laura Vriese Promovendus Mijn naam is Laura Vriese, 22 jaar en sinds augustus 2023 werkzaam als promovenda bij de vakgroep huisartsgeneeskunde. Met mijn onderzoekstraject willen we ‘samen beslissen tijdens huisartsconsulten met patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden’ verbeteren. Echter, onderzoek is niet altijd mijn vakgebied geweest. Ik ben begonnen als HBO-student Sportkunde aan de HAN in Nijmegen. Gedurende deze opleiding vond ik onderzoek steeds interessanter worden, wat leidde tot de master Health Education & Promotion aan Maastricht University. Afgelopen paar jaar overwoog ik dan ook een PhD, maar ‘alleen als het onderwerp ook écht bij mij past’. En dat doet het! Met veel enthousiasme werk ik nu binnen dit interessante traject. Behalve dat ik het onderwerp interessant vind, vond ik Maastricht ook té leuk om na één jaar alweer achter me te laten. Ik ga graag de stad in en ik speel waterpolo bij Waterproof (Maastricht). Oorspronkelijk kom ik uit Varsseveld, een dorpje in de Achterhoek. Hier ben ik af en toe in het weekend nog te vinden om mijn vriend, vriendinnen en familie (mijn moeder Mariska Tuut doet ook promotieonderzoek bij HAG) te bezoeken. Een tripje met de trein naar de Achterhoek is al een behoorlijk eindje, maar ‘echt’ reizen/op vakantie gaan is ook een hobby. 3de uitgave 2023 Esmée Vaes Promovendus Ik ben Esmée Vaes, 25 jaar en sinds kort woonachtig in Maastricht. Na mijn A-KO-opleiding te hebben afgerond, ben ik per juli met enthousiasme gestart als junioronderzoeker bij iDx, een onafhankelijke kennispartner op het gebied van diagnostiek in de huisartsenzorg. Met twee kwalitatieve studies zet ik me in voor innovatie van diagnostiek binnen de eerstelijnszorg. Daarvoor ben ik, naast HAG in Maastricht, ook een keer per week in het UMC Utrecht te vinden. Daarnaast werk ik nog een dag in de week als ANIOS in een huisartspraktijk in Heerlen. Een leuke afwisseling! Én een goede voorbereiding om mijn wens om huisarts te worden te verwezenlijken. In mijn vrije tijd sport ik graag en onderneem ik veel met vriendinnen en familie. Verder houd ik van lezen en true crime podcasts, iets wat tijdens de wekelijkse treinreis naar Utrecht goed van pas komt! PGO in optima forma Ervaar het zelf als leerteamcoach DOOR ANNEKE VAN DIJK EN ANNERIKA GIDDING-SLOK, UNIVERSITAIR DOCENTEN LTC, BCEC, MSF, Focus-APT, TFS, PIP, ILO, PO… Elke week kunnen we een bingokaart vullen met alle afkortingen die langskomen in onze nieuwe rol als LeerTeamCoach (LTC) binnen geneeskunde. Ons werk als gezondheidswetenschappers is voor de buitenwereld in elk geval veel interessanter geworden. Want onderwijs geven aan toekomstige dokters, daar kan iedereen zich iets bij voorstellen. Dat klinkt spannender dan een functie als ‘onderzoeker’. Het is nogal wat, die nieuwe Bachelor in Medicine, de BaMed. Loes van Bokhoven, die mede aan de wieg stond van de herziening, heeft in de vorige editie van ‘Op één Lijn’ al geschreven over deze nieuwe onderwijsvorm in de bachelor geneeskunde. Het herziene curriculum is nu beschikbaar voor het internationale cohort (International Track Medicine, kortweg ITM) van ruim 40 studenten per jaar. Vanaf 20252026 wordt het nieuwe programma ingevoerd voor alle studenten geneeskunde. Het bijzondere aan het nieuwe programma is dat het nieuwe werkvormen kent, maar nog steeds is gebaseerd op probleemgestuurd onderwijs (PGO). De periodes van 10 weken worden opgebouwd uit authentieke professionele taken (APTs). Het programma kent geen reguliere toetsen, maar programmatisch toetsen. Dat betekent bijvoorbeeld voor eerstejaars studenten, dat ze in de eerste periode door middel van verschillende leeractiviteiten gefocust zijn op het kunnen verlenen van acute zorg op straat. Aan het eind van de periode laten de studenten een acute zorgcasus zien met behulp van een zelfgemaakte video. Via een essay en een debat, dienen ze te laten zien dat ze kritisch kunnen reflecteren op hun handelen in acute zorgsituaties. Met oefentoetsen krijgen ze ook inzicht in hun medische kennis. Ze reflecteren op eigen ervaringen in relatie tot de medische competenties. Daarnaast krijgen ze vaardighedenonderwijs (Skills) en Communicatie en Reflectie onderwijs (CORE). Alle feedback komt samen in een portfolio, dat in een jaar tijd veel informatie over de ontwikkeling van de student bevat. De studenten maken op basis hiervan zelf een analyse, waarmee ze dienen aan te tonen dat ze zich in het afgelopen jaar voldoende hebben ontwikkeld om door te kunnen naar het volgende leerjaar. Een van de nieuwe werkvormen in de BaMed zijn de leerteams. De studenten zijn ingedeeld in groepen (leerteams) van acht à negen studenten. Het leerteam en de leerteamcoach zien elkaar een jaar lang wekelijks, een uur op maandag en een uur op donderdag. Dit is dus heel anders dan de huidige onderwijsgroepen, waar studenten medische onderwerpen bestuderen en de kennis daarover met elkaar delen via het bespreken van leerdoelen en waarbij de tutorgroep elk blok van samenstelling wisselt. De leerteams zijn sterk gericht op coregulering en samen leren. Ieder team ontdekt zelf wat het beste werkt, wat er wordt besproken en hoe het meest efficiënt kan worden samengewerkt. Ze moeten zelf invulling geven aan hun bijeenkomsten. Ze kunnen ervoor kiezen samen leertaken 9 op één lijn 74
Pagina 10
op één lijn 74 3de uitgave 2023 te bespreken, maar het kan ook zijn dat ze een quiz maken, een oefentoets afnemen, een inhoudelijke presentatie geven, of ontdekken hoe ze zich kunnen inschrijven voor de keuzevakken of vaardigheidstrainingen. Elk team heeft een andere leerteamcoach. Zo ontstaat in elk team een eigen dynamiek. Het eigenaarschap ligt echt bij de studenten. Student en leerteamcoach hebben eens per twee weken een individueel gesprek. Hierin wordt besproken hoe het met de student gaat en hoe het individuele leerproces verloopt. Als leerteamcoach combineer je diverse rollen en coach je een groep zeer gecommitteerde, ambitieuze internationale studenten, die staan te popelen om arts te worden. Dat is best spannend, want we hebben als gezondheidswetenschappers beperkte medisch inhoudelijk kennis. Arts worden draait om veel meer dan medisch handelen alleen. Wij mogen de studenten begeleiden in het ontwikkelen van alle andere competenties, zoals samenwerker, communicator, organisator, gezondheidsbevorderaar en reflectieve professional. We zijn onder de indruk van de interactie in de groep en de samenwerking. Bij problemen zoeken ze samen naar een oplossing, dat gaat grotendeels vanzelf. Als coach begeleiden wij dit proces door vragen te stellen en de groep te stimuleren om zelf met een plan te komen. Een curriculum zonder toetsen, zonder voor- en nabespreken van een taak. Een nieuwe werkvorm met leerteams en coaches. Dat is een uitdaging voor alle betrokkenen, ook voor ons als LTC. Hoe pakken de studenten het op? Tot waar reikt mijn rol als coach? Deze vragen spelen nog, maar we krijgen steeds meer vertrouwen in het leervermogen van studenten en de manier waarop wij ze daarin kunnen begeleiden. De rol als leerteamcoach kan je heel goed alleen doen. Dat betekent 0.2 FTE, waarbij je twee dagdelen per week beschikbaar bent voor studenten. Die tijd besteed je aan bijeenkomsten, intervisie met de andere LTCs, individuele gesprekken, of door het bekijken van en feedback geven op het portfolio. Wij vervullen deze rol als duo. Wij verdelen onderling taken en studenten. Het is ontzettend leuk om deze nieuwe rol samen te doen. Samen sparren over de dingen waar studenten tegenaan lopen, of over onze eigen onzekerheden in deze nieuwe rol, of leuke manieren om de groep te motiveren. Narratieve feedback geven op alle competenties, waarbij je je richt op positieve punten en verbeterpunten, is een flinke klus. Dit samen bespreken en die ervaringen delen is heel waardevol. Wil je ook alle afkortingen leren die in de eerste regel worden genoemd? Voor het academisch jaar 2025-2026 zijn er heel veel nieuwe leerteamcoaches nodig. Ons advies is: doen! Het is ontzettend leuk om de studenten op deze manier uit te dagen en te stimuleren zich te ontwikkelen als professionals. Ook als je zelf geen arts bent, is deze rol goed te vervullen en kan je varen op je eigen expertise en competenties. Twijfel je nog? Spreek ons gerust eens aan. . 10 Creatieve voorbereiding op de rol van leerteamcoach iRAT/tRAT Toetsen om van te leren DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS HAG EN COÖRDINATOR CCT-IRAT/TRAT Eén van de vaardigheden die studenten geneeskunde aangeleerd krijgentijdens hun opleiding tot arts, is het klinisch redeneren. Klinisch redeneren is het proces waarbij een arts informatie verzamelt en samenvoegt, hypothesen genereert en een klinische indruk, prognose, diagnose, behandeling en zorgplan formuleert. Al vroeg in de opleiding krijgen studenten theoretische en praktische handreikingen voor het leren van het klinisch redeneren. Dit onderwijs wordt al jarenlang grotendeels vanuit Huisartsgeneeskunde gefaciliteerd. Het lijkt een landelijke trend dat deze vaardigheid tot de onderscheidende expertise van de huisartsdocent wordt gerekend. In de masterfase speelt het leren en optimaliseren van het klinisch redeneren eveneens een belangrijke rol. In de eerste plaats op de werkplek, waar de betrokken opleider gevraagd of ongevraagd feedback kan geven aan de coassistent. Maar ook bij het terugkomdagonderwijs wordt hier aandacht aan besteed. Een speciale vorm van feedback op het klinisch redeneren vindt plaats door middel van een toets. Sinds dit academisch jaar zal bij steeds meer coschappen tenminste éénmaal toetsing van het klinisch redeneren plaatsvinden door middel van iRAT/tRAT. iRAT/tRAT staat voor ‘individual Readiness Assurance Test/team Readiness Assurance Test’. Deze iRAT/tRAT is de opvolger van de al jarenlang gebruikte Computergestuurde Casus Toets (CCT). Het doel van iRAT/ tRAT is om individueel en in teamverband de medische kennis te toetsen, het klinisch redeneren te verdiepen en feedback te krijgen. De student beantwoordt daarvoor ongeveer 25 Multiple Choice vragen. Leren klinisch redeneren met behulp van de Readiness Assurance Tests (RAT) Hoe werkt de iRAT-tRAT? (30 min*) Individuele (i)RAT • Individueel • ±25 MCQ • Toepassen van kennis, klinisch redeneren (30 min*) Team (t)RAT • 4/5 personen • ±25 MCQ • Discussie en consensus (30-60 min*) Nabespreking en score • Plenaire nabespreking “op maat” • Composite score: 80%iRAT+20%tRAT Reflectie • Individueel In ieder geval bij: • “beneden verwachting” • T1/T2 moment *Voor de RAT van Sociale geneeskunde geldt voor de toetsduur en nabespreking respectievelijk 40, 40 en 100 minuten 11 Een voorbeeld: Een 68-jarige man meldt zich bij de huisarts wegens misselijkheid, braken en sinds twee dagen een progressieve pijn onder in de buik. Ook heeft hij al die tijd geen ontlasting gehad, hoewel dit voorheen soepel ging. Zes jaar geleden heeft hij een laparotomie ondergaan vanwege een maagperforatie. Bij het lichamelijk onderzoek is hij niet acuut ziek en heeft hij geen geprikkelde buik. Wat is op dit moment de meest waarschijnlijke diagnose? De student kan vervolgens kiezen uit verschillende waarschijnlijkheidsdiagnoses. Na beantwoorden van alle toetsvragen ontvangt de student een score (het behaald resultaat op de toets), maar daarnaast ook feedback op het klinisch redeneren door middel van discussie met medegroepsleden en een interactieve nabespreking van de toets met de begeleidende docent (zie ook onderstaande afbeelding). Een commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van alle coschappen, beoordeelt casus op hun relevantie en geschiktheid om gebruikt te worden als iRAT-tRAT casus. Deze zijn vooralsnog vooral gebaseerd op casus uit de bestaande (CCT) vragenbank. Maar er wordt ook geprobeerd om nieuwe vragen ‘uit het veld’ te verzamelen. Geen stokpaardjes of witte raven, maar relevante casus uit de dagelijkse praktijk, die kunnen dienen als aanleiding voor het denken en discussiëren over het klinisch redeneren. Heeft u een interessante casus waarvan u denkt dat deze geschikt is om als toetsvraag te dienen? Ze zijn altijd welkom: l.dejonge@maastrichtuniversity.nl. op één lijn 74
Pagina 12
op één lijn 74 H 3de uitgave 2023 Bruikbare Wetenschap Woordenvermicelli in de SOEP DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN HOOGLERAAR EFFECTIEVE DIAGNOSTIEK IN DE HUISARTSGENEESKUNDE Bruikbare Wetenschap is een selectie van artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Huisarts & Digitale zorg Huisarts & Diagnostiek 19 kon herkennen op basis van SOEP-regels, ruim voordat de PCR beschikbaar kwam. Nu mag dat dan mosterd na de maaltijd zijn, maar de methode kan zeer interessant zijn voor toekomstig onderzoek naar infectieziekten. Inmiddels mag het team, waarin alle afdelingen huisartsgeneeskunde van Nederland vertegenwoordigd zijn, dit model verder uitwerken. De naam van dit vervolgproject? Ernie! Nu kennen we Wim T. Schippers als taalpurist en als de stem van Ernie (van Bert en Ernie) maar bedenk dus goed dat toekomstig onderzoek écht profijt zal hebben van uw SOEPaantekeningen dankzij (onderzoek naar) de taalmodellen die sterk in opkomst zijn. Samen Beslissen & interprofessioneel samenwerken Innovatieve trials in de huisartsgeneeskunde De speerpunten van de vakgroep huisartsgeneeskunde zijn Huisarts & Diagnostiek, Huisarts & Digitale Zorg, Samen Beslissen & Interprofessioneel Samenwerken en Innovatieve trials in de huisartsgeneeskunde. Covid-19 voorspellen door de kracht van data Ongetwijfeld typt u er ook vrolijk op los in uw SOEP-regels en heeft u zo uw eigen afkortingen en vaste zinnetjes. Wie lang in een praktijk werkt, kan aan de SOEP zien wie hem gekookt heeft, of beter gezegd wie de patiënt gezien heeft. Waar voorheen registratiedatanetwerken vooral gebruik maakten van de gecodeerde variabelen, zoals ICPCcoderingen en ATC-codes voor medicatie, geven nieuwe technieken ons de kans om ook naar de zogenaamde vrije tekstregels te kijken, zoals al die woordenvermicelli die wij in de SOEP typen. Een pandemie heeft vooral nadelen, maar het gaf de afdelingen huisartsgeneeskunde ook voordelen, aangezien er financiering vrijkwam om corona-onderzoek te doen naar al die huisartsendata. De afdeling in Groningen nam daarbij de leiding, maar het Research Network Family Medicine (RNFM) Maastricht leverde ook data en Jean Muris schreef mee aan de publicatie. Zij trainden een bestaand taalmodel met de aardige naam BERT op maar liefst 300.000 huisartsenconsulten. Ze konden gebruik maken van het feit, dat er pas gaandeweg de pandemie een PCR-test breed beschikbaar kwam, waardoor je unieke datasets had om het model te laten oefenen. Zo ontdekten ze, dat BERT Covid12 Online inzage volgens de patiënt De E en de P-regel van onze SOEP kan de patiënt inmiddels online inzien. OPEN was een initiatief van InEen, NHG en LHV om huisartsen te helpen bij het veilig online inzichtelijk maken van het medische dossier voor patiënten. Tot maart 2023 heeft het programmateam de regionale coalities ondersteund en ongetwijfeld heeft uw praktijk er ook aan deelgenomen en meegewerkt om patiënten online inzage te bieden in hun dossier. Bij het starten van OPEN stond ook al vast, dat de organisatie zich zou opheffen nadat de programmadoelen waren gehaald. En daaraan heeft men zich gehouden. Wat mij betreft ongekend; dat zou vaker mogen gebeuren in de zorg. Op 5 december 2023 promoveerde Rosa Thielmann op haar onderzoek, waarin zij de (patiënt) ervaringen met online inzage beschrijft. In een van haar recente publicaties beschrijft ze de resultaten van twee rondes aan vragenlijsten onder meer dan 2000 Nederlanders die recent contact hadden met hun huisartsen(praktijk). Online inzage doet toch echt wel wat. Gebruikers van online inzage gaven sterker dan niet-gebruikers aan dat online toegang tot medische dossiers hun actieve deelname aan de hun verleende zorg doet toenemen, dat de relatie met hun (vaste!) huisarts verbetert en dat online inzage gezamenlijke besluitvorming kan ondersteunen. Ongetwijfeld klinkt u dat niet onbekend in de oren. Door OPEN, en wellicht een beetje door Covid, is het digitaal contact met patiënten sterk uitgebreid. Waar OPEN zich echt richtte op het (passief) kunnen inzien van je gegevens, heeft het natuurlijk ook een boost gegeven aan andere (actieve) digitale zorgtoepassingen zoals e-consulten en het bespreken van diagnostiek uitslagen. Recent is aan de vakgroep een nieuw project gestart waarbij aiotho Frederieke van der Mee samen met, onder andere, Thuisarts.nl een DiagnostiekBijsluiter gaat ontwikkelen, waarmee we hopelijk nog beter uitslagen U I S A R T S E 3de uitgave 2023 R met patiënten kunnen bespreken. In dat project komen drie wetenschappelijke speerpunten van de vakgroep mooi samen: diagnostiek, digitale zorg én samen beslissen. Samen beslissen bij beperkte gezondheidsvaardigheden In deze kernwoorden komen de leerstoelen van Jany Rademakers en Trudy van der Weijden mooi samen. Romy Richter verrichtte onder hun supervisie een literatuuronderzoek naar dit thema. Met ‘gezondheidsvaardigheden’ (‘health literacy’) wordt de combinatie van cognitieve en sociale vaardigheden aangeduid die nodig is om adequaat met informatie over gezondheid, ziekte en zorg om te gaan. Mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden hebben vaak moeite met het begrijpen van informatie van hun zorgverlener en met het vinden van hun weg in de zorg, met als gevolg een hogere morbiditeit en sterfte. Zal samen beslissen ongetwijfeld een andere benadering vragen bij deze specifieke groep, of toch niet? Richter keek specifiek naar het bespreken van voor- en nadelen (‘risk and benefits’) en betrok dit dan op risicocommunicatie. Ze screende maar liefst 2700 studies, waarvan er 28 voldeden aan de criteria die ze opstelde. Communicatie over risico’s met enkel verbale uitleg lijkt een matig plan, in ieder geval bij (zowel) mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden, al geldt dit eigenlijk al voor alle patiënten. Numeriek zijn er fraaie voorbeelden te lezen in het artikel. Zo kun je beter zeggen, dat “20 van de 100 patiënten de bijwerking krijgen” dan dat “1 op de 5 patiënten de bijwerking krijgt”. Dat herkent u mogelijk uit de uitleg die ook wordt gegeven bij de informatie die patiënten krijgen bij de bevolkingsonderzoeken. Een duidelijke uitkomst is dat visuele hulpmiddelen enorm helpen bij communicatie over risico’s. Zogenaamde ‘icon arrays’ zijn veel onderzocht en werken goed; afbeeldingen met rijen poppetjes zoals u die ongetwijfeld vaker heeft zien langskomen. Patiënt niet pluis Erik Stolper heeft het concept pluis/ niet pluis jaren geleden op de agenda gezet en zijn groep blijft belangrijke publicaties op dit gebied schrijven. In hun meest recent werk interviewden ze 47 patiënten die de Nederlandse of Vlaamse huisartsenpost bezochten. Ze keken daarbij naar hoe patiënten hun eigen niet pluis gevoel ervaren en uiten. Patiënten of hun familieleden uitten hun niet pluis gevoel door woorden te gebruiken die refereren aan het al dan niet ‘vertrouwen in de situatie’, of door te refereren aan veranderingen in normale patronen. Over het algemeen waren patiënten die een niet pluis gevoel ervoeren, vooral moeders van zieke kinderen, ervan overtuigd dat er iets mis was en hadden ze vaak geleerd op hun onderbuikgevoel te vertrouwen. Juist dat niet pluis gevoel bleek de belangrijkste reden om contact op te nemen met een huisarts. Het blijft dus een belangrijk aandachtspunt bij de triage van patiënten. En ook goed nieuws, want de geïnterviewde patiënten hadden over het algemeen het gevoel dat hun niet pluis gevoel serieus werd genomen op de HAP. Maastrichtse Bruikbare Wetenschap in het NTvG: • Is multimorbiditeit meer dan het optellen van aandoeningen? www.ntvg.nl/artikelen/zorg-voor-multimorbiditeitmeer-dan-het-tellen-van-ziektes • Welke digitale overlegplatformen zijn er tussen huisarts en specialist. En is er bewijs dat het werkt? www.ntvg.nl/artikelen/digitaal-overleg-tussenhuisarts-en-specialist Referenties • A Natural Language Processing Model for COVID19 Detection Based on Dutch General Practice Electronic Health Records by Using Bidirectional Encoder Representations From Transformers: Development and Validation Study https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/37792444/ • Communication of benefits and harms in shared decision making with patients with limited health literacy: A systematic review of risk communication strategies https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/37619376/ • How patients in general practice voice and value their gut feelings about health: a qualitative interview study https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/ PMC10471142/ • The Effects of Online Access to General Practice Medical Records Perceived by Patients: Longitudinal Survey Study https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/ PMC10276325/ 13 P op één lijn 74 B N C R N E R U E T S I S K K B A D M N E A W T E E S S R C H A A T T G H E A U I
Pagina 14
op één lijn 74 3de uitgave 2023 Promotie De integratie van gezondheidsbevordering op basisscholen DOOR MARLA HAHNRATHS, PROMOVENDUS Stelling: Inzicht krijgen in factoren die implementatie faciliteren of hinderen kan helpen verklaren waarom een interventie in een specifieke setting al dan niet werkt en is daarom essentieel om gezondheid op een duurzame manier te kunnen integreren in meer scholen. Op vrijdag 1 december verdedigde ik mijn proefschrift getiteld ‘The integration of health promotion in primary school settings: Challenges and opportunities’. Samen met mijn promotoren Onno van Schayck, Maartje Willeboordse en Bjorn Winkens heb ik de implementatie en impact van gezondheidsbevorderende activiteiten binnen diverse basisschoolsettingen onderzocht. In dit artikel licht ik een van onze onderzoeken (het implementatieonderzoek) en de belangrijkste bevindingen ervan kort toe. Uit eerder onderzoek weten we dat gezondheidsbevorderende interventies toegepast in …. Mis ik hier iets? een positieve impact kunnen hebben op de gezondheid en de leefstijl van kinderen. Dit brengt zowel kansen als uitdagingen met zich mee. Hoe kunnen we zorgen dat effectieve interventies geïmplementeerd en geïntegreerd worden in meer basisscholen? Complexe werkelijkheid Veel onderzoek naar gezondheidsbevordering in de basisschoolsetting wordt uitgevoerd in relatief ‘gecontroleerde’ omgevingen. Hierdoor geeft het onderzoek soms een vertekend beeld van de vaak complexe werkelijkheid. Om onderzoeksresultaten toepasbaar te maken voor de samenleving, is het belangrijk om te onderzoeken hoe interventies in ‘de echte wereld’ geïmplementeerd worden en wat voor effecten ze hebben. Implementatieonderzoek Om dit te onderzoeken volgden we in vier jaar elf basisscholen die de ambitie hadden om gezondheidsbevorderende activiteiten te implementeren. We volgden deze scholen in hun natuurlijke omgeving om zo weinig mogelijk invloed te hebben op het implementatieproces. We hebben vragenlijsten en interviews afgenomen met verschillende betrokkenen (leerkrachten, schooldirecteuren en managers) en hebben relevante overleggen geobserveerd. Op deze manier probeerden we een beeld te krijgen van de verschillende gezondheidsbevorderende activiteiten die op de scholen geïmplementeerd werden en de factoren die van invloed waren op het implementatieproces in een natuurlijke omgeving. 14 Resultaten Het project resulteerde in de implementatie van kleine, incidentele activiteiten, zoals het dagelijks aanbieden van groente- of fruit. Belangrijke redenen voor deze beperkte implementatie waren gebrek aan commitment en bottom-up betrokkenheid. Schooldirecteuren en leerkrachten werden niet vanaf het begin bij het project betrokken, met als resultaat: minder waardering voor en betrokkenheid bij het project. Op schoolniveau was het project vooral de verantwoordelijkheid van de directeur, waardoor het project in beperkte mate leefde binnen de school. Daarnaast was het door de COVID19 pandemie, de daaraan gerelateerde beperkingen, zoals verplichte schoolsluitingen en afstand houden en de snel veranderende situatie voor scholen moeilijk om lange termijnvisies en –plannen te maken. Overige barrières voor implementatie waren: • geen ervaren noodzaak tot verandering • een hoge werkdruk • een groot personeelsverloop. Factoren die implementatie positief beïnvloedden waren: • de aanwezigheid van een procescoördinator en • het delen van ervaringen tussen scholen. Aanbevelingen Om integratie van gezondheidsbevordering in scholen te stimuleren, is het nodig om een goed en gedetailleerd beeld van de schoolomgeving te krijgen om zo het onderwerp gezondheidsbevordering beter af te kunnen stemmen op de specifieke wensen, behoeften en ambities. Scholen dienen begeleid te worden bij het stimuleren van commitment en bottom-up betrokkenheid en het creëren van een gezondheidsvisie. Ook dient gestreefd te worden naar het verminderen van barrières die scholen ervaren bij het implementeren van gezondheidsbevorderende initiatieven, zoals beperkte ruimte in het curriculum, hoge werkdruk, beperkte financiële middelen, etc. Bovendien is het aan te bevelen om schoolbrede projectgroepen te vormen om scholen zo minder afhankelijk te maken van langdurige externe begeleiding èn duurzaamheid te bevorderen. Nieuwsgierig? De verdediging van mijn proefschrift is terug te kijken via https://youtube.com/@UMphddefense. Wie graag een digitale versie van het proefschrift wenst, kan mailen naar mth.hahnraths@maastrichtuniversity.nl. op één lijn 74 op één lijn 73 2de uitgave 2023 Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten Denk mee met de Witte Raven. Wat is het goede antwoord? DOOR PAUL HÖPPENER, HUISARTS NIET-PRAKTISEREND De nu 67 jaar oude mevrouw P.R. heeft al 14 jaar last van ‘maag-/slokdarmklachten’. Bijna elke nacht wordt ze na 5 uur slapen wakker van een ‘brandende pijn’ achter het borstbeen, die wisselt in intensiteit, maar soms heel heftig is. Na maximaal 30 minuten verdwijnt deze pijn. Overdag heeft ze geen klachten. Bij herhaald uitgebreid onderzoek door de MDL-arts werd geen verklaring voor haar klachten gevonden. Ze is gestopt met alcohol en heeft meerdere dieetadviezen gevolgd zonder effect. Patiënte blijft terugkomen op het spreekuur van haar huisarts omdat er ’iets niet klopt’. De huisarts geeft aan dat dit voor hem en patiënte een onuitstaanbare onverklaarde klacht (OOK) is, vanwege het atypische karakter van de nachtelijke klachten, die doen denken aan reflux-klachten of oesophagus spasmen. Beloop van de klachten De huidige klachten zijn 14 jaar geleden begonnen. Het is niet duidelijk of er toen al sprake was van alleen nachtelijke pijnaanvallen. Twaalf jaar geleden werd ze wegens deze klachten ook uitgebreid onderzocht door een cardioloog, die als conclusie vermeldt: ‘aspecifieke thoracale klachten’. De hierna nog enkele malen geconsulteerde cardioloog en MDL-arts vonden destijds geen verklaring voor haar nachtelijke pijnaanvallen. Laboratoriumonderzoek leverde geen aanknopingspunten op. Recent werd patiënte nogmaals uitgebreid onderzocht door een MDL-arts, die weer geen verklaring voor de klachten kon geven: • Gastroscopie: geen afwijkingen • PH metrie met impedantiemeting: geen pathologisch zure reflux. • Helicobacter negatief, zuurmeting normale uitslag • Gericht laboratoriumonderzoek: geen aanknopingspunten • Proefbehandeling met Protonpompremmers (PPI) had geen effect. • Proefbehandeling met Amytriptyline: geen effect, dus oesophagusspasme onwaarschijnlijk De Witte Raven Groep is een werkgroep van huisartsen, opgericht in 2016, die zich richt op het zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK), in de veronderstelling dat het kan gaan om een zeldzame ziekte of een zeldzaam verschijnsel. Verwijzing van casuïstiek loopt via de eigen huisarts. De Witte Raven hebben een eigen zoekstrategie ontwikkeld en maken gebruik van vier zoekmachines. Naast het uitzoeken van casuïstiek richt de Witte Raven werkgroep zich op het nascholen van huisartsen en het delen van hun kennis. Voor meer informatie en voor aanmelding van een casus of aanvraag van een nascholing voor huisartsen kijk op onze website: www.witteraven.org. De huisarts heeft deze casus recent ingebracht bij de Witte Raven. Na een uitgebreide zoektocht en onderling overleg kwamen wij tot een voorlopige differentiaaldiagnose en een daarbij passend advies voor verder onderzoek. Maar we zijn er nog niet helemaal uit. Wij vragen om uw hulp: Dokter, graag een diagnose en behandelplan. Mail naar op1lijn@maastrichtuniversity.nl Stroomdiagram zoekmethode www.witteraven.org De oplossing van de vorige keer was: Thymoom Meer weten? Zoek dan op Pubmed naar artikel “Autoimmune disorders and paraneoplastic syndromes in thymoma". We kregen een email met de juiste diagnose van: Wim Heres 15
Pagina 16
3de uitgave 2023 1 e uitgave 2014 WESP-student: Hanneke Koekebakker Improving primary care in Ethiopia BEGELEIDERS: MARK SPIGT, TEGENE LEGESE DADI Vraagstelling Integratie van zelfmanagement bij chronische behandeling van hiv in lage- en middeninkomenslanden is essentieel om de groeiende caseload aan te kunnen. Momenteel is er geen meetinstrument beschikbaar voor zelfmanagement binnen deze context. Het doel van deze studie was de psychometrische ontwikkeling van een zelfmanagement vragenlijst voor hiv-patiënten in Ethiopië. Studiedesign In deze validatiestudie werd een vragenlijst ontwikkeld op basis van de Individual and Family Self-Management Theory (IFSMT). Content validiteit werd bepaald via beoordeling van items door hiv-experts in Ethiopië (n=52). Primair resultaat en conclusie Content validiteit van de gehele vragenlijst was uitstekend voor zowel de relevantie (S-CVI/Ave 0.90, Kappa 0.90), als de helderheid (S-CVI/Ave 0.81, Kappa 0.81) van de items. De content validiteit van de individuele items (I-CVIrelevantie 0.76-1.00, I-CVIhelderheid 0.56-0.98) wordt momenteel gebruikt om een compacte eindversie van de vragenlijst te ontwikkelen. WESP-student: Floor Koonings Peer-support GGZ BEGELEIDERS: MARK SPIGT EN SOPHIE LEIJDESDORFF Vraagstelling Ik heb onderzoek gedaan naar de ervaringen met en percepties van peer support, van eerstelijnszorgverleners en jongeren met mentale problemen. Hierbij is specifiek gekeken naar de behoeftes van jongeren en in hoeverre peer support, oftewel steun van personen met gerelateerde ervaringen, hierop aansluit. Studiedesign In deze kwalitatieve exploratieve studie zijn semigestructureerde interviews gehouden met 14 jongeren, 3 huisartsen en 4 praktijkondersteuners GGZ. Hierna is een thematische analyse uitgevoerd, waarbij de behoeftes van jongeren naar voren kwamen. Primair resultaat en conclusie Als de behoeftes van jongeren nog niet vervuld zijn door een bestaande behandeling of hun sociale netwerk, dan kan peer support hierop inspelen. Het is dus één van de manieren om aan deze behoeftes te voldoen. Tevens heeft peer support de potentie om bepaalde ondersteuning, van zorg of een belast sociaal netwerk, over te nemen. 16 op één lijn 74 op één lijn 74 3de uitgave 2023 WESP-student: Sergio van Boxtel Zelfsturend leren tijdens de huisartsopleiding BEGELEIDER: ANGELIQUE TIMMERMAN Vraagstelling Het doel van dit driejarige project is om een curriculum te ontwikkelen voor docenten, dat ondersteunt in het coachen van de HAIO om zelfsturend te kunnen leren op de klinische werkplek. Literatuurbevindingen over effectieve trainingsinterventies worden geïntegreerd in deze ontwikkeling. Studiedesign Het betreft een zes-maanden durende trainingspilot binnen een Educational Design Research Study, waaraan zes huisartsopleidingen deelnemen. Om het project te evalueren zijn deelnemers geïnterviewd. Daarnaast is een review uitgevoerd naar effectieve coaching interventies binnen medische vervolgopleidingen. Primair resultaat en conclusie Coaching interventies moeten het leren faciliteren vanuit de leerbehoefte van de HAIO. Effectieve feedback, autonomie ondersteuning en constructieve relaties zijn cruciaal. Bij de evaluatie van trainingsinterventies blijkt dat deze praktisch moeten zijn en dat er ruimte nodig is om te oefenen. Ter ondersteuning van het coachen van zelfsturend leren is er behoefte aan praktische tools. De Pélerìn Pitch Prijs Namens het onderzoeksteam, bestaande uit Anne Smits, Michel van Zandvoort, Helen Mertens, Walther N.K.A. van Mook en Loes van Bokhoven, heeft Matthijs Bosveld de Pélerìn Pitch Prijs gewonnen op het Pélerin Arts Assistenten Symposium. De prijs is toegekend voor hun kwalitatieve onderzoek naar de ervaringen van patiënten, mantelzorgers en professionals in de eerste- en tweede lijn met betrekking tot de Academie voor Patiënt en Mantelzorg. Matthijs is externe promovendus bij Huisartsgeneeskunde. 17
Pagina 18
3de uitgave 2023 1 e uitgave 2014 Orgaandonatie na euthanasie De rol van de Huisarts DOOR DAAN VERBRUGGEN, MASTERSTUDENT GENEESKUNDE (WESP) Orgaandonatie na euthanasie (ODE) is een procedure die zich bevindt op het snijvlak tussen geneeskunde, recht en ethiek. Deze procedure is voor het eerst beschreven in 2012 en inmiddels 116 keer uitgevoerd in Nederland. Euthanasie, sinds 2002 gelegaliseerd in Nederland, biedt patiënten met ondraaglijk en uitzichtloos lijden, de mogelijkheid om zelf te beslissen over het moment van overlijden. Steeds meer patiënten kiezen voor euthanasie. Hiervoor bestaan strenge zorgvuldigheidseisen. In 2022 werd euthanasie 8720 keer uitgevoerd, waarvan in 80% van de gevallen door de huisarts (referenties 1-3). De overige meldingen kwamen van specialisten ouderengeneeskunde (316), medisch specialisten (264) en artsen in opleiding (125). Orgaandonatie na euthanasie (ODE) is een gevoelig onderwerp. Ondanks de frequentie waarmee de procedure wordt uitgevoerd, is er nog weinig over te vinden in de literatuur. 10% van de mensen met een euthanasiewens is (medisch gezien) geschikt om een of meer organen te doneren. In theorie waren in 2022 dus 872 personen geschikt als orgaandonor na euthanasie. In datzelfde jaar stonden 1240 patiënten op de wachtlijst voor orgaantransplantatie (4). In de ODE-procedure is een belangrijke rol voor de huisarts weggelegd. De huisarts dient, onder andere, de euthanatica toe op de afdeling in het ziekenhuis. Daarnaast krijgt de huisarts met ethische en juridische dillema’s te maken. Denk hierbij aan de vraag: wat is een geschikt moment om het onderwerp aan te kaarten of moet de patiënt met een euthanasieverklaring er zelf over beginnen? Tegenwoordig is de ODE-procedure opgenomen in de richtlijn van de Nederlandse Transplantatie stichting (NTS). Wel zijn opnieuw verbeteringen mogelijk op basis van input van betrokkenen. Vooral de mening en inzichten van huisartsen, die op meerdere punten in de ODE-procedure een cruciale rol spelen, achten wij van belang (5). Vandaar dat wij u, als u ervaring heeft met het verlenen van euthanasie, willen vragen om een vragenlijst over ODE in te invullen. Dit gebeurt aan de hand van voor u relevante stellingen die verschillende aspecten van het onderwerp belichten. Namens ons onderzoeksteam danken wij u hartelijk voor de genomen moeite. Referenties: 1. Euthanasie RT. Artsenfederatie KNMG - Voorop voor dokter en zorg. Den Haag; 2023 4 april 2023. 2. Sterven LE. Euthanasie [Available from: https:// landelijkexpertisecentrumsterven.nl/euthanasie/. 3. Korevaar MHGDSVJ. Ontwikkelingen in het aantal euthanasiegevallen en achterliggende factoren. Utrecht: Nivel; 2019 2019. 4. Bollen J, van Smaalen T, Ten Hoopen R, van Heurn E, Ysebaert D, van Mook W. Potential Number of Organ Donors After Euthanasia in Belgium. JAMA. 2017;317(14):1476-7. 5. (NTS) NTS. Richtlijn Orgaandonatie na euthanasie. Leiden; 2023. QR-code vragenlijst: 18 op één lijn 74 Hoe bouw je een nieuw curriculum? Leve de LEGO©! DOOR NANCY LENAERTS, SO EN PLAATSVERVANGEND HOOFD OUDERENGENEESKUNDE De opleiding Ouderengeneeskunde in Maastricht bestaat ruim drie jaar. De opleidingsduur is eveneens drie jaar, wat betekent dat we nu een heel curriculum hebben staan. Dit is met veel inzet, passie, plezier, soms wat zweten en vallen en opstaan van het hele team Ouderengeneeskunde tot stand gekomen. En daar zijn we best trots op! Nu zul je denken dat het nu even uitblazen en achteroverleunen is, maar niets is minder waar. Er is namelijk een geheel nieuw Landelijk Opleidingsplan (LOP) tot stand gekomen. Dit nieuwe LOP is al aangeboden aan het College Geneeskundige Specialismen (CGS). De CGS heeft het ontwerpbesluit al genomen1, wat betekent, dat als alles goed gaat (en daar gaan we wel vanuit), dat het nieuwe LOP per 1 september 2024 in gaat. Dat is, voor de snelle rekenaars onder ons, al over krap 11 maanden… Weer een nieuwe uitdaging voor ons team! De grote verandering zit in de opbouw in stageperiodes, zie afbeelding. In plaats van drie afzonderlijke leerjaren, met bijpassende modules en vaste docenten per leerjaar, gaan we nu naar een structuur waarbij aios een veel flexibeler spoor kunnen volgen, en de opleiding wordt verdeeld over twee periodes van 18 maanden. Na enkele brainstormsessies met het team, komt het voorstel om letterlijk het huidige curriculum af te 1 https://www.knmg.nl/ik-ben-geneeskundestudent-1/specialismeouderengeneeskunde-3 breken en naast het nieuwe te leggen. Maar hoe dan? Met LEGO© dus, een free style opdracht voor de LEGO© Master! We begonnen met een ochtendsessie gezamenlijk bouwen op de opleiding, waarbij we gezamenlijk konden visualiseren waar de problemen zitten. We besloten om hier nog even verder aan te puzzelen en alle scenario’s te doorlopen alsook het oude curriculum naast het nieuwe te leggen. De eer van die opdracht werd mij toebedeeld. Stiekem vind ik dat erg leuk. Met lego van de kinderen spelen is mijn geheime hobby, ik noem het opruimen, sets bij elkaar zoeken om te verkopen via Marktplaats, maar eigenlijk is het Mindfulness. Dus, op een stormachtige vrije middag, ging ik bouwen! Na een aantal prototypes te hebben gemaakt, heb ik zicht op de grote lijnen en bouwstenen en kan ik het vertalen naar papier. Het huidige curriculum stond in mooie gekleurde blokken met de docenten erbij in frisse gekleurde rondjes, daarnaast het nieuwe curriculum met steentjes in andere volgorde en wat nieuwe elementen; lange leerlijn communicatie, palliatieve zorg en medisch leiderschap. De knelpunten worden goed inzichtelijk, maar vooral de kansen, invlechten van oude in het nieuwe curriculum, lijkt makkelijker dan gedacht. Mentorgroepen blijven langer bij elkaar met een vaste docent die goed de leercurve van de aios kan volgen. Hiermee kan ik terug naar het teamoverleg en kunnen we weer een stap verder maken naar de praktijk. Made in Maastricht Datum: 29 september 2023. V.l.n.r.: Yvonne Soethoudt, Esther Jacobs, Katerina Skarlatou en Joey Jansen 19 op één lijn 74
Pagina 20
op één lijn 74 3de uitgave 2023 Opleiding (tot specialist) Ouderengeneeskunde Een volwassen opleiding DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER Start nieuwe jaar We zijn in september met 14 eerstejaars aios gestart. De variatie qua achtergrond en ervaring pakt heel goed uit. Soms is een aios zelfs docent. In de tweede week van het academisch jaar was weer een gezamenlijke kennismakingsdag met alle aios en opleiders in een tropisch Van der Valk Maastricht. Na een gezamenlijke lunch was er ook een soort paneldiscussie met gasten uit het veld en de directeur van de wetenschappelijke beroepsvereniging Verenso. Tot slot: derdejaars aios Charlotte Coopmans schrijft weer een leuke column over haar missie, voor als ze straks klaar is met de opleiding. Nieuwe opleidingsplan Naast het huidige curriculum, gaat veel tijd en aandacht zitten in de voorbereiding van de implementatie van het nieuwe landelijke opleidingsplan (LOP). Dit vergt niet alleen veel extra overleg met alle docenten lokaal, maar ook deelname aan alle werkgroepen. Het hele team is er op enigerlei wijze bij betrokken. Plaatsvervangend hoofd Nancy Lenaerts heeft zich opgeworpen als LEGO Master om zo de visualisatie van het nieuwe curriculum te bouwen. Zij schrijft hierover ook een artikel in dit katern. Ontspanning Na de drukke start waren er eind september ook ontspanningsactiviteiten. Een ervan was de congresreis naar Finland voor opleiders. Edith Meijers van De Zorggroep doet hiervan verslag. Het andere was de tweede diplomauitreiking van Specialisten Ouderengeneeskunde. Dit keer waren dat Katerina Skarlatou en Joey Jansen van de allereerste lichting, als ook Yvonne Soethoudt en Esther Jacobs, twee voormalig internisten. Laatstgenoemden deden twee jaar over hun opleiding tot SO. De uitreiking was opnieuw in het sfeervolle koetshuis van kasteel Rijckholt. In maart 2024 is de derde diplomauitreiking. Kwaliteitsbeleid Ouderengeneeskunde heeft een vergelijkbaar landelijk kwaliteitssysteem, METIS geheten, als de Huisartsopleiding. In 2023 diende er op 3 van de 5 domeinen door de opleiding een zelfreflectie aangeleverd te worden. Daarnaast proberen wij als jonge opleiding steeds meer processen te beschrijven en vast te leggen. Binnen het geheel van de Vakgroep heeft de opleiding vier speerpunten voor 2024 benoemd: 1. Interprofessioneel opleiden 2. METIS 3. Docentprofessionalisering 4. Nieuwe LOP Samen In het kader van het eerste speerpunt hebben we deze keer een dubbelinterview met de hoofden van beide vervolgopleidingen. Zij laten hun gedachten gaan over de samenwerking nu en de mogelijkheden in de toekomst. Kerstreces In de kerstperiode is er twee weken geen onderwijs. Begin 2024 komt ook de nieuwe wervingsronde voor de start in september 2024 in beeld. Vanaf half februari 2024 kan er weer gesolliciteerd worden voor een opleidingsplek. Om de werving te ondersteunen, doen we weer mee aan tal van promotieactiviteiten. Een leuk nieuw evenement dit keer is een filmavond ‘Human Forever’ in Maastricht die gratis toegankelijk is voor studenten geneeskunde, basisartsen en aios Ouderengeneeskunde. 20 3de uitgave 2023 Missie SO dichtbij DOOR CHARLOTTE COOPMANS, DERDEJAARS AIOS OUDERENGENEESKUNDE Op de vrijdagen ben ik nu vaak niet in Maastricht maar in Utrecht te vinden. Met een clubje aios rijden of treinen we, mits het reisadvies niet komt te vervallen, naar de leiderschapscursus. We verdiepen ons in de Missie & Visie van de zorginstellingen waarvoor we momenteel werken. We duiken in begrotingen, beleidsplannen, jaarplannen en kwaliteitskaders. We leren over termen die voor managers dagelijkse kost zijn, zoals stakeholdersanalyses en kritische succesfactoren. We komen in aanraking met ‘rattenstreken’ en ‘papieren tijgers’ en leren onderhandelen. Hè?! Hoort dit er ook allemaal bij als ik klaar ben? Poeh, er gaan allerlei wieltjes ratelen in mijn bovenkamer. Wel leuk hoor! Want nu het einde van de opleiding nadert, poppen er heel wat vragen bij mij op: Wat is eigenlijk mijn missie? Wie wil ik zijn als SO? Waarvoor sta ik? Wat doe ik? En misschien nog wel de belangrijkste: waarom? In de zomermaanden heb ik in de eerstelijn mogen werken voor een keuzestage. Wat een dankbaar werk is dat! Mijn ogen glinsteren terwijl ik dit schrijf. Ligt daar dan mijn missie? Ik krijg er enorm veel energie van om te mogen meedenken over hoe het leven van kwetsbare ouderen in hun thuissituatie zo fijn mogelijk te maken. Ieder mens heeft zijn eigen verhaal en om daarin te duiken, in te zetten op wat voor iemand belangrijk is, op wat wèl kan en welke hulp eventueel nodig is bij wat er moeizaam gaat, GE-WEL-DIG. Het contact zoeken met huisartsen, samen te sparren over wat er op hun bordje komt en hoe wij daar als SO in kunnen ondersteunen, samen de zorg dragen voor deze steeds groter en complexer wordende groep met alle hulp die er te halen valt in de wijk. En dat niet alleen door consulten of MDO’s, maar ook door op te volgen en te triageren aan huis in welke zorg het beste passend is als het echt even niet meer gaat. Er ligt zoveel werk en er zijn gelukkig ook steeds meer SO’s en organisaties die dat zien. Ik las deze week dat de overheid hierover een reisadvies voor ‘Oud en zelfstandig in 2030’ heeft geformuleerd. Een mooie missie, maar nog weinig concreet. Terug naar de leiderschapscursus… Een idee voor de eindopdracht is geboren; een eerstelijnspraktijk opzetten in de wijk. Met een groepje enthousiaste mede-aios uit het land gaan we aan de slag met een ondernemingsplan, we gaan ons eigen reisadvies maken. Een concreet plan waarbij eenvoud en samenwerking voorop komen te staan, zonder ‘tijgers’ of ‘krokodillen’ of hoe je ze ook wilt noemen. Ja, mijn missie voor het komende jaar heb ik gevonden; de eerste lijn in. Ik ga glitters en bitters tegenkomen, zoals een van mijn opleiders het zo mooi zegt, op mijn reis ernaartoe. Maar deze SO in wording is in ieder geval onderweg om dichtbij te komen en laat dit reisadvies niet vervallen. Meerdaagse Nascholing Ouderengeneeskunde 2.0 Van 3 tot en met 5 april 2024 Thema’s: algemene ontwikkelingen, de (kwetsbare) oudere patiënt in een acute situatie, neurologie en psychiatrie, palliatieve zorg en nadenken over het levenseinde, cardiologie, diabetes, passende farmacotherapie bij ouderen en oogheelkunde. Voor aios geldt een gereduceerd tarief. Informatie en aanmelden: www.huygensacademy.nl/maastricht-3-daags-congres 21 op één lijn 74
Pagina 22
op één lijn 74 3de uitgave 2023 Dubbelinterview hoofden Huisartsopleiding en Ouderengeneeskunde ‘‘We doen al veel meer dan nu zichtbaar is’’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE In oktober 19741 startte de allereerste groep huisartsen in opleiding in Maastricht. Ruim 40 jaar later, in september 2020, startte de allereerste groep aios van de opleiding Ouderengeneeskunde Maastricht. De lang gekoesterde wens van hoogleraar en Specialist Ouderengeneeskunde Jos Schols2 om een eigen opleiding in Maastricht te hebben, ging hiermee in vervulling. Hoofden In 2020 begonnen twee nieuwe hoofden in Maastricht: Matthijs Limpens als hoofd van de huisartsopleiding en Mariëlle van der Velden-Daamen als hoofd van de opleiding Ouderengeneeskunde. We zouden bijna vergeten dat die start midden in de coronatijd ontstond, niet ideaal om een goede band met je staf en aios op te bouwen. Van meet af aan, al in de oprichtingsfase van de Ouderengeneeskunde in 2019, hadden zij goed onderling contact en dat is, tot op de dag van vandaag, zo gebleven. Ze zien elkaar geregeld op de terugkomdag van de ouderengeneeskunde (vrijdag) en op dinsdag, als ook de jaar 3 aios huisartsgeneeskunde hun onderwijsdag hebben. Interprofessioneel samenwerken is niet nieuw, maar interprofessioneel opleiden, dat is andere koek. Vandaar dat de hoofden de redactie van ‘Op één lijn’ vroegen om een interview. De inzet is om een brede dialoog tussen de vervolgopleidingen te starten om ‘interprofessioneel opleiden’ meer te belichten. Als een soort feuilleton. We starten deze editie met de hoofden. Daarna komen respectievelijk docenten, opleiders en aios aan het woord. Wat gebeurt er al? De titel van het artikel viel al snel. Graag willen we daarom meer zichtbaar maken wat er al gebeurt of gebeurd is. In de oprichting- en startfase van de opleiding Ouderengeneeskunde is goed gebruik gemaakt van de aanwezige expertise en tijd van ondersteunende medewerkers van de huisartsopleiding; ook maken we deels gebruik van dezelfde supervisoren. Beide opleidingen hebben dezelfde coördinator bedrijfsvoering. Er is een gezamenlijk studielandschap (de ‘bieb’) in het gebouw DEB1 en we delen kantines. Accreditatie van opleidingsactiviteiten gebeurt identiek en afdelingsbreed. 1 https://onlinetouch.nl/huisartsgeneeskundemaastricht/op-een-lijn50?html=true#/30/ 2 Jos Schols promoveerde in 2000 op de samenwerking tussen de verpleeghuisarts en de huisarts 22 We maken gebruik van dezelfde softwaresystemen, deels lokaal, deels landelijk. We gebruiken dezelfde onderwijsruimtes, zij het veelal op andere dagen. De andere onderwijsdag, die voor jaar 3 van de Ouderengeneeskunde, is destijds bewust op een dinsdag of woensdag gepland gezien de thema’s (Competentie Plus en Eerste Lijn), met het idee om meer samen met de Huisartsopleiding te doen. Helaas leidt deze keuze tot een logistiek knelpunt: er is te weinig fysieke ruimte op DEB1 en in de roosters van de vervolgopleidingen. GW-docenten van de Huisartsopleiding worden soms geconsulteerd over zaken als STARR-selectie of didactische vaardigheden. Beide opleidingen maken gebruik van de Landelijke Educatie Docenten (LED). Ervaren docenten van de Huisartsopleiding zijn buddy of supervisor van docenten van de Ouderengeneeskunde. Naast mijn redactiewerk voor ‘Op één Lijn’ en andere rollen, werk ik zelf ook twee dagen per week voor de opleiding Ouderengeneeskunde, primair in de rol van kwaliteitscoördinator. Landelijk zien we dat de koepel van de Ouderengeneeskunde (SOON) deels ‘meelift’ op voorzieningen van de veel grotere koepelorganisatie Huisartsopleiding Nederland. De landelijke kwaliteitssystemen van beide organisaties zijn recent vernieuwd en hebben nu dezelfde domeinen. Beide opleidingen krijgen in 2024 te maken met de invoering van een nieuw Landelijk Opleidings Plan. Verder hanteren we dezelfde selectiemethode voor de sollicitaties. Soms verloopt de samenwerking via de lijn van de Ouderengeneeskunde. Zo werd de onafhankelijke vertrouwenspersoon van het MUMC+ bereid gevonden om ook de vertrouwenspersoon van de opleiding Ouderengeneeskunde te worden, om vervolgens ook de vertrouwenspersoon van de Huisartsopleiding te worden. Hoofdenoverleg De hoofden overleggen eens per 6 weken informeel. Daarin bespreken zij landelijke zaken vanuit de koepels, zoals ICT- en organisatie, wordt relevante informatie gedeeld, maar ook wordt besproken hoe om te gaan met ingewikkelde casus. Beide opleidingen vallen formeel onder de vakgroep Huisartsgeneeskunde; daar sluiten beiden aan bij de formele overlegstructuur. Op de vraag of de naam van de vakgroep de hele lading dekt, zijn de hoofden duidelijk. ‘Het begint niet met de naam’, het begint met uitstraling en positionering. Vanuit de inhoud kijken zij verder. Wel is er nog behoefte om meer te weten van elkaar, wie is inhoudelijk waar mee bezig? Dat algemene overzicht is er nu niet, het gaat via via. Belangrijke onderdelen uit nieuwsbrieven zouden we ook nog breder kunnen uitwisselen. Samen opleiden De houtkoolschets van het specialistenlandschap 2035 van de KNMG, schetst een horizon voor over 10 jaar. Wat willen we tot die tijd anders doen? Interprofessioneel opleiden vraagt om ‘omdenken’ aldus Mariëlle van der Velden. Dat kan een kleinere opleiding zoals de Ouderengeneeskunde vaak sneller, gezien de kleinere aantallen aios. Matthijs Limpens benoemt het feit dat zij ook nog eens op twee locaties zitten, in Eindhoven en Maastricht. Extra geld voor interprofessioneel opleiden is er niet. Soms zijn er projecten, maar als het gaat om brede implementatie, dan stopt het, zelfs als de pilot succesvol was. Veranderingen gaan moeizaam en regelgeving is stroperig. Intern zouden we nog veel voor elkaar kunnen krijgen, denk aan logistiek en mensen, maar als we kijken naar de RGS en naar Discipline Overstijgend Opleiden (DOO) binnen het UMC, dan zitten daar ook nog schotten in het Maastrichtse. Naast logistiek zijn regelgeving en geld dus de grootste struikelblokken. Wat kan er wel? In het praktijkleren liggen de grootste kansen. Dáár zouden we de aios al wat meer naar elkaar kunnen sturen, dat ze elkaar weten te vinden. Zo zouden meer huisartsen in opleiding eerder kunnen denken aan het raadplegen van aios Ouderengeneeskunde. Nu zitten daar soms nog blinde vlekken. In jaar 3 van de huisartsopleiding krijgen aios een adoptiepatiënt3, dat is een verdiepingsopdracht rondom de complexe patiënt. Zij zouden dan een derdejaars aios van de Ouderengeneeskunde kunnen consulteren. Nu raadplegen zij soms eerder een neuroloog en dat is een gemiste kans, een blinde vlek. In jaar 3 van de ouderengeneeskunde zijn er ook modules Eerste Lijn en ambulant. Wat heeft de Ouderengeneeskunde de huisarts nog meer te bieden? Mariëlle noemt wondzorg, problemen met cognitie en gedrag en proactieve zorgplanning. Mariëlle beschrijft de levensloop van een oudere bij wie het thuis niet langer gaat. En dat dan plotsklaps de patiënt cliënt wordt van 3 Zie artikel Anneke van Dijk en Hanneke Hamers elders in dit blad een zorginstelling. Daar krijgt de bewoner een vreemde zorgverlener, de SO in plaats van de huisarts. De huisarts komt niet meer. Dat is raar en onwenselijk, aldus Mariëlle. Je kan al veel eerder de SO introduceren om met de huisarts mee te kijken en te consulteren, opnames voorkomen en leren van elkaar. Vooral bij huisbezoeken heeft dit enorme meerwaarde. De huisarts heeft veel meer weet van de achtergrond en context van de patiënt en het zou jammer zijn als dit verdwijnt na een opname in een verpleeghuis. Werken vanuit wijken, dat zou goed zijn. En omgekeerd kan de SO ook andere zaken van een huisarts leren. ‘Zoals doen wat nodig is en niet meer dan dat’. Dat ziet Mariëlle als een positief leerpunt voor de SO. Soms geldt: ‘Less is more’, moeten we allemaal wel doen wat er kan, moeten we wel willen verwijzen? Liggen er kansen in het nieuwe LOP? Voor de Ouderengeneeskunde is het nieuwe LOP een grote ommezwaai.4 Voor de Huisartsopleiding in Maastricht betekent het weinig verandering; zij leiden al op conform het nieuwe LOP. Wellicht liggen er kansen in de periode die nu nog zomerreces heet bij de Ouderengeneeskunde, maar die bij de Huisartsopleiding wordt gevoed door de wensen van aios. Beide hoofden zijn het erover eens dat je na drie jaar opleiding niet klaar bent. Je blijft je leven lang leren, dat is veel meer dan je (eenmalig) kwalificeren. Matthijs benoemt dat het gaat om ‘Verantwoord vertrouwen in wederzijdse zichtbaarheid’. Samen zouden we opnieuw kunnen kijken naar docentprofessionalisering over en weer. Binnen de Vakgroep, maar ook discipline overstijgend binnen het MUMC+. Ook daar wordt nog meer aansluiting gezocht en vanuit de organisaties UM en MUMC+ wordt de bestuurlijke samenwerking ook opnieuw verkend. In Maastricht zijn de Huisartsopleiding en de opleiding Ouderengeneeskunde geen onderdeel van het UMC, dit in tegenstelling tot alle andere UMC’s waar dat wel het geval is. Vervolg? De hoofden hebben hun licht laten schijnen op het thema Interprofessioneel Opleiden. De intentie is er absoluut om dit verder uit te dragen en betrokkenen mee te krijgen en uit te dagen om mee te denken. De volgende keer nodigen we docenten uit om het gesprek hierover met ons aan te gaan. Wie wil/durft? 4 Zie elders het artikel van Nancy Lenaerts, plaatsvervangend hoofd 23 op één lijn 74
Pagina 24
op één lijn 74 3de uitgave 2023 Verslag congresreis Ouderengeneeskunde Helsinki ‘Healthy Ageing in the Changing World’ DOOR EDITH MEIJERS, SO-OPLEIDER DE ZORGGROEP ROERMOND Van 19 tot 23 september jl. waren wij, samen met 50 collega’s uit het land, veelal opleiders maar ook enkele medewerkers van de opleidingen tot Specialist Ouderengeneeskunde, op het jaarlijkse congres van de European Geriatric Medicine Society in Helsinki. Doordat reis en verblijf geregeld waren door de SBOH en vrijwel iedereen met hetzelfde vliegtuig vanaf Schiphol naar Helsinki vertrok, ontstond er al snel een groepsgevoel. Er was volop gelegenheid om elkaar als Nederlandse opleiders informeel te ontmoeten. Hierdoor leerden we de collega’s uit de eigen regio beter kennen, maar ontmoetten we ook opleiders uit andere delen van het land met wie we ervaringen konden uitwisselen. Op dinsdagavond, nadat we allemaal geïnstalleerd waren in onze kamers in het Folkshotel, een oud opgeknapt industrieel pand, was er tijdens het diner gelegenheid om nader kennis te maken, waarbij gebruik gemaakt kon worden van speciale kaartjes met vragen voor elkaar. De volgende dag ging om 13.00 uur het congres van start waardoor we in de ochtend tijd hadden voor een eerste verkenning van de highlights van Helsinki. Ieder ging op eigen gelegenheid, al dan niet in groepjes, de stad in. Het vervoer per tram verliep vlot en zo bezochten we, met een prachtig zonnetje erbij, zowel de Lutherse als de Russisch-Orthodoxe Kerk, beiden gelegen in het centrum aan de baai en leerden we zo wat over de geschiedenis van Helsinki en Finland. ‘s Middags gingen we naar het congrescentrum. Het thema van het congres was ‘Healthy Ageing in the Changing World’. Gedurende 3 dagen werden in acht verschillende zalen tegelijkertijd sessies gehouden over zeer diverse onderwerpen. Dit leidde soms tot keuzestress, maar als de lezing tegenviel, dan was het geen probleem om te wisselen van zaal. Over het algemeen viel mij het niveau van de lezingen een beetje tegen. Wij kregen vaak het gevoel dat wat er gepresenteerd werd voor ons oud nieuws was en dat we het in Nederland lang niet slecht doen. Bijvoorbeeld over preventie van cognitieve achteruitgang bij mensen met dementie, waarbij het belang van interventies op verschillende domeinen benadrukt werd. Of over deprescribing of de beste aanpak voor ouderen met een heupfractuur in het ziekenhuis: ook hier geen verrassende inzichten. Inspirerend waren de lezingen onder de titel ‘Communitybased management of older people, where do we stand? Hiervan is vooral het verhaal van een Belgische collega die pleitte voor een andere waardering van de oudere medemens en de rol die zij kunnen hebben in de gemeenschap me bij gebleven. We moeten af van de stigma’s ‘Oud is lastig, ziek, nutteloos en of duur’. Onder andere het blijven betrekken van ouderen bij de maatschappij, voorkomen van eenzaamheid en activiteiten wijkgericht aanbieden, werken preventief en kunnen opname in zorginstellingen uitstellen en/of voorkomen. De lezing van Hanna Willems, getiteld ‘Euthanasia and assisted suicide in older persons: the Dutch experience’ vond ik een indrukwekkend, genuanceerd en afgewogen verhaal. Vooral interessant was de levendige discussie na afloop, waarbij weer eens bleek dat Nederland hierin vooroploopt, maar ook dat was wel al bekend. Tot slot van deze samenvatting wil ik nog de leuke workshop ‘Silly Walks’ vermelden, waarbij drie collega’s uit GrootBrittannië, Duitsland en Frankrijk samen een interactieve en leerzame lezing hielden, met filmpjes en vragen over afwijkende looppatronen. Natuurlijk was er nog veel meer te zien (postersessies) en te horen (bijvoorbeeld onze ‘eigen’ Jos Schols over decubitus), maar dat voert te ver om hier allemaal te bespreken. Naast alle lezingen en presentaties in wisselend verstaanbaar Engels, vond ik ook de interactie met de Nederlandse collegaopleiders tijdens de vrije momenten, avonden, etentjes etc. heel inspirerend en gezellig. Op de terugweg werden al plannen gemaakt voor een ‘eigen’ symposium voor en door collega’s die werken in de ouderenzorg/long term care (dus buiten het ziekenhuis), met focus op hoe de ouderenzorg door heel Europa is georganiseerd en wat we van elkaar kunnen leren met het oog op de toenemende aantallen ouderen die in de toekomst zorg nodig hebben. 24 Uit het hoofd Hebben wij dat lef? DOOR INGRID VAN DER HEIJDEN, ADJUNCT-HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Terwijl ik dit stukje schrijf, zijn de resultaten van de sollicitatieronde voor de start van de huisartsopleiding in maart 2024 nog niet bekend. De verwachting is dat er landelijk ongeveer evenveel aios kunnen gaan starten als de vorige keer. We hebben het in Maastricht en Eindhoven deze ronde gelukkig goed gedaan. Dat is natuurlijk mooi. Tegelijkertijd zou het nog beter zijn als we meer groei kunnen realiseren. We staan namelijk samen voor de opgave om meer huisartsen op te leiden om te kunnen voldoen aan de toekomstige zorgvraag. De SBOH en opleidingsinstellingen buiten het ziekenhuis zijn daarom een campagne gestart om meer artsen enthousiast te maken voor een vervolgopleiding buiten het ziekenhuis: ‘Heb jij het lef...?’1 1 www.nextleveldokter.nl Het is nog onduidelijk waarom een groot aantal basisartsen zich in de afgelopen jaren niet heeft aangemeld voor een vervolgopleiding. Dit was aanleiding voor het Capaciteitsorgaan om een onderzoek te doen naar hun beweegredenen en naar factoren die de keuze voor een vervolgopleiding binnen of buiten het ziekenhuis bepalen. De resultaten van dit onderzoek worden in het voorjaar van 2024 verwacht. Lianne Mulder onderzocht al welke factoren een rol spelen bij de zogenaamde ‘leaky pipeline’.2 Hiermee wordt de uitval van talentvolle studenten bedoeld gedurende het traject van middelbare school naar de medische vervolgopleiding. De huidige groep medisch specialisten in Nederland is geen representatieve afspiegeling van onze samenleving. Voor artsen uit cluster 1 - waaronder huisartsen in Word huisarts! Solliciteer vóór 1 februari 2024! We zoeken 48 AIOS Start 1 september 2024 in Maastricht (24) én Eindhoven (24) Scan de QR-code of bel voor informatie 06-41144460 opleiding - geldt dat er in vergelijking met andere medische vervolgopleidingen meer vrouwelijke artsen zijn (60.1% versus 46.8%) [p < 0.00001] en meer artsen zonder migratieachtergrond (83.2% versus 79.0% in overige medische vervolgopleidingen). Ook is er een overrepresentatie van artsen met ouders uit een hogere sociaaleconomische klasse. Mogelijk dat similarity bias een rol speelt bij de (zelf)selectie. Jammer, want aangetoond is, dat een grotere mate van diversiteit juist bijdraagt aan betere zorg. Casper van Koppenhagen ging in zijn podcast over geluk, diversiteit en inclusie in gesprek met onderzoeksjournalist Joris Luyendijk, auteur van ‘De zeven vinkjes’.3 Zij spraken over wat je misloopt aan invalshoeken wanneer je zo ontzettend lijkt op de mensen met wie je werkt. Ze bespraken ook hoe je als bevoorrecht persoon kan bijdragen om een inclusievere werkvloer te krijgen: neem een ‘lagere vinker’ op sleeptouw en licht de sociale code toe. Graag wil ik iedereen die bij de huisartsopleiding betrokken is uitdagen: hebben wij dat lef? 2 Diversity in the pathway from medical student to specialist in the Netherlands: a retrospective cohort study. Mulder, L., Wouters, A., Akwiwu, E. U., Koster, A. S., Ravesloot, J. H., Peerdeman, S. M., Salih, M., Croiset, G. & Kusurkar, R. A., 1 Dec 2023, In: The Lancet Regional Health - Europe. 35, 100749. 3 Casper van Koppenhagen. KopCast Over geluk, diversiteit en inclusive. Deel 1. In gesprek met Joris Luyendijk. 25 op één lijn 74
Pagina 26
op één lijn 74 3de uitgave 2023 Naar InterCompetente huisartsenzorg De adoptiepatiënt in jaar 3 DOOR ANNEKE VAN DIJK, UNIVERSITAIR DOCENT & HANNEKE HAMERS, ADJUNCT-HOOFD HUISARTSOPLEIDING Sinds een paar jaar kennen we als huisartsgeneeskunde de nieuwe vierde kernwaarde ‘gezamenlijk’. Het belang van deze kernwaarde blijkt uit de toenemende druk op de huisartsenzorg en de complexiteit van de ouderenzorg. Het dwingt huisartsen om goed samen te werken met de andere collega’s in het zorg- en welzijnsdomein. In de praktijk is dat niet zo eenvoudig. Hoe leren onze aios deze competentie als interprofessioneel samenwerker eigenlijk? Welke leerervaringen bieden we hen aan in de opleiding? Dankzij het innovatiefonds van het SBOH en samen met de opleidingen in Nijmegen en Groningen, geven we als huisartsopleiding Maastricht sinds kort concreet vorm aan het leren interprofessioneel samenwerken. We zijn actief betrokken bij het project InterCompetent. Kartrekker is aioto Wesley Giorgi, die de opleiding tot huisarts combineert met deze functie als onderzoeker en ontwikkelaar van het onderwijsprogramma. Er was vanuit onze huisartsopleiding een belangrijke voorwaarde: we wilden het aantal opdrachten voor aios niet verder uitbreiden. Er was wat ons betreft wel ruimte om het bestaande onderwijsaanbod te verrijken met aandacht voor interprofessioneel samenwerken. Aangezien de complexe chronische zorg in het derde jaar centraal staat, is er aansluiting gezocht bij dit programma. In jaar 3 ‘adopteren’ onze aios enkele patiënten om gedurende een Sister in arms ‘Sisters in arms is geschreven in eerste instantie als verwerkingsproces. Het geeft een persoonlijke kijk op de balans tussen vrouw, arts en militair zijn en de impact van suïcide op het dagelijks leven. Elize Rozema, de hoofdpersoon, leert binnen de marine de ware betekenis van het vrouw zijn en hoe zij zich staande kan houden in een mannenwereld. Zij wordt voortdurend heen en weer getrokken naar de spreekkamer, bij haar patiënten, de zee- met de onweerstaanbare roep naar avontuur- en haar familie die haar zo hard nodig heeft. Gelukkig kan ze terugvallen op de steun van haar vriendinnen, haar sisters in arms. Zij helpen in de strijd het rouwproces onder ogen te zien, maar toch ook te lachen zowel in uniform als daarbuiten’. Valerie Fijen, alumnus 26 Het boek is hier te bestellen: https://uitgeverijkompas.nl/product/sisters-in-arms/ jaar te volgen. Een unieke kans om hier ook breder te kijken naar het zorgnetwerk van deze patiënten met een complexe zorgvraag en vaak diverse hulpverleners. Het programma voor interprofessioneel leren en samenwerken heeft Wesley samengesteld op basis van groepsgesprekken met een aios, opleider en een zorgprofessional uit de praktijk. De focus ligt op het werkplekleren, want juist in de praktijk wordt het belang van samenwerking gevoeld en kan de aios gaan oefenen. Er worden hele concrete handreikingen aangeboden, waaruit iedere aios zelf kan kiezen. De aios kan bijvoorbeeld eenvoudig een sociale kaart maken en uitprinten, er is een handreiking voor het leren kennen van andere zorgprofessionals en voor een reflectie op samenwerking tijdens een leergesprek. Om dit alles goed in te bedden in het curriculum, wordt er op drie momenten aandacht aan besteed tijdens de terugkomdagen. Om het voor iedereen beschikbaar te maken, heeft Wesley met hulp van een student van de opleiding Multimedia en Design een prachtige website gemaakt. Kijk maar eens op www.intercompetent.com en laat je verrassen. We zijn dit programma als opleiding nu aan het uitproberen en evalueren. Vooralsnog mogen we trots zijn op het resultaat en zijn we benieuwd naar de ervaringen. Deze samenwerking tussen onderzoek en de opleiding(en) is in elk geval geslaagd! op één lijn 74 3de uitgave 2023 Equilibre Een duurzame reis is belangrijker dan een verspillende bestemming DOOR ELSJE KUIJPER, OPLEIDERSCOÖRDINATOR Wat kunnen wij als huisartsen doen om het klimaat te veranderen? Tijdens groep vier op de lagere school hield ik een spreekbeurt over zure regen. Daarmee was het zaadje voor mijn activisme voor wat betreft het klimaat geplant. In mijn leven ben ik steeds zoekende geweest naar wat ik kan doen om mijn footprint beheersbaar te houden. Dat ging met vallen en opstaan en ik ben zeker geen heilige Madonna geweest. Ook ik heb heel wat CO2 uitgestoten door te vliegen, door voor een jarendertigwoning te kiezen en door kinderen te krijgen (gelukkig heb ik er maar twee). Toen duidelijk werd dat ook ik als huisarts wel degelijk invloed zou kunnen uitoefenen op het milieu, kwam dat kleine activistische Elsje weer boven drijven. Zouden huisartsen iets aan het klimaat kunnen veranderen en zo ja, hoe dan? We zijn al zo druk en waar moeten we dan beginnen? Net toen ik me dat ging afvragen, werden er docenten gezocht om het thema duurzaamheid bij de aios onder de aandacht te brengen. Samen met Margarita Vossen en Simone Jaarsma hebben we een themadag over duurzaamheid georganiseerd. Het was een succes en zo’n themadag smaakt naar meer. Er blijkt genoeg te doen aan duurzaamheid als huisarts. Dit wilden we dan ook graag aan de opleiders laten weten. Zo gezegd, zo gedaan; de themadag ‘duurzaamheid’ voor opleiders werd op 14 en 16 november een feit. De dag startte met een presentatie van Margarita, zij was net terug uit Amsterdam waar ze had meegedaan aan de Klimaatmars. Margarita heeft ons meegenomen in een inspirerende presentatie over ‘Planetary health’. Ze startte met een aantal pittige stellingen zoals; mogen duurzaamheidsmaatregelen ten koste gaan van de kwaliteit van zorg voor een individu? Een stelling die veel discussie opleverde en waar we nog lang over kunnen doorpraten. We hebben niet alleen onze boosheid, twijfel of machteloosheid over het klimaat besproken, maar ook onze strijdlust en hoop mogen uitspreken. Want hoop is er zeker: als huisarts kunnen we een grote rol spelen bij het keren van het tij. Kijk alleen maar naar alle bewegingen die zijn voort gekomen uit ons dokters activisme: de groene huisarts, de klimaat dokter, de duurzame dokter, de LOVAH-duurzaamheidscommissie en de regionale Green Teams. Na de presentatie van Margarita was het tijd voor een frisse neus. Ondanks het slechte weer op die dag, weerhield dit de opleiders er niet van om te genieten van de mooie natuur die Urmond te bieden heeft. De opleiders hebben in teams, tijdens een inspirerende wandeling, een aantal vragen besproken over duurzaamheid in de huisartspraktijk. Onder de titel ‘people profit piraten’, ‘de afvalracers’ of ‘de medicijnmaniakken’ gingen de opleiders op pad. Zij bespraken thema’s zoals vervoer, medicatie en materiaalgebruik en hoe hierbij duurzamer te handelen. Daarnaast mochten ze ook iets ludieks bedenken: een liedje, gedicht, foto of een dansje. We hebben enorm veel leuke en humoristische inzendingen gehad. Zoals een prachtig gedicht over de strijdlust na de overstromingen in Limburg, grappige foto’s van huisartsen die een boom planten of de chemische industrie omverduwen, grappige filmpjes van paraplu’s als spiralen en heel veel docenten in maar één taxi. De jury, bestaand uit Heiny Eilkes, Merijn van de Laar, Ylva Onderwater en Felix Punt, voorzagen alle inzendingen op een eigenzinnige en humoristische manier van feedback. De uiteindelijke winnaars gingen met een boek uit de kringloopwinkel naar huis. Gedicht: Het water staat de Limburgse huisartsen aan de lippen... Dit uitzichtloze onderwerp wil ik liever skippen... Na een groene lezing en een inspiratie-loop, Ik draag mijn steen bij, Ik heb weer hoop(!) De middag werd nuttig besteed doordat de opleiders in hun eigen groepen mochten nadenken over hoe ze het onderwerp duurzaamheid in het leergesprek aan bod laten komen. Er werden briefjes met groene ideeën aan een waslijn gespannen, de opleiders kregen een kijkje in elkaars prullenbakken en er werden vooral veel tips gegeven over hoe nu verder met duurzaamheid in de praktijk. Alle handige tips en adviezen zijn verzameld en samengevat in het document ‘de groene opleider’. Dit document is ook te vinden op de digitale leeromgeving Canvas (alleen voor stafleden). Opleiders kunnen de QR-code boven het artikel gebruiken. Na deze enerverende dag, die behoorlijk wat nieuwe informatie over duurzaamheid opleverde, is mijn activistische houding uit groep vier verder aangewakkerd. Ik heb nog meer nieuwe ideeën over hoe ik duurzamer zou willen zijn in de praktijk en hoe ik dit zou willen oppakken samen met onze aios. Ik hoop ook, dat bij de opleiders een duurzaam LEDlampje is aan gegaan en het thema bij veel leergesprekken besproken gaat worden. En ik heb al gehoord dat er een aantal aios een leergesprek over duurzaamheid heeft gehad. Als wij als huisartsen namelijk veranderen, dan hoeft het klimaat dat niet te doen. 27 Scan mij!
Pagina 28
op één lijn 74 3de uitgave 2023 AIOS-dag Positieve Gezondheid DOOR DAVÍD VAN EERD, LOVAH Op 6 oktober vond in Kasteel Limbricht de jaarlijkse AIOSdag plaats met als thema ‘Positieve Gezondheid’. De dag begon met een introductie van het concept Positieve Gezondheid, waarna de AIOS werden uitgenodigd om het “spinnenweb” in te vullen en daarmee een blik op alle facetten van hun eigen gezondheid te werpen. Vervolgens kwamen er inspirerende sprekers uit huisartspraktijken in Limburg langs die positieve gezondheid geïmplementeerd hebben in hun praktijk en goed lieten zien wat dit voor zowel patiënten als het team in de praktijk kan opleveren. Om iedereen bij de les te houden verzorgde UM-sport tussen de lezingen twee korte ‘energizers’ op muziek, waarmee zowel lijf als geest weer aangescherpt werden. Na de lunch volgde een interactieve lezing over de toepassing van positieve gezondheid in achterstandswijken, waarna de dag werd afgesloten met een workshopronde waarin de AIOS konden kiezen tussen een wandeling in de natuur, een workshop beweging in theorie en praktijk door fysiotherapeuten van het MUMC+ Beweeghuis of een Mindfulness sessie met ademhalingstechnieken. Al met al een gevarieerde dag waarin AIOS geïnspireerd en uitgedaagd werden om ‘het andere gesprek’ te gaan voeren in de spreekkamer. Made in Maastricht Datum: 5 september 2023. Bovenste rij v.l.n.r.: Lotte Ewalds, Stijn Duijn, Carla Rohde, Claire Leenarts, Daniëlle Roosen Onderste rij v.l.n.r.: Lucinda Coumans, Isa Zuijderduijn, Anne-Sophie Bom, Britt van Spaendonk 28 3de uitgave 2023 Made in Eindhoven Datum: 5 september 2023. V.l.n.r.: Shireen Post, Renske Stadt, Anne Duijmelinck, Robbert Maatman, Birgit van Gerwen, Marije de Hoop, Sanne Krielaart, Ashwin Wenmakers, Imke Engelbertink Datum: 12 september 2023. V.l.n.r.: Wieke Pijnenburg, Michelle Florijn, Femke Janssen, Ellen Gubbels, Mandy Gommans, Anne Gerritsen, Niki Peltzer, Meike Westra 29 op één lijn 74
Pagina 30
op één lijn 74 3de uitgave 2023 Waarom en wanneer kiezen studenten voor Huisartsgeneeskunde? Blootstelling helpt ONDERZOEK Deze infographic is een samenvatting van een cross-sectioneel onderzoek uit 2020-2021 op de Erasmus Universiteit Rotterdam onder geneeskundestudenten om hun perceptie van de huisartsgeneeskunde in 3 verschillende stadia van hun studie te evalueren. Pols DH, Kamps A, Runhaar J, Elshout G, Van Halewijn KF, Bindels P, et al. Medical students' perception of general practice: a cross-sectional survey. BMC Medical Education 2023;23:103. DOI: 10.1186/s12909-023-04064-z. OPVATTINGEN Weinig studenten vinden dat een huisarts een hoge status heeft binnen de medische professie Een huisarts heeft... ... een hoge status binnen de medische professie ... een hoge sociale status ... een essentiële rol binnen de Nederlandse maatschappij Eens 92% – 97%* Gemiddeld responspercentage 77% Het aantal studenten met een migratieachtergrond in dit onderzoek was relatief hoog 31,2 % * INTERESSE TIJDENS OPLEIDING Eerstejaars bachelorstudenten n = 340 De studie bestaat uit: 3 jaar bachelor 3 jaar master 28,5% De interesse in huisartsgeneeskunde neemt toe naarmate de studie vordert Van bachelor naar master zie je een stijgende lijn 71,5% 29,4% 70,6% 26,7% 73,3% mediane leeftijd 18 jaar Derdejaars bachelorstudenten n = 231 mediane leeftijd 20 jaar Derdejaars masterstudenten n = 210 mediane leeftijd 25 jaar 10% – 14%* Eens Deze opvattingen verschillen niet significant tussen de studiejaren Range van percentages van de 3 onderzochte studiejaren (bachelor jaar 1, bachelor jaar 3 en master jaar 3) Eens 52% – 55%* Overweegt huisarts te worden: 22% Overweegt huisarts te worden: 34% Overweegt huisarts te worden: 71% IMPACT OP MENING Belangrijkste reden voor de toegenomen interesse: Volgens studenten voorziet de huisartsenpraktijk in een prettige werkomgeving De ervaring van studenten in de huisartsenpraktijk tijdens de opleiding had een positieve impact op hun mening over huisartsen Eerstejaars bachelors positiever na ervaring in de huisartsenpraktijk Derdejaars masters positiever na ervaring in de huisartsenpraktijk 59,7 % 87,1 % Ook de colleges van huisartsen over huisartsgeneeskunde hadden een grotere impact op de masterstudenten dan op de bachelorstudenten Eerstejaars bachelors positiever na colleges van huisartsen 32,1 % Informatie van sociale media had weinig impact op de mening van studenten 3,8% Derdejaars bachelors positiever na colleges van huisartsen 33,3 % Derdejaars masters positiever na colleges van huisartsen 48,6 % Door Redactie Huisarts en Wetenschap, gepubliceerd 5 september 2023 30 In de leer Morpheus in de nachtdienst DOOR DAVÍD VAN EERD, DERDEJAARS AIOS HUISARTSOPLEIDING Een zomerse woensdagavond in juli. Vanaf de praktijk rijd ik met gezonde spanning richting de huisartsenpost. Ik begin aan mijn eerste zelfstandige nachtdienst en hoewel ik de afgelopen jaren in ziekenhuis en verpleeghuis wel vaker diensten gedaan heb, voelt dit toch anders. Ik ga hier patiënten zien die meestal nog geen diagnose hebben en vaak zieker zijn dan de patiënten die overdag komen. En dat met minder directe supervisie dan in de tweede lijn. Toch heb ik het gevoel na ruim twee jaar huisartsopleiding genoeg bagage en inschattingsvermogen te hebben. Daarnaast is sparren met een collega natuurlijk altijd mogelijk. Na een aantal kleinere kwalen aan het begin van de dienst wordt het tegen 23.00 uur spannender. Een patiënte met waarschijnlijk een niersteen heeft forse pijn en reageert niet op de eerste stap van de pijnstilling. Met een prik morfine lukt het gelukkig om de pijn onder controle te krijgen, waarna ik haar met een recept en goede instructies huiswaarts kan sturen. In gedachten complimenteer ik naamgever Morpheus, de Griekse god van de Droom, met zijn empathische kwaliteiten. Ik filosofeer wat en beeld me in dat hij haar naar huis vergezelt om daar de zorg over te dragen aan zijn vader Hypnos, God van de Slaap. Net na het vertrek van deze patiënte hoor ik vanuit de fast track kamer hevig gekreun komen. Daar aangekomen lijk ik midden in een bevalling terecht gekomen te zijn, maar de aanwezige patiënte geeft aan vooral last van haar borstkas te hebben. Omdat een gesprek vanwege de pijn nauwelijks mogelijk is, kies ik opnieuw voor morfine, met vrij snel redelijk effect. Het blijkt om een ribkneuzing te gaan in combinatie met hyperventilatie en een stressvolle laatste paar maanden, zonder aanwijzingen voor een ernstige fysieke aandoening. Enkele uren later volgt een man met acute buikpijn, die scheldend van de pijn binnenkomt. Opnieuw roep ik Morpheus erbij, alvorens de man in te sturen naar Chirurgie, omdat ik letterlijk en figuurlijk de vinger er niet op kan leggen. Rond 6 uur wordt het rustig en valt er een deken van vermoeidheid over me heen. In de bureaustoel naast de triagist dommel ik een paar keer weg in een droomloze slaap, tot het einde van de dienst enkel nog onderbroken door een paar korte vragen. Na de dienst kijk ik terug: drie keer morfine in één dienst. Heb ik niet te vlug naar dit sterke middel gegrepen? Anderzijds 31 hadden deze patiënten alle drie flink pijn. Tijdens de nabespreking met mijn opleider besluiten we dat het in al deze situaties een redelijke stap was. In ieder geval heeft het deze nacht voor zowel patiënt als dokter wat rust en comfort gebracht. Het is dat ik niet bijgelovig ben, anders had ik geloofd dat ik tijdens deze eerste zelfstandige nachtdienst van bovenaf wat hulp kreeg. Een onverwachte kampioen De praktijkondersteuner vraagt aan het eind van het ochtendspreekuur of ik nog een plekje heb voor een man van begin 80. Het verhaal vooraf is, dat zijn familie merkt, dat hij wat trager is geworden de laatste tijd. Een vriendelijke tachtiger komt binnen, die aangeeft, dat alles inderdaad wat langzamer gaat, maar dat hij nog goed bij de les is. De anamnese biedt weinig aanknopingspunten en ook het globale neurologisch onderzoek is niet afwijkend. Het verdere gesprek verloopt wat stijfjes en ik weeg samen met de patiënt de vervolgstappen af: nog even afwachten, of toch alvast wat verder onderzoek doen? Zo zouden we kunnen beginnen met een korte geheugentest. We besluiten tot het laatste en omdat ik na het spreekuur nog wat tijd heb, kunnen we deze direct afnemen. De test verloopt vlot en tegen het einde vraag ik hem de gebruikelijke willekeurige Nederlandse zin op te schrijven. Wanneer hij het briefje naar mij toe draait, lees ik een zin die deze MMSE in één keer over de eindstreep duwt. ‘VDP is wereldkampioen’, staat er. Een geanimeerd gesprek over wielrennen volgt, hij heeft zelf tot enkele jaren geleden nog gefietst en blijkt beter op de hoogte van de actuele stand van zaken in de wielerwereld dan de gemiddelde wielerjournalist. Mijn vraagtekens over zijn cognitie zijn als sneeuw voor de zon verdwenen. We besluiten de traagheid nog even aan te zien. Hij geeft aan, dat hij de komende weken eerst weer wat meer gaat wandelen en zich daarna meldt. Opgewekt door de plots ontstane verbinding gaan we uiteen en ik blijf even zitten, verrast door de onverwachte demarrage van de man die zojuist kampioen van mijn spreekuur werd. PS: Mathieu van der Poel werd het voorgaande weekend in Glasgow wereldkampioen op de weg. op één lijn 74
Pagina 32
op één lijn 74 3de uitgave 2023 Weten is eten Vreten op Aarde DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HAB IN RUSTE Theodoor Billroth, weet u nog? Begenadigd 19e-eeuws violist en pianist die goed bevriend raakte met Johannes Brahms. Zo goed zelfs, dat Brahms twee strijkkwartetten aan hem opdroeg, opus 51: Billroth 1 en Billroth 2. Hé, hoor ik u denken: daar rinkelt bij mij een ander belletje. En dat zou best kunnen, want de handen van Billroth waren niet alleen met de strijkstok buitengewoon vaardig, maar ook met het lancet. En zo kennen wij, dokters, hem dan vooral van de twee naar hem genoemde maagoperaties. Ik heb die nog geleerd als veelvuldig ingezette behandeling van recidiverende maagulcera, maar daar is nogal de klad ingekomen na de uitvinding van de h2-histamine blokkeerders en later de protonpompremmers. En niet te vergeten na de ontdekking van de Helicobacter pylori, inclusief eradicatie-adviezen. Onderzoekers van de Chulalongkorn University in Thailand publiceerden in 2022 in het BMJ de resultaten van hun onderzoek, waarbij zij de werking van curcumine vergeleken met die van omeprazol. Beide middelen bleken vrijwel even succesvol, resulterend in een forse pijnreductie! De onderzoekers erkennen overigens wel, dat de studie behoorlijk klein is en ook nog andere beperkingen heeft, zoals de korte interventieperiode en een gebrek aan lange termijn data. Groter, langduriger onderzoek is dan ook nodig, zeggen ze. Toch luidt hun conclusie: ‘Dit onderzoek levert uiterst betrouwbaar bewijs voor de behandeling van bepaalde maagklachten met kurkuma. De nieuwe bevindingen van onze studie rechtvaardigen de overweging om kurkuma als medicijn voor te schrijven’. Kijk, daar kan ik dus wat mee, ook en vooral in de keuken. Want in de Indonesische keuken staat kurkuma bekend als koenjit, een belangrijk ingrediënt bij de bereiding van Nasi Kuning, oftewel feestrijst. Het wordt gemaakt van witte rijst waaraan koenjit wordt toegevoegd en die de rijst warmgeel kleurt. Deze gele kleur staat voor geluk en een nieuw begin. Perfect dus om ergens tijdens Kerst en de jaarwisseling op tafel te zetten! Eens wat anders, met bijkomend voordeel, dat de traditionele maag- en darmbezwaren van begin januari dit keer wellicht erg zullen meevallen. Die protonpompremmers zijn inmiddels in een wat minder gunstig daglicht komen te staan, zeker na de gebleken mogelijke lange-termijn nadelen en de vrije verkrijgbaarheid bij de drogisterijketens. Toch kijken de dames en heren drogisten, met de Kerstdagen in het verschiet, alweer handenwrijvend uit naar hun prazolletjesomzet. Want helaas worden die tegenwoordig vaker gevierd onder het motto ‘vreten op aarde’ dan onder het motto ’vrede op aarde’. Met de bijbehorende overbelasting van het spijsverteringskanaal. Maar gelukkig blijkt er sinds kort evidence te bestaan voor de behandeling van zuurgerelateerde maagpijn door het gebruik van curcumine, bekend als hoofdbestanddeel van de zuidoost Aziatische specerij kurkuma, oftewel geelwortel. 32 Ik heb het recept gehaald uit het beroemde Indische kookboek van Bep Vuyk, maar wat aangepast, zodat de nasi sneller, maar even lekker, uitgeserveerd kan worden. Voor echte feestrijst bouw je een kegel van de rijst die je versiert. De oudste van het gezelschap mag de top eraf scheppen en dan is het feest geopend! Zo’n mooie top heet een tumpeng. Presenteer de nasi kuning feestelijk met wat reepjes omelet, schijfjes komkommer, ‘bawang goreng’ (gebakken uitjes) en wat ‘seroendeng’ (geroosterde, geraspte kokos en pinda’s). Sambal goreng boontjes erbij en eventueel een mooie ‘daging rendang’ als het niet vegetarisch hoeft te zijn. Selamat makan! Eet smakelijk! op één lijn 74 3de uitgave 2023 Ingrediënten • 350 gram pandanrijst • 1/3 blok santen (kokoscrème) of 300 milliliter kokosmelk • 1/2 theelepel zout • 1 theelepel kunjit • 4-5 blaadjes jeruk purut • 1 pandanblad • 1 sereh (citroengras) • 1 salamblad (Aziatische laurier) • Water 1. Was de rijst drie keer 2. Maal de koenjit (kurkuma) met een beetje kokosmelk tot een gele soep 3. Doe de rijst in de pan van een elektrische stomer samen met de gemalen koenjitmix, de rest van de kokosroom of kokosmelk, de bladeren (salam en jeruk purut), de sereh (citroengras), een lang pandanblad en de halve theelepel zout. 4. Voeg water toe totdat de vloeistof een vingerkootje boven de rijst staat. 5. Zet de kom in de stoompan en stoom op normale stand (duurt ongeveer 20 minuten). (Gewoon koken in de pan kan natuurlijk ook, maar voor de smaak is stomen beter, zonder risico van aanbranden). 6. Laat de rijst daarna nog 20 – 30 minuten in de rijstkoker staan. 7. Haal de bladeren eruit 8. Schep het voorzichtig maar goed door. 9. Doe het in een vorm, plaats het op een bord en decoreer. Literatuur • Curcumin and proton pump inhibitors for functional dyspepsia: a randomised, double blind controlled trial • K. Pongpirul et al., Department of Preventive and Social Medicine, Chulalongkorn University Faculty of Medicine, Bangkok 10330, Thailand • https://ebm.bmj.com/content/ early/2023/07/26/bmjebm-2022-112231 • Groot Indonesisch Kookboek, Bep Vuyk, 25e druk, 1992 33
Pagina 34
op één lijn 74 3de uitgave 2023 Column ‛Dokter is ziek?’ DOOR JEROEN SMEETS, HUISARTSREDACTIELID Als opleider van een aios in de praktijk heb je zelf ook terugkomdagen op de Huisartsopleiding. In mei, tijdens een van deze terugkomdagen, voelde ik ineens (patsboem) hartkloppingen. Mijn hart ging plotseling snel en onregelmatig. Ik dacht dat het wel snel over zou gaan, dat het niet van betekenis was. Na een half uur heb ik met mijn Apple Watch een 1-afleiding ritmestrook gemaakt. De uitslag was ‘atriumfibrilleren’ (AF). Dat kan niet, dacht ik. 46 jaar, dat komt nagenoeg nooit voor. In de pauze vroeg ik een collega die naast me zat mijn pols te voelen. Uiteraard constateerde hij ook een snelle en onregelmatige pols. Ik voelde me opgejaagd en had een vreemd onbestemd ‘niet goed voelen’ gevoel. Ik ben naar de praktijk gegaan en heb daar een volledig ECG laten afnemen. De uitslag was hetzelfde. Mijn collega besloot om met de cardioloog te overleggen en die adviseerde naar de Eerste Hart Hulp (EHH) te gaan. Ineens ben je patiënt en zit je aan de andere kant van het bureau. Op de EHH werd ook een ECG gemaakt en bloed geprikt. De bloeduitslagen waren goed. Ik kreeg het advies naar huis te gaan, want 75% van deze klachten gaan vanzelf (binnen 24 tot 48 uur) over. Als ze niet overgingen, moest ik de volgende dag nuchter terugkomen. Ik ging slapen in de hoop dat het over zou gaan. Helaas, de volgende ochtend, nog steeds AF. Ik ging nuchter naar de EHH, waar ik een cardioloog trof die ik kende van het hockeyteam van mijn oudste dochter. ‘Wat kom je doen, naar een patiënt?’. Nee, voor mezelf. Na 2 uur infuus met medicatie had ik weer een gewoon hartritme. Oorzaken konden zijn: cafeïne (zou kunnen) of misschien werkstress (zou zeker kunnen). Mijn collega’s namen mijn spreekuren die dag over. Na de twee bezoeken aan de EHH kreeg ik een schriftelijke oproep voor de AF-poli. Met bloedprikken, echo, CT-angioscan en een thuis-ritmestrook via de telefoon (Fibricheck) werden geen afwijkingen gevonden. Inmiddels was ik gestopt als voorzitter van de RHZ-huisartsenvereniging en ik was gestopt met koffie en cola zero. Ik hoopte dat het AF daarmee weg zou blijven. Maar het besef dat je kwetsbaar bent, iets wat je in patiënten vaak ziet, kwam. Natuurlijk, ik kon er niets aan doen, en had het niet in de hand, maar het was er geweest. Een tijdje later kwam het AF weer spontaan terug. Na het innemen van voorgeschreven medicatie was het een halve dag later weg. De cardioloog, toevallig een patiënt in onze praktijk, vertelde me dat het zinvol was een ablatie te laten doen. De plek waar de ritmestoornis vaak ontstaat, wordt dan elektrisch geïsoleerd van de rest van het hartweefsel. Ik was er niet zenuwachtig voor, de procedure duurde 4 uur. Ik werd in diepe slaap gebracht. Toen ik wakker werd, had ik enorme rugpijn. Nu heb ik wel vaker rugpijn, maar dit was ongelofelijk. Een recovery zuster gaf me een sterke pijnstiller en na 15 minuten zakte de pijn weg. Ik moest 5 uur op mijn rug blijven liggen voordat het drukverband van mijn lies afging. Nu, een dag later, voel ik me goed. Beetje spierpijn in mijn rug nog, en een flink blauwe lies. Ik moet drie maanden afwachten om te beoordelen of met deze hightech ingreep de klachten niet meer terugkomen. Goede hoop, 75% van de patiënten is na een eenmalige ablatie klachtenvrij. Een week rustig aan doen, en je thuis laten vertroetelen. De dokter als patiënt, een rol die ik niet gewend ben. 34 Moreel dilemma Kosten in de zorg: uw eigen risico? DOOR NATHALIE NOTERMANS, HUISARTS, MA PHILOSOPHY, BIO-ETHICS & HEALTH Vorige week werd ik in de spreekkamer geconfronteerd met een van de verkiezingstopics van de (komende) afgelopen Tweede Kamerverkiezingen: het eigen risico. ‘Het leidt tot zorgmijding1’, roept de ene partij. ‘Afschaffen geeft nog hogere premies’, zegt de andere. Dat het een spraakmakend onderwerp is, is wel duidelijk, want vrijwel elke partij wilde in ieder geval íets doen met het eigen risico: van bevriezen, splitsen per behandeling tot helemaal afschaffen.2 Niet de discussies van de lijsttrekkers zetten me aan het denken, maar een patiënt. Een 23-jarige jongen meldde zich op het spreekuur met mictieklachten en pussige uitvloed uit de penis. ‘Bingo’, denkt menig huisarts. En alhoewel de betreffende patiënt slechts één keer gemeenschap had, mét condoom, wilde ik toch graag SOA-onderzoek inzetten. De patiënt is 23 jaar, dus het advies is: ga naar de GGD. Daar is de test gratis en dat scheelt al gauw €150. Helaas gaf de GGD niet thuis: te druk, te lange wachttijden, geen hoogrisicogroep.3 Terug naar de eigen huisarts. Tsja, als 23-jarige met een baan in de horeca tikt die €150 natuurlijk wel aan. Ons advies: ‘kom testen’. Patiënt: ‘ik denk er nog even over na’. Een week later zag ik nog altijd geen uitslag voorbijkomen en belde ik: ‘Kom toch testen’, zei ik. ‘Ik heb het geld niet’, zei mijn patiënt. Blind behandelen dan maar? Dan betaalt hij alsnog een eigen bijdrage voor de medicatie. Maar behandel ik dan gonorroe of chlamydia? Of voor de zekerheid beide? Wat is in deze situatie nu ‘welgedaan’? Gelukkig bleek de patiënt uiteindelijk toch bereid tot SOA-diagnostiek en, plottwist: negatief! Een overleg met de uroloog leidde tot een poliklinische verwijzing. Daar ging, op de valreep van 2023, zijn complete eigen risico eraan. ‘En bedankt, dokter!’ Dit is natuurlijk niet het enige voorbeeld waarbij financiën van invloed zijn op gezondheid. Sterker nog: uit onderzoek van het CBS blijkt dat de ‘gezondheidskloof’ tussen arm en rijk gemiddeld 25 jaar is. De welvarendste mannen leven gemiddeld 25 jaar langer in goede gezondheid dan de minst 1 https://doktersvandewereld.org/petities/geen-eigen-risico/ 2 https://www.lhv.nl/nieuws/wat-zeggen-de-politieke-partijen-over-eigen-risico/ 3 https://www.ggdzl.nl/burgers/seksuele-gezondheid/een-soa-test-doen/ welvarende mannen. Voor de vrouwen is dit verschil 23 jaar.4 De mensen met de minste financiën hebben dus gemiddeld de slechtste gezondheid en sterven ook nog eens negen jaar eerder. Die 25 jaar in ‘minder goede gezondheid’, betalen ze waarschijnlijk ieder jaar hun complete eigen risico. Is het rechtvaardig dat deze (chronisch) zieke mensen hogere zorgkosten betalen? Of is het juist solidair dat iedereen in Nederland dezelfde premie voor basisverzekering betaalt, ongeacht leeftijd of leefstijl? Ondermijnen de budgetpolissen die bepaalde zorgverzekeraars nu al aanbieden aan jonge en gezonde mensen, niet juist al ons solidariteitsprincipe?5 Is dat solidariteitsprincipe nog wel houdbaar in de toekomst, met het oog op minder personeel en meer patiënten? Zijn mensen nog wel bereid om mee te betalen aan de zorg voor een ander, bereid te wachten, maar ondertussen wel premie te betalen? Leiden hogere kosten ook tot hogere verwachtingen van patiënten? 6 In hoeverre wordt de zorgvraag eigenlijk gestuurd door het eigen risico? Als je stelt, dat patiënten massaal naar de tweede lijn willen wanneer ze geen eigen risico meer hoeven te betalen, doe je ons als huisarts dan niet te kort? Tegelijkertijd: als mensen nu daadwerkelijk een rem voelen om naar de dokter te gaan, en daardoor langer wachten met klachten, leidt dat dan uiteindelijk niet juist tot hogere zorgkosten? Als we er echt van overtuigd zijn, dat een persoonlijke financiële prikkel nodig is om de zorgvraag te reduceren, waarom de huisartsenzorg dan hiervan vrijstellen? Waarom betaal je wel voor een contact op de SEH, maar niet op de HAP? Zou het redelijk zijn om voor contacten in de ANW-diensten een eigen bijdrage te vragen? Kortom: het roept een hoop vragen op. Vragen waarop ik (nog) geen antwoorden heb, maar ook vragen die ik niet heb horen stellen in de politieke arena. Op basis van welke onderzoeken neemt de politiek hierover een besluit? En in hoeverre hadden wij als kiezer invloed op deze keuze? Al met al is de belangrijkste vraag misschien niet: hoe gaan we de zorg van de toekomst betalen, maar hoe houden we onze toekomst gezond? 4 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2022/51/bovenaan-welvaartsladderbijna-25-jaar-langer-in-goede-gezondheid 5 https://www.nza.nl/actueel/nieuws/2022/11/03/nza-zorgen-overmogelijke-tweedeling-op-de-zorgverzekeringsmarkt 6 https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2019/40/solidariteit-in-degezondheidszorg 35 op één lijn 74
Op één lijn 73

Op één lijn 73


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2600 exemplaren Hoofd-/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Jeroen Smeets, Eefje de Bont, Lisette Verheijen, Hendrik-jan Vunderink en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, SO’s in Limburg, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Deadline volgend nummer 3 november 2023 Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University UM230053 Fotografie Pagina 15 gemaakt door Verenso Pagina 19 gemaakt door Jonathan Vos Pagina 25 gemaakt door Philip Driessen (bovenste foto) en Loraine Bodewes (onderste foto) Copyright © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de Redactie – Babette Doorn Van de voorzitter: Luchtkwaliteit – Jean Muris Onderwijs Twee bijzonder lectoren en een nieuwe hoogleraar – Loes van Bokhoven Het nieuwe Maastrichtse bachelor curriculum, Ba-MED - Loes van Bokhoven Laat studenten geneeskunde zien hoe mooi het vak van huisarts is! – Anouk Heuts en Lilian Aarts Afscheid Marlies Noevers – Anouk Heuts en Lilian Aarts NVMO-congres in Maastricht. Door de ogen van… - Michelle Verheijden Intervisie en Scholing voor werkplekbegeleiders – Gaspard Knops Internationale samenwerking. Onderwijs op reis - Laury de Jonge Stellen zich voor Franca Warmenhoven – SO-docent basisopleiding Geneeskunde Frederieke van der Mee - AIOTHO Sanne van der Heijden – Management office-assistent Vera Wolvekamp – Specialist ouderengeneeskunde Denise van den Booren – Medewerker Studentzaken basisopleiding Geneeskunde Fabienne Urlings – Junior-onderzoeker WESP-en Zorgpaden artrose - Sietse Persoons Onderzoek Promotie Esther Boudewijns; Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen – Eefje de Bont In de prijzen: Eefje de Bont en Jessica Ruisch CAPHRI-dag 2023. Science in Transition - Mark Spigt Denk mee met de Witte Raven. Wat is het goede antwoord? – Paul Höppener Opleiding Ouderengeneeskunde Generaties – Mariëlle van der Velden Verenso-congres – Anne Winkens Het aantal aios groeit! – Babette Doorn Huisartsopleiding Uit het hoofd. Maastricht blijft in Eindhoven – Matthijs Limpens Column: Vakantie? – Jeroen Smeets Moreel dilemma. Prikkelend of geprikkeld – Nathalie Notermans In de leer. Kicken en klagen – Davíd van Eerd Made in Maastricht en Eindhoven – afgestudeerde huisartsen WONCA Brussel. Keuzes maken – Ingrid van der Heijden WONCA-verslaving – Carla Rohde AIOS - opleiders voetbalwedstrijd – Gaston Peek Equilibre. Een ander gesprek – Elsje Kuijper, Gaston Peek en Marieke Kools Weten is eten – Hendrik-Jan Vunderink 3 4 5 6 7 7 8 10 11 12 12 12 13 13 13 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 2 Van de redactie Wegwijs Was het u al eens opgevallen dat de titel van het redactioneel identiek is aan die op de kaft? Titels zijn belangrijk, want ze trekken de aandacht. Een titel dient wel de lading te dekken. De primaire lading deze keer bestaat uit onderwijs. Nieuwsgierig naar de herkomst van dit woord en of er ook zoiets als bovenwijs zou bestaan, stuitte ik op de betekenis. Het betekent van oorsprong ‘iemand ondersteuning bieden door hem de weg te wijzen’. Et voilà, de titel was gevonden. We wijzen u graag de weg in de veranderingen binnen de medische basisopleiding. Dit keer de BaMed, beschreven door Loes van Bokhoven. Loes is per 1 mei benoemd tot profileringshoogleraar. Haar benoeming en die van de lectoren Albine Moser en Jerôme van Dongen versterken de interprofessionele samenwerking in de regio. Verder: we zoeken continu nieuwe docenten en werkplekken voor de basisopleiding. Door dit te doen draagt u absoluut bij aan meer bekendheid met het huisartsenvak of dat van de specialist ouderengeneeskunde. Dit zal de werving van nieuwe aios zeker ten goede komen. Wie jarenlang de weg wist binnen het coschap, was Marlies Noevers, zij is nu met pensioen. Een van haar opvolgers, Denise van den Booren, stelt zich voor in de rubriek nieuwe medewerkers. Dit jaar was het grote NVMO-congres weer eens in Maastricht, een thuiswedstrijd. Aiotho Michelle Verheijden doet verslag. Aan intervisie en nog meer scholing voor werkplekbegeleiders is grote behoefte, zo beschrijft Gaspard Knops. Sectorhoofd Laury de Jonge mocht dit keer de vleugels uitslaan en verbleef in Brazilië onder de wapperende vlag van SHE-Collaborates. Wat dat is en wat ze deden, leest u in zijn artikel. Slechts 1 WESP-student was voor de deadline zo ver om een stukje in te sturen: Sietse Persoons. De andere WESP-en krijgen hun eervolle moment in de volgende editie van het blad. Deze keer was ook net te vroeg voor een volwaardige rubriek van Bruikbare Wetenschap door Jochen Cals. Mede daardoor konden we uitgebreid stilstaan bij de promotie van Esther Boudewijns op de ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen. De auteur van dat artikel, huisartsredactielid Eefje de Bont, viel zelf in de prijzen. Op het moment dat ik het redactioneel schrijf, verblijft zij in Brighton om van haar onderzoeksprijs te genieten. De andere prijswinnaar is Jessica Ruisch, zij won de Verenso-beurs. Jessica doet promotieonderzoek tegelijk met haar opleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Maastricht. Mark Spigt doet verslag van de jaarlijkse CAPHRI-dag, dit keer was het thema ‘Science in transition’. Tot slot in het onderzoeksdeel de befaamde OOK. Denk mee met Witte Raaf Paul Höppener. Paul (85 jaar) ontving dit voorjaar de Koninklijke onderscheiding Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Vanuit de ouderengeneeskunde drie artikelen. De eerste van het hoofd Mariëlle van der Velden-Daamen over generaties. Daarnaast een verslag van het Verenso-congres door aios Anne Winkens. Als derde mag ik u bijpraten over de gebeurtenissen van de laatste maanden en een vooruitblik werpen op het nieuwe academische jaar. Matthijs Limpens wijst u de weg in de wereld van de Maastricht huisartsopleiding. Eén opleiding op twee locaties: wij blijven ook in Eindhoven en wij blijven daar een volledig curriculum aanbieden aan aios. Jeroen Smeets deelt weer een indringende column met ons. Het vraagteken achter de titel verraadt al een beetje dat het geen luchtig verhaal is. Nathalie Notermans schreef na haar vakantie een nieuw Moreel Dilemma over een actueel maatschappelijk probleem: de vaccinatiegraad onder jonge kinderen. Briefjes ophangen op de koffieautomaat werkt nog steeds! We vonden zo een nieuwe aios-columnist: Davíd van Eerd. Kicken en klagen, daar herkennen we ons allemaal wel in toch? Twee groepen aios studeerden af, een in Eindhoven en een in Maastricht. Verder twee verslagen van de WONCA, dit jaar in Brussel. Geen thuiswedstrijd zoals het NVMO, maar ook geen wereldreis. Ingrid van der Heijden doet verslag alsook derdejaars aios Carla Rohde. Waar Wilskracht is wordt gevoetbald: we nemen u mee naar Bocholtz voor het voetbaltreffen van aios tegen opleiders. Als vanouds ging het er weer keihard aan toe! En good old Huub Schepers was uiteraard ‘van de partij’. Equilibre is de rubriek voor of over huisartsopleiders. De Tweedaagse in Heeze was weer een succes. Eind juni had de redactie een gezellige lunch waarbij kookHab-in-ruste Hendrik Jan Vunderink als vanouds aanwezig was. Bij het uitzwaaien zei ik: ‘Volgend week wél een nieuw stukje ‘Weten is eten’ hè?’ Het artikel zat die avond al mijn mailbox. Een dag later bekeek ik kwijlend de kersverse foto’s van zijn zelfgemaakte chocolademousse. Een fijne zomer, laat u niet van de wegwijs brengen! Babette Doorn 3 op één lijn 73
Pagina 4
op één lijn 73 2de uitgave 2023 Van de voorzitter Luchtkwaliteit DOOR JEAN MURIS, VAKGROEPVOORZITTER Nederland heeft een slechte luchtkwaliteit, met schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid. Vooral kinderen, ouderen en patiënten zijn kwetsbaar. Langdurige blootstelling kan leiden tot verminderde longfunctie, verhoogde kans op astma, COPD en voortijdig overlijden. In Nederland is luchtvervuiling verantwoordelijk voor minimaal 20% procent van de astmagevallen onder kinderen. Dit percentage is in geen enkel ander Europees land zo hoog. Bij volwassenen wordt luchtvervuiling in verband gebracht met een verminderde longfunctie en een hogere prevalentie van COPD. Het verergert ook hartziekten. In Nederland sterven jaarlijks ongeveer 12.000 mensen voortijdig als gevolg van luchtvervuiling. De bijdrage van luchtvervuiling aan de ziektelast in Nederland is vergelijkbaar met die van obesitas. De Europese Unie en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hebben normen vastgesteld voor de luchtkwaliteit. Deze normen zijn gebaseerd op de concentratie van schadelijke stoffen in de lucht, zoals fijnstof (PM10 en PM2,5), stikstofdioxiden (NO2) en ozon (O3). De EU-normen zijn vastgelegd in de Europese Richtlijn voor Luchtkwaliteit en Schone Lucht voor Europa (2008/50/EC). Deze richtlijn stelt maximale niveaus voor luchtvervuiling en vereist dat lidstaten plannen ontwikkelen om deze niveaus te verlagen. Het lukt Nederland te voldoen aan deze EU-normen. Echter, deze normen liggen nog altijd een stuk hoger dan die van de WHO. Stelt u zich eens voor. Je bent huisarts en hebt in je artseneed je verantwoordelijkheid voor de maatschappij erkent en (Bron: The Steering Committee of the Transport, Health and Environment Pan-European Programme 2021) ziet steeds vaker de negatieve effecten veroorzaakt door luchtvervuiling. Veertigers met hart- en vaatziekten, nooit gerookt, maar wonend in de buurt van Tata Steel, Schiphol, Vliegveld Maastricht Aachen Airport. In je artseneed heb je je verantwoordelijkheid beloofd, maar je voelt je machteloos. Het is belangrijk dat artsen een grotere rol spelen in het bewustmaken van patiënten van de schadelijke effecten van luchtvervuiling door ouders en patiënten actiever te adviseren over hoe ze de blootstelling kunnen beperken en wat ze zelf kunnen doen. Dagje uit vakgroep 4 2de uitgave 2023 Een boost voor interprofessionele samenwerking in de regio Twee bijzonder lectoren en een nieuwe hoogleraar DOOR LOES VAN BOKHOVEN, PROFILERINGSHOOGLERAAR De toenemende complexiteit van gezondheidsproblemen en de beperkte beschikbaarheid van zorgprofessionals om de groeiende zorgvraag op te vangen, maken betere interprofessionele samenwerking noodzakelijk. Niet voor niks hebben de huisartsen in 2019 een vierde kernwaarde ‘gezamenlijk’ toegevoegd aan de aloude drie: persoonlijk, medisch-generalistisch en continu. Ook bij de opleiding Ouderengeneeskunde in Maastricht staat ‘interprofessioneel’ in de visie. Bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht doen we dan ook al een aantal jaren onderzoek samen met Zuyd Hogeschool, organisaties in de regio en patiënten en hun naasten, om de interprofessionele zorg te verbeteren. Bovendien vertalen we de geleerde lessen meteen door naar scholing voor zowel studenten, huisartsen in opleiding als ervaren professionals. De onderwerpen komen altijd uit de praktijk van alledag. Voorbeelden van gezamenlijke projecten zijn het efficiënt inrichten van interprofessioneel teamoverleg, het ontwikkelen van een toolbox voor interprofessioneel leren op de werkplek door huisartsen in opleiding en het verbeteren van de interprofessionele samenwerking bij proactieve zorgplanning. De samenwerking in de regio wordt nu nog verder versterkt met een drietal benoemingen van wetenschappers met een stevige voet in de praktijk. Albine Moser is benoemd tot bijzonder lector Interprofessioneel Samenwerken met Verpleegkundigen aan Zuyd Hogeschool en Zuyderland Medisch Centrum. Zij werkt één dag per week als universitair hoofddocent aan onze vakgroep. Aandachtspunten zijn bijvoorbeeld de overgang van het ziekenhuis naar de thuissituatie en het duurzaam inrichten van interprofessioneel teamoverleg. Jerôme van Dongen is benoemd als bijzonder lector Interprofessioneel Samenwerken in de Wijk, eveneens bij Zuyd Hogeschool. Hij is verder verbonden aan de regionale organisatie voor welzijn en kinderopvang MIK/PIW. Hij richt zich op de samenwerking binnen het sociaal domein en tussen het sociaal domein en de zorg. Met zijn promotie aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde legde hij een belangrijke basis voor de samenwerking tussen Zuyd en UM. Jerôme van Dongen Albine Moser De derde benoeming is die van Loes van Bokhoven tot profileringshoogleraar Interprofessioneel Samenwerken en Leren in de Eerstelijns Gezondheidszorg. Zij richt zich vooral op de interprofessionele teams rondom individuele patiënten en hun naasten en op de samenwerking binnen de wijk. Belangrijke proeftuin is het zorgnetwerk voor ouderen in Elsloo, waar zij twee dagen per week werkt als huisarts. In alle projecten wordt intensief samengewerkt met collega’s in de regio. Zin om daarin mee te denken of behoefte aan meer informatie? Loes.vanBokhoven@maastrichtuniversity.nl 5 op één lijn 73
Pagina 6
op één lijn 73 2de uitgave 2023 De pioniersgeest van 1974 voor de dokters van 2030 Het nieuwe Maastrichtse bachelor curriculum, Ba-MED DOOR LOES VAN BOKHOVEN, HUISARTS, LID VAN HET KERNTEAM BACHELOR REDESIGN EN LEERTEAMCOACH Introductiedagen bij groepsaccommodatie Pietersheim, net over de grens bij Maastricht. Tijdens een wandeling naar de lokale waterburcht, zit er een asgrauwe vrouw tegen een boom, naast een fiets, niet meer aanspreekbaar. Na de eerste schrik realiseren de studenten zich dat het een oefensituatie is en dat ze aan de bak moeten. Zo ging afgelopen september het nieuwe bachelor curriculum Geneeskunde van start met de eerstejaarsstudenten van de Engelstalige richting. Praktijksituaties zoals in het voorbeeld vormen de rode draad en er is veel aandacht voor de extramurale zorg. Nu het jaar bijna om is, is het tijd voor een terugblik. Waarom veranderen? Het gaat toch goed? De verandering die nu wordt doorgevoerd, is de grootste in vele jaren. Dat lijkt misschien vreemd, want de waardering van zowel studenten als accreditatiecommissie is hoog. Er zijn twee belangrijke redenen. Ten eerste leiden we de artsen van de toekomst op. Aangezien de zorg verandert, moet het curriculum inhoudelijk mee veranderen. De tweede reden is dat het probleemgestuurde onderwijs heel veel goede kanten heeft, maar dat studenten meer coaching nodig hebben om hun eigen leren levenslang te kunnen blijven sturen. In het nieuwe curriculum is daarom meer aandacht voor zaken als interprofessioneel samenwerken, digitale vaardigheden en Global Health. Qua vorm behouden we de kleine groepen, die actief aan de slag gaan met praktijkproblemen. We voegen daar het aanleren van zelfsturing en elkaar daarbij helpen aan toe: zelf leren zien wat goed gaat en wat nog extra studie vraagt; zelf de passende leeractiviteiten kiezen en een planning maken. Opbouw in periodes en lijnen De eerste twee jaren zijn ingedeeld in vier periodes van tien weken per jaar, ieder met een authentieke professionele taak als vertrek- en eindpunt. De allereerste periode gaat bijvoorbeeld over het opvangen van een patiënt met een acuut probleem op straat. Over de periodes heen, is het onderwijs ingedeeld in drie samenhangende lijnen: de arts als medische professional, met daarin bijvoorbeeld basisvakken, klinische vaardigheden en communicatieonderwijs; de arts als kritische professional met bijvoorbeeld wetenschappelijke- en informatievaardigheden en kennis van samenwerken in interprofessionele netwerken. De derde lijn gaat over de arts als persoon, met aandacht voor persoonlijk welzijn, leren leren en het kiezen van een persoonlijk profiel. 6 Leerteamcoach: tutor en mentor ineen Studenten komen twee keer per week een uur bij elkaar onder begeleiding van een leerteamcoach. Dit is een intensieve rol van twee dagdelen per week (0,2fte), ook in te vullen als duo. Daarmee wordt het ook voor huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde die buiten Maastricht wonen hopelijk een aantrekkelijke rol, aangezien je niet voor een uurtje op en neer hoeft. De studenten beslissen zelf hoe ze het uur gebruiken: voor bespreken van casuïstiek, het voorbereiden van vragen voor een expert of het werken aan gezamenlijke opdrachten. De groep en hun coach blijven een heel jaar bij elkaar. Dit geeft de coach veel meer kans om gerichte feedback te leveren. Voor deze coaching is ook regelmatig tijd ingeruimd in de vorm van een-op-een gesprekken met studenten over hun voortgang. Hierbij is het portfolio dat iedere student bijhoudt een hulpmiddel. In het portfolio verzamelt de student feedback op allerlei leeractiviteiten en toetsuitslagen. Daarnaast is er ruimte voor reflectie en het vastleggen van leerdoelen. Op basis van dit materiaal maakt iedere student tegen het einde van het jaar een zogeheten ‘substantiated analysis’, een onderbouwde weergave van het eigen niveau en de ontwikkelpunten. De leerteamcoach geeft hierbij advies en een beoordelingscommissie beslist op basis van de analyse of de student door kan naar het volgende jaar. Er zijn dus geen individuele toetsen meer die moeten worden gehaald. Aandacht voor de eerste lijn De inspiratie voor de thema’s van de periodes: acute zorgchronische zorg-korte episode zorg, zorg voor gezondheid/ preventie en complexe/geïntegreerde zorg, kwam van het curriculum van de huisartsopleiding. In de periodes is, net als in de eerste lijn, steeds aandacht voor zowel de biologische als de psychosociale en organisatorische aspecten van gezondheid. Door de periodes heen maken studenten kennis met de verschillende, vaak extramurale, samenwerkingspartners en tenslotte komt de extramurale zorg terug in keuze-onderwijs, waar iedere student een halve dag per week aan deelneemt. Soms heeft dit onderwijs de vorm van verdiepende thema’s van tien weken en soms gaat het om twintig weken meedoen in de zorg in brede zin, maar in een andere rol dan die van arts. Een aantal huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde biedt al onderwijs aan, zoals een thema over eenzaamheid of meedoen met de doktersassistente of het spreekuur in het asielzoekerscentrum. De huisartsgeneeskundige kernwaarden komen dus uitgebreid aan bod. 2de uitgave 2023 En… werkt het? We zijn inmiddels bijna een jaar onderweg. Huisartsgeneeskunde en Ouderengeneeskunde zijn goed vertegenwoordigd, niet alleen in het keuze-onderwijs maar ook als bouwers van onderwijs en als leerteamcoaches. Het is prachtig om te zien hoe de groep al snel een hechte gemeenschap is geworden en hoe hard en enthousiast er door studenten (en staf) wordt gewerkt. Op de voortgangs- en vaardigheidstoetsen, die de studenten net als de reguliere studenten wel gewoon maken, als bron van feedback, scoren ze minstens even goed als de reguliere studenten. Een nieuw curriculum kent natuurlijk altijd kinderziektes. Zo bleken de beperkte groepsgrootte en de intensieve taallessen een uitdaging bij het plannen van het gewenste flexibele rooster. Inmiddels hebben de studenten hun ‘substantiated analyses’ afgerond. De diepgang van hun reflecties en de regie op het eigen leerproces die daarin zichtbaar zijn, zijn indrukwekkend. De studenten kunnen heel goed aangeven wat hun sterke punten zijn en wat ze nog moeten ontwikkelen en kunnen al concrete plannen maken over hoe ze dat komend jaar willen aanpakken. En het slachtoffer in de introductiedagen? Dat was onze collega Trudy van der Weijden. Met haar gaat het weer prima. Gelukkig maar, want zij is als leerteamcoach en bouwer van de periode Integrated Care in jaar 3 onmisbaar voor de nieuwe opleiding. Onderwijs Laat studenten geneeskunde zien hoe mooi het vak van huisarts is! DOOR ANOUK HEUTS EN LILIAN AARTS, ONDERWIJSCOÖRDINATOREN Dat kan als docent in het facultaire onderwijs of als werkplekbegeleider voor coassistenten. Elke huisarts kan in principe docent worden. We hebben veel verschillende docentrollen en kijken samen naar wensen en mogelijkheden. Van onze docenten/huisartsen horen we regelmatig dat het opleiden en begeleiden van jonge artsen veel voldoening en extra werkplezier geeft. Voor de jaarlijkse plaatsing van onze coassistenten zijn veel werkplekken nodig. U kunt als werkplekbegeleider de coassistenten laten zien welke belangrijke rol de huisarts in de Nederlandse gezondheidszorg speelt. Daarnaast kunt u coassistenten inspireren om het vak later als specialisatie te kiezen hetgeen steeds belangrijker wordt. Afgelopen jaar hebben zowel lokaal als landelijk gezien minder mensen gesolliciteerd voor een plek bij de Huisartsopleiding, terwijl de capaciteit opgehoogd is. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Lilian Aarts, Onderwijscoördinator praktijken lilian.aarts@maastrichtuniversity.nl Anouk Heuts, Onderwijscoördinator docenten a.heuts@maastrichtuniversity.nl Afscheid Marlies Noevers Na maar liefst 32 jaar werkzaam te zijn geweest bij de sector onderwijs van HAG is Marlies Noevers vanaf 1 juni jl. met pensioen. We hebben Marlies samen met een paar collega’s in het zonnetje gezet tijdens een gezellig etentje. In de tuin van Marlies staat nu een aantal boompjes die haar hopelijk regelmatig aan haar collega’s van HAG laten terugdenken. Marlies wordt opgevolgd door Paddy Hinssen en Denise van den Booren. 7 op één lijn 73
Pagina 8
op één lijn 73 2de uitgave 2023 NVMO-congres in Maastricht Door de ogen van… DOOR MICHELLE VERHEIJDEN, AIOTHO Met veel plezier kijk ik terug op mijn deelname aan het 32ste NVMO-congres. Een jaarlijks congres waarbij het onderwijs en opleiden in de gezondheidszorg centraal staat. Dit jaar was extra speciaal, aangezien NVMO haar 50ste verjaardag vierde. Voor mij was het de eerste keer dat ik bij dit tweedaagse congres aanwezig was. Ik neem jullie graag mee in mijn ervaring. Aangezien het congres dit jaar niet zoals gebruikelijk in Egmond aan Zee werd georganiseerd, begon het voor mij als een thuiswedstrijd. Het congres vond plaats in het recent gerenoveerde MECC te Maastricht. Dit betekende op de fiets naar het MECC! Al fietsend kwam ik al verschillende stoeten aan mensen tegen: op het treinstation van Randwyck en bij de nabijgelegen hotels. Ruim 1100 docenten, studenten, beleidsmakers en onderzoekers verbonden aan wo- of hboinstellingen in Nederland en Vlaanderen namen deel. Wat een overweldigend gevoel toen ik mijn weg vond naar een kopje koffie en een echte nonnevot. De Limburgse sfeer zat er gelijk in. Het leek wel carnaval, zo massaal, maar dan zonder geschminkte mensen en rijkversierde kostuums. Het gevoel dat ik bij carnaval krijg is ook eenzelfde soort overweldigend gevoel, een gevoel van saamhorigheid. De stad tovert zich elk jaar om tot een kleurrijke stad vol hossende mensen. Als buurman en buurman sta je schouder en schouder naast elkaar. Dit was ook precies het gevoel dat het congresbestuur wilde uitstralen met het thema van dit jaar: SAMEN LEREN, SAMEN WERKEN – Alone we can do so little, together we can do so much (Helen Keller). Om het thema leven in te blazen werden er plenaire lezingen en parallelsessies verzorgd. In een van de plenaire hoofdlezingen nam Jet Bussemaker, voormalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, ons mee in wat er beleidsmatig voor nodig is om zorg en ondersteuning toekomstbestendig te organiseren en wat daarvoor nodig is vanuit de opleidingen in de gezondheidszorg. Als keymessage nam ik uit haar lezing mee dat het essentieel is om samen met de patiënt en diens netwerk zorg te faciliteren. Dit vraagt dan ook om een andere kijk bij het opleiden van gezondheidsprofessionals: samenwerking met andere professionals zowel ín als buiten ‘jouw’ domein. In mijn eigen ervaring als huisarts in spe heb ik in mijn eerstejaars praktijk al veel initiatieven gezien met als doel samenwerken met verschillende zorgprofessionals. Bijvoorbeeld, het organiseren van spreekuren met verschillende specialisten zoals psychiaters en internisten, maar ook samenwerkingsinitiatieven met de gemeente of vrijwilligersorganisatie. In de laatste plenaire lezing namen Albine Moser, Simone Gorter en Jascha de Nooijer ons mee ‘Hitchiking into professional galaxy’. In deze lezingen bezochten we verschillende planeten. Op elke planeet nam een professional ons mee in diens ervaringen gerelateerd aan interprofessionele samenwerking. Zo bezochten we onder andere de planeet ‘Mars’ van Loes van Bokhoven, huisarts en profileringshoogleraar. Zij nam ons mee in een project waarin verschillende zorg- en welzijnorganisaties samenwerken met burgers in het Zuid-Limburgse Elsloo, binnen een interprofessioneel zorgnetwerk. Het motto van het zorgnetwerk is ‘Samen werken, samen leren, samen beter’. Anders gezegd: door samen praktisch aan de slag te zijn, leren we van, met en over elkaar, met als doel om samen betere zorg en betere professionals te krijgen. In de parallelsessies kwamen allerlei onderwerpen aan bod via onderzoekspapers, praktijkpapers, posters, workshops en rondetafelsessies. In een van deze paralelsessies had ik het genoegen om de resultaten van ons recentelijk gepubliceerde onderzoek te mogen presenteren. Een ‘consensus study’ om perspectieven van stakeholders binnen de huisartsgeneeskunde over eigenschappen van een vaardige communicator in kaart te brengen. Er ontstond een interessante discussie met het oog op verbinden en te kijken naar mogelijkheden om samen te werken. Daarnaast had ik het genoegen om met mijn collega’s van onderzoeksschool SHE (School of Health Professions Education), Karen Könings, Stephanie Meeuwissen en Jill Whittingham, een workshop over de implementatie van co-creatie te geven. In deze workshop probeerden we deelnemers mee te nemen in wat co-creatie van onderwijs betekent, welke argumenten er zijn om co-creatie toe te passen en hoe co-creatie er in de praktijk uitziet. In verschillende werkvormen gingen deelnemers actief met elkaar aan de slag om inzicht te krijgen in de achtergronden en praktische toepassingen van co-creatie van onderwijs. 8 Wat nieuw was aan deze editie van het congres was de aanwezigheid van ervaringsdelers. NVMO-bezoekers hadden de mogelijkheid om op de laatste dag van het congres op consult te gaan bij mensen die vanuit hun eigen ervaringen met zorg meedenken. Ook namen zij deel als referent bij de plenaire lezingen. Helaas ging ik die vrijdag niet op consult bij een van de ervaringsdelers, maar als ik er volgend jaar weer bij mag zijn hoop ik dat dit weer georganiseerd wordt. Ter afsluiting van de eerste congres dag werd er in de Muziekgieterij een Walking Dinner georganiseerd waarbij je allerlei lekkernijen kon proeven. Mijn favorieten waren de asperge-hoorntjes en de heerlijke chocolademousse. Net als bij carnaval mag muziek niet ontbreken bij een geslaagd feestje. Een coverband speelde zowel hits van nu als uit de Jaren 90. De zaal ging los tot in de late uurtjes. Na de vele indrukken van de verschillende sessies, de nieuwe connecties, en de gezelligheid die ik in de afgelopen twee dagen mocht ervaren, was er als kers op de taart de mogelijkheid om nieuwe contacten te leggen via de zogeheten ‘groeipost’. Een biologische kaart met zaadjes waarop elke deelnemer gevraagd werd om een wens op te schrijven. Mijn bericht op de groeipost: ‘Voor mij waren het twee mooie dagen gevuld met nieuwe en oude bekenden, prikkelende sessies en enthousiaste sprekers. Dit heeft mij frisse energie gegeven om SAMEN te werken en te streven naar de beste zorg voor de patiënt en mijn eigen ontwikkeling als professional. Kopje koffie drinken om ervaringen uit te wisselen? Speciale dank voor de organisatie aan Daniëlle Verstegen en Juliët Beuken voor het tot in de puntjes organiseren van een mooi programma in samenwerking met Zuyd Hogeschool en Maastricht UMC+. Ik kijk uit naar de volgende editie die zal plaatsvinden dichtbij zee: Egmond aan Zee. De gezelligheid uit Maastricht zal zeker worden meegenomen! De fiets blijft thuis. Oproep Vindt u het ook belangrijk om studenten zo vroeg mogelijk te laten zien hoe interessant de zorg buiten de muren van het ziekenhuis is? Dan zijn wij op zoek naar u. Wij willen tweede- en derdejaarsstudenten kennis laten maken met de huisarts- en de ouderengeneeskunde. Dit doen we door de studenten gedurende 20 weken, gemiddeld een dagdeel per week, te laten meedoen in de praktijk, maar niet in hun rol als aanstaand arts. Dit programma heeft de naam ‘Student Clinics’ gekregen. De activiteiten kunnen verschillend zijn, van het organiseren en uitvoeren van een gezellige activiteit voor bewoners van een verpleeghuis, tot het assisteren van de doktersassistente bij het doen van administratieve taken en kleine verrichtingen. De precieze invulling laten we graag aan de stageplaatsen zelf over, al kunnen we wel meedenken en praktische tips delen, natuurlijk. Voorwaarde is dat de studenten actief aan de slag zijn en er iets van kunnen leren. Om logistieke reden, reistijd in relatie tot tijd op de stageplek, zoeken we stageplaatsen in de omgeving van Maastricht. De eerste jaargangen zijn onze internationale studenten (zie artikel op pagina 6 en 7 in deze ‘Op één Lijn’). Zij hebben niet allemaal Nederlands als moedertaal, maar spreken het inmiddels allemaal op minimaal A2 niveau. In de loop van het komend jaar zal het niveau verder verbeteren tot minimaal B1, ter voorbereiding op de coschappen in Nederland. De eerste ervaringen zijn positief. Meer informatie of meteen aanmelden? Loes.vanbokhoven@maastrichtuniversity.nl 9 op één lijn 73
Pagina 10
op één lijn 73 2de uitgave 2023 Coschap Huisartsgeneeskunde/Sociale Geneeskunde/Oudergeneeskunde Intervisie en Scholing voor werkplekbegeleiders DOOR GASPARD KNOPS, HUISARTS1 "Oh jee! Komt de co vandaag al?" "Ai, hebben we nog wel een kamer vrij?" "Ehh… hoe log ik ook al weer in in EPASS?" "Die beoordelingen kosten wel veel tijd zo." "Startdocument? Wat is dat?" "De NHG-standaard? Ja dat kan wel zijn, maar hier doen we het soms toch even anders." "Hoe kan ik zo'n CBD nou beoordelen op een manier dat de co er nog iets van opsteekt?" "Wanneer is iets nou ’volgens verwachting’, wanneer ’beneden’ en wanneer ’erboven’?" "Laat ik taal- en spelfouten meewegen in mijn beoordeling?" "Wat is een veilig leerklimaat?" "Hoe kan ik ervoor zorgen dat de co zich gezien voelt?" "Leergesprek? Ai ik heb al zo'n volle agenda...." "Studiemiddag? Nou zeg, op woensdag ben je er ook al de hele dag niet." Herkenbaar? Voor mij wel. Waarschijnlijk was dat de reden dat Nora Paulke mij vroeg om deel te nemen aan de initiatiefgroep voor het opzetten van nascholing voor werkplekbegeleiders. Nora was begin 2007 namelijk coassistent in mijn praktijk. Enige tijd geleden is er een behoeftepeiling uitgevoerd onder de werkplekbegeleiders van het coschap Huisartsgeneeskunde/ Sociale Geneeskunde/ Ouderengeneeskunde. Deze peiling richtte zich, onder andere, op de behoefte aan ondersteuning bij het geven van onderwijs op de werkplek. Specifiek: het begeleiden van coassistenten op de werkplek. Op basis van de resultaten van de peiling kwamen drie hoofdthema's in beeld voor het aanbieden van nascholing aan de werkplekbegeleiders van dit coschap. Allereerst is er behoefte aan inhoudelijke scholing voor de begeleiding van coassistenten, vooral als het niet goed loopt. Daarnaast is er behoefte aan training met betrekking tot feedback geven. Als derde blijkt de beoordeling van studenten soms ook wel moeilijkheden op te leveren. Om aan deze behoeftes tegemoet te komen, is het plan om, aanvullend op de introductiebijeenkomst, drie scholingsbijeenkomsten van een dagdeel te organiseren. Elke bijeenkomst zal bestaan uit twee uur intervisie en twee uur inhoudelijke scholing over een van de eerdergenoemde thema's. De intervisie zal worden geleid door speciaal 1 mede namens de leden van de initiatiefgroep: Nora Paulke, Miriam Jansen, Miriam Weijers, Nanda Wolfs, Franca Warmenhoven daarvoor opgeleide docenten. Hiervoor zullen, onder andere, facultair begeleiders van het coschap worden ingezet. In kleine groepen van 10-15 deelnemers zullen werkplekbegeleiders de gelegenheid krijgen om met elkaar in gesprek te gaan, waarbij het leren van elkaars ervaringen voorop staat, met de nadruk op het delen van positieve ervaringen. Na de intervisie volgt twee uur inhoudelijke scholing over een specifiek thema. Deze sessies worden verzorgd door een docent met praktijkervaring en een docent met expertise op het gebied van medisch onderwijs. Hierbij wordt vooral gewerkt met casuïstiek uit de praktijk en rollenspellen in kleinere groepen. Het doel is om zes keer per jaar zo'n dagdeel te organiseren voor 30 deelnemers per keer: tien huisartsen, tien specialisten ouderengeneeskunde en 10 sociaal geneeskundigen. In deze opzet zou dit, uitgaande van het huidige aantal van circa 360 werkplekbegeleiders (!), betekenen dat iedereen om de twee jaar zo’n geaccrediteerde nascholing krijgt aangeboden. We hopen dat huidige en toekomstige werkplekbegeleiders hiermee hun onderwijsvaardigheden kunnen versterken, waardoor zij zich nog beter toegerust weten bij de begeleiding van coassistenten. 10 op één lijn 73 2de uitgave 2023 Internationale samenwerking Onderwijs op reis DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM In 2022 rondde ik mijn promotie aan de School of Health Professions Education (SHE) af. Omdat ik graag betrokken wilde blijven bij het opdoen en delen van kennis over leren en beoordelen op de medische werkplek legde ik contact met SHE-Collaborates. SHE-Collaborates (SHEC)1 is onderdeel van School of Health Professions Education (SHE) van de Universiteit Maastricht en biedt wereldwijd samenwerking en ondersteuning bij vraagstukken over het opleiden van studenten en gezondheidszorg professionals. Daarbij ligt de focus vaak op implementatie of verbetering van student-gecentreerd leren en op curriculumontwerp; onderwerpen waar de Universiteit Maastricht wereldwijd om bekend staat. En zo kom je dus nog eens ergens. In Brazilië kon ik zien hoe een razend enthousiast team van (arts-)docenten en studenten bouwde aan een nieuw geneeskunde curriculum. Wat me direct opviel was dat we van elkaar konden leren en dat er geen sprake was van éénrichtingsverkeer maar van co-creatie. Zo kon onderwijskundige kennis vanuit Maastricht verweven worden met Braziliaanse hightech onderwijsmaterialen en kunnen toekomstige studenten effectief leren en toetsen met behulp van interactieve digitale anatomische modellen, levensechte simulaties en serious games spelen in, bijvoorbeeld, een spoedeisende hulp setting. In Dubai was het weer heel anders. Daar duurde het -ondanks de hoge temperaturen- enige tijd voor het ijs gebroken was en de aanvankelijk formele relatie met onze opdrachtgevers uitgroeide tot een waardevolle samenwerking, gebaseerd op vertrouwen. Net als in de huisartsgeneeskunde kan het een uitdaging zijn om de vraag achter de ingangsklacht boven water te krijgen. Zo kon het, dat het aanvankelijke verzoek om hulp bij accreditatie van een nieuw toetsprogramma, uitmondde in het meedenken over opzetten van een mentor- en portfoliosysteem. In Indonesië heeft SHE-Collaborates een jarenlange relatie met een aantal medische faculteiten. Onze voormalig vakgroepvoorzitter Job Metsemakers speelde een cruciale rol bij het opzetten van een leerlijn huisartsgeneeskunde daar. Dit resulteerde recent in de start van de eerste huisartsopleiding aan de Universitas Gadjah Mada (UGM) 1 www.maastrichtuniversity.nl/research/she/she-collaborates. Op het strand met de eerste lichting huisartsen-in-opleiding aan UGM (in groen) en v.l.n.r. Laury de Jonge, huisartstrainer Yogi Fitriadi, huisartsopleider en workshop facilitator Lucienne de Jonge en Geraldine Beaujean, projectmanager vanuit SHEC. in Yogyakarta. Na een bezoek aan een van de nieuwe opleidingspraktijken (Puskesmas geheten) met de eerste lichting van zeven huisartsen-in-opleiding hadden we nog wat tijd over om samen uit te waaien op het nabijgelegen strand (foto). Ook hier was de omgang met andere mores, zoals culturele achtergronden en hiërarchische verhoudingen, een prettige uitdaging. Een uitdaging die merkbare, praktische consequenties kan hebben voor het medisch onderwijs. Daarom is het voor het bevorderen van een effectief leerwerk klimaat belangrijk om inzicht te krijgen in de heersende feedbackcultuur. Voelt een lerende zich vanuit zijn culture achtergrond veilig genoeg om zijn verbeterpunten te benoemen en feedback te vragen aan zijn supervisor? Of voelt het vragen om feedback meer als falen en overheerst het gevoel om foutloos te moeten presteren? Om op dit spanningsveld te kunnen anticiperen las ik, voorafgaand aan een bezoek aan Indonesië, aardig wat lokale literatuur. Ik nam aan dat de hiërarchische verhouding een drempel kon zijn voor huisartsen-in-opleiding om feedback te vragen aan hun opleider. In twee opeenvolgende workshopsessies met zowel opleiders als huisartsen-inopleiding bleek dat deze laatsten maar al te graag wilden leren van en dus feedback vragen aan hun opleider. De opleider echter had het gevoel dat zijn feedback niet geaccepteerd zou worden door de huisarts-in-opleiding, die immers net afgestudeerd was en dus mogelijk meer recente kennis had. Uit de daaropvolgende discussie bleek maar weer eens hoe belangrijk het is om je bewust te zijn van je eigen achtergrond en perspectieven en deze ook te delen. Zo hadden we aan het eind van de dag allemaal weer wat geleerd. Wekt dit je interesse en wil je meer weten? Neem gerust contact op met SHEC. 11
Pagina 12
op één lijn 73 2de uitgave 2023 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Franca Warmenhoven SO-docent basisopleiding Geneeskunde Mijn naam is Franca Warmenhoven. Ik ben sinds mei als docent aangesteld binnen de vakgroep huisartsgeneeskunde. Ik zal mij bezig gaan houden met de uitvoering en ontwikkeling van onderwijs binnen het basiscurriculum geneeskunde en in het bijzonder de ouderengeneeskunde. Mijn achtergrond ligt in de huisartsgeneeskunde waarvoor ik in Maastricht ben opgeleid. Nu ben ik niet meer praktiserend als huisarts. Mijn interesse in de palliatieve zorg heeft mij gebracht tot een promotieonderzoek aan de Radboud Universiteit op het onderwerp 'Somberheid in de palliatieve fase'. Hierna ben ik onderzoek blijven doen in met name de psychologische en zingevingsdimensie van palliatieve zorg, waarbij ik me (vanuit het PASEMECO-project)1 ook verdiept heb in onderwijs over palliatieve zorg in de basiscurricula geneeskunde in Nederland. Een andere belangrijke interesse in mijn (werkende) leven, is 'mindfulness' (naast of als onderdeel van positieve psychologie en acceptance and commitment training (ACT)). Ik ben daarvoor als zelfstandige werkzaam als trainer en opleider, waarbij ik in de afgelopen jaren verschillende mindfulness interventies (mee) ontwikkeld heb. Ik breng graag verschillende dingen samen en hoop dat ook binnen mijn huidige werkplek te kunnen doen. Ik kijk ernaar uit om nieuwe samenwerkingen aan te gaan om onze toekomstige dokters op te leiden voor de tijd die voor ons ligt. Mijn vrije tijd breng ik graag door met mijn gezin (man Sander, dochtertje Meia van nu 3 jaar en twee honden). We wandelen graag door het bos en langs de Geul vlakbij Vilt waar wij wonen. Daarnaast ben ik regelmatig op de aikidomat te vinden. 1. https://palliatievezorg.mumc.nl/onderwijs/pasemeco Frederieke van der Mee AIOTHO Mijn naam is Frederieke van der Mee, ik ben 27 jaar en ik woon in het Brabantse Oisterwijk. Per half maart ben ik binnen de vakgroep gestart als AIOTHO op het project De DiagnostiekBijsluiter. Na mijn studies Gezondheidswetenschappen en de master Arts-Klinisch Onderzoeker in Maastricht, heb ik anderhalf jaar in Tilburg gewerkt als ANIOS Beschouwende Poule (bij de specialismen Interne Geneeskunde, MDL, Longgeneeskunde en Geriatrie). Ik kon het Maastrichtse echter niet achter me laten en per half maart ben ik dan ook teruggekeerd om mijn promotieonderzoek te combineren met de huisartsopleiding. Het project De DiagnostiekBijsluiter richt zich op de vraag hoe we uitslagen van diagnostische testen op een heldere en begrijpelijke manier voor patiënten kunnen weergeven in hun online patiëntendossier. Een interessant en uitdagend project, onder de enthousiaste begeleiding van Jochen Cals en Jesse Jansen. Sanne van der Heijden Management office-assistent Mijn naam is Sanne van der Heijden en sinds april gestart als management office-assistent bij HAG. Na jaren in de retail te hebben gewerkt was ik klaar om een nieuwe stap te wagen en een andere richting in te slaan. Ik ben dan ook heel blij dat de UM me deze kans heeft gegeven en ik ga die dan ook met beide handen aangrijpen. In mijn vrije tijd ben ik druk met mijn gezin dat bestaat uit mijn vriend Luc en mijn 2 kinderen Mieke van 3 jaar en Ott van 2 jaar, twee poezen en hondje Plumo. Genieten van de tijd die we samen hebben en samen met onze kinderen leuke dingen doen is op dit moment mijn favoriete hobby. Daarnaast heb ik sinds kort de ingang van de sportschool weer gevonden waar ik tweemaal per week mijn overgebleven energie kwijt kan tijdens een intensieve HIIT-training. 12 2de uitgave 2023 Vera Wolvekamp Specialist ouderengeneeskunde Hallo! Mijn naam is Vera Wolvekamp, 39 jaar en Specialist ouderengeneeskunde. Sinds kort ben ik gestart als docent binnen het basiscurriculum geneeskunde. Naast de facultair begeleidersrol zal ik komend jaar ook mentor worden en onderwijs geven over proactieve zorgplanning, het zorgplan of medicatieveiligheid. Allemaal onderwerpen waarmee een Specialist ouderengeneeskunde zich dagelijks bezig houdt. Naast het docentschap werk ik als behandelaar o.a. in regio Heerlen in twee verschillende verpleeghuizen. Echte ontspanning vind ik al jaren op de yogamat, ik doe aan CrossFit voor het fysieke onderhoud, en met mijn twee jonge dochters fiets ik graag in het weekend op zoek naar een leuke speeltuin of een ijsje. Voor de toekomst wens ik meer zichtbaarheid van mijn mooie vak voor jonge artsen want #thefutureisold. Denise van den Booren Medewerker studentzaken Mijn naam is Denise van den Booren. Met ingang van 1 april 2023 ben ik gestart als medewerker studentzaken bij het coschap huisartsgeneeskunde. Paddy Hinssen en ik zullen de werkzaamheden betreffende het coschap huisartsgeneeskunde van Marlies Noevers overnemen. De afgelopen 4,5 jaar heb ik als bestuurssecretaresse gewerkt bij de gemeente Vaals. Bij dezelfde gemeente ben ik ook werkzaam als trouwambtenaar. Verder ben ik In mijn vrije tijd actief in het geven van bodypump les. Fabienne Urlings Junior-onderzoeker Mijn naam is Fabienne Urlings, 24 jaar oud en sinds juni ’23 ben ik werkzaam als junior-onderzoeker op het EBM-project binnen de vakgroep huisartsgeneeskunde. Bij het EBMproject wordt er een onderwijsmodule opgezet die gefocust is op de integratie van evidence-based medicine binnen de huisartsopleiding. Ik heb eerst de bachelor Gezondheidswetenschappen gevolgd, met daarna de masters Healthcare Policy, Innovation & Management en Human Movement Sciences in Maastricht. Na het afstuderen was ik nog een tijdje zoekende met o.a. een tussenhalfjaar fulltime horeca en de eerste ervaring als onderzoeksassistente bij de onderzoeksafdeling van cardiologie in het Zuyderland, maar ondertussen ben ik met veel plezier op deze plek begonnen! Mijn vrije tijd breng ik het liefst door met vrienden/familie en ga ik graag naar festivals/concerten, maar mijn passie ligt toch wel echt bij reizen en het plannen daarvan. Het begint dan ook snel weer te kriebelen zodra er geen reis meer op de planning staat. WESP-student: Sietse Persoons Inventarisatie en analyse van (inter)nationale zorgpaden voor artrose BEGELEIDER: RAMON OTTENHEIJM Vraagstelling Er zijn diverse (inter)nationale zorgpaden voor artrose, die echter verschillen van inhoud. Deze discrepantie zorgt voor onduidelijkheid en mogelijk inefficiënte zorg. Het doel van dit onderzoek was om een overzicht te maken van deze zorgpaden, deze te analyseren en aanbevelingen te doen voor het verbeteren en/of opzetten van effectieve zorgpaden. Studiedesign Om zorgpaden voor artrose vanuit een breed perspectief te kunnen beschouwen is er een explorerende studie uitgevoerd die bestond uit een systematisch literatuuronderzoek, een vragenlijstonderzoek (37 respondenten) en twee klankbordgroepbijeenkomsten met kaderhuisartsen bewegingsapparaat. Primair resultaat en conclusie Er zijn 22 verschillende zorgpaden gevonden, waarvan 14 in Nederland. Dit betrof enkel zorgpaden voor heup- en knieartrose. Huisartsen, fysiotherapeuten en orthopeden waren altijd betrokken bij de zorgpaden. Met uitzondering van de huisarts, was het behandelplan van de overig betrokken zorgprofessionals vaak niet beschreven. Voor optimale transparantie, bevorderen van uniformiteit en hierdoor het verhogen van de kwaliteit van zorg is dit echter wel wenselijk. 13 op één lijn 73
Pagina 14
op één lijn 73 2de uitgave 2023 Promotie Esther Boudewijns Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen DOOR EEFJE DE BONT, HUISARTSREDACTIELID Stelling: ‘De Ziektelastmeter kan helpen in de verschuiving van gestandaardiseerde zorg naar persoonsgerichte zorg, die meer in lijn is met wensen en voorkeuren van de individuele patiënt.’ Op donderdag 15 juni verdedigde Esther Boudewijns haar proefschrift getiteld ‘Optimising care for people with chronic conditions: - The Assessment of Burden of Chronic Conditions tool’. Samen met promotoren Onno van Schayck en Manuela Joore en copromotor Annerika Gidding-Slok concludeerde ze dat de Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen een valide en betrouwbaar instrument is om ziektelast te meten en leidt tot betere zorg. Voorafgaand aan haar promotie vond een symposium plaats waarin door patiënten, zorgverleners, zorgverzekeraars en Maarten van Ooijen, staatssecretaris van VWS gereflecteerd werd op het belang van de Ziektelastmeter in de dagelijkse praktijk. Chronische aandoeningen Meer dan de helft van de Nederlandse bevolking heeft een chronische aandoening, en het is de verwachting dat dit aantal zal stijgen als gevolg van de toenemende levensverwachting en ongezonde levensstijlen. Het leveren van goede kwaliteitszorg aan deze groeiende groep mensen vormt een uitdaging. Gelukkig zijn de meeste mensen het eens over de essentiële elementen die in deze zorg moeten worden opgenomen, zoals voorgesteld in het 'patiëntgerichte zorgmodel' en het 'Chronische Zorgmodel'. Door te streven naar een meer patiëntgerichte aanpak kunnen we een betere kwaliteit van zorg bereiken voor deze groeiende populatie. De ziektelastmeter Eerder promotieonderzoek van Annerika Gidding-Slok liet zien dat gebruik van de Ziektelastmeter COPD, ontwikkeld om deze patiëntgerichte aanpak in de praktijk te kunnen brengen, leidt tot een significant verbeterde kwaliteit van leven en ervaren kwaliteit van zorg in vergelijking met de controlegroep. De ziektelastmeter COPD werd om die reden nationaal geïmplementeerd in onze richtlijnen, maar er werd ook besloten om de Ziektelastmeter uit te breiden naar een tool die ook toepasbaar is voor mensen met andere chronische aandoeningen: de Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen. 14 De Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen is een opvolger van de Ziektelastmeter COPD. Deze tool kan worden gebruikt tijdens het consult tussen de patiënt en de zorgverlener. De Ziektelastmeter biedt zowel de zorgverlener als de patiënt inzicht in de belangrijkste factoren die de ziektelast van de patiënt beïnvloeden, door middel van een ballonnenschema. Het richt zich op de fysieke, emotionele en/ of sociale aspecten die een rol spelen bij de ervaren ziektelast. Bovendien kan de Ziektelastmeter ondersteuning bieden bij gezamenlijke besluitvorming en het stellen van doelen. Onderzoek Esther en haar team voerden drie studies uit waarmee ze de ziektelastmeter ontwikkelde en evalueerde. In het eerste deel werd de ziektelastmeter met zorgverleners en patiënten ontwikkeld door middel van literatuuronderzoek, kwalitatief onderzoek en expertmeetings. Vervolgens werd de validiteit en betrouwbaarheid onderzocht. Oftewel: meet de ziektelastmeter daadwerkelijk ziektelast en doet het dat consequent? Het derde deel was een pragmatisch, geclusterd, quasi-experimenteel design. De studiepopulatie bestond uit patiënten met COPD, astma, type 2 diabetes, en/of hartfalen. De Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen is geïmplementeerd in twee huisartsinformatiesystemen in Nederland. Huisartsenpraktijken met toegang tot de Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen kwamen in de interventiegroep en huisartsenpraktijken zonder toegang kwamen in de controlegroep. De interventiegroep gebruikte de Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen tijdens de reguliere bezoeken en de controlegroep ontving gebruikelijke zorg. De primaire uitkomst was een verandering in ervaren kwaliteit van zorg, wat gemeten werd met de Patient Assessment of Chronic Illness Care (PACIC), in vergelijking met gebruikelijke zorg, na 18 maanden. In totaal namen 55 huisartsenpraktijken deel aan de studie, waarvan er 41 deelnamen in de interventiegroep en 14 in de controlegroep. Zorgverleners in de interventiegroep en de controlegroep includeerden respectievelijk 176 en 61 patiënten. Esther vond een significant effect van de Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen op ervaren kwaliteit van zorg voor de totale groep na 6, 12, en 18 maanden. Na 18 maanden vonden ze ook een significant effect van de Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen op patiëntactivatie voor de hele groep, maar niet voor type 2 diabetes. Er werden geen significante effecten gevonden voor kwaliteit van leven. 2de uitgave 2023 • Richtlijnen en standaarden: Neem de Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen op in de NHG-richtlijnen en zorgstandaarden. • Communicatie: Maak de Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen bekend bij patiënten, zorgverleners en andere gebruikers. • Scholing: Zorg voor scholing van zowel patiënten als zorgverleners in het werken met de Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen. Pas indien mogelijk de bestaande nascholing over de Ziektelastmeter COPD aan. de ziektelastmeter • ICT: Integreer de Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen in informatiesystemen en zorg ervoor dat de resultaten kunnen worden toegevoegd aan het patiëntendossier. Aanbevelingen voor de praktijk Het onderzoek liet zien dat de Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen valide en betrouwbaar is. Bovendien waren er significante effecten op de ervaren kwaliteit van zorg, evenals op de mate van patiëntactivatie. Gezien het wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van de Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen en de goede aansluiting bij de maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van zorg voor mensen met chronische aandoeningen, is het aan te bevelen om de Ziektelastmeter te implementeren in de dagelijkse praktijk. Daarbij zijn de volgende stappen van belang: • Zorginkoop: Stimuleer zorgverzekeraars om de Ziektelastmeter op te nemen in de inkoopvoorwaarden. Door deze aanbevelingen op te volgen, kan de Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen breed worden toegepast en de zorg voor mensen met chronische aandoeningen verder worden verbeterd. Het proefschrift is te vinden op: https://cris.maastrichtuniversity.nl/en/publications/ optimising-care-for-people-with-chronic-conditions-theassessment In de prijzen Verenso-beurs voor Jessica Ruisch Op het Verenso-congres van 1 juni heeft aioto Ouderengeneeskunde Jessica Ruisch de Verenso-beurs 2023 van €10.000 gewonnen voor haar promotieonderzoek ‘Ervaren zorglast en morele dilemma’s bij zorgteams, gerelateerd aan de zorg voor getraumatiseerde mensen met dementie’, kortweg de TRADE-studie. ‘Dit onderzoek is een relevant en nog onontgonnen onderwerp is voor het specialisme ouderengeneeskunde. De verbinding aan een breder onderzoek naar Trauma en Dementie geeft de mogelijkheid verdieping aan te brengen en kennis te ontwikkelen over dementie en PTSS, zorglast en morele dilemma’s’. Bron: www.verenso.nl/over-verenso/vereniging/beurs/beurs-2023 Eefje de Bont wint ‘Distuinguished Woman Scientist Fund’ “Trots op onze huisarts-onderzoeker Eefje de Bont die maandag de een van de LNVH-beurzen in ontvangst mag nemen. Laureaten kunnen hiermee een deel van een onderzoeksverblijf in het buitenland financieren. Alle laureaten maakten een korte video waarin ze hun onderzoek, hun reisplannen en het belang van een beurs als DWSF verder toelichten. Eefje gaat naar collegae in Oxford om haar baanbrekende werk op het gebied van urineweginfectie diagnostiek in de eerstelijn voort te zetten.” (Jochen Cals, hoogleraar) Bron: www.lnvh.nl/dws-fund 15 op één lijn 73
Pagina 16
op één lijn 73 2de uitgave 2023 CAPHRI-dag 2023 Science in Transition DOOR MARK SPIGT, UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT HAG-delegatie op de CAPHRI-dag Het onderzoek binnen huisartsgeneeskunde is ondergebracht bij onderzoeksinstituut CAPHRI (Care and Public Health Research Institute). Naast huisartsgeneeskunde zitten ook onderzoekers van bijvoorbeeld de vakgroepen Epidemiologie en Gezondheidsbevordering bij CAPHRI.1 De jaarlijkse CAPHRIdag was de laatste jaren steeds in Chateau St Gerlach. Het thema van dit jaar was ‘Scientist in transition’. Het doel van de beweging ‘Science in Transition’2 is om veranderingen teweeg te brengen in de manier waarop wetenschap wordt uitgevoerd en beoordeeld. Zij pleit voor een meer holistische en verantwoordelijke benadering van wetenschappelijk onderzoek, waarbij de focus niet alleen ligt op publicaties en citaties, maar ook op maatschappelijke relevantie, samenwerking, transparantie en ethiek. ‘Science in Transition’ wil het wetenschappelijk systeem verbeteren en aanpassen aan de behoeften van de samenleving, met als doel om de betrouwbaarheid en impact van wetenschappelijke kennis te vergroten. Het belang van #OpenAccess, #ErkenningEnWaarderen, #Burgerwetenschap en het bewustzijn waarom en voor wie we onderzoek doen, werd gepresenteerd door Prof. Frank Miedema en Dr. Lotte Krabbenborg. Het liet zien dat de wetenschap worstelt met de relatie met de samenleving. Hoe meet je bijvoorbeeld de kwaliteit van ons onderzoek? Jarenlang hadden we de impactfactoren van de tijdschriften waarin we publiceren, maar hoe relevant is dat voor de samenleving? En hoe en wie bepaalt welk onderzoek wél gefinancierd wordt en welk onderzoek niet? Moet dat bij de wetenschappers zelf liggen, of kunnen beleidsmakers en patiënten hier ook bepalend in zijn? Dit zijn zeer belangrijke thema’s waarbij de positionering van wetenschappers in dit debat cruciaal is. Het raakt aan de fundamenten van onze universiteiten: wat is wetenschappelijke onafhankelijkheid en hoe belangrijk vinden dat? De ‘Science in transition’ beweging is goed op dreef. Als wetenschappers hebben we er op vele vlakken al mee te maken. Voor ons als huisartsgeneeskunde is het 1 www.maastrichtuniversity.nl/research/care-and-public-healthresearch-institute 2 https://scienceintransition.nl/over-science-in-transition vanzelfsprekend om huisartsen en patiënten te betrekken bij de opzet van ons onderzoek. Voor andere onderzoekers, zoals onderzoekers die met DNA, cellen, virussen et cetera bezig zijn, lijkt het lastiger om mee te gaan in deze beweging. In ieder geval is de discussie nuttig en daarom goed om op de CAPHRI-dag alle onderzoekers hierover te informeren. Tijdens en na de lunch was er uitgebreid gelegenheid om het onderzoek dat binnen CAPHRI plaatsvindt te bekijken tijdens de PhD-postersessie. De talrijke posters illustreerden dat binnen CAPHRI niet alleen onderzoek wordt gedaan naar primaire zorg en volksgezondheid, maar ook naar bijvoorbeeld fundamenteel biomedisch onderzoek of gespecialiseerd klinisch onderzoek. Tijdens de middagworkshops werden theorie en praktijk verbonden door verschillende workshops: effectieve wetenschapscommunicatie, het hanteren van #FAIRgegevens, betrokkenheid bij burgerwetenschap en verantwoord promovendi begeleiden. Ondergetekende was aanwezig bij deze laatstgenoemde workshop. Promotores en promovendi deelden hun ervaringen over hoe je een rolmodel kunt zijn voor je promovendus als het gaat om het beoefenen van eerlijke, open en gedegen wetenschap. Een punt dat door alle aanwezigen werd benadrukt, was bijvoorbeeld het belang van het adequaat positioneren van je onderzoek binnen de internationale literatuur. Zowel impliciet (waarom is dit van belang?) als expliciet (structuur van inleiding en discussie) wordt daar veel aandacht aan besteed. Maar ook een thema als hoe informeel ga je om met je promovendi? Ben je een baas op afstand, of is het nuttig om informeel contact te stimuleren en zo de promovendus te stimuleren zijn privébeslommeringen of de worstelingen binnen het wetenschapsproces met je te delen. Al met al een nuttige workshop dus, met veel nuttige takehome-messages. Tot slot werd de dag afgesloten met een prijsuitreiking, waarbij Lisanne Steijvers de CAPHRI Poster Award ontving en Dr. Anne van den Bulck de CAPHRI Dissertatieprijs heeft gewonnen. Het was dus een informele en zeer inspirerende dag; zeker de moeite waard om volgend jaar weer bij te wonen. 16 2de uitgave 2023 Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten Denk mee met de Witte Raven. Wat is het goede antwoord? DOOR PAUL HÖPPENER, HUISARTS NP De nu 60-jarige mevrouw G. kreeg 5 jaar geleden ernstige gezondheidsklachten. Daarvoor was zij altijd gezond en functioneerde zij goed als docent Engels aan een middelbare school. Hieronder een samenvatting van de relevante feiten uit haar medisch dossier. Voorgeschiedenis 2017 2018 De Witte Raven Groep is een werkgroep van huisartsen, opgericht in 2016, die zich richt op het zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK), in de veronderstelling dat het kan gaan om een zeldzame Autoimmuunthyreoiditis behandeld met suppletie (geen verdere gegevens). Behandeld met een onderhoudsdosis Levothyroxine. Jaarlijkse controle. Orale lichen planus. Ondanks behandeling met prednison en azathioprine bleef zij last houden van erosies van het mondslijmvlies en de lippen. 2020-02 Erythemateuze, schilferende plaques op de onderste ledematen die geleidelijk uitbreidden naar de romp en bovenste ledematen. Topische steroïden waren niet effectief. Huidbiopten toonden een lichenoid interface dermatitis en interface dermatitis. 2020-04 Verwijzing naar internist. Lichamelijk onderzoek: bekende huidafwijkingen, verder g.b. Goede fysieke toestand. Lab: milde leucocytose; licht verhoogde aspartaat transaminase. Autoantilichamen, waaronder acetylcholinereceptor autoantilichaam en anticardiolipine IgM, waren verhoogd. Normale TSH, FT3 en FT4. 2023-01 Conditie holt laatste maand achteruit. 4 maanden geleden heeft zij zich ziekgemeld. Nu komt ze op het spreekuur van de huisarts: ‘Het gaat niet goed’. Ze heeft klachten van dysfagie, droge hoest, dyspneu bij inspanning, heesheid, gewichtsverlies van 8kg en verminderde eetlust. De huidafwijkingen blijven onveranderd aanwezig. Verwijzing naar internist De huisarts had al eerder een OOK-gevoel: er was nooit een oorzaak gevonden voor de hypothyreoïdie en de nog steeds bestaande ernstige huidaandoening. Zij verwijst mevrouw G. met spoed naar de internist voor verder onderzoek. De internist komt -op basis van de hele voorgeschiedenis- na fysisch diagnostisch onderzoek en een CT-scan snel tot een diagnose en een behandelplan. ziekte of een zeldzaam verschijnsel. Verwijzing van casuïstiek loopt via de eigen huisarts. De Witte Raven hebben een eigen zoekstrategie ontwikkeld en maken gebruik van vier zoekmachines. Naast het uitzoeken van casuïstiek richt de Witte Raven werkgroep zich op het nascholen van huisartsen en het delen van hun kennis. Voor meer informatie en voor aanmelding van een casus of aanvraag van een nascholing voor huisartsen kijk op onze website: www.witteraven.org. Na een operatieve ingreep en met aangepaste medicatie is de gezondheidstoestand van mevrouw B in enkele maanden aanzienlijk verbeterd. Eind goed, al goed. Mogelijk had de huisarts na een gestructureerd zoekactie op internet al eerder tot een mogelijke diagnose kunnen komen, zodat de patiënt eerder was verwezen. Graag uw diagnose. Mail naar op1lijn@maastrichtuniversity.nl Stroomdiagram zoekmethode www.witteraven.org De oplossing van de vorige keer was: ‘Becker spierdystrofie’. Meer weten? Stel dan deze vraag aan ChatGPT: ‘Geef uitleg aan arts over Becker musculaire dystrofie waarbij ook hartklachten’. We kregen een e-mail met de juiste diagnose van: Renate Bongers, huisarts en bestuurder HACo West. 17 op één lijn 73
Pagina 18
op één lijn 73 2de uitgave 2023 Opleiding Ouderengeneeskunde Generaties DOOR MARIËLLE VAN DER VELDEN-DAAMEN, HOOFD OPLEIDING OUDERENGENEESKUNDE Generatieverschillen, generatiekloof, intergenerationeel: het is van alle tijden. Daar waar jongeren, volwassen en ouderen elkaar ontmoeten, hebben we te maken met verschillende generaties. Gelukkig wordt dit meestal als iets positiefs ervaren. Zo was ik begin juli op het Oud Limburgs Schuttersfeest in Born (OLS), waar steeds meer jongeren een oude traditie in ere houden. Het weekend erna bevond ik me onder de festivalgangers op Bospop (uiteraard jammer van de laatste dag die werd afgelast vanwege het weer) waar jongeren, volwassenen en ouderen van dezelfde muziek genieten. Jonge meiden zongen zelfs alle liedjes mee van ‘mijn Koen’ (Clouseau). Als we echter naar werkrelaties kijken, dan lijkt ‘samen’ toch vaak een ander verhaal. Hoe komt dat toch? Onderzoek van verschillende generaties leert dat elke generatie zijn eigen kernmerken heeft. Zo heeft generatie X (geboren tussen 1956 en 1970) behoefte aan face tot face contact en vinden ze een goede werk-privé balans belangrijk. De Xennial (geboren tussen 1971 en 1985) is de laatste generatie die zonder internet is opgegroeid. Generatie Y (geboren tussen 1986 en 2000) wil uitdaging en voldoening halen uit haar werk en heeft niet zo veel met autoriteit. Tot slot generatie Z (geboren tussen 2000 en 2015) is sneller verveeld, moet uitgedaagd worden en zoekt een passende werkgever. Het is dan ook niet zo gek om eens stil te staan bij wat dit nu betekent op de werkvloer. Voor ons is de werkvloer natuurlijk het opleidingsinstituut, voor de opleiders het verpleeghuis en voor de aios beide. Het onderwerp ‘intergenerationeel opleiden’ stond de laatste afstemmingsdag voor opleiders, met een gezamenlijk programma met de aios, op de agenda. Juliette OomesHuynen, trainer van Maastricht UMC+ Academie, praatte ons bij over de kenmerken van de verschillende generaties. De een herkende zich meer in de kenmerken van zijn generatie dan de ander, maar over het algemeen klopten de beschrijvingen wel. We werden uitgedaagd om vanuit het perspectief van een andere generatie met elkaar te discussiëren over een casus. Het was vooral leuk en leerzaam om dit samen met opleiders en aios te doen. Want ook wij (staf/docenten) hebben soms de neiging om vanuit onze eigen normen en waarden, passend bij onze generatie, te kijken naar de aios. Door kennis te hebben van de verschillende generaties en hun specifieke kenmerken en door het gesprek met elkaar aan te gaan, ontstaat er veel meer begrip voor elkaar. Dit leidt uiteindelijk tot beter samenwerken en, in ons geval, succesvoller opleiden. In ieder geval hebben we de eerste stap gezet. Dus: ga vooral op zoek naar elkaars verschillen, overeenkomsten en kwaliteiten. Dan weet ik zeker dat we op de werkvloer het werken met verschillende generaties ook als iets positiefs gaan ervaren. Tot slot: wees voorbereid, want generatie Alfa komt eraan…. 18 op één lijn 73 2de uitgave 2023 Verenso-congres Duurzame ouderengeneeskunde DOOR ANNE WINKENS, AIOS JAAR 1 OPLEIDING OUDERENGENEESKUNDE MAASTRICHT Afgelopen 1 juni was het weer zover: het jaarlijkse fysieke Verenso-congres. Deze editie stond in het teken van duurzaamheid: duurzame zorg, duurzaam werken, maar vooral: duurzaam zijn voor jezelf. Een inspirerende opening door Jacqueline de Groot, voorzitter van Verenso, met daarin een korte kennismaking door én voor het aanwezige publiek, maakte al snel duidelijk dat die derde optie binnen de ouderengeneeskunde niet enkel bij mooie woorden blijft. Bewust of onbewust, onze werkomgeving zal de komende jaren flink gaan veranderen. Of je nu net begint of al langer in het vak zit, de toekomst lijkt gericht op aanpassing. Naast een sterke vertegenwoordiging van aios, waren er ook echte ouwe rotten in het vak aanwezig, waarvan een enkeling met meer dan 40 jaar werkervaring. Tegelijkertijd was het van meet af aan duidelijk: de komende jaren zal er in ons vakgebied, hoe dan ook, een hoop gaan veranderen. Het is belangrijk dat we als beroepsgroep blijven meedenken en onszelf durven te ontwikkelen. Na de opening werd gesproken over verwachtingen voor de toekomst, met daarop aansluitend een presentatie van de Klimaatdokter. Na een korte pauze was het tijd voor verdere verdieping. Met de optie van vijf verschillende parallelprogramma’s was er voor ieder wat wils. Er was voldoende ruimte voor intercollegiale discussie, kritisch debat en zowel vakgerelateerde als uitbreidende kennisontwikkeling. En, volledig in het kader van duurzaamheid, was er voldoende pauze; dit jaar niet alleen met een uitgebreide lunch en ijs, maar zelfs met (nonalcoholische) cocktailbar. Dus aan goede zorgen voor de inwendige mens op dit congres geen gebrek. Extra goed nieuws was er ook in de ALV, waarin onze eigen AIOTO Jessica Ruisch de Verenso-beurs voor haar onderzoek wist te bemachtigen. Verder kwam in deze ALV uiteraard het thema duurzaamheid uitgebreid aan bod. Verdere uitdieping hiervan volgde in nog een ronde workshops en presentaties, met ook hier opnieuw ruimte voor eigen inbreng en discussie. Het congres werd daarna afgesloten met, verrassend genoeg, een eindpresentatie in de vorm van een dansfeestje: hoewel geen wonderpil, toch zeker een oppeppend einde van een interessante en verrijkende dag. Al met al kan het congres als goed geslaagd genoemd worden. Ondanks het zonnige weer, wemelde het in de congreshal van de vakgenoten die het gesprek met elkaar aangingen. De energie in de zalen en op de podia loog er niet om: ons vak is nodig; en, hoewel de toekomst er niet altijd even rooskleurig uitziet, zijn er nog zoveel mogelijkheden die wij als (aankomend) specialisten ouderengeneeskunde kunnen bieden. De basis ligt er – nu de verdere invulling nog. Aan ons de taak om daar zo duurzaam mogelijk mee om te gaan. Stof tot nadenken! 19
Pagina 20
op één lijn 73 2de uitgave 2023 Opleiding (tot specialist) Ouderengeneeskunde Het aantal aios groeit! DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER Sollicitaties In mei waren de selectiedagen voor nieuwe aios die in september 2024 kunnen starten. We hebben maar liefst 15 aios geschikt bevonden! Van hen starten 13 aios met de opleiding per september in Maastricht. Eén aios gaat het landelijk verkorte traject in, maar volgt wel de praktijkopleiding in onze regio. We zijn blij met deze grote en gevarieerde groep nieuwe aios. Docententeam Het docententeam ziet elkaar bijna elke vrijdag op de terugkomdag in Maastricht. Hierdoor is er geregeld allerlei overleg mogelijk naast het reguliere onderwijs. Docentprofessionalisering via de LED-opleiding1 gebeurt gefaseerd. Kris Wouters en Elian Gorissen-Douven hebben de basisopleiding al afgerond. Kirsten Friedrich en Janine Buttolo zijn net gestart. Daarnaast heeft SO-docent René Beaumont recent de Kaderopleiding Palliatieve Zorg afgerond. Opleiders Met het aantal aios neemt ook het aantal opleiders toe. Als instituut kunnen we zelf nieuwe opleiders visiteren en laten erkennen via de RGS. Een aantal keren per jaar zijn er afstemmingsdagen met de opleiders van aios uit jaar 1 en jaar 3. Daarnaast zijn er dagen waarop ook de stagebegeleiders uit jaar 2 mogen aanschuiven, zoals laatst op 23 juni. Die dag zaten we met alle aios die onderwijs hadden en de opleiders extern, zodat we in de middag samen konden lunchen en aansluitend een gezamenlijk middagprogramma hadden. Hierover schreef het hoofd al op pagina 18. Heidag hoofden In mei was de landelijke heidag van de hoofden van de vijf instituten Ouderengeneeskunde in Maastricht. Hoofd Mariëlle van der Velden-Daamen had in de middag een fietsuitje bedacht, in de Limburgse heuvels. Stel je voor dat je dan steil omhoog klimt en al uithijgend uitkijkt op…. Ave Maria, een zorgcentrum in Geulle. Gelukkig waren de gasten verder heel tevreden over de heidag in het mooie Vaeshartelt. Nieuwe LOP Het lijkt wel alsof alle opleidingen tegelijk worden vernieuwd: de opleiding Geneeskunde, de 1 . www.huisartsopleiding.nl/opleiders-docenten/led-opleidingen/ led-basisopleiding/ Huisartsopleiding en nu ook de Ouderengeneeskunde krijgt een nieuw Landelijk Opleidings Plan (LOP). Beide vernieuwde vervolgopleidingen kregen groen licht van het College Geneeskundige Specialismen (CGS). De intentie is dat het nieuwe LOP ingaat per 1 september 2024. Er is dus veel werk aan de winkel om de implementatie voor te bereiden. Hiervoor worden allerlei commissies gevormd waarin Maastricht ook goed vertegenwoordigd zal zijn. Onderzoek2 salarisverschillen afgerond ‘Het onafhankelijke vergelijkingsonderzoek naar het salaris en andere arbeidsvoorwaarden van alle artsen in opleiding tot specialist (aios) en basisartsen is afgerond. Aios werkzaam in ziekenhuizen, umc’s en de ggz-sector ontvangen aanmerkelijk meer salaris, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering dan aios buiten het ziekenhuis zoals voor de opleidingen tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde, jeugdarts, verslavings- en vertrouwensarts. Dat maakt de overstap van basisartsen naar een specialistenopleiding buiten het ziekenhuis minder aantrekkelijk.’ (bron: SBOH) De inkomensterugval ligt tussen de € 571 en € 2.552 bruto per maand wanneer wordt gestart met een vervolgopleiding via SBOH. Deze inkomensterugval is het gevolg van een lager basissalaris en het niet volledig meenemen van ervaringsjaren bij SBOH. De inkomensval werkt daarmee een situatie van ongewenste concurrentie in de hand. Hierover is inmiddels een brandbrief naar de Minister gestuurd. Volgende afstuderen Op 29 september studeren weer vier aios af als Specialist Ouderengeneeskunde. Twee aios van de allereerste lichting, te weten Katerina Skarlatou en Joey Jansen. Daarnaast studeren Esther Jacobs en Yvonne Soethoudt af. Zij zijn voormalig internisten en studeren nu eerder af na verkorting van de opleiding wegens het behalen van alle vereiste competenties. 2 www.sboh.nl/nieuws/98-nieuws-startpagina/952-sboh-start-onderzoeknaar-salarisverschillen-artsen-in-opleiding 20 Uit het hoofd Maastricht blijft in Eindhoven DOOR MATTHIJS LIMPENS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Huisartsopleiding Nijmegen stopt per 1 december 2024 met het terugkomdag-onderwijs voor aios in Eindhoven. Met dit besluit komt er ook een eind aan de samenwerking tussen de opleidingen van Maastricht en Nijmegen op de opleidingslocatie Eindhoven. Maastricht blijft in Eindhoven. Onze visie: één opleiding, twee locaties. Nijmegen stelt vast dat zij de doelstellingen en hun visie op opleiden in Eindhoven niet kunnen blijven waarmaken. Een belangrijk aspect van hun aios- en opleiderscurriculum is het keuzeonderwijs. Op de onderwijslocatie in Eindhoven zijn te weinig aios en opleiders van Nijmegen om het keuzeonderwijs te kunnen blijven garanderen. Naast inhoudelijke argumenten spelen ook de relatief hoge kosten van huisvesting een rol. Het huidige huurcontract loopt af, wat aanleiding gaf om nog eens eerlijk en kritisch te kijken naar waarom ze actief zijn in Eindhoven. Tenslotte is de landelijke samenwerking mee gewogen: alle instituten werken samen om voor heel Nederland voldoende toekomstige huisartsen te leveren. De Huisartsopleiding Maastricht heeft belang bij een stevige locatie in Eindhoven. Onze Maastrichtse visie is: ‘Eén opleiding, twee locaties’ en leiden we huisartsen in Eindhoven en in Maastricht op. Wij blijven in Eindhoven ons volledige curriculum, inclusief keuzeonderwijs, aanbieden. In 2017 luidde onze visie over opleiden in Eindhoven: “We streven naar een tweede opleidingslocatie van huisartsopleiding Maastricht (voor de regio Limburg/ Zuidoost Brabant), gebruikmakend van de mogelijkheden die de regio biedt en een waar mogelijk evenwichtige verdeling van opleidingsplekken. Maastricht wil een structurele aanwezigheid van aios en opleiders in de opleidingslocatie Eindhoven. De tweede locatie ligt verankerd in een gezamenlijk optrekken en samenwerken en afstemmen met huisartsopleiding Nijmegen. Een gezamenlijke huisvesting is gerealiseerd”. De samenwerking tussen Maastricht en Nijmegen is, ondanks goede intenties van beide opleidingsinstituten, helaas onvoldoende van de grond gekomen. Beide opleidingslocaties zijn gelijkwaardig en hebben elkaar nodig. We leiden op uit een gezamenlijke visie en zes kernwaarden: PASSIE. Pragmatiek Binnen de huisartsopleiding Maastricht heerst een gezamenlijke ‘pragmatische’ identiteit met korte lijnen op beide locaties. Uitvoering en ontwikkeling van onderwijs zijn sterk aan elkaar gekoppeld. Het onderwijs blijft op deze manier dicht bij de praktijk. Autonomie Om bevlogen onderwijs te kunnen geven, hechten we op beide locaties veel waarde aan de autonomie van de docenten. Het zelf kunnen aanvullen van vooraf ontwikkeld onderwijs, wordt door de docenten als waardevol ervaren. We blijven daarbij alert dat de vastgestelde leerdoelen behaald worden. Samenwerking Er is een sterke teamgeest waarbinnen ervaringen laagdrempelig en frequent gedeeld worden. We zijn er ‘voor en door’ onze regio (Limburg/Zuidoost Brabant). Om dit te verwezenlijken, bedienen we de regio met twee locaties. In onze organisatie heerst een goede deelcultuur. Tijdens informele ontmoetingen worden vele ervaringen gedeeld. Zelf ontdekte pareltjes van onderwijs worden, bijvoorbeeld, uitgewisseld. Daarnaast zien we graag dat die pareltjes ook in regulier docentenoverleg worden ingebracht. Verder vinden er op beide locaties intervisiegroepen plaats voor de docenten. Twee keer per jaar vindt er een gezamenlijk jaaroverleg plaats op de stafdagen waarbij de docenten van beide locaties hun ideeën uitwisselen over het onderwijs en de organisatie van het jaar waarin zij werken. Overleg wordt zoveel mogelijk fysiek gepland. 21 op één lijn 73
Pagina 22
op één lijn 73 2de uitgave 2023 Spontaniteit In ons steeds groter wordend opleidingsinstituut kan het nodig zijn, binnen de verschillende groepen van onze organisatie (OBP, GW, HAB, locaties), een teamactiviteit te organiseren en hierbij wordt spontaniteit in initiatieven sterk aangemoedigd. Tijdens de voorbereiding en uitvoering van een teamactiviteit wordt het effect op de gehele opleiding niet uit het oog verloren. Integratie Om een gelijkwaardige opleiding op beide locaties te borgen, is het van belang dat ons curriculum en de aansturing van de docenten in Maastricht en Eindhoven hetzelfde zijn. Door bewust het curriculumcoördinaat met het adjunct-hoofdschap te integreren, borgen we dat de inhoud van het curriculum en de aansturing van de docenten niet met elkaar conflicteren. Goed overleg tussen de drie curriculumcoördinatoren/adjunct-hoofden is een voorwaarde voor gelijkwaardig onderwijs op beide locaties. Eenheid We gaan er in Nederland van uit dat elke opgeleide huisarts voldoet aan dezelfde kwaliteitscriteria. Hiervoor is een landelijk opleidings- en toetsplan opgesteld. De lokale instituten hebben op basis hiervan een lokaal opleidings- en toetsplan ontwikkeld. In Maastricht en Eindhoven werken we met dezelfde plannen. Met al onze medewerkers geven we samen vorm aan de opleiding. De themawerkgroepen zijn een belangrijke spil in het vormgeven van het curriculum en deze bestaan uit docenten van beide locaties. Het uitgangspunt om te voldoen aan de wensen van aios en opleiders, onder andere door zoveel mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheden die de regio te bieden heeft, geldt nog steeds. Uit evaluaties blijkt dat dit sterk gewaardeerd wordt. Column Vakantie? DOOR JEROEN SMEETS, HUISARTSREDACTIELID Met dit warme weer denk ik al snel aan vakantie. Op vakantie ben je vrij, maar toch nog altijd dokter. Een aantal jaar geleden waren we met ons gezin op vakantie in een park aan de Zeeuwse kust. Tijdens het zwemmen zag ik dat een meisje in de puberleeftijd onwel werd in het water. Ik hielp mee haar op de kant van het zwembad te trekken. Haar familie bleek Frans te spreken. Ik zag een glucosesensor op haar arm. Er was, begrijpelijk, een hoop paniek bij de familie, zij schreeuwden door elkaar. Zelf spreek ik onvoldoende Frans, maar ik wist toch te vragen om een reader om de suiker te kunnen meten. Het meisje was buiten bewustzijn en leek een insult te hebben. Ik vroeg de familie om neusspray of om een Glucagonspuit. Die kwam er na 10 minuten, na veel gedoe. Ik gaf het meisje Glucagon. Hierna kwam er iemand aanrennen met een reader die de glucose aangaf in een voor mij onbekende maat, in mg/ dl. Hier kon ik niks mee, maar de familie liet me weten dat de suiker normaal was. Het meisje lag nog steeds te stuipen. Met handen en voeten vertalend wist haar familie me te vertellen dat ze een half jaar eerder in haar woonplaats opgenomen was geweest in verband met een epileptische aanval. Er was geen oorzaak gevonden. Ze hadden geen Midazolam of iets anders mee. Vijfenveertig lange, zweterige minuten later arriveerde de door de badmeesters opgeroepen ambulance. Samen met de verpleegkundige dienden we Midazolam neusspray toe, en later Midazolam intraveneus. Zonder resultaat. Het insult bleef. De ambulanceverpleegkundige riep de traumaheli op. We hadden inmiddels zoveel Midazolam toegediend dat het meisje amper nog ademde en de zuurstofsaturatie daalde. Een bekende bijwerking van een hoge dosis benzodiazepines. Met de beademingsballon in de hand diende ik haar zuurstof toe. Na nogmaals een kwartier kwam de traumaheli. Ze is vervoerd, nog steeds in een insult, naar een nabijgelegen academisch medisch centrum. Hoe het haar vergaan is? Nooit meer wat van gehoord. Nog steeds, als we met ons gezin terug zijn op deze plek denk ik terug aan haar. 22 op één lijn 73 Moreel dilemma Prikkelend of geprikkeld? DOOR NATHALIE NOTERMANS, HUISARTS, MA PHILOSOPHY, BIO-ETHICS & HEALTH “En is uw kind gevaccineerd volgens het Rijksvaccinatieprogramma?” “Nee” Ik val stil en draai me van mijn computer naar de ouders die met hun éénjarige dochter tegenover me zitten. De vraag naar vaccinaties zit standaard in mijn anamnese bij kinderen met koorts, maar blijkbaar is deze vooral retorisch geworden. Een ontkennend antwoord krijg ik zelden of nooit. In deze setting (de huisartsenpost op zaterdagavond) vraag ik me af wat ik ermee moet. Werp ik me in de rol als gezondheidsbevorderaar en leg ik uit wat de risico’s zijn van de twaalf infectieziekten uit het landelijke vaccinatieprogramma? Denk ik aan mijn maatschappelijk plicht door uit te leggen wat de risico’s zijn op een uitbraak als de vaccinatiegraad verder daalt? Maak ik een melding naar de eigen huisarts met het verzoek het gesprek met dit gezin aan te gaan? Kijk ik dit kind éxtra goed na of is het risico op een gevaarlijke infectieziekte eigenlijk niet zo heel veel groter? Of respecteer ik de autonomie van deze mensen en doe ik verder niks? Bovenstaande casus blijkt illustratief voor de huidige tijd. De NOS kopte afgelopen week ‘RIVM bezorgd: vaccinatiegraad jonge kinderen zakt onder 90 procent1’, naar aanleiding van het jaarverslag van het RIVM2. Hoe erg is het dat de vaccinatiegraad daalt? Hoe wordt het cijfer überhaupt bepaald? Hoe kunnen we de daling verklaren? En veel belangrijker: wat moet de huisarts hiermee in de spreekkamer? De vaccinatiegraad wordt door het RIVM bepaald ten aanzien van een bepaald geboortecohort. Er wordt dus gekeken hoeveel procent van de kinderen geboren in een bepaald jaar bepaalde vaccinaties hebben gekregen. In de afgelopen analyse van het RIVM valt op dat er sinds 2021 een dalende trend zichtbaar is. Zo is het percentage gevaccineerde tweejarigen met de BMR-vaccinatie voor het eerst in jaren onder de 90% (88,8%), terwijl de streefwaarde vanuit de WHO 95% is. Dat maakt dat een uitbraak van de mazelen een reëel scenario dreigt te worden. 3 1 NOS Nieuws, donderdag 29 juni, RIVM bezorgd: vaccinatiegraad jonge kinderen zakt onder 90 procent 2 RIVM, 29 juni 2023, Vaccinatiegraad en jaarverslag Rijksvaccinatieprogramma Nederland 2022 3 https://www.vzinfo.nl/vaccinaties/internationaal#vaccinatiegraad-mazelen Bij dit percentage moet echter een kanttekening gemaakt worden. Sinds 1 januari 2022 moeten (gezaghebbende) ouders expliciet toestemming geven om de vaccinatiegegevens vanuit het lokale consultatiebureau te delen met het RIVM. Omdat niet iedereen die toestemming geeft, ontvangt het RIVM een deel van de gegevens niet. Deze vaccinaties kunnen dus niet worden gekoppeld aan locatie of leeftijd en worden daarom niet meegenomen in de vaccinatiegraad. In de praktijk blijkt dat 5% van alle vaccinaties anoniem worden geregistreerd. Er komt een wetsvoorstel aan om dit systeem om te zetten in een ‘geen bezwaar, tenzij’ om het percentage anonieme vaccinaties nog kleiner te maken.4 Naast de anonieme vaccinaties zijn er nog meer vaccinaties die wel zijn gezet, maar niet worden meegeteld. Zo worden in sommige grensgemeenten (volgens het RIVM onder andere in Vaals, Kerkrade en Simpelveld) kinderen in Duitsland of België gevaccineerd. Deze vaccinaties worden niet meegenomen, alleen als ze door ouders expliciet worden doorgegeven en geregistreerd. Ook van asielzoekerskinderen die wel al staan ingeschreven in de BRP (Basisregistratie Personen), worden de (eventueel) eerder gezette vaccinaties alleen meegenomen na een vaccinatie-intake en na juiste registratie. Tenslotte worden vaccinaties gezet door huisartsen of vaccinatiecentrum niet altijd goed geregistreerd in het daarvoor bestemde programma Praeventis. Hierdoor wordt met name in grensgemeenten en in gemeenten met een asielzoekerscentrum de vaccinatiegraad onderschat.5 Tegelijkertijd weten we dat in bepaalde gemeenten (met name de ‘Biblebelt’) de vaccinatiegraad ver onder de 90% ligt. Specifieke informatie per gemeente kan op de website van het Ministerie van Volksgezondheid worden gevonden.6 Enerzijds is het dus goed om kritisch naar deze nieuwsberichten te kijken en in het achterhoofd te houden dat de cijfers niet het complete verhaal vertellen. Anderzijds is er wel degelijk een (internationale) trend te zien in daling van gevaccineerde kinderen. Men verklaart dit door onder andere de coronapandemie en de verspreide desinformatie, maar ook door conflictsituaties en vaccinatietekorten zijn er de afgelopen twee jaar wereldwijd minder vaccinaties gezet. 4 Den Haag, 2 februari 2023, 651 “Voortgang Vol vertrouwen in vaccinaties” 5 https://www.vzinfo.nl/bronnen-methoden-en-achtergronden/vaccinatievraag-en-antwoord 6 https://www.vzinfo.nl/vaccinaties 23
Pagina 24
op één lijn 73 2de uitgave 2023 Dit heeft onder andere al geleid tot opleving van de discussie over verplicht vaccineren op bijvoorbeeld de kinderopvang7. Hoe ver ga je als overheid om de bevolking te beschermen? Hoe ver reikt de autonomie van ouders, maar ook: hoeveel risico mag een kind lopen als gevolg van de keuze van ouders? En hoe weloverwogen is de keuze van deze ouders eigenlijk als ze overspoeld worden met desinformatie op sociale media? Hoe eerlijk is het dat ‘kritische prikkers’ meeliften op de groepsimmuniteit in Nederland? Wat doet een zekere dwang vanuit de overheid op deze toch al wantrouwende ouders? Maar ook: hoe eerlijk is het dat ongevaccineerde baby’s risico lopen op de kinderopvang door niet-gevaccineerde kinderen, aangezien de BMR pas met 14 maanden gezet wordt? De autonomie van ouders ten aanzien van de gezondheid van hun kind staat tegenover de veiligheid en gezondheid 7 https://www.nporadio1.nl/fragmenten/dit-is-de-dag/0cf05548-d07d43dc-be67-640cd39f3d79/2023-06-29-vaccinatiegraad-onder-de-90procent-is-het-tijd-om-prik-te-verplichten-bij-de-kinderopvang van de rest van de Nederlandse bevolking. Wat is de taak van de huisarts in deze discussie? Moeten wij een actievere rol aannemen in dit debat? Hebben wij een maatschappelijke en/of morele plicht om ouders goed te informeren? Of sterker nog: is het onze plicht om de vaccinatiegraad te verhogen? Hebben wij als vertrouwenspersoon van patiënten een belangrijke rol tegen de desinformatie? Allereerst: ken je patiënten. Wat is de vaccinatiegraad in jouw buurt en waardoor wordt die mogelijk vertekend? Welke risicogroepen zitten er in je praktijk? Wie zit er tegenover je en uit welke gemeenschap komt deze patiënt? Daar waar ongevaccineerden clusteren, is de kans op een uitbraak het grootst. Maar belangrijker nog, wees de huisarts zoals die op z’n best is: oprecht nieuwsgiering naar de mens achter de patiënt, zonder oordeel. Luister, wees alert op (onterechte) zorgen en (indien gewenst) informeer. En zoek voor de zekerheid nog eens op hoe een kind met mazelen zich presenteert. In de leer Kicken en klagen DOOR DAVÍD VAN EERD, AIOS JAAR 3 Aan het einde van een vol ochtendspreekuur, halverwege mijn zelfstandige week, stap ik in de auto. Ik heb het begrip “meer tijd voor de patiënt” weer eens te ruim genomen en ik haast me rustig richting een aantal visites. Hier diep in het Limburgse heuvelland is elke visite een avontuur. Veel van de patiënten bij wie ik op visite kom, zijn geboren vóór de Tweede Wereldoorlog en hun episodelijsten geven me regelmatig flashbacks naar de inhoudsopgave van Robbins’ Basic Pathology. Met verwondering en bewondering zie ik hoe deze patiënten vaak in hun eentje op een grote boerderij wonen, een symbiose van menselijke weerbaarheid en moderne geneeskunde. Eenmaal aangekomen blijkt het gelukkig, zoals vaak, mee te vallen en is het met inzet van echtgenoot, familie, buren of thuiszorg haalbaar om niet opgenomen te worden in een ziekenhuis of ander tijdelijk medisch verblijf. Na een hartverwarmend “Dank u, dokter” van de echtgenote, keer ik ontspannen terug naar de praktijk. Daar plof ik, na het verrichten van nog een kleine chirurgische ingreep, neer met mijn lunchtrommeltje. Bij het nemen van de eerste hap, krijg ik een spoedvisite en mag ik weer op pad. 24 Het betreft een normaal gezien heel vitale oudere man, die plots onderuit gegaan is door een infectie. Net op tijd ben ik terug voor het middagspreekuur. Ik vertel een patiënt met burn-out klachten om op zoek te gaan naar balans en om grenzen aan te geven. Ondertussen heb ik zelf al een aantal keer gezucht en geklaagd, maar tegelijkertijd is het ook wel kicken om in deze uiteenlopende situaties voor elke patiënt op zoek te gaan naar de juiste zorg. Met beperkte diagnostiek, aandacht voor de individuele situatie en de mens achter de patiënt, objectief en dichtbij tegelijk. Toch merk ik om me heen en in de media, dat het klagen het afgelopen jaar vaak de overhand gehad heeft. De protesten op het Malieveld en de berichten in de media, die mogelijk zelfs hun weerslag hadden op het aantal aanmeldingen voor de huisartsopleiding. Allemaal terechte signalen uiteraard, maar ik wil hierbij onze beroepsgroep graag ook herinneren om naast te klagen ook voldoende te kicken op wat voor een bijzonder uitdagend, spannend, ontroerend en soms knotsgek en grappig vak we eigenlijk hebben. En natuurlijk moeten we de druk op de zorg beheersbaar houden, want van zo’n dag als deze moet je er ook niet te veel hebben. Maar mag er wel af en toe hectiek blijven? Dat vind ik namelijk wel kicken, zolang ik af en toe ook een klein beetje mag klagen. 2de uitgave 2023 Made in Maastricht 6 juni 2023: Voorste rij van links naar rechts: Thomas Compier, Stephanie Lemmens, Jacqueline van den Bos, Savannah OkonskiPijpers en Bram Peters. Achterste rij van links naar rechts: Bart Dupuits, Hicham Greven, Kjeld Vossen en Daan Peters Made in Eindhoven 6 juni 2023: V.l.n.r.: Nathalie Beelen (docent), Nandy Kitslaar, Marlot Coppens, Aniek van Duijnhoven, Marianne Verschoor, Karin van Bussel, Jeroen Beurskens, Laura Vandermaesen en Jeantine Vons (docent) 25 op één lijn 73
Pagina 26
op één lijn 73 2de uitgave 2023 WONCA Brussel Keuzes maken DOOR INGRID VAN DER HEIJDEN, ADJUNCTHOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Van 7 tot 10 juni was ik samen met 50 Nederlandse aios en 50 opleiders en stafleden uit heel Nederland op het jaarlijkse Europese huisartsencongres in Brussel. ‘Keuzes maken’ was het overkoepelende thema. En kiezen moesten we, want er waren honderden lezingen, workshops en postersessies. In keynote-sessies werd onder andere aandacht besteed aan wetenschappelijk onderzoek in de huisartsenpraktijk, Positieve gezondheid, een eerlijkere bekostiging voor geneesmiddelen en het voorkomen van over-diagnostiek. Tijdens het lunchsymposium dat de SBOH, de Landelijke Huisartsen Opleiders Vereniging (LHOV), de opleidingsinstituten en de Werkgroep Europese Samenwerking (WES) van de LOVAH organiseerden voor de Nederlandse deelnemers, werden ideeën uitgewisseld hoe het huisartsenvak aantrekkelijk kan blijven. Een van de oplossingen: zorg voor een flexibelere invulling van de werkweek, zodat het beter aansluit bij de levensloop van de betreffende huisarts. Namens huisartsopleiding Maastricht deelden we in een van de middagsessies onze ervaringen met het aantrekken, binden en boeien van docenten op de huisartsopleiding. In vergelijking met 20 jaar geleden is ons personeelsbestand verjongd, maar tegelijkertijd zien we dat het jongste cohort docenten vaak ook korter in dienst blijft. Waar ‘docent worden’ twintig jaar geleden vooral een optie was aan het eind van iemands huisartsencarrière, zien we nu dat huisartsen een aantal jaren docent zijn en dan weer afscheid nemen, zodat ze zich bijvoorbeeld volledig kunnen wijden aan het opbouwen van hun eigen praktijk en/of een betere werk-privé balans vinden tijdens de drukkere levensfase thuis bij gezinsuitbreiding. Vaak blijven deze voormalig docenten dan wel actief als huisartsopleider en geven ze aan in de toekomst ooit weer een docentenrol op zich te willen nemen. Voor ons belangrijk om deze groep voormalig huisartsdocenten goed in het vizier te houden, want we zien hen in de toekomst graag weer terug. Krapte op de arbeidsmarkt van huisartsenzorgpersoneel is een thema dat speelt in heel Europa; WONCA Europe roept daarom beleidsmakers op om aandacht hiervoor te hebben. Ze deelt enkele ideeën om de werkdruk gelijker te verdelen, meer huisartsen aan te trekken en beter samen te werken.1 Ook duurzaam handelen draagt bij aan de oplossing: ga verspilling tegen en voorkom over-medicaliseren, overdiagnostiek en overmatig voorschrijven van medicijnen. Nadat congresdeelnemers in diverse sessies bewust waren gemaakt van de risico’s van overdiagnostiek en de strategieën van de farmaceutische industrie om winsten te maximaliseren, sprong een marketingcampagne van een farmaceut wel erg in het oog: congresdeelnemers werden zelfs op het toilet ‘genudged’. Had ik ervoor kunnen kiezen om de WC-deur open te laten, zodat ik niet naar de reclame hoefde te kijken? 1 https://www.woncaeurope.org/news/view/shortage-of-europeanprimary-health-care-workforce-the-wonca-europe-statement%C2%A0 26 de WONCA1 Europe 7-10 juni 2023 in Brussel WONCAverslaving DOOR CARLA ROHDE, AIOS JAAR 3 `Het klinkt alsof je naar een gospeloptreden bent geweest` merkt mijn opleider op, als ik verslag uitbreng van de WONCA-congresreis naar Brussel. En ervan uitgaande dat toeschouwers van een gospelkoor over het algemeen met een gevoel van optimisme en saamhorigheid de deur uitstappen, gaat die gelijkenis wel op. Waar ik vooraf vooral uitkeek naar interessante keynotes en contacten met mede-aios bleek het WONCA-congres zoveel meer dan dat. Inhoudelijk waren de workshops en plenaire sessies grotendeels matig, maar de interactie met internationale collega’s doet je beseffen dat we het niet slecht voor elkaar hebben. Zo blijken Belgische huisartsen dankbaar gebruik te maken van onze NHG-richtlijnen, worden collega’s uit Spanje geacht de skills van een SEH arts te bezitten (inclusief het maken van een echo FAST) en is een POH iets waar ze in onze buurlanden enkel van kunnen dromen. Natuurlijk wisten ook de Nederlanders elkaar te vinden, zoals dat gaat het in – het niet zo verre – buitenland. Het jaarlijks terugkerende lunchsymposium, waarvoor alle Nederlandse deelnemers zijn uitgenodigd door de SBOH, was mijn persoonlijk hoogtepunt. Met zo’n tweehonderd huisartsen, 1 WONCA is het acroniem van World Organization of National Colleges, Academies and Academic Associations of General Practitioners/Family Physicians opleiders, aios en aiotho’s werd er een uur lang gediscussieerd over – vaak moeilijke – actuele onderwerpen binnen de huisartsegeneeskunde. En ondanks de meningsverschillen overheerste vooral onderling begrip, optimisme en werkplezier. Mijn idee: regel een livestream volgend jaar, betere reclame voor de huisartsopleiding is er niet! Uiteraard was er een druk sociaal programma in de avonduren, met als klap op de vuurpijl de legendarische ‘Dutch Party’. De 300 gelukkigen die een kaartje wisten te bemachtigen werden getrakteerd op een avond vol hits en glitters én de kans om de dansmoves van onze Zuid-Europese collega’s te bewonderen. Op dezelfde Dutch Party spreek ik een groep Nederlandse huisartsen die naar eigen zeggen WONCA-verslaafd zijn – een verslaving, die ik begrijp. Deelname aan een congresreis is een enorme verrijking van je opleiding (en wordt gefinancierd!). Ik kan iedereen aanraden zo’n kans als deze te benutten. Helaas ben ik over een paar maanden afgestudeerd en kan ik niet meer aansluiten bij de LOVAH congresreis, maar de datum voor de WONCA 20242 in Dublin staat vast in m’n agenda! PS: Voor meer informatie omtrent congresreizen: kijk op www.lovah.nl/werkgroepen/europese-samenwerking 2 25-28 september 2024 27 op één lijn 73
Pagina 28
op één lijn 73 2de uitgave 2023 AIOS - opleiders voetbalwedstrijd ‘Scoren jongens!’ DOOR GASTON PEEK, HUISARTSREPORTER Aldus de tactiekbespreking van de huisartsopleiders in de rust van de jaarlijkse AIOS-opleiders voetbalmatch. In tegenstelling tot 2022 was het een spannende match, met veel inzet van beide partijen (‘op het randje Micha…’), goed voetbal en prachtige doelpunten. Het zomeravondse weer, de strakke grasmat van ‘Wilskracht Doet Zegevieren’ in Bocholtz en de gezellige derde helft met fris pils en heerlijke broodjes gezond (wederom veel dank Huub S.!), maakten de twaalfde editie van dit evenement gedenkwaardig. Het 10-koppig opleiderselftal, met de comeback van enkele gevestigde namen, maar ook met jeugdige nieuwkomer en stormram Arnout van S., begon al voor de wedstrijd met de intimidatie van de AIOS. Of zie het als uiting van zelfvertrouwen (of arrogantie) om voor de wedstrijd al ‘Simply the best’ uit de speaker te laten knallen tijdens het omkleden… De AIOS leken onder de indruk, want al snel stond het 3-0 voor de opleiders. Mede door een sterk blok achterin, gevormd door Koen V. & Sander J., kwamen de AIOS moeilijk tot scoren. Bij balverovering konden de opleiders razendsnel omschakelen door het snelle duo Maikel M. en Micha L. op het middenveld. Beiden bleken ook nog over scorend vermogen te bezitten! De dreiging vanaf de zijkanten kwam van Freek L. en Peter M. En uiteraard was hij daar weer, hangend in de spits, alltime topscoorder Sjoerd H.; hij pikte ook weer zijn doelpunt mee! Maar, het mag geschreven worden, de (partners van) AIOS gaven niet op! Ondanks een onderbezetting in de selectie kwamen ze op wilskracht terug in de wedstrijd. Op het moment dat onze keeper Stephan van den B. meer aandacht had voor de waterfles naast de goal dan voor de bal, werd het vlak voor rust 3-1. Een mentale tegenslag voor de opleiders. In de rust werd het tijdens de bespreking duidelijk: er moest gescoord worden! En zo geschiedde, door een hard schot in de bovenhoek vanaf de voet van Gaston P. werd het 4-1 en was het verzet gebroken. Ook onze keeper herstelde zijn fout door een aantal prachtige reddingen. Zo mochten de opleiders voor de derde keer op een rij de bokaal omhooghouden! Na afloop werden de handen geschud, de gezamenlijke teamfoto werd gemaakt, de muziek zwol aan, het bier vloeide rijkelijk en menig aios heeft zich verzekerd van een werkplek na afronden van de opleiding. Volgend jaar de jubileumeditie van ons 12,5-jarig bestaan. Ik verheug me nu al op het broodje gezond en de afterparty. U komt toch ook? 28 op één lijn 73 Elsje (links) en Marieke (rechts) Equilibre Een ander gesprek DOOR ELSJE KUIJPER, GASTON PEEK EN MARIEKE KOOLS, ORGANISATIE De zon scheen, het beloofde warm te worden. Voor het eerst een zomerse tweedaagse met onze opleiders; het weer werkte in ieder geval al mee. Wederom in Heeze, op ons aller vertrouwde ‘Kapellerput’, waar ze er werk van maken om ook buiten uitnodigende en speelse overlegkansen te creëren. En gespeeld hebben we, want plezier in je werk was het thema. Onder het motto ‘Het managen van je praktijk, de aios en jezelf, hoe leuk is dat!’ gingen we aan de slag met oplossingsgericht werken en praktijkmanagement. Gastspreker Fredrike Bannink, klinisch psycholoog en schrijver van meerdere boeken op dit gebied, wist met haar speelse inslag en boude uitspraken de zaal in de juiste stemming te brengen en te inspireren. Het in duo’s bespreken van je ‘sprankelende moment’ en het uitwisselen van oprechte complimenten, zette de teneur voor de rest van de dag. Oplossingsgericht werken als leidinggevende en als opleider met je aios lijkt een eenvoudig concept, maar is nog niet zo eenvoudig in de uitvoering. ‘Het gaat om de juiste taal, de goede woorden vinden’ zei een opleider in het publiek. En die heb je als gemiddeld mens, die grotendeels focust op wat niet werkt, foutenreductie en probleemanalyse, niet zomaar gevonden. ‘Vinden wat wel werkt en daarvan meer doen’, is het motto van de oplossingsgerichte benadering. In de workshops die volgden werd geoefend met hoe je oplossingsgericht een leergesprek kan voeren en werkten sommige opleiders zich in een spagaat op de Twistermat om hun kwaliteiten zichtbaar te maken. ‘Flexibel’ konden we daar meteen aan toevoegen. De envelopjes met kwaliteiten afkomstig van hun eigen aios gaven een onverwachtse opsteker en een leuke aanleiding om terug in de praktijk met de aios hierover in gesprek te gaan. Voor de nodige inspiratie in de praktijk, kreeg men het boek ‘oplossingsgericht leidinggeven’ cadeau, voor de helft gesponsord door de eigen vereniging, de VHAO-UM. Vanwege het grote animo vorig jaar op onze digitale Urmondscholingsdag, waarin de PROFclass centraal stond, boden we op dag twee onze opleiders een inkijkje in vier van de in totaal zes onderwijsmodules over praktijkmanagement. ‘Visie & Medisch leiderschap’, ‘Kwaliteit & Verandermanagement’, ‘Personeelmanagement’ en ‘Proces & Digitalisering’ passeerden in diverse werkvormen de revue. Zo gingen we bijvoorbeeld speeddaten in de workshop Visie & Medisch leiderschap! Menig opleider schrok van deze term, begon er een beetje onrustig van te worden… Maar in praktijk bleek dit een erg leuke onderwijsvorm om de ideeën over visie op het opleiderschap met elkaar te delen. Het bleek toch inspirerend te werken, daar in de frisse lucht aan de bosrand in Heeze. En dan gaat 1 minuut toch nog (te) snel voorbij! Alvorens we gingen ‘daten’, werd eerst een uitleg gegeven over het ‘visievierluik’. Een handige tool die handvatten kan geven bij het opstellen van een visie; zowel voor de praktijk ten aanzien van het opleider zijn, maar ook je persoonlijke visie. Na dit stukje uitleg, gingen de opleiders in tweetallen brainstormen over hun visie over het opleiderschap. Welke kernwaarden vind je belangrijk, wat zijn je kwaliteiten, wat is je hoger doel en wat is je gewaagd doel (waar wil je naar toe?)? Bij de afronding bleek deze tool, die ook terugkomt in de PROFclass en e-learning van de aios, voor alle opleiders een handig instrument om te gebruiken bij een persoonlijk leergesprek met de aios. We hopen de opbrengst terug te horen op een volgende terugkomdag! De informatie over de PROFclass praktijkmanagement en de workshop en lezing van Fredrike Bannink zijn terug te vinden op de elektronische leeromgeving Canvas. Los van alle inhoud: de Tweedaagse was ook nog eens erg gezellig en de sociale contacten zijn weer goed aangehaald en uitgebreid. Tijdens de zonnige borrel op het terras, tijdens de vele hardlooprondjes van de sportievelingen en tijdens het heerlijke diner in de buitenlucht werden verhalen gedeeld en werd er veel gelachen. Het geboekte avondprogramma, Nederland-Kroatië in de halve finale van de Nations League, viel helaas wat tegen door de teleurstellende uitslag, maar spannend was het wel! Daarover gesproken, mochten er ideeën of wensen zijn voor een mooi avondprogramma in 2024, we horen het graag! Al met al hopen we dat onze opleiders weer een boost hebben gekregen, om met nog meer plezier leiding te geven aan hun medewerkers en zichzelf en zo een positief rolmodel te zijn voor hun aios. En voor hun coassistenten, die we op die manier enthousiasmeren voor het vak, wetend dat het coschap vaak het ‘turning point’ is voor de beroepskeuze van basisartsen. 29
Pagina 30
op één lijn 73 2de uitgave 2023 Weten is eten Xocoatl! DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HAB IN RUSTE Een Azteeks afrodisiacum In Bussum stond tot 1985 de Bensdorp chocoladefabriek, waar volgens geheim procedé de fameuze Brosreep gemaakt werd. Als de wind goed stond dreven de cacaogeuren over de Gooische heide naar Hilversum-Noord, waar ik opgegroeid ben. Die geuren maakten allerlei verlangens los, maar een Brosreep kregen wij kinderen slechts bij uitzondering op zon- en feestdagen. Als je een stukje afbeet, veroorzaakte dat een onvergetelijk mondgevoel, ver uitstijgend boven de simpele smaaksensatie sec. Aan die chocola worden al enige duizenden jaren allerlei prettige en heilzame eigenschappen toegeschreven. Bij de Azteken was het een koningsdrank, die ook geofferd werd aan Xochiquetzal, de godin van de liefde, vanwege de al dan niet suggestieve eigenschappen op dat gebied. Hoe dan ook, haast iedereen lust chocola. De prettige ervaring bij het eten van chocolade komt door de ultieme combinatie van zoet, vet en zout, en een romig en smeltend mondgevoel. Omdat nogal wat mensen er niet tot nauwelijks van af kunnen blijven, wordt wel aangenomen, dat chocola verslavend werkt. Toch is dat niet zo: het bevat stoffen die een bewezen effect op de hersenen hebben zoals de neurotransmitters β-fenylethylamine, dopamine, serotonine en endorfine, de stoffen cafeïne, theobromine en anandamide, een stof die verwant is aan THC (de werkzame component van cannabis). Die komen echter in een dusdanig kleine concentratie voor, dat een gemiddeld mens vele tientallen kilo's pure chocolade zou moeten eten om ook maar het geringste effect te ervaren. Maar nu de hamvraag: heeft chocola ook positieve effecten op de lichamelijke gezondheid? In principe zou het risico op het ontstaan van cardiovasculaire aandoeningen verminderd moeten worden, omdat chocola rijk is aan flavanolen, behorend tot de anti-oxidante flavonoïden. Dit is in 2004 en enkele jaren later nog eens onderzocht door prof. dr. Oscar Franco, nu hoogleraar Publieke gezondheid aan het UMC Utrecht. Hij concludeerde, dat chocolade-eters ongeveer een derde minder risico liepen op cardio-vasculaire 30 aandoeningen dan mensen die geen chocola aten, maar met de belangrijke kanttekening: dit was geen bewijs dat cacao goed is voor hart en bloedvaten. Hij heeft geen verder onderzoek gedaan, omdat hij zelf te veel van chocola houdt om onbevooroordeeld onderzoek te kunnen doen. En verder sprak hij de wijze woorden: „Het is moeilijk om gezondheidseffecten aan afzonderlijke elementen toe te wijzen. Je moet kijken naar een combinatie van factoren, naar de totale ervaring.” Je hele voedingspatroon, je leefstijl en hoe jouw lichaam reageert zijn vele malen bepalender dan wat flavanolen hier en wat omega3-vetzuren daar. En als er al gezondheidseffecten zijn, worden die snel tenietgedaan door waar chocola vooral uit bestaat: suiker en vet. Neem een doorsnee melkchocola-karamel-zeezoutreep uit de supermarkt. Meer dan de helft is suiker, een derde is vet. Laten we dus maar vanuit puur hedonistische aandrang van het Azteekse goedje blijven genieten. Eén van de manieren om daar een extra dimensie aan toe te voegen, is in de vorm van een ouderwetse mousse aux chocolat als dessert. Geen schuldgevoel over de slagroom en de poedersuiker: de chocola bevat 72% cacao, dus veel flavanolen! En tijdens het opstijven in de koelkast kunt u zich wellicht even met het volgende terzijde bezighouden: Tjoklat (Maleis voor xocoatl) camée-pastilles werden verkocht in zo’n mooi blik met daarop een knielende Indische dame die een schaal cacaobonen presenteert. Een nogal koloniaal relict, maar het merk bestaat nog steeds. Als je dat blikje omdraait, en de schaal en het hoofd van de dame afdekt, verschijnt er een andere dame die al zittend haar nachthemd uittrekt. Dit scabreuze weetje werd mij in andere tijden met een knipoog geopenbaard door mijn vader sommige dingen beklijven een leven lang Maar…wellicht toch een subtiele verwijzing naar de Azteekse liefdesgodin Xochiquetzal! Laat u de chocolademousse dus extra smaken! Hier het recept. 2de uitgave 2023 Ingrediënten: 3 Eieren 150 gram Pure chocolade, 72% of zelfs 85% 1/2 liter Slagroom akjes Vanillesuiker 1 eetlepel Poedersuiker Bereiding: Zorg dat alles klaar staat wanneer je de ingrediënten bij elkaar gaat voegen en dat je in één keer door kunt werken. Hiervoor moeten de slagroom en de eieren geklopt klaar staan wanneer de chocolade helemaal gesmolten is. 1. Splits de eieren. Doe de eiwitten in een goed ontvette kom. Bewaar de dooiers in een aparte kom. Tip: splits de eieren boven een apart klein schaaltje, zodat als je per ongeluk een ei verkeerd breekt, niet alles hoeft weg te gooien. 2. Breek de chocola in stukjes en doe deze in een klein pannetje of metalen schaal. Zet deze schaal in een de pan met water en smelt de chocolade au bain-marie. Voor de echte hedonist een eetlepel cognac erbij. 3. Wanneer alle chocola gesmolten is, kun je de mousse maken door alle ingrediënten bij elkaar te voegen. Werk dan snel achter elkaar door! Bereid eerst de volgende stappen voor. 4. Doe een zakje vanillesuiker bij de slagroom en klop de slagroom iets steviger dan lobbig. 5. Maak de mixer schoon (ontvetten) en klop nu de eiwitten tot deze goed stijf zijn. 6. Maak de mixer opnieuw schoon en doe het tweede zakje vanillesuiker en de poedersuiker bij de dooiers. Klop deze tot een gladde massa, neem hier je tijd voor. 7. Giet de gesmolten chocolade bij de geklopte slagroom. Roer goed om. Voeg daarna de opgeklopte dooiers erbij en roer opnieuw goed door. 8. Doe uiteindelijk het opgeklopte eiwit bij de rest. Sla de eiwitten met een spatel door het mengsel. Let op: niet roeren of mixen, maar maak een slaande beweging met een spatel. Zo voorkom je dat de eiwitten hun luchtigheid verliezen. Zet het mengsel nu zo'n twee uur koud (koelkast) om op te stijven. 31 op één lijn 73
Op één lijn 72

Op één lijn 72


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2600 exemplaren Hoofd-/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Jeroen Smeets, Eefje de Bont, Lisette Verheijen, Hendrik-jan Vunderink en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, SO’s in Limburg, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Deadline volgend nummer 16 juni 2023 Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University UM-230019 Fotografie Pagina 5 rechtsboven: MSV Pulse Pagina 15: Philip Driessen Pagina 16 en 17: Harry Heuts Pagina 20: Philip Driessen Pagina 21 rechtsboven: Loraine Bodewes Pagina 21 rechtsonder: John Peters Copyright © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Kaft De kaft is deze keer gegenereerd op basis van software op de computer van de vaste grafisch vormgever van ons blad. Ai ai of vaker doen? Onderzoek Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals WESP-en Sharona Hendrix en Liz van Loon, Ziektelastmeter artrose Karin Flipsen, Implementatie van de Gecombineerde Leefstijlinterventie Esmée Vaes, Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen bij COPD én hartfalen Puck Hoitinga, Uriscreen Dennis van der Lugt, Patiëntervaring rondom het E-meedenkconsult Nova-Lee Unshelm, Uitdagingen van de behandeling van malnutritie OOK en de Witte Raven – Paul Höppener Opleiding Ouderengeneeskunde Trots – Mariëlle van der Velden De allereerste diplomauitreiking – Babette Doorn 8 12 12 13 13 14 14 15 15 17 Missie is geslaagd als aios ervaren dat wetenschap leuk en verrijkend is – Daisy Janssen 18 Over de grens – Kim van de Kant 20 Huisartsopleiding Uit het hoofd. Landelijke samenwerking – Matthijs Limpens Made in Maastricht en Eindhoven – afgestudeerde huisartsen Equilibre. Rubriek voor huisartsopleiders – Elsje Kuijper en Marieke Kools Column: Autonomie – Jeroen Smeets Impressie Interstavendag – Priska Israel Weten is eten. Ik heb wat op m’n lever – Hendrik-Jan Vunderink Moreel dilemma. NIPT-test – Nathalie Notermans GSConsult onderzoek – Sanne Sanavro Boekje Kinderen met Koorts – Eefje de Bont 21 22 24 25 26 28 29 31 31 Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Onderwijs Clinicus van het jaar – redactie Kaderopleiding Hart – en Vaatziekten Stellen zich voor Pien van der Meijs, huisartsbegeleider locatie Eindhoven Roel Smeijsters, huisartsbegeleider Maastricht Anneke van Duivendijk, managementassistent CaRe Paddy Hinssen, onderzoeksmedewerker/medewerker studentzaken Joanna Houtermans, vakgroepsecretaresse Karin van Selm, GW-docent huisartsopleiding Maastricht Loes Engels, AIOTHO 3 Van de voorzitter: Onderzoek van onderwijs in huisartsgeneeskunde perspectief – Jean Muris 4 5 5 6 6 6 6 7 7 7 2 Van de redactie Ai ai Inderdaad, met een kleine i. Biologische domheid. Hoe dat nu weer? Voor het eerst sinds lange tijd dachten we weer eens een voorjaarsnummer uit te brengen en de frequentie opnieuw op 3 keer per jaar te zetten. Maar veel schrijvers hebben stress. Ze schrijven hun stukjes namelijk zelf. Er wordt flink gechat met de redactie. Beter gezegd: gebedeld om uitstel van deadline of editie. Van uitstel komt niet altijd afstel, dus ik vind dat meestal wel prima. Zo moest u de vorige keer de ‘Bruikbare Wetenschap’ van Jochen Cals missen. Zijn project ‘Digitalisering in de huisartsenzorg’ en ander onderzoekswerk gingen voor, net als de patiëntenzorg. En wie zijn collega’s goed kent, weet ook, wanneer je vooral niet moet pushen. Het zijn immers echte mensen. Voor dit nummer had hij zijn vaste artikel aan mij beloofd. Daarna volgt dan een paar keer de vraag wanneer de ‘echte keiharde’ deadline is… Over pushen gesproken! En wat krijg je als al heel lang collega’s bent? Inderdaad, je wordt besmet met dezelfde op-één-lijn-zit-virus. Ik kon enkele alinea’s van mijn eigen stuk schrappen... Ai ai. Maar niet getreurd, we hebben weer leuke artikelen om de lente mee door te komen. Huisartsopleiding Nederland heeft een landelijke onderzoeksagenda laat vakgroepvoorzitter Jean Muris weten. Verder de uitreiking van de prijzen voor beste clinici van het jaar waarbij Ester Klaassen en Nicole HaselagerWolfs op de gevoelige plaat werden vastgelegd. Winnaar van de studentenprijs voor beste werkplekbegeleider coschap Huisartsgeneeskunde, Wouter Bekhuis, was helaas niet fysiek bij de uitreiking aanwezig. Verder weer, bijna standaard, veel nieuwe collega’s die zich voorstellen. Good old Paul Höppener zette in zijn rubriek ‘OOK’ óók de digitale dokter aan het werk. Viraal gaan mag weer! Zeven WESP-en lukte het om een kort verslag over de wetenschapsstage bij HAG in te leveren. Feest bij de opleiding Ouderengeneeskunde: de cyclus van de driejarige opleiding staat als een huis. De eerste twee Specialisten zijn afgestudeerd en we hadden feest. Ja, we inderdaad, want ik ben net als ons hoofd Mariëlle van der Velden-Daamen trots op ‘onze’ opleiding. Het feest van hoogleraar Ouderengeneeskunde Daisy Janssen vond plaats in december. Gelukkig hadden we de foto’s nog en konden we nu terugblikken op die mooie dag. En vooruitblikken, door acht vragen te stellen over haar relatie met de opleiding. Kim van de Kant, onafhankelijk vertrouwenspersoon MUMC+ Academie, gaat letterlijk over de grens. In dit nummer overbrugt zij namelijk het deel van de opleiding Ouderengeneeskunde en de Huisartsopleiding. Sinds kort is Kim eveneens de onafhankelijke vertrouwenspersoon van de Huisartsopleiding Maastricht. Intern zitten we mooi weer… op één lijn. Hoofd Matthijs Limpens beschrijft de landelijke lijn, de prettige samenwerking die er heerst. En wat te denken van vijf diploma-uitreikingen van huisartsen? Heerlijk al die feestelijkheden! Als vanouds: Equilibre, de rubriek voor huisartsopleiders. Elsje Kuijper stelt zich voor als nieuwe coördinator. Op de HAO-terugkomdag in Urmond zien we daar de usual suspects Cals en Höppener voorbijkomen. Zouden het toch chatbots zijn? En als ik iemand qua gedrag wel vind lijken op een ChatGP gezien zijn snelheid, hyperactiviteit en intelligentie, dan is het wel Jeroen Smeets. Des te mooier is het om een artikel van hem te lezen waarin hij over een oudere patiënt van hem schrijft, waaruit blijkt, dat dit contact echt nooit te behalen valt met een digitale dokter. Huisartsdocent Priska Israel bezocht de Interstavendag van de Huisartsopleiding en leverde een puik stukje schrijfwerk af bij de redactie. Ze vermeldt enkele websites met leesvoer. Tip: bezoek dit blad op de digitale leesplank1 op onze website en u kunt meteen doorklikken. Hendrik-Jan Vunderink, HAB in ruste, klom graag even in zijn toetsenbord. Als ik al geen zin had in een trip naar het Spaanse binnenland, dan krijg ik het nu wel. Tot slot, NIPT, een ‘Moreel Dilemma’ van Nathalie Notermans in ‘Autonomie: kiezen is verliezen’. Op de laatste pagina konden we nog net de laatste oproep voor aios aan het onderzoek GPConsult kwijt. En omdat papier geduldig is: het boekje ‘Mijn kind heeft koorts’, van onze eigen babbeldokter Eefje de Bont, is weer te bestellen in een bladerbare variant. Vergeet het chatten maar en praat met elkaar, Babette Doorn 1 https://www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/over-ons/op-één-lijn 3 op één lijn 72
Pagina 4
op één lijn 72 1 ste uitgave 2023 Van de voorzitter Onderzoek van onderwijs in huisartsgeneeskunde perspectief DOOR JEAN MURIS, VAKGROEPVOORZITTER Het toekomstbestendig opleiden van nieuwe generaties huisartsen vereist kennis over de juiste dingen op de goede manier leren. Om gefundeerd de opleiding tot huisarts te blijven verbeteren, hebben onderzoekers van de vakgroepen Huisartsgeneeskunde de handen ineengeslagen. Er ligt nu een gezamenlijke onderzoeksagenda1 die het onderzoek naar leren & opleiden verbindt. Huisartsen worden al 50 jaar lang opgeleid als specialist Huisartsgeneeskunde bij een van de acht huisartsopleidingen. De manier van opleiden bewoog in de loop van de jaren mee met de tijdgeest, maar behield in essentie wel de opzet van de opleiding. De snelle veranderingen binnen de jongere generaties, de samenleving en de zorg, vragen om een kritische blik op hoe je de juiste dingen op de goede manier leert. De opleidingsinstituten willen de opleiding gefundeerd verder ontwikkelen en verbeteren. Voor de huisarts van morgen, die een leven lang leert en die een duidelijke rol in het zorgnetwerk heeft. De opleidingsinstituten hebben daarom in hun strategische agenda de ambitie vastgelegd om meer verbinding en gezamenlijkheid te brengen in het wetenschappelijk onderzoek naar leren & opleiden. De onderzoeksagenda is ontwikkeld om samenwerking tussen onderzoekers van de acht huisartsopleidingen te faciliteren en te komen tot onderzoeksgebieden. Met behulp van de Q-sort-methode zijn vijf concrete onderzoeksgebieden/contexten geformuleerd. Met deze open methode kon concurrentie tussen geijkte of individuele voorkeursgebieden worden voorkomen. 1 https://un-h.nl/gezamenlijk-onderzoek-naar-leren-opleiden-in-dehuisartsgeneeskunde/ De verschillende contexten zijn: • de academische huisarts • de maatschappelijk betrokken huisarts • een specifieke identiteit van de huisarts • de huisarts als ondernemer • een theoretisch fundament voor leerprocessen. De onderzoeksagenda maakt het mogelijk om onderzoek te doen als groep. Samenwerking tussen de huisartsopleidingen kan nu zowel inhoudelijk als procedureel beter verlopen. Zo wordt de onderzoeksexpertise verbreed en vergroot. Dat levert relevant onderzoek op van goede kwaliteit en met impact op goede huisartsgeneeskundige zorg in de toekomst. De volgende stappen Op basis van deze onderzoeksagenda voor de komende vijf jaar, werken de opleidingsinstituten samen aan het verwerven van structurele financiering. In juni dit jaar gaan de instituten gezamenlijk 4 onderzoeksvoorstellen indienen bij ZonMw. ZonMw doet de onafhankelijke kwaliteitsbeoordeling van de voorstellen door middel van een referentensysteem uit binnenen buitenland. Maastricht zal voor deze eerste ronde optrekken met Amsterdam. Het concurrentiemodel wordt langzaamaan een coöperatiemodel. Een duidelijke noodzaak in dit kikkerlandje 4 Uitreiking prijzen Clinicus van het jaar verkiezing DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE De genomineerde huisartsen Ester Klaassen en Nicole Haselager-Wolfs (winnaar Wouter Bekhuis kon niet bij de uitreiking zijn) Net als voorgaande jaren organiseerde de Mastercommissie van Pulse de ‘Clinicus van het jaar verkiezing’. De laatste verkiezing was die over het jaar 2021-2022. De uitreiking was op 16 februari 2023. In de categorie beste werkplekbegeleider van het coschap Huisartsgeneeskunde werd tot winnaar uitgeroepen: Wouter Bekkers van Huisartsenpraktijk ‘t Heelhuis te Helmond. De studenten zeiden over deze opleider en werkplek het volgende: • Fijn dat er geregeld wordt gevraagd hoe het gaat • Veel zelfstandigheid in patiënten zien en kleine chirurgische ingrepen doen, super leerzaam • Begeleider luistert goed naar voorgestelde beleid en legt uit wanneer het niet klopt en waarom het anders is • Geeft structuur van de dag aan, zodat je weet wat je te wachten staat • Leuk om terugkoppeling van patiënten te horen die bijvoorbeeld zijn doorverwezen • Eigen kamer, met eigen spreekuur. Fijne begeleiding, goed team waarin je terecht komt. De scores bij het coschap Huisartsgeneeskunde zijn sowieso erg hoog. Ook horen wij altijd de enthousiaste verhalen van co’s bij elk eindsymposium van de groepen op de Universiteit Maastricht. De coassistenten mogen veel zelf doen, krijgen goede feedback en begeleiding en krijgen door hun huisartsstage veel zelfvertrouwen. Dank aan alle opleiders! Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten Start nieuwe groep in september 2023 DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE In de vorige editie kon u lezen dat er weer een groep van 13 kaderhuisartsen Hart- en Vaatziekten was afgestudeerd. Inmiddels is cursuscoördinator Robert Willemsen, die eerder Yvonne van Leeuwen opvolgde, gestopt met deze rol. Hij heeft deze taak overgedragen aan collega kaderhuisarts Andrew Oostindjer. Het opleiden van deze kaderhuisartsen is nog steeds hard nodig. Daarom start er in september 2023 weer een nieuwe groep die de tweejaarlijkse scholing gaat doorlopen. Er zijn nog plekken vrij, dus meld u aan bij a.oostindjer@maastrichtuniversity.nl. Informatie is te lezen op: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/nascholing/ kaderopleiding-hart-en-vaatziekten/ 5 op één lijn 72
Pagina 6
op één lijn 72 1 ste uitgave 2023 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Pien van der Meijs huisartsbegeleider locatie Eindhoven Mijn naam is Pien van der Meijs, 34 jaar en sinds 4 jaar woon ik in het mooie Breda, samen met mijn vriend en mijn zoontje van 3. Oorspronkelijk geboren en getogen in de Achterhoek, maar met Brabantse roots, wat maakt dat ik me zeker thuis voel in het gezellige zuiden. Sinds half november ben ik werkzaam als huisarts-docent op de locatie Eindhoven. Daarnaast werk ik 2 dagen als waarnemer in een huisartsenpraktijk in Breda. Onderwijs heeft me altijd getrokken en ik ben dan ook blij dat ik de keuze heb gemaakt om hiermee iets te gaan doen. De afwisseling met de dagpraktijk vind ik leuk en leerzaam. Daarnaast houdt het me zelf ook scherp. In mijn vrije tijd doe ik graag aan bootcamp, spendeer ik tijd met mijn gezin of spreek ik af met vrienden. Roel Smeijsters Huisartsbegeleider Ik ben Roel Smeijsters en huisarts sinds 2002. Mijn opleiding heb ik in Groningen en Nijmegen genoten. Na een aantal jaren als waarnemend huisarts ben ik sinds 2008 werkzaam in praktijk ‘Huisartsen Hartje Dorp’ in Munstergeleen, waar we al meerdere jaren werken volgens de principes van Meer Tijd Voor De Patiënt en positieve gezondheid. Mijn speciale interesses gaan uit naar kindergeneeskunde, psychosociale hulpverlening, palliatieve zorg en voeding. Ik vind het een leuke uitdaging om mijn kennis en ervaring over te dragen en mee te helpen bij de opleiding van huisartsen en ben naast huisartsbegeleider (hab) ook huisartsopleider. Mijn hobby’s zijn wandelen en tennis. Ik ben getrouwd met Carolien en we hebben twee dochters. 6 Anneke van Duivendijk Managementassistent Research School CaRe Mijn naam is Anneke van Duivendijk en ik ben sinds begin januari 2023 werkzaam als managementassistent op het secretariaat van Prof. Onno van Schayck en op het secretariaat van de Research School CaRe. Mijn achtergrond is van een heel andere aard dan mijn huidige functie doet vermoeden. Ik ben opgeleid als kunsthistorica in de middeleeuwse kunst, afgestudeerd aan de VU in Amsterdam. Na mijn afstuderen liet ik de kunstgeschiedenis achter me en was ik ruim 20 jaar werkzaam als projectmanager voor diverse commerciële bedrijven. Omdat ik het dienstverlenende en secretariële karakter van het projectmanagement altijd het leukst vond besloot ik onlangs een carrièreswitch te maken naar managementassistent. Ik woon in het centrum van Maastricht met mijn zoon Alexander van 10. In 2009 ben ik, na 20 jaar in Amsterdam gewoond te hebben, naar Zuid-Limburg verhuisd. In mijn vrije tijd wandel ik graag met mijn vriend en zoon door het heuvelland. Ook maak ik zelf sieraden, een inmiddels uit de hand gelopen hobby. Paddy Hinssen Onderzoeksmedewerker/medewerker studentzaken Mijn naam is Paddy Hinssen. Dit jaar ben ik 25 jaar in dienst bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde, voor mij een goede reden om een nieuwe uitdaging aan te gaan. Per 1 maart a.s. zal ik mijn huidige baan als onderzoeksmedewerker gaan combineren met werkzaamheden voor het coschap huisartsgeneeskunde als medewerker studentzaken. Ik zal samen met Denise van den Booren de werkzaamheden overnemen van Marlies Noevers die per 1 juni met pensioen gaat en waarvan ik tot die tijd zoveel mogelijk hoop te leren. 1 ste uitgave 2023 Ik kijk ernaar uit om binnen de groep waar ik mij al 25 jaar thuis voel weer nieuwe uitdagingen aan te gaan en nauwer samen te werken met nieuwe, oude (gevaarlijke woordkeuze…) collega’s! Ik woon samen met mijn man en kinderen in Cadier en Keer. In mijn vrije tijd doe ik aan fitness, lees ik graag een goed boek en bezoek ik zo vaak dat kan mijn geliefde Spanje. Joanna Houtermans Vakgroepsecretaresse Mijn naam is Joanna en ik ben in januari begonnen als vakgroepsecretaresse Huisartsgeneeskunde. In deze uitdaging ga ik samen met Joyce de Loë het secretariaat van de vakgroep HAG verder ontwikkelen, iets waar ik enorm veel zin in heb. Ik ben afgestudeerd als Officemanager bij Schoevers Hogeschool en heb daarna diverse functies bekleed, eerst buiten de UM en later binnen, waar ik veel van heb geleerd. In mijn laatste functie was ik onderzoeksprogrammasecretaresse bij Ageing and Longterm Care (ALTC) en de Academische Werkplaats Ouderenzorg Limburg (AWO-L), onderdeel van vakgroep Health Services Research (HSR), waar ik de afgelopen 8 jaar met veel plezier heb gewerkt. Samen met m’n gezin, mijn man Martijn en onze twee dochters Aurelia van 12 jaar en Valeria van 15 jaar, wonen we in Gellik (Lanaken), net over de grens bij Maastricht. Daar wonen we op steenworp afstand van het bos en naast de manege, waar ook ons lief huisdier staat, Lizzy. Nee, zelf rij ik geen paard, maar de meisjes wel en bij goed weer vind je ons ook geregeld in het bos voor een wandeling. Ik kijk uit naar een fijne samenwerking met iedereen in de vakgroep. Tot ziens in de wandelgangen. Karin van Selm GW-docent huisartsopleiding Mijn naam is Karin van Selm, GZ-psycholoog en per 1 december gestart als GW/docent aan de Huisartsopleiding, in het blok Acute Zorg van jaar 2. Na mijn studie Sociale- en Organisatiepsychologie in Groningen startte ik in 1995 als trainer en arbeids- en organisatie psycholoog. In 2005 ging ik in opleiding tot GZ-psycholoog en ben sinds 2007 als zodanig werkzaam. Op verschillende plekken deed ik ervaring op. Zo werkte ik lange tijd binnen het Specialisme voor behandelprogramma Depressie en een aantal jaren in de Basis GGZ. Ik heb Loes Engels AIOTHO Huisartsgeneeskunde Mijn naam is Loes Engels, 26 jaar en ben per 1 november gestart als AIOTHO binnen de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. Ik begin met een periode van onderzoek en zal dit per september 2023 gaan combineren met de opleiding tot huisarts. De komende jaren zal ik mij gaan bezighouden met onderzoek naar medicatie-reviews bij patiënten met polyfarmacie in de huisartsenpraktijk, de huidige richtlijnen en de ervaren barrières rondom de implementatie hiervan, dit onder begeleiding van Jesse Janssen. Ik heb gestudeerd en gewoond in Maastricht, nadat ik het nest bij mijn ouders in Helden verlaten heb. Ik volgde eerst de bachelor Gezondheidswetenschappen om daarna in 2021 de master Arts-Klinisch Onderzoeker af te ronden. Na mijn afstuderen ben ik gaan samenwonen in Roosteren. Daarna heb ik gewerkt als basisarts bij Interne geneeskunde, MDL en Klinische Geriatrie en vervolgens nog kort als basisarts in het verpleeghuis, beiden binnen Zuyderland. In deze periode heb ik mezelf kunnen ontwikkelen tot de arts die ik nu ben, maar ik heb stiekem altijd geweten dat huisarts worden mijn grootste droom was. Mijn vrije tijd besteed ik graag met familie en vrienden. Een hapje en een drankje, een weekendje weg of gewoon een goed gesprek. Daarnaast kan ik ook genieten van een mooie wandeling. Ik kijk uit naar een fijne tijd binnen de vakgroep! mij, onder andere, ontwikkeld tot Interpersoonlijke PsychoTherapeut (IPT) en tot supervisor. Sinds 2018 ben ik als GZ-psycholoog werkzaam in een aantal huisartspraktijken in Hoensbroek, waardoor ik het beroep huisarts en de dynamiek in de praktijk van dichtbij heb leren kennen. De professionele houding die van een huisarts wordt gevraagd, de brede medische kennis, het samenwerken met andere disciplines en de betrokkenheid bij de patiënt in diens woonomgeving, maken het vak huisarts tot een uniek beroep. Ik vind het boeiend om een steentje te mogen bijdragen aan de opleiding van huisartsen, de benodigde competenties te helpen versterken. Wat kan ik nog meer vertellen over mezelf? Ik ben 51 jaar, moeder van drie zoons (studerend en in de tienerleeftijd) en ik heb een relatie. Het lijkt me leuk jullie te ontmoeten! 7 op één lijn 72
Pagina 8
op één lijn 72 H P 1 ste uitgave 2023 E Bruikbare Wetenschap Chatten met je huisarts? R DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN HOOGLERAAR EFFECTIEVE DIAGNOSTIEK IN DE HUISARTSGENEESKUNDE Bruikbare wetenschap is een selectie van wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Huisarts & Digitale zorg we wat bruikbare wetenschap voor de huisarts inhoudt en waarom het belangrijk is. We laten zien hoe het toepassen van deze wetenschap kan bijdragen aan betere zorg voor patiënten en hoe huisartsen deze kennis kunnen integreren in hun dagelijkse praktijk.’ Huisarts & Diagnostiek Samen Beslissen & interprofessioneel samenwerken U zult begrijpen dat ChatGPT ook uitdagingen gaat bieden voor tekstschrijvers en wetenschappers. Ik heb PubMed even voor u doorzocht op de toepassingen hiervan in de huisartsgeneeskunde en vond nog geen hits, maar ook de eerste wetenschappelijke studies zullen niet lang op zich laten wachten. Voordat u denkt dat u nu een artikel van een chatbot leest; het resterende stuk is gewoon met twee handen getypt. Wél stel ik de digitale coassistent Chat-GPT af en toe een vraag en geef ik het antwoord integraal aan u door. Innovatieve trials in de huisartsgeneeskunde De speerpunten van de vakgroep huisartsgeneeskunde zijn Huisarts & Diagnostiek, Huisarts & Digitale Zorg, Samen Beslissen & Interprofessioneel Samenwerken en Innovatie trials in de huisartsgeneeskunde. Chat to your GP? U zult het niet gemist hebben: de komst van ChatGPT. Ik vraag me net als u af, wat dit soort AI-toepassingen voor verschil gaan maken in de spreekkamer. Bij het tikken van dit stuk vroeg ik hem/haar/het eens het volgende: Bruikbare wetenschap voor de huisarts. Wat is dat? En welke introductie zou je schrijven voor een artikel hierover voor college huisartsen? Ik kreeg binnen 3 seconden het volgende terug: ‘Bruikbare wetenschap voor de huisarts is wetenschappelijk onderzoek dat direct relevant is voor de dagelijkse praktijk van een huisarts. Dit soort onderzoek geeft de huisarts praktische inzichten en informatie die kunnen worden toegepast bij het maken van diagnostische, therapeutische en preventieve beslissingen. Een introductie voor een artikel over bruikbare wetenschap voor collega huisartsen zou als volgt kunnen zijn: Als huisarts is het belangrijk om op de hoogte te blijven van wetenschappelijke ontwikkelingen die relevant zijn voor de dagelijkse praktijk. Deze ontwikkelingen kunnen helpen bij het maken van betere beslissingen voor patiënten en het verbeteren van de kwaliteit van zorg. In dit artikel bespreken 8 Hoger of lager? Bloeddrukmetingen doen we in alle soorten en maten tegenwoordig; van handmatig tot automatisch en van puntmetingen tot 30-minuten of 24-uurs opnames. Meet u beide armen? Een internationaal team van onderzoekers, waaronder collega Jelle Stoffers, keken naar de bewijskracht achter het oude adagium dat je altijd de hoogste waarde van beide armen moet nemen. Daartoe gooiden ze een grote reeks aan internationale studies op een hoop en ze keken hoe goed de betreffende waardes overeenkwamen met het uiteindelijke echte risico van de patiënt. De resultaten van ruim 53.000 patiënten waren duidelijk: de hogere bloeddrukwaarde voorspelt cardiovasculaire events en mortaliteit beter. Niet geheel verrassend, maar goed om te weten. Ik moet toegeven dat ik altijd de kant neem die ik zittend op mijn bureau het makkelijkst kan bereiken. Wellicht valt dat toch eens te herzien. Vraag aan Chat-GPT: Welke bloeddrukwaarde moet je aanhouden als je de bloeddruk aan beide armen meet? Antwoord: Over het algemeen wordt aanbevolen om de bloeddruk aan beide armen te meten en de arm te kiezen met de hoogste gemeten waarde voor verdere metingen. Er is geen specifieke bloeddrukwaarde die moet worden aangehouden bij het meten van de bloeddruk aan beide armen, maar het is belangrijk om consistent te zijn bij het kiezen van de arm voor verdere metingen. Het meten van de bloeddruk aan beide armen kan helpen bij het opsporen van unilaterale (eenzijdige) arteriële afwijkingen, die kunnen worden geassocieerd met bepaalde aandoeningen zoals atherosclerose, coarctatie van de aorta en perifere arteriële ziekte. Als er een groot verschil is tussen de bloeddrukmetingen in beide armen (meestal meer B N C R N E R U E T S I S K K B D A M N E A W T E E S S R C S H U A I A T T G H E A U I 1 ste uitgave 2023 dan 20 mmHg verschil in systolische bloeddruk), kan het nodig zijn om verder onderzoek te doen om te bepalen of er een onderliggende medische aandoening aanwezig is. Impact van COVID-19 op chronisch zieken Promovendus Jeroen Gruiskens interviewde patiënten met de chronische ziekten hartfalen en/of COPD om te zien welke psychosociale impact de COVID-19 pandemie inclusief alle maatregelen op deze groep had. Uit het onderzoek kwamen drie samenvattende dimensies naar boven waarin de COVID-19 pandemie een negatieve invloed had op de psychosociale gezondheid van patiënten met een chronische ziekte: (1) de mate waarin de patiënt zich kwetsbaar voelde voor COVID-19 en door de chronische ziekte, (2) de invloed van gezondheidsbeleid inclusief alle maatregelen en (3) een disbalans tussen vraag en aanbod van gezondheidszorg. In deze dimensies bleek de impact van de COVID-19-crisis een negatief effect te hebben op het psychosociaal welzijn, verergerd door nationale strategieën om de pandemie te beheersen en een verstoring van de chronische zorg voor patiënten. Let wel, dit waren dus patiënten die niet werden geïnterviewd omdat ze COVID-19 hadden gehad. Hetzelfde team leidt momenteel wel een project waarbij persoonsgerichte integrale nazorg voor patiënten met langdurige klachten na COVID-19 wordt geëvalueerd. In dit PINCOR-project wordt nauw samengewerkt met onder andere revalidatiegeneeskunde. Mocht u met uw praktijk interesse hebben om deel te nemen dan kan dat zeker nog: https://www.maastrichtuniversity.nl/nl/onderzoek/pincor-1. De terugkeer van (andere) infecties Na een lange periode van coronadrukte en andere-infectieluwte, werd afgelopen jaar ons geheugen weer opgefrist met een breed scala aan infecties in de spreekkamers. Hierbij moesten we telkens weer afgewogen beslissingen maken over het al dan niet behandelen met antibiotica. Manon Janssen bestudeerde onder begeleiding van huisartsonderzoeker Eefje de Bont de Research Network Family Medicine database. Zij bekeek de data van vijf jaar antibioticavoorschriften voordat de COVID-19 pandemie toesloeg. In de gegevens van maar liefst 800.000 patiëntjaren vond ze dat de antibioticavoorschriften in die periode voor de categorie patiënten boven de 65 jaar toenam, terwijl patiënten jonger dan 65 iets minder vaak antibiotica kregen. Ze keek ook naar de keuze voor welk antibioticum. Mannen, patiënten ouder dan 80 jaar, en met comedicatie kregen vaker middelen die niet eerste of tweede keuze zijn volgens de NHG Standaarden. Het gebruik van de zogeheten niet-aangewezen middelen nam wel af over de tijd overigens. Het is een fraaie studie met handvatten waar je in FTO-bijeenkomsten op praktijkniveau aardig naar zou kunnen kijken. Ondertussen keek promovendus Stefan Cox in een systematic review welke interventies het beste werken als je antibioticavoorschriften voor urineweginfecties wilt beïnvloeden. Hij bekeek daartoe alle internationale literatuur en daaruit bleek dat met name interventies met meerdere componenten het meest succesvol zijn. Die componenten zijn bijvoorbeeld spiegelcijfers met dan ook (FTO-)bijeenkomsten om de cijfers te duiden. Wellicht ben ik cynisch als ik stel dat het tegenwoordig vooral al fijn is als je eerste of tweede keuze antibioticum überhaupt leverbaar is. Ik leerde recent dat de KNMP er een heuse website voor heeft gemaakt: Farmanco; Dé website voor alle geneesmiddelen tekorten. Van die slogan krijg je toch hoofdpijn. Is paracetamol wel leverbaar? Vaardig in communicatie(vaardigheden) Michelle Verheijden is een van onze aiotho’s. De groep aiotho’s, die naast de huisartsopleiding ook promotieonderzoek doet, groeit weer. Michelle publiceerde een van haar eerste projecten meteen in het prestigieuze tijdschrift Medical Education. Ze deed kwalitatief onderzoek naar de kenmerken van ‘skilled communication’; iets anders dan ‘communication skills’. Het artikel geeft dit verschil in de Engelse taal fraai aan, maar ik vond het best lastig om de goede Nederlandse termen voor jullie te vinden. Zou onze digitale coassistent kunnen helpen? Vraag aan Chat-GPT: leg in het Nederlands het verschil uit tussen ‘communication skills’ en ‘skilled communication’. Antwoord: ‘Communication skills’ en ‘skilled communication’ zijn twee termen die vaak worden gebruikt in de context van communicatie en interactie tussen mensen, maar er is wel een subtiel verschil tussen beide. ‘Communication skills’ (communicatieve vaardigheden) verwijst naar de verschillende vaardigheden die betrokken zijn bij het communiceren met anderen. Dit omvat het vermogen om effectief te luisteren, helder te spreken, non-verbale communicatie te begrijpen en gebruiken, feedback te geven en te ontvangen, empathie te tonen en conflicten op te lossen. ‘Skilled communication’ (vaardige communicatie) is daarentegen een bredere term die niet alleen de individuele communicatieve vaardigheden omvat, maar ook de manier waarop deze vaardigheden kunnen worden geïntegreerd en aangepast aan verschillende communicatiesituaties. Skilled communication gaat over het begrijpen van de context waarin communicatie plaatsvindt, het aanpassen van de communicatiestijl aan de persoon met wie je communiceert en het aanpakken van complexe communicatie-uitdagingen. Met andere woorden, ‘communication skills’ richt zich op individuele vaardigheden en ‘skilled communication’ op het toepassen van deze vaardigheden in verschillende situaties. Een persoon met uitstekende communicatieve vaardigheden kan bijvoorbeeld nog steeds moeite hebben om effectief te communiceren in een situatie die nieuw of complex is, terwijl iemand met vaardige communicatie deze uitdagingen beter zou kunnen aanpakken door de juiste vaardigheden in te zetten op het juiste moment. Het lukte Michelle en collegae om een mooi conceptueel model neer te zetten voor vaardige communicatie. In het model zijn twee parallelle processen essentieel voor het ontwikkelen van aanpasbare expertise in communicatie: (1) gevoelig zijn en communicatie aanpassen aan de patiënt en (2) communicatie monitoren in termen van zelfbewustzijn en reflectievermogen. De geïdentificeerde kenmerken en het conceptuele model bieden een basis om een op de aios gericht programma te ontwikkelen, dat herhaalde oefening en reflectie mogelijk maakt. Verder gaat zij ook kijken hoe aios optimaal ondersteund kunnen worden bij het worden van vaardige communicators tijdens het leren op de werkplek. Ongetwijfeld komt haar werk nog langs bij de lezende huisarts-opleiders onder ons. Dan zal meteen blijken of taalkundig model Chat-GPT wel vaardig bleek om het 9 op één lijn 72
Pagina 10
op één lijn 72 1 ste uitgave 2023 verschil goed uit te leggen tussen vaardige communicatie en communicatievaardigheden. Digitaal first? Tot zover deze Bruikbare Wetenschap, in dit geval een keer samen met digitale coassistent Chat-GPT. Net als dr. Google zal ook AI een plek krijgen in ons vak die we nu nog niet kunnen bevroeden. Wat betreft digitalisering wordt er al jaren een hoop geroepen en beloofd, maar ondertussen blijft ons vak gewoon mensenwerk. Onze vakgroep was betrokken bij de wetenschappelijke evaluatie van het programma ‘OPEN’. Online digitale inzage heeft de patiënt en ons best iets gebracht. Het verandert de relatie tussen huisarts en patiënt, maar heeft ook tijd nodig. Of het leidt tot meer vaardige communicatie durf ik nog niet te zeggen. Onderzoekster Rosa Thielmann zal komend jaar haar proefschrift afronden en de bevindingen van haar en de twee andere onderzoekers zijn hier te vinden: https://openeerstelijn.nl/wp-content/uploads/2022/12/OPEN-InfographicWetenschap-eindresultaten-A4.pdf. Verder leverde de vakgroep huisartsgeneeskunde eind januari ook een rapport aan VWS waarin we de effecten van digitale zorgtoepassingen in de huisartsenzorg in kaart brachten. Postdoconderzoeker en huisarts Lennart van der Burg keek daarbij specifiek naar e-consulten, videobellen, digitale zelftriage en telemonitoring. Over de uitkomsten op met name werkdruk werd al her en der geschreven (en op de terugkomdagen in Urmond vertelden we erover). Het hele rapport en de infographics zijn hier te vinden: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/onderzoek/publicaties/ digitale-zorgtoepassingen. Werkt het dan allemaal niet? Jawel hoor, maar regelmatig worden er oplossingen geboden voor problemen die er niet zijn. Bij de discussies hierover (en dus ook de grote beloftes) dient goed te worden gekeken waar we exact over spreken; digitalisering, eHealth, digitale zorg, of digitale huisartsenzorg? Het NHG heeft daar op de website een helder overzicht over: https://www.nhg.org/thema/digitalehuisartsenzorg/visie-op-digitale-huisartsenzorg/digitaliseringe-health-digitale-huisartsenzorg-wat-is-het-verschil/ Referenties • Higher Arm Versus Lower Arm Systolic Blood Pressure and Cardiovascular Outcomes: a Meta-Analysis of Individual Participant Data From the INTERPRESS-IPD Collaboration. Clark CE, Warren FC, Boddy K, McDonagh STJ, Moore SF, Teresa Alzamora M, Ramos Blanes R, Chuang SY, Criqui MH, Dahl M, Engström G, Erbel R, Espeland M, Ferrucci L, Guerchet M, Hattersley A, Lahoz C, McClelland RL, McDermott MM, Price J, Stoffers HE, Wang JG, Westerink J, White J, Cloutier L, Taylor RS, Shore AC, McManus RJ, Aboyans V, Campbell JL.Hypertension. 2022 Oct;79(10):2328-2335. doi: 10.1161/HYPERTENSIONAHA.121.18921. Epub 2022 Aug 2.PMID: 35916147 Free PMC article. • Trends in antibiotic prescribing in Dutch general practice and determinants of nonprudent antibiotic prescriptions. Janssen MWH, de Bont EGPM, Hoebe CJPA, Cals JWL, den Heijer CDJ.Fam Pract. 2023 Feb 9;40(1):61-67. doi: 10.1093/fampra/cmac063.PMID: 35723245 • Physician-Targeted Interventions in Antibiotic Prescribing for Urinary Tract Infections in General Practice: A Systematic Review. Cox S, Lo-A-Foe K, van Hoof M, Dinant GJ, Oudhuis G, Savelkoul P, Cals J, de Bont E.Antibiotics (Basel). 2022 Nov 5;11(11):1560. doi: 10.3390/antibiotics11111560. PMID: 36358215 Free PMC article. • Identifying characteristics of a skilled communicator in the clinical encounter. Verheijden M, Giroldi E, van den Eertwegh V, Luijkx M, van der Weijden T, de Bruin A, Timmerman A.Med Educ. 2022 Oct 12. doi: 10.1111/medu.14953. Online ahead of print.PMID: 36223270 • The Psychosocial Impact of the COVID-19 Pandemic on Chronic Care Patients. Gruiskens JRJH, van Hoef L, Theunissen M, Courtens AM, van den Beuken-van Everdingen MHJ, Gidding- Slok AHM, van Schayck OCP.J Am Med Dir Assoc. 2023 Apr;24(4):426-433.e2. doi: 10.1016/j. jamda.2023.01.003. Epub 2023 Jan 16.PMID: 36781063 Free PMC article. 10 1 ste uitgave 2023 11 op één lijn 72
Pagina 12
1 ste uitgave 2023 1 e uitgave 2014 WESP-studenten Sharona Hendrix en Liz van Loon Ziektelastmeter Artrose BEGELEIDERS: RAMON OTTENHEIJM Vraagstelling Momenteel is voor de Ziektelastmeter de module Artrose in ontwikkeling, om zo de zorg voor artrose meer patiëntspecifiek te kunnen maken. Het doel van deze studie was om behandeladviezen op te stellen voor artrose die opgenomen kunnen worden in de Ziektelastmeter en hierover consensus te bereiken met kaderhuisartsen bewegingsapparaat. Studiedesign Met behulp van een literatuursearch naar (inter)nationale richtlijnen voor artrose en systematic reviews hebben we behandeladviezen opgesteld. Via een online vragenlijst en een consensusmeeting is hier consensus over bereikt. Primair resultaat en conclusie Opvallend was dat de richtlijnen voor artrose voor huisartsen erg schaars waren. Uiteindelijk is het gelukt om vijftien kaderhuisartsen bewegingsapparaat consensus te laten bereiken over zeventien behandeladviezen voor de domeinen pijn en activiteiten vermijden, die opgenomen kunnen worden in de Ziektelastmeter voor de module Artrose. WESP-student Karin Flipsen Implementatie van de Gecombineerde Leefstijlinterventie BEGELEIDER: ANNE HUIZING Vraagstelling Sinds Januari 2020 wordt de Gecombineerde Leefstijlinterventie (GLI) toegepast in regio Maastricht-Heuvelland. In deze studie deden we onderzoek naar de implementatie van de GLI in de regio. Allereerst werd onderzocht in hoeverre de GLI werd toegepast. Daarnaast keken we naar bevorderende en belemmerende factoren in het gebruik van de GLI. Studiedesign Er werd gebruik gemaakt van zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek. In totaal zijn zeventien betrokken zorgverleners geïnterviewd (huisartsen, POH-S en GLIcoaches). Daarnaast is gebruik gemaakt van de anonieme patiëntendatabase die participeerde in de GLI (n=1022). Primair resultaat en conclusie In Maastricht-Heuvelland is het aantal verwijzingen boven gemiddeld ten opzichte van landelijke cijfers. De eerste resultaten lijken veelbelovend voor wat betreft BMI en kwaliteit van leven. De grootste belemmerende factor in het gebruik van de GLI is de beperkte kennis onder verwijzers over de inhoud van de GLI-programma’s. Daarom wordt aanbevolen deze kennis te verhogen en zo de implementatie te optimaliseren. 12 op één lijn 72 op één lijn 72 1 ste uitgave 2023 WESP-student Esmée Vaes Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen bij COPD én hartfalen BEGELEIDERS: LOTTE KEIJSERS EN ANNERIKA GIDDING-SLOK Vraagstelling De prevalentie van mensen met multimorbiditeit stijgt. De Ziektelastmeter voor Chronische Aandoeningen biedt mogelijk ondersteuning bij persoonsgerichte zorg. Deze is gevalideerd in mensen met COPD, astma, diabetes type 2 of chronisch hartfalen (CHF) afzonderlijk. De huidige studie beschrijft de psychometrische eigenschappen van de Ziektelastmeter in mensen met COPD én CHF. Studiedesign Via vragenljstonderzoek met een beoogde sample size van n=78 werd convergente (construct en known-groups) validiteit en betrouwbaarheid (interne consistentie en testhertest) van de Ziektelastmeter geëvalueerd bij mensen met zelfgerapporteerde COPD-CHF. Primair resultaat en conclusie Deze voorlopige resultaten (n=40) worden gerapporteerd op een moment dat inclusie nog niet is afgerond. De Ziektelastmeter toonde significante resultaten voor construct validiteit (r=-0.901, vergeleken met RAND-36), known-groups validiteit, interne consistentie (Cronbach’s alfa=0.935) en betrouwbaarheid (ICC=0.969). Daarmee lijkt de Ziektelastmeter geschikt voor het meten van ziektelast bij mensen met COPD-CHF. WESP-student Puck Hoitinga Uriscreen BEGELEIDERS: STEFAN COX, EEFJE DE BONT EN JOCHEN CALS Vraagstelling Dit onderzoek was een validatiestudie naar het gebruik van de Uriscreen-test als point-of-care diagnostiek voor bacteriurie in een populatie afkomstig uit de huisartspraktijk. Daarnaast hebben we onderzocht of er een verschil in resultaten was tussen het handmatig en automatisch aflezen van de dipstick. Studiedesign We deden een prospectieve validatiestudie. Alle urinemonsters die door huisartsen tussen januari - maart 2023 zijn ingestuurd naar het MUMC+ voor een urinekweek, hebben we aanvullend getest met de dipstick en Uriscreen-test. Primair resultaat en conclusie Uriscreen is met een sensitiviteit van 94,3% en een specificiteit van 37,2% niet accuraat genoeg om bacteriurie aan te tonen of uit te sluiten. Ook onze huidige diagnostiek is zeer beperkt. Nitriet had een sensitiviteit en specificiteit 58,6% en 94,5%. Bij combinatie met leukocytenesterase was dit respectievelijk 92,0% en 39,0%. Handmatig aflezen van de dipstick bleek voor nitriet zelfs accurater dan automatisch aflezen met een urinalyzer, terwijl het goedkoper is. 13
Pagina 14
1 ste uitgave 2023 1 e uitgave 2014 WESP-student Dennis van der Lugt Patiëntervaring rondom het E-meedenkconsult BEGELEIDERS: JOCHEN CALS, DENNIS MURIS EN KEN PEETERS Vraagstelling E-meedenkconsulten zijn vormen van elektronische, asynchrone communicatie tussen huisartsen en specialisten. Ze kunnen worden ingezet om substitutie van zorg te realiseren. In deze studie hebben we onderzocht wat de ervaringen en mate van betrokkenheid van patienten zijn bij het gebruik van het e-meedenkconsult. Studiedesign In deze kwalitatieve studie hebben we tien semigestructureerde interviews uitgevoerd met patiënten uit de regio, van wie de huisarts een e-meedenkconsult had gebruikt tussen maart en juli 2022. De interviews zijn vervolgens thematisch geanalyseerd. Primair resultaat en conclusie Patiënten hebben overwegend positieve ervaringen met betrekking tot het e-meedenkconsult. De ervaring wordt bepaald door de communicatie, de ernst van het medische probleem, de relatie met de huisarts en efficiëntie van zorg. De huisarts bepaalt voor de patiënt wanneer het e-meedenkconsult inzetbaar is en levert zo maatwerk. De patiënt wil hier verder niet bij betrokken worden, zolang er maar duidelijke communicatie plaatsvindt. WESP-student Nova-Lee Unshelm Uitdagingen van de behandeling van malnutritie BEGELEIDER: ONNO VAN SCHAYCK Vraagstelling In de strijd tegen malnutritie bij kinderen in ontwikkelingslanden wordt therapeutische voeding ingezet. In Shirati, een dorpje in Tanzania, wordt deze voeding lokaal geproduceerd en in de thuissituatie gegeven. Follow-up bezoeken aan het ziekenhuis zijn cruciaal. Wat zijn oorzaken voor het gebrek aan opvolging en/of therapieontrouw? Studiedesign Wij hebben ter plaatse een mixed method study uitgevoerd, bestaande uit een kwantitatief deel (gebaseerd op ziekenhuisdata) en een kwalitatief deel (interviews en observaties tijdens huisbezoeken). Primair resultaat en conclusie Uit descriptieve analyse blijkt dat het gebrek aan financiële middelen om naar het ziekenhuis te komen de belangrijkste reden is van het niet opvolgen. Bijwerkingen en smaak van de voeding zijn oorzaken voor verminderde therapietrouw. 14 op één lijn 72 1 ste uitgave 2023 Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten Dokter ChatGPT denkt mee als u de goede vragen stelt DOOR PAUL HÖPPENER, HUISARTS NP De kunstmatige intelligentie (AI) in ChatGPT staat de laatste tijd vaak in de schijnwerpers. Dokter Google krijgt een geduchte concullega. Casus Uw patiënt, de heer B., is 50 jaar en meldt zich op uw spreekuur met recente klachten van kortademigheid bij inspanning, vermoeidheid en zwakte. Af en toe is hij duizelig, recent twee keer flauwgevallen. Hij slaapt slecht, wordt vaker ‘benauwd wakker’, een extra kussen helpt. Hij is geen ‘dokterloper’, meestal lost hij zijn kwaaltjes zelf op. Een door hem meegebracht 12-afleidingen-ECG (AliveCor) verklaart zijn onregelmatige pols. B. werkt als administratief medewerker in een asielzoekerscentrum. Op een deze week gemaakte controle X-Thorax werd een matig vergroot hart gezien. Voorgeschiedenis B. is vanaf zijn 13e jaar bekend met wisselende klachten van spierzwakte in de heupen en bovenbenen en onstabiel gangpatroon. Bij neurologisch onderzoek werden geen afwijkingen gevonden. De diagnose destijds was: onverklaarde milde atrofie van de bil- en heupspieren. Hij kon hier altijd goed mee leven en had een baan gevonden. 2017 2020 Milde hypertensie, goed onder controle met Amlodipine 5mg dd Gastro-oesofageale refluxziekte (GERD) klachten verdwenen na leefstijlaanpassingen. U bespreekt met de heer B. dat hier mogelijk sprake is van hartfalen en geeft uitleg hierover. Hij vraagt of dit mogelijk kan samenhangen met de zwakte van de spieren in zijn heupen en bovenbenen. U stelt een in goed Nederlands geformuleerde vraag aan dokter ChatGPT https://chat.openai.com/chat Dokter ChatGPT denkt mee Welk antwoord geeft u aan de heer B.? Mail naar op1lijn@maastrichtuniversity.nl De Witte Raven Groep is een werkgroep van huisartsen, opgericht in 2016, die zich richt op het zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK), in de veronderstelling dat het kan gaan om een zeldzame ziekte of een zeldzaam verschijnsel. Verwijzing van casuïstiek loopt via de eigen huisarts. De Witte Raven hebben een eigen zoekstrategie ontwikkeld en maken gebruik van 4 zoekmachines. Naast het uitzoeken van casuïstiek richt de Witte Raven werkgroep zich op het nascholen van huisartsen en het delen van hun kennis. Voor meer informatie en voor aanmelding van een casus of aanvraag van een nascholing voor huisartsen kijk op onze website: www.witteraven.org. De leden van de Witte Raven: Geert-Jan Dinant, Mieke Geuze, Paul Höppener, Simon Kleijkers, Raymond Leclercq, Marie-José Metz Erik Stolper, Tonnie van Kessel (vz), Charles Verhoeff Richard Maes, AIOS interne geneeskunde Pierre Hupperets (nieuw) Johan Evers* (nieuw) * Johan is huisartsdocent bij het Skillslab/FHMLvan de UM. Hij was al jaren trouwe volger van deze rubriek, reageerde snel en had altijd de juiste inzending. 15 op één lijn 72
Pagina 16
op één lijn 72 1 ste uitgave 2023 Opleiding Ouderengeneeskunde Trots DOOR MARIËLLE VAN DER VELDEN-DAAMEN, HOOFD OPLEIDING OUDERENGENEESKUNDE Vrijdag 17 maart was een bijzondere dag voor het opleidingsinstituut Ouderengeneeskunde Maastricht. We reikten op feestelijke wijze aan de eerste twee afgestudeerde specialisten ouderengeneeskunde hun certificaat uit. Beiden doorliepen door hun ervaring vanuit eerdere opleiding en carrière een verkort traject. Soms voelt het tegenstrijdig: als carrièreswitcher heb je al ruime voorervaring en kan verkorting gegeven worden, anderzijds lukt het nu al niet om alle relevante onderwerpen voor ons vak gepland te krijgen in het curriculumrooster. De vervolgopleiding tot specialist ouderengeneeskunde duurt drie jaar, terwijl de medisch specialistische opleidingen tussen de vier en zes jaar duren. Bijzonder toch? Je zou denken dat we onze opleiding dan ook een jaar langer maken. Dat kan natuurlijk niet zomaar. De duur van een opleiding is vastgelegd binnen regelgeving. Daarnaast is het ook de vraag of we dat echt willen. Ik denk niet eens dat het echt nodig is. Je stopt niet met leren nadat je afgestudeerd bent. Gedurende je werkzame leven blijf je jezelf ontwikkelen met als doel een betere versie van jezelf te worden. Je werkomgeving moet dan wel zo ingericht zijn dat dit ook mogelijk is. En net daar zijn we als beroepsgroep goed in. In onze regio leiden alle zorginstellingen artsen op tot specialist ouderengeneeskunde. Binnen deze zorginstellingen zijn opleiders werkzaam die een kaderopleiding opleiden volgen of afgerond hebben. Tijdens deze kaderopleiding, die uit vier modules bestaat, leer je begeleiden op de werkplek, coachen op competenties, beoordelen en in de laatste module ligt de nadruk op organiseren, samenwerken en professionaliteit. Na het afronden van de kaderopleiding opleiden ben je er nog niet. Daarna volg je jaarlijks de 3L bijeenkomsten, welke staan voor levenslang leren. Naast de kaderopleiding opleiden kan de kaderopleiding psychogeriatrie, eerste lijn, palliatieve zorg en geriatrische revalidatie gevolgd worden. Kortom, door jezelf te blijven uitdagen en een beroep te doen op of hulp te vragen aan collega’s als je iets (nog) niet weet, draag je bij aan je eigen ontwikkeling. Of je nu werkt bij een vakgroep, als zelfstandige of als docent bij de opleiding. Als we met elkaar die veilige leeromgeving en die open houding ook waar maken na het afronden van de opleiding, dan hoeft de opleiding zelf niet langer te duren. Dat is wat we de aios ook meegeven en dat maakt dat ik trots ben. Trots op de twee afgestudeerde specialisten ouderengeneeskunde. Trots op het team dat zich met enthousiasme inzet voor de opleiding. Trots op de opleiders op de leerwerkplek. Vooral zij geven het goede voorbeeld, zijn bereid om de kaderopleiding opleiden te volgen, zichzelf verder te ontwikkelen en dragen zorg voor een veilig en open leerklimaat, ook na het afronden van de opleiding. Het is dus niet de duur van de opleiding zelf, maar veel eerder de werkcultuur erna, die mede bepalend is voor de noodzakelijke duur van de opleiding. En voor ons blijkt dan drie jaar, en soms zelf minder, zeker voldoende te zijn. 16 1 ste uitgave 2023 Opleiding (tot specialist) Ouderengeneeskunde De allereerste diplomauitreiking DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER Staf opleiding Ouderengeneeskunde Maastricht Inauguratie Daisy Janssen Op 2 december was de inauguratie van hoogleraar Daisy Janssen. In dit nummer vonden wij het een goed idee om aandacht te besteden aan haar leerstoel, maar bovenal om haar te bevragen over haar visie op wetenschap en opleiden. Hier hebben wij een apart artikel aan besteed. Interstavendag / aios-regiodag Op de laatste vrijdag van januari zijn we met een flinke delegatie vanuit het Maastrichtse instituut naar de Interstavendag van SOON in Utrecht gegaan. Net als op de Interstavendag van de Huisartsopleiding, ging het bij ons ook over serieuze thema’s zoals het de herziening van Landelijke Opleidingsplan (LOP), maar ook over luchtigere onderwerpen zoals de al dan niet bestaande generatiekloof en het interpreteren van lichaamstaal. Op diezelfde vrijdag hadden onze aios een regiodag georganiseerd op de locatie Lückerheide in Kerkrade. Zij hadden drie medische onderwerpen (Korsakov, Parkinson en Huntington) waarbij aan ervaringsdeskundigen vragen konden worden gesteld. Opleiders Eind januari was een online afstemmingsdag met werkplek begeleiders van Jaar 2. Er werd gekozen voor een sessie over ‘Power dynamics’ uit het handboek ‘Interprofessioneel Opleiden in de zorg’1 van de Federatie van Medisch Specialisten. De afstemmingsdagen met de opleiders Jaar 1 en 3 zijn een paar keer per jaar. De opleiders krijgen daarnaast ook een periodieke nieuwsbrief vanuit het instituut. Wervingscampagne Een groep eerstejaars aios heeft een nieuwe wervingscampagne opgezet om nieuwe aios aan te trekken. Zij kozen voor drie werkplekken om het vak te promoten: de klassieke PG/Somatiek, de revalidatie en de Eerste Lijn. De aios stonden zelf model voor de foto’s. Sollicitatie en selectie Van 15 februari tot 15 april 2023 kan gesolliciteerd worden voor de start in september. Maastricht start een keer per jaar met een nieuwe groep aios. Om de werving te ondersteunen organiseerde SOON op 14 februari een landelijke speeddate avond. Lokaal organiseerden wij een online Meet & Greet op 14 maart. 1 https://demedischspecialist.nl/sites/default/files/2022-11/FMS_ Werkvormen_IPL.pdf Shanly Seferina Diploma-uitreiking Op vrijdag 17 maart 2023 was het eindelijk zover: de allereerste diploma-uitreiking. Het betrof Lucienne Spaans (voormalig huisarts) en Shanly Seferina (voorheen internist). Zij startten in september 2020 in de allereerste groep. Zij kregen geen vrijstellingen, maar op het einde dus wel een verkorting, zodat zij zichzelf per 1 maart Specialist Ouderengeneeskunde mochten noemen. De feestelijke afsluiting was in Koetshuis Kassteel Rijckholt. Het was een zeer geslaagde informele afsluiting! Na afloop was er voor de stafleden een etentje op locatie. Lucienne Spaans 17 op één lijn 72
Pagina 18
op één lijn 72 1 ste uitgave 2023 Acht vragen ‘Missie is geslaagd als aios ervaren dat wetenschap leuk en verrijkend is’ DOOR DAISY JANSSEN, HOOGLERAAR OUDERENGENEESKUNDE MAASTRICHT Op 2 december 2022 vond de inaugurele rede ‘Krachtig in kwetsbaarheid’ plaats. Aan de oratie ging een symposium vooraf, genaamd: ‘Ouderengeneeskunde: Klaar voor de toekomst?’ Het was een fantastische dag met veel genodigden uit het hele land. Op de website van de Academische Werkplaats Ouderenzorg is de inaugurele rede terug te lezen.1 In de rede kwamen de diverse onderzoeken waaraan Daisy Janssen verbonden is voorbij. In 2020 kwam de opleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde in Maastricht tot stand. Vanaf het begin was Daisy hierbij als docent betrokken, op dit moment als hoofddocent van het Wetenschapsonderwijs. De laatste jaren neemt ook de zichtbaarheid van het specialisme binnen de basisopleiding Geneeskunde toe. Logisch dat ook hier de kersverse hoogleraar een prominente rol speelt bij het wetenschapsonderwijs in de rol van WESPbegeleider, de 18-weekse wetenschapsparticipatiestage in de master Geneeskunde. Waarom is wetenschapsonderwijs belangrijk voor een arts (in opleiding)? Artsen kunnen als wetenschapper een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de gezondheidszorg. Maar ook artsen die geen onderzoeker willen zijn, hebben wetenschappelijke kennis en vaardigheden nodig. Als arts wil je, samen met de patiënt, de beste keuzes maken over diagnostiek en behandeling. Daarvoor is het noodzakelijk om de voor- en nadelen van verschillende opties samen af te wegen. Hier is kennis voor nodig. Als arts moet je dan ook een vraag uit de dagelijkse praktijk kunnen vertalen naar een wetenschappelijke vraag, literatuur kunnen zoeken, deze literatuur kunnen beoordelen en kunnen bekijken wat het antwoord uit de literatuur betekent voor jouw patiënt. Eén van de pijlers van gezamenlijke besluitvorming (ook shared decision-making genoemd) is dus wetenschap. Wanneer werd jouw interesse voor de wetenschap gewekt? En door wie? Mijn interesse voor de wetenschap werd gewekt tijdens mijn eigen wetenschapsstage, bij prof. Vles, toen hoogleraar kinderneurologie in het MUMC. Het was mijn eerste kennismaking met de wetenschap en wat heb ik genoten 1 https://www.awolimburg.nl/userfiles/files/publicaties/oraties/ inaugurele-rede-d_-janssen-final.pdf van deze stage waarbij ik een project van het begin tot einde mocht uitvoeren. Hoe ziet jouw werkweek eruit qua verdeling zorg, onderzoek en onderwijs? Twee dagen per week werk ik als specialist ouderengeneeskunde en kaderarts palliatieve zorg in Ciro in Horn. Hier ben ik verantwoordelijk voor integratie van palliatieve zorg in longrevalidatie en hartfalenrevalidatie. Dat betekent dat ik betrokken ben in de medische zorg van onze patiënten met de meest ernstige en complexe ziekten. Twee dagen per week besteed ik aan onderzoek. Deze dagen zijn heel divers. Ik begeleid bijvoorbeeld promovendi bij hun promotieonderzoek, ben als wetenschappelijke linking pin vanuit de Academische Werkplaats Ouderenzorg Limburg actief bij zorgorganisatie Proteion, schrijf onderzoeksaanvragen en ben betrokken bij richtlijnontwikkeling. Eén dag in de week geef ik onderwijs aan AIOS ouderengeneeskunde en studenten geneeskunde. Ik vind het heel belangrijk om aanstaande artsen al vroeg kennis te laten maken met ons vak. Wat is jouw rol en hoe zie jij die met betrekking tot het onderwijs/opleiding? Als wetenschapsdocent in de opleiding ouderengeneeskunde probeer ik AIOS te begeleiden bij het ontwikkelen van de competenties die ze nodig hebben om evidence-based te kunnen werken in de ouderengeneeskunde. Juist in ons vak is dat een hele uitdaging. Onze kwetsbare patiënten met complexe problemen worden nogal eens niet meegenomen in onderzoeken naar diagnostiek en behandeling. Ook richtlijnen helpen ons niet altijd. Onze patiënten hebben vaak zoveel aandoeningen en problemen, dat we meerdere richtlijnen moeten raadplegen. Met meerdere aanbevelingen moeten we dan de beste keuze maken, samen met de individuele patiënt. Wat moeten aios wanneer doen? In het eerste jaar richten we ons vooral op de basisvaardigheden, zoals het vertalen van een klinische vraag in een onderzoeksvraag, literatuur zoeken en kritisch beoordelen van literatuur. AIOS gaan hier, alleen en samen, mee aan de slag in opdrachten. Ze passen deze vaardigheden toe in het schrijven van CAT (Critical Appraisal of a Topic) en het houden van referaten. Dit doen ze in de studio waarbij ze ook oefenen in het presenteren voor de camera: spannend, maar ook erg leuk! In het tweede jaar richten we ons op evidence-based medicine en 18 Spreker Mustafa Balut, 'Interculturele dilemmas' in de ouderenzorg' gaan we, bijvoorbeeld, kritisch kijken naar richtlijnen en hoe we deze kunnen gebruiken. Gedurende de opleiding werken AIOS aan hun wetenschappelijke leeropdracht, die ze in het derde jaar afronden met het schrijven van een (concept-)artikel en het houden van een presentatie. Hoe probeer je aios te inspireren of te verleiden voor de wetenschap? Ik probeer de AIOS vooral te laten zien hoe verrijkend een wetenschappelijke houding in het dagelijks werk kan zijn. Dit probeer ik te doen door alle opdrachten te laten aansluiten bij vragen uit de dagelijkse praktijk. Natuurlijk is het prachtig als een AIOS ook besluit te gaan promoveren: specialisten ouderengeneeskunde / onderzoekers hebben we hard nodig. Toch is dat niet mijn belangrijkste doel in het onderwijs. Ik zie ook dat de jonge collega’s zich vaak niet verheugen op het wetenschapsonderwijs. Mijn missie is geslaagd als ze dan toch ervaren dat wetenschap leuk en verrijkend is. Hoe kan je AIOTO worden bij de opleiding tot SO? Hoe vindt iemand een onderwerp? Een AIOTO-traject is een hele uitdaging. In zes jaar tijd volgt een AIOTO de opleiding tot ouderengeneeskunde en verricht een promotieonderzoek. Dat vraagt veel inzet en motivatie. Zelf vind ik de combinatie patiëntenzorg en onderzoek ook uitdagend, maar juist ook inspirerend. Ik zie in de dagelijkse zorg welke kennis en innovaties nodig zijn en wetenschappelijke kennis kan ik toepassen in de dagelijkse zorg. Voor een AIOTO betekent dat dan ook dat het onderwerp van het promotieonderzoek echt bij de AIOTO moet passen. Daarnaast moet gezocht worden naar financiering om het onderzoek te kunnen doen. Als ambitieuze basisarts en beginnend wetenschapper kun je dat niet alleen. Zoek naar mentoren die je hierbij kunnen begeleiden en die ook bij jou als persoon passen. “Choose your mentors wisely” heb ik van een van mijn mentoren geleerd. Waar moet echt nog meer onderzoek naar gedaan worden in de ouderengeneeskunde? Deze vraag is moeilijk kort te beantwoorden! Er zijn nog zoveel kennislacunes in de ouderengeneeskunde. Het afgelopen jaar is de Kennisagenda ‘Langdurige Ouderenzorg’ van de Samenwerkende Academische Netwerken Ouderenzorg verschenen.2 Hierin staan veel onderwerpen die voor de ouderengeneeskunde van groot belang zijn. Denk, bijvoorbeeld, aan proactieve zorgplanning, ethische dilemma’s, geriatrische revalidatie, probleemgedrag en infecties. Ik merk dat studenten geneeskunde en AIOSouderengeneeskunde vooral geïnteresseerd zijn in de medische onderwerpen in de ouderenzorg, en terecht: hier zijn nog zoveel vragen te beantwoorden. . 2 https://www.awolimburg.nl/userfiles/files/publicaties/kennisagendalangdurige-ouderenzorg-sano-editie-juli-2022.pdf 19 op één lijn 72
Pagina 20
op één lijn 72 1 ste uitgave 2023 Veilig leerklimaat Over de grens DOOR KIM VAN DE KANT, VERTROUWENSPERSOON MUMC+ Een veilig en stimulerend werkklimaat, dat is waar we met z’n allen voor gaan. Maar dat is niet vanzelfsprekend. Onderwerpen als een sociaal veilig werkklimaat en (on)gewenste omgangsvormen staan volop in de aandacht. En de verhalen beperken zich niet tot Studio Sport, The Voice of Holland of Ajax. Ook in de medische wereld komen ongewenste omgangsvormen relatief vaak voor. Uit een nationale enquête1 onder AIOS, blijkt dat een derde van de jonge dokters weleens te maken heeft gehad met ongewenst gedrag, zoals intimidatie door collega’s en leidinggevende. Grensoverschrijdend gedrag laat zich moeilijk definiëren. Soms is het zeer duidelijk, soms is het heel subtiel. Soms is het bewust, soms ook onbewust. En wat voor de een gewenst is, kan voor een ander ongewenst zijn. Iedereen bepaalt zijn eigen grens. Het is belangrijk om hier van bewust te zijn, met elkaar het gesprek over dit onderwerp aan te blijven gaan en elkaar erop aan te kunnen spreken. Het kan ons immers allemaal overkomen, bijvoorbeeld, dat je een grapje maakt, dat net over de grens gaat. Je daar bewust van zijn, sensitief voor iemands reactie en vervolgens oprechte excuses aanbieden kan al voldoende zijn. Als het gaat om een sociaal onveilige cultuur, dan zijn we daar uiteindelijk allemaal verantwoordelijk voor: de organisatie door een goed beleid, degene die het (wellicht onbewust) veroorzaakt, degene die het overkomt en zich hopelijk durft uit te spreken, de leidinggevende die het onderwerp bespreekbaar maakt en adequaat met meldingen omgaat, maar ook collega’s die het zien gebeuren en wegkijken. Als je te maken krijgt met ongewenste omgangsvormen zoals (seksuele) intimidatie, pesten, agressie en geweld, machtsmisbruik, ongelijke behandeling of discriminatie, weet dan dat je er niet alleen voor staat. Je kunt dit melden bij je leidinggevenden maar ook bij een vertrouwenspersoon. Binnen de vakgroep huisartsgeneeskunde kun je terecht bij de vertrouwenspersonen van de Universiteit Maastricht. Het UM Bureau Vertrouwenspersoon (zie kader) ondersteunt studenten en medewerkers die geconfronteerd worden met ongewenst gedrag zoals seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten en discriminatie of ongelijke behandeling. 1 https://dejongespecialist.nl/2022/nationale-anios-enquete-gezond-enveilig-werken-2022 Ook de SBOH heeft een vertrouwenspersoon, waar je voor ongewenste omgangsvormen van collega’s maar ook van patiënten terecht kan. Daarnaast is er voor de AIOS van de Huisartsopleiding en Ouderengeneeskunde nog een aparte Vertrouwenspersoon voor Opleidingszaken. Tijdens je opleiding is een veilig werk- en leerklimaat van groot belang. Soms kunnen er opleidingsgerelateerde vragen, problemen of geschillen optreden. Gelukkig kunnen A(N)IOS en opleiders de meeste vragen of problemen zelf beantwoorden of oplossen. Toch blijken A(N)IOS soms behoefte te hebben aan (vertrouwens) personen die de opleidingscontext goed kennen en vragen binnen dit kader kunnen beantwoorden, bijvoorbeeld bij kwesties die je op dat moment nog liever niet bespreekt met je opleider. In al deze situaties kun je terecht bij de vertrouwenspersoon opleiden voor A(N)IOS, Kim van de Kant. Er is dus geen verwijzing nodig. De opleidingen ondersteunen deze directe route. Als vertrouwenspersoon vangen we je op en bieden we een luisterend oor. We staan altijd achter je. Vanuit onze adviesrol geven we tips en leggen we uit wat de opties zijn en welke weg je kunt belopen. Er kan heel veel, maar dat hoeft niet. Je mag ook alleen je hart luchten. Je beslist uiteindelijk zelf wat je ermee gaat doen. AIOS vertrouwenspersoon MUMC+ én de vervolgopleidingen Ouderengeneeskunde en de Huisartsopleiding Kim van de Kant 043-3871848 / 06-29633801 kim.vande.kant@mumc.nl / kim.vandekant@maastrichtuniversity.nl UM-bureau vertrouwenspersoon Esther Goethart 06-28849965 esther.goethart@maastrichtuniversity.nl SBOH Annelies Hubers 06-41887572 a.hubers@gimd.nl 20 Uit het hoofd Landelijke samenwerking DOOR MATTHIJS LIMPENS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Terugkijkend op de afgelopen maanden denk ik vooral met enthousiasme terug aan een groot aantal landelijke bijeenkomsten waarin de samenwerking van de acht huisartsopleidingen mooi naar voren kwam. Deze samenwerking is van belang en is de laatste jaren goed te noemen. De maatschappij verwacht van ons goed opgeleide huisartsen, waar de opleiding dan ook wordt vormgegeven. Of je als huisarts nu opgeleid wordt in Groningen, Amsterdam of Maastricht, de tongval is anders, maar de kwaliteit is gelijk. Kwaliteit GEAR Vorig jaar hebben alle huisartsopleidingen meegedaan aan de Gecombineerde Evaluatie en Audit Ronde (GEAR) van Huisartsopleiding Nederland, NPA en SBOH. In december werd het eindrapport 'Verslag auditronde 2022' uitgebracht, uitgebracht. Op de goed bezochte kwaliteitsbijeenkomst van 9 december werd dit verslag en conclusies met alle opleidingen besproken. In workshops werd gekeken hoe we met de aanbevelingen uit het rapport aan de slag kunnen. Uitwisselen Kennis en Ervaringen Na een aantal jaren afwezigheid was er op 7 februari weer een interstavendag. Leiden organiseerde op hun eigen instituut een prachtige dag. In deze ‘Op één lijn’ lees je er meer over. Met veel enthousiasme werden ideeën uitgewisseld, pareltjes gedeeld en de laatste versie van het nieuwe Landelijk OpleidingsPlan (LOP) toegelicht. Onderzoeksagenda van Onderwijs Op 28 maart werd in Utrecht de nieuwe Onderzoeksagenda1 van onderwijs aangeboden aan ZonMw en SBOH. Onderzoek van onderwijs was voorheen vaak iets van de afzonderlijke instituten. Natuurlijk was er wel samenwerking maar ook regelmatig concurrentie. Gezamenlijk is er nu een onderzoeksagenda opgesteld en zijn er door de opleidingen en SBOH afspraken gemaakt om gelden beschikbaar te stellen voor dit onderzoek. Een mooi voorbeeld hoe samenwerken leidt tot mogelijkheden. Landelijk OpleidingsPlan Actualisering van het huidige LOP, wat dateert uit 2016, was nodig. Dit nieuwe plan bouwt voort op het huidige, maar introduceert ook nieuwe perspectieven op opleiden, die inspelen op maatschappelijke en vakinhoudelijke ontwikkelingen. De opleidingsdoelen zijn gebaseerd op de brede onderwijsvisie van hedendaags onderwijsfilosoof Biesta. Zijn visie past goed op de lange traditie van de huisartsopleidingen. Biesta onderscheidt drie doeldomeinen van onderwijs: kwalificatie, socialisatie en subjectificatie. Vertaald naar de context van de huisartsopleiding zijn de doelen van de opleiding: • Kwalificatie: de opleiding draagt bij aan het verwerven van competenties die de aios nodig heeft om het huisartsberoep uit te oefenen. • Socialisatie: de opleiding biedt de aios een plek binnen de beroepsgroep waardoor de aios kan leren functioneren binnen de beroepsgroep en het vakgebied. • Subjectificatie: de opleiding geeft de ruimte en stimuleert de aios om zich als autonoom, verantwoordelijk en uniek persoon te ontwikkelen binnen de professie, en de professie verder te ontwikkelen. In een echte landelijke co-creatie, met bijzonder veel partijen en betrokkenen, is het nieuwe LOP vormgegeven. Voorbeelden van de landelijke samenwerking zijn de werkconferenties van 13 en 14 december en diverse besprekingen met de verschillende coördinatorenoverleggen. Naar verwachting wordt dit nieuwe LOP feestelijk gepresenteerd in mei. Ook dit zal weer een sprankelende landelijke bijeenkomst worden! 1 https://un-h.nl/gezamenlijk-onderzoek-naar-leren-opleiden-in-dehuisartsgeneeskunde/ 21 op één lijn 72
Pagina 24
op één lijn 72 1 ste uitgave 2023 Rubriek voor huisartsopleiders Equilibre DOOR ELSJE KUIJPER EN MARIEKE KOOLS, OPLEIDERSCOÖRDINATOREN Op onze HAO terugkomdagen in Urmond, op 14 en 16 februari, droeg Gaston Peek het stokje als HAO coördinator-curriculum (letterlijk) over aan zijn opvolger Elsje Kuijper. Zij stelt zich nu aan u voor. Per 1 januari van dit jaar heb ik de taak van Gaston over genomen als Coördinator Huisartsopleiders. Tijdens de Urmond dagen kreeg ik het ‘echte’ stokje aangereikt door Gaston. De uitdrukking ‘het stokje overnemen’ komt van het estafettewedstrijd hardlopen in de atletiek. Vier lopers trekken na elkaar een sprint en geven het stokje aan elkaar door. Na Arie de Jong, Paul Schrijver en Gaston Peek ben ik de vierde loper met het stokje en ga ik ervoor zorgen dat ik zo ver mogelijk ga komen. Tijdens de wedstrijd zal mijn aandacht vooral gericht zijn op het publiek; de opleiders. Mijn belangrijkste doel zal het samenstellen van een regionaal opleiderscurriculum zijn. Gaston heeft al een mooie sprint hiervoor getrokken. Ik ga zorgen dat dit curriculum geïmplementeerd wordt en dat de docenten een leidraad hebben om met het curriculum aan de slag te kunnen. Mijn carrière als huisarts en docent begon 15 jaar geleden in Utrecht. Ik combineerde toen mijn werk als huisarts in een echte stadspraktijk met het docentschap aan de geneeskunde opleiding en de hogeschool van Utrecht. Deze functies heb ik jaren met plezier uitgevoerd totdat mijn man, internist hematoloog, een mooie maatschapsplek kreeg in Eindhoven. We moesten het mooie, oude Utrecht verlaten en verhuizen naar de stad van de lampen en PSV. We zouden daar een nieuwe toekomst gaan opbouwen met onze twee jonge kinderen. In Eindhoven ben ik met veel plezier aan de slag gegaan als waarnemend huisarts, maar het onderwijs bleef aantrekken. Gelukkig kon ik een aantal jaren geleden ook beginnen als huisartsbegeleider in het derde jaar van de huisartsopleiding. Ik geef nog altijd met veel plezier onderwijs aan aios en mag elk jaar weer een tiental aios zien afstuderen als huisarts. Het onderwijs geeft mij veel energie en ik kan er mijn creativiteit in kwijt. Ik hoop, in mijn nieuwe functie als HAO coördinator, deze creativiteit en mijn onderwijservaring in te kunnen zetten. HAO-terugkomdag in Urmond ‘Kennis en Wetenschap: elke 15 minuten anders’. We blikken terug op twee dynamische en inspirerende scholingsdagen naar aanleiding van dat thema. Namens de vakgroep Huisartsgeneeskunde nam Jochen Cals het ochtendprogramma voor zijn rekening. Onno van Schayck nam ons mee in het project ‘De gezonde basisschool van de toekomst’: een grootschalige interventiestudie op gezonde voeding en beweging, met positief effect op het BMI en het welbevinden van de kinderen. Lennart van der Burg en Jochen Cals plaatsten naar aanleiding van hun onderzoek in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kritische Elsje (links) en Marieke (rechts) 24 1 ste uitgave 2023 kanttekeningen bij de ontwikkelingen in de digitale zorg. Een levendige discussie met de zaal sloot aan bij hun bevindingen: digitale zorg zorgt vooral voor een andere, maar niet een verminderde werkbelasting in de huisartspraktijk. Vervolgens kregen de Witte Raven Tonnie van Kessel, GeertJan Dinant en Paul Höppener de vloer. ‘Onuitstaanbare Onverklaarde Klachten’, oftewel OOK1, werden na hun workshop meteen al wat minder onuitstaanbaar, want we kregen een zoekstrategie aangereikt die ter plekke geoefend werd door de zaal. Leuk om ook eens met je aios uit te proberen, rondom casuïstiek waar je maar steeds in het duister hebt getast met de vraag ‘wat is hier nu met deze patiënt aan de hand?’. En mocht je er alsnog niet uitkomen, zo was de uitdrukkelijke boodschap, dan zijn de Witte Raven er als hulplijn voor de huisarts: www.witteraven.org. Spontaan lanceerde Paul Höppener op de valreep nog een prijsvraag voor de eerstejaars opleiders op de donderdag: 1 Vaste rubriek in ‘Op één Lijn’ wie binnen twee weken de juiste diagnose had gevonden op hun derde casus van de hand-out, zou een goede fles wijn winnen. Binnengekomen reacties varieerden van ‘aspergillus’ tot TBC, maar huisartsopleider Suzy Satijn was de enige met het juiste antwoord. Met haar diagnose ‘fatal balamuthia mandrillaris brain infection’ werd zij de winnaar. Paul reist nog af naar haar praktijk in Beek om haar de fles te overhandigen. Kennis en Wetenschap in de (Opleidings)praktijk werd nog eens opgefrist in de opleidersgroepen. De docenten gingen samen met de opleiders aan de slag met kennis en wetenschap tijdens het leergesprek. Hoe gaat de aios om met vragen van patiënten over nieuws uit de media? Wat is het wetenschappelijk bewijs achter deze informatie? Aan de hand van een artikel uit De Telegraaf en de uitleg van Dokter media (doktermedia.nl) over het wetenschappelijke bewijs achter medische nieuwsberichten zijn de opleiders gaan bedenken hoe ze de aios een handreiking kunnen geven om een artikel kritisch te lezen en daaruit hun eigen mening te vormen Column Autonomie DOOR JEROEN SMEETS, HUISARTSREDACTIELID Hij was in de 80. Hij was altijd leraar geweest op de middelbare school, in de exacte vakken, natuurkunde. Hij had zijn eigen medisch dossier thuis. Hij werd steeds vergeetachtiger. Maar hij was ook heel koppig. Met de jaren was hij steeds duizeliger geworden. Hij viel dan ook regelmatig en meestal op zijn achterhoofd. Hij had altijd wonden in zijn gezicht. Als de wonden genezen waren, was hij alweer opnieuw gevallen, met steeds weer nieuwe wonden als resultaat. Hij wilde naar de uroloog in Sittard, hij ging zelfstandig met de trein. Hij nam zijn rollator en eigen dossier mee. Na het bezoek aan de uroloog belde hij me ontdaan op. In Sittard vertrok de trein terug naar Maastricht. Net toen hij zijn rollator én zijn medisch dossier in de trein had gezet, klonk het fluitje en vertrok de trein. Zelf stond hij nog op het perron. Enkele uren later kwam hij aan met de bus in Maastricht. Dat deel was gelukkig snel opgelost. Destijds was het stationsgebouw nog per telefoon bereikbaar. De NS bracht keurig zijn rollator én zijn volledig medisch dossier thuis, met de mededeling dat hij zich de volgende keer moest melden bij de conducteur. Deze zou hem én zijn rollator én zijn volledig medisch dossier helpen instappen. Langzaamaan ging hij achteruit. Cognitief en fysiek. Post stapelde zich op in de woonkamer. Hij kwam er niet meer aan toe, had het te druk. Hulp weigerde hij, zo koppig als hij was. Bij thuisbezoek wachtte ik altijd trouw zo’n kwartier aan de deur, de tijd die hij nodig had om van woonkamer tot aan de deur te komen. Op een dag belde de familie. Ze hadden onder de tafel in de woonkamer, zo’n tafel met zo’n mooi oud kleed eroverheen, een doos gevonden. In die doos zaten voor een aantal maanden blisterrollen. Met medicatie. Ongebruikte medicatie. Hoe konden we, zonder gezichtsverlies, stoppen met het laten bezorgen van deze medicatie die hij niet meer nam? Tijdens een thuisbezoek in aanwezigheid van de familie kondigde ik aan: “Soms gaan mensen plots vooruit als alle medicatie stopt, wat vindt u daarvan?”. Ja, dat was wel een goed idee. Ik stopte alle medicatie bij de apotheek. De blisterrollen werden teruggebracht naar de apotheek. Tijdens een proefopname in een verzorgingshuis nam hij een taxi terug naar huis. Dat was maar niks voor hem, tussen al die oude mensen. Een aantal maanden later overleed hij, thuis, zelfstandig, mét zijn volledige medisch dossier maar zonder medicatiegebruik. 25 op één lijn 72
Pagina 26
op één lijn 72 1 ste uitgave 2023 Impressie Interstavendag Leiden ‘Innovatie – opleiden voor de toekomst’ Team Podcast voor aios: Marieke, Elsje en Merijn DOOR PRISKA ISRAEL, HAB EN DOCENT PSYCHISCH BLOK JAAR 2 MAASTRICHT Herstellende van mijn eerste corona-infectie denk ik terug aan de jaarlijkse interstavendag in februari, nu een maand geleden. Belangrijkste vraag zou kunnen zijn: wat heb ik geleerd? De belangrijkste reden dat ik naar een interstavendag ga, is vooral nieuwsgierigheid naar al die andere collega’s uit den lande en de hoop om door hen geïnspireerd te worden. En dat is gelukt, de dag was geslaagd. Het is een raar woord ‘interstavendag’. Het komt erop neer dat medewerkers van alle huisartsopleidingen elkaar georganiseerd ontmoeten bij de gastvrouw, in dit geval Leiden, om van en met elkaar te leren over het opleiden van huisartsen. Leiden koos als thema van de dag ‘Innovatie – opleiden voor de toekomst’. Het begon als een verwennend schoolreisje. Vanwege de lange treinreis sliepen we met onze grote Maastrichtse en Eindhovense delegatie de avond tevoren in een hotel vlakbij het station en de onderwijslocatie. Ons hoofd en gastheer Matthijs Limpens vroeg zich nog af of ‘Groningen’ in een beter dan wel goedkoper hotel zou zitten. De borrel en het ontbijt was nog ‘onder ons’. Dit verstedelijkte stukje Leiden kan wel wat groen gebruiken. Met name de grote parkeergarage tegenover de onderwijsgebouwen schreeuwt om een verticale tuin. Met een volledig vegetarische lunch en nauwelijks papiergebruik bewees de gastopleiding zich als duurzaam. De dag werd gestart door afdelingshoofd Mattijs Numans met naast zijn welkomstwoord ook een kleine toelichting op rumoer in de media rondom een interview met promoverend huisarts Pieter Barnhoorn in het universiteitsblad Mare. Ik had op dat moment geen idee waar het over ging. Dit rumoer had Maastricht (toen) nog niet bereikt. Het is in ieder geval duidelijk dat Leidenaar Pieter Barnhoorn zijn promotie met voldoende tamtam de wereld in heeft gelanceerd. Of Leiden echt ‘in last’ is? Beluister zijn podcast 1 of lees zijn proefschrift.2 1 http://www.huisartspodcast.nl/huisarts-podcast-geneeskunst-1-pieterbarnhoorn-on-becoming-a-gp/ 2 https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/access/ item%3A3514297/view Twee plenaire sessies Prof. dr. Pim Teunissen, gynaecoloog en wetenschappelijk directeur van SHE, School of Health Professions Education van Maastricht University, gaf een overzicht van de medische onderwijsontwikkeling. Voor iedereen die al langer bij de huisartsopleiding werkt, gaf dit niet veel meerwaarde, omdat we de hele ontwikkeling vanuit probleemgestuurd onderwijs, het CanMeds Model, de opkomst van de ComBeL en de KBA’s meebeleefd hebben. Je kunt je op zo’n moment oud en ervaren voelen. Ik was wel verbaasd te horen, dat Canada nog steeds bezig is met implementatie van het door hen ontwikkelde PGO-onderwijsmodel. Wat leuk was, is de nadruk op de omgeving waarin je leert. Welke omgeving stimuleert gewenst gedrag? Wat betekent dit voor onze onderwijsruimtes? Hoe krijgen we iedereen ook letterlijk meer in beweging? Als voorbeeld: een klimmuur in plaats van een trap. Dr. Tobias Bonten, huisarts en onderzoeker afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde van het LUMC en het Nationaal eHealth Living Lab, gaf een lezing over digitale innovatie in de huisartsenpraktijk. Hoe digivaardig is je team en hoe digivaardig zijn je patiënten? Hij formuleerde een aantal praktische en bruikbare vragen voor het zorgvuldig inzetten van digitaal werken: ‘Is dit beter dan we al hebben? Past dit bij hoe wij werken? Is het niet te ingewikkeld? Kunnen we het uitproberen of aanpassen? Zien wij en anderen dat het werkt?‘. De uitleg over ‘inzicht’ uit de semiplenaire sessie van Rob Dijkstra is hierbij ook bruikbaar: ‘Ik wil graag …. om … te bereiken. Maar … houdt me tegen.’ 26 1 ste uitgave 2023 Wellicht onderleggende vragen, als wij met het LOP aan de gang gaan? Je kon verder in drie rondes kiezen uit 27 workshops, waaronder één semi-plenaire over het nieuwe landelijke opleidingsprogramma (LOP) en het thema innovatie. De werkvorm voor deze semi-plenaire sessie vond ik goed gevonden: de vraag was ‘welke roddels heb jij gehoord over het LOP?’. En dan met het forum gevuld met werkgroepleden en met elkaar in discussie over de feitelijke juistheid en wie er wat van vindt. Wat ik ervan mee heb genomen is, dat we via het LOP vooral een visie op opleiden krijgen en dat de praktische implementatie en uitwerking ervan regionaal nog volgt. Het werd niet heel concreet. ‘Verantwoord vertrouwen’ is het nieuwe mantra. Meer op maat, minder toetsgericht, meer vertrouwen op intrinsieke motivatie, autonomie en zelfsturing. Een volledig narratieve ComBeL als uitwerking van de visie? Ik ben benieuwd. Nieuwe goeroe in deze is ‘Biesta’. Ik heb me voorgenomen het artikel3 ‘Beyond the Medical Model: Thinking Differently about Medical Education and Medical Education Research’ van Gert J. J. Biesta & Marije van Braak te gaan lezen. Onze collega’s waren ook actief betrokken bij twee workshops. Niels Beurskens gaf, op de valreep van zijn naderend afscheid, met anderen de workshop ‘innovaties in het EBM-onderwijs’, en Merijn van de Laar, Marieke Strijker en Elsje Kuijper gaven de workshop ‘podcast voor aios’ vlak voor de daadwerkelijke feestelijke lancering. Het is altijd dubbel opletten op zo’n interstavendag, niet alleen de inhoud tot je nemen maar vooral tegelijkertijd registeren hoe de collega’s hun onderwijs hebben vormgegeven, welke werkvormen hebben ze gekozen, hoe komen ze tot hun doelen? Op zoek naar het ‘Doosje in het doosje’, vrij naar Paul Ram, voormalig hoofd van de Maastrichtse Huisartsopleiding. Het lastige is, dat hoe inspirerender de workshop, des te moeilijker om ook de didactiek ‘door te hebben’ omdat je meegesleept wordt door de inhoud. We inspireerden elkaar gedurende de dag via foto’s en quotes via onze WhatsAppgroep. Mijn ene gevolgde workshop was ‘Empathie, zegen of vloek’ van Erik van Bruggen. Ik had zijn artikel in ‘Huisarts en Wetenschap’ al gelezen. Hij pleit voor rationele compassie, liever dan emotionele empathie die als valkuil heeft, dat je het als huisarts niet volhoudt en verzuipt in je streven naar goed hulpverlenerschap en je te veel laat leiden door je sympathie. Voor de huisartsopleiding adviseert hij empathie vooral te leren en niet te trainen, via bijvoorbeeld media als kunst, toneel en muziek. Hij gaf na een interactieve workshop een handzaam A4tje mee met vragen voor opleiders, aios en artsen. Iets om verder over na te denken, ook over mijn eigen ‘empathieblokkers’. Mijn andere workshop kwam vanuit de VOHA Nijmegen en had als titel: ’Blended learning, zet die blender maar aan’. Een workshop waar we ons voor moesten inlezen en in de workshop praktisch aan de slag gingen met het ontwerpen van een gecombineerd onderwijsprogramma met extra aandacht voor digitale werkvormen. Ook hier na afloop een cadeautje: een ‘checklist onderwijsontwikkeling Blended Learning’. Ik neem me voor om mijn eigen onderwijsprogramma’s langs dit hulpmiddel te leggen. De basis komt vanuit het PGO en dat is wat wij in Maastricht bij de BKO4-cursus goed leren. Kijk ook eens op www.edlab.nl en tutorials.library. maastrichtuniversity.nl/Tool_Wheel. Niet veel nieuws, maar leuk om interactief te zien, hoe ze daar bij een ander instituut mee aan de slag gaan. En tegelijk trots op ‘ons’ Edlab (!). En op ‘onze’ gebouwen met levend groen erin en eromheen. Die handzame cadeautjes na afloop van een onderwijsprogramma is mijn belangrijkste voornemen na deze interstavendag: ik ga ze ook meer uitdelen. De gedeelde mening van onze groep was, dat de workshops van hoge kwaliteit waren en dat iedereen er graag meer had willen volgen. Met name de workshop ‘Visie op onderwijs in de praktijk’ van de VUMC Amsterdam, waarbij de psychologische basisbehoeften werden bekeken als duiding voor aios-opleider interactie problemen, zal in verschillende intervisiegroepen via de deelnemers een vervolg krijgen. Ook een doosje in een doosje. Vervolg geven aan inspiratie is de enige manier om het geleerde de kans te geven te beklijven. Laat je dus vooral strikken tot het schrijven van een stukje voor ‘Op één Lijn’. Na een vrolijke wrap-up van Sebastiaan van Beek was het Leidens feestje voorbij. Met complimenten voor de organisatie! Meer brengt het terugdenken me nu niet. In 2023 voor het eerst een covidinfectie ondergaan voelt als een enorme hoeveelheid mosterd na de maaltijd. Het herstel valt me tegen. Het blijft een rotgriep. 3 In: Teaching and Learning in Medicine v32 n4 (20200807): 449-456 4 BKO: Basis Kwalificatie Onderwijs 27 op één lijn 72
Pagina 28
op één lijn 72 1 ste uitgave 2023 Weten is eten Ik heb wat op m’n lever DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HAB IN RUSTE De meesten onder u zullen nooit lepra hebben gediagnostiseerd. Ik hoor ook bij die groep. Maar ik weet nog wel, dat al op de lagere school de ziekte ter sprake kwam. De beschrijving van zwaar mismaakte lieden die in de Middeleeuwen slechts de stadspoort mochten passeren, als zij met een ratel hun komst aankondigden, maakte grote indruk op mij. En daar sta ik niet alleen in: lepra en alles wat zich rond die ziekte afspeelde, heeft vele schrijvers geïnspireerd en geleid tot prachtig leesvoer. Ik kan u, bijvoorbeeld, aanraden om het boek The Island van Victoria Hislop ter hand te nemen: historische familiegeschiedenis die zich deels afspeelt op het eilandje Spinalonga voor de kust van Kreta, waar tot 1957 (!) een leprozenkolonie gehuisvest was. Maar onlangs maakte zich toch een lichte verbijstering van mij meester, toen ik las van een onderzoek in Schotland, waaruit blijkt, dat Mycobacterium leprae ook zijn goede kanten heeft. De bacil kan ook andere zoogdieren dan de mens infecteren, onder andere het negenband gordeldier, u weet wel. Nu blijkt, dat infectie bij deze dieren leidt tot leververgroting, waarbij de lever tot wel vier keer zo zwaar wordt als gewoonlijk én gezond functioneert! Dit gegeven inspireerde wetenschappers aan de Universiteit van Edinburgh tot verder onderzoek. Daarvoor infecteerden ze 45 gordeldieren en gebruikten er 12 als controlegroep. Onder invloed van de leprabacteriën gingen de hepatocyten zich als een soort stamcellen gedragen. Dat zorgde ervoor dat de levers van geïnfecteerde gordeldieren vergroot werden, maar wel alle vitale functies behielden. Bovendien werden genen die samenhangen met veroudering onderdrukt, terwijl genen die samenhangen met groei waren geactiveerd. Een mooie vondst, maar voordat de leprabacteriën eventueel voor regeneratie van menselijke levers zouden kunnen zorgen, is er nog veel aanvullend onderzoek nodig. Daar kan ik mij wel wat bij voorstellen. Ik zie de gemiddelde MDL-arts nog niet met een petrischaaltje Mycobacterium leprae rondgaan op de zaal met leverpatiënten. Maar wel gingen mijn gedachten met me op de loop in een andere richting: ligt hier een mogelijke oplossing voor het tekort aan eiwitrijk voedsel voor de groeiende wereldbevolking? De implicaties van deze vileine gedachtegang zijn van dien aard, dat ik mij er niet verder in verdiept heb. Maar wel kreeg ik zin om de keuken in te gaan en daar de Andalusische kippenlevertjes klaar te maken die zo lekker zijn, dat ik u hierbij het recept doorgeef. Literatuur: • Cell Reports Medicine, Volume 3, Issue 11, 100820, November 15, 2022: Anura Rambukkana et al.: In Vivo partial reprogramming by bacteria promotes adult liver organ growth without fibrosis and tumorigenesis. • Victoria Hislop, The Island Published April 10, 2006 by Headline ISBN 9780755309511 • Claudia Roden, The Food of Spain Published February 2012 by The Penguin Group ISBN 9780718157197 28 op één lijn 72 1 ste uitgave 2023 Spaanse kippenlevertjes met sherry Ingredienten voor 2 personen • 250 gram kippenlevertjes • 2 eetlepels olijfolie • 2 1/2 eetlepel sherryazijn • 2 eetlepels Fino sherry • 1 kopje kippen- of groentebouillon • 1 sjalotje fijngesneden • 1 a 2 takjes tijm • 1 theelepel honing • wat cayennepeper • zout en peper • fijngesneden peterselie Maak de levertjes schoon door eventuele aders te verwijderen en dep ze droog met wat keukenpapier. Verhit de olijfolie in een koekenpan en bak hierin de levertjes in ongeveer 5 minuten al roerend om, zodat ze aan de buitenkant lekker bruin zijn maar nog rosé aan de binnenkant. Check dit door er eentje met een mes voorzichtig open te snijden. Haal ze uit te pan en hou ze warm onder folie of eventueel op een lage stand in de oven. Voeg sherry, sherryazijn, en het fijngesneden sjalotje toe aan dezelfde olie waar je de levertjes in gebakken hebt en schraap eventueel overgebleven aanbaksels van de bodem met een pollepel. Giet nu de bouillon, samen met de tijm, de honing en de cayennepeper bij het sherry/ui-mengsel en laat dit inkoken tot je ongeveer 4 eetlepels overhebt. Roer hier de warm gehouden levertjes doorheen, zodat ze aan alle kanten bedekt zijn door de saus. Breng op smaak met peper en zout en garneer met wat peterselie. Je kunt dit gerecht opdienen als hoofdgerecht. Lekker met gegrilde groenten en een toefje aardappelpuree maar vanzelfsprekend kun je de de porties ook verkleinen en er leuke voorgerechtjes van maken. Ook worden de levertjes in Spanje regelmatig als tapa geserveerd. Disclaimer: Ethische overwegingen rond welzijn van mens en dier hebben bij het schrijven van dit artikel geen rol van betekenis gespeeld. 29
Pagina 30
op één lijn 72 1 ste uitgave 2023 Moreel dilemma Autonomie: kiezen is verliezen DOOR NATHALIE NOTERMANS, HUISARTS, MA PHILOSOPHY, BIO-ETHICS & HEALTH Op 20 februari 2023 kwam de Gezondheidsraad met een advies met betrekking tot de niet-invasieve prenatale test (NIPT). De commissie Bevolkingsonderzoek adviseert om de NIPT binnen het reguliere prenatale screeningsprogramma aan te bieden, zónder het analysefilter. Dit betekent dat er standaard naar méér chromosomale afwijkingen wordt gekeken dan de huidige drie chromosomale afwijkingen, te weten trisomie 21 (downsyndroom), 18 (edwardssyndroom) en 13 (patausyndroom). In de huidige vorm kiezen zwangeren zelf of ze de NIPT willen met of zonder analysefilter, ook wel ‘nevenbevindingen’ genoemd.1 Dat de commissie met dit advies komt is opvallend. Ze leggen hiermee de verantwoordelijkheid van de keuze voor bepaalde bevindingen niet bij de patiënt, maar bij de aanbieder van de test. In dit geval is de aanbieder de overheid, de NIPT wordt namelijk onderdeel van het landelijk bevolkingsonderzoek in de vorm van prenatale screening. In een tijd waar zelfbeschikking en autonomie van de patiënt een steeds grotere positie inneemt is het interessant om te zien waar deze keuze vandaan komt. Sinds de jaren ‘60 is respect voor autonomie een van de kernwaarden binnen de geneeskunde. In een reactie op de macht van de geneeskunde, kwam er meer aandacht voor zelfbeschikking en vrijheid. Uitgangspunt is, dat een patiënt moet worden beschouwd als iemand die zelf kan aangeven welk medisch handelen hij of zij zinvol acht. Dit is wettelijk vastgelegd binnen de WGBO. Volgens sommige ethici is respect voor autonomie van de patiënt zelfs het belangrijkste uitgangspunt in de zorg voor een patiënt en dit gaat boven alle andere medisch-ethische afwegingen.2 Vaak wordt er gedacht dat méér keuze gelijk staat aan méér autonomie. Toch zien we in de praktijk dat meer opties ook belemmerend kan werken in het maken van een ‘juiste’ keuze. Denk bijvoorbeeld aan het supermarktschap voor eieren. Kies je voor biologisch, duurzaam, of diervriendelijk? Witte, bruine, scharrel, vrije uitloop? Te veel opties kunnen zorgen voor een overweldigend effect en verlammen in het maken van een keuze. Daarnaast is het niet altijd duidelijk wat een keuze inhoudt: wat betekent ‘vrije uitloop’ in tijden 1 Gezondheidsraad WBO: de niet-invasieve prenatale test (NIPT) als bevolkingsonderzoek. Nr. 2023/03, Den Haag, 20 februari 2023 2 Ten Have, HAMJ (1998), Medische Ethiek, Bohn Stafleu van Loghum van ophokplicht wegens vogelgriep? Het maken van een ‘juiste’ of bewuste keuze wordt met meer opties soms dus alleen maar moeilijker. Kiezen leidt automatisch tot verantwoordelijkheid voor de consequenties. Daarom kan het soms als prettig worden ervaren als een keuze voor je wordt gemaakt. Het kan behoorlijk lastig zijn om de afweging te maken tussen verschillende opties, zeker als de consequenties ervan niet altijd even helder zijn. In deze theorie leidt het beperken van de keuzevrijheid tot een hogere handelingsbekwaamheid. Dit uitgangspunt neemt de commissie Bevolkingsonderzoek in haar advies met betrekking tot de NIPT. Ze stelt, dat de beslissing om deel te nemen aan de NIPT minder complex is, wanneer de test uniform wordt uitgevoerd. Hiervoor maakt de commissie wel onderscheid tussen verschillende typen nevenbevindingen. Het advies is om structurele chromosoomafwijkingen wel standaard mee te nemen in de NIPT, omdat deze bevindingen geassocieerd zijn met afwijkingen die qua ernst vergelijkbaar zijn met trisomie 21, 18 en 13. Zwangeren krijgen daarmee een reproductieve handelingsoptie ten aanzien van méér afwijkingen dan nu standaard is. De commissie adviseert om de andere, meer zeldzame, autosomale trisomieën, niet mee te nemen. Dit omdat deze nevenbevindingen in de meeste gevallen alleen in de placenta voorkomen en niet in het ongeboren kind. In sommige gevallen leidt deze afwijking in de placenta tot groeiproblemen of zwangerschapscomplicaties. Er zijn echter geen interventies bekend waarmee de zwangerschapsuitkomst verbetert en dus stelt de commissie dat deze daarom niet relevant zijn. Ze geven namelijk geen handelingsopties aan de zwangere. In eerste instantie lijkt het dus alsof zwangeren in de toekomst minder keuzevrijheid hebben, terwijl er in de toekomst standaard naar meer opties wordt gekeken. Of het goed is, dat we steeds meer en vroeger gaan screenen tijdens de zwangerschap is een andere discussie. Wellicht wordt echte autonomie niet bepaald door de hoeveelheid keuzes, maar door de kwaliteit van kiezen? 30 op één lijn 72 GPConsult onderzoek AIOS: jullie mening mag niet ontbreken! DOOR SANNE SANAVRO, INTERNIST EN ONDERZOEKER UMCG Overleg met specialisten kan telefonisch soms lastig zijn, bijvoorbeeld door onbereikbaarheid. Tele-consultaties worden al veel gebruikt voor advies over de patiënten waar je als huisarts (i.o.) over twijfelt. Ze zijn niet meer weg te denken uit de dagelijkse praktijk. Maar wat is nou precies het effect van digitale adviezen op de zorg die je levert? Dat onderzoeken wij vanuit Universitair Medisch Centrum Groningen via het GPConsult onderzoek. Wij onderzoeken in de regio Zwolle het effect van het gebruik van een nieuw digitaal overlegplatform Prisma dat via de Siilo-applicatie werkt. We denken dat adviezen die via dit platform worden gegeven de doorverwijzingen naar de specialisten zullen verminderen. Of huisartsen (i.o.) dit platform in hun praktijk ook gebruiken voor advies, hangt van verschillende factoren af. Tijdens twee groepsinterviews met derdejaars AIOS in Zwolle, inventariseerden wij ervaringen en meningen over verschillende vormen van overleg met specialisten, behoefte aan scholing en ondersteuning. We willen onderzoeken of deze meningen en behoeften representatief zijn voor alle regio’s. Hiervoor willen wij komende maand via de digitale leeromgevingen van aios een enquête versturen naar alle AIOS. Deelname aan de enquête is uiteraard vrijwillig. De gegevens kunnen worden gebruikt om implementatie en onderwijs over digitaal overleg verder te ontwikkelen. Op deze manier kan jij in jouw toekomstige huisartsenpraktijk nog beter worden ondersteund. Dus: deel jouw mening! Voor meer informatie of vragen: gpconsult@umcg.nl https://huisartsgeneeskunde-umcg.nl/gpconsult https://www.jmir.org/2023/1/e40318 Boekje voor ouders na bezoek aan huisarts “Mijn kind heeft koorts” Het populaire boekje van huisartsonderzoeker en redactielid dr. Eefje de Bont is weer te bestellen: https://www.regalis.nl/bestellen/ 31
Op één lijn 71

Op één lijn 71


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2700 exemplaren Hoofd-/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Jeroen Smeets, Eefje de Bont, Lisette Verheijen en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, SO’s in Limburg, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Deadline volgend nummer 1 maart 2023 Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University, UM-220109 Fotografie Kaftfoto + pagina 25: Felix Punt, www.felixpuntfotografie.nl Pagina 5: Frans Bosch Pagina 18: Loraine Bodewes Pagina 19: Philip Driessen Copyright © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de Redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Jean Muris Afgestudeerd! – Robert Willemsen Stellen zich voor Joyce de Loë, coördinator vakgroep Huisartsgeneeskunde Aimée Overhof, coördinator kwaliteit en communicatie Huisartsopleiding René Beaumont, SO-docent Ouderengeneeskunde Anouk Hermans, GW-docent Ouderengeneeskunde Lenneke Schols, SO-docent Ouderengeneeskunde Wesley Giorgi, promovendus Loraine Peters, onderzoeksmedewerker Ken Peeters, Promovendus Loïs Reichel, junior onderzoeker Rosanne Jonker, GW-docent huisartsopleiding Onderwijs Het coschap Huisartsgeneeskunde heeft een nieuw duo coördinatoren – Nora Paulke, Jelle Stoffers, Steffen Koopmans, Jesse Jansen Clinicus van het jaar – redactie Onderzoek Promotie: Infectie en sepsis in de acute zorgketen – Gideon Latten OOK en de Witte Raven. Recent ontstane buikklachten en vermoeidheid – Paul Höppener en Erik Stolper Digitaal interdisciplinair overleg. Gaat er bij u nog een belletje rinkelen? – Petra Buist, Carmen Hidding en Loïs Reichel Groene Gezonde Basisschool – Bo van Engelen Bestrijding van de obesitasepidemie – Loraine Peters Samen Beslissen in de huisartspraktijk bij patiënten met multimorbiditeit en beperkte gezondheidsvaardigheden – Ruben Sars Herstel na kanker in de huisartspraktijk – Michelle Smits WESP-en Ise van Oss – Negatieve jeugdervaringen en veerkracht Lotte van Loon – Innovaties in de ouderenzorg: ‘de juiste zorg op de juiste plek’ Matthijs Bosveld – Patiënt en mantelzorger aan het roer Mathijs Urlings – Effectiviteit van de ziekte-lastmeter voor patiënten met chronische aandoeningen Anne Blikman – Problemen in de GGZ voor adolescenten Made in Eindhoven & Maastricht Opleiding Ouderengeneeskunde De cirkel is eenmaal rond – Babette Doorn Biefstuk met frites – Nancy Lenaerts Huisartsopleiding De aios kiest voor het vak en niet voor de opleiding – Matthijs Limpens De drie curriculumcoördinatoren stellen zich voor – Ingrid van der Heijden, Hanneke Hamers en Merijn van de Laar Equilibre. Rubriek voor huisartsopleiders – Gaston Peek De anatomische les – Felix Punt Summercourse ‘De Duurzame Huisarts’ – Margarita Vossen Column: Dokterstranen – Jeroen Smeets Weten is eten – Hendrik-Jan Vunderink 10 jaar Aios – Opleiders voetbal Huisartsopleiding Maastricht - Gaston Peek 2 2 3 4 5 6 6 6 7 7 7 7 8 8 8 9 10 11 12 13 13 14 15 15 16 16 17 17 18 18 20 21 22 23 24 25 26 27 28 30 Moreel dilemma. Zorg aan migranten: wat is medisch noodzakelijk? – Nathalie Notermans 31 Van de redactie Alles is vergankelijk Ja, u ziet het goed: de kaft is géén stockfoto. Het beeld is bekend voor velen. De geportretteerden van deze anatomische les zijn lokale beroemdheden, stafmedewerkers van de Maastrichtse huisartsopleiding. Eén van hen is een fervent amateurfotograaf, Felix Punt, u ziet hem links onderaan in beeld. De liggende persoon met lendendoek is niemand minder dan huisartsdocent Niels Beurskens. Hij figureerde al eerder bij Huisartsopleiding Nederland in de campagne1 ‘welk type huisarts ben jij?’. En hij kreeg het label ‘de expert’ met als quote "Je zit in de frontlinie van de huisartsgeneeskunde. Zo hou je het fris en levendig". Ik zeg niets meer. Alles is vergankelijk. Wie ook vergankelijk zijn: basisartsen. Waar zijn ze? Het Nivel concludeerde, dat deze groep steeds langer wacht met in opleiding gaan. Vakgroepvoorzitter Jean Muris hoopt, dat door betere zichtbaarheid in de basisopleiding Geneeskunde deze artsen wat eerder en sneller voor een carrière als huisarts zullen kiezen. Ouderengeneeskunde vinden wij trouwens ook prima. Nog meer afgestudeerde artsen zijn de kaderhuisartsen Hart- en Vaatziekten. Docent Robert Willemsen slaagde er maar mooi in om in coronatijd een nieuwe tweejaarlijkse opleidingsgroep te starten. Proficiat! Alweer stellen veel nieuwe medewerkers zich aan u voor. Hier valt de vergankelijkheid mee, de aanwas is groter dan de (natuurlijke) uitstroom. Wel vergankelijk zijn onze WESP-en; iedere 18 weken wordt de zwerm ververst. Een deel zien we soms later terug als GEZP of aios. De opvolging bij de coördinatie van het coschap Huisartsgeneeskunde is een feit: Nora Paulke en Jelle Stoffers geven het stokje door aan Jesse Jansen en Steffen Koopmans. En meteen mocht het nieuwe duo de genomineerde huisartsen voor de jaarlijkse Pulse verkiezing van beste clinici uitpluizen. Veel updates uit onderzoeksland: nieuwe onderzoekers, zoals Ruben Sars, hopen op uw deelname aan een studie over samen beslissen. Digitale huisartsenzorg is een hot item binnen de vakgroep, er lopen verschillende studies op dit terrein. Eén van onze junioren, Loïs Reichel, schrijft over digitaal interdisciplinair overleg. De Gezonde Basisschool van de Toekomst kent een nieuwe spin-off: vergroening. Bo van Engelen vraagt of u meedoet met de UM-crowdfundingsactie. 1 https://www.huisartsopleiding.nl/huisarts-worden/beroep/de-expertniels-beurskens/ Nieuws over het reguliere Gezonde Basisschool project wordt beschreven door Loraine Peters: de interventies werken. Dit keer geen promotie van een medewerker, maar wel van een zeer naaste collega wiens begeleiding onder HAG viel: die van SEH-arts Gideon Latten over ‘Infectie en sepsis in de acute zorgketen’. Zoals gebruikelijk een update vanuit de Ouderengeneeskunde door ondergetekende. Daarnaast blikt Nancy Lenaerts vanuit haar positie als plaatsvervangend hoofd van de opleiding terug op de afgelopen tweeëneenhalf jaar. Tot slot de anatomische helden van de huisartsopleiding. Onze Nicolaes Tulp, alias hoofd Matthijs Limpens, opent dit katern met een frisse, hoopvolle blik richting toekomst. Onze Rembrandt, Felix Punt, geeft duiding aan het stemmige beeld op de kaft. Onze chirurgijns heten cuco’s, van curriculumcoördinatoren. Er is voorgesorteerd op het naderende afscheid van Gerrie Waagenaar. Ingrid van der Heijden, Hanneke Hamers en Merijn van de Laar doen alvast een boekje open. Wie al langer duurzaam bezig is, is aios Margarita Tukker, of op het moment van verschijnen huisarts Margarita Vossen. Van duurzaam naar Planetary health. Activisme stuit soms op weerstand, maar ‘zo doen we het nu eenmaal’ is niet langer een antwoord. Wordt als (toekomstig) huisarts onderdeel van de oplossing. Eindelijk werd er weer gevoetbald tussen aios en opleiders, vooral dankzij de vasthoudendheid van Gaston Peek. Zijn andere artikel gaat over de opleiders tweedaagse in Heeze met als thema seksuele gezondheid. Helaas stopt Gaston als opleiderscoördinator. De praktijk roept. Verder een ontroerende ‘Dokterstranen’ van Jeroen Smeets. Over vergankelijk gesproken. Nathalie Notermans schreef enkele dagen voor de bevalling van haar tweede kind een actueel moreel dilemma. Helaas konden enkele vaste schrijvers deze keer hun deadline niet halen, qua stukjes dan. Om de boel wat op te fleuren, haalde ik een oudgediende van zijn vergankelijkheid terug: Hendrik Jan Vunderink. Waar zouden we zijn zonder ‘weten is eten’? Zeker nu het cholesterolverhaal niet (b)lijkt te kloppen. Een betere kerstgedachte kunnen we ons niet wensen! Fijne feestdagen en een goede jaarwisseling gewenst, Babette Doorn 3 op één lijn 71
Pagina 4
op één lijn 71 2de uitgave 2022 Van de voorzitter Waar blijven de basisartsen? DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM In onze vergrijzende samenleving leven we langer en hebben we steeds meer en complexere zorg nodig. Tegelijkertijd neemt personeelsschaarste in de zorg toe. Het aantal moeilijk vervulbare vacatures groeit en zorgmedewerkers zeggen vaker hun baan op. Werkplezier en vakmanschap van zorgprofessionals staan onder druk. Regeldruk, administratieve lasten en hoge verwachtingen vanuit de samenleving zorgen voor werkdruk en stress. Ook moeten zorgmedewerkers rekening houden met veranderende verwachtingen van toezichthouders, financiers en politiek. Het is zaak dat we op zoek gaan naar een manier waarop zorgmedewerkers hun professionele expertise en ervaring nog beter kunnen inzetten. Ook vraagt de krappe arbeidsmarkt om een andere omgang met onze zorgvraag. Hoe willen we samenleven en hoe krijgt ‘zorgen’ daarin een plaats? Wat kunnen basisartsen doen in dit complexe vraagstuk, vraag ik me af. Deze week kwam een Nivel-rapport met cijfers over die basisartsen. Het aantal basisartsen dat in opleiding tot geneeskundig specialist wil maar daarmee nog niet is begonnen, is de laatste jaren sterk toegenomen. Dit zogeheten opleidingsreservoir groeide naar meer dan 7.500 in 2022. In dezelfde periode is de gemiddelde tijd tussen artsexamen en start vervolgopleiding gestegen van 26,8 maanden in 2009 naar 42 maanden (3,5 jaar) anno dit jaar. Een belangrijk gegeven is dat het totaalaantal basisartsen vanaf 2009 is gestegen van ruim 18.000 naar 26.330. Een toename van ruim 45%. Het werkloosheidspercentage onder basisartsen is relatief laag: 2%. De groei van het opleidingsreservoir en de toename van de tijd tussen artsexamen en start vervolgopleiding is zorgwekkend. Het is een bewijs van een onevenwichtige verhouding tussen het aantal basisartsen dat in opleiding wil en het aantal beschikbare opleidingsplekken. Uiteindelijk stijgt hierdoor de gemiddelde leeftijd dat een geregistreerde geneeskundig specialist de arbeidsmarkt betreedt en is de periode van productieve arbeid steeds korter. De vraag is dan waar de basisartsen in die 42 maanden verblijven. Worden ze aangetrokken door aniosschappen intra- en extramuraal? Leidt dit dan tot voldoende opvolgers in de praktijk? Voer voor nader onderzoek maar mijns inziens ook een pleidooi voor nog meer zichtbaarheid van onze vakgroep in het basiscurriculum. Een lichtpuntje las ik nog wel in het rapport: huisartsgeneeskunde is een van de populaire vervolgopleidingen. Referentie https://capaciteitsorgaan.nl/nivel-rapport-loopbanen-enloopbaanwensen-van-basisartsen/ Ouderengeneeskunde in de eerste lijn J.W.M. Muris, J.M.G.A. Schols, J. Collet, D.J.A. Janssen https://www.bsl.nl/shop/ ouderengeneeskunde-in-deeerste-lijn-9789036828345 4 4 4 2de uitgave 2022 Persbericht Afgestudeerd! DOOR ROBERT WILLEMSEN, HUISARTSDOCENT Vrijdag 11 november 2022 zijn 13 kaderhuisartsen Harten Vaatziekten afgestudeerd aan de Universiteit van Maastricht! De huisartsen kregen het specialistische diploma uitgereikt in Theaterhotel de Oranjerie in Roermond. Het diploma volgt na een 20 maanden durende opleiding aan de universiteit. Daarmee is de kaderhuisarts Hart- en Vaatziekten nog meer gespecialiseerd en kan hij/zij in een vroeg stadium patiënten helpen of doorverwijzen en andere huisartsen helpen met advies en bijscholing. Wat is een kaderhuisarts hart- en vaatziekten (HVZ)? Een kaderhuisarts HVZ is een specialist die ook huisarts is. Hij/zij kan hiermee de eigen patiënten beter helpen. Ook helpt hij/zij andere huisartsen en zorginstellingen met specialistische kennis. Dat kan in de regio zijn, maar ook landelijk. Hoeveel kaderhuisartsen HVZ zijn er in Nederland? Volgens de website van het CHBB, het college voor huisartsen met bijzondere bekwaamheden, zijn er 62 kaderhuisartsen HVZ geregistreerd. Nu dus nog 13 erbij! V.l.n.r. Art Smits, Marjolein Hermanides, Sharif Khatibi, Martijn Ruigewaard, Robert Willemsen (coördinator), Jaap-Jan Rijn, Marieke van den Ham, Diane van der Kubbe, Suzanne Hundscheid, Anne To Bodeus, Sabine Käyser, Karen Konings (coördinator), Marije Veerman, Saskia van Gestel, Margot Vanaeken. Waarom is een kaderhuisarts belangrijk? Een kaderhuisarts helpt mee om de kwaliteit van de huisartsenzorg goed te houden en te verbeteren. Dat is belangrijk omdat huisartsen vaak de eerste persoon zijn waar mensen met hun gezondheidsvragen en -klachten naar toe gaan. Het is belangrijk dat de kaderhuisarts bekendheid geniet bij collega huisartsen om op verzoek laagdrempelig advies en nascholing te kunnen geven. Het delen van kennis en hulp aan elkaar houdt de eerstelijnszorg mogelijk en boeiend en het geheel aan zorg betaalbaar. In 2020 waren er 233.808 ziekenhuisopnamen vanwege hart- en vaatziekten. Hieronder valt een hartaanval, beroerte, hartfalen en boezemfibrilleren. In Nederland zijn hart- en vaatziekten de tweede doodsoorzaak. Er sterven elke dag gemiddeld 50 mannen en 50 vrouwen aan hart- en vaatziekten.1 Door vroege herkenning van risicofactoren en goede behandeling door leefstijladvies en soms met medicijnen, kunnen we ziekte en sterfte door hart- en vaatziekten verminderen. 1 Cijfers Hartstichting 5 op één lijn 71
Pagina 6
op één lijn 71 2de uitgave 2022 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Joyce de Loë Coördinator vakgroep Huisartsgeneeskunde Mijn naam is Joyce de Loë en ik werk sinds november 2021 bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Het eerste jaar heb ik gewerkt als management office assistant voor Trudy van der Weijden, Onno van Schayck, researchschool CaRe en het PINCOR-project. Per 1 december word ik aangesteld voor de rol van Ellen Breevoort die eind dit jaar met pensioen gaat en jarenlang de coördinator Bedrijfsvoering is geweest van de vakgroep. In deze nieuwe rol zal ik me richten op ondersteuning in uitvoering van het beleid, de organisatie van het ondersteunend personeel en zal ik fungeren als aanspreekpunt voor personele zaken. Samen met mijn man Charles, dochters (Josephine en Charlotte 17 jaar, Catharina 15 jaar, Ghislaine 14 jaar, Alix 12 jaar) en onze hond Nena woon ik in Maastricht. Naast mijn werk voor HAG werk ik ook nog voor het Limburgs Jeugd Symfonie Orkest als orkestmanager/bestuursondersteuner. Mijn vrije tijd breng ik graag door met mijn familie. Ik kijk uit naar een fijne samenwerking en nog meer mensen van de vakgroep te ontmoeten! Aimée Overhof Coördinator Kwaliteit en Communicatie Huisartsopleiding Mijn naam is Aimée Overhof en ik ben in oktober begonnen als coördinator kwaliteit en communicatie bij de huisartsopleiding. Ik zal me bezighouden met het kwaliteitsbeleid van de opleiding en de interne- en externe communicatie. Ik heb een Master Health Humanities behaald aan de universiteit van Tilburg. Tot voorkort heb ik bij het MUMC+ gewerkt als stafadviseur kwaliteit en veiligheid. Ook heb ik 6 6 6 bij Studium Generale als communicatiemedewerker gewerkt. Ik vind het een mooie kans om de ervaring uit mijn vorige functies te combineren binnen mijn nieuwe baan bij de huisartsopleiding. Ik woon in hartje Valkenburg met mijn vriend en onze kat. In mijn vrije tijd ben ik graag buiten, maar ik hou ook van een goed boek, een mooi concert of een leuke serie. Hopelijk tot snel! René Beaumont Specialist Ouderengeneeskunde docent René Beaumont is de naam, sinds 1 juli werkzaam als SO-docent bij de Specialist Ouderengeneeskunde opleiding in Maastricht, specifiek voor de module palliatieve zorg. Drie dagen in de week werk ik voor de Zorggroep in Roermond, voornamelijk op Hospice de Ark. Mijn geneeskundeopleiding heb ik doorlopen aan de Katholieke Universiteit van Leuven en de specialisatie rondde ik af in Nijmegen. Op dit moment volg ik nog de kaderopleiding palliatieve zorg tot juni 2023. Daarnaast ben ik actief in de lokale politiek als gemeenteraadslid en fractievoorzitter van CDA-Beek en al ruim 30 jaar betrokken bij de handbalvereniging in Beek. In de resterende vrije tijd ben ik graag buiten in de tuin bezig en sta ik graag in de keuken. Sinds de coronapandemie zijn we begonnen met een eigen moestuintje en al doende leert men, wat het wel en niet goed doet in de Limburgse klei. Nog vragen over? Aarzel niet ze te stellen. Dit kan per mail, brief, postduif of rooksignalen. 2de uitgave 2022 Anouk Hermans GW docent Wesley Giorgi Promovendus Mijn naam is Anouk Hermans en ik ben per 1 juli gestart als GW docent in jaar 3 van de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Naast deze baan werk ik als GZ-psycholoog bij Novicare. Hier ben ik zowel binnen psychogeriatrische en somatische afdelingen als in de eerstelijn werkzaam. Daarnaast geef ik verschillende scholingen, ben ik betrokken als ambassadeur en trainer bij DEDICATED (Desired Dementia Care Towards End of Life), een project wat gericht is op het verbeteren van de palliatieve zorg bij mensen met dementie en bied ik werkbegeleiding en supervisie aan masterpsychologen en PIOGs (Psycholoog In Opleiding tot GZ-psycholoog). Ik ben 36 jaar, heb twee dochters (Tess en Hannah) en woon samen met hen en mijn man Jeroen in Geleen. In mijn vrije tijd onderneem ik veel leuke dingen met mijn gezin en vriendinnen, zoals een dagje pretpark, naar de binnenspeeltuin en etentjes. Ook kan ik genieten van het kijken naar een serie en ga ik twee keer per week naar Zumba. Ik kijk uit naar een fijne samenwerking. Lenneke Schols Specialist Ouderengeneeskunde docent Vanaf begin September hebben jullie mij wellicht al gezien op vrijdagen, als docent in het eerste jaar van de opleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde. Oorspronkelijk ben ik in Leiden afgestudeerd, in 1988. In de bijna 35 jaar daarna heb ik gewerkt in de jeugdgezondheidszorg, in de geestelijke gezondheidszorg, in het paramedisch onderwijs en vanaf 2013 in de ouderengeneeskunde. Mijn eigen stethoscoop hangt sinds het voorjaar in de wilgen, vanwege behoefte aan prepensioen, invulling van het grootouderschap en tijd nemen om de opleiding tot edelsmid te voltooien. Met veel plezier zet ik me in voor de groep gemotiveerde artsen die de uitdaging zijn aangegaan om zich te ontwikkelen tot specialisten in de Ouderengeneeskunde. Het zet m`n brein ‘aan’ en is voor mij een ontzettend leuke manier om betrokken te blijven bij ons vak. Misschien leuk om te weten: ik hou van pelgrimeren op de fiets. Samen met Ed (mijn echtgenoot) zijn we in 2017 naar Santiago de Compostella gereisd, in 2019 naar Rome en volgend jaar hopen we Trondheim te bereiken. Voor sommigen onder jullie een bekend gezicht voor anderen een nieuwe kennismaking. Wesley Giorgi is mijn naam en onlangs gestart als promovendus, binnen de onderzoeksgroep ‘interprofessioneel opleiden en samenwerken’. Het aanleren van interprofessionele samenwerkingscompetenties van de AIOShuisartsgeneeskunde is het onderwerp waar ik mij in vast heb gebeten. Ik hoop verder te kunnen groeien in mijn competenties en leuke herinneringen met jullie te maken. Mijn thuisbasis is al jaren Maastricht, waar ik de opleiding Arts Klinisch-Onderzoeker heb mogen voltooien. In het mooie Maastricht woon ik samen met mijn verloofde en wandel ik graag door het stadspark of ben ik in de sportschool te vinden. “A healthy body is a healthy mind”. Bij zonnig weer word ik verleid tot de terrassen en bij koude ben ik te vinden op de bank met Netflix. Verder spreek ik geregeld af met vrienden of hang ik ‘Ome Wesley’ uit voor mijn 3 neefjes. Ook vermaak ik mijzelf met webdesign, automatisering en het maken van applicaties. Gepaste digitalisering van zorg en educatie met al zijn voor- en nadelen is dan ook in mijn ogen de toekomst. Ik sta altijd open om te sparren over gezondheidszorg, educatie en informatietechnologie onder het genot van een cappuccino! Loraine Peters Onderzoeksmedewerker Mijn naam is Loraine Peters, 21 jaar oud en ik ben sinds 1 september werkzaam als onderzoeksmedewerker bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. De komende tijd zal ik Marla Hahnraths en Bo van Engelen ondersteunen in de projecten ‘Gezonde Kindcentra van de Toekomst’ en ‘Groene Gezonde Basisschool van de Toekomst’. Afgelopen juli heb ik de Bachelor Biomedische Wetenschappen aan de Universiteit Maastricht succesvol afgerond en momenteel heb ik een tussenjaar. Tijdens mijn afstudeerstage heb ik al mogen werken met de data van de ‘Gezonde Basisschool van de Toekomst’ en mee mogen helpen met het verzamelen van nieuwe data voor het ‘Gezonde Kindcentra van de Toekomst’ project. In mijn vrije tijd vind ik het gezellig om met familie en vrienden te borrelen of leuke dingen te ondernemen. Daarnaast ben ik actief in de paardensport en vind ik het leuk om te reizen. 7 op één lijn 71
Pagina 8
op één lijn 71 2de uitgave 2022 Ken Peeters Promovendus Mijn naam is Ken, ben 27 jaar en inmiddels alweer meer dan een jaar werkzaam als promovendus bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Onder het motto ‘beter laat dan nooit’ stel ik me graag nog even voor. Als promovendus evalueer ik het e-meedenkconsult, een elektronische consultatie die ingezet wordt door huisartsen in de Mijnstreek-regio, waarbij zij aan een specialist van het Zuyderland Medisch Centrum kunnen vragen om mee te denken. Dit project is een samenwerking tussen de vakgroep Huisartsgeneeskunde, de transmurale organisatie MCC Omnes en het Zuyderland Medisch Centrum. Dit doe ik onder begeleiding van Jochen Cals (HAG), Dennis Muris (MCC Omnes) en Mariëlle Krekels (Zuyderland MC). Verder ben ik ook PhD-vertegenwoordiger namens CAPHRI. Ik heb de Master Biomedische Technologie aan de Technische Universiteit in Eindhoven afgerond. Na enkele jaren in Eindhoven en Stockholm gewoond te hebben, woon ik nu in Sittard, waar ik ook geboren en getogen ben. Ik vind het leuk om naar concerten te gaan, Formule 1 te kijken met vrienden of te koken (althans, een poging tot). Verder ben ik regelmatig op een klimmuur, op de tribune bij Fortuna Sittard, of zelf op het voetbalveld te vinden. Loïs Reichel Junior onderzoeker Mijn naam is Loïs Reichel en ik ben 23 jaar oud. Ik heb vorig jaar mijn master afgerond aan de Universiteit Maastricht en ben sinds maart werkzaam als junior onderzoeker bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde (HAG). Ik ben betrokken bij het project over digitale interdisciplinaire overlegvormen, onder begeleiding van Jesse Jansen en Jochen Cals. Dit project is in samenwerking met de universiteiten van Groningen en Nijmegen, waarbij wij (UM) twee werkpakketten op ons zullen nemen. Ik zal de komende jaren in kaart gaan brengen welke digitale platformen, die huisartsen gebruiken om een specialist te consulteren, er in Nederland beschikbaar zijn. Het andere werkpakket wordt nog gevormd, maar heeft betrekking op de invloed van digitaal interdisciplinair overleg op het samen beslissen tussen huisarts en patiënt. Naast deze nieuwe uitdaging houd ik erg van lekker eten, nieuwe plekken ontdekken en kickboksen! Rosanne Jonker GW-docent huisartsopleiding Mijn naam is Rosanne Jonker en ik ben per 1 september gestart als gedragswetenschapper in het acute blok van de huisartsopleiding in Eindhoven. Ik ben geboren en opgegroeid in Leiden, studeerde in Groningen en woon nu, samen met mijn man en zoon, in Sint-Michielsgestel, vlakbij Den Bosch. Mijn man en ik zijn beide geen oorspronkelijke Brabanders, maar voelen ons er toch erg thuis! Met een zoontje van 2 is het nogal eens zoeken naar vrije tijd, maar als ik die gevonden heb doe ik graag aan yoga, kruip ik achter de naaimachine, of houd ik me bezig met muziek. In de vakanties maak ik graag mooie reizen met mijn gezin. Ik ben GZ-psycholoog en momenteel werk ik bij de GGZinstelling Pro Persona, in Tiel. Ik behandel daar cliënten met diverse psychische stoornissen binnen de Specialistische GGZ. Ik vind mijn werk als psycholoog erg mooi en bijzonder en hoop dat ook uit te kunnen dragen binnen de huisartsopleiding. Ik kijk er daarnaast naar uit om me verder te ontwikkelen als docent. Clinicus van het jaar verkiezing De genomineerde huisartsen Net als voorgaande jaren organiseert de Mastercommissie van Pulse weer de clinicus van het jaar verkiezing. De lopende verkiezing is die over het jaar 2021-2022. Vooralsnog staat de uitreiking gepland op 16 februari 2022. In de categorie beste werkplekbegeleider van het coschap 8 8 8 Huisartsgeneeskunde zijn de genomineerden (in willekeurige volgorde): • Nicole Haselager-Wolfs, praktijk Stramproy-Ell • Wouter Bekhuis, praktijk 't Heelhuis in Helmond • Ester Klaassen, praktijk Oirsbeek 2de uitgave 2022 Een nieuwe herfst, een nieuw geluid Het coschap Huisartsgeneeskunde heeft een nieuw duo coördinatoren DOOR NORA PAULKE, JELLE STOFFERS, STEFFEN KOOPMANS, JESSE JANSEN Sinds 1 september van dit jaar heeft de stage Huisartsgeneeskunde in het coschap ‘Huisartsgeneeskunde en Sociale Geneeskunde’ een nieuw duo coördinatoren, Jesse Jansen en Steffen Koopmans. Een goede gelegenheid om terug te blikken en vooruit te kijken, samen met het vorige koppel, Nora Paulke en Jelle Stoffers. Hoe ziet het Maastrichtse coschap Huisartsgeneeskunde eruit? De stage Huisartsgeneeskunde (acht weken) vormt met de stage Sociale Geneeskunde (vier weken) het coschap ‘Huisartsgeneeskunde en Sociale Geneeskunde’. Masterstudenten Geneeskunde zijn vier dagen per week op hun stageplek, onder de hoede van een ‘werkplekbegeleider’. Ze volgen daarnaast één dag per week onderwijs in Maastricht (‘terugkomdag’), begeleid door twee facultaire begeleiders: een huisarts en een sociaal geneeskundige. Iedere maand starten er twee terugkomdaggroepen van 15 studenten. Per academisch jaar dient er voor 360 studenten een stageplek gevonden te worden. Daarvoor is Lilian Aarts verantwoordelijk, samen met Anouk Heuts. Marlies Noevers en Linda Schilder ondersteunen het hele proces en zijn het primaire aanspreekpunt voor studenten. Nora en Jelle, waarom geen tweede termijn van drie jaar? Nora legt uit: “Na ruim negen jaar onderwijs te hebben gegeven gecombineerd met werken als waarnemend huisarts, ga ik me vestigen als praktijkhouder. Als coördinator heb ik drie uitdagende, leerzame en inspirerende jaren gehad. De functie is echter te belangrijk en omvangrijk om ‘erbij’ te kunnen blijven doen. Maar mijn onderwijshart blijft kloppen; ik ga met veel plezier aan de slag in een opleidingspraktijk.“ Jelle vult aan: “Vanwege de job van coschapcoördinator was ik drie jaar geleden juist gestopt met praktiseren. Toen Nora me vertelde dat ze ermee ging stoppen, vond ik dat jammer, want we waren een goed op elkaar ingespeeld team. Dit voorjaar kreeg ik onvoorziene gezondheidsproblemen, die me deden besluiten een dag per week minder te gaan werken en het traject naar mijn pensionering over twee jaar met één jaar in te korten. Ik wilde niet beginnen aan een driejarige taak waarvan ik maar één jaar zou invullen. Mijn andere taken zet ik voort.” Hoe kijken jullie terug op de afgelopen jaren? Nora: “Door de coronapandemie was het een intensieve periode. Niet alleen voor ons, maar ook voor onze collega’s in het veld, alle docenten en studenten. Aanvankelijk werden de stages stopgezet door de faculteit, maar het facultaire onderwijs ging door. Dat moest worden omgezet naar online onderwijs. Toen de studenten weer naar hun stageplekken mochten, moest dat veilig gebeuren voor studenten, patiënten en opleiders. Bovendien moesten er inhaalstages georganiseerd worden. Dat is allemaal goed gelukt, dankzij de inzet en flexibiliteit van velen in de Limburgse en Brabantse huisartspraktijken en hier in Maastricht.” Jelle is het met Nora eens: “Ja, een enorme prestatie, waarvoor we iedereen nogmaals hartelijk willen bedanken. Zoals gezegd, vind ik dat Nora en ik een goed team vormden: onze persoonlijkheden verschilden en overlapten precies goed. Steffen Koopmans Jesse Jansen 9 op één lijn 71
Pagina 10
op één lijn 71 2de uitgave 2022 Ook qua expertise vulden we elkaar mooi aan.” Nora voegt toe: “En we hadden het geluk dat Miriam Janssen, onze ervaren collega van Sociale Geneeskunde, die de structuur van het coschap goed kende, als rots in de branding fungeerde.” Jelle: “Verder zijn Nora en ik erin geslaagd om de huisartsgeneeskundige programmaonderdelen beter te verdelen over de gehele coschapperiode.” Nora beaamt dit: “Ja, en in de Introductiedagen hebben we het college ‘Zo werkt de huisartsenzorg’ - gegeven door Suzanne Klarenbeek, huisarts te Elsloo – ingevoerd; dat is goed ontvangen door de studenten.” Welke ontwikkelingen spelen er momenteel in het coschap? Jelle: “Onze huisartsgeneeskundige stageplekken worden door studenten gemiddeld op alle facetten met meer dan een ‘8’ gewaardeerd, met ‘leerzaamheid’ al jaren als uitschieter met scores van 8.5 of meer. We hopen dat de huisartsenpraktijken in de regio zich open blijven stellen voor coassistenten; eigenlijk hopen we dat nog méér praktijken dat zullen doen.” Nora: “Wat het onderwijs betreft, zal dit jaar een beperkte curriculumherziening - vanwege het nieuwe ‘Raamplan 2020’ - zijn beslag krijgen. Dat zal in 2023-2024 overigens tot weinig praktische en inhoudelijke wijzigingen leiden, omdat ons coschap al goed past bij het nieuwe Raamplan.” Nora en Jelle, hebben jullie nog tips voor Jesse en Steffen, jullie opvolgers? Jelle: “Nou, enerzijds zal je de taken moeten verdelen. Nora en ik hebben dat vrij pragmatisch gedaan, op basis van aanwezigheid, expertise en interesse. Anderzijds is het ook goed dingen samen te doen, zoals het spreken met studenten of het bezoeken van collega’s in hun praktijk. En vooral deze gesprekken ook met elkaar na te bespreken. Je leert ervan en het verslag voor de student of de collega wordt er beter van.” Nora bevestigt dit: “Zelfs als je een gesprek in je eentje voert, is het leerzaam even te sparren met je duo-partner.” Jelle heeft nog een tip: “Ik zou Jesse en Steffen ook adviseren het contact met de studenten uit de stageplanningsgroep te koesteren. Wij hebben heel veel aan hun ideeën en bijdragen gehad.” Over naar het nieuwe duo coördinatoren, Jesse Jansen en Steffen Koopmans. Wie is Jesse? “Ik ben gezondheidspsycholoog en ik heb 11 jaar bij de Universiteit van Sydney gewerkt. Inmiddels ben ik alweer meer dan drie jaar Universitair Hoofddocent bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. Ik woon in Maastricht samen met mijn man en onze drie kinderen en ben vaak hardlopend te vinden in de velden, bossen en heuvels in de omgeving. Mijn onderzoek richt zich op medische besliskunde en samen beslissen in de huisartsenpraktijk. Hoe verwerken patiënten en huisartsen gezondheidsinformatie – zoals diagnostische uitslagen of voorkeuren van de patiënt – bij hun besluitvorming? Mijn onderwijsrollen van de afgelopen jaren waren vooral uitvoerend: communicatieonderwijs in 10 10 10 het basiscurriculum Geneeskunde en programma’s in het terugkomdagonderwijs van het coschap Huisartsgeneeskunde en de GEZP. Het coördinatorschap is een nieuwe uitdaging, die ik met veel nieuwsgierigheid aanga.” En wie is Steffen? “Ik ben al 28 jaar parttime huisarts in Wijlre. Ik ben kaderhuisarts Astma/COPD en ook SCEN-arts. Ik ben in 2000 begonnen als ‘huisarts-begeleider’ bij het coschap, dat toen nog ‘Praktisch Medisch Onderwijs Huisartsgeneeskunde’ (PMOH) heette. Ik heb ook CORE-onderwijs (consultvoering) gegeven. Afgelopen jaren heb ik mij beziggehouden met de ‘Master in Medicine’ (MaMed), het Engelstalige coschap ‘Family Medicine’ voor Saoedische studenten. Toen dat in 2021 stopte kwam deze oudgediende terug bij het coschap Huisartsgeneeskunde als facultair begeleider.” Steffen, jij kent het coschap van binnenuit. Hoe kijk jij tegen je nieuwe rol aan? “Ik heb er veel zin in om de komende drie jaar met Jesse nieuwe wegen te bewandelen. In het kader van de beperkte curriculumherziening heeft de faculteit de wens uitgesproken om meer ouderengeneeskunde in de Maastrichtse Master te realiseren. Binnen ons terugkomdagprogramma komt dat thema in verschillende onderdelen aan bod en Sociale Geneeskunde biedt stages Ouderengeneeskunde aan. We willen het vorig jaar gestarte overleg met Nanda Wolfs graag voortzetten. Ik vind wel dat er niet beknibbeld mag worden op de stage Huisartsgeneeskunde: acht weken is echt het minimum! Tenslotte zou ik het scholingsprogramma voor onze huisartsopleiders graag verder ontwikkelen.” Jesse, voor jou is het coschap vrijwel onontgonnen terrein. Wat is jouw perspectief? “Toen ik voor de zomervakantie ‘ja’ zei tegen deze rol, vertelden Nora en Jelle mij dat het een goedlopend coschap is. Nu, een paar maanden verder, ervaar ik dat zelf ook zo. Door het harde werken van Marlies, Linda, Lilian en Anouk loopt alles op rolletjes. En inhoudelijk staat het coschap als een huis. Ons terugkomdagonderwijs sluit goed aan bij het ‘Raamplan 2020’. We zullen wat accenten anders leggen en meer aandacht besteden aan digitale innovaties, maar verder hoeft er niet zoveel te veranderen. Vanzelfsprekend zullen Steffen en ik - samen met onze planningsgroep en de studentvertegenwoordigers - vinger aan de pols houden en de kwaliteit van het coschap bewaken. Feedback van studenten, opleiders en facultaire begeleiders is daarvoor essentieel. Ik wil voor hen dan ook laagdrempelig beschikbaar zijn.” Contact Coschapcoördinatoren Huisartsgeneeskunde: coordinator-stagehag@maastrichtuniversity.nl Secretariaat: coschap-werkplek-hag@maastrichtuniversity.nl Promotie Infectie en sepsis in de acute zorgketen DOOR GIDEON LATTEN, SEH-ARTS EN PROMOVENDUS Stelling: “Zelfs in afwezigheid van een goede diagnostische test voor sepsis valt er aan het verwijsgedrag van Nederlandse huisartsen voor deze patiënten weinig te verbeteren.” Op vrijdag 16 september verdedigde ik met veel plezier mijn proefschrift getiteld ‘Infection and sepsis in the Dutch acute care chain: opportunities for optimisation of care’. Samen met promotoren Jochen Cals en Jean Muris en copromotor Patricia Stassen bestudeerde ik wat er met patiënten met een ernstige infectie gebeurt in de acute zorgketen en of daar kansen liggen om de zorg te verbeteren. Hoewel mensen niet pas ziek worden op de drempel van het ziekenhuis, vindt het overgrote deel van wetenschappelijk onderzoek naar ernstige infecties en sepsis binnen ziekenhuizen plaats. Wij besloten de onderbelichte acute zorgketen vanuit verschillende perspectieven te bestuderen en delen hierbij graag onze bevindingen. Ziek Uit ons onderzoek blijkt, dat 80% van de patiënten die op de spoedeisende hulp (SEH) komt met een infectie, door een huisarts verwezen is. Van hen werd 60% met de ambulance vervoerd naar de SEH. Gemiddeld hadden zij al drie dagen klachten en een derde kreeg antibiotica voorgeschreven. Er gebeurt dus al een heleboel vóór het SEH-bezoek. Je kan je afvragen of in die fase niet meer gezondheidswinst te behalen is dan in de ziekenhuisfase waarop nu primair de focus ligt. Koorts Het eerstelijnsperspectief bestudeerden wij door prospectief 108 patiënten met koorts op de huisartsenpost te includeren. We onderzochten welke vitale waarden huisartsen maten, of er sprake was van een niet-pluisgevoel en welke patiënten naar de SEH verwezen werden. Om een volledig beeld te krijgen van de patiënten maten studenten de missende vitale waarden alsnog. Bij 1 op de 5 patiënten maten huisartsen alle vitale waarden en 1 op de 3 patiënten veroorzaakte een niet-pluisgevoel. Hoewel de ademfrequentie veruit het minst vaak gemeten werd (1:3), was deze wel geassocieerd met verwijzing, net als een verhoogde temperatuur, een afwijkend bewustzijn en een nietpluisgevoel. Van de verwezen patiënten werd 90% opgenomen in het ziekenhuis, terwijl 1 op de 7 niet verwezen patiënten alsnog binnen een week in het ziekenhuis opgenomen werd. Communicatie Binnen de acute zorgketen is goede communicatie onontbeerlijk. Wij onderzochten hoe vaak het woord ‘sepsis’ binnen de acute zorgketen gedocumenteerd werd en hoe vaak er uit de overdrachten een gevoel van urgentie naar voren kwam. Dit bleek bij 20% van de patiënten met een mogelijke sepsis zo te zijn. Zorgverleners waren het verrassend vaak niet met elkaar eens over wélke patiënt mogelijk sepsis had; in slechts 4% van de gevallen werd door alle betrokken zorgverleners sepsis gedocumenteerd. Vitale waarden Vitale waarden zijn essentieel zijn voor de vaststelling van een sepsis. In een observationele studie concludeerden wij dat één meting niet alles zegt. Na binnenkomst op de SEH veranderen in 50% van de patiënten de vitale waarden (vaak de ademfrequentie) dusdanig dat dit effect had op de vigerende klinische beslisregels voor sepsis. Het is waarschijnlijk dat deze variatie prehospitaal ook optreedt, wat een gedeelte van de variatie in documentatie van sepsis zou kunnen verklaren. Ademfrequentie De ademfrequentie is beroemd en berucht. Belangrijk, maar zelden gemeten. Via het tonen van video’s aan zorgverleners stelden we vast, dat het handmatig meten van de ademfrequentie suboptimaal gebeurt, met een duidelijk effect op klinische beslisregels. Het lijkt verstandig het gebruik van niet-invasieve meetinstrumenten voor de ademfrequentie te onderzoeken, waarbij het niet uitgesloten is dat (semi-)continue metingen in de toekomst van meerwaarde blijken te zijn. Zijn we klaar? Nee. We zijn zeker nog niet klaar. Dit proefschrift laat wel zien dat het zich waarschijnlijk loont om meer tijd en energie te steken in het evalueren en optimaliseren van de acute zorgketen, aangezien daar veel meer lijkt te gebeuren dan we tot nu toe gedacht hebben. Het proefschrift is terug te vinden via https://www.publicatieonline.nl/publicaties/gideon-latten/. 11 op één lijn 71
Pagina 12
op één lijn 71 2de uitgave 2022 Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten Recent ontstane buikklachten en vermoeidheid DOOR PAUL HÖPPENER EN ERIK STOLPER1 ONVERKLAARDE BUIKPIJN AANVALLEN bij een jonge man John is een 30 jaar oude magazijnbediende, die al meer dan een jaar bekend is met sporadische aanvallen van een of 2 dagen hevige stekende buikpijn, de ene keer in de onderbuik, dan net onder zijn navel. Het is een stekende, snijdende pijn, tijdens zo’n aanval kan hij nauwelijks bewegen; de pijn is niet te verdragen. Tijdens de aanvallen heeft hij geen koorts, wel heeft hij dan vaak ook wat opgezwollen handen en voeten met een niet jeukend erytheem. Na een aanval is hij klachtenvrij en voelt zich weer enkele maanden helemaal goed. John is een wat asthene, lange man die voorheen nooit klachten had en een sportief leven leidt als actief lid van het eerste elftal van de plaatselijke voetbalclub. Voorheen kwam hij nooit bij de huisarts. Zijn huisarts heeft hem al verschillende keren tijdens zo’n aanval gezien en uitgebreid onderzocht. Palpatie van de buik is dan niet mogelijk vanwege de pijnreactie. Bij palpatie buiten de aanvallen is de buik niet pijnlijk en zijn er geen abnormale weerstanden te voelen. Omdat deze aanvallen telkens terugkomen na een paar maanden verwijst de huisarts hem naar de MDL-arts in het lokale ziekenhuis. Daar wordt uitgebreid diagnostiek gedaan. Algemeen lichamelijk onderzoek, gastroscopie, coloscopie, CTscan van de buik, ontlastingsonderzoek en bloedonderzoek (CRP, leverfunctie en bloedbeeld) zijn allen niet afwijkend. Nu zich in het laatste jaar weer acht aanvallen hebben voorgedaan, kan de huisarts het niet uitstaan dat ze nog steeds niet tot een diagnose kan komen. Dit is een ziektebeeld dat ze nooit eerder heeft gezien. Ze neemt het dossier nog eens goed door en gaat zoeken op internet. Dat levert meteen een waarschijnlijke diagnose op. Weet u welke? Mail naar op1lijn@maastrichtuniversity.nl 1 deze casus is elders gepubliceerd en door ons bewerkt. In de volgende editie vermelden we de auteur 12 12 12 Oedeem en erytheem De Witte Raven Groep is een werkgroep van huisartsen, opgericht in 2016, die zich richt op het zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK), in de veronderstelling dat het kan gaan om een zeldzame ziekte of een zeldzaam verschijnsel. Verwijzing van casuïstiek loopt via de eigen huisarts. De Witte Raven hebben een eigen zoekstrategie ontwikkeld en maken gebruik van 4 zoekmachines. Naast het uitzoeken van casuïstiek richt de Witte Raven werkgroep zich op het nascholen van huisartsen en het delen van hun kennis. Voor meer informatie en voor aanmelding van een casus of aanvraag van een nascholing voor huisartsen kijk op onze website: www.witteraven.org. Digitaal interdisciplinair overleg Gaat er bij u nog een belletje rinkelen? DOOR PETRA BUIST, CARMEN HIDDING EN LOÏS REICHEL, JUNIORONDERZOEKERS Loïs Reichel Substitutie van zorg speelt een steeds grotere rol in ons huidige zorgsysteem. Om de werkdruk op de huisarts iets te verbeteren, ontstaan steeds meer digitale initiatieven zoals videoconsulten waarbij de patiënt zelf een consult kan inplannen. Ons onderzoek richt zich op digitale overlegvormen die asynchrone communicatie tussen huisarts en medisch specialist mogelijk maakt. Dit noemen we digitaal interdisciplinair overleg. Deze platformen, zoals teledermatologie, worden al een tijd gebruikt, maar wetenschappelijk bewijs over het effect is schaars. Ons doel is om meer inzicht te krijgen in de voor- en nadelen van de verschillende typen. Samenwerking Dit project is in samenwerking met de Universiteit van Groningen en Radboud UMC in Nijmegen. We zullen ons vooral richten op: 1. Het in kaart brengen van de beschikbare digitale platformen in Nederland 2. De belangrijkste uitkomstmaten van het gebruik ervan (vanuit verschillende stakeholders) 3. Het vergelijken van verschillende methoden om het effect op de zorgkosten te meten 4. De invloed ervan op samen beslissen tussen huisarts en patiënt 5. Inzicht in welke typen digitale platformen worden gebruikt bij verschillende klinische vragen en/of problemen. In totaal is voor dit project drie jaar uitgetrokken. Er is een continue samenwerking tussen de drie universiteiten/ ziekenhuizen. Interesse Zoals gezegd omvat dit onderzoek verschillende werkpakketten. We zullen in de loop van dit onderzoek ook interviews houden met o.a. huisartsen, medisch specialisten en patiënten. Mocht u vragen hebben of willen deelnemen, neem dan contact op via de onderzoeker in Maastricht: lois.reichel@maastrichtuniversity.nl. UM-crowdfunding Groene Gezonde Basisschool DOOR BO VAN ENGELEN, PROMOVENDUS Het vormen van gezonde leefgewoonten begint al op jonge leeftijd. De basisschool kan een belangrijke rol kan spelen in het stimuleren van een gezonde leefstijl bij kinderen. Zo kan een groen schoolplein ervoor zorgen dat kinderen meer bewegen, beter in hun vel zitten en kunnen concentreren. In het project de Groene Gezonde Basisschool werken de Universiteit Maastricht en de Universiteit Hasselt samen om schoolpleinen groener te maken om een gezonde ontwikkeling van alle kinderen te bevorderen. Waarom een Groene Gezonde Basisschool? Eerdere studies hebben aangetoond dat groene schoolpleinrenovaties direct leiden tot positieve veranderingen in fysieke activiteit en sociaal gedrag. Het is zeer waarschijnlijk dat de interventie-effecten van de Gezonde Basisschool van de Toekomst en de vergroening elkaar versterken. 13 op één lijn 71
Pagina 14
op één lijn 71 2de uitgave 2022 Groene schoolpleinen kunnen inspirerende leer- en leefomgevingen zijn. Ook zijn er aanwijzingen dat groen de schoolprestaties van kinderen kan stimuleren. In een pilotstudie worden de effecten van groene schoolpleinrenovaties op het fysieke en mentale welbevinden en de cognitieve prestaties van basisschoolleerlingen onderzocht. Dit kan leiden tot groene evolutie van de Gezonde Basisschool van de Toekomst interventie. Wat is een Groene Gezonde Basisschool? Het project 'de Groene Gezonde Basisschool' heeft als doel het vergroenen van schoolpleinen op basisscholen. Het ontwerp bevat natuurlijke elementen en veel biodiversiteit om een parkachtige omgeving te creëren, dit in tegenstelling tot de op asfalt gebaseerde speelplaatsen. De Groene Gezonde Basisschool is een uitbreiding van de projecten ‘Gezonde Basisschool van de Toekomst’ en ‘Gezonde Kindcentra van de toekomst’. Deze projecten lieten kinderen kennismaken met gezonde voeding en meer lichamelijke beweging. Daarnaast werd aandacht besteed aan voldoende ontspanning, rust en samenwerking en maatschappelijke betrokkenheid. De uitkomsten van deze onderzoeken zijn wetenschappelijk geanalyseerd en tonen aan dat de combinatie van gezonde voeding en voldoende lichamelijke beweging een significante daling van het BMI kan opleveren. Bestrijding van de obesitasepidemie DOOR LORAINE PETERS, ONDERZOEKSMEDEWERKER Onlangs werd het artikel ‘Bestrijding van de obesitasepidemie met een schoolgebonden interventie: Langetermijneffecten van de Gezonde Basisschool van de Toekomst’ gepubliceerd. Deze studie onderzocht de vierjarige effecten van de Gezonde Basisschool van de Toekomst (GBT) op de Body Mass Index z-score (BMIz) van kinderen, en op de buikomtrek, eetgedrag en beweeggedrag. Eerdere artikelen beschreven al kleine gunstige effecten van de GBT op de Body Mass Index (BMI) en het eet- en beweeggedrag van kinderen. Mogelijk geeft de BMI alleen geen juist beeld van de effecten van beweeginterventies, aangezien lichaamsbeweging de vetvrije massa kan vergroten zonder dat de BMI (in even grote mate) verandert. Daarom was er behoefte aan onderzoeken met zowel indirecte als directe uitkomstmaten van gewicht en buikvet. Vooral de aanwezigheid van buikvet is een belangrijke voorspeller van diabetes en hart- en vaatziekten. Uit de 4-jaars analyse blijkt dat zowel de volledige als gedeeltelijke GBT-interventies leiden tot significante 14 14 14 veranderingen in de BMIz van kinderen vergeleken met kinderen in controlescholen. Ook de buikomtrek veranderde gunstig bij zowel de volledige als gedeeltelijke GBTinterventie. Op scholen waar de volledige interventie is ingezet, werden significante veranderingen getoond in bijna alle voedingsgedragingen op korte termijn, terwijl op lange termijn vooral de consumptie van water en zuivelproducten significant verschilde met controlescholen. Dit effect kan van groot maatschappelijk belang zijn, aangezien de consumptie van suikerhoudende dranken gekoppeld wordt aan de overmatige gewichtstoename. Deze resultaten duiden erop dat de huidige interventies op scholen effectief zijn in het tegenhouden van ongunstige veranderingen in lichaamssamenstelling, zowel op korte als lange termijn. Het volledige Engelstalige artikel is te lezen op: https://doi.org/10.1371/journal.pone.0272291 Onderzoek In deze pilotstudie werkt de Universiteit Maastricht nauw samen met de Universiteit Hasselt. De onderzoekers op beide universiteiten zullen elk één interventie- en één controleschool rekruteren en op dezelfde wijze metingen uitvoeren bij kinderen. Geef voor… een gezonde en groene generatie! De leefstijl van onze jonge generatie wordt steeds ongezonder: 15% van de Nederlandse kinderen heeft overgewicht, met alle gevolgen van dien. Het bijzondere programma De Gezonde Basisschool van de Toekomst leert kinderen gezonde leefgewoontes op het gebied van beweging en voeding. Voor een verdere verduurzaming wordt er gekeken naar de effecten van vergroening op scholen. Wilt u bijdragen aan het verbeteren van de (mentale) gezondheid en schoolprestaties van onze jonge generatie? Kijk dan op www.umcrowd.nl/project/geef-vooreen-gezonde-groene-generatie Voor meer informatie over het onderzoek kunt u contact opnemen met Bo van Engelen, b.vanengelen@maastrichtuniversity.nl. Huisartsen gezocht Samen beslissen in de huisartsenpraktijk DOOR RUBEN SARS, PROMOVENDUS Huisartsen gezocht voor nieuw onderzoek Onderzoekers van de Universiteit Maastricht en het Nivel richten zich in nieuw onderzoek specifiek op patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden én multimorbiditeit. Voor veel patiënten is het belangrijk dat zij betrokken worden bij keuzes over de gezondheid. Dit geldt juist ook voor kwetsbare patiënten in complexe zorgsituaties, blijkt uit onderzoek. Wat is het probleem? Het begrijpen van informatie over medische of zorgopties is lastig voor patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden. Ze hebben daarnaast ook moeite met het uiten van wat zij zelf belangrijk vinden. Wat bieden wij? Wij onderzoeken hoe het beslissingsproces verloopt in gesprekken tussen huisartsen en deze patiënten, en hoe beide partijen deze gesprekken ervaren. Hiermee brengen wij verbeterpunten en behoeftes in kaart, om zo handvatten te bieden om het beslissingsproces te faciliteren en optimaliseren. Hierdoor wordt samen beslissen effectiever, makkelijker en leuker voor zowel u als huisarts als voor uw patiënten. Wat houdt meedoen in? Ons onderzoek is zo ingericht dat we zo min mogelijk van uw tijd vragen. We zijn op één dag in uw praktijk om het onderzoek uit te voeren. We nemen deze dag uw consulten met drie patiënten uit deze patiëntengroep op. Na het consult krijgt u een korte vragenlijst van 2 minuten over het consult. Aan uw patiënt stellen wij buiten uw spreekkamer nog wat vragen over het gesprek. Daarnaast komen we vooraf bij uw praktijk langs om de details van uw deelname te bespreken en hoe we u en uw praktijk optimaal kunnen ondersteunen om de onderzoeksdag soepel te laten verlopen. Meer weten of meedoen? Wilt u meer weten over het onderzoek, heeft u interesse om deel te nemen of heeft u vragen over het onderzoek? Neem dan contact op met Ruben Sars: ruben.sars@maastrichtuniversity.nl of 06-22098583. Herstel na kanker in de huisartspraktijk: doet u mee? Voormalig kankerpatiënten krijgen na behandeling vaak restklachten. Zij hebben behoefte aan begeleiding bij herstel. In dit project bieden we huisartsen een werkwijze om gepaste ondersteuning te bieden zonder dat het veel tijd kost. In het onderzoek kunnen huisartsen en praktijkondersteuners gebruik maken van een evidence based eHealth programma gericht op herstel na kanker. Patiënten gaan aan de slag met leefstijlverandering en veelvoorkomende klachten na kanker. U wordt bij deelname via loting ingedeeld in de experimentele- of controlegroep. De experimentele groep gaat het eHealth programma gebruiken om patiënten te begeleiden. De interventie bestaat uit twee regulier declareerbare consulten bij de huisarts of praktijkondersteuner. Hierin bespreekt u de voortgang van de patiënt in het programma en de eventuele problemen bij het implementeren van leefstijlverandering. De patiënten werken zelfstandig met het eHealth programma waarin feedback op hun zelfmanagement is ingebouwd. Huisartsen of praktijkondersteuners in de controlegroep zullen patiënten includeren die normale huisartsenzorg krijgen. De patiënten in de controlegroep vullen digitale vragenlijsten in. Na een jaar worden de patiënten uit de controlegroep ook op het digitale zelfhulpprogramma gewezen. Na de interventieperiode wordt bij alle patiënten een biomedische meting afgenomen. Per praktijk zoeken we 10 patiënten. Onkostenvergoeding is beschikbaar. U kunt vanaf nu instromen tot augustus 2023. Meedoen? Mail herstelnakanker@ou.nl of bel 045-5762384. 15 op één lijn 71
Pagina 16
2de uitgave 2022 1 e uitgave 2014 WESP-student Ise van Oss Negatieve jeugdervaringen en veerkracht BEGELEIDERS: LISETTE WALBEEHM-HOL, CHRISTIAN HOEBE, PETRA PASMANS & JAMIU BUSARI Vraagstelling Het is bekend dat het doormaken van negatieve jeugdervaringen (ook wel Adverse Childhood Experiences, ACEs) geassocieerd wordt met negatieve gezondheidsuitkomsten op latere leeftijd. Wij onderzochten wat de prevalentie is van ACEs in de populatie van een huisartsenpraktijk. Tevens hebben we gekeken naar de samenhang tussen de blootstelling aan ACEs en de huidige veerkracht. Studiedesign Voor ons onderzoek werd een online vragenlijst uitgestuurd naar alle volwassen patiënten in de huisartsenpraktijk. 515 deelnemers vulden de vragenlijst in die het aantal doorgemaakte ACEs en de veerkracht in kaart bracht. Primair resultaat en conclusie 53% van de deelnemers heeft één of meer ACEs meegemaakt en 22% zelfs vier of meer. Vrouwen, deelnemers jonger dan 65 jaar en deelnemers met een lager jaarinkomen of opleidingsniveau blijken vaker te zijn blootgesteld aan vier of meer ACEs. Ook wordt een associatie gezien tussen blootstelling aan meer ACEs in het verleden en verminderde veerkracht. WESP-student Lotte van Loon Innovaties in de ouderenzorg: ‘de juiste zorg op de juiste plek’ BEGELEIDERS: ANNA HUIZING EN FRANK AMORY (ZIO – ZORG IN ONTWIKKELING) Vraagstelling Vanwege vergrijzing en stijgende zorgkosten staat ‘de juiste zorg op de juiste plek’ centraal in ouderenzorg. Om huisartsen hierin te ondersteunen werd de multidisciplinaire videoconsultatie ouderenzorg opgezet. In deze studie werd het verwijsproces en de kwaliteit hiervan in Maastricht-Heuvelland, samen met ervaringen en behoeften van zorgverleners met betrekking tot de videoconsultatie, onderzocht. Studiedesign Proces- en effectevaluatie met een mixed methods design, bestaande uit een analyse van Tipp verwijsdata, een enquête onder huisartsen (n=33) en semigestructureerde interviews met huisartsen (n=7) en professionals (n=5) uit de ouderenzorg. Primair resultaat en conclusie Huisartsen zijn tevreden met het verwijsproces, maar er zijn veel partijen betrokken en niet elke huisarts heeft overzicht. Multidisciplinaire consultatie wordt als helpend gezien voor ‘de juiste zorg op de juiste plek’, alleen het is nog zoeken naar een aanpak die voor iedereen passend en waardevol is. Communicatie tussen eerste en tweede lijn omtrent de zorg voor ouderen is hierbij belangrijk. 16 16 op één lijn 71 2de uitgave 2022 WESP-student Matthijs Bosveld Patiënt en mantelzorger aan het roer BEGELEIDERS: LOES VAN BOKHOVEN, WALTHER VAN MOOK EN HELEN MERTENS Ervaringen van patiënt en mantelzorger met zelfmanagementondersteuning door het Maastricht UMC+ Vraagstelling Wat zijn de ervaringen met de zelfmanagementondersteuning aangeboden door het Maastricht UMC+ in de vorm van de Academie voor Patiënt en Mantelzorger door de ogen van deelnemende patiënten en mantelzorgers? Studiedesign Exploratief, kwalitatief onderzoek waarin er individuele interviews zijn afgenomen bij zowel patiënten (N=13) als mantelzorgers (N=5) die deelgenomen hebben aan de zelfmanagementondersteuning aan de hand van een semigestructureerde vragenlijst. Primair resultaat en conclusie Patiënten en mantelzorgers vertellen dat zij ervaren hebben meer kennis te hebben opgedaan en erkend worden als partner in zorg, leidend tot toegenomen vertrouwen in eigen kunnen. Tot slot onderstrepen de deelnemers aan het onderzoek dat de zelfmanagementondersteuning impact heeft op hun dagelijks leven: het voorkomt wachten op de thuiszorg, maar kan ook leiden tot extra (tijd)belasting. WESP-student Mathijs Urlings Effectiviteit van de ziektelastmeter voor patiënten met chronische aandoeningen BEGELEIDERS: ANNERIKA GIDDING-SLOK EN ESTHER BOUDEWIJNS (PHD) Vraagstelling Wat is de effectiviteit van de ziektelastmeter bij patiënten met COPD, astma, diabetes type 2 en/of hartfalen uitgedrukt middels de Patient Assessment of Chronic Illness Care (PACIC) en EuroQol-5D-5L (EQ-5D-5L), in vergelijking met reguliere zorg na 6, 12 en 18 maanden? Studiedesign De studie heeft een pragmatisch geclusterd quasiexperimenteel design, met twee armen, namelijk de interventiegroep (ziektelastmeter) en een controlegroep (reguliere zorg). Primair resultaat en conclusie Na 6 maanden werd in de interventiegroep een significante verbetering bij 3 van de 6 domeinen (goal setting, patient activation en decision support) bij de PACIC-vragenlijst gevonden. Na 12 en 18 maanden was geen significante verbetering gevonden. De resultaten van de EQ-5D-5L toonde geen significante verbeteringen na 6, 12 en 18 maanden bij alle domeinen. 17 17 op één lijn 71
Pagina 18
op één lijn 71 2de uitgave 2022 WESP-student Anne Blikman Problemen in de GGZ voor adolescenten BEGELEIDER: MARK SPIGT Vraagstelling Mentale problemen zijn een groot probleem onder adolescenten, het is daarom belangrijk dat zij goede geestelijke gezondheidszorg kunnen krijgen. Met dit onderzoek wilden wij problemen rondom de GGZ voor adolescenten in de eerste lijn in kaart brengen en ideeën vormen voor toekomstige interventies om die problemen aan te pakken. Studiedesign Voor deze kwalitatieve studie hebben we een humancentered design gebruikt. Er werden semigestructureerde interviews en focusgroepen uitgevoerd met huisartsen, praktijkondersteuners ggz (jeugd) en jongvolwassenen. Voor de analyses werd ‘grounded theory’ gebruikt. Primair resultaat en conclusie Gevonden barrières werden onderverdeeld in vier hoofdthema’s: de organisatie van zorg, de connectie tussen de eerste en tweede lijn, stigma en de adolescent. Peersupportgroepen, betere nazorg en communicatie, zijn interventies die de GGZ voor adolescenten kunnen verbeteren. Meer onderzoek naar interventies is hard nodig. Made in Eindhoven 22 maart 2022, v.l.n.r.: Janieke Geerling, Irene Nieuwesteeg, Tim Smeijsters, Annemieke van Dijk, Iris Kurcaba, Stijn Daalderop, Annabel van Nistelrooij, Mirthe Hurks en Ilse van der Heijden. 18 18 18 2de uitgave 2022 Made in Maastricht 6 september 2022, v.l.n.r.: Sofie Asselberghs, Eric Fonseca Wald, Joep Walraven, Karlijn Kostongs, Lieke van Riel, Thomas Vanbrabant, Stephanie Renkens. 13 september 2022, v.l.n.r.: Aline Slijpen, Vico Leeters, July Kroeg, Mathijs Peeters en Laura Evers Uiterst link staat Celine Tummers (HAB), Uiterst rechts staat Sandrine Tuerlinckx (GW-docent) 19 op één lijn 71
Pagina 20
op één lijn 71 2de uitgave 2022 Opleiding (tot specialist) Ouderengeneeskunde De cirkel is nu eenmaal rond DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER Jaar 3 gestart In september 2022 ging voor het eerst ons derde jaar van de opleiding van start. De nieuwe docenten in dat jaar, Anouk Hermans en René Beaumont, stellen zich elders in het blad voor. Een nieuw jaar is altijd spannend omdat dan het gemaakte onderwijs voor de eerste keer ‘geconsumeerd’ wordt. Naast vaste onderdelen uit het landelijk opleidingsplan, zijn ook extra modules specifiek voor Maastricht gemaakt. Dit zijn de modules Eerste Lijn en Competentie Plus. Deze modules dienen door alle derdejaars gevolgd te worden, dus ook door aios met vrijstellingen. Jaar 1 Naast nieuwe docenten zagen we ook nieuwe eerstejaars aios. Naast allerlei praktische zaken en de Startclass Spoed in de opstartfase, hadden we begin september een gezellige kennismakingsdag met docenten, aios en opleiders jaar 1 in Van der Valk Maastricht. In jaar 1 is een nieuwe docent gestart die zich elders in het blad voorstelt: Lenneke Schols. Vertrouwenspersoon Met ingang van dit academisch jaar hebben we een onafhankelijke, externe vertrouwenspersoon voor aios: dr. Kim van de Kant van de MUMC Academy. Zij heeft al veel ervaring als vertrouwenspersoon met a(n)ios in de tweede lijn. Afstuderen De allereerste twee aios van deze opleiding zijn per 1 maart 2023 klaar als specialist ouderengeneeskunde: Lucienne Spaans en Shanly Seferina. De feestelijke afsluiting is op 17 maart 2023. Team De opleiding groeit en de staf groeit mee. Op het eind van het academisch jaar, in juli, houden we altijd een teamdag met een Teambuildingselement en een inhoudelijk deel. Dit jaar bestond het inhoudelijk deel uit een curriculumscan van de opleiding. Mooi en nuttig om met docenten uit alle jaren en OBP over de jaargrenzen heen te kijken. Op het moment van schrijven zijn cumulatief ruim 30 aios in opleiding in Maastricht. Opleiders Vier keer per jaar organiseert de opleiding een afstemmingsdag voor opleiders. Opleiders worden onder 20 20 20 andere ‘bijgepraat’ door het instituut en ze hebben met de specifieke jaardocenten een programma. Daarnaast is er intervisie voor opleiders en een themadeel voor de hele groep. In november staat ‘diensten’ en ‘grensoverschrijdend gedrag’ op de agenda. Wetenschapslijn Hoogleraar Daisy Janssen houdt op 2 december 2022 haar inaugurele rede. Zij is hoofddocent wetenschap voor de Opleiding Ouderengeneeskunde en geeft in alle jaren EBM-onderwijs. Daarnaast is zij ook zeer actief binnen de basisopleiding. Goed om te zien dat steeds meer studenten een wetenschapsstage (WESP) in de Ouderengeneeskunde ambiëren. Basiscurriculum In de basisopleiding Geneeskunde timmert SO-docent Nanda Wolfs stevig aan de weg. Er liggen grote uitdagingen om de ouderengeneeskunde in het coschap uit te breiden tot een vast onderdeel. En wat voor de huisartsgeneeskunde opgaat, geldt ook voor de ouderengeneeskunde. Vroege zichtbaarheid als specialisme is noodzakelijk om het vak op de kaart te zetten, met een eigen coschap als ultieme doel. Vandaar dat Nanda Wolfs Deel je praktijkkennis met studenten Geneeskunde en maak ze enthousiast over ons vak! Word docent ouderengeneeskunde! Nanda Wolfs Coördinator onderwijs Ouderengeneeskunde Basiscurriculum Geneeskunde Interesse? Neem dan contact op met: fhml-ouderengen@maastrichtuniversity.nl 2de uitgave 2022 op zoek is naar een collega SO, een enthousiast maatje met affiniteit voor onderwijs. Ondanks dat er nu een tekort aan SO’s is en niet ingevulde opleidingsplekken zijn, vragen we tóch aan SO’s om een tandje bij te zetten door deel te nemen aan het onderwijs in/voor Maastricht, werkplekbegeleiding en/of de vervolgopleiding. In ruil daarvoor krijg je er als SO (naast accreditatiepunten) veel werkplezier voor terug en op termijn nieuwe collega’s en opvolgers. Kwaliteitsbeleid Het landelijke kwaliteitssysteem van de opleiding Ouderengeneeskunde METIS, is omgewerkt naar dezelfde indeling als het kwaliteitssysteem van de Huisartsopleiding (GEAR). De instituten GERION (Amsterdam), Groningen en Maastricht gaan een pilot starten om elkaar onderling te visiteren. Werving Naast het werven van docenten, is het werven van studenten en aios een doorlopende activiteit. Anios in de ouderengeneeskunde kiezen soms voor de vervolgopleiding tot SO, maar ook voor de huisartsopleiding. Deze basisartsen zijn veelal in beeld bij onze vakgroep. Daarnaast zien we steeds vaker carrièreswitchers die zich als medisch specialist wensen om te scholen tot SO of huisarts. De aiosmix binnen de groepen is didactisch prettig. Solliciteren Vanaf 14 februari tot 14 april kan via SOON gesolliciteerd worden voor de start in september 2023. Opleiding Ouderengeneeskunde Biefstuk met frites DOOR NANCY LENAERTS, PLAATSVERVANGEND HOOFD OPLEIDING Als plaatsvervangend hoofd van de opleiding Ouderengeneeskunde van Maastricht mag ik het stokje van Mariëlle van der Velden overnemen om terug te blikken. Bijna tweeënhalf jaar ben ik nu onderdeel van het team Oudergeneeskunde. Na enkele jaren als docent aan de vervolgopleiding in Nijmegen te hebben gewerkt, was het voor mij een logische overstap naar het Maastrichtse. De visie ‘voor en door de regio’ past helemaal bij mijn toekomstplaatje waar we met de Ouderengeneeskunde naar toe moeten. Niet denken in hokjes en je laten begrenzen door muren van de instelling, maar samen met de collega’s in de regio medische zorg voor kwetsbare ouderen leveren die nodig is, los van het gebouw of de instelling. En zo staan we ook in het opleiden, samen met docenten, opleiders en instellingen zorgen we dat de aios een individueel opleidingsplan heeft wat past bij zijn of haar leertraject, waarmee echt het maximale uit de opleiding kan worden gehaald. Dat betekent dat je ook af en toe buiten kaders moeten durven denken en doen, maar dat levert hele mooie resultaten op. Trots kijk ik terug op wat we tot nu toe met het hele team hebben bereikt. Er staat een volledig derdejaars curriculum, het is ons gelukt om voldoende stageplekken te creëren en ook de instroom van aios verloopt naar verwachting. In maart is de feestelijke afsluiting voor de allereerste twee Specialisten Ouderengeneeskunde die opgeleid zijn in Maastricht: een fantastische mijlpaal! En natuurlijk gaat het opstarten van zo’n nieuwe opleiding een beetje met vallen en opstaan. Maar daar leren we alleen maar van en worden we beter van. Ik houd me binnen de opleiding onder andere bezig met werven en visiteren van stageplekken, de ontwikkeling van het curriculum, het onderwijs en de gastdocenten voor het derde jaar, regelen van het kwaliteitsbeleid en verder alle voorkomende klussen en activiteiten. De dynamiek, het onvoorspelbare en het bouwen aan iets nieuws ligt me erg en geeft me veel energie en voldoening. Ook ik ben voor de vergelijking met een gerecht1 bij mijn wederhelft te rade gegaan. ‘Biefstuk. Lekker stukje rood vlees, niet te veel poespas, what you see is what you get’. Daar herken ik me wel in. En dan doe ik er zelf de frites bij; niet de verstandige keuze, maar wel heel lekker en tevens een beetje uit de band springen en oog voor het plezier in het leven, dat past ook bij mij. Met die eigenschappen ga ik me ook de komende tijd weer inzetten om voor onze aios een opleiding te bieden waar ze met plezier en tevredenheid op terug blikken en die hen klaarstoomt om als Specialist Ouderengeneeskunde in onze regio aan de slag te gaan. 1 In editie 70 schreef het hoofd Mariëlle van der Velden over een heidag waar aan haar gevraagd werd welk gerecht haar het beste omschreef 21 op één lijn 71
Pagina 22
op één lijn 71 2de uitgave 2022 Uit het hoofd De aios kiest voor het vak en niet voor de opleiding DOOR MATTHIJS LIMPENS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Deze uitspraak lijkt misschien vanzelfsprekend. De recente cijfers van de aanmeldingen doen dit ook vermoeden. Na onze landelijke acties, waarin de huisartsen aandacht vroegen voor de tekorten van personeel en de werkdruk, is een daling in de aanmeldingen zichtbaar. De laatste sollicitatieronde voor de landelijke opleidingsplaatsen huisartsopleiding viel immers in deze actieweek. Het beeld dat toen in de media geschetst werd, was een ontevreden en overbelaste beroepsgroep. De aanmeldingen voor de opleiding zijn al jaren stabiel en schommelen rond de 500 per ronde. Deze keer was er een duidelijke dip: maar 400 geïnteresseerden solliciteerden naar een opleidingsplek. De grote vraag blijft, is dit tijdelijk of een trend? Opvallend is wel de groeiende groep artsen die overstapt vanuit een eerder gekozen specialisme. De werving van nieuwe aios wordt landelijk actief vormgegeven door Huisartsopleiding Nederland. De huisartsopleiding groeit al jaren, in 2010 werden 620 aios opgeleid, in 2022 zijn dat er 850. Het aantal aanmeldingen blijft echter stabiel. De uitstroom van de basisopleiding is de laatste jaren met 2500 basisartsen ook stabiel. Zo’n 32% van alle startende aios in een medische vervolgopleiding begint bij een van de huisartsopleidingen. Verder groeien betekent dat een grotere groep (basis)artsen zich zal moeten gaan interesseren voor ons vak. Hier speelt een aantal dilemma’s. Van alle aios start ongeveer de helft in een opleiding buiten het ziekenhuis. Vrijwel al deze opleidingen kampen met tekorten. Op 29 september presenteerde de SBOH in samenwerking met de ArgumentenFabriek ‘Leren en werken in de zorg, vier scenario’s voor hoogopgeleide zorgprofessionals in 2032’. Het bijgaand pers bericht was alarmerend. ‘De SBOH waarschuwt voor een ernstig tekort aan artsen buiten het ziekenhuis, lagere instroom in vervolgopleidingen vraagt om gezamenlijke aanpak’. Daarnaast is er een groeiende groep basisartsen die niet als agnios of aios werkt. Hoe groot deze groep precies is en wat deze basisartsen nu doen, is onduidelijk. Onderzoek hiernaar is nodig, maar zonder gegevens uit het BIG-register is dit vrijwel ondoenlijk. AVG-richtlijnen zijn hier spelbreker. De beeldvorming van de arts bij beginnende studenten geneeskunde wordt al ver voor de studie gevormd. De 22 22 22 dokter is een medisch specialist. Beeldbepalend zijn Dr. Gregory House uit de gelijknamige serie ‘House’ en in ‘Grey’s Anatomy’ speelt Meredith Grey, een assistent chirurgie in het fictieve Seattle Grace Hospital, een belangrijke rol. Ook de eerste indrukken in de basisopleiding zijn vooral ziekenhuis georiënteerd. Uit een recent Rotterdams onderzoek blijkt dat slechts 22% van alle eerstejaars studenten een carrière als huisarts overweegt. Het aanzien van de huisarts binnen het medisch domein achten ze laag, de maatschappelijke status van huisarts achten ze wel hoog. Aan het eind van de opleiding is dat ongeveer 70% (niet uitsluitend als eerste keuze). Het coschap huisartsgeneeskunde is de beste reclame, de invloed van social media is laag (3 tot 4%), maar de invloed van familie en vrienden is aanzienlijk (25%). De beeldvorming van ons vak kan beter. Ondanks jarenlange goede inzet van collega’s in het basiscurriculum lijkt hier nog winst te behalen. Een terugkeer van het programma ‘Oriëntatie in de eerste lijn’ is misschien een interessante optie. Ook de beroepsgroep in zijn geheel kan bijdragen aan voldoende aanwas van aios in opleiding tot huisarts. Vooral in het basistraject. Er is altijd vraag naar docenten en tutoren in de basisopleiding en het aantal coassistentplekken kan nog omhoog. Goede rolmodellen in deze fase van de opleiding zijn cruciaal voor de keuze van jonge collega’s. Na een periode van het terecht vragen van aandacht voor onze zorgen is het ook weer tijd om te laten zien wat ons vak óók is. Ons werk is inhoudelijk interessant, veelzijdig, afwisselend en dynamisch. Als huisarts heb je regie over de inhoud van het werk, de manier waarop je werkt en hoe je praktijk georganiseerd is. De opleiding en het vak hebben een stevige wetenschappelijke inbedding. De nieuwe generatie huisartsen wordt opgeleid voor de toekomst, is veranderbereid en kan anticiperen op ontwikkelingen en uitdagingen. Innovatiekracht en pragmatische oplossingen van een gedreven beroepsgroep: daar wil je bij horen en aan bijdragen! op één lijn 71 2de uitgave 2022 Stellen zich voor Dit zijn de nieuwe curriculumcoördinatoren DOOR INGRID VAN DER HEIJDEN, HANNEKE HAMERS EN MERIJN VAN DER LAAR, CURRICULUMCOÖRDINATOREN Met de opvolging van Gerrie Waagenaar als curriculumcoördinator van de huisartsopleiding heeft er een herverdeling van rollen plaatsgevonden. Merijn van de Laar, Ingrid van der Heijden en Hanneke Hamers geven vanaf 1 september 2022 met z’n drieën invulling aan het curriculumcoördinaat. Ieder heeft zijn eigen aandachtsgebied en opleidingsjaar: Ingrid jaar 1, Merijn jaar 2 en Hanneke jaar 3. Daarnaast is Merijn voorzitter van het landelijke curriculumcoördinatorenoverleg. Het curriculum is dynamisch vanwege de maatschappelijke ontwikkelingen en continue veranderingen in het werkveld. Samenhang binnen het curriculum is belangrijk. Het is een uitdaging om een degelijk en inspirerend curriculum af te stemmen: er zijn zoveel interessante thema’s en er is maar 1 terugkomdag per week. Gelukkig wordt er veel op de werkplek geleerd. De curriculumcoördinatoren werken dan ook samen met het huisartsopleidersteam en het stageopleidersteam. Daarnaast vinden ze het belangrijk om de locaties Eindhoven en Maastricht met elkaar in verbinding te houden, daarom hebben ze wekelijks overleg. Curriculum coördinator, inhoudelijke aandachtsgebieden: acute zorg, zorg voor het kind, korte episode klachten, preventie en kennis & wetenschap, praktische zaken jaar 1 Plaatsvervangend hoofd Paspoort Ingrid van der Heijden (1973) • 19 jaar huisarts • Opgeleid in Maastricht • Sinds 2003 werkzaam bij de HA-opleiding UM in diverse rollen (docent jaar 1 en onderwijsontwikkelaar) • Werkzaam 3 dagen per week in groepspraktijk Heugem Maastricht • Duovoorzitter Regionale Huisartsen Zorg vereniging Heuvelland RHZ • Mede-oprichter European Young Family Doctors Movement (EYFDM) • Specifieke interesses: interculturele competenties en ‘kunst en geneeskunde’ Werkdagen: maandagmiddag, woensdag en donderdag 23 Curriculum coördinator, inhoudelijke aandachtsgebieden chronische zorg, ouderenzorg, palliatieve zorg en praktijkmanagement, praktische zaken jaar 3 Adjunct-hoofd Paspoort Hanneke Hamers (1963) • 23 jaar als huisarts werkzaam geweest, huisartsopleider • Opgeleid in Maastricht • Sinds 2001 betrokken bij de HA-opleiding UM in verschillende rollen (docent jaar 3, supervisor, onderwijsontwikkelaar, lid van het huisartsopleidersteam) • Werkzaam als huisarts tot 2014 in groepspraktijk Heugem Maastricht • Kaderhuisarts NHG supervisie en coaching • Werkzaam als coach en supervisor voor professionals in de zorg • Specifieke interesse: communicatie onderwijs • Huidige opleiding: kunstacademie Werkdagen: maandag en dinsdag, woensdagochtend Curriculum coördinator, aandachtsgebieden APC, SOLK en Ggz, praktische zaken jaar 2 Adjunct-hoofd Paspoort Merijn van der Laar (1979) • Werkzaam sinds 2001 als psycholoog, daarna gedragstherapeut (VGCt) en GZ-psycholoog tot 2017, sinds 2014 eerst parttime daarna fulltime werkzaam bij de HA-opleiding als docent en adjunct-hoofd • Opgeleid in Maastricht • Werkzaam geweest bij Kempenhaege • Promotie UM: psychological factors in insomnia • Interessegebieden: slaap, psyche Werkdagen: Maandag t/m vrijdag
Pagina 24
op één lijn 71 2de uitgave 2022 Rubriek voor huisartsopleiders Equilibre DOOR GASTON PEEK, OPLEIDERSCOÖRDINATOR Een bezoeker van Kapellerput te Heeze vroeg mij bij de ingang van het hotel of wij deelnemers waren van de KamaSutrA Beurs? Wellicht waren de penisbril en de tietenkijker wat over de top, maar ze sloten wel aan bij het thema van de eerste dag van de Opleiders Tweedaagse Heeze 2022: seksuele gezondheid. In 2021 hadden we dit onderwerp al eens in een digitaal jasje gepresenteerd. Bij de aftrap bleek echter dat 90% van de aanwezige opleiders het thema nog altijd niet op de agenda van het leergesprek had gezet. Hopelijk gaat dit na deze tweede editie wel lukken. Met ruim 180 personen gingen we op 4 oktober aan de slag in grote en kleine workshops. Groene, gele, rode en zwarte kaarten werden uitgedeeld tijdens ‘Wat is normaal’ (gedrag bij kinderen)?. We zijn met elkaar gaan wandelen en in gesprek gegaan: hoe bepaalt je eigen seksuele biografie de attitude over seksuele gezondheid in de spreekkamer én in het leergesprek? En we werden medisch inhoudelijk bijgeschoold door leden van de SeksHAG over onderwerpen als PREP, SOA-consulten, diversiteit, seks en cultuur en erectiele dysfunctie. Iets gemist? Al het beschikbare materiaal van deze tweedaagse is te vinden op de digitale leeromgeving Canvas! Na een lekker diner, een prikkelende Pubquiz, een gezellige borrel, een rondje hardlopen en een orenwassing van Ajax, hebben we op dag 2 ons vizier op de toekomst gericht. Chris Rietmeijer gaf een inspirerende lezing over de ontwikkelingen rondom het Landelijke Opleidingsplan voor aios. Verantwoord vertrouwen. Minder vinken, meer observeren en uitgaan van het expertoordeel. Momenteel gaat de revisie van dit LOP de laatste fase in; in 2023 hoort u er meer over! In het Lagerhuisdebat, dat volgde op deze plenaire sessie, hebben we aan de hand van 3 stellingen gedebatteerd over de toekomst van onze huisartsopleiding. De twee teams hebben haarscherp gedebatteerd onder leiding van Dokters in Debat. De Ethos-, Pathos en Logos-argumenten vlogen door de zaal (net als de kubus-microfoons!). Ook het publiek liet bevlogen van zich horen. Wat ons betreft zeer geslaagd en voor herhaling vatbaar. Tot slot hebben we jullie tools meegegeven over hoe je meer zicht kunt krijgen op competentie 6, kennis en wetenschap, 24 24 24 en hoe we EBM meer kunnen inzetten in het leergesprek. Hoe meer kennis in de toekomst toeneemt, des te meer we te maken krijgen met nieuwe EBM-vraagstukken. Onthoud daarom de drie bollen van Evidence Based Medicine: niet alles draait om de wetenschappelijke getalletjes, maar ook de wens van de patiënt en de ervaring van de arts ( jullie als expert) spelen een rol. Over de toekomst gesproken. Zoals al aangekondigd in Heeze (we hebben er zelfs over gedebatteerd) starten we landelijk in maart 2023 met een krappe groep nieuwe aios. Dat betekent nogal wat voor onze opleiding. In Eindhoven kunnen we dan niet met twee, maar met slechts één aiosgroep starten. In Maastricht starten we met twee kleine groepen. We kunnen slechts gissen naar de oorzaak van deze dip, maar we denken dat de negatieve berichtgeving rondom het vak en het samenvallen van de actieweek met de sollicitatiedeadline voor de opleiding, een grote rol heeft gespeeld. We zijn optimistisch en gaan ervan uit dat we in september 2023 weer onze 48 plaatsen kunnen vullen. Bij deze een oproep aan alle opleiders die per maart niet met een aios kunnen starten: verwelkom coassistenten in je praktijk en maak ze enthousiast voor dit prachtige vak! Nog meer over de toekomst gesproken… In maart 2021 schreef ik, Gaston, mijn eerste stuk in Equilibre als opleiderscoördinator. Ik schreef toen een stuk over de Jengatorens, ik was op zoek naar nieuwe creativiteit, een nieuwe uitdaging en vond dit als opleiderscoördinator van het HAO-team. Hoewel ik deze rol met veel voldoening en plezier vervul, heb ik ook gemerkt (en geleerd) dat de Jengatoren pas verder opgebouwd kan worden als de basis stabiel blijft. Gelukkig is mijn toren niet omgevallen, maar wankelen doet hij wel af en toe. We leren onze aios dat zelfzorg hoog in het vaandel staat en dat je soms keuzes moet maken. Laat ik daarom het goede voorbeeld geven. Onze huisartsenpraktijk is groeiende, de druk op de huisartsenzorg neemt toe. Daarnaast hoop ik dat een vierdaagse werkweek mij meer rust en quality time met het gezin gaat geven. Onder de streep: een dagje extra in de praktijk en een dagje extra thuis, dat lijkt me wel fair. Daarom heb ik, al is het nog steeds met tegenzin, besloten om per 1 januari pas op de plaats te maken en me voorlopig alleen even te richten op twee ballen in de lucht. 2de uitgave 2022 Nu ik dit schrijf bekruipt me toch een verdrietig gevoel. Mijn werk hier is nog niet af, er zijn nog zoveel ideeën. Bovendien heb ik de afgelopen 7 jaren met veel plezier gewerkt op de huisartsopleiding, vooral door de lieve, inspirerende collega’s. Mocht jij als lezer wél tijd over hebben, ik kan het van ganser harte aanbevelen! Het stelt mij gerust dat mijn opvolger* een echte topper is. Een ervaren huisarts én docente, die al veel projecten voor de huisartsopleiding op touw heeft gezet. Bovendien werkzaam in Eindhoven, waardoor er nu weer op onze beide locaties een opleiderscoördinator aanwezig is. Dank aan alle collega’s van de huisartsopleiding waarmee ik het afgelopen jaar samen heb mogen werken, jullie maken van deze werkplek echt een warm bad. En Marieke, je hebt mij zoveel geleerd! Dank voor alles, ik ga je missen. Ik ben ervan overtuigd: We’ll meet again. *Tromgeroffel….. …..Elsje Kuijper zal zich in de volgende editie van Op één Lijn voorstellen als nieuwe HAO-coördinator! In beeld gevangen De anatomische les DOOR FELIX PUNT, GW-DOCENT HUISARTSOPLEIDING Als verwoed amateurfotograaf probeer ik ook af en toe oude meesters te imiteren. Na ‘De Aardappeleters’ en ‘De Schepping van de Wereld’ vond ik het tijd voor ‘De Anatomische Les’ van Rembrandt. Ik had immers de beschikking over een perfecte groep figuranten: het team van de huisartsopleiding, onlangs in Heeze voor een staf-tweedaagse bij elkaar. Het spel met licht wat Rembrandt tot in de perfectie beheerste, is een uitdaging voor een fotograaf. Zelfs al heb je tegenwoordig de modernste technische hulpmiddelen, dan nog is het maar hopen dat het je lukt om bijvoorbeeld het oog van de kijker naar het centrum van de scene te leiden. De teamleden werkten in ieder geval goed – en geheel belangeloos – mee. 25 op één lijn 71
Pagina 26
op één lijn 71 2de uitgave 2022 Summercourse ‘De Duurzame Huisarts’ ‘Er hoeft geen papier op de onderzoeksbank’ DOOR MARGARITA VOSSEN, DERDEJAARS AIOS MAASTRICHT Tijdens de summercourse op 16 augustus in Maastricht en Eindhoven stond het onderwerp Planetary Health op het programma. Dit programma werd in Eindhoven gegeven door Niek van den Nieuwenhof en Gerrie Waagenaar en in Maastricht door ondergetekende en Simone Jaarsma. Planetary Health is geen nieuw begrip, maar het krijgt wel steeds meer aandacht. Het is de interdisciplinaire benadering van het verband tussen de gezondheid en welzijn van mensen en de 'gezondheid' van de aarde. Het gaat daarbij om klimaatverandering en verlies van biodiversiteit maar bijvoorbeeld ook om grootschalige milieuvervuiling, ontbossing, erosie en andere door de mens veroorzaakte veranderingen die gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. Die risico’s zijn onder meer infectieziekten, problemen met voedsel- en drinkwatervoorziening, overstromingen, migratie en mentale gezondheid [1]. De gezondheidszorgsector in Nederland is verantwoordelijk voor 8% van de totale CO2-uitstoot in Nederland. Binnen de huisartsenzorg wordt 80% van de CO2-uitstoot veroorzaakt door de gebouwen, medicijnen en reisverkeer van zowel personeel als patiënten [2]. Genoeg reden dus voor een workshop over dit onderwerp! De dag begon met een aantal stellingen zoals ‘Ik heb het te druk om mij bezig te houden met duurzaamheid’, ‘De uitstoot en vervuiling is nou eenmaal nodig om goede zorg te bieden’ en ‘In de spreekkamer merk ik gevolgen van klimaatverandering’. Het was duidelijk dat de AIOS in meer of mindere mate wel bezig waren met het onderwerp klimaatverandering, maar dat veelal de kennis ontbreekt hoe duurzaam te handelen. Daarnaast leverde het onderwerp in de opleidingspraktijk weleens discussie op. Een veel gehoorde reactie in Maastricht was ‘Zo doen we het nou eenmaal’. We herkennen dit natuurlijk ook van de patiënten in onze spreekkamer: gedragsverandering is moeilijk… Daarnaast voelt het voor velen ook als ‘iets wat erbij komt’, terwijl de agenda’s en opleiders al zo druk zijn. Daarna volgde een inhoudelijke presentatie over het onderwerp en gingen de AIOS in groepjes aan de slag. Hierbij namen ze verschillende processen kritisch onder de loep en zochten uit hoe deze duurzamer konden. Hierbij gebruikten ze het e-book ‘De Groene Huisartsenpraktijk’ van de LHV en de NHG [3]. Tijdens het werken in groepjes konden ze genieten van een ‘duurzame snack’: lokaal geteelde pruimen, aardbeien en komkommers! 26 26 26 Een greep van de inzichten en tips: • Een uitdraai voor visites hoeft niet standaard geprint, bijvoorbeeld een foto maken van patiëntgegevens kan ook. • LEAN werken is heel duurzaam, want het voorkomt te veel inkoop van spullen en medicijnen die vervolgens over de datum gaan. • 17% van de patiënten weet niet dat medicatie niet in de wc gegooid mag worden, geef voorlichting in de wachtkamer of op de website of bespreek dit soort zaken met de apotheek. • Visites kunnen vaak met de fiets/e-bike afgelegd worden. Een praktijkfiets kan hiervoor handig zijn. Een andere optie is de elektrische auto. • Reusables zijn altijd duurzamer dan disposables. Voorbeelden hiervan zijn plastic specula versus metalen specula, maar denk ook hierbij ook aan hechtsets en wegwerpbekertjes. • Er hoeft geen papier op de onderzoeksbank. Dit ligt toch ook niet op een stoel? En als de onderzoeksbank vuil is kan deze afgenomen worden met een doekje met alcohol of zeep. Indien er toch papier gebruikt wordt kun je dit nadien scheiden. • Bij het scheiden van afval kan rekening gehouden worden met een aantal principes, zoals het restafval rechts plaatsen en plaats de bakken op een logische plek. • Een poederinhalator heeft een 15x zo lage uitstoot vergeleken met een dosisaerosol. Een groot deel van de patiënten is goed geholpen met een poederinhalator. Per patiënt per jaar scheelt dit de CO2-uitstoot van een retourvlucht Amsterdam-Parijs! • Er gaat vaak veel energie naar afval scheiden, terwijl de impact hiervan erg laag is. Pluk vooral ook het laaghangend fruit: stap over naar een duurzame bank, een groene energieleverancier en vervang alle lampen in de praktijk door ledverlichting. 2de uitgave 2022 Interesse in dit onderwerp of zin om te sparren? Stuur me een mail of berichtje via LinkedIN, ik denk graag mee! Referenties 1. KNAW (2021). https://www.knaw.nl/publicaties/ planetary-health 2. Gupta Strategists (2019). Een stuur voor de transitie naar duurzame gezondheidszorg. Kwantificering van de CO2-uitstoot en maatregelen voor verduurzaming. https://gupta-strategists.nl/storage/files/1920_Studie_ Duurzame_Gezondheidszorg_DIGITAL_DEF.pdf We kijken terug op een leerzame middag en ik hoop dan ook dat dit onderwerp (steeds) vaker terugkomt in de (huisarts) opleiding. Want het probleem van klimaatverandering kunnen we niet oplossen, maar samen kunnen we wel een onderdeel zijn van de oplossing. 3. LHV/NHG/Stimular E-Book ‘De Groene Huisartspraktijk’ (2021). https://www.lhv.nl/product/e-boek-de-groenehuisartsenpraktijk/ Praktijkperikelen Dokterstranen DOOR JEROEN SMEETS, HUISARTSREDACTIELID Ze was 35 en kwam met hoestklachten op mijn spreekuur, samen met haar man. Na een luchtweginfectie hield ze langdurig hoestklachten. Ik kon geen andere verklaring vinden dan postinfectieus hoesten en stelde een inhalatiecorticosteroïd voor. Na twee weken kwam ze terug, ze bleef zo moe, moe, moe. We spraken een oriënterend bloedonderzoek af waaruit geen afwijkingen bleken. Een maand later was ze nog niet aan het werk, ze bleef vermoeid en kon de trap niet meer op zonder kortademig te worden. Ik onderzocht haar opnieuw en vond weer geen afwijkingen. Daarom stuurde ik haar naar de cardioloog voor een inspanningsonderzoek en een echo van haar hart. In de praktijk deden we nog een longfunctie-onderzoek en dat was ook normaal. Een longfoto via de röntgenafdeling was eveneens zonder bijzonderheden. Het inspanningsonderzoek liet een duidelijke verminderde inspanningstolerantie zien en bij de echo werd een afwijkende dikke hartspier gevonden. Ze kreeg een biopsie van haar hart waar weefsel werd verkregen voor pathologisch-anatomisch onderzoek. Een amyloïdose, een eiwitstapelingsziekte in de organen, werd vastgesteld. Ze kreeg bloedverdunners en plastabletten. Ze had drie kinderen in de leeftijd tussen 8 en 11 jaar, drie meiden. Haar man ging ’s avonds naar bed na een volleybaltraining en zij bleef nog even wat muziek luisteren in de woonkamer. De volgende ochtend ging haar man naar de badkamer en hij trof haar daar overleden aan op de vloer. Wat als een van de meiden ’s nachts naar het toilet was geweest? Ik kreeg die ochtend om 8 uur bericht van de dienstcollega van de huisartsenpost. Ik ben er meteen naar toe gereden. Ik heb zelf jonge kinderen en schoot meteen vol emotie. Het kwam zo dichtbij. Veel tranen, daar op de bank, een paar straten van de praktijk. De dokter huilt. Wat kun je doen? Wat kun je zeggen? Niks, op dat moment, alleen er zijn. Er zijn en de oorverdovende stilte laten zijn. Niemand had dit verwacht, of hierop geanticipeerd. De shock was zo groot, ik denk er regelmatig aan terug. Maanden later kwam het obductieverslag. Alle organen, veel meer dan gedacht, zaten vol met eiwit en konden daardoor niet meer functioneren. Ze was overleden door een acute hartritmestoornis. Haar man en kinderen doen het goed en hebben hun leven opgepakt en maken er het beste van. 27 op één lijn 71
Pagina 28
op één lijn 71 2de uitgave 2022 Weten is eten Groot is mooi en veel is lekker DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, OOIT HAB EN REDACTIELID Het is ook altijd wat met dat cholesterol! Al vele decennia hot topic onder zowel dokters als leken, en iedere keer weer wat nieuws. In de NRC een paar weken geleden bijvoorbeeld een stukje van Martijn Katan, emeritus hoogleraar voedingswetenschappen, met dit keer wat mij betreft goed nieuws: we mogen weer ongebreideld aan de koolhydraten. Althans uit het oogpunt van cholesterolmanagement. Want na decennia van onderzoek naar het tegendeel blijkt helaas, dat verhogen van het HDL-cholesterol niet leidt tot een vermindering van cardiovasculaire ongelukken. De farmaceutische industrie probeerde nog maar eens een nieuw verdienmodel te ontwikkelen in de vorm van tot pillen gedraaide vitamine B3, ofwel niacine. Vitamine B3, als nicotinamide ruim voorhanden in de ingrediënten van een dagelijks bordje AVG (aardappelen-vlees-groente), verhoogt het HDL- en verlaagt het LDL-cholesterol. Niacine werd getest bij duizenden patiënten, en hun HDL ging fors omhoog maar hartinfarcten namen nauwelijks af. Geen nieuwe, dure, zinloze pil dus (hopen we maar). Dit heeft gevolgen voor voedingsadviezen: op cholesterolrationele gronden hoef je dus niet meer in zee met allerhande low-carb goeroes. Want koolhydraten uit brood en pasta verlagen zowel HDL als het slechte LDL. Het effect op HDL doet er vermoedelijk weinig toe en minder LDL zorgt voor minder infarcten, dus de laag-koolhydraatmode was een vergissing, aldus Katan. Overigens blijven de gewone, down-to-earth voedingsadviezen van de Schijf van Vijf recht overeind. En eigenlijk past de titel van dit stukje daar niet echt bij: “Groot is mooi, en veel is lekker”. Dit motto werd door heer Olivier B. Bommel gebezigd in het verhaal De Waarde-ring, en opgetekend door zijn biograaf Marten Toonder. En nu de eindejaars feestelijkheden weer voor de deur staan, verstout ik mij om de gezonde voedingsadviezen licht op te rekken aan de hand van heer Ollie’s ideeën over een voedzame maaltijd. Denkend aan ongebreideld genieten van koolhydraten, krijg ik primair visioenen van pronte Italiaanse mama’s die in grote keukens bezig zijn met het bereiden van stevige pasta-maaltijden. En zo heb ik het recept gevonden voor een weldadige pasta-taart die hoog in de Apennijnen de mensen helpt om de winterse kou te trotseren. Stel, dat het hier nog ooit eens een witte Kerst zou worden, dan zou ik deze zeker op het menu zetten! 28 28 28 op één lijn 71 Torta di pasta con funghi Ingrediënten: - 400 gr pasta (macaroni of penne rigate) - 250 gr kastanjechampignons - 20 gr gedroogd eekhoorntjesbrood - - 1 à 2 winterpeen 1 ui - 2 eetlepels olijfolie - 50 gr zonnebloemmargarine, en wat om in te vetten. - 50 gr bloem - 500 ml groentebouillon (van een blokje) - 150 gr spekreepjes (of vega-variant) - 200 gr parmezaan, geraspt - Peper (pas op met zout: er zit al in de pasta, bouillon, kaas en spekjes) - 3 takjes verse tijm, blaadjes gerist - laurierblaadje - Snufje cayennepeper - Scheutje worcestersaus - 2 eieren Bereiding: Zet een flinke pan water op het vuur. Overgiet de gedroogde paddenstoelen met kokend water, en laat 20 minuten weken. Verwarm de oven voor op 200 graden, of 180 graden (hetelucht). Snij de champignons in plakjes, de winterpeen en de ui in kleine stukjes. De geweekte paddenstoelen uitknijpen, weekwater niet weggooien. In kleine stukjes snijden. Verhit 3 eetlepels olijfolie in een ruime koekenpan en dan de champignons en spekjes even bij forse hitte wat vocht laten verliezen. Vuur wat lager zetten en de geweekte boleten, ui en wortel toevoegen. Tijm en laurierblad erdoor en 20 minuten oplaag vuur laten sudderen. Als het water voor de pasta kookt, de pasta erin, beetje zout erbij en 10 minuten flink laten koken. Vooral niet te gaar koken, flink al dente: het gaat nog de oven in. In een andere pan 50 gr margarine smelten, niet bruin laten worden. De bloem toevoegen en al roerend een paar minuten laten garen. Dan de bouillon erbij, en het weekwater van de paddenstoelen. Flink roeren, en al roerend 10 minuten zachtjes laten koken. Intussen peper, zout, cayennepeper en een scheutje worcestersaus erbij. Proeven en eventueel nog wat smaak toevoegen. De pasta afgieten en even afspoelen onder koud water. Terug in de pan en goed mengen met de paddenstoelen, 2/3 van de geraspte parmezaan, en 2/3 van de saus, eventueel een scheut olijfolie. De resterende saus even met de garde opkloppen met 2 eieren. Alles in een goed ingevette vuurvaste ovenschaal scheppen, aandrukken en gladstrijken, rest van de saus en de parmezaan erover verdelen en de oven in. Na 30 minuten de gegratineerde schotel uit de oven halen en op tafel zetten. Mooie schaal vol tomatensalade ernaast en aanvallen maar! Literatuur • NRC 08-10-2022, wetenschapskatern: Column Martijn Katan, De Val van het goede Cholesterol • HDL cholesterol concentrations and risk of atherosclerotic cardiovascular disease - Insights from randomized clinical trials and human genetics. Biochim Biophys Acta Mol Cell Biol Lipids 2022 Emilie Westerlin Kjeldsen, Jesper Qvist Thomassen, Ruth Frikke-Schmidt • https://richtlijnen.nhg.org/standaarden/cardiovasculair-risicomanagement • https://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/cholesterol.aspxcholesterol • https://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/koolhydraatarm-dieet.aspx 29
Pagina 30
op één lijn 71 2de uitgave 2022 Voetbalwedstrijd 10 jaar Aios-Opleiders voetbal Huisartsopleiding Maastricht DOOR GASTON PEEK, OPLEIDERSCOÖRDINATOR 16 september 2022, het was een bijzondere avond in Bocholtz op de velden van RKVV Wilskracht Doet Zegevieren om de volgende redenen: • Het was de tiende editie van het Aios-Opleiders voetbal van de Huisartsopleiding Maastricht. Deze ontstond toen na een weddenschap tussen een (oud) aios en zijn opleider: ‘Ervaring wint altijd van conditie!’ • Nog nooit werden er 15 doelpunten gescoord in 2x30 minuten, • Nog nooit werd er een titel geprolongeerd door de opleiders, • Nog nooit was 50% van de aios-deelnemers van het vrouwelijke geslacht, • Nog nooit werd de beker NIET gestolen van de winnende partij, • Nog nooit waren er zo weinig supporters (welgeteld 1 waarvoor dank Marieke Kools!), al zal het onstuimige weer daar vast een rol in hebben gespeeld. Nadat de weergoden Wind en Regen uitgeraasd waren over het Heuvellandschap, werd afgetrapt tussen de aios en hun opleiders. Wegens krapte aan deelnemers dit keer 6 tegen 6 op een iets kleiner veld. Bleek dit nou juist de doorslag te geven! Er waren namelijk minder meters te overbruggen, waardoor de stelling genoemd in bovenstaande weddenschap eindelijk na 10 jaar onderstreept kon worden. Hoewel in mindere conditie (de aios bleven tot na het laatste fluitsignaal jagen op de bal) waren voetbalinzicht, samenspel en ervaring de sleutel tot succes voor een ruime overwinning voor de opleiders: 12-3! Ondanks de blessure van sterspeler Micha Lutgens, binnen 5 minuten, wisten de opleiders al snel door de verdediging van de aios te breken. Freek Leenders was ontketend deze avond: hij was met 4 goals topscorer van de match. De ballen werden vanaf de flanken op maat gegeven door het dynamische duo Coen (Bruijns) & Koen (Vanwersch), de steekpassjes vanaf het middenveld kwamen van de kansenverprutsende schrijver van dit stuk. Sander Jongschaap was weer als vanouds een zwaar hangslot op de deur en keeper Stephan van den Brand wist (ondanks de werkhandschoenen in plaats van keepershandschoenen) in de eerste 30 minuten de nul te houden door een aantal puike slidings en reddingen. In de tweede helft was de wedstrijd al gespeeld, de alertheid bij onze keeper werd wat minder. Desondanks heeft Stephan zelf ook nog een prachtige goal kunnen scoren als meevoetballende keeper. In de tweede helft kregen we nog versterking van scorende nieuwkomer Sander Veeger die hiermee ‘zijn haasje heeft verdiend’. En zo geschiedde deze jubileum wedstrijd. Onder de klanken van Queen’s ‘We are the Champions’ werd de wisseltrofee uitgereikt aan de opleiders. Hierna werd er gezellig geborreld en genetwerkt in de kantine met een lekker drankje en de heerlijke broodjes gezond. Een mooie traditie met een groot woord van dank aan oudgediende Huub Schepers! Tot slot nog een compliment aan de aios (met name aan hun keeper die een nieuw talent heeft ontdekt en daarmee een nog grotere nederlaag wist te voorkomen): ondanks de grote nederlaag bleven ze knokken tot het einde. Hun geloof in WDZ hebben ze in ieder geval niet verloren. Zij komen er wel! Volgend voorjaar editie 11. Hopelijk dan met meer voetballers, meer supporters én met het vroege zomerzonnetje boven de Heuvellandse velden! 30 30 30 op één lijn 71 Moreel dilemma Zorg aan migranten: wat is medisch noodzakelijk? DOOR NATHALIE NOTERMANS, HUISARTS, MA PHILOSOPHY, BIO-ETHICS & HEALTH De situatie in Ter Apel de afgelopen maanden verdient vanuit geen enkel opzicht de schoonheidsprijs1. Dat Artsen zonder Grenzen voor het eerst in haar bestaan zich genoodzaakt voelde om in Nederland medische zorg te gaan verlenen laat zien hoe de reguliere zorg tekortschiet en hoe de overheid zich onvoldoende verantwoordelijk opstelt. Ook de inspectie gezondheidszorg en jeugd concludeerde dat de huidige zorg voor asielzoekers onder de maat is. Infectieziekten als gevolg van de slechte hygiënische omstandigheden, verwaarloosde wonden, chronisch zieken zonder medicatie, ondervoede kinderen en ernstige mentale problemen: het zijn gezondheidssituaties die je niet verwacht in een welvarend land als Nederland. Het overlijden van een 3 maanden oude baby2 als absolute dieptepunt, doet de vraag rijzen: op welke zorg hebben deze mensen recht? Vaak beperkt de medische zorg voor mensen zonder verzekering en/of verblijfsvergunning zich tot spoedzorg. Dat is niet alleen in strijd met de regelgeving in Nederland, maar ook met de Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Iedereen heeft namelijk recht op medisch noodzakelijke zorg, wat méér is dan alleen acute zorg. Medisch noodzakelijke zorg is álle zorg die volgens gangbare professionele richtlijnen geïndiceerd is, dus niet alleen voor acute of levensbedreigende aandoeningen.3 In de praktijk blijkt dit lastig te interpreteren voor menigeen. Zo werden afgelopen maanden gevluchte Oekraïners automatisch opgeroepen voor het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Logisch, want ook dit is volgens gangbare professionele richtlijnen en preventieve zorg kan ernstige complicaties voorkomen. Deze uitnodiging bleek onder de opgeroepen patiënten echter voor veel onrust te zorgen en dit heeft ertoe geleid, dat het ministerie van VWS voorlopig gestopt is met het automatisch uitnodigen van deze populatie.4 Het leveren van kwalitatief goede zorg aan mensen zonder vaste verblijfplaats, met een taalbarrière, met mogelijk ernstige psychische trauma’s is een professionele uitdaging. En vergeet niet, dat veel van deze zorg bij de huisarts plaatsvindt die al overbelast is en vaak geen toegang heeft tot eventuele dossiers van het COA. Daarnaast wordt het door veel artsen als een uitdaging ervaren om de geleverde zorg te declareren. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om te zorgen dat zorg voor vluchtelingen gewaarborgd wordt en artsen in staat worden gesteld om volgens hun professionele standaard te handelen. Het opvangprobleem leidt tot een zorgprobleem, met alle gevolgen van dien. De belangrijkste tip? Maak een praktijkprotocol inzake het aanmelden en declareren van zorg voor onverzekerden en/of vluchtelingen. Het CAK heeft hiervoor een mooi stroomdiagram.5 Wanneer duidelijk is waar je terecht kunt voor je vragen en kosten, geeft dat rust bij zowel dokter als patiënt en kunnen beide zich focussen op wat van belang is in de spreekkamer: de noodzakelijke zorg. 1 https://www.knmg.nl/actualiteit-opinie/columns/column/medischezorg-asielzoekers-humanitair-dieptepunt.htm 2 leden-in-sporthal-ter-apel 3 https://www.huisarts-migrant.nl/ 4 https://www.bevolkingsonderzoeknederland.nl/nieuws/ oekra%C3%AFense-vluchtelingen-en-hun-uitnodiging-voor-debevolkingsonderzoeken-naar-kanker/ 5 https://www.hetcak.nl/zakelijk/schema/via-welke-regeling-kan-ikdeclareren 31
Op één lijn 69

Op één lijn 70


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2700 exemplaren Hoofd-/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Jeroen Smeets, Eefje de Bont, Lisette Verheijen en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, SO’s in Limburg, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Deadline volgend nummer 1 november 2022 Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University, UM-220038 Fotografie Kaft, pagina 3 en 11: FOTONIQUE ® | Nico Bastens Photography Pagina 17: George Deswijzen Pagina 20 (boven): Jonathan Vos Pagina 21, 28 en 29 (boven): Philip Driessen Pagina 27: Maartje van Berkel Pagina 28 (onder): Loraine Bodewes Copyright © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de Redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Jean Muris Afscheid van hoogleraar Geert-Jan Dinant – Mark Spigt Een nieuwe crisis – Jeroen Smeets Stellen zich voor Lotte Lunenburg, medewerker studentzaken Eindhoven Heike Gerger, postdoc onderzoeker Petra Delahaije, medewerker studentzaken Linda van Avendonk- de Bresser, HAB jaar 3 Eindhoven Claudia Smeets-Garcia, medewerker studentzaken Tim Schouten, junior onderzoeker Jessica Ruisch, AIOTO ouderengeneeskunde Kim van der Bolt, gedragswetenschapper huisartsopleiding Suzanne van den Haak, gedragswetenschapper huisartsopleiding Thanee Uittenhout, promovendus Onderzoek Promoties Atriumfibrilleren bij ouderen: to screen or not to screen? – Nicole Verbiest-van Gurp Welke invloed hebben opvattingen over leren en beoordelen op het werkplekbeoordelen? – Laury de Jonge Bruikbare Wetenschap /COVID studies – Jochen Cals Nu OOK in het onderwijs aan de aios – Geert-Jan Dinant Herstel na kanker (RCT) – Michelle Smits NHG-congres 2022. Poten in de klein, kop in de cloud – Ivo Grosveld Benoeming – Jerôme van Dongen wordt bijzonder lector Landelijke campagne Gepaste zorg bij maagklachten – Jeannemieke Schade 3 4 5 6 7 7 7 8 8 8 8 9 9 9 10 11 14 13 12 16 17 17 WESP-en Interventie therapietrouw Ziektelastmeter Chronische Aandoeningen – Kylian Hermkens 18 E-meedenkconsulten kindergeneeskunde – Juliette Klein Hesselink Het leren van arts-patiënt communicatie in de huisartsenpraktijk – Levi Schuurman Effectiviteit van Acupunctuur bij Chronische vermoeidheid – Daan van Ooyen Onderwijs Clinicus van het jaar – redactie CAPHRI PhD Video Award voor Thanee Uittenhout Opleiding Ouderengeneeskunde Tapas – Mariëlle van der Velden-Daamen Bijna rond, maar nooit af – Babette Doorn In de leer: Begin de dag met een lach – Charlotte Coopmans Benoeming hoogleraar Ouderengeneeskunde 50 jaar Verenso congres – Mathieu Prevoo en Shanly Seferina KOO certificaat voor opleiders Huisartsopleiding Een prachtig vak – Matthijs Limpens en Ingrid van der Heijden Made in Maastricht en Eindhoven – afgestudeerde huisartsen SBOH academiseringsprijs 2022 – Pleun Beelen Column: Een traan ten afscheid – Jeroen Smeets Equilibre:– Gaston Peek en Marieke Kools Weten is eten: Down memory lane – Hendrik-Jan Vunderink 2 2 18 19 19 20 20 21 22 23 23 24 25 26 27 30 31 32 34 Van de redactie #BlijeHuisarts De frequentie van ons blad is momenteel halfjaarlijks. Dat was bij de oprichting in 1999 eens per kwartaal. Het waren andere tijden, in veel opzichten. In het tweede nummer van dat jaar kregen we twee nieuwe hoogleraren bij de vakgroep: Geert-Jan Dinant en Onno van Schayck. Ik interviewde beide heren en schreef het stukje ‘Onder professoren’. De quote van Geert-Jan was de subtitel: ‘In het land der blinden… word je al snel professor’. Dat kon je in 1999 nog zo opschrijven. Ik doe dat overigens nog steeds. In april nam Geert-Jan afscheid. Ik kon er niet bij zijn omdat ik op reis was. Dat was mede de reden om het verschijnen van deze editie uit te stellen tot de zomer. Zijn afscheidslezing kende ik al, want die hadden we samen geoefend. Het is net als bij het verschijnen van dit blad: hartstikke leuk, maar ik ken het al. Verder is het een ‘beeldig’ nummer geworden. Ideaal voor een zomereditie. Alle gekheid op een stokje: er gebeurt van alles om een blad mee te vullen, maar het fysieke gebeuren is, op het onderwijs na, nog niet ‘gewoon’. Bij studentenactiviteiten is de opkomst lager dan voor de pandemie. Minder studenten wonen op kamers en ‘men’ is het niet meer gewend. De feestelijke afsluitingen van de huisartsopleiding worden als vanouds op locatie georganiseerd. Gelukkig waren er twee mooie promoties die fysiek in de aula konden doorgaan: Nicole Verbiest-van Gurp promoveerde op haar onderzoek naar atriumfibrilleren (D2AF-studie). Laury de Jonge deed onderzoek naar onderwijs en promoveerde op werkplekleren. Mede door het schuiven met deadlines is het spannend wat er wel of niet in het blad ging komen. Iedereen heeft losseeindjesstress. We zagen veel nieuwe medewerkers komen en WESP-en uitzoemen. Het gros van hen wisten we te verleiden om een stukje en een foto in te sturen. Bruikbare Wetenschap auteur Jochen Cals werd op de valreep verleid met een raketje op een warme zomerse dag om alsnog een stukje te schrijven. Hierdoor ontstond extra ruimte om de benoeming van oud promovendus Jerôme van Dongen ook mee te nemen, alsmede het artikel ‘Doen of laten?’ over gepaste zorg bij maagklachten. Uit beide vervolgopleidingen een katern met artikelen. De opleiding Ouderengeneeskunde loopt goed. Hoofd Mariëlle van der Velden schrijft net als het hoofd van de huisartsopleiding, Matthijs Limpens, een eigen column. Ondergetekende praat u bij over de grote lijnen. Aios Charlotte Coopmans geniet in haar column van het leven. Opleiders ontvingen een opleiderscertificaat. Een nieuwe hoogleraar is al benoemd voordat de bestaande met pensioen is. Bijzonder was het jubileumcongres van Verenso, de vereniging van specialisten ouderengeneeskunde. Uit betrouwbare bronnen heb ik vernomen dat een derde van de feestgangers uit het zuiden kwam en dat de polonaise door onze aios Shanly Seferina werd ingezet. De specialist ouderengeneeskunde is niet enkel toekomstmuziek! Ze zijn er en het worden er gelukkig steeds meer. #BlijeSO. De huisartsopleiding opent met een fraai overzichtsartikel door de hoofden: ‘Een prachtig vak’. Over de positieve beweging die #BlijeHuisarts heet en wat de rol is van de opleiding. We zijn steeds meer gaan opleiden. Hoe druk het ook is, de meeste huisarten worden van opleiden extra blij. Vijf afgestuurde groepen in beeld: #BlijeHuisarts. Huisarts Pleun Beelen blikt terug op de SBOH academiseringsprijs die zij in ontvangst mocht nemen voor haar onderzoek binnen de MIRA-trial. Huisarts Jeroen Smeets beschrijft opnieuw een gebeurtenis uit zijn werk, ditmaal een ontroerend verhaal. Daarnaast schreef hij ook een artikel over de noodzorg voor vluchtelingen. Equilibre sluit af met een bruisende en beeldige blik op de opleiders trainingsdag in Urmond: alleen maar #BlijeHuisartsen! Die losseeindjesstress. Dat heerst momenteel, er zijn veel piekmomenten. Vergeten wij niets? Doet iedereen wat hij of zij belooft? Hebben wij wel iedereen gevraagd? Het is allemaal niet zeker. Wat wel zeker is dat er momenteel voldoende stof is om tenminste halfjaarlijks te verschijnen. Voor het ultieme vakantiegevoel heb ik gepensioneerd redactielid Hendrik-Jan Vunderink gestrikt voor een rubriek ‘Weten is eten’. We laten de losse eindjes voor wat ze zijn. Wat niet komt, schuift door, of wordt vergeten. Such is life zou hoogleraar Harry Crebolder hebben gezegd. Een hele fijne zomer! Babette Doorn 3 op één lijn 70
Pagina 4
op één lijn 70 1 e uitgave 2022 Van de voorzitter Onderzoek in de netwerken brengt zorginnovatie DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Voortbordurend op het coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ wordt momenteel bij de totstandkoming van een Integraal Gezondheidszorg Akkoord volop nagedacht over oplossingen voor de uitdagingen waar de gezondheidszorg en samenleving op dit moment voor staan. Bij veel van deze oplossingen speelt de huisarts een belangrijke rol. Al decennia leveren huisartsen persoonsgerichte, continue medisch-generalistische zorg van hoge kwaliteit. Huisartsgeneeskunde is een vak met eigen epidemiologie, diagnostiek en behandeling, gestoeld op degelijk huisartsgeneeskundig onderzoek. De uitstekende kwaliteit van de Nederlandse huisartsenzorg steunt op een sterke wetenschappelijke basis. De huisartsenzorg is daarmee een onmisbare en cruciale factor in het (betaalbaar houden van het) Nederlandse zorgsysteem. Voor toekomstbestendige huisartsgeneeskundige zorg en om te kunnen voldoen aan de ambities uitgesproken in het coalitieakkoord, is structurele financiering van de academische huisartsgeneeskunde nodig. Met het oog op het veranderende zorglandschap vraagt het opleiden van de toekomstige huisarts om innovatie van de opleiding. Ontwikkelingen rondom verplaatsing van zorg, digitalisering, netwerkzorg en samenwerking met het sociale domein vragen aanvullende kennis en vaardigheden van huisartsen die aan de orde moeten komen in de opleiding. Deze innovatie kan alleen gedaan worden wanneer er een investering gedaan wordt in de huisartsopleidingen, zowel voor aanpassing van het curriculum, als voor het opleiden van extra huisartsen. Huisartsgeneeskundig onderzoek vindt niet plaats in ziekenhuizen maar, geïnitieerd vanuit de zeven academische afdelingen huisartsgeneeskunde, in vele huisartsenpraktijken. Dit vraagt ondersteuning en coördinatie. De hiervoor benodigde structurele financiering van regionale academische huisartsgeneeskundige infrastructuren ontbreekt grotendeels. In deze werkplaatsen wordt het ontwikkelen van veranderkracht, gericht op regionale zorginnovatie, geborgd. We kunnen de zorgvraag niet beantwoorden door alleen meer huisartsen op te leiden. We zullen steeds slimmer moeten gaan werken en daarvoor is academisch onderzoek naar zorginnovatie in onze netwerken van groot belang. De kennis voortkomend uit wetenschappelijk onderzoek wordt door het Nederlands Huisartsen Genootschap vertaald naar richtlijnen en hulpmiddelen voor gebruik in de huisartsenpraktijk. Onder andere de NHG-Standaarden en de website Thuisarts.nl hebben in de implementatie van nieuwe kennis zowel voor huisartsen als patiënten een belangrijke toegevoegde waarde. Hierdoor komt nieuwe kennis zo snel mogelijk op de plaats waarvoor hij bedoeld is: bij de patiënt. Mijn oproep aan het Integraal Gezondheidszorg Akkoord is: herontwerp van (regionale) zorgketens is nodig en daarbij is de bril van academisch denkende huisartsen onmisbaar. Versterk universitaire afdelingen huisartsgeneeskunde met academische werkplaatsen, schep gelegenheid om onderzoek in de eerstelijn te doen en voor het opleiden van huisartsonderzoekers. 4 4 4 1 e uitgave 2022 Afscheid hoogleraar Geert-Jan Dinant Hartverwarmend DOOR MARK SPIGT, UNIVERSITAIR HOOFD DOCENT Op donderdag 14 april 2022 nam prof. Geert-Jan Dinant afscheid als hoogleraar huisartsgeneeskunde. GeertJan heeft een lange staat van dienst. Vanaf 1986 is hij verbonden aan de Rijksuniversiteit Limburg, de latere Universiteit Maastricht (UM). Hij begon als huisartsonderzoeker en sinds 1998 is hij hoogleraar huisartsgeneeskunde. Het afscheidscollege werd voorafgegaan door een speech van de decaan van FHML, Professor Annemie Schols. Zij roemt zijn prestaties, de vele projecten die hij heeft begeleid en de 33 promovendi die hij daarbij heeft gecoacht. Zijn bepalende rol binnen de huisartsgeneeskunde in Nederland werd benoemd, maar vooral de vele initiatieven in het kader van (na)scholing van huisartsen buiten Nederland. Geert-Jan gaf vervolgens in zijn afscheidsrede een uitgebreid overzicht van alle projecten die hij gedaan heeft. Na afloop was er een mooie, zonovergoten receptie op de binnenplaats van de Minderbroedersberg. De hoeveelheid belangstellenden annex cadeaus was hartverwarmend. Geert-Jan stond te stralen terwijl één voor één jonge en oude bekenden en vrienden hem kwamen feliciteren. Zijn vrouw Gerda vlinderde tussen alle gasten door om iedereen aandacht te geven en een praatje te maken. Het programma werd na de receptie voortgezet op een bijzondere locatie, het fraaie Chateau St. Gerlach. Voor GeertJan en Gerda is dit een zeer logische locatie aangezien het op een steenworp afstand van hun huis ligt (als je ver kunt gooien tenminste). De avond werd ingeleid door Geert-Jan zelf. Wiebelend staand op een stoel, introduceerde Geert-Jan zijn gasten aan elkaar. Het buffet was uitstekend verzorgd. Tussendoor waren er verschillende sketches/speeches, zoals die van de ski-club. Erik Stolper en Ruud Verhees gaven een prachtig inkijkje in hoe het was om promovendus van Geert-Jan te zijn. Daarna overhandigden zij namens alle 33 ex-promovendi een nepschilderij als grap en daarna een heel mooi schilderij, een echte Spigt. Hoogleraar emeritus André Knottnerus was de laatste spreker met een uitgebreide laudatio voor Geert-Jan. Er waren die avond vele blije mensen rondom Geert-Jan en Gerda; samen hebben zij een heel mooi feest gemaakt en beleefd. Wilt u de bewerkte diareeks van het afscheidscollege met daarin alle promoties ontvangen als pdf, stuur dan een mail naar op1lijn@maastrichtuniversity.nl 5 op één lijn 70
Pagina 6
op één lijn 70 1 e uitgave 2022 Een nieuwe crisis Noodzorg voor vluchtelingen DOOR JEROEN SMEETS, HUISARTSREDACTIELID Ergens op een woensdag in april werd het crisisteam van RHZ/ZIO gebeld dat er de volgende dag tot 400 vluchtelingen uit Oekraïne in het MECC gehuisvest werden. Met net twee jaar COVID achter de rug en ook nog een watersnoodramp, was het crisisteam dus nog volledig operationeel.1 Binnen een dag was er een medische ruimte ingericht. En, niet geheel onbelangrijk, ook dokters om daar spreekuur te doen. De voorwacht was het Rode Kruis, grotendeels vrijwilligers. De eerste dagen waren er enkele tientallen mensen. Zij waren vaak 10 dagen onderweg geweest, 4 dagen door Oekraïne, 4 dagen aan de grens en daarna nog 2 dagen reizen tot ze in Nederland waren. We liepen meteen tegen problemen aan: veel mensen hadden, begrijpelijkerwijs, geen medicatie mee, of hadden medicatie nodig die hier niet als zodanig verkrijgbaar is. De hulpvragen waren erg divers. Ik zag een koppel waarvan de vrouw 38 weken zwanger was met vragen over de zorg voor hun ongeboren kind, en voor straks na de bevalling. Vragen over benzodiazepines, die in Oekraïne kennelijk veel meer ingezet worden. Een buikgriepepidemietje onder de vluchtelingen kon de GGD gelukkig snel de kop indrukken samen met wat loperamide en ORS van ons. Tolken waren binnen enkele dagen geregeld, zodat de spreekuren vlotter liepen. Schijnend om te zien was dat de jonge kinderen (tot een jaar of 4-5) het verblijf in het MECC ervaarden als een soort vakantie. De oudere kinderen niet, die zagen er erg bedrukt uit. Mensen verbleven enkele dagen tot een week in het MECC, waarna ze naar meer definitieve opvanglocaties gingen. Follow-up van (medische) zorgen was dus lastig. Alle mensen die wij vanuit de medische dienst zagen waren erg dankbaar voor de hulp die hen werd geboden. 1 Zie ook Op één Lijn editie 69 6 6 6 1 e uitgave 2022 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Lotte Lunenburg Medewerker studentzaken Eindhoven Mijn naam is Lotte Lunenburg. Op 1 april begon ik als medewerker studentzaken in Eindhoven, Strijp-Z. De komende tijd zal ik me gaan verdiepen in de verschillende domeinen van de huisartsopleiding om vervolgens samen met Claartje Bongaerts, die onlangs wegens verhuizing haar werkplek in Maastricht heeft verruild voor Strijp-Z, de locatie in Eindhoven administratief te ondersteunen. Ik begon als medewerker studentzaken van het Studenten Service Centrum van de TU/e. Vervolgens werkte ik de afgelopen 11 jaar bij de faculteit Sociale Wetenschappen van Tilburg University, waarvan de laatste 5 jaar in het team van Onderwijsplanning. Als key-user van studenteninformatiesysteem Osiris ondersteunde ik vooral docenten bij het inrichten van hun cursussen en toetsen, de inschrijvingen op het onderwijs en was ik verantwoordelijk voor de inrichting van de examenprogramma’s. Ik hoop dat deze ervaringen mij een zetje in de goede richting geven bij het uitoefenen van mijn nieuwe functie. Samen met mijn man Peerke en onze 3 zoons Tijl (10), Faas (8) en Abe (5) wonen we in het knusse en gezellige Wintelre (google maar even). Naast de voetbal-, zwem- en pianolessen van de jongens tennis ik zelf regelmatig en kan ik enorm genieten van ons nieuwe huis en de tuin. Ik ben op dinsdag, woensdagochtend en donderdag te vinden in Strijp-Z, kamer 2.01. Heike Gerger Postdoc onderzoeker Mijn naam is Heike Gerger. Sinds 15 mei werk ik als postdoctoraal onderzoeker bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht bij het project ‘Veerkrachtig samen beslissen’. Sinds 2008 voerde ik veel (netwerk) meta-analyses uit en deed vooral onderzoek naar de werkzaamheid van interventies, maar verrichtte in de laatste jaren ook vaker kwalitatieve studies. In Bielefeld (Duitsland) studeerde ik Psychologie en behaalde in 2013 in Bern (Zwitserland) mijn PhD in Health Sciences. Sinds 2014 werkte ik eerst zes jaar als onderzoeker bij de afdeling Klinische Psychologie en Psychotherapie in Bazel (Zwitserland). Daarna werkte ik 2,5 jaar bij de afdeling Huisartsgeneeskunde in Rotterdam, waarvan het laatste half jaar ook bij Huisartsgeneeskunde in Bielefeld. Nu kijk ik ernaar uit om bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht te gaan werken. Sinds 2015 woon ik met mijn partner en twee kinderen (9 en 11 jaar oud) in Maastricht. Daarvoor woonde ik zeven jaar in Zwitserland. Mijn achtergrond en moedertaal zijn Duits. Petra Delahaije Medewerker studentzaken Geen nieuw gezicht, wel nieuwe klus ‘Hoe kan ik mijn leerwerkplan updaten?’ ‘Help! Aios is ontkoppeld, welke opleider kunnen we benaderen?’ ‘Ik kan niet aanwezig zijn bij de koppelcarrousel, ben nog in het buitenland dan, wat nu?’ ‘Hoe krijg ik als nieuwe opleider toegang tot Canvas?’ ‘We zijn aan het verbouwen in de praktijk, een aios komt nu echt niet uit.’ ‘Welke opleiders moeten nog bezocht worden voor een voortgangsgesprek?’ ‘Hoe krijg ik als plaatsvervangend opleider mijn erkenning van de RGS?’ Sinds kort bestier ik het koppeldomein voor jaar 1 en 3 wat eerder door Huub l’ Ortye jarenlang is gedaan. Huub is nu met pensioen, nadat hij aan me de ‘kneepjes van het vak’ heeft overgedragen. Nou ja, dat hoop ik dan maar want het is best complex om alle opleiders, maar ook docenten en aios zo goed mogelijk te bedienen. Vrijdag 10 juni 2022 is mijn eerste koppelcarrousel, daar heb ik zin in! Ik ben sinds kort in Maastricht op het Debyeplein 1 op kamer A0.026 te vinden. 7 op één lijn 70
Pagina 8
op één lijn 70 1 e uitgave 2022 Linda van Avendonkde Bresser HAB jaar 3 Eindhoven In maart ben ik gestart als huisartsbegeleider aan de huisartsopleiding Maastricht, locatie Eindhoven. Samen met Suzanne van den Haak begeleid ik een derdejaars groep. Ik ben inmiddels 9 jaar huisarts en 3 jaar kaderhuisarts urogynaecologie. De eerste 7 jaar nam ik waar in diverse praktijken, voornamelijk in de Kempische dorpen, waarna ik praktijkhouder werd in huisartsenpraktijk Engelsbergen in Eindhoven. Begin 2022 besloot ik om uit de maatschap te treden vanwege rugklachten. Maar omdat mijn maten, het team en de praktijk geweldig zijn, blijf ik er werken als waarnemend huisarts. Het beste van dit alles is, dat er nu ook ruimte kwam in mijn agenda om te gaan werken als docent. Zowel mijn basisopleiding als mijn huisartsopleiding genoot ik in Maastricht. De tweejarige kaderopleiding urogynaecologie volgde ik in Nijmegen. De afgelopen 4 jaar heb ik al met veel plezier urogynaecologisch onderwijs mogen verzorgen voor collega huisartsen, doktersassistenten en aios van Maastricht en Nijmegen. Samen met mijn man Rob en 2 kinderen, Joep 12 en Kato 10 jaar, woon ik in Bladel; alhoewel dit 26 kilometer onder Eindhoven ligt, ben ik toch van plan regelmatig op mijn speed-pedelec naar Strijp Z te fietsen. Ik kijk ernaar uit om jullie allen (weer live) te mogen te ontmoeten! Claudia Smeets-Garcia Medewerker studentzaken Ouderengeneeskunde Mijn naam is Claudia SmeetsGarcia en sinds mei werk ik 4 dagen per week bij de opleiding Ouderengeneeskunde van de vakgroep Huisartsgeneeskunde binnen FHML. Door de snelle groei van Ouderengeneeskunde kwam er ruimte voor een vacature als medewerker studentzaken, een functie die ik maar al te graag wilde vervullen. Tijdens mijn carrière werkte ik voornamelijk in de internationale, commerciële sector. Hierdoor deed ik veel ervaring op, op zowel organisatorisch, administratief en (internationaal) customer relations gebied. Vanuit die ervaringen breng ik een frisse, nieuwe blik mee en ga mijn kennis en ervaring goed inzetten. 8 8 8 Door mijn Spaanse achtergrond hou ik van Spaans eten en reis ik graag naar Spanje om familie en vrienden te bezoeken. In mijn vrije tijd sport ik graag en geniet ik van de leuke dingen in het leven samen met mijn gezin. Als geboren en getogen Maastrichtse hou ik uiteraard van het bourgondische leven. Tim Schouten Junior onderzoeker Mijn naam is Tim Schouten, 28 jaar en sinds kort woon ik in Maastricht. Per 1 februari werk ik als junior onderzoeker voor het platform-COVID trial onder leiding van Mark Spigt en Jochen Cals. Dit project is een platform trial naar medicatiegebruik tegen een COVID-infectie in de huisartspraktijk. Hierbij is de focus op het verminderen van de klachten die de patiënt ervaart tijdens een COVID-infectie. Tijdens het project houd ik me bezig met het statistische en methodologische deel, dus ook de analyses van het project maar zal ook helpen waar ik kan met andere zaken van het project. Daarnaast ben ik bezig met simulaties van platform trials om te kijken of bepaalde beslissingen in de methodologie beter kunnen worden genomen. Ik volgde de Health Sciences Research master aan de UM. In mijn vrije tijd houd ik van sporten en koken. Jessica Ruisch AIOTO ouderengeneeskunde Ouderengeneeskunde is voor mij de perfecte balans tussen stilstaan en doorgaan. Het biedt mij de ruimte om stil te staan bij geluk en verdriet van bewoners en hun familie, een band op te bouwen en daarmee passende patiëntgerichte zorg te bieden. Daarbij is het vak dynamisch en constant in ontwikkeling, de populatie wordt groter en de zorgdruk hoger. Het meedenken op het gebied van ontwikkeling en management van een organisatie, hoewel niet altijd makkelijk, is een van de geweldige uitdagingen in het vak. Als AIOTO heb ik de kans gekregen als promovendus betrokken te zijn bij het TRADE-project (TRAuma and DEmentia), een multicenter prospectief onderzoek naar de diagnostiek en behandeling van posttraumatische stress stoornis (PTSS) bij mensen met dementie. In het onderzoek gebruiken we eerst een vragenlijst om de diagnose PTSS bij deze populatie te kunnen stellen, nadien zullen we de effectiviteit van Eye Movement Desensitisation and Reprocessing therapy (EMDR) meten bij deze groep. Hierdoor hoop ik de komende tijd overal te vinden zijn. Deelnemende 1 e uitgave 2022 centra van het onderzoek zijn namelijk; Cicero Zorggroep, Envida, MeanderGroep, Mondriaan Ouderen, Sevagram en Zuyderland Care. Daarbij zit ik op de terugkomdagen van de opleiding op de universiteit in Maastricht en mag ik een half jaar stagelopen bij de neurologie in het MUMC+. Wie ben ik eigenlijk? Ik ben Jessica Ruisch, een 27-jarige specialist ouderengeneeskunde in opleiding in Maastricht. Momenteel ga ik richting het einde van mijn eerste jaar van de opleiding. Buiten het bovenstaande enthousiasme voor het vak, de patiëntenpopulatie en de wetenschap ben ik het liefst te vinden op het voetbalveld of bij mijn opstartende moestuin. Neem gerust contact met me op als jullie geïnteresseerd zijn in meer informatie over het vak, het onderzoek of tuiniertips voor me hebben! Kim van der Bolt Gedragswetenschappelijk docent huisartsopleiding Mijn naam is Kim van der Bolt, 38 jaar en GZ-psycholoog. Per 1 mei 2022 ben ik gestart als docent GW binnen de huisartsopleiding. Sinds 2010 ben ik werkzaam in de GGZ en sinds 2016 als GZ-psycholoog. In 2020 begon ik mijn eigen praktijk. Daarvoor werkte ik zowel binnen de Basis GGZ als de Specialistische GGZ, bij verschillende instellingen als ook bij het Zuyderland ziekenhuis, op de PAAZ-afdeling en op de afdeling medische psychologie en seksuologie. Aan het begin van mijn carrière was ik als POH-GGZ aangesteld binnen verschillende huisartsenpraktijken in de parkstad regio. Ik woon samen met mijn vriend Jos en hond Joep in Nijswiller. We maken graag lange wandelingen in de natuur als we niet druk zijn met de verbouwing van ons huis. Daarnaast vind ik het leuk om bezig te zijn met sporten, bakken en ga ik er weleens met de motor op uit. Ik kijk uit naar een fijne samenwerking en een inspirerende nieuwe werkomgeving. Suzanne van den Haak Gedragswetenschapper huisartsopleiding Mijn naam is Suzanne van den Haak en ik ben sinds maart 2022 gedragswetenschapper (GW-er) in jaar 3 van de huisartsopleiding. Samen met huisarts Linda van Avendonk-de Bresser begeleid ik een derdejaars groep aios. Naast deze baan werk ik bij HSK (een landelijke GGZinstelling) in Eindhoven als GZ-psycholoog, cognitief gedragstherapeut en supervisor VGCt. Na mijn studie psychologie, die ik volgde in Utrecht, ging ik aan de slag bij HSK en vervulde daar verschillende taken en rollen. Het afwisselen van cliëntenzorg en opleiden bevalt me zeer goed. Ik draag graag kennis over en zie het als een cadeautje dat ik mee mag kijken met het ontwikkelingsproces van de opleideling. Naast mijn werk ben ik sportief, kook ik graag, spreek ik met vrienden af en zie en ontdek ik graag meer van de wereld. Thanee Uittenhout Promovendus Mijn naam is Thanee Uittenhout. Sinds november 2021 ben ik gestart als promovendus bij de Vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht onder begeleiding van Trudy van der Weijden. De komende jaren ga ik me bezighouden met mijn PhD. Het onderwerp is het verbeteren van de gepersonaliseerde behandeling in de oncologie. Hierbij willen we meer samen beslissen met de patiënt op basis van informatie over de behandelopties, gezondheidsstatus van de patiënt en zijn doelen en voorkeuren. Dit project is gesubsidieerd door KWF en zal plaatsvinden in het MUMC, Zuyderland MC, LUMC en het UMCG, waarbij ik de eerste van drie promovendi ben die aan dit project zal gaan werken. Ik heb geneeskunde gestudeerd aan de Universiteit Leiden. Daarna heb ik gewerkt als ANIOS Heelkunde in het HAGAziekenhuis en in het LUMC. Toen kwam dit promotietraject op mijn pad en was ik zo enthousiast, dat ik nu vanaf Oegstgeest regelmatig naar Maastricht reis. Met mijn achtergrond in de kliniek heb ik al wat informatie en kennis over de zorgpaden en vind ik het leuk om deze kennis te kunnen combineren met mijn onderzoek. Ik geniet daarnaast van het ontdekken van Maastricht. In mijn vrije tijd doe ik aan crossfit, sociale activiteiten, word ik verblijd met de liefde van mijn twee katten en ben ik sinds kort groene vingers aan het ontwikkelen in mijn tuin. Daarnaast zit ik bij De Jonge Specialist in de ledenraad en de basisartsencommissie en help ik de KNMG met het organiseren van de carrièrebeurs 2022. 9 op één lijn 70
Pagina 10
op één lijn 70 1 e uitgave 2022 Promotie 25 maart 2022 Atriumfibrilleren bij ouderen: to screen or not to screen? DOOR NICOLE VERBIEST – VAN GURP, VOORMALIG AIOTO Stelling: ‘Paroxysmaal atriumfibrilleren is als een zeepbel: lastig te vangen en weg voor je het weet.’ Atriumfibrilleren is een hartritmestoornis die niet altijd klachten veroorzaakt. Bovendien kan AF afgewisseld worden met een normaal ritme bij paroxysmaal AF. Daardoor kan er tijd overheen gaan voor de diagnose gesteld wordt. Onbehandeld kan het leiden tot een beroerte, hartfalen en overlijden. Opsporing en behandeling zijn dus belangrijk. In mijn promotieonderzoek onderzochten we of screening de opsporing van AF verbetert. Een Britse screeningsstudie ging ons voor.1 Hierin werd screening vergeleken met gebruikelijke zorg; screening bleek AF effectief op te sporen (1,6% vs 1,0%). Maar geldt dat ook voor de Nederlandse situatie? In samenwerking met Amsterdam UMC hebben wij de ´Detection and Diagnosis of Atrial Fibrillation´ (D2AF) studie verricht. De opzet was in de basis vergelijkbaar met het Britse onderzoek. We breidden het uit door ook de testeigenschappen van drie opsporingsmethoden te evalueren. Opzet In onze studie zaten ruim achttienduizend 65-plussers uit 96 huisartspraktijken. De praktijken werden verdeeld in interventie- en controlepraktijken. De interventiegroep onderzocht patiënten als ze – ongeacht waarvoor – op het spreekuur kwamen (‘opportunistische screening’). Praktijkmedewerkers voelden de pols en gebruikten twee apparaten met AF-detectie functie: een bloeddrukmeter (WatchBP Home A) en een 1-kanaals elektrocardiogram (ecg; MyDiagnostick). Een verdenking op AF werd gecontroleerd met een 12-kanaals ecg. De controlegroep verleende gebruikelijke zorg. Na één jaar vergeleken we het percentage mensen met een nieuwe diagnose AF in beide groepen. Opbrengst van screening Na analyse van onze data bleek dat er in beide groepen evenveel AF was vastgesteld. De screeningsopbrengst was 1,6%, terwijl er in gebruikelijke zorg 1,5% werd vastgesteld. Dit verschil van 0,1% is te klein om betekenis te hebben. Verrassend genoeg was screening dus niet zinvol, in tegenstelling tot de Britse uitkomsten van enkele jaren geleden. Met name de controlegroep vond meer AF. Mogelijk heeft dit te maken met de hoge kwaliteit van onze huidige gezondheidszorg; wellicht worden de meeste diagnoses 10 10 10 al gesteld in cardiovasculaire risicomanagement (CVRM) spreekuren. De beste opsporingsmethode Van de drie methoden die we in de spreekkamer toepasten, was het 1-kanaals ecg-apparaat het beste. Dit apparaat miste minder diagnoses dan de bloeddrukmeter en polspalpatie. Bovendien gaf het de minste fout-positieve uitslagen. Pols palpatie presteerde het slechtste. Vertaling naar de praktijk en de toekomst Opportunistische screening naar AF zoals wij die hebben verricht, is niet zinvol. We raden daarom vooralsnog geen screening op AF aan in Nederland. Verder onderzoek moet uitwijzen of het in andere situaties wel nuttig is. Na een voorselectie van mensen met een hoger risico zou screening wel succesvol kunnen zijn. Referentie 1. Fitzmaurice DA, Hobbs FD, Jowett S, et al. Screening versus routine practice in detection of atrial fibrillation in patients aged 65 or over: cluster randomised controlled trial. BMJ 2007;335(7616):383. doi: 10.1136/ bmj.39280.660567.55 [published Online First: 2007/08/04] 1 e uitgave 2022 Promotie 28 maart 2022 Welke invloed hebben opvattingen over leren en beoordelen op het werkplekbeoordelen? DOOR LAURY DE JONGE, HUISARTSONDERZOEKER Stelling: Opvattingen van gebruikers over beoordeling op de werkplek beïnvloeden het gebruik en de uitkomst ervan. Inleiding Huisartsen in opleiding (aios) kunnen het meeste leren op de werkplek zelf, in de huisartsenpraktijk. Werkplekbeoordelingen nemen daarom een centrale plaats in binnen de medische vervolgopleidingen. De effectiviteit van deze werkplekbeoordeling hangt opvallend genoeg niet zozeer af van de kwaliteit van de methode waarmee beoordeeld wordt, maar wel van de manier waarop deze methode gebruikt wordt. En dat hangt weer af van de opvattingen van de opleider en de aios. Werkplekbeoordelingen hebben twee functies. Op basis van werkplekbeoordelingen kan de opleider gevraagd en ongevraagd feedback geven. De aios kan hiervan leren en zich verder ontwikkelen. Daarnaast kan een opleider werkplekboordelingen gebruiken om beslissingen te nemen over de prestaties en voortgang van de aios. Bijvoorbeeld of een aios al in staat is om zelfstandig patiënten te behandelen. Werkplekbeoordelen is een complex proces binnen een sociale context. Interacties tussen verschillende betrokkenen van binnen en buiten de werkplek kunnen het werkplekbeoordelen beïnvloeden. Wij vroegen ons af welke invloed de opvattingen van betrokkenen hebben bij het beoordelen op de werkplek. Om deze vraag te beantwoorden heb ik, gesteund door mijn promotieteam (dr. Angelique Timmerman, dr. Marjan Govaerts, prof. dr. Anneke Kramer, prof. dr. Cees van der Vleuten en prof. dr. Jean Muris) vier samenhangende studies verricht aan de huisartsopleidingen van Maastricht, Nijmegen en Leiden. Spanningsvelden Onze studies lieten zien dat er verschillende opvattingen bestaan over werkplekbeoordelen. Daarbij zijn twee spanningsvelden te onderscheiden. Ten eerste denken de deelnemers aan ons onderzoek verschillend over de mate waarin de aios zelf zijn leerproces zou moeten sturen. Wie bepaalt wat geleerd moet worden? Bepaalt de aios dit vooral zelf, of moet bijvoorbeeld de opleider of het opleidingsinstituut dat doen? Het tweede spanningsveld betreft de gewenste mate van standaardisering van een beoordeling. Sommigen hebben voorkeur voor een gestandaardiseerde beoordeling zoals via cijfers. Anderen vinden gepersonaliseerde oordelen en een beoordeling op maat veel belangrijker. Bovendien vonden we de volgende overkoepelende factoren: 1. Betrokkenen bij het beoordelen op de werkplek hielden vaak rekening met de verwachtingen van anderen; 2. Eerdere ervaringen en de neiging tot toevertrouwen van taken en handelen speelden een rol bij het werkplekbeoordelen. Onze studies lieten zien dat de positie die gebruikers van werkplekbeoordelingen innemen in de spanningsvelden dynamisch is en kan worden beïnvloed door de hierboven genoemde overkoepelende factoren. Stelling: Opvattingen van gebruikers over beoordeling op de werkplek beïnvloeden het gebruik en de uitkomst ervan. Laury geflankeerd door de paranimfen Marion van Lierop en Ben van Steenkiste In onze studies zagen we wat de invloed kan zijn van verschillende opvattingen bij belangrijke strategieën bij 11 op één lijn 70
Pagina 12
op één lijn 70 1 e uitgave 2022 het werkplekbeoordelen, namelijk het observeren van het medisch handelen van de aios en het toevertrouwen van klinische taken aan de aios. Zo zal een opleider met eerdere negatieve ervaringen of een geringe neiging tot toevertrouwen de leerkansen willen reguleren. Pas als de opleider erop kan vertrouwen dat de aios tijdig om hulp kán en zál vragen, ontstaat er ruimte voor zelfregulatie door de aios. Een toets vanuit de opleiding kan bij aios en opleider leiden tot een voorkeur voor beoordeling met een gestandaardiseerde scorelijst. Na het afronden van deze toets komt er ruimte voor beoordeling en feedback op maat, afhankelijk van de individuele aandachtspunten van aios of opleider. Bewustzijn, bespreken en afstemmen van opvattingen zijn noodzakelijk voor een gedeeld begrip over werkplekbeoordelen. Wat betekenen onze bevindingen voor de huisartsopleiding? Om leerkansen optimaal te benutten, zouden aios en opleider hun opvattingen over doel en inzet van beoordelingen op de werkplek regelmatig moeten bespreken. Dat betreft bijvoorbeeld het gebruik van observaties, als ook de inschattingen over het toevertrouwen van taken aan de aios. Scholing vanuit de huisartsopleiding kan helpen bij het leren expliciteren en afstemmen van opvattingen van opleiders, aios en docenten. Bij de ontwikkeling van een nieuw toetsprogramma door de huisartsopleiding zouden ook opleiders en aios betrokken moeten worden. Zelfs na de implementatie zou regelmatig besproken moeten worden of doelen en inzet van het toetsprogramma voldoende afgestemd zijn. Als u meer wilt weten kunt u de opname van de verdediging bekijken, het proefschrift nalezen of de auteur raadplegen. https://www.maastrichtuniversity.nl/nl/events/ site-promotie-laurentius-pjwm-de-jonge https://www.globalacademicpress.com/ebooks/laury_de_jonge/ l.dejonge@maastrichtuniversity.nl Onderzoeksprogramma: doet u mee? Herstel na kanker in de huisartsenpraktijk DOOR MICHELLE SMITS, PROMOVENDA Ex-kankerpatiënten krijgen na de behandeling vaak te maken met restklachten zoals vermoeidheid en hebben behoefte aan begeleiding bij hun herstel. Bij huisartsen is er veel behoefte aan goede methodes om ondersteuning te bieden aan voormalige kankerpatiënten. In dit project bieden we huisartsen een eenvoudige werkwijze om die ondersteuning te bieden zonder dat het veel tijd kost. Voor deze studie zijn we op zoek naar huisartsen en praktijkondersteuners. Tijdens dit onderzoek kunnen huisartsen en praktijkondersteuners gebruik maken van een evidence-based eHealth programma gericht op het herstel na kanker. Hierin gaan patiënten zelf aan de slag met leefstijlverandering en veelvoorkomende klachten na kanker, zoals vermoeidheid. Als u mee wilt doen, dan wordt u ingedeeld in een van twee groepen: de experimentele groep of controlegroep. Zit u in de experimentele groep? Dan gaat u het eHealth programma inzetten om uw patiënten te begeleiden in de periode na kanker. De interventie omvat twee regulier declareerbare consulten bij de huisarts of praktijkondersteuner. Hierin bespreekt u de voortgang van de patiënt in het programma en 12 12 12 eventuele problemen die zij ervaren bij het implementeren van leefstijlverandering. De patiënten werken zelfstandig met het eHealth programma waarin feedback op hun zelfmanagement is geïncludeerd. Huisartsen of praktijkondersteuners in de controlegroep zullen tijdens het onderzoek enkel patiënten includeren en bieden hen normale huisartsenzorg. De patiënten in de controlegroep maken de vragenlijsten voor het onderzoek online. Na één jaar worden de patiënten uit de controlegroep alsnog actief op het online zelfhulpprogramma gewezen. Na afloop van de interventieperiode geldt voor alle patiënten dat er een biomedische meting dient te worden afgenomen. Per praktijk wordt gestreefd naar een inclusie van ongeveer 10 patiënten. Onkostenvergoeding is beschikbaar. Start studie: vanaf juni 2022 (later starten is ook mogelijk) Heeft u interesse in deelname, neem dan contact op met de onderzoekers via 045-5762384 of herstelnakanker@ou.nl. 1 e uitgave 2022 Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten Nu OOK in het onderwijs aan de aios DOOR GEERT-JAN DINANT, HOOGLERAAR EN LID WITTE RAVENGROEP Inleiding Wie heeft weleens gehoord van het syndroom van Shulman? Het is een zeldzame spierziekte waarbij de spierfascie ontsteekt. De ziekte uit zich door een symmetrisch pijnlijke zwelling van de ledematen die geleidelijk hard en taai worden. Een van de Maastrichtse aios presenteerde deze casus tijdens een sessie over Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK), op een van de terugkomdagen in Maastricht. De betreffende aios slaagde in de opzet van bedoelde sessie: na het presenteren van de klachten en bevindingen bij betreffende patiënt, gingen de collega-aios in de groep, met een tijdens de voorafgaande sessie geleerde zoekmethode aan de slag, op zoek naar de gezochte aandoening. De casus was tevens een erg goed voorbeeld van een OOK en van het doel van onderwijs over dit onderwerp. Vanaf maart 2022 is het onderwerp een vast onderdeel van het terugkomdagonderwijs in jaar 3. In de ongeveer twee voorafgaande jaren werden de Witte Raven (zie verder) een aantal keren ad-hoc gevraagd om een sessie over OOK te verzorgen. Mede op basis van de positieve evaluatie van de ad-hoc sessies werd OOK een vast programmaonderdeel. Wat is OOK? Soms heeft de huisarts een knagend gevoel van onbehagen en onmacht, een niet kunnen loslaten van de gedachte dat een diagnose ten onrechte niet wordt gevonden. ‘Het kan toch niet waar zijn dat deze patiënt niets mankeert. Wat zie ik over het hoofd? Iets bijzonders, iets zeldzaams?’ Het betreft hier klachten die geen SOLK zijn en die vaak resulteren in een jarenlange zoektocht langs diverse ziekenhuisspecialisten. Yvonne van Leeuwen, een van de vorige hoofden van de huisartsopleiding Maastricht-Eindhoven, bedacht hier de term Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK) voor. Aansluitend heeft een groep van tien ervaren huisartsen en twee internisten zich gebundeld in een OOK-expertisegroep onder de naam Witte Raven. De groep ontvangt OOK-casus van huisartsen in heel Nederland. Het OOK-onderwijsprogramma Het OOK-programma voor onze aios bestaat uit twee interactieve sessies van ieder anderhalf uur. De docent(en) zijn telkens één of twee leden van de Witte Ravengroep. In de eerste sessie wordt het begrip OOK nader toegelicht. Aansluitend wordt de OOK-zoekstrategie (een methodiek, door de Witte Raven ontwikkeld, voor literatuursearch 13 op internet) besproken en volgt een aantal voorbeelden van OOK-casus die door de Witte Raven werden opgelost. Gedurende de gehele sessie is er ruimte voor inbreng van eigen ervaringen en casuïstiek. Dat laatste staat centraal in de tweede sessie: aois presenteren OOK-casuïstiek uit de eigen praktijk (dit brengt enig huiswerk met zich mee) en leggen betreffende OOK’s ter beoordeling en oplossing aan de groep voor. We passen dan de in de eerste sessie geleerde zoekstrategie toe bij de door aois ingebrachte casuïstiek. In de tweede sessie is de rol van de docent(en) meer die van moderator(en). Beide sessies zijn flexibel opgebouwd; iedere inbreng van iedere aios is welkom. Tussen beide sessies zitten bij voorkeur niet meer dan een aantal weken. De sessies worden ingeroosterd voor de terugkomdagen in Maastricht en Eindhoven. Lees verder op: www.witteraven.org Op de website van de vakgroep is de OOK-brochure te downloaden: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/overons/brochures/ De Witte Raven Groep is een werkgroep van huisartsen, opgericht in 2016, die zich richt op het zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK), in de veronderstelling dat het kan gaan om een zeldzame ziekte of een zeldzaam verschijnsel. Verwijzing van casuïstiek loopt via de eigen huisarts. De Witte Raven hebben een eigen zoekstrategie ontwikkeld en maken gebruik van 4 zoekmachines. Naast het uitzoeken van casuïstiek richt de Witte Raven werkgroep zich op het nascholen van huisartsen en het delen van hun kennis. Voor meer informatie en voor aanmelding van een casus of aanvraag van een nascholing voor huisartsen kijk op onze website: www.witteraven.org. op één lijn 70
Pagina 14
op één lijn 70 1 e uitgave 2022 Bruikbare Wetenschap Over spoed, UWI’s, vroege dementie, werkplekleren en kalkscore DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN HOOGLERAAR EFFECTIEVE DIAGNOSTIEK IN DE HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Huisarts & Digitale zorg de spoed, en met 1 loket worden deze ongetwijfeld overal eerst naar de HAP getrieerd. Huisarts & Diagnostiek Samen Beslissen & interprofessioneel samenwerken Innovatieve trials in de huisartsgeneeskunde De speerpunten van de vakgroep huisartsgeneeskunde zijn Huisarts & Diagnostiek, Huisarts & Digitale Zorg, Samen Beslissen & Interprofessioneel Samenwerken en Innovatie trials in de huisartsgeneeskunde. Zere plek op de juiste spoedplek De meeste huisartsenposten in het zuiden huizen inmiddels onder 1 dak met een spoedeisende hulp. Met de opkomst van de brede spoedposten was ook de hoop en verwachting dat patiënten op de meest geschikte plek behandeld konden worden. De SEH van het VieCuri in Venlo is een groep waar veel wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt. Student Rens van der Baaren keek onder begeleiding van SEH-arts Dennis Barten en ondergetekende naar de invloed van de spoedpost op de mate waarin snijwonden en traumata aan de extremiteiten meer in de eerstelijn (huisartsenpost) behandeld konden worden door 1 spoedloket. Ze vergeleken daartoe de aantallen in het jaar voor de implementatie van de spoedpost met het jaar daarna. Het volume aan zorg voor geïsoleerde kleine wonden ging met 12,4% omlaag na de opening van de brede spoedpost en de zorg voor extremiteitsletsels maar liefst met 74,6%. Ondertussen nam het aantal complexe trauma’s toe op de SEH en hadden meer patiënten poliklinische nazorg nodig. Het laatste kun je – mits op goede gronden gesteld – ook als proxy zien voor de ernst van de letsels waarmee patiënten uiteindelijk op de SEH belanden. De gegevens stammen uit 2015, dus het zou aardig zijn om te weten of dit effect heeft doorgezet of op zijn minst kon worden behouden in de loop van de tijd. Uit voorgaande studies weten we dat juist mannen met kleine letsels vaker aanloper zijn naar 14 14 14 Zere plas Promovendus Stefan Cox onderzocht met hulp van WESP-en Minke van Hoof en Kelly Lo-A-Foe hoe vrouwen aankijken tegen de zorg bij urineweginfecties. Ze ondervroegen daarbij een kleine 1000 vrouwen die eerder een of meerdere urineweginfecties hadden en publiceerden hun bevindingen in BMJ Open. Als hen werd gevraagd om te prioriteren, dan geven vrouwen aan de praktijk vooral te bezoeken om bevestiging te krijgen van de diagnose (48%), voor pijnstilling (32%), en een kuur volgde pas met 14%. Slechts 3% kreeg ooit een uitgesteld recept van hun huisarts of de huisartsenpost. Maar liefst 70% gaf aan best af te willen wachten zonder antibiotica, zelfs bij een bevestigde diagnose. Toch lag dit percentage het hoogst bij de vrouwen die minder frequent een urineweginfectie hadden. Hoe dan ook goed om te beseffen als we de imperfecte urinestick weer eens gebruiken dat veel vrouwen niet per se antibiotica willen, maar ook met andere vorm van klachtenverlichting geholpen zijn, zoals een NSAID. Een uitgesteld recept kan daar mogelijk ook nog bij helpen. Vroege dementie vroeg herkennen Elke huisarts herinnert zich wel die patiënt met een vroege dementie in de praktijk. Dementie op zo’n jonge leeftijd (dit is voor het 65ste levensjaar) maakt indruk bij de hele omgeving, inclusief de huisarts. Want niet zelden ging er wel spreekuurbezoek aan vooraf, of niet? Onderzoeksters Stevie Hendriks en Kirsten Peetoom koppelden met Huibert Tange en Loes van Bokhoven 89 patiënten met vroege dementie aan 162 zogenaamde gematchte cases in het Research Network Family Medicine (RNFM). We wilden toetsen of de klachtenpresentatie van de patiënten in de 5 jaar voorafgaand aan de diagnose al afwijkend was. Cognitieve symptomen kwamen bij de patiënten met vroege dementie al 5 jaar voor de diagnose vaker voor, affectieve symptomen 4 jaar, sociale symptomen 3 jaar, en gedragsymptomen 2 jaar voordien. Juist bij deze jongere ouderen vallen ook problemen op het werk onder de sociale symptomen. Functionele beperkingen traden het jaar voordien frequenter op. De patiënten die uiteindelijk de diagnose krijgen presenteren zich inderdaad dus anders. Maakt het onze klus makkelijker in de spreekkamer? Ik vrees van niet. Het RNFM bevat gegevens van 150.000 patiënten en de onderzoekers zochten vanaf 2014 en konden uiteindelijk ‘slechts’ 89 patiënten detecteren die voor het 70ste levensjaar de diagnose kregen. Het oppikken zal lastig blijven, zo 1 e uitgave 2022 E R betogen de onderzoekers, ook omdat de symptomen in het algemeen vaak voorkomen. Het presenteren met tenminste symptomen uit 2 groepen maakt de kans op herkenning wel groter. Bij stapelen van cognitieve, affectieve, sociale en gedragsymptomen en/of functionele beperkingen op jongere leeftijd mag de diagnose dus steeds hoger in de DD. De meester-gezel observatie Laury de Jonge is al jaren sectorhoofd onderwijs en de drijvende kracht achter huisartsgeneeskunde in het basiscurriculum in de geneeskunde opleiding. Hij promoveerde 28 maart op zijn proefschrift naar werkplekbeoordelingen. In een artikel in BMC Medical Education neemt hij de praktijkobservaties onder de loep. Die loep is een kwalitatieve studie waaruit blijkt dat praktijkobservaties van artsen-inopleiding vooral worden verricht omdat opleiders denken dat dit van hen verwacht wordt, bijvoorbeeld door het opleidingsinstituut of door de aios. Het gebruik van de observatie zelf en goede doel daarvan wordt zelden besproken behalve wellicht aan het begin van het traject. Het is een lezenswaardig artikel voor de lezende opleider en kan meteen voeding geven aan het leergesprek en het in praktijk brengen van de observatie. Observeren we omdat we denken dat het moet, of om te weten of de gegeven zorg veilig is? Of kan het toch nog andere doelen dienen? U kunt het antwoord waarschijnlijk wel raden. Kalk in het systeem Ongetwijfeld bent u de coronaire kalkscore al tegengekomen in brieven van de cardioloog. Ook de synoniemen kalkscore, calcium CT, CT coronairen komen regelmatig langs. Robert Willemsen, kaderhuisarts hart- en vaatziekten, huisarts in Maastricht en staflid bij de vakgroep huisartsgeneeskunde is betrokken bij enkele onderzoeksprojecten die de rol van de calcium-CT onderzoeken bij patiënten met stabiele angina pectoris. Samen met het team in Groningen schreef hij een review over de diagnostische en prognostische waarde van deze test. Ze includeerden daarbij 42 artikelen en definieerden obstructief coronairlijden als een stenose van meer dan 50% in 1 van de coronairen. Ofschoon natuurlijk veel data uit de tweedelijn komt – want daar wordt de kalkscore veelal gebruikt – komt zeker duidelijk naar voren dat een kalkscore van 0 bij patiënten met pijn op de borst klachten en een laag-tot-gemiddelde-kans op obstructief coronairlijden, de uiteindelijke kans op dat coronairlijden, of een myocardinfarct, zeer klein maakt. Een uitstekend diagnosticum en prognosticum dus bij patiënten met thoracale klachten, met name om af te zien van verdere diagnostiek? Het zal nog moeten blijken uit de lopende studies in de eerstelijn, maar het ziet er veelbelovend uit. Met de CONCRETE studie wordt onderzocht of een meer betrouwbare en vroegtijdige diagnostiek en behandeling van coronairlijden in de huisartsenpraktijk mogelijk is door de huisarts toegang te geven tot de CT-kalkscore test. Mogelijk doet u al mee. Voor meer informatie zie www.concrete-project.nl Referenties • Supervisory dyads’ communication and alignment regarding the use of workplace-based observations: a qualitative study in general practice residency. de Jonge LPJWM, Minkels FNE, Govaerts MJB, Muris JWM, Kramer AWM, van der Vleuten CPM, Timmerman AA.BMC Med Educ. 2022 Apr 28;22(1):330. doi: 10.1186/s12909-02203395-7 • Minor traumatic injuries in the emergency department pre- and post-implementation of an emergency care access point. van der Baaren R, Barten DG, van Osch F, van Barneveld KWY, Janzing HMJ, Cals JWL.J Eval Clin Pract. 2022 May 22. doi: 10.1111/jep.13705. Online ahead of print. PMID: 35599366 • Cross-sectional internet survey exploring women’s knowledge, attitudes and practice regarding urinary tract infection-related symptoms in the Netherlands. Cox SML, van Hoof MWEM, Lo-A-Foe K, Dinant GJ, Oudhuis GJ, Savelkoul P, Cals JWL, de Bont EGPM.BMJ Open. 2022 May 18;12(5):e059978. doi: 10.1136/bmjopen-2021-059978. PMID: 35584871 • Pre-Diagnostic Symptoms of Young-Onset Dementia in the General Practice up to Five Years Before Diagnosis. Hendriks S, Peetoom K, Tange H, van Bokhoven MA, van der Flier WM, Bakker C, Papma JM, Koopmans R, Verhey F, Köhler S, de Vugt M.J Alzheimers Dis. 2022 May 13. doi: 10.3233/JAD-220215. Online ahead of print.PMID: 35570494 • The Diagnostic and Prognostic Value of Coronary Calcium Scoring in Stable Chest Pain Patients: A Narrative Review. Koopman MY, Willemsen RTA, van der Harst P, van Bruggen R, Gratama JWC, Braam R, van Ooijen PMA, Doggen CJM, Dinant GJ, Kietselaer B, Vliegenthart R.Rofo. 2022 Mar;194(3):257-265. doi: 10.1055/a-1662-5711. Epub 2022 Jan 26.PMID: 35081649 15 H P op één lijn 70 B N C R N E R U E T S I S K K B A D M N E A W T E E S S R C S H U A I A T T G H E A U I
Pagina 16
op één lijn 70 1 e uitgave 2022 NHG-congres 2022 Poten in de klein, kop in de cloud DOOR IVO GROSVELD, STUDENT GENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT Een pakkende titel die zowel de invasie en het doolhof van eHealth toepassingen in de huisartsenzorg weergeeft, als het belang van vasthouden aan basisprincipes van de huisartsenzorg benadrukt. Als zesdejaars geneeskunde student doe ik in mijn WESPstage onderzoek naar de effectiviteit van digitale zorg in de 1e lijn in Nederland. Zoals ook de titel van het congres aangeeft is er momenteel sprake van een echte ‘digihype’ in de gezondheidszorg. Zo was het congres uiteraard niet alleen live, maar ook online te volgen, waardoor het minder druk was dan andere jaren (althans dat heb ik me door geroutineerde bezoekers laten vertellen). Desalniettemin waren de zalen gezellig vol en zat de sfeer er goed in. Ook op de beursvloer was het druk; iedereen had veel te vertellen na een lange tijd van uitstel. Ook voor mij voelde het als een hele happening na 2 jaar digitaal onderwijs vanuit thuis; eindelijk weer eens in een zaal zitten en luisteren zonder de mogelijkheid om een ander tabblad open te zetten. De huisarts in 2030: een digitale dokter? Deze duidelijke openingsvraag veroorzaakte de nodige reacties uit de zaal. De exponentiële groei van digitale tools zoals apps, wearables en ook het beeldbellen is ontstaan door de COVID-19 pandemie. Dat dit de rol van de huisarts heeft veranderd, is duidelijk, maar is de huidige tech-influx wel wenselijk en vooral ook zinvol? Het antwoord op deze vragen bleef onduidelijk. Wat wel als een paal boven water staat, is dat het vak van (huis)arts er in 2030 heel anders uit zal zien. Digital care: hype or hope? Om de after-lunch-dip te doorbreken is Mike Trenell, de baas van Changing Health, uitgenodigd. Een prikkelende en inspirerende keynote speaker. Zo noemt hij de hype, die digitale innovatie momenteel heeft, normaal. Hij illustreert dit aan de hand van de Hype Cycle: de eerste hype-piek met hoge verwachtingen wordt vaak gevolgd door teleurstelling in de innovatie, omdat deze niet voldoet aan de opgeblazen verwachtingen die men had. Hij gelooft dat deze ‘hype’ over kan gaan in ‘hope’. Hij vergelijkt de huidige implementatie van eHealth met de kreukelzone van een auto: het is essentieel voor de veiligheid, maar het is nog veel belangrijker om te leren autorijden. 16 16 16 Dit laatste is een stap die nu vaak wordt overgeslagen. Zorgverleners worden overspoeld met zorginnovaties zonder keurmerk en zonder te hebben geleerd hoe deze het best toegepast kunnen worden. Dat bleek ook uit de vele stands met innovaties op de beursvloer die dag. Selectie van zinvolle eHealth toepassingen en adequate training zijn nodig om iedere digistarter (digibeten bestaan in dit tijdperk niet meer, toch?) digivaardig te maken. Il dolce far niente: de kunst van het nietsdoen Aios chirurgie en tevens columniste van het NRC, Emma Bruns, sloot een geslaagde middag af met een humoristische, duidelijke boodschap: nietsdoen is ontzettend moeilijk, je weet namelijk nooit wanneer je klaar bent. In plaats van innovatie door middel van nieuwe technologie, apps of publicaties, innovatie door na te denken over: ‘wat kunnen we weglaten?’. Al met al een inspirerende middag, niet alleen voor het onderzoek waar ik bij betrokken ben, maar ook voor mij als persoon. Dit congres heeft mij aangezet tot nadenken: hoe zou ik eHealth willen inzetten in mijn toekomstige loopbaan? Ik ben in ieder geval enthousiast geworden van de mogelijkheden van digitalisering (al zijn die niet altijd alleen maar positief). Het is een boeiend en razendsnel innoverend gebied met veel kansen. op één lijn 70 Benoeming Jerôme van Dongen is bijzonder lector Dr. Jerôme van Dongen, (Geleen, 1986) is per 1 september 2022 benoemd tot bijzonder lector Interprofessionele Samenwerking in de Wijk. Van Dongen studeerde gezondheidswetenschappen aan de Universiteit Maastricht (UM). In 2017 promoveerde hij vanuit Zuyd, in samenwerking met de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de UM, op een onderzoek naar interprofessionele samenwerking in de eerste lijn. Zowel in het onderwijs, onderzoek als in de praktijk is Van Dongen op verschillende manieren bezig om interprofessionele teams en samenwerkingsverbanden te ondersteunen bij hun ontwikkeling. Een bijzonder lectoraat is een kenniskring op een hboinstelling, die het onderzoeksprogramma’s van één of meerdere bestaande lectoraten aanvult. Lectoraten stimuleren de ontwikkeling, overdracht en circulatie van kennis. Zij doen maatschappelijk relevant toegepast onderzoek en zijn een belangrijke spil in de driehoek onderzoek, onderwijs en praktijk. Een bijzonder lectoraat wordt in samenwerking met een bedrijf of instelling ingesteld. Interprofessionele samenwerking Het bijzonder lectoraat doet onderzoek naar manieren waarop de interprofessionele samenwerking in de wijk kan verbeteren. Onderzoeksvragen kunnen zijn: hoe begeleid, coach en ondersteun je de interprofessionele samenwerking in de wijk? Welke (organisatie)structuur, werkwijzen, leermethoden, tools, hulpmiddelen, eHealth-toepassingen of sociale technologieën kunnen hierbij ondersteunen? Een andere vraag is: onder welke condities leidt samenwerking tussen verschillende beroepskrachten tot aantoonbare meerwaarde voor henzelf, burgers, cliënten en hun naasten? Lees het hele artikel op: https://www.mik-piwgroep.nl/ nieuws/8-nieuws/135-jerome-van-dongen Doen of laten? Landelijke campagne Gepaste zorg bij maagklachten DOOR JEANNEMIEKE SCHADE, HUISARTSDOCENT ERASMUS MC EN PROJECTCOÖRDINATOR Een op de vier Nederlanders heeft weleens last van maagklachten. Een groot deel daarvan bezoekt hiervoor de huisarts. Vaak spelen leefstijlfactoren een rol bij de klachten, maar daarvoor is onvoldoende aandacht. In veel gevallen wordt overgegaan tot het voorschrijven van medicatie of wordt verwezen voor een gastroscopie. Om deze zorg te verbeteren start een landelijke campagne ‘Doen of laten?’ om patiënten beter te informeren en overdiagnostiek en overbehandeling bij maagklachten terug te dringen. In samenwerking met Thuisarts.nl is een interactieve keuzehulp voor patiënten ontwikkeld. De keuzehulp geeft patiënten meer informatie over maagklachten, over hoe de maag werkt en wanneer onderzoeken nodig zijn bij maagklachten. Om deze onder de aandacht te brengen kunnen huisartsen en apothekers gratis (digitale) flyers en wachtkamerposters aanvragen. Voor huisartsen is er een geaccrediteerde elearning over maagklachten beschikbaar. Daarnaast is al het benodigde werkmateriaal voor een FTO over maagklachten, gratis beschikbaar voor huisartsen en apothekers. Alle materialen staan op https://doenoflaten.nl/maagklachten/ • Keuzehulp Maagklachten • Flyers en posters, zowel digitaal als gedrukt • FTO-modules • E-learning 17
Pagina 18
1 e uitgave 2022 1 e uitgave 2014 WESP-student Kylian Hermkens Interventie therapietrouw Ziektelastmeter Chronische Aandoeningen BEGELEIDERS: ANNERIKA GIDDING-SLOK EN DANNY CLAESSENS Vraagstelling De Ziektelastmeter is een instrument dat zorgverleners kan helpen om een persoonsgericht gesprek te hebben in het kader van chronische zorg. Het daadwerkelijke gebruik speelt een essentiële rol in de implementatie en de effecten bij patiënten. In dit onderzoek wordt de interventietrouw aan de Ziektelastmeter door zorgverleners beschreven. Studiedesign Na 12 maanden werken met de Ziektelastmeter zijn 8 praktijkondersteuners en 1 huisarts geïnterviewd. De interviewguide was gebaseerd op het “conceptual framework for implementation fidelity”. Transcripten werden gecodeerd, waarna een thematische analyse uitgevoerd werd. Primair resultaat en conclusie Vanwege coronagerelateerde beperkingen en verhoogde werkdruk, is er weinig met de Ziektelastmeter gewerkt. Desalniettemin werden het invullen van de vragenlijst en gebruiken van het ballonnenplaatje trouw uitgevoerd. Voor het voeren van een gesprek over ziektelast, het opstellen van persoonlijke behandelplannen, en het monitoren van de voortgang, is aanvullende training/scholing raadzaam. WESP-student Juliette Klein Hesselink E-meedenkconsulten kindergeneeskunde BEGELEIDERS: JOCHEN CALS, DENNIS MURIS EN KEN PEETERS Vraagstelling Door de alsmaar stijgende zorgkosten wordt steeds meer ingezet op substitutie van zorg, onder andere door het gebruik van e-meedenkconsulten. Dit is een vorm van asynchrone elektronische communicatie tussen huisartsen en specialisten in de tweede lijn. In deze studie onderzochten we of het gebruik van e-meedenkconsulten kindergeneeskunde leidt tot minder verwijzingen naar de tweede lijn. Studiedesign Deze retrospectieve observationele studie analyseerde 236 e-meedenkconsulten kindergeneeskunde, ingestuurd tussen maart 2019 en april 2021 door huisartsen uit de Westelijke Mijnstreek en werden beantwoord door de 18 18 kinderartsen van het Zuyderland MC. We onderzochten onder andere of huisartsen de patiënt hadden verwezen als het e-meedenkconsult niet had bestaan en of de patiënt binnen 6 maanden na het indienen van een e-meedenkconsult werd verwezen naar de tweede lijn. Primair resultaat en conclusie De e-meedenkconsulten kindergeneeskunde reduceren ruim 35% van de verwijzingen naar de tweede lijn. 61% van de patiënten kon zes maanden na het inzetten van een e-meedenkconsult onder behandeling blijven bij de eigen huisarts. E-meedenkconsulten lijken dus een substantieel effect te hebben op de substitutie van zorg. op één lijn 70 1 e uitgave 2022 WESP-student Levi Schuurman Het leren van arts-patiënt communicatie in de huisartsenpraktijk BEGELEIDERS: MICHELLE VERHEIJDEN EN ANGELIQUE TIMMERMAN Vraagstelling Het doel van de studie is om inzicht te krijgen in hoe aios leren om vaardig (flexibel en creatief) met patiënten te communiceren in de huisartsenpraktijk. Dit onderzoeken we door de aios te bevragen over hun toegepaste communicatie, hun reflecties hierop en tot slot door te vragen hoe ze door de opleider in de huisartsenpraktijk en de huisartsopleiding ondersteund willen worden in hun eigen leerproces. Studiedesign Ons onderzoek is een kwalitatieve exploratieve studie, waarbij observaties van een spreekuur van de aios in de huisartsenpraktijk gevolgd worden door een ‘stimulatedreflectie interview’ bij acht aios huisartsgeneeskunde. In dit interview vroegen we hen een waardevol moment voor wat betreft communicatie te kiezen als startpunt, waarna we dit fragment terugluisteren en we de aios vragen hierop te reflecteren. Primair resultaat en conclusie Onderzoek wees uit dat de geïnterviewde aios door middel van reflectie een cyclus met verschillende fases doorlopen, wanneer ze communicatie leren: ze worden getriggerd door een ervaring uit de praktijk, ze worden zich bewust van deze trigger, er volgt een uitkomst en de aios besluit te experimenteren met alternatieve communicatie. Daarnaast gaven de aios aan dat de opleider in de klinische praktijk een grotere rol speelt in de ondersteuning van hun leerproces dan de huisartsopleiding. De aios hechtten veel waarde aan continuïteit van observaties, gedetailleerde feedback en de persoonlijke begeleiding van een supervisor. WESP-student Daan van Ooyen Effectiviteit van Acupunctuur bij Chronische vermoeidheid BEGELEIDERS: GEERT-JAN DINANT EN ERIK STOLPER Vraagstelling Wat is de kwaliteit van de body of evidence omtrent de effectiviteit van acupunctuur voor chronische vermoeidheid? Studiedesign Umbrella review met een systematische literatuur search en gevolgd door een kwaliteitsbeoordeling via AMSTAR 2 (methodologie), PRISMA (rapportage kwaliteit) en GRADE (zekerheid van de resultaten). Primair resultaat en conclusie 5 systematische reviews en meta-analyses (SRs/ MAs) demonstreerden allen statistisch significante en klinisch relevante verminderingen van vermoeidheid op vermoeidheid-specifieke questionnaires wanneer acupunctuur vergeleken werd met sham of andere controlegroepen. Echter, de methodologische kwaliteit van de primaire (RCTs) en geïncludeerde SRs/MAs voldeden nog niet aan Westerse standaarden. Derhalve is de voorlopige evidence veelbelovend, maar nog niet definitief. 19 19 op één lijn 70
Pagina 20
op één lijn 70 1 e uitgave 2022 CAPHRI PhD Video Award voor Thanee Uittenhout Tijdens de CAPHRI Research Day heeft Thanee Uittenhout de ‘CAPHRI PhD Video Award’ gewonnen voor haar filmpje over haar onderzoek naar gepersonaliseerde behandeling in de oncologie. Met de oproep “Jouw promotieonderzoek in de spotlight” werden alle CAPHRI PhD-kandidaten uitgenodigd een film in te sturen over hun promotieonderzoek. De enige voorwaarden: de film moet geschikt zijn voor een lekenpubliek en mag niet langer dan 3 minuten duren. Alle ingezonden video’s werden getoond tijdens de PhD sessie waarin het belang van wetenschapscommunicatie centraal stond. Een jury bestaande uit PhD kandidaten en senior onderzoekers beoordeelden de video’s op inhoud, begrijpelijkheid en engagement. De film van Thanee kwam daarbij als beste uit de bus. De prijs is een bronzen penning gemaakt door de kunstenaar Wil van der Laan. Link naar Thanees film: https://lnkd.in/e7ecDEeM Clinicus van het jaar verkiezing Wie hebben gewonnen? DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Op 10 februari 2022 was de uitreiking door studentenvereniging MSV Pulse voor beste clinicus van het jaar. De genomineerde huisartsen in de categorie ‘Beste werkplekbegeleider bij het coschap’ waren: • Sjama de Boer-Manichand Huisartsenpraktijk de Boer, Eindhoven • Dennis van Veenendaal Huisartsenpraktijk van Veenendaal, Udenhout • Marjolein Visser Huisartsenpraktijk Visser en Hoffmann, Eindhoven Op basis van studentevaluaties was Dennis deze ronde de allerbeste begeleider! Laury Dennis Een andere categorie waarin huisartsen meedingen, is die van mentor in de masterfase. Hoe mooi dat deze prijs werd gewonnen door niemand minder dan Laury de Jonge. Laury is sectorhoofd onderwijs binnen onze vakgroep. Recent promoveerde hij op een onderzoek van onderwijs over werkplekleren. Elders in dit blad vindt u dat artikel. 20 20 20 op één lijn 70 Opleiding Ouderengeneeskunde Tapas DOOR MARIËLLE VAN DER VELDEN-DAAMEN, HOOFD OPLEIDING Graag blik ik terug op de afgelopen twee jaar als hoofd van de opleiding Ouderengeneeskunde Maastricht. Vanuit de jarenlange samenwerking met Jos Schols gedurende mijn promotietraject kwam de vraag of ik de vervolgopleiding tot specialist ouderengeneeskunde mee vorm wilde geven. De functie als hoofd op me nemen paste prima in het op zoek zijn naar een nieuwe uitdaging. Onder het motto: “ik heb het nog nooit gedaan, dus denk dat ik het wel kan” kom je vaak een heel eind. Tot nu toe word ik ook nog steeds blij van deze stap. Ik word continu uitgedaagd om, samen met collega’s, onze visie op opleiden en ons vak uit te dragen en neer te zetten. Samen met docenten en aios de ‘couleur locale’ bepalen, met als uitgangspunt het landelijk opleidingsplan geeft een mooie dynamiek. Vanuit onze visie ‘voor en door de regio’ vinden we een optimale samenwerking tussen verschillende specialismen en disciplines van groot belang. Het enthousiasme vanuit andere specialismen om een bijdrage te leveren aan de opleiding is enorm. Mijn netwerk heeft zich de afgelopen twee jaar dan ook flink uitgebreid. En dat voor iemand die 10 jaar geleden nog zei: “Netwerken, dat is niet aan mij besteed, daar zoek je maar iemand anders voor…”. Een leuk onderwerp voor intervisie. Vanaf september starten we met het derde jaar van de opleiding. Dat betekent dat we dan een volledige opleidingscyclus rond hebben. Behalve acteren op lokaal niveau gebeurt dit ook op landelijk niveau. Als hoofd ben ik toegetreden tot het bestuur van de Samenwerkende Opleidingen tot specialisten Ouderengeneeskunde Nederland (SOON). Dit is het samenwerkingsverband tussen de opleidingen tot specialist ouderengeneeskunde. Deelnemen aan een SOON-bestuur is wel even wennen. Dan besef je pas hoe vertrouwd het is binnen je eigen opleidingsinstituut. Voor de zittende bestuursleden die jaren als driekoppig bestuur functioneerde en waar nu opeens twee nieuwe bestuursleden (Groningen en Maastricht) bijkwamen, was het ook omschakelen. Voor mij was het ontvangen van veel nieuwe informatie, meebeslissen over onderwerpen waar je de ins en outs niet volledig van kent en dan vanwege corona ook nog digitaal vergaderen, niet echt ideaal. Op een recente heidag (in Groningen) merk je hoe belangrijk fysieke bijeenkomsten zijn om elkaar beter te leren kennen. Het draagt bij aan meer openheid naar elkaar. Ter voorbereiding voor een agendapunt mocht je nadenken over welk gerecht jou het best omschreef. Lastig om dat van jezelf te zeggen. Dus een hulplijn ingeschakeld, zijnde mijn echtgenoot. Hij vond ‘tapas’ wel passend. Gevarieerd en veelzijdig. Zeker herkenbaar! Nieuwe dingen uitproberen. Dat is wat we bij de opleiding natuurlijk continue doen. Creatief bezig zijn. Spanje, Italië, warme landen, ik straal volgens mijn omgeving wel warmte uit, als persoonlijkheid wel te verstaan. De keuzes van de collega’s waren eveneens treffende beschrijvingen. Ik daag jullie ook uit om eens na te denken over welk gerecht jou het best beschrijft. Ben benieuwd of ik er ergens iets van terug hoor. In de tussentijd blijf ik me samen met het enthousiaste team ouderengeneeskunde Maastricht inzetten om er voor de aios een onvergetelijke opleiding van te maken. 21
Pagina 22
op één lijn 70 1 e uitgave 2022 Opleiding (tot specialist) ouderengeneeskunde Bijna rond, maar nooit af DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER In 2020 werd de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Maastricht opgezet. We kregen van de RGS een erkenning voor onbepaalde tijd. Jaarlijks start een nieuwe groep aios in september. Momenteel loopt het tweede jaar bijna op zijn eind En zijn nieuwe aios voor de start in september 2022 geselecteerd. Tijd voor een update. RGS We kregen in 2020 van de RGS een erkenning voor onbepaalde tijd. Ruim een jaar na de start kregen we een evaluatie. Deze was op 18 februari 2022. De evaluatiecommissie constateerde ‘dat er in korte tijd veel is bereikt en dat er een volwaardige opleiding is ontstaan waar nog ruimte is voor verdere doorontwikkeling en verbetering’. We kregen drie adviezen: 1. Communiceer duidelijk en overzichtelijk over organisatie, planning en structuur van de opleiding naar aios en opleiders. 2. Maak duidelijker hoe veiligheid van het opleidingsklimaat geborgd is binnen het opleidingsinstituut, de opleidingsinstellingen en de Universiteit Maastricht. 3. Maak de kwaliteitscyclus voor de opleiding zowel op organisatieniveau als op het niveau van de opleiding rond en maak duidelijker hoe informatie wordt verzameld en geanalyseerd, hoe alle opleidingsactoren worden betrokken, hoe het leidt tot een ontwikkelplan en hoe de uitkomsten van de kwaliteitscyclus worden verwerkt in het instituutsopleidingsplan. Over twee jaar (mei 2024) zullen wij een kwaliteitsrapportage indienen bij de RGS waarin wij onder andere laten zien hoe bovenstaande adviezen zijn opgepakt. Over vijf jaar vindt een volgend evaluatiebezoek plaats. Aios Op dit moment zijn er 23 aios in opleiding. Het derde en tevens laatste jaar van de opleiding start in september 2022. Voor ons een mooi moment omdat dan de opleiding ‘rond’ is, want af of klaar, dat is het nooit. De allereerste lichting gaat ook dit onderwijs als eerste ‘consumeren’, evalueren en helpen verbeteren. Half mei waren de selectiegesprekken met de kandidaten die in september gaan starten. Naar verwachting kan dan een groep van 10 nieuwe aios starten waardoor het totale aantal aios op 33 komt. Inmiddels zijn er ook weer fysieke voorlichtings- en wervingsactiviteiten mogelijk. Het is voor iedereen nog even wennen, maar we hopen dat dit snel weer nieuwe vruchten afwerpt. 22 22 22 AIOTO Jessica Ruisch is de eerste AIOTO van de opleiding Ouderengeneeskunde. Zij is in september 2021 gestart met de opleiding en combineert dit met een promotietraject. Elders in het blad in de rubriek ‘Stelt zich voor’ vertelt zij wie ze is en wat ze doet. Opleiders Tot nu toe zijn 19 opleiders actief voor Maastricht. Een paar keer per jaar hebben zij afstemmingsdagen inclusief supervisie op het instituut. Afhankelijk van de nieuwe aios en hun opleidingsplek zal dit aantal mogelijk verder toenemen. Het accrediteren van nieuwe opleiders en instellingen kunnen de instituten tegenwoordig zelf. Op onze website onder opleiders staat een stroomschema met acties voor wie erkend wil worden. Staf De opleiding groeit en daardoor neemt het aantal stafleden ook toe, zoals extra docenten. Zij stellen zich voor in de gebruikelijke rubriek elders in dit blad. Daarnaast is het gelukt om een nieuwe medewerker studentzaken te vinden die Caroline Geurten opvolgt; dat is Claudia Smeets-Garcia. Beiden zitten naast elkaar op een kamer dus de lijnen blijven gelukkig kort. Hoogleraar Ouderengeneeskunde Professor Jos Schols was al bekend als Maastrichtse hoogleraar ouderengeneeskunde. Hij blijft nog een tijd werkzaam tot aan zijn pensioen, maar gelukkig is er tijdig een opvolger gevonden en benoemd per 1 januari 2022. Dat is de eerste vrouwelijke hoogleraar Ouderengeneeskunde in Nederland: Daisy Janssen (1979). Daisy is wetenschapsdocent bij de opleiding. Op 2 december 2022 is haar inaugurele rede in Maastricht. Landelijk De vijf opleidingsinstituten ouderengeneeskunde zijn landelijk verbonden via SOON. Net als bij Huisartsopleiding Nederland wordt ook hier een aantal zaken centraal geregeld. In SOON verband bestaan diverse landelijke commissies. Maastricht sluit steeds vaker aan bij deze commissies (zoals landelijk curriculum, kwaliteit en selectie) en helpt zo mee om beleid uit te denken en taken uit te voeren. In de leer Begin de dag met een lach DOOR CHARLOTTE COOPMANS, TWEEDEJAARS AIOS OUDERENGENEESKUNDE “Oud worden is een zegen, het zijn valt soms vies tegen.” Dit zinnetje heb ik mijn opa van 90+ het afgelopen jaar meermaals horen zeggen wanneer ik hem sprak. Laatst nog aan de telefoon, vlak voordat hij werd opgenomen in het ziekenhuis met een falend hart en met een ontzettend nare en heftige oorontsteking. Nu hoort hij sowieso al slecht, dus hij hoorde niets van wat ik zei. Maar daar was ‘ie weer en ik verstond hem luid en duidelijk. Op zijn 90e verjaardag vroeg ik hem naar zijn geheim. “Hoe word je zo oud en blijf je fit?” Zijn antwoord: “Sta iedere dag op met een lach.” Wat een wijze les. Het deed mij meteen denken aan een van de vele liedjes en versjes van mijn opa die we vroeger zongen. Begin de dag met een dansje Begin de dag met een lach Want wie vrolijk kijkt in de morgen Die lacht de hele dag Ja die lacht de hele dag! Tegenwoordig zing ik dit liedje vaak in de ochtend voor mijn zoontje van bijna twee. Dan krijg ik een grote lach en een dikke knuffel! Hij heeft nog een heel leven voor zich, dat van mijn opa is eindigend en dat valt hem zwaar. Ik gun hem met heel mijn hart die lach, iedere ochtend van iedere dag. Voor de rest van zijn leven…. Benoeming hoogleraar Ouderengeneeskunde Klaar voor de toekomst! Daisy Janssen is per 1 januari 2022 benoemd tot hoogleraar Ouderengeneeskunde aan de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences van de Universiteit Maastricht (UM). Met de benoeming van dr. Daisy Janssen tot hoogleraar sorteert de Universiteit Maastricht tijdig voor op de opvolging van de zittende leerstoelhouder, prof. dr. Jos Schols. De leerstoel ouderengeneeskunde is een belangrijke schakel in het interdisciplinaire onderwijs en onderzoek op het terrein van de zorg voor ouderen in een kwetsbare positie binnen de Academische Werkplaats Ouderenzorg Limburg (AWO-L). De nieuwe leerstoel richt zich in het bijzonder op de gepersonaliseerde zorg voor mensen met gevorderd chronisch orgaanfalen. Daisy Janssen is als wetenschapsdocent betrokken bij de opleiding Ouderengeneeskunde Maastricht. Wanneer De oratie is op vrijdag 2 december 2022 om 16.30 uur in de aula van de UM op de Minderbroedersberg. De oratie wordt voorafgegaan door een middagsymposium georganiseerd door de Academische Werkplaats OuderenzorgLimburg (AWO-L) en Ciro Horn. Het symposium heeft als titel: Ouderengeneeskunde: klaar voor de toekomst! 23 op één lijn 70
Pagina 24
op één lijn 70 1 e uitgave 2022 50 JAAR VERENSO Een geslaagd jubileumcongres DOOR MATHIEU PREVOO, SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE Op 1 en 2 juni was in Bunnik het jaarcongres van de Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde (Verenso); dit stond in het teken van vieren. Vieren dat we al 50 jaar de richting aangeven wat Ouderengeneeskunde betreft, vieren dat we dat al 50 jaar doen met bezieling, door samen te werken, ons vak te promoten, leiderschap te tonen. De belangrijkste boodschap die veel sprekers ons meegaven was: Durf door te gaan met pionieren. Het waren ook twee dagen van vieren dat we weer met collegae bij elkaar konden zijn, elkaar de hand geven en samen op de jarige vereniging toosten. Niet alleen met alle leden, maar ook met de vele genodigden van ‘buiten het vak’ en samenwerkingspartners uit het veld. Op 1 juni startte het feestelijk middagprogramma waarbij een pianist ons muzikaal door 50 jaar loodste aan de hand van muziek: The Pianoman, ABBA, Leonard Cohen, Toto etc. Het gaf een gevoel van gegroeid zijn naar een moderne tijd. Twee ereleden vertelden over de ontstaansgeschiedenis en de groei. Onze voorzitter, Jacqueline de Groot, richtte samen met Marc Broekman, een (jong) lid van de congrescommissie, de blik op de toekomst. Onze ambities staan in de nota ‘Specialist Ouderengeneeskunde 2030’ beschreven. Op beide congresdagen vormde de inhoud het kompas. Conny Helder, Minister voor langdurige zorg en sport, richtte zich daarna tot 460 leden en sprak over haar warme banden met de ouderengeneeskunde en hoe zij ons graag ziet participeren in het nieuwe programma ‘Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen’ (WOZO). Minister Helder nam daarna graag de wensen van Specialisten Ouderengeneeskunde in ontvangst en beloofde er serieus over na te denken hoe deze in te passen in dit nieuwe programma. Verassend en inspirerend was het beeld dat geschetst werd door twee jonge Verenso-leden via een film van hun werkplek. Vera van Atteveld en Doede Veltman brachten met hun gedrevenheid en positiviteit veel energie over op de zaal. Na deze terug- en vooruitblik werd er geborreld en gedineerd. De eerste dag werd afgesloten met een dansfeest met DJ. De opkomst was geweldig, zoals het hoort op een jubileumfeest! 24 24 24 Ruim 600 deelnemers werden op dag 2 welkom geheten door het Verenso-bestuur en haar medewerkers. Onze eigen hoogleraar Jos Schols hield een prikkelende plenaire start, via een terugblik met vragen en een vooruitblik met twijfels. Er volgde een stevige en levendige discussie en hij sloot af met alle egards richting de 50-jarige vereniging. Er waren in totaal 5 zalen die elk een specifiek onderwerp hadden: Expertmeetings over de toekomst van de ouderengeneeskunde, de toekomst van de opleiding, het belang van zorgtechnologie, bijzondere doelgroepen nu en in de toekomst, omgaan met crisis (inclusief Wet Zorg & Dwang-crises). Deze zalen werden peilers genoemd. De expertmeetings boden de mogelijkheid tot verdieping. Zeker gezien de grote opkomst is dit als een compliment aan de referenten te beschouwen. De dag werd afgesloten met een stimulerende speech door hoogleraar Rudi Westendorp, werkzaam in Leiden en Kopenhagen. Zijn hulde aan de vereniging sloot een tweedaags jubileumcongres af dat op de eerste dag toonde, dat we de zachte competenties beheersen en sterk zijn in social skills en op dag 2 dat we de harde competenties ook beheersen en goed zijn in translationeel denken. Wat vonden de aios ervan? Door Shanly Seferina, specialist ouderengeneeskunde i.o. Ook voor de AIOS-Specialist ouderengeneeskunde was het Jubileumcongres erg geslaagd te noemen. Voor het eerst samen tijdens een Verenso congres in de post-strenge maatregelen en post-lock-down periode. Beide dagen was het prachtig weer. We werden begroet door een volle parkeerplaats bij het Postillion hotel in Bunnik. Eenmaal geparkeerd voelde je al de hoge verwachtingen van iedereen. Ontvangst was super, alles was goed geregeld. Glimlachende gezichten bij de ingang, die je meenamen naar de grote zaal voor de op één lijn 70 Mathieu (middenvoor) omringd door tweedejaars aios Maastricht gezamenlijke opening. Eenmaal in de zaal was het een en al begroeting, bijkletsen, kennismaken. Het programma zelf was verassend, prikkelend, zeer afwisselend en van hoge inhoudelijke kwaliteit. Kort genoeg om energie over te houden voor het diner en feest, maar ook uitdagend genoeg om je enthousiast te maken voor dag 2. De dag werd afgesloten met gezellig borrelen en lekker dineren. Het feest was ook zeer geslaagd, druk bezocht met als hoogtepunt met z’n allen in de polonaise. Dag twee werd geopend door een inspirerend en prikkelend praatje van professor Jos Schols, waarbij ondanks het gefeest tot in de late uurtjes, iedereen klaarwakker op het puntje van hun stoel zat. Alle ‘peilers’, zalen met thema’s, werden goed bezocht. Applaus na applaus volgde elkaar op, aan het eind van elk praatje in de volle, warme zalen. Tijdens de pauzes was er tijd om bij te kletsen en bij de kraampjes kon je je oriënteren in verschillende facetten van het vak ouderengeneeskunde. Natuurlijk weer onder het genot van een hapje, drankje en zelfs een ijsje. De Algemene Leden Vergadering (ALV) van VASON (Vereniging voor Artsen in opleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde) was een leuk, leerzaam en inzichtgevend intermezzo op dag 1. Op dag 2 zorgde de ALV van Verenso, ondanks de officiële onderdelen, ook voor ruimte om in gemoedelijke sfeer kennis te maken met onze toekomstige landelijke vakgroep. Take home message is wat mij betreft: ervoor zorgen dat we zichtbaar worden/blijven, zodat we met z’n allen dit mooie vak kunnen blijven promoten. Op naar de volgende 50 jaar en beyond! De geslaagden KADEROPLEIDING OPLEIDEN (KOO) Op 18 maart 2022 ontving een aantal opleiders Ouderengeneeskunde hun certificaat voor de Kaderopleiding Opleiden. De uitreiking was op het kantoor van de koepelorganisatie SOON in Utrecht. Het hoofd van de opleiding in Maastricht sprak de geslaagden die voor Maastricht (nu heel Limburg) opleiden toe. Vlnr op de foto: Sylvia Wolters (VOSON), Nicole Haarman (VOSON), Suzanne Opheij-Parthemos (VOSON), Sytske de Jong (GRONINGEN), Loes Dijkhuis (MAASTRICHT), Romy Schoonbroodt-Janssen (MAASTRICHT), Jurriaan Bos (GERION), Naftha Jelluma (AVGopleiding) 25
Pagina 26
op één lijn 70 1 e uitgave 2022 Uit het hoofd Een prachtig vak DOOR MATTHIJS LIMPENS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT INGRID VAN DER HEIJDEN, PLAATSVERVANGEND HOOFD De huisartsen zijn in de ban van acties en zitten vol ideeën over hoe deze acties vormgegeven kunnen worden: van stiptheidsacties en zondagdiensten tot een landelijke grote actiedag op 1 juli. De actiebereidheid is groot. Het huisartsentekort en de toegenomen werkdruk zijn de belangrijkste factoren om onze stem te verheffen. Deze problemen spelen niet alleen in de huisartsenzorg. De jongere generatie heeft andere ideeën over de positie van werk in hun leven. Op deze generatie heeft de Randstad een grote aantrekkingskracht. En in heel Nederland zijn er personeelstekorten in ongeveer alle sectoren. Dit betreft niet alleen een tekort aan huisartsen, maar het hele team in de huisartsenpraktijk: vervanging vinden bij uitval van een doktersassistente is een uitdaging. Het huisartsentekort en de toegenomen werkdruk vragen los van elkaar aandacht, maar hebben zeker ook met elkaar te maken. Al is het maar, dat als het tekort niet opgelost wordt, de werkdruk nog verder zal toe nemen. Rol van de opleiding Het huisartsentekort is al langer in beeld. De huisartsopleiding is de laatste jaren dan ook al flink gegroeid. In 2010 werden landelijk 620 huisartsen opgeleid. Voor 2023 staan 920 landelijke opleidingsplekken gepland. In onderstaand figuur is te zien dat de opleidingen hun best doen de opengestelde opleidingsplekken te vullen. Deze groei kan alleen maar geleidelijk vorm gegeven worden en is ook afhankelijk van voldoende opleidingspraktijken, stageplaatsen en docenten. Ook in onze regio is er in de afgelopen jaren een flinke groei gerealiseerd. In 2017 hadden wij 18 groepen aios over 3 jaar. Sinds 2022 starten zowel in Maastricht als in Eindhoven 4 groepen per jaar, dat worden 24 groepen aios over 3 jaar. De aantrekkingskracht van de Randstad is een algemene tendens. Dit maakt het voor de perifere huisartsopleidingen en regionale huisartsenorganisaties en praktijken niet makkelijker. Het blijft voor deze opleidingen een uitdaging de maximale opleidingscapaciteit te benutten. 26 26 26 1 e uitgave 2022 Met alleen het verruimen van de opleiding wordt het tekort aan huisartsen niet opgelost. De veranderende behoeften van huisartsen en patiënten zal de manier van werken beïnvloeden: meer tijd voor de patiënt, kleinere praktijken, langere consulttijd, reële werktijden (3 dagen in de praktijk betekent nu nog 38-40 uur), gedeelde verantwoordelijkheid. Veel van deze wensen zijn niet alleen zorg-gerelateerd maar algemene ontwikkelingen. Er wordt vaak geroepen dat de nieuwe generatie geen interesse heeft in praktijkovername, ze zouden te weinig kennis hebben en de verantwoordelijkheid te zwaar vinden. Meer onderwijs in praktijkmanagement wordt dan gezien als de oplossing. Daar is landelijk dan ook hard aan gewerkt met nieuwe onderwijsmodules praktijkmanagement. In gesprek met de aios horen we ook andere geluiden. Ze zijn zeker geen doemdenkers en zien de toekomst positief tegemoet met allerlei nieuwe kansen. Veel aios willen wel degelijk een praktijk overnemen. ‘Invloed hebben op je eigen werk’, wordt daarbij als belangrijk argument aangegeven. Wat opvalt is dat ze eerst goed willen rondkijken. Regelmatig sluit de huidige praktijkvoering van over te nemen praktijken niet aan bij de ideeën van de jonge huisartsen. Dit wordt niet opgelost met meer onderwijs in praktijkmanagement. Hierin hebben we als beroepsgroep een taak op te pakken. Als huisartsopleiding hebben we in het derde opleidingsjaar veel aandacht voor hoe de aios wil dokteren. In onderwijsonderdelen ‘Arts en maatschappij’, interprofessioneel werken en intervisie ligt de nadruk op de persoonlijke en maatschappelijke verwachtingen. Ook is er aandacht voor vernieuwingen in het vak, eHealth, brede gezondheidszorg concepten en nieuwe vormen van ondersteuning in de praktijkvoering. Beeldvorming Niet alleen de huisartsopleiding maar de hele beroepsgroep levert een bijdrage aan het beeld dat de aios van het beroep krijgen. Als rolmodellen willen wij vooral uitdragen dat het ondanks de eerdergenoemde uitdagingen nog steeds een mooi vak is. De waardering door patiënten blijft onverminderd hoog. Dit is ook door aios opgepakt: zij zijn een campagne gestart om de positieve aspecten zichtbaarder te maken die online te volgen is via #BlijeHuisarts. Laten we de aios hierin volgen en met z’n allen vooral ook de redenen blijven benoemen waarom wij dit prachtige vak uitoefenen. Made in Maastricht 21 december 2021, v.l.n.r.: Marloes de Kok, Geertje Diepens, Loes Driessen, Femke Deguelle, Dominique Beckers, Bauke Jansen, Evelien Vink, Michelle Prevoo, Mitchell Gout, Chloë Brouns 27 op één lijn 70
Pagina 30
op één lijn 70 1 e uitgave 2022 SBOH academiseringsprijs 2022 DOOR PLEUN BEELEN, GEPROMOVEERD HUISARTS Op 13 mei 2022 heb ik de SBOH Academiseringsprijs gewonnen, een hele eer! De academiseringsprijs is een prijs voor het beste wetenschappelijke artikel geschreven door een huisarts in opleiding. Ik heb de prijs ontvangen voor ons artikel: “Levonorgestrel-releasing intrauterine system versus endometrial ablation for heavy menstrual bleeding”. In dit artikel worden de resultaten beschreven van de MIRAstudie: een multicenter gerandomiseerd onderzoek met een non-inferioriteitsdesign. 26 ziekenhuizen en omliggende huisartspraktijken in Nederland hebben aan deze studie deelgenomen. In de studie wilden we onderzoeken of een strategie startend met het hormoonspiraal minstens zo effectief is als een strategie startend met endometriumablatie. Vrouwen van 34 jaar en ouder met hevig menstrueel bloedverlies werden gerandomiseerd naar een behandelstrategie startend met het hormoonspiraal (Mirena®) of een behandelstrategie startend met endometriumablatie (NovaSure®). In totaal werden 270 vrouwen gedurende 24 maanden gevolgd, 132 vrouwen in de hormoonspiraalgroep en 138 vrouwen in de endometriumablatie groep. We toonden aan dat beide strategieën tot een aanzienlijke vermindering van menstrueel bloedverlies leiden met een vergelijkbare tevredenheid en kwaliteit van leven. Bij het spiraal was de gemiddelde hoeveelheid bloedverlies na 24 maanden echter iets hoger en de kans op aanvullende ingrepen groter. Deze nadelen moeten worden afgewogen tegen de voordelen van een spiraal zoals dat deze gemakkelijk te plaatsen is in de eerste lijn, omkeerbaar is en ook een anticonceptief effect heeft. Door de verschillen in effectiviteit en behandelkenmerken van de hormoonspiraal en endometriumablatie met een vrouw te bespreken kan zij een weloverwogen keuze maken. De resultaten van ons onderzoek zijn gepubliceerd in de American Journal of Obstetrics and Gynecology (AJOG). Veel dank aan iedereen die heeft bijgedragen aan dit onderzoek. 30 30 30 1 e uitgave 2022 Praktijkperikelen Een traan ten afscheid DOOR JEROEN SMEETS, HUISARTSREDACTIELID Hij was 81 en sinds jaar en dag wat toen nog CARApatiënt werd genoemd. Hij had de oorlog overleefd, een heel trauma waar hij bijna nooit over sprak. Hij had altijd gerookt, want dat deed iedereen toen. Op feestjes stonden de sigaretten en sigaren in bekers op tafel. De laatste jaren ging hij achteruit, had veel last van zijn longen, nu COPD GOLD IV-D genoemd. Hij woog nog geen 40 kilo meer, was altijd kortademig en de energie om te leven met deze aandoening haalde zijn lichaam deels uit de afbraak van zijn spieren. Zijn bed stond in een zijkamertje van de flatwoning. Hij kwam er alleen uit voor toiletbezoek, in het hoekje van de kamer stond een postoel. De thuiszorg verzorgde hem twee keer per dag. Als de thuiszorgverpleegkundige een luchtje ophad, dan was hij de hele dag extra kortademig. Het laatste jaar van zijn leven werd de galerij van de flat geschilderd, iets wat hem met dichte ramen voortdurend dyspneu klachten gaf. Hij had veel slijm, kreeg dat niet kwijt zoals hij zelf zei: hij hoestte het op en spuugde het uit in een soort van gebitsbakje. Ik sprak vaak met hem over het leven en over het levenseinde. Hij was bang om te stikken, begrijpelijk. Vaak dacht ik: één goede griep en hij is er niet meer. Maar telkens krabbelde hij met antibiotica en prednison toch weer op. Wel werd hij steeds kortademiger. De longarts bezocht hij al jaren niet meer. In een van de laatste maanden van zijn leven ging ik samen met de longarts bij hem op visite, iets wat hij enorm waardeerde. Zij was 6 jaar jonger en altijd huisvrouw geweest, en had last van fors overgewicht en diabetes. Ze noemden zichzelf gekscherend ‘de dikke en de dunne’. Altijd een lach op haar gezicht, altijd aan het zorgen voor haar man, haar alles. Zij bewoog ook minder goed, steeds stijver van de artrose. Het leven had hun geen kinderen geschonken, iets wat ze accepteerden. Vroeger waren er minder kansen op het gebied van infertiliteit. Op een dag ging het niet meer, het was letterlijk ‘op’ bij hem. Alle opties waren uitgeput, hij had al jaren zuurstof en hij kon niet meer. We hadden eerder al afgesproken om dan een pompje met morfine te starten, zodat hij zich minder kortademig zou voelen. Ik gaf hem morfine subcutaan, en sprak met de thuiszorg af die middag met de morfine-pomp te starten. Toen de thuiszorg dit enkele uren later wilde aanleggen, was hij zo benauwd dat ze mij belden. Ik kwam aan en zag een man in acute nood, doodsnood. Zij hield zijn hand vast. Hij kon niks meer zeggen, zo kortademig was hij. Ze keken elkaar diep in de ogen. Ik voelde dat het einde nabij was. Door zijn acute nood was het enige dat ik voor hem kon doen midazolam intraveneus toedienen. Tijdens het toedienen kwam er één traan in zijn ooghoek. Nog voordat de traan halverwege zijn wang was, was hij overleden. ‘Het is goed dokter, het is goed zo’, zei ze. 31 op één lijn 70
Pagina 34
op één lijn 70 1 e uitgave 2022 Weten is eten Down Memory Lane DOOR HENDRIK-JAN VUNDERINK, GEPENSIONEERD REDACTIELID Op het gevaar af beticht te worden van een “Heintje Davids”, heb ik mij door de hoofdredactrice laten verleiden om, ondanks roerende laatste woorden bij mijn pensionering, u toch nog eens te trakteren op een wetenschappelijk verantwoorde maaltijd. Dat komt namelijk zo. Op haar Zweedse thuisbasis (niet verder vragen) heeft uw hoofdredactrice een buurman van Cubaanse afkomst. Een beminnelijke man, die daar ook ‘s winters zonder problemen gekleed gaat in slechts een katoentje en een paar slippers. Verder zit hij onder de littekens van oude brandwonden, en bij elkaar roept dat, bij zowel arts als leek, toch vragen op. Het blijkt, dat hij in Cuba geleden heeft aan een zogeheten Fish Poisoning, waarna zijn temperatuur- en pijnzin behoorlijk verstoord zijn gebleven. Toen ik dit verhaal hoorde, dook ik terug in de tijd naar St. Eustatius, toen nog Nederlandse Antillen, waar ik lang geleden een tijdje gewerkt heb als huisarts. Gezondheidszorg werd en wordt daar geleverd vanuit het Queen Beatrix Medical Centre, een klein eerstelijns kliniekje met 12 bedden. Op het eiland is een groot Amerikaans op- en overslagbedrijf voor olie gevestigd, en grote tankschepen varen af en aan. Op zekere dag meldden zich 14 doodzieke Filipijnse zeelieden, allemaal met fors diarree en braken, en een aantal ook met sensibiliteitsstoornissen als tintelingen en doofheid in armen en benen. Zij hadden kort daarvoor gesmuld van zelf gevangen barracuda’s en leden nu dus aan fish poisoning. Als Hollandse dokter moest ik dit even opzoeken, want het was duidelijk wat anders dan de maag- en darmbezwaren zoals wij die kennen na het nuttigen van een scholfiletje over de THT-datum. Het bleek te gaan om ciguatera, een aandoening die voorkomt in tropische en subtropische gebieden, en die tijdens mijn studie niet was opgenomen in het standaardcurriculum. Op St. Eustatius was ik snel bijgeschoold in de vorm van praktijkonderwijs, maar gezien de veel te lage vliegprijzen, en niet in de laatste plaats de snelle verandering van ons eens zo gematigde zeeklimaat, is wat extra informatie over dit ongemak, ook voor de Nederlandse huisarts, nooit weg. Ciguatera is een ziekte die ontstaat door vis te eten die de gifstof ciguatoxine bevat. Die kan o.a. neuropathie 34 34 34 De symptomen van Ciguatera kunnen vrij snel ontstaan en bestaan uit misselijkheid, braken en diarree, waarna bij meer dan 80% neurologische symptomen optreden, zoals neuropathie. De acute neurologische symptomen kunnen al binnen een paar uur ontstaan. Het gaat dan onder andere om paresthesieën: • prikkelingen, tintelingen en doofheid. Deze beginnen rond de mond en keel en verspreiden zich • dysesthesie, beschreven als “paradoxical sensory disturbance” of “reversal of temperature perception”, komt frequent voor en is pathognomonisch. Zie de Cubaanse buurman! • pruritus De ciguatoxine werkt in op de natriumkanalen van perifere zenuwen, zodat de geleiding veranderd wordt. De zenuwgeleiding kan maanden tot jaren verstoord zijn, zodat ook de symptomen lang kunnen aanhouden. Helaas is het toxine hittebestendig, dus ook goed doorbakken is een barracudafilet een slecht idee. Er is geen effectieve behandeling bekend, alleen symptomatisch. De zeelieden zijn destijds dus allemaal aan een NaCl-infuus gelegd en ze kregen anti-emetica. En natuurlijk een forse dosis TLC van de liefdevolle Statiaanse verpleegsters. Na 4 dagen waren ze daarmee allemaal zodanig opgeknapt, dat ze terug konden naar hun schip. Ondanks bovenstaande beperkten we ons op Statia toch niet alleen tot geitenstoof. Met in het achterhoofd de lokale wijsheid: ‘don’t eat fishes larger than a dinner-plate’ konden we ruimschoots genieten van al het heerlijks dat daar uit zee werd gehaald. En dat genieten deel ik graag met deze zomerse visschotel waar u zelf de witte stranden, blauwe zee en wuivende palmbomen bij mag fantaseren. veroorzaken. Deze gifstof wordt door een algensoort in tropische wateren gemaakt, vooral in het Caribisch gebied en de Stille Oceaan. Wanneer koraalvissen deze algen opeten, wordt de gifstof opgeslagen in hun lichaam. Vooral roofvissen aan de top van de voedselpiramide, zoals red snapper, barracuda, makreel en amberjack, stapelen dan deze toxinen. op één lijn 70 Caribische visschotel Ingrediënten 4 personen 4 mooie vissen of 500 g kabeljauwfilets 1 eetl. limoensap 1 dessertlepel gedroogde oregano 1 ui 3 tenen knoflook 1 rode Spaanse peper 1 net rijpe mango 1 blikje tomatenstukjes 1 eetlepel tomatenpuree 1 klein blikje kokosmelk 1 laurierblad 3 eetl. olie 1 eetlepel boter zout vers gemalen zwarte peper Neem 4 mooie vissen, dorade of zeebaars bijvoorbeeld, maar voor de gratenhaters zijn filets ook prima. Snijd de schoongemaakte en drooggedepte vissen aan 2 kanten in, en wrijf in met limoensap, oregano, zout en peper. Laat 15 minuten intrekken. Pel en snipper de ui en de knoflook. Maak de peper schoon en verwijder de zaadjes. Snijd de peper in reepjes. Schil de mango en snijd het vruchtvlees in blokjes. Bereidingswijze Verhit de olie in een hapjespan of wok. Fruit de ui en knoflook even aan op matig hoog vuur, doe er even later de gesneden peper bij. Roer na 5 minuten de mango, tomaat, tomatenpuree en kokosmelk erdoor en laat de saus circa 10 minuten pruttelen. Proef, en voeg zo nodig wat zout toe. Laat 3 eetlepels arachideolie en een klont roomboter heet worden in een grote lage pan en bak de vissen kort aan beide kanten. Zet dan het vuur laag en laat met de deksel op de pan nog een minuut of 5 à 10 stoven tot de vis gaar is. Serveer met witte rijst, een avocado-tomatensalade en gebakken banaan met geroosterde kokosrasp en honing. Laat op de achtergrond een steelbandje spelen, of wat rustige reggae, en je kunt je het vliegticket naar Curaçao besparen. Literatuur • Neurological Disturbances of Ciguatera Poisoning: Clinical Features and Pathophysiological Basis Killian L’Herondelle,1 Matthieu Talagas,1,2 Olivier Mignen,3 Laurent Misery,1,2 and Raphaele Le Garrec1, (2020 Oct; 9(10): 2291. • Fish Poisoning https://www.hopkinsmedicine.org/ health/conditions-and-diseases/fish-poisoning • Ciguatera fish poisoning From Wikipedia, the free encyclopedia • ‘Ciguatera, een zeldzame vorm van neuropathie’ dr. Jan M. Keppel Hesselink, en Drs. David J. Kopsky, artsen Instituut voor Neuropathische Pijn, versie oktober 2009 35
Op één lijn 69

Op één lijn 69


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2600 exemplaren Hoofd-/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Jeroen Smeets, Eefje de Bont, Lisette Verheijen en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, SO’s in Limburg, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University, UM-210094 Fotografie Foto kaft: Philip Driessen Pag 14: Joey Roberts Pag 28 en 29 bovenaan: Philip Driessen Pag 29 onderaan: Loraine Bodewes Copyright © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Jean Muris De impact van evacuatie van kwetsbare ouderen – Hilde Verbeek Dienst doen als aios ten tijde van – Moniek Wouda Wanneer gebeurt er nou een ramp in Maastricht? – Joep Urlings Queercare. Het roze zorgloket van COC Limburg – Yvo Kesler Keuzehulp 'Wel of niet onderzoek doen naar dementie?' De arbeidsmigrant, de vergeten patiënt - Frank van Kemenade Stellen zich voor Linda Litjens – GW-docent Ruud Heg – Huisartsbegeleider Fer van Haren – Functioneel beheerder ICT Loreen Merx – AIOTHO Stefan Cox – promovendus Niek van den Nieuwenhof – Huisartsbegeleider Laury Quaedackers – GW-docent Celine Tummers – Huisartsbegeleider Ingrid Conemans – Huisartsbegeleider Barbara De Bruin – GW-docent Kirsten Friedrich – GW-docent Janine Buttolo – SO-docent Anouk Heuts – onderwijscoördinator Onderwijs Clinicus van het jaar verkiezing – redactie Onderzoek Promoties Login Alabdali – Eefje de Bont Chronische musculoskeletale aandoeningen – Lennart van der Burg Promotieonderzoek naar het verwoorden van voorkeuren door cliënten in de langdurige zorg – Karin van Leersum Oproep POB HELP – Simone van den Bulk en Robert Willemsen Bruikbare Wetenschap/COVID studies – Jochen Cals Regionale triage kindergeneeskunde – Carolien van Rossem OOK en de Witte Raven – Paul Höppener, Tonnie van Kessel en Raymond Leclercq Afscheidsrede prof.dr. Geert-Jan Dinant Kanker Nazorg Wijzer in de huisartsenpraktijk – Michelle Smits WESP-en Dokter, ik snap het niet? – Celine Vilters Opleiding Ouderengeneeskunde Het tweede jaar – Babette Doorn In de leer: Je mag toch ergens aan dood gaan?! – Charlotte Coopmans Huisartsopleiding In de leer: Het ultieme leren – Raissa Derckx Kwaliteitsbeleid – Matthijs Limpens ‘En, wat zei de dokter?’ – Arno Goudsmit Catharina Pijls prijs voor Floor van den Brand – redactie Made in Maastricht en Eindhoven – afgestudeerde huisartsen Oud-aios: Optimus huisarts – Ramon Ottenheijm Uit de praktijk gegrepen. Een oude boom moet je niet verplaatsen – Jeroen Smeets Equilibre: Seks en opleiders gezocht – Gaston Peek en Marieke Kools Afscheid van Yvonne Guldemond – Babette Doorn 2 2 Voetbalwedstrijd AIOS tegen opleiders 2021. Het Van Gaal effect! – Gaston Peek Moreel dilemma: Wilsbekwaamheid – Nathalie Notermans 3 4 5 6 7 8 8 9 10 10 10 11 11 11 11 12 12 12 12 13 13 13 14 15 16 17 18 20 21 21 22 22 23 24 25 26 27 27 28 30 31 32 33 34 35 Van de redactie Overspoeld We zitten midden in de zoveelste golf. Alweer wordt Limburg hard getroffen. En zoals het vaker gaat met golven: het komt, het gaat, er is hoogtij en laagtij en soms kabbelt het voort of ebt het weg. De afgelopen maanden gebeurde het allemaal. In de periode dat iedereen dacht net even te kunnen ontsnappen, steeg het water in de Maas. Het was voor velen alle hens aan dek. Veel zorgverleners en inwoners werden opnieuw zwaar op de proef gesteld. Vandaar dat we op de redactievergadering na de zomer hier aandacht aan wilden besteden, met een katern. Het regionale crisisteam legt uit hoe zij de zorg draaiende hielden. Huisarts Joep Urlings uit Bunde neemt u mee in wat hij meemaakte en heeft nog een boodschap voor alle collega’s in het getroffen gebied. Aios Moniek Wouda vertelde over haar spannende, maar uiterst leerzame dienst ten tijde van het hoge water. Tot slot hoogleraar Hilde Verbeek. Zij schreef een interessant stuk over evacuaties van kwetsbare ouderen, met literatuurreferenties. Tegelijk waren we na de zomer hoopvol dat er veel positieve dingen gebeurden zoals het afstuderen van huisartsen, al ging die eerste uitreiking op de valreep wéér niet door, dit keer door het hoge water. De herfst en de winter leken ver weg. In de huidige golf en op het moment van schrijven gaat het slecht, bar slecht. De donkere dagen voor kerst zijn letterlijk en figuurlijk weer begonnen. We worden overspoeld. Toch hebben we artikelen verzameld en foto’s gemaakt. Met die gedachte begonnen we aan het eindejaarsnummer van 2021, editie 69. Half december, wanneer het blad op de deurmat valt, dan hopen we dat het tij aan het keren is. De laatste lichting WESP-studenten deed vrijwel alleen online de wetenschapsstage. De redactie was niet scherp genoeg om hen, zoals gebruikelijk, tijdig een stukje over hun onderzoek te vragen. Wel keert een oud-WESP terug als nieuwe medewerker: Niek van den Nieuwenhof. Veel voorstelstukjes van nieuwe collega’s: de vervolgopleidingen groeien en daarmee ook de benodigde docenten. We hadden weer een aantal promoties te vieren: Login Alabdali, Karin van Leersum en Lennart van der Burg. En we verwelkomen de nieuwe onderzoekers die net zijn gestart. Jochen Cals heeft niet alleen Bruikbare Wetenschap voor u, maar geeft ook toelichting over de Maastrichtse COVID-onderzoeken. In het decembernummer passen artikelen die ons aan het denken zetten en inspireren. Denk aan ‘Queercare’ of de zorg voor arbeidsmigranten. We bewonderen huisartscollega’s als Yvo Kesler en Frank Kemenade die buiten de gebruikelijke lijntjes kleuren. Voormalig promovendus Carolien van Rossem vertelt uit hoofde van haar nieuwe functie over de regionale triage Kindergeneeskunde en ze zoekt de samenwerking met huisartsen. Daarnaast zijn er oproepen aan huisartsen voor deelname aan studies zoals de Kanker Nazorg Wijzer en een grote (vervolg)trial over Pijn Op de Borst (POB). De Witte Raven fladderen vrolijk door en komen met een nieuwe casus. Dank voor al jullie inzendingen elke keer! De opleiding ouderengeneeskunde is intussen in het tweede jaar beland met een grote groep nieuwe eerstejaars aios: het gaat goed! Mooi om deze opleiding naast de huisartsopleiding aan boord te hebben binnen onze vakgroep. Naast nieuwe docenten hebben we ook extra/nieuwe opleiders. Twee van hen ontvingen recent een certificaat voor de Kaderopleiding Opleiden. Aios Charlotte Coopmans schreef een nieuwe column. Vanuit de huisartsopleiding is Raissa Derckx de aios die de rubriek ‘In de leer’ voor haar rekening neemt. Net als bij de ouderengeneeskunde kon ook bij de huisartsopleiding zoveel lang het fysieke terugkomdagonderwijs met hybride varianten doorgaan. Het hoofd van de huisartsopleiding schrijft dit keer niet meer over corona, maar over kwaliteitsbeleid. Voor beide vervolgopleidingen is dit, naast de waan van alle dag, een belangrijk onderwerp. Tussendoor gaat alle voorlichting en werving in aangepaste vorm door. Heel fijn dat ‘Maastricht’ nog goed in beeld is als opleidingslocatie. De aios konden nog voetballen tegen de opleiders. Seks en opleiden, dat werd op het moment suprême afgeblazen. Een ander moreel dilemma, over wilsbekwaamheid, komt van de hand van Nathalie Notermans, inmiddels afgestudeerd als huisarts. Afscheid nemen in coronatijd is lastig: deze keer vonden we wel een moment om Yvonne Guldemond uit te zwaaien tijdens een lunch. Voorafgaand hadden we een gesprek en het verslag staat in dit nummer. Hopelijk helpt deze booster ook om de feestdagen door te komen. Blijf gezond! Babette Doorn 3 op één lijn 69
Pagina 4
op één lijn 69 2e uitgave 2021 Van de voorzitter Eco-socialisme en overstromingen DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Met de rivier de Maas hebben Geullenaren door de tijd heen leren leven. In het eerste en derde jaar dat ik huisarts was in Geulle, waren er overstromingen in Geulle aan de Maas (zie foto's onderaan). Kwetsbare bejaarden die waren achtergebleven konden alleen per legertruck worden bereikt. Tussen 13 en 16 juli van dit jaar was het het riviertje de Geul dat zorgde voor dramatische gevolgen voor de bewoners van het gehucht Geulle-Brommelen en het buurtschap Westbroek. Na de afgeronde Maaswerken in het kader van het plan ‘Ruimte voor de Rivier’, had niemand voor mogelijk gehouden dat de watervloed dit gedeelte van Geulle zou bereiken. Maar de Maas was deze keer niet het probleem. Directe aanleiding waren hogedrukgebieden boven de oceaan en het vasteland met daartussen een depressie boven Duitsland en de buurlanden, die daar bijna een week bleef hangen met aanhoudende regen. Ik spreek hier bewust over de aanleiding, over de structurele verbanden zal ik het zo dadelijk hebben. Als gevolg van het hoge water worden we als huisartsen geconfronteerd met infecties aan de benen door het rivierwater, met getraumatiseerde mensen (ook kinderen) door alleen al de aanblik van het wassende water en plotse nachtelijke verplichte evacuaties. Hoe evacueer je, kan je zoiets oefenen? Mensen waren totaal overrompeld. Huizen die onbewoonbaar zijn verklaard doordat de fundamenten zijn verzakt en zo nodig opnieuw gebouwd moeten worden. Mensen die psychisch dusdanig geraakt zijn dat ze het niet meer kunnen opbrengen om terug te keren naar hun woonstee. De overstromingen en ook de coronapandemie laten zien hoezeer al het leven op aarde met elkaar is verweven. Schinkel, in zijn boek ‘Pandemocratie’ pleit voor ecosocialisme: samenleven met de bossen, dieren, grond en oceanen, zelfs met de virussen, en een andere, collectieve organisatie van productie, niet louter gericht op winst, maar op menselijke behoeftes. Het is code rood voor het klimaat. Westbroek, Geulle Andreas Sauerlaan, Geulle 4 4 4 Watersnoodramp Limburg De impact van evacuatie van kwetsbare ouderen DOOR HILDE VERBEEK, HOOGLERAAR ZORGOMGEVING VOOR KWETSBARE OUDEREN De watersnoodramp in Limburg heeft grote gevolgen gehad. In verschillende gebieden zijn bewoners geëvacueerd. Voor iedereen is dit een ingrijpende situatie. Maar met name voor kwetsbare ouderen, bijvoorbeeld zij die wonen in een verpleeghuis, heeft dit verstrekkende gevolgen. Verhuizingen hebben sowieso een grote invloed op ouderen die in een verpleeghuis wonen, ook onder normale omstandigheden. Zij hebben een complexe zorgvraag en zijn in grote mate afhankelijk van hun omgeving voor het dagelijkse leven. De zorgomgeving ondersteunt verpleeghuisbewoners in het dagelijks leven en functioneren. Er is slechts summier wetenschappelijk onderzoek beschikbaar over de effecten van een verhuizing. Het lijkt erop dat verpleeghuisbewoners na verhuizing een grotere kans hebben om te vallen, op ziekenhuisopname, op problemen met activiteiten in het dagelijks leven en verhoogde stress.1,2 Een verhuizing is een proces en bestaat doorgaans uit 3 fasen:3 • Een anticipatie fase voorafgaand aan de daadwerkelijke verhuizing (voor), • De daadwerkelijke verhuizing met het wennen aan de nieuwe woonsituatie (tijdens), • De aanpassing aan de nieuwe woonvorm, waarbij de stressreactie van ouderen en hun naasten doorgaans afneemt (na). Tijdens de watersnoodramp was het crisis: er moest acuut iets gebeuren en iedereen reageert ad hoc. Het is ook spannend voor medewerkers en familie. Hoe kun je je daarop voorbereiden? In de wetenschappelijke literatuur is weinig kennis beschikbaar over evacuaties tijdens dit soort rampen. Er zijn enkele studies beschikbaar over de evacuatie van verpleeghuisbewoners, bijvoorbeeld naar aanleiding van overstromingen als gevolg van de orkanen Katrina en Rita (Verenigde Staten) en de tsunami in Fukushima (Japan). Een systematische review laat zien dat 9 van de 10 studies een verhoogde kans op overlijden rapporteerden na evacuatie.4 De oorzaken hiervoor kunnen zowel direct samenhangen met de evacuatie (valincidenten) als indirect (een delier als gevolg van de snelle verandering van omgeving of verslechtering van bestaande aandoeningen). Factoren die de uitkomsten van evacuatie mede bepalen liggen in de context van de gemeenschap, sociale processen (communicatie, besluitvorming), gedragspatronen (waarschuwing en respons hierop) en de consequenties (tijdelijke verhuizing of toch permanent omdat niet meer terug te keren is naar de oude locatie).5 In Limburg hebben collega zorgorganisaties elkaar goed geholpen in de opvang en ondersteuning van de evacuatie. Bijvoorbeeld door afdelingen vrij te maken die voor deze doelgroep geschikt zijn. En te zorgen dat medewerkers mee kunnen naar de nieuwe locatie om daar met bewoners en hun familie het dagelijks leven weer voort te zetten. Juist de op het oog kleine zaken als eten, drinken, erover praten, activiteiten voortzetten uit het dagelijks leven kunnen veel betekenen in het functioneren en welzijn van bewoners. Laat vertrouwde gezichten mee gaan, dat kunnen medewerkers zijn maar ook naasten die daar een rol in spelen. Dan verandert de fysieke omgeving wel, maar blijft de rest zo vertrouwd mogelijk met punten van herkenbaarheid. Dat is ook onder normale omstandigheden erg belangrijk, maar juist in een crisissituatie des te meer. Echt maatwerk. Betrek hierbij ook de bredere gemeenschap. Vele kwetsbare ouderen wonen immers thuis, en evacuatie van deze doelgroep vraagt ook speciale aandacht. Wellicht kunnen verpleeghuizen hier ook een rol in spelen. En andersom, kan de wijk van grote betekenis zijn voor het verpleeghuis. Kracht van het netwerk maakt dat je goed kunt schakelen over organisaties heen, om te doen wat het beste is voor de ouderen die zorg nodig hebben. Referenties 1. Weaver, RH, Roberto, KA, Brossoie, N. A scoping review: Characteristics and outcomes of residents who experience involuntary relocation. The Gerontologist 2020;60(1):e20-e37. 2. Ryman, FV, Erisman, JC, Darvey, LM, et al. Health effects of the relocation of patients with dementia: A scoping review to inform medical and policy decision-making. The Gerontologist 2019;59(6):e674-e682. 3. Capezuti, E, Boltz, M, Renz, S, et al. Nursing home involuntary relocation: clinical outcomes and perceptions of residents and families. Journal of the American Medical Directors Association 2006;7(8):486-492 4. Willoughby, M., Kipsaina, C., Ferrah, N., et al. Mortality in Nursing Homes Following Emergency Evacuation: A Systematic Review. J Am Med Dir Assoc 2017;8(8):664-670 5. Dobalian A, Claver M, Fickel J, J: Hurricanes Katrina and Rita and the Department of Veterans Affairs: A Conceptual Model for Understanding the Evacuation of Nursing Homes. Gerontology 2010;56:581-588. 5 op één lijn 69
Pagina 6
op één lijn 69 2e uitgave 2021 Watersnoodramp Limburg Dienst doen als aios ten tijde van DOOR MONIEK WOUDA, DERDEJAARS AIOS Het is donderdag 15 juli 2021. Ik doe als altijd mijn ochtendspreekuur als derdejaars aios in de huisartsenpraktijk in Margraten. Het wordt een lange dag. Ik heb avonddienst op de HAP in Maastricht samen met mijn opleider Gerard Priem. De afgelopen dagen ontving ik al verschillende berichten van vrienden en familie over het extreem hoge water in de Limburgse rivieren. Valkenburg is intussen zelfs al deels onder water gelopen. Hoe heftig het is, besef ik pas als we in de middag het bericht krijgen dat de HAP en SEH gesloten zijn vanwege de hoge waterstand. We zijn verbaasd en vragen ons af wat er met onze dienst zal gebeuren. Het crisisteam is op dat moment nog in overleg over hoe de zorg geregeld gaat worden die avond en mijn opleider wordt daar zo snel mogelijk over geïnformeerd. Ondertussen volgen we de nieuwsberichten over de hoge waterstand en zien we dat het erom gaat spannen of de Maas die nacht gaat overstromen. Dat zou betekenen dat heel Heugem onder water kan lopen (inclusief ziekenhuis en HAP). Uit voorzorg wordt het ziekenhuis gebarricadeerd met zandzakken. Al snel horen we dat onze dienst doorgaat, maar in aangepaste vorm. Wij hebben dienst in een praktijk aan de ene kant van de Maas en een collega in een praktijk aan de andere kant. Mocht de Maas gaan overstromen, dan is er in ieder geval aan beide kanten van de rivier een huisarts. De praktijk ligt hoog genoeg, dus direct gevaar voor wateroverlast is er niet. De apotheek bij de praktijk is open en een ambulancechauffeur is beschikbaar. Dat is ook het geval aan de andere kant van de Maas. Omdat een aantal dorpen al onbereikbaar is door wateroverlast, heeft het crisisteam zoveel mogelijk huisartsen op stand-by gezet, mocht er een zieke patiënt zijn die zorg nodig heeft. Gelukkig is dit goed geregeld, want bijna alle ondergelopen dorpen zijn ‘gedekt’ op twee na. Ik ben visueel ingesteld en zie meteen voor me dat we met onze dokterstas in een bootje naar die dorpen gaan om visites te doen. Een verschrikkelijke ramp, maar ik voel ook enthousiasme, want dit maak ik natuurlijk niet snel meer mee. Ik begin de dienst met een spanning die ik anderhalf jaar eerder ook voelde. Alleen is het ditmaal geen coronacrisis, maar een watersnoodramp. Er zijn dokters- en apothekersassistenten opgetrommeld om te helpen. Ook wordt gezorgd voor pizza’s en drinken, zodat we een goede 6 6 6 bodem kunnen leggen. Het blijft vooralsnog vrij rustig die avond. Er is onduidelijkheid over het verwijzen van patiënten naar de SEH in Maastricht, maar uiteindelijk wordt ervoor gekozen om iedereen naar Zuyderland te verwijzen, want het is onzeker of patiënten in een noodsituatie het MUMC+ nog kunnen verlaten. Hun personeel is gevraagd in het ziekenhuis te overnachten. Even later worden we opgeroepen voor een visite in Eijsden. We besluiten om langs de Maas te rijden om te kijken hoe hoog het water inmiddels staat. We concluderen dat het meevalt, maar we zien ook dat de brandweer druk bezig is water weg te pompen. Tijdens de visite krijgen we een pushmelding dat heel Heugem geëvacueerd wordt. We zijn verbaasd, want we dachten dat het wel mee zou vallen. In Eijsden is er sprake van een patiënt met een delier, we schrijven wat Haldol voor en rijden weer terug naar de praktijk, opnieuw langs de Maas. Het verschil met de waterstand ten opzichte van de heenreis is ongelooflijk! In korte tijd is het Maaswater enorm gestegen: de wandelpaden zijn ondergelopen en het water staat bijna tot aan het fietspad. Het zal niet veel schelen of de rijwegen gaan overstromen. Nu pas dringt het echt door hoe heftig de situatie is! De dienst verloopt verder rustig. De Maas is nog niet overstroomd en we dragen de sleutel over aan de nachtdienst. Die nacht slaap ik slecht. ’s Ochtends word ik wakker. Maastricht is gespaard gebleven. Het scheelde niet veel, maar de Maas is daar niet overstroomd. In de loop van de dag wordt Limburg aangewezen als rampgebied. Wij zijn de dans ontsprongen, maar op andere plekken in Limburg hebben ze minder geluk. Nog spreek ik wekelijks patiënten, kennissen en vrienden die kampen met de gevolgen van de watersnoodramp. Dat varieert van materiële tot psychische schade. Mensen zijn bezittingen kwijtgeraakt en hebben trauma’s opgelopen. Door deze ervaring kreeg ik nog meer liefde voor het huisartsenvak. Iedere dag is anders. Niks is gewoon. Ik ben bijna klaar met mijn opleiding. In die tijd maakte ik twee keer een crisissituatie mee. Het was uitdagend, maar het gaf mij vooral heel veel energie. Watersnoodramp Limburg ‘Wanneer gebeurt er nou een ramp in Maastricht?’ DOOR JOEP URLINGS, HUISARTS EN LID CRISISTEAM RHZ Ik kan me nog goed herinneren dat ZIO in 2019 op zoek was naar een vrijwilliger voor het crisisteam van de RHZ. Ik weet nog goed dat ik me opgaf als huisarts lid van het crisisteam. Ik herinner me dat mensen vroegen: ‘Heb je daar wel tijd voor?’ Ik antwoordde altijd: ‘Wanneer gebeurt er nou een ramp in Maastricht?’ Amper twee jaar verder heeft het crisisteam zijn tweede ramp te pakken. Na een intensieve periode waarin COVID-19 de hele dag door het gesprek van de dag is geweest, was er halverwege juli 2021 opeens plaats voor wat anders. Donderdagavond 15 juli ga ik met de kinderen sporten bij ‘Atletiek Maastricht’ waarbij we een imposant kolkende Maas moeten oversteken. We zien koelkasten, bomen, bedden en andere stukken huisraad onder de bogen van de ‘aw brögk’1 door stromen. De Maas treedt dan bij het Charles Eijck park al bijna uit zijn oevers. De kinderen worden er stil was. Terwijl ik de kinderen op weg naar huis geruststel dat we veilig en hoog wonen, kriebelt het toch wel een beetje bij mij want de praktijk in Bunde ligt wel een stuk lager. Om 23.00 uur krijg ik van patiënten te horen dat er delen van Bunde geëvacueerd worden en dan begint een rusteloze nacht. Wanneer ik vrijdagochtend vroeg naar het werk ga, blijkt dat de praktijk gelukkig geheel droog is gebleven. Ik kan gewoon met mijn spreekuur beginnen. Het grootste probleem blijkt de fysieke bereikbaarheid van Bunde te zijn, want veel toegangswegen zijn ondergelopen en afgesloten. Nauwlettend houden we op de praktijk de berichtgevingen in de gaten. Voortdurend informeren vrienden en collega’s of ze moeten komen helpen met zandzakken sjouwen of water wegpompen. Ik antwoord dat het in de praktijk en de directe omgeving gelukkig allemaal meevalt. Het lijkt met een sisser te gaan aflopen. Maar dan opeens lezen we in een nieuwsbericht dat er een gat in de dijk bij Bunde is geslagen. Nog geen minuut laten gaat het luchtalarm af en beginnen onze mobieltjes luid te alarmeren. In luttele minuten verandert Bunde in een oorlogszone. Grote legervoertuigen, brandweerwagens en auto’s met megafoons rijden door de straten en helikopters vliegen laag over. ‘Vlucht naar boven’ is het advies, er is geen tijd meer om te evacueren. Later blijkt er toch tijd om te evacueren en zo loopt Bunde 1 Sint Servaasbrug leeg. Er lopen mensen op blote voeten over straat met wat waardevolle spullen in een plastic shopper van de Appie, angstig achteromkijkend om te zien of het water er al aan komt. Het verbaast ons hoe snel paniek kan lijden tot wanorde en chaos in het altijd zo rustige Bunde. Ondertussen staat er een grote file met toeterende auto’s om Bunde uit te komen, en worden de toegangswegen afgesloten door het leger en brandweer. Wij staan ondertussen op de berg in Kazen, hoog en droog. De spoedlijn is doorverbonden op de mobiele telefoon en na ampel beraad besluiten we om maar naar huis te gaan, hier kunnen we toch niets meer doen. Het Crisisteam is ondertussen bijeengeroepen voor een digitale vergadering; er moet binnen een paar uur een back-up worden ontwikkeld voor de spoedzorg in de avond en nacht. Het MUMC+ blijkt namelijk ook op het punt van evacuatie te staan. De praktijken Gezondheidscentrum Dr. Van Kleef en Gezondheidscentrum Heer worden bereid gevonden om de functie over te nemen van de HAP. Op basis van eerdere ervaring gaat dat gelukkig bijna op de automatische piloot. De dijk heeft het gehouden en de wateroverlast heeft ‘slechts’ in enkele delen van Bunde grote schade aangericht. We komen met de schrik vrij. Helaas geldt dit niet voor iedereen in Bunde. De enige schade die we oplopen zijn het verloren gaan van 120 COVID-vaccinaties die in de koelkast staan. Onze BHV-assistente was heel trots dat ze de gekolfde melk van het personeel had gered uit de personeelskoelkast voordat ze de stroom uitschakelde; helaas was ze vergeten om de medicatie uit de medische koelkast ook veilig te stellen... Nu, na bijna een half jaar, merk ik dat het allemaal ver in mij geheugen is weggezakt. Hoe anders is dit bij veel patiënten van wie het huis is ondergelopen. PTSS, longproblemen door schimmel, huisvestingsproblemen, financiële nood en rechtszaken met gemeente of verzekering. Ik realiseer me dat de impact van deze ramp niet voor iedereen even groot is geweest. Waar in de acute situatie voldoende hulp beschikbaar was, is de aandacht voor de slachtoffers nu weggezakt. Dit stukje is voor mij een reminder om weer eens wat mensen te bezoeken en te kijken hoe het met hen is. Ik hoop dat het lezen van dit stukje de lezers aanzet tot hetzelfde. 7 op één lijn 69
Pagina 8
op één lijn 69 2e uitgave 2021 Queercare Het roze zorgloket van COC Limburg DOOR YVO KESLER, HUISARTS IN MAASTRICHT Begin september lanceerde COC Limburg, de LHBTI+ belangenvereniging voor alle Limburgers, een online zorgloket gericht op LHBTI+ personen: Queercare. Gedurende de corona-periode ontving de organisatie een toenemend aantal hulpvragen met betrekking tot bijvoorbeeld coming-out, acceptatieen eenzaamheidsproblematiek, maar ook specifieke gezondheidsvragen. Hierdoor ontstond het idee een zorgloket op te richten. Binnen de Nederlandse gezondheidszorg is er weinig aandacht voor specifieke regenboogzorg, terwijl uit diverse onderzoeken blijkt dat de LHBTI+ gemeenschap een risicogroep vormt voor het ontwikkelen van psychische, lichamelijke, financiële en sociale problematiek. Queercare is een online platform waar op dinsdag- en donderdagavond gechat kan worden met getrainde vrijwilligers onder professionele supervisie, die allen uit eigen ervaring spreken. Het zorgloket heeft een informeel karakter en de focus ligt vooral op het bieden van een luisterend oor. Indien er professionele hulp nodig is, schakelt de vrijwilliger hulp in via de supervisie. Naast de chat vormt Queercare ook een informatiepunt voor zowel de doelgroep als professionals uit de zorgsector. Deze professionals kunnen zelf ook terecht bij het Queercare-team voor specifieke vragen omtrent de LHBTI+ doelgroep. Queercare heeft de ambitie om het zorgaanbod overzichtelijker te maken door het ontwikkelen van een eigen roze-zorgkaart en het opzetten van een regenboogzorgnetwerk in Limburg. Queercare is momenteel enkel online beschikbaar, maar wil in de nabije toekomst een fysiek zorgloket inrichten. Daarover zijn al afspraken gemaakt met lokale GGZ-aanbieders en de huisartsen in de regio Maastricht-Heuvelland. Binnen een jaar hoopt Queercare afspraken te maken met alle regionale huisartsenverenigingen en zorggroepen in Limburg. Het zorgloket is te bereiken via de website: www.queercare.nl Keuzehulp ‘Wel of niet onderzoek doen naar dementie?’ DOOR IRIS LINDEN, ONDERZOEKER VAKGROEP PSYCHIATRIE & NEUROPSYCHOLOGIE UNIVERSITEIT MAASTRICHT In samenwerking met Thuisarts.nl ontwikkelden we een keuzehulp voor mensen met geheugenklachten, hun naasten en hun huisarts. Deze keuzehulp kan helpen bij de beslissing om wel of niet te starten met een diagnostiektraject naar dementie. U als huisarts speelt hierbij een belangrijke rol. 8 8 8 Vaak beslissen de patiënt en de huisarts samen, waarbij er naast de medisch-inhoudelijke argumenten ook nadrukkelijk rekening wordt gehouden met voorkeuren, wensen en behoeften van de patiënt en diens naasten. Dat laatste is niet altijd duidelijk voor de huisarts. Bepaalde verwachtingen van de patiënt kunnen de beslissing om voor een diagnostiektraject te kiezen eveneens beïnvloeden. De keuzehulp geeft informatie over geheugenklachten, onderzoek naar geheugenklachten, mogelijke gevolgen van de uitkomst van het onderzoek en laat patiënten en naasten nadenken over hun voorkeuren. Half december is de keuzehulp te vinden op Thuisarts.nl. Healthcare for Internationals Limburg De arbeidsmigrant, de vergeten patiënt DOOR FRANK VAN KEMENADE, HUISARTS IN VENLO Als tijdens het drukke spreekuur een ‘binnenloper’ aan de balie komt, die ook een vreemde taal spreekt en bij wie niet duidelijk is hoe de verzekering geregeld is, dan wordt geen enkele huisarts daar blij van. Het vooruitzicht van een moeizaam lopend, langdurig en soms ingewikkeld consult, met als nasleep het uitzoeken van de verzekeringsgegevens wekt ook bij mij irritatie op. Eigenlijk is dat onterecht. In een land waar je de taal niet verstaat, waar andere gewoontes gelden en waar je lange dagen zwaar werk moet doen en pas hulp zoekt als het écht niet meer gaat, zou een goed toegankelijke eerstelijnszorg heel gewoon moeten zijn. Zonder wederzijdse irritaties. Let wel, de groep arbeidsmigranten, want daar hebben we het over, neemt de komende jaren fors toe. Van 35.000 tot 70.000 over drie tot vijf jaar. Dus we kunnen gerust vaststellen dat het appèl op de zorg zal toenemen. Met deze herkenbare situatie in het achterhoofd vatte ik het plan op om de groep arbeidsmigranten laagdrempelig en in eigen taal eerstelijns huisartsenhulp te gaan bieden. Daardoor wordt meteen de lokale huisartsenpraktijk ontlast, zodat er weer meer tijd is voor andere zaken en werkgevers niet opgezadeld worden met de zoektocht naar een beschikbare praktijk. Een eerste oriëntatie op de haalbaarheid werd door alle partijen met enthousiasme ontvangen. Zelfs de zorgverzekeraar en de gemeenten steunden het plan. Om te voorkomen dat de praktijk een vroege dood zou sterven, ben ik, samen met huisartsencoöperatie Cohesie, in mei van dit jaar de praktijk concreet vorm gaan geven. Met hulp van Otto Workforce, een groot uitzendbureau voor met name Poolse werknemers, en met medewerking van gemeenten (om tegelijk het integratietraject te stroomlijnen) en subsidie van VGZ - CZ om de opstart te bespoedigen, gingen we op 1 juli 2021 van start. De praktijk heeft drie gediplomeerde doktersassistentes en zes tolken in dienst. Iedereen die ons belt of benadert via WhatsApp, e-mail, Facebook, Messenger of beeldbellen wordt in de eigen taal te woord gestaan. Vooralsnog in het Nederlands, Engels, Duits, Pools, Roemeens, Russisch of Turks. Van de drie huisartsen die er nu werken zijn spreekt er eentje Arabische talen. Het is de bedoeling dat het scala aan talen zich met het toenemen van het aantal patiënten en anderstaligen zal uitbreiden. Door ons te vestigen in VieCuri Medisch Centrum in Venlo vonden we een centraal gelegen en ’medisch’ herkenbare locatie met eerste- en tweedelijnsfaciliteiten. De artsen dragen een witte jas en de assistentes staan de patiënten in hun eigen taal te woord, ook tijdens het consult. Dit waren de voorwaarden uit het onderzoek onder arbeidsmigranten, voorafgaande aan de start. Na enig koudwatervrees is nu de samenwerking met het ziekenhuis uitstekend. We overleggen gemakkelijk en de afdelingen c.q. poliklinieken en SEH maken regelmatig gebruik van onze tolken. De patiënten zijn erg tevreden. Ze worden met koffie of thee onthaald en komen veelal direct na het werk. Ze worden te woord gestaan en waar nodig wordt meteen actie ondernomen. De huisarts of assistente handelt af, er is diagnostiek in de praktijk of in het ziekenhuis of er wordt doorverwezen. Van werkgevers krijgen we goede kritieken. Het aantal aangemelde werknemers neemt voortdurend toe. Drie maanden na de start zijn dit er al 3.000. Dagelijks melden zich patiënten aan via onze meertalige website met behulp van een AVG-proof en beveiligd inschrijfformulier. Nieuwsgierig geworden? Neem eens een kijkje op onze website: www.h4ilimburg.nl of speel ons filmpje af via de QR code. 9 op één lijn 69
Pagina 10
op één lijn 69 2e uitgave 2021 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Linda Litjens Docent/GZ-psycholoog Mijn naam is Linda Litjens, 37 jaar en ik ben in mei gestart als docent/GZ-psycholoog bij de huisartsopleiding. Vanaf 2007 werk ik als psycholoog en heb ik in verschillende instellingen gewerkt, waaronder de Riagg Maastricht/Virenze en in het MUMC+ bij medische psychologie. Daarnaast gaf ik les bij de opleiding Mental Health. Onlangs startte ik met een eigen psychologenpraktijk. Ik ben getrouwd en heb twee kinderen. Verder ben ik graag buiten om te wandelen en te fietsen. Ruud Heg Huisartsbegeleider Ik ben Ruud Heg en 1 maart 2021 begonnen als HAB bij de huisartsopleiding. Met Cristel Achterberg begeleid ik een derdejaars groep. Het voelt een beetje als thuiskomen, want net na mijn eigen huisartsopleiding gaf ik samen met Ralph Laven, onder begeleiding van Bas Maiburg, het EBMonderwijs vorm. In 2008 zette ik met Gerton Reitz een nieuw gezondheidscentrum Mosae Forum in het centrum van Maastricht op en daar werk ik nog steeds met veel plezier. Vanaf de start van onze praktijk waren we ook als huisartsopleiders actief. Voordat ik (huis)arts werd, werkte ik in de jaren 1985-1988 als verpleegkundige voor onder andere Artsen zonder Grenzen in Mozambique en Namibië. Avontuurlijk werk met een inhoud en missie die ik nog wel eens mis, maar: wie weet? Hierna volgden nog enkele werkzame jaren als arts-assistent in de psychiatrie in Heerlen. Ik vind het een leuke uitdaging om, in een nieuw professioneel team, onderwijs voor aankomende huisartsen vorm te geven en ze te coachen. Ik woon samen met huisarts Priska Israel net over de grens in Kanne en we hebben een 14-jarige dochter: Tori. In mijn vrije tijd hou ik me bezig met klussen, motorrijden, windsurfen, mountainbiken, bergwandelen en snowboarden. Samen met Priska en inmiddels ook dochter Tori bezoek ik graag (pop) concerten. Fer van Haaren Functioneel beheerder ICT Mijn naam is Fer van Haaren en ben per 1 oktober werkzaam bij de Huisartsopleiding als ICT-er in de rol van Functioneel beheerder. Ik ben geboren in 1959 in Heerlen en ben 37 jaar getrouwd met Francien. Samen hebben we twee zonen van 28 en 32 jaar. Als geboren en getogen Landgravenaar heb ik samen met mijn gezin een tijd in Epen gewoond, maar na enkele jaren zijn we toch weer in Landgraaf (Schaesberg) gaan wonen waar ik nu samen met mijn gezin met veel plezier woon. Sinds 1987 ben ik werkzaam in de automatisering en dan voornamelijk in de technische kant van dit beroep. Ik ben altijd gefascineerd geweest door de automatisering. Sinds mijn eerste Sinclair ZX81, wist ik dat mijn passie in het automatiseringsvak zou liggen. Het mooie van dit vak is dat het nooit stil staat en altijd evolueert. Zeker de laatste tijd zie je dat bij veel bedrijven de transitie maken van on-prem (servers lokaal aanwezig) naar de cloud. Ik werkte bij zowel grote (AT&T) als kleine ondernemingen (Van Rennes, Valkenburg). Verder ben ik werkzaam geweest bij onder andere de ArboUnie en het Atrium Ziekenhuis, beter bekend als het huidige Zuyderland. Mijn hobby’s zijn reizen, wandelen, lezen, skiën. Bovendien kijk ik graag American Football op tv. 10 10 10 2e uitgave 2021 Loreen Merx AIOTHO Ik ben Loreen Merx, 26 jaar en in september 2021 gestart als AIOTHO bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. De komende jaren ga ik mij bezighouden met het project ‘Primus inter pares. Fostering team leadership for general practitioners in the interprofessional care for frail elderly people’, onder begeleiding van Dr. Loes van Bokhoven en Dr. Anneke van Dijk. Ik heb Geneeskunde gestudeerd aan de Universiteit van Maastricht en in 2019 studeerde ik af. Sindsdien werkte ik als ANIOS op de Spoedeisende Hulp van het Zuyderland Medisch Centrum (Heerlen/Sittard) en vervolgens als ANIOS Ouderengeneeskunde in twee verpleeghuizen binnen Sevagram (Heerlen). In mijn werk in het verpleeghuis maakte ik de intensieve zorg voor kwetsbare ouderen van dichtbij mee en kwam interdisciplinair samenwerken dagelijks aan bod. Zelf ervaarde ik hoe belangrijk medisch leiderschap in een multidisciplinaire setting is en hoeveel verbetering op dit gebied nog te halen valt. Daar wil ik graag mijn steentje aan bijdragen! Ik woon samen met mijn vriend Scott en we houden van reizen, lekker eten en fanatieke spelletjesavonden met vrienden en familie. In mijn vrije tijd speel ik bugel in een fanfareorkest en volg ik pianoles. Stefan Cox Promovendus Mijn naam is Stefan Cox en sinds afgelopen mei werk ik als promovendus bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. Tijdens mijn promotietraject zal ik mij bezighouden met het verbeteren van urineweginfectiediagnostiek in de huisartspraktijk. Mijn begeleider is Eefje de Bont. Ik studeerde biomedische wetenschappen in Leiden, maar na 5 jaar boven de rivieren te hebben gewoond, wilde ik als geboren en getogen ‘Sjeng’ weer terug naar Maastricht. Ik had tijdens mijn opleiding altijd al een grote interesse voor infectieziekten en toen de vacature voor een promotietraject binnen dit vakgebied in Maastricht langskwam, wist ik dat ik moest reageren. Aangezien ik tijdens mijn opleiding voornamelijk laboratoriumonderzoek heb gedaan, was het veelvuldig gebruik van vragenlijsten en kwalitatief onderzoek binnen de vakgroep wel even wennen, maar dat maakt het werk ook weer uitdagend. In mijn vrije tijd lees ik graag, spreek ik af met vrienden en ben ik vaak te vinden bij de voetbalclub VV Maastricht-West. Hoewel ik altijd graag gevoetbald heb, zat dat er, door een knieblessure, de laatste paar jaar niet echt in. Om toch bezig te zijn met sport, loop ik hard en bezoek ik de sportschool. Ik kijk ernaar uit om iedereen op de afdeling te leren kennen! Niek van den Nieuwenhof Huisartsbegeleider Mijn naam is Niek van den Nieuwenhof. Afgelopen maand begon ik als groepsbegeleider (junior-HAB) aan de huisartsopleiding locatie Eindhoven. Oorspronkelijk kom ik uit Nijmegen en groeide op in Zaltbommel. Ik was al bekend met de Universiteit Maastricht. Eerst als geneeskundestudent en later bij de huisartsopleiding, die ik het afgelopen jaar afrondde in Eindhoven. Ik was enthousiast over het onderwijs en de organisatie, waardoor ik nu de mogelijkheid heb gekregen om hier een onderdeel van uit te maken. Ik heb veel zin om me verder te ontwikkelen als groepsbegeleider en docent. Naast mijn werkzaamheden op de universiteit ben ik waarnemend huisarts in de regio Eindhoven. Dit is dan ook de plek waar ik samenwoon met mijn lieve vriendin Cyrille. In mijn vrije tijd houd ik van reizen, concerten bezoeken en wielrennen. Snel zwaaien dus, als jullie me voorbij zien fietsen. Voetnoot redactie met dank aan Jelle Stoffers: Niek was eerder WESP-student bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde met als resultaat het artikel ‘Interpretations of and management actions following ECGs in programmatic cardiovascular care in primary care: A retrospective dossier study’ waarvan hij eerste auteur is. Laury Quaedackers GW-docent Ik ben Laury Quaedackers en ben op 1 augustus gestart als gedragswetenschapper bij de Huisartsopleiding, locatie Eindhoven. Na het voltooien van de opleiding ‘geestelijke gezondheidskunde’ (gezondheidswetenschappen) aan de Universiteit Maastricht ging ik aan de slag in een algemeen ziekenhuis als basispsycholoog. Niet veel later mocht ik de opleiding tot gezondheidszorg-psycholoog (GZ-psycholoog) volgen. Na enkele jaren op medische psychologie was ik toe aan een nieuwe uitdaging, die ik vond in het Centrum voor Slaapgeneeskunde Kempenhaeghe in Heeze. Ook hier vond ik het snijvlak tussen soma en psyche bijzonder interessant en heb ik me mogen specialiseren tot somnoloog. 11 op één lijn 69
Pagina 12
op één lijn 69 2e uitgave 2021 Sinds 2016 ben ik naast mijn klinische werkzaamheden gestart met een PhD traject, dat ik dit jaar hoop af te ronden. Omdat het einde van mijn onderzoek in zicht is, zocht ik naar een uitdaging naast mijn klinische werkzaamheden. Die heb ik gevonden bij de Huisartsopleiding: een nieuwe rol als docent, met veel ruimte om mezelf te ontwikkelen! In mijn vrije tijd ben ik graag samen met mijn gezin, familie en vrienden. Ik houd van lekker eten en borrelen, hardlopen en mijn huis opfleuren met plantjes. Celine Tummers Huisartsbegeleider Mijn naam is Celine Tummers en sinds juni werk ik als huisartsbegeleider bij de huisartsopleiding in Maastricht. Het is leuk om, 10 jaar nadat ik zelf de huisartsopleiding in Maastricht afsloot, weer terug te zijn op de universiteit. Voelt toch een beetje als thuiskomen. Met oude bekenden en nieuwe collega’s is de samenwerking erg prettig. Samen met Sandrine Tuerlinckx begeleid ik een derdejaars groep AIOS. Ruim 6 jaar was ik vaste waarnemer in een gezondheidscentrum in Heerlen en ik was toe aan een nieuwe uitdaging. Vorig jaar nam ik een sabbatical om na te denken hoe ik dit wilde gaan vormgeven. Alhoewel de coronacrisis vooral betekende dat ik thuisdocent werd voor mijn kinderen, heb ik gelukkig wel een keuze kunnen maken. Voor mij betekent het docentschap een mooie balans tussen praktijk en opleiding. Het werk in de praktijk kan ik toepassen in het onderwijs en andersom. Ik werk daarnaast met veel plezier als waarnemend huisarts in huisartsenpraktijk Margraten. In mijn vrije tijd ga ik graag met mijn gezin erop uit. In de weekenden proberen we altijd wel wat te ondernemen. Alhoewel het woord ‘wandelen’ niet meer op veel enthousiasme kan rekenen bij mijn 6-jarige zoontje en 8-jarige dochter. Iets teveel gedaan denk ik. Ingrid Conemans Huisartsbegeleider Sinds 1 mei ben ik werkzaam als Huisartsbegeleider (HAB) jaar 3 in Maastricht, de stad waar ik vijf jaar geleden, van boven de rivieren, naartoe verhuisd ben. Mijn praktijk en netwerk liet ik achter, op zoek naar nieuw avontuur voor het hele gezin. Ik hoop op een zeer langdurige emigratie, want het bevalt hier prima. Ik ben een echt stadsmens, dus ik woon in het centrum tussen rumoer, waar je me regelmatig met één of 12 12 12 meer leden van mijn zeskoppig tellende huishouden aan kunt treffen. Ik houd enorm van het bourgondische leven, theater, muziek, styling, dansen en andere sporten. Waar houd ik eigenlijk niet van? Ambities heb ik genoeg, maar de liefde voor een leven lang leren en anderen leren leren steekt er, qua onderwijs, altijd met kop en schouders bovenuit. Ik hoop me dan ook de komende jaren hierin verder te ontwikkelen. En anderen ook het een en ander bij te mogen brengen, of in ieder geval de voorzet te kunnen geven, van waaruit een andere speler een prachtig doelpunt maakt. En als ik er niet bij betrokken ben, dan ben ik wel de teamplayer die in de derde helft de doelpuntenmaker met een toost op het leven zal feliciteren. Barbara De Bruin GW-docent Mijn naam is Barbara De Bruin en ben sinds 1 september gestart als GW docent bij de huisartsopleiding. Ik werk op de locatie in Eindhoven, naast mijn werk in mijn praktijk voor kinderen jeugdpsychologie, ook in Eindhoven. Deze praktijk ben ik acht jaar geleden gestart toen ik nog werkte als docent bij de hogeschool, omdat het hybride werken als docent en praktiserend psycholoog op deze manier het gemakkelijkst vorm te geven was. Het doet me erg goed om nu in een team te werken, waarin bijna iedereen op deze manier gewend is om te werken. Ik houd van lezen, handwerken, uitstapjes naar musea en gezellige momenten met mijn familie en vrienden. Ik woon met mijn man Laurens en twee jongste kinderen in Eindhoven, onze oudste dochter is al het huis uit. Ik vind het fijn om voor de Universiteit Maastricht te werken, omdat ik van oorsprong half Limburgs ben. Kirsten Friedrich GW-docent Ik ben Kirsten Friedrich, getrouwd en moeder van twee zoontjes van anderhalf en vier jaar oud. Sinds 2009 ben ik psycholoog en sinds 2015 GZ-psycholoog. Ik heb ruim 12 jaar gewerkt bij Mondriaan, waar ik voornamelijk ervaring opgedaan heb met de behandeling van patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA). Problematiek die dermate ingrijpend is dat vrijwel alle levensgebieden erdoor worden beïnvloed. Hoewel ik inhoudelijk zeker niet was uitgekeken op dit dynamische en uitdagende werk, kwam ergens vorig jaar toch het inzicht dat het tijd werd voor een andere werkplek en een nieuwe uitdaging. Dit heeft geleid tot mijn sollicitatie 2e uitgave 2021 bij de universiteit en later ook tot het opzeggen van mijn baan als GZ-psycholoog bij FACT. Sinds april werk ik als gedragswetenschapper/docent bij de opleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde. Ik vind het een hele eer om aan de wieg te mogen staan van een opleiding die nog volop in ontwikkeling is en bovendien mijzelf weer in een nieuwe richting mag ontwikkelen. Als docent had ik tot nu toe nog geen ervaring. Intussen ondervind ik ook tijd en ruimte om me te oriënteren op een nieuwe uitdaging als GZ-psycholoog en te genieten van het familieleven. Janine Buttolo SO-docent Ik ben Janine Buttolo en ben per 1 juli gestart als docent in het 2e jaar bij de opleiding Ouderengeneeskunde. Van origine ben ik ergotherapeut en heb daarna geneeskunde gestudeerd in Utrecht. Na mijn studie geneeskunde werkte ik bij Neurologie en in de revalidatiegeneeskunde, om uiteindelijk mijn plek te vinden binnen de ouderen-geneeskunde. Sinds 2017 werk ik met plezier als Specialist Ouderengeneeskunde bij Novicare. Na het bizarre afgelopen jaar ben ik tot stilstand gekomen en was ik toe aan een nieuwe uitdaging naast mijn werk in het verpleeghuis. Het bevalt heel goed, de afwisseling tussen kliniek en onderwijs. Het levert me nieuwe verdieping en frisse energie op. Ik woon met mijn gezin in Sittard. We hebben twee kinderen: Olivia van 9 en Oscar van 6 jaar. In mijn vrije tijd houd ik van wandelen, sporten (yoga, HIIT), culinair uit eten, lezen en ben ik graag bezig met interieur en alles wat daarmee te maken heeft. Anouk Heuts Onderwijscoördinator Op 1 oktober jl. ben ik gestart bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Mijn naam is Anouk Heuts, 53 jaar en geboren en getogen in Maastricht. Mijn UM leven begon met een studie Rechtsgeleerdheid aan de –destijds geheten- Rijksuniversiteit Limburg. Tijdens mijn studie was ik student-assistent strafrecht en vervolgens werkte ik na mijn studie ruim 28 jaar aan de Rechtenfaculteit in de binnenstad. Eerst als docent/onderzoeker privaatrecht en vervolgens als afdelingshoofd Marketing en Communicatie FdR. Rond mijn 50e verjaardag besloot ik dat het tijd was voor een nieuwe uitdaging. Ik heb toen de overstap gemaakt naar de andere kant van de Maas. Na een tijd werkzaam te zijn geweest als coördinator facilities en huisvesting en gebouwenbeheerder UM Randwyck, ga ik nu aan de slag als onderwijscoördinator bij HAG. Ik neem in die hoedanigheid een aantal taken van Lilian Aarts over. Naast mijn UM-leven heb ik samen met mijn man een druk huishouden met twee studerende kinderen en een dochter van 11 jaar. Ik hou van lekker eten en een wijntje. Sporten doe ik het liefste buiten. Hardlopen is daarbij favoriet. Verder wandel ik veel en graag in gezelschap van familie en vrienden en ga ik graag op vakantie. Met een aantal van jullie heb ik al kennisgemaakt en ik kijk uit naar een prettige samenwerking! Clinici van het jaar 2020-2021 Genomineerde huisartsen bij het coschap DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Zoals gebruikelijk houdt studentenbelangenvereniging MSV Pulse haar jaarlijkse verkiezing ‘Clinicus van het jaar’ over het afgelopen academisch jaar. Eén van de categorieën is die van beste werkplekbegeleider bij het coschap Huisartsgeneeskunde. Eerdere winnaars mogen van de organisatie niet meedingen. Heel spannend dus, zeker als je weet dat alle werkplekken Huisartsgeneeskunde GEMIDDELD boven de 8 scoren! Daar zijn wij als vakgroep heel blij mee. Deze positieve geluiden horen we ook van de studenten zelf tijdens het afsluitende symposium van hun stage. De genomineerde huisartsen gebaseerd op evaluaties en narratieve feedback in het portfoliosysteem EPASS voor deze verkiezing zijn (in willekeurige volgorde): • Sjama de Boer uit Eindhoven • Marjolein Visser uit Eindhoven • Dennis van Veenendaal uit Udenhout Het wordt hoe dan ook een Brabants feestje. Op 10 februari 2022 is de bekendmaking van alle winnaars. 13 op één lijn 69
Pagina 14
op één lijn 69 2e uitgave 2021 Promotie Login Alabdali Schouderproblemen bij patiënten met diabetes type 2 in de huisartsenpraktijk DOOR EEFJE DE BONT, HUISARTSREDACTIELID Stelling: In de toekomstige herziening van de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 is het raadzaam om op te nemen dat ook aandoeningen van het bewegingsapparaat van de bovenste extremiteit als een complicatie van diabetes kunnen worden gezien. Op woensdag 16 juni 2021 verdedigde Login Alabdali haar proefschrift getiteld ‘Upper extremity musculoskeletal disorders in patients with type 2 diabetes in general practice’. Over schouderproblemen bij patiënten met diabetes type 2 is nog weinig bekend. Het onderzoeksdoel was om te onderzoeken hoe vaak problemen van de bovenste extremiteiten voorkomen bij personen met diabetes type 2, of huisartsen zich hiervan bewust zijn en of echografische afwijkingen passend bij neuropathie vaker aantoonbaar zijn bij patiënten met diabetes type 2. Login en haar promotieteam (Prof. Dr. Geert-Jan Dinant en Dr. Ramon Ottenheijm) deden onder meer een online survey onder huisartsen en praktijkondersteuners, een retrospectief cohortonderzoek in de RNFM-database, een vragenlijstonderzoek onder patiënten met diabetes type 2 en een diagnostische studie naar echografische verschillen. Login concludeerde dat de meeste huisartsen en praktijkondersteuners zich niet bewust zijn van de mogelijke relatie tussen diabetes type 2 en problemen van de bovenste extremiteiten. Slechts een op de vier huisartsen vond dat routine screening hiervoor tijdens diabetes controles noodzakelijk was. Dit terwijl klachten van de bovenste extremiteiten wel significant vaker voorkomen dan bij patiënten zonder diabetes (16,3% versus 11,2%, p<0.001 op basis van huisartsendossiers). Hiervan was subacromiale pijn de meest voorkomende klacht, net als in de populatie zonder diabetes. Belangrijk was echter dat uit het vragenlijstonderzoek bleek dat waarschijnlijk veel meer patiënten met diabetes type 2 klachten ervaren dan het aantal dat de huisarts bezoekt. Maar liefst 67% van de patiënten rapporteerde klachten van de bovenste extremiteit. De diagnostische studie liet zien dat calcificerende tendinopathie van de rotatorcuffpezen het meest frequent voorkomt en dat de schouderspieren bij veel patiënten met schouderpijn er afwijkend uitzien. Dit laatste kan een teken zijn van spierdenervatie veroorzaakt door neuropathie. Daarnaast stelt Login in haar proefschrift dat chronische pijn in schouders en armen kan leiden tot immobiliteit, minder goede regulatie van diabetes en daaruit voortvloeiend ook een afname in kwaliteit van leven. Los van de vraag of screening wel of niet noodzakelijk is, lijkt minimaal noodzakelijk dat huisartsen zich bewust zijn van het feit dat schouderproblemen en andere klachten van de bovenste extremiteit vaker voorkomen bij patiënten met diabetes type 2, dat dit kan leiden tot chronische pijn en daarmee het beloop van diabetes nadelig kan beïnvloeden. 14 2e uitgave 2021 Promotie 1 september 2021 Chronische musculoskeletale aandoeningen en arbeidsparticipatie DOOR LENNART VAN DER BURG, HUISARTS EN VOORMALIG AIOTHO Stelling: “Vroegtijdig herkennen en ondersteunen van kwetsbaren met chronische reumatische en musculoskeletale aandoeningen op de arbeidsmarkt is een voorwaarde voor duurzame deelname aan het arbeidsproces.” Op woensdag 1 september 2021 verdedigde ik met veel plezier mijn proefschrift getiteld “Work participation and health in rheumatic & musculoskeletal diseases: insights from longtitudinal studies”. Het belangrijkste doel van mijn proefschrift was om meer inzicht te krijgen in de complexe relatie tussen werkparticipatie, gezondheid en contextuele factoren bij mensen met reumatische en andere chronische spier- en gewrichtsziekten. Samen met mijn promotieteam (Prof. dr. Annelies Boonen, afd. Reumatologie, Prof. dr. Geert-Jan Dinant en Dr. Ramon Ottenheijm) heb ik, door onder andere gebruik te maken van data uit twee grote Nederlandse cohortstudies, meer inzicht kunnen verschaffen in deze relaties. Reumatische en andere chronische spier- en gewrichtsziekten komen veel voor in de werkende bevolking en kunnen leiden tot verminderde werkproductiviteit, toegenomen ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, en gaan hierdoor gepaard met hoge maatschappelijke kosten. Daarnaast weten we vanuit de klinische praktijk dat hart- en vaatziekten frequenter voorkomen bij reumatische ontstekingsziekten, zoals reumatische artritis en axiale spondyloartritis (voorheen de ziekte van Bechterew genoemd). Het onderzoek beschreven in mijn proefschrift toont aan dat hart- en vaatziekten ook bij werkenden met deze aandoeningen vaker voorkomen, maar niet leiden tot toegenomen sterfte, ziekteverzuim of arbeidsongeschiktheid in vergelijking met gezonde werkenden. Vroegtijdige interventies om de nadelige invloed van ziekte op werkparticipatie op de lange termijn te voorkomen zijn belangrijk. Allereerst toonden wij aan dat behandeling met innovatieve geneesmiddelen (de zogenaamde ‘biologicals’) zorgt voor verbetering van werkparticipatie bij mensen met axiale spondyloartritis. Vervolgens toonden we aan dat toekomstig langdurig ziekteverzuim in een werkende populatie accuraat te voorspellen is door middel van een voorspelmodel, waarin verschillende risicofactoren worden gecombineerd tot een risicoscore. Als laatste lieten wij zien dat ‘werkvermogen’ een beter meetinstrument lijkt te zijn dan ‘werkproductiviteit’ bij het meten van ‘presenteïsme’ (het 15 gedrag van een werknemer die ondanks fysieke of psychische gezondheidsproblemen blijft werken, terwijl hij of zij eigenlijk thuis zou moeten blijven). Concluderend draagt dit proefschrift bij aan ons begrip van de complexe relaties tussen gezondheid, contextuele factoren en beperkingen in werkparticipatie bij personen met reumatische en andere chronische spier- en gewrichtsziekten. Het levert nieuw bewijs dat multimorbiditeit en contextuele factoren een aanzienlijke impact op werkresultaten hebben, bevestigt de gunstige effecten van biologicals op werkparticipatie bij axiale spondyloartritis en biedt nieuwe mogelijkheden om vroege detectie en uitkomstmeting bij reumatische en andere chronische spier- en gewrichtsziekten te verbeteren. Naast mijn werkzaamheden als waarnemend huisarts in de regio Zuid-Limburg blijf ik het komende jaar als postdoc bij de vakgroep betrokken bij wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van e-health in de huisartsenpraktijk. Mijn promotie is terug te kijken op: https://phd-defence.maastrichtuniversity.nl/phd-defencelennart-ra-van-der-burg-wednesday-1st-september-20211600-cet op één lijn 69
Pagina 16
op één lijn 69 2e uitgave 2021 ‘Wat ik belangrijk vind’ Promotieonderzoek naar het verwoorden van voorkeuren door cliënten in de langdurige zorg DOOR KARIN VAN LEERSUM, PROMOVENDUS Stelling: www.watikbelangrijkvind.nl helpt eerst te begrijpen, dan begrepen te worden (gebaseerd op Stephen Covey). Op dinsdag 28 september verdedigde ik mijn proefschrift ‘What matters to me. Research into preference elicitation for clients in need of long-term care’. Cliëntgerichte zorg is wenselijk. In werkelijkheid is het lastig voor cliënten om voorkeuren te formuleren en om deel te nemen aan gesprekken en wensen te verwoorden. De langdurige zorg in Nederland bestaat uit verpleging, verzorging en thuiszorg, gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijke ondersteuning. Cliënten uit deze sectoren namen deel aan het project. Het doel was een hulpmiddel te ontwikkelen en te evalueren dat gepaste hulp kan bieden. Het gaat om voorkeuren voor iemands leven en voor de zorg, waarbij cliënten het vaak moeilijk vinden hier een balans in te vinden. De gedane studies waren vooral kwalitatief, zoals observaties, interviews en groepsgesprekken. Daarnaast werden vragenlijsten gebruikt om de resultaten compleet te maken. Het belangrijkste was de focus op cliëntparticipatie en de samenwerking met de cliënten en zorgprofessionals. Tijdens gesprekken over zorg is de constructie van voorkeuren op dit moment minimaal, want er wordt te weinig tijd voor genomen. Daardoor blijven besproken voorkeuren tijdens consulten oppervlakkig en is de integratie van voorkeuren in de besluitvorming vaak niet te herkennen. Om voorkeuren makkelijker te kunnen bespreken, is ondersteuning voor cliënten en hun ondersteuners wenselijk. Daarnaast kwam naar voren dat in de diverse groepen van cliënten in de langdurige zorg, de capaciteiten om besluiten te nemen en voorkeuren te verwoorden variëren per individu en omstandigheden. We hebben een raamwerk ontworpen door en voor cliënten in de langdurige zorg, gebaseerd op wetenschappelijke literatuur en gesprekken met cliënten. Hierdoor werd het hulpmiddel ‘Wat ik belangrijk vind’ (www.watikbelangrijkvind.nl) ontwikkeld. Deze intensieve samenwerking voldoet aan de wensen van cliënten en werkt om stapsgewijs van prototype naar een echt hulpmiddel te komen. ‘Wat ik belangrijk vind’ verbeterde het bewustzijn van persoonlijk voorkeuren. Het eerste gebruik laat zien dat het hulpmiddel positief werd ontvangen, zeer gebruiksvriendelijk is en ondersteuning kan bieden bij het nadenken over voorkeuren. Het maakt de cliënt bewust van voorkeuren, waardoor het gemakkelijker is om daarover te kunnen praten. De zorgprofessionals merkten dat door dit hulpmiddel soms andere onderwerpen ter sprake kwamen dan gewoonlijk. De cliënten vonden het prettig om voorbereid te zijn en het hulpmiddel te kunnen gebruiken als een geheugensteuntje tijdens consulten. 16 16 16 op één lijn 69 POB HELP studie: een beslisregel voor pijn op de borst in de eerstelijn Waarom dit onderzoek? Dagelijks melden zich 600 tot 1200 patiënten met pijn op de borst op het spreekuur van de huisarts. In 40% wordt tenminste kortdurend aan een cardiale oorzaak gedacht. Uiteindelijk blijkt slechts 10-15% van al deze patiënten coronairlijden te hebben en <5% een acuut coronair syndroom. Het onderscheid tussen een potentieel levensbedreigende aandoening als ACS en een onschuldige diagnose is echter niet altijd duidelijk. Deze diagnostische onzekerheid zorgt voor een groot aantal verwijzingen naar de tweede lijn. Dit legt een grote druk op de ambulances en de spoedeisende hulp. Het kost de patiënt veel tijd en zorgt voor angst en onzekerheid. Tenslotte resulteert het in hoge kosten voor de maatschappij. POB- HELP studie In de POB-HELP-studie onderzoeken we of een beslisregel de huisarts kan helpen een myocard infarct als oorzaak van pijn op de borst veilig uit te sluiten. De studie is een geclusterde, gerandomiseerde studie. Er zullen 1500 patiënten geïncludeerd worden in 90 praktijken, waarbij de interventiegroep tweemaal zo groot is als de controlegroep. De beslisregel bestaat uit vragenlijst met een score van maximaal 5 punten (Marburg Heart score) en een vingerprik high-sensitivity troponine I test (Siemens atellica). De primaire uitkomstmaten zijn de testeigenschappen van de klinische beslisregel en het aantal verwijzingen naar de 2e lijn. Daarnaast wordt gekeken naar de kosten, kwaliteit van leven, mate van geruststelling, de gevoeligheid van het pluis/niet pluis gevoel van de huisarts en retrospectief naar de HEART-score. Patiënten worden 6 maanden vervolgd om tot een uiteindelijke diagnose te komen. Dit project is een samenwerking tussen het Leids Universitair Medisch Centrum, Maastricht Universitair Medisch Centrum en VieCuri - Medisch Centrum voor Noord-Limburg. Het betreft een ZonMw doelmatigheidsonderzoek. Wat betekent dit voor mij als huisarts? Indien uw praktijk in de interventie groep zit, past u de beslisregel toe bij patiënten met pijn op de borst, daarop volgt een behandeladvies. Indien uw praktijk in de controlegroep zit levert u de zorg, zoals u dat nu doet. Na het consult vragen we u 8 vragen in te vullen over uw pluis/niet pluisgevoel. Na 6 maanden vragen we gegevens op van de door u geïncludeerde patiënten, die relevant zijn voor de uiteindelijke diagnose ten tijde van het consult. Ter vergoeding van uw tijd, is €15,- beschikbaar per geïncludeerde patiënt. Hoe meld ik mijn praktijk aan? U kunt uw praktijk aanmelden door een mail te sturen naar pobhelp@lumc.nl. Ook kunt u zich aanmelden via de website www.pobhelp.nl of telefonisch/via whatsapp contact opnemen met het onderzoeksteam. Heeft u nog vragen? Neem gerust contact op met het onderzoeksteam via bovenstaande contactgegevens. U kunt ons bereiken door te bellen, mailen of whatsappen. Simone van den Bulk, huisarts in opleiding en coördinerend onderzoeker. Mede namens, Dr. T.N. Bonten, huisarts en hoofdonderzoeker LUMC Prof. Dr. M.E. Numans, hoogleraar huisartsgeneeskunde LUMC Dr. R.T.A. Willemsen, huisarts en hoofdonderzoeker MUMC Prof. Dr. G.J. Dinant, hoogleraar huisartsgeneeskunde MUMC Dr. J.G. Meeder, cardioloog en onderzoeker VieCuri 17
Pagina 18
op één lijn 69 2e uitgave 2021 D Bruikbare Wetenschap Diagnostiek & COVID-19 DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN HOOGLERAAR EFFECTIEVE DIAGNOSTIEK IN DE HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. De speerpunten van de vakgroep huisartsgeneeskunde zijn Huisarts & Diagnostiek, Huisarts & Digitale Zorg, Samen Beslissen & Interprofessioneel Samenwerken. Onregelmatig ritme Nicole Verbiest-van Gurp en Jelle Stoffers leiden de Maastrichtse tak van de D2AF studie. Een prachtige klinische studie naar vroegopsporing van atriumfibrilleren in de huisartsenpraktijk. Ongetwijfeld zult u met de naderende promotie van Nicole komend jaar nog meer over haar werk lezen. Voor deze editie van Bruikbare Wetenschap kwam ik een artikel tegen over het effect van de inzet van een holter op het vinden van paroxismaal atriumfibrilleren. Daartoe includeerden ze patiënten die een 12-kanaals ecg hadden zonder atriumfibrilleren. Ze vroegen deze patiënten om gedurende twee weken een holter te dragen en driemaal daags in die periode de MyDiagnostick – een 1-kanaals ecg – vast te houden voor een meting. Niet iedereen hield het vol om de holter zo lang te dragen, de mediane draagtijd was 8 dagen. Voor het 1-kanaals ecg-staafje waren er 22 mediane metingen per patiënt. De holter metingen registreerden bij slechts 4 patiënten atriumfibrilleren. Het staafje gaf bij 65 van de analyseerbare 205 patiënten minimaal bij 1 meting een signaal af, als teken van mogelijk AF op basis van het ingebouwde algoritme. Daarmee zult u meteen begrijpen dat de positief voorspellende waarde van zo’n signaal erg laag was. Ook als men cardiologen die 1-kanaals ritmestroken liet beoordelen, nam de positief voorspellende waarde niet veel toe. Bij een derde van de stroken gaven ze aan dat de strook onvoldoende goed te interpreteren was. De diagnostische opbrengst van de holter om paroxismaal atriumfibrilleren te vinden was in deze populatie dus gering. De diagnostische accuratesse van het 1-kanaals ecg-staafje om paroxismaal AF te detecteren is nog geringer. Het is wel belangrijk om te vermelden dat de geïncludeerde patiënten geen specifieke anamnese hadden waarin ze zelf een ander ritme voelden of waarin de huisarts daar specifiek aan dacht. De voorafkans bij patiënten die met deze klachten aan uw bureau zitten is zeker hoger. De holter, indien u die zelf tot uw beschikking heeft, hoeft dus zeker niet te verstoffen in de kast. 18 18 18 E Diagnostiek in richtlijnen Door de snelle technische ontwikkeling en toenemende beschikbaarheid van diagnostische onderzoeken neemt het gebruik van diagnostiek door huisartsen en specialisten toe. Het overmatig gebruik van diagnostische tests wordt verklaard door het gedrag van de arts en de patiënt. Jesse Jansen en ikzelf schreven voor het NTvG het artikel ‘Overdiagnostiek: onderbelicht?’. Hierin richten we ons op de sterke stijging in het gebruik van diagnostiek in de eerstelijn en de drijvende factoren daarachter. We kunnen de technologie de schuld geven, maar overmatig gebruik komt vooral door gedrag en verwachtingen, van dokter en patiënt. Promovendus Mariska Tuut schreef samen met Jako Burgers en Trudy van der Weijden een fraai artikel over hoe de aanbevelingen tot gebruik van diagnostiek in richtlijnen tot stand komen, en of daarbij aandacht is voor de consequenties van het doen van diagnostiek op patiëntrelevante uitkomsten. Zoals we allemaal weten, hoeven die effecten niet altijd positief te zijn. Niet geheel verrassend vonden ze bij hun selectie van richtlijnen dat de aanbevelingen op het gebied van diagnostiek hoofdzakelijk werden gebaseerd op de diagnostische accuratesse (vind de test de ziekte die je zoekt?). Er was echter zelden aandacht voor de effecten van het inzetten van die diagnostiek op de behandeling (maakt de diagnose wat uit voor de behandeling?) of de belasting van het ondergaan van de test voor de patiënt. COVID-19 en de vakgroep huisartsgeneeskunde De oogst van artikelen voor deze Bruikbare Wetenschap voor de spreekkamer van de huisarts was kwantitatief beperkt. Ook in de wetenschap laat COVID-19 sporen na. Zo lijken processen bij wetenschappelijke tijdschriften langer te duren (iedereen is druk, drukker, drukst) en ook stonden enkele onderzoeksprojecten noodgedwongen in de wacht. COVID-19 heeft ook een aantal kansen gegeven voor nieuwe wetenschappelijke studies. De bevindingen zullen hopelijk van meerwaarde zijn voor onze diagnostiek en behandeling van acute COVID-19, maar ook voor patiënten met long COVID klachten. Onderstaand beschrijf ik enkele door ZonMW gefinancierde projecten, waar de vakgroep bij betrokken is. Golven 1 tot en met 3 Eefje de Bont, Natascha Broers en Laure Wynants werken als post-doc team aan het analyseren van alle patiëntengegevens van de eerste golf COVID-19 patiënten op de toenmalige T B T R R U E T I N A K E A B M A U E N R K W S E S E T C G N H S S R C A H U A H P I S I E 2e uitgave 2021 coronahuisartsenposten die we destijds in Limburg en veelal in Brabant hadden. Weet u het nog? Dat was toen we niet of nauwelijks konden testen op COVID-19. Ze kijken daarbij naar klinische parameters die voorspellend waren voor een slechte uitkomst, zoals ziekenhuisopname. De pandemie gaat daarbij sneller dan wetenschappelijk onderzoek, zoveel is duidelijk. De regio Noord-Limburg, zorggroep Cohesie en het Viecuri Ziekenhuis in Venlo is binnen dit project van onschatbare waarde aangezien zij ook fraaie (huisartsen)gegevens van golf 2 en 3 aanleveren voor dit project. Ook voor long COVID is Maastrichtse aandacht. Revalidatiearts Jeanine Verbunt ontwikkelde onder andere met Jean Muris een nascholing, gebaseerd op de ‘Gesprekslijst voor patiënten na corona’ en op de ‘Verwijshulp’. Benieuwd? Google eens op deze termen en het kenniscentrum van Adelante. RNFM Het Research Network Family Medicine (met daarin gegevens van 150.000 patiënten van 29 praktijken in het zuiden) levert data aan drie landelijke studies naar zorgmijding tijdens de COVID-19 pandemie. Huibert Tange en zijn team zijn bij deze projecten betrokken. Naast algemene cijfers over huisartsenbezoek tijdens de Covid-19 golven zal men ook, soms met nieuwe big datatechnieken, kijken naar de effecten van COVID-19 pandemie en de maatregelen op oncologische zorg, hart- en vaatziekten in de huisartsenpraktijk en zo meer. Deze datakoppelingen en -analyses moeten ook voor de toekomst de samenwerking tussen al deze netwerken vergroten. GRIP3 project Consortium Onderzoek Huisartsgeneeskunde ZonMw kende recent 3 miljoen euro subsidie toe aan het Consortium Onderzoek Huisartsgeneeskunde. Samen met Marco Blanker (UMC Groningen) is Jochen Cals kwartiermaker van het Consortium. Momenteel is het onduidelijk welke vroegtijdige behandelingen met geneesmiddelen een gecompliceerd ziektebeloop voorkómen. In dit voorstel bundelen de 7 Nederlandse vakgroepen huisartsgeneeskunde en het Nivel hun krachten als Consortium Onderzoek Huisartsgeneeskunde. In nauw overleg met patiëntvertegenwoordigers en andere stakeholders werken we 3 werkpakketten uit met betrekking tot COVID-19 zorg in de huisartsenpraktijk. In het eerste werkpakket kijken we op basis van de 9 grote registratiedatabases van routinezorgdata van huisartsenpraktijken samen naar: 1. de gebruikte behandelingen met geneesmiddelen door huisartsen tijdens de eerste COVID-19 golven in Nederland en 2. hoe vaak long COVID (langdurige klachten na een COVID19 infectie) voorkomt en welke trajecten deze patiënten doorlopen. De projectleiding ligt in handen van UMC Groningen en Erasmus MC Rotterdam. Het RNFM levert data voor dit werkpakket. In een landelijke gerandomiseerde interventiestudie sluit de PRINCIPLE-NL trial aan bij een Britse studie naar het effect van veelbelovende geneesmiddelen op het beloop van een COVID-19 infectie bij risicogroepen. Mark Spigt en de vakgroep huisartsgeneeskunde leidt dit werkpakket. Het is de bedoeling dat vanaf begin 2022 huisartsen in heel Nederland patiënten kunnen aanmelden voor deelname aan deze studie, waarbij we veelbelovende reeds bestaande geneesmiddelen zullen evalueren op duur van COVID-19 klachten. In de recent gepubliceerde NHG Standaard Acute COVID-19 wordt budesonide als inhalatiemedicatie ter overweging gegeven bij bepaalde risicogroepen. De aanbeveling voor dit middel is gebaseerd op de bewijslast die in de PRINCIPLE-UK trial in Engeland vorig jaar is verzameld. In De Covidtherapy@home studie onderzoekt het Consortium of thuisbehandeling op maat met zuurstofondersteuning, ontstekingsremmer dexamethason en bloedverdunners gelijkwaardig en veilig is voor ernstig ziekere COVID19 patiënten ten opzichte van ziekenhuisopname. Dit werkpakket wordt geleid door het UMC Utrecht en de werving van patiënten zal vooralsnog niet in het zuiden plaatsvinden. Mogelijk kent u wel de regionale protocollen omtrent vervroegd ontslag met O2 therapie; deze staan los van de boven beschreven studie. In aanvulling op deze COVID-19 werkpakketten zal het Consortium Onderzoek Huisartsgeneeskunde een groot aantal trajecten opzetten om de infrastructuur voor huisartsengeneeskundig onderzoek in Nederland sterk te verbeteren. Het doel is om het voor huisartsen en patiënten eenvoudiger te maken om mee te doen aan wetenschappelijk onderzoek en bij toekomstige pandemieën sneller betrouwbare onderzoeksgegevens te kunnen leveren. We werken bijvoorbeeld aan een module in ZorgDomein om met twee muisklikken een patiënt aan te melden voor een klinische studie. Want wetenschappelijke studies en Bruikbare Wetenschap, zijn enorm afhankelijk van goede en grote studies in de huisartsenpraktijk. In drukke tijden dienen huisartsen optimaal ontzorgd te worden, zodat bijdragen aan die Bruikbare Wetenschap vrijwel drempelloos wordt. Referenties • Screening for paroxysmal atrial fibrillation in primary care using Holter monitoring and intermittent, ambulatory single-lead electrocardiography. • Karregat EPM, Gurp NV, Bouwman AC, Uittenbogaart SB, Himmelreich JCL, Lucassen WAM, Krul SPJ, van Kesteren HAM, Luermans JGLM, van Weert HCPM, Stoffers HEJH.Int J Cardiol. 2021 Oct 21:S0167-5273(21)01575-8. doi: 10.1016/j.ijcard.2021.10.021. Online ahead of print. PMID: 34687805 • Do clinical practice guidelines consider evidence about diagnostic test consequences on patientrelevant outcomes? A critical document analysis. • Tuut MK, Burgers JS, van der Weijden T, Langendam MW.J Eval Clin Pract. 2021 Sep 23. doi: 10.1111/jep.13619. Online ahead of print. PMID: 34553815 19 op één lijn 69
Pagina 20
op één lijn 69 2e uitgave 2021 Regionale triage Kindergeneeskunde De Juiste Zorg op de Juiste Plek DOOR CAROLIEN VAN ROSSEM, PROJECTMEDEWERKER Iedereen is het erover eens dat de zorg slimmer kan en moet. Juist in de regio Zuid-Limburg waar veel uitdagingen liggen in de zorg: de bevolkingskrimp, een hoge zorgconsumptie en de slechte gezondheid van de bevolking ten opzichte van de rest van Nederland. Een hele uitdaging om (hoogcomplexe) zorg beschikbaar en betaalbaar te houden. Juiste zorg op de juiste plek De afdelingen Kindergeneeskunde van het Maastricht UMC+ en Zuyderland MC zijn onder de noemer ‘Juiste Zorg Op de Juiste Plek (JZOJP)’ nauwer gaan samenwerken voor betaalbare, kwalitatief hoogstaande en toegankelijke zorg in de regio Zuid-Limburg. JZOJP is een beweging waarbij wordt gezocht naar mogelijkheden om (duurdere) zorg te voorkomen, verplaatsen of vervangen. Op de afdelingen Kindergeneeskunde werd de laatste jaren al steeds meer samengewerkt. Bijvoorbeeld door wekelijkse patiëntbesprekingen, het ontwikkelen van gezamenlijke protocollen en het opzetten van regionale subspecialistische teams. Regionale triage Eén van de huidige problemen die kinderartsen ervaren, is dat kinderen niet op de juiste plek worden gezien. Ook kan het zijn dat, door centralisering van hoogcomplexe zorg, een kind beter gezien kan worden door een (sub-)specialist in een ander ziekenhuis. In het kader van JZOJP willen de teams van kinderartsen in de toekomst de kindergeneeskundige patiënt zo snel mogelijk de beste passende zorg aanbieden door een regionale vorm van triage. Dit komt de kwaliteit, efficiëntie en patiënttevredenheid ten goede en voorkomt mogelijk duurdere zorg. Pilot De pilot start met de deelspecialismes Allergologie en MaagDarm-Lever (MDL). Voor kinderen die worden verwezen naar deze poliklinieken wordt de best passende zorg gezocht op regionaal niveau. Onder best passende zorg wordt verstaan de algemene of gespecialiseerde kinderarts op die locatie waar deze zorg het beste aansluit op de zorgvraag en die het snelste toegang geeft tot zorg. Uitgangspunt is: dichtbij waar het kan, maar verder weg als het moet. Het kan dus voorkomen dat een kind wordt opgeroepen op het spreekuur van een ander ziekenhuis dan waar het naar verwezen is. In de pilot worden de haalbaarheid, effectiviteit en ervaringen van een regionale triage onderzocht. Samenwerking met huisartsen Beide afdelingen Kindergeneeskunde willen de samenwerking uitbreiden naar een sterk centrum voor kindergeneeskundige zorg in de regio Zuid-Limburg. Een bredere samenwerking met de GGD, huisartsen, sociale wijkteams en gemeenten zijn hier onderdeel van. In het kader van deze samenwerking komen we graag in contact met huisartsen die dezelfde ambities delen. JZOJP loopt immers over alle lijnen van de zorg heen. Mocht u dit lezen en meer willen weten over dit project of deel uitmaken van de werkgroep, kunt u contact opnemen met Carolien van Rossem (c.vanrossem@zuyderland.nl/carolien. van.rossem@mumc.nl) 20 20 20 2e uitgave 2021 OOK en de Witte Raven Recent ontstane buikklachten en vermoeidheid DOOR PAUL HÖPPENER, TONNIE VAN KESSEL EN RAYMOND LECLERCQ, HUISARTSEN NP De Witte Raven Groep is een werkgroep van huisartsen, opgericht in 2016, die zich richt op het zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK), in de veronderstelling dat het kan gaan om een zeldzame ziekte of een zeldzaam verschijnsel. Verwijzing van casuïstiek loopt via de eigen huisarts. De Witte Raven hebben een eigen zoekstrategie ontwikkeld en maken gebruik van 4 zoekmachines. Naast het uitzoeken van casuïstiek richt de Witte Raven werkgroep zich op het nascholen van huisartsen en het delen van hun kennis. Voor meer informatie en voor aanmelding van een casus of aanvraag van een nascholing voor huisartsen kijk op onze website: www.witteraven.org. Deze keer een kortdurende Onuitstaanbaar Onverklaarde Klacht MAN 70 JAAR Voorgeschiedenis: Chronisch astma Buikwanddistensie eci INTOX: voormalig roker; geen drugs of alcohol Anamnese 11 maanden geleden vrij plotseling erg moe en hinderlijke vage buikpijn ergens diep in zijn buik, onder de navel. Lichamelijk Onderzoek bij aanvang van de klachten: T 133/70 ; Pols 70/min ; Temp 37,4C ; Gewicht 70 kg ; Lengte 186cm BMI 20 Hart en Longen: gb Bij palpatie van de buik geen afwijkingen gevonden, met name geen pathologische weerstanden. Voortgezet onderzoek Laboratorium: CRP 115 mg/L ; eGFR 65 ml/min Normale leverfuncties; Glucose 6,1 mmol/L ; Hgb 8,5 mmol/L ; normaal bloedbeeld. Dipstick urine: eiwit - ; glucose - ; erytr. +++ ; Leuc + X-Thorax: Echo buik: CT scan: hartgrootte valt binnen de norm. Geen pleuravocht. Geen infiltraten. niet goed te duiden afwijkende schaduw. Advies: CT scan. onregelmatig begrensde weke delen massa rondom de distale aorta abdominalis en de aortabifurcatie; hydronefrose rechts. Na een maand werd de vermoedelijke diagnose gesteld, die werd bevestigd door een PET scan. Welke zeldzame aandoening veroorzaakte de ernstige klachten van deze patiënt. Hebt u OOK een vermoeden? De oplossing kunt u insturen naar: op1lijn@maastrichtuniversity.nl Stroomdiagram zoekmethode www.witteraven.org De oplossing van de vorige keer: Amoebenabces van de lever Dit waren de collega’s die een mail stuurden met de juiste diagnose: Johan Evers (al weer!), Laury de Jonge, Jan Takken Afscheidsrede prof.dr. Geert-Jan Dinant Ik kan niet langer ‘ontkennen’ dat ik in juni 2022 mijn AOWleeftijd bereik (in mijn geval 66 jaar en 7 maanden) en dus met pensioen (emeritaat) ga. De afscheidsrede staat gepland op donderdag 14 april 2022 om 16.00 uur in de Aula van onze universiteit. Het betreft de dag voor Goede Vrijdag (voor de kenners: Witte Donderdag) en het wordt een luchtig, voor iedereen te volgen verhaal over ontwikkelingen in ons vak waar ik aan heb mogen bijdragen en over mijn ideeën ten aanzien van de toekomst. 21 op één lijn 69
Pagina 22
2e uitgave 2021 1 e uitgave 2014 WESP-student Celine Vilters Dokter, ik snap het niet? BEGELEIDERS: TRUDY VAN DER WEIJDEN EN ROMY RICHTER Vraagstelling Wat kunnen we leren van keuzehulpen die ontwikkeld zijn met behulp van patiënten met lage gezondheidsvaardigheden? Studiedesign Descriptieve document analyse van alle Nederlandse keuzehulpen die geschikt zijn voor gebruik in de huisartsenpraktijk, waaronder enkele keuzehulpen ontwikkeld met behulp van patiënten met lage gezondheidsvaardigheden. Primair resultaat en conclusie Opvallend is de beperkte mate van risicocommunicatie, zonder het benoemen van cijfers of grafische weergave van risico’s. Enkel verbale risicomaten zoals ‘een groot risico’ worden genoemd, zonder details. Mogelijk is beperkte risicocommunicatie gericht op de essentie dan ook beter voor de groep patiënten met lage gezondheidsvaardigheden. Kanker Nazorg Wijzer in de huisartsenpraktijk De Kanker Nazorg Wijzer is ontwikkeld om patiënten te ondersteunen in de periode na kanker. Het programma richt zich op leefstijl en veelvoorkomende klachten zoals vermoeidheid. Eerder onderzoek toonde al aan dat de Kanker Nazorg Wijzer effectief is. Ook wordt het programma door deelnemers positief gewaardeerd. Bij huisartsen is er veel behoefte aan goede methodes om ondersteuning te bieden aan voormalig kankerpatiënten. In een vervolgstudie willen wij de Kanker Nazorg Wijzer daarom integreren in de huisartsenpraktijk. Voor een studie naar de (kosten)effectiviteit van deze opzet zijn we op zoek naar huisartspraktijken uit Limburg en Brabant. Als u mee wilt doen, dan gaat u de Kanker Nazorg Wijzer inzetten om uw patiënten te begeleiden in de periode na kanker. De interventie omvat twee regulier declareerbare consulten bij de huisarts of POH-er. Daarnaast maken 22 22 patiënten zelfstandig gebruik van het onlineprogramma. Buiten de interventie vindt er een voormeting en een nameting plaats (vergoeding beschikbaar). Per praktijk wordt gestreefd naar een inclusie van ongeveer 20 patiënten. Start studie: voorjaar 2022 Verdere details zijn op aanvraag beschikbaar. Heeft u interesse in deelname, neem dan contact op met michelle.smits@ou.nl. op één lijn 69 op één lijn 69 Ouderengeneeskunde Maastricht Het tweede jaar DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER Opleiders Maastricht: Eunika Arman (midden) en Johanna Rompelberg (2e van rechts) Inleiding In de laatste editie van ‘Op één Lijn’ eindigden we met de sollicitatieronde die liep tot 1 mei voor de start in september. We waren enorm blij met het grote aantal sollicitaties! De selectiegesprekken deden we net als het jaar ervoor via zoom en dat verliep prima. We zagen prima kandidaten met verschillende achtergronden en ervaringen. Na de selectie en de plaatsing, gingen in september maar liefst 14 aios van start met hun eerste jaar. In die groep zit ook een aios die promotieonderzoek gaat doen in een zogeheten AIOTO-traject. Drie aios waren al eerder gepromoveerd. Na een online kennismaking in de zomer, kon de start in september fysiek doorgaan op Debyeplein 1. Start academisch jaar Dit jaar hadden we het voordeel van de ervaring met het startjaar van de opleiding, maar de grote groep van 14 ten opzichte van de 9 aios het jaar ervoor, kregen we nieuwe logistieke uitdagingen. De tweedejaars aios waren verdeeld in twee groepen: zij die starten met de ziekenhuismodule en de andere groep die startte met de GGZ. Heel af en toe zijn alle groepen in huis op vrijdag voor de terugkomdag. Opleiders De groep opleiders is uitgebreid met 11 waardoor het totaal komt op 19 erkende opleiders. De opleiders en de instellingen kunnen wij zelf visiteren. De erkenningen wordt na onze goedkeuring formeel door de RGS bevestigd. Opleiders werken goed samen om te regelen dat aios kunnen worden opgeleid en goed worden begeleid. Twee opleiders, Eunika Arman en Johanna Rompelberg, behaalden in oktober hun certificaat voor de Kaderopleiding Opleiden (KOO) (zie foto bovenaan). Nieuwe opleiders stromen alweer in. Opleiders hebben ook zogeheten afstemmingsdagen waarbij ze scholing en supervisie volgen. Staf Nieuwe docenten zijn ook aangetrokken, zij stellen zich voor in de gelijknamige rubriek elders in dit blad. Eén van de aios uit de allereerste groep, Inge Bobbert, is secretaris geworden van de VASON, de landelijke belangenvereniging van aios. Landelijk nemen we deel aan belangrijke commissies van SOON, de Samenwerkende Opleidingen tot specialist Ouderengeneeskunde Nederland. Denk aan de Curriculumcommissie, maar ook aan de commissies Kwaliteit en Werving & Selectie. De korte lijn met het andere nieuwe instituut in Groningen is ook gebleven. In de basisopleiding Geneeskunde wordt ook flink doorgewerkt om de ouderengeneeskunde er veel steviger in te krijgen. SO Nanda Wolfs is daar de hoofddocent en aanspreekpunt. Verantwoording De opleiding Ouderengeneeskunde Maastricht kreeg bij de start al de erkenning voor onbepaalde tijd. Eén jaar na de start zou een evaluatiebezoek door de RGS volgen. Dit bezoek zal in het eerste kwartaal van 2022 plaatsvinden. Hiervoor dienen wij ook extra werkzaamheden te verrichten. Voorlichting, werving & PR Naast onderwijs zetten we stevig in op voorlichting in combinatie met werving. Naast de onlineactiviteiten, kon dit academisch jaar ook op beperkte schaal weer fysiek met studenten in het basiscurriculum gesproken worden. Zo waren er twee filmochtenden in Lumière Maastricht in het kader van vernieuwde Zorgstage jaar 2. Het thema was ‘dementie’ en de film was ‘The Father’. Na afloop konden studenten vragen stellen aan een SO en/of aios. Enkele studenten mailden daarna met het verzoek om een keer te mogen meelopen in de ouderengeneeskunde. De praatjes tijdens de coschaplunches zijn ook weer mogelijk en daar laten we ons als vakgroep altijd zien. Al heet onze vakgroep Huisartsgeneeskunde, in de beeldvorming kunnen we nu ook het logo Ouderengeneeskunde UM steeds zichtbaarder toepassen. We zouden begin november op het congres van de Academische Werkplaats Ouderenzorg Limburg (AWO-L) hebben gestaan met een stand, als deze niet (terecht) door de oplopende coronabesmettingen was afgeblazen. Epiloog We zouden het bijna vergeten, maar al deze positieve dingen gebeurden in een tijd dat de watersnoodsramp in Limburg was en een zoveelste coronagolf. De ouderenzorg en daardoor ook de ouderengeneeskunde werden hard getroffen. Niet alleen bewoners en cliënten, maar ook de artsen en de aios kregen het zwaar voor hun kiezen. Hierbij nogmaals een groot compliment voor al deze mensen! Laten we hopen dat wij samen voor de toekomst voldoende artsen kunnen opleiden zodat die druk op de zorg minder wordt en er nog meer ruimte ontstaat voor werkplezier en opleiden. 23
Pagina 24
op één lijn 69 2e uitgave 2021 In de leer ‘Je mag toch ergens aan doodgaan?! DOOR CHARLOTTE COOPMANS, TWEEDEJAARS AIOS OUDERENGENEESKUNDE MAASTRICHT Ik zie momenteel in het ziekenhuis veel kwetsbare ouderen en hun dokters vechten tegen ziekten en de dood. Gaan zij dit gevecht bewust aan? Of overkomt hen dit? Is het gevecht de keuze van de oudere zelf, van de familie of van de dokter en welke wapens worden er ingezet? Als deze ouderen van tevoren stil hadden gestaan bij de keuze, waren ze dan nog naar het ziekenhuis gegaan of toch liever thuis of in het verpleeghuis gebleven? Deze gedachtestroom kwam bij mij op toen een familielid van een zeer kwetsbare oude dame, waarbij door artsen werd voorgesteld de behandeling te staken, verontwaardigd riep: “Maar we kunnen haar toch niet laten doodgaan aan een infectie?” Hè denk ik bij mijzelf, je moet, nee liever gezegd, mag toch nog wel ergens aan doodgaan? En wat had deze dame zelf eigenlijk gewild? De dood moet geen kwaad geacht worden, als hij het einde is van een goed leven. – Augustinus (Romeins filosoof, theoloog en Kerkvader 354-430) Als specialist ouderengeneeskunde in opleiding word ik getraind in het uitvoeren van Advance Care Planning (ACP). Proactieve gesprekken, waarbij samen met patiënten en naasten wordt stilgestaan bij bovenstaande vragen met als doel passende zorg en behandeling te kunnen bieden in het nu en richting geven aan toekomstige scenario’s. We gaan het gesprek aan om doelen helder te krijgen, keuzes te bespreken, opties af te wegen, om uiteindelijk samen te besluiten wat past bij de wensen, de normen en waarden en de opvattingen over (levensverlengende) behandelingen van de patiënt. Wat wil iemand wel en vooral: wat wil iemand niet meer. En dit blijven we samen evalueren. Wat ik hieraan zo mooi vind, is dat iemand de gelegenheid krijgt om keuzes te maken die het beste passen bij het leven dat diegene wil leiden om zoveel mogelijk lijden te voorkómen. Lijden is persoonlijk en voor iedereen anders, maar brengt vaak stress, onzekerheid en angst met zich mee. Lijden betekent regie over eigen leven behouden en brengt rust tijdens de laatste fase van het leven. Voor de patiënt zelf, voor de naasten, maar ook voor de zorgverleners. Medisch gezien kan er heel veel en steeds meer, maar niet alles wat kan hoeft. Dat laatste is voor dokters vaak moeilijk. Ze hebben de neiging om een patiënt te blijven behandelen, ook als een patiënt niet beter wordt, of als er maar een hele kleine kans bestaat. Een kwestie van hoop. En hoop doet leven nietwaar? Vaak denken patiënten dat de arts 24 24 24 hen nog beter kan maken, waarom zou hij anders nog een behandeling voorstellen? Patiënten en naasten blijven hopen en dokters willen hen die hoop niet ontnemen. Daarmee ontstaat een risico dat patiënten in de laatste levensfase meer behandelingen krijgen dan ze eigenlijk gewild hadden, lang in het ziekenhuis verblijven en soms niet meer naar huis kunnen. Hierdoor wordt het laatste stuk van het leven mogelijk zwaarder dan zonder behandeling. Afbeelding: Banksy Verlies van hoop of verlangen ernaar binnen handbereik Niet beter kunnen maken betekent niet niets meer kunnen. Sterker nog, je kunt heel veel doen om de kwaliteit van leven zo goed mogelijk te houden. Waaronder dus het voorkómen van misverstanden over de gewenste zorgverlening in de laatste fase van het leven. De oplossing: praat op tijd met elkaar. Niet omdat de dingen moeilijk zijn, durven wij niet, maar omdat wij niet durven, zijn de dingen moeilijk – Seneca (Romeins filosoof, staatsman en toneelschrijver 5 v.C.-65 n.C.) Maar praten over de laatste levensfase is niet makkelijk. Zowel patiënten als dokters vinden het vaak een moeilijk onderwerp, het kost tijd en beiden vertonen ontwijkend gedrag. Vaak komen verdriet, angst en zorgen naar voren en daar hebben we het liever niet over. Door niet te praten, 2e uitgave 2021 bestaat de kans dat het laatste stuk van het leven er anders uitziet dan gewenst is en dat kan ook anders. Dat vraagt om dappere dokters die durven iets niet te doen. Die de moed hebben om te zeggen, we kunnen ook niets doen. Die het gesprek hierover durven aan te gaan. Die uit de behandelmodus kunnen stappen en stilstaan en de tijd nemen om samen met de patiënt en zijn of haar naasten te praten over wat wel en wat niet. Een investering in tijd voor deze gesprekken kan veel leed besparen. Wat is nou echt belangrijk? “All we have to do decide is what to do with the time that is given us.” - Gandalf (J.R.R. Tolkien) Ik hoorde laatst deze treffende uitspraak in een podcast op weg naar huis. Dat geldt voor de patiënt, maar dus ook voor de dokter. Waar besteed jij jouw kostbare tijd aan? In de leer Het ultieme leren DOOR RAISSA DERCKX, TWEEDEJAARS AIOS HUISARTSOPLEIDING ‘Het lukt ons altijd!’. De HAB lachte hard en de groep lachte met haar mee. ‘Het was maar iets kleins’, glimlachte de aios, ‘maar we hebben er iets groots van weten te maken.’ . Mijn collega vertelde over een baby’tje dat plots ernstig ziek was geworden ondanks dat het die middag nog volstrekt gezond leek. Het was kantje boord geweest en de aios was geschrokken. Begrijpelijk. Onze les: kinderen zijn onvoorspelbaar in hun ziekte. En casus als deze mogen je best raken. ‘We hadden er weer iets groots van gemaakt’, zei ze. Is dat zo? Ik vond het nogal een ervaring, maar de aios die het inbracht, had het omwille van de tijd aanvankelijk nog achterwege willen laten. Het leek haar iets kleins. Het doet me denken aan supervisie. Je deelt in een begeleide groep van vier personen iets wat je hebt meegemaakt en beoogt daar je leerervaring uit te halen. Als serieuze en goed opgevoede aios reflecteer je uiteraard netjes op voorhand: wat deed ik en waarom, wat deed de ander, wat was feit en wat was invulling? Daarna leg je, zoals het hoort, een vraag voor aan de groep en maak je de cirkel rond. Maar dat is slechts het begin, en daar wil ik eigenlijk naartoe. De supervisor ziet vaak heel andere dingen dan jij in je verhaal – en je groepsgenoten ook overigens. De supervisor stelt je vragen. Waar komt die gedachte vandaan? Doen alle mensen het zo? Om je vervolgens te realiseren dat je ouders door het harde werken ’s avonds steevast na het eten in slaap sukkelden; dat je bedenkt dat je je in de regel ook kapot werkt en dat, hoewel lucratief, deze strategie je ook veel kost; en dat de verrassende opmerking van de supervisor of dat nog een zinvolle copingstrategie voor je is in je huidige situatie misschien best hout snijdt... Even terug naar de rode lijn. Al die groepspsychotherapie light bij supervisie – en af en toe bij Leren van Ervaringen – doet een mens echt goed. Want juist door dit soort kwetsbare en open besprekingen van situaties, momenten van twijfel en angsten kom je erachter dat (1) je geen idee hebt waar veel van je automatismen en overtuigingen op berusten en (2) dat anderen in je groep hetzelfde hebben. Wat voor jou overduidelijke denkfouten zijn bij anderen, zijn voor hen vaak blinde vlekken, en vice versa. En het feit dat anderen het ook hebben, daarnaast nog empathie voor je tonen, helpt je om je eigen zwaktes te accepteren en er daadwerkelijk iets mee te doen. Zulke discussies zijn wat mij betreft een van de meest waardevolle bijdrages van de huisartsopleiding. Ik geloof dat ik er een beter mens van word. Mijn boodschap (of wens): deel met elkaar wat je meemaakt. En dat wens ik ook voor de afgestudeerde huisartsen, wetenschappers en medewerkers van de huisartsopleiding. Deel vooral wat je lastig vindt, beangstigend, frustrerend of beschamend. Ook al weet je niet zeker of het de moeite waard is voor de ander. Voor mij is dat het ultieme leren. 25 op één lijn 69
Pagina 26
op één lijn 69 2e uitgave 2021 Uit het hoofd Kwaliteitsbeleid DOOR MATTHIJS LIMPENS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Ik had me voorgenomen om het in mijn bijdrage aan deze ‘Op één lijn’ niet over corona te hebben. Nu ik dit schrijf is er weer een persconferentie geweest, hebben we de opleiders tweedaagse in een online variant laten doorgaan en houd ik mijn hart vast voor wat nog komen gaat. Waar ik het wel over wil hebben is iets heel anders: kwaliteitsbeleid. De tegenwoordige maatschappelijke tendens is erg gericht op het hebben van een kwaliteitscyclus. Veel maatschappelijke organisaties hebben NEN of ISO-certificering in hun reclame-uitingen. De meeste huisartspraktijken hanteren een accreditatieprogramma (NPA, HAZO24, etc.). Zo kent de huisartsopleiding ook zijn kwaliteitscontroles. De RGS-erkenning werd altijd verleend aan het hoofd van de opleiding. Toen ik twee jaar geleden als hoofd aantrad, hield dat automatisch in dat er na 2 jaar een visitatie zou volgen. Afgelopen week bracht de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) in dat kader een bezoek aan onze opleiding. In de systematiek van de visitatie is inmiddels veel veranderd. De erkenning wordt niet meer verleend aan het hoofd, maar aan het instituut. Voorheen kwam de RGS vooral controleren of aan de regelgeving werd voldaan. Een nieuwe vereiste in deze regelgeving is het hebben van een kwaliteitsbeleid. En op de toetsing daarvan ligt nu vooral de nadruk. Ook kwam de RGS voorheen om de 5 jaar voor herregistratie. Nu kan de erkenning voor onbepaalde tijd afgegeven worden. Doel, inhoud en opzet GEAR Visie & kwaliteitsbeleid Doel GEAR GEAR, Gecombineerde Evaluatie- en AuditRonde is het landelijk kwaliteitsinstrument van de acht huisartsopleidingen in Nederland. Doel van GEAR is om als instituut samen met het auditteam te komen tot een analyse van de opleiding als basis voor verbetering. Met GEAR willen de opleidingen de kwaliteit van de opleidingen en de samenwerking bevorderen. Inhoud GEAR GEAR maakt gebruik van een indeling in vijf domeinen. Samen omvatten deze domeinen de meest relevante processen binnen de opleiding. De drie kerndomeinen ‘2. Curriculum’, ‘3. Leeromgeving’ en ‘4. Toetsing & Beoordeling’ komen elke auditronde aan de orde. De ondersteunende domeinen ‘1. Visie & Kwaliteitsbeleid’ en ‘5. Organisatie, Management & Medewerkers’ worden vanuit de gesprekken over de kern26 26 26 domeinen geaudit. ‘Academisch niveau’ is niet langer een apart domein binnen GEAR; de aandachtspunten zijn binnen de vijf domeinen geïntegreerd. Curriculum Leeromgeving ACADEMISCH NIVEAU Toetsing & beoordeling Daar komt bij dat ook de erkenning en het herregistreren van de huisartsopleiders en stage-opleiders is gewijzigd. Dit wordt tegenwoordig aan de opleidingsinstituten overgelaten. Een hele klus, want ook hierbij is het hebben van kwaliteitsbeleid van groot belang. De visitatie op 8 november verliep in een goede sfeer, de definitieve uitslag volgt begin volgend jaar. Dan zitten we weer vol in de voorbereiding van de volgende visitatie, die van de GEAR, de Gecombineerde Evaluatie en Audit Ronde van de opleidingsinstituten. Dit gezamenlijk ontwikkelde kwaliteitsinstrument van Huisartsopleiding Nederland wordt door de RGS als belangrijke kwaliteitsstandaard erkend. De domeinen waarop de opleiding in maart 2022 wordt beoordeeld zijn: Visie & Kwaliteitsbeleid, Curriculum, Leeromgeving, Toetsing & beoordeling, Organisatie & management (zie kader en afbeelding). Met de uitkomsten van deze twee grote audits gaan we natuurlijk aan de slag. We zijn al druk bezig met verbeterpunten. Inmiddels is een start gemaakt om de informatie aan startende aios te verbeteren en de onderwijsfaciliteiten in Maastricht en Eindhoven te vernieuwen. Denk hierbij aan inrichting van onderwijsruimtes en aan vernieuwen van ICT en schermen ten bate van het onderwijs. Organisatie, management & medewerkers Prijs voor beste proefschrift Catharina Pijls prijs voor Floor van den Brand DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Onderzoeker Floor van den Brand promoveerde in 2020 cum laude op een onderzoek naar het effect van een financiële beloning om (in groepsverband) te stoppen met roken. Dat bleek te werken. Ze kreeg daarvoor al de CAPHRI Societal Impact Award. Ze wint nu voor dit prachtige onderzoek de tweejaarlijkse prestigieuze Catharina Pijls Prijs voor het beste proefschrift. Met deze landelijke prijs wordt uitzonderlijk werk door wetenschappelijke onderzoekers op het gebied van de gezondheidswetenschappen bekroond met een prijs van 10.000 euro. Floor wint de prijs niet alleen voor haar proefschrift, maar ook voor haar persoonlijke inzet binnen en buiten het onderzoek. Op 18 november nam Floor, voorafgaand aan de Catharina Pijls lezing, de prijs in ontvangst. Catharina Pijls (1909-1993) was een Geleense apotheker en maatschappelijk zeer betrokken. De Stichting die haar naam draagt probeert het gedachtengoed van maatschappelijke relevantie blijvend te stimuleren. En, wat zei de dokter? Dit boek “En, wat zei de dokter? Theoretische onderbouwingen bij het praktische werk van de huisarts” van Arno Goudsmit is in september cadeau gedaan aan alle afstuderende aios. Arno was jarenlang docent aan de Huisartsopleiding en is sinds dit najaar met pensioen. Hij schreef een bijzonder boek voor huisartsen die zich verbazen over de verschillen tussen de theorie en de praktijk van hun vak, met als thema: wetenschapstheoretische verantwoording van complexiteit en hermeneutiek in de huisartsgeneeskunde. Het boek is te koop via Uitgeverij Gompel & Svacina, maar wij mogen 1 exemplaar weggeven aan een van onze lezers. Wil je hiervoor in aanmerking komen? Stuur dan een mailtje naar de redactie (op1lijn@maastrichtuniversity.nl). En geef aan waarom jij heel graag dit boek wil! Onder de leukste inzendingen verloten wij dan dit boek. 27 op één lijn 69
Pagina 30
op één lijn 69 2e uitgave 2021 Oud-aios: hoe vergaat het ze? Optimus huisarts DOOR RAMON OTTENHEIJM, KADERHUISARTS BEWEGINGSAPPARAAT Alweer 21 jaar geleden rondde ik de huisartsopleiding af. Nu, net de 50 jaar gepasseerd, werk ik niet meer in een huisartspraktijk. Inspirerende collega’s, passie en dromen zorgden ervoor dat ik een ander werkveld koos, eigenlijk zelf creëerde; dat van een huisarts die zich specialiseerde in het bewegingsapparaat (kaderhuisarts bewegingsapparaat) en musculoskeletale echografie. Tijdens mijn geneeskunde studie bleef mijn eerdere bijzondere interesse in sport en bewegen bestaan. Keuzestages besteedde ik aan orthopedie en sportgeneeskunde en in een tussenjaar deed ik onderzoek bij de vakgroep Humane Biologie. Maar, tijdens het coschap huisartsgeneeskunde vielen alle puzzelstukje op de juiste plaats. Ik merkte dat het generalistisch werken en het dicht bij de mensen staan het beste bij me paste. De interesse in sport en bewegen bleef tijdens mijn huisartsopleiding in Maastricht bestaan. Enthousiast begon ik als jonge huisarts in Huisartspraktijk Geulle, een academische praktijk, met Job Metsemakers, Jean Muris en Paul Zwietering als bevlogen collega’s. Zij lieten me zien dat veel mogelijk is en via hen kreeg ik ook een aanstelling bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht. Eerst in het onderwijs, maar dat veranderde, waarover later meer. Het was mijn schouderblessure in 2007, ontstaan door het tennissen, die me in aanraking bracht met echografie. Mijn fysiotherapeut maakte een echo. Ik was meteen gegrepen. Wat waren de schouderstructuren goed te zien en wat begreep ik de pathologie ineens beter. Gesteund door mijn collega’s in de huisartspraktijk volgde ik een opleiding musculoskeletale echografie en samen kochten we een eerste echoapparaat. Wel leuk om te vermelden is dat ik tijdens mijn huisartsopleiding een keuzestage urologie deed en met echo’s meekeek. Ik weet nog dat ik destijds dacht: “dit is echt niets voor mij om te doen, wat lijkt me dat moeilijk”. In onze huisartspraktijk integreerden we de echografie in het diagnostisch proces en later ging ik ook echogeleide injecties zetten. In onze huisartsengroep Elsloo-Geulle bestond destijds al de wens om patiënten naar elkaar te verwijzen in plaats van naar het ziekenhuis. Zo zag ik de eerste patiënten van andere huisartsen. Inmiddels was ik bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde, onder supervisie van Geert-Jan Dinant en Rob de Bie, met 30 30 30 een promotietraject begonnen met als thema echografie bij schouderklachten. Een erg leerzaam en leuk traject dat zes jaar geleden werd afgerond met mijn proefschrift. Nog zoiets waarvan ik jaren geleden dacht dat ik het niet zou kunnen. Nog steeds doe ik onderzoek op dit gebied en verzorg er onderwijs over. In de tussentijd lukte het me ook om me als kaderhuisarts bewegingsapparaat te registreren bij het CHBB. Door een samenwerking met MCC Omnes in de Westelijke Mijnstreek, kreeg ik de wind in de rug. We ontwikkelden een innovatieve pilot gericht op substitutie van zorg, die drie jaar zou duren en door zorgverzekeraar CZ werd ondersteund. Er kwam een tarief voor horizontale verwijzing; patiënten met klachten van het bewegingsapparaat konden door de andere huisartsen uit mijn huisartsengroep naar mij worden verwezen voor een diagnostisch consult. De resultaten waren boven verwachting (Huisarts & Wetenschap 2019;7:53-55). Voortzetting van dit project was alleen mogelijk indien we deze zorg regionaal zouden gaan aanbieden. Daarmee werd het ondergebracht in het Anders Beter Centrum in Echt (Medisch Contact 2019;41:18-21). Ook Pluspunt Medisch Centrum, het anderhalvelijnscentrum van de huisartsen in de Oostelijke Mijnstreek, was geïnteresseerd in dit zorgaanbod. Ook daar hebben we het succesvol geïmplementeerd. Maar, daarmee creëerde ik wel een probleem; de combinatie van werken in mijn huisartspraktijk, werken als kaderhuisarts bewegingsapparaat in twee huisartsregio’s en mijn academische werk was niet meer te combineren. Na een periode van bezinning besloot ik eind 2019 te stoppen in mijn huisartspraktijk in Geulle, geen gemakkelijke keuze overigens, en mijn passie te volgen; het meer kunnen werken als kaderhuisarts bewegingsapparaat. Met veel plezier werk ik nog steeds bij het Anders Beter Centrum en Pluspunt MC. Van generalisme naar specialisme Maar, mede door de coronapandemie heb ik ook mijn grote droom kunnen verwezenlijken; een eigen kliniek voor beweegzorg. Samen met Ruud Gransier, bewegingswetenschapper en arts maar ook zorgondernemer, heb ik Optimus Orthopedie opgezet. Een innovatief zelfstandig behandelcentrum orthopedie, waar we met een team alle patiënten samen zien (www.optimusorthopedie. nl). Ons team bestaat uit een orthopedisch chirurg, fysiotherapeut, beweeg- & voedingsdeskundige en mijzelf als kaderhuisarts en echografist. Daarmee brengen we de eersteen tweedelijn samen en begeleiden we de mensen weer terug naar de nulde lijn. Een kliniek voor mensen en door mensen. Wij leveren verzekerde zorg en zijn niet duurder dan een verwijzing naar het ziekenhuis. Inspirerende collega’s, passie en dromen hebben me tot hier gebracht; wie had dat kunnen denken, ik in ieder geval niet. Blijkbaar kan ik niet stil zitten, want ik ben ook docent echografie voor Sonoskills en bestuurslid van de NHGexpertgroep Het Beweegkader en de in oprichting zijnde expertgroep voor musculoskeletale echografie. Na al die jaren blijft bewegen dus letterlijk en figuurlijk mijn thema. Uit de praktijk gegrepen Een oude boom moet je niet verplaatsen DOOR JEROEN SMEETS, HUISARTSREDACTIELID Hij woonde achteraf in het dorp, in een zijweggetje. Hij woonde alleen, met zijn dieren. In een oude onderkomen boerderij, met zo’n schuur met een ingevallen dak. Zijn vrouw was al jaren geleden overleden en zijn medische voorgeschiedenis was langer dan de lijst van de lokale afhaalchinees. Hartproblemen, longproblemen, blaaskanker, reflux, diabetes, slecht zien, hypertensie, beginnende dementie en nog veel meer. Na een lelijke stoot aan een tafel bleek hij een open been te hebben, dat al een tijdje niet genas. Ik werd aan huis ontboden. Bij aankomst bleken er ganzen op het erf te lopen: waakganzen. Ik kon nog net op tijd binnenkomen, zonder aangevallen te worden. In de keuken, want dat was waar hij woonde, lag overal stof, een laag van wel 3 cm. Hij sliep in een stoel, naast de stoof. In zijn slaapkamer boven, sliepen de kippen. Het been was inderdaad open, al maanden. In verband met zijn slechte visus had hij het niet goed kunnen verbinden. Ik stelde voor de thuiszorg in te schakelen om het been te verzorgen, driemaal in de week. Daar moest hij even over nadenken. Na wat lichte druk van mijn kant ging hij akkoord. Na één dag werd ik gebeld door de thuiszorg, ze durfden niet naar binnen in verband met de waakganzen. Na overleg met de gemeente werden er dranghekken geplaatst tussen de voordeur en het hek van het erf. Twee dagen later belde de thuiszorg dat er tussen de kippen en de ganzen 31 ook ratten waren gesignaleerd. Meneer zelf, die wilde niet meer: “Laat me toch”. Na rijp beraad besloot de gemeente het erf en het huis te saneren. De ganzen? Nooit meer gezien. Het been genas niet. Uiteindelijk werd de man opgenomen in een verpleeghuis. Drie weken later overleed hij. op één lijn 69
Pagina 32
op één lijn 69 2e uitgave 2021 Equilibre Seks en opleiders gezocht DOOR GASTON PEEK EN MARIEKE KOOLS, OPLEIDERSCOÖRDINATOREN Yes, we kunnen eindelijk weer! Elkaar ontmoeten als ‘huisartsopleiding Maastricht’, tijdens onze tweedaagse voor huisarts- en stage-opleiders in Heeze. Althans, dat dachten we toen we tot de dag van tevoren de laatste puntjes op de i aan het zetten waren en Katrien de Bruijn haar auto vollaadde met materiaal. We hadden erg veel zin om op 3 en 4 november uitgebreid met elkaar over seks te gaan praten. Gastons voorganger Arie de Jong had de boel voor 2020 al in de steigers gezet samen met onze collega’s van Seks-HAG. De scenario’s met inschrijflimieten, halve zalen en hybride werkgroepjes via Zoom hadden we met veel vreugde al veel eerder de prullenbak in gegooid toen de anderhalvemeterregel eraf mocht. Seks en anderhalve meter afstand is sowieso een uitdagende combinatie. Timing is alles in deze tijd en wij hadden pech: op dinsdagavond besloten we, samen met het managementteam, op basis van het 1,5 meter advies in de persconferentie en berichten vanuit enkele zorggroepen de bijeenkomst af te zeggen. Gelukkig stelden onze collega’s zich flexibel en behulpzaam op, waardoor we er alsnog een mooie digitale eendaagse van maakten. Beide gastprekers, Peter Leusink en Ingrid Cadel, gaven genoeg stof tot discussie in de opleidersgroepen om goed met elkaar over seks te praten. Los van deze Coronaperikelen was het toch passen en meten geworden in Heeze. We zijn natuurlijk gegroeid (met 12 extra aios-opleidingsplaatsen vorig jaar), bijna uit onze voegen zelfs. Letterlijk, zoals laatst op de regionale terugkomdag van opleiders in Maastricht bleek, toen niet alle groepen standaard een tweede ruimte ter beschikking was voor hun intervisie. En figuurlijk, met een maar-net-passend aantal opleidingspraktijken om al onze aios onder te kunnen brengen. Met op sommige momenten geen enkele opleider vrij, houden wij ons hart vast bij een dreigende ontkoppeling. Jullie begrijpen het: we zijn druk in de weer met werving van opleidingspraktijken. Vooral in regio Zuid-Limburg zitten we te krap in ons jasje. Geografisch kun je zeggen dat het natuurlijk een beperkt gebied is waaruit je kunt putten. 32 32 32 Daarnaast is een veelgehoord geluid tegenwoordig dat veel huisartsen, en zeker praktijkhouders, zich overvraagd voelen. Een aios opleiden en alles wat daarbij komt kijken, wordt dan al snel teveel. Helaas werkt dit bij de aios ook een beeld in de hand, namelijk dat van een veel te belastend en dus onaantrekkelijk praktijkhouderschap. Of speelt er ook iets anders? We kijken natuurlijk als opleiding ‘mee in de keuken’ en daar is niet iedereen van gediend. Aan de andere kant wil je als huisarts de toekomst van je vak zekerstellen en is goede opvolging vinden in ieders belang. Juist de huisarts die nog 10 jaar voor pensioen zit, heeft een aios een schat aan ervaringskennis te bieden. Ook kan je zo veelal op een fijne manier een geschikte opvolger vinden. Daarnaast horen we van startende opleiders steevast terug dat ze zelf ook beter worden in hun consultvoering en bewuster van hun visie op het vak. Als je hiervoor open staat, maak je net zo’n mooie ontwikkeling door als de aios ieder jaar. Maar daar begint het wel mee: dat open staan. Het willen blijven leren, durven laten zien dat je nog zaken te leren hebt, hoe oud je ook bent. Ook daarin zijn onze huisartsopleiders een belangrijk rolmodel voor de aios. Naast de inhoud van het vak zelf (en hoe je dat organiseert zodat het voor jou werkt en plezier geeft), beschouwen we de pijler ‘leren-leren’ als een heel wezenlijke waarin onze opleiders het goede voorbeeld geven. We hopen dat we meer opleiders gaan vinden en doen ons best om huisartsen hiervoor te enthousiasmeren. Om dit enthousiasme aan te wakkeren streven we naar een opleiderscurriculum dat aansluit bij de leerwensen en verwachtingen van jullie als huisartsopleiders. Welke didactische leerwensen zijn er? Om beter aan te sluiten bij deze verwachtingen en wensen uit het veld, lanceerden we tijdens de eendaagse een enquête. Deze enquête hebben we overigens ook gedaan onder jaar 2 stage-opleiders, met een mooie respons van meer dan 60%. We spraken nu via zoom met elkaar over seksuele gezondheid, het grijze gebied en over didactische uitdagingen. Hopelijk praten we snel bij op een borrel over de toekomst van ons vak en van de huisartsenopleiding. Mochten jullie intussen collega’s ontmoeten, heb het dan eens over het opleiden en vraag ze of ze open staan voor een nieuwe impuls. Welbeschouwd geldt op ieder domein: je bent nooit te oud om te leren. Afscheid van Yvonne Guldemond ‘Waarom word je geen mondhygiëniste?’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE In coronatijd werd in beperkt gezelschap afscheid genomen van verschillende collega’s van de huisartsopleiding. Eén van hen was Yvonne Guldemond. Alleen kon zij er steeds niet bij aanwezig zijn. Een mooi excuus voor een uitgesteld afscheid na ruim 25 dienstjaren in combinatie met een afscheidsgesprek met Matthijs Limpens, hoofd van de Huisartsopleiding Maastricht. Op één Lijn was erbij. Na afloop werd geluncht met de staf. De titel komt uit de tijd dat Yvonne nog tandheelkunde in Nijmegen studeerde. Als een van de 13 vrouwelijke studenten (versus 90 mannen) werd haar deze vraag gesteld. Het was de tijd dat ze haar echtgenoot Frank Guldemond leerde kennen en de overstap maakte naar Geneeskunde. Een leuk coschap in Eindhoven bij huisarts Van der Rijdt gaf de doorslag: ze besloten samen voor het vak en een gezamenlijke toekomst te gaan. In het pre-internet tijdperk belde je rond naar verschillende gemeentes om demografische gegevens te verzamelen. Op die manier maakten ze een ‘witte vlekken’ kaart met potentiële vestigingsplaatsen en zo belandde het echtpaar in Ubachsberg. Het eerste praktijkpand was krap voor twee huisartsen, er was maar 1 spreekkamer en geen assistentie. Toen het gezin groeide, vertrok Yvonne naar de huisartsen Panhuysen en Hulshof in de regio Voerendaal, een kostenmaatschap op twee locaties. Eindelijk had ze een eigen spreekkamer. Intussen kwam ook de assistentie en kinderopvang op gang. In Voerendaal kwam ze als ‘maatje’ in aanraking met de opleiding. Via Paul Höppener, het toenmalige hoofd van de opleiding, kreeg ze haar eerste aanstelling als docent. Doel was het opzetten en uitvoeren van de CB-cursus voor externen en haio’s. Gelukkig vroeg in 1998 opleidingshoofd Yvonne van Leeuwen haar als coördinator voor de stages in Jaar 2, toen ELWP (Externe Leer Werk Periode) geheten. In 2000 kwam de vraag om ‘iets met de spoedzorg’ te gaan doen. Deze lijn bleek haar passie en daarmee verdween ze grotendeels uit het dagelijkse beeld in Maastricht. Ze was actief in landelijke projecten, waar veel partijen bij betrokken waren. De huisartsenposten zoals we die nu kennen, waren er nog niet. De financiering voor de opleiding van aios op de posten moest nog gezocht worden. De opleiding op de huisartsenpost kwam gaandeweg steeds meer in beeld bij alle huisartsopleidingen. Onder haar voorzitterschap werd de Leidraad Diensten ontwikkeld. Lokaal werd met het hoofd en de coördinator bedrijfsvoering Joost Dormans gekeken hoe het project ‘Aios op de HAP’ lokaal vorm kon krijgen. De knelpunten die toen werden voorzien, zijn er, volgens haar, nu nog. De HAP is als opleidingslocatie een lastige plek, zowel qua structuur en verantwoordelijkheid als qua financiering. Een aios zonder supervisie heeft geen goede en veilige leerplek. Na de opkomst van de zorggroepen werd Yvonne bestuurder van de Huisartsen Oostelijk Zuid-Limburg (HOZL). Landelijk was het een roerige tijd van acties en stakingen. In die periode werd de decentralisatie van de zorg naar gemeentes in gang gezet. Het werd de opmaat voor de ontwikkeling van de PROFclass: een post-specialistische opleiding voor huisartsen om zich te bekwamen in praktijkmanagement. Inmiddels is de PROFclass overgenomen door Schola Medica die de PROFclass nu door ontwikkelt voor de aios. Ook trots is ze op het succesvolle NHG-congres over Spoedzorg in Maastricht in 2013 waar zij voorzitter was van de wetenschappelijke commissie. Een ander mooi project dat ze deed is de ZWOP, de zelfstandige week op de post door aios. Het haalde zelfs de regionale kranten. Yvonne heeft vanuit een aanstelling bij de opleiding veel projectmatige rollen buiten de muren van het instituut vervuld. Ze voelt zich niet thuis in bureaucratische organisaties, maar wel binnen de trias praktijk-academie-bestuur. Haar bestuurlijke avonturen startten nadat haar vier kinderen het ouderlijk huis hadden verlaten. Ze is trots op hun praktijk die werd uitgebouwd tot een Medisch Eerstelijns Centrum voor het dorp. Pensionering is voor Yvonne geen reden om niets te doen. Dat bleek al na het stoppen met de praktijk en nu weer bij de universiteit. Yvonne houdt niet van stilzitten. Ze is inmiddels actief als toezichthouder bij een ziekenhuis en een zorggroep. Ook hier maakt ze gebruik van wat steeds de inspiratiebron was: haar praktijkervaringen als huisarts. Selectie uit Curriculum Vitae 1980-2017 Praktijkhouder Ubachsberg 1994-2020 Huisartsopleiding 1994-1998 Consultatiebureaucursus 1998-2001 ELWP-coördinator 2014-2020 Coördinator Diensten (opvolger: Simon Kleijkers) 2007-2012 Hoofd Projectbureau Aios op de HAP 2012-2016 Lid Raad van Bestuur Zorggroep OZL Heerlen 2016-2021 Programmaleider PROFclass 2019-heden Programmaleider Opleiding Spoedzorg Huisartsopleiding Nederland 33 op één lijn 69
Pagina 34
op één lijn 69 2e uitgave 2021 Voetbalwedstrijd AIOS tegen opleiders 2021 Het Van Gaal effect! DOOR GASTON PEEK, HUISARTSDOCENT Na een gemis van anderhalf jaar (en zonder de anderhalve meter) vond op 24 september jongstleden op de velden van Rooms-Katholieke Voetbal Vereniging Wilskracht Doet Zegevieren te Bocholtz eindelijk weer het jaarlijkse voetbaltreffen tussen huisartsen-in-opleiding en hun opleiders plaats. Dit onder toeziend oog van tientallen supporters. En om maar meteen met de deur in huis te vallen…: eindelijk weer een overwinning voor de opleiders! Jaja u leest het goed, na een 4-0 voorsprong in de rust wonnen de AIOS weliswaar de tweede helft met 2-1, maar het scorebord liet na 60 minuten voetballen toch echt een 5-2 overwinning voor ‘de oude rotten’ zien. Alhoewel, oude rotten. Noem het gerust een goed mengsel tussen ervaring (denk aan keeper Van den Brand, ‘slopers’ Sander Jongschaap en Koen Vanwersch achterin, dirigent op het middenveld Micha Lutgens, maar ook vliegende vleugelspitsen Simon Kleijkers en Freek Leenders) en verjongd talent. Zo mochten Paul Roos, Roel Smeijsters, Denny Maessen en Maikel Moonen debuteren en hun haasje* ophalen. En dit harde werk van het scoutingsapparaat wierp direct zijn vruchten af want drie van de vier debutanten wisten ook te scoren! Los van verjonging was er ook het ‘Van Gaal effect’. Want na meerdere nederlagen op een rij móest er verandering plaatsvinden. Wegens wanprestaties werd oud-coach Marieke Kools gedegradeerd tot mascotte en werd een trainer aangesteld met veel meer (voetbal)ervaring: Matthijs Limpens, hoofd van onze opleiding Daarnaast is de staf enkele weken voorafgaand aan deze wedstrijd op trainingskamp geweest in Italië om het catenaccio eens goed te bestuderen. Hangen voor de eigen goal, uitbreken op snelheid. Dit bleek de juiste speelstijl tegen de jeugdige AIOS. Met name in de eerste helft konden ze geen antwoord vinden op de speelwijze van de opleiders. De kopjes gingen omlaag na een prachtige 2-0: bal veroverd op eigen helft door Coen Bruijns, via Micha Lutgens gekaatst naar buiten op Freek Leenders, voorzet op maat en ingekopt in de kruising door ondergetekende. Een counter volgens het boekje, de coach keek tevreden. Wegens uitstekend keeperswerk aan de kant van de jonge collega’s viel de score in de eerste helft nog laag uit. Het moet hebben gebulderd in de kleedkamer van de AIOS, want in de tweede helft waren ze de betere partij. De opleiders werden ook wat overmoedig. Zo ging keeper Stephan opeens meevoetballen in de spits. Dit leidde tot twee uitstekende doelpunten van de AIOS, een comeback hing in de lucht maar opnieuw een goed uitgespeelde counter maakte een einde aan deze wederopstanding. Zo konden de opleiders na vier jaar eindelijk weer de felbegeerde bokaal omhooghouden. Al duurde dit moment van euforie maar kort, want tijdens de derde helft is de bokaal alweer uit handen van de opleiders ontfutseld. Ook dit lijkt een traditie te worden. Een derde helft die overigens ruim gewonnen werd door onze jonge collega’s… En de re-match? Die vindt hopelijk in het voorjaar van 2022 plaats! * Iedere speler die zijn debuut maakt in het Nederlands elftal ontvangt een haasje. Dit speldje is een bijzondere onderscheiding, want sinds 1905 zijn er slechts 761 voetballers in Nederland die zo’n haasje hebben gekregen. De oorsprong van deze traditie lijkt te liggen in de jaren twintig van de vorige eeuw. Ergens in deze periode wordt begonnen met het uitreiken van het haasje. Waarom het speldje een haasje heet is onduidelijk, maar heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de meer ervaren spelers van Oranje niet met de oude mascotte, een pluchen konijn, het veld op wilden lopen. Vaak werd die klus toebedeeld aan een speler die nog geen of de minste interlands had gespeeld en aldus 'het haasje’ was. 34 34 34 op één lijn 69 Moreel dilemma Wils(on)bekwaamheid: wie het weet, mag het zeggen DOOR NATHALIE NOTERMANS, HUISARTS, MA PHILOSOPHY, BIO-ETHICS & HEALTH Dat wilsbekwaamheid in de praktijk lastig is, blijkt maar weer uit het artikel over tuchtrecht in Medisch Contact, “26ste klacht over psychiatrische diagnose maakt patiënt niet wilsonbekwaam”.1 In de betreffende casus verschillen het regionaal en centraal Tuchtcollege van mening of klaagster wilsbekwaam is ten aanzien van het indienen van een klacht. Maakt het onder curatele staan patiënte niet überhaupt wilsonbekwaam? Een bekende valkuil bij wilsbekwaamheid is óf patiënten ‘als geheel’ of ‘totaal’ wilsonbekwaam te zien op het moment dat zij onder curatele staan óf wanneer er een diagnose is gesteld die (mogelijk) invloed heeft op het beoordelingsvermogen. De crux bij wilsbekwaamheid zit hem echter in het feit, dat het altijd gaat om een specifieke beslissing in een specifieke context. Daarnaast kan het zomaar zijn dat een patiënt tijdelijk wilsonbekwaam is ten aanzien van zijn behandeling of ziekte, maar dat dit na behandelen van onderliggend lijden (delier, intoxicatie, psychose) weer herstelt. Het beoordelen van wilsbekwaamheid gebeurt in de dagelijkse praktijk eigenlijk altijd impliciet. In feite is het een uitgebreide versie van de informed consent, iets wat bij elke behandeling verplicht is volgens de WGBO. Pas op het moment dat een bepaalde beslissing van een patiënt vergaande gevolgen heeft, schadelijk is, of als er aanwijzingen zijn dat een patiënt de gevolgen van een ingreep of besluit niet kan overzien, is een expliciete beoordeling noodzakelijk. Dit beoordelen hoeft, in tegenstelling tot wat veel artsen denken, niet te gebeuren door een psychiater. Juist de behandelend arts kan deze beoordeling doen, want die kan veel beter de voor- en nadelen van een bepaalde ingreep overzien. De beoordeling zelf hoeft echt geen uren te duren. Volgens psychiaters Irma Hein en Adger Hondius volstaat ‘minstens een kwartier’.2 Tijdens de beoordeling let je op vier criteria: 1. Begrijpt de patiënt alle relevante informatie? 2. Kan de patiënt over de gevolgen redeneren? 3. Kan de patiënt de informatie toepassen op de eigen situatie? 4. Maakt de patiënt een consistente keuze? Om de beoordeling makkelijker te maken is er een stappenplan ontwikkeld, de McCAT.3 Een leerartikel van het NTVG gaat hier uitgebreider op in.4 1 Medisch contact 2 https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/ wilsbekwaamheid-is-geen-vaste-toestand.htm 3 MacCat – Mac Arthur Competence Assesment tool. Een uitgebreide checklist is te vinden op www.artsennet.nl en in Knuiman (2006). Bron: Tabel 2 uit Vinkers CH, van de Kraats GB, Biesaart M, et al. Is mijn patiënt wilsbekwaam? volg de leidraad. Ned Tijdschr Geneeskd 2014;158:A7229. 4 Wilsbekwaamheid beoordelen, Irma M. Hein, C. (Kees) Blankman, Astrid Vellinga en Adger J.K. Hondius, NTVG 09-2019 In theorie is het dus heel eenvoudig: zolang de patiënt het met je eens is hoef je je nergens druk om te maken. Is hij of zij dat niet meer, dan laat je hem of haar in duidelijke bewoordingen uitleggen waarom een andere keuze gemaakt wordt. Lukt dat niet? Wilsonbekwaam! Kind kan de was doen, zou je denken. De praktijk is natuurlijk een stuk weerbarstiger. Hoe weet je nu echt of iemand het heeft begrepen? Hoeveel begrip over een moeilijke medische keuze kun je verwachten van iemand die niet medisch geschoold is? Is het toepassen van informatie op de eigen situatie puur rationeel, of laten we ons daarin leiden door emoties en eerdere ervaringen? Wanneer is een keuze consistent? Wanneer mag je terugkomen op je mening omdat je van gedachten bent veranderd? In hoeverre wordt iemand in zijn keuze gestuurd door de omgeving? Is er sprake van wilsonbekwaamheid of is er gewoon onenigheid in een familie? Is iemand vrij om een ‘slechte’ keuze te maken? Dat we vaak terughoudend zijn met het bespreken van wilsbekwaamheid is dus niet gek. Zeker omdat we dan voor nog meer vragen komen te staan. Wie bepaalt er dan? Wat kan de patiënt nog wel beslissen? En wat doet het met mijn artspatiënt relatie? Daarnaast zou je kunnen debatteren over de validiteit van de 4 criteria van wilsbekwaamheid, zoals opgesteld door Appelbaum en Grisso. In feite toets je hiermee de ‘beslisvaardigheid’ van een patiënt en dat zou tot een glijdende schaal kunnen leiden waarbij mensen die verbaal zwakker zijn wellicht onterecht als wilsonbekwaam worden gezien. Uiteindelijk blijft het een inschatting van de beoordelaar of de patiënt in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. Dit vraagt om méér dan alleen een checklist afvinken en de validiteit van de argumentatie checken. Het vraagt om échte verdieping in de betreffende patiënt, wat zijn belangen precies zijn en waarom het ene belang zoveel zwaarder weegt als het andere, zonder daar een inhoudelijk oordeel over geven. Tenslotte is spreken zilver, maar luisteren goud. 35

Op één lijn 68


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2600 exemplaren Hoofd-/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Jeroen Smeets, Eefje de Bont, Lisette Verheijen en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, SO’s in Limburg, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University, UM-210023 Fotografie pag 3 Loraine Bodewes pag 15 en 22 Johannes Timmermans Copyright © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Jean Muris Een heel warm applaus voor onze opleiders Clinici van het jaar 2019-2020 Stellen zich voor: Madeline Pikaar – HAB psychisch blok Eindhoven Femke Leenders – Douma – HAB jaar 1 Eindhoven Anne Wijtvliet – HAB Jaar 1 Eindhoven Henna Toppenberg – GW-er Jaar 1 Maastricht Sonaily Janga – Medewerker onderzoek Katrien Boots – Stagecoördinator Jaar 2 huisartsopleiding Simon Kleijkers – Coördinator diensten huisartsopleiding Nanda Wolfs – Coördinator ouderengeneeskunde Margot Franssen – HAB jaar 1 Maastricht Slapen als een oermens – Merijn van de Laar Onderzoek I-HARP: Tijdig signaleren van palliatieve zorgbehoeften bij hartfalen – Stephanie Ament en Ivo Kesler Ouderen met persoonlijkheidsstoornissen in de huisartsenpraktijk – Krystle Penders Örenäs studie. Tijdige diagnostiek van kanker – Geert-Jan Dinant OOK en de Witte Raven. Alleen de griep? – Paul Höppener en Tonnie van Kessel Subsidie Innovatiefonds maakt vernieuwing mogelijk – Niels Beurskens, Mark Spigt & Jesse Janssen Coachen van zelfsturen leren binnen de huisartsopleiding – Angelique Timmerman NHG wetenschapsdag – Loes van Bokhoven en Niels Beurskens Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals RNFM Ontwikkelingen in 2020 WESP-en Behandellast meten bij patiënten met multimorbiditeit – Loes Engels 20 Voorspellen psychologische factoren het herstel van schouderklachten? – Pim den Boer 20 De invloed van de praktijksetting op klinische medicatie beoordelingen door huisartsen – Maaike Bakker 21 Houding en ervaring van huisartsen met klinische medicatiebeoordelingen – Juul Hoevers Opleiding Ouderengeneeskunde Op naar jaar 2 – Babette Doorn In de leer – Charlotte Coopmans Huisartsopleiding ‘Doe maar normaal dan doe je gek genoeg’ – Matthijs Limpens Oud aios: hoe vergaat het ze als? – Marleen de Kooning Equilibre: Kijken naar de Jenga torens… – Gaston Peek en Marieke Kools Uit de praktijk gegrepen. Check check dubbel check – Jeroen Smeets Pieter van der Heijden: een oude rot in het vak zwaait af – Marieke Kools Oud aios: hoe vergaat het ze? – Johan Evers Moreel dilemma: gedwongen anticonceptie – Nathalie Notermans Rite de passage – Arie de Jong 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 3 4 5 5 6 6 6 7 7 7 8 8 8 9 10 12 13 14 15 15 16 18 19 2 2 Van de redactie Geen nieuws is goed nieuws Dit mooie oude spreekwoord raakte in onbruik sinds de komst van mobiele telefoons en internet. Ineens wisten we altijd waar de ander was. Zo niet, dan belde je even om de ander te vragen ‘waar ben je nu?’. Het antwoord maakte geen bal uit. Het ging erom dat je het kon weten. Je kan alles weten. En we weten ook alles. Althans, dat denken we. Er is vaak geen nieuws meer. We worden overspoeld met nieuws. We worden murw. Het tussentijdse avontuur dat je voorheen had tussen afscheid en weerzien, dat is nu een continue ‘spoiler’. Mensen hebben wel avontuurtjes, maar dat is weer een ander verhaal. Dit blad verschijnt nu voor de 68e keer. Er was altijd voldoende ‘nieuws’ en informatie. Zelfs voor geduldig papier. Er waren altijd foto’s die speciaal voor het blad gemaakt werden. De laatste keer was de kaft met mondkapjes vooral grappig bedoeld, maar eerlijk gezegd: veel meer was er ook niet. En nu zien we vooral kiekjes van zoomevenementen, alsof we die schermen nog niet genoeg gezien hebben! Deze keer op de kaft, in de Tree of life, de namen van onze recent afgestudeerde huisartsen. Gefeliciteerd allemaal! En u ook, met uw nieuwe collega's. Al is misschien niet alles even beeldig, we hebben wel veel inhoud. Maar liefst 9 nieuwe medewerkers stellen zich voor. Geen leuke start op de nieuwe ‘werkplek’, maar we denken dat het wel goed gaat komen in de toekomst. Docenten zullen we altijd blijven werven, op verschillende plekken, voor verschillende rollen en in verschillende regio’s. Voor geneeskunde, huisartsgeneeskunde en ouderengeneeskunde. Voor promovendi zijn er ook geregeld vacatures. We werven steeds vaker via de sociale kanalen. Stephanie Ament beschrijft een eindrapportage over het I-HARP project over palliatieve zorg bij hartfalen. In dit artikel komen Ivo Kesler (huisarts) en Daisy Janssen (SO) ook aan het woord. Krystle Penders, psycholoog, zou promoveren op persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen. Haar proefschrift is klaar, het feest houdt ze nog tegoed. Vier WESP-en beschrijven de uitkomsten van hun wetenschapsstage van 18 weken. Helaas omvat de gebruikelijke ‘Heel HAG bakt’ geen spacecake, dus die gezelligheid hebben zij, naast het samenwerken op de WESP-kamer, moeten missen. Verder een update vanuit de ouderengeneeskunde, de opleiding tot SO. Weinig nieuws, maar wel goed nieuws. Charlotte Coopmans, aios in opleiding tot SO, is de nieuwe aios columnist voor de rubriek ‘In de leer’. Twee oud-aios van de huisartsopleiding, Marleen Kooning en Johan Evers, vertellen wat zij nu doen en hoe het met ze gaat. Ook het hoofd van de huisartsopleiding haalt een mooi oud gezegde van stal en vraagt zich dingen af die voorheen anders waren. En dan twee frisse smoelen op onze website www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl: van aios Charlotte van der Velden en AIOTHO Michelle Verheijden. Zij zijn de nieuwe ‘promoteamers’ voor de online community. Gelukkig was die community er al, het hielp ons in de communicatie en de werving. Nieuw redactielid Jeroen Smeets, ook actief op de socials, probeert een nieuwe rol uit: die van columnist. Verder een innovatieproject door Angelique Timmermans en behaalde subsidiegelden voor wetenschapsonderwijs in de huisartsopleiding. De Witte Raven haalden een oude casus van stal: weet u de diagnose? Meer Bruikbare Wetenschap van Jochen Cals, kort nieuws vanuit het RNFM en een verslag van de NHG wetenschapsdag, in de vorm van een tweedaagse webinar. Nog een ‘nieuw’ gezicht: Gaston Peek. Hij volgt Arie de Jong op in diens rol als HAO-coördinator. De Gezondheidsrechtelijke kwesties van Arie zijn klaar. Gelukkig heeft hij in Nathalie Notermans een waardige opvolger met haar rubriek Moreel Beraad. Arie zelf is onvervangbaar. Graag hadden we hem nog een paar maanden fulltime aan het werk ‘gezien’, zoals leek afgesproken. Dat werd hem niet gegund. De rite de passage werd roet in de passage. Lees zijn afscheidsartikel. Wie we wel glansrijk konden uitzwaaien, is opleider Pieter van der Heijden, een echt Alfa-mannetje. Marieke Kools zocht hem op voor een interview. We gaan van de lente genieten, werken tussen de vrije dagen door en dromen van een zomervakantie als ware het een Fata Morgana…. Geen nieuws in de zomer, is goed nieuws. Dan zijn we op vakantie! Babette Doorn 3 op één lijn 68
Pagina 4
op één lijn 68 1 e uitgave 2021 Van de voorzitter Hoe komen we sterker uit de crisis? DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Limburg is qua besmettingen en dodental samen met Noord-Brabant het hardste getroffen door het nieuwe virus. Met name Zuid-Limburg scoorde voor de coronacrisis ook al slecht op het gebied van gezondheid. In vergelijking met andere regio's in Nederland, maar bijvoorbeeld ook met Noord-Limburg, leven inwoners van Zuid-Limburg gemiddeld 4,5 jaar minder in goede gezondheid. Bij organisaties zoals het Centraal Planbureau (CPB), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) ontbreekt vaak de regionale insteek. En worden de Limburgse regio’s eenduidig geformuleerd en wordt ook rekening gehouden met de Euregio? Wat zeggen de cijfers voor Limburg, als je niet weet hoe het ervoor staat net over de grens in Duitsland en België? Ook is duidelijk dat het volume aan professionele zorg in Limburg toeneemt. Te vaak hebben we in de zorg last van perverse prikkels, zijn onderlinge verantwoordelijkheden onvoldoende duidelijk en zijn investeringen in preventie marginaal en incidenteel. De postcode bepaalt te zeer of je een kansrijke start in het leven hebt, of je van een dubbeltje een kwartje kunt worden en wat je levensverwachting is. Onze regio werkt hard aan een dubbele opgave: het organiseren van toekomstbestendige gezondheidszorg én dat in een regio met hardnekkige gezondheidsachterstanden en een toenemende kansenongelijkheid. De focus op de acute, curatieve zorg heeft veel aandacht. De grootste opgave daarbuiten: in de samenleving, in de woonomgeving van mensen. Daar waar de meeste zorg vaak langdurend wordt geboden en waar het grootste potentieel ligt om zorg te voorkomen of te reduceren en de kwaliteit van leven te verhogen. Dit impliceert dat preventie en solidariteit voor zover professioneel en systemisch ondersteund dicht bij het dagelijkse leven van mensen gebracht moet worden. In onze regio werken belangrijke partners uit de wereld van onderzoek, beleid en praktijk stevig samen om de toekomst van de regio Zuid-Limburg te verbeteren. Dat vraagt bijvoorbeeld om nog nadrukkelijker te investeren in sterke basisvoorzieningen zoals een Gezonde Basisschool van de Toekomst. Of in het investeren in een kansrijke start voor meer kinderen en het bevorderen van zelfregie passend bij Positieve Gezondheid. 4 4 4 Naast het bundelen van regionale kennis om Limburg sterker uit de crisis te laten komen vind ik het ook belangrijk om bijvoorbeeld aan te sluiten bij Brainport Eindhoven. Omdat de Huisartsopleiding een tweede opleidingslocatie heeft in Eindhoven merken we het grote verschil met Brabant. Door een spil in de wijk (bijvoorbeeld het wijkteam of de huisarts) aan te wijzen en te bekostigen, die, waar nodig, de zorg voor kwetsbare inwoners coördineert, kan de weg naar de juiste zorg op de juiste plek sneller gevonden worden. Het is terecht dat in de kennis en innovatieagenda1 het volgende wordt opgepakt: • Minder sociaaleconomische gezondheidsverschillen Groepen mensen in onze regio leven jaren korter en in minder goede gezondheid dan andere groepen. Deze sociaaleconomische gezondheidsverschillen moeten verkleinen en de toekomstige generatie moet gezonder opgroeien dan de huidige. • Betere ondersteuning en zorg voor ouderen Steeds meer en steeds oudere mensen wonen n onze regio, en dat leidt tot een grotere en complexere zorgvraag. Tegelijkertijd is er tekort aan verplegend en verzorgend personeel. We willen dat ouderen zo lang als mogelijk thuis kunnen wonen met passende zorg en ondersteuning. We willen dat minder ouderen zich eenzaam voelen. En we willen mantelzorgers en burgerinitiatieven onderdeel laten zijn van de zorg. • Samenhang in aanbod van ondersteuning en zorg Kwetsbare patiënten, zoals chronisch zieken en jongeren met geestelijke problemen, kunnen vaak niet verwezen worden naar de juiste zorg. We willen meer samenhang in het aanbod van zorg en ondersteuning. We willen minder loketten voor zorg en ondersteuning en hierin samenwerken met zorgaanbieders, inkopers en burgers. • Beheersbare zorgkosten De kosten van de zorg nemen toe, voor de maatschappij en voor mensen individueel. We willen de zorg in onze regio betaalbaar houden. We willen kostenverhogende prikkels wegnemen en gepast gebruik van de zorg bevorderen. 1 www.gezonderegio-zon.nl 1 e uitgave 2021 Een heel warm applaus voor onze opleiders DOOR LILIAN AARTS, NORA PAULKE EN JELLE STOFFERS, COSCHAPTEAM HUISARTSGENEESKUNDE Na de wij praktijk wij gev weg daarbij Aan kunnen van hebben met 360 studenten. trouwen dat lukken alle eneeskunde alle extra erd ten jonge Clinici van het jaar 2019-2020 Op donderdag 11 februari 2021 werden de winnaars van de Pulseverkiezing ‘Clinicus van het jaar’ over het afgelopen academisch jaar bekendgemaakt. De uitreiking was online. Voor beste werkplekbegeleider bij het coschap Huisartsgeneeskunde (NoordLimburg deed het zeer goed!) waren genomineerd: • Tanja van der Burgt (HAP Het Groene Kruis, Swalmen) • Bert Harms (HAP Centrum, Swalmen) • Dick Mooren (De Bres, Roermond) Bert Harms ging er met de hoofdprijs vandoor. Alle huisartsen ontvingen weer hoge cijfers van de coschapstudenten. Blijf meedoen aan het opleiden, juist nu, de studenten waarderen het enorm! Wie weet bent u volgend jaar een van de genomineerden? De genomineerden voor beste mentor in de master Geneeskunde waren: Kirstin Ponse (Gezondheidscentrum de Hofhoek in Maastricht), Nora Paulke (huisartspraktijk Gronsveld) en Laury de Jonge (vakgroep Huisartsgeneeskunde). Kirstin won de eerste prijs en mag een cheque van de Stichting Annadal besteden aan onderwijsdoelen. 5 op één lijn 68
Pagina 6
op één lijn 68 1 e uitgave 2021 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Madeline Pikaar HAB psychisch blok Eindhoven Onlangs ben ik begonnen als HAB in het psychisch blok in Eindhoven. Ik studeerde geneeskunde in Leiden en daarna volgde ik de huisartsopleiding in Nijmegen. Sinds 2002 ben ik huisarts, werkte vervolgens als HIDHA in verschillende huisartspraktijken en heb nu ruim 10 jaar met veel plezier een eigen praktijk binnen Medisch Centrum Aalst. Ik ben getrouwd met Feico Halbertsma en samen hebben we drie gezonde kinderen van 14, 16 en 18 jaar. We vinden het heerlijk om in onze vrije tijd in de buitenlucht op pad te zijn. Tijdens vakanties maken we graag met ons gezin bergtochten. Daarnaast hou ik van (klassieke-) muziek en speel ik altviool. Op het moment dat deze functie op mijn pad kwam, volgde ik een cursus ‘Outdoor medicine’. Deze cursus verschafte kennis over hoe je veilig je comfortzone kunt verlaten. De openingsdia begon met de tekst: ‘Leave your comfort zone and magic things can happen’. Ik ben van mening dat GGZwerk binnen het huisartsenvak veel van deze uitspraak weg heeft. Patiënten vertellen je soms ongemakkelijke zaken, consulten komen vaak onverwacht en je belandt regelmatig in rare situaties. Misschien geeft het juist daarom extra veel voldoening als je een patiënt goed hebt kunnen helpen. Ik zie ernaar uit om aan aios de hiervoor benodigde kennis en enthousiasme over te dragen! Femke Leenders-Douma HAB jaar 1 Eindhoven Per 1 maart ben ik gestart als docent aan de huisartsopleiding Maastricht, locatie Eindhoven. Samen met Merijn van de Laar begeleid ik een eerstejaarsgroep. Ik ben inmiddels 16 jaar huisarts en heb onder andere langere tijd gewerkt in huisartsenpraktijk Helvoirt en de laatste jaren als vaste waarnemer in huisartsenpraktijk Hoge Vliert in Vught. Ik heb veel zin om op een andere manier met mijn vak bezig te zijn en aankomende collega's te begeleiden en 6 6 6 enthousiast te maken voor het mooie huisartsenvak! Zelf volgde ik mijn geneeskunde opleiding in Rotterdam en de huisartsopleiding in Utrecht. Met mijn man en zoon van 15 jaar woon ik in het buitengebied van Boxtel, dichtbij natuurgebied ‘de Kampina’. Ik vind het dan ook heerlijk om er met de hond mooie wandelingen te maken. Verder tennis ik en probeer ik enkele keren per week te hardlopen. Om de week volg ik Franse les; ik spreek de taal zeker niet vloeiend, maar vind het leuk om ermee bezig te zijn, naar Franse chansons te luisteren en de grammatica een beetje bij te spijkeren. Ik kijk uit naar een plezierige samenwerking bij de huisartsopleiding! Anne Wijtvliet HAB jaar 1 Eindhoven In maart begon ik als huisartsbegeleider jaar 1: een oude bekende bij de Universiteit Maastricht, waar ik zowel mijn basisopleiding als de huisartsopleiding volgde. Toch bleven mijn Brabantse roots trekken. Daardoor zal ik vooral te vinden zijn op Strijp-Z in Eindhoven. Ik vind het ontzettend leuk om op de plek waar ik met veel plezier ben opgeleid, nu zelf toekomstige huisartsen mag begeleiden. Samen met nieuwe collega’s en met collega’s die ik nog van mijn eigen opleidingstijd ken. Ik ben inmiddels 7 jaar huisarts in de regio Midden-Brabant als waarnemer in twee verschillende praktijken. Met heel veel plezier, maar het begon toch te kriebelen. Ik was toe aan een nieuwe uitdaging, een uitdaging die ik nu denk te hebben gevonden! Vorig jaar ging ik letterlijk terug naar mijn roots en woon ik in mijn geboorteplaats, Loon op Zand, in het huis waarin ik vroeger ben opgegroeid. Dit samen met mijn vriend Arjen en twee zoontjes: Morris van drie jaar en Teun van twee jaar oud. Ik kijk ernaar uit om jullie in levenden lijve te ontmoeten! 1 e uitgave 2021 Henna Toppenberg GW-er jaar 1 Maastricht Sinds juni vorig jaar ben ik in Maastricht als gedragswetenschapper verbonden aan de huisartsopleiding. Ondanks het vele thuiswerken merkte ik al gauw dat de sfeer bij HAG open en warm is, die me uitnodigt mezelf te zijn. Ik nam de docentenrol (GW) van Marieke Kools over en werd het maatje van Gaston Peek (HAB) in een eerstejaarsgroep, die al enkele maanden voor mijn komst gestart was. Door te zoeken, kijken, voelen en durven doen leerde ik -in lockdown- steeds meer mijn weg te vinden in het begeleiden van de aios. Begin maart ging ik samen met mijn nieuwe maatje (en nieuwe collega) Margot Franssen aan de slag in een nieuwe groep. Ik kijk ernaar uit deze aios te leren kennen en ze te zien ontwikkelen. Naast mijn werk bij de huisartsopleiding werk ik als zelfstandig therapeut in mijn eigen Praktijk voor Psychologie & Mindfulnes. Hier help ik kinderen, jongeren en volwassenen om psychotraumatische ervaringen te verwerken en beter om te gaan met hun eigen emoties en gedachten. De Universiteit Maastricht was al bekend werkterrein door mijn promotieonderzoek naar stigmatiseringsgedrag. Ook HAG was niet nieuw voor mij: ik werkte tijdelijk als wetenschappelijk projectcoördinator/postdoc onderzoeker, voor het project ‘De Gezonde Basisschool van de Toekomst’. Vrienden omschrijven mij als vrolijk, warmhartig, authentiek, sociaal, filosofisch en een beetje eigenzinnig. Ik geniet van samenzijn met mijn twee kinderen Samuel (10 jaar) en Elisa (7 jaar). Ook geniet ik van echt contact maken met anderen. Van wandelen in de natuur, een heerlijke gezonde maaltijd, inspirerende boeken, films en documentaires, van dansen, yoga en van mooie muziek. Graag stel ik mezelf kleine en grote levensvragen met als basisvraag ‘Wie of wat ben ik?’. Ik laat me inspireren. Door het leven zelf. Door te luisteren naar wat ik hoor, maar ook (of juist) naar de stilte achter het geluid, de stilte tussen woorden, de stilte in mijzelf. Door te zien en te doorzien, ook (of juist) datgene wat niet zo zichtbaar is. Door (het spel van het leven) te spelen. Opgaan in het spel, zonder te vergeten dat het een spel is. En door me te verwonderen, over het wonderbaarlijke alles. Sonaily Janga Medewerker onderzoek Ik ben Sonaily Janga en ik werk sinds een jaar bij de vakgroep als onderzoeksmedewerker voor het Gezonde Kindcentra van de Toekomst project (GKT), samen met Marla Hahnraths. En sinds 1 maart 2021 werk ik met Maartje Willeboordse aan het EIT Schools@Once project. 7 Ik studeerde Gezondheidswetenschappen in Maastricht en volgde daarna de Master Health Education and Promotion. Tijdens mijn bachelor werd me duidelijk hoe belangrijk ik preventie vind. Sindsdien ambieer ik het promoten van een gezonde leefstijl. Ik geloof in het promoten van een gezonde leefstijl, vooral bij kinderen. Ik ben dus erg blij dat ik meewerk aan deze twee geweldige projecten. Ik hou van koken, voor vrienden en familie en daarnaast experimenteer ik graag met gezonde en lekkere recepten. Daarnaast vind ik het leuk om te koken voor vrienden en familie. Dansen is mijn passie van kleins af aan. Ik hou ik ook van wandelen en kan erg genieten van de prachtige natuur in Maastricht en omgeving. Ik begon bij HAG precies twee weken voordat we vanwege Covid-19 gingen thuiswerken. Maar ik hoop dat we met z’n allen snel weer op DEB mogen zijn en dat ik mezelf daar in het echt mag introduceren. Tot dan! Katrien Boots Stagecoördinator jaar 2 huisartsopleiding Het papier dat op de deur van mijn werkkamer hangt, zou de oplettende lezer op de hoogte kunnen stellen van het feit dat ik in een zoomoverleg zit en daar graag stilte voor vraag. Aan de jumping jacks boven mijn hoofd te horen -het zouden ook burpees kunnen zijn, maar daar is de frequentie iets te hoog voor-, is mijn oudste zoon al met zijn sportprogramma begonnen zonder mijn papiertje te hebben gelezen. Als ik later op de dag, als de overleggen zijn afgerond, mijn wat koude werkkamer (lang leve een jaren 30-huis) verruil voor de warmere woonkamer, blijkt de kip met gestoomde groenten in de aangrenzende open keuken geduchte tegenstand te krijgen van de boterhammen met pindakaasen-hagelslag en de noedelsoep. De online lessen hebben duidelijk invloed op de culinaire ontwikkeling en de discussie over het concept ‘gezonde lunch’ van de jongens (18, 17 en 15). “Eh jongens, mag het iets zachter, ik probeer te werken hier...”. “Werken? Je bent toch niet in de praktijk?” Juist. Ik ben weer terug bij de opleiding en zal me even voorstellen: mijn naam is Katrien Boots, ik rondde in 2008 mijn huisartsopleiding af in Maastricht en heb sinds 2016 een praktijk in de Maastrichtse wijk de Heeg, waar ik samenwerk met Siamack Sabrkhany. Daarnaast werk ik sinds juli 2020 als stagecoördinator bij de huisartsopleiding. op één lijn 68
Pagina 8
op één lijn 68 1 e uitgave 2021 Simon Kleijkers Coördinator diensten huisartsopleiding hopen we gelijktijdig studenten te enthousiasmeren voor deze mooie specialisatie! Mijn naam is Simon Kleijkers en ben sinds 1 december 2020 coördinator diensten aan de huisartsopleiding te Maastricht. Als coördinator diensten ben ik de verbindende factor tussen de huisartsopleiding en de aangesloten huisartsenposten. Ik volgde zowel de geneeskundeopleiding als de huisartsopleiding in Maastricht. Inmiddels ben ik 5 jaar werkzaam als praktijkhoudend huisarts in het Gezondheidscentrum in Hoensbroek. Vorig jaar rondde ik de kaderopleiding Spoedzorg af. Vanaf mijn studententijd woon ik met veel plezier in Maastricht. Met mijn vriendin Kirsten ga ik graag wandelen en wielrennen. Ook ben ik lid van de Witte Raven, onder de actieve lezers zeker bekend van de casussen in dit tijdschrift. Nanda Wolfs Coördinator ouderengeneeskunde Mijn naam is Nanda Wolfs. Sinds februari ben ik een dagdeel per week als coördinator ouderengeneeskunde werkzaam binnen de vakgroep huisartsgeneeskunde. In 2016 ben ik bij de VOSON in Nijmegen afgestudeerd als specialist ouderengeneeskunde. Sindsdien werk ik bij Cicero Zorggroep op diverse locaties in Zuid-Limburg. Voorheen werkte ik als huisarts (2012, Huisartsopleiding Maastricht), maar uiteindelijk won de ouderengeneeskunde mijn hart! Mijn werkzaamheden zijn zeer divers. Ik ben zowel binnen het verpleeghuis als bij mensen thuis of in de huisartsenpraktijk te vinden (1e lijn). Specialist ouderengeneeskunde is een prachtig vak! Je wordt uitgedaagd om over grenzen heen te kijken. Het werk gaat verder dan de behandeling van een ziekte. Het welzijn van patiënten, in de breedst mogelijke zin van het woord, staat voorop. Met een multidisciplinair team zorg je ervoor dat een patiënt zo optimaal mogelijk kan functioneren binnen de aanwezige beperkingen. Maar je biedt ook begeleiding als het einde van het leven in zicht is. In dit werk gaat het echt om kwaliteit van leven, ook als de duur van dat leven nog maar kort is. Je wordt uitgedaagd om naar het totaalplaatje te kijken en inventief te zijn om datgene wat wél mogelijk is waar te maken. De liefde voor dit vak, maar ook de mogelijkheden en uitdagingen binnen het specialisme, wil ik graag met anderen, met name geneeskundestudenten, delen. Samen met collega Mathieu Prevoo, zal ik aan de slag gaan om de ouderengeneeskunde meer in te bedden binnen het basiscurriculum van de geneeskunde opleiding. En natuurlijk 8 8 8 En als ik niet werk? Dan ga ik graag samen met mijn echtgenoot en 2 mooie dochters (7 en 5 jaar) wandelen en fietsen door het Limburgse heuvelland. Daarnaast ben ik regelmatig te vinden op de tennisbaan, maar geniet ik ook van een avond op de bank met een mooi boek. Margot Franssen HAB jaar 1 Maastricht Mijn naam is Margot Franssen. Sinds 1 maart begeleid ik samen met Henna Toppenberg een AIOSgroep. Ik ben geboren in Breda en sinds de start van de opleiding Geneeskunde in 1998 woon ik in Maastricht. In 2008 rondde ik de huisartsopleiding, eveneens in Maastricht, af. Om nu terug te keren bij de opleiding als docent is voor mij een bijzondere en leuke ervaring. De afgelopen 10 jaar ben ik praktijkhouder geweest in de wijk Heer in Maastricht. In deze periode heb ik, onder andere, deel uitgemaakt van de werkgroep huisartsgeneeskunde GGZ. Eind 2020 stopte ik met de praktijk, een moeilijke maar bewuste keuze. Momenteel werk ik als waarnemend huisarts in wisselende praktijken in de regio en op de huisartsenpost. Dit geeft mij de flexibiliteit om deze nieuwe uitdaging in het onderwijs aan te gaan. Naast het HAB-schap ben ik COREdocent (consultvoering en reflectievaardigheden) voor jaar 3 in de basisopleiding Geneeskunde. Helaas maken Corona-maatregelen het veelal nog niet mogelijk elkaar fysiek te ontmoeten. Hopelijk kan dit wel weer in de loop van het jaar! 1 e uitgave 2021 ‘Slapen als een oermens’ Een praktisch boek voor patiënten met slapeloosheid en een hulpmiddel voor de huisarts MERIJN VAN DE LAAR, ADJUNCT-HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT EN SLAAPWETENSCHAPPER Slapeloosheid is een veel voorkomend probleem. Eén op de 5 mensen heeft last van inslaapproblemen, doorslaapproblemen en/of vroeg wakker worden. De huisarts wordt vaak geconfronteerd met de machteloosheid van de slapeloze en het is lastig om iets tastbaars te kunnen bieden in de spreekkamer. In het boek ‘Slapen als een oermens’ worden in begrijpelijke taal handvatten gegeven voor patiënten op weg naar een betere slaap zonder pillen. Het boek is gebaseerd op de gouden standaard in de aanpak voor langdurige slapeloosheid en volgt de principes van de cognitieve gedragstherapie voor insomnie (CGT-I). De effectiviteit van deze behandeling is zeer hoog. Zo beschrijven van Straten et al.1 in hun meta-analyse dat na CGT-I de ernst van de slapeloosheid sterk afnam en dat de kwaliteit van de slaap sterk toenam. Tijdens mijn promotieonderzoek kwam naar voren dat 83 procent van de mensen met primaire slapeloosheid na CGT-I geen klinisch relevante slaapproblemen meer had. Bij de mensen met bijkomende psychiatrische problematiek waren de behandeleffecten minder groot. Desondanks nam de tijd die ze nodig hadden om in slaap te komen af van ongeveer anderhalf uur tot drie kwartier en gaven zij aan gemiddeld een uur langer te slapen na therapie. Ook lieten zij significant minder somberheidsklachten zien.2 Een van de belangrijkste elementen van CGT-I is slaaprestrictie. Bij deze methode wordt de tijd in bed verkort tot de tijd die de patiënt daadwerkelijk denkt te slapen. Met gebruik van een slaapdagboek wordt de beginsituatie en de voortgang gemonitord. Uit onderzoek door Falloon3 (2015) blijkt dat huisartsen grote effecten kunnen behalen door deze behandelstrategie toe te passen. Patiënten die deze methode bij hun huisarts volgden hadden een 2.7 keer grotere kans om volledig van hun slapeloosheid af te komen. 1 Van Straten A, van der Zweerde T, Kleiboer A, Cuijpers P, Morin C, Lancee J. Cognitive and behavioral therapies in the treatment of insomnia: a meta-analysis. Sleep Medicine Reviews. 2018;38:3-16 2 Van de Laar M, Pevernagie D, van Mierlo P, Overeem S. Psychiatric comorbidity and aspects of cognitive coping negatively predict outcome in cognitive behavioral treatment of psychophysiological insomnia. Behavioral Sleep Medicine. 2015;13: 140-56. 3 Falloon K, Elley C, Fernando A, Lee A, Arroll B. Simplified sleep restriction for insomnia in general practice: a randomised controlled trial. The British Journal of General Practice. 2015;65:508-15. dr. Merijn van de Laar Verder hadden zij gemiddeld een betere slaapkwaliteit en minder last van vermoeidheid dan in de controlegroep. In de praktijk blijkt dat patiënten vaak willen weten waarom ze slecht slapen en meer grip willen krijgen op het probleem. Daarom gaat het boek ‘Slapen als een oermens’ net een stap verder. Het bespreekt hoe het standaard advies ‘Je moet 8 uur slapen’ een grote druk kan leggen op de slapeloze en waarom dit advies niet wetenschappelijk onderbouwd is. Verder plaatst het de slaapproblemen in een evolutionair perspectief en wordt uitgelegd hoe het komt dat de ene persoon slecht slaapt en de andere niet en wat je daaraan kan doen. Het geeft concrete handvatten voor de patiënt met slapeloosheid om weer meer grip kan krijgen op het slaapprobleem. Het biedt daarmee voor de huisarts een duidelijke ondersteuning in de begeleiding en behandeling van mensen met slapeloosheid. Slapen als een Wat de evolutie ons leert over een goede slaap 9 op één lijn 68 oermens
Pagina 10
op één lijn 68 1 e uitgave 2021 I-HARP Tijdig signaleren van palliatieve zorgbehoeften bij hartfalen DOOR STEPHANIE AMENT, POSTDOC ONDERZOEKER UM Vaak hebben mensen met gevorderd hartfalen palliatieve zorgbehoeften. Helaas worden deze niet of niet tijdig herkend. Het hulpmiddel I-HARP is ontwikkeld om zorgverleners te faciliteren bij het tijdig signaleren van deze zorgbehoeften bij patiënten met gevorderd hartfalen. Ook bevat het hulpmiddel adviezen over in te zetten interdisciplinaire zorg. Wat is er aan de hand? In 2019 waren 238.700 Nederlanders bekend met hartfalen (bron 1). Door innoverende behandelingen en de vergrijzing is de verwachting dat het aantal mensen met gevorderd hartfalen verder toeneemt. Hartfalen kan veel impact hebben op het welbevinden, niet alleen de patiënten zelf, maar ook voor hun naasten. De kwaliteit van leven is evenzeer beperkt als bij mensen met ongeneeslijke kanker. Palliatieve zorg kan veel voor mensen met gevorderd hartfalen betekenen. Uit onderzoek blijkt dat het kan leiden tot verbeterde patiëntenuitkomsten, kwaliteit van leven, documentatie van toekomstige zorgpreferenties en minder zorgkosten (bron 2). Toch ontvangen zij veel minder vaak palliatieve zorg dan, bijvoorbeeld, mensen met kanker. Het tijdig signaleren van palliatieve zorgbehoeften bij deze groep patiënten is meestal niet eenvoudig. Dit komt, onder andere, door de complexiteit van het hartfalen en omdat mensen met deze chronische aandoening het gevoel hebben dat er tijdens een consult niet veel te melden valt. De moeilijk in te schatten prognose maakt het extra ingewikkeld om het met de patiënt en de naasten over palliatieve zorg te hebben. Is het in het ziekenhuis al besproken? I-HARP biedt handvatten Om zorgverleners te helpen bij het tijdig en laagdrempelig signaleren van palliatieve zorgbehoeften bij mensen met gevorderd hartfalen hebben het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+) en het Radboud UMC een hulpmiddel voor zorgverleners ontwikkeld: I-HARP (Identificeren van patiënten met HARrtfalen met Palliatieve zorgbehoeften). Het hulpmiddel bestaat uit open voorbeeldvragen om het gesprek te starten, signaleringsvragen en optionele doorvraagsuggesties om palliatieve zorgbehoeften te herkennen en advies voor de zorgverlener over te ondernemen (interdisciplinaire) acties. Het hulpmiddel I-HARP is samen met mensen met gevorderd hartfalen, naasten, zorgverleners en experts ontwikkeld. Vooraf zijn de wensen van gebruikers zoals verpleegkundigen, huisartsen, praktijkondersteuners, specialisten ouderengeneeskunde en cardiologen in kaart gebracht. Het hulpmiddel moest laagdrempelig in gebruik zijn (juist bij mensen waarbij nog nooit over palliatieve zorg gesproken was), moest zich specifiek richten op hartfalen en moest ook aandacht hebben voor de naaste (bron 3). Het ontwikkelproces bestond uit focusgroepen, interviews, literatuuronderzoek, een co-creatiesessie en twee testfasen met verschillende feedbackrondes (bron 4). Gedurende het ontwikkelproces waren patiënten, naasten en zorgverleners die zorg verlenen aan mensen met gevorderd hartfalen betrokken. De laagdrempeligheid van de vragen is ook getoetst door Expertisecentrum Pharos. Deze patiënten zien vaak veel verschillende zorgverleners. I-HARP is daarom zo ontwikkeld, dat het door iedere zorgverlener en in iedere zorgsetting kan worden toegepast. Denk aan het ziekenhuis, de thuissituatie, het verpleeghuis en natuurlijk de huisartsenpraktijk. Voor zorgverleners en zorginstellingen die I-HARP willen implementeren in hun praktijk is er ook een I-HARP e-learning en workshop voor verpleegkundigen en praktijkondersteuners beschikbaar. Meerwaarde voor de huisartspraktijk Yvo Kesler is als kaderhuisarts palliatieve zorg werkzaam in de Maastrichtse huisartsenpraktijk Daalhof. Daarnaast is hij voorzitter van een van de Palliatieve Zorg Thuis (PaTz) groepen in Maastricht. Het doel van een PaTz-groep is om 10 10 10 op één lijn 68 vroegtijdig mensen met palliatieve zorgbehoeften in beeld te brengen zodat er op geanticipeerd kan worden. In de PaTzgroep zijn huisartsen, (wijk)verpleegkundigen en inhoudelijk deskundigen palliatieve zorg betrokken. “Het is vaak lastig om palliatieve zorgbehoeften bij hartfalen te herkennen. Vaak start je met de behandeling van de patiënt met hartfalen en beweeg je met ze mee: een beetje bumetanide erbij, wat bètablokkers toevoegen, soms eens insturen bij een decompensatie. Met de patiënt is vaak nog niet het gesprek aangegaan over de achteruitgang, terwijl het herkennen van de palliatieve fase uiterst belangrijk is. Dat laatste doen we te weinig!” Volgens Yvo is I-HARP een handig gespreksinstrument om dit gesprek aan te gaan. “Verschillende thema’s komen aan bod waaronder ook de mogelijke behandelbeperkingen. Daarnaast levert dit een gestructureerde aanpak op en weet je dus exact wat je al besproken hebt met de patiënt. Begin ook op tijd met advance care planning. I-HARP kan hier een handig hulpmiddel bij zijn.” Toepassing in de praktijk I-HARP is een hulpmiddel dat je als huisarts standaard kan inzetten bij mensen met toenemend hartfalen. “Door de toepassing van I-HARP krijg je de persoon met hartfalen beter in beeld, ken je de specifieke behoeftes, problemen en zorg je ervoor dat diegene langer stabiel blijft. Bij calamiteiten ben je beter op de hoogte van de specifieke zorgwensen.” De praktijkondersteuner heeft een belangrijke signalerende rol binnen de praktijkondersteuner zorg. Yvo: “De praktijkondersteuner is juist de schakel tussen de patiënt en huisarts. De praktijkondersteuner lijkt mij de aangewezen persoon om de palliatieve zorgbehoeften in kaart te brengen. Vaak bestaat er binnen de ketenzorg een DBC-hartfalen en I-HARP zou hier standaard deel van mogen uitmaken.” Binnen de PaTz-groep kan I-HARP helpen bij het herkennen van de palliatieve fase bij mensen met hartfalen. “Een wijkverpleegkundige kan toevallig iets signaleren en dat kan dan de aanleiding zijn om I-HARP af te nemen bij een patiënt. Buiten de PaTz-groep om kun je dan verder afstemmen met de overige zorgverleners wat het beste vervolg gaat zijn.” Overige informatie over PaTz kun je vinden op www.patz.nu Meerwaarde in het verpleeghuis Daisy Janssen, specialist ouderengeneeskunde en hoofdonderzoeker van het I-HARP project: “In het verpleeghuis zijn we vaak al bewust bezig met het integreren van palliatieve zorg met ziektegerichte behandeling en het tijdig herkennen van de laatste levensfase. Toch hebben we vaak te weinig oog voor de ziekte hartfalen, die zo frequent bij onze bewoners voorkomt. Vaak overschaduwt de reden voor opname de ziekte hartfalen die als comorbiditeit voorkomt, maar wel heel veel negatieve consequenties kan hebben voor de kwaliteit van leven. I-HARP kan helpen om oog te hebben voor de gevolgen van hartfalen bij onze bewoners.” Conclusie Het hulpmiddel I-HARP en de bijbehorende korte e-learning voor praktijkondersteuners en verpleegkundigen zijn te vinden op het landelijke kennisplatform over palliatieve zorg Palliaweb. Aanvullend aan de e-learning worden I-HARP workshops georganiseerd. De workshop wordt georganiseerd door de CIRO Academy en is ontwikkeld in samenwerking met het Expertisecentrum Palliatieve Zorg van het Maastricht UMC+. Meer info over de workshop: academy@ciro-horn.nl I-HARP is een project van de Universiteit Maastricht AWOZL, Maastricht Universitair Medisch Centrum+ (MUMC+), Radboud UMC en Harteraad. Het project is onderdeel van het ZonMw-programma ‘Palliantie. Meer dan zorg.’ De eigenaar van I-HARP is Expertisecentrum Palliatieve Zorg MUMC+. Meer info: Stephanie Ament, postdoc onderzoeker s.ament@maastrichtuniversity.nl Referenties 1) https://nederlandsehartregistratie.nl/ hartenvaatcijfers/ziektebeelden/hartfalen/ 2) Diop MS, Rudolph JL, Zimmerman KM, Richter MA, Skarf LM. Palliative Care Interventions for Patients with Heart Failure: A Systematic Review and MetaAnalysis. J Palliat Med. 2017 Jan;20(1):84-92. doi: 10.1089/jpm.2016.0330. 3) Janssen, D. J., Ament, S. M., Boyne, J., Schols, J. M., Rocca, H.-P. B.-L., Maessen, J. M., & van den Beukenvan Everdingen, M. H. (2020). Characteristics for a tool for timely identification of palliative needs in heart failure: The views of Dutch patients, their families and healthcare professionals. European Journal of Cardiovascular Nursing, 19(8), 711–720. https://doi.org/10.1177/1474515120918962 4) Ament SMC, van den Beuken-Everdingen M, Maessen JMC, Boyne J, Schols JMGA, Stoffers HEJH, Bellersen L, Brunner-La Rocca HP, Engels Y, Janssen DJA. Professionals guidance about palliative medicine in chronic heart failure: a mixed-method study. BMJ Support Palliat Care. 2020 Nov 26:bmjspcare-2020-002580. doi: 10.1136/ bmjspcare-2020-002580. 11
Pagina 12
op één lijn 68 1 e uitgave 2021 Promotie 24 juni 2021 Ouderen met persoonlijkheidsstoornissen in de huisartsenpraktijk DOOR KRYSTLE PENDERS, PSYCHOLOOG Stelling: De huisarts is de aangewezen persoon om persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen te signaleren. Op donderdag 24 juni 2021 om 12.00 uur verdedig ik mijn proefschrift “Detecting personality disorders in older adults in general practice. The evaluation and validation of the Gerontological Personality disorders Scale”. Oorspronkelijk stond deze ceremonie gepland op 21 januari jl. Door de toenmalige maatregelen (COVID-pandemie), waardoor promoties uitsluitend online konden plaatsvinden, werd ik in de gelegenheid gesteld om mijn verdediging te verplaatsen. Ik hoop dan ook dat ik hierdoor 10 jaar onderzoek alsnog mag afsluiten met een verdediging in de Minderbroedersberg met (enig) publiek. Ongeveer één op de acht zestigplussers in de algemene bevolking heeft een persoonlijkheidsstoornis. Deze personen hebben een star patroon van persoonlijkheidstrekken, waardoor ze onvoldoende in staat zijn hun gedrag aan te passen aan wisselende omstandigheden. Dit leidt tot problemen op meerdere belangrijke levensgebieden. Deze ouderen vormen een grote uitdaging voor de huisarts die, gezien zijn spilfunctie in de gezondheidszorg, veelvuldig met hen in contact komt. Ouderen met persoonlijkheidsproblematiek hebben een grote zorgconsumptie en er is geregeld sprake van een verstoorde arts-patiënt relatie, (in)directe behandelafwijzing, verminderd behandeleffect en relationele problemen. Door persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen al in de huisartsenpraktijk op te sporen, kan veelvuldig en onnodig medisch onderzoek voorkomen worden en kunnen gerichte behandelingen worden ingezet. Daarnaast kan de huisarts en/ of praktijkondersteuner zijn benadering beter afstemmen om interpersoonlijke conflicten zoveel mogelijk te voorkomen. Het faciliteert ook een meer gerichte doorverwijzing naar de (specialistische) GGZ, waar voortgezette diagnostiek en behandeling kan worden ingezet. Helaas wordt persoonlijkheidsproblematiek bij ouderen vaak niet als zodanig herkend wegens het gebrek aan geschikte instrumenten. In de hoop de huisarts en/of praktijkondersteuner een geschikt instrument voor de signalering van persoonlijkheidsproblematiek op latere leeftijd te kunnen bieden, onderzochten we de Gerontologische Persoonlijkheidsstoornissen Schaal (GPS) in de huisartsenpraktijk. We keken onder andere naar verschillende psychometrische eigenschappen en de praktische bruikbaarheid van zowel de zelfrapportage als informantversie (rapportage door anderen) van dit kort en leeftijdsspecifiek instrument. Ons onderzoek liet zien dat beide versies over een goede testhertest betrouwbaarheid beschikten, maar dat de interne consistentie beperkt was. De informantversie bleek beter in staat persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen op te sporen dan de zelfrapportage van de GPS. De overeenstemming tussen beide versies varieerde van matig tot goed, afhankelijk van welke informatie bevraagd werd. Informanten rapporteerden veelal meer pathologie dan de ouderen zelf. Twee van de in totaal 16 items (te weten ‘zorgen maken over eigen gezondheid’ en ‘bang zijn anderen te verliezen’) bleken minder toegankelijk voor informanten te zijn. Relationele aspecten zoals de aard en de kwaliteit van de relatie bleken geen rol te spelen in de mate overeenstemming tussen beide GPS-versies. ‘Aardigheid’ was wel van belang; lagere scores op aardigheid gingen gepaard met hogere informant-gerapporteerde GPS-scores, hetgeen meer persoonlijkheidsproblemen impliceert. Huisartsen en praktijkondersteuners gaven aan dat persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen een belangrijk thema binnen de huisartsenpraktijk is, waarbij ze behoefte hebben 12 12 12 1 e uitgave 2021 aan hulpmiddelen ter herkenning ervan. Zij waren positief over hun ervaring. Als pluspunten werden genoemd: de heldere en beknopte inleiding, de duidelijke en korte vragen, de eenvoudige, soepele en korte afname ervan. Het gebruik van de GPS maakte hen meer bewust van de problematiek en leidde tot verrassende nieuwe inzichten over de patiënten. Ook gaven de professionals aan dat gebruik van de GPS aanzette tot reflectie. Wel voelden ze enige terughoudendheid bij de afname van ‘intieme’ items over suïcide en seksualiteit, wat het gevolg leek te zijn van een gebrek aan kennis en expertise over persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen. Factoren als De Örenäs onderzoeksgroep Tijdige diagnostiek van kanker DOOR GEERT-JAN DINANT, HOOGLERAAR ONDERZOEK Iedere huisarts kent patiënten die zich bijvoorbeeld presenteren met een onschuldig bloedverlies, maar later toch darmkanker blijken te hebben. Of patiënten met een goedaardig voelend knobbeltje in de borst dat uiteindelijk maligne bleek te zijn. Daarnaast kent iedereen voorbeelden van patiënten bij wie pas in een laat stadium kanker werd gevonden omdat de benodigde diagnostiek niet eerder kon worden verricht; voorbeelden die in deze tijden van COVID-19 cynisch genoeg actueel zijn geworden. Niemand wil zoiets meemaken maar het gebeurt toch en het probleem houdt zich niet aan landsgrenzen. Deze en vergelijkbare ervaringen waren aanleiding voor een groep Europese huisartsen om in 2013 een groep op te richten die zich richt op onderzoek naar de tijdige diagnostiek van kanker door huisartsen in Europa. De groep werd vernoemd naar de plaats van oprichting: het prachtige slot Örenäs in Zweden. In de groep zijn 20 Europese landen en bijna evenveel talen vertegenwoordigd. De gedachte is dat huisartsen uit de deelnemende landen van elkaar kunnen leren hoe de tijdige diagnostiek van kanker verder verbeterd kan worden. Internationale verschillen op dit gebied zijn overigens groot. Zo werd geschat dat in het Verenigd Koninkrijk jaarlijks 6000-7000 mensen overlijden als gevolg van het relatief laat diagnosticeren van kanker. Maar er zijn ook landen waar de vijfjaarsoverleving aan kanker veel groter is, zoals in Finland en Oostenrijk. Nederland neemt daarbij een middenpositie in. Internationale verschillen worden deels verklaard door de mogelijkheid om patiënten snel te kunnen verwijzen (Denemarken is een positief voorbeeld), mogelijkheden van aanvullende diagnostiek door de huisarts, en de al of niet directe toegang (dus zonder verwijzing) tot tweedelijns zorg. In het verlengde daarvan is een goede communicatie tussen huisarts en ziekenhuisspecialist relevant. Daarnaast zijn patiënt-gerelateerde factoren belangrijk; het gaat dan om kennis van ziekte en gezondheid. Met veel interesse en plezier (hoewel dat laatste raar klinkt als het over kanker gaat) ben ik de vertegenwoordiger namens Nederland in de Örenäs studiegroep. Diverse huisartsen in Nederland hebben iets van ons werk gezien, onder andere toen ze door ons werden benaderd met de vraag om een enquête in te vullen over hun ervaringen met de diagnostiek van kanker. Onze zustervakgroepen in Leiden en Amsterdam hebben aan dat onderzoek belangrijk bijgedragen. Op dit moment loopt een kleiner vragenlijstonderzoek in onze eigen regio en er volgen beslist nog meer studies. De Örenäs onderzoeksgroep gaat geïnspireerd en vol energie door op de ingeslagen weg en laat beslist weer van zich horen. • Harris M, et al. Identifying important health system factors that influence primary care practitioners’ referrals for cancer suspicion: a European cross-sectional survey. BMJ Open 2018;8:e022904 • Harris M, et al. How European primary care practitioners think the timeliness of cancer diagnosis can be improved: a thematic analysis. BMJ Open 2019;9:e030169 • Harris M, et al. Primary care practitioners’ diagnostic action when the patient may have cancer: an exploratory vignette study in 20 European countries. BMJ Open 2020;10:e035678 gevalideerd zijn, de afname-indicatie evenals het ontvangen van scholing en training over deze problematiek op latere leeftijd en het gebruik van de GPS, faciliteren mogelijk het gebruik van de GPS binnen deze setting. Ouderen en informanten gaven aan dat de items duidelijk waren geformuleerd, begrijpelijk en niet vervelend of confronterend waren. Kortom, uit ons onderzoek blijkt dat de GPS (informantversie) een adequaat, bruikbaar en geaccepteerd instrument is voor het (vroegtijdig) signaleren van persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen in de huisartsenpraktijk. 13 op één lijn 68
Pagina 14
op één lijn 68 1 e uitgave 2021 OOK en de Witte Raven Alleen de griep? DOOR PAUL HÖPPENER EN TONNIE VAN KESSEL, HUISARTSEN NP De Witte Raven Groep is een werkgroep van huisartsen, opgericht in 2016, die zich richt op het zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK), in de veronderstelling dat het kan gaan om een zeldzame ziekte of een zeldzaam verschijnsel. Verwijzing van casuïstiek loopt via de eigen huisarts. De Witte Raven hebben een eigen zoekstrategie ontwikkeld en maken gebruik van 4 zoekmachines. Naast het uitzoeken van casuïstiek richt de Witte Raven werkgroep zich op het nascholen van huisartsen en het delen van hun kennis. Voor meer informatie en voor aanmelding van een casus of aanvraag van een nascholing voor huisartsen kijk op onze website: www.witteraven.org. Een nieuwe casus uit de oude doos: alleen de griep? Samenvatting van de ontslagbrief Een 33-jarige man meldt zich, na een zeer drukke werkmaand en tijdens een griepepidemie, plotseling ziek met hoge koorts (’s avonds tot 40 graden), koude rillingen, prikkelhoest, hoofdpijn, spierpijnen en algemene malaise. Omdat zijn BSE extreem hoog is (109), vertrouwt zijn huisarts het niet. Hij wordt met spoed opgenomen in het academisch ziekenhuis. Geschiedenis Eerder: mononucleosis infectiosa? Heeft 5 jaar voor een charitatieve organisatie gewerkt in een “rural area” van India, een regio waar veel tuberculose, parasitaire infecties en worminfecties voorkwamen. Malaria kwam in zijn werkgebied zelden voor. Is zelf nooit ziek geweest in India. Een jaar geleden kwam hij terug. Familie: Moeder en broer bekend met nietactieve sarcoïdose. Medicatie: 1 jaar geleden en 3 weken geleden griepvaccinatie. Drie keer BCG wegens negatieve PPDTEST (Mantoux). Onderzoek bij opname: Temp. 40,1 C. Hoofd: Geïnjiceerde conjunctivae. Geen lymfomen. Centraal veneuze druk niet verhoogd. Geen nekstijfheid. Bloeddruk 120/70 Hart: ictus in medioclaviculairlijn, normaal. Geringe systolisch souffle, Stroomdiagram zoekmethode www.witteraven.org 14 14 14 De oplossing van de vorige keer: Dermatomyositis vermindert met expiratie, normale gespleten 2e toon. Longen: g.a. Abdomen: Lever en milt niet palpabel. Geen slagpijn lever. Rectaal toucher g.a. Extremitei¬ten: g.b.. Oogfundus g.a. Laboratorium: BSE: 109 mm na 1 uur; Hb 7,40 mMol/L; Ht: 39%; Leuko’s. 8200-22.500; Thrombo’s: 124.000-180.000; Eosenofielen 19,31 x 11; Diff.: linksverschuiving met toxische korreling. Sternumpunctaat: Toxisch beeld, veel promyelocyten, maar verder goede differentiatie. Na: 143mMol/L; K: 4,6mMol/L; Ureum 3,1mMol/L; Kreatinine 75mMol/L Normale leverfuncties en nierfunctie. Normaal eiwitspectrum. Cholesterol 4,2mMol/L; Glucose tijdens koortsperiode 9,5 mMol/L Bacteriologie: Bloedkweken steriel. Faeceskweek typhus, paratyphus en dysenterie: negatief. Geen parasieten gezien in de faeces. Dikke druppel, meerdere keren: geen malaria. Paul Bunnell, meerdere keren: negatief. Toxoplasmose complement bind. reactie negatief. Sabin 1: 128. Widal en Bang negatief. Urine: alb. sp. tot negatief, verder geen bijzonderheden. Kweek steriel. Virus serologie: Significante titerstijging voor influenza groep C, 1:8 op de 6e ziektedag en tot 1 :32 op 19e ziektedag. Leptospirosis negatief. Coxsackeygroep virussen negatief. ECG: Sinusritme, g.b. X-Thorax: geen afwijkingen, hart en longen normaal. Beloop Patiënt blijft zeer hoge koorts houden en heeft frequente aanvallen van koude rillingen. Hij voelt zich hondsberoerd en doodziek, zijn algemene conditie holt achteruit. Er is nog steeds geen diagnose, een dubbele antibioticakuur heeft geen enkel effect, de behandelend hoogleraar grijpt met de handen in het schaarse haar, wat is hier aan de hand? De tijd dringt. OOK-gevoel bij huisarts en specialist Op de zesde dag van opname wordt de patiënt wakker met pijn net boven de rechter ribbenboog, gebonden aan inspiratie, met verergering van de prikkelhoest. Bij diep ademen hoort hij een zwak, ruw en laagfrequent schurend geruis boven het maximale pijnpunt, en ‘voelt ook iets schuren’ ter plekke. Stelt u OOK met succes de diagnose? De oplossing kunt u insturen naar: op1lijn@maastrichtuniversity.nl Die laatste casus leek iets te gemakkelijk want al snel kregen we een aantal mails met goede oplossingen. Dit was de volgorde van de juiste inzendingen: Johan Evers, Jos Ridderbeks, Tessa Severijns, Lucinda Coumans, Sanne van der Heijden en Connie Stumpel. 1 e uitgave 2021 Wetenschapsonderwijs Subsidie Innovatiefonds maakt vernieuwing mogelijk DOOR NIELS BEURSKENS, MARK SPIGT & JESSE JANSSEN, SENIORONDERZOEKERS Onlangs ontving een projectgroep van de Vakgroep huisartsgeneeskunde een subsidie van het Innovatiefonds Huisartsgeneeskunde voor het project ‘Ontwikkeling van een innovatieve blended learning module waarin evidencebased medicine (EBM) en shared decision making (SDM) geïntegreerd worden aangeboden’. In het wetenschapsonderwijs van de huisartsopleiding zoeken wij continu naar een vorm die aansluit bij de wensen en verwachtingen van de aios, maar die tegelijkertijd ook voldoet aan wat experts vinden dat de aios moet leren, plus die gebaseerd is op hetgeen we weten dat werkt. Over dat laatste is nog niet zo veel bekend, maar experts zijn het erover eens dat EBM zo veel mogelijk geïntegreerd met de klinische praktijk moet worden aangeboden. Wij ervaren dat dat ook goed aansluit bij hoe aios het beste leren. We zoeken naar een vorm die praktijkgericht is en die voldoende bagage meegeeft aan de academisch gevormde huisarts, bij voorkeur zonder droog en saai te worden. Door EBM en SDM geïntegreerd aan te bieden wordt de praktijksituatie beter nagebootst en wordt de aios gestimuleerd om de EBM- en SDM-vaardigheden daadwerkelijk praktisch toe te passen bij de individuele patiënt, in plaats van het te zien als een losstaand onderdeel. Een mooi voorbeeld waarbij de vakgroep en huisartsopleiding samen werken aan wetenschap en opleiding binnen de huisartsgeneeskunde! Innovatieproject Huisartsopleiding Coachen van zelfsturend leren DOOR ANGELIQUE TIMMERMAN, DOCENT HUISARTSOPLEIDING In april start in Maastricht het project ‘Coachen van zelfsturend leren tijdens de huisartsopleiding’. Het project wordt gefinancierd voor drie jaar vanuit het innovatiefonds van de SBOH. De aanleiding voor dit project is dat het coachen van de individuele aios een uitdaging bleek, juist bij het leren in de dynamische setting van de huisartsenpraktijk. De ontwikkeling van het zelfsturend leren tijdens de huisartsopleiding vindt plaats binnen de opleidingsdriehoek (zelfstudie, praktijk, cursorisch onderwijs). Het doel van het project is om docenten te ondersteunen en faciliteren bij het coachen van leren in deze opleidingsdriehoek. Daarbij onderzoeken we hoe het IOP en het e-portfolio hierin optimaal kunnen ondersteunen. Tijdens het project worden workshops voor docentprofessionalisering (‘train-the-trainer’) en coaching interventies ontwikkeld voor aios en opleiders. Deze worden ingezet en geëvalueerd in een pilot bij docentenkoppels (HAB en GW) tijdens het opleidingsjaar. Deze onderwijsinnovatie wordt ondersteund door een landelijk platform van stafleden van de acht huisartsopleidingen, opleiders, aios en experts op het vlak van werkplekleren, om de vertaling naar de onderwijspraktijk van de opleidingen te faciliteren. Vanuit de huisartsopleiding Maastricht zitten Angelique Timmerman (projectleider) en Marieke Kools in het landelijke kernteam. Voor meer informatie: a.timmerman@maastrichtuniversity.nl 15 op één lijn 68
Pagina 16
op één lijn 68 1 e uitgave 2021 NHG webinar Samen is het lastig, maar wel leuk! DOOR LOES VAN BOKHOVEN, UNIVERSITAIR HOOFD DOCENT EN HUISARTS IN ELSLOO Vrijdag 5 februari had Maastricht de eer om de jaarlijkse Wetenschapsdag van het Nederlands Huisartsen Genootschap te mogen verzorgen. Online dit keer. De dag was verdeeld over twee data. Op 11 februari was het tweede deel gepland. Ruim tweehonderd collegahuisartsen en -onderzoekers logden in. Het thema was ‘Teamwork in wetenschap, praktijk en onderwijs’. Aan mij de eer om, samen met onze Nijmeegse collega huisartsonderzoeker Henk Schers, de Keynote te verzorgen. Dat leverde leuke uitdagingen op, op verschillende vlakken. Samen online Het onhandige van huisarts-onderzoekers die praktijk combineren met academisch werk is, dat ze altijd op die andere plek zijn, als je ze nodig hebt. Als de een achter zijn academische bureau zit, is de ander spreekuur aan het doen. Dat is lastig. Leuk was het om, voor de opname van de lezing, een kijkje te mogen nemen in een andere keuken. Die van gezondheidscentrum Thermion in Lent in dit geval: een heel groot centrum, waar verschillende eerstelijns disciplines onder één dak samenwerken en innoveren. Acht huisartsen, van wie maar liefst vijf gepromoveerd. Genoeg voorbeelden dus voor onze presentatie. Online presenteren bleek nog een uitdaging op zich: hoe maak je contact met je publiek, terwijl je dat niet ziet? We besloten tot een soort tweegesprek met af en toe een blik op de denkbeeldige luisteraar. Als we dat vaker moeten doen, vereist dat wel een kleine cursus autocue lezen en wat meer regie-instructies, zodat het online publiek het gevoel heeft dat je het aankijkt. Maar oefening baart kunst en gelukkig kwam onze boodschap goed over, getuige het verzoek van onze nationale wetenschapsfinancier na afloop om de presentatie als onderwijsmateriaal te mogen inzetten. Dat lukt niet bij een live presentatie. Onderzoek waar de praktijk wat aan heeft ‘Verbinden van praktijk en onderzoek. Samen is het lastig, maar wel leuk!’ was onze titel. We hebben laten zien dat voor veel van de problemen waar we als huisartsen in de praktijk mee te maken hebben, de klassieke, epidemiologische onderzoeksmethoden niet geschikt zijn. Denk aan thema’s als interprofessioneel samenwerken, zorginnovatie of de artspatiëntrelatie. Daarvoor is de praktijk veel te complex. Met complex bedoelen we iets anders dan ingewikkeld. Ingewikkeld is als een kluwen draadjes in de knoop: als je maar lang genoeg peutert, vind je vanzelf het uiteinde. Voor dat soort problemen is het klassieke onderzoek prima geschikt. Complex zijn problemen zonder één duidelijk eindpunt. Daar zijn zoveel factoren op van invloed (en die factoren zijn niet allemaal vooraf te voorspellen), dat de uitkomst erg afhankelijk is van die factoren uit de context. Een klassiek voorbeeld is een zwerm vogels. Het succes van hun vlucht hangt af van heel veel factoren, die lang niet allemaal vooraf te voorspellen zijn, zoals de beschikbaarheid van voedsel in een gebied. Onderzoek naar complexe problemen in de huisartsenpraktijk moet plaatsvinden in de praktijk, waarbij we samen optrekken met de huisartsen en andere medewerkers, omdat zij de experts zijn als het gaat om de lokale context. Bovendien werkt een grootschalige, vooraf geplande studie-opzet niet. Voordat een dergelijk onderzoek tot resultaten heeft geleid, is de praktijk alweer veranderd. Collega Henk Schers haalde een prachtig voorbeeld aan van monitoring op afstand bij mensen in de palliatieve fase van een ziekte. Toen zij het onderzoek bedachten, wilden ze aan de slag met een monitor die op het voeteneinde van het bed gemonteerd zou worden. Toen het onderzoek was goedgekeurd, had de tablet zijn intrede gedaan en tegen het einde van het project was ook die verouderd en had iedereen een mobiele telefoon met camera. Er is dus behoefte aan onderzoek dat veel sneller resultaten oplevert. Dat kan door minder vooraf te ontwerpen en sneller kleinschalig nieuwe dingen uit te proberen, daarop te reflecteren en bij te stellen. Je krijgt dan veel meer inzicht in wat er nodig is voor een succesvolle verandering. Gelukkig zijn we in de eerste lijn niet de enigen met dat probleem. Ook collega’s in bijvoorbeeld productontwikkeling, sociale studies en onderwijskunde hebben hiermee te maken. Van hun onderzoeksmethoden kunnen we dus dankbaar gebruik maken. Maar daarmee zijn we er nog niet. Onderzoek naar complexe problemen in de huisartsenpraktijk vraagt ook om onderzoeksgroepen die met één been in de academie en het andere in de praktijk staan, of onderzoekers die allebei kunnen. Het mooiste voorbeeld zijn daarbij onze AIOTHO’s, artsen die de opleiding tot huisarts combineren met die tot onderzoeker. Hun meerwaarde lieten ze in de loop van de ochtend prachtig zien. 16 16 16 1 e uitgave 2021 Online congres Twee AIOTHO’s gaven in de loop van de ochtend namelijk een pechakucha. Dit is een presentatievorm waarbij in 200 seconden iemand een verhaal vertelt bij 20 dia’s die elke 10 seconden wisselen. Gelukkig konden ze hun verhalen vooraf opnemen. Daardoor waren het twee strakke presentaties over complexe onderwerpen, waarbij wetenschap en praktijk samen optrokken. De eerste was van Debbie Vermond over zorgtafels om met de tweede lijn tot optimale zorg te komen en de tweede van Mieke Bogerd, die met actie-onderzoek probeerde de protocollaire ketenzorg om te buigen naar meer persoonsgerichte zorg. Hun interpretatie liet zien dat ze de praktijk van binnenuit kennen. Ze hadden dan ook concrete tips, zowel voor de praktijk als voor de onderzoeksaanpak. Ook in de parallelsessies hadden presentatoren hun bijdrages opgenomen, maar was de discussie live. Op een enkele sessie na met technische problemen, wie kent ze niet in COVID-tijd, verliepen die fantastisch: geen storende late binnenkomers, niemand te lang van stof, geen tijdverlies met het opstarten van nieuwe presentaties of gewandel naar de microfoon voor een vraag, geen hot shots die hun standpunt, vermomd als vraag, nog even wilden laten horen. Vragen konden tijdens de presentatie worden gesteld in een chat en daar werd gretig gebruik van gemaakt. Aan onze Maastrichtse collega’s, die optraden als sessievoorzitters, de taak om deze te bundelen en voor te leggen aan de presentatoren. Het leidde tot levendige en verdiepende discussies. Een aanrader om te behouden voor de toekomst. Alleen met het sociale gedeelte van het congres moeten we nog wat oefenen. Je kon op basis van de presentielijst proberen om elkaar online te ontmoeten, maar dat bleek helaas lastig. Jammer, want congressen zijn ook bedoeld om bij te kletsen met collega’s die je lang niet hebt gesproken. Samen kom je immers vaak op de beste ideeën, voor de wetenschap en de praktijk. NHG webinar Wetenschapsdag NHG Maastricht DOOR NIELS BEURSKENS, HUISARTSDOCENT Dag 2 van de NHGwebinars was op 11 februari. Door ‘s avonds te plannen hoopten we de wetenschap ook dichtbij de praktiserend huisarts te brengen, aangezien zij na het werk konden inloggen om wat praktische wetenschap op te snuiven. Gezien het aantal inschrijvingen lijkt dit een goede formule, ook voor de toekomst! In een flitsende keynote gaven Lester du Perron en Thijs Stehmann van Dokter Media een inkijkje in hun kritische en bruikbare analyses van medisch nieuws. Vervolgens werden in 8 subsessies maar liefst 32 onderzoeken gepresenteerd. Kenmerkend van deze presentaties was het praktische karakter en de aansluiting bij de dagelijkse praktijk van de huisarts. De pechakucha’s werden verzorgd door Steven Uittenbogaart, over opportunistisch opsporen van AF (niet beter dan case finding), en Vincent van Vugt, over het prijswinnende onderzoek naar vestibulaire revalidatie bij duizeligheid (duidelijk effectief). Helaas verliep de techniek op de tweede dag niet zo vlekkeloos als op de eerste dag, waardoor enkele presentaties opnieuw moesten worden gestart. Gelukkig waren de problemen snel opgelost en waren alle presentaties geheel te zien en kunnen we spreken van een geslaagde wetenschapsavond. 17 op één lijn 68
Pagina 18
op één lijn 68 1 e uitgave 2021 D Bruikbare Wetenschap Relax, het is gecompliceerd, en complex In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. In bruikbare wetenschap tracht ik vooral de pareltjes van onderzoekers van onze vakgroep samen te vatten. Soms geef ik alle belangrijke resultaten, met percentages en al, en soms ook nog de conclusie. Mogelijk bespaart het u zoeken leestijd. Soms schrijf ik wat over de inhoud, maar dan moet je voor het volledige verhaal toch echt naar het hele artikel. Dan is mijn bijdrage vooral als appetizer bedoeld. Er zijn ook artikelen die ik tekortdoe als ik ze ga samenvatten. Erik Stolper schreef in het Journal of Evaluation of Clinical Practice een prachtige bijdrage over hoe het klinisch redeneren – en de onzekerheid daarin – baat kan hebben bij complexiteitsdenken. En daarbij betekent complex iets anders dan gecompliceerd. Systeemmodellen helpen daarbij. ‘Die modellen kenmerken zich door netwerkvorming, waarbij de relaties, de interacties tussen de knooppunten in het netwerk, nog belangrijker zijn dan de knooppunten zelf. Omdat veel knooppunten direct of indirect met elkaar zijn verbonden, kan een kleine verandering in een knooppunt effect hebben op vele andere knooppunten. Soms is dat effect groot: het systeem raakt – meestal tijdelijk – uit evenwicht. De context kan ook een grote verandering in een knooppunt veroorzaken zonder dat dit een groot effect heeft voor het systeem: het systeem past zich aan, het evenwicht blijft bestaan.’ Bent u geprikkeld? Bovenstaande quote komt niet uit het Engelstalig artikel van Stolper, maar uit een recente bijdrage in H&W getiteld ‘Complexer dan huisartsgeneeskunde kun je het niet krijgen’. Dus als het internationale artikel te fors is, neem dan het H&W-artikel erbij. Samen met de aios, of opleidersgroep bijvoorbeeld. Ongetwijfeld voer voor discussie en reflectie. Vele pillen doorgelicht De collegae uit de Oostelijke Mijnstreek kennen huisarts en onderzoeker Donna Lenders als de bevlogen kartrekker van Medisch Centrum Kerkrade West. Nu kleuren de mijnstreken in Limburg op elk polyfarmacie en multimorbiditeitkaartje van Nederland dieprood. Veel stapeling van ziektes en veel pillen als gevolg. Donna en haar team ontwierpen een ambitieus project: de PIL-studie. PIL staat voor Polyfarmacie Interventie Limburg. Het doel was om te kijken of een evidence-based medicatiereview effect heeft op polyfarmacie en kwaliteit van leven van patiënten met multimorbiditeit. 18 18 18 E DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN HOOGLERAAR EFFECTIEVE DIAGNOSTIEK IN DE HUISARTSGENEESKUNDE In een stepped-wedge studie randomiseerden zij huisartsenpraktijken in de tijd van normale zorg naar de interventie. Deze bestond uit training en het uitvoeren van een medicatiereview-in-6-stappen voor oudere patiënten met vijf chronische geneesmiddelen of meer. De interventie leidde tot minder geneesmiddelengebruik aan het einde van de 6-maanden follow-up (van gemiddeld 7,6 pillen per dan naar 7,2) en een opvallende bevinding op geestelijke gezondheid (gemeten binnen de SF-36 schaal). Dit bleef gedurende de interventie bij follow-up patiënten stabiel, terwijl dit bij controlepatiënten juist daalde over de tijd. De therapietrouw over de hele linie was erg hoog. Daarbij mag aangemerkt worden dat dit werd berekend via de uitgifte van medicatie aan de patiënt en niet of hij/zij deze ook daadwerkelijk nam. Nu hoor ik u denken: we doen tegenwoordig toch allemaal medicatiereviews, al dan niet opgejaagd door onze lokale apotheker, die op zijn/haar beurt weer door verzekeraars en inspectie wordt opgejaagd? Bedenk daarbij dan dat deze PILstudie al begon in 2010. Stiekem waren Lenders en team hun tijd vooruit. Suikers en schouders Promovendus Login Alabdali voerde samen met kaderhuisarts bewegingsapparaat Ramon Ottenheijm een combinatie van twee studies uit. Zij zochten in registratiedatabase Research Network Family Medicine (RNFM) naar het voorkomen van musculoskeletale klachten bij 2669 patiënten met type-2 diabetes (en evenveel controlepatiënten). Ze ondervroegen 200 patiënten via een enquête over dit soort klachten. In de huisartsendossiers bleek 16,3% van de diabetespatiënten musculoskeletale episodes van de bovenste extremiteiten te hebben staan, in vergelijking met 11,2% van de gematchte niet-diabeten. Bij de zelfrapportage kwamen de cijfers nog hoger uit, ofschoon natuurlijk anders bevraagd. Toch bleek maar liefst 50% van de deelnemers aan het onderzoek ten tijde van het invullen van de lijst pijn in bovenste extremiteiten te hebben en 67% had ooit langer dan 4 weken last van pijn of beperking van bovenste ledematen gehad, waarbij met name schouderklachten duidelijk naar voren kwamen. Voor alle praktijkondersteuners en huisartsen die de vaste vinkjes van de diabetes jaarcontroles zat zijn: denk er eens aan om te vragen naar pijnlijke en stijve gewrichten. Met de groeiende kennis op dit gebied van de kaderhuisartsen bewegingsapparaat kunnen we onze schouders er niet over ophalen. T B T R R U E T I N A K E A B M A U E N R K W S E S E T C G N H S S R C A H U A H P I S I E 1 e uitgave 2021 De schouder en zijn fenotype Van de diabeten even terug naar alle pijnlijke schouders in onze spreekkamers. Zelden is de aanvullende beeldvormende diagnostiek zo snel gegroeid als bij het bewegingsapparaat. Niet alleen fysiotherapeuten gebruiken de echo geregeld als rechterhand, ook huisartsen vragen heel veel echografieonderzoeken van, met name de schouder, aan. Wellicht niet vreemd als we weten dat het natuurlijk beloop van schouderpijn zeer langdurig kan zijn; zo’n 40% heeft na 1 jaar nog altijd klachten. Debra Verdonk en, wederom, Ramon Ottenheijm analyseerden de echografie-uitslagen van maar liefst 803 schouder(s) van patiënten die door de huisarts naar een diagnostisch centrum worden verwezen, waar een gespecialiseerde fysiotherapeut, een kaderhuisarts bewegingsapparaat en een orthopeed samen de patiënten zien. De echo’s werden gestandaardiseerd uitgevoerd en ingevoerd. Met fraaie analyses probeerden ze gevonden radiologische afwijkingen te groeperen op de waarschijnlijkheid van het voorkomen van afwijkingen. Uiteindelijk leidde dat tot 4 groepen: frozen shoulder (10,5%), beperkte pathologie groep (43,6%), degeneratieve pathologie groep (31,0%), calcificerende tendinitis groep (14,9%). In de degeneratieve pathologie groep bijvoorbeeld, werden op de echografie vaker rotator cuff scheuren en aandoeningen van de bicepspees gezien. Deze specifieke groepen lieten ook onderscheidende klinische karakteristieken zien. Al met al kan dit in de toekomst een kans betekenen om gerichter de behandelmodaliteiten in te zetten bij specifieke schouderaandoeningen. Om te beginnen: de juiste prik in de juiste schouder. Referenties • Embracing complexity with systems thinking in general practitioners’ clinical reasoning helps handling uncertainty. Stolper E, Van Royen P, Jack E, Uleman J, Olde Rikkert M.J Eval Clin Pract. 2021 Feb 16. doi: 10.1111/jep.13549. Online ahead of print. PMID: 33592677 • The Effect of a Comprehensive, Interdisciplinary Medication Review on Quality of Life and Medication Use in Community Dwelling Older People with Polypharmacy. Bosch-Lenders D, Jansen J, Stoffers HEJHJ, Winkens B, Aretz K, Twellaar M, Schols JMGA, van der Kuy PM, Knottnerus JA, van den Akker M.J Clin Med. 2021 Feb 5;10(4):600. doi: 10.3390/jcm10040600. • Prevalence of Upper Extremity Musculoskeletal Disorders in Patients with Type 2 Diabetes in General Practice. Alabdali LAS, Jaeken J, Dinant GJ, van den Akker M, Winkens B, Ottenheijm RPG.Medicines (Basel). 2021 Feb 1;8(2):8. doi: 10.3390/medicines8020008. PMID: 33535409 Free PMC article. • Phenotyping the shoulder patient based on ultrasound-detected pathologies: a cross-sectional study in general practice. Verdonk DL, Spigt M, Lima Passos V, Klemann-Harings SEJM, Ottenheijm RPG. Fam Pract. 2020 Dec 12:cmaa129. doi: 10.1093/fampra/ cmaa129. Online ahead of print.PMID: 33313809 RNFM Ontwikkelingen in 2020 Het Registration Network Family Medicine (RNFM) Maastricht maakt gebruik van zorggegevens uit huisartsenpraktijken. Een goede relatie met de praktijken is dus van groot belang. Regelmatig organiseert het RNFM een artsenvergadering om de huisartsen op de hoogte te brengen van de gang van zaken. Het RNFM groeit. In 2020 zijn vijf nieuwe praktijken aangesloten bij het RNFM, waardoor het totale aantal praktijken groeide naar 29 (feitelijk 28 door een fusie). Het aantal patiënten in de database groeide van 120.000 naar 150.000. In 2020 heeft het RNFM meegewerkt aan negen onderzoeksprojecten. Data-aanvragen gingen over chlamydia, actinische keratose, vroege dementie, stabiele angina pectoris en het gebruik van antibiotica bij kinderen in de huisartsenpraktijk. Het RNFM werkt samen met de huisartsgeneeskundige netwerken van Utrecht, Groningen en Amsterdam om data-pooling mogelijk te maken. De COVID-pandemie heeft de behoefte aan analyse van gepoolde data binnen de eerstelijn urgent gemaakt. ZonMw heeft in 2020 met spoed subsidies aangeboden voor onderzoek naar het effect van de coronapandemie op de huisartsenzorg in Nederland. Wij doen mee aan drie projecten: twee over zorgmijding vanwege de pandemie, met name bij hart- en vaatziekten (Rotterdam) en kanker (Utrecht), en een project over de nazorg na COVID-19 (Groningen). Via dit soort grootschalige projecten zet ons huisartsgeneeskundig onderzoek de eerste stappen op het gebied van big data. In Maastricht hebben we daarom contacten gelegd met data-scientists van de vakgroep International Data Science (IDS) en Maastro. In eerste instantie om ervaring op te doen met de analyse van grote hoeveelheden SOEPteksten om patronen te ontdekken die al jaren van tevoren een hartinfarct of dementie kunnen voorspellen. Als daarover meer bekend wordt, kan de huisarts het beleid hierop aanpassen en zo een deel van deze ernstige ziekten misschien voorkomen. Zo helpt de huisarts het onderzoek en het onderzoek de huisarts. 19 op één lijn 68
Pagina 20
1 e uitgave 2021 1 e uitgave 2014 WESP-student Loes Engels Behandellast meten bij patiënten met multimorbiditeit BEGELEIDER: TINY VAN MERODE Vraagstelling Multimorbiditeit komt steeds vaker voor door een steeds ouder wordende populatie. In de praktijk levert dat vaak problemen op met de therapietrouw voor de verschillende behandelingen. We onderzochten daarom of we de Engelstalige Multimorbidity Treatment Burden Questionnaire (MTBQ) konden vertalen en valideren naar een Nederlandstalige versie. Studiedesign We deden een kwalitatief onderzoek waarbij we acht interviews hielden om de vertaling vanuit het patiëntenperspectief te kunnen valideren. De volgende stap is validering via een cross-sectioneel onderzoek waarbij de Nederlandse vragenlijst via een panel naar ongeveer 1100 patiënten met multimorbiditeit gaat. Primair resultaat en conclusie In de interviews is datasaturatie bereikt over de vertaling. We hebben gediscussieerd over relevante opmerkingen en zijn tot een definitieve versie gekomen. De afname van de vragenlijsten ter validering vindt binnenkort plaats. We verwachten op basis van eerdere vertalingen en validatie een goed resultaat. Het doel is dat de NL-MTBQ (behandellast vragenlijst) ook in de huisartspraktijk gebruikt kan worden om knelpunten binnen behandelingen in kaart te brengen. WESP-student Pim den Boer Voorspellen psychologische factoren het herstel van schouderklachten? BEGELEIDERS: RAMON OTTENHEIJM & DENNIS MURIS Vraagstelling Schouderpijn is een veel voorkomende en hinderlijke klacht, waarvan de prognose vaak ongunstig is. Kennis over behandelbare prognostische factoren is daarom van groot belang. Psychologische factoren lijken een rol te spelen bij het herstel. Daarom zijn we gaan onderzoeken of de aanwezigheid van een psychologische diagnose geassocieerd is met het herstel bij patiënten met schouderklachten. Studiedesign In een prospectieve cohortstudie met een follow-up van 6 maanden hebben patiënten met schouderklachten vragenlijsten ingevuld over schouderklachten, angst, depressie en pijn catastroferen. Een linear mixed model is gebruikt voor de analyse. Primair resultaat en conclusie Er werden 190 patiënten geïncludeerd, waarbij we geen associaties vonden tussen het herstel van schouderklachten en angst, depressie of pijn catastroferen, die zowel klinisch relevant als statistisch significant waren. Om de prognose van schouderklachten te verbeteren hoeft er (voorlopig) nog geen aandacht aan deze psychologische diagnosen besteed te worden. 20 20 op één lijn 68 1 e uitgave 2021 WESP-student Maaike Bakker De invloed van de praktijksetting op klinische medicatie beoordelingen door huisartsen BEGELEIDERS: JOLIJN BOHNEN & JELLE STOFFERS Vraagstelling Beïnvloeden factoren zoals praktijktype, leeftijd, geslacht of functie hoe huisartsen klinische medicatiebeoordelingen uitvoeren? Welke belasting ervaren huisartsen daarbij, hoe betrekken zij patiënten bij het proces en met welke andere professionals werken zij samen? Studiedesign Wij maakten gebruik van data uit een online vragenlijst gehouden onder 297 huisartsen. Op basis daarvan hebben wij beoordeeld welke factoren huisartsen van invloed zijn op hun medicatiebeoordelingen en hoe. Primair resultaat en conclusie Op basis van de gegevens vonden we geen factoren die van invloed waren. Wel hebben de onderzochte factoren effect op hoe en wanneer patiënten worden betrokken, welke professionals daarbij worden betrokken en hoe huisartsen klinische medicatiebeoordelingen uitvoeren. WESP-student Juul Hoevers Houding en ervaring van huisartsen met klinische medicatiebeoordelingen BEGELEIDERS: JESSE JANSEN & JOLIJN BOHNEN Vraagstelling Huisartsen houden zich lang niet altijd aan de NHGrichtlijnen voor klinische medicatiebeoordelingen bij ouderen met polyfarmacie. Wij vroegen ons af waarom dat is. ‘Wat zijn de houdingen van huisartsen tegenover en de ervaringen van huisartsen met klinische medicatiebeoordelingen?’ Studiedesign Mixed methods studie via kwalitatieve content analyse van open vragen van de vragenlijst ‘Medicatiebeoordelingen in de dagelijkse praktijk: hoe doen huisartsen dat eigenlijk?’ met gebruik van het COM-B model (gedragstheorie, onderdeel van Behaviour Change Wheel). Primair resultaat en conclusie Verschillende factoren spelen een rol in het gedrag van huisartsen bij medicatiebeoordelingen. Huisartsen geven als belangrijkste barrières: te weinig tijd en financiële vergoeding. De bevindingen van deze studie zijn door gebruik van het COM-B model een goede basis voor interventies gericht op verbetering van medicatiebeoordelingen in de toekomst. 21 21 op één lijn 68
Pagina 22
op één lijn 68 1 e uitgave 2021 Ouderengeneeskunde Maastricht Op naar jaar 2 DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER Joey Jansen Opleiden Het eerste kwartaal van de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde (SO) verloopt het terugkomdagonderwijs in Maastricht vrijwel geheel online. We missen de persoonlijke contacten en er heerst coronamoeheid en zoomfatigue. Het werkplekleren gaat ‘gewoon’ door. SO’s en aios zijn voor een tweede keer gevaccineerd. Twee aios werden uitgebreid geïnterviewd door dagblad De Limburger: Joey Jansen en Luciënne Spaans. Laatstgenoemde had tevens de eer om als eerste een referaat binnen de module onderzoek te mogen houden in de studio van mediadienst Science Vision van de UM. Haar onderwerp was “HbA1c en overbehandeling van bewoners van het verpleeghuis met Diabetes Mellitus Type II”. Het resultaat mochten we openbaar maken via onze sociale kanalen om zo nieuwe aios een kijkje in de keuken te geven van de opleiding. Aios Charlotte Coopmans is nieuwe columnist van de rubriek ‘In de leer’ voor de ouderengeneeskunde. dat we nieuwe collega’s gevonden hebben. Ook in het basiscurriculum geneeskunde is versterking gevonden met de komst van SO Nanda Wolfs (zie pagina 8). Mathieu is daarnaast ook de nieuwe docent in het tweede jaar van de opleiding tot SO geworden. Daarnaast zijn we actief in de werving van nieuwe aios die in september van start gaan. We zijn heel blij met de animo en hebben alle vertrouwen in de start van die nieuwe groep. In mei zijn de selectiegesprekken volgens de STARR methodiek. Naast aios hebben we eveneens nieuwe opleiders en instellingen aan ons kunnen binden. Op 24 maart was een onlinebijeenkomst met medewerkers van de opleiding, docenten, aios, basisartsen/anios, opleiders (bestaande en nieuwe) en managers en bestuurders van zorginstellingen. De sessie begon met kort bijpraten waar we staan als opleiding. Daarna werd in drie kleine groepen van dezelfde ‘bloedgroep’ kennis met elkaar gemaakt en vragen gesteld. In het tweede deel werd in vier gemengde groepen feedback gegeven aan de opleiding en werden verwachtingen over en weer gedeeld. Het was een geslaagd evenement met 50 deelnemers. Het voelt goed dat het vertrouwen in de brede regio zo groot is. Dat sluit prima aan bij ons motto: opleiden voor en door de regio. Hilde Wijers De opleiders volgen diverse scholingstrajecten. Trots vermelden we dat Hilde Wijers van Cicero Zorggroep als eerste Maastrichtse opleider de Kaderopleiding Opleiden heeft voltooid. Op 19 maart ontving zij haar certificaat tijdens een landelijke uitreiking via zoom georganiseerd door SOON. Op naar Jaar 2 Door de staf is flink gewerkt aan allerlei verplichte documenten die in de landelijke kwaliteitseisen staan. Daarnaast is personeel geworven voor jaar 2 van de opleiding die de terugkomdagen gaan begeleiden. We zijn heel blij De sollicitatie voor de start in september loopt tot 1 mei. www.ouderengeneeskundemaastricht.nl so@maastrichtuniversity.nl 22 22 22 Luciënne Spaans In de leer WC-valuatie DOOR CHARLOTTE COOPMANS, EERSTEJAARS AIOS OUDERENGENEESKUNDE MAASTRICHT gratis complimentjes en behulpzame intenties. Vooruit dan, ik doe mee en scheur er eentje af. Hier zit je dan, op de wc… Neem even drie minuten de tijd voor jezelf! Op een maandagmorgen kom ik ineens deze kreet tegen op een poster die op alle deuren van de WC’s in ons verpleeghuis is geplakt. Ik denk: mooi initiatief, want ik ben inderdaad alweer aan het hollen deze morgen. Eens lezen wat de bedoeling is. Stap 1: ‘Ga even rustig zitten of rechtop staan.’ Zitten is een no-go voor mij op dit niet al te florissante toilet, staan dan maar? Wel erg krap met mijn neus zo vol op die poster, zo kan ik het niet lezen. Toch maar op de deksel gaan zitten met mijn spijkerbroek? Lang leve de desinfectans! Op naar Stap 2: ‘Leg 1 hand op je buik en 1 hand op je borst.’ Dit gaat prima. Stap 3: ‘Adem 5 tellen in vanuit je buik.’ Ai, ik heb mijn mondkapje nog op, even afdoen. Nieuwe poging. Ik adem in. Shit, niet al te fris hier, wat een lelijke tegeltjes en die kitranden mogen ook wel eens vervangen worden. Ik ben meer een evaluatie van het WC-hokje zelf aan het doen, dan aan het focussen op mijn ademhaling. Ik lees verder op de poster en zie dat ik dit 20 keer moet herhalen. Nee, sorry, dit wordt ‘m niet. Gauw mijn mondkapje weer op, plassen, handen wassen en wegwezen. Leuk geprobeerd. Gauw een kopje thee scoren en weer verder. HO! Wacht eens even! Stop eens even met rennen, vliegen en hollen en neem de komende drie minuten tijd voor jezelf! In de keuken hangt wéér zo’n poster. Misschien straks nog eens proberen bij de volgende theeronde. Hier hangt van alles op de keukenkastjes met van die afscheurstrookjes met Ik neem op tijd rust en eet gezond Dat moet lukken vandaag. Ik ben al ruim 3 minuten niet met mijn werk bezig geweest. Hup, weer aan de slag. Ik loop terug richting computer en passeer onderweg een suikerkraampje. Een collega gaat met pensioen en trakteert op de meest verrukkelijk uitziende petitfours voor iedereen die even langs wipt. Mmm, ik pik er een of twee en blijf ook nog even hangen om te kletsen. Lekkere timing denk ik, maar ik vervul in ieder geval wel een deel van de intentie. De moraal van dit verhaal We zouden met z’n allen eens iets minder mogen hollen, wat vaker stilstaan. Maar of de WC van het verpleeghuis daar nu de beste plek voor is...? Misschien waag ik een nieuwe poging in het weekend, als ik boven mijn zelfgebakken koekjes hang. Zorg goed voor jezelf, dan kun je dat ook doen voor anderen! 23 op één lijn 68
Pagina 24
op één lijn 68 1 e uitgave 2021 Uit het hoofd ‘Doe maar normaal, dan doe je gek genoeg’ DOOR MATTHIJS LIMPENS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Maar wat is normaal? Afgelopen jaar was verre van normaal, daar zijn we het met z’n allen wel over eens. Het was vooral aanpassen, veranderen, nieuwe plannen maken en deze binnen enkele weken weer aanpassen. Kortom: een reactieve periode. De eerste maanden was er de trots op wat we met z’n allen voor elkaar kregen. Nu overheerst vooral een afwachten van wat gaat komen. We zijn corona moe. Het constant aanpassen heeft zijn tol geëist. We wachten collectief af, tot we weer terug kunnen naar normaal. Maar wat is dat normaal? Is dit het oude normaal of gaan we naar een nieuw normaal? Waardevolle lessen behouden De veranderingen en aanpassingen van het curriculum volgden elkaar snel op. Het afgelopen jaar vereiste inventiviteit en flexibiliteit. Door nu stil te staan bij de waardevolle aspecten van online lesgeven, kunnen successen behouden blijven. Maar de hang terug naar fysiek onderwijs is groot en bij elkaar komen zal weer het grootste deel van ons onderwijs vormen. De locaties Maastricht en Eindhoven hebben afgelopen jaar vooral online gecommuniceerd. Voor functioneel overleg werkt dit goed. Bovendien vermindert online-vergaderen het aantal reisbewegingen. Echter deze manier van vergaderen beperkt de creativiteit en het brainstormen over innovatieve ideeën. Een goede balans vinden van wat online kan en wat fysiek moet, is een uitdaging. We hebben al onze medewerkers en docenten gevraagd thuis te werken. Een nieuw standpunt van UM en HAG over thuiswerken is op zijn plaats. Een vorm van thuiswerken zal blijven bestaan. Behouden wat zinvol is gebleken is verstandig, veel medewerkers stellen een vorm van thuiswerken op prijs. Vormgeven van de groei De groei van onze opleiding komt voort uit het maatschappelijk belang om voldoende huisartsen op te leiden voor iedereen in Nederland, met een goede spreiding over de regio’s. Deze groei wordt van ons verwacht, maar is niet vanzelfsprekend en vraagt een forse inspanning van de hele organisatie. Nieuwe docenten, opleiders en stageplaatsen zijn nodig om deze groei ook waar te maken. Dit jaar starten 4 groepen in Maastricht en 4 in Eindhoven. Visitatie Komend najaar wordt de huisartsopleiding door de RGS gevisiteerd. Dit zal gebeuren volgens het nieuwe kaderbesluit. Het karakter van de visitatie verandert. Naast het voldoen aan de eisen, ligt de nadruk op het hebben van een kwaliteitscyclus waarmee de opleiding haar kwaliteit monitort, borgt en verbetert. Zowel bij de in te brengen documenten als in de gesprekken met de deelnemers zal de kwaliteit van de opleiding een belangrijk onderwerp zijn. Diverse aios en opleiders zijn benaderd om aan dit traject deel te nemen. Zorg voor elkaar Als we uiteindelijk weer met fysiek onderwijs mogen opstarten dit jaar, willen we vooral aandacht hebben voor de zorg voor elkaar. Door deze vreemde periode en door de groei ontstaat verandering, vernieuwing, meer diversiteit. Het samen-gevoel, het zogenoemde ‘warme bad’, staat daardoor soms onder druk. Er ontstaan makkelijker subgroepen. Dat is prima, zolang we het zicht op elkaar niet verliezen. We hebben lang thuisgewerkt, de een meer dan de ander. Het contact met collega’s was veelal online en thuiswerken zal nog een tijdje de norm blijven. Als zorg voor elkaar hoog in het vaandel staat, is zelfzorg een belangrijke voorwaarde. Zelfzorg zit vaak in kleine dingen. Een belangrijke stap daarin is de bewustwording bij alle medewerkers, dat een goede balans werk/privé en een gezonde lifestyle met voldoende ontspanning en beweging van belang zijn. Ik hoop oprecht dat we richting de zomer elkaar weer veel zien en dat onze stafdag in juni weer fysiek kan. Dat we met zijn allen weer lekker ‘normaal’ kunnen doen. Want doe maar normaal, dan doe je gek genoeg. 24 24 24 op één lijn 68 Oud-aios: hoe vergaat het ze? ‘Houd de zaag scherp’ DOOR MARLEEN KOONING, DOCENT IN HET BASISCURRICULUM EN COACH IN DE GEZONDHEIDSZORG Na mijn afstuderen aan de huisartsopleiding ben ik vrij snel het werken in de praktijk (als waarnemer en HIDHA) gaan combineren met onderwijs. Ik werd HAB tijdens de terugkomdagen van het coschap huisartsgeneeskunde. Deze ‘duobaan’ heb ik jarenlang met veel plezier gehad. Het voelde voor mij als een win-win situatie: casuïstiek die ik meenam uit de praktijk bracht verdieping in het onderwijs en andersom verrijkte het onderwijs mijn werk als huisarts. Kort na de geboorte van onze tweeling bleek onverwachts dat ik niet kon terugkeren in de praktijk waar ik na mijn verlof weer zou starten. In de periode erna ging ik op zoek naar een nieuwe ‘vaste plek’, die was moeilijker te vinden dan ik verwacht had. Deelnemen aan het onregelmatige waarneemcircuit vond ik geen optie, met drie jonge kinderen en een echtgenoot ook werkzaam in de gezondheidszorg. Na een reanimatietraining voor coassistenten kwam ik in gesprek met de aanwezige Skillslabdocent en ik raakte geïnteresseerd in het vaardigheidsonderwijs. Ik solliciteerde korte tijd later bij het toenmalige hoofd Maarten Verwijnen en werd aangenomen. Ik heb vijf jaar als vaardigheidsdocent in een fijn team gewerkt. Het was heel bijzonder om de ontwikkeling van eerstejaars studenten (net kersvers van de middelbare school) tot bijna-dokters te mogen meemaken en hierin wat te kunnen betekenen. Een paar jaar geleden heb ik een beroepsopleiding tot coach gevolgd. De uitgangsprincipes van coaching, zoals gelijkwaardigheid en doelgerichtheid, spraken mij erg aan. Hierdoor kwam een nieuwe onderwijsrol op mijn pad, namelijk die van intervisiecoach in de master. Mijn eerste intervisiegroep studeert, als het goed gaat, dit jaar af. Ik vond het heel boeiend om de studenten tijdens deze bijeenkomsten te begeleiden. Ik denk dat dit relatief nieuwe onderwijsonderdeel veel meerwaarde heeft. Het verlangen groeide om een eigen coachpraktijk te starten met als doelgroep zorgprofessionals. De dag dat ik naar de Kamer van Koophandel in Roermond fietste om mijn bedrijf in te schrijven, was een stralende dag. Zo voelde ik me ook. Ik kwam erachter dat ondernemen een vak apart is, waarbij het boek van Stephen Covey ‘De zeven eigenschappen van effectief leiderschap’ mijn meest gebruikte naslagwerk is (een aanrader om te lezen!). 25 Hoe verschillend qua werkveld en achtergrond de mensen die ik coach ook zijn, ze hebben één ding gemeen: een groot hart voor hun patiënten/cliënten. Regelmatig ten koste van hun eigen welbevinden. Mijn missie is geslaagd, als iemand aan het eind van een coachtraject de balans weer heeft kunnen vinden. Mijn BIG-registratie als huisarts heb ik inmiddels niet meer. Toen ik huisarts werd, ging ik ervan uit dat ik dit vak tot aan mijn pensioen zou uitoefenen. Het heeft tijd gekost om uit te vinden wat bij mij paste en te accepteren dat dit er anders uitziet dan ik als twintiger voor ogen had. Het moeilijk kunnen vinden van een ‘vaste plek’ na mijn verlof destijds, versnelde het proces dat, achteraf gezien, al gaande was en niet de oorzaak is geweest van mijn uiteindelijke afscheid als huisarts. De ervaringen die ik opgedaan heb in de huisartspraktijk, draag ik met me mee en zijn voor mij heel waardevol, ook in het werk dat ik nu doe. Om als arts (in spe) op een gezonde manier te functioneren, is het noodzakelijk om regelmatig pas op de plaats te maken. Stel jezelf vragen als: Is er voldoende ruimte voor ontspanning? Is er balans tussen werk en thuis? Houd ik deze manier van leven/werken ook op langere termijn goed vol? Is het tijd om bij te sturen? Kortom, om in Covey-termen te blijven: houd de zaag scherp. www.kooningcoaching.nl
Pagina 26
op één lijn 68 1 e uitgave 2021 Equilibre: rubriek voor huisartsopleiders Kijken naar de Jenga torens… DOOR GASTON PEEK EN MARIEKE KOOLS, DE NIEUWE HAO-COÖRDINATOREN Een leven lang leren! Hoe blijf je nieuwsgierig? Hoe ontwikkel je, of beter gezegd: hoe behoud je je creativiteit? Dit zijn zomaar wat zinnen die zijn blijven hangen na de online maar niet minder inspirerende workshop van Arjen Banach1 op 26 februari 2021. Voor mij (Gaston, red.), was het ook confronterend, want al speel ik steeds vaker Jenga met mijn oudste zoon, ik pak vaak hetzelfde blokje. Zoon Lucas van 3 jaar pakt geen blokjes van de toren, maar creëert juist prachtige bouwwerken! Arjen Banach vertelde ons dat veel mensen denken dat creativiteit een talent is waar je wel of niet over beschikt. Mensen plaatsen zichzelf daarmee in een hokje: wel of niet creatief. In werkelijkheid is creativiteit geen talent, maar een vaardigheid waar ieder mens mee geboren wordt. De mate waarin je als volwassene creatief bent, is afhankelijk van hoe de vaardigheid tijdens je leven is ontwikkeld. Vanaf het moment van geboorte wordt creativiteit onbedoeld afgeleerd door onze omgeving. Waar een vijfjarig kind nog 98% creativiteit bezit, is dat bij tienjarigen 30%, bij vijftienjarigen 12% en bij volwassen slechts 2%. Als huisarts zijn we denk ik best wel creatief. Elke 10 of 20 minuten een nieuwe patiënt, sturing geven aan ons personeel, de onverwachte spoedvisite en natuurlijk een hoop aanpassingsvermogen tijdens deze coronacrisis. Wellicht bent u nu tijdens dit lezen ook al uw 62-jarigen uit aan het nodigen voor de Covid19 vaccinaties? Onbewust bekwaam? Door de workshop realiseerde ik me, dat ik in de drukte van de dag weinig toekom aan het bouwen van mijn eigen professionele Jengatorens. Ik leun te weinig achterover om mijn persoonlijke creativiteit en nieuwsgierigheid de ruimte te geven. Tijdens het vervolg van de workshop in groepen, vertelde een ervaren collega dat hij regelmatig een paar uurtjes in zijn agenda blokkeert om te reflecteren. Daardoor komt hij wel toe aan een interessante nascholing, of zelfs het doen van wetenschappelijk onderzoek. Inspirerend! Gaston stelt zich opnieuw voor De afgelopen vijf jaar ben ik huisartsdocent geweest van eerstejaars huisartsen-in-opleiding. Als groepsbegeleiders waren Marieke en ik al een goed samenwerkend duo. Ik zorgde voor structuur, Marieke voor de verdieping. Het begeleiden en coachen van de aios vind ik erg leuk en inspirerend. Ik startte in 2016 als jonge HAB, ik was toen net twee jaar huisarts. Ik stond nog dicht bij de groep, was bijna een deelgenoot. In de loop der jaren kreeg ik steeds meer ervaring met de didactische kant van het vak en het overbrengen op collega-huisartsen. Ook hierin had ik veel plezier. Toch begon ik het afgelopen jaar wat onrustig te worden. Was er sprake van verzadiging? Vond ik het begeleiden van aios niet meer leuk? Wellicht kreeg ik onbewust te weinig ruimte om mijn creativiteit vorm te geven. Ik voelde dat ik toe was aan een nieuwe uitdaging en een nieuwe stap. Toen Marieke mij vroeg om de rol van Arie de Jong over te nemen als mede-opleiderscoördinator hoefde ik niet lang na te denken. Als coördinator van het HAO-team zal ik mij bezighouden met het opleiderscurriculum. Hierbij hoop ik mijn creativiteit weer wat op te schroeven van 2% naar een hoger percentage. Tevens zal ik me gaan richten op de scholing en ontwikkeling van de stagebegeleiders in jaar 2, een functie die eerder werd gedaan door Hendrik-Jan Vunderink. Het lijkt me mooi als daar een kruisbestuiving uit voortkomt. Naast mijn werkzaamheden aan de huisartsenopleiding run ik samen met collega Marlies Wilschut een duopraktijk in het pittoreske Gulpen: Huisartsenpraktijk Gulpen. Deze praktijk hebben wij in 2019 overgenomen van onze oud-opleider Marlène Hendrickx. De afgelopen twee jaar hebben we coassistenten begeleid en in september starten we ook met het opleiden van aios. Pas ben ik voor de tweede keer vader geworden van onze dochter Loïs, nu 2 maanden oud. Dus ook op persoonlijk vlak heb ik de nodige uitdagingen (ze noemen het ‘tropenjaren’) met twee jonge kinderen die ik samen met mijn vrouw Maureen (doktersassistente in Heerlen) probeer te ‘managen’. Al met al een hoop ontwikkelingen en uitdagingen op verschillende vlakken. Misschien moet ik toch maar eens gaan nadenken over mijn persoonlijk portfolio. Bijvoorbeeld over mijn werk-privé balans. Welke haalbare doelen stel ik? Hoe ga ik hier vorm aan geven? Wanneer evalueer ik of ik dit haal? 1. Arjen Banach is spreker en organisatiefuturoloog. www.arjenbanach.nl 26 26 26 Dit portfolio moet wél van mijzelf blijven, zonder al te veel formats, vinklijstjes en ‘moeten’ van buitenaf! Hier heb ik als huisarts een lichte allergie voor. Ik geef de zorgverzekeraar maar even de schuld. Dat brengt mij automatsich bij mijn visie op het curriculum en mijn missie als opleiderscoördinator. 1 e uitgave 2021 Visie op opleiden Geregeld wordt aan alle kanten aan ons getrokken: substitutie, afspraken met verzekeraars en natuurlijk onze patiënten. Laten we vooral eigenaar blijven van ons vakgebied en leerproces en in het bijzonder van onze ontwikkeling als opleider. Een ontwikkelplan is zinvol, mits dit zelf ingevuld kan worden, zonder al te veel verplichtingen van buitenaf. Mijn missie is om een curriculum vorm te geven op basis van jullie wensen, dus van huisartsopleiders en stage-opleiders. Natuurlijk moeten wij als opleidingsinstituut en laten zien. Onze missie is om hier samen een mooie synergie van te maken. Even terugkomen op mijn eigen e-portfolio. Een doel behaal je door dit op te delen in kleine, haalbare stapjes (de S van SMART2). Stap 1: zojuist bracht de postbode mij het laatste boek van Arjan Banach – Zet de patiënt op twee. De M is afgevinkt. Als morgen (vrijdagavond) de kinderen in bed liggen, dan is de A aan de beurt: het uitzoeken en opentrekken van een goeie fles wijn uit de regio Puglia. Stap drie: start met lezen. Mocht dat niet lukken (ik evalueer de R zaterdagochtend) dan heb ik vanwege het huidige tropentijd-slaaptekort nog twee dagen de tijd (T) voor een nieuwe poging. Zo, het begin is gemaakt! 2 SMART leerdoelen: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel/Actie, Resultaat, Tijdsgebonden Uit de praktijk gegrepen Check check dubbel check DOOR JEROEN SMEETS, HUISARTSREDACTIELID Het was een warme en zonnige dag en ik reed visites. Plots belt de assistente. “Ik heb een spoedvisite op de Josephstraat @#$%^&*, een mevrouw met pijn op de borst”. Ik ernaartoe. Bij aankomst staat de voordeur al open. “Hallo, hier is de dokter!” roep ik naar binnen. Geen reactie. Ik besluit naar binnen te gaan. Wellicht is de mevrouw ‘onwel’ en ligt ze in de kamer of slaapkamer. In de woonkamer van de jarenzestig-woning tref ik behalve de kat, niemand aan. Ik ga de trap op en roep nogmaals “hallo, dokter!”. Op de overloop zie ik drie deuren. In de eerste twee kamers zie ik niemand. Als ik de derde deur open, zie ik in een flits een poedelnaakte vrouw op bed liggen. Verschrikt legt ze de deken over zich heen. Ik vroeg: “Had u de dokter gebeld?”. “Nee!!” is het geschrokken antwoord dat ik krijg. “Ik dacht de deur stond open en wellicht voelde u zich niet goed. Excuses!”. Ik vroeg nog wel even snel waarom de deur openstond. “Mijn man is boodschappen aan het doen en hij heeft de deur open laten staan” liet ze weten. Enigszins geïrriteerd bel ik de praktijk. “De spoedvisite is op de Joseph Ramaekersstraat!” zegt de assistente. Gezwind daarnaartoe. Daar bevond zich wél een mevrouw met pijn op de borst. Na aankomst van de ambulance bleek uit het ecg te dat het om een acuut myocardinfarct ging. Terug op de praktijk heb ik de situatie met de assistente besproken. Het bleek dat de verbinding van de telefoon storing gaf en ik al rijdend de straatnaam niet goed heb kunnen horen. De naakte vrouw was geen patiënt in onze praktijk. Haar ben ik nooit meer tegen gekomen. De praktijkafspraak is nu dat het adres door de arts wordt herhaald tegen de assistente, zodat er een dubbele check is. Better safe than sorry! 27 op één lijn 68
Pagina 28
op één lijn 68 1 e uitgave 2021 Opleider met pensioen Pieter van der Heijden: een oude rot in het vak zwaait af DOOR MARIEKE KOOLS, OPLEIDERSCOÖRDINATOR In de ruime spreekkamer van huisartspraktijk ‘Het Raadhuis’ wordt meteen duidelijk wat de hobby van deze huisarts is. De Alfa Romeo is alom vertegenwoordigd op grote foto’s aan de muren en in een vitrinekast vol minimodellen. Pieter van der Heijden draagt dit jaar, op 66-jarige leeftijd het praktijkstokje over aan zijn dochter Britt. Zij studeert over een half jaar af aan de huisartsopleiding Maastricht. Een gesprek over structuur, bange huisartsen en corona. Niet elke opleider die gaat stoppen wordt geïnterviewd. Maar Pieter is extra bijzonder: hij is met 32 opleidersjaren onze meest ervaren huisartsopleider. De opleiding startte in Maastricht tegelijk met de Medische Faculteit in 19741. Als aios begon Pieter bij de piepjonge huisartsopleiding Maastricht, in 1982. Destijds was het nog een eenjarige opleiding. Hij werd opgeleid door een bekende oudgediende huisartsopleider en huisartsbegeleider Bert ten Berge, bij wie hij na zijn opleiding is gebleven. In 1988 nam hij het opleidersstokje over van Bert. Welke aios is je het meest bijgebleven na al die jaren? “Dat is toch wel mijn eerste aios, Laurens Schoon (een andere zeer ervaren huisartsopleider, red.). Ook omdat ik hem destijds nog geholpen heb met zijn eigen praktijk en we inmiddels als die jaren collega’s zijn in Roermond. De aios die ik heb opgeleid, waren heel divers. Dat vond ik juist ook leuk: iedere aios was weer anders. Bij koppelrondes waren er meestal maar 1 of 2 van de 12 aios waarvan ik zei ‘laten we elkaar dat niet aandoen’. Van die andere 10 maakte het me niet uit wie er kwam. De leukste aios kwam een paar jaar geleden: zij was goed, eerlijk en we bleken dezelfde hobby’s hebben, erg grappig. Zij zat goed in haar kennis en kwam ook steeds met leervragen en een agenda bij leergesprekken. Heel gestructureerd, altijd goed voorbereid; daar kan ik nou jaloers op zijn! Structuur is niet mijn sterkste kant. Accrediteren bijvoorbeeld: ik snap dat het moet, maar ik ben er niet geschikt voor.” Bij de opleiding hebben we het vaak over je rolmodelfunctie. Wat voor rolmodel ben jij geweest voor je aios? “Ik kreeg regelmatig de feedback van mijn aios, dat mijn 1 Zie Op één lijn nummer 50, ‘Veertig jaar Huisartsopleiding Maastricht’, https://onlinetouch.nl/huisartsgeneeskundemaastricht/op-een-lijn50?html=true#/30/ 28 28 28 kennis goed up-to-date was; iets wat ik ook belangrijk vind voor een huisarts. Dit komt trouwens ook door het opleiden: er is geen betere manier om je kennis bij te houden, dan het opleiden van een aios. Daarnaast vonden aios dat ze veel vrijheid van mij kregen. Ze maakten hier hun eigen opleiding. Ik wilde ze een kans geven, zelfvertrouwen laten krijgen. Er zijn in dit vak meerdere wegen naar Rome. Ik kreeg graag weerwoord van mijn aios. Tegenwoordig zie ik meer en meer opleiders die redelijk streng zijn, die willen dat hun aios op hun manier werkt. Daar ben ik niet van.” Welke ontwikkeling in het vak vind jij het meest opvallend? “De huisarts is banger geworden. Bang om iets te missen. Dat belemmert ook de huisartsopleider. Je ziet het overal: op de HAP wordt je toch geleerd om snel patiënten in te sturen, vaak te snel. Dan meldt zich bijvoorbeeld een 90-jarige vrouw met pijn op de borst en wordt meteen de ambulance gestuurd. Vroeger moest je meer zelf doen, dan ging je eerst zelf kijken en wilde je zo’n patiënt die ziekenhuisrit helemaal niet meer aandoen. Het hoeft niet allemaal volgens het boekje, juist in dit vak. Als je alles te perfect wilt doen, wordt het te duur en te druk. 1 e uitgave 2021 Qua opleiding is het nu wel veel beter. Aios worden veel beter opgeleid dan vroeger. Vroeger deed je het gewoon precies zoals je opleider. Toen kwamen de standaarden en de samenwerking met de tweede lijn; dat waren goede ontwikkelingen. Maar nu heb ik het gevoel dat we doorschieten in de protocollering. Terwijl je juist zelf wat af moet durven handelen, zelf moeten blijven nadenken. Een grappig voorbeeld daarvan was een jaar of 7 geleden met mijn toenmalige aios toen. Tijdens onze dienst moesten we een visite afleggen op een vrachtboot in de Maas. De schipper was gevallen dus we moesten de boot op, 6 meter naar beneden langs zo’n steile kade-ladder. Dat zagen we allebei niet zitten: zij was zwanger en ik moest een nieuwe knie. Toen kwam de aios op het idee: ze vroeg de schippersvrouw om het schip naar de stuw in Roermond te varen, dan kon hij omhoog en konden wij aan boord. Geweldig!” Je werkt nog steeds meer dan fulltime als huisarts, leidde steeds op, hebt in diverse besturen gezeten, zat in het crisisteam waarin je je intensief hebt beziggehouden met het opzetten van het coronahotel. Hoe vind je het om met pensioen te gaan? “Ach, op een gegeven moment moet het goed geweest zijn. Ik moet wel zeggen dat corona het vak een stuk minder leuk maakt. Dat op afstand werken, ik vind het niks. Ik wil mijn patiënten kunnen zien. We hebben ze in de eerste golf te veel afgehouden; dat miste ik toen echt. Wat ik ga doen met al die vrije tijd ineens; ik denk dat ik een camper ga kopen. En dan lekker naar Italië, ons favoriete vakantieland. De mensen daar, de heerlijke Italiaanse wijn. Dat is ook een hobby van me: inmiddels heb ik een wijnkelder met 6 à 700 flessen. Of we gaan op vakantie met de autotrein vanaf Düsseldorf naar Verona, met onze Alfa Romeo, een Spider type 4.” Die auto lonkt al naar hem vanaf een foto aan de muur. Ze hebben er zin in. Het Hao-team kijkt terug op een fijne samenwerking al die jaren. We wensen Pieter alvast een fijn pensioen. Oud-aios: hoe vergaat het ze? Werken als docent is veelzijdig DOOR JOHAN EVERS, HUISARTSDOCENT Het is zaterdag en ik denk terug aan wat ik afgelopen week zoal gedaan heb. De week begon met een training voor de eerstejaars studenten over het onderzoek van de enkel, voet en heup. Wat is een platvoet en hoe maak je onderscheid tussen een soepele en rigide platvoet? Waarom is dit belangrijk? Welke zijn de Ottawa ankle rules en hoe kan ik dat os naviculare nou makkelijk vinden? In de middag zie ik de coassistenten interne geneeskunde die net begonnen zijn met hun coschap. Hoe meet je ook al weer de CVD en wat is je differentiaaldiagnose bij een obstructie icterus? Naar aanleiding van een vraag die ik zelf niet kon beantwoorden, mail ik met een internist van het MUMC. Ook voor mij leerzaam. Op dinsdag komen de coassistenten chirurgie onder meer voor een training hechten, die we samen met een chirurg van het MUMC geven. Werken als docent op het skillslab van de Universiteit Maastricht is veelzijdig en vraagt een brede kennis en vaardigheid. De kennis en ervaring die ik op heb gedaan tijdens de huisartsopleiding komt dan ook erg goed van pas. Evenals het jaar dat ik als arts-assistent werkte in de longgeneeskunde en cardiologie. Onderwijs heeft altijd al mijn interesse gehad. Na mijn studie geneeskunde ben ik aan de slag gegaan als arts-assistent longziekten en vrij vlot ben ik toen ook coassistenten gaan begeleiden die stage liepen op onze afdeling. Ik vind het leuk om studenten te zien groeien in het vak en hier mijn steentje aan bij te mogen dragen. Door moeilijke onderwerpen inzichtelijk te maken, door te begeleiden bij het afnemen van een anamnese, het uitvoeren van lichamelijk onderzoek, het verrichten van therapeutische vaardigheden, door samen te kijken wat iemand nodig heeft om een volgende stap te kunnen zetten en door vragen te stellen. Omgekeerd leer ik ook weer van de studenten, bijvoorbeeld door de vragen die zij stellen. Ik eindig de week met twee bijeenkomsten voor de derdejaars studenten ter voorbereiding op hun examen klinische vaardigheden. Als voorbeeld bekijken we de casus van een man met pijn laag in de rug en denken na over hoe je dit tijdens het examen aan zou kunnen pakken. Na afloop kijk ik nog even in mijn mail en ga met een tevreden gevoel aan het weekend beginnen. 29 op één lijn 68
Pagina 30
op één lijn 68 1 e uitgave 2021 Moreel dilemma Verplichte anticonceptie, is voorkomen beter dan genezen? DOOR NATHALIE NOTERMANS, DERDEJAARS HUISARTSGENEESKUNDE, MA PHILOSOPHY, BIO-ETHICS & HEALTH In juli afgelopen jaar diende oud kinderrechter Cees de Groot een petitie in over verplichte anticonceptie, in de hoop dat er in de aanloop van de verkiezingen een debat over gevoerd zou gaan worden.1 Inmiddels zijn de verkiezingen voorbij en doen andere prangende zaken zich voor, maar het onderwerp is in de huisartsenpraktijk niet minder relevant geworden. Het is niet voor het eerst dat verplichte anticonceptie onderwerp van gesprek is. In 2016 pleitte demissionair Minister van Volksgezondheid, Hugo de Jonge, ook al voor het wettelijk verplichten van anticonceptie in bepaalde situaties. De Jonge zag zich als wethouder Jeugd en Zorg in Rotterdam geconfronteerd met schrijnende situaties en vond dat ‘sommige kinderen het recht hebben om niet geboren te worden’. In 2017 diende Cees de Groot samen met een beraadgroep al een wetsvoorstel in, maar dit werd afgewezen door het ministerie van VWS. Afgelopen jaar probeerde hij het opnieuw, maar tot dusver zonder resultaat.2 In de discussie over verplichte anticonceptie staat de autonomie van de (potentiële) ouders recht tegenover het niet schaden van het (potentiële) kind. Daarnaast speelt ook de lichamelijke integriteit een belangrijke rol in dit debat. Onaantastbaarheid van het menselijk lichaam, maar ook het recht op een familieleven en een gezin stichten is allebei in de Nederlandse Grondwet vastgelegd. Toch is het mogelijk om mensen verplichte anticonceptie op te leggen. Sterker nog, in de WGBO is een artikel gewijd aan het mogelijk maken om aan wilsonbekwame personen anticonceptie te geven zonder instemming of zelfs tegen hun wil. Hierbij is vereist dat de persoon wilsonbekwaam is ten aanzien van een kinderwens, een wettelijk vertegenwoordiger heeft die instemt met de anticonceptie en dat de anticonceptie noodzakelijk is om ernstig nadeel voor de persoon zelf te voorkomen.3 Opvallend is dat het ernstig nadeel dus slechts beschreven staat voor de potentiële ouder. Het ernstig nadeel voor het potentiële kind is niet wettelijk vastgelegd en dat is juist het punt van discussie. Wat als je van tevoren met (enige) zekerheid weet dat een kind ernstige schade gaat oplopen? Geef je mensen het 1 De Volkskrant, ‘Experts: ongeschikte moeders moeten gedwongen anticonceptie krijgen’, 27 oktober 2020 2 KNMG-dossier, ´Anticonceptie en kwetsbaar ouderschap’, 11 augustus 2020 3 Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), artikel 7:465 lid 5 BW 30 30 30 4 https://www.nunietzwanger.nl/ 5 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ‘Actieprogramma Kansrijke Start’, 12-09-2018 6 NVAVG, ‘Handreiking kinderwens en anticonceptie bij mensen met een verstandelijke beperking. Herziening op de standaard uit 2005: een monodisciplinaire handreiking’, oktober 2016 voordeel van de twijfel en een zo goed mogelijke begeleiding? Of is voorkomen beter dan genezen? Elke huisarts kent wel een casus waarin de situatie dusdanig schrijnend is, dat de gedachte ‘dit had voorkomen kunnen worden’ je bekruipt. Casus met ernstige psychiatrische aandoeningen, drugs- of alcoholgebruik brengen ons naar de definitie van ‘goed ouderschap’. Van goed ouderschap hebben we geen objectieve definitie. Je zou kunnen stellen dat elke definitie ervan gestoeld is op subjectieve kenmerken. Toch hebben we wel een objectieve definitie van kindermishandeling. ‘Slecht ouderschap’ is dus wel degelijk objectiveerbaar! Maar zelfs als vooraf duidelijk vastgesteld kan worden dat een potentieel kind ernstige schade zou oplopen, dan nog kan in de huidige wetgeving geen verplichte anticonceptie worden opgelegd. Tenminste, niet zolang de potentiele ouder als wilsbekwaam ten aanzien van de kinderwens wordt geacht. Maar hoe kun je vaststellen of iemand wilsbekwaam is? Kun je ooit alle consequenties van het ouderschap goed overzien? Is er iemand die níet verrast is door de hoeveelheid werk en de impact op je leven? Voor de huisarts ligt er in de spreekkamer de taak om potentieel kwetsbare ouders te signaleren, goed voor te lichten en mee te nemen in de besluitvorming. Programma’s als ‘Nu Niet Zwanger’4 en ‘Kansrijke Start’5 kunnen daarbij ondersteunen. Ook gratis anticonceptie kan voor bepaalde groepen een doorslaggevende rol spelen. Zowel de KNMG als de AVG artsenvereniging hebben een handreiking geschreven die ondersteuning kan bieden in de praktijk.6 op één lijn 68 Vertrokken Rite de passage DOOR MR. ARIE DE JONG, OP PERSOONLIJKE TITEL Vroeg in de 20e eeuw bedacht de Franse antropoloog, met een Nederlands aandoende naam, Arnold van Gennep, de term ‘rite de passage’ in zijn gelijknamige boek1. Volgens Van Gennep zijn er drie fases waarin een rite de passage zich ontwikkelt: separatie, liminaliteit (transitie) en re-integratie. Pensionering kan ook gezien worden als een overgangsritueel waarin de drie fases herkenbaar zijn. In eerste instantie was ik wat overrompeld dat de afdeling Human Resource Management van FHML zonder enige vorm van overleg of gesprek voorbijging aan gemaakte afspraak met werkbaas en opleidingshoofd en mij geen nieuw contract aanbood. Na mij verdiept te hebben in de ‘rite de passage’ begreep ik dat RM (het Human kunnen we wel weglaten, er is weinig human aan het Resource Management van FHML) de theorie van Van Gennep goed kent en je er geforceerd doorheen ‘helpt’. Separatie De eerste fase, volgens van Gennep, de separatie, betreft symbolisch gedrag waarbij het individu afgescheiden wordt van een voordien vaste maatschappelijke status. Hierbij wordt de oude status eerst ‘vernietigd’ ter voorbereiding op de nieuwe. Hier is RM goed in, het begint al met mails en brieven dat 66 jaar en 4 maanden wel het einde van het contract is. Er wordt voorbijgegaan aan regelingen die doorwerken mogelijk maken na de AOW-leeftijd om een flexibele pensionering te faciliteren en er wordt op geen enkele wijze naar verwezen. De definitieve brief bevestigt de onherroepelijkheid en stelt de ‘resources’ veilig (alle eigendommen van de UM dienen te worden ingeleverd en accounts en selfservice faciliteiten worden na de laatste werkdag afgesloten). Resterende vrije dagen dienen opgenomen te worden. Na de laatste brief worden, noodgedwongen, taken en projecten overgedragen, verdwijn je uit mailing en meetings en word je afgesloten van nieuwe zaken. De separatie (vernietiging) is in gang gezet, alles is wat chaotisch en voor je het weet zit je in de tweede fase. Liminaliteit Wederom volgens Van Gennep, wordt tijdens de middelste fase de ‘reiziger’ ontdaan van elke uiterlijke manifestatie van zijn rang of rol en betreedt een soort ‘liminale’ status tussen vroegere en toekomstige identiteiten. Deze fase wordt vaak vergeleken met een (rituele) dood, of een verblijf in de duisternis van de baarmoeder in afwachting van de geboorte. Je hebt een ongedefinieerde sociale rol. Wat was is niet meer, wat gaat zijn weten we niet en wat is, is chaotisch en onzeker. De liminale fase is wel een lekkere fase waarin je van de meeste taken ontheven bent. Door de vele verlofdagen blijven er nauwelijks werkdagen over en je moet niets in de nieuwe fase waar alles nog openstaat. Het coördinatorschap vervalt, je krijgt geen nieuwe onderwijsgroep. In deze transitie ruim je op wat je niet meer nodig hebt, doet afstand van boeken en documenten en je richt je op nieuwe zaken. Het is ook tijd voor reflectie en bezinning als voorbereiding op de laatste fase. Je zou verwachten dat je in deze fase van een Human Resource Managementafdeling wat ondersteuning en begeleiding zou krijgen, maar er was al vastgesteld dat de ‘human’ factor ontbreekt bij FHML. Zelfs in de meest primitieve stammen gebeurt dit wel, dus hier heeft RM de theorie van Van Gennep niet geheel begrepen of bewust genegeerd. Nu was ik al met pensioen van mijn echte vak. Ik had het allemaal al eens goed meegemaakt. Mijn baas en opleidingshoofd heeft in een mail naar RM en de vakgroepvoorzitter zijn ongenoegen over de gang van zaken kenbaar gemaakt, maar daar amper een werkbare reactie op gekregen. Het voelde wel als steun. Re-integratie In de laatste fase overschrijdt het rituele subject deze drempel en maakt in zijn nieuwe sociale of religieuze rol zijn herintrede in de maatschappij, aldus Van Gennep. Dan is de volgende fase een feit. De laatste overzichten zijn geprint, de laptop en sleutels zijn ingeleverd (Resource Management is opgelucht, de resources zijn veiliggesteld). De (tweede) pensionering is een feit. Over deze ‘re-integratie fase’ ligt RM niet wakker. Zijn hebben hun taak gedaan volgens de regels en mentaliteit van de belastingdienst. Ik had ook een vinkje bij mijn naam omdat ik vragen stelde waarom ik eerst ontslagen werd voor ik mijn vaste aanstelling kreeg (inclusief blokkeren van UM kaart). Waarom het steeds 3 maanden duurde alvorens het salaris aangepast was bij weer een uitbreiding van werkzaamheden en vragen stelde bij de reiskostenvergoeding. Met mijn re-integratie gaat het prima. Ik was al met pensioen en werken bij HAG was een plezierige hobby, mede dankzij de warme collegiale verhoudingen. Ik heb mijn column overgedragen aan Nathalie Notermans (‘Moreel dilemma’). 1 Arnold van Gennep (1873-1957); ‘Les Rites de Passage’ Paris 1909 Ik hoop dat de afdeling RM FHML een lerende organisatie is en dat ze de H weer terug proberen te krijgen door een gesprek aan te gaan met een medewerker. Bij de huisartsopleiding is communicatie een zeer belangrijke competentie, dat zou het bij RM ook moeten zijn. 31

Op één lijn 67


Pagina 2
Colofon Oplage 2600 exemplaren Hoofd-/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Jeroen Smeets (aspirant) Eefje de Bont, Lisette Verheijen en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, SO’s in Limburg, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University, UM-200093 Fotografie Foto's op pag. 6 (linkerkolom), 22, 23 en 24 gemaakt door Philip Driessen Foto (poster) pag. 25 gemaakt door Loraine Bodewes Copyright Cartoon pag 30 komt uit 'Heer Bommel en het einde van eindeloos', het allerlaatste verhaal uit de Bommelsaga, geschreven en getekend door Marten Toonder; 20 januari 1986. Deadline volgend nummer 1 maart 2021 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Inhoudsopgave Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Jean Muris Ben van Steenkiste met pensioen – Laury de Jonge en Trudy van der Weijden 3 4 5 Stellen zich voor: Elian Gorissen, Marjon Dresens en Kris Wouters – docenten opleiding ouderengeneeskunde 6 Manouk van Mourik – AIOTHO Jeantine Vons – gedragswetenschapper Eindhoven Nienke de Haan – HAB Eindhoven Natascha Broers – postdoc onderzoeker Marinka Steur – postdoc onderzoeker Onderwijs Opleidingscapaciteit. Een gedeelde verantwoordelijkheid – Matthijs Limpens, Marieke Kools, Laury de Jonge en Lilian Aarts Oproep opleiden – Lilian Aarts BKO geslaagden Clinicus van het jaar: de genomineerden – Nora Paulke en Jelle Stoffers Promoties Helpen financiële beloningen om te stoppen met roken? – Floor van den Brand Zinnige en Zuinige zorg. De rol van medisch onderwijs – Lorette Stammen Psyscan – Luc Gidding Dunja Dreesens – Rules for tools – knowledge translation tools in health care; a case of consilience 8 9 9 9 10 11 12 13 Onderzoek Je persoonlijke kans op dementie verkleinen: is dat haalbaar? – Stephanie Van Asbroeck 14 Zeldzaam maar niet alleen – Connie Stumpel Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals OOK en de Witte Raven – Erik Stolper en Paul Höppener WESP-en Bart Bulté – Hoe kunnen narratieve beschrijvingen de consultvoering van de aios verder verbeteren? Trang Nguyen – Evaluatie van een prijs-display interventie op het aanvraaggedrag van laboratoriumdiagnostiek onder huisartsen Céline Buurman – Exploring factors for vitamin B12 and vitamin D testing in general practice Minke van Hoof – Uitgesteld antibioticum voor urineweginfecties, zijn vrouwen hiertoe bereid? 15 16 18 6 6 7 7 7 19 19 20 20 Kelly Lo-A-Foe – Interventies om antibioticagebruik bij urineweginfecties te verbeteren 21 Oproep voor huisartsen – Gigja Vossen en Birgitt Klerkx 21 Opleiding Ouderengeneeskunde Ouderengeneeskunde Maastricht. De eerste lichting aios is gestart – Babette Doorn Stellen zich voor: Mariëlle van der Velden en Nancy Lenaerts Aios in Cicero – Joey Jansen, Esmée ter Horst en Shanly Seferina Huisartsopleiding Uit het hoofd: Digitaal onderwijs – Matthijs Limpens Equilibre: Opleiden in tijden van corona – Marieke Kools en Arie de Jong Made in Maastricht en Eindhoven In de leer: Coronials – Arianne Beckers Weten is eten: Een eenvoudige doch voedzame maaltijd – Hendrik Jan Vunderink Gezondheidsrechtelijke kwesties – Arie de Jong en Nathalie Notermans 2 2 22 23 24 26 27 28 29 30 32 Van de redactie Eindeloos In de lente schreef ik over quarantaine en het ‘Groundhog Day’-gevoel. De afgelopen zomer verscheen er geen papieren editie van de eindeloze reeks ‘Op één lijn’. Wanneer iets eindeloos wordt genoemd, dan kan de betekenis flink verschillen. Zoals een zomer die eindeloos duurt, maar ook de huidige (noodzakelijke) maatregelen van de regering. Welk werkzame leven ook eindeloos leek te duren, is dat van Hendrik Jan Vunderink. ‘Aan al het goede komt een eind’. Zo ook voor hem. Hij schreef eindelijk zijn ‘Laatste Avondmaal’, zoals we dat liefkozend binnen de redactie noemen. Hij schreef in de geest van het Bommeliaanse ‘Het einde van eindeloos’. Ik denk, dat bij het verschijnen van dit blad hij nóg zit bij te komen van zijn copieuze maal. Het deed mij denken aan ‘Babette’s Feast’, een boek van de Deense schrijfster Karen Blixen dat ook fraai verfilmd is. En wat zullen wij onze snertvergaderingen missen! Een ander voormalig redactielid, Luc Gidding, heeft zijn eindeloze promotietraject succesvol afgerond. Niet alleen hij, maar ook Lorette Stammen, Dunja Dreesens en Floor van den Brand voltooiden hun wetenschappelijke proeve van bekwaamheid. En hoe! Floor kreeg zelfs een cum laude oordeel over haar onderzoek naar beloningen om te helpen bij stoppen met roken. Verder hebben we een reeks WESP-en die hun stageverslag met u delen. Wie weet zien we een deel van hen weer eens terug als aios of PhD, of als collega in de regio. Meer wetenschap vindt u in de vaste rubriek ‘Bruikbare Wetenschap’ van Jochen Cals en in de rubriek van de ‘Witte Raven’. Wie (nog meer) interesse heeft in zeldzame ziekten, kan zich verdiepen in het artikel van Connie Stumpel, een aanrader voor alle huisartsen (in opleiding). Nieuwe medewerkers stellen zich traditiegetrouw aan u voor. We schrijven zelden over vertrekkende medewerkers, maar voor Ben van Steenkiste maken we graag een uitzondering. De studenten van de UM gaan een zeer bekwame studieadviseur missen. Opleiden: het is broodnodig en het is een enorme uitdaging om alles georganiseerd te krijgen. Dus niet bedoeld als klaagzang, maar om te laten zien hoeveel er wordt gedaan en dat we alle stageplekken in de extramurale zorg kunnen gebruiken. Wij proberen de benodigde aios te werven, alhoewel u daarbij als opleider een grotere rol speelt dan u misschien denkt. We blijven dit eindeloos herhalen. Denk er maar eens over. De opleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Maastricht is van gestart gegaan in september en we praten u helemaal bij. Inmiddels blikken we volop vooruit op de start in september 2021, dan zijn er 12 plekken beschikbaar. We hopen in februari 2021 een ontmoetingsbijeenkomst met aios, staf, docenten en geïnteresseerden te organiseren. Tot zover kon ik het woord ‘corona’ vermijden, totdat de auteurs van de huisartsopleiding, geïnspireerd door schrijver Márquez, het in hun artikelen gingen verwerken. Hoe is het om op te leiden in tijden van corona? Lees het artikel van de opleiderscoördinatoren. Hoofd Matthijs Limpens vraagt zich steeds meer af hoe het is om digitaal onderwijs te geven. Coronials is de laatste column in ons blad in de reeks ‘In de leer’ door Arianne Beckers want ze is afgestudeerd. Ze gaat vast eindeloos door met schrijven, zoals voor Medisch Contact. Dus wij zoeken een nieuwe eerstejaars aios die graag wil schrijven voor deze column. Dankzij attente collega’s kunnen we u toch twee afstudeersessies tonen: Made in Maastricht en Eindhoven. Succes kersverse huisartsen! Tot slot de vaste gezondheidsrechtelijke kwesties. Arie de Jong en Nathalie Notermans vonden elkaar in de ethische kwestie rondom triage ten tijde van corona. Deze column zal zijn weg weer vinden naar de update van de online bundel met alle artikelen uit deze rubriek. Zo blijft die kennis eindeloos beschikbaar voor studenten, aios en andere geïnteresseerden. U vindt die brochure op onze website. Tot slot: we mogen niet knallend het jaar uit, maar we kijken wel reikhalzend uit naar een heel nieuw jaar. U toch ook? Babette Doorn 3 op één lijn 67
Pagina 4
op één lijn 67 2e uitgave 2020 Van de voorzitter Allright, that's it, let's roll. DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Samen met 150 huisartsopleiders heb ik genoten van een webinar met Ben Tiggelaar, georganiseerd door de Huisartsopleiding Maastricht. Ik was al langer geïntrigeerd hoe ik veranderingen zou kunnen aanbrengen in mijn dagelijkse werk, ook als praktiserend huisarts. Steeds maar weer nascholen en cursussen volgen leidden niet tot verandering in mijn gedrag, noch tot een strategie voor het verwezenlijken van mijn doelen. Die doelen zijn: meer rust in de avond, minder vergaderen, e-overleg, flexibiliteit door meer thuis te werken, het groepsgevoel in de praktijk verhogen in coronatijden. Tiggelaar (en ook Covey) zeggen hierover, dat dit realiseerbare doelen zijn binnen je ‘circle of influence’. Door je te focussen, werk je aan veranderbare dingen. Tiggelaar kwam met een simpel drie-factorenmodel uit de literatuur. Je gedrag veranderen kan op verschillende niveaus: je eigen competenties ontwikkelen, je motivatie verhogen/ veranderen, maar zeker ook het beïnvloeden van je omgeving. Huisartspraktijken hebben maximaal ingezet op het gebruik van digitale mogelijkheden, zoals videoconsulten en het verzamelen van unieke data rondom COVID-19 in de praktijk. De dagstart is een van die nabije doelen waar je in de praktijk mee verder kunt: wat staat er vandaag op het programma en hoe gaan we het doen. Maar ook andere contactmomenten: samen lunchen in de praktijk, koffiedrinken etc. Mensen die in dezelfde ruimte verblijven, delen meer informatie met en hebben meer vertrouwen in elkaar. Ga je op een andere verdieping of zelfs maar een paar deuren verder zitten of op een andere verdieping, dan daalt dit delen dramatisch. De ander is juist de ideale mogelijkheid om jezelf te ontwikkelen en te leren kennen. De huisarts blijft de professional die kwetsbare mensen ondersteunt, snel en accuraat problemen opspoort in een onzeker landschap, mensen helpt om samen te beslissen en samenwerkt in een sfeer van vertrouwen met partners rond gezondheid en welzijn. Ik heb graag nog een huisarts aan mijn bed die me helpt bij moeilijke beslissingen, als ik het niet meer weet, of in mijn laatste dagen. En zo’n huisarts gun ik een frisse dagstart met zijn team in de praktijk. Verander je omgeving nu het kan, zeker in deze tijd. ‘Let's do it to them before they do it to us’ (ook van Phil Esterhaus). 4 4 4 2e uitgave 2020 Ben van Steenkiste met pensioen Recht door zee DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM EN TRUDY VAN DER WEIJDEN, HOOGLERAAR IMPLEMENTATIE VAN RICHTLIJNEN Vrijwel onopgemerkt (helaas) is Ben van Steenkiste op 28 juni 2020 met pensioen gegaan. Het afgelopen decennium heeft hij naast zijn wetenschappelijke carrière, furore gemaakt in het geven, ontwikkelen en organiseren van onderwijs. Er zijn weinig onderwijsrollen in de bachelor geneeskunde die Ben niet heeft gedaan, net zomin als hij onderwijsbeoordelingen kreeg die lager waren dan een 8. Een gedegen voorbereiding was vanzelfsprekend en als het nodig was, dook hij daarvoor opnieuw de boeken in. Specifiek affiniteit had hij met chroniciteit en zorg voor ouderen. Zo was hij de bedenker van de succesvolle zorgstage in het tweede jaar van de geneeskundeopleiding. Hij stond mede aan de wieg van de decentrale selectiecommissie voor de geneeskunde opleiding en was hiervan jarenlang vicevoorzitter. Die rol bracht hem door heel Nederland, inclusief de overzeese gebiedsdelen. Ben is betrokken, hardwerkend en recht door zee. Dat ervaarden studenten, die het geluk hadden om hem als docent en later als studieadviseur te treffen. Maar dat ervaarden ook zijn collega’s. Op Ben kon je rekenen als je de behoefte had aan een integere sparringpartner, iemand die met je mee wilde denken en als dat nodig was met raad en daad bijstond. Ben heeft in zijn wetenschappelijke carrière veel bijgedragen aan onderzoek naar het betrekken van de patiënt bij de besluitvorming in de spreekkamer. Hij is een expert in implementatieonderzoek en vergat nooit de realiteit: wat betekent dit nu voor de praktijk, waar zijn we mee bezig? Ben was in onze groep de manus van alles die in crisissituaties zorgde voor rust in de tent. Een man van teamgeest, van samen voor de goede zaak gaan. Zeer geliefd bij collega’s, die Ben roemen om zijn humor en plagerige grapjes, bescheidenheid en relativeringsvermogen, maar bovenal zijn behulpzaamheid met klusjes, computers, teksten, analyses. Zelfs met levensvragen. Ben is bovenal gericht op de persoon: hij vraagt eerst hoe het met je gaat, voordat er zaken besproken worden. Ben, namens alle collega’s die met je hebben mogen samenwerken wensen wij je een behouden vaart! 5 op één lijn 67
Pagina 6
op één lijn 67 2e uitgave 2020 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Manouk van Mourik AIOTHO Ik ben Manouk van Mourik en ik ben ruim een jaar geleden begonnen met de opleiding tot huisarts en onderzoeker, als AIOTHO. Reeds in 2017 ben ik gestart met mijn promotieonderzoek bij de afdeling Cardiologie. Elian Gorissen, Marjon Dresens en Kris Wouters Sinds 1 september zijn we werkzaam als groepsdocent bij de nieuwe opleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Maastricht. Elian is specialist ouderengeneeskunde vanaf 2000 en sinds acht jaar werkzaam als ZZP-er binnen verschillende organisaties. Zij hoopt mede bij te dragen aan het vormen van toekomstbestendige SO’s. Elian is gehuwd en moeder van twee puberzonen. Marjon is sinds 1999 specialist ouderengeneeskunde en vanaf 2010 opleider van aios binnen Envida. Nu gaat ze voor schaalvergroting en hoopt ze nog meer AIOS te begeleiden in het prachtige vak van de ouderengeneeskunde. Marjon is gehuwd en moeder van een puberzoon en –dochter. Kris is sinds 2006 werkzaam als GZ-psycholoog binnen Cicero zorggroep. Ze hoopt haar passie voor systemische processen, communicatie en persoonlijke groei over te dragen op toekomstige SO’s. Kris woont samen met haar vriend en twee dochters van 4 en 7 jaar in Schinnen. Allen werken heel graag mee aan een mooie nieuwe opleiding, waarbij ook de regionale interdisciplinaire samenwerking tussen huisarts en specialist ouderengeneeskunde een nadrukkelijke rol krijgt. Ook interesse in onderwijs bij deze opleiding? Laat het ons weten op: SO@maastrichtuniversity.nl 6 6 6 Mijn onderzoek richt zich op de zorg van patiënten met atriumfibrilleren. Onder begeleiding van dr. Annerika GiddingSlok en prof. dr. Jean Muris, naast prof. dr. Harry Crijns, heb ik de blik van mijn proefschrift kunnen verbreden gericht op de transmurale zorg, waarbij er naast de specialistische taken van de cardioloog, ook meer aandacht is voor de generalistische kijk van de huisarts en het zelfmanagement van de patiënt. Vanaf september ben ik gestart met drie maanden voltijds onderzoek, en zal dit nadien parttime afwisselen met mijn opleiding. Ik heb er erg naar uitgekeken om mijn onderzoek binnen de vakgroep Huisartsgeneeskunde te kunnen voortzetten. Jeantine Vons Gedragswetenschapper Eindhoven Mijn naam is Jeantine Vons en sinds 1 augustus werk ik als gedragswetenschapper voor de huisartsopleiding, locatie Eindhoven. Mijn achtergrond is: klinisch psycholoog/psychotherapeut en coach (individueel/conflict en team). In mijn werkzame leven was ik zowel in de klinische setting (Catharina Ziekenhuis) als in de ambulante GGZ werkzaam. Naast het behandelen van patiënten vind ik het boeiend en inspirerend om met groepen te werken: groepstherapie en het begeleiden van (intervisie)groepen en teams. Inmiddels ben ik begonnen als groepsbegeleider van een eerstejaars aios-groep. Ik vind het ontzettend leuk om jonge, leergierige mensen te begeleiden in hun ontwikkeling en opleiding en om met mijn nieuwe collega’s samen te werken. Ik heb een fijne start gemaakt en met een grote bos bloemen op mijn eerste werkdag voel ik me heel welkom! 2e uitgave 2020 Nienke de Haan HAB Eindhoven Sinds 1 augustus van dit jaar ben ik begonnen als HAB aan de huisartsopleiding Maastricht, locatie Eindhoven. Samen met Jeantine Vons ben ik 1 september gestart met een eerstejaarsgroep. Ik volgde zowel mijn basisopleiding geneeskunde als de huisartsopleiding in Maastricht. Na mijn studie geneeskunde (afgerond in 2005), begon ik aan de opleiding tot specialist interne geneeskunde in het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. Na een aantal jaren kwam ik erachter, dat mijn hart niet in het ziekenhuis ligt. Daarom startte ik zes jaar geleden met de huisartsopleiding, die ik drie jaar geleden afrondde. Sindsdien werk ik als waarnemend huisarts in de regio Eindhoven en start ik per 1 november als vaste waarnemer voor 1,5 dag in een huisartsenpraktijk in Best. Sinds vier jaar woon ik met veel plezier in Sint-Oedenrode. Ik ben getrouwd met Manfred en heb twee kinderen, Tiemen en Renske, in de basisschoolleeftijd. In mijn vrije tijd ben ik regelmatig aan het tennissen. Ik vind het erg leuk en uitdagend om, naast het huisarts zijn, op een andere manier met het vak bezig te zijn. Natascha Broers postdoc onderzoeker Ik ben Natascha Broers en per 1 augustus 2020 parttime werkzaam bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde als onderzoeker op het PRO-COVID-19 project, onder leiding van Jochen Cals. Helaas heb ik door de coronacrisis nog geen dag op de vakgroep kunnen werken, maar dat maakt het werk zelf niet minder leuk. Na mijn afstuderen aan de Universiteit Maastricht als gezondheidswetenschapper ben ik mijn carrière begonnen als onderzoeksassistent bij De Maastricht Studie, waarna ik al snel de overstap gemaakt heb naar de Nefrologie om een PhD-traject te gaan volgen. Na 8 jaar lang als PhDstudent en vervolgens postdoc te hebben gewerkt bij Nefrologie was ik toe aan een nieuwe uitdaging. Op dit moment werk ik naast mijn aanstelling als postdoc (1,5 dag per week) ook als secretaris bij de medisch-ethische toetsingscommissie azM/UM (3,5 dag per week). Ik ben dus bezig met medisch-wetenschappelijk onderzoek van A tot Z. Leuk, leerzaam en uitdagend. Samen met mijn vriend Niek woon ik in de gezellige binnenstad van Maastricht, waar we samen zo veel mogelijk genieten van het stadse en bourgondische leven. Naast de standaard hobby’s (zoals natuurlijk het oplossen van Zweedse puzzels), ga ik sinds afgelopen zomer graag een stukje wielrennen. Ik kijk uit naar de resultaten van ons project, maar zeker ook naar de kennismaking met mijn nieuwe collega’s bij de vakgroep! Marinka Steur postdoc onderzoeker Ik ben Marinka Steur en ik ben in september begonnen als postdoc onderzoeker data science in de onderzoeksgroep van Jochen Cals. Hiervoor heb ik 10 jaar in Engeland gewoond en gewerkt, tot ik afgelopen zomer met mijn familie naar Nederland ben geremigreerd. Mijn studie begon in Wageningen, waar ik de BSc en MSc voeding en gezondheid heb voltooid. Tijdens mijn MSc stage in Oxford besloot ik voor een langer buitenland avontuur te gaan. Dus ging ik na mijn MSc studie terug naar Engeland, deze keer samen met mijn huidige echtgenoot, voor een MPhil en PhD in cardiovasculaire epidemiologie aan de Universiteit van Cambridge. Hier bleek het zo goed te bevallen dat we uiteindelijk 10 jaar zijn blijven ‘hangen’. In deze periode heb ik me gespecialiseerd in epidemiologie binnen grootschalige internationale cohortstudies, met een focus op voeding en cardio metabole aandoeningen. Inmiddels woon ik met mijn man en driejarige dochter in Den Bosch en kijk ik ernaar uit om me in Maastricht te verdiepen in het data-onderzoek binnen de huisartsgeneeskunde. Hierbij ben ik met name geïnteresseerd in de nieuwe mogelijkheden die ‘big data’ en de uitgebreide medische registratiedata kan brengen voor het optimaliseren van diagnostiek in de huisartsenpraktijk. 7 op één lijn 67
Pagina 8
op één lijn 67 2e uitgave 2020 Opleidingscapaciteit Een gedeelde verantwoordelijkheid DOOR MATTHIJS LIMPENS, MARIEKE KOOLS, LAURY DE JONGE EN LILIAN AARTS Momenteel maken we de tweede golf van COVID-19 besmettingen door. Net als de eerste golf is dit een onzekere periode voor velen die de cruciale rol van de huisarts als spil van de eerste lijn benadrukt. Continuïteit van zorg lijkt belangrijker dan ooit. De eerste COVID-19- golf had ook grote invloed op onderwijs en opleiding op de huisartsgeneeskundige leer-werkplek. Het praktijkonderwijs voor alle coschappers werd geschorst en er vond maandenlang alleen onlineonderwijs plaats. Huisartsen-in-opleiding konden nog wel op hun stageplaats blijven, maar voor hen gold dat het aantal patiëntcontacten per dag drastisch omlaagging, evenals de leermogelijkheden van de reguliere huisartsgeneeskunde. Ook al omdat in het begin de schaarste aan beschermingsmiddelen een bottleneck bleek voor het meedoen in diensten en het doen van een vies spreekuur. Aios die in maart hun opleiding begonnen in jaar 1, hebben maar beperkt te maken gehad met reguliere huisartsgeneeskunde. Anderzijds kun je zeggen dat het hoe dan ook leerzaam was. Aios zagen hoe de huisarts diens praktijk her-organiseert volgens nieuwe richtlijnen en hoe ze de samenwerking binnen de regio zo goed mogelijk vormgaven. Nadat op 15 juni de schorsing opgeheven werd, dreigde er een acuut tekort aan huisartsgeneeskundige stageplaatsen voor coassistenten. Naast de bestaande coschappen moesten immers inhaalcoschappen gepland worden. Dat betekende een dubbele belasting van onze toch al krappe stageplaatscapaciteit. Bovenop de reguliere 360 (!) te plaatsen coassistenten kwamen er nog eens 86 bij. Reden voor ons om een brandbrief de deur uit te doen naar alle huisartsopleiders, om samen met hun eersteof derdejaars aios een coassistent onder hun hoede te nemen. Gelukkig gaven tientallen huisartsopleiders hier gehoor aan. Ook veel coassistentbegeleiders toonden zich bereid extra coassistenten te begeleiden. Zo kon verdere studievertraging voor coassistenten voorkomen worden en deden alle afgestudeerde basisartsen ook ervaring op in de huisartspraktijk. Deze gezamenlijke brandbrief is illustratief voor de jarenlang bestaande structurele samenwerking tussen basiscurriculum en huisartsopleiding. Die samenwerking betreft zowel de werving als plaatsing van coassistenten en huisartsen8 8 8 in-opleiding in het wervings- en plaatsingsgebied dat ons op basis van landelijke afspraken is toegewezen. Om deze plaatsing optimaal af te stemmen, gebruiken we een gezamenlijk relatiebeheersysteem (toepasselijk “Family” genaamd) en is Lilian Aarts al jaren het gemeenschappelijk aanspreekpunt. En het allerbelangrijkste: basiscurriculum en huisartsopleiding doen dit op basis van een gedeelde visie: we zijn samen verantwoordelijk om onze stageplaatscapaciteit te vergroten en optimaal te benutten. We hebben samen de maatschappelijke verantwoordelijkheid om voldoende huisartsen op te leiden en te behouden voor de regio in de toekomst. Toename van stagecapaciteit blijft namelijk nodig. Het capaciteitsorgaan heeft geadviseerd om de opleidingscapaciteit van de huisartsopleidingen te vergroten, juist in gebieden waar een krapte aan huisartsen bestaat of verwacht wordt: Zeeland, Groningen en Limburg. Het MT van de huisartsopleiding besloot daarop om in maart 2021 een extra aiosgroep te starten in Eindhoven: twee groepen van 12 aios. Dit betekent dat er minimaal 12 huisartsopleiders meer nodig zijn en met het oog op onverwachte uitval van opleiders, langer-lopende trajecten van aios en ontkoppelingen, liefst nog vijf opleiders daarbovenop. Dat betekent dat we in goed overleg, een aantal begeleiders van coassistenten pro-actief hebben benaderd om aios op te gaan leiden voor de huisartsopleiding. Hierdoor ontstaat logischerwijs direct een tekort aan coassistent-begeleiders. Kortom: het kraakt en piept aan beide kanten, zowel het basiscurriculum als de huisartsopleiding. Dit alles is voor ons genoeg aanleiding om niet alleen onze werving van nieuwe opleiders te intensiveren, maar ook te overwegen het AIOS-co model structureel in te bedden in de huisartsopleiding. Daarbij snijdt het mes aan twee kanten. Het begeleiden van coassistenten biedt een plezierige en leerzame ervaring voor huisartsen-in-spé. Het geven van onderwijs behoort niet voor niets tot de verplichte competenties van de huisarts. Huisartsen in opleiding die eenmaal geproefd hebben aan het geven van onderwijs, zullen in de toekomst eerder kiezen voor het opleider- of docentschap. Tegelijkertijd wordt door de inzet van het AIOS-co model onze totale opleidingscapaciteit vergroot. En dat is noodzakelijk om te kunnen blijven voldoen aan de toenemende maatschappelijke vraag vanuit de regio om huisartsen. Oproep opleiden Contact: lilian.aarts@maastrichtuniversity.nl Telefoon: 06-38312277 2e uitgave 2020 Bent u nog geen begeleider van coassistenten of huisartsopleider, meldt u dan aan. Bent u opleider van AIOS, doe dan mee met het AIOS-co model. Het is nu belangrijker dan ooit. Basis Kwalificatie Onderwijs (BKO) Geslaagden Woensdag 11 november 2020 was de online uitreiking van de BKO-certificaten over de jaargangen 2019-2020. De uitreiking werd geopend door rector magnificus Rianne Letschert. De BKO wordt erkend als bewijs van didactische bekwaamheid voor het ontwerpen en geven van universitair onderwijs. De Faculty of Health Medicine and Life Sciences (FHML) is als grootste Faculteit binnen de Universiteit Maastricht hofleverancier van 54 van de in totaal 92 cursisten. Van de vakgroep Huisartsgeneeskunde kregen deze keer de volgende docenten hun certificaat: Annemieke Wagemans, AVG Kirsten Ponse, huisarts Babette Doorn, projectmanager Eefje de Bont, huisarts. Beste werkplekbegeleiders coschap De huisartsen die de studenten voor de Pulse prijzen voor beste clinici van het jaar 2019-2020 genomineerd hebben zijn (in willekeurige volgorde): Bert Harms huisartsenpraktijk Centrum Swalmen Dick Mooren groepspraktijk De Bres Roermond Tanja van der Burgt huisartsenpraktijk Het Groene Kruis Swalmen 9 op één lijn 67
Pagina 10
op één lijn 67 2e uitgave 2020 Promotie 21 oktober 2020 Helpen financiële beloningen om te stoppen met roken? DOOR FLOOR VAN DEN BRAND, ONDERZOEKER Stelling: “Financiële beloningen toegevoegd aan een stoppenmet-roken groepstraining op de werkplek verhogen het stopsucces van werknemers substantieel.” Op woensdag 21 oktober verdedigde ik met veel plezier mijn proefschrift getiteld ‘Financial Incentives for Smoking Cessation’. De hoofdvraag van het proefschrift was: helpen beloningen om te stoppen met roken? Om deze vraag te beantwoorden hebben mijn promotieteam (Prof. Dr. Onno van Schayck, Prof. Dr. Gera Nagelhout, Dr. Bjorn Winkens, Prof. Dr. Niels Chavannes), onderzoeksmedewerker Lotte de Haan-Bouma en ik een cluster gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek uitgevoerd binnen Nederlandse bedrijven. Voor het onderzoek volgden 604 werknemers binnen 61 bedrijven een 7-weekse stoppen-met-roken groepstraining op het werk, samen met collega’s. In de helft van de bedrijven verdienden de deelnemers bovendien cadeaubonnen ter waarde van in totaal 350 euro als zij succesvol stopten met roken. In de groep met deelnemers die alleen een groepstraining volgden was 26% gestopt na 12 maanden. Terwijl in de groep met deelnemers die, bovenop de groepstraining ook nog beloningen verdienden 41% gestopt was. Het belonen van stopsucces bleek dus het aantal stoppers significant te verhogen. De interventie was ook effectief voor deelnemers met een lager opleidings- en inkomensniveau. Dit is een veelbelovend resultaat, omdat mensen met een lagere sociaaleconomische positie over het algemeen meer moeite hebben om te stoppen met roken. Bovendien werd de groepstraining zeer positief beoordeeld door de deelnemers. Volgens hen waren belangrijke succesfactoren voor het stoppen met roken de laagdrempeligheid van een training op de werkplek, de groepsdruk en sociale steun die ze ontvingen van collega’s, strategieën om niet te roken, die men tijdens de training leerde en een hoge persoonlijke motivatie om te stoppen. De beloningen werden gezien als een leuke toegevoegde bonus. Om te stimuleren dat bedrijven in Nederland de interventie zelf gaan implementeren, zijn we een volgend onderzoeksproject gestart. Het doel is om een strategie te ontwikkelen, waarmee we werkgevers stimuleren om groepstrainingen met financiële beloningen aan hun werknemers aan te bieden. Hiermee maken we rokende werknemers enthousiast om zich voor een dergelijke training aan te melden. We hebben een website ontworpen met informatie- en communicatiematerialen, waaronder filmpjes, folders en posters. Bekijk ze op: www.samensterkerstoppen.nl. Op 21 oktober organiseerden we met steun van Universiteitsfonds Limburg een geslaagd online symposium, waarin ik bovengenoemde implementatieonderzoek besprak en waarin internationale experts hun inspirerende onderzoeksprojecten naar financiële incentives voor stoppen met roken presenteerden. Scott D. Halpern, M.D., Ph.D., (University of Pennsylvania) sprak over het inzetten van loss aversion en present bias om incentives voor stoppen met roken effectiever te maken. Lesley Sinclair (Usher Institute, The University of Edinburgh), vertelde over haar lopende multi-center trial met 944 zwangere rokers. Nienke Boderie, MSc (Erasmusmc) presenteerde haar onderzoek naar verschillende beloningsschema’s voor zorgmedewerkers. En Prof. Dr. Gera Nagelhout (Onderzoeksinstituut IVO en Universiteit Maastricht) liet zien wat mensen met een lagere sociaaleconomische positie nodig hebben binnen stoppenmet-rokeninterventies. Het symposium is terug te kijken via: https://www.onlineseminar.com/symposiumincentives/ webinar/35391/incentives-for-smoking-cessation/ #watch-player 10 10 10 Promotie 16 oktober 2020 Zinnige en Zuinige zorg – de rol van medisch onderwijs DOOR LORETTE STAMMEN, VOORMALIG AIOTHO Je zou kunnen zeggen dat de zorg last heeft van overgewicht. Zoals zo vaak bij overgewicht, heeft dat veel te maken met welvaart. Er is steeds meer te krijgen en de zorg is toegankelijker dan ooit. Helaas leidt dit niet altijd tot betere zorg, een toename van kwaliteit of sneller herstel. Om de zorg fit en gezond te houden, moeten we de kosten (financiële kosten, maar ook bijwerkingen, overdiagnostiek en medicalisering) bewust afwegen tegen de winst (zoals behoud of verbetering van kwaliteit van leven, dagelijks functioneren en zelfredzaamheid). Zinnige en zuinige zorg is niet alleen in het belang van de individuele patiënt, maar komt ook ten goede aan de maatschappij. Als we het met z’n allen eens zijn dat zorg zinnig en zuinig moet zijn, dan dienen we onze artsen hierop voor te bereiden. Zij kunnen door hun medische kennis samen met patiënten een bewuste afweging maken tussen de voor- en nadelen. We hebben onderzocht hoe aios zinnige en zuinige zorg kunnen leveren en hoe onderwijs hierbij kan ondersteunen. Graag delen wij onze bevindingen. Inhoudelijke eisen aan het onderwijs Ons onderzoek heeft laten zien dat aandacht voor zorgkosten en de organisatie van de zorg belangrijk is voor het leveren van zuinige zorg. Daarnaast zijn inzicht in de wensen, verwachtingen en ideeën van patiënten ten aanzien van hun klacht/diagnose erg belangrijk. Tot slot is kennis nodig over welke diagnostiek en behandelingen beschikbaar zijn en voor wie wat en wanneer zinvol is. Daarnaast helpt het als artsen reflecteren op eigen handelen, zoals wanneer ze welke diagnostiek aanvragen, welke medicijnen ze veel voorschrijven en hoeveel ze doorverwijzen. En de mogelijkheid om hun eigen gedrag met dat van andere artsen te vergelijken. Wie proberen we op te leiden De ideeën die aios hebben over zinnige en zuinige zorg zijn sterk van invloed op wat ze leren op de werkplek. Aan de ene kant is er de zuinige aios, welke actief bezig is met het reduceren van onnodige zorg of -zorgkosten. Kenmerkend voor de zuinige aios is het zetten van vraagtekens bij het nut van behandelingen, informeert naar alternatieven, en bespreekt met patiënten expliciet welke de voor- en nadelen van diagnostiek zijn en welke gevolgen dit zou kunnen hebben voor de behandeling. Aan de andere kant zit de aios die liever niet nadenkt over geld en vindt dat de politiek moet beslissen wat de zorg mag kosten en hoe de zorgkosten beteugeld moeten worden. Deze aios is niet overtuigd van het nut van zinnige en zuinige zorg en gaat ervan uit dat iedere patiënt behandeld wil worden met alles wat er medisch voorhanden is. In het midden zit de aios die het belangrijk vindt om zuinig en zinnig te werken maar belemmeringen ervaart bij de toepassing op de werkplek. Deze aios weet niet zo goed hoe hij/zij leermomenten moet opzoeken en vindt dit lastig te bespreken met patiënten en supervisoren. De rol van de supervisor Supervisoren twijfelen niet over het belang van zuinige en zinnige zorg. Echter om op te leiden in zinnige en zuinige zorg, ervaren zij wel obstakels. Velen hebben naar eigen zeggen onvoldoende inzicht in het eigen handelen of hebben te weinig kennis van zorgkosten en vinden het lastig om aios de ‘juiste’ kant op de sturen. Sommige deelnemers aan het onderzoek gaven duidelijk aan dat ze geen idee hadden hoe ze de stijgende zorgkosten of het dubieuze nut van een handeling moesten bespreken met patienten. Ze waren bezorgd dat patiënten dachten dat ze geld belangrijker vonden dan welzijn. Supervisoren die wel met hun patiënten over de stijgende zorgkosten spraken, zagen dit juist als verdieping van de arts-patiënt relatie en konden op veel begrip rekenen. Supervisoren die aangaven actief bezig zijn met opleiden in zinnige en zuinige zorg, stellen kritische vragen aan aios zoals ‘waarom doe je dit onderzoek?’, ‘waarom doe je het nu?’, ‘wat ga je doen met de uitslag?’ en ‘wat is het alternatief?’. Daarnaast proberen ze verspilling te voorkomen door grenzen te stellen aan het zelfstandig voorschrijven van dure medicijnen of restricties ten aanzien van diagnostiek door de aios. Door ongevraagd eigen overwegingen toe te lichten kan de supervisor het goede voorbeeld geven en inzicht geven in de redenering. Erg effectief is het als supervisoren aios de ruimte geven om te experimenteren, ze een eigen behandelplan op te laten stellen en ze actief te laten meedenken over de nadelen van een interventie. Een van de voorbeelden uit ons onderzoek liet zien dat de aios vaak wel een mening hebben ten aanzien van het nut of noodzaak van een behandeling, maar zich, met name in zogenoemde multidisciplinaire overleggen over niet altijd uitgenodigd voelen deel te nemen aan discussies en kritische vragen te stellen. 11 op één lijn 67
Pagina 12
op één lijn 67 2e uitgave 2020 Het maakt uit waar je wordt opgeleid Over het algemeen geldt: hoe kleiner het instituut, des te eenvoudiger het is voor de aios om buiten de eigen vakgroep informatie te vragen. Denk bijvoorbeeld aan een aios interne die de klinisch chemicus om een toelichting van de bloeduitslagen vraagt of een orthopeed die de radioloog belt over de specifieke beschrijving van een bepaalde fractuur. Daarnaast maakt het uit met wie de aios samenwerkt, en wat de normen en waarden zijn van de mensen die daar werken. Ook de aanwezigheid van een visie of het hebben van afspraken zijn belangrijk voor het opleiden in zinnige en zuinige zorg. Denk aan hoe om te gaan met patiënten die dreigen met een klacht of wat te doen met twijfelachtige bloeduitslagen. Ondanks de protocollen is er voldoende ruimte voor verschillen tussen dokters. En dat is een groot goed. Sommige verschillen zijn te verklaren, bijvoorbeeld door patiëntkenmerken, andere verschillen lijken op het eerste oog onverklaarbaar. Een leerpunt voor aios en andere professionals op de werkplek is om verschillen tussen dokters te benoemen en te bespreken. Deze gesprekken zouden leermomenten kunnen zijn, maar dit lijkt op de werkplek maar weinig te gebeuren. Stelling “It is much more important to know what sort of a patient has a disease, than what sort of a disease a patient has (sir William Osler).” Voetnoot Ons onderzoek heeft zich gericht op de algemene medische vervolgopleiding (waaronder de huisartsopleiding). Het doel was te kijken hoe de medische vervolgopleiding kan bijdragen aan het leerproces van aios. Sommige aanbevelingen of tips zijn voor de huisartsgeneeskunde meer of minder relevant dan anderen. Mocht u interesse hebben in een papieren of digitale versie van het proefschrift, stuur dan een email naar l.stammen@maastrichtuniversity.nl Promotie 1 oktober 2020 Psyscan DOOR LUC GIDDING, PROMOVENDUS Supporting general practice in diagnosis and choice of treatment for patients with psychological problems: PsyScan Binnen mijn promotieonderzoek ontwikkelden wij als vakgroep huisartsgeneeskunde samen met de eerstelijns zorgorganisatie Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE), PsyScan. Een multidisciplinair team, bestaande uit een huisarts, een psycholoog, een POH-GGz, de zorgprogramma manager GGz, de cliëntenraad, een patiënt die in het verleden depressief was en ik zelf, combineerde de bevindingen uit de literatuur, focusgroepen, en analyses van de bestaande angst- en depressiezorg in SGE. Dit resulteerde in het interventie-instrument PsyScan. PsyScan is een internetinstrument voor patiënten, dat de huisarts ondersteunt in het differentiëren van type en ernst van de psychische klachten, en huisarts en patiënt helpt bij het kiezen van een passende behandeling. Onder andere de 4-Dimensionale Klachten Lijst (4DKL) maakt onderdeel uit van PsyScan. PsyScan is door ons geëvalueerd binnen de SGE in een gerandomiseerd onderzoek met 336 patiënten waarbij de helft de PsyScan kreeg aangeboden, en de andere helft gebruikelijke zorg. De PsyScan-groep toonde betere psychologische resultaten en meer kwaliteit van leven. PsyScan leidde niet tot hogere kosten. Op dit moment wordt de PsyScan beschikbaar gesteld aan andere organisaties in de gezondheidszorg in het hele land. 12 12 12 Als mooie erkenning voor ons werk voor patiënten met psychische klachten, ontvingen we meerdere onderzoekssubsidies en prijzen voor ons werk rond PsyScan, onder andere de Heert Dokter prijs voor beste onderzoeksartikel in Huisarts en Wetenschap in 2019. Op 1 oktober 2020 verdedigde ik mijn proefschrift succesvol in Maastricht, in een helaas erg lege aula vanwege de Coronarestricties. Met veel plezier heb ik jarenlang bij de vakgroep gewerkt en ook als redactielid van dit blad mogen fungeren. Allen die hebben bijgedragen nogmaals dank! Stelling “Als de huisarts de patiënt beter kent en meer relevante informatie heeft over de patiënt, dan wordt de behandeling van psychische problemen meer op maat en effectiever.” 2e uitgave 2020 Promotie 4 november 2020 Rules for tools – knowledge translation tools in health care; a case of consilience DOOR DUNJA DREESENS, ONDERZOEKER De kennis in de gezondheidszorg is enorm en neemt iedere dag verder toe. In 2008 verschenen er 11 systematic reviews per dag, in 2020 zijn dat er al 80 per dag. Dit betekent, dat je als arts meer dan acht uur per dag moet lezen om bij te blijven. Tijd die je niet aan de patiënt kunt besteden. Daarnaast duurt het lang voordat alle kennis op de werkvloer bij de patiënt terecht komt: gemiddeld 17 jaar en onderweg lekt er om allerlei redenen kennis weg. Uit onderzoek aan het begin van deze eeuw blijkt dat meer dan de helft van de patiënten niet behandeld wordt volgens de laatste inzichten. Vanwege de hoeveelheid kennis en de moeilijkheid om al die kennis in de praktijk te laten landen, is er de laatste jaren veel aandacht voor iets dat kennistoepassing (knowledge translation/transfer) heet. Kennistoepassing betreft het samenvatten, duiden, verspreiden en gebruiken van kennis. Een manier om dat voor elkaar te krijgen, is het ontwikkelen van instrumenten (tools) die kennis samenvatten en duiden, zodat de arts dit niet meer zelf hoeft te doen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat alle kennis in de gezondheidszorg binnen afzienbare tijd terecht komt bij de zorgverlener en patiënt? En dan zo, dat artsen en patiënten die kennis eenvoudig tot zich kunnen nemen en toepassen? Tijdens ons onderzoek hebben we gekeken welke instrumenten er in Nederland bestaan die kennistoepassing en (samen) beslissen ondersteunen, hoe deze gedefinieerd zijn, welke doel(en) ze dienen en welke elementen ze behoren te bevatten, welke kennisbronnen er zijn en, tot slot, welke voorkeur (kinder-)artsen hebben bij het gebruik van deze instrumenten. Zonder het hele proefschrift uit de doeken te doen, hierbij enkele resultaten en conclusies. We ontwikkelen in Nederland een veelvoud aan kennisinstrumenten, die vaak slecht of onvolledig omschreven zijn. Het is ons op landelijk niveau met relevante zorgpartijen gelukt, het aantal instrumenten tot een kernset terug te brengen en het ook eens te worden over de definities van deze tools. Voor instrumenten gericht op patiënten hebben we met internationale experts een framework ontwikkeld, dat de doelen van deze instrumenten beschrijft en aangeeft welke elementen minimaal hier onderdeel van moeten uitmaken. Nog lang niet alle kennisbronnen worden gebruikt bij de ontwikkeling van instrumenten zoals richtlijnen. Het duiden van kwalitatief onderzoek en dat samenbrengen met kwantitatief onderzoek blijft lastig, maar eerste stappen worden hiervoor gezet. Kinderartsen gaven aan, dat in richtlijnen ook aandacht besteed kan worden aan samen beslissen, maar dat er dan ook toegelicht moet worden hoe je dat doet. Bij voorkeur worden de aanbevelingen meer ‘open’ geformuleerd, vergezeld van keuzehulpen. Een meer ‘open’ richtlijnaanbeveling geeft opties en ook welke overwegingen van patiënten bij de keuze daartussen een rol spelen. Om tot betere instrumenten en kennistoepassing te komen, is het nodig, dat de verschillende betrokken disciplines meer en beter samenwerken: a case of consilience. Stelling “Landelijke zorgpartijen hebben consensus bereikt dat vijf instrumenten voldoende zouden moeten zijn voor kennistoepassing en (samen) beslissen in de (gezondheids)zorg: richtlijn, samenvatting, stroomschema/beslisboom, patiëntinformatie en patiëntkeuzehulpen.” “National experts agreed that to support knowledge translation and (shared) decision-making five tool types should be sufficient: clinical practice guideline, summary, flowchart, patient information and patient decision aid.” Rules for tools Knowledge translation tools in health care: a case of consilience Dunja Dreesens 13 op één lijn 67
Pagina 14
op één lijn 67 2e uitgave 2020 Doe mee aan het PRIMA-Brain onderzoeksproject Je persoonlijke kans op dementie verkleinen DOOR STEPHANIE VAN ASBROECK, ONDERZOEKER Dementie treft 20% van de Nederlanders en is de grootste kostenpost in de zorg. Er is ook goed nieuws: je kan de kans om dementie te krijgen verkleinen, door een gezonde levensstijl aan te nemen op middelbare leeftijd. Dit houdt in dat je gezond eet, voldoende beweegt en niet rookt, maar ook dat je mentaal actief blijft. Op basis van deze kennis heeft het Alzheimer Centrum Limburg (onderdeel van de Universiteit Maastricht) een gezondheidsapp (MijnBreincoach app) ontwikkeld waarmee mensen meer inzicht kunnen krijgen in hoe zij zelf hun hersengezondheid kunnen verbeteren. De gebruiker kan via een zelftest te weten komen waar er specifiek voor hem of haar ruimte voor verbetering mogelijk is en op welke punten hij of zij al goed bezig is. De app is bedoeld om mensen in kleine stappen in de richting van een ‘hersengezonde’ levensstijl te bewegen. Onderzoek Begin 2021 sloegen de vakgroepen Huisartsgeneeskunde en Psychiatrie & Neuropsychologie van de Universiteit Maastricht hun handen ineen. Samen startten ze een onderzoek om te kijken of het haalbaar en effectief is om de MijnBreincoach app in de huisartsenpraktijk aan te bieden, naast het kort bespreken van het persoonlijk hersengezondheidsprofiel met de patiënt. Het doel van het project is om bewustzijn rondom de relatie tussen levensstijl en hersengezondheid te vergroten en om mensen inzicht te geven in hoe zij zelf in kleine stappen hun hersengezondheid kunnen verbeteren. Wat we willen weten is of mensen inderdaad aanpassingen in hun levensstijl aanbrengen en of de app daarin ook een meerwaarde heeft. Dit zou een eerste stap zijn naar risicoreductie van dementie in Nederland. We zijn nog op zoek naar huisartspraktijken die aan dit onderzoek willen meewerken. Dit betekent dat u ons in contact brengt met potentiële deelnemers en dat de praktijkondersteuner of arts kort de hersengezondheid en de relatie met levensstijl met de deelnemende patiënt bespreekt tijdens een reguliere afspraak (5-10 min). We zoeken 30 deelnemers per praktijk. In ruil voor uw medewerking krijgt de praktijk 1000 euro bruto. Meer informatie? Bent u geïnteresseerd in dit project? Wilt u graag wat meer informatie? Mail of bel ons: Stephanie Van Asbroeck, telefoonnummer 043-388 10 43, of per e-mail via s.vanasbroeck@maastrichtuniversity.nl. Doen of laten? Onnodige vitaminediagnostiek werkt medicalisering in de hand en zorgt voor onnodige kosten. Verminderen kan met zo’n 20-25%, zo bleek uit een pilot. Vanaf nu kunnen alle huisartsen meedoen aan deze landelijke campagne. De volgende materialen zijn online en offline gratis voor u beschikbaar: • Patiëntfolder • Poster • Wachtkamerfilmpje • Spiegelinformatie • E-learning (1 accreditatiepunt) Website: www.doenoflaten.nl/vitamine E-mail: info@doenoflaten.nl 14 14 14 2e uitgave 2020 Kennis uit onderzoek Zeldzaam maar niet alleen DOOR CONNIE STUMPEL, HOOGLERAAR KLINISCHE GENETICA MUMC+ Stel, u krijgt een brief van een ziekenhuisspecialist met daarin bericht over een zeldzame diagnose bij een van uw patiënten. U heeft daar nog nooit van gehoord. Hoe laat u zich informeren? En gaat u zelf ook op zoek en leren? Zijn er preventieve maatregelen om gezondheidsschade te voorkomen? Zijn er gevolgen voor de erfelijkheid van (klein)kinderen? Definitie en feiten • Een aandoening wordt zeldzaam genoemd, als deze bij minder dan 1:2000 mensen voorkomt • Er zijn 6000-8000 zeldzame aandoeningen • 80% daarvan is genetisch bepaald • In Nederland gaat het om ongeveer 1 miljoen mensen • In Europa zijn dat 30 miljoen mensen • Het risico om een zeldzame aandoening te krijgen is ongeveer 1:17. • DNA-onderzoek is belangrijk geworden in het (tijdig) vaststellen van een zeldzame aandoening Na een (genetische) diagnose zijn er veel vragen die niet altijd te beantwoorden zijn. Is er een professional die meer weet? Is er lotgenotencontact mogelijk? Is er een expertisecentrum? Het internet is een bron van informatie, maar hoe voorkom je dat je verdwaalt? In Nederland werden in 2015 door het Ministerie expertisecentra voor zeldzame aandoeningen erkend.1 Deze expertisecentra moeten aan diverse criteria voldoen. In 2021 volgt een nieuwe ronde voor verlenging van de erkenningen. Er is nog kans om voor nog niet erkende aandoeningen deze erkenning aan te vragen. Expertisecentra zijn heel belangrijk voor de patiënt. Zo kan de patiënt de beste zorg en informatie krijgen en profiteren van de meest recente mogelijkheden. Als er medische klachten zijn, maar er (nog) geen diagnose is, dan kan het lang duren voordat er een diagnose wordt gesteld. Mensen ervaren vaak onbegrip voor hun klachten. Het is soms afhankelijk van het toeval, via een alerte arts, of via een verhaal in de krant of op internet. Dat zoeken, daar moet je een sterke motivatie voor hebben. Actieve huisartsen zoals de ‘Witte Raven’, hebben die motivatie: Onuitstaanbare Onverklaarde Klachten (OOK) vragen om een diagnose. Onvermoeibaar speuren zij naar die 1 https://www.nfu.nl/patientenzorg/complexezorg/zeldzame-ziekten diagnose die vaak zeldzaam is. Zie de artikelen in dit blad of kijk op www.witteraven.org. Patiënten zoeken ook zelf, vaak samen met hun huisarts. Van specialist naar specialist, steeds met de hoop om een diagnose te krijgen. De VSOP (Vereniging Samenwerkende Ouder en Patiëntenverenigingen) biedt patiënten een adviserend platform op ziekteonbekend.nl. De Afdelingen klinische genetica van Nederlandse UMC’s bieden op spreekuren de mogelijkheid tot diagnostiek, vaak multidisciplinair. Heel snel wordt DNA-technologie ingezet om tot een diagnose te komen. Maastricht is het ‘balkon’ van Europa. In de Euregio is de afgelopen jaren een Europees project uitgevoerd met als doel om de zorg voor patiënten met een zeldzame aandoening in de Euregio te verbeteren. De universitaire centra van Maastricht, Aken en Luik, met de verzekeraars in de drie landen en de Provincie Limburg werken samen in het zogeheten EmRaDi project (www.emradi.eu/nl). Als resultaat zijn factsheets gemaakt voor patiënten en professionals met informatie en adressen in drie landen. Deze zijn op de website te vinden. Persoonlijke noot In december 2020 ga ik met pensioen nadat ik 35 jaar als klinisch geneticus (aanvankelijk als kinderarts) heb gewerkt in de diagnostiek en erfelijkheidsvoorlichting bij genetische aandoeningen bij kinderen en volwassenen. Ik heb me altijd sterk gemaakt voor patiënten die zoeken naar een diagnose, voor hun kind, of voor zichzelf. De contacten met de huisartsen om hen persoonlijk te informeren over een zeldzame en vaak complexe diagnose zijn in mijn ervaring altijd nuttig en waardevol. En dat komt dan weer ten goede aan hun families. Het aantal personen zonder een (zeldzame) diagnose wordt steeds kleiner en hangt samen met de sterke verbetering in de DNA-diagnostiek, al is niet 100% in het DNA te vinden. Nog steeds is er een groep mensen met klachten waar het ‘gevoel ’zegt dat er een zeldzame aandoening speelt. Niet genetisch of deels genetisch? Juist dan hebben we professionals zoals u nodig die de uitdaging aangaan om te zoeken! 15 op één lijn 67
Pagina 16
op één lijn 67 S A 2e uitgave 2020 Bruikbare Wetenschap Onderzoek om je vingers bij af te likken DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN HOOGLERAAR EFFECTIEVE DIAGNOSTIEK IN DE HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Marktwerking volgens Delphi Voor de classici onder ons hoef ik Delphi niet uit te leggen. In de oudheid kon je als pelgrim bij Delphi de goden om raad vragen. Nu bestaat er in de onderzoeksmethodiek ook een Delphi-studie. In Wikipedia staat: ‘Een Delphi-studie gebruikt een zorgvuldig gekozen panel van experts. Deze experts antwoorden op vragenlijsten waarvan de vragen gewoonlijk geformuleerd worden als hypothesen. De experts moeten dan antwoorden wanneer zij denken dat de hypothesen vervuld zullen zijn. Elke vragenronde wordt gevolgd door een terugkoppeling met de resultaten van de vragenronde, gewoonlijk anoniem. De experts worden op die manier ertoe aangezet hun meningen bij te stellen aan de hand van de antwoorden van de andere experts. Tijdens dit proces zouden de verschillen tussen de antwoorden moeten afnemen, om uiteindelijk te convergeren naar het «juiste» antwoord.’ Hein de Vries deed samen met, onder anderen, Jean Muris een Delphi-studie waarbij ze groepen experts (zorgverzekeraars, gezondheidseconomen, huisartsen en GGZ-professionals) lieten oordelen over de introductie van marktwerking in de zorg in 2006. In drie rondes mochten ze voordelen, nadelen, en benodigde veranderingen benoemen en er, indien mogelijk, overeenstemming over bereiken. Niet geheel onverwacht bleek men volledig in andere tempels te leven. De verzekeraars waren het erg met elkaar eens en vooral over de voordelen van marktwerking (efficiëntie, keuzevrijheid), terwijl de gezondheidseconomen het vooral over veel zaken niet eens werden. Dat deed me dan weer denken aan de vele gezondheidseconomen die heden ten dage niet uit de media zijn weg te slaan en over elke covid-19 maatregel een mening hebben, maar bij elke regeling steeds een andere. De zorgprofessionals, waaronder de huisartsen, bleken het vaak eens over de nadelen van het stelsel en de gewenste veranderingen. Tja, de tempel van Delphi bleek gelegen op het kruispunt van twee grote breuklijnen en dus in een gebied gevoelig voor aardbevingen. Wellicht is er meer nodig dan een aardbeving om verzekeraars, gezondheidseconomen en zorgprofessionals tot overeenstemming te krijgen. Palliatieve zorg behoeften bij hartfalen De prognose van veel patiënten met gevorderd hartfalen is grimmiger dan die van veel patiënten met een maligniteit. Toch is het bespreken van eindelevenswensen, als onderdeel 16 16 16 B van palliatieve zorg, bij kanker veel meer in ons systeem en handelen ingebed. Stephanie Ament zocht onder andere met Jelle Stoffers in een systematisch literatuuroverzicht naar tools die gebruikt kunnen worden om de behoefte aan palliatieve zorg bij patiënten met hartfalen te identificeren. Uiteindelijk kwamen er 19 studies door de filter die 7 verschillende tools bestudeerden. Ik zal u de afkortingen besparen, maar ze bestaan dus zeker. Meest opvallend was, dat ze matig waren gevalideerd en dat er eigenlijk studies ontbraken die het nut van uitkomsten die ertoe doen voor patiënt en zorgverlener in de dagelijkse praktijk hadden onderzocht. Als ik u er dan toch één mag aanraden op basis van deze studie: google maar eens op de NAT:PD-HF. Het artikel is beschikbaar in het Nederlands en wat ik fraai vind, is, dat hij niet alleen aandacht heeft voor de behoefte van de patiënt met terminaal hartfalen, maar ook voor de mantelzorger. Maar goed, daarvoor moeten wij natuurlijk ook tijdig signaleren, dát de patiënt die sombere prognose heeft. Stoppen met roken in 30 seconden Ongetwijfeld bestempelt u mij nu al als optimist of fantast bij het lezen van deze kop. Nu zijn we het er allemaal over eens, dat roken op nummer 1 staat wat betreft oorzaken van vermijdbare mortaliteit en morbiditeit en toch laten we het niet zelden onbesproken in de spreekkamer. Onno van Schayck is als hoogleraar preventie al decennia bezig met studies naar tabaksverslaving. Samen met collega Mark Spigt en junior onderzoekers onderzochten ze de ervaring van huisartsen met de Very Brief Advice methode. Het wordt een niet-confronterende methode genoemd. De geïnterviewde collegae volgden een digitale lezing over de methode en werden daarna tweemaal gebeld door de onderzoekers. Ze waren positief en vonden het goed passen in het standaard consult. “Minder preek en meer patiëntvriendelijk”. En ik moet toegeven dat ik dat zelf ook zo ervaar, als ik het toepas. De basisprincipes: bevestig de huidige rookstatus, geef ondersteunend advies hoe de roker kan stoppen zonder daarbij te vragen of ze willen stoppen, en geef aan waar de hulp te krijgen is. Bij deze benadering hoeft de roker niet in ontkenning of verdediging te gaan en hoeft ook geen acute actie te ontplooien. Maar hij/zij herinnert het ‘aanbod’ wel, als er een toekomstig stopmoment komt. Uit andere studies blijkt dat deze ultrakorte methode het stoppercentage in praktijken die het gebruiken op langere termijn omhoog krikt. De urine paradox “Dokter kunt u even in de urine-agenda kijken?”. Wanneer een lichaamsvloeistof een eigen agenda kan afdwingen B S C R W R U N T I D A K M A S E R E T E E E T N E G N S R C H I A H P U A T S E H K I U 2e uitgave 2020 op de huisartsenpost, dan doe je toch iets goed zou je zeggen. Regelmatig wordt er tijdens een dienst meer urine langsgebracht dan dat er koffie wordt gedronken. De bekende dipstick met ongelofelijk matige diagnostische waarde wordt gedompeld en de patiënt krijgt een kuur. Toch? Want als de nitriettest positief is, dan volgt er een antibioticum en als de nitriettest negatief is, dan is er elders een plusje te herkennen. Of de patiënt heeft herkenbare en typische klachten en dat is ook voldoende voor een kuur. Je zou kunnen zeggen dat je daarmee net zo goed de dipstick in je koffie kunt dippen. Eefje de Bont onderzocht samen met WESP student Michelle Spek bijna 6.000 contacten voor urine(weginfecties) op de huisartsenposten van Heerlen en Maastricht. Ze ondervonden, dat 99% bij een positieve nitriettest inderdaad een kuur kreeg en dat bij een negatieve nitriettest 79% alsnog een antibioticakuur meekreeg. Urinekweken werden maar sporadisch ingezet, want slechts 1 van 10 patiënten met enige indicatie voor een kweek kreeg die ook. Voor de kweken die wel werden gedaan bestond bij 45% eigenlijk geen indicatie. Voor een ziekte met een eigen agenda handelen we deze infectie eigenlijk matig af. Dat ligt aan de matige diagnostiek en de complexe NHG-Standaard. Maar toch ook aan ons eigen handelen. Tijd om meer consistentie en betere diagnostische tests te kweken. Met een ZonMw subsidie gaan Eefje de Bont en haar team daar de komende jaren mee aan de slag. Reflecteren op reflecterend testen Krijgt u weleens aanvullend commentaar van de laboratoriumspecialist bij uw aangevraagde diagnostiek? Grote kans, dat u in de Zuyderland regio werkt, want vooral in Heerlen entameert klinisch chemicus Wytze Oosterhuis dit al jaren. Bij reflecterend testen kan de laboratoriumspecialist eventueel extra bepalingen toevoegen en aanvullend commentaar geven om u bij klinisch redeneren te assisteren. Let wel: het gaat hierbij niet om het automatisch uitklappen van een test, wat ook wel reflextesten volgens een vast protocol wordt genoemd. Samen met, onder anderen, Jelle Stoffers voerden ze een gerandomiseerde trial uit waar bij de helft van de aanvragen wel reflecterend werd getest, en bij de andere helft enkel de bepalingen aan de huisarts werden teruggeven die waren aangevraagd (dus zonder aanvullende bepaling of commentaar waar gepast). Ze lieten een onafhankelijk panel het gevolgde beleid evalueren en zagen dat dit in de interventiegroep significant vaker adequaat was. Een mooi voorbeeld van hoe je samen verder komt. Geïnspireerd? Google de term reflecterend testen of zoek op de (wat verouderde site) http://www.reflectivetesting.com/ nl/index.htm naar meer uitleg en mooie voorbeelden. Boezemfibrilleren opsporen: De D2AF-studie Het is een uitdaging om in huisartsenpraktijken een gerandomiseerde trial te doen. Deze succesvol afronden en je bevindingen publiceren in de BMJ is simpelweg fantastisch. Het lukte aiotho Nicole Verbiest-van Gurp. Samen met haar collega uit Amsterdam runde zij een hele grote studie in 96 (!) huisartsenpraktijken. Ze onderzochten of het opportunistisch screenen naar boezemfibrilleren bij patiënten ouder dan 65 jaar effectief was. In elke praktijk werden 200 patiënten ‘gevlagd’. Aan de interventiepraktijken werd gevraagd om, als deze patiënten op het spreekuur kwamen, ze met drie methoden te screenen op atriumfibrilleren (AF): de pols voelen, een bloeddrukmeting met weergave voor onregelmatige hartslag en een staafje om vast te houden, dat een single-lead ecg kan interpreteren en bij onregelmatigheid een signaal geeft. Bij enige onregelmatigheid bij een van de metingen kregen patiënten een ecg en eventueel een holter. Het team wilde onderzoeken of deze methodiek meer patiënten met AF zou opleveren dan bij reguliere zorg (waar deze natuurlijk ook regelmatig als bijvangst bij lichamelijk onderzoek worden gevonden). Ze vervolgden maar liefst bijna 18.000 patiënten. In de interventiepraktijken had uiteindelijk 1,6% een AF de novo, terwijl dit in de controlepraktijken 1,5% was. Bruikbare Wetenschap in beeld Bovenstaande studie is een onderzoek om je vingers bij af te likken als onderzoeker, maar ook als huisarts. Deze studies geven antwoorden op belangrijke vragen en het is geweldig dat bijna 100 huisartsenpraktijken hebben meegedaan. Ik was niet betrokken bij bovenstaand onderzoek, maar dank alle praktijkhouders die JA tegen ons zeggen, als we jullie vragen om aan klinisch onderzoek mee te doen. In Maastricht willen we werken aan bruikbare wetenschap voor onze spreekkamers. Wilt u eens nascholen met Bruikbare Wetenschap als centraal thema? Zet dan alvast woensdag 11 februari 2021 in uw agenda. De vakgroep huisartsgeneeskunde Maastricht organiseert dan samen met het NHG een speciale onlineavond over Bruikbare Wetenschap. Alle abstracts van de traditionele NHG Wetenschapsdag zijn gebundeld die avond. Van 19 tot 21 uur, geaccrediteerd, gewoon vanachter uw laptop of tablet. Meer informatie volgt via het NHG. Referenties • Effects of the reform of the Dutch healthcare into managed competition: Results of a Delphi study among experts. de Vries H, Vahl J, Muris J, Evers S, van der Horst H, Cheung KL.Health Policy. 2020 Nov 7:S0168-8510(20)30265-7. doi: 10.1016/j. healthpol.2020.10.010. Online ahead of print.PMID: 33189409 • Workload, diagnostic work-up and treatment of urinary tract infections in adults during out-of-hours primary care: a retrospective cohort study. Spek M, Cals JWL, Oudhuis GJ, Savelkoul PHM, de Bont EGPM.BMC Fam Pract. 2020 Nov 10;21(1):231. doi: 10.1186/s12875-020-01305-8 • Ament SM, Couwenberg IM, Boyne JJ, Kleijnen J, Stoffers HE, van den Beuken MH, Engels Y, Bellersen L, Janssen DJ.Palliat Med. 2020 Oct 15:269216320963941. doi: 10.1177/0269216320963941. Online ahead of print.PMID: 33054670 • Reflective testing - A randomized controlled trial in primary care patients. Oosterhuis WP, Venne WPV, Deursen CTV, Stoffers HE, Acker BAV, Bossuyt PM.Ann Clin Biochem. 2020 Oct 27:4563220968373. doi: 10.1177/0004563220968373. Online ahead of print.PMID: 33040573 • The experience of general practitioners with Very Brief Advice in the treatment of tobacco addiction. van Schayck OCP, Bindels L, Nijs A, van Engelen B, van den Bosch A, Muller IS, Spigt M.NPJ Prim Care Respir Med. 2020 Sep 23;30(1):40. doi: 10.1038/s41533-020-00200-0 • Opportunistic screening versus usual care for detection of atrial fibrillation in primary care: cluster randomised controlled trial. Uittenbogaart SB, Verbiest-van Gurp N, Lucassen WAM, Winkens B, Nielen M, Erkens PMG, Knottnerus JA, van Weert HCPM, Stoffers HEJH.BMJ. 2020 Sep 16;370:m3208. doi: 10.1136/bmj.m3208 17 op één lijn 67
Pagina 18
op één lijn 67 2e uitgave 2020 OOK en de Witte Raven Een onuitstaanbaar onverklaarde huidaandoening DOOR ERIK STOLPER EN PAUL HÖPPENER, HUISARTSEN N.P. De Witte Raven Groep is een werkgroep van huisartsen, opgericht in 2016, die zich richt op het zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK), in de veronderstelling dat het kan gaan om een zeldzame ziekte of een zeldzaam verschijnsel. De leden van de werkgroep doen dit op vrijwillige basis. Zij hebben een brede achtergrond met veel wetenschappelijke en klinische ervaring. Verwijzing van casuïstiek loopt via de eigen huisarts. De Witte Raven hebben een eigen zoekstrategie ontwikkeld en maken gebruik van 4 zoekmachines. Naast het uitzoeken van casuïstiek richt de Witte Raven werkgroep zich op het nascholen van huisartsen en het delen van hun kennis. Voor meer informatie en voor aanmelding van een casus of aanvraag van een nascholing voor huisartsen kijk op onze website: www.witteraven.org. De leden van de Witte Raven: Prof.dr. Geert-Jan Dinant, Drs. Mieke Geuze, Dr. Paul Höppener, Drs. Simon Kleijkers, Drs. Tonnie van Kessel (vz), Drs. Raymond Leclercq, Drs. Richard Maes, Drs. Marie-José Metz, Dr. Erik Stolper, Drs. Charles Verhoeff. Stroomdiagram zoekmethode www.witteraven.org De oplossing van de vorige keer: scleroserende mesenteritis De nieuwe casus Als waarnemend huisarts zie je soms rare huidafwijkingen. In overleg met je ervaren collega kom je dan toch vaak tot een diagnose. Gelukkig kunnen we, na eerst even goed nadenken en pathofysiologisch redeneren, via een paar slimme trefwoorden ook terecht bij dokter Google of professor Pubmed. Ik nam als huisarts ergens waar en zag toen een normale kerngezonde persoon met rare rode bobbelige erupties in 18 18 18 het gezicht, die zich naar beneden uitbreidden. Hij had gek genoeg ook spierpijn. Ik vroeg mijn collega voor een second opinion, maar we kwamen er niet uit. We stuurden een foto naar de dermatoloog maar die wist het OOK niet. Twee dagen later zag mijn collega de patiënt terug: het beeld was erger geworden, maar hij had nu ook vreemde slikklachten. Op de een of andere manier dacht mijn collega eraan om een Creatine-kinase (CK) te prikken, omdat ze een keer een patiënt had gehad met vreemde spierpijn (heel knap van die collega). De CK was torenhoog. De dermatoloog wilde de patiënt niet op korte termijn zien. De reumatoloog wel en die stelde meteen de diagnose. Ik hoorde het hele verhaal een maand later en besloot te zoeken via onze zoekmethode. En met succes. Stelt u OOK met succes de diagnose? De oplossing kunt u insturen naar: op1lijn@maastrichtuniversity.nl 2e uitgave 2020 WESP-student Bart Bulté Hoe kunnen narratieve beschrijvingen de consultvoering van de aios verder verbeteren? BEGELEIDER: ANGELIQUE TIMMERMAN Vraagstelling Is het mogelijk aios in te delen op eerder geformuleerde typologieën (Oerlemans et al. 2017) aan de hand van gedragsbeschrijvingen en is hierin groei meetbaar? Zijn er specifieke leerdoelen te koppelen aan de hand van de narratieve gedragsbeschrijvingen? Studiedesign Kwalitatieve studie, Longitudinale observationele studie. Primair resultaat en conclusie • Groei is vast te leggen in de 4 typologieën over meerdere consulten over langere tijd en rekening houdend met de context. • De educatieve waarde van feedback kan verhoogd worden door gedrag specifiek te beschrijven en het koppelen van leerdoelen hieraan. WESP-student Trang Nguyen Evaluatie van een prijs-display interventie op het aanvraaggedrag van laboratoriumdiagnostiek onder huisartsen BEGELEIDERS: JOCHEN CALS EN DENNIS MURIS IN SAMENWERKING MET MCC OMNES Vraagstelling Hoewel laboratoriumdiagnostiek essentieel is, wordt ongeveer 20% van alle laboratoriumdiagnostiek ‘overbodig’ aangevraagd terwijl het jaarlijks bijdraagt aan de stijgende zorgkosten. Het is noodzakelijk dat huisartsen kosteneffectiever laboratoriumdiagnostiek aanvragen. In mijn onderzoek evalueren we het effect van een prijs-display interventie op het aanvraaggedrag van laboratoriumdiagnostiek onder huisartsen in de Westelijke Mijnstreek. Studiedesign Op 1 september 2019 zijn aanvraagprijzen getoond voor laboratoriumtesten in Cyberlab, waarbij de relatieve aanvraaggetallen pre- en postinterventie zijn vergeleken. Daarnaast is een procesevaluatie uitgevoerd als kwalitatief onderzoeksdeel. Primair resultaat en conclusie Na vier maanden werd een milde, echter niet significante daling gezien in relatieve aanvraagaantallen. Wel heeft interventie geleid tot een hoger kostenbewustzijn onder huisartsen. Getalsmatig is het interventie-effect niet te objectiveren, maar berust het interventie-effect deels op de effecten van de reeds ingevoerde veelzijdige aanpak van MCC Omnes. 19 19 op één lijn 67
Pagina 20
2e uitgave 2020 1 e uitgave 2014 WESP-student Céline Buurman Exploring factors for vitamin B12 and vitamin D testing in general practice BEGELEIDERS: JESSE JANSSEN EN JOCHEN CALS Vraagstelling Dit onderzoek is uitgevoerd om een beeld te krijgen van de factoren die voor huisartsen een rol spelen in het aanvragen van vitamine B12 en D testen in de huisartsenpraktijk. Het is een exploratie van motivaties, ervaringen en attitudes van huisartsen ten aanzien van het testen van vitamine D en vitamine B12. Studiedesign Het is een kwalitatieve studie die aan de hand van het COM-B model is uitgevoerd. Hierin zijn semigestructureerde interviews gehouden onder 20 huisartsen uit in de regio Westelijke Mijnstreek. Primair resultaat en conclusie Verscheidene medische redenen spelen een rol in het aanvragen van vitamine D en B12 testen. Daarnaast blijken de vraag van de patiënt voor een test, de behoefte van huisartsen om patiënten tevreden te stellen en het ervaren gebrek aan kennis en communicatievaardigheden van huisartsen ook invloed te hebben op de hoeveelheid testaanvragen. WESP-student Minke van Hoof Uitgesteld antibioticum voor urineweginfecties, zijn vrouwen hiertoe bereid? BEGELEIDERS: EEFJE DE BONT EN JOCHEN CALS Vraagstelling Ongeveer 50% van de urineweginfecties bij gezonde vrouwen is zelflimiterend. Symptoombestrijding met pijnstilling of een uitgesteld recept voor antibiotica zijn veelbelovende strategieën om antibioticavoorschriften te verminderen. Maar wat weten vrouwen over urineweginfecties en de behandelopties? En zijn vrouwen bereid om antibiotica voor een urineweginfectie uit te stellen? Studiedesign het onderzoek was cross-sectioneel, uitgevoerd via het verspreiden van online vragenlijsten op social media. We includeerden 983 vrouwen met een leeftijd boven de 18 jaar die een urineweginfectie hebben doorgemaakt. Primair resultaat en conclusie Slechts de helft wist dat een urineweginfectie mogelijk zelflimiterend is. Toch was drie kwart, na uitleg, bereid antibiotica uit te stellen. Wanneer vrouwen de huisarts bezoeken, prefereren ze een bevestiging van de diagnose en pijnmedicatie. Opvallend genoeg heeft slechts 0.7% pijnmedicatie en 2.6% een uitgesteld antibioticarecept in het verleden ontvangen. 20 20 op één lijn 67 2e uitgave 2020 WESP-student Kelly Lo-A-Foe Interventies om antibioticagebruik bij urineweginfecties te verbeteren BEGELEIDERS: EEFJE DE BONT EN JOCHEN CALS Vraagstelling Urineweginfecties horen bij de meest voorkomende infecties binnen de eerste lijn. Maar liefst twee derde van de patiënten krijgt onnodig antibiotica voorgeschreven, wat bijdraagt aan de ontwikkeling van antibioticaresistentie. Diverse interventies zijn ontwikkeld om dit tegen te gaan. Maar welke interventie is nu effectief in het terugdringen van onnodige antibioticavoorschriften voor urineweginfecties? Studiedesign We hebben een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd, en includeerden RCT’s die het effect bestudeerden van een interventie op het voorschrijven van antibiotica voor urineweginfecties in de eerste lijn. Primair resultaat en conclusie Tien studies beschreven het effect van een interventie op eerstelijns antibioticavoorschriften voor urineweginfecties. Met name actieve interventies en interactieve multifacet interventies bleken effect te hebben en zijn veelbelovende strategieën in het terugdringen van onnodige antibioticavoorschriften. Voor toekomstig onderzoek is het belangrijk dat langetermijneffecten en kosteneffectiviteit van deze interventies bestudeerd worden. Oproep voor huisartsen De nieuwe NHG-Standaard Stabiele Angina Pectoris DOOR GIGJA VOSSEN EN BIRGITT KLERKX, WESP-STUDENTEN Wat vindt u er nou eigenlijk van? Bent u huisarts met minimaal 2 jaar werkervaring? Dan zoeken wij u! Op dit moment zijn wij bezig met ons onderzoek naar de ideeën van huisartsen over de per 01-01-2020 herziene NHGStandaard Stabiele Angina Pectoris. Volgens deze nieuwe NHG-Standaard is er geen ruimte meer voor aanvullend onderzoek door de huisarts bij het aantonen, dan wel uitsluiten van coronairlijden bij patiënten met niet acute pijn op de borst. Patiënten met (a-)typische angina pectoris worden verwezen naar de cardioloog voor verder onderzoek. Patiënten met aspecifieke thoracale klachten worden niet verwezen naar de cardioloog, tenzij er alsnog aanwijzingen zijn voor een cardiale etiologie. Wij zijn benieuwd naar uw visie op de nieuwe NHGStandaard Stabiele Angina Pectoris. Hoe wordt de nieuwe werkwijze door u ervaren? In welke gevallen wijkt u af van de NHG-Standaard Stabiele Angina Pectoris? Bent u bereid om uw mening met ons te delen? Dan nodigen wij u graag uit voor een explorerend interview (bij u in de praktijk of via Zoom). Aarzel niet om contact met ons op te nemen! Birgitt Klerkx, b.klerkx@student.maastrichtuniversity.nl of 06-37169149 Gigja Vossen, gc.vossen@student.maastrichtuniversity.nl 21 21 op één lijn 67
Pagina 22
op één lijn 67 2e uitgave 2020 Ouderengeneeskunde Maastricht De eerste lichting aios is gestart DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER Eerste helft 2020 In de eerste editie van 2020 schreef ik ‘Op weg naar een zelfstandige opleiding’ over de ouderengeneeskunde in Maastricht. Kort na het verschijnen van dat blad, ontvingen wij de erkenningsbrief van de RGS met daarin een positief besluit én: voor onbepaalde tijd. Niet lang erna, op 1 mei, sloot de deadline om te kunnen solliciteren voor de opleiding. In de maanden daarna hielden we sollicitatie- en selectiegesprekken met personeel, docenten en aios. Intussen werd onderwijs gemaakt en werden processen ingericht. De docenten stellen zich elders in het blad aan u voor, net als het hoofd en waarnemend hoofd van deze opleiding. De aios Na de selectie van de aios, konden er 9 geplaatst worden per 1 september 2020, van Weert tot Maastricht. Hun eerste kennismaking(en) verliep digitaal, mede vanwege de zomervakantie. Op vrijdag is de wekelijkse terugkomdag van de opleiding ouderengeneeskunde in Maastricht. De allereerste keer was op 4 september. Het werd een feestelijke dag! De week erna bezocht een cameraploeg van de lokale omroep Deb 1 om te filmen en voor een kort interview met een van de aios, Katerina Skarlatou. Zij is als aios te zien op onze website en te volgen via de sociale informatiekanalen. Een andere aios, Charlotte Koopmans, schreef mee aan een artikel voor het LAD-magazine. Eind september kwam de belangenvereniging van aios (VASON) naar Maastricht om kennis te maken. Kleinschalig onderwijs heeft in coronatijd zo zijn voordelen. We konden zoveel mogelijk fysiek on campus doorgaan met inachtneming van alle COVID-maatregelen. In oktober konden de aios ook nog net de STARtclass Spoedzorg in Utrecht volgen. Eind oktober was er een gezamenlijke terugkomdag van aios ouderengeneeskunde en huisartsgeneeskunde (jaar 2). In Maastricht zijn de lijnen gelukkig kort. Opleiders De tweede week van september was een kennismakingsdag met de hele groep opleiders en aios in hotel Van der Valk Maastricht. Individueel kende elke opleider al zijn of haar aios. Het was een prachtig zonnige dag waarbij de lunch buiten in de tuin genuttigd kon worden. De tweede helft van de middag was er een Lagerhuisdebat waarbij aios en genodigden uit het werkveld, met elkaar in debat gingen aan de hand van stellingen, onder leiding van hoogleraar Ouderengeneeskunde Jos Schols. Het was een zeer geslaagde dag. Blik vooruit Het netwerk in de regio is goed op orde. Dit komt goed uit, want de ouderengeneeskunde dient veel meer zichtbaar te worden in de basisopleiding. Het raamplan 2020 heeft dat niet voor niets als speerpunt opgenomen. We zien op korte termijn ook verbeterpunten voor het basiscurriculum geneeskunde, alhoewel dat soms lastig is in tijden van krapte aan werkplekbegeleiders en opleiders, nog los van COVID. Het geeft ook heel veel energie om jonge mensen enthousiast te maken voor het vak. In september 2021 starten we met een nieuwe eerstejaars groep aios. De sollicitatieperiode daarvoor loopt van 1 maart tot 1 mei 2021. Kortom: de trein dendert door en de sfeer en het vertrouwen zijn uitstekend. Wilt u meer weten of heeft u vragen? Kijk op onze website www.ouderengeneeskundemaastricht.nl of mail naar SO@maastrichtuniversity.nl 22 22 22 2e uitgave 2020 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Mariëlle van der Velden Hoofd Opleiding Ouderengeneeskunde Mijn naam is Mariëlle van der Velden en sinds april werkzaam als hoofd van de medisch-specialistische opleiding Ouderengeneeskunde Maastricht. In 2018 mocht ik mij al eens voorstellen. Destijds was dat als coördinator van de opleiding specialist ouderengeneeskunde Maastricht. Helaas waren er toen te weinig aanmeldingen om, als dependance van Nijmegen, in Maastricht van start te gaan. Er is daarna hard gewerkt om alsnog de vervolgopleiding in Maastricht van de grond te krijgen als zelfstandig opleidingsinstituut. En dat is gelukt! Ik ben er trots op dat we per 1 september gestart zijn met een groep van 9 aios. Als hoofd ben ik eindverantwoordelijk voor de gehele opleiding. Spannend, maar ook een uitdaging. Gelukkig heb ik een team om me heen met ervaren mensen op verschillende vlakken. Iedereen is enorm enthousiast en bevlogen. Naast deze functie, ben ik nog steeds werkzaam in de praktijk als specialist ouderengeneeskunde bij Cicero Zorggroep en draag ik wetenschappelijk onderzoek ook een warm hart toe. Ik participeer als schakel tussen de Academische Werkplaats Ouderenzorg Zuid-Limburg (AWO-ZL) en de praktijk en zal dat ook doen tussen de vervolgopleiding en de AWO-ZL. Ik ben getrouwd en heb drie kinderen in de leeftijden 25, 20 en 19, van wie de oudste niet meer thuis woont. Lange wandelingen met onze twee honden door het prachtige Limburgse landschap is voor mij heerlijk ontspannen. Marielle (links) en Nancy (rechts) Nancy Lenaerts Waarnemend hoofd opleiding Ouderengeneeskunde Ik ben Nancy Lenaerts en sinds juni van dit jaar werkzaam als waarnemend hoofd voor de nieuwe opleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde in Maastricht. Een uitdaging die ik tot nu toe met veel plezier ben aangegaan. Het geeft veel energie om met een enthousiast, nu nog relatief klein team, de opleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde gestalte te geven. Opleiden en nieuwe dingen opzetten vormen de rode draad in mijn loopbaan tot nu toe, naast mijn werk als Specialist Ouderengeneeskunde in de praktijk. Inmiddels werk ik ruim 10 jaar voor Novicare, een landelijke behandeldienst voornamelijk werkzaam in verpleeghuizen. Maar ook hier heb ik aan de basis gestaan van een nieuw te starten regio. De enthousiaste en de sfeer van toen ervaar ik ook nu weer met het team, maar zeker ook met de eerste groep aios, die gestart is in september, en de praktijkopleiders. Daarnaast werkte ik een aantal jaren met veel plezier als docent aan de vervolgopleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Nijmegen. Ervaring die nu goed van pas komt. Ik ben dan ook blij dat ik nu weer de kans heb om met het onderwijs bezig te zijn, maar nu dicht bij huis, samen met de collega’s uit de regio. Mijn werkzaamheden bestaan op dit moment vooral uit het ondersteunen van het docententeam daar waar nodig, mee vormgeven van het kwaliteitsbeleid en alvast de vooruitblik naar het tweede jaar, waarin de aios hun externe stages gaan volgen. Ik woon samen met mijn man en drie pubers in het mooie dorpje Elsloo. In mijn vrij tijd fiets ik graag door het Limburgse heuvelland, supporter ik de kinderen bij hun sportclubs, ga ik naar theater en eet ik ook graag samen met vrienden. 23 op één lijn 67
Pagina 24
op één lijn 67 2e uitgave 2020 In de leer Drie nieuwe Specialisten Ouderengeneeskunde i.o. ‘HET IS IEDERE DAG EEN PUZZEL DIE JE MOET OPLOSSEN’ Zoals in de vorige Cicerone1 vermeld, startte de Universiteit Maastricht in september met de opleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde. Dat was hard nodig, want er is een tekort aan deze specialisten. Dat komt door de vergrijzing, maar ook door de onbekendheid van het vak. En omdat bekend dan misschien iets meer bemind maakt, spreken we met de drie specialisten in opleiding die bij Cicero aan de slag zijn gegaan, over wat zij ervaren in hun nieuwe opleiding: Esmée ter Horst, Joey Jansen en Shanly Rideaux. Esmée, Shanly en Joey zijn alle drie pas begonnen met de opleiding, maar werkten al bij Cicero als basisarts. En dan nu in opleiding! Esmée: “Ja, een mooie opleiding! En het leuke van een nieuwe opleiding is, dat nog niet alles vaststaat. Er wordt ook veel input van ons gevraagd en dat is leuk, zo bouw je als het ware mee aan de opleiding!” “Ja, het is zeker fijn dat deze opleiding is gestart, want dit specialisme is lange tijd een ondergeschoven kindje geweest. Vroeger waren 1 Cicerone is het personeelsblad van Cicero Zorggroep. Dit artikel is een (licht bewerkte) dubbelpublicatie. verpleeghuisartsen specialisten uit het ziekenhuis die het wat rustiger aan wilden doen. Daardoor heeft het vak stil gestaan en is het lang niet met de tijd meegegaan. Onze groep telt 9 nieuwe artsen, allemaal rond de 30. En allemaal met de ambitie om gebruik te maken van onderzoek om daarmee het vak te innoveren en het daardoor beter te maken voor de mensen voor wie we het doen: onze cliënten! Neem bijvoorbeeld een innovatie als een SmartGlass2”, vult Joey aan. “Daardoor wordt het ook niet saai”, zegt Shanly, “wat veel medici juist wel denken. Maar het is juist heel divers. Ook, omdat er allerlei ziektebeelden voorbijkomen: van buikaandoeningen tot neurologische tot cardiologische aandoeningen.” ”Dat is ook het generalistische van ons vak. Wij bekijken onze cliënten als geheel en als iemand dan een aandoening heeft, kijken we niet alleen naar de kwaal, maar ook wat dat betekent voor de cliënt, en de mensen die om hem heen staan. Hoe functioneert hij in een thuissituatie of in een 2 In de zorg zijn er veel toepassingen voor de Smart Glass: een bril met ingebouwde microfoon en camera. Je kunt bijvoorbeeld live meekijken met een mantelzorger of triage op afstand doen. Zie foto op de kaft. 24 24 24 vlnr Joey, Shanly en Esmée 2e uitgave 2020 verzorgingscentrum, hoe functioneert zijn mantelzorgsysteem etc., en juist die puzzel die we iedere keer weer met elkaar doen, maakt het enorm boeiend!” zegt Esmée. Joey: “Daar wil ik nog wel aan toevoegen, dat het multidisciplinaire team echt fijn is om in te werken, een team waar iedereen zijn eigen stukje expertise heeft, maar waar de arts wel de regie voert. Dat heb je in geen enkel ander specialisme.” Ze zijn alle drie op een verschillende manier in aanraking gekomen met het vak, maar maar een grote overeenkomst is wel, dat het min of meer toevallig was. Shanly: “Ik ben van huis uit internist, maar om die opleiding compleet te maken, ben ik gaan meelopen in het verpleeghuis. Ja, en toen was ik verkocht. De langere begeleiding in de thuissituatie ten opzichte van het ziekenhuis, en de tijd kunnen nemen om je echt te verdiepen in je cliënt: dat deed het hem voor mij.” “Wel een beetje vergelijkbaar met mijn situatie”, vertelt Esmée, “ik ben er ook een beetje ingerold. Ik wilde altijd huisarts worden, specialist ouderengeneeskunde stond echt niet op mijn lijstje! Maar dacht, dat een semi-artsstage ouderengeneeskunde op de revalidatie in Maastricht nuttig zou zijn voor de huisartsopleiding. Maar ik ben daar gewoon blijven hangen. Ik vind dit zó leuk! De gemoedelijke sfeer en inderdaad de langere behandelrelatie. Je moet iemand leren kennen om de juiste zorg te kunnen geven!” Joey: “Ik wilde eerst chirurg worden, maar dat wereldje beviel me, toen ik er eenmaal inzat, niet helemaal. En toen ik over huisarts nadacht, ging ook ik ervaring opdoen in de ouderenzorg, juist omdat je daar in de studie nauwelijks mee geconfronteerd wordt. En ja, ik bleef hangen. Met name het teamwork past goed bij mij, dat mist bij een huisarts. En daarbij komt, mijn cliënten geven mij zo veel waardering!” Maar de opleiding is meer dan alleen het werk bij Cicero. Shanly: “Het is een gevarieerd aanbod. Het eerste jaar speelt zich geheel af in het verpleeghuis, PG en somatiek. Het tweede jaar vindt plaats in het ziekenhuis, geriatrie en GGZ. En het laatste jaar heet dan een verdiepingsjaar waarin je een keuzestage kunt doen, bijvoorbeeld in de revalidatie. Dat jaar sluit je af in het verpleeghuis.” Esmée vult aan: “En dan hebben we elke vrijdag een terugkomdag op de universiteit waarbij we presentaties, opdrachten en rollenspelen etc. Wij kozen voor ouderengeneeskunde! En jij? Word aios ouderengeneeskunde Volg de opleiding in Maastricht www.ouderengeneeskundemaastricht.nl doen. Ook daar leer je van!”. “Maar het is niet alleen medischinhoudelijk wat je leert”, zegt Joey, “de opleiding focust vooral ook op competenties zoals samenwerking en communicatie. En dat hebben we natuurlijk in het afgelopen jaar, met corona, ook goed kunnen leren. Als bijvoorbeeld een heel team verpleegkundigen uitvalt en je in korte tijd een team moet maken van de verpleegkundigen die van alle kanten worden ingevlogen. Dat ligt me wel; ik vind het overdragen van kennis heel leuk!” Kortom Joey: “Het vak van Specialist Ouderengeneeskunde is een boeiend vak, dat nog naar veel onderzoek vraagt, niet alleen wat betreft innovaties, maar ook onderzoek naar ziektes als dementie. Vooral onze nieuwe generatie specialisten kan daar een cruciale rol in spelen!” 25 op één lijn 67
Pagina 26
op één lijn 67 2e uitgave 2020 Uit het hoofd Digitaal onderwijs DOOR MATTHIJS LIMPENS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Een van onze docenten attendeerde mij via social media op een artikel in NRC van 23 oktober jl.: “Zonder persoonlijk contact worden we ‘digitale lopendebandwerkers”. Vroeger zou zo’n artikel besproken worden bij de koffie of lunch, nu bereikt het mij digitaal. De digitalisering van onze maatschappij heeft de laatste jaren een enorme groei doorgemaakt. Social media zijn niet meer uit onze samenleving weg te denken: we boeken onze reizen via internet en online shoppen groeit gestaag. In Europa is Nederland koploper als het gaat om het land met de meeste huishoudens met internettoegang. In 2018 had 98 procent van de Nederlandse huishoudens internet in huis. Maar niemand kon vermoeden dat de huidige pandemie de onlinemaatschappij een nog forsere boost zou geven. Op 5 november vond de opleidersterugkomdag plaats. De hooggewaardeerde en altijd goed bezochte opleiders tweedaagse in Heeze moest dit jaar omgezet worden in een digitale variant. Ben Tiggelaar opende de dag met de voordracht: ‘Veranderpsychologie voor nu’. In zijn teaser vooraf vergelijkt hij het kantoor van 1970, vol met stapels papieren en rokende mannen in pakken, met het kantoor van nu en stelt de vraag: wat gaat er de komende 50 jaar gebeuren? Bijzonder is, dat de start van ons internet nu 50 jaar geleden is. Begin 1970 koppelden de eerste Amerikaanse universiteiten hun computers via APRANET aan elkaar. Dit ter bevordering van kennisdeling en wetenschap en het vergroten van hun voorsprong (vooral militair) ten opzichte van Rusland. In november 1990 was het concept van het World Wide Web ver genoeg ontwikkeld om er een formeel project van te maken. Kortom: 30 jaar geleden startte ons huidig internet! In onderwijsland heeft de digitalisering aanvankelijk een rustig traject doorgemaakt. Termen als e-learning en blended learning circuleerden al langer. Er zijn mooie voorbeelden van en overal draaiden pilots. In maart bracht Corona hierin een abrupte verandering teweeg: medewerkers moesten gaan thuiswerken en het onderwijs ging over van fysiek naar online lesgeven. Zonder uitgebreide voorbereiding. Voor alle docenten een grote uitdaging. In de opleidingspraktijken zocht men naar nieuwe vormen van zorgverlening en onderwijsondersteuning. Vrij snel werd duidelijk dat online informatieoverdracht over het algemeen prima verliep. Uitwisselen van ervaringen is al een grotere uitdaging. Consultvoering en het trainen van communicatievaardigheden zijn online veel moeilijker vorm te geven, alleen al omdat consultvideo’s via een ander platform 26 26 26 (Codific) gedeeld moeten worden dan het onderwijs (Zoom). Zoom bleek bij de start van de coronacrisis zo’n beetje het enige platform dat mee kon in de veranderende situatie. Dat de UM snel elke medewerker een eigen account verschafte, hielp daarbij enorm. Thuiswerken is één ding, maar het onderwijs online verzorgen is wat anders. Docenten reageerden hier wisselend op, maar iedereen ging mee in de verandering. Mijn complimenten aan alle aios, opleiders en docenten: hun inzet en aanpassingsvermogen is bewonderenswaardig. Dat ging met vallen en opstaan, maar het algemene gevoel was positief, omdat het onderwijs doorging. Hoewel dat fijn was, was het nog prettiger dat sinds juni het onderwijs deels ook weer fysiek mocht. De eerste evaluaties van online-onderwijs laten zien, dat aios het fysiek onderwijs hoger waarderen dan online-onderwijs. Enkele interessante bevindingen wil ik graag met jullie delen. Gemiddeld gaf men het fysiek ‘Leren van ervaringen’ een rapportcijfer 9, via zoom was dit een 8. Met beperkte aantallen (maximaal 8 personen) blijkt online ‘Leren van ervaringen’ een prima alternatief voor fysiek onderwijs. De aios gaven het fysieke APC-onderwijs een rapportcijfer 8 en het zoom-onderwijs een 6. Het enige voordeel dat genoemd werd, is dat fysiek onderwijs vaak vraagt om meteen te reageren op iets wat je ziet in een video en dat de aios bij het ZOOM-onderwijs wat meer de tijd heeft om zijn of haar feedback te overdenken. De docenten waren het in grote lijnen eens met de aios. Zij gaven aan het ook prettiger te vinden om interactiever te werken met het videomateriaal en de mogelijkheid om directer feedback te kunnen geven. Een andere aanbeveling: het gebruiken van vooraf opgenomen materiaal kan goed werken als het gaat om onderwerpen die niet snel gedateerd zijn en de vorm eenvoudig van opzet is (bijvoorbeeld een college of een tutorial met interactieve elementen). Alleen dan wegen de kosten op tegen de baten. Grote vraag is: wat leren we van deze coronacrisis? Wat nemen we mee? Er zal in de toekomst ongetwijfeld meer thuis gewerkt worden, net als minder reizen (Maastricht-Eindhoven en vice versa) en meer online vergaderen zal ook wel blijven bestaan. Maar de gevolgen voor ons onderwijs zijn nog niet goed te overzien. Het betekent meer dan alleen je onderwijs online aanbieden. Zijn we eigenlijk wel toe aan nog een stap verder, het ontwikkelen van e-learning en blended learning als norm in het onderwijs? Is de drang terug naar fysiek onderwijs niet veel groter? 2e uitgave 2020 Equilibre: rubriek voor huisartsopleiders Opleiden in tijden van corona DOOR MARIEKE KOOLS EN ARIE DE JONG, COÖRDINATOREN HUISARTSOPLEIDERS Waar García Márquez de liefde in lastige situaties beschrijft waarbij de liefde altijd wint, beschrijven wij het opleiden in lastige tijden, dat ondanks alles ook doorgaat. Om te beginnen willen we alle opleiders, docenten en ondersteunende medewerkers hartelijk danken voor de wijze waarop, onder moeilijke omstandigheden, het opleiden van aios is doorgegaan. Het plotselinge thuiswerken, digitaal onderwijs met zoom, een lichting aios zonder STARR-selectie, een lichting aios met een digitale STARR -selectie, LHK-toetsen die niet doorgingen, LHK-toetsen die digitaal gemaakt werden. Allemaal zaken waar we flexibel op in moesten spelen. Ook in de huisartspraktijken waren veel veranderingen: afname van de reguliere zorg, een toename van telefonische consulten, het invoeren van videoconsulten en lange “corona diensten” in isolatiepakken. Bijtanken met vakanties liep ook anders dan anders door de lockdown en reisbeperkingen. Toch bleef iedereen op de been en hielden we met elkaar de moed erin, ondersteund door grappige video’s en afbeeldingen op WhatsApp, zoom-koffiesessies, en persoonlijke gesprekken. Didactisch scholingsprogramma De regionale terugkomdagen zijn zo goed mogelijk doorgegaan, aanvankelijk met zoom, daarna weer even live en wederom terug naar zoom. Of in een hybride mix bij de tweede coronagolf. De opleidersdag in Urmond van juni werd afgelast en ook de traditionele tweedaagse in Heeze werd geschrapt. Er stond voor Heeze een prachtig programma klaar over seksuele gezondheidszorg in al zijn facetten. Dat houden we tegoed en schuiven we door naar 2021. In plaats van Heeze is het wel gelukt om samen met Ben Tiggelaar een webinar te organiseren over leiderschap en verandering en de grote uitdagingen waar we nu voor staan. Thema's die aan bod kwamen: 1 Hoe zorg je dat mensen zich houden aan de coronarichtlijnen? Wat laten recente studies zien? En wat doe je als professionals de richtlijnen allemaal verschillend interpreteren? 2 Samenwerken op afstand. Wat zijn de psychologische belemmeringen van afstand en wat kun daaraan doen? Hoe bouw je vertrouwen op in een online omgeving? 3 Zelfzorg in coronatijd. Hoe blijf je mentaal overeind als er langdurig een extra beroep op je wordt gedaan? Wat stimuleert veerkracht volgens psychologen? 4 Positieve veranderingen vasthouden. Wat is er nodig voor duurzame gedragsverandering, bij jezelf en anderen? Wat zijn realistische inzichten op dit gebied? Over kwaliteit en kwantiteit: wat het hao-team zoal bezighoudt In de vorige editie beschreven we de veranderingen bij de RGS. De eerste opleidingspraktijken en opleiders zijn al volgens de nieuwe regelgeving erkend en eerste herregistraties van opleiders zijn inmiddels ook een feit. Nu de verantwoordelijkheid voor de registratie en herregistratie bij het opleidingsinstituut ligt, zijn we ook verantwoordelijk voor de kwaliteit en hebben we onze kwaliteitscyclus uitgewerkt. Die exercitie heeft niet alleen tot gevolg, dat wij onze aanpak nog eens goed gestructureerd hebben, maar maakte ook duidelijk dat we een inhaalslag moeten gaan maken in het kader van kwaliteit, en wel met de ‘plaatsvervangend opleiders’. Met deze term wordt in de nieuwe regelgeving gedoeld op de huisartsen ‘op de achtergrond’, die meer dan 1 dagdeel de aios superviseren binnen de opleidingspraktijk. Met een middag verplichte scholing gaan we vanaf volgend jaar deze categorie opleiders ook erkennen bij de RGS. Landelijk is bepaald dat de opleidingscapaciteit moet groeien in 2021, van de huidige 750 naar 800 aios-plaatsen per jaar. Maastricht neemt als een van de kleinste opleidingen een relatief groot deel van de groei op zich: van 84 naar 96 aios per jaar. Dat betekent een aiosgroep meer in maart, en minimaal evenveel opleiders. In samenwerking met Lilian Aarts van het coschap hebben we 15 nieuwe opleidingsplaatsen gerealiseerd: een recordaantal starters voor maart 2021. Met het oog op verlengde trajecten, ontkoppelingen en onverwachtse uitval van opleiders blijft, desondanks, het huidige opleidersaantal krap. Over kwaliteit en kwantiteit gesproken: Paul Schrijver is na 10 jaar gestopt bij de huisartsopleiding, na menig startend opleider op zijn geheel eigen overtuigende wijze didactisch ‘klaargestoomd’ te hebben. Gelukkig blijft hij wel aan ons instituut verbonden als opleider en zal hij hier en daar nog ondersteunende taken opvangen binnen de opleiding. Binnen het HAO-team zal Marscha Luijkx de taken van Paul overnemen vanaf maart volgend jaar; tegen die tijd zal zij zich in deze rubriek (opnieuw) voorstellen. 27 op één lijn 67
Pagina 28
op één lijn 67 2e uitgave 2020 Made in Maastricht 19 september 2020, v.l.n.r.: Sander Huisman, Dimitri Siderakis, Dorien Hünen, Eline Storm, Edith Schulteis, Stephanie Aelfers Made in Eindhoven 6 september 2020, v.l.n.r.: Elles Broen, Renske van Avesaath, Lieke Miggiels, Eline vd Ven, Nicolas Peeters, Esther vd Linden, Kelly Jans, Jacoline Boluijt, Ernst-Jan Groeneveld, Assi Cabbolet, Famke Falkenberg. 28 28 28 In de leer Coronials DOOR ARIANNE BECKERS, HUISARTS EN KAPITEIN-MILITAIR ARTS Onze ouders zijn de Babyboomers. Wij zijn zelf De Millennials, of ook wel Generation Y genoemd. En onze kinderen mogen zich tot de Generatie Alpha rekenen. Iedere generatie heeft andere kenmerken. De Babyboomers zijn de naoorlogse generatie waarbij progressieve denkbeelden voorop stonden. Denk aan de seksuele revolutie, de hippiebeweging en de ontzuiling. De Millennials zijn geboren in de periode 1980 tot de vroege jaren 2000 (herkenbare “Wat een bloempje” reactie als je 2000 in het geboortejaar ziet staan?). Volgens de omschrijvingen zijn we idealistisch ingesteld en technologisch handig. We verkiezen flexibiliteit boven zekerheid (waarnemen versus praktijkhouderschap?!). Bovendien zouden we bovengemiddeld narcistisch en egoïstisch zijn (lieve praktijkhouders: we kunnen er niks aan doen dat we de ‘krenten uit de pap halen’. Het is gewoon een kenmerk van onze generatie). Generatie Alpha is/wordt geboren tussen 2010 en 2024. Wij hebben al aardig wat van de social media meegekregen, maar deze generatie krijgt het met de paplepel ingegoten. Zoals influencers, YouTube en Instagram. Ze zouden de rijkste en meest verwende generatie worden. Met dank aan onszelf, de Millennials. En ondanks dat de geleerden het nog niet helemaal eens zijn over de naam ‘Generatie Alpha’ en het gros zich nog in de luiers begeeft dan wel geboren moet worden, zie ik alweer een nieuwe generatie opduiken. Ook dit betreft onszelf, de Millennials (daar heb je dat kenmerkende narcistisch trekje weer). Hoe hard we de afgelopen jaren ook ons best hebben gedaan. Hoeveel uren we ook gedraaid hebben. Hoeveel diensten er ook zijn weggeschreven. Hoeveel combels en KPB’s we ook hebben ingeleverd. Hoeveel voortgangsgesprekken we ook hebben gevoerd. Hoeveel videotoetsen er ook hebben plaatsgevonden. En hoeveel LHK’s er ook in ons dossier staan. Wij zijn de Coronials. De generatie die, net zoals alle andere zorgmedewerkers, voor, na en tijdens de coronacrisis stinkend hun best hebben gedaan voor de zorgverlening in Nederland. Degenen die zelf risico’s hebben gelopen en indirect hun familie en vrienden hier eveneens aan bloot hebben gesteld. Degenen die noodgedwongen wel teledermatologie op een rood vlekje hebben moeten toepassen. Degenen die zich tig keer aan en uit moesten kleden en de kamer moesten desinfecteren bij het zoveelste kindje met koorts en ‘slechts’ een onschuldig viraal infect. Degenen die geen handen meer mochten schudden en zich soms geen houding wisten te geven als er wel behoefte was aan lichamelijk contact (bijvoorbeeld de hand op een schouder van een bejaarde patiënt met veel verdriet). En zo kan ik nog wel even doorgaan. Ons werk werd er niet altijd gemakkelijker of leuker op. En ik zal namens mezelf spreken, aangezien ik het niet voor mijn collegae kan invullen. Maar ondanks dat voelt het, alsof ik in de staart van de opleiding mijn diploma bij een pakje boter krijg (er zijn genoeg toetsmomenten geweest, maar de laatste LHK was door overmacht niet bepaald een noemenswaardige afsluiting). En mogelijk zelfs gewoon per post krijg opgestuurd (op het moment van schrijven staat er nog een ceremonie gepland, maar wie weet hoe de pandemie zich ontwikkelt). Toch ben ik trots op mijn collegae en mezelf. We hebben het maar mooi voltooid. We hebben gezwoegd en geploegd en ontzettend veel geleerd. Door goed begeleid te vallen en weer op te staan (menig judoka kan iets leren van onze opleiders en begeleiders die ons perfect hebben leren valbreken). We mogen ons dan eindelijk huisarts noemen. Gefeliciteerd collegae! En bedankt opleiders/begeleiders! Blijf gezond en geniet van je werkzaamheden. En ondanks dat het nu soms even niet zo voelt, kunnen we ook nu als huisarts het verschil voor onze patiënten maken. Ik neem afscheid van deze column, maar ik start vol goede moed, positiviteit en energie met het felbegeerde huisartsenvak. Het ga jullie goed. Proost (op 1,5 meter)! Gegroet, Coronial majoor-huisarts Arianne Beckers 29 op één lijn 67
Pagina 30
op één lijn 67 2e uitgave 2020 Weten is Eten Een eenvoudige doch voedzame maaltijd DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Zoals de oplettende lezertjes weten, werd elk avontuur van heer Olivier B. Bommel afgesloten met een maaltijd die, vaak met het nodige improvisatietalent, bereid en opgediend werd door de trouwe bediende Joost. Het was een van de vaste elementen in het onnavolgbare oeuvre van zijn biograaf Marten Toonder. Mijn bewondering voor Toonder dateert al uit mijn vroege jeugd, toen ik elke week de Bommel en Tom Poesverhalen verslond die achterin de Donald Duck verschenen. Later nam ik als student een abonnement op de NRC, omdat daarin de dagbladstrips gepubliceerd werden. Mooi meegenomen was, dat ik ook bijhield wat zich in de echte wereld afspeelde. Die echte wereld werd overigens door Toonder op magistrale wijze verwerkt in zijn verhalen, die tot op de dag van vandaag verbijsterend actueel blijken te zijn. Er valt ook veel uit te leren, ook voor een huisartsgroeps-begeleider aan een universitair opleidingsinstituut. Bij het begeleiden van de terugkomdaggroepen heb ik altijd troost gevonden in het groepsdynamisch credo “Eén is een ventje, twee is een bende”, zoals door de gedragswetenschappelijk onderlegde Drs. Zielknijper gehanteerd wordt in het verhaal ‘De Vrezelijke Krakken’. Dezelfde Zielknijper is ook diagnostisch bekwaam binnen de GGZ: “Ik zie dit zo vaak in mijn praktijk, infantiele reflexen en vaderbinding”. Op het terrein van Onderwijs en Wetenschap kunnen we veel leren van prof. Prlwytzkofski en zijn omgang met de assistent Alexander Pieps: “Praw der hemeldonderweder, u bent een luisboeb en een weteniets!” Overigens heeft hij een hoge opvatting van zijn taak: “In der wetenschap geeft het niets rares”. Na 177 verhalen kwam er begin 1986 een einde aan de Bommelsaga. Het laatste verhaal droeg als titel “Het Einde van Eindeloos”. En dat had ook de titel kunnen zijn boven dit stuk, want mijn tijd bij het Instituut voor Huisartsopleiding Maastricht zit er op. Ik heb het met plezier nog twee jaar uitgesteld, maar nu ben ik sinds 1 november met pensioen. En daarmee treed ik ook terug uit de redactie van ons onvolprezen lijfblad en geef ik u voor de laatste keer nog een menusuggestie mee voor een eenvoudige, doch voedzame maaltijd, zoals geserveerd door maître Joost op Chateau Bommelstein. Wel met als inspiratie het Limburgse land, waar zoveel moois groeit en bloeit als basis voor een prettig bourgondisch leven als heer. We beginnen met een Terrine de Truite de la Gueule, want forellen doen het in de Limburgse beken gelukkig weer goed, hoewel je voor de aanschaf beter even bij een van de kwekerijen in het Heuvelland kunt aankloppen. Erbij past goed een Riesling of een Pinot gris van de Apostelhoeve of van Thorn. Dan een Filet de Porc Limbourgois avec Sauce de Cèpes, les Pommes de Terre cuits et le Chou Rouge aux 7 ingredients. Natuurlijk vlees van het Livar varken: die hebben buiten gespeeld, ga maar eens kijken bij de Abdij Lilbosch in Echt-Pey. Voor een bijpassend glas Merlot of Pinot noir kun je inmiddels ook bij meerdere Limburgse wijngaarden terecht. Laten we afsluiten met een Tarte aux Noix. De walnoot is een van de schatten die van de herfst in Limburg zo’n mooi seizoen maken. Daarbij koffie en een likeurtje, bijvoorbeeld een Elske of een Maastricht Royal. De eerstelijnsgezondheidszorg laat ik met een gerust hart over aan inmiddels tientallen jonge huisartsen aan wier opleiding ik met heel erg veel plezier en passie een bijdrage heb mogen leveren. Ik hoop ze desalniettemin niet vaak nodig te hebben, want ik ga, op gezonde wijze, gewoon genieten van het goede leven in het mooie Limburgse land. Adieu, met uw welnemen, Hendrik Jan Vunderink 30 30 30 2e uitgave 2020 RECEPTEN VAN JOOST MAÎTRE DE CUISINE VAN CHATEAU BOMMELSTEIN TERRINE DE TRUITE DE LA GUEULE SAUCE DE CÈPES Schil 2-3 winterwortels en snij in heel dunne plakjes. Kook deze 5 minuten en spoel dan koud af. Bekleed een cakevorm van 22 cm met de plakjes wortel, bewaar de rest van de plakjes. Week 8 blaadjes gelatine in koud water. Breng 500 ml slagroom aan de kook (blijf erbij, kookt over, voordat je het weet). Van het vuur af de uitgeknepen gelatine erin oplossen. Laat afkoelen in ijswater. Roer er dan 2 eetlepels vers gesneden dille, flink wat witte peper en wat zout doorheen. Giet een dun laagje room in de vorm, laat 5 minuten opstijven in het vriesvak, en bedek dan met gerookte forelfilet. Bedek de filet met een nieuw laagje room, en laat weer opstijven. Dan nog een laag forel, en opvullen met de rest van de room. Even laten opstijven en dan afdekken met de rest van de plakjes wortel. Zet een nacht in de koelkast om helemaal te laten opstijven. Gebruik een vlijmscherp mes om plakken te snijden en maak de bordjes sjiek op met wat waterkers en tomaat. Ik verwacht, dat ik zelfs de Markies de Cantecler hiermee een bon mot kan ontlokken. Snipper 1 flinke sjalot en een knoflookteen fijn. Zweet ze op matig vuur aan in 25 gram boter. Als ze beginnen te bruinen, 25 gram bloem erbij roeren, even doorwarmen en dan afblussen met 2 eetlepels cognac, 100 ml witte wijn en 200 ml kalfsfond. Goed roeren, tot er een gladde saus ontstaan is. Dan 100 ml room erbij, 5 min laten pruttelen en dan pureren met de staafmixer. Voeg dan 300 gram eekhoorntjesbrood in stukjes toe (als vers niet voorhanden is, is diepvries een prima alternatief), en laat nog 15 minuten zachtjes wat inkoken. Op smaak brengen met veel witte peper en wat zout, en ik vind het lekker om er een scheutje balsamico-azijn bij te doen. Dan een eetlepel gehakte peterselie en een eetlepel tijmblaadjes erbij en Heer Olivier zal tevreden zijn. Voor het braden van het varkensvlees, het koken van de aardappelen en het bereiden van de rodekool met 7 ingrediënten verwijs ik gemakshalve naar het kookboek van de 1e Amsterdamsche Huishoudschool, onder redactie van mejuffrouw C.J. Wannée. Als u mij wilt verschonen. TARTE AUX NOIX Klop 4 eieren luchtig. Klop 300 gram suiker en 2 zakjes vanillesuiker mee. Mix 200 ml zonnebloemolie erbij en daarna 200 ml kwark. Doe nu 200 gram griEsméel, 200 gram bloem en 1 theelepel bakpoeder erbij. En als laatste 200 gram gemalen walnoot. Giet het deeg in een 25 cm springvorm die bekleed is met bakpapier (of goed invetten) en bak de cake op 150 graden gedurende 1 uur in een heteluchtoven. BEsméer met caramel van bebogeen (eerst 20 min in de magnetron tot het vloeibaar wordt) en versier met halve of gehakte walnoten. Een machtig dessert, maar zo wil heer Olivier het graag: groot is mooi en veel is lekker. 31 op één lijn 67
Pagina 32
op één lijn 67 2e uitgave 2020 Gezondheidsrechtelijke kwesties Triage in tijden van corona1 DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE EN JURIST EN NATHALIE NOTERMANS, DERDEJAARS AIOS HUISARTSGENEESKUNDE Op 16 juni 2020 presenteerden de Federatie Medisch Specialisten (FMS) en de Artsenfederatie KNMG het draaiboek ‘Triage op basis van niet-medische overwegingen voor ic-opname ten tijde van fase 3 in de COVID-19 pandemie’.2 Het draaiboek beschrijft hoe artsen moeten beslissen over wie er wel en wie niet een ic-plek krijgt, als in een mogelijk volgende golf van de coronapandemie de druk op de IC landelijk zo hoog oploopt dat er tekorten ontstaan. Het draaiboek is door de FMS en de KNMG voorgelegd aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).3 Het draaiboek is bedoeld voor ‘code zwart’, daar waar keuzes gemaakt moeten worden over de rand van het medisch domein en artsen moreel ethische uitgangspunten nodig hebben om keuzes te maken. Een mooi moment om te kijken naar de uitgangspunten van deze moreel ethische onderbouwing van dit draaiboek. Ook omdat het iets zegt over de moreel ethische overwegingen van de Nederlandse overheid.4 We schetsen allereerst het wettelijk kader waar de overheid zich aan moet houden en richten ons dan op de discussie over botsende grondrechten en de morele en ethische oplossing daarvoor. De wettelijke grenzen van de overheid Onder het kopje ‘ verantwoording’ staat in het draaiboek dat de IGJ een beroep heeft gedaan op de FMS en de KNMG ‘om regie te voeren over het opstellen van het draaiboek’ maar ook dat de IGJ ‘niet in de positie is om een oordeel uit te spreken of goedkeuring te verlenen aan de inhoudelijke afwegingen, maar begrijpt de noodzaak om met dit Draaiboek de zeer complexe keuzes te kunnen rechtvaardigen. De IGJ benadrukt dat het Draaiboek geldt als invulling van de norm voor goede zorg op basis van de Wet Kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)’. De overheid laat het dus aan het werkveld over en houdt zich afzijdig. Kan de overheid dit zomaar doen?5 Wat is het speelveld waarin de overheid zich beweegt? Is het niet de taak van de overheid om te zorgen dat code zwart zich niet voordoet? En wanneer het zich wel voordoet, zij dan zelf het ethisch model schetst waarmee beslist moet worden? Rechtsbronnen De grenzen van het recht worden bepaald door de rechtsbronnen. Allereerst zijn daar de bovennationale rechtsbronnen waaraan Nederland zich verbonden heeft, te weten de internationale mensenrechtenverdragen6 en het recht van de Europese Unie.7 Op nationaal niveau hebben we dan te maken met de Grondwet (GW) en talloze gezondheidsrechtelijke wetten.8 Naast deze wetten en verdragen moet de overheid zich ook nog houden algemene rechtsbeginselen9 en jurisprudentie. De IGJ plaatst het draaiboek in het kader van de Wkggz, als invulling van de norm voor goede zorg. 5 Er zijn dan ook terecht Kamervragen gesteld: Vragen van het lid Pia Dijkstra (D66) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Medische Zorg over de reactie van het kabinet op het «Draaiboek triage op basis van niet medische overwegingen voor ic-opname ten tijde van fase 3 in de COVID-19 pandemie» (ingezonden 18 juni 2020). 6 De belangrijkste zijn; De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM, 1948), het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR, 1966), het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR, 1966), het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK, 1989) en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (2006). 1 Naar analogie van ‘Liefde in tijden van Cholera’, Gabriel García Márquez, Er is altijd liefde nodig om vol te houden en liefde is van alle leeftijden. 2 Het is tot stand gekomen met medewerking van medisch specialisten van verschillende wetenschappelijke verenigingen, een aantal gerenommeerde hoogleraren (medische) ethiek en filosofie en de KNMG. 3 Op verzoek van de IGJ heeft de KNMG het draaiboek uitvoerig besproken met bestuurders van verschillende maatschappelijke en zorgorganisaties, te weten ActiZ, ANBO, KBO-PCOB, LHV, NFU, NHG, NOOM, NVAVG, NVZ, Patiëntenfederatie Nederland, V&VN, Verenso en VGN. 4 Die ook tot het besluit van de Nederlandse politiek hebben geleid om geen 500 kinderen zonder ouders uit een vluchtelingenkamp in Griekenland in dit land toe te laten. 32 32 32 7 De belangrijkste hier zijn; Het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (ERVM, 1950), het Europees Sociaal Handvest (1961) en het Biogeneeskundeverdrag (1997, overigens door Nederland wel ondertekend maar niet geratificeerd). 8 Op dit moment zijn er 96 gezondheidsrechtelijke wetten opgenomen in de bundel Gezondheidsrecht van de SDU, met de internationale wetten en verdragen erbij zo’n 105 9 De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals: het zorgvuldigheidsbeginsel, het fair play beginsel en het motiveringsbeginsel bij het tot stand komen van besluiten, maar ook het verbod van détournement de pouvoir, het verbod van willekeur, het rechtszekerheid en vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel die betrekking hebben op de inhoud van een besluit. op één lijn 67 Dat zou nog kunnen gelden voor stap A en B van fase 3 in het Draaiboek (zie bovenstaande figuur). Hier staan medische argumenten op de voorgrond. Die medische argumenten komen dan uit het Draaiboek Pandemie met inclusie- en exclusiecriteria. Bij stap C is er op medische gronden geen onderscheid meer te maken en gaat het alleen om niet-medische gronden. Toch hebben de FMS en KNMG zich laten verleiden om ook hier criteria voor op te stellen, zonder dat de overheid een ethisch model heeft aangereikt. Het is begrijpelijk, dat zorgverleners in crisissituatie willen weten hoe te handelen en het is prijzenswaardig dat er een adviesgroep is opgericht met ethici die het kader gemaakt hebben op basis van een aantal uitgangspunten. Maar hier had een grens getrokken moeten worden en had de overheid het ethisch kader moeten geven. Schaarste in een welvarend land is een keuze van jarenlang gezondheidszorgbeleid. Fase 3 stap C is ook de fase waar verdrags- en grondrechten gaan botsen. Het is heel begrijpelijk dat artsen in de frontlinie niet willen wachten op een trage politieke besluitvorming en snel een werkzame richtlijn willen hebben, maar nu die er ligt is het tijd om te reflecteren en de verantwoordelijkheid daar te leggen waar die thuishoort. Crisissituaties veroorzaken geen problemen, maar leggen al langer bestaande problematiek pijnlijk bloot. Ethische theorieën Binnen de gezondheidsethiek worden verschillende filosofische stromingen gezien waaraan we ons handelen moreel kunnen toetsen. De meest bekende stromingen zullen we hieronder kort toelichten, waarna we de rangschikking van voorrang die in fase 3C wordt gehanteerd, zullen proberen te plaatsen binnen deze stromingen. Deontologie is de filosofische stroming die ook wel ‘plichtethiek’ wordt genoemd. Deze vorm van ethiek beschrijft dat een bepaalde handeling alleen intrinsiek goed of slecht kan zijn, ongeacht de uitkomst. Het gaat bij de deontologie dus om je intentie, niet om de consequentie. De bekendste filosoof die dit beschreef is Emmanuel Kant. Hij stelt met zijn ‘categorisch imperatief’ een belangrijke gedragsregel binnen de deontologie: ‘gedraag je altijd zoals je zou willen dat iedereen zich zou gedragen”.10 Recht tegenover de deontologie staat het utilisme als filosofische stroming. Het utilisme hanteert als uitgangspunt dat het ‘goede’ van een handeling wordt bepaald door de uitkomst. In morele dilemma’s streeft het utilisme naar de grootste bijdrage aan het algemeen welzijn of geluk voor het grootste aantal mensen.11 Een voorbeeld: het utilisme keurt liegen soms goed, wanneer er schade mee kan worden voorkomen. De deontologie keurt liegen altijd af, wat de potentiele uitkomst ook kan zijn. John Stuart Mill is een bekende utilist, en heeft het in zijn werk over het streven naar ‘het grootste geluk voor de gemeenschap’. De meest besproken ethische theorie binnen de medische wereld is de principe-ethiek van Tom Beauchamp.12 Elke arts kan zijn vier principes benoemen, aangezien het beperkte ethiekonderwijs in de geneeskunde opleiding zich vooral hierop focust. Weldoen, niet schaden, autonomie en rechtvaardigheid geven in de praktijk vaak de richting aan ons medisch handelen. De principeethiek is afgeleid van de deugdethiek, zoals beschreven door Aristoteles, waarin het gaat om de juiste ‘waarde’ of ‘deugd’ die een handeling bepaalt.13 Een andere, minder bekende, stroming in de gezondheidsethiek is de zorgethiek van Joan Tronto. Deze focust zich op de (zorg)relatie en de verantwoordelijkheden die hierbij horen. Hiermee wordt niet zo zeer de handeling zelf bepalend, maar vooral de context om de handeling heen.14 10 David A. McNaughton and J. Piers Rawling, ‘Deontology’, in: Principles of Health Care Ethics, 2nd edition, Richard E. Ashcroft, Angus Dawson, Heather Draper, John R. McMillan, Wiley 2007 11 12 R. M. Hare, ‘A Utilitarian Approach’, in: A Companion to Bioethics, 2nd edition, Helga Kuhse & Peter Singer, Wiley-Blackwell 2012 Tom L. Beauchamp, ‘The ‘Four Principles’ Approach to Health Care Ethics’, in: Principles of Health Care Ethics, 2nd edition, Richard E. Ashcroft, Angus Dawson, Heather Draper, John R. McMillan, Wiley 2007 13 Justin Oakley, ‘Virtue Theory,’ in: Principles of Health Care Ethics, 2nd edition, Richard E. Ashcroft, Angus Dawson, Heather Draper, John R. McMillan, Wiley 2007 14 Vicky D. Lachmann, ‘Applying the Ethics of Care to your Nursing Practice’, MEDSURG Nursing, Mar/Apr 2012, Vol 21 Issue 2, pp. 113-116 33
Pagina 34
op één lijn 67 2e uitgave 2020 Terug naar het draaiboek Fase 3C De ordening van patiëntenvoorrang die in stap C van Fase 3 wordt gehanteerd is de volgende: a) Toepassen van (medische) exclusiecriteria zoals in het Draaiboek Pandemie geformuleerd voor fase 3 stap A en stap B. b) Voorrang voor patiënten die naar verwachting een relatief korte ic-opname nodig hebben. c) Voorrang voor mensen die werkzaam zijn in de zorg, die beroepsmatig veelvuldig en risicovol contact met verschillende patiënten gehad hebben én een landelijke of regionale schaarste van materiaal voor persoonlijke bescherming is vastgesteld. d) Voorrang voor patiënten uit een jongere generatie: 0-20 jaar; 20-40 jaar; 40-60 jaar; 60-80 jaar en 80+ jaar. e) Indien a) t/m d) geen uitsluitsel biedt: een procedure gebaseerd op toeval (loting of ‘first come, first serve’). Binnen bovenstaande uitgangspunten wordt geen expliciete morele theorie onderschreven, maar de adviesgroep baseert zich op een aantal uitgangspunten: • Ieder mens is gelijkwaardig; • Zoveel mogelijk levens willen redden; • Rechtvaardigheid: gelijken gelijk, en ongelijken ongelijk behandelen. Als het gaat om zorgbehoefte is iedereen die de IC nodig heeft, gelijk (namelijk in levensgevaar). Het draaiboek zou ertoe moeten leiden, dat er dus geen moreel onderscheid wordt gemaakt tussen de koning en een dakloze. Wanneer zij medisch gezien een gelijkwaardige kans hebben op herstel, een vergelijkbare ic-opname nodig hebben en in dezelfde leeftijdscategorie zitten, dan zou de dakloze op basis van loting dus eerder in aanmerking kunnen komen voor een ic-behandeling dan de koning. Voorrang geven aan patiënten met een relatief korte ic-duur is een utilistisch perspectief. We willen zoveel mogelijk levens redden, het maakt niet uit wélke levens. Hoe korter iemand op de IC ligt, hoe eerder er plek is voor een volgende patiënt. Iemand van 60 die kortdurend moet herstellen van een operatie heeft dan dus voorrang op iemand van 30 met corona, waarvan we weten dat dit een gemiddelde ic-opname van 2-3 weken kost. 34 34 34 Toch lijkt het utilistisch perspectief niet volledig doorgetrokken in dit draaiboek. Het zou tenslotte ‘utilistisch’ zijn om risicogroepen te beschermen, terwijl ondertussen de niet-risicogroepen zo veel mogelijk het normale leven kunnen leiden. Verpleeghuizen op slot, risicogroepen thuisblijven, en de rest kan de deur weer uit. Deze visie is echter niet wat het kabinet, maar ook een groot deel van de maatschappij voor ogen heeft. Er is expliciet aangegeven dat we ook de risicogroepen nog zo veel mogelijk ‘kwaliteit van leven’ willen geven, en daarbij hoort absoluut het ontvangen van bezoek. Voorrang geven voor mensen die werkzaam zijn in de zorg, met risicovolle contacten én een schaarste aan persoonlijk beschermingsmateriaal hebben ervaren, lijkt ook vanuit het utilisme gebaseerd. Niet omdat deze zorgmedewerkers zo snel mogelijk terug moeten naar de werkvloer, we weten inmiddels dat de revalidatie zwaar en langdurig is. Deze ordening lijkt met name te moeten voorkomen, dat bij een eventuele tweede golf grote groepen zorgmedewerkers het werk neerleggen uit angst bij besmetting niet op een IC terecht te komen. De vraag is hoe goed dit gehandhaafd kan worden: is er voldoende inzicht op regionale schaarste van persoonlijke beschermingsmiddelen? En hoe zit het met de andere vitale beroepen? Tenslotte wordt er, tot onvrede van velen, toch een leeftijdscriterium gehanteerd. De adviesgroep beroept zich hiermee op ‘intergenerationele solidariteit’ en het ‘fair innings principe’.15 Men wil daarmee niet zeggen dat het leven van een 80-jarige minder waard is dan dat van een 20-jarige, maar gaat ervan uit dat elke 80-jarige het iedere 20-jarige gunt om ook in potentie 80 jaar te kunnen worden. Op die manier krijgt iedereen de gelijkwaardige kans om het tot een volgende generatie te schoppen. Maar hoeveel solidariteit is er nog over in Nederland? Onze maatschappij is hier dan wel op gebaseerd, met nivellerende belastingen en zorgpremie, het fenomeen ‘intergenerationele solidariteit’ is iets wat niet eerder zo benadrukt werd. In tegenstelling tot andere landen, staan Nederlanders er ook niet om bekend, dat ze hun bejaarde 15 Zee, van der, et al., Rechtvaardige Selectie Bij Een Pandemie, Centrum voor Ethiek en Gezondheid, 2012. 2e uitgave 2020 ouders in huis te nemen en tot de dood toe verzorgen. Hoeveel solidariteit met de ouderen blijft erover als je jongeren vraagt om vooral níet op bezoek te gaan bij hun bejaarde grootouders? Morele keuze In het draaiboek staat niet beschreven achter welke ethische stroming het draaiboek zich voegt. Toch lijkt het, zoals hierboven beschreven, met name het utilisme als uitgangspunt genomen te hebben. De keuze voor het utilisme is logisch te verklaren: het principe van ‘de beste uitkomstmaten voor de grootste groep’ is in tijden van crisis goed verdedigbaar. Iedereen staat tenslotte achter het doel om zoveel mogelijk levens te redden. Ook lijkt de principe-ethiek een rol te spelen, met gelijkheid en rechtvaardigheid als belangrijkste uitgangspunten. Hierin komt het draaiboek dichtbij de ‘vier principes ethiek’ zoals de meeste artsen geschoold zijn. Dit zal het voor artsen wellicht makkelijker maken om de ordening in de triage te kunnen hanteren. De keuze om verpleeghuizen zoveel mogelijk open te laten, laat zien, dat er toch ook wat deontologie zichtbaar is in de filosofie van het kabinet. De kwaliteit van leven wordt hierin belangrijker geacht dan eventuele ‘winst’ voor de grotere groep jongere mensen. Interessant is dat het kabinet zich fel heeft uitgesproken tegen het leeftijdscriterium16, terwijl ouderenorganisaties zich hier genuanceerder over uitlaten17. Tijdens focusgroepen afgelopen zomer bij seniorenorganisaties bleek, dat er begrip is vanuit de ouderen voor de keuzes die gemaakt worden in het draaiboek. De experts beschouwen het als rechtvaardig om een jongere generatie voorrang te geven boven een oudere generatie, omdat iedereen in de loop van zijn of haar leven gelijke mogelijkheden zou moeten krijgen. Conclusie Na de presentatie van het draaiboek vlakte de curve van nieuwe ic-patiënten af en konden we dus in relatieve rust reflecteren op de ethische theorieën die ons door een volgende, zwaardere golf heen moeten loodsen. Of het draaiboek daadwerkelijk in de praktijk gaat worden gebracht, is de vraag. In november wordt het opnieuw aan de inspectie voorgelegd. 16 Michiel van der Geest, ‘Artsen en ethici: bij ‘code zwart’ op ic’s moeten jongeren voorrang krijgen’, de Volkskrant, 16 jun 2020 17 Ilse Kleijne, ‘’Goede uitleg ic-draaiboek cruciaal voor ouderen”, Medisch Contact, 14 okt 2020 35 op één lijn 67

Op één lijn 66


Pagina 2
Colofon Oplage 2400 exemplaren Hoofd-/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Stephan van den Brand, Eefje de Bont, Lisette Verheijen en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University, UM-200003 Fotografie Made in Maastricht – door Philip Driessen Pag 9 – door MSV Pulse Deadline volgend nummer Nog onbekend © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Inhoudsopgave Algemeen Van de Redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Jean Muris Kaderopleiding Hart- en vaatziekten. Dát zouden meer mensen moeten doen! – Jan Contermans Laaggeletterdheid. Wat betekent het voor je communicatie? – Ilse Mattheij Werken en leren in tijden van corona Stellen zich voor: Simone Jaarsma, huisartsbegeleider jaar 3 Laura Bijkerk, promovendus Michelle Verheijden, AIOTHO Onderwijs Clinicus van het jaar – Babette Doorn Onderwijs en opleiden. Capaciteit – Laury de Jonge Stelt zich opnieuw voor – Mathieu Prevoo, specialist ouderengeneeskunde Opleiding Ouderengeneeskunde Op weg naar een zelfstandige opleiding ouderengeneeskunde – Babette Doorn Samenwerking huisarts en SO – Christophe van Dijken Onderzoek Samen beslissen met de Ziektelastmeter. Van PROM naar ballon – Danny Claessens OOK en de Witte Raven – Charles Verhoeff en Paul Höppener Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals WESP-en De ‘double burden of malnutrition’ in Tanzania – Lieke Buijs Urineweginfecties op de huisartsenpost – Michelle Spek Vrijwilligersorganisaties die mensen met kanker helpen: een kwalitatieve studie – Bella van Langen Hoe vaardig zijn huisartsen in opleiding in ‘Samen Beslissen’? – Arthur Leferink Medicatiebeoordelingen in de eerste lijn – Eva Zwietering Gesuperviseerde pauzeactiviteiten op de basisschool: kiezen kinderen ervoor actief te zijn? – Wieke Cosijnse 3 4 5 6 7 8 8 9 9 10 11 12 14 16 17 18 20 20 21 21 22 22 Gedragsverandering door de Gezonde Basisschool van de Toekomst – Annick Jungbauer 23 Oproep aan pas afgestudeerde huisartsen – Myrthe Bussink 23 Huisartsopleiding Hoofd- en bijzaken – Matthijs Limpens In de leer: verweking – Arianne Beckers ANIOS Zuyd – Joost Dormans Moreel Beraad. Morele dilemma’s, hoe doe je dat? – Nathalie Notermans Made in Maastricht: december en maart Equilibre: RGS en terugblik op Urmond – Marieke Kools en Arie de Jong Weten is eten: Kom mee naar buiten allemaal… – Hendrik Jan Vunderink Gezondheidsrechtelijke kwesties. Wijzigingen in de WGBO per 01-01-2020 – Arie de Jong 24 25 26 27 28 30 32 34 2 1 e uitgave 2020 Van de redactie Quarantaine Groundhog Day 2020: ik wandelde, zoals elke zondag, in het mooie Zuid-Limburg. Weer of geen weer. ‘Geen weer’ betekent voor mij eerder boven de twintig graden dan regen, hagel en natte sneeuw. Sterker nog, ik ben een slecht-weer-wandelaar. Het is dan immers heerlijk rustig. Social distance. Zo ook die dag. Ik liep te genieten totdat ik uitgleed in de blubber en krak hoorde vanuit een onderste extremiteit. Via een lift per toevallig passerende crossmotor naar de bewoonde wereld en een aanvullende lift per haastig opgetrommeld familielid, kon ik mezelf aangekondigd repatriëren naar de HAP in mijn eigen woonplaats. Hoe zo’n zondagmiddag verder verloopt, hoef ik u niet uit te leggen. Leuk om collega’s aan het werk te zien, maar de röntgenfoto was minder fraai dan mijn gebruikelijke iPhone kiekjes. Ik mocht met gips per taxi naar huis. ‘Weg vrijheid’ dacht ik, ook in de weken erna. Was ik bijna uit mijn eigen quarantaine, reikhalzend uitkijkend naar de lente en een geplande voorjaarstrip: inderdaad, ook dat verhaal van dat virus klinkt u allemaal bekend in de oren. Ik berg de kampeerspullen op en kijk uit op de triagetent van het MUMC+ en scan het nieuws. Gelukkig is er al ruim 20 jaar ons blad. Iedereen in quarantaine heeft tijd om te schrijven of te lezen, tenzij iemand laaggeletterd is. Wat dat voor u in de praktijk betekent, beschrijft Ilse Mattheij. Wie geen groundhog alias bosmarmot is, kan momenteel boodschappen hamsteren. Terwijl bijna alles online gaat, kan die bezigheid alleen nog offline. Althans, op het moment van schrijven. Ook de Drentse huisarts Jan Contermans moet wat van het hart, hij volgde met veel plezier de Kaderopleiding Harten Vaatziekten. Verder zwaaide in een zwerm een flinke groep WESP-en af. We hopen een aantal straks terug te zien als sollicitant voor de huisartsopleiding, of voor onze eigen opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. In het volgende nummer hopen we dat nieuws bekend te kunnen maken. De tijd zal het leren. Genoeg werk voor iedereen, ook als we straks virusvrij verklaard zijn. Alle hoofden van onze vakgroep zijn het daar wel over eens. Zoals meestal een paar ‘nieuwe’ collega’s: Michelle Verheijden, Simone Jaarsma, Laura Bijkerk en Matthieu Prevoo. Iemand die we de vorige keer voorstelden, Danny Claessens, doet een oproep in het kader van zijn promotieonderzoek naar de ziektelastmeter. Beschouwt u het maar als digitaal paaseieren zoeken, dan mag u meedoen. Onze eigen kwetsbare ouderen (op papier), zijn de Witte Raven. Zij speuren door naar Onuitstaanbare Onverklaarde Klachten. Recent kreeg de groep versterking van een jongere collega, een WESP-student genaamd Richard Maes. U gaat binnenkort een enquête van hem krijgen. Zoals altijd: de huisartsopleiding. De ANIOS Zuyd, een nieuw fenomeen in de lijn van werving en opleiden. U wist al dat wij als eerste in Nederland de ANIOS in de huisartspraktijk hadden. Nu trekken de initiatiefnemers het traject wat breder. Een prachtig gesuperviseerd voorwerktraject in aanloop naar de vervolgopleiding. Arianne Beckers schiet aardig op met haar opleiding tot militair huisarts in opleiding. Ze haalt tegenwoordig wel haar neus op voor soldatenkost. Wie eerder over de befaamde ‘Rats, kuch en bonen’ schreef is Hendrik Jan Vunderink. Deze keer iets anders: ’Een nieuwe lente, een nieuw geluid’. Hoe toepasselijk! De opleiderscoördinatoren Marieke Kools en Arie de Jong zijn trouw van de partij en praten u bij. De andere rubriek van Arie de Jong is de beroemde ‘Gezondheidsrechtelijke kwesties’, ditmaal over de WGBO. Spontane spin-off van zijn rubriek betreft het Moreel Beraad en komt van de hand van Nathalie Notermans, derdejaars aios. Als haar stage naar de nog virusvrije Waddeneilanden dit voorjaar doorgaat, zien wij in de volgende editie een nieuw artikel van haar hand. Made in Maastricht: zowel in december 2019 als in maart 2020, waren er diploma-uitreikingen van kersverse huisartsen. Voor de allerlaatste keren was dat in Rijckholt, in het Koetshuis. Een mooie traditie die ik ga missen. De uitreikingen zijn voortaan in Roermond; althans, als we weer groepsbijeenkomsten mogen houden. Beste mensen, we gaan ‘viral’. Ik wens u desondanks veel werkplezier, waardering en een fijne vlakke curve toe. Of beter gezegd: een mooie op één lijn! Babette Doorn 3 op één lijn 66
Pagina 4
op één lijn 66 1 e uitgave 2020 Van de voorzitter Verkiezingen maart 2021 DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM 12.000 huisartsen en hun praktijkteam zetten zich met hart en ziel in voor hun patiënten. Heel veel landen benijden ons om het gezondheidszorgsysteem. Maar nog los van het coronavirus hoor je het scheuren en kraken: ons zorghuis is uit balans. De patiëntgerichte manier van zorg verlenen komt in de knel. De zorgvraag steeg veel harder dan de bevolkingsgroei, vergrijzing en chronische ziekten kunnen verklaren. Het personeelstekort loopt de komende jaren sterk op. Voor de eerstvolgende verkiezingen moet de boodschap dan ook zijn: maak het huisartsenvak aantrekkelijker door meer tijd voor de patiënt, vermindering van administratieve lasten, door te investeren in een sterke regionale huisartsenorganisatie die praktijken ontzorgt. Zorg voor een goede spreiding van de opleidelingen door het land. Zet in op voldoende beschikbaarheid van betaalbare huisvesting: denk aan meer ruimte voor werkplekken voor op te leiden collega’s en ondersteunend personeel en een duurzame inrichting van de (huisartsen)spoedzorg. Praktijken in het centrum van een stad worden bijvoorbeeld al onbetaalbaar. De kwetsbare patiënt is voor huisartsen dagelijkse kost. Duizenden kwetsbare ouderen, maar ook jongeren met geestelijke problemen, kunnen niet terecht bij de juiste vervolgzorg. Onze zorg is alleen houdbaar met voldoende tijd voor kwetsbare patiënten, goede verwijsmogelijkheden en effectieve multidisciplinaire samenwerking. We kunnen dit bereiken door: • adequate thuiszorg en andere opvang • meer tijd voor kwetsbare patiënten • goede organisatie van de eerstelijnszorg in wijk en regio • samenvoegen van de budgetten van gemeenten en zorgverzekeraars • investeren in betrouwbare en onafhankelijke patiënteninformatie. Het zorgstelsel is gebaat bij meer tarief-regulering met als voordeel: meer continuïteit van zorg, minder rompslomp en als huisarts niet meer de noodzaak hebt om over elk tarief te onderhandelen. Een adequate infrastructuur is nodig voor de eerstelijn: structurele samenwerking in de regio. Haal afspraken uit de sfeer van de marktwerking. Verder: investeer in noodzakelijke ICT-infrastructuur op lokaal en regionaal niveau en tenslotte: stel een regionaal budget voor organisatie en infrastructuur vast voor huisartsen (inclusief voorwaarden/takenpakket). Flinke maatregelen zijn nodig om de huisartsenzorg in de huidige efficiënte en goedkope vorm te kunnen behouden. Met kleine aanpassingen zijn we er niet. Alleen door forse investeringen in de huisartsenzorg blijft de huisarts dicht bij de patiënt in de wijk en blijft het Nederlands zorghuis in evenwicht. 4 Kaderopleiding Hart- en vaatziekten Dát zouden meer mensen moeten doen! DOOR JAN CONTERMANS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM EIKSTAETE IN HOOGEVEEN, DRENTHE Als huisartsen hebben we een centrale positie in de Nederlandse gezondheidszorg. Hiermee vertel ik jullie niets nieuws. Zo proberen we in ons werk als huisarts een goed overzicht te houden op wat er allemaal gaande is binnen het vak en van alle markten voldoende thuis te zijn. Op die manier hoeven we ons een hele loopbaan lang niet te vervelen! Toch kunnen ook wij soms verlangen naar meer verdieping. Vooral op gebieden waarmee we extra affiniteit hebben. Althans, zo verging het mij. Ook merkte ik in het overleg met specialisten, dat ik een geheel eigen huisartsgeneeskundige kijk op dingen heb gekregen. Maar om mijn visie gedegen te kunnen onderbouwen, zou meer solide kennis goed van pas komen. Jarenlang zag ik dit als iets vanzelfsprekends. Er bestaan immers generalisten en specialisten. En ik behoor tot de eerste categorie. Met een half oog had ik al weleens op de site van het NHG naar de diverse kaderopleidingen gekeken. Het bleken er twaalf te zijn, een prachtig symbolisch aantal (zie www.ngh. org/kaderopleiding). De generalist in mij leek ze allemáál de moeite waard. Echter, de opleiding Hart- en Vaatziekten sprong er, gezien mijn betrokkenheid bij bepaalde projecten van onze zorggroep in Drenthe, toch wel uit. Daarvoor moest ik dan wel vijfmaal per jaar twee dagen naar Roermond afreizen, dus dat was nog wel even een dingetje. Bij verder navragen kwam ik erachter, dat ik, om deze opleiding in alle ernst te kunnen doen, op een tijdsinvestering van ongeveer acht uur per week diende te rekenen gedurende twee jaar. Ook iets om goed bij stil te staan. Maar de behoefte aan kaderartsen bleek zo groot, dat onze zorggroep me op dat laatste punt graag tegemoet kwam in de vorm van ondersteuning voor waarneming. Ik denk dat een dergelijke regeling niet alleen in NoordNederland bestaat, maar ook elders. Nu ik de opleiding in december jl. heb afgerond, kan ik wel vanuit de grond van mijn hart zeggen dat het volgen van deze opleiding voor mij een van de meest inspirerende dingen is geweest die me in mijn huisartsenleven de afgelopen jaren is overkomen. Waar zit dat in? Allereerst is de opleiding goed georganiseerd. De ervaringen van de vorige groepen worden systematisch benut om het curriculum verder te verbeteren. Ook zijn de docenten, zowel didactisch als vakinhoudelijk, van uitstekend niveau. Dat maakt, in combinatie met een kleine, gemotiveerde groep van gelijkgezinde leerlingen, een fantastische interactie mogelijk. 5 Verder is gezorgd voor een goed evenwicht tussen frontaal en interactief onderwijs, zelf presenteren, werkgroepen en zelfstudie. Wat dat laatste betreft: als huisartsen zijn we gewend naar veel scholingsbijeenkomsten te gaan zonder ons terdege voor te bereiden. Laten we eerlijk zijn, daar gunnen we ons vaak de tijd niet voor. Zo niet bij de kaderopleiding! Hierbij dient huiswerk te worden gemaakt en elke bijeenkomst moet worden voorbereid. Dit draagt ertoe bij, dat de scholingsdagen voor jezelf veel efficiënter zijn. Van tevoren ben je je meer bewust van hoofd- en bijzaken én van eigen vragen en lacunes. Wat ook enorm stimulerend is, is dat je netwerk op het vakgebied door de opleiding enorm wordt uitgebreid. Hierdoor weet men je na de registratie als kaderhuisarts te vinden als deskundige. Ook is het mogelijk, als je daar prijs op stelt, betrokken te worden bij allerlei zaken zoals het ontwikkelen van zorgprogramma’s, overleg met specialisten en bestuurders en het geven van scholing. Zo krijg je de gelegenheid je kennis echt in te zetten voor een groter doel. Tenslotte een anekdotische ervaring die me op de allereerste onderwijsdag overkwam. We moesten die dag, totaal onverwacht, een uitgebreide ECG-ingangstoets maken. Nu had ik de afgelopen 23 jaar alleen af en toe oppervlakkig naar ECG’s gekeken, dus ik bakte er niet bijzonder veel van. De individuele nabespreking zag ik daarom met angst en beven tegemoet. Ik verwachtte vooral te horen, dat ik de komende tijd wel héél erg mijn best moest gaan doen op dit onderdeel. Maar de docent gaf haar feedback op een onverwachte manier: “Ik denk dat ik, gezien de manier waarop je de dingen verwoordt, je dit alles op een vrij hoog niveau zal gaan leren.” Is stimulerender feedback mogelijk? Het illustreert de sfeer tijdens deze kaderopleiding. Kritisch en tóch veilig. Intensief maar desondanks energie gevend. Van hoog niveau, maar nooit te hoog gegrepen. Dus ja: een kaderopleiding? Dát zouden meer mensen moeten doen! op één lijn 66
Pagina 6
op één lijn 66 1 e uitgave 2020 Aan het werk Laaggeletterdheid DOOR ILSE MATTHEIJ, WAARNEMEND HUISARTS IN HEERLEN EN MAASTRICHT Mevrouw Janssen heb ik verwezen naar de pijnpoli vanwege langdurige klachten. Ze komt enkele weken later op mijn spreekuur. Ik vraag of ze al naar de pijnpoli is geweest. Hierop antwoordt ze van niet. Als ik vraag waarom niet, vertelt ze dat ze een vragenlijst moet invullen, voordat ze een afspraak mag maken. Dit lukt haar niet en daarom gaat ze niet. Ik concludeer dat mevrouw waarschijnlijk laaggeletterd is en bespreek dit met haar. Jammer dat ik dit niet eerder heb gevraagd en meegestuurd heb met de verwijzing, want nu zit ze weken onnodig met pijn. Jammer dat we in de zorg onnodig barrières hebben opgeworpen, zoals ingewikkelde vragenlijsten, voordat iemand toegang tot zorg krijgt. Wat is het? Dit is een voorbeeld van laaggeletterdheid uit mijn praktijk. Je zult je wel afvragen: komt dit ook voor in mijn eigen praktijk? Zeker! In Nederland zijn ongeveer 2,5 miljoen mensen laaggeletterd. In Limburg is dit gemiddeld 12,8% en in Brabant is dit 10,6%. Laaggeletterd betekent dat je zoveel moeite met lezen en schrijven hebt, dat je niet goed kunt functioneren in het dagelijks leven. Er is een verschil met analfabetisme waarbij je helemaal niet kunt lezen en schrijven. Tweederde van de laaggeletterden is autochtoon. Veel laaggeletterden hebben een baan. In de praktijk merk ik dat mensen laaggeletterd zijn, wanneer ze bijvoorbeeld al een uur vóór hun afspraak zitten te wachten. Voor laaggeletterden zijn afspraken op het hele of halve uur makkelijker te onthouden; een afspraak om 15.40 uur is ingewikkeld. Ook zie ik het aan de berichten van de huisartsenpost over herhaalrecepten van medicatie in het weekend. Omdat plannen en organiseren lastig kan zijn voor laaggeletterden, is het moeilijk om op donderdag te bedenken dat je medicatie op vrijdagavond op zal zijn en dat je tijdig moet bijbestellen. Trainingen Wat betekent laaggeletterdheid voor je communicatie? Pas je je mondelinge en schriftelijke communicatie voldoende aan zodat deze voor iedereen te begrijpen is? Voor de Stichting Pharos trainde ik in Limburg al diverse mensen over laaggeletterdheid. De kleinschalige trainingen voor huisartspraktijken met een acteur zijn altijd erg leuk en leerzaam. Ook trainde ik vorig jaar huisartsen van de Werkgroep Deskundigheidsbevordering Huisartsen (WDH) en op het Warffum-symposium. Daarnaast krijgen alle eerstejaars aios een korte training over laaggeletterdheid. Gelukkig blijft het niet beperkt tot de huisartsenzorg: ook andere zorginstellingen en gemeenten worden getraind. Het MUMC+ is een van de vier Nederlandse ziekenhuizen waar, op de long-/ palliatieve afdeling, het programma 'Goed begrepen' loopt. Ik kijk samen met een klein team hoe we het hele ziekenhuis gezondheidsvaardiger kunnen maken. Erg leuk om te doen. Het is belangrijk dat ziekenhuizen meedoen: zo wordt er duidelijk naar hun patiënten gecommuniceerd. Wellicht zien we dan een aantekening ‘laaggeletterd’ terug in het patiëntdossier van wie we het nog niet wisten. In de praktijk In onze praktijk pasten we de LHV-toolkit ‘Laaggeletterdheid in de praktijk’ toe en pasten we onze website aan. Met de komst van nieuw personeel en een verhuizing van de praktijk, zag ik, dat er toch weer moeilijke tekst in de website was geslopen en dat er verschillende meningen waren over bewegwijzeringsbordjes. Het gevolg is dat laaggeletterden de weg in ons gebouw niet goed kunnen vinden en onnodig lang in de verkeerde wachtkamer zitten. In de spreekkamer probeer ik mijn taal aan te passen aan het niveau van de patiënt. Soms baal ik van mezelf als een patiënt me vragend aankijkt. Ik heb dan te veel verteld met te moeilijke woorden. Het is niet moeilijk om je taal aan te passen, maar je moet alert blijven. In een gesprek vraag ik steeds vaker: ‘Ik wil weten of ik alles goed heb uitgelegd, kunt u herhalen wat u heeft begrepen’? Het geeft veel voldoening wanneer de patiënt helemaal begrepen heeft wat ik bedoel. Dit voorkomt een hoop herhaling en vervolgconsulten. Laatst moest ik lachen om een interview van een dokter op de radio. De presentator begreep het ingewikkelde verhaal van de dokter niet. Ik realiseerde me eens te meer, dat we soms in onze eigen bubbel zitten en dat het des te leuker is om te kijken, hoe we hier uit kunnen komen. Dus, misschien is het leuk (en leerzaam!) om er als opleider of aios een volgend leergesprek met video aan te wijden? 6 1 e uitgave 2020 Werken en leren in tijden van Corona Huisartsgeneeskunde Maastricht dankt alle hulpverleners die zich met hart en ziel inzetten voor de zorg! Wij zijn daarnaast extra trots op "onze" huisartsen, SO's, AIOS, ANIOS en studenten, de mensen aan het front! 29 jun 3 jul 2 nov 6 nov Summercourse Research in General Practice Auberge De Smockelaer in Heijenrath Info: summercourseresearch@maastrichtuniversity.nl Was gepland op 29 juni – 3 juli 2020 Is nu gepland op 2 – 6 november 2020 In diezelfde week zal zeer waarschijnlijk op donderdag en vrijdag ook de tiende editie van de Heuvelland schrijfcursus door Jochen Cals en Daniel Kotz op die locatie plaatsvinden. Info: scientificwritingtips.wordpress.com/writing-tipscourse of heuvellandcursus@maastrichtuniversity.nl 19 jun 5 feb 2021 NHG Wetenschapsdag MSM Maastricht Was gepland op vrijdag 19 juni 2020 Is nu gepland op vrijdag 5 februari 2021 7 op één lijn 66
Pagina 8
op één lijn 66 1 e uitgave 2020 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Simone Jaarsma Huisartsbegeleider jaar 3 Laura Bijkerk Promovendus Ik ben Simone Jaarsma en begon op 1 maart 2020 als HAB ( jaar 3) bij de Huisartsopleiding. Zelf deed ik mijn HA-opleiding ook in Maastricht (2009-2012) en ben daarna gestart als fulltime waarnemend huisarts, en dat ben ik nog steeds. Naast het draaien van diensten, werk ik nu, in combinatie met mijn HAB-functie, nog maar 2 dagen per week in een leuk en goed georganiseerd gezondheidscentrum in Kerkrade. Voordat ik huisarts werd, heb ik de tropenopleiding gedaan en vanaf 1995 met veel passie als tropenarts en later als public health specialist in drie verschillende landen in oost- en zuidelijk-Afrika gewerkt en gewoond. Ik vertrok destijds alleen met mijn man en veertien jaar later keerden we, in verband met onze twee opgroeiende kinderen, terug naar Nederland. De kinderen zijn inmiddels al een paar jaar het huis uit. Afgelopen jaren heb ik gezocht naar werk waar ál mijn kennis en ervaring bij elkaar kon komen. Een jaar geleden kon ik drie weken meewerken om een rurale stage voor een huisartsopleiding in Kenia vorm te geven en daarbij ervoer ik de synergie, waar ik al een tijd naar op zoek was. Daaruit voortkomend kwam het inzicht, dat ik graag HAB wil worden, iets wat nu dan gaat starten. In mijn vrije tijd ren, zwem, lees en reis ik graag. Ik ben op donderdag en vrijdag op de vakgroep in Maastricht, ik woon samen met mijn vriend in Utrecht enin mijn vrije tijd kook ik graag. En ik hou van concerten bezoeken en reizen. Nu ook aan mij de eer om mijzelf voor te stellen. Mijn naam is Laura Bijkerk en ik sinds mei 2019 werkzaam als extern promovendus bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Ik word tijdens mijn promotie begeleid door Mark Spigt, Anke Oenema en Nicole Geschwind. Ik combineer mijn promotietraject met werkzaamheden op het gebied van interventieontwikkeling en communicatie bij Oh My Mood, een nieuwe GGZ-instelling. In mijn promotieonderzoek richt ik onder andere op de evaluatie van de interventies van Oh My Mood, met de focus op patiëntengagement. Ik studeerde Toegepaste Psychologie aan de Hogeschool van Amsterdam en haalde mijn master Development & Health Psychology aan de Universiteit van Amsterdam. De stap van HBO naar WO maakte ik, omdat ik altijd een liefde had voor onderzoek en op het HBO niet de diepgang vond die ik zocht. Tijdens mijn stage en afstudeerproject was ik onderdeel van het NextLevel consortium en evalueerde ik verschillende gegamificeerde interventies voor onder andere alcoholverslaving, zelfbeeldproblematiek en voor de jeugd GGZ. Deze onderzoeken liepen onder meer bij PsyQ, Youz en de Brijder Jeugdverslavingszorg. 8 1 e uitgave 2020 in de (huisartsen)opleiding, met als uiteindelijke doel: effectieve implementatie in de opleiding. Het onderzoeksteam bestaat uit Esther Giroldi, Angelique Timmerman en Trudy van der Weijden. We zijn erg enthousiast om uit te zoeken of het leren en beoordelen van de competentie ‘communicatie’ gericht moet zijn op een meer ‘skilled communication’-approach in plaats van de nu toegepaste skills-based benadering. Als ‘skilled communicator’ leer je flexibel te communiceren en communicatie in te zetten als een tool in de context van de spreekkamer. Hierdoor creëer je zorgprofessionals die zich bewust zijn van zowel hun eigen referentiekader als die van de patiënt. Michelle Verheijden Arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker (AIOTHO) Ik ben in november 2019 gestart als AIOTHO bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. Ik ben geboren in Bunde, slechts een treinstop verwijderd van Maastricht. Sinds de start van mijn opleiding Geneeskunde heb ik het dorpse verruild voor het echte ‘Mestreech’. Mijn PhD-project richt zich op de wetenschappelijke onderbouwing van hoe context-specifieke communicatie (‘skilled communication’) getraind/geleerd zou moeten worden Juist bij dit project-onderwerp heeft het dragen van twee petten, die van onderzoeker en die van arts-in-opleiding, meerwaarde: zo doe je ervaringen op van beide kanten en kun je deze toepassen in zowel het onderzoek als in de praktijk. In mijn vrije tijd vind ik het leuk om te hockeyen, te tennissen en te wandelen. Daarnaast houd ik ook van een leuke spelletjesavond met vrienden en familie. Jullie kunnen me vinden op de AIOTHO-kamer op Deb1. Ik hoop jullie allemaal snel te mogen ontmoeten en ben altijd in voor een praatje! Clinicus van het jaar 2018-2019 Op 20 januari 2020 werden, door studentenbelangenvereniging MSV Pulse, de jaarlijkse prijzen voor beste clinici van het jaar uitgereikt. Beste werkplekbegeleider bij het coschap huisartsgeneeskunde is een van de categorieën. De genomineerde huisartsen waren: Daisy Bruls van medisch Centrum Kluis in Geleen, Loes van Bokhoven van Huisartsenpraktijk Dorine Verschure uit Elsloo en Daniëlle Laumen-Smits van Huisartsenpraktijk De Notenboom uit Roermond. Alle drie hadden op basis van rapportcijfers gegeven door studenten, een 9,6 of hoger! Daisy was de winnaar met een 9,9 gemiddeld en met veel narratieve feedback zoals: “Het is een zeer prettige werkplek, met fijne collega's. De huisartsen besteden voldoende tijd aan opleiding en begeleiding van de coassistent. Er is iedere dag zeker een half uur ingeroosterd waarbij zaken besproken kunnen worden. Daarnaast denkt de huisarts mee als het gaat om opdrachten etc.” Bij de uitreiking nam praktijkcollega Kitty Timmermans de prijs voor haar in ontvangst: een oorkonde, een zilveren stethoscoopspeld en een geldprijs van Stichting Sint Annadal te besteden aan een onderwijsdoel. 9 op één lijn 66
Pagina 10
op één lijn 66 1 e uitgave 2020 Onderwijs en opleiden Capaciteit DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM GENEESKUNDE Het geven, faciliteren en coördineren van onderwijs zijn kerntaken van de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Ons onderwijs en de vervolgopleiding vormen een proces, van student Geneeskunde tot medisch specialist. Daarvoor hebben we vele capaciteiten in huis. In de opleiding tot basisarts vervullen ruim 50 docenten van onze vakgroep diverse facultaire rollen. Dit kan uitvoerend zijn zoals begeleider van coassistenten, tutor, mentor, docent communicatie, als coördinerend van aard zoals planningsgroepen, leden van decentrale selectie- en opleidingscommissies en studieadvisering. Sinds kort levert Huisartsgeneeskunde, als kers op de taart, de mastercoördinator Geneeskunde: Marion van Lierop. Onze vakgroep levert ongeveer 9 fte onderwijs. En we zijn daardoor een van de grootse onderwijsgevers van de Maastrichtse faculteit Geneeskunde. Daarnaast zijn veel huisartsen werkplekbegeleider van coassistenten of opleider van huisartsen in opleiding. Sinds jaren zijn ook specialisten ouderengeneeskunde, onder de vlag van onze vakgroep, betrokken bij het geven van onderwijs op zowel de faculteit als in de praktijk. De belangrijkste taak van onze docenten is het maken en geven van kwalitatief hoogwaardig onderwijs, aansluitend op het landelijke Raamplan Geneeskunde. De arts-docent fungeert ook als rolmodel, zowel op de faculteit als bij het leren in de praktijk. Een docent is een visitekaartje van de vakgroep in het algemeen en voor het vak in het bijzonder. En dat is hard nodig. In Medisch Contact stond eind vorig jaar dat er volgens de arbeidsmarktmonitor een vacatures per 100 artsen specialisme/profiel psychiater (incl. kinder- en jeugd) specialist ouderengeneeskunde chirurg kinderarts radioloog* huisarts internist anesthesioloog nucleair geneeskundige* arts verstandelijk gehandicapten Bron: Medisch Contact 37, 12 september 2019 10 1e halfjaar 2018 8,4 7,2 3,4 2,0 1,9 0,4 1,1 0,9 1,4 10,0 1e halfjaar 2019 8,6 6,9 2,9 2,3 2,0 0,9 1,8 1,6 0,5 11,9 verschil 2% -4% -15% 15% 7% 137% 67% 74% -67% 20% aandeel vacatures 1e halfjaar 2018 28,9% 11,3% 4,7% 3,1% 2,5% 4,7% 2,5% 1,7% 0,3% 2,3% 1e halfjaar 2019 28,8% 10,3% 3,9% 3,5% 2,9% 9,7% 4,1% 2,9% 0,1% 2,6% verschil -1% -9% -17% 12% 19% 105% 63% 70% -67% 13% recordkrapte op de arbeidsmarkt is, met een grote stijging bij vacatures voor huisarts en blijvende krapte bij de specialist ouderengeneeskunde. Zoals ons reukorgaan noodzakelijk is voor het keuren van ingeademde lucht, zo onderzoekt het Capaciteitsorgaan “de toekomstig benodigde capaciteit aan professionals in de zorg en de daarvoor benodigde instroom in de opleidingen en rapporteert hierover aan de zorgsector en de overheid.” Net als het hart, heeft ook het capaciteitsorgaan verschillende kamers. Onze vakgroep voorzitter, Jean Muris, heeft zitting in de kamer Huisartsen. De krapte op de arbeidsmarkt onderstreept het belang van een meer zichtbare positie van aansprekende onderwijsactiviteiten als herkenbare, positieve rolmodellen vanuit Huisartsgeneeskunde en Ouderengeneeskunde. Daarmee bevorderen we de doorstroom naar opleiding tot huisarts en straks ook tot die van specialist ouderengeneeskunde. De niet benutte opleidingsplaatsen tot specialist ouderengeneeskunde en de door het capaciteitsorgaan geadviseerde groei van aantal opleidingsplaatsen tot huisarts, zullen niet vanzelf gevuld worden met actieve werving. We hoeven immers niet te wachten tot na het artsexamen: kennismaking en enthousiasmering voor het vak begint namelijk in de basisopleiding. Contact: Lilian Aarts, onderwijscoördinator, lilian.aarts@maastrichtuniversity.nl Welkom! Stelt zich opnieuw voor Mathieu Prevoo Specialist Ouderengeneeskunde Anders dan gewend een ‘retrograad’ voorstelstukje over mijn functie binnen de vakgroep. Ik ben 58 jaar en werk sinds 2016 bij de vakgroep. Maar mooi dat mij dit gegund wordt op het moment dat Ouderengeneeskunde binnen de vakgroep een ‘boost’ gaat krijgen. Mijn Alma Mater was de KU Nijmegen (Radboud Universiteit), waar ik opgeleid werd en 15 jaar als docent Basiscurriculum en Docent/Opleider voor VOSON werkte. In het midden van de tachtiger jaren was er net zo’n crisis als recent en dus geen werk voorhanden. Huisartsen waren er teveel (!), of in ieder geval genoeg. Dus ging ik voor die beroepsgroep ‘verloren’. Ik kon wel een ‘ervaringsplek’ bij mijn oude coschapbegeleider in het verpleeghuis in Venlo krijgen. Zo ben ik ‘in het vak terecht gekomen’ en werd ik met een generaal pardon in 1990 geregistreerd als Verpleeghuisarts, later SO. Na Venlo werden Rotterdam/Hellevoetsluis en Arnhem mijn domicilie. Aan de VU in Amsterdam volgde ik de kaderopleiding Psychogeriatrie en daarna werd Nijmegen 22 jaar mijn tweede vaderstad. Maar ‘murge gaon iech weer truuk’, bleef al die jaren aan mij knagen. Dus ging ik in 2013 terug naar Valkenburg. Ik bleek geen Oer-Limburger meer, wat naar mijn gevoel positief vormend voor me was, maar hield wel nog van mijn geboortestreek en haar cultuur. Getrouwd, schat van een vrouw, 4 kinderen (2 als ‘bonus’) en blaasmuziek (Sax. Bariton bij Harmonie Walram in Valkenburg) als grote hobby. Daarnaast geboeid door paleoantropologie (“Wie was Lucy?”), Reizen (“Africa mon Amour!”) en numismatiek van de Europese koninkrijken. Ik had het geluk in die tijd Rachele Arends en Jos Schols te ontmoeten. Zij vroegen mij of ik wilde helpen Ouderengeneeskunde ‘meer op de kaart te zetten’ in Maastricht. Hoe blij ik daarmee was, heb ik hen nooit verteld. Bij dezen! Ik had mijn ‘tweede liefde’ terug. Onderwijs geven in het basiscurriculum, zoals ik dat kende uit Nijmegen. Er stond trouwens al aardig wat op de kaart. Uitbouwen, schaal vergroten, meer zichtbaarheid en verbeteren van de beeldvorming, werd ons gezamenlijk doel. Vooral ‘meer’ coschap Ouderengeneeskunde had onze prioriteit. Toen Rachele vertrok vond ik ‘troost’ en goede partners in Laury de Jonge, Lillian Aarts en Marion van Lierop. Dezelfde ideeën over (volwassen-)onderwijs aan geneeskunde-studenten, dezelfde mening over opleiden en bereid mijn frustraties aan te horen. Maar, vooral bereid mij te helpen bij de ontwikkeling van ‘mijn vak’. In 2018 zei ik om die reden “ja“ als gastdocent bij de huisartsopleiding. Men had mij immers ook geholpen. Maar dat was te veel. Mijn lang gekoesterde wens voor een bestuursfunctie in onze beroepsvereniging (VERENSO) ging in 2019 in vervulling en maakte mij duidelijk dat een dag maar 24 uur duurt. Ik moest helaas weer stoppen als gastdocent, terwijl het zo’n mooi ‘dwarsverband’ vormde tussen huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde. Ik ben nu dus weer terug ‘bij de basis’ en coördineer de coschappen Ouderen-geneeskunde (8+10 weken), de GEZPstage Ouderengeneeskunde (18 weken), de WESP-stage “Deprescribing” (waar Jos Schols de ‘senior’ is) en organiseer/ participeer/doceer het keuzeblok Multimorbiditeit. Verder ben ik mentor van masterstudenten en coördineer ik het onderwijsprogramma “Medicatieveiligheid bij ouderen” (tijdens het coschap Huisartsgeneeskunde/Sociale Geneeskunde). Samen met Laury de Jonge is een onderwijsvisie Ouderengeneeskunde opgesteld. De aandacht gaat nu vooral uit naar het uitbreiden van ons affiliatiegebied, zodat we de langzaam groeiende vraag naar werkplekken voor coassistenten kunnen blijven garanderen. Mijn mooiste uitdaging nu is de samenwerking met de huisartsgeneeskunde verder uit te breiden, terwijl we ondertussen groeien als volwaardige sectie binnen de vakgroep Huisartsgeneeskunde, die op termijn ‘ouderengeneeskunde’ mag gaan toevoegen. 11 op één lijn 66
Pagina 12
op één lijn 66 1 e uitgave 2020 Ouderengeneeskunde Maastricht Op weg naar een zelfstandige opleiding DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER Aanvraag Wanneer dit blad bij u op de mat valt, dan weten wij zo ongeveer of we de erkenning van de RGS hebben behaald. Welke erkenning? Wel, die van de aanvraag om een zelfstandige opleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Maastricht te mogen starten vanaf september 2020. Wat nieuw is Met ingang van 2020 is de regelgeving veranderd waardoor het mogelijk werd voor Maastricht om een erkenning aan te vragen om een zelfstandige opleiding te mogen starten. Een unieke gebeurtenis, want het komt nauwelijks nog voor dat dit gebeurt. Een betere regionale spreiding over het land is hard nodig. We hebben veel meer specialisten ouderengeneeskunde (SO’s) nodig. De vraag naar SO’s neemt sterk toe en de belangrijke bestuurders en organisaties hebben de opleidingscapaciteit fors opgevoerd. Tot nu toe werd er op 3 plekken in Nederland opgeleid: Leiden, Amsterdam en Nijmegen. Regionaal opleiden Een jaar eerder trachtten we te starten als dependance van Nijmegen, maar de afstand tot het instituut bleek gezien onze ligging toch een brug te ver. Aios en opleiders willen een regionale opleiding. In Groningen leefde ook de wens om een zelfstandige opleiding op te zetten en ook zij hebben een aanvraag ingediend bij de RGS. Wij staan allebei op de website van SOON, de landelijke koepel van opleidingen ouderengeneeskunde, als opleiding waar gesolliciteerd kan worden vanaf 1 maart 2020. Voorbereiding Het projectteam ouderengeneeskunde bestond al in Maastricht. Hoogleraar ouderengeneeskunde Jos Schols, SO en beoogd opleidingshoofd Mariëlle van der VeldenDaamen, SO Daisy Janssen als beoogd waarnemend hoofd, Joost Dormans als coördinator bedrijfsvoering en Babette Doorn als projectmanager. Daarbij kwam SO Matthieu Prevoo prominenter in beeld voor het basiscurriculum geneeskunde1. Voor de rest zijn de lijnen kort binnen de vakgroep en dus ook met de Huisartsopleiding waar veel kennis, expertise en voorzieningen zijn. Traject In januari hebben we alle vereiste documenten voor de erkenning aangeleverd. Eind januari hielden wij een informatieavond voor alle betrokkenen en belangstellenden in Maastricht. De opkomst was goed en gevarieerd en de sfeer was open, constructief en informeel. De vrijdag voor carnaval, 21 februari, vond de visitatie door de RGS plaats. We hebben dit als een prettige bijeenkomst ervaren en we voelen ons als opleiding in spe gesteund. De RGS probeert ons de 1 Zie ook: https://www.ntvg.nl/artikelen/een-verpleeghuisstage-vooriedere-arts 2 1 12 1 e uitgave 2020 uitkomst van die visitatie voor 1 mei, de sluitingstermijn van de sollicitatieperiode, terug te koppelen. Solliciteren Vanaf 1 maart tot 1 mei kan er gesolliciteerd worden door basisartsen die net als wij, toekomst zien in ouderengeneeskunde. Extra ervaring is niet nodig, affiniteit en motivatie voor ouderengeneeskunde wel. Wie geschiedenis wil schrijven, meldt zich nu aan voor ‘groep-1’! We zoeken ongeveer 10-12 aios en we starten eenmaal per jaar met een nieuwe groep. Naast aios zoeken we ook docenten, voor nu en later. Via de opleidersvereniging Verenso kan er snel geschakeld worden met de doelgroep. Verder hebben we opleiders en opleidingsplekken nodig. Voor een deel zijn die er al en zijn ze ook al erkend. Daarnaast gaan we kijken welk nieuw potentieel we kunnen aanboren. Basisartsen kunnen solliciteren zonder dat ze al anios in de ouderengeneeskunde hoeven te zijn: we hebben ‘vrije’ plekken beschikbaar. Half mei zijn de sollicitatiegesprekken in Maastricht. Typisch Maastricht Voor een groot deel volgen wij het Landelijk Opleidingsplan van SOON. Bestaande instituten delen hun lesmateriaal met ons en Groningen. Als ‘couleur locale’ voegen wij aan het curriculum toe, de samenwerking met de huisarts. Zie elders het artikel van Christophe van Dijken, SO bij Envida. Waar mogelijk, willen we Maastrichtse aios samenscholen mits Covid-19 het weer toelaat. Ander speerpunt wordt de samenwerking tussen 5 4 3 eerste- en tweedelijn. Daarbij besteden we veel aandacht aan de ‘Happy professional’, aan zelfzorg voor aios en een veilig leerklimaat. De terugkomdag op het instituut wordt de vrijdag op het Debyeplein 1 in Maastricht. Informatie We proberen op www.ouderengeneeskundemaastricht.nl de belangrijkste informatie te blijven vernieuwen. Eventuele vacatures staan ook op onze website naast die op Academic Transfer. Daarnaast zijn wij actief op LinkedIn en Instagram. Via de Academische Werkplaats Ouderenzorg Zuid-Limburg wordt er getwitterd. En, papier is geduldig: de volgende Op een Lijn verschijnt in de zomer. Voor studenten: we doen mee aan alle activiteiten vanuit MSV Pulse. We zijn aanwezig op de carrièremiddag op 27 mei. Voor alle andere vragen: SO@maastrichtuniversity.nl is het centrale e-mail adres. 6 0. 01-01-2020 | RGS wijziging regelgeving 1. 29-01-2020 | Informatie avond 2. 21-02-2020 | Visitatie 3. 01-03-2020 | Start sollicitatieprocedure 4. 24-04-2020 | Advies/uitslag visitatie 5. 01-05-2020 | Sluiting sollicitatietermijn 6. 01-09-2020 | Start opleiding 13 op één lijn 66
Pagina 14
op één lijn 66 1 e uitgave 2020 Ouderengeneeskunde Samenwerking SO en huisarts DOOR CHRISTOPHE VAN DIJKEN, SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE Ik ben Christophe van Dijken, 36 jaar, partner en vader in een gezin met drie kinderen. Mijn artsenopleiding volgde ik in Nijmegen, net als de vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde (SO). Sinds 2013 werk ik als SO bij Woonzorgcentrum Grubbeveld (Envida), een expertisecentrum voor mensen met dementie en gedragsproblematiek. Vanaf het begin van mijn loopbaan begeleid ik coassistenten en huisartsen in opleiding tijdens hun stages in de ouderengeneeskunde. In 2018 rondde ik de kaderopleiding psychogeriatrie af. Als SO ben ik vooral hoofdbehandelaar van verpleeghuisbewoners: mensen met dementie en een uitgebreide somatische multimorbiditeit, mensen die terminaal ziek zijn, maar ook patiënten die revalideren. Naast de medische kant, zorgt de hoofdbehandelaar voor multi- en interdisciplinaire samenwerking, waarbij de SO een regisseursrol heeft. Zo draagt de SO bij aan zowel de huidige als de toekomstige zingeving en kwaliteit van leven van de zorgafhankelijke patiënt. Dit volgens het biopsychosociale model, waarbij sterke communicatie en creativiteit, maar ook (medisch en moreel) leiderschap belangrijk is. Samenwerking vindt voornamelijk plaats met de verpleging en de verzorging van de patiënt en hun familie. Direct patiëntencontact speelt een veel kleinere rol. Veranderingen in het vakgebied Door de toename van de oudere en steeds langer levende populatie en hun toenemende complexiteit in zorgbehoefte, staat de SO al enige tijd extra in de belangstelling. Je bent niet alléén in het verpleeghuis werkzaam, maar ook als consulent in de eerste lijn voor huisartsen, als hoofdbehandelaar van mensen in verzorgingshuizen, als ondersteuning voor medewerkers in de thuiszorg, verzorgingshuizen, voor casemanagers dementie en andere partijen in het werkveld, zoals het ziekenhuis en de GGZ. Waar je als SO jaren geleden nog rustig een paar uur visite kon lopen op een afdeling, werk je nu veel efficiënter. En soms ook effectiever, op relatieve afstand, telefonisch en met een goed Elektronisch Patiënten Dossier (EPD). Methodisch werken blijft de unieke basis van de ouderengeneeskunde: zoveel mogelijk preventief en zo min mogelijk reactief. SO of klinisch geriater? Een betere functiebenaming voor SO is misschien wel eerstelijns geriater, omdat dit in een keer duidelijk maakt 14 wat het verschil is. Maar de naam SO is prima, gezien de huidige scope waarin de specialist ouderengeneeskunde de zorg verleent, namelijk in alle mogelijke zorgwerkvelden. De klinisch geriater werkt vooral in het ziekenhuis, maar ook in de intramurale GGZ en de revalidatiezorg. Een ander belangrijk verschil is het type patiënten aan wie zorg verleend wordt: de klinisch geriater doet meer aan cure, de SO meer aan care. Overeenkomsten zijn er ook: onze patiënten zijn kwetsbaar en complex. Samenwerking met de huisarts Wanneer huisartsen hun patiënten doorverwijzen naar de Wlz (Wet langdurige zorg) dragen ze meestal het hoofdbehandelaarschap over aan de SO in het verpleeg- of verzorgingshuis. Huisartsen vragen steeds vaker in het voortraject een consult SO aan, wat in de praktijk regelmatig uitdraait op een vorm van medebehandeling, samen met die huisarts. Dan is het van belang om de regiefunctie van de huisarts goed te bewaken. Bijvoorbeeld in een multidisciplinair overleg (MDO). Concreet betekent dit, dat er alleen maar contact gezocht hoeft te worden (telefonisch of via de e-mail) over wat je voor de patiënt en voor elkaar kunt betekenen. Het mooie van deze samenwerking is, dat de huisarts de regie heeft en ondersteuning krijgt van een SO. Op deze manier kunnen abrupte zorgcrises en opnames voorkomen worden. In de samenwerking met huisartsen, was ik altijd al onder de indruk van hun toewijding en gedrevenheid in de zorg voor kwetsbare mensen. In omstandigheden die niet altijd optimaal zijn, voor zowel de patiënt als de huisarts. Het kan frustrerend zijn om niet de oplossing te kunnen bieden, maar toch probeer je er als huisarts voor die patiënt te zijn. Huisartsen zijn goed bekend met gezondheidsproblemen van ouderen. Moeilijker is het voor hen om patronen te herkennen, om complexe situaties vanuit hun positie te overzien. Voor de SO is dat makkelijker, als gevestigd regisseur van een multidisciplinair team en de zorg vaak onder hetzelfde dak als dat van de kwetsbare en complexe patiënt. Bovendien passen kwetsbare en complexe ouderen niet binnen richtlijnen en die bestaan dus ook niet. De relatie met het ziekenhuis en de huisartsenpost Soms lijkt de wereld in het ziekenhuis en de HAP/SEH anders dan die in de eerstelijn of verpleeghuis. Toch komen daar dezelfde kwetsbare en complexe patiënten. Als SO wil je laagdrempelig benaderbaar zijn voor overleg. In het MUMC+ loopt dat goed: de ziekenhuisspecialisten hebben, als we overleggen, oog voor het perspectief van onze kwetsbare patiënten. We proberen alleen die patiënten aan te bieden als dat meerwaarde heeft voor die patiënt en dus ook voor het ziekenhuis. Inmiddels is er een mooie samenwerking met De Schakel (Envida). Deze verpleegafdeling is bedoeld voor patiënten (met name kwetsbare ouderen) die na een bezoek aan de SEH of HAP niet meteen naar huis kunnen, maar die ook niet opgenomen hoeven te worden in het ziekenhuis. Heikel punt blijft, dat er onvoldoende capaciteit is om alle kwetsbare en complexe patiënten meteen op de juiste plek, zoals een verzorgingshuis of verpleeghuis, onder te brengen. Als SO ben ik nauw betrokken bij het wachtlijstbeheer en samen proberen we zoveel mogelijk maatwerk te bieden. Zolang de SO het nijpende zorgprobleem van de huisartsen met een opname kan oplossen, zal die beroepsgroep altijd tevreden zijn. Maar dat is natuurlijk utopie. Huisartsen zijn ook tevreden over de samenwerking ter preventie van acute zorgproblemen. En daar zijn de patiënten nog het meeste bij gebaat: het verloop van hun zorgvraag is vloeiender en de beperkingen in de zorgmogelijkheden zijn minder. Nieuwe opleiding ouderengeneeskunde Maastricht Het is mijn intentie om aios Ouderengeneeskunde te gaan begeleiden, als kaderarts opleider of docent. Het moge duidelijk zijn dat we voor een enorme uitdaging staan, de ouderenzorg van de toekomst vorm te geven. Hierin vervult de SO een spilfunctie. Met Limburg en Zuidoost- Brabant als werkgebied, biedt de nieuwe vervolgopleiding in Maastricht een uitstekende gelegenheid om vooruitstrevend en innovatief ouderengeneeskunde te leren en uit te dragen. Als je het even niet meer weet (of juist wel): denk dan aan de opleiding tot SO. Als SO ben je een bijzondere specialist met een bijzondere toegevoegde waarde voor de toekomst! 15 op één lijn 66
Pagina 16
op één lijn 66 1 e uitgave 2020 Samen beslissen met de Ziektelastmeter Van PROM naar ballon DOOR DANNY CLAESSENS, PROMOVENDUS HUISARTSGENEESKUNDE Herkent u dit? Een meneer komt bij u op het spreekuur. Op de vraag: “Hoe gaat het nu met u?” krijgt u het bekende antwoord: “Goed hoor”. In het gesprek wil deze meneer vooral van u horen dat het op papier goed met hem gaat. Zo gaat het al jaren: het gaat niet goed en niet slecht, en toch maakt u zich zorgen over hem. Hoe dat komt, is niet duidelijk. Op uw eerste vraag heeft u nooit een goed antwoord gekregen, want hoe gaat het nu écht met deze meneer? Komt deze situatie u bekend voor? Om meer inzicht te krijgen in de last die mensen ervaren van hun aandoening, om samen te kunnen beslissen en zelfmanagement te stimuleren, is de Ziektelastmeter voor chronische aandoeningen ontwikkeld. Na het succes van de Ziektelastmeter COPD om de ervaren kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven van iemand met COPD te verbeteren, is deze uitgebreid. De Ziektelastmeter voor chronische aandoeningen is beschikbaar voor mensen met astma, COPD, diabetes mellitus type 2 en/of hartfalen. De vragenlijst is vernieuwd, het bekende ballonnenplaatje is behouden. Nieuw aan de Ziektelastmeter is, dat deze bestaat uit een generieke module en ziekte-specifieke modules die worden gecombineerd. Iemand met twee aandoeningen krijgt dus één vragenlijst en één visualisatie (figuur 1). Of de nieuwe Ziektelastmeter ook effectief is, onderzoeken we in de huisartsenpraktijk. We zijn hiervoor op zoek naar huisartsen en/of praktijkondersteuners. Het onderzoek duurt 18 maanden. Deelnemende praktijken werven 10 deelnemers en vullen een korte vragenlijst in. Interventiepraktijken (MicroHIS of MediX) gebruiken de Ziektelastmeter bij deze patiënten tijdens elk consult, en controlepraktijken blijven de reguliere zorg geven. Wat blijkt? De meneer op uw spreekuur kan door zijn lichamelijke beperkingen niet meer naar zijn biljardclub en maakt zich zorgen over zijn toekomst. Hij zou het daar graag eens met u over hebben. De Ziektelastmeter kan helpen inzicht te geven in de ervaren ziektelast, en hier een passend plan bij te maken. Wilt u de Ziektelastmeter ook gebruiken in de praktijk? Meldt u dan aan voor ons onderzoek op: www.ziektelastmeter.nl, of neem contact op via e-mail: danny.claessens@maastrichtuniversity.nl of telefoon (043-3882336) Figuur 1: ballonnenfiguur van patiënt met COPD en diabetes mellitus type 2 16 1 e uitgave 2020 OOK en de Witte Raven Onbegrepen buikpijn en jeukklachten. DOOR CHARLES VERHOEFF EN PAUL HÖPPENER, HUISARTSEN N.P. De Witte Raven Groep is een werkgroep van huisartsen, opgericht in 2016, die zich richt op het zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK), in de veronderstelling dat het kan gaan om een zeldzame ziekte of een zeldzaam verschijnsel. De leden van de werkgroep doen dit op vrijwillige basis. Zij hebben een brede achtergrond met veel wetenschappelijke en klinische ervaring. Verwijzing van casuïstiek loopt via de eigen huisarts. De Witte Raven hebben een eigen zoekstrategie ontwikkeld en maken gebruik van 4 zoekmachines. Naast het uitzoeken van casuïstiek richt de Witte Raven werkgroep zich op het nascholen van huisartsen en het delen van hun kennis. Voor meer informatie en voor aanmelding van een casus of aanvraag van een nascholing voor huisartsen kijk op onze website: www.witteraven.org. De leden van de Witte Raven: Professor dr. Geert-Jan Dinant, Dr. Bernard Frijling, Dr. Paul Höppener, Drs. Simon Kleijkers, Drs. Raymond Leclercq, Drs. Marie-José Metz, Drs. Irene Soeters, Dr. Erik Stolper, Drs. Tonnie van Kessel (vz), Drs. Charles Verhoeff, Drs. Annemiek Nijholt, Richard Maes, student geneeskunde. . Wij willen u verleiden om bij uw zoektocht de “Witte Raven strategie” te gebruiken. Als aanvulling op de compacte informatie op deze bladzijde geven we op onze website inzage in enkele relevante verslagen van verricht specialistisch onderzoek. Kijk onder het kader “ZELF ZOEKEN” in het submenu “Casus Op Een Lijn”. De oplossing van de vorige keer: De ziekte van Parkinson De nieuwe casus Deze keer een wat andere casus, die laat zien dat OOK eveneens leeft in het ziekenhuis. Hier is de diagnose te danken aan een doorzettende aios en bemoeienis van een universitaire onderzoeker. De casus betreft een man van nu 62 jaar, die ongeveer 10 jaar geleden begon met aanvalsgewijze buikklachten, die ontstaan lijken te zijn na een reis naar Latijns-Amerika. Hij werd een paar maal ingestuurd onder verdenking van een acute buik. Er volgde beoordeling op de SEH en een korte opname, uitgebreid lab, echo, via de chirurg een sigmoïdoscopie, waarop divertikels te zien waren. De geconsulteerde dermatoloog vond voor de jeuk geen verklarende afwijkingen. De internist onderzocht hem uitgebreid, deed onderzoek op tropische aandoeningen, en sloot ook het carcinoiedsyndroom en mastocytose uit. Tijdens een van de opnames doet de chirurg een laparoscopie en stelt dan de diagnose diverticulitis. De uiteindelijke diagnose, na alle onderzoeken, is diverticulitis, zonder verklaring voor de jeuk. De huisarts stuurde hem voor een second opinion door naar het academisch ziekenhuis. In de tussentijd werd hij een paar maal opnieuw ingestuurd met het beeld van een acute buik. In het ziekenhuis zakte de pijn na enkele uren af naar een acceptabel, dat wil zeggen voor de patiënt herkenbaar, niveau. Een aio's 'interne' is zodanig onder de indruk van het beeld (ook niet gelovend in functionele verklaringen) en gaat op zoek naar een diagnose. Hij bekijkt de CT-scan gemaakt tijden SEH-bezoek in verband met acute buikverschijnselen. Op de CT is sprake van “mesenteriale vet induratie met lymfkliertjes en toegenomen densiteit van het vetweefsel”. Zij komt tot een zeer zeldzame diagnose, waarvoor een chirurgische biopsie tijdens een pijnaanval noodzakelijk is om deze te bevestigen. Niet onvermeld mag blijven, dat een familielid, onderzoeker in een ander UMC, helpt bij de zoektocht naar diagnose en behandeling. Helaas durven de chirurgen de biopsie niet aan. De zeldzaamheid van het ziektebeeld leidt bij sommige dokters tot ongeloof, c.q. enig wantrouwen. En zo ontstaat een patstelling. Zou u tot een zeldzame diagnose kunnen komen? Stuur uw antwoord naar: simonkleijkers@gchoensbroeknoord.nl 17 op één lijn 66
Pagina 18
op één lijn 66 1 e uitgave 2020 Bruikbare Wetenschap Een zucht van verlichting? DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN HOOGLERAAR EFFECTIEVE DIAGNOSTIEK IN DE HUISARTSGENEESKUNDE Ik ga u eerlijk bekennen, dat ik volgens mij nog nooit een ernstiger writer’s block heb gehad dan de afgelopen weken. Met de COVID-19 pandemie lijkt niets meer op routine te kunnen. Mijn schrijfbrein bevond zich in een soort sluimerstand, waaruit het maar niet wilde ontwaken. Waren jullie ook zo vermoeid, ondanks het feit dat het aantal fysieke patiëntcontacten op een dag soms minimaal was? Maar goed, blijkbaar went chaos ook, want het is me toch gelukt om de Maastrichtse artikelen in te duiken. Bruikbare Wetenschap om mee aan de slag te gaan, als de rust terugkeert in de praktijk van alledag. Persoonlijkheidsstoornissen op leeftijd Het leven zit vol uitdagingen, waarbij patiënten met persoonlijkheidsstoornissen op verschillende vlakken veelal een hindernisbaan afleggen. In de spreekkamer geeft het een uitdagende dynamiek. En er is een groeiende hoeveelheid literatuur die laat zien, dat het ook in verzorgings- en verpleeghuizen uitdagingen geeft voor zowel patiënt als zorgverlener. Krystle Penders bestudeert dit als onderdeel van haar promotieonderzoek. Ze voerde een literatuuronderzoek uit naar de epidemiologie, diagnostiek en behandeling van deze stoornissen bij 60-jarigen en ouder. Bij thuiswonende ouderen vond ze een prevalentie van persoonlijkheidsstoornissen tussen 11-14 %, terwijl dit in een beschutte zorgomgeving stukken hoger lag. Ik kan me voorstellen dat goede diagnostiek niet eenvoudig is, maar de door haar aangeduide diagnostische vragenlijsten lijken veelbelovend om hier, bij twijfel, toch mee aan de slag te gaan. Ook omdat zij vond dat schematherapie als interventie, juist op hogere leeftijd, effectief kan zijn. Ziektelast van meer dan COPD De COPD Ziektelastmeter werd door Annerika Slok, Onno van Schayck en hun team de afgelopen jaren ontwikkeld en wordt in de reguliere zorg al ingezet. Zouden de bekende ballonnen ook kunnen helpen bij andere chronische aandoeningen? Esther Boudewijns onderzocht of de ‘Assessment of Burden of Chronic Conditions (ABCC)-tool’ kon worden ontwikkeld voor meerdere chronische aandoeningen. Ik laat u drie keer raden welke aandoeningen zij hierin wil meenemen, maar u heeft ze ongetwijfeld meteen goed: diabetes, astma en COPD. Niet toevallig de aandoeningspecifieke chronische zorg DBC’s in de huisartsenpraktijk. In een ontwikkelproces van literatuuronderzoek, vragenlijsten, expertpanels en bepalen van afkapwaardes kwam ze tot een lijst met zowel generieke als ziektespecifieke vragen. Hierdoor krijgt een patiënt een eigen tros aan ballonnen gepresenteerd over 1 of juist meer aandoeningen, om zo het gesprek met de zorgverlener te ondersteunen. Het team van Boudewijns kijkt verder en onderzoekt momenteel of ook bij andere aandoeningen, zoals hartfalen, een ziektelastmeter kan worden ontwikkeld. Persoonlijk hoop ik dat we binnen enkele jaren geen aparte DBC’s hebben, maar gewoon een lijn chronische zorg, waarbij de onderliggende factoren veelal gelijk zijn, en ook vooral buiten de spreekkamer moeten worden aangepakt. Wel met hulp van ons in de spreekkamer. Dan gaan voor mij alle ziektelastballonnen tot het plafond! 18 A 1 e uitgave 2020 B Onregelmatige pols; regelmatige diagnostiek? AIOTHO Nicole Verbiest-van Gurp onderzocht hoe we als huisartsen atriumfibrilleren (AF) opsporen en diagnosticeren. Ze presenteerde 76 huisartsen een aantal vignetten (casusbeschrijvingen) en vroeg hen te kiezen uit verschillende diagnostische tests, waaronder ECG, event recorder en holterregistratie, steeds bij verschillende scenario’s. Bijvoorbeeld of de patiënt symptomen ervaarde of niet, verschillende CHA2DS2-VASc scores etc. Het merendeel van de respondenten gaf aan ecg’s te maken en zich ook competent te voelen deze te beoordelen voor AF. Voelt u zich vooral aangesproken, want de huisartsen kwamen vooral uit Brabant en Limburg. Het merendeel van de huisartsen had ook een holter als diagnosticum tot zijn beschikking in de eigen praktijk of via het diagnostisch centrum. Het artikel is lezenswaardig, ook om zelf te kijken wat u had gedaan bij dat bepaalde vignet. Gezien de forse klinische consequenties van een onbehandeld AF, speelt de discussie of we opportunistisch moeten screenen voor AF. Maar liefst 83% van de deelnemende huisartsen gaf aan dat, bij gebleken effectiviteit, dit ook te willen doen in de praktijk. Bij mij rijst dan de vraag: doen sommige collega’s dit niet al? Assistentes en POH’s consequent instrueren om te voelen of de pols regulair is, is al een eerste stap. Slimme apparaatjes zullen volgen, denk ik. Zuurstofsaturatie en het weer Wie had ooit gedacht dat we de saturatiemeter vaker zouden gebruiken op een dag dan de tongspatel? Inmiddels weten we dat een boterhamzakje goed werkt om het niet steeds te hoeven ontsmetten. Onderzoeker Mark Spigt heeft een bijzondere aanstelling aan de Noorse universiteit van Tromsø. Daar boven de poolcirkel hebben ze originele ideeën. Op hoogte heeft de luchtdruk invloed op de meting van de zuurstofsaturatie. Het team in Noorwegen onderzocht in een groot cohort van meer dan 7000 patiënten of normale wisselingen van het weer (en de luchtdruk) verschillen geven in zuurstofsaturatie. En of dat van invloed is op het gevoel van dyspnoe bij patiënten met luchtwegaandoeningen. Ingewikkelde analyses, maar ik heb goed nieuws. Er is wel enige invloed van de luchtdruk op de meting van de zuurstofsaturatie, maar die is minimaal. U hoeft dus niet eerst naar het weer en de barometer te kijken als u de saturatie gaat meten. Een zucht van verlichting, ook in sombere coronatijden. Referenties • Int J Biometeorol. 2020 Mar 3. doi: 10.1007/ s00484-020-01883-3. [Epub ahead of print] The effect of atmospheric pressure on oxygen saturation and dyspnea: the Tromsø study. Dohmen LME, Spigt M, Melbye H. BMC Fam Pract. 2020 Jan 13;21(1):11. doi: 10.1186/ s12875-019-1075-8. • ABC-tool reinvented development of a diseasespecific ‘Assessment of Burden of Chronic Conditions (ABCC)-tool’ for multiple chronic conditions. Boudewijns EA, Claessens D, van Schayck OCP, Keijsers LCEM, Salomé PL, In ‘t Veen JCCM, Bilo HJG, Gidding-Slok AHM. • Personality Disorders in Older Adults: a Review of Epidemiology, Assessment, and Treatment. Penders KAP, Peeters IGP, Metsemakers JFM, van Alphen SPJ. Curr Psychiatry Rep. 2020 Feb 6;22(3):14. doi: 10.1007/s11920-020-1133-x. Review. PMID: 32025914 • How do Dutch general practitioners detect and diagnose atrial fibrillation? Results of an online case vignette study. Verbiest-van Gurp N, van Mil D, van Kesteren HAM, Knottnerus JA, Stoffers HEJH. BMC Fam Pract. 2019 Dec 14;20(1):175. doi: 10.1186/s12875-019-106419 S op één lijn 66 B S C R W R U N T I D A K M A S E R E T E E E T N E G N S R C H I A H P U A T S E H K I U
Pagina 20
1 e uitgave 2020 1 e uitgave 2014 WESP-student Lieke Buijs De ‘double burden of malnutrition’ in Tanzania BEGELEIDERS: VICTORIA VON SALMUTH EN ONNO VAN SCHAYCK Vraagstelling Door de voedingstransitie in ontwikkelingslanden vindt er een zorgwekkende toename plaats van het aantal mensen met overgewicht, terwijl de ondervoedingsprevalentie stagneert. Ook Tanzania lijdt onder deze ‘double burden of malnutrition’. Een effectieve, dubbel-gerichte voedingsinterventie voor de inwoners van het Tanzaniaanse platteland is hoognodig. Maar wat willen de dorpelingen? Studiedesign In focusgroepen en diepte-interviews met inwoners en gezondheidswerkers uit vijf verschillende dorpen in noordwest Tanzania vroegen we naar hun verwachtingen, voorzieningen en barrières over voeding en gezondheid. Primair resultaat en conclusie Hoewel overgewicht (nog) niet zozeer als probleem wordt gezien op het platteland van Tanzania, blijkt er veel vraag naar adequate voorlichting over voeding. Daarnaast is het van belang om de gezondheidszorg en voedselveiligheid te verbeteren, iets dat door de huidige genderongelijkheid en toenemende klimaatverandering sterk wordt bemoeilijkt. WESP-student Michelle Spek Urineweginfecties op de huisartsenpost BEGELEIDERS: EEFJE DE BONT EN JOCHEN CALS Vraagstelling Urineweginfecties geven vaak acute klachten. Tijdens ANW (Avond Nacht & Weekend)-uren doen patiënten een beroep op de huisartsenpost voor eventuele diagnostiek en behandeling. Welke diagnostiek zetten huisartsen in bij verdenking UWI op de HAP en welke antibiotica worden voorgeschreven (al dan niet conform NHG-Standaard)? Studiedesign Een retrospectieve observationele cohortstudie. We includeerden 5657 volwassen patiënten die in 2018 de huisartsenpost in Heerlen of Maastricht contacteerden met klachten passend bij een urineweginfectie. Primair resultaat en conclusie Bij slechts een op de tien patiënten met indicatie werd een urinekweek gedaan. Terwijl bij 88% van de patiënten die de huisartsenpost bezochten een dipstick werd gedaan. 74% van de patiënten met klachten van een UWI kreeg antibiotica. In 62% werd het eerste keus middel voorgeschreven terwijl in 23% een antibiotica werd voorgeschreven dat niet in de richtlijn staat. Bij een op de vijf patiënten werd bovendien niet de juiste duur van de kuur voorgeschreven. Opvallend genoeg schreven huisartsen telefonisch significant beter volgens de richtlijn voor dan bij een fysiek consult (na correctie voor risicofactoren en weefselinvasie). 20 op één lijn 66 op één lijn 66 1 e uitgave 2020 WESP-student Bella van Langen Vrijwilligersorganisaties die mensen met kanker helpen BEGELEIDER: GEERT-JAN DINANT Vraagstelling Welke vrijwilligersorganisaties, die mensen met kanker en hun naasten helpen, zijn actief in Zuid-Limburg? Wat zijn hun ervaringen? Welke obstakels komen zij tegen in het behalen van hun doelstellingen en wat gaat er juist heel goed? Kennen zij elkaar eigenlijk wel en staan zij open om samen te werken? Studiedesign We hebben een descriptieve kwalitatieve studie uitgevoerd. Deel één bestond uit de zoektocht naar relevante organisaties. Deel twee bestond uit drie 1-op-1 semigestructureerde interviews. Deel drie bestond uit twee focusgroepen. Primair resultaat en conclusie Met dit onderzoek hebben wij het bestaan van deze vrijwilligersorganisaties en hun ervaringen in kaart gebracht. Het belangrijkste resultaat is, dat alle deelnemers van de focusgroepen veel tips en ideeën met elkaar uitwisselden tijdens de bijeenkomsten. Na afloop van de focusgroepen zijn contactgegevens uitgewisseld tussen de deelnemers en zo zijn er nieuwe samenwerkingen ontstaan. WESP-student Arthur Leferink Hoe vaardig zijn huisartsen in opleiding in ‘Samen Beslissen’? BEGELEIDERS: TRUDY VAN DER WEIJDEN, ESTHER GIROLDI, ANGELIQUE TIMMERMAN EN ANOUK BAGHUS Vraagstelling Hoe vaardig zijn huisartsen in opleiding in ‘Samen beslissen’? We onderzochten dit vanuit het perspectief van de aios en de patiënt. En wat zijn de redenen, die de verschillen tussen aios verklaren? Studiedesign We deden een observationeel onderzoek via het scoren van consulten met de OPTION5 tool en via vragenlijsten (SDM-Q9 voor patiënten en de SDM-Q-9-Doc voor AIOS). Primair resultaat en conclusie De aios zijn over het algemeen nog vrij beperkt in het toepassen van de vaardigheid ‘Samen Beslissen met patiënten’. We vonden geen verschillen op basis van geslacht, leeftijd, ervaring als arts, opleidingsinstituut, opleidingsjaar en opleidingsniveau van de patiënt op de vaardigheid. 21
Pagina 22
1 e uitgave 2020 1 e uitgave 2014 WESP-student Eva Zwietering Medicatiebeoordelingen in de eerste lijn BEGELEIDERS: JOLIJN BOHNEN, JELLE STOFFERS EN MARJAN VAN DEN AKKER Vraagstelling Er is in Nederland geen duidelijk inzicht in hoe huisartsen klinische medicatiebeoordelingen uitvoeren, welke zorgprofessionals daarbij betrokken zijn, of de multidisciplinaire richtlijn polyfarmacie bij ouderen gevolgd wordt en wat knel- en verbeterpunten zijn bij het uitvoeren van klinische medicatiebeoordelingen. Studiedesign Een online vragenlijst, met open- en multiple choice vragen, werd ingevuld door 281 huisartsen in de provincie Limburg en Noord-Brabant. De gegevens zijn geanalyseerd met behulp van SPSS en codering van de open vragen. Primair resultaat en conclusie Medicatiebeoordelingen worden op verschillende manier gedaan door huisartsen, waarbij de richtlijn niet altijd werd gevolgd. Bijna alle huisartsen en apothekers zijn bij de medicatiebeoordelingen betrokken en in mindere mate de praktijkondersteuners. Enkele respondenten voerden helemaal geen medicatiebeoordelingen uit en ook werd de patiënt niet altijd betrokken. De implementatie van klinische medicatiebeoordelingen in Nederland zou kunnen verbeteren via taakdelegatie, betere digitale ondersteuning en financiële compensatie. WESP-student Wieke Cosijnse Gesuperviseerde pauzeactiviteiten op de basisschool: kiezen kinderen ervoor actief te zijn? BEGELEIDERS: MAARTJE WILLEBOORDSE EN ONNO VAN SCHAYCK Vraagstelling De helft van de Nederlandse kinderen haalt de beweegrichtlijn niet, waarbij meisjes slechter presteren dan jongens. Wij onderzochten of de pauze bijdraagt aan het behalen van deze richtlijn, in welke mate de pauze activiteiten actief gedrag stimuleert en welk effect de interventie-activiteiten hierop hadden? Studiedesign We onderzochten het effect van invoeren van gesuperviseerde pauzeactiviteiten van beweegschool OBS de Harlekijn in Landgraaf. Kinderen konden kiezen uit vier 22 categorieën: sport, vrij spel, cultuur of naar huis gaan. De data na één jaar interventie werd gebruikt. Primair resultaat en conclusie Kinderen waren in de pauze actiever op school dan thuis. Enkel kinderen die sport kozen haalden de beweegrichtlijn. Ook zagen we alleen bij sport dat meisjes significant meer gingen bewegen. Zoals verwacht waren kinderen tijdens cultuur significant het minst actief. Concluderend adviseren we kinderen daarom over te blijven en regelmatig sport te kiezen als pauzeactiviteit. op één lijn 66 op één lijn 66 1 e uitgave 2020 WESP-student Annick Jungbauer Gedragsverandering door de Gezonde Basisschool van de Toekomst BEGELEIDER: MAARTJE WILLEBOORDSE Vraagstelling De Gezonde Basisschool van de Toekomst is een initiatief om de gezondheid en het welzijn van kinderen te verbeteren door middel van een leefstijlinterventie op school, waarbij gezonde voeding en meer beweging worden aangeboden. Wij onderzochten het proces achter verandering in voeding- en beweeggedrag in de thuissituatie. Studiedesign Een kwalitatief onderzoek bestaand uit 27 semigestructureerde interviews met ouders van kinderen op een van de twee volledige interventiescholen (‘Gezonde Basisschool’). Primair resultaat en conclusie Gedragsverandering werd geïnitieerd door zowel kinderen als ouders. Het kan leiden tot gezonder gedrag, maar ook tot compensatiegedrag. Ouders en kinderen werden zich bewuster van hun leefstijl, maar daadwerkelijke verandering thuis was vaak toch moeilijk. We vonden een grote variatie in de mate van verandering, zowel tussen gezinnen als binnen één gezin. WESP-student Yvonne Koolen Innovaties in de ouderenzorg: het ELV-loket BEGELEIDERS: ANNA HUIZING EN FRANK AMORY (ZIO) Vraagstelling Sinds 1 september 2017 is een centraal ELV-loket operationeel in Maastricht Heuvelland. Huisartsen en andere verwijzers kunnen dit loket inzetten wanneer zij een patiënt op een eerstelijnsverblijf (ELV)-bed willen opnemen. We onderzochten het gebruik en de ervaringen van betrokken zorgverleners met het ELV-loket. Studiedesign Ten eerste heeft data-analyse van de geregistreerde ELVaanvragen plaatsgevonden. Daarnaast is een enquête opgesteld en uitgezet onder huisartsen in de regio en zijn semigestructureerde interviews met verschillende zorgprofessionals afgenomen. Primair resultaat en conclusie Sinds de oprichting is het ELV-loket 870 keer ingezet en hebben 611 patiënten een indicatie gekregen. Betrokken zorgverleners rapporteerden positieve ervaringen en verbeterpunten. We concludeerden dat het ELV-loket als een vooruitgang in de zorg voor kwetsbare ouderen wordt beschouwd: het zorgt voor een beter overzicht van de beschikbare bedden en faciliteert opname van patiënten op een ELV-bed. 23
Pagina 24
op één lijn 66 1 e uitgave 2020 Hoofdzaken Huisarts in het nieuws DOOR MATTHIJS LIMPENS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT De huisarts was de laatste maanden veel in het nieuws. Aanvankelijk vanwege het dreigend tekort aan huisartsen, maar de laatste tijd vooral in relatie tot de coronacrisis. Over het dreigend huisartsentekort wordt in de media wisselend bericht. Soms inhoudelijk juist, dan weer zeer kort door de bocht. Dat een tekort dreigt, ontkent niemand meer. De impact en de mogelijke oplossingen worden steeds anders verwoord. Waarom leiden we er dan niet meer op? Dit is een vaak aangedragen oplossing. Als hoofd van de huisartsopleiding Maastricht is deze vraag relevant en interessant. Ze werd mij ook gesteld in het interview door het Eindhovens Dagblad en in het radioprogramma ‘De Stemming’ van L1. Het is geen rare vraag, want opleiden is een goede manier om te zorgen voor voldoende opvolgers. Maar (nog) meer huisartsen opleiden, is niet zo simpel. Het Capaciteitsorgaan adviseert de minister over het aantal op te leiden huisartsen. Dat orgaan heeft als doelstelling: ‘Advisering en informatievoorziening voor de zorgsector en overheid met betrekking tot de behoefte aan en de capaciteit van de hiermee gepaard gaande instroom in opleidingen en vervolgopleidingen’. In december 2019 bracht zij een nieuw advies uit aan de minister. ‘Voor de berekeningen van de uitstroom uit het vak zijn in vergelijking met vorige ramingen meer en betere bronnen gebruikt. De uitstroom blijkt hoger te zijn dan volgens de oude methode werd berekend. Daarnaast draagt ook de factor arbeidstijdverandering flink bij aan de stijging van de vraag naar huisartsen. Door innovatief onderzoek beschikt het Capaciteitsorgaan tegenwoordig over betrouwbare gegevens over de tijdsbesteding van huisartsen’. Na het vorige advies stelde de Minister de opleidingscapaciteit op 750 landelijke opleidingsplaatsen vast, hoger dan werd geadviseerd. De groei van de opleidingsinstituten zorgde ervoor, dat deze plaatsen ook ingevuld worden. Naar verwachting neemt het ministerie het nieuwe advies van 879 opleidingsplaatsen over, of misschien zelfs nog meer. Aan de acht landelijke instituten de uitdaging om dit waar te maken. Er zijn in ieder geval meer opleiders en docenten nodig. 24 Deze zullen we moeten werven in een toch al overbelaste beroepsgroep. Opleiden is en blijft een leuke en inspirerende taak, maar het is niet vrijblijvend. Het is broodnodig voor de opvolging. Niet in de laatste plaats voor je eigen opvolging! Een aanzienlijk deel van de aios start zijn carrière in de praktijk van diens eerste of derde opleidingsjaar. Corona (COVID-19) De belasting van de huisartsen door het dreigende huisartsentekort valt in het niet bij de belasting van de laatste tijd. In een bericht aan alle collega huisartsen over onze rol in de zorg rond het coronavirus stellen LHV, NHG en InEen vast: ‘Onze beroepsgroep heeft het zwaar op dit moment, want er wordt veel van ons gevraagd. Dat beseffen wij goed. Juist nu rekenen onze patiënten op het vertrouwen en de zorg van de huisarts. Als huisartsen en huisartsenorganisaties staan we met elkaar steeds voor een solide zorg in de eerste lijn. De enorme informatiebehoefte, die bij onze patiënten ontstond na de uitbraak van het coronavirus, raasde als een tsunami over de praktijken. Riep alle media-aandacht niet veel meer vragen op, dan dat zij mensen informeerde? De landelijke televisieavond waarin de Minister vanaf een briefje de eerste coronapatiënt aankondigde, gaf niet veel duidelijkheid. De GGD’s, de RIVMsite en Thuisarts.nl (200.000 hits/dag) bleken niet in staat de informatiehonger te stillen. Veel patiënten hebben behoefte aan persoonlijk contact met de assistente of de huisarts. Wij zijn een heel pragmatische beroepsgroep. ‘Het is wat het is en we gaan ervoor’. Ik hoop oprecht dat we deze houding in ons vak niet kwijtraken. Reden temeer om het huisartsentekort voortvarend aan te pakken, zodat we in staat blijven er altijd voor onze patiënten te zijn. In de leer Verweking DOOR ARIANNE BECKERS, DERDEJAARS MILITAIR HUISARTS IN OPLEIDING Ze is 80 jaar en we ontmoeten elkaar op dag 3 van mijn eerste opleidingsjaar. Ik hoor een souffle over haar hart die nog niet eerder is gehoord. Ze kwam voor iets anders, maar ik wil het niet onbesproken laten. “Ik verwijs u naar de cardioloog”. “Ow, waarom dan?” Ik leg het haar uit en kijk haar met een ‘voldaan’ gevoel aan. “Ja, dat zou vervelend kunnen zijn. Ik hoor het u zeggen en ik begrijp u, maar ik ga nergens heen. Het is goed geweest. Geen polonaise meer aan mijn lijf”. Verbijsterd en verbaasd kijk ik haar aan. Dag 3 van jaar 3 ging er heel anders aan toe. Ik judo me door het spreekuur heen. Niet, omdat ik het draaien van een spreekuur als een gevecht zie, maar ik streef niet meer naar mijn ippon. Met andere woorden: ik ben niet langer degene die de afloop bepaalt. Mijn patiënten en ik beslissen tegenwoordig samen wat zij gaan doen. Ik luister, geef advies en leef mee. Van de starre militaire dokter naar een meebuigende, nog steeds militaire, huisarts. De tijd vliegt voorbij. Het is alweer mijn derde en laatste opleidingsjaar en ik betrap mezelf op een zeker “verwekingsproces”. Komt het door de patiënten van de afgelopen jaren? Mijn huidige opleider, een vrouw, wat ik nog nooit eerder meemaakte? Of zijn het de hormonen die alle kanten opstuiteren bij, op het moment van schrijven, 24 weken zwangerschap? Dat laatste zorgt immers letterlijk en figuurlijk voor enige verweking. Dat de druk die dit kleintje op mijn blaas uitoefent, groter is dan die een prostaat ooit kan leveren, is nog het minste voorbeeld van verweking. De rest van de details zal ik jullie besparen. Natuurlijk is dat het allemaal waard. Wij leven als kersvers gezin op een roze wolk. Maar dat geheel terzijde. Ik hoor nu namelijk menig collega denken: “Ja, hoor. Daar heb je er weer een. Huisarts in opleiding en je raakt zwanger. Lekker standaard. Ook nog parttimer worden, zeker? Zo lossen we het tekort nooit op.” Maar is het wel zo vanzelfsprekend om tijdens de huisartsopleiding zwanger te raken? Het is helaas niet elk stel gegund, maar het zou mooi zijn, als een zwangerschap inderdaad een vanzelfsprekende gebeurtenis tijdens de huisartsopleiding was. Waarom? Ik kan me nu niet alleen maar inleven zoals ik in de boekjes lees dat het hoort maar ook vanuit hoe ik nu zelf weet en voel. En dan is ze nog niet eens geboren. Let wel, het is geen must. Ook een kinderarts zonder kinderen kan een fantastische kinderarts zijn. Maar voor mij persoonlijk geldt, dat ik me nu beter dan ooit kan voorstellen waarom een moeder naar ons toekomt, helemaal ongerust over de snotneus van haar baby. Of waarom papa de huisartspost belt over zijn kleine dochtertje met 37,9 graden koorts sinds een uur. Bovendien werd ik voor het eerst in de praktijk geconfronteerd met mijn eigen onzekerheid. Rectaal de temperatuur meten bij een 3 weken oud kindje? Dat had ik nog nooit gedaan. Laat staan dat ik daar ooit bewust bij stil had gestaan. Met dank aan mijn vrouwelijke opleider. Eerlijk is eerlijk. Het is de combinatie van de patiëntencontacten van de afgelopen jaren, een vrouwelijke opleider en de rondvliegende hormonen die mij hebben laten verweken. Ik kan me inleven in iedere persoon en elke persoonlijkheid. Gaat dat altijd even makkelijk? Nee, natuurlijk niet. Ook ik heb mijn allergieën, ongeduldigheden en frustraties, maar sinds ik zwanger ben, is dat allemaal relatief. En waarom zou ik een ander anders behandelen dan ik voor mijn dochtertje of de rest van de familie zou wensen? Ik ben door de jaren, de opleiding, de opleiders, de begeleiders, de patiënten en mijn zwangerschap een betere huisarts geworden. Dat haal je niet uit de boeken, maar zul je moeten ervaren. Ik mag gelukkig nog tot en met eind december blijven leren. Thuis een verweekt ei. In de spreekkamer een meebuigende kameleon. Maar in militair pak de majoor die zich gedraagt als een kapitein op het schip, met oog en oor voor iedereen aan boord. Ook en juist na de afgelopen jaren nog steeds een droombaan. 25 op één lijn 66
Pagina 26
op één lijn 66 1 e uitgave 2020 Kiezen voor gevorderden ‘ANIOS-ZUYD’ DOOR JOOST DORMANS, COORDINATOR BEDRIJFSVOERING HUISARTSOPLEIDING In ‘Op één Lijn’ nummer 63 lieten we u kennismaken met de anios-huisartsgeneeskunde. De anioshuisartsgeneeskunde is een succes. Er ontstaan steeds meer anios-vacatures en de eerste anios hebben met succes gesolliciteerd naar een opleidingsplaats als aios bij de huisartsopleiding. Voor veel recent afgestudeerden is het een mooie kans om de huisartsgeneeskunde beter te leren kennen en zeker te zijn van hun keuze om huisarts te worden. De huisartsenpraktijken met anios zijn unaniem tevreden over deze ontwikkeling. Het levert niet alleen extra zorgcapaciteit, maar ook nog eens enthousiaste toekomstige collega’s. De ‘ANIOS-Zuyd’ ligt in het verlengde van deze ontwikkeling. Jonge dokters willen meestal eerst een tijdje ‘dokteren’ in het ziekenhuis én huisartsenpraktijk voor ze kiezen voor een vervolgopleiding. Pas afgestudeerde artsen willen graag steviger worden als arts, ervaring opdoen in acute situaties en onderzoeken welke richting ze op willen. Voor de regio is het een manier om jonge artsen te behouden en kennis te laten maken met de zorg(organisaties) en de mogelijkheden in de regio. Het bouwen aan een eigen netwerk, de weg weten en ervaren hoe het ergens werkt is in de toekomstige patiëntenzorg een belangrijk pluspunt. …Ziekenhuis of huisarts of eerst even ziekenhuis en dan huisarts worden of toch… Samen met Sanne Mekel, hoofd Medisch Opleidingen (Zuyderland MC), Donna Lenders, huisarts (Medische Centrum West Kerkrade) en Joost Dormans (Huisartsopleiding Maastricht) hebben we het zogenaamde ANIOS-Zuyd-traject bedacht. Het is een combinatie van ANIOS-zijn in ziekenhuis én huisartsenpraktijk onder één vlag. Hoe het ANIOS-Zuyd-traject eruit ziet De ‘ANIOS-Zuyd’ werkt in Zuyderland MC en huisartsenpraktijken in de regio Zuid-Limburg voor een periode van 2 tot 2,5 jaar. De anios krijgt een aanstelling voor de duur van het traject bij Zuyderland MC en de betreffende huisartsenpraktijk. Beide contracten worden op elkaar afgestemd en zijn conform CAO-ziekenhuizen en CAO huisartsenzorg. In het ziekenhuis maakt de anios kennis met de specialismen SEH (10-12 maanden) en kindergeneeskunde (6-8 maanden). Tijdens de SEH-periode wordt de anios breed opgeleid 26 en werkt nauw samen met de specialismen cardiologie, longgeneeskunde en interne geneeskunde. De dag bestaat uit het lopen van visites, verrichten van onderzoek, opstellen én uitvoeren van behandelplannen en voeren van gesprekken met patiënten. Naast deelnemen aan reguliere patiëntenbesprekingen, krijgt de anios de mogelijkheid om mee te lopen met onderwijsmomenten van de Kindergeneeskunde en SEH. In de huisartsenpraktijk (minimaal 8 maanden) ontvangt de anios een-op-een begeleiding en gaat zelfstandig spreekuur doen onder supervisie van de huisarts. Leerdoelen zijn het verbeteren van de consultvoering, ervaren hoe het is om een individuele dokter - patiënt relatie op te bouwen binnen de context waarin patiënten leven. De anios krijgt een uitgebreid introductie-/scholingsprogramma. Onderdeel van het introductieprogramma is een ABCDE-training, (Kinder) ALS en een communicatievaardigheidstraining. Zuyderland Academie – Medische Opleidingen organiseert verschillende DOO’s (discipline overstijgend onderwijs) waar je als ANIOS aan kunt deelnemen. Tot slot neem je maandelijks deel aan een terugkomdag waar je met andere als ANIOS-Zuyd ervaringen uitwisselt. Om in aanmerking te komen voor het totaaltraject moet gesolliciteerd worden. De selectie zal zijn door een vertegenwoordiger namens Zuyderland MC en een huisarts. Vrijstelling voor opleidingsonderdelen op basis van zogenaamde Eerder Verworven Competenties (EVC’s) is een mogelijkheid na het afronden van het traject. Inlichtingen zijn per mail in te winnen bij: • Zuyderland MC, afdeling Medische Opleidingen: medischeopleidingen@zuyderland.nl • Coördinerend huisarts: Medisch Centrum West Kerkrade, Donna Lenders d.lenders@ezorg.nl • Huisartsopleiding Maastricht, Joost Dormans: joost.dormans@maastrichtuniversity.nl • www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/over-ons/vacatures Heeft u een vacature voor een ANIOS-huisartsgeneeskunde mail dan naar joost.dormans@maastrichtuniversity.nl. De vacature kan geplaatst worden op de website van de vakgroep huisartsgeneeskunde. Heeft u als huisarts belangstelling om deel te nemen aan het ANIOS-Zuyd-traject neemt dan contact op met Donna Lenders. 1 e uitgave 2020 Moreel Beraad Morele dilemma’s, hoe doe je dat? DOOR NATHALIE NOTERMANS, DERDEJAARS AIOS HUISARTSGENEESKUNDE We maken in de gezondheidszorg dagelijks dilemma’s mee. De ene keer vinden we het alleen wat moeilijker dan de andere keer. Omdat er meer op het spel staat, of omdat je persoonlijke normen en waarden in het geding komen. Zoals huisarts-jurist Arie de Jong al eerder schreef, kan de Moreel Beraad methode hierbij helpen. Deze methode helpt je om uit te zoeken waar het precies wringt in de casus. Let wel: het is geen programma waarin je je vraag invoert en het ‘juiste’ antwoord eruit komt. Dat antwoord zal je nog steeds zelf moeten vinden. Het is een methode om je te helpen op een structurele manier tot een antwoord te komen. Dat antwoord is nooit helemaal ‘juist’, want er zullen altijd negatieve gevolgen zijn, anders was het geen dilemma geweest. Tijdens een moreel beraad doorloop je, eventueel onder leiding van een ethicus of kenner, zes stappen. Deze stappen staan uitgebreid beschreven in de ethische toolkit van de KNMG. • In stap 1 verken je de casus. Je beschrijft zo uitgebreid en feitelijk mogelijk de casus en beantwoordt eventuele feitelijke vragen. Het gaat nu dus nog niet om de meningen. • In stap 2 formuleer je de morele vraag in de casus. Soms lijkt het alsof er wel 10 dilemma’s zijn, maar er springt altijd één kernvraag uit. Formuleer die zo specifiek mogelijk met maar twee mogelijke uitkomsten. • In stap 3 breng je in kaart welke normen en waarden er allemaal een rol spelen in dit dilemma. Het gaat om de normen en waarden van alle betrokkenen: de patiënt, diens familie, behandelaren, andere betrokkenen. Wat zijn hun argumenten? Probeer je zo goed mogelijk in te leven in de positie van alle betrokkenen, of vraag ze zelf erbij. • In stap 4 ga je met elkaar de normen en waarden afwegen tegen elkaar. Welk argument telt in deze situatie het zwaarst? Dit is de moeilijkste, en meestal de langste fase in het moreel beraad. Want wat voor jou belangrijk is, kan voor een ander veel minder belangrijk zijn. Probeer je te richten op de specifieke casus. • In stap 5 maak je de keuze op basis van je afweging. Welk argument, welke norm of waarde is het belangrijkste en wat is daarmee het antwoord op de morele vraag? En ten koste van wat gaat dat? Kun je die ‘schade’ op een andere manier nog beperken? • In stap 6 evalueer je het proces dat je hebt doorlopen. Wat hebben we hier nu van geleerd? Zijn er dingen die we een volgende keer anders zouden doen, als er weer zo’n situatie optreedt? Ook evalueer je je stappenplan. Hebben we alles genoemd wat belangrijk was? Voelt iedereen zich gehoord? Natuurlijk kun je, in geval van tijdgebrek, deze stappen in je eentje afleggen. Je loopt daarmee wel het risico, dat je een blinde vlek houdt: de normen en waarden die je zelf niet hebt, of niet belangrijk vindt, zal je nooit heel hoog waarderen. In gesprek met anderen, het liefst zoveel mogelijk verschillende betrokkenen van verschillende disciplines, zal de diversiteit van de ingebrachte normen en waarden veel hoger zijn. Wat is nu eigenlijk medisch zinloos? Daar zal uw collega misschien heel anders over denken dan u binnen de gegeven kaders en uw collega uit een ander vakgebied heeft wellicht weer een andere mening. Deze verschillen zijn niet fout of een teken van onvoldoende kennis van zaken. Ze laten zien, dat iedereen naast arts, ook een individu is. Je normen en waarden worden vaak vooral gevormd in je persoonlijke omgeving, afhankelijk van je opvoeding, cultuur en ervaringen. Waar voor mij wellicht privacy het hoogste goed is, kan dat voor een ander veiligheid zijn. Dit kleurt ons als persoon, maar ook als arts. Ons vak laat tenslotte veel ruimte over voor eigen interpretatie. Deze ruimte vullen wij in met onze kennis, expertise en persoonlijke normen en waarden. Juist deze verschillen kunnen zorgen voor morele dilemma’s. Ze laten zien dat goede zorg niet zwart-wit is. We moeten niet verwachten pasklare antwoorden te krijgen of elk dilemma te kunnen protocolleren. Laten we vooral met elkaar in gesprek gaan, en indien nodig, in beraad. 27 op één lijn 66
Pagina 30
op één lijn 66 1 e uitgave 2020 Equilibre: rubriek voor huisartsopleiders RGS en terugblik op Urmond DOOR MARIEKE KOOLS EN ARIE DE JONG, COÖRDINATOREN HUISARTSOPLEIDERS RGS Per 1 januari is het nieuwe Kaderbesluit College Geneeskundige Specialismen (CGS, 13 maart 2019) van kracht. Dit besluit gaat over de algemene eisen voor de opleiding, registratie en herregistratie voor de geneeskundig specialist en voor de erkenning van opleiders, opleidingsinstellingen en opleidingsinstituten. De belangrijkste wijziging voor het HAO-team is dat wij de visitaties, erkenningen, registraties en herregistraties van de opleidingspraktijken van de RGS gaan overnemen. Om de kwaliteit te waarborgen, zullen de komende tijd de systemen van RGS en GEAR op elkaar worden afgestemd. Dit betekent meer werk voor het HAOteam en daarom wordt de formatie uitgebreid. HAO-terugkomdag in Urmond De opleiders met een eerstejaars aios zijn in Urmond bijgepraat over Codific, de digitale omgeving waarin videoopnames geüpload kunnen worden. Dit is een belangrijke stap in het kader van patiëntveiligheid en AVG. Naast alle aios, krijgen ook opleiders een eigen account waarmee ze opnames kunnen uploaden zoals leergesprekken, die ingebracht worden bij de geleide intervisie. Opleiders met een derdejaars aios krijgen deze info later. Op de terugkomdag waren er ook presentaties over de COPD-ziektelastmeter (niet op de dinsdag) en over interprofessioneel overleg. We gaan samen met de onderzoekers de presentaties nog meer toespitsen op de huisartsopleiders en de praktische toepasbaarheid ervan in de huisartspraktijk. Het overgrote deel van de terugkomdag in Urmond was gewijd aan de Vaardighedencarrousel. Opleiders mochten elkaar feedback geven op een praktische vaardigheid aan de hand van de richtlijn van Huisartsopleiding Nederland. Dit leidde vaak tot discussie wanneer deelnemers op goede gronden afweken van die richtlijnen. Hoewel het niet primair bedoeld was om de opleiders deze medische vaardigheden te leren, werden er toch handige tips uitgewisseld. Hoofddoel van de carrousel was om opleiders te bekwamen in didactische vaardigheden bij het aanleren van medische handelingen aan hun aios. Wat hiervoor nodig is, werd vooraf in de groep besproken. Deze presentatie is te vinden op EleUM (Opleidersomgeving), onder het menu-item HAOterugkomdag Trainingsdagen. Hierbij was ook aandacht voor de diversiteit van leren en de soorten leergedrag. 30 1 e uitgave 2020 Om een aios te beoordelen op een vaardigheid is liveobservatie essentieel, aldus Chris Rietmeijer. Om goed te kunnen observeren, is het belangrijk om tijdens observatiemomenten in het achterhoofd te houden wat de gedachten en verwachtingen van de aios zijn. Aios houden niet van onverwachte scenario’s zoals: • onverwachte overname door opleider • opleider té aanwezig (of té afwezig) • onverwachte observatie • weinig regie door de aios. Onderschat daarbij niet de dominantie van de opleider! Wat aios verwachten van opleiders is dat zij: • ervaren, technisch en didactisch kundig zijn • niet controleren, maar ook weer wel (op blinde vlekken) • ruimte geven en niet overnemen, tenzij de aios dat wil • een goede opleidingsrelatie met de aios hebben • zich aanpassen aan de wensen van de aios, terwijl de aios daar zelf vaak niet duidelijk in is. Hoewel opleiders geoefend hebben met en getraind zijn in observatie, gaat hier in de praktijk nog wel een goed gesprek met de aios aan vooraf. Verwachtingen bespreken verhoogt de effectiviteit van het feedbackgesprek na afloop. Hoe geef je dan feedback? Hier konden we teruggrijpen naar Erik Heineman, die tijdens de tweedaagse van november vorig jaar, het begrip ‘Radicale Openhartigheid’ introduceerde. Vooruitblik Al met al beoordeelden de deelnemers de vaardighedencarrousel positief. Vooral door de combinatie van medisch inhoudelijk en didactische vaardigheden werd het ‘sterk, leerzaam, leuk en energiek’ gevonden. We hopen dat hiermee de ‘drive’ (Heeze 2019) voor het opleiden is versterkt en het doel van opleiden weer goed op ieders netvlies staat. Daarnaast is het vakmanschap van het opleiden bij de deelnemers vergroot en hopelijk ook de autonomie versterkt. Vooruitkijkend naar de trainingsdag in mei in Urmond, gaan we ditzelfde doen rond het thema ‘communicatie in de praktijk’ (bij de consultvoering en het leergesprek). Doelen die we daarbij stellen zijn: 1. opleiders bewust maken van de verschillende fasen van de communicatie in het consult en de analogie hiermee met het leergesprek met de aios. 2. dat hun consultvoering communicatief verbetert en daarmee ook de leergesprekken met hun aios. In Heeze 2020 staat seksuele gezondheidszorg in al zijn facetten op het programma. We zijn al begonnen met het maken van praktische workshops. 31 op één lijn 66
Pagina 32
op één lijn 66 1 e uitgave 2020 Weten is eten Kom mee naar buiten allemaal…1 DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID De kans om een wielewaal te horen, is helaas niet meer zo groot als pakweg 50 jaar geleden. Echter, het advies in regel 1 van het bekende kinderliedje staat nog als een huis: dagelijks een half uur wandelen in de buitenlucht wordt als eerste maatregel genoemd om botontkalking en botbreuken te voorkomen. Mijn aandacht werd naar deze pathologie getrokken door de start, komend najaar, van de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Maastricht. Er is al heel hard gewerkt om alles van de grond te krijgen, en dat lukt aardig. De frisse ideeën tieren welig, zoals interprofessioneel opleiden samen met de huisartsgeneeskunde, en verkalkt gedachtengoed speelt geen rol meer. Door dit ontkalkingsproces vroeg ik mij af, of calciumrijke voeding nog wel bewust geserveerd wordt aan de oudere mens in het algemeen en de verpleeghuispatiënt in het bijzonder. Vooral nu de standaard Osteoporose in 2012 vervangen is door de standaard Fractuurpreventie. En inderdaad: nog steeds is de aanbeveling om dagelijks 3 – 4 porties zuivelproducten te nuttigen om de basis te leggen voor de benodigde 1100 – 1200 milligram calcium die de 50-plusser nodig heeft voor de botstofwisseling. Nu kun je je als melkmuil of kaaskop wel ongeremd laten gaan, maar al die kalk wordt niet opgenomen, als je niet voor vitamine D zorgt. Vette vis, zoals makreel, zalm, sardines en paling, bevat vitamine D. Maar het beste is om flink wat onbedekte huid dagelijks gedurende 15 tot 30 minuten bloot te stellen aan daglicht. 1 wanneer het weer mag van de overheid En zo komt alles bij elkaar: elke dag een lekkere wandeling, niet in de sportschool op de loopband, maar in de frisse buitenlucht, en daarna de gezonde trek stillen met calciumrijke voeding. Nu de lente begint uit te botten, is daarvoor een ouderwetse picknick echt ideaal. Het woord vindt zijn oorsprong in het Frans: pique nique betekent ‘iets kleins uitkiezen’. En daarom geef ik jullie hier graag wat ideeën voor vulling van de picknickmand. Eerst nog een paar dingen die me toch even van het hart moeten: • In de standaard Fractuurpreventie mis ik het dringende advies om niet te gaan skiën. • Vermijd in de regentijd holle wegen door het Limburgse heuvelland. Onze hoofdredactrice was eigenwijs en is nu herstellende van een enkelfractuur. • In datzelfde heuvelland zijn nog wat hoogstamboomgaarden gespaard gebleven. De wielewaal broedt daar graag, dus blijf tijdens de wandeling gespitst op het bekende “dudeljo, dudeljo”, want zo klinkt zijn lied! Literatuur: • Vogelatlas van Nederland, SOVON 2018 • NHG-Standaard Fractuurpreventie (tweede herziening) Elders PJM, Dinant GJ, Van Geel T, Maartens LWF, Merlijn T, Geijer RMM, Geraets JJXR. Huisarts Wet 2012;55(10):452-8. • Louise Pickford: PICNICS, fabulous food for outdoor feasts, Salamander Books London UK, ISBN 0861016416 32 QUICHE MET GORGONZOLA EN ASPERGES Bekleed een quichevorm met bladerdeeg (kant en klaar) en bak die blind in een op 200 graden voorverwarmde oven gedurende 12 minuten. Neem uit de oven. Blancheer intussen 250 gram groene asperges gedurende 5 minuten. Neem er 8 apart, snij de koppen van de rest af, en hak de stelen in kleine stukjes. Dep droog. Strooi de gehakte asperges, 100 gram verbrokkelde gorgonzola en een paar blaadjes gehakte basilicum over de quichebodem. Meng 3 eieren en 200 ml slagroom door elkaar, en schenk het over de quiche. Maak een leuk design met de 8 apart gehouden asperges, en bestrooi met geraspte Parmezaanse kaas. Bak nog 25 – 30 minuten op 180 graden. Laat afkoelen voor de quiche de picknickmand ingaat. GEROOKTE ZALMWORSTJES Snij zo’n 250 gram mooie plakken gerookte zalm in rechthoeken van ong. 7,5 x 10 cm (indien nodig laten overlappen). Hak de afsnijsels fijn, en stop 100 gram garnalen, 3 fijngehakte lente-uitjes, 50 gram roomkaas, rasp van een halve citroen en een snufje peper in de keukenmachine en laat even draaien. Leg een reep van het mengsel op de korte kant van een zalmrechthoek en rol voorzichtig op. Rol in een stukje vershoudfolie, en draai de uiteinden dicht. Maak zo meer zalmworstjes en laat ze stevig worden in de koelkast. TIRAMISU MET FRAMBOZEN Bekleed de bodem van een schaal van zo’n 25 bij 35 cm met lange vingers. Bedek ze met een laag frambozen. Meng 150 ml sterke koffie en 45 ml donkere rum en giet dit over de frambozen. Mix 350 gram mascarpone, 15 ml rum, 25 gram suiker en 2 eierdooiers door elkaar. Sla in een andere, absoluut vetvrije kom de 2 eiwitten stijf en vouw deze door het mascarponemengsel. Bedek hiermee de schaal met lange vingers en frambozen, strooi er cacaopoeder en geraspte pure chocolade over, en zet het minstens 2 uur in de koelkast. Je kunt zelf ook van alles verzinnen, de mogelijkheden zijn onuitputtelijk. Maar wat de pot ook schaft: geniet ervan op zo’n echte ruitjesdeken onder een bloeiende appelboom, op een groene heuvel, aan de voet waarvan een klaterend beekje zijn weg zoekt. Of zo. 33 op één lijn 66
Pagina 34
op één lijn 66 1 e uitgave 2020 Gezondheidsrechtelijke kwesties Wijzigingen in de WGBO per 01-01-2020 DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS EN JURIST Inleiding In ‘Op één Lijn’ nummer 58 uit juli 2017, werd al aangekondigd dat de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) aangepast zou worden. Het heeft echter tot 1 januari 2020 geduurd voordat het wetgevingsproces afgerond was en de (aangepaste) wijzigingen werkelijkheid werden. Uiteindelijk hielden slechts de volgende wijzigingen stand: • er is een aanvulling op de informatieplicht • de bewaartermijnen zijn verlengd naar 20 jaar • het inzagerecht voor nabestaanden is aangepast In het onderstaande lopen we de wijzigingen langs met aandacht voor de gevolgen in de praktijk. Een deel van de aanpassingen in de WGBO is geen echte nieuwe wetgeving, maar codificatie van bestaande jurisprudentie van (met name) de tuchtrechter. Aanvulling op de informatieplicht De belangrijkste wijzigingen betreffen art. 7:448 BW die gaan over het verstrekken van inlichtingen aan de patiënt bij de behandelingsovereenkomst. Lid 1 was: De hulpverlener licht de patiënt op duidelijke wijze, en desgevraagd schriftelijk, in over het voorgenomen onderzoek etc. Lid 1 is geworden: De hulpverlener licht de patiënt op duidelijke wijze in, die past bij zijn bevattingsvermogen, en overlegt tijdig met de patiënt. Lid 2 was: De hulpverlener laat zich bij de uitvoering van lid 1 leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijs dient te weten ten aanzien van: • Aard en doel onderzoek/ behandeling/verrichtingen • Te verwachten gevolgen en risico’s • Alternatieven • Staat en vooruitzichten met betrekking tot de gezondheid in relatie tot onderzoek en behandeling Lid 2 is geworden: De hulpverlener laat zich bij de uitvoering van lid 1 leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijs dient te weten ten aanzien van: 1. Aard en doel van het voorgenomen onderzoek en voorgestelde behandeling/ verrichtingen 2. Te verwachten gevolgen en risico’s van 1 en bij nietbehandeling 34 3. Alternatieven, al dan niet uitgevoerd door andere hulpverleners 4. De staat en vooruitzichten met betrekking tot gezondheid in relatie tot mogelijke methoden van onderzoek en behandelingen 5. De termijn waarop onderzoek en behandelingen kunnen plaatsvinden en de verwachte tijdsduur ervan Een nieuw lid 3 (lid 3 oud wordt lid 4): De hulpverlener stelt zich tijdens het overleg op de hoogte van de situatie en de behoeften van de patiënt en nodigt de patiënt uit om vragen te stellen en verstrekt desgevraagd (aanvullend op lid 2) schriftelijk of elektronisch informatie. De ratio achter deze verandering is, dat het klassieke medisch model meer een relatiemodel is geworden, door versterking van de positie van de patiënt met een poging tot het opheffen van een informatieachterstand van de patiënt en met shared decision-making hoog in het vaandel (informed consent 2.0). De nadruk ligt dan ook op tijdig1 overleggen, passend bij het bevattingsvermogen van de patiënt (nagaan of de patiënt de verstrekte informatie heeft begrepen2). Informatie over de mogelijkheid en de gevolgen van niet behandelen of het behandelen door andere hulpverleners. Ook is nieuw dat er geïnformeerd moet worden over wachttijden voor behandeling en onderzoek. Verder is nieuw, dat de hulpverlener per 1 januari van dit jaar zich op de hoogte moet stellen van de situatie en behoeften van de patiënt en dat de patiënt uitgenodigd wordt tot het stellen van vragen3. Vooral het zich op de hoogte stellen van de situatie en behoeften van de patiënt zal nog de nodige vragen oproepen, omdat niet omschreven is wat er daarna moet gebeuren. De Wet Kwaliteit Klachten en Geschillen Zorg (Wkkgz) spreekt nog van reële behoeften van de patiënt, hetgeen al wat genuanceerder is4. 1 RTG Groningen 16 oktober 2018, ECLI:NL:TGZRGRO:2018:60, in ieder geval als er iets last minute wijzigt 2 RTG Eindhoven 15 maart 2017 ECLI:NL:TGZREIN:2017:37, waarbij taalproblemen geen argument mogen zijn om het niet te doen 3 RTG Eindhoven 31 juli 2019, ECLI:NL:TGZREIN:2019:41, een standaard informed consent was hier onvoldoende 4 Artikel 2 1 e uitgave 2020 Het in het dossier noteren van wilsonbekwaamheid en het noteren van een besluit tot een ingrijpende verrichting heeft de parlementaire discussie niet overleefd5. Bewaartermijn naar 20 jaar De bewaartermijn is van 15 jaar naar 20 jaar verlengd6. Nieuw is wel, dat die termijn pas gaat lopen na de laatste aantekening/wijziging in het dossier. Dat betekent in de praktijk dat gegevens veel langer dan 20 jaar bewaard zullen worden. Inzagerecht voor nabestaanden Omdat het beroepsgeheim blijft gelden na de dood, was het voor nabestaanden soms moeilijk om inzage te krijgen na iemands overlijden, behalve in geval van: • een wettelijke plicht • veronderstelde toestemming (reconstructie van de wil van de overledene) en een gerechtvaardigd belang (uit jurisprudentie) • een zwaarwegend belang (uit jurisprudentie)7 • een conflict van plichten situatie. Sinds 1 januari 2020 gelden er nieuwe regels voor het doorbreken van het beroepsgeheim na de dood. Nabestaanden krijgen hiermee een wettelijk recht op inzage in het medisch dossier van de overledene in de volgende gevallen: • indien de patiënt bij leven hiervoor toestemming heeft gegeven8 • indien de nabestaande of voormalig vertegenwoordigers op grond van de Wkkgz een mededeling hebben ontvangen van een incident • aan een ieder die een zwaarwegend belang heeft bij inzage9 • aan ouders of voogd van een overleden kind jonger dan 16 jaar, tenzij dit in strijd is met goed hulpverlenerschap. Als er op één van bovenstaande gronden inzage wordt verleend, mogen alleen gegevens worden verstrekt, die betrekking hebben op die grond waarvoor inzage wordt verleend. Uitzonderingen zijn als de patiënt bij leven heeft aangegeven dat hij of zij dat niet wil, of dat de persoonlijke levenssfeer van anderen wordt geschaad. 5 Zie Op een lijn 58 6 Artikel &:454 lid 3 BW 7 Ad. zwaarwegend belang. De derde grond voor inzage is een ‘zwaarwegend belang’. In aansluiting op de jurisprudentie wordt voorgesteld te spreken van een zwaarwegend belang als aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan: 1. het belang van geheimhouding van informatie uit het medisch dossier moet worden gewogen tegen het zwaarwegende belang van de persoon die zich hierop beroept. Inzage wordt alleen gegeven wanneer aan de hand van voldoende concrete aanwijzingen wordt aangetoond dat het zwaarwegende belang geschaad zou kunnen worden; 2. inzage moet noodzakelijk zijn voor de behartiging van dit zwaarwegende belang. 8 Deze toestemming moet schriftelijk of digitaal zijn vastgelegd door de patiënt of hulpverlener, mondelinge toestemming is nu onvoldoende en veronderstelde toestemming is bewust niet in de wet opgenomen (tot ongenoegen van velen). 9 Zie ook noot 7 Gevolgen en tips voor de praktijk Dossiervorming was al belangrijk en wordt met deze wetswijzing nog belangrijker. Moeten we nu doorschieten in verslaglegging van alles wat besproken wordt? Als jurist zeg ik: het kan altijd beter, maar als medisch practicus zou ik willen pleiten voor een juridisch niet pluisgevoel. Voor huisartsen zou ik voorlopig de aandacht richten op een goede en uitvoerige verslaglegging als sprake is van een ingrijpende, medisch niet-noodzakelijke of medisch ongebruikelijke behandeling of als er aanwijzingen zijn dat de patiënt een andere mening heeft over de behandeling. Bij het informeren naar de situatie en behoeften van de patiënt zou ik om te beginnen het acroniem ICE volgen en Ideas, Concerns en Expectations van de patiënt in kaart brengen (of in Maas Globaal termen: zorg dat de hulpvraag van de patiënt helder wordt, door te exploreren op context en emoties). Verder is het verstandig om vast te leggen dat het consult is geëvalueerd en dat de patiënt de gelegenheid heeft gehad om vragen te stellen. Bij kwetsbare patiënten kan er proactief gevraagd worden naar een eventuele vertegenwoordiger als ze het zelf niet meer aan kunnen geven en nu ook, in het licht van de nieuwe wetgeving, of ze de toestemming voor het doorbreken van het beroepsgeheim na de dood willen vastleggen. Reconstructie van de wil van de overledene kan niet meer sinds 1 januari 202010. Een laatste tip gaat ook over het opschrijven in het dossier. De tuchtrechter hecht veel waarde aan het medisch dossier: als het er staat is het waar (tot het tegendeel door de klager is bewezen), maar ook dat “niet genoteerd, is niet gedaan” steeds vaker in het oordeel terugkomt. Dus, nogmaals, noteer in ieder geval bij ingrijpende, medisch niet-noodzakelijke of medisch ongebruikelijke behandeling of als er aanwijzingen zijn dat de patiënt een andere mening heeft over de behandeling, duidelijk in het dossier wat er afgesproken of besproken is. Conclusie Sinds 1 januari hebben we te maken met een aangepaste WGBO waarin het ‘informed consent’ nog hoger in het vaandel staat, met de nadruk op versterking van de autonomie van de patiënt door middel van ‘shared decision making’ passend bij het bevattingsvermogen van de patiënt. Dit alles zal wezenlijk invloed hebben op de consulttijd, de praktijkgrootte en bijpassende honorering. Hopelijk zal onze beroepsvereniging zich hier ook hard voor maken. 10 Al zijn er al de nodige bezwaren geuit, de wetgever heeft dit uitdrukkelijk niet opgenomen in de nieuwe wet 35 op één lijn 66

Op één lijn 65


Pagina 0
Pagina 2
Colofon Oplage 2500 exemplaren Hoofd-/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Stephan van den Brand, Eefje de Bont, Lisette Verheijen en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University, UM-190142 Fotografie Pag. 12 & 15 rechtsonder: Margot Scheerder, NHG Pag. 13: Britt Hameleers Pag. 14: Appie Derks Pag. 17 & 18: Made in Maastricht: Philip Driessen Pag. 22 & 23: Marie-Louise Schreurs Pag. 24: uit: ‘Paddestoelen uit de keuken van Carluccio; de geruisloze jacht. Nederlands Hardcover 9789059560314 Druk: 1 januari 2003.’ Deadline volgend nummer 1 maart 2020 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Inhoudsopgave Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Jean Muris Stellen zich voor Raissa Derckx, aiotho Stijn Martens, aiotho Marla Hahnraths, promovendus Kirstin Ponse, huisartsbegeleider jaar 2 Jeroen Smeets, huisartsbegeleider jaar 1 Claartje Bongaerts, medewerker studentzaken Jesse Jansen, post-doc onderzoeker Onderwijs Clinicus van het jaar 2018-2019 Benoeming Marion van Lierop tot coördinator Master geneeskunde Maastricht – Laury de Jonge Nieuwe coördinatoren coschap Huisartsgeneeskunde – Babette Doorn Onderzoek Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals Luc Gidding wint Heert Dokter prijs CRE-OPT studie enquete Promotie SpecIMeN – Janine Collet Promotie ‘Implementation of shared decision making in breast cancer care: towards placing the next pieces of the puzzle’ – Wilma Savelberg Save the date – Summercourse Research in General Practice OOK en de Witte Raven – Simon Kleijkers Nominatie Huibregtsen prijs Onno van Schayck Huisartsopleiding Hoofd- en bijzaken – Matthijs Limpens Made in Maastricht Referatendag. Aios ♥ wetenschap – Niels Beurskens Made in Maastricht In de leer: klaagzang – Arianne Beckers WONCA 2019 – Ineke Hussaarts Lübeck aan de Maas – Ingrid van der Heijden Opleiders tweedaagse Heeze – Marianne Kools en Arie de Jong Weten is eten: Ama-nooit-niet – Hendrik Jan Vunderink Gezondheidsrechtelijke kwesties. Zinloos medisch handelen: een beslissing van de arts – Arie de Jong 3 4 5 5 6 6 6 7 7 7 7 8 10 12 12 13 14 14 15 16 17 17 18 18 19 20 21 22 24 26 2 Van de redactie Snertmis Het is precies wat u denkt. Mijn doorgaans jolige stemming is ver te zoeken. En dat is vreemd, want we vieren dit jaar dat ons blad twintig jaar bestaat. Twintig jaar zonder relatiebreuk en zonder writers’ block. Het eindejaarsnummer was steevast de dikste editie. En ondanks eindejaarsstress bleef ik zeggen: ‘het wordt vanzelf kerst’. Dat laatste klopt overigens nog steeds. Vanwaar dan de snertmis? Welnu, ik kom er net pas achter dat we dit jaar te vroeg gepiekt hebben. Zeg maar kerst op het zuidelijk halfrond. Het zomernummer was supergoed en gevulder dan een Amerikaanse kerstkalkoen. Daardoor zitten we met een karig toetje: een dun kerstnummer. Is dit de voorbode van een nieuwe crisis? Welnee! Snertmis slaat ook op de kookkunsten van redactielid Hendrik Jan Vunderink. Eerder schreef ik al over onze snertvergaderingen, waarbij hij de zelfgemaakte soep heet opdiende. Dit jaar mocht de hele huisartsopleiding meegenieten: er was zelfs een vegaversie en een zelfgemaakte pompoensoep (zie elders in dit blad). Helaas kon ik toen niet bij die lunch zijn. Maar collega Hendrik Jan had wel de kerstgedachte begrepen: in de koelkast stond een speciaal voor mij gereserveerde bak, met vlees en een memo met mijn naam erop. Ik kreeg al een warm gevoel toen ik met die bak het pand verliet. En als in ‘Tips voor Alleenstaanden’ (en zij die bung’len aan een straatlantaarn) van Lévi Weemoedt, stuurde ik een bedankselfie vanaf mijn eenpersoons gedekte eettafel per WhatsApp aan de kok. Het ultieme snertmisgevoel. Op het moment van schrijven zijn we druk bezig om als ‘Magisch Maastricht’ een zelfstandig erkende opleiding voor specialist ouderengeneeskunde op te zetten. Onze vakgroepvoorzitter schrijft daar ook over. We gaan ervan uit dat we in september 2020 kunnen starten, zegt het voort! We hebben veel leuke nieuwe collega’s die zich deze keer voorstellen. Sommige kent u misschien al uit een andere functie. Datzelfde geldt voor de nieuwe coördinatoren van het coschap huisartsgeneeskunde. We interviewden Nora Paulke en Jelle Stoffers ter gelegenheid van hun nieuwe functie. Hun voorgangster Marion van Lierop zoekt het hogerop in de organisatie en bestiert de master Geneeskunde. Daar zijn we heel trots op! Twee promoties, waarvan die van Wilma Savelberg afgelopen zomer en die van Janine Collet, specialist ouderengeneeskunde, half december. Aios Arianne Beckers heeft ook last van snertmisgevoelens en doet haar klaagzang. Professor Jochen Cals is neergedaald op aarde na zijn inauguratie in de zomer en stortte zich weer op de Bruikbare Wetenschap. Jochen deed samen met Jacobijn Gussekloo uit Leiden, de opening van het NHG-congres in Maastricht op 15 november. Daar maakte hij volop reclame voor Bruikbare Wetenschap, brak hij een lans om mee te doen aan relevant onderzoek voor de huisartsgeneeskunde en nodigde hij iedereen uit voor de NHG wetenschapsdag in Maastricht op 19 juni 2020. Vlak erna won oudredactielid Luc Gidding de Heert Dokter prijs van Huisarts & Wetenschap. Op het NHG-congres waren ook de Witte Raven present, met een tweemaal uitverkochte workshop. De aanwezigen mogen niet meer meedoen aan de casuïstiekvraag in dit nummer. Met de aios en de wetenschap gaat het steeds beter, wie weet vieren zij de kerst wel samen? Ervaren huisarts Ineke Hussaarts ontdekte, naast haar liefde voor paarden, ook de liefde voor de wetenschap via een bezoek aan de WONCA. Wie weet bent u er volgend jaar ook bij? Minder ver, maar minstens zo interessant, is de opleiders tweedaagse in Heeze. Volle bak en volop leren. Wat een energie! Een lekker bakkie snert na de boswandeling had ook hier niet misstaan. Maar wie weet plukten zij andere vruchten in dat bos: paddenstoelen. Ama-nooit-niet! sprak Vunghi Vunderink. Het laatste woord is zoals altijd voor Arie de Jong. Een prima onderwerp voor snertmis: Zinloos medisch handelen. Dat is een medische beslissing. Een taak van u. Dus geen geruzie met kerst: neem eerst de ethische toolkit ter hand. Vervolgens maakt u een lekker soepje, meer niet, en hooguit een karig toetje. Het gaat immers om de kerstgedachte. We zien u graag goed gevuld terug in de lente van 2020. Fijne feestdagen! Babette Doorn 3 op één lijn 65
Pagina 4
op één lijn 65 3e uitgave 2019 Van de voorzitter We hebben elkaar nodig DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM De acute zorg voor kwetsbare ouderen ontaardt regelmatig in paniekvoetbal. Ouderen belanden dan vaak onnodig op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Als huisarts wil je dit voorkomen, door proactief te zijn. Want door de vergrijzing en alle veranderingen in de zorg wonen steeds meer ouderen steeds langer thuis. Dit heeft consequenties, zowel voor de huisarts als voor de specialist ouderengeneeskunde (SO). Die SO werkt gelukkig ook steeds vaker buiten de instellingen en komt dan bij de ouderen thuis. De werkvelden van SO en huisarts beginnen daardoor steeds meer te overlappen. In onze regio werken enkele SO’s al 1 dag per week in een huisartspraktijk aan het voorkómen van paniekvoetbal. Consulten bij de SO gaan met name over cognitieve problemen. Andere vragen betreffen ook zorgdiagnostiek (welke hulp is er nodig), gedragsproblemen en valproblemen. Ook adviezen, met name niet-medicamenteus, bij verwardheid en delier hebben meerwaarde voor de huisartspraktijk. We hebben SO’s nodig die op de grillige werkvloer van de huisartspraktijk geconsulteerd kunnen worden, kunnen adviseren en zo nodig tijdelijk het beleid en de coördinatie van de zorg voor de oudere patiënt met complexe problematiek kunnen overnemen. Aios ouderengeneeskunde en die van huisartsgeneeskunde zouden samen kunnen optrekken in de praktijk om van elkaar te leren bij het verlenen van deze zorg. Een goede leerschool is, dat we in het basiscurriculum geneeskunde de studenten voorbereiden op de eerstelijnszorg door hen in één coschap gelijktijdig te laten kennismaken met de beroepen van huisarts, arts maatschappij en gezondheid en specialist ouderengeneeskunde. Voorwaarde voor deze ontwikkelingen is om voldoende menskracht te mobiliseren. Het zal niet eenvoudig zijn om het benodigde aantal basisartsen te laten kiezen voor een generalistische medische vervolgopleiding. 4 De keuze voor een vervolgcarrière wordt meestal gemaakt in de paar jaar na het basisartsdiploma. Dat betekent voor ons als vakgroep Huisartsgeneeskunde, dat we ons meer op die periode gaan richten. In een recent nummer van ‘Op één Lijn’ is al de ‘Anios in de huisartspraktijk’ voorgesteld. En vanuit de Huisartsopleiding worden sinds een paar jaar succesvolle wervingsacties georganiseerd. De animo onder basisartsen voor een opleiding tot huisarts of SO neemt toe, en dat is hard nodig: door allerlei bewegingen, zoals de zogenaamde horizontale en verticale substitutie, komt er steeds meer werk richting huisarts en SO. Ook kiezen steeds meer jonge dokters ervoor om parttime te werken, waardoor er meer nodig zijn voor het aantal te realiseren fte’s. Om de eerste lijn te versterken heeft het Capaciteitsorgaan1 het voornemen om de Minister te adviseren het aantal opleidingsplaatsen voor huisartsen fors uit te breiden. Meer tijd voor de patiënt en betere opvang van de substitutiegolven kunnen hier het mooie resultaat van zijn. Daarom wil de vakgroep Huisartsgeneeskunde vasthouden aan een maximale instroom van aios huisartsgeneeskunde. Daarnaast willen we in 2020 starten met een eigen erkende opleiding tot SO in Maastricht waarbij we de eerste groep aios in september willen laten starten. We willen de aios van beide vakgebieden leren om in hun opleiding de rollen op zich te nemen zoals hierboven beschreven. 1 Capaciteitsorgaan.nl
Pagina 6
Pagina 8
op één lijn 65 3e uitgave 2019 Nieuwe coördinatoren coschap Huisartsgeneeskunde ‘Spagaat tussen praktijk en onderwijs’ VAN DE REDACTIE, DOOR BABETTE DOORN Inleiding Sinds 1 september 2019 zijn huisartsen Nora Paulke en Jelle Stoffers de nieuwe coördinatoren van het coschap Huisartsgeneeskunde in Maastricht. Ze volgen Marion van Lierop op die vanaf nu de master Geneeskunde in Maastricht onder haar hoede heeft. ‘Op één lijn’ nodigde beiden uit voor een interview. Wie is Nora? Nora voltooide in 2013 de huisartsopleiding in Maastricht en werkt als huisarts in Gronsveld, een kleine plaats vlakbij Maastricht. Via het aios-co model in haar opleidingstijd als aios in Medisch Centrum West Kerkrade, werd haar interesse voor onderwijs gewekt. Ze vervulde verschillende uitvoerende rollen binnen het basiscurriculum, zoals die van facultair begeleider bij het coschap en mentor van studenten in de masterfase. Ze combineert twee dagen in de huisartspraktijk met twee dagen onderwijs. Nora is Duitse van origine, is daar trots op en voegt dit graag toe als uitleg bij haar achternaam (Paulke). Ze kwam op haar negentiende naar Nederland voor de studie geneeskunde en bleef. Wie is Jelle? Jelle is Universitair Hoofddocent en ‘iets ouder’ dan Nora. Hij was bijna 30 jaar huisarts in Kerkrade, aanvankelijk bij huisartsenechtpaar Soomers, nu met pensioen, in een praktijk die later is omgevormd tot Medisch Centrum West Kerkrade (MCWK). Velen kennen Jelle vooral van het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van harten vaatziekten. Hij promoveerde op perifeer vaatlijden (PAV), kreeg de Enkel Arm Index geïmplementeerd en wordt daarom ook wel ‘dokter Doppler’ genoemd. Ook bij de Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten die vanuit Maastricht wordt georganiseerd, is hij vanuit die expertise betrokken. Zijn onderzoeksthema’s zijn hart- en vaatziekten, multimorbiditeit en polyfarmacie. Daarnaast is hij al tien jaar hoofdredacteur van de European Journal of General Practice, een taak die hem op het lijf is geschreven. Minder bekend zijn zijn uitvoerende onderwijsrollen, zoals mentor in de masterfase, clustercoach en colleges geven in jaar 3. Zelf zegt hij toe te zijn aan een meer verdiepende rol, dus deze taak kwam op een goed moment in zijn carrière op zijn pad. Door de duobaan (0.5 fte) samen met Nora aan te nemen, hoefde hij geen concessies te doen aan zijn 8 andere wetenschappelijke werk. Zijn promovendi en WESPstudenten blijft hij ook begeleiden. Coördineren coschap: wat houdt dat in? Een lastige vraag, zo bleek. Jelle begint te zeggen wat het niet is. Ze bemoeien zich niet met de werving van stageplekken en docenten. Lilian Aarts is hiervoor verantwoordelijk in nauwe samenwerking met de huisartsopleiding. Dagelijkse ondersteuning bieden Marlies Noevers en Linda Schilders, de vaste medewerkers studentzaken van de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Op centraler niveau is er ondersteuning vanuit de stageplanningsgroep waarin ook vier studenten zitten. Waar Nora en Jelle wel verantwoordelijk voor zijn, is de kwaliteitsbewaking van het onderwijs, zowel op de werkplek in de praktijk als op de terugkomdagen in Maastricht. Voor de studenten is het fijn als er een goede balans tussen beide is; het moet een studeerbaar coschap blijven. De student moet niet te veel uren in zijn studie hoeven stoppen (zo valt reistijd niet onder studie-uren) en het leerrendement moet in verhouding staan tot de investering. Hoe is het coschap momenteel in Maastricht? Het huidige coschap Huisartsgeneeskunde is gecombineerd met Sociale Geneeskunde en duurt twaalf weken in totaal. Bewust langer dan op andere universiteiten. Van die twaalf weken loopt de student acht weken stage op een werkplek bij een huisarts en vier weken op plekken in de sociale geneeskunde. De terugkomdagen worden begeleid door twee facultaire begeleiders: een huisarts en een sociaal geneeskundige. In totaal gaat het per academisch jaar om 360 studenten. Het is tevens het laatste reguliere coschap van de eerste twee masterjaren. Ideaal, want studenten hebben dan alles ongeveer gezien en bij de huisarts komt dat samen, in een 1 op 1 begeleiding in een klein team. Hoe gaat het, wat valt op? Het coschap staat technisch als een huis: er zijn onderbouwde keuzes gemaakt, gebaseerd op het Raamplan Geneeskunde. Evaluaties en beoordelingen verlopen via een digitaal portfoliosysteem genaamd EPASS. Dat gaat niet altijd soepel. Jelle verwoordt het als volgt: ‘EPASS is voor het onderwijs, wat het HIS is voor de huisarts’.
Pagina 10
op één lijn 65 3e uitgave 2019 Bruikbare Wetenschap Klinische trials bij acuut coronair syndroom, COPD, en prikkelbare darm in de huisartsenpraktijk DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN HOOGLERAAR EFFECTIEVE DIAGNOSTIEK IN DE HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Pepermuntolie voor de prikkelbare darmen Patiënten met buikpijn en darmklachten door een prikkelbare darm zien we regelmatig in onze spreekkamer. Al jaren zoeken onderzoekers naarstig naar medicamenteuze oplossingen om het dagelijks leven van deze groep patiënten te verzachten. Pepermuntolie wordt regelmatig voorgeschreven, en ook op thuisarts.nl staat de letterlijke passage ‘Bij een deel van de mensen met Prikkelbare Darm Syndroom (PDS) verminderen pillen met pepermuntolie de klachten.’ Hoogwaardige gerandomiseerde studies ontbraken echter tot op heden. Een nationaal consortium met Maastricht UMC aan de leiding (waaronder Jean Muris) voerde die trial eindelijk uit. Ze randomiseerden 190 patiënten met PDS naar drie groepen: 3 maal daags 182 mg pepermuntolie (vrijkomend in de dunne darm), 3 maal daags 182 mg pepermuntolie (vrijkomend in de dikke darm) of 3 maal daags een placebo capsule gedurende 8 weken. Het primaire eindpunt van keuze was een 30% afname in buikpijn, in vergelijking met de baseline gedurende tenminste 4 weken. Uiteindelijk was er op dat punt geen verschil. Patiënten in alle groepen verbeterden op die score (47%, 41% en 34% respectievelijk). De pepermuntolie met afgifte in de dunne darm gaf wel een betere uitkomst bij enkele secundaire maten zoals ongemak en de ernst van de PDS. Bijwerkingen, zoals hoofdpijn, of een mintig boertje, waren vaak mild, maar kwamen wel vaker voor in de pepermuntolie groepen. De tekst op thuisarts kan dus gehandhaafd blijven; patiënten die het willen proberen kunnen dan wel beter de variant met afgifte in de dunne darm kiezen. Beslishulpen: de keuze is reuze Dunja Dreessens ging samen met hoogleraar Trudy van der Weijden in de literatuur op zoek naar kennistools en beslishulpen voor Nederlandse artsen. Ze voerden een zogeheten scoping review uit. Zie het als een hele grote zeef die door het internet gaat (richtlijnen, websites van genootschappen maar ook andere bronnen) en die alles opvist wat met de gezochte termen te maken heeft. In dit geval zochten ze naar openbaar beschikbare, niet commercieel ontwikkelde kennisbronnen die Nederlandse 10 clinici ter beschikking hebben om samen met patiënten tot beslissingen te komen. De uitkomst? In de titel van het lezenswaardige artikel staat het woord ‘chaos’ en in het abstract de woorden ‘forest’ en ‘trees’. Dat is wellicht ook uw gevoel als u op zoek gaat naar keuzehulpen; soms is het lastig tussen de bomen het bos te zien, laat staan om samen met uw patiënt het goede bospad te kiezen. De onderzoekers vonden 67 verschillende soorten kennistools, met daarbij richtlijnen, flowcharts, folders, beslishulpen. Vaak bleek de kennistool en bijbehorende karakteristieken matig beschreven. En zo is er toch vooral mist in het bos wanneer je een geschikte boom wilt zoeken. Tijd voor meer consistentie in de definitie van kennistools en daarmee ook een kernset van soorten tools. Ik denk dat we ons als huisartsen in de handen mogen wrijven met Thuisarts.nl. Dat biedt in ieder geval een duidelijke weg naar de verschillende kennis- en informatietools die we met de patiënt kunnen gebruiken. Ecg: wat doen we er mee? Kijkt u ook elke maand uit naar de ecg-casus in Huisarts & Wetenschap. Kaderhuisartsen Robert Willemsen en Karen Konings draaien die succesvolle serie al jaren. Net als hun boek is de H&W-serie razend interessant. En ik zit er regelmatig naast. Samen met Jelle Stoffers en WESP-student Leonore Wagenvoort vroegen we huisartsen om de in de praktijk gemaakte ecg’s en hun interpretatie bij te houden. Verder keken de onderzoekers ook naar het vervolgbeleid. De 300 ecg’s, gemaakt bij patiënten met klachten, en bovenstaande gegevens werden voorgelegd aan een expertpanel. De beoordelaars van het expertpanel (steeds een cardioloog en een kaderhuisarts) waren geblindeerd voor de bevindingen en acties van de huisarts die de ecg maakte. Men vergeleek de interpretatie van de huisarts met de consensus van het panel. De verdenking op een ritmestoornis (43%) of acuut coronair syndroom (22%) waren de meest voorkomende indicaties om een ecg te maken. Meer dan de helft van de ecg’s was normaal. In 78% van de ecg’s was het expertpanel het eens met de huisarts, terwijl men het in 16% van de stroken op tenminste 1 aspect niet eens was. Met het gevolgde beleid was men het in 12% van de gevallen niet eens. Meestal adviseerde het panel aanvullend onderzoek. Bij slechts 15 ecg’s was men het niet eens met de interpretatie en ook niet met het beleid. Al met al geen slechte score voor de huisartsen die aan deze studie deelnamen. Komt wellicht toch door de maandelijkse ecg-serie in H&W… A Einde droom voor H-FABP bij acuut coronair syndroom Slechts weinig klinische beelden geven meer twijfels dan het acuut coronair syndroom (ACS). Lastige diagnose, grote mogelijke consequenties en een lijst met alternatieve (onschuldigere) diagnoses die erg lang is bij borstkasklachten. Robert Willemsen publiceerde in BJGP Open zijn grote diagnostische studie naar de rol van het Heart-type Fatty Acid Binding Protein (H-FABP) en klinische variabelen bij de diagnose ACS. Het lukte om 303 patiënten met pijn-op-de-borst klachten in te sluiten waarvan er 32 een ACS hadden. De testkarakteristieken bij een afkapwaarde van 4 ng/ml waren helaas teleurstellend; een sensitiviteit van 25,8% en een negatief voorspellende waarde van 91,6%. Ook geconstrueerde klinische beslisregels, al dan niet met ecg-bevindingen en H-FABP daarin verwerkt, waren onvoldoende om tot gebruik in de praktijk te kunnen leiden. We lijken met onze klinische blik vooralsnog een aardige balans te vinden in het gericht insturen. Tijdens zijn promotie noemde Willemsen het ‘Wie van de 12 patiënten met pijn op de borst heeft een cardiaal probleem?’. Vooralsnog is er geen biomarker die ons helpt de kans op een ACS beter te kunnen inschatten. B CRP bij COPD Gemiddeld krijgt rond de 70% van de patiënten bij een ernstige exacerbatie prednison in combinatie met een antibioticumkuur. Recent lukt het ondergetekende om met een internationaal team een trial in de New England Journal of Medicine te publiceren waarbij Britse huisartsen met gericht gebruik van de C-reactief proteïne (CRP) sneltest minder antibiotica voorschreven (57% van de COPD-exacerbaties) dan wanneer zij reguliere zorg leverden (77%). De huidige COPD-Standaard dicht CRP een zeer beperkte rol toe, en alleen bij patiënten met lichte of matige luchtwegobstructie (FEV1 >50%) met een ernstige exacerbatie. En daarbij wordt voor de afkapwaardes verwezen naar de afkapwaardes uit de NHG Standaard Acuut Hoesten (<20, 20-100 en >100 mg/ml). Op basis van deze nieuwe prospectieve en representatieve studie mag CRP in onze spreekkamer juist een ruimere rol krijgen; bij exacerbatie van COPD GOLD I-III patiënten waarbij u een antibioticum overweegt, kun u de CRP (snel)test inzetten. Heroverweeg bij deze patiënten dan wel de afkapwaardes die u kent uit de NHG Standaard Acuut Hoesten. Bij patiënten met een COPDexacerbatie kunt u de CRP (snel)test veilig inzetten om géén antibiotica voor te schrijven bij een CRP <20 mg/ml, om ook géén antibiotica voor te schrijven bij een CRP <40 mg/ml én geen purulent sputum, en antibiotica juist wel te overwegen als CRP hoger is dan 40 mg/ml. Toen we deze resultaten onder Nederlandse collegae verspreidden hoorden we regelmatig ‘we gebruiken de CRP al bij COPD-exacerbaties’. Vanaf nu is dus gebruik van de sneltest niet meer off-label, maar evidence-based. Referenties • Efficacy and Safety of Peppermint Oil in a Randomized, Double-Blind Trial of Patients With Irritable Bowel Syndrome. Weerts ZRM, Masclee AAM, Witteman BJM, Clemens CHM, Winkens B, Brouwers JRBJ, Frijlink HW, Muris JWM, De Wit NJ, Essers BAB, Tack J, Snijkers JWT, Bours AMH, de Ruiter-van der Ploeg AS, Jonkers DMAE, Keszthelyi D. Gastroenterology. 2019 Aug 27. pii: S00165085(19)41246-8. doi: 10.1053/j.gastro.2019.08.026. PMID: 31470006 • The Dutch chaos case: A scoping review of knowledge and decision support tools available to clinicians in the Netherlands. Dreesens D, Kremer L, van der Weijden T. Health Policy. 2019 Oct 16. pii: S0168-8510(19)30235-0. doi: 10.1016/j.healthpol.2019.10.001. PMID: 31722782 • Interpretations of and management actions following electrocardiograms in symptomatic patients in primary care: a retrospective dossier study. Wagenvoort LME, Willemsen RTA, Konings KTS, Stoffers HEJH. Neth Heart J. 2019 Oct;27(10):498-505. doi: 10.1007/s12471-019-01306-y. PMID: 31301001 • Evaluating possible acute coronary syndrome in primary care: the value of signs, symptoms, and plasma heart-type fatty acid-binding protein (H-FABP). A diagnostic study. Willemsen RT, Winkens B, Kietselaer BL, Smolinska A, Buntinx F, Glatz JF, Dinant GJ. BJGP Open. 2019 Oct 29;3(3). pii: bjgpopen19X101652. doi: 10.3399/ bjgpopen19X101652. Print 2019 Oct. PMID: 31581111 • C-Reactive Protein Testing to Guide Antibiotic Prescribing for COPD Exacerbations. Butler CC, Gillespie D, White P, Bates J, Lowe R, Thomas-Jones E, Wootton M, Hood K, Phillips R, Melbye H, Llor C, Cals JWL, Naik G, Kirby N, Gal M, Riga E, Francis NA. N Engl J Med. 2019 Jul 11;381(2):111-120. doi: 10.1056/NEJMoa1803185. PMID: 31291514 11 S op één lijn 65 B S C R W R U N T I D A K M A S E R E T E E E T N E G N S R C H I A H P U A T S E H K I U
Pagina 12
op één lijn 65 3e uitgave 2019 In de prijzen Luc Gidding wint Heert Dokter prijs DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Op het NHG-congres op 15 november 2019 in Maastricht, werden twee prijzen van Huisarts & Wetenschap uitgereikt: de casuïstiekprijs en de Heert Dokter prijs. Die laatste is een prijs voor het beste originele wetenschappelijke onderzoek. Hiervoor waren maar liefst twee Maastrichtse onderzoekers genomineerd: Eefje de Bont en Luc Gidding. Eefje won al vele prijzen voor haar onderzoek naar kinderen met koorts. Deze keer won Luc. Als redactie zijn we ook apetrots, want beide onderzoekers zijn/waren redactielid van dit blad. Luc Gidding deed onderzoek naar psychische klachten in de huisartsenpraktijk. De Randomized Controlled Trial (RCT) werd gedaan binnen SGE, Stichting Gezondheidscentra Eindhoven. Uitgangspunt was dat de problemen rondom deze psychische klachten niet te wijten zijn aan onkunde of desinteresse van huisartsen, maar samenhangen met de toenemende aantallen patiënten en taken, de beperkte tijd en de complexiteit van psychische klachten. De PsyScan is een effectief hulpmiddel bij psychische klachten, maar het zal niet alle problemen rondom deze klachten in de huisartsenpraktijk oplossen. Het is wel een extra hulpmiddel voor en door huisartsen, ontwikkeld en geëvalueerd in een effectonderzoek voor deze complexe eerstelijnsproblematiek. De wetenschappelijke promotie van Luc Gidding wordt in 2020 verwacht. Het betreffende artikel uit oktober 2018 in H&W is online te lezen op: https://www.henw.org/artikelen/psyscan-effectiefhulpmiddel-bij-psychische-klachten Bedankt voor het invullen van de enquête! Deze maand hebben alle huisartsen in de regio Limburg en Brabant een enquête per e-mail ontvangen over medicatiebeoordelingen in de eerste lijn. Deze enquête is onderdeel van de CRE-OPT studie. In de CREOPT studie worden de mogelijke voordelen en haalbaarheid van een uitgebreide geïntegreerde multidisciplinaire medicatiebeoordeling (inclusief softwareprogramma (‘Clinical Rules Engine’ (CRE)) en een gesprekshulp om behandeldoelen van de patiënt duidelijk te maken (de ‘Outcome Prioritization Tool’ (OPT)) vergeleken met de standaard zorg. De resultaten van deze enquête zullen de verdere ontwikkeling van de CRE-OPT studie ondersteunen om zo de kwaliteit van medicatiebeoordelingen te verbeteren, en daarnaast te zorgen dat het huisartsen minder tijd kost om een goede/ gestandaardiseerde medicatiebeoordeling uit te voeren. Jolijn Bohnen Op het moment van schrijven hebben reeds 231 huisartsen de enquête ingevuld. Via deze weg willen we graag alle huisartsen bedanken voor hun tijd, enthousiaste reacties en waardevolle informatie. Mocht u nog geen tijd hebben gehad om de enquête in te vullen: u heeft tot januari 2020 de tijd om dit alsnog te doen. Indien u geen e-mail heeft ontvangen kunt u contact opnemen met e.zwietering@student.maastrichtuniversity.nl of jolijn.bohnen@maastrichtuniversity.nl. Namens het voltallige ‘CRE-OPT’ projectteam. P.S. Aan de anonieme huisarts die invulde graag ‘tompoezen’ te ontvangen voor het invullen van de vragenlijst. Deelnemers aan de vragenlijst zijn anoniem dus wij hebben helaas geen mogelijkheid om u te traceren. 12 Promotie 19 december 2019 “SpecIMeN” DOOR JANINE COLLET, SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE Specific Care on the Interface of Mental health and Nursing home Ouderen met een psychiatrische stoornis, die op grond van comorbide dementie en/of somatische problematiek ook verpleeghuiszorg nodig hebben, zijn patiënten met complexe zorgvragen. Deze patiënten met een dubbele zorgvraag (DZV-patiënten) vormen een bijzondere uitdaging binnen afdelingen voor langdurige zorg, zowel in verpleeghuizen als instellingen voor GGZ. In de SpeCIMeN-studie is de DZV-populatie in beide sectoren onderzocht en zijn verschillen en overeenkomsten in kaart gebracht. De onderzoeksvragen waren gericht op: 1. de kenmerken van DZV-patiënten en van hun verpleegkundige staf 2. 3. de factoren die DZV-zorg kunnen bevorderen of belemmeren de elementen die nodig zijn om tot succesvolle integrale en trans-sectorale DZV-zorg te komen, waaraan zowel psychiatrische- als verpleeghuiszorg een bijdrage leveren. DZV-patiënten vormen een heterogene groep van vooral mannen, die in beide settingen gemiddeld 68 jaar oud zijn, 7 comorbide somatische ziekten, een hoge zorgvraag, veel neuropsychiatrische symptomatologie, cognitieve problemen en weinig familieondersteuning hebben. Professionals in beide zorgsettingen hebben dus een combinatie van vaardigheden nodig om aan zowel de somatische, als de psychiatrische en psychologische zorgbehoeften van deze patiënten te kunnen voldoen. Niet de hoofddiagnose (psychopathologische dan wel somatische problematiek), maar de opeenstapeling van functionele en gedragsproblemen waarmee zij te maken krijgen, is bepalend voor de zorgvraag van DZV-patiënten. Ondanks een significant verschil in opleidingsniveau, waarbij 29% van het verpleeghuispersoneel een lagere beroepsopleiding had, vonden wij in beide zorgsettingen vergelijkbare niveaus van zelfervaren persoonlijke bekwaamheid (self-efficacy) en van psychisch welbevinden van de zorgverleners. Wij vonden geen significant verband tussen de kenmerken van DZV-patiënten enerzijds en het welzijn van het personeel anderzijds. Wel hadden zorgverleners in de GGZ-setting en oudere zorgverleners in beide settingen, een hoger risico op burn-out. 5. Het focusgroep onderzoek dat we verricht hebben, toont vijf groepen van essentiële factoren met betrekking tot de zorg voor DZV-patiënten. Dit zijn: 1. patiëntgebonden factoren: de complexiteit van de gecombineerde zorgvragen en van de gedragsmatige problemen; 2. mantelzorg gebonden factoren: de misverstanden bij familieleden met betrekking tot de complexiteit van de problemen van de patiënten en de risico’s van inzet van vrijwilligers als vervanging van beroepskrachten; 3. beroepsmatige factoren: de noodzakelijkheid van teamcompetenties en attitudes, van een multidisciplinaire aanpak in het werk met DZV-patiënten en van een goede samenwerking tussen verpleeghuis en GGZ; 4. factoren in de woon- en werkomgeving: voldoende beschikbaarheid en continuïteit van personeel en specifieke inrichtingseisen, zoals voldoende buiten- en binnenruimtes en stripbare éénpersoonskamers voor patiënten, om een veilige omgeving te waarborgen; factoren met betrekking tot de organisatie van de zorg: een duidelijk geformuleerd DZV-beleid met eenduidige criteria voor opname en overplaatsing van DZVpatiënten. De beschreven casusanalyse illustreert de enorme uitdaging van het geven van effectieve integrale behandeling en zorg aan DZV-patiënten, alsook het risico op gebrekkige en gefragmenteerde zorgverlening vanuit zorglacunes tussen organisaties en schotten in de financiering. De noodzaak van intensieve samenwerking tussen zorgprofessionals in verpleeghuizen, GGZ-instellingen, tweedelijns medische zorg en eerstelijns zorg wordt belicht. Het model van collaborative care – dat uitgaat van multidisciplinaire zorg voor elke patiënt, met een gestructureerd zorgplan, zorgcoördinatie door casemanagers en interprofessionele communicatie – kan een effectieve basis vormen voor de organisatie van de zorgverlening aan DZV-patiënten. Stelling: “Té vaak worden intenties tot samenwerking niet vertaald in praktische samenwerking.” 13 op één lijn 65
Pagina 14
Pagina 16
op één lijn 65 3e uitgave 2019 De patiënt komt niet verder, ondanks specialistisch onderzoek door internist, reumatoloog, MDL-arts, neuroloog en revalidatiearts die allemaal geen verklaring vinden voor de klachten. Hij heeft pijn en trillingen in spieren van armen, benen en thorax, krampen van de borstspieren en daarnaast ook episodes met krampende pijn in de buik op wisselende locaties. Er is nu een opvallend stijve manier van bewegen/ lopen, waarbij hij de schouders iets lijkt op te trekken. Zijn echtgenote geeft aan dat de situatie niet leefbaar is. Haar man kan echt helemaal niets meer. De patiënt denkt zelf aan een intoxicatie door zijn jarenlange werkzaamheden in een fabriek waar zonnepanelen gemaakt worden. De verlegenheidsdiagnose ‘fibromyalgie’ werd gesteld. De huisarts vindt dit niet passen bij het beeld en bij de patiënt. Beloop ziekte Een compacte samenvatting van het verrichte specialistisch onderzoek: 11/17 SEH: urolithiasis? Uroloog: g.a. DM-2 vastgesteld 02/18 MDL-arts: gastro/coloscopie g.a. PDS? R/ amitriptyline 10/18 Reumatoloog: tendomyogene klachten 10/18 Neuroloog: tintelingen handen, veel pijn in spieren, geen CTS/myopathie 12/18 Internist: kan veters niet meer strikken, spieren trillen soms; functioneel? 02/19 Revalidatiearts: forse pijnklachten, conversie klachten, frozen shoulder 04/19 Internist: geen somatiek Nieuwe website online! www.witteraven.org 05/19 MDL MUMC+: moeizaam bewegen, weinig mimiek. Affectieve klachten 05/19 Neuroloog MUMC+ (sec opinion): g.d.a. functioneel Laboratorium onderzoek Bij uitgebreid laboratoriumonderzoek normale waarden, uitgezonderd A. Hypertriglyceridemie, onderdeel van het metabole syndroom met hyperlipidemie? B. Verhoogde bloedsuikerwaarden, passend bij DM-2, goed gereguleerd C. ALAT en Gamma GT licht verhoogd. Anamnestisch geen alcoholgebruik D. Een jaar geleden voorbijgaande Polycythemie (YAK 2 negatief). Is volgens de internist een dood spoor. Wat is uw diagnose bij deze steeds verder invaliderende man? We willen u verleiden om bij uw zoektocht de “witte-raven strategie” te gebruiken. De compacte informatie hier op deze bladzijde is onvoldoende om tot een diagnose te komen. Een uitgebreid overzicht van het verrichte specialistisch onderzoek, diagnostisch onderzoek en de medicatie vindt u onder het kader “ZELF ZOEKEN” in het submenu “Casus “Op een Lijn”. Huibregtsenprijs Belangrijke nominatie Van Schayck Onno van Schayck, hoogleraar preventieve geneeskunde, was een van de zes genomineerden voor de prestigieuze Huibregtsenprijs 2019. De prijs is ingesteld voor onderzoek met maatschappelijke relevantie. Onno, werkzaam hij de vakgroep Huisartsgeneeskunde, werd door de Universiteit Maastricht genomineerd onder andere voor zijn rol in het Preventieakkoord (roken, alcohol en overgewicht). Op 7 oktober werd de winnaar bekend gemaakt tijdens de Avond van Wetenschap & Maatschappij in de Ridderzaal 16 in Den Haag. De hoogleraar die vooral bekend is vanwege zijn studies op het gebied van astma, COPD en stoppen met roken verscheen die avond -in smoking- aan het buffet. Helaas won hij niet de eerste prijs. De nominatie is echter een prijs op zich en een grote blijk van waardering. Koning Willem-Alexander toonde zich geïnteresseerd in de studies naar de preventie van chronische ziekten.
Pagina 18
Pagina 20
op één lijn 65 3e uitgave 2019 Internationaal WONCA 2019 DOOR INEKE HUSSAARTS, HUISARTS Onlangs bezocht ik het WONCA-congres dat dit jaar in Bratislava werd gehouden. Natuurlijk had ik weleens van het congres gehoord, maar nooit overwogen om eraan deel te nemen. Ik ging ervan uit dat het vooral voor wetenschappers onder elkaar bedoeld was, niet voor “gewone huisartsen”. De SBOH nodigt opleiders uit om deel te nemen. De animo in de rest van het land is zo groot, dat er op veel instituten geselecteerd moet worden wie wel en niet mee kan. De Limburgse opleiders daarentegen tonen nauwelijks interesse, waardoor ik als docent toegevoegd kon worden aan de delegatie. Van tevoren was ik natuurlijk wel erg benieuwd naar de ervaring van eerdere deelnemers. Desgevraagd waren de antwoorden: ‘Oh dat is zo massaal, niet leuk, ik ging de stad in’ ‘De praatjes zijn zo slecht verstaanbaar’ ‘Huisartsgeneeskunde is in veel landen van een laag niveau, je hoort weinig vernieuwende zaken’ Sceptisch, maar wel nieuwsgierig begaf ik mij naar Schiphol alwaar we zouden verzamelen. Niemand kennend vond ik toch ogenblikkelijk de groep huisartsen (wat is dat toch?) en maakte snel contact. De reis, het verblijf en de programmaonderdelen voor de Nederlandse deelnemers waren door SBOH (en LOVAH) erg goed georganiseerd. Het was ook vooral erg leuk om met al die andere huisartsen te praten, te discussiëren, te eten, wandelen en dansen. Het congres biedt een groot aantal lezingen en workshops. Ik moest wel een beetje door de bomen het bos proberen te zien, hoe mijn keuzes te maken. En je kiest ook weleens iets wat achteraf niet interessant bleek te zijn. Zo ging ik naar een lezing waarbij in de titel verband werd gelegd tussen klimaatverandering en obesitas. Van zo’n onderwerp word ik nieuwsgierig, maar uiteindelijk begreep ik (noch de mensen met wie ik het besprak) welk verband er nu zou moeten zijn. Of de presentatie van een Turkse arts, die de vluchtelingenkampen in Turkije als een walhalla beschreef, erg propagandistisch en ongeloofwaardig. Zeker na een eerder verhaal van een Griekse arts over de medische situatie van vluchtelingen daar. Maar verder: afwisselende lezingen. Workshops met huisartsen uit andere landen, waarbij je soms veel herkenning vindt (‘er is overal een tekort’) en soms ben je als Nederlandse huisarts een uitzondering. Tijdens een workshop over richtlijnen had ik mij bekend gemaakt als Nederlandse huisarts. Aan de hand van een voorbeeld over tonsillitis werd gesteld, dat daarvoor altijd een antibioticum wordt gegeven. De spreker merkte op dat dit voor iedereen geldt “behalve voor die Nederlandse collega”. Een dag later woonde ik een lezing bij van een Nederlandse onderzoeker. Zij houdt zich bezig met de vraag hoe het gebruik van antibiotica kan worden teruggedrongen en uit haar gegevens blijkt, dat in Nederland het minst vaak een antibioticum wordt voorgeschreven. Concluderend ben ik erg blij dat ik gegaan ben, ik heb veel gehoord en ook veel ervaringen en ideeën uitgewisseld. Ik gooi mijn eigen glazen in als ik de Limburgse opleiders enthousiasmeer, maar toch wil ik jullie het WONCA-congres van harte aanbevelen. Volgend jaar in Berlijn, in 2021 in Amsterdam. 20 Internationaal Lübeck aan de Maas! DOOR INGRID VAN DER HEIJDEN, DOCENT HUISARTSOPLEIDING Op een warme dag, eind augustus, ontvingen we een kleine delegatie van de huisartsopleiding uit Lübeck. Ze waren naar Maastricht afgereisd, niet vanwege onze tropische zomer, maar voor het uitwisselen van best practices. In de afgelopen jaren deed Huisartsopleiding Maastricht positieve ervaringen op door uitwisselingen met Trento (Italië) en Aarhus (Denemarken) en een bezoek van Zweedse huisartsen. Deze bijeenkomsten inspireerden, bijvoorbeeld, tot de opzet van een discipline-overstijgend onderwijsprogramma in generieke competenties voor aios huisartsgeneeskunde en Maastricht UMC+. Hoewel de huisartsopleiding bij onze Oosterburen maar liefst vijf jaar duurt, is het daar vooral ‘learning on the job’. Aios zijn drie jaar in een klinische omgeving en twee jaar in een huisartsensetting en ze hebben in totaal slechts acht (!) onderwijsdagen. Iedere deelstaat heeft zijn eigen curriculum en werkwijze. In de afgelopen periode zijn er veranderingen doorgevoerd om de huisartsopleidingen te professionaliseren. In 2017 zijn er zogenaamde ‘Competentie Centra’ ontwikkeld. Zowel Nederland als Duitsland hebben te maken met uitdagingen voor wat betreft werving en vestiging van huisartsen. In Duitsland hebben de rurale gebieden te maken met een groot huisartsentekort. Jonge huisartsen vestigen zich nauwelijks buiten de steden en ze lijken zich onvoldoende toegerust te voelen om op het platteland te werken. Artsen die in Duitsland de opleiding tot internist afgerond hebben, zijn automatisch ook huisarts. Opmerkelijk is dat zij veel meer diagnostiek blijken uit te voeren dan huisartsen die een huisartsopleiding volgden. De Competentie Centra worden gefinancierd door de zorgverzekeraar en hebben als doel meer huisartsen op te leiden en vestiging in de rurale gebieden te stimuleren. Kartrekker daarin is de huisartsopleiding van Lübeck, die de opleiding wil vernieuwen, door de implementatie van evidence-based onderwijsinterventies en best practices voor wat betreft, onder andere, het APC-onderwijs, toetsing en het opleiderscurriculum. Naast de duur van de opleiding, zijn de verschillen tussen de huisartsopleiding in Duitsland en Nederland enorm. In tegenstelling tot de Nederlandse aios kennen hun Duitse collega’s geen selectieprocedure voor aanvang van de huisartsopleiding. Ook moeten ze zelf hun opleidingsplekken zoeken. Vaak werken ze de eerste twee jaar van hun opleiding als basisarts in een ziekenhuis bij interne geneeskunde of chirurgie. Ze houden dan nog voor zich, dat ze eigenlijk huisarts willen worden, omdat ze anders beperktere ervaring mogen opdoen. Veel artsen leren daardoor ook bepaalde medische vaardigheden, zoals het uitvoeren van een echografie. In die eerste drie jaar zijn er geen trainingsdagen of gezamenlijke bijeenkomsten met andere huisartsen in opleiding. Pas in de laatste twee jaar vinden er vier opleidingsdagen per jaar plaats. Tijdens zo’n opleidingsdag krijgen ze vier lezingen van 1,5 uur. Deze lezingen worden rond vier thema’s georganiseerd. Per thema kunnen zo’n 25 aios deelnemen. Aios kiezen zelf het thema van hun voorkeur. Na de eerste drie jaar komen ze ook ongeveer vier keer per jaar met een groep van ongeveer 10 aios informeel bij elkaar om ervaringen uit te wisselen en voor ‘peer support’. Ze zijn erg gemotiveerd en houden een logboek/ portfolio bij. Onderwijs over (praktijk-)management vindt al in het basiscurriculum plaats. Er is geen toetsing en de huisartsopleiding wordt afgesloten met een eindgesprek. Tijdens de bijeenkomst in Maastricht wisselden we ervaringen en best practices uit over de opbouw van het curriculum, implementaties van EPA’s (Entrustable Professional Activities), toetsing en APC-onderwijs. Ook heeft de huisartsopleiding Lübeck concrete plannen om de Combel in het Duits te gaan vertalen. Nieuwsgierig geworden? In 2021 vindt het jaarlijkse huisartsencongres, georganiseerd door de Deutsche Gesellschaft für Allgemeinmedizin und Familienmedizin (DEGAM) plaats van 16-18 september in Lübeck. In een Engelstalig programma wordt voorzien. 21 op één lijn 65
Pagina 22
op één lijn 65 3e uitgave 2019 Equilibre: rubriek voor huisartsopleiders Opleiders 2-daagse Heeze, een terugblik! DOOR MARIEKE KOOLS EN ARIE DE JONG, COÖRDINATOREN HUISARTSOPLEIDERS Op 6 en 7 november kwamen 130 huisarts-opleiders en 29 stage-opleiders naar Heeze om hun docentvaardigheden te ontwikkelen. Bij zulke verheugende aantallen zit daar een hele organisatie aan vast. We geven eerst een kijkje achter de schermen over wat er zoal vooraf gaat aan het organiseren van een Tweedaagse voor Opleiders maar ook wat vooraf onze doelstellingen zijn. Keuze van het onderwerp In de afgelopen jaren is er een vaste jaarindeling ontstaan voor de trainingsdagen in Heeze en Urmond. In januari in Urmond betreft het meestal een didactische vaardighedencarrousel; voor januari 2020 staan medischinhoudelijke vaardigheden op het programma. In mei is gekozen voor Evidence-based Medicine (EBM) en in november op de tweedaagse proberen we te inspireren en een groot onderwerp verdiepend te behandelen. De keuze van de onderwerpen volgt uit de evaluaties, het landelijk plan scholing en toetsing opleiders en uit overleg met de opleidersvereniging (VHAO-UM). Dit jaar stond de vraag “Wat stuurt het leren?” in het middelpunt. Wat bepaalt het individuele leren? Naast de hele organisatie van het onderwijs aan de hand van landelijke richtlijnen en de lokale uitvoering zijn er altijd individuele factoren die bepalen of een leertraject succesvol zal zijn. Deze individuele factoren zitten aan de kant van de aios maar ook bij de opleiders en docenten. Dit jaar gaat het over de vraag “Wat stuurt het leren?”. Wat bepaalt het individuele leren? Naast de hele organisatie van het onderwijs aan de hand van landelijke richtlijnen en de lokale uitvoering zijn er altijd individuele factoren die bepalen of een leertraject succesvol zal zijn. Deze individuele factoren zitten aan de kant van de aios maar ook bij de opleiders en docenten. Docentfactoren Omdat we streven naar werken in kleine groepen, hebben we steeds al onze docenten nodig als trainer op de tweedaagse. Hiervoor doen wij aan docentenprofessionalisering (populair ‘docprof’ genoemd). Alle docenten volgen sowieso een basistraining in het doceren (LED cursus1 of BKO training2) en ze worden daarna regelmatig getraind in nieuwe onderwijsvaardigheden. Omdat de training van nieuwe onderwijsvaardigheden wat ad hoc verliep is met ingang van dit jaar besloten dit op vaste momenten op onze stafdagen te plannen. Voor de Opleiders Tweedaagse in Heeze 2019 zijn alle docenten op deze wijze getraind in het geven van de workshops. Naar aanleiding van oefensessies met elkaar zijn bouwplannen gemaakt voor iedere workshop, zodat docenten weten wat en hoe ze de opleiders gaan trainen. Aios- en opleidersfactoren In Heeze gingen we aan de slag met een aantal factoren die in belangrijke mate het leren bepalen, en wel: • Mindset • Drive • Nieuwsgierigheid • Radicaal openhartige feedback 1 Landelijke Educatie Docenten 2 Basis Kwalificatie Onderwijs 22 Al deze factoren kwamen uitvoerig aan de orde, zowel plenair als in de workshops. Ook dit jaar waren de stage-opleiders uit jaar 2 weer van de partij en uit evaluaties blijkt dat ze het zeer waarderen om bij de opleiders van jaar 1 en 3 in de keuken te mogen kijken. In voorgaande jaren was er meestal een inleidende spreker die de Opleiders Tweedaagse plenair opende, waarna we zelf aan de slag gingen. Dit jaar hadden we prof. Erik Heineman bereid gevonden om de gehele tweedaagse ‘micro-teachings’ te geven waar we dan direct met kleine groepjes mee aan de slag gingen. Zo kwam elk onderwerp in een bepaalde werkvorm terug. Eén onderdeel heeft zich, tussen de regenbuien door, afgespeeld in de directe bosrijke omgeving van de Kapellerput. Een wens uit evaluaties van voorgaande jaren. De opleidersvereniging heeft voor iedere opleidingspraktijk het boek Radicale Openhartigheid ter beschikking gesteld als naslagwerk. Voor verdere verdieping noemen we ook de andere boeken: Doelstellingen Voor dit jaar is de doelstelling vooral het geven van inzichten waarom in bepaalde situaties de opleiding, en dan vooral het leren, niet naar wens verloopt. Een belangrijke factor is Mindset. Heeft de aios een growth mindset of een fixed mindset en hoe krijg je daar beweging in. En hoe zit het met de mindset van de opleider en docent? Wat brengt een professional in beweging: Drive is daarbij een andere factor die het leren bepaalt. De verrassende uitkomst is, dat geld bij lange na niet de belangrijkste drijfveer is, maar dat autonomie en uitdaging juist een grote rol spelen. Met Nieuwsgierigheid, de volgende factor, heb je meer kans om in een flow te komen dan door te handelen vanuit zekerheid. Serendipitisten staan meer open voor het onverwachte. En als laatste de Feedback: zijn we niet te aardig voor elkaar en onbedoeld rampzalig empathisch? Wordt het tijd voor radicale openhartigheid? Als deze inzichten overgekomen zijn in Heeze kijken wij tevreden terug. In ieder geval hebben we het woord ‘inspirerend’ al uit vele monden mogen horen. 23 op één lijn 65
Pagina 24
Pagina 26
op één lijn 65 3e uitgave 2019 Gezondheidsrechtelijke kwesties Zinloos medisch handelen: een beslissing van de arts DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS EN JURIST Inleiding Dit jaar is in Frankrijk, tot aan de hoogste rechter, een juridische strijd gevoerd over de passieve1 levensbeëindiging van Vincent Lambert, een Fransman die na een motorongeluk in 2008, als gevolg van hersenletsel, tetraplegie opliep en volledig afhankelijk van anderen werd. In 2013 werd zijn toestand omschreven als vegetatief. Zijn partner en de behandelende artsen besloten te stoppen met het toedienen van vocht en voeding. De ouders, een zus en een halfbroer waren hier tegen en startten een juridische procedure tot aan het EHRM2. Dit liep door tot dit jaar, hield de gemoederen in Frankrijk bezig en er werden zelfs prostestmarsen gehouden. De twee kampen waren bitter verdeeld en over en weer klonken verwijten, die uiteenliepen van de beschuldiging van puur sadisme en het recht om waardig te sterven, tegenover bescherming van de rechten van wilsonbekwamen en religieuze visies. Maar liefst vijf keer werd de behandeling van Vincent gestopt en op last van de rechter weer hervat. Voor alle partijen, en vooral voor de patiënt, was deze jarenlange juridische procedure onwenselijk. In een andere zaak3 kwam het Hof gelukkig sneller tot eenzelfde conclusie. EHRM Dat de zaak Lambert zo lang geduurd heeft, wekt verbazing omdat het al jaren vaste rechtsspraak is, dat bij een beoordeling over levensbeëindiging allereerst de wens van de patiënt wordt gerespecteerd. Als deze wens niet bekend is, of niet geuit is, wordt het lastiger. In dat geval kan de rechter, via de nabestaanden, trachten deze wens te achterhalen. In geval van medisch zinloos handelen, wordt er veel waarde gehecht aan het medisch oordeel van de artsen of het behandelteam. Dan kan de familie dit slechts marginaal laten toetsen via een second opinion of de gronden, waarop het medisch zinloos handelen is gebaseerd, aanvechten. ‘Medisch zinloos’ is een door de beroepsgroep nader te bepalen begrip waarin rekening gehouden moet worden met een aantal basisvoorwaarden, maar waarover 1 Actieve euthanasie is in Frankrijk verboden 2 Europese Hof voor de Rechten van de Mens 3 EHRC 2018/51, Afiri en Biddari b. de daarbij te gebruiken middelen staan niet in redelijke verhouding tot het doel. Instrumentele proportionaliteit is niet aanwezig, indien een in verhouding te zware medische procedure moet worden ingezet om een, in verhouding, betrekkelijk voordeel te bereiken. Ook de te veroorzaken pijn moet bij de instrumentele proportionaliteit in de beschouwingen worden betrokken; c. een bepaald minimumniveau kan niet meer worden bereikt. Door de aard van ziekte of gebrek is de patiënt zeer ernstig aangedaan of geschonden en medisch handelen kan daar weinig of niets aan verbeteren, of er is een tragische situatie door cumulatie van aandoeningen en gebreken die met een onevenredige inspanning ieder 4 Maastricht UMC en ETZ Tilburg 5 Handboek voor gezondheidsrecht Auteur: H.J.J. Leenen J.C.J. Dute Uitgever: Boom Juridische uitgevers Co-auteur: J. Legemaate E.J.C. de Jong G.R.J. de Groot de arts beslist. Goed contact met de nabestaanden en transparantie over de criteria is van groot belang om langdurige juridische procedures te voorkomen. Basisvoorwaarden voor medisch zinloos handelen Na mijn telefonische rondvraag langs enkele intensive cares4, blijken er in Nederland geen duidelijke protocollen te bestaan voor medisch zinloos handelen. Wel zijn er criteria op orgaanniveau, zoals hersendood en terminale nierfunctie. Alle beslissingen over zinloos medisch handelen worden per geval beoordeeld. Uitgangspunten daarbij zijn nog steeds de criteria die destijds zijn opgesteld door Leenen5, en als hulpmiddel daarbij worden aangereikt: a. het handelen draagt niet bij aan de oplossing van het medisch probleem respectievelijk de instandhouding of verbetering van de medische toestand van de patiënt, dan wel zal daaruit redelijkerwijze niet kunnen resulteren. Instandhouding van de medische toestand geschiedt in het algemeen met het oog op toekomstige verbetering, of om de patiënt in dezelfde medische conditie te laten voortleven; 26 3e uitgave 2019 voor zich wellicht behandelbaar zijn maar gezamenlijk in totaliteit niet of vrijwel niet. Beslissingen rond het staken of niet inzetten van een behandeling dienen op basis van deze criteria genomen te worden. Maar hoe duidelijk is ‘een bepaald minimumniveau’ en betekent dit voor artsen hetzelfde als voor de nabestaanden? Medisch zinloos handelen in de dagelijkse praktijk Bij het staken van een levensverlengende behandeling in een medisch zinloze situatie, of het niet meer starten van, bijvoorbeeld, een zoveelste chemokuur die meer schade aanricht dan geneest, kan iedereen zich iets voorstellen. Het wordt al lastiger met medisch zinloos handelen bij ernstig gehandicapte pasgeborenen. Dan spelen er nog meer ethische normen mee. Waar ligt de grens van een minimumniveau? Van een andere orde is het alledaagse medisch zinloos handelen. Wie heeft er niet regelmatig een labje laten prikken of een foto aangevraagd waarvoor geen evidence was? We hopen dan, dat de patiënt gerustgesteld is en de volgende keer wel op ons oordeel zal vertrouwen zonder aanvullend onderzoek. Maar wat te denken van een brief van een specialist waarin staat ‘uitbehandeld’, ‘NRNB’ beleid afgesproken, ‘gezien de leeftijd en comorbiditeit niet meer insturen’. Zijn al deze beslissingen genomen op grond van de criteria voor medisch zinloos handelen? Denken alle vakgenoten er zo over? Is het voor de patiënt duidelijk dat het zo is bepaald? Gelden de criteria voor de specialist ook voor de huisarts? Het verdient zeker de aandacht om dit met de patiënt te bespreken of eens bij de specialist na te vragen hoe de beslissing tot stand gekomen is in het licht van de geldende criteria. Kwaliteit van leven is niet iets waar artsen over gaan, dat is een beslissing van de patiënt zelf. Is daar voldoende ruimte voor geweest? Afronding Zoals in de inleiding duidelijk is geworden, is de beslissing over medisch zinloos handelen een medische beslissing. De familie kan niet voor de patiënt beslissen, een patiënt wel over zichzelf. Maar de familie kan niet genegeerd worden. Wees duidelijk over de beslissing en wees transparant over de criteria. Vaak is hier een moreel beraad voor nodig. Om alle aspecten van een casus helder te krijgen, bestaan6 handige tools. Een handig hulpmiddel voor een moreel beraad is het stappenplan uit de ethische toolkit van de KNMG. Deze toolkit kan voorkomen dat je in een juridische strijd belandt, zoals in het geval van Vincent Lambert. Een dergelijke strijd kent enkel verliezers en richt veel schade aan. 6 Nijmeegse methode voor moreel beraad 27 op één lijn 65
Op één lijn 64

Op één lijn 64


Pagina 2
Colofon Oplage 2280 exemplaren Hoofd-/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Stephan van den Brand, Eefje de Bont, Lisette Verheijen en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University, UM-190079 Fotografie Made in Maastricht (7), Oratie Jochen (8-9), promotie Kirsten Peetoom (11), door Philip Driessen Foto Joost (26) door Loraine Bodewes Standaard portretten (3, 4, 10, 25, 27, 28, 33 en 35) door CANON Oud-aios (35), foto op de grote markt in Breda door Edwin Wiekens Deadline volgend nummer 1 november 2019 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Inhoudsopgave Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Jean Muris Huisarts en huisdier: Pruim Stellen zich voor Lotte Keijsers, promovendus Huisartsgeneeskunde Miriam Notermans, gedragswetenschapper huisartsopleiding Nathalie Beelen, Huisartsbegeleider jaar 3 Made in Maastricht Onderzoek Bruikbare Oratie ‘Komt een test bij de huisarts’ – Babette Doorn Volop in de prijzen – Babette Doorn Promotie Kinderen met koorts op kinderdagverblijven – Kirsten Peetoom Sepsis: wees paraat! – Gideon Latten en Patricia Stassen Coeliakie in de dagelijkse praktijk – Maxine Rouvroye en Gerd Bouma CVA-zorg voor huisartsen: wat is er veranderd? – Maria Kerckhoffs-Hanssen OOK en de Witte Raven – Redactie De Quickscan - Jerôme van Dongen en Wim Goossens Laat de eerste lijn geen KODAK zijn! – Guy Schulpen 100 jaar Sjniedesj – Babette Doorn en Gitte Snijders WESP-en: E-meedenkconsulten Interne Geneeskunde – Anke Spreeuwenberg Horizontaal verwijzen in de urogynaecologie – Anne Gerritsen Gezonde Basisschool van de Toekomst heeft ook thuis invloed – Corina de Gier Diagnostiek en morfologie bij calcificerende tendinopathie – Corlieke van de Kar 3 4 5 6 6 6 7 8 10 11 12 14 15 15 16 18 19 20 20 21 21 Therapeutische opties voor calcificerende tendinopathie van de schouder – Juliët Op ‘t Veld 22 Allergisch voor antibiotica? Of voor de bijwerkingen? – Kitty De Clercq Chlamydia diagnostiek in de huisartsenpraktijk – Sygriet Rinsma 22 23 Het leren van complexe ouderenzorg: hoe worden huisartsen in opleiding bekwaam? – Puk Meijs Schouderpatiënten in de anderhalvelijnszorg – Gil Schulte Diagnostiek bij de ‘frozen shoulder’ – Kim Akkersdijk Huisartsopleiding Uit het hoofd: Nou tabé dan – Bas Maiburg Werving werpt zijn vruchten af! – Joost Dormans Het nieuwe hoofd stelt zich voor – Matthijs Limpens Equilibre. Kwaliteit opleiders – Marieke Kools en Arie de Jong Weten is eten: CVRMinestrone – Hendrik Jan Vunderink In de leer: Procrastinatie gedrag – Arianne Beckers Diabetes en kunstmatige zoetstoffen, op weg naar een suikertaks? – Jeroen Smeets Oud-aios: “Is dat niet die arts van de wiet???” – Ronald Roothans Voetbalwedstrijd Hart-tegen-hart in Bocholtz – Marieke Kools en Gaston Peek Column: Huisartsgeneeskunde verandert, nu de beleidsmakers nog – K.O.E.K. Wous Gezondheidsrechtelijke kwesties: nieuwe wet zorg en dwang – Arie de Jong 23 24 24 25 26 27 28 30 32 33 34 36 37 38 2 Van de redactie CAROTA et emergo Potjeslatijn, we zijn er dol op. Op kookpotjes al helemaal. Redactielid Hendrik Jan en ik kunnen uren kletsen over recepten, kookgerei en eetbare paddenstoelen. CVRMinestrone was dan ook snel verzonnen door ons PVVclubje. PVV staat voor Partners Van Vegetariërs. We vonden het broodnodig om daar een praatgroep voor op te richten. Weten is eten. Op de receptie na afloop van de inauguratie van Jochen Cals, sprak ik oud-collega en redactielid Henk Goettsch. Henk tuiniert tegenwoordig en deelde zijn nieuwe vegalijfspreuk ‘Ik wortel en kom boven’ met me. Proestend keek ik om naar de ietwat rossige Jochen, die eerder die middag opbiechtte, dat hij een wortelallergie heeft. Het klonk wel als een typisch gevalletje Bruikbare Wetenschap: Jochen kwam hierachter tijdens carnaval toen hij in groentenpèkse met een bos wortelen om zijn nek had rondgelopen en al knagend steeds roder werd. Ik vond het een mooi verhaal. Naast deze flauwekul kunnen we ook serieuze zaken melden. Veel wetenschap weer: een prachtige oratie, fraaie wetenschapsprijzen, een nominatie, veel leuke en slimme WESP-en, sepsis, coeliakie, CVA-zorg en een promotie van Kirsten Peetoom. Het diagnostische cluster van onze onderzoeksgroep is sterk vertegenwoordigd. Eindelijk ook de ‘Quickscan interprofessioneel samenwerken’. Met het schaamrood op onze kaken, moesten we Jerôme van Dongen bekennen, dat we zijn artikel de vorige keer totaal vergeten waren. En zoals altijd kunnen we weer nieuwe medewerkers aan u voorstellen. Huisarts en huisdier onderging opnieuw een metamorfose: de voorziene hond werd een slak. De laatste keer werd de beoogde hamster een hond, dus als u een huisarts bent die met liefde over zijn huisdier wil schrijven: heel graag! Voor de laatste keer een stukje van Bas Maiburg, hoofd huisartsopleiding Maastricht. Na de zomervakantie mag hij ook gaan tuinieren (of iets anders). Matthijs Limpens volgt hem op en stelt zich aan u voor. Bas mag trots zijn op de opleiding die hij achterlaat. De werving loopt goed en de staf ook. Sommige mensen strijden liever, op het voetbalveld in Bocholtz. Elk jaar weer. Tot nu toe wonnen altijd de aios. Wie huisarts is en goed kan voetballen (v/m): word opleider! Naast strijdende aios hebben we ook schrijvende aios: columnist Arianne Beckers. Als oud-aios vonden we Ronald Roothans bereid te schrijven. Geen moestuin, maar wietteelt. Weer eens wat anders! Made in Maastricht: ‘slechts’ één groep pas afgestudeerde huisartsen. Onder hen AIOTHO Ruud Verhees. Ik noem hem even apart omdat hij als boegbeeld op onze website staat om de opleiding (in Eindhoven) te promoten. Nu hij klaar is, zoeken we een nieuwe eerstejaars aios die graag als online ‘persona’ wil fungeren. Huisarts Jeroen Smeets zal die online taak als huisarts op zich nemen als opvolger van Kirstin Ponse. Dit keer een stukje van Jeroen als kaderhuisarts diabetes in opleiding. Kaderopleidingen zijn minder goed bekend bij studenten en basisartsen. Voor sommige sollicitanten kan dit aantrekkelijk zijn om te weten, omdat zij bijvoorbeeld een voortraject in een andere specialisatie als arts of onderzoeker hebben gedaan en dat graag willen meenemen naar de huisartsgeneeskunde. Vaste rubriek ‘Equilibre’ voor huisartsopleiders besteedt aandacht aan de kwaliteit van opleiders. Medeauteur Arie de Jong schreef daarnaast zijn vaste rubriek Gezondheidsrechtelijke Kwesties, over de nieuwe Wet zorg en dwang. Zeer actueel dus en praktisch toepasbaar nu de politiek procrastineert. Tot slot de blik op de toekomst van de huisartsgeneeskunde: geen Woudschoten themadeel, maar wel een persoonlijke visie door directeur Guy Schulpen van zorgroep ZIO uit Maastricht. K.O.E.K. Wous maakte zich daar zó druk om, dat hij vanuit zijn vakantieadres nog driftig een column instuurde. CAROTA et emergo! Fijne vakantie! Babette Doorn 3 op één lijn 64
Pagina 4
op één lijn 64 2e uitgave 2019 Van de voorzitter Wij zijn zichtbaar en laagdrempelig benaderbaar DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Klinkt dit bekend? De doktersassistente belt: ‘de Universiteit’ is aan de lijn. Willen we meedoen aan een interessant onderzoek? Wie is de Universiteit? Dat kunnen allerlei vakgroepen zijn binnen en buiten het MUMC+. De vakgroep Huisartsgeneeskunde van de UM regelt al vanaf 1989 het academische verkeer tussen de academie en het veld. Aanvankelijk om stageplekken voor opleiden te faciliteren en het toenemend aantal verzoeken aan huisartsen om mee te doen aan wetenschappelijk onderzoek te stroomlijnen. De vakgroep heeft voortdurend aandacht voor het verkleinen van de afstand tussen wetenschap en praktijk. Er is veel veranderd in die 30 jaar. De stages, zoals het coschap en de GEZP-stage, worden door het basiscurriculum georganiseerd. De stageplekken voor aios regelt de Huisartsopleiding. In Maastricht is de onderlinge samenwerking goed geregeld. Praktijken die met ons opleiden, liggen verspreid over Noord-Brabant en Limburg. Een groot aantal Limburgse huisartspraktijken is aangesloten op het registratienet huisartspraktijken (voorheen RNH, nu RNFM). Zij verzamelen geanonimiseerde patiëntgegevens waarmee onderzoek gedaan wordt. Los van het registratienet, lopen er nog tal van onderzoeksprojecten die ‘iets met het huisartsgeneeskundige veld’ doen. Praktijken nemen op vrijwillige basis deel aan die onderzoeken. Hiervoor kan de hele regio binnen ons postcodegebied (4800-6500) gevraagd worden. De praktijken weten door ons ‘keurmerk’ dat het onderzoek relevant is voor de praktijk en dat het onderzoek behoorlijk (ethisch en wetenschappelijk) getoetst is. De vakgroep overlegt met de zorggroepen of zij onderzoeken willen faciliteren door vermelding van hun ondersteuning op de wervingsbrief of e-mail. Alle 1400 huisartsen en praktijken in onze regio zitten in het relatiebeheer systeem genaamd Family. Alle relaties ontvangen ook dit magazine ‘Op één Lijn’ (sinds 1999) waarin over al onze activiteiten gerapporteerd wordt. We worden door veel onderzoekers binnen en buiten het UMC gevraagd om te helpen bij hun onderzoeksvragen en werving. Dit doen wij graag: hoe eerder in het traject, hoe liever. Niets vervelender dan een gehonoreerde onderzoeksaanvraag waarbij tijdens de uitvoering blijkt, dat de realiteit anders is dan vooraf werd gedacht. Vroegtijdig huisartsgeneeskundige expertise betrekken bij projectgroepen en subsidieaanvragen kan beter. We willen geen restpost op de begroting zijn en zeker niet vergeten worden op de begroting van de onderzoeker. We hebben huisartsen op de gang op DEB 1 werken die zelf ook onderzoek doen en kunnen meedenken. Daarnaast weten wij welke huisarts beschikt over speciale expertise zoals COPD, bewegingsapparaat, prikkelbare darmen, HartVaat, palliatieve zorg et cetera. Voor sommige onderzoeksvragen zijn megagrote trials nodig. Onze vakgroep is deel van het consortium Huisartsgeneeskunde Nederland waarbij alle acht universitaire vakgroepen zijn aangesloten. In overleg wordt besloten hoeveel vakgroepen meedoen aan zo’n groot onderzoek. Onderzoek doen we klein waar het kan en groot waar het moet. Bij de werving bespreken we welke huisartsen we gaan vragen, wanneer en hoe. Daarbij krijgt een onderzoeker feedback op en over de communicatie(-middelen). Gedurende de werving en dataverzameling houden de onderzoeker en de vakgroep Huisartsgeneeskunde contact over het verloop en de resultaten. De vakgroep werkt actief mee aan het naar de praktijk brengen van resultaten van wetenschappelijk onderzoek (denk aan CRP-meting als sneltest in de huisartspraktijk). Mocht u niet weten bij wie u terecht kunt voor uw vraag, neem dan voor alle vragen contact op met ons algemene informatieloket. Dat kan via op1lijn@maastrichtuniversity.nl of met het contactformulier op www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl. 4 2e uitgave 2019 Huisarts & huisdier Pruim DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTSREDACTIELID Achter de brandweerkazerne van Süsterseel in de Selfkant staan in de bosrand wat fruitbomen kriskras verspreid. Omdat alles wat je zelf vindt, kweekt, teelt, plukt of vangt tien keer lekkerder is dan wanneer je het uit de winkel haalt, nam ik een aantal jaar geleden mijn toen 7-jarige kleindochter mee op strooptocht, mandje aan de arm. De pruimen bleken op dat moment eetbaar en smakelijk, de oogst was goed. Plots slaakte Lizje een blij verraste uitroep: “Opa, een slak!” Op de door haar zojuist geplukte mirabelle bleek zich een slakje te bevinden van maximaal 2 mm groot, maar helemaal compleet, inclusief huisje en in- en uitschuifbare steeltjesoogjes. Liz was verrukt en stond erop om het diertje mee naar huis te nemen. Natuurlijk moest het beestje een naam krijgen. Ik dacht meteen aan Escargootje, maar mijn kleindochter zag het verband met het mooie liedje van Wim Sonneveld niet, over zijn kleine Margootje. Het werd dus kort en krachtig Pruim, naar de vindplaats. Zo gaat dat wel vaker bij vondelingen. Een paar dagen later vertrokken we voor een weekje naar Noordwijk, en natuurlijk maakte Pruim deel uit van ons reisgezelschap. Hij voelde zich ongetwijfeld wel in zijn glazen potje, met een dagelijks ververste voorraad zorgvuldig geselecteerd bladgroen. De zeelucht deed hem goed, hij groeide voorspoedig en mat inmiddels zeker 3 mm. Zoals dat gaat bij 7-jarige meisjes op vakantie vergat Lizje op zekere dag om het dekseltje weer dicht te doen na het voederen. Pruim bleek te beschikken over een behoorlijke intelligentie en maakte onmiddellijk gebruik van de gelegenheid. Toen ik hem ontdekte, was hij al net over de rand van het potje gekropen. Omdat hier een pedagogisch verantwoord leermoment opdoemde, riep ik Liz erbij om haar op een en ander te wijzen. Ze schrok, en zonder aarzelen pakte ze de deksel en schroefde die in één beweging stevig vast. Mijn kreet van afgrijzen kwam te laat, Pruim bleek geplet. Het verdriet van kleine Liz heeft lang geduurd, en is stom genoeg nooit helemaal weggeëbd. De eerste dagen had ze werkelijk ontroostbare momenten, met veel tranen en afgewisseld met boosheid op opa die haar zo dringend geroepen had. Daardoor voelde ze zich opgejaagd en daar was Pruim het slachtoffer van: “Jouw schuld!” Ik heb mijn rol in haar rouwproces manmoedig op mij genomen, het hielp ongetwijfeld. Wat me nog steeds raakt, is, dat ik zag wat voor band een kind met een slak kan hebben. Er is geen verschil met hond, kat, goudvis of kanarie: als ze doodgaan is het verdriet precies hetzelfde. Ik heb wel patiënten op het spreekuur gehad met dat verdriet, en heb ze gelukkig altijd serieus genomen, ondanks, dat ik het niet echt begreep. Nu wel. Dankjewel Liz. 5 op één lijn 64
Pagina 6
op één lijn 64 2e uitgave 2019 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Lotte Keijsers Promovendus Huisartsgeneeskunde Miriam Notermans Gedragswetenschapper huisartsopleiding Ik ben Lotte Keijsers en sinds 15 maart 2019 ben ik gestart als promovendus bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. Ik ben geboren in Venlo (Limburg), maar woon sinds het begin van mijn bachelor Gezondheidswetenschappen in het mooie Maastricht. Gedurende mijn onderzoeksproject word ik begeleid door Onno van Schayck, Jean Muris en Annerika GiddingSlok. Ik doe onderzoek naar een ziektespecifieke module voor hartfalen. Hiermee sluit ik aan bij het project van de uitbreiding van de Ziektelastmeter naar chronische aandoeningen (COPD, astma en diabetes type 2). De Ziektelastmeter dient als communicatietool tussen patiënt en zorgverlener. Door het in kaart brengen, visualiseren en koppelen van ervaren ziektelast aan de behandeling, wordt door middel van shared decision making, gepersonaliseerde zorg voor mensen met hartfalen en andere chronische aandoeningen mogelijk. Op dit moment richt ik me op het ontwikkelen van deze module aan de hand van literatuuronderzoek, expertmeetings en interviews met zorgverleners en mensen met hartfalen. Twee jaar geleden heb ik de master Work, Health and Career afgerond. Momenteel leg ik de laatste hand aan mijn scriptie voor de master Healthcare Policy, Innovation and Management. In mijn vrije tijd lees ik veel en breng ik graag tijd door met mijn familie en vrienden. Sinds mei van dit jaar werk ik als GW-er bij de Huisartsopleiding. Langere tijd werkte ik gecombineerd in loondienst en in mijn eigen psychotherapiepraktijk in Maastricht, sinds 2016 enkel volledig in mijn eigen praktijk. Ik zocht wat meer afwisseling in mijn werkweek en toen de vacature als GW-er bij de huisartsopleiding op mijn pad kwam, heb ik direct gesolliciteerd. Het lijkt mij leuk om bij te dragen aan de ontwikkeling van jonge mensen, die zich het vak van huisarts willen eigen maken. Ik ben geboren en getogen Maastrichtse. Ik hou ervan om op vakantie te gaan en stedentripjes te maken. Verder geniet ik van het samenzijn met vrienden en vriendinnen, een terrasje te pikken of naar de film te gaan. Van muziek hou ik ook: in een ver verleden speelde ik dwarsfluit en een beetje gitaar, ik zat op zangles en speel af en toe piano. Ik woon samen met mijn hond Bo, een cockerspaniël van 10 maanden oud. Ik heb nooit geweten dat het opvoeden van een pup zó’n intensieve bezigheid was, maar het is heerlijk om lekker met hem bezig te zijn en wandelingen te maken. Ik heb een zoon van 26 jaar, die al heel wat jaartjes op zichzelf woont. Ik kijk uit naar een plezierige samenwerking bij de huisartsopleiding! 6 2e uitgave 2019 en staat er nu nog steeds! Met veel plezier denk ik terug aan die tijd en ook aan mijn huisartsopleiding daarna. Na de huisartsopleiding was ik eerst in Afghanistan voor Artsen zonder Grenzen. Daarna werd ik huisarts in ’s-Hertogenbosch. Recent heb ik de kaderopleiding ouderengeneeskunde afgerond. Als kaderhuisarts werk ik ook enkele uren per week voor zorggroep Chronos in ’s-Hertogenbosch. Kwetsbare ouderen, maar eigenlijk kwetsbare burgers hebben mijn speciale interesse. Nathalie Beelen Huisartsbegeleider jaar 3 Sinds 1 mei werk ik als docent aan de huisartsopleiding Maastricht, locatie Eindhoven. Ik ben in juni begonnen met een derdejaars groep, samen met Merijn van de Laar. Verrassend was het om in mei te gaan kennismaken met nieuwe collega’s in Maastricht, op Randwyck. Daar zette ik 34 jaar geleden mijn eerste voetstappen als geneeskunde student, het gebouw lag toen nog midden in de maïsvelden Ik woon in Vught met mijn man Maurice en onze drie puberzonen Tobias, Jonathan en Benjamin. Wij zijn reislustig en hebben al heel wat (verre) reizen gemaakt. Verder probeer ik in mijn vrije tijd te fotograferen en te racefietsen. Ik vind het ontzettend leuk om terug te zijn waar ik ooit begon en hoop met mijn kennis en ervaring een bijdrage te kunnen leveren aan de vorming van enthousiaste professionele nieuwe collega’s. Made in Maastricht Afstudeersessie 11 juni 2019 | Ruud Verhees, Chantal Reemers, Jorne Knegt, Klara van der Schuit, Charelle Cardinaal, Gerard Greijdanus, Hamed Naisas en Wieke van Bussel. 7 op één lijn 64
Pagina 8
op één lijn 64 2e uitgave 2019 Bruikbare Oratie Over sprookjes, Aristoteles en over diagnostiek DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE In deze bijdrage vindt u dit keer geen selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. De reden is dat de vaste auteur van deze rubriek, Jochen Cals, op 28 juni 2019, zijn inaugurele rede hield getiteld ’Komt een test bij de huisarts’. Zijn leerstoel is ‘Effectieve Diagnostiek in de Huisartsgeneeskunde’. Een dubbel probleem: geen vaste rubriek en ‘of we even de oratie willen samenvatten’. Hoogleraren kunnen bij uitstek delegeren, zelfs Jochen Cals. Zijn oratie staat niet op papier. Zijn dia’s bevatten enkel afbeeldingen en animaties. Gelukkig is de oratie voor eenieder terug te kijken op de mediasite1 van de Universiteit Maastricht. Maar als u zich net als ik op het internet begeeft en op social media, dan kan u zijn oratie niet zijn ontgaan. Zijn oratie en boodschap gingen ‘viral’, zoals een echte infectieziekte, veroorzaakt door de drager van het virus: hijzelf. Zijn lezing begon met een sprookje, om aan te tonen dat zelfs ruim 100 jaar geleden de eerste röntgenfoto niet nodig was om de dokter gerust te stellen, maar de patiënt. Het beste diagnosticum is immers de dokter zelf. Maar soms ook de patiënt, liet Cals weten. Denk bijvoorbeeld aan terugkerende urineweginfecties bij vrouwen. Diagnostiek heeft communicatieve waarde en beslissen over hoe daarmee om te gaan, doe je samen met de patiënt. Er is vaak sprake van overdiagnostiek, van ‘effe diagnostiek’ in plaats van ‘effectieve diagnostiek’. ‘De kunst van het nee zeggen’ wordt steeds belangrijker en daarmee ook het omgaan met onzekerheid. Cals legde uit hoe een huisarts dagelijks te werk gaat in zijn of haar spreekkamer. ‘Listen to your patient, he is telling you the diagnosis’ (Sir William Osler) In de verfijningsfase van het diagnose stellen, is uitsluiten een belangrijk onderdeel. Tijd (‘beloop’) is ook belangrijk een diagnosticum voor de huisarts. Aanvullende testen kunnen ook een rol spelen, en daar gaat zijn leerstoel ook over. 1 https://mediasite.maastrichtuniversity.nl/Mediasite/Play/ ba1bf5e2d739466f9bc90eb7683d21ed1d Huisartsen hebben de laatste jaren veel meer toegang tot verschillende vormen van diagnostiek gekregen. Sneltesten, ook wel point-of-care testen genoemd, zijn enorm in opkomst. Echter, er is maar weinig goed onderzoek naar die testen gedaan, naar patiëntuitkomsten wordt amper gekeken en naar kosteneffectiviteit al evenmin. Maastricht doet dat wel, getuige het onderzoek naar de CRP-sneltest. Het proces van goed onderzoek doen tot en met de invoering in de spreekkamer, duurt 10 jaar. De komende vijf jaren gaan Cals en zijn team zich focussen op acute aandoeningen, want huisartsen willen juist die sneltesten gebruiken bij hun beleid. Infectieziekten en acute cardiale en pulmonale aandoeningen zijn speerpunten omdat huisartsen daarmee worstelen. Pijn op de borst is zo’n voorbeeld. De belangrijke zeeffunctie van de huisarts waarover André Knottnerus in 1987 al publiceerde in H&W, werd bevestigd door het cum laude proefschrift van Robert Willemsen in 2018 (‘de goede patiënten doorsturen en de goede patiënten thuishouden’ zei Cals). Ook de invloed van diagnostiek op de behandelstrategie zit in zijn onderzoekslijn. Bekend voorbeeld is het onderzoek van huisarts Ramon Ottenheijm naar echografie bij schouderklachten. De rol van de huisarts en de patiënt dienen ook bij onderzoek betrokken te worden. ‘Daar waar diagnostiek royaal beschikbaar is, ligt overmatige diagnostiek ook op de loer’, zei Cals vervolgens. Hij citeerde het artikel Wetenschap uit Trouw van 15 juni 2019 getiteld ‘Baat het niet, dan schaadt het mogelijk wel’. Je vindt bij veel mensen altijd wel wat en als je wat vindt, dan moet je daar vervolgens wat mee. Misschien had je dat liever niet 8 2e uitgave 2019 willen weten achteraf gezien. Overdiagnostiek kan leiden tot overbehandeling. Huisartsen worden daarom getraind in (snel)diagnostiek. Cals wil ook in de basisopleiding tot arts meer bewustwording voor overdiagnostiek. Verwachting van diagnostiek is niet alleen belangrijk voor dokters, maar ook voor patiënten. Cals liet een animatie zien die zo in elke wachtkamer vertoond zou kunnen worden. De huisartsgeneeskunde als academische werkplaats kwam ook ter sprake: het verbinden van onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg. ‘Duidelijkere diagnostiek voor betere beslissingen’. Voorbeelden van dergelijke nieuwe projecten zijn chlamydiadiagnostiek in de huisartspraktijk, samen met de GGD. Ook juist gebruik van d-dimeren voor trombose en longembolie staat hoog op het verlanglijstje. ‘Want vroegdiagnostiek gebeurt bij voorkeur niet in het ziekenhuis’, aldus Cals. Huisartsen kunnen in de regio Sittard e-meedenkconsulten aanvragen bij de specialist in het ziekenhuis, zodat onnodige verwijzingen worden voorkomen. Tot slot: sepsis, bloedvergiftiging. Sepsis is ernstig. Vroegtijdig herkennen en behandelen is cruciaal. De ademfrequentie schijnt daarbij een belangrijke voorspeller te zijn. Alleen meten huisartsen dat amper, laat staan dat het wordt vastgelegd. Cals is blij met de samenwerking met de SEH’s van Maastricht en Zuyderland want ook in de spoedzorgketen is goede diagnostiek nodig. Maar ook mildere infecties in de gewone huisartspraktijk dienen onderzocht te blijven worden. De urinestick is volgens Cals de imperfecte test en die test wordt dagelijks in elke huisartspraktijk gedaan en dat moet beter. Samen met Eefje de Bont gaat hij daarnaar kijken. Zo produceren we Bruikbare Wetenschap voor de dagelijkse praktijk. En uiteraard blijft Jochen Cals ‘gewoon’ huisarts, in Sittard, de bakermat voor zijn onderzoek. Om zoveel mogelijk spreekkamers te bereiken, schuwt hij de (social) media niet. Alleen op die manier komt de spreekkamer ook naar de vakgroep met hun ideeën en wensen, is zijn mening. Daarnaast wil hij ook dat de spreekkamer een ‘speeltuin’ wordt voor observatie en onderzoek door alle aios, niet alleen AIOTHO’s. Niels Beurskens en Mark Spigt zijn al begonnen met de rubriek ‘De aios zoekt het op’. “Verbaas, verdiep en schrijf” wil Jochen Cals de aios meegeven. Hij pleit niet voor meer wetenschap, maar voor een meer wetenschappelijke benadering in de huisartsopleiding. Huisartsen behandelen individuele patiënten niet volgens de algemene NHG-richtlijnen. Aristoteles benoemde naast kennis ook de phronese. Vertaald door Cals: praktische wijsheid. Pluis-/niet-pluis (PNP) onderzoek zoals dat van Erik Stolper valt daaronder. Als er dan toch een test naar de huisarts komt, dan zoekt de patiënt juist ten tijde van toenemende digitalisering, een praktische gids. Dat is de huisarts. Met kennis, kunde en praktische wijsheid plaatst deze alles in een context. En daarom wordt de kunst van het nee zeggen steeds belangrijker, want u als huisarts herkent de phronese. Die phronese dient met de jaren ervaring te rijpen en leidt tot beroepstrots. ‘Trots heb je, maar eer moet je krijgen’. Beroepseer krijg je volgens Cals van patiënten. De 15.000 landelijke fans geven de huisarts gemiddeld een 8. Afsluiter “Meestal vertelt de patiënt ons de diagnose en heel soms hebben we diagnostiek nodig. Deze is het meest effectief als we die met kennis, kunde en praktische wijsheid inzetten om die ene patiënt verder te helpen. Huisarts is het mooiste vak van de wereld.” 9 op één lijn 64
Pagina 10
op één lijn 64 2e uitgave 2019 Hulde Volop in de prijzen DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Eefje Tijdens de NHG-Wetenschapsdag op 21 juni in Nijmegen won Eefje de Bont de NHG Wetenschapsprijs 2019 voor haar onderzoek naar het effect van een voorlichtingsboekje voor ouders van kinderen met koorts. De jury noemde haar onderzoek ‘methodologisch sterk en origineel opgezet’. In Medisch Contact verscheen hierover een artikel. Door die prijs mag Eefje naar de NAPCRG in Toronto (North American Primary Care Research Group) waar ze een award winning plenary mag presenteren. Maar er was meer. Ook bij de uitreiking van de Telesphorusprijs voor beste proefschrift stonden twee onderzoekers uit Maastricht in de top 3: wederom Eefje én Robert Willemsen, die cum laude promoveerde op een onderzoek naar pijn op de borst in de eerstelijn. Maar ook hier ging uiteindelijk Eefje er met de prijs vandoor. Eerder in mei won Eefje ook nog eens de CaRe Award 2019 voor beste proefschrift 2018 van alle 318 proefschriften samen van alle landelijke eerstelijns onderzoeksinstituten waaronder CAPHRI. Onno van Schayck, hoogleraar preventieve geneeskunde Huisartsgeneeskunde en CAPHRI, is een van de zes genomineerden voor de Huibregtsenprijs 2019. De Huibregtsenprijs gaat naar een recent onderzoeksproject dat wetenschappelijk vernieuwend is met duidelijk maatschappelijke relevantie. Of het project van Onno ‘Voorkomen is beter dan genezen – Preventieakkoord’ gaat winnen, wordt bekend op 7 oktober. In dit rijtje vermelden we ook trots de AKO-WESP-studenten Sygriet Rinsma en Kitty de Clercq, omdat zij tijdens de Mosa Conference in de prijzen vielen voor respectievelijk beste presentatie (‘Chlamydia diagnostiek in de huisartspraktijk’) en beste poster (‘Registratie van antibiotica allergieën’). Sygriet en Kitty Op die Mosa Conference kregen alle 300 studentonderzoekers na afloop het boek ‘Effective scientific writing and publishing. A quick guide in English, Dutch and German.’ namens hoogleraren Jochen Cals & Daniel Kotz van de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Het boek is te bestellen via op1lijn@maastrichtuniversity.nl. 10 2e uitgave 2019 Promotie 26 april 2019 “Fever management in children under 4 years in childcare centres and well-child clinics” DOOR KIRSTEN PEETOOM, PROMOVENDUS Huisartsen ervaren een hoge werkbelasting door kinderen met koorts op de huisartsenpost en zien, dat een toenemend aantal ouders de huisartsenpost bezoekt op advies van het kinderdagverblijf. Onderzoek onder kinderdagverblijfleidsters toonde aan dat het advies ‘‘om toch even naar de huisarts te gaan’’ is gebaseerd op de ervaring van leidsters en niet op basis van medische scholing. Uit vragenlijstonderzoek onder ouders bleek daarnaast, dat bijna alle kinderen op het kinderdagverblijf een of meer infectieklachten had gehad in een wintermaand, waarvan een derde niet verschenen was op het kinderdagverblijf en het merendeel van de zieke kinderen niet was gezien door de huisarts. Om leidsters en ouders te ondersteunen in hun beslissingen rondom een kind met koorts, hebben wij educatiematerialen ontwikkeld op basis van de stapsgewijze aanpak van Intervention Mapping. Naast scholing van leidsters onder leiding van een huisarts kregen leidsters en ouders een leidraad op basis van een stoplichtsysteem (wel/niet naar huis, advies paracetamol, advies huisarts ja/nee), het informatieboekje ‘’Mijn kind heeft koorts’’ en een kort filmpje. Het effect hiervan is geëvalueerd binnen 18 locaties van een grote kinderdagverblijforganisatie in Zuid-Limburg (MIK). Op de 9 locaties die met de materialen werkten, zagen we dat het gebruik niet leidde tot een significante afname in absentie ten opzichte van de controlegroep. Wel zagen we een toename van kennis onder leidsters, een vermindering van hun angst ten aanzien van koorts en een significante afname in hun intentie om ouders te adviseren naar de huisarts te gaan. 11 op één lijn 64
Pagina 12
op één lijn 64 2e uitgave 2019 Onschuldige infectie of…? Sepsis: wees paraat! DOOR GIDEON LATTEN, SEH-ARTS ZUYDERLAND MC EN PROMOVENDUS EN PATRICIA STASSEN, INTERNIST-ACUTE GENEESKUNDE EN ONDERZOEKER Bacteriën zijn net als teken. Ze wachten geduldig af tot een nietsvermoedende gastheer voorbijkomt. Vaak nemen ze een lift via uw handen of het stoepje waaraan u zich stoot. Bacteriën zijn dol op kwetsbare mensen, waarvan er steeds meer zijn. Onze regio veroudert, voorheen dodelijke ziektes worden steeds vaker chronisch en gewrichten worden vervangen door implantaten. Er zijn dus steeds meer mensen vatbaar voor infecties. Oude mensen, van voor de Tweede Wereldoorlog, maakten de introductie van antibiotica mee. Daarvoor gingen gezonde mensen zomaar dood aan een longontsteking of een nare wond. De meesten sloegen zich er echter zonder kleerscheuren doorheen. Ook nu zie je dat infecties – een van de meest voorkomende problemen in uw praktijk – vaak een goede afloop hebben. Een deel leidt echter tot problemen, tot sepsis. Sepsis is een ernstig ziektebeeld met orgaanfalen en sterfte als gevolg. Sepsis komt meer en meer voor nu kwetsbaarheid toeneemt. Het goede nieuws is dat we iets kunnen doen aan sepsis! Hoe sneller we bij deze patiënten starten met antibiotica, des te beter is de prognose. Het ziekteproces kunnen we met antibiotica een halt toe roepen voordat de lawine losbarst. De vraag is en blijft echter: wie hebben sepsis en wie heeft een relatief onschuldige infectie? Het is een soort ‘Waar is Wally?’ Ze lijken allemaal op elkaar, maar hoe vis je de ziekste eruit? De focusgroep Acute interne geneeskunde van het Netwerk Acute Zorg Limburg (NAZL) zal op Wereld Sepsis Dag 13-092019 op verschillende manieren Sepsis onder de aandacht brengen van professionals en patiënten. Er wordt informatie gedeeld over Sepsis, hoe Sepsis te herkennen en hoe te handelen bij een verdenking op Sepsis. Meer informatie op: www.nazl.nl/world-sepsis-day-13-september-2019. Bereid u dus voor op sepsis! 12 2e uitgave 2019 Vraag 1 Sepsis is te diagnosticeren door een CRP te meten Ja A B Nee Vraag 2 Bij sepsis vinden we meestal een verwekker Ja A B Nee Vraag 3 Sepsis kun je onderscheiden van een mildere vorm van infectie op basis van de bloeddruk Ja A B Nee Vraag 4 Een oude, vitale, vrouw heeft een symptomatische urineweginfectie. Zij is verward en heeft een ademhaling van 24/min. Heeft zij sepsis? A B Ja Nee Vraag 5 Een man van 24 jaar heeft hoge koorts (39.2), hoest groen sputum en heeft een ademhalingsfrequentie van 28/min. Hij is helder en adequaat. Welk van de gegevens is het meest onderscheidend om de ernst van de infectie vast te stellen? A B Temperatuur Ademfrequentie Antwoorden Vraag 1. Antwoord B. Meting van het CRP helpt niet bij het onderscheiden van patiënten met een goede of een slechte afloop. Vraag 2. Antwoord B. Bij slechts 33% van de SEH patiënten met sepsis kunnen we een micro-organisme kweken. Vraag 3. Antwoord A. De systolische bloeddruk is een van de nieuwe zogenaamde quick SOFA (Sepsis-Related Organ Failure) criteria. Als een patiënt twee van de volgende criteria heeft, dan is de verdenking op sepsis hoog: systolische bloeddruk ≤100 mm Hg, EMV ≤14 (bijv. delier) en een ademfrequentie van ≥22/min. Ook gebruiken we de ‘oude’ sepsis (SIRS (Systemic Inflammatory Response Syndrome)) criteria: afwijkende temperatuur (<36.0 of >38.0), ademfrequentie >20/min, pols >90/min, afwijkend leukocytengetal (<4 of >12). Zoals u kunt zien, kunt u dus ook in uw praktijk de diagnose sepsis waarschijnlijker maken; alleen het leukocyten aantal ontbreekt. Vraag 4. Antwoord A. Zij heeft een verlaagde EMV-score en een verhoogde ademfrequentie in de context van een infectie. Dit laatste is belangrijk omdat een steriele inflammatie (bijv. een pancreatitis) of een inspanning ook kunnen leiden tot afwijkende vitale functies. Vraag 5. Antwoord B. Uit de Huisarts Koortsweek die wij dit jaar op twee HAPs (Heuvelland, Oostelijke Mijnstreek) hebben gedaan, bleek dat u vooral patiënten herkende en naar het ziekenhuis verwees die een verhoogde ademfrequentie hadden. Kennelijk vond u deze patiënten het ziekst. U deed dit overigens min of meer onbewust. U noteerde vaak niet zelf de ademfrequentie, dat deden onze student-onderzoekers achteraf. 13 op één lijn 64
Pagina 14
op één lijn 64 2e uitgave 2019 Coeliakie in de dagelijkse praktijk Wat doet u hiermee? DOOR MAXINE ROUVROYE, ARTS-ONDERZOEKER EN GERD BOUMA, HOOGLERAAR EN MDL-ARTS AMSTERDAM1 Coeliakie is een chronische immuungemedieerde ziekte van de dunne darm, die kan ontstaan bij mensen met een genetisch risicoprofiel wanneer zij gluten eten. In Europa is de geschatte prevalentie van coeliakie 1%. Hiervan is echter, variërend per land, maar 6 tot 24% gediagnosticeerd. Klassieke symptomen die kunnen optreden bij coeliakie zijn diarree, gewichtsverlies en buikpijn. Veel patiënten hebben echter extra-intestinale symptomen of zijn asymptomatisch. Dit maakt coeliakie moeilijk te diagnosticeren. Het uitblijven van een behandeling, bestaande uit een levenslang strikt glutenvrij dieet, kan leiden tot diverse medische gevolgen. De diagnose wordt bij volwassenen gesteld door het bepalen van het tissue-Transglutaminase IgA (tTGA), gevolgd door een gastroduodenoscopie met dunne darm biopt afgenomen door de MDL-arts. Bij kinderen wordt de diagnose altijd door de kinderarts gesteld. Vaak voldoet enkel het tTGA. In Nederland is er weinig bekend over de kloof tussen gediagnosticeerde coeliakie en de totale prevalentie van coeliakie. Daarom proberen we het diagnostische gedrag van huisartsen met betrekking tot coeliakie in kaart te brengen. Dit hebben we gedaan via een enquête met casuïstiek en kennisvragen verspreid onder huisartsen in de regio Maastricht, Amsterdam en Haarlem. Daarnaast hebben we alle coeliakie of gluten gerelateerde contacten onderzocht van het jaar 2016, in 49 praktijken in Amsterdam. In totaal hebben 105 huisartsen de vragenlijst afgerond. Gemiddeld hebben zij 12 jaar ervaring en heeft 46% voorheen op de afdelingen interne geneeskunde, kindergeneeskunde of MDL gewerkt. Bij de casuïstiek viel op, dat coeliakie dikwijls in de differentiaaldiagnose staat, maar dat meestal geen diagnostiek volgt. Bij de eerste casus (postmenopauzale vrouw met een sterk verhoogd tTGA) gaf 22% van de respondenten aan, dat hiermee de diagnose coeliakie rond is, maar 54% stuurt de patiënt door naar de MDL-arts. Eenendertig procent koos ervoor 1 Afdeling Maag-, Darm-, Leverziekten, Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam UMC, AG&M research institute om de patiënt direct te verwijzen voor een darmonderzoek, waarbij 39% een coloscopie zou aanvragen in plaats van een gastroduodenoscopie. Bij een casus van een coeliakiepatiënt zonder klachten viel op, dat veel huisartsen geen glutenvrij dieet aanraadden. Uit alle bestudeerde coeliakie gerelateerde consulten van 49 praktijken (207.200 patiënten) was er een grote variabiliteit in de frequentie en soort diagnostiek voor coeliakie. In totaal zijn er 21 nieuwe coeliakiepatiënten gediagnosticeerd; een incidentie van 0.01% gediagnosticeerde coeliakie. Met behulp van ICPC-codes in probleemlijsten is er een prevalentie berekend van 0.19%. Deze prevalentie ligt veel lager dan de geschatte Europese prevalentie van 1%. Onze resultaten sluiten meer aan bij een oude Nederlandse studie, waarbij een gediagnosticeerde prevalentie van 0.016% werd gevonden en een gescreende prevalentie van 0.35%. Dit betreft echter een 25 jaar oude studie, de verwachting is, dat de prevalentie van coeliakie is gestegen in de afgelopen kwart eeuw. Een nieuwe screeningstudie moet uitwijzen of dit werkelijk het geval is. 14 2e uitgave 2019 CVA zorg voor huisartsen Wat is er veranderd? DOOR MARIA KERCKHOFFS-HANSSEN, STAFADVISEUR NAZL Ook bij een negatieve FAST-test kan op basis van andere symptomen een verdenking op een beroerte bestaan. Vraag daarom naar plotselinge visusstoornissen, coördinatiestoornissen en het optreden van acute hoofdpijn. Vraag bij iedere patiënt met een verdenking op een beroerte (mag bij een reële verdenking zonder fysieke beoordeling van de huisarts vooraf) naar: • Het tijdstip van het ontstaan van de klachten. • Indien onbekend, tijdstip van last seen well. • Als de klachten <24 uur geleden zijn ontstaan (of <24 uur last seen well) insturen met ambulance (A1) naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Vervolg: • Binnen 4,5 uur na ontstaan van de symptomen komt in aanmerking voor intraveneuze trombolyse (IVT). • Binnen 6 uur na ontstaan van de symptomen komt in aanmerking voor reguliere intra-arteriële therapie (IAT). • Tussen 6 en 24 uur kan op basis van bepaalde kenmerken (ernst van de uitval, radiologische kenmerken van kleine infarctkern en grote penumbra (te redden hersenweefsel)) ook in aanmerking komen voor reguliere IAT. • Tussen de 6 en 24 uur overig kan in aanmerking komen voor deelname aan de MR CLEAN LATE (een wetenschappelijk onderzoek dat de effectiviteit van IAT tussen de 6 en 24u onderzoekt). • Ook geringe klachten of ‘bijtrekkende’ klachten worden met spoed beoordeeld. Bij volledig herstel klachten is er sprake van een TIA. Advies: direct starten met een plaatjesremmer (ascal of clopidogel) en de patiënt aanmelden voor de TIA-service. Overleg met de neuroloog voor direct insturen is een optie. Contra-indicaties voor behandeling met IVT/IAT bepaalt het ziekenhuis. Let op: • Er is geen bovengrens qua leeftijd, de ondergrens voor behandeling is 16 jaar. • Het gebruik van orale antistolling en DOAC’s is geen absolute contra-indicatie. Hiervoor verricht de SEH specifiek labonderzoek. Take-home message: kijk verder dan alleen FAST test. Alle functie uitval, zoals spraakstoornissen, kan duiden op een CVA. Binnen 24 uur na ontstaan altijd insturen, tenzij al volledig herstel heeft plaatsgevonden. Dan starten met clopidogrel en insturen voor TIA-poli. Informatie staat ook op: www.nazl.nl/focusgroepen/CVA OOK en de Witte Raven De Witte Raven Club kwam onlangs bijeen op DEB1. Op de overlegtafel stonden prachtige bloemen, een witte raaf en een foto van Yvonne van Leeuwen. Yvonne, oud lid van deze groep, overleed op 1 mei op 67-jarige leeftijd in een hospice. Tijdens haar ziekte, zocht ze OOK altijd naar Onuitstaanbare Onverklaarde Klachten. Het was een wens van haar dat de laatste casus, zoals beschreven in het vorige nummer (‘Geen hartfalen, wat dan wel?’), opgenomen werd in ons blad. De casus gaat namelijk over voormalig huisarts en lid van de Witte Raven, Paul Höppener. Het juiste antwoord was (dan OOK): pectus excavatum. Winnaar is huisartsdocent Johan Evers van het Skillslab, van de Universiteit Maastricht. Naast het juiste antwoord, citeerde Johan uit het boek ‘Chest Wall Deformities’. Hij stelde OOK wedervragen over het effect van nitroglycerine. Chapeau! Een nieuwe casus vanuit de Witte Raven Club hopen we weer in het volgende nummer van ‘Op één Lijn’ te presenteren. 15 op één lijn 64
Pagina 16
op één lijn 64 2e uitgave 2019 Interprofessionele samenwerking De Quickscan DOOR JERÔME VAN DONGEN, DOCENT-ONDERZOEKER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE EN WIM GOOSSENS DOCENT ZUYD HOGESCHOOL Professionals van verschillende disciplines, zoals de huisarts, de praktijkondersteuner, de wijkverpleegkundige, de maatschappelijk werker en de fysiotherapeut werken steeds meer samen rondom de hulp- of zorgvraag van een individu. Lokaal wordt daar verschillend invulling aan gegeven. De samenwerking tussen de disciplines wordt interprofessionele samenwerking genoemd en is, gezien de toenemende complexiteit van zorgvragen, belangrijker dan ooit. Interprofessionele samenwerking kent in de eerste lijn vele vormen: • het multidisciplinair overleg (MDO) • het hometeam • het sociaal team • het wijkteam of • het ronde tafel overleg (RTO). Interprofessionele samenwerking verloopt niet vanzelf vlekkeloos (van Dongen, 2017). Dit soms tot grote ergernis van de huisarts of praktijkondersteuner, die de onderlinge samenwerking meestal vanuit de huisartspraktijk in gang zet. Vaak ontbreken een duidelijke en gezamenlijke visie op samenwerking en structuur. Daarnaast is onduidelijk wie wat moet doen en handelen professionals vanuit hun eigen perspectief. Reflectie op de samenwerking kan helpen het functioneren te verbeteren (Schmutz, 2017). Uit eigen promotieonderzoek is bekend, dat interprofessionele teams in de praktijk weinig tot geen aandacht besteden aan reflectie. Teams zijn vooral bezig met de inhoudelijke bespreking van patiënten (vooral complexe casuïstiek). Ze nemen geen tijd om te reflecteren op het (groeps)proces en op de effectiviteit van de samenwerking. Waar die reflectie wel plaatsvindt, wordt het vaak niet goed gedaan. Daarnaast lijkt de continu veranderende samenstelling van de eerstelijnsteams de reflectie te belemmeren. Ook ervaren tijdsdruk en het lastig inplannen van een gezamenlijk moment zijn belemmerende factoren. Onderzoek laat zien dat teams met een hoge mate van reflectie een grotere effectiviteit, betere samenwerking, cohesie en innovatiekracht vertonen (de Haan, 2017). Bovendien 16 beschrijft Edmondson (2018) dat deze reflectieve teams een hogere mate van psychologische veiligheid kennen, waardoor er meer ruimte ontstaat om fouten te onderkennen en te verbeteren. Hiervoor hebben we een hulpmiddel ontwikkeld: de QuickScan Interprofessionele Samenwerking. Wat is de QuickScan Interprofessionele Samenwerking? De QuickScan is een instrument voor interprofessionele teams en/of netwerken om belangrijke aspecten van samenwerking in kaart te brengen. Hiermee kunnen teams reflecteren op hun samenwerking en de resultaten benutten om samenwerking te optimaliseren. Het team vertaalt de uitkomsten van de scan in een ontwikkel- of leertraject. De QuickScan is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en expertise op het gebied van interprofessionele samenwerking (in teams) en groepsdynamica. Het kan worden ingezet als zelfbeoordelingsinstrument om de kwaliteit van de samenwerking in het team te beoordelen en input te verzamelen voor reflectie en optimalisatie. In de QuickScan worden aan de hand van vijf categorieën (box 1) stellingen voorgelegd om te beoordelen op een schaal van 1 (niet aanwezig) tot 5 (excellent aanwezig) en aan te geven of het een ontwikkelpunt is voor het team of netwerk. De scan eindigt met vier open vragen. Het invullen kan digitaal via de smartphone, tablet of laptop en duurt ongeveer 15 minuten. 2e uitgave 2019 Box 1. De vijf categorieën van de QuickScan Voor de uitwisseling en reflectie in subgroepen wordt het CCC-model gehanteerd (Constateren, Conclusies Consequenties) om te komen tot een gezamenlijk ontwikkel- of verbeterplan. Gemeenschappelijke waarden (Shared Values) Bij interprofessionele samenwerking is het van belang dat de leden samen dezelfde kernwaarde, visie en uitgangspunten hebben en deze ook uitdragen. Context Diverse contexten zijn van invloed op de samenwerking. Het gaat hier onder andere over de opdracht vanuit de organisatie, expertise, achtergrond en belangen van de individuele teamleden. Bewustwording van ieders context blijkt de effectiviteit van de samenwerking positief te beïnvloeden. Structuur en organisatie Effectieve interprofessionele samenwerking blijkt ook te maken te hebben met de wijze waarop deze is georganiseerd. Het is van belang om duidelijke afspraken te maken over onder andere werkprocedures, rolverdeling en de manier van evaluatie. Groepsdynamica en interactie Interprofessionele samenwerking wordt effectiever als de onderlinge betrekkingen tussen de leden goed zijn en er een open sfeer en groepsklimaat is, waarin leden elkaar van feedback kunnen voorzien en op constructieve wijze kunnen reflecteren. Ondernemendheid en bedrijfsvoering Inzicht in de randvoorwaarden voor effectieve samenwerking is van belang. Denk hierbij aan kennis van recente wet- en regelgeving, de aandacht voor PR en marketing en de aanwezigheid van een helder bedrijfsplan. Toepassing Gestart wordt met een intakegesprek met praktijkhouder, teamleider en/of voorzitter(s) van het team. Daarna volgt observatie van het interprofessionele overleg en wordt de QuickScan geïntroduceerd. Na analyse van de resultaten, worden deze in het team gepresenteerd. Het team gaat dan reflecteren en interpreteren. De reflectie begint individueel, waarbij elk teamlid wordt gevraagd om 5 items te kiezen die door het team moeten worden opgepakt. Zelf aan de slag met de QuickScan? Wilt u zich als team verder ontwikkelen? Bent u benieuwd naar uw ontwikkelpunten of op zoek naar ontwikkelthema’s om op te reflecteren? Dan is de QuickScan Interprofessionele Samenwerking misschien wel iets voor u. Neem dan contact met ons op. Referenties • van Dongen, J. J. J., van Bokhoven, M. A., Daniëls, R., Lenzen, S. A., van der Weijden, T., & Beurskens, A. (2016). Interprofessional primary care team meetings: a qualitative approach comparing observations with personal opinions. Family practice, cmw106. • van Dongen, J. J. J. (2017). Interprofessional collaboration in primary care teams: development and evaluation of a multifaceted programme to enhance patientcentredness and efficiency (Doctoral dissertation, Maastricht University). • Schmutz, J. B., & Eppich, W. J. (2017). Promoting learning and patient care through shared reflection: a conceptual framework for team reflexivity in health care. Academic Medicine, 92(11), 1555-1563. • Haan E. de (2017), Teamcoaching, Gezamenlijke reflectie als motor voor prestatie, Boom, Amsterdam • Edmondson, A. C. (2018). The Fearless Organization: Creating Psychological Safety in the Workplace for Learning, Innovation, and Growth. Wiley. Het promotieonderzoek van Jerôme van Dongen werd begeleid door de promotoren Sandra Beurskens en Trudy van der Weijden en copromotoren Loes van Bokhoven en Ramon Daniëls. Contact Jerôme van Dongen Docent-onderzoeker Lectoraat Wijkgerichte Zorg (Zuyd Hogeschool) Onderzoeker Vakgroep Huisartsgeneeskunde (Universiteit Maastricht) jerome.vandongen@zuyd.nl 06-50231385 Wim Goossens Expert docent (Zuyd Hogeschool) wim.goossens@zuyd.nl 17 op één lijn 64
Pagina 18
op één lijn 64 2e uitgave 2019 De (digitale) toekomst van de (huis)arts Laat de eerste lijn geen KODAK zijn! DOOR GUY SCHULPEN, MEDISCH DIRECTEUR ZORGGROEP ZIO MAASTRICHT Het is 2019. De Nederlander kan online een vakantie boeken, online bankieren, online een huis kopen en verkopen, enzovoort. Maar diezelfde Nederlander kan zijn zorgdossier niet inzien, niet beheren, kan vaak geen digitale vragen stellen of digitale afspraken maken. En dat is niet logisch en niet wenselijk, zo dacht het Ministerie van VWS in elk geval. Met het Informatieberaad Zorg is een agenda voor digitalisering gemaakt. Met ambitieuze doelstellingen! Zo moet iedere patiënt medio 2020 toegang hebben tot zijn eigen zorgdossier. Er dient uiteindelijk een markt te komen voor persoonlijke gezondheidsomgevingen (zogenaamde PGO’s), waar de patiënt ook zelf gegevens aan kan toevoegen. Een andere ontwikkeling is dat er steeds meer technologie in de zorg ter beschikking komt. Zo kennen we het voorbeeld van dr. Watson. Dit is een soort supercomputer, die in staat is om ongestructureerde informatie te ordenen en intelligente dingen mee te doen. Een bedrijf als Skype is ver op weg om de zogeheten Turing test1 te gaan halen. Bent u er nog? Menig arts haakt namelijk af bij dit soort retoriek en moeilijke terminologie. Maar wat betekent dit nu eigenlijk? Deze laatste twee voorbeelden betekenen het volgende. In experimenten met dr. Watson in topklinische ziekenhuizen in Duitsland, is deze Watson computer in staat de status van de verwijzend arts te ‘lezen’, de diagnostiek te interpreteren, vervolgens alle wetenschappelijke output ter wereld daartegenover te zetten én daarna met een behandelplan te komen. Nauwkeuriger dan welke dokter dan ook (die immers onmogelijk in staat is om alle literatuur te volgen). Gelukkig, denken sommige artsen, zal het gesprek met de patiënt nog steeds essentieel zijn. Ter geruststelling, dat is ook zo, om de patiënt uit te vragen naar beleving en symptomen. 1 Turingtest: genoemd naar Alan Turing in 1936. Een computer slaagt voor de Turing test wanneer het voor de ondervrager niet gemakkelijker wordt om de bedrieger te ontmaskeren. Bron: Wikipedia. Maar Skype is dus zo ver met ‘chatbots’ (chat-computers met kunstmatige intelligentie) dat je als mens bijna niet merkt, dat je met een computer praat. Hoe je ook je best doet! Combineer die twee technologieën en waar blijft de dokter dan? Een terechte vraag voor sommige vakgebieden denk ik. Als we zien hoe effectief een simpel instrument als thuisarts.nl al werkt in het voorkomen van zorgvragen, kunnen we alleen maar speculeren wat ‘slimmere’ technologie de patiënt kan bieden aan zelfdiagnostiek, zelfhulp. Toch maak ik me geen zorgen voor de huisarts. Juist in het generalisme van de huisarts, de complexiteit van de verschillende leefdomeinen die de ervaren gezondheid beïnvloeden, zal, mijns inziens, de huisarts als gids een centrale rol kunnen blijven vervullen. En de boodschap is dan ook, dat we ons daar niet tegen moeten willen verzetten. Dat we niet moeten doen of dit de zorg niet gaat raken. Onze maatschappij omarmt in het dagelijks leven digitalisering op grote schaal. Dat zal toch zeker ook gaan gebeuren in de zorg? Waarom zou het niet gaan worden omarmd, althans door een groot deel van de patiënten? Kodak dacht ooit dat ze fotorolletjes verkochten, maar hun klanten wilden foto’s. Toen de digitale camera kwam, was er geen vraag meer naar fotorolletjes. Laat de eerstelijnszorg geen Kodak zijn! Prima dat patiënten toegang tot hun dossier krijgen. Prima dat zij verwachten dat op de HAP de gegevens van overdag beschikbaar zijn. De eerste lijn voegt iets toe aan wat digitaal kan of mogelijk gaat worden. Dat is en blijft onze kracht. Maar dan moeten we wel wakker worden en snel deze ontwikkelingen gaan omarmen. Want we weten allemaal hoe het eindigde met Kodak... 18 Jubileumviering voor goed doel 100 jaar Sjniedesj DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE EN GITTE SNIJDERS, HUISARTS IN LANDGRAAF Huisartsenpraktijk Snijders uit de wijk Nieuwenhagen in Landgraaf, bestaat 100 jaar. In 1919 startte Pierre ‘Pake’ Snijders de familiepraktijk. Anno 2019 is Gitte Snijders praktijkhouder. Eerder in Op één Lijn nummer 531 in het themanummer ‘All in the Family’ over huisartsenfamilies, schreven zij over hun bijzondere familie. Om dit heuglijke feit te vieren, organiseerde Gitte een feestelijk evenement op zaterdag 29 juni, een zonovergoten dag. Met allerlei activiteiten haalden zij geld op voor een goed doel: de gezonde basisschool van de toekomst. Als gastspreker nodigden zij de aan dit project verbonden hoogleraar Onno van Schayck uit om een speech te houden. Ben je de enige huisarts in de praktijk? “Ik heb een solo-praktijk, maar ook twee hele goede en fijne vaste waarnemende huisartsen die ieder twee dagen waarnemen: Judith Brouns en Sanne Gullikers. Zij zijn naast deskundig en accuraat, ook hele fijne collega’s om mee samen te werken.” Wat heb je die zaterdag zoal georganiseerd? “We hebben een gezamenlijke warming up met zumbadanseres Simone Lucchesi en de geweldige sambaband Razzemetazz georganiseerd. Daarna vond de ‘Snijders’-run met leuke, kindvriendelijke obstakels plaats. Ondanks de hitte was de opkomst geweldig! Op het Sunplein was de hele dag een gezondheidsmarkt met leuke attracties, een geweldig praatje van hoogleraar Onno van Schayck, optredens van lokale sportverenigingen zoals Benito Deane dansschool, turnvereniging Olympia, SVN 50+ walkin voetbal, zang van Paul van Loo maar ook de coverband ‘The recipe’. De dag werd gepresenteerd door Freed Janssen, de lokale wethouder van Landgraaf. Daarnaast vond er een heuse, enthousiaste rollatorrace plaats met tien deelnemers. De dag was een groot feest! “ Wat vonden de aanwezigen ervan, de patiënten? “Ze vonden het magnifiek om te zien dat we zoveel moeite gedaan hebben om zoveel leuks te organiseren. We zijn geen evenementenorganisatie, maar ze stonden 1 Archief op onze website www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/ over-ons/op-één-lijn versteld van hetgeen we gepresteerd hebben; een heel fijn compliment.” Wat vond je het leukste op die dag? “Het leukste was dat het geheel bij iedereen een glimlach op het gezicht gaf, of het nou de optredens waren, de run, de rollatorrace: ik zag de mensen genieten! Daarnaast was het zeer bijzonder om een erepenning te krijgen van de burgemeester Raymond Vlecken, een enorme eer voor onze hele familie!” Jullie kozen de Gezonde Basisschool als goed doel, heeft het wat ‘opgeleverd’? “We zijn de sponsorzaken nog aan het verrekenen. Het wordt een mooi bedrag, maar de boodschap is veel belangrijker. We willen dat het project de Gezonde Basisschool van de toekomst blijft bestaan in Landgraaf. En dat we dit project gezamenlijk gaan dragen. De verantwoordelijkheid voor een bewustere en gezondere aankomende generatie moeten we samen dragen. Onno van Schayck vond het geweldig dat wij ons als huisartsen zo proactief inzetten voor de lokale gemeenschap. We hadden het immers ook kunnen afdoen met een gewoon feestje. Op deze wijze werd voor iedereen duidelijk dat we meer willen doen; we willen de lokale gemeenschap op een leuke, originele wijze een boodschap van bewustwording en toekomstvisie meegeven, zonder te zitten preken.” “ Voor zover ik weet is het uniek in Nederland dat een huisartspraktijk al 100 jaar van vader op zoon, op zoon, op dochter overgaat! De generaties Snijders zetten zich met hart en ziel in voor hun wijk Nieuwenhagen en dat wordt zeer gewaardeerd. Vroeger was het vooral voor de stoflongen, maar na het sluiten van de mijnen is het nu vooral om het gezondheidsgerelateerd gedrag te verbeteren. Fantastisch dat Gitte en haar collegae de Gezonde Bassischool van de Toekomst zo ondersteunen. Zo werken we samen aan een gezond Landgraaf en op en duur aan een gezond Limburg!” Onno van Schayck. 19 op één lijn 64
Pagina 20
2e uitgave 2019 1 e uitgave 2014 WESP-student Anke Spreeuwenberg E-meedenkconsulten Interne Geneeskunde BEGELEIDERS: JOCHEN CALS EN DENNIS MURIS Vraagstelling Een huisarts kan een patiëntgerelateerde vraag over een voor de specialist onbekende patiënt telefonisch stellen, of de patiënt hiervoor verwijzen. Niet alle vraagstellingen vereisen echter een polibezoek en telefonisch overleg heeft ook nadelen. In de Westelijke Mijnstreek werden e-meedenkconsulten ingevoerd tussen huisartsen en internisten om patiëntgerelateerde vragen te stellen via Zorgdomein. Studiedesign Observationele studie waarbij 762 e-meedenkconsulten uit 2018 tussen huisartsen en internisten in de Westelijke Mijnstreek werden geëvalueerd. Na exclusie van patiënten die al onder specialistische behandeling waren, werden 619 consulten geanalyseerd. Primair resultaat en conclusie Bijna 80% van de huisartsen gebruikte het e-meedenkconsult. Meer dan 75% van de patiënten bleef na het e-meedenkconsult in de eerste lijn. We vroegen huisartsen of ze de patiënt in afwezigheid van e-meedenkconsulten verwezen zouden hebben en konden zo een substitutiepercentage berekenen: 70% van de initiële verwijzingen werd vermeden. WESP-student Anne Gerritsen Horizontaal verwijzen in de urogynaecologie BEGELEIDERS: DENNIS MURIS & JOCHEN CALS Vraagstelling In het kader van horizontaal verwijzen is in 2018 een kaderhuisarts urogynaecologie gestart in de Westelijke Mijnstreek. We onderzochten patiënt tevredenheid en de hoeveelheid voorkomen verwijzingen naar de tweede lijn voor het plaatsen van spiraaltjes. We evalueerden daarnaast faciliterende factoren en barrières voor horizontaal verwijzen in de urogynaecologie onder huisartsen. Studiedesign We combineerden kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Verwijs data van 1.282 patiënten werden verzameld 20 over drie jaar uit verschillende informatiesystemen. Vragenlijstonderzoek onder 49 patiënten en interviews onder vier huisartsen vonden plaats. Primair resultaat en conclusie De kaderhuisarts heeft 92 spiralen geplaatst in 2018 en gezorgd voor een hoge patiënt tevredenheid. Gelijktijdig werd voor het eerst in 2018 een dalende trend gezien in spiralen geplaatst door de tweede lijn. We concluderen dat deze studie inzicht geeft in voordelen van horizontaal verwijzen in de urogynaecologie. op één lijn 64 2e uitgave 2019 WESP-student Corina de Gier Gezonde Basisschool van de Toekomst heeft ook thuis invloed BEGELEIDERS: ONNO VAN SCHAYCK, MAARTJE WILLEBOORDSE EN CARLIEN SCHOUTEN Vraagstelling Op de ‘Gezonde Basisschool van de Toekomst’ krijgen alle kinderen iedere dag een gezonde lunch en een uur beweging onder begeleiding aangeboden. We onderzochten welke impact dit op de kinderen en hun ouders in de thuissituatie had, met betrekking tot gezonde voedings- en sportgewoonten. Studiedesign In totaal doen acht scholen mee met het grote project ‘De Gezonde Basisschool van de Toekomst’. Wij hielden 8 semigestructureerde interviews met ouders van de twee volledige interventiescholen en werkten deze uit met NVivo12 tot categorieën volgens een inductieve inhoudsanalyse. Naast deze twee volledige interventiescholen waar wij onderzoek deden, zijn er ook twee scholen met alleen een beweegprogramma en vier controlescholen. Primair resultaat en conclusie Door de Gezonde Basisschool is de kennis van de kinderen en hun ouders over gezonde voeding en beweging toegenomen. Tevens zijn ze allebei bewuster geworden van voedselkeuzes, eten ze thuis gevarieerder en vaak gezondere producten. Daarnaast zijn de kinderen mee gaan bepalen in de voedselkeuzes van het gezin. WESP-student Corlieke van de Kar Diagnostiek en morfologie bij calcificerende tendinopathie BEGELEIDER: RAMON OTTENHEIJM Vraagstelling Calcificerende tendinopathie (CT) is de meest voorkomende specifieke subacromiale schouderaandoening en kenmerkt zich door verschillende stadia. Beeldvorming is nodig om deze aandoening te diagnosticeren, maar de vraag is welke beeldvorming de hoogste diagnostische waarde heeft. Daarnaast hebben we gekeken of er een relatie is tussen de morfologie (bij beeldvorming) en symptomatologie. Studiedesign Een systematic review gebaseerd op 18 studies, waarbij de risk of bias en toepasbaarheid van de studies zijn beoordeeld. 21 Primair resultaat en conclusie Echografie heeft de hoogste diagnostische waarde voor het diagnosticeren van CT met een gepoolde sensitiviteit en specificiteit van respectievelijk 93.5 (89.3 – 96.4 en 99.4 (98.7 – 99.8). Boogvormige calcificaties komen vaker voor bij asymptomatische patiënten en niet-boogvormige calcificaties bij symptomatische patiënten. Echografie heeft de voorkeur indien beeldvorming is gewenst bij patiënten met een subacromiaal pijnsyndroom. op één lijn 64
Pagina 22
2e uitgave 2019 1 e uitgave 2014 WESP-student Juliët Op ‘t Veld Therapeutische opties voor calcificerende tendinopathie van de schouder BEGELEIDER: RAMON OTTENHEIJM Vraagstelling Calcificerende tendinopathie, een veelvoorkomende oorzaak van schouderklachten in de dagelijkse praktijk, karakteriseert zich door een evolutionair beloop. Er zijn diverse nietoperatieve therapieën beschikbaar en onderzocht in de literatuur. Echter, welke is het meest effectief en wordt er rekening gehouden met het natuurlijke beloop van de aandoening? Studiedesign Systematische review gebaseerd op 24 studies van lage tot matige kwaliteit (13 systematische reviews en 11 randomized controlled trials). Primair resultaat en conclusie Barbotage en hoogenergetische shockwave blijken veilige behandelingen met een gelijke effectiviteit en effectiever dan andere niet-operatieve behandelingen. Radiale shockwavetherapie lijkt minder effectief, maar is wellicht een goedkoper alternatief, omdat dit door fysiotherapeuten kan worden toegepast. Er is geen onderzoek van voldoende kwaliteit beschikbaar over de relatie tussen de therapie en het beloop van de aandoening. WESP-student Kitty De Clercq Allergisch voor antibiotica? Of voor de bijwerkingen? BEGELEIDERS: EEFJE DE BONT EN JOCHEN CALS Vraagstelling Maar liefst 90% van de geregistreerde antibiotica allergieën blijken geen potentieel levensbedreigende, type-I allergieën te zijn. Deze onterechte registraties leiden tot minder behandelopties en meer antibioticaresistentie, aangezien meer tweede keus en breedspectrum antibiotica worden gebruikt bij patiënten met een geregistreerde allergie. Maar wat zijn de oorzaken van deze onterechte registraties? Studiedesign Aan de hand van een kwalitatieve studie met vier focusgroepen werden de ervaringen van 34 huisartsen en 22 10 apothekers omtrent mogelijke oorzaken van onterechte registraties en verbetermogelijkheden in kaart gebracht. Primair resultaat en conclusie Huisartsen en apothekers ervaren dat weinig registraties terecht of volledig zijn, waardoor zij sceptisch zijn tegenover huidige registraties. Hoofdoorzaken voor onterechte registraties zijn ICT- en communicatiebarrières, onvoldoende kennis en praktische tools. Betere registratie is mogelijk door lokale werkafspraken, betere ICT-koppeling, opschoning van huidige registraties en beschikbaar stellen van een FTOmodule. op één lijn 64 2e uitgave 2019 WESP-student Sygriet Rinsma Chlamydia diagnostiek in de huisartsenpraktijk BEGELEIDER: JOCHEN CALS Vraagstelling In Nederland worden de meeste SOA’s gediagnosticeerd door de huisarts. Hierbij zijn chlamydia-infecties de meest voorkomende. We onderzochten hoe het staat met de kennis, attitude en dagelijks handelen in de praktijk met betrekking tot (anorectale) chlamydia diagnostiek bij huisartsen. Tevens hebben we gekeken naar eventuele bevorderende en/of belemmerende factoren hierin. Studiedesign We hebben een digitaal vragenlijstonderzoek opgezet bestaande uit 50-vragen. De vragenlijst werd via verschillende netwerken (vakgroep huisartsgeneeskunde, seksHAG, kaderhuisartsen urogynaecologie en AHON Groningen) per mail verspreid onder huisartsen in heel Nederland. Primair resultaat en conclusie Uiteindelijk is de vragenlijst door 388 huisartsen compleet ingevuld. De helft van de huisartsen koos het verkeerde antibioticum bij anorectale chlamydia en hertesten worden niet regelmatig uitgevoerd. Hieruit blijkt dat kennis en handelen van huisartsen bij anorectale chlamydia en re-infecties van chlamydia in het algemeen verbeterd moet worden. WESP-student Puk Meijs Het leren van complexe ouderenzorg: hoe worden huisartsen in opleiding bekwaam? BEGELEIDERS: KRISTA KOETSENRUIJTER, WEMKE VELDHUIJZEN EN JEAN MURIS Vraagstelling Onze vergrijzende populatie zorgt voor een grotere rol voor de huisarts in het leveren van complexe ouderenzorg. Aangezien huisartsen zich hier niet altijd bekwaam in voelen, willen we met deze studie de leerprocessen van huisartsen in opleiding die ten grondslag liggen aan het leren van complexe ouderenzorg meer inzichtelijk maken. Studiedesign In dit kwalitatieve onderzoek zijn diepte-interviews afgenomen bij verschillende betrokkenen rondom de huisartsenopleiding, met als overkoepelend thema ‘succesvolle leerervaringen’. De interviews zijn open gecodeerd en geanalyseerd met Atlas.ti 8. Primair resultaat en conclusie Het leren van complexe ouderenzorg is een cyclisch proces, waarbij ervaring centraal staat en wordt ondersteund door voorbereiding en verwerking. Beschikbaarheid van ‘mentale ruimte’ is een voorwaarde voor dit leerproces en verschillende persoonlijke- (bijvoorbeeld een positieve houding t.o.v. ouderen) en onderwijskarakteristieken (bijvoorbeeld een competente opleider) zijn helpend. 23 op één lijn 64
Pagina 24
2e uitgave 2019 1 e uitgave 2014 WESP-student: Gil Schulte Schouderpatiënten in de anderhalvelijnszorg BEGELEIDERS: RAMON OTTENHEIJM, DENNIS MURIS Vraagstelling Schouderklachten staan op de tweede plaats van verwijzingen naar de tweede lijn. Echter, schouderoperaties worden niet vaak meer uitgevoerd. Om patiënten de ‘juiste zorg op de juiste plek’ te bieden, werd een anderhalvelijnscentrum in Zuid-Limburg geïntroduceerd. Deze studie onderzocht de ‘Triple Aim’: effectiviteit van zorg, patiënttevredenheid en substitutie van zorg. Studiedesign Observationele studie met 236 schouderpatiënten in het Anders Beter Centrum (ABC) en het Zuyderland ziekenhuis met een follow-up van 6 maanden. Primair resultaat en conclusie Bij schouderpatiënten in het ABC werd een klinisch relevante en statistisch significante afname van klachten vastgesteld en de patiënten gaven het rapportcijfer 8,9 voor de geleverde zorg. Bovendien zagen we een reductie van verwijzingen naar de tweede lijn met 91,2%. Anderhalvelijnszorg voor schouderpatiënten zorgt voor effectieve substitutie van zorg en tevreden patiënten. WESP-student: Kim Akkersdijk Diagnostiek bij de ‘frozen shoulder’ BEGELEIDER: RAMON OTTENHEIJM Vraagstelling Het doel was om de diagnostische waarde van echografie bij de ‘frozen shoulder’ te onderzoeken en de mogelijkheid om deze echografische bevindingen te correleren aan de verschillende stadia van de ziekte. Studiedesign Een systematische review van bestaande literatuur tot en met maart 2019, uitgevoerd volgens de PRISMA-richtlijnen. Primair resultaat en conclusie Echografisch kunnen verschillende kenmerken onderzocht worden, met een redelijk tot zeer hoge diagnostische waarde voor de ‘frozen shoulder’. Een combinatie van statische en dynamische bepalingen lijkt hiervoor het beste te zijn, met een sensitiviteit en specificiteit van respectievelijk 100 en 87 procent. Gezien het ontbreken in de bestaande literatuur van studies met deze onderzoeksvraag, is meer onderzoek nodig naar de correlatie van deze parameters aan de verschillende stadia van de ‘frozen shoulder’. 24 op één lijn 64 Uit het hoofd Nou tabé dan! DOOR BAS MAIBURG, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Een wisseling van hoofd geeft altijd wat onrust. We zijn er op tijd bij, mijn opvolger staat te trappelen. De opleiding staat er goed voor: de aios stromen naar wens binnen en het coördinatoren-, docenten- en ondersteuningscorps staat, en staat zijn en haar mannetje. Tijd om te gaan. Eén-en-dertig jaar Universiteit Maastricht, waarvan een paar jaar nog Rijksuniversiteit Limburg. Van hab tot hoofd bij de huisartsopleiding. In oktober 65 jaar jong, een mooi moment om mijn carrière af te sluiten. Natuurlijk gaat het nemen van zo’n beslissing niet over één nacht ijs. Met het vinden van een prima opvolger in de persoon van Matthijs Limpens is het wel makkelijker. De ervaring van Matthijs als huisarts, opleider, huisartsbegeleider en bestuurder komt vanaf oktober volledig ten goede aan de huisartsopleiding. Er rest nog een pittige overdrachtstijd, en dan is het voor mij als hoofd gedaan. Kijkend naar en levend in het hier en nu kunnen we als Managementteam en opleiding als geheel stellen, dat we er gezond voor staan. Goede meerjaren afspraken met de Universiteit Maastricht op financieel vlak, en een kersvers contract met de SBOH over onze tweede opleidingslocatie Strijp-Z in Eindhoven, ondertussen een volwaardige onderwijslokatie. Aan die gezonde situatie draagt natuurlijk het aantal nieuw instromende aios in hoge mate bij. Vierentachtig eerstejaars aios in 2019, dat is een absoluut recordaantal. De groei in het aantal aanmeldingen voor Maastricht en Eindhoven krijgen we niet zomaar in de schoot geworpen. Daar gaat een uitgekiende werving van kandidaten aan vooraf. Van lunches aan het eind van het coschap, via (de persona’s van) de vernieuwde website tot een heuse theatertour. Het kan niemand meer ontgaan zijn, dat we nu een coördinator werving en selectie hebben, in de persoon van Joost Dormans. Samen met Babette Doorn en Marleen van den Bogaart intensief bezig met het over de streep trekken van anios en basisartsen voor de opleiding. Noblesse oblige. Meer aios betekent ook inzet van meer opleiders. Geografisch gezien nog weleens een puzzel. Nieuwe opleiders uit al onze geaffilieerde windstreken blijven hard nodig. Wij bieden ze – gecoördineerd door Marieke Kools en Arie de Jong, onze haocoördinatoren, en Lilian Aarts, onderwijscoördinator – aios huisartsgeneeskunde, in afwisseling met coassistenten en zo nu en dan aios die coassistenten begeleiden (aiosco project). En kunnen faciliteren bij aniosschappen huisartsgeneeskunde (zie vorige ‘Op één lijn’ of kijk op onze website). Een blik in de glazen bol van de toekomst levert enigszins paradoxale vergezichten. Zorg omtrent de beschikbare huisartsenzorg levert de opleiding waarschijnlijk een hogere, door de minister te bepalen capaciteit op. En in de nieuwe strategische agenda van Huisartsopleiding Nederland wordt een stevige lans gebroken voor werving en selectie, maar moet de nieuwe ‘governance’, alias de wijze van besturen, nog zijn beslag krijgen. Best roerige tijden, waarbij de Huisartsopleiding Maastricht een hoog feniks-gehalte vertoont. Zo wordt de opleiding als voorbeeld genomen voor de goede lokale samenwerking met de opleidersvereniging, een van de uitgangspunten uit de landelijke strategische agenda. Door groei en natuurlijk verloop heeft de opleiding - naast opleiders - steeds behoefte aan nieuwe docenten. Onze headhunting-activiteiten werpen hun vruchten daarbij af. Zo mogen we binnenkort Jeroen Smeets, huisartsopleider in Maastricht, verwelkomen als nieuwe huisartsbegeleider in jaar 1 en Kirstin Ponse, HIDHA en docent bij het coschap, als huisartsbegeleider in het Blok Klinische Zorg van jaar 2. Beiden eerder onder andere actief bij de selectie van kandidaten voor de opleiding. Recent is Nathalie Beelen, huisarts in ’s-Hertogenbosch, aan ons docentencorps toegevoegd als huisartsbegeleider van een jaar 3 groep. Zij was destijds een van de eerste aios die de differentiatie praktijkmanagement volgde. En aan de kant van de gedragswetenschappers is met Miriam Notermans, ervaren psychotherapeut in Maastricht, een welkome uitbreiding van onze keur aan psychologen bij de opleiding gerealiseerd. 25 op één lijn 64
Pagina 26
op één lijn 64 2e uitgave 2019 Maar er vertrekken ook docenten, door nieuwe uitdagingen buiten de opleiding. Bij het uitkomen van deze ‘Op één lijn’ zwaaien we Nicole Schuttelaar als gedragswetenschapper in het Psychisch Blok uit en bewaren we onze uitzwaaizakdoekjes nog even voor het vertrek van Maartje Vinken uit het Blok Klinische Zorg. Nu ik zie, dat docenten bij ons binnenkomen die ik meer dan twintig jaar geleden heb begeleid bij differentiaties, denk ik opnieuw ‘tijd om te gaan’. Met mijn keuze voor Maastricht in 1988 voelde en voel ik me geenszins een “koloniaal” (de titel van dit stuk verwijst naar het “afscheidslied van den Koloniaal”). De huisartsopleiding heeft mij veel en ver gebracht. Daar wil ik iedereen die daaraan bijgedragen heeft voor bedanken. Maastricht, ik groet u en wens u, met de woorden van Yvonne van Leeuwen, nog heel veel ‘passion for education’. Gestage groei Werving werpt zijn vruchten af! DOOR JOOST DORMANS, COÖRDINATOR BEDRIJFSVOERING HUISARTSOPLEIDING De afgelopen 2 jaar is de opleiding actiever gaan werven en dat werpt z’n vruchten af. In 2019 zullen maar liefst 84 aios starten en daarmee groeit de opleiding in Maastricht/Eindhoven gestaag en steviger dan andere huisartsopleidingen in Nederland. We leiden maar liefst 12 aios per jaar meer op dan het Capaciteitsorgaan berekende op basis van bevolkingsaantal. We komen in 2020-2021 op circa 250 aios! Er is ook veel belangstelling voor huisartsgeneeskunde. Dat zagen en hoorden we tijdens de Pubquiz, bezocht door 65 basisartsen en zesdejaars Geneeskunde studente. Tijdens de Theatertour met huisarts cabaretier Ernst van der Pasch in Eindhoven en Maastricht, hadden we maar liefst 250 bezoekers. Daarnaast waren we eind mei ruimschoots vertegenwoordigd op de Medische Carrièredag van medische studentenvereniging Pulse. We gaven een workshop samen met ouderengeneeskunde en spraken met veel –met name bachelor- studenten op de beursvloer. Aios, inclusief AIOTHO’s, dragen hieraan hun steentje bij. We zijn blij met de toename van aios, omdat het goed is voor de regio’s: wegwerken huisartstekort, werkdruk en zorgen voor continuïteit in de eerstelijnszorg. Daarnaast is het ook goed voor de opleiding zelf. Een zekere omvang is nodig om alle ontwikkelingen bij te houden. 26 Groei kan alleen gerealiseerd worden als er voldoende huisartsopleiders en stageplaatsen zijn, niet alleen in aantal maar ook in kwaliteit. Binnen de vakgroep Huisartsgeneeskunde wordt goed samengewerkt tussen het basiscurriculum, de huisartsopleiding en de onderzoekers. Maar ook alle (huisarts)opleiders die het opleiden uitdragen, leveren een flinke bijdrage. Zorggroepen in de regio ondersteunen deze aanpak waar mogelijk. Werving is zoveel meer dan een kekke poster bedenken of een film organiseren. Werving is gewoon continu hard werken, offline en online. Het gaat om oprechte, persoonlijke aandacht voor en interesse in jonge mensen én het delen van enthousiasme voor onderwijs en het vak! ANIOS Huisartsgeneeskunde In het vorige nummer van ‘Op één Lijn’ hebben we uitgebreid aandacht besteed aan de ANIOS Huisartsgeneeskunde. We ontvingen tal van reacties van huisartsen als ook van geïnteresseerde potentiële ANIOS. Wil je meer weten over het ANIOS-schap, ook als huisarts, dan kun je contact opnemen met Joost Dormans (joost.dormans@maastrichtuiversity.nl) of huisarts Donna Lenders (d.lenders@ezorg.nl) van praktijk Medisch Centrum West Kerkrade. HOOFDzaken Gedreven en enthousiast DOOR MATTHIJS LIMPENS, AANKOMEND HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Op de Staf-tweedaagse van 3 en 4 oktober nemen we afscheid van Bas Maiburg en op 6 oktober volg ik hem op als Hoofd van de Huisartsopleiding Maastricht. Toen ik gevraagd werd voor deze functie, heb ik eerst moeten nadenken of ik het werk als huisarts al los kan laten. Ik heb getwijfeld of ik nog 1 dag in de week in de praktijk zou blijven werken, maar heb uiteindelijk de knoop doorgehakt. Op 1 januari 2020 stop ik weloverwogen als huisarts in Hoensbroek en ga voltijds voor mijn nieuwe functie. Wat breng ik mee? Het antwoord is: vooral enthousiasme! Ik ben gedreven en ze zeggen dat mijn enthousiasme aanstekelijk werkt. Ik breng ook mijn ervaring mee: 25 jaar huisarts, actief betrokken geweest bij de vorming van de regionale huisartsenorganisatie HOZL en 20 jaar huisarts-opleider, waarvan de laatste 3 jaar als HAB op het instituut in Maastricht. Ik kom dus uit het veld en vind de balans in de driehoek AIOS – opleider – instituut erg belangrijk. Die is bij ons goed, maar kan waar mogelijk nog versterkt worden. Omdat ik altijd op het instituut in Maastricht werkzaam ben geweest, ken ik iedereen daar al goed. Maar ik wil ook het team in Eindhoven snel beter leren kennen en ben van plan om vanaf januari één dag in de week op Strijp-Z te zijn. Zelf heb ik mijn opleiding Geneeskunde in Nijmegen genoten. Ik vind het dan ook bijzonder om de samenwerking met de Nijmeegse huisartsopleiding op Strijp-Z op te pakken. Ook in Nijmegen is net een nieuw Hoofd begonnen, Claudia Lobo. Op de werkconferentie van Huisartsopleiding Nederland (HN) hebben we al kennisgemaakt. HN zit zelf organisatorisch in een overgangsfase. Vooruitlopend op mijn nieuwe functie heb ik al kunnen deelnemen aan de werkconferenties in Utrecht ter voorbereiding van de strategische agenda. Mijn eigen opleiding tot huisarts heb ik in Utrecht gevolgd. Het deed mij goed om nog enkele gezichten tegen te komen uit deze opleidingstijd. Ik heb 24 jaar met veel plezier als huisarts in Hoensbroek gewerkt. Onze jongste zoon Tom is er geboren. Samen met mijn vrouw Jacqueline en onze zonen Huib, Ivo en Tom woonden we naast de praktijk. Na diverse carrièreswitches zijn mijn vrouw en ik uiteindelijk allebei in het onderwijs terechtgekomen. Zij werkzaam voor het Talencentrum van de Universiteit en ik bij de Huisartsopleiding. Na jaren actief te zijn geweest in de hockeysport, zowel zelf spelend als in bestuurlijke functies, ligt mijn passie buiten het werk nu in een zelf aangelegde hoogstamboomgaard. Vormsnoei, hart- en gesteltakken, waterscheuten en plantenziekten hebben nu mijn aandacht. Het onderhouden van mijn kleine gaard is een heerlijke manier om te ontspannen! En een mooi tegenwicht straks tegen de dagelijkse beslommeringen van het Hoofd, waar ik wel met veel plezier naar uitkijk. Aios Referatendag De winnaars Siamack Sabrkhany, Bas Stevens en Jean-Marie Peeters waren dit voorjaar de winnaar van de publieksprijs én de juryprijs met hun referaat over het bufferen van lidocaïne. Zij lieten zien, met een eigen aanvullende meta-analyse, dat het verminderen van de zuurgraad van lidocaïne een vermindering geeft van pijnklachten bij injectie. Hoewel dit in andere vakgebieden schijnbaar al wordt toegepast, is het binnen de huisartsgeneeskunde geen usual practice. 27 op één lijn 64
Pagina 28
op één lijn 64 2e uitgave 2019 Equilibre: rubriek voor huisartsopleiders Kwaliteit opleiders DOOR MARIEKE KOOLS EN ARIE DE JONG, COÖRDINATOREN HUISARTSOPLEIDERS De LOVAH benoemt in het plan “Veilig opleiden” een aantal actiepunten, waaronder transparante, toegankelijke en uniforme kaders voor potentieel onveilige opleidingssituaties. Met name op het vlak van disfunctioneren, onvoldoende beoordeling en no-go advies en ontkoppeling. Bij huisartsopleiding Maastricht ontbreken de kaders voor disfunctioneren nog, de overige blijken voldoende afgebakend. De wens van de LOVAH is dat: “…Ieder instituut beschikt over één protocol dat wordt gehanteerd bij het constateren van een ‘vermeend disfunctioneren’ van aios, huisartsopleider, stagebegeleiders, promotoren, docenten of andere instituut-medewerkers…” Recentelijk is er veel aandacht voor veilig werken op universitaire instituten, ook de UM heeft een veilige werkomgeving hoog op de agenda gezet. Ook vanuit de basisopleiding (IOH-B) wordt er gewerkt aan kwaliteitsverbetering en borging bij opleiders, met speciale aandacht voor disfunctioneren. Echter, hier ontbreken eveneens duidelijke kaders. De LOVAH pleit bij Huisartsopleiding Nederland voor: A. Het stimuleren van een ‘open kaart’ benadering B. Transparante, toegankelijke en uniforme kaders voor potentiële probleemsituaties De opleiding in Maastricht onderschrijft de ‘open kaart’ benadering en gaat zich de komende tijd bezighouden met dit onderwerp. Het HAO-team gaat zich richten op het opleidersdeel van dit protocol. Focus op goed functioneren van opleiders Kwaliteit van opleiders is vanuit verschillende visies te benaderen. Wij kiezen voor de focus op ‘goed functioneren’ en volgen benadering van hoogleraar Kiki Lombarts (AMC). 28 2e uitgave 2019 Zij spreekt bij ‘professional performance1’ over drie pijlers: 1. Het continu streven naar excellentie: door intrinsiek gemotiveerd en bescheiden te zijn, verbeteringsgericht en toegewijd aan kennis 2. Handelen vanuit medemenselijkheid: behandel zoals je zelf behandeld wil worden 3. Rekenschap geven: je houden aan professionele standaarden/gedragscodes en bereid zijn zich hierop te laten toetsen (voer uit of leg uit) Kwaliteit bereik je niet met een transparant protocol, dat is alleen handig als het misgaat. We moeten echter met zijn allen proberen te voorkomen, dat het misgaat. Kwaliteit is niet een zaak voor een instituut, instelling of een persoon, maar een breed gedragen visie, waarbij we op elkaar letten en elkaar beschermen, voordat het fout loopt. Echter, risico’s kunnen zich op verschillende vlakken voordoen. In onderstaande tabel vind je een overzicht van factoren, waarop we op kunnen letten. Bij ons zelf en bij de ander. Individuele factoren Fysieke en mentale gezondheid Persoonlijkheid en gedrag Persoonlijke keuzes Kennis en houding Werkomgeving Organisatie/RvB Maatschap/vakgroep Werkdruk/-last/-sfeer Opleiding en professionele ontwikkeling Suboptimaal functioneren uit zich in: Onderwijs en opleiding Aandacht voor professional performance (CANMEDS) Incidenten Calamiteiten Schade aan de patiënt Klachten Claims Tuchtrecht Kenmerken van disfunctioneren Structureel (bij herhaling) Schade of potentieel schade aan de patiënt Niet corrigeerbaar Voortbestaan disfunctioneren door: Cultuur Structuur Gebrek aan professionele normen en adequate juridische context Individuele verantwoordelijkheid Gebrek aan leiderschap Mocht het onverhoopt toch misgaan, dan zal binnenkort een transparant protocol beschikbaar zijn om de ontstane problemen tot een goed einde te brengen. Voorlopig blijft het HAO-team zich richten op goede scholing voor opleiders. Recent hielden we weer een trainingsdag in Urmond met Chris Rietmeijer, waarbij de nadruk ook lag op het elkaar (opleider-aios) observeren, met elkaar in gesprek gaan en goede feedback geven. Naast scholing gaan we door met de voortgangsgesprekken op de werkplek en de geleide intervisie op de reguliere terugkomdagen. Daarnaast houden we goed contact met de opleidersvereniging Maastricht (VHAO-UM) en staan we open voor ideeën van alle opleiders. Professional performance; risico’s2 Het helpt om open te staan voor feedback in algemeen, maar ook om het in een vroeg stadium te geven. Dit kan door het structureel in te plannen, bijvoorbeeld door een feedbackcarrousel te introduceren in de praktijk of op de werkvloer. Gebruik hierbij het Johari-venster en probeer samen hokje 4 zo klein mogelijk te maken. 1 MJMH Lombarts, Professional performance van artsen: tussen tijd en technologie, Rotterdam: 2010 2 C. Wagner, K. Lombarts, P. Mistiaen en M. de Bruijne. De problematiek van disfunctionerende artsen: zelfreinigend vermogen moet beter. KIZ: Tijdschrift over Kwaliteit en Veiligheid in Zorg: 2015, 25(1), 23-26 29 op één lijn 64
Pagina 30
op één lijn 64 2e uitgave 2019 Weten is eten CVRMinestrone DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS, REDACTIELID In de volgende Landelijke Huisartsgeneeskundige Kennistoets verwacht ik de volgende vraag: De huisarts wil bij een 69-jarige patiënt aanvullend onderzoek inzetten, en wel een bepaling van de weefselconcentratie van het enzym PCSK9. Welke aandoening heeft deze patiënt in zijn voorgeschiedenis: a. Multiple sclerose b. COPD c. Myocardinfarct d. Familiair priapisme U begrijpt wellicht waarom ik deze vraag verwacht: de nieuwe NHG-standaard Cardiovasculair Risico Management. En voornoemd enzym speelt een belangrijke rol bij het gekrakeel dat losgebarsten is over de daarin verordonneerde bovenwaarde voor het LDL-c van 1,8 mmol/liter. Deze waarde is zo laag, dat die alleen te bereiken is met remmers van het PCSK9-enzym en die zijn nieuw, duur en nog onder patent. En nu blijkt, dat er zich onder de cardiologen die betrokken zijn bij het opstellen van de richtlijn, collega’s bevinden die aantoonbaar banden hebben met de farmareuzen die de ‘onmisbare’ middelen produceren. Die geneesmiddelen, de zogenaamde PCSK-9-remmers, zoals bijvoorbeeld Repatha, zijn echter bewezen onwerkzaam op harde eindpunten en onbewezen veilig.1 Een marketingoffensief voor deze PCSK-9-remmers is dus al gestart met onbekende gezondheidsgevolgen en ongekend grote financiële consequenties. Aldus huisarts Hans van der Linde, die zich al jaren bezighoudt met beïnvloeding van artsen door de farmaceutische industrie. Hoofd afdeling Richtlijnontwikkeling & Wetenschap van het NHG Lex Goudswaard geeft ook ruiterlijk toe dat dit advies in de nieuwe standaard geen schoonheidsprijs verdient. ‘De IDEAL-studie2 laat zien dat een hogere dosis niet beter werkt, maar wel veel meer bijwerkingen geeft. Het is opmerkelijk dat dit advies dan toch doordringt in de richtlijn.’ 30 Ik denk er dus met gefronste wenkbrauwen het mijne van, en richt mijn aandacht voor nu liever op de nietmedicamenteuze adviezen die in de nieuwe standaard gelukkig ook nog steeds een prominente plek innemen. Onder andere Voeding: adviseer een voedingspatroon volgens de Richtlijnen Schijf van Vijf, met het doel (recidief) hart- en vaatziekten te voorkomen. En dan blijkt het overheerlijke mediterrane dieet wederom een klapper te zijn, inclusief evidence!3 Uit de duizenden mogelijkheden die die keuken biedt, kies ik voor de minestrone, de ‘grote soep’ waarvan elke Italiaanse mamma haar eigen geheime recept heeft, en vindt, dat die de beste is. Omdat Sardinië bekend staat als 1 van de 5 ‘blue zones’, gebieden waar mensen meetbaar langer leven, maken we de Sardijnse variant, met heel veel groente. En dan maar hopen, dat de ‘farmamaffia’ geen belangen in de olijfolie heeft! De zomerminestrone met verse groenten is volkomen vegetarisch. Je moet er wel even de tijd voor nemen: 1,5 kilo groenten schoonmaken en kleinsnijden! Een muziekje erbij dus. Het recept vond ik in het 8 cm dikke boek La Cucina Regionale Italiana in oltre 5000 ricette onder het hoofdstuk Sardinië. Het heet Minestrone estivo, dus zomerse minestrone en is gemaakt van alleen groenten, vers en geurig. 1: FOURIER-studie met de PCSK-9-remmer Praluent (evolocumab). 2: IDEAL-studie met Lipitor (atorvastatine). 3: Estruch R, et al. Primary prevention of cardiovascular disease with a Mediterranean diet. New England Journal of Medicine. 2013 Apr 4;368(14):1279-90. 2e uitgave 2019 INGREDIËNTEN VOOR 6 PERSONEN: 1,5 kilo vers geoogste groenten (courgettes, wortelen, zomerkool, aardappels, sperziebonen, erwten, verse borlotti bonen) 150 gr korte gedroogde pasta Sugo: 1 dl olijfolie 1 klein gesneden ui halve stengel bleekselderij, kleingesneden 300 gram tomaten (zonder vel, zonder zaadjes en zonder sap) Garnering: een bosje platte peterselie 1 fijngesneden teen knoflook 4 kleingesneden blaadjes basilicum Geraspte pecorino om te bestrooien Bereiding: 1. Maak de groenten goed schoon, was ze in stromend water en snijd ze in plakjes of blokjes. Doe ze in een pan met dikke bodem, doe er zoveel water bij dat ze bedekt zijn, breng aan de kook en laat de groenten op laag vuur in een half uur gaar worden. 2. In een ander pannetje verhit je de olijfolie en bak je de fijngehakte ui. Zodra deze bruin begint te worden voeg je de bleekselderij en de stukjes tomaat toe, roer en laat ongeveer 10 minuten pruttelen. 3. Doe vervolgens deze geurige sugo in de soeppan, gevolgd door de pasta. 4. Terwijl de soep op het vuur staat hak je de knoflook samen met de peterselie en basilicum fijn. Voeg die een paar minuten voordat je de pan van het vuur haalt, aan de soep toe. 5. Laat de soep rusten tot de hitte eraf is, serveer de minestrone lauwwarm en geef er versgeraspte pecorino bij. 31 op één lijn 64
Pagina 32
op één lijn 64 2e uitgave 2019 In de Leer Procrastinatie gedrag DOOR ARIANNE BECKERS, TWEEDEJAARS AIOS EN KAPITEIN-MILITAIR ARTS Het zonnetje schijnt en ik vertoon dit weekend procrastinatie gedrag. Procrastiwat? Juist. Ik stel mijn taken uit. Ik heb net het eerste jaar met een dubbel gevoel afgesloten. Met veel plezier kijk ik terug, maar ik laat ook een hoop arts-, patiënt- en collegarelaties en onbeantwoorde vragen achter. Als afleiding mag ik gelijk de dag daarna mijn tas inpakken voor jaar twee. Ik vertrek immers voor zes weken naar het Verenigd Koninkrijk voor mijn stage in het Princess Alice Hospice (Esher). Weer dat dubbele gevoel. Het is een mooie kans, maar ik laat ook een thuisfront achter. Zelfs een militair kan last hebben van heimwee. Ik heb er echter bewust voor gekozen om naar het Verenigd Koninkrijk te gaan voor de eerste 6 weken van mijn chronische stage. Engeland staat hoog aangeschreven als het aankomt op palliatieve zorg. En ondanks veel aandacht in de opleiding rondom het thema ‘de dood’, blijft er nog altijd een taboe op heersen. Wat ik best vreemd vind voor het enige onderwerp in het leven waar geen twijfel over bestaat. Dood gaan we allemaal. Maar wat is het dan wel? Is het de angst voor de dood? Is het de angst van het verliezen? De angst om de ander te kwetsen wanneer het bespreekbaar wordt gemaakt? Ik heb de wijsheid niet in pacht. Dag één in het hospice begint meteen confronterend. Gemetastaseerd longcarcinoom. Eindstadium hart-/ nierfalen. ALS. En zo kan ik (helaas) nog wel even doorgaan. Allerlei ziektes in een stadium waarbij de dood niet lang op zich zal laten wachten. Waar de eindbestemming echter voor eenieder hetzelfde is, is dit geheel anders voor de reis ernaartoe en de manier van ermee omgaan. Om nog maar niet te spreken over de tijd die ermee gepaard gaat. Gezien de actualiteit en het (letterlijk) levenslang persisteren van het thema ‘de dood’ lijkt het me juist als HAIO goed om hier tijdens de opleiding al over na te denken. Wat doet het met jou als dokter en als mens? Wat gaat onze rol als huisarts in spe hier in zijn of worden? In tegenstelling tot in Nederland is euthanasie en palliatieve sedatie in het Verenigd Koninkrijk verboden. Patiënten kunnen in de terminale fase van hun ziekte worden verwezen naar een hospice. De redenen hiervoor lopen uiteen. De een wordt verwezen voor palliatieve zorg tot de dood. De ander voor symptoombestrijding waarna terugverwijzing naar huis, verpleeghuis of ziekenhuis volgt. Het is een flinterdunne lijn met palliatieve sedatie zoals we die in Nederland kennen, maar hier ligt de nadruk op ‘het hanteerbaar maken van de symptomen expliciet zonder sedatie’. Door middel van het titreren van medicatie en aandacht voor de holistische geneeskunde (sociaal, spiritueel, mantelzorg, voeding, beweging). Dat klinkt nogal zweverig, maar de patiënten en hun familie lijken hier vrede mee te hebben. Sterker nog (en wat mij betreft het belangrijkste): ik krijg sterk het gevoel dat de patiënt en/of diens familie zeer tevreden zijn over deze behandelingsvorm(en). De dood is niet langer iets om voor weg te rennen. Iets wat je maar beter zo snel mogelijk achter de rug kunt hebben. Het wordt een goed voorbereide reis waar eenieder met een verdrietig, maar goed gevoel op terug kan kijken. Hoe bereid jij je patiënt voor op de dood? En hoe ver ga jij samen op met je patiënt? Gooien we in Nederland te snel de handdoek in de ring? Of laten we de patiënten in het Verenigd Koninkrijk juist te lang lijden? Ik sluit niet af met antwoorden. Sterker nog. Ik sluit af met nog meer vragen. Het is nou eenmaal een onderwerp waarbij een hoop vragen onbeantwoord zullen blijven. Hoe ver weg het nu misschien nog lijkt in onze opleiding. Je kunt niet vroeg genoeg beginnen om erover na te denken. Voor je het weet sta je zelf voor deze moeilijke keuze. Palliatief procrastinatie gedrag of niet? Oordeel zelf. 32 2e uitgave 2019 Een opiniërende beschouwing Diabetes en kunstmatige zoetstoffen, op weg naar een suikertaks? DOOR JEROEN SMEETS, HUISARTS IN GC HEER MAASTRICHT EN KADERARTS DIABETES I.O. Wat is bekend? Niet-calorische kunstmatige zoetstoffen (NKZ) zijn meer dan een eeuw geleden ontdekt en toegevoegd aan ons voedsel om het voedsel zoet(er) te maken, zonder toevoeging van hoogcalorische suikers. NKZ verwierven snel populariteit vanwege de lage kostprijs, lage calorieintake en vermeende gezondheidswinst bij het streven naar gewichtsverlies en normalisering van bloedglucose spiegels. Vanwege deze redenen worden NKZ toenemend in onze voedselproducten, zoals frisdranken, ontbijtproducten en suikervrije desserts, verwerkt. NKZ worden aangeraden bij het streven naar gewichtsverlies, voor personen met een gestoorde glucosetolerantie en personen met type 2 diabetes mellitus. Er zijn studies bekend die bij gebruik van NKZ gezondheidswinst laten zien, maar er zijn ook studies die een associatie aantonen tussen het gebruik van NKZ en gewichtstoename en een toegenomen risico op type 2 diabetes mellitus. De meest gebruikte NKZ zijn aspartaam, cyclamaat, sacharine en sucralose. Deze NKZ passeren het spijsverteringskanaal zonder te worden opgenomen. De commensale microbiële flora van de darm komt deze NKZ wel tegen. De samenstelling en de functie van het menselijk microbioom in de darm wordt gemodificeerd door NKZ, zowel bij personen met een gezond gewicht als bij personen met obesitas en diabetes mellitus; veranderingen in het microbioom zijn geassocieerd met de ontwikkeling van het metabool syndroom. Een studie in Israël in 2014 liet zien, dat er een significante correlatie was tussen consumptie van NKZ en diverse parameters van metabool syndroom, zoals: gewichtstoename, hoger nuchter bloedglucose spiegel en een hoger HbA1c. NKZ zijn aan ons dieet toegevoegd met de intentie om calorie-inname te reduceren en bloedglucosewaarden te normaliseren voor zoetekauwen. Samen met andere veranderingen in het menselijke dieet, gaat deze toename in consumptie van NKZ gepaard met een dramatische toename 1 Literatuurlijst opvraagbaar bij de redactie via op1ijn@maastrichtuniversity.nl of bij auteur in de obesitas- en diabetesepidemie. Mogelijk hebben NKZ juist paradoxaal bijgedragen om deze epidemieën te versterken. Op weg naar een suikertaks? In Noord-Amerika zijn er al landen die de obesitas- en diabetesepidemie te lijf willen gaan met maatregelen op het gebied van voeding. In Mexico gaf starten met een suikertaks een 7,6% afname van frisdrankverkopen en een 2,1% stijging in suikertaksvrije drankverkopen. In Philadelphia (USA) gaf de implementatie van een suikertaks wet (op suikerhoudende en NKZ-gezoete frisdranken) in 2017 significant hogere prijzen van frisdranken en een significante afname van volume van verkochte frisdranken. De verkoop van gezoete frisdranken en NKZ-houdende frisdranken ging buiten het suikertaks gebied licht omhoog. Discussie Gebruik van NKZ in voedsel is wijdverbreid. Er zijn studies die een voordelig effect op de gezondheid laten zien, maar er zijn meer studies die (trends van) het tegendeel laten zien. De invoering van een suikertaks kan behulpzaam zijn bij het terugdringen van de verkoop van suikerhoudende frisdranken en NKZ-gezoete frisdranken. Het is onduidelijk of deze vermindering in de verkoop zal leiden tot een vermindering van het voorkomen van obesitas of diabetes mellitus. De rem op de verkoop van dit soort dranken zou een aanzet kunnen zijn tot een verandering van de leefstijl van onze bevolking. Het is duidelijk dat de suikertaks daartoe een kleine bijdrage zou kunnen leveren. Meer onderzoek op dit gebied is nodig. Reageren: jeroen.smeets@maastrichtuniversity.nl 33 op één lijn 64
Pagina 34
op één lijn 64 2e uitgave 2019 Oud-aios: hoe vergaat het ze? “Is dat niet die arts van de wiet???” DOOR RONALD ROOTHANS, PRAKTIJKHOUDEND HUISARTS IN BREDA We go way back! Een jaar of 16 geleden alweer, maar nog altijd denk ik met warme gevoelens terug aan mijn keuzestage onder leiding van professor Geert-Jan Dinant bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Tropenambitie Het plan was aanvankelijk om weer naar het buitenland te gaan voor een coschap, maar door terreurdreiging in Tanzania werd het Maastricht. Ik had het plan om eerst tropenarts te worden, daarna zou ik wel verder zien. Geert-Jan stelde daarom voor om onderzoek te doen naar hoe oud-studenten van de UM met tropenervaring terecht waren gekomen. Zodoende kwam ik in gesprek met deze dokters en tijdens vele leuke gesprekken kwam ik erachter, dat zij uiteindelijk allemaal huisarts geworden zijn. Hun enthousiasme voor het huisartsenvak werkte erg aanstekelijk en in 2007 mocht ik mezelf trotse eigenaar noemen van Het Huisartsenteam Roothans. Praktijk Het Huisartsenteam is een ondernemende zorggroep waar kwaliteit hoog in het vaandel staat en dat sprak me erg aan. Het hielp dat ik tijdens mijn opleiding de differentiatie praktijkmanagement had gevolgd en samen met Jasper Trietsch en Marc Munnik had uitgedacht hoe de huisartspraktijk van de toekomst eruit zou moeten gaan zien. Een kleine praktijk met veel persoonlijke aandacht en een faciliterende organisatie om bestuurlijk gedoe aan over te laten. In een notendop bleek dat ongeveer de businesscase van Het Huisartsenteam te zijn, dus de keuze was snel gemaakt toen ik in Breda ging wonen. ‘Vrije’ dag per week Om iedere dag van de week als huisarts te werken met alle diensten erbij zag ik niet zitten, dus hield ik 1 dag per week vrij om wat aan te rommelen. Dat gaf me tijd om de praktijk te accrediteren en mijn steentje bij te dragen aan de zorggroep. Kwaliteit, organisatie, communicatie en innovatie vond ik erg boeiend. Daarom ben ik in Leiden de kaderopleiding Beleid en Beheer gaan doen. Super leerzaam en een aanrader voor iedereen die de dagelijkse beslommeringen in de complexe huisartsenwereld wil begrijpen en beheersen. Het gaf me de mogelijkheid om 34 mijn praktijk zo te organiseren dat ik een bijdrage kon leveren aan het opleiden van een verpleegkundig specialist, aan het bestuur van Platform Medisch Leiderschap, aan het bestuur van de Kring… en aan een tevreden patiëntenpopulatie! Maatschappelijk handelen Hoe word je dan “die arts van de wiet”? Dat komt door een daklozen-barbecue. Een goede vriend vroeg of ik met hem dit event wat muzikale aankleding wilde geven. Daar hebben we ‘Tuna’-liedjes gespeeld. De Tuna is een Maastrichtse studentenmuziekvereniging en heel leuk voor feestjes en partijen. De organisator van de BBQ bleek een bijzondere man; een ondernemende strafrechtadvocaat met SP-bloed. We kwamen aan de praat over verslaving en andere problemen die we beiden beroepsmatig herkenden, zij het vanuit een verschillend perspectief. Toen de regering in 2017 met het plan kwam om het cannabisbeleid in Nederland te verbeteren, heb ik samen met hem en een politicus (die dezelfde problematiek weer vanuit een ander perspectief zag) een manifest opgesteld. Hierin hebben we na vele discussies en literatuuronderzoek weergegeven hoe, in onze optiek, het “Experiment gesloten coffeeshopketen” vorm zou moeten krijgen, onderbouwd met een voorbeeldbusinesscase voor de regio Breda en Tilburg. Voor mij was het vooral erg belangrijk dat het roken van cannabis (met tabak) zoveel mogelijk ontmoedigd wordt en dat er goede voorlichting komt in coffeeshops, waar goed opgeleid personeel problematisch gebruik kan herkennen en de consument kan verwijzen naar hulpverlening. Inmiddels zijn we erachter dat onze ideeën breed gedragen worden en dat veel van ons gedachtengoed in het experiment is opgenomen. Deel 1 van onze missie is geslaagd. Of deel 2 gaat slagen hangt ervan af of ons project wordt geselecteerd om ook daadwerkelijk te participeren in dit experiment, dat weten we volgend jaar rond deze tijd. Huisarts zijn Intussen ga ik ook gewoon door met huisarts zijn en het opzetten van een multidisciplinair medisch centrum waar ik als AIOS al van droomde. Een huisartspraktijk samen met zo’n beetje alle eerstelijns disciplines (apotheek, thuiszorg, fysiotherapie, logopedie en diëtetiek), het sociale domein (WMO, Maatschappelijk werk, Centrum voor Jeugd & Gezin 2e uitgave 2019 en consultatiebureau) en een eerstelijns laboratorium met een divers aanbod aan functieonderzoeken, echo- en röntgen-faciliteit. In oktober kan waarschijnlijk de eerste schop de grond in en met een beetje mazzel kunnen we vóór de kerst van 2020 een openingsfeestje vieren… mét muzikale aankleding door de Tuna van Maastricht! Huisarts zijn; de onuitputtelijke variatie, de lach en de traan van het menselijk contact, het medisch-technisch handelen, het puzzelen op complexe vraagstukken, het verbinden van patiënten, hulpverleners en -instanties, het coachen, de vrijheid om te organiseren en innoveren, het werken in een fijn team en ga zo maar door. Huisarts zijn is het leukste vak ter wereld! Contact Wil je meer weten? Stuur me een berichtje via LinkedIn of bekijk een van deze websites https://www.linkedin.com/in/roothans/ www.roothans.hethuisartsenteam.nl www.platformmedischleiderschap.nl www.project-cannabis.com www.tunademaastricht.com 35 op één lijn 64
Pagina 36
op één lijn 64 2e uitgave 2019 Hart-tegen-hart in Bocholtz …de strijd der doelmannen DOOR MARIEKE KOOLS EN GASTON PEEK, TEAM OPLEIDERS Op vrijdagavond 24 mei, was het weer zover: de voetbalwedstrijd aios tegen de hao’s. Op het prachtigst gelegen voetbalveld van Nederland: dat van de Rooms Katholieke Voetbal Vereniging in Bocholtz. Met een nog mooiere naam: “Wilskracht Doet Zegevieren”. Met een gemiddelde leeftijd van 45, tegen een tegenstander van gemiddeld 28, was het voor de huisartsopleiders ook meer op doorzettingsvermogen en techniek dat ze moesten gaan winnen. Er was voor hun een beker terug te halen, na de nederlaag van vorig jaar. Trotse clubvoorzitter en oud-Huisartsbegeleider Huub Schepers had, zoals altijd voor de nodige randvoorwaarden gezorgd. Een prachtig (half) veld, tenues voor beide teams, een strenge-doch-rechtvaardige scheids, broodjes gezond voor na de wedstrijd, liefdevol gemaakt door eega Miets en prachtig, stralend weer. Na wat korte opwarmoefeningen van beide teams, werd om 19.30 uur de bal afgetrapt. Ook dit jaar waren er, onder leiding van Marieke, weer vele supporters op komen dagen om onze voetbalhelden aan te moedigen. Na de terechte nederlaag van de opleiders op voetballend niveau vorig jaar, was nu de gedegen voorbereiding zichtbaar in het veldspel van deze ‘ouderen’. Er werd gekozen voor een andere tactiek, opbouwen vanuit de verdediging. Daar kan Koeman nog wat van leren! De balcontrole was beter, de looplijnen waren nauwkeurig uitgezet én de fitheid en blessureloosheid van het opleidersteam zorgden voor een enerverend en gelijkwaardig voetbalduel. Behoudens een kopstoot met het veld van Michel Emonts en een halve beenbreuk van Björn Plaisier werd ons verder fysiek leed bespaard. De verdediging bestaande uit Sander Jongschaap, Pepijn Aarts en Koen VanWersch stond als een Italiaans blok te tackelen, met daaromheen zwervend, in ‘vissenkomopstelling’, Björn, Freek Leenders en Michel. Natuurlijk waren er kansjes voor de aios, al waren deze op één hand te tellen. Met Micha Lutgens als loopwonder op het middenveld, opkomende back met gouden voorzet Peter Meulesteen en het voetballend inzicht van Simon Kleijkers, werden de nummer 10 Stephan en spitsen Martijn Verhoeckx & Gaston regelmatig bereikt. Oké, de afronding kan beter (binnenkant paal in plaats van buitenkant!), maar wie houdt er dan ook rekening met AIOS Robin Hundscheid op doel? Deze geweldenaar, concurrent voor Jasper Cillissen, hield elke onmogelijke bal uit de verre hoek. Over keepers gesproken... Aldus Cruijff: ‘Goeie voetballers bij opleiders hoeven geen goeie keepers te zijn…’. Laten we het daar maar bij houden! De uitslag (0-3 AIOS) is geflatteerd, daar zijn we het over eens. Wederom tijd voor revanche, hopelijk volgend jaar met een échte keeper in het opleidersdoel. De vacature staat uit. “Meedoen is belangrijker dan winnen”, zullen we maar zeggen. We hebben er nog gezellig op gedronken, op kosten van ‘de zaak’ en met uitzicht op de ondergaande zon aan het plateau. Volgend jaar weer! PS: We maken ons als opleiding wel enigszins zorgen over het leervermogen van onze aios, zeker over diegenen die er vorig jaar ook bij waren, toen de beker vlak onder hun neus verdween. Want waar is ook dit jaar de beker gebleven? 36 2e uitgave 2019 Column Huisartsgeneeskunde verandert, nu de beleidsmakers nog DOOR K.O.E.K. WOUS Twee jaar geleden had ik zowaar eens een positieve ervaring met Dr. Google! Een patiënte kwam bij me, omdat ze al enkele jaren aanvalsgewijs blauwe verkleuring van de vingers kreeg, die na enkele uren tot een dag weer spontaan verdween. De vingertoppen deden niet mee. Ik kon haar geruststellen dat het niks ernstigs kon zijn, maar wat het precies was, kon ik niet vertellen. We spraken af dat ik dit na het spreekuur zou googelen, waarbij ik mijn zoekcriteria vermeldde aan deze hoogopgeleide vrouw. Toen ik enkele uren later opbelde en kon vertellen dat het beeld paste bij de diagnose Syndroom van Achenbach, haalde mevrouw opgelucht adem. Zij had ook gezocht op internet en was tot dezelfde conclusie gekomen. Verdere uitleg was niet nodig volgens haar. Helaas pakt zo’n zoekactie op internet maar zelden goed uit. Veel vaker zie ik de keerzijde ervan. Ongeruste mensen die op allerlei fora de meest verschrikkelijke en exotische diagnoses tevoorschijn toveren, mij eerst op de proef stellen of ik dat uit eigen beweging ook zou kunnen bedenken, om vervolgens het konijn uit de hoge hoed te toveren. Waarna ik dan kan praten als Brugman, om hen duidelijk te maken dat ze het niet bij het rechte eind hebben. Vaak gaan ze miskend, in plaats van opgelucht, de spreekkamer uit. Of er moet allerlei (onnodig) onderzoek plaats vinden om mijn argumentatie kracht bij te zetten. En dat alles in 10 minuten. En dan heb ik het nog helemaal niet over de apps die dagelijks op de markt komen om mensen over hun gezondheidstoestand te informeren. Wie kan daar tussen de bomen het bos nog zien? Ik niet, in ieder geval. In al mijn achterdocht vraag ik me af waarom deze apps ontstaan. Is het puur altruïsme, of is het verdienen van geld de drijfveer? Wie is er bij het ontstaan van deze app betrokken geweest? Welke huisarts? En welke app houdt rekening met de complexe zorg die huisartsgeneeskunde in toenemende mate aan het worden is? Over niet al te lange tijd is meer dan de helft van de Nederlandse bevolking ouder dan vijftig jaar. Hoe ouder de mens, hoe groter de kans op verschillende chronische ziekten. Wat is wanneer belangrijk? Guy Schulpen betoogt elders in deze ‘Op één lijn’, dat het vak van huisarts de komende tijd zal veranderen en dat we daarin mee moeten gaan, willen we bestaansrecht blijven behouden. Hij is geen huisarts, bij mijn weten, anders zou hij dat zo niet opschrijven, denk ik. Ons vak is al bijna 20 jaar enorm aan het veranderen. Van branden blussen naar goed georganiseerde en geprotocolleerde chronische zorg, toenemende preventieve zorg, verbeterde palliatieve zorg, en de transitie van taken van de tweede naar de eerste lijn is pas in prille aanleg. Ondertussen vergrijst onze populatie en zijn steeds meer mensen in de huisartsenpraktijk nodig om al deze taken uit te voeren. De praktijk van 20 jaar geleden is een bedrijf geworden, inclusief manager. Als één specialisme in de geneeskunde heeft laten zien, dat het kan veranderen, dan is het huisartsgeneeskunde wel. Maar wat niet verandert, zijn onze kerntaken. Dat is goede zorg leveren aan mensen die hun vertrouwen aan ons schenken. Er voor hun zijn op het moment dat zij en hun dierbaren ons nodig hebben. Niet alleen door de juiste diagnoses te stellen, de juiste therapie voor te schrijven, maar vooral ook door aandacht te schenken. Door te beseffen wat het betekent om deze ziekte of aandoening te hebben. En onze patiënten te coachen in de keuzes die zij maken in het leven, zodra die hun gezondheid beïnvloeden. Dat dit niet in een tienminutenconsult kan, zal uiteindelijk ook bij beleidsmakers moeten doordringen. Afgelopen week zei ik tegen een AIOS, dat kwaliteit leveren tijd kost. En tijd is geld. Willen we in de samenleving c.q. de ziektekostenverzekering, dat we kwaliteit blijven leveren, dan zal er tijd vrij gemaakt moeten worden en geld bij moeten. De huisartsgeneeskunde heeft bewezen te kunnen veranderen, nu de beleidsmakers nog. Met eHealth alleen creëren we geen gezondere of gelukkigere mensen. Meer taken voor hetzelfde geld kan alleen een achteruitgang in kwaliteit opleveren. Dat willen we toch niet? Dus beste beleidsmakers: hou op met het bedenken van oplossingen via ‘meer, meer, meer’, maar kijk nog eens goed waar huisartsgeneeskunde voor staat en ondersteun dat. 37 op één lijn 64
Pagina 38
op één lijn 64 2e uitgave 2019 Gezondheidsrechtelijke kwesties Nieuwe wet zorg en dwang, nu ook dwangzorg in de thuissituatie mogelijk! DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS EN JURIST Over een half jaar is het zover: dan treedt de nieuwe Wet zorg en dwang (Wzd) in werking. In ‘Op één Lijn’ 42, ‘Dwang en drang in de geneeskunde’, werd al bericht dat, onder de vlag van de WGBO, de huisarts onder bepaalde omstandigheden, vrijheidsbeperkend kon werken,1 mits dit niet tot daadwerkelijke vrijheidsbeneming zou leiden. Met de komst van de nieuwe Wzd, die per 1 januari 2020 van kracht wordt, worden deze mogelijkheden wettelijk verruimd omdat de vrijheidsbenemende maatregelen patiëntvolgend2 worden en niet meer instellingsafhankelijk zullen zijn. Wat heeft dit voor gevolgen voor de huisarts? Welke dwangzorg mag? Onder welke voorwaarden? Hoe zit het met de verantwoordelijkheden in de thuissituatie? Veel vragen die tot de deadline van het inleveren van dit stukje nog niet duidelijk door de Minister zijn ingevuld. Historie Vrijheidsbeneming kan in de westerse wereld alleen op basis van een wettelijke regeling. Voor opgelegde zorg of dwangzorg is destijds de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) in het leven geroepen. Voor verzorgingshuizen volgde al snel een ‘artikel 60 afdeling’, waarmee een gesloten afdeling kon worden gecreëerd voor (meestal) psychogeriatrische patiënten (PG-patiënten). De Wet Bopz is tweemaal geëvalueerd, de laatste keer in 2003, waarin toen al werd geconcludeerd dat deze wet ontoereikend is voor PG-patiënten en voor patiënten met een verstandelijke beperking. Ondanks deze duidelijke conclusie, is er pas in 2009 een wetvoorstel tot herziening van de Wet BOPZ ingediend. Na een voorbereidingstijd van 10 jaar3, is op 23 januari 2018 de Wzd aangenomen in de eerste Kamer, speciaal voor PG-patiënten en patiënten met een verstandelijke beperking. Daarnaast is voor de psychiatrische patiënten de Wet verplichte GGZ (Wvggz) aangenomen4 ter vervanging van de Wet Bopz. 1 Een tijdelijk bedhekje, een alarmmatje, even vasthouden om een injectie te geven 2 De Wzd spreekt steeds van cliënt, maar ik houd het op patiënt gezien het onvrijwillige aspect 3 In juni 2009 is de wet ingediend, in september 2013 was de Tweede Kamer akkoord na flinke aanpassingen, mede door de casus van Brandon in 2011 (de 18-jarige jongen met een verstandelijke beperking, die van tijd tot tijd aan de muur werd vastgebonden). Na 2013 is de wet nog op diverse punten aangepast door harmonisatie met de Wet verplichte GGZ, die ook de Wet BOPZ vervangt 4 Tevens een Wet forensische zorg (Wfz) voor de forensische psychiatrie 38 Ambulante dwang in de nieuwe wet Omdat de Wet verplichte GGZ zich richt op intramurale zorg, zal ik mij in dit stukje vooral richten op de Wzd en dan met name op de gevolgen voor de huisarts. Dat is al lastig genoeg, omdat er nog veel uitgewerkt moet worden in ministeriële regels en algemene maatregelen van bestuur (AMvB), maar we doen een poging. Het belangrijkste van de Wzd is, dat deze wet niet meer gebonden is aan specifieke aangemerkte woonlocaties van zorgaanbieders, maar patiëntvolgend is. Daar waar de patiënt zich bevindt, kan de Wzd worden toegepast, dus ook thuis en op de dagbehandeling. Het gaat dan om de volgende negen vormen van onvrijwillige zorg: • Toediening van vocht, voeding en medicatie en het verrichten van controles, medische handelingen en overige therapeutische maatregelen • Beperken van de bewegingsvrijheid • Insluiten • Uitoefenen van toezicht op de patiënt • Onderzoek aan kleding of lichaam • Onderzoek op de woon- of verblijfsruimte op gedrag beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen • Controle op de aanwezigheid van gedrag beïnvloedende middelen • Aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat de patiënt iets moet doen of nalaten waaronder begrepen het gebruik van communicatiemiddelen • Beperken van het recht tot het ontvangen van bezoek De eerste vragen die bij dit rijtje onvrijwillige zorg opkomen, hoe zijn de veiligheid en haalbaarheid hiervan in de thuissituatie en: hoe zit het met de verantwoordelijkheid en het toezicht? Instellingen onder de BOPZ moesten voldoen aan hoge eisen betreffende geschoold personeel, die beschikbaar en bereikbaar moesten zijn, naast veiligheid van ruimten en materialen. Het zijn zaken die in de thuissituatie lastig te realiseren zijn. Komt deze rol nu toe aan familie en mantelzorgers? En kan een zorgverantwoordelijke deze belastbaarheid inschatten? Zijn de zorgverantwoordelijke, de zorgaanbieder en, indien betrokken, de huisarts verantwoordelijk voor deze inschatting als het achteraf misloopt? 2e uitgave 2019 Daarnaast mag onvrijwillige zorg natuurlijk niet zomaar en zijn er voorwaarden vooraf en controles tijdens en achteraf. Voorwaarden voor ambulante dwang De eerste voorwaarde is, dat het Centrum Indicatie Zorg (CIZ) een indicatie vaststelt voor zorg zoals bedoeld in de Wet langdurige zorg (Wlz) vanwege een PG-aandoening of een verstandelijke handicap. Dit mag ook een verklaring zijn van een ‘ter zake kundige arts’ waaruit blijkt dat de patiënt in verband met een PG-aandoening of verstandelijke handicap is aangewezen op: verzorging, verpleging, behandeling, begeleiding, bescherming, beveiliging of onvrijwillige zorg. Deze ‘ter zake kundige arts’, ook de Wzd-arts genoemd, heeft al geleid tot een reparatiewet en nu is het een Wzd-functionaris. Met deze wijziging kan nu ook een orthopedagooggeneralist, een gezondheidszorgpsycholoog of een verpleegkundige deze rol vervullen, naast een specialist ouderengeneeskundige of een psychiater.5 Deze Wzd–functionaris is, naast het afgeven van een verklaring voor dwangzorg, ook belast met het toezicht op de dwangzorg. Omdat de meeste thuiszorginstellingen doorgaans geen Wzd-functionarissen in dienst hebben, is het de vraag hoe dit toezicht gaat werken in de praktijk. Het grote gevaar is hier, dat de huisarts het vangnet gaat worden bij gebrek aan voldoende gespecialiseerde zorg en voldoende Wzd-functionarissen. Zijn wij voldoende ‘ter zake kundig’ om deze taak uit te voeren? De LHV vindt van niet.6 Los van deze twee ingangsvoorwaarden dient er ook een indicatie te zijn om over te gaan tot dwangzorg en moet alles verantwoord worden in een zorgplan en regelmatig worden getoetst aan de noodzaak tot voortzetting van de dwangzorg. Indicaties van dwangzorg zijn in de Wzd omschreven onder ‘ernstig nadeel’. Daarvan is sprake bij het bestaan van of een aanzienlijk risico op: • Levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van de patiënt of een ander • Bedreiging van de veiligheid van de patiënt, al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt • De situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van een ander oproept • De situatie dat de veiligheid van personen of goederen in gevaar is 5 De KNMG heeft hierover, onder het motto “geen dwang zonder medische toets” al schriftelijke vragen aan de Minister gesteld. De KNMG (i.s.m. LHV, NVAVG, NVvP en Verenso) heeft grote zorgen over het inzetten van niet-medische geschoolde functionarissen bij het inschatten en toezicht houden op dwangzorg en vindt dat een tekort aan Wzd-artsen geen reden mag zijn om niet-artsen in te zetten. 6 De Dokter 1, 2019, “de huisarts gaat niet over dwangzorg thuis”, pag. 20-22 39 Samenloop met WGBO Zoals al gesteld in de inleiding, konden vroeger de WGBO en de Wet BOPZ naast elkaar bestaan en gelijktijdige werking hebben. Onder de Wzd was het de bedoeling, dat er geen samenloop meer zou zijn. Na de behandeling in de Eerste Kamer is dit voornemen deels gesneuveld en zou de Wzd gelden voor dwangzorg en de WGBO voor vrijwillige zorg bij de doelgroep. Ook dit is niet helemaal gelukt, dus gelden bepalingen in de Wzd ook voor vrijwillige zorg aan PG-patiënten en patiënten met een verstandelijke beperking.7 Ook dwangzorg aan patiënten die zich niet verzetten (en dus vrijwillige zorg is) zou dan weer onder de WGBO vallen. Ook hier nog veel onduidelijkheid waar de Minister nog op moet reageren. Stappenplan voor het zorgplan Als aan de voorgaande voorwaarden is voldaan, dient een zorgplan opgesteld te worden. Hieraan zijn nogal wat voorwaarden verbonden, zie stappenplan op de volgende pagina's. Conclusie Er is nog veel onduidelijk. Ook ontbreekt nog steeds een praktische handleiding om de Wzd in de praktijk goed uit te voeren. Er is door diverse organisaties al gepleit om de Wet uit te stellen, maar ook daar is nog geen duidelijkheid over. Een praktische handreiking voor nu is: handel volgens de WGBO en gezond verstand. Motiveer in het medisch dossier waarom er voor een bepaalde maatregel is gekozen, met wie is overlegd en welk doel het dient. Met het bovenstaande stappenplan in gedachten en de indicaties voor dwangzorg moet dat lukken. We staan iedere dag in de loopgraven van de eerste lijn en er moet gewoon gewerkt en beslist worden, ook morgen weer. Huisartsen moeten pragmatisch blijven. Wij kunnen ons niet de tijd veroorloven die politici nodig hebben om zaken te regelen zoals bij de Wzd, ruim 16 jaar na de tweede evaluatie van de BOPZ. 7 Onder andere het hebben van een zorgplan, het hebben van een cliëntvertrouwenspersoon en de wettelijk vertegenwoordiging van cliënten (dat in de Wzd net iets anders is dan onder de WGBO) op één lijn 64
Pagina 40
op één lijn 64 2e uitgave 2019 ZORGPLAN OPSTELLEN (artikel 7 WZD) Het zorgplan • Het zorgplan wordt z.s.m., maar uiterlijk binnen 6 weken na start van de zorg opgesteld. • Het zorgplan houdt zo veel mogelijk rekening met de wensen en voorkeuren van de cliënt. • Als dat niet mogelijk is, laat de zorgverantwoordelijke de cliënt2 bouwd weten waarom niet. • De zorgverantwoordelijke bespreekt het zorgplan met de cliënt. Ontstaat er (risico op) ernstig nadeel? Constateert de zorgverantwoordelijke/vertegenwoordiger dat het zorgplan niet voldoet aan de zorgbehoefte en dat er een risico bestaat op ernstig nadeel voor de cliënt en/of zijn omgeving? Doorloop dan onderstaand stappenplan. Evaluatie zorgplan • 4 weken na inwerkingtreding. • Daarna min. 1x per 6 maanden. • Onvrijwillige zorg in zorgplan: evaluatie door (uitgebreid) deskundigenoverleg. schriftelijk en onderRechten cliënt • Begrijpelijke informatie over zorg. • Periodieke evaluatie zorgplan. • Advies en bijstand van een cliëntenvertrouwenspersoon. • Zo nodig: bijstand van een tolk. • Mogelijkheid om klacht in te dienen. STAP 1: ONDERZOEK NAAR ALTERNATIEVEN (artikel 9 WZD) De zorgverantwoordelijke bespreekt met minimaal 1 andere deskundige: • Hoe groot is het risico op ernstig nadeel? • Wat zijn de oorzaken van het gedrag? • Heeft de omgeving invloed op het ontstaan van ernstig nadeel? • Zijn er alternatieven die voor deze cliënt vallen onder vrijwillige zorg? • Als de cliënt thuis woont: is de thuissituatie geschikt voor toepassing van de alternatieven? Cliënt heeft recht om bij het overleg te zijn. Onvrijwillige zorg is zorg waartegen de client zich verzet en kan bestaan uit: • Toedienen vocht, voeding en medicatie, medische controles/ handelingen vanwege de VB of dementie. • Beperking van bewegingsvrijheid. • Insluiting. • Toezicht (inclusief domotica). Geen alternatieven gevonden? Naar stap 2 • Ontstaat toch risico op ernstig nadeel? • Verzet de cliënt zich tegen de alternatieven? Naar stap 2 Alternatieven gevonden? Vrijwillige zorg opnemen in zorgplan. • Onderzoek aan kleding of lichaam. • Onderzoek van de woon­ of verblijfsruimte op middelen die het gedrag beïnvloeden en op gevaarlijke voorwerpen. • Controle op middelen die gedrag beïnvloeden. • Beperking van vrijheid om eigen leven in te richten, waardoor de cliënt iets moet doen of laten (incl gebruik communicatiemiddelen). • Beperking op het ontvangen van bezoek. 40 2e uitgave 2019 STAP 2: ONVRIJWILLIGE ZORG IN ZORGPLAN (artikel 10 WZD) De zorgverantwoordelijke bespreekt met deskundigen3 : • Zijn er nieuwe inzichten over de bespreekpunten uit stap 1? • Staat onvrijwillige zorg in verhouding tot het (verwachte) ernstig nadeel (proportionaliteit)? • Wat is de impact op de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van de cliënt en op zijn participatie? Met welke aanvullende zorgvuldigheidseisen vermindert of verdwijnt die impact? • Als de cliënt thuis woont: is de thuissituatie geschikt voor de maatregel(en)? Denk bijvoorbeeld aan toezicht. Betrokkenen bij het overleg • Zorgverantwoordelijke. • Minimaal 1 andere deskundige van een andere disicpline. • Overweegt men beperking in bewegingsvrijheid, insluiting of medische handelingen, dan moet een arts toestemming geven. • Cliënt heeft recht aanwezig te zijn. Geen alternatieven gevonden? Zorgverantwoordelijke zet in zorgplan: • Situaties, vorm, duur en frequentie van onvrijwillige zorg. • Wie de onvrijwillige zorg toepast. • Termijn (max. 3 maanden). • Afbouwplan. • Aanvullende zorgvuldigheidseisen. • Continuïteit in zorg voor de cliënt. • Toezicht en kwaliteitsbewaking door zorgaanbieder en WZD­arts. WZD­arts beoordeelt zorgplan en laat zo nodig aanpassingen doorvoeren. Verzet cliënt zich (alsnog) tegen de uitvoering van het zorgplan? Naar stap 3 Onvrijwillige zorg afbouwen Lukt het niet onvrijwillige zorg af te bouwen in de afgesproken termijn? • Overleg met deskundige3 die nog niet bij de zorg is betrokken. Lukt het daarna nog niet om onvrijwillige zorg af te bouwen? Naar stap 3 Alternatieven gevonden? Vrijwillige zorg opnemen in zorgplan. Blijkt vrijwillige zorg onvoldoende om ernstig nadeel te voorkomen? Herhaling stap 2 Beoordeling en toezicht Bij opname onvrijwillige zorg in zorgplan beoordeelt WZD­arts of: • Onvrijwillige zorg zo veel mogelijk voorkomen is (onvrijwilige zorg = ultimum remedium). • Zorgplan geschikt is om ernstig nadeel zo veel mogelijk te voorkomen. Voor de eerste toepassing van onvrijwillige zorg informeert de zorgverantwoordelijke de cliënt en de WZD­arts. Zorgverantwoordelijke en WZD­arts houden toezicht op de uitvoering onvrijwillige zorg. STAP 3: EXTERN ADVIES OVER (AFBOUW NAAR) VRIJWILLIGE ZORG (artikel 11 WZD) Deskundigenoverleg met externe deskundige3 • Zijn er (nieuwe/andere) alternatieven? • Kunnen veranderingen in de omgeving (inclusief interactie met zorgverleners) de situatie verbeteren? Verlenging onvrijwillige zorg In afwachting van het advies van een externe deskundige kan de termijn voor onvrijwillige zorg eenmalig met 3 maanden worden verlengd. Geen alternatieven gevonden? • In zorgplan opnemen hoe advies externe deskundige is toegepast. • Zorgplan aanpassen zoals beschreven in stap 2. Naar stap 2 • De termijn voor onvrijwillige zorg is nu telkens maximaal 6 maanden. Alternatieven gevonden? Vrijwillige zorg opnemen in zorgplan. Beoordeling en toezicht WZD­arts beoordeelt zorgplan (zoals beschreven in stap 2). Zorgverantwoordelijke en WZD­arts houden toezicht op de uitvoering van onvrijwillige zorg. 41 op één lijn 64
Op één lijn 63

Op één lijn 63


Pagina 2
Colofon Oplage 2260 exemplaren Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Stephan van den Brand, Eefje de Bont, Lisette Verheijen en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University, UM-13772 Fotografie Kaft, pagina 6,7, 8 en 9 gemaakt door Jonathan Vos Pagina 18, 19 en 20 gemaakt door Joey Roberts Pagina 22, 23 en 24 gemaakt door Loraine Bodewes Pagina 26 en 27 gemaakt door Philip Driessen Pagina 33, afbeelding "Hoe vaak komt geweld voor" een peiling onder 1000 leden, bron: NVDA Utrecht Deadline volgend nummer 28 juni 2019 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Inhoudsopgave Algemeen Van de redactie – Babette Doom Van de voorzitter – Jean Muris In memoriam Harry Crebolder – Babette Doorn Special ANIOS in de huisartspraktijk in Kerkrade – Donna Bosch-Lenders en Matthijs Peeters ANIOS in de huisartspraktijk in Landgraaf – Stefan van der Eerden en Vico Leeters Stellen zich voor Monique Wijers, gedragswetenschapper Huisartsopleiding Helène Dassen, huisartsbegeleider jaar 1 Esther Maes, gedragswetenschapper Huisartsopleiding Huisarts & huisdier – Mardi Onderzoek Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals TENDER-studie – Bram Beckers StopWijzer – Daniëlle Zijlstra RNFM – Huibert Tange, Jos Boesten en Annemiek Nijholt OOK en de Witte Raven – Simon Kleijkers Boekrecensie: wat is er met de dokter gebeurd? – Yvonne van Leeuwen WESP-en: Sociale omgeving en sociale steun bij succesvol stoppen met roken – Puck Nagtzaam Observeren van aios – Floor Minkels Mening van huisartsen ten aanzien van influenzavaccinatie – Roy Snellings Het diagnostische proces van atriumfibrilleren – Sanne van de Moosdijk Gezonde Basisschool van de Toekomst – Remco van Ginkel Reproduceerbaarheid van urinesticks en de Uriscreen – Anne Winkens Atriumfibrilleren in de huisartsenpraktijk – Karlijn Costongs Onderzoek Chlamydia diagnostiek Ouderengeneeskunde Niet alleen bij leken is ons specialisme onbekend – Noortje Ficken Huisartsopleiding Uit het (plaatsvervangend) hoofd – Joost Dormans Equilibre. Het leergesprek – Marieke Kools en Arie de Jong Made in Maastricht Weten is eten: Goudkoorts – Hendrik Jan Vunderink In de leer. TLC – Eleana Zhang In de leer. Mag ik deze dans van u? – Arianne Beckers Column. Van alle tijden – K.O.E.K. Wous Eveline schrijft – Stá voor je assistente Gezondheidsrechtelijke kwesties – Arie de Jong 3 4 5 6 8 10 10 11 11 12 14 14 15 16 17 18 18 19 19 20 20 21 21 22 24 25 26 28 30 31 32 33 34 2 Van de redactie Afko’s Eind jaren 90, toen ‘de Millennials’ werden geboren (generatie Y), werd ook dit blad bedacht. Het idee was om alle losse stenciltjes, die toen vanuit elk project naar de huisartsen in de regio werden gestuurd, te vervangen door één periodiek blad genaamd ‘Op één Lijn’. De eerste editie verscheen in 1999. Sindsdien is het blad trouw verschenen en zodoende voor velen het gezicht van de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht geworden. Aangezien ik er van meet af aan bij betrokken was (ik durfde mezelf geen hoofdredacteur te noemen in die tijd), weet ik, dat u onze acroniemen niet zo op prijs stelt. De co, de haio en de agnio gingen nog wel, maar de absurdistische afkortingen van onderzoeksprojecten, daar heeft de doorsnee huisarts geen voeling mee. “Zeg liever waarover het gaat”, zei u dan. Een AMUSE associeert u immers met een lekker hapje en niet met D-dimeer testen en longembolie. En toen kwam de AIOTHO. Deze Japanse auto kostte veel tijd om uit te leggen. De haio en de vaio waren inmiddels vervangen door aios en dat ging nog nèt. Maar de combinatie met een promotietraject en haio, dat is nog steeds een ingewikkeld gedoe. En toch is er momenteel heel veel belangstelling voor een dergelijk combinatietraject, ook van AKO-studenten. De afko AKO staat voor Arts Klinisch Onderzoeker. Ook AKO’s worden graag ‘gewoon’ dokter. En om de cirkel rond te maken: de agnio werd ANIOS. Wie het weet mag het zeggen. AGNIO’s zagen we overal, vooral in de tweedelijn. Het zijn de productiedokters die vooral het ziekenhuis helpen draaiende houden. Waar we geen ANIOS zagen, was in de huisartspraktijk. Totdat ... ‘Maastricht’ ermee begon, net zoals destijds met de eerste AIOTHO’s. Een primeur, u leest erover in dit nummer. Na deze uitvoerige intro, is er minder ruimte om de rest van de inhoud te etaleren. Gelukkig kent u alle afko’s, en hoef ik niet toe te lichten wat WESP-en zijn. U leest wat ze hebben gedaan, zonder acroniemen. De onderzoekers die schrijven, konden hun afko nog niet loslaten helaas. Het gaat over hulp bij stoppen met roken en dyspepsie. Bruikbare Wetenschap door Jochen Cals en een update over ons registratienet RNFM door Huibert Tange, kunnen de wetenschappelijke honger stillen. De Witte Raven club heeft OOK weer een nieuw raadsel voor jullie. Welke aandoening zoeken we? ‘Huisarts & huisdier’ is er weer bij. Er was een cavia voorzien, maar het werd een hond. Nieuw is ook het geluid van de assistente, Eveline en een boekrecensie door Yvonne van Leeuwen. Zoals altijd zijn er weer nieuwe medewerkers die zich aan u voorstellen. ‘The future is old’: de titel van de campagne om de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Maastricht (vanaf september 2019) te promoten. De afko is SO, dus niet te verwarren met de geriater. Aios Noortje Ficken, dochter van een huisarts, is het gezicht van deze campagne. Joost Dormans schreef, als plaatsvervangend hoofd van de huisartsopleiding, over luizenmoeders en Gauloises. Het opleiden van de huisartsen verloopt ‘equilibrisch’. We etaleren drie groepen afgestudeerde huisartsen. En vaste columnist en huisartsjurist Arie de Jong is uiteraard ook van de partij met een update van het Tuchtrecht. Net als aios Arianne Beckers, die graag met patiënten danst. Onze voormalige aios-columnist Eleana Zhang beloofde ons om nog één keer haar stukje ‘In de leer’ te schrijven als ze terug was van zwangerschapsverlof. Inmiddels is ze niet alleen bevallen, maar ook gepromoveerd op 8 februari jl. op een ziekte van de kleine bloedvaten in de hersenen, afgekort cSVD. Eind mei hoopt ze haar huisartsopleiding af te ronden. Made in Maastricht! De griepgolf is nu ten einde, maar de goudkoorts is net begonnen. Vaste schrijver ‘Weten is eten’ Hendrik Jan Vunderink meende een luchtig onderwerp gevonden te hebben in de anosmie-asperge-aspiraties (AAA). Het stukje was klaar en opgeschreven. Maar nog niet bereid en opgediend. Dus ook geen foto. En toen… viel Hendrik Jan van zijn paard in de lappenmand en kreeg ik de opdracht om ‘er even een leuk plaatje bij te zoeken’. Verleden, heden, toekomst. Ik zit op één lijn met K.O.E.K. Wous. Gelukkig heb ik geen nare nasmaak, hooguit een na-geur, als ik asperges heb gegeten. Happy reading, Babette Doorn 3 op één lijn 63 Zie pag. 5
Pagina 4
op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Van de voorzitter Vermaatschappelijking van de academie DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Prof. André Knottnerus zei in zijn afscheidsrede in 2018: “Ik dank de talloze patiënten en vrijwilligers, zonder wie mijn onderzoek niet mogelijk zou zijn geweest. Dat geldt evenzeer voor de vele huisartsen, praktijkassistenten, specialisten, verloskundigen en andere zorgverleners die het Maastrichtse onderzoek droegen en dragen. Jullie bijdragen onderstrepen dat het niet alleen ging over academisering van de eerste lijn, maar vooral ook over vermaatschappelijking van de academie1.” De vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht heeft vanaf begin jaren tachtig de verbinding gemaakt tussen praktijk, het onderwijs, het opleiden en het wetenschappelijk onderzoek. Om deze verbinding te maken, zijn er in het verleden vele projecten opgezet. Van gezamenlijke consulten met specialisten tot en met de hedendaagse diagnostiek zoals de CRP. Onze mooie regio is al langere tijd goed georganiseerd in zorggroepen. We lopen hier voorop met zorginnovatie (‘proeftuinen’) en daaraan gekoppeld wetenschappelijk onderzoek samen met de universiteit. Voor ons was het een logische ontwikkeling dat zorggroepen zelf zijn gaan ‘academiseren’. Elke zorggroep heeft een groep kernpraktijken waarin naast de reguliere taken op het gebied van (huis)artsen opleiden en meedoen aan onderzoek, ook aan zorginnovatie wordt gedaan. Onze vakgroep koestert alle 1400 huisartsen in deze regio (Limburg en Zuidoost Brabant), u bent ons adherentiegebied, wij zien u als een waardevolle en gewaardeerde relatie. Daarom ontvangt u bijvoorbeeld ook al 20 jaar dit tijdschrift ‘Op één Lijn’. Samen met de bestuurders van de zorggroepen zoeken we naar een (al dan niet virtuele) vorm c.q. werkplaats voor deze vermaatschappelijking van de academie. Hierin gaan praktijk, beleid, onderzoek en onderwijs hand in hand. Vakgroep en zorggroepen trekken al redelijk samen op in opleiden voor en door de regio, wetenschappelijk onderzoek en registratie in de zorg. Voor dat laatste beschikt de vakgroep ook over een registratienetwerk van huisartspraktijken in Limburg, het RNFM (www.rnfm.nl). Momenteel bestaat het registratienet uit 27 praktijken. Op pagina 15 vindt u een uitgebreid artikel. Een groot deel ervan is pluspraktijk in de eigen zorggroepregio. Daarnaast worden ook HIS-gegevens tussen regionale praktijken en universiteit uitgewisseld en van de nodige feedback (spiegelinformatie) voorzien op verzoek van een zorggroep. Ook kunnen wetenschapsstudenten (WESPen) worden ingezet bij onderzoek naar zorginnovaties zoals de anderhalvelijnszorg. Ik vraag jullie vertrouwen in onze werkplaats. Een vertaling zou kunnen zijn dat als we u vragen om mee te doen aan onderzoek, dat u dan zeker weet dat er goed naar de onderzoeksvraag is gekeken door zowel (huisarts) onderzoekers als huisartsen uit de regio. We kunnen dan nog beter op het nut en de waarde voor de praktijk letten is mijn verwachting. Belangrijkste is we samenwerken in netwerken en dat ook de belangen van de huisartspraktijken als die van de zorggroepen zijn verzekerd. Ook zoeken we de samenwerking met de andere academische werkplaatsen van het MUMC+. Welke dat zijn en wie wat doet, daar kom ik een volgende keer graag op terug. 1 Groot A de, Knottnerus JA. Academisering van de eerste lijn of vermaatschappelijking van de academie? Medisch Contact 1982; 37: 37-9. 51 4 1 e uitgave 2019 In memoriam Harry Crebolder 'Such is life' DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Maandagmorgen 1 april. Een dag zonder kantoorgrap. Wel een triest bericht. Hoogleraar emeritus Harry Crebolder, oud vakgroepvoorzitter en voormalig huisarts en medeoprichter van het GC Withuis in Venlo, overleed afgelopen weekend op 81-jarige leeftijd. Zijn enorme staat van dienst laat ik even voor wat het is, we zouden er een blad mee kunnen vullen. Graag sta ik stil bij onze relatie met dit blad, de vakgroep en de regio. Alsof Harry wist dat ik over het 20-jarig bestaan van dit blad zou schrijven. Alsof hij wist dat ik zou vergeten te vermelden, dat hij ooit op de cover van het allereerste nummer stond. En dat hij toen zei: “Laat ik beginnen met de wens dat het blad Op één Lijn zal fungeren als een bindmiddel tussen de universitaire capaciteitsgroep in Maastricht en de vele professionele relaties binnen de universiteit en in het bijzonder de huisartsen in de regio.” Check. “Ik hoop dat de periodiek een spreekbuis zal zijn voor eenieder met wie wij samenwerken.” Check. “Ik wens de redactie heel veel creativiteit, doorzettingsvermogen, inspiratie en geluk!”. De laatste zin ging over Harry zelf. Het is geen leugen wanneer ik zeg dat na het verschijnen van elke (!) editie tot nu toe, ik een email van hem kreeg, met de complimenten én een inhoudelijke vraag. Bij zijn afscheid in 2002 (‘Leren in de eerste lijn’) kreeg hij een koninklijke onderscheiding. In editie 14 sierde hij met zijn vrouw Emma Crebolder opnieuw de cover. Harry was een pittig mens en baas, zo eentje waar je een haatliefde-verhouding mee kon hebben. Saai was het allerminst. De telefoon onnodig laten rinkelen, daar kon hij woedend om worden. Roken op kantoor werd echter gedoogd. Ik ontmoette Harry voor het eerst in 1995 toen ik onderzoek zou gaan doen naar ‘zijn’ academisering van de huisartsgeneeskunde. Hij droeg een vlinderdas herinner ik me, een nondejuke. ‘Zo ziet een professor er dus uit’ dacht ik toen. Hij keek je altijd indringend aan en wist vlijmscherpe (‘waarom?’) vragen te stellen. Op het intimiderende af. Gelukkig kon hij dat goed compenseren met zijn zachte kant. Had je een vraag en liep je bij hem binnen, dan zat hij op een groezelig bankstelletje in de hoek van zijn kamer te lezen (slapen?). Hij klopte dan op de zetel naast hem, maar zij die het bankje kunnen herinneren weten, dat je dat liever afsloeg. Niet vanwege #metoo, maar vanwege het bankje zelf. E-mailen en redigeren in Word (‘van papier leer je het meest!’) leerde hij zichzelf aan, met een beetje hulp van Seniorenweb. Ook bracht hij je het belang van praktijkbezoeken bij, het verlaten van de ‘ivoren toren’. Je moest de huisartsen opzoeken en weten hoe het eraan toe ging in de praktijk. Ik zeg het nog steeds tegen onderzoekers en studenten. Zo ontstond in Maastricht al vroeg de belangstelling voor de doktersassistenten. Ook waren het de academische praktijken die als eerste een praktijkondersteuner hadden. En bij alles bedacht Harry een al dan niet bestaand theoretisch model. Ritjes in zijn oude Rover door Limburg, in de sneeuw of in de hitte (hij had in Afrika gewoond en nergens last van), de boterhammen op schoot, maar soms ook stoppen voor een (gedeeld) patatje op ‘De Viersprong’ aan de Napoleonsbaan. Als ik liet blijken bezorgd te zijn over zijn rijstijl, dan stelde hij me gerust door te zeggen, dat hij jarenlang dagelijks op en neer reed naar Venlo. Dat hielp niet echt. Harry was van voor het digitale tijdperk. Voor foto’s moest ik de oude dozen induiken. In die tijd hadden we nog dagjes uit en veel feestjes. En ja, Harry was altijd van de partij. Letterlijk en figuurlijk. Dan was hij op zijn best, of het nu om speechen, eten of dansen ging. Ja, echt dansen mensen, niet zoals je ziet op een NHG-congresfeest (dat zijn niet mijn woorden). Als de eerste deuntjes van ‘Love is in the air’ klonken, dan schoten zijn armen omhoog en zijn heupen los. Zijn secretaresse Ine Siegelaer werd vastgepakt op een manier die anno nu niet meer mag, en dan ging hij los. Zo ook op zijn afscheidsfeest op Fort Sint-Pieter. Het waren gouden tijden. Harry, nu pas gaan we je echt missen. Love is in the air Everywhere I look around Love is in the air Every sight and every sound And I don’t know if I’m being foolish Don’t know if I’m being wise But it’s something that I must believe in And it’s there when I look in your eyes 5 op één lijn 63
Pagina 6
op één lijn 63 1 e uitgave 2019 ANIOS huisartsgeneeskunde in Kerkrade ANIOShuisartsgeneeskunde DOOR DONNA BOSCH-LENDERS, HUISARTS EN PRAKTIJKHOUDER IN KERKRADE EN ANIOS MATHIJS PEETERS Sinds september 2018 werkt in Medisch Centrum West Kerkrade een ANIOS-huisartsgeneeskunde. Een ANIOS in de huisartsenpraktijk? Kan dat ook al? Wat is dat eigenlijk? Hoe regel je dat? Wat is de meerwaarde voor praktijk en de ANIOS? Zo maar wat vragen die we hebben voorgelegd aan ANIOS Mathijs Peeters en Donna BoschLenders, huisarts en praktijkhouder in Medisch Centrum West Kerkrade. Wat is een ANIOS-huisartsgeneeskunde? Een ANIOS is een arts niet in opleiding tot specialist, werkzaam binnen de huisartsgeneeskunde in dit geval. Het meest waarschijnlijke is dat een ANIOS uiteindelijk in opleiding wilt komen, dus een AIOS wil worden om daarna als huisarts verder door het leven te gaan. Wat was de reden om een ANIOShuisartsgeneeskunde aan te nemen? Donna: In 2016 heb ik de praktijk over genomen van Frank en Marianne Soomers en Hans van der Ploeg, een grote praktijk met 8 huisartsen. In de eerste twee jaren merkte ik dat het hebben van waarnemers voor de korte vakantieperiodes fijn was om de topdrukte weg te nemen, maar dat de spreekuren van de collega’s die er wel waren, overvol bleven. Patiënten willen vooral meer continuïteit bij bekende artsen. De ervaring met AIOS in de praktijk is dat patiënten het wel goed vinden dat iemand er voor een jaar is, en in dat jaar ook wel een band kunnen opbouwen met de arts. Dat zagen we minder bij de waarnemers, die vaak maar enkele weken aanwezig waren. Het opleiden van een Verpleegkundig Specialist lag binnen de mogelijkheden, maar daar hadden we nog niet meteen een geschikte kandidaat voor. Daarnaast wilden we graag in de weken dat alle artsen aanwezig waren, ook een arts vrij plannen voor andere taken, namelijk als callcenter arts en directe vraagbaak voor de assistentes. Dat kon alleen als de ontstane gaten zouden worden opgevuld. In januari 2018 vroeg Stefan van der Eerden, huisarts MC Putstraat in Landgraaf, of wij interesse hadden om te starten met een ANIOS. Zij wilden dat als praktijk gaan doen en waren op zoek naar anderen die ook interesse hadden. Op dat moment was Mathijs bij ons werkzaam als semiarts en wij waren zeer tevreden over zijn functioneren en 6 collegialiteit en patiënten waren ook erg tevreden over hem. Dus vroeg ik hem om na zijn opleiding geneeskunde een jaar bij ons te komen werken als ANIOS. Waarom ANIOS-huisartsgeneeskunde? Mathijs: Ik wist na mijn coschap huisartsgeneeskunde zeker dat ik huisarts wilde worden, vandaar ook mijn keuze om mijn GEZP- en WESP-stage te kiezen in dit vakgebied. Na mijn afstuderen kreeg ik de aanbieding om als ANIOShuisartsgeneeskunde te komen werken. Een functie, die op dat moment nog niet in de regio bestond. Ik heb geen moment getwijfeld en ben de uitdaging aangegaan. Hoe zit dat met verantwoordelijkheden en werkgeverschap? Een ANIOS is een BIG-geregistreerde basisarts. In het geval van Mathijs had hij bij de start nog niet zelfstandig gewerkt als arts. We hebben als team vooral gekeken hoe we het zo veilig mogelijk konden inbedden in de dagelijkse praktijk. Samen met collega Huisarts Philippe Le Doux begeleiden en superviseren we hem. De eerste weken ging dat zoals bij een AIOS: samen spreekuur doen, veel meekijken, veel overleg en veel tijd inplannen. De assistentes hebben instructies gekregen welke ingangsklachten hij wel en niet kan zien. Zelfstandig visites rijden hebben we in het begin niet gedaan. Aangezien hij vaak meeging met een van ons, wisselen we nu soms wel visites af, omdat we overtuigd waren dat het kon en afspraken hadden vastgelegd. Net als bij een aios zal de ene begeleider gedurende het gehele jaar alle patiënten in het dossier nakijken. De ANIOS werkt in loondienst en is, conform de Cao Huisartsenzorg, ingeschaald als verpleegkundig specialist, omdat de werkzaamheden overeenkomen. De LHV heeft hier eerder een schrijven over uit laten gaan. Het komt ongeveer overeen met wat een AIOS verdient. Eventuele werkervaring kan je laten meetellen in de trede bepaling. Alle andere werkgeverslasten zijn zo ook makkelijk te regelen. Omdat er in de regio nog geen afspraken zijn over de dienststructuur, kan de ANIOS niet mee naar de HAP zoals een aios dat wel kan. Misschien dat daar in de toekomst verandering in komt, omdat op enkele huisartsenposten in Nederland al meerdere ANIOS-en aan het werk zijn, zoals in Uden. 1 e uitgave 2019 Ervaring tot nu toe als ANIOS-huisartsgeneeskunde: Sinds ik werk als ANIOS, heb ik veel ervaring opgedaan en richt ik mij vooral op de kleine kwalen binnen de huisartsgeneeskunde. Ik heb een duidelijke groei laten zien. Hierdoor ben ik in staat veel van de kleine kwalen zelfstandig af te handelen. Hoe regel je een ANIOS? Wij hebben het geluk gehad dat wij een goede kandidaat hadden die we zelf hebben gevraagd. In het voortraject heb ik wel gesproken met Joost Dormans van de huisartsopleiding Maastricht, met het voorstel om de huisartsopleiding een soort loket te laten fungeren tussen geïnteresseerde ANIOS en geïnteresseerde praktijken. Dat is nog niet geformaliseerd maar informeel werkt het wel. Daarnaast kan je ook een vacature uitschrijven, wat tegenwoordig via social media snel verspreid, vooral als je daarbij gebruik maakt van aios of coassistenten in je praktijk. Wat is de meerwaarde voor de praktijk? Doordat Mathijs vier dagen in de praktijk werkt, hebben wij meer tijd om andere zaken op te pakken. Daarnaast is het altijd fijn om jonge enthousiaste collega’s te hebben, die met hun frisse blik soms hele verrassende wendingen aan een lastige casus kunnen geven. De patiënten zijn blij met een vast gezicht, en accepteren Mathijs als arts. Al met al creëert het rust, omdat je met je vaste artsenteam werkt, waarbij in vakantieperiodes nog maar zelden losse waarnemingen geregeld hoeven worden. Wat is de meerwaarde voor de ANIOShuisartsgeneeskunde? Het heeft mij de mogelijkheid gegeven om binnen de huisartsgeneeskunde te blijven werken zodat ik me verder kon ontwikkelen voor ik begin aan de huisartsopleiding. Verder kan het een meerwaarde zijn voor basisartsen die twijfelen over de keuze voor een bepaald specialisme. Ik merkte tijdens mijn coschappen, dat veel studenten het coschap huisartsgeneeskunde erg leuk vonden, maar in die periode te weinig konden zien van het vakgebied om te solliciteren voor de opleiding huisartsgeneeskunde. Bij andere vervolgspecialismen is de ANIOS-functie vanzelfsprekend en is het de start om te solliciteren voor een opleidingsplek. Het is voor geneeskunde studenten die twijfelen, een logische keuze om een tijdje als ANIOS te gaan werken binnen een specialisme waarover ze nadenken, waarbij ze vaak blijven ‘plakken’. Tot voor kort kon dit nog niet binnen de huisartsgeneeskunde, nu wel. standpunt huisartsopleiding Maastricht over de Anioshuisartsgeneeskunde “Als huisartsopleiding zien we het aniosschap als een goede manier om potentiële AIOS-huisartsgeneeskunde nader kennis te laten maken met het vak (de huisarts in zijn voorbeeldrol) en de werkdruk van huisartsen te verlichten waar mogelijk en mag. Voor de ‘zoekende’ anios is het een opstap naar een medische vervolgopleiding. De anios is geen huisarts en zal dus onder supervisie werken. In het ziekenhuis vinden we de anios heel gewoon, maar in de huisartspraktijk niet. Het is interessant om te verkennen of de anios een plek kan verwerven in de huisartsgeneeskunde.” Foto? 7 op één lijn 63
Pagina 8
op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Komt er een volgende ANIOS? Alle artsen binnen MCWK zijn erg blij met de ANIOS in de huisartsenpraktijk. Wij hebben er veel aan en ik denk de ANIOS ook. Mathijs is enorm gegroeid in zijn rol als arts. Hij heeft heel veel zelfstandigheid gekregen en heeft een empathische houding naar patiënten toe die heel prettig is. Ik hoop hem over enkele jaren als collega huisarts te mogen begroeten. In het tijdperk waarbij de drukte in de praktijk toeneemt, is de ANIOS een mogelijke invulling binnen de dagelijks praktijk, waarbij er ruimte en tijd wordt gecreëerd voor een passend tarief. Wel denk ik dat het verstandig is om een ANIOS aan te nemen voor minimaal een jaar en maximaal twee jaar. Korter dan 9 maanden lijkt niet wenselijk, omdat de tijdsinvestering in het begin te weinig oplevert. Mathijs heeft gesolliciteerd voor de huisartsenopleiding en wij zijn ervan overtuigd dat hij een goede kans maakt om door de sollicitatie heen te komen. Mocht dat zo zijn, dan zoeken wij voor september 2019 een nieuwe ANIOS, want we willen er graag mee doorgaan. Heeft u vragen, dan kunt u contact opnemen via d.lenders@ezorg.nl of m.peeters@ezorg.nl ANIOS huisartsgeneeskunde in Landgraaf Al doende leert men DOOR STEFAN VAN DER EERDEN, HUISARTS IN LANDGRAAF EN VICO LEETERS, ANIOS Aanleiding Afgelopen jaar spraken Joost Dormans van de huisartsopleiding Maastricht en huisarts Stefan van der Eerden van MC Putstraat uit Landgraaf elkaar over een dreigend tekort aan huisartsen (in opleiding). Het leek erop, dat veel ANIOS-sen in het ziekenhuis blijven ‘hangen’ en niet meer terugstromen naar de eerstelijn. Zo ontstond het idee om een ANIOS-Huisartsgeneeskunde in het leven te roepen en in dienst te nemen, met als doel basisartsen enthousiast te maken voor het huisartsenvak en de huisartsopleiding. Op dat moment was semiarts en inmiddels basisarts Vico Leeters werkzaam in de praktijk. Hij wil de huisartsopleiding gaan volgen en was direct geïnteresseerd in deze nieuwe functie. De ANIOS (Vico) “Vanaf april 2018 werk ik als ANIOS (arts niet in opleiding tot specialist) bij huisartsenpraktijk Medisch Centrum Putstraat in Landgraaf. Deze nieuwe en innovatieve functie is zeer geschikt voor basisartsen die de ambitie hebben om huisarts te worden. Als coassistent maak je kennis met de huisartsenpraktijk, maar echt meedraaien in de praktijk is heel anders. Het geeft je de kans om van dichtbij te ervaren hoe het is om te werken in een huisartsenpraktijk met een hecht team wat op één lijn staat om de best mogelijke patiëntenzorg te leveren. Daarnaast zorgt de langere periode van een jaar ervoor, dat je veel meer inzicht krijgt in wat er 8 allemaal speelt binnen een huisartsenpraktijk en wat er bij het huisartsenvak komt kijken. In het begin heb ik samen met de huisartsen en praktijkmanager Judith Steuns moeten zoeken naar de juiste invulling voor deze nieuwe functie. De insteek van de functie was aanvankelijk om een soort ‘vliegende kiep’ te zijn en flexibel ingezet te worden op actuele zorgvragen. Bijvoorbeeld een patiënt met pijn op de borst, iemand met een snijwond, maar ook een ongeruste longpatiënt die laagdrempelig ‘naar zijn longen wilt laten luisteren’. Voor mij veel uitdaging en variatie en voor de huisartsen minder 1 e uitgave 2019 patiënten tussen het spreekuur door. Ik kan de patiënt in alle rust te woord staan en onderzoeken en daarna is er tijd om met de huisarts te overleggen en na te bespreken. Het bleek geen dagvullende taak om mij als ANIOS zo in te zetten. Al doende ontstond het idee om ook een regulier spreekuur te creëren, waarbij ik relatief eenvoudige problematiek ging zien op mijn spreekuur. Ook zou ik beschikbaar zijn voor algemene vragen van assistentes en kreeg ik enkele administratieve taken. Daarnaast was er nog voldoende tijd en ruimte voor mijn eigen interesses, bijvoorbeeld meedoen met de geplande kleine chirurgische ingreepjes en intra-articulaire injecties zetten. Een breed takenpakket maakt deze functie interessant. Als coassistent ben je vooral medisch inhoudelijk bezig en met het ontwikkelen van diagnostische vaardigheden. Als ANIOS heb je meer taken die een huisarts ook heeft en zo groei je meer in je rol als dokter onder gesuperviseerde zelfstandigheid.” De huisarts (Stefan) “Door de ANIOS een “vliegende kiep” te laten zijn in de huisartsenpraktijk is het mogelijk om het vak van huisarts in de volle breedte te leren kennen. Door supervisie van de huisarts is er extra aandacht voor het breder diagnostisch denken. Wat is de vraag van de patiënt? Wat heeft de patiënt nodig? Is het alleen somatisch? De Universiteit Maastricht steunt deze vorm van werken.” De ANIOS “Een juiste verdeling vinden was een proces van geregeld overleg en aanpassen. Na enkele weken hadden we een goede balans tussen het aantal plekken voor reguliere consulten en spoedplekken. De assistentes zijn geïnstrueerd wat bij mij gepland mocht worden. Enkele voorbeelden: hoestklachten, keelklachten, diarree, kleine trauma’s, kinderen met koorts, buikpijn, pijn op de borst en hechtwonden. Vooral in het begin had ik veel supervisie en overleg nodig om mijn consulten af te handelen. Hier was gelukkig altijd genoeg ruimte en tijd voor. Door veel patiënten te zien en veel zelf te doen, heb ik mijn kennis en vaardigheden op het gebied van de huisartsgeneeskunde verder kunnen ontwikkelen. Na verloop van tijd kon ik op regelmatige basis consulten zelfstandig afhandelen. Nu mijn laatste maand is aangebroken, kijk ik terug op een zeer leerzame tijd, hoe het is om samen te werken met een hecht team met laagdrempelige communicatie met respect over en weer. Na deze ervaring wil ik dan ook vol enthousiasme en motivatie opgeleid worden tot huisarts zodat ik later hopelijk zelf ook als praktijkhouder dit mooie vak mag en kan uitoefenen”. De huisarts “De ANIOS is in dienst van de huisartsenpraktijk. Voorafgaand aan het in dienst nemen van een ANIOS hebben wij contact gehad met de VvAA. Zij hebben advies gegeven over de benodigde verzekeringen en de inschaling in het CAO Huisartsenzorg. Voor de praktijk is het ten aanzien van de werkgeverskosten en verzekering voor 9 tweederde kostendekkend. Het overige wordt gezien als een investering voor het vak en de opleiding, we maken basisartsen enthousiast voor het vak. Nu het jaar van Vico bijna afloopt, zijn wij weer op zoek naar een nieuwe ANIOSHuisartsgeneeskunde!” op één lijn 63
Pagina 10
op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Monique Wijers Gedragswetenschapper Huisartsopleiding Helène Dassen Huisartsbegeleider jaar 1 Vanaf 1 maart 2019 ben ik werkzaam als docent aan de huisartsopleiding in Maastricht. Ik volg Cecile Henquet op als maatje van Gerrie Waagenaar en verzorg onderwijs in het derde jaar. Met een nostalgisch gevoel fietste ik de afgelopen weken richting het P. Debyeplein 1. Dit is namelijk het gebouw waar ik als kersverse student in 1985 startte met mijn opleiding Gezondheidswetenschappen aan de toenmalige Rijksuniversiteit Limburg. Inmiddels ben ik klinisch psycholoog en psychotherapeut. Ik ben sinds 1993 werkzaam geweest binnen verschillende GGZ-instellingen in de regio Zuid-Limburg. Steeds in de specialistische GGZ vanuit het referentiekader cognitieve gedragstherapie en schematherapie. Vanaf 2017 werk ik met een aantal collega’s vrijgevestigd onder de noemer Perspectief Psychotherapie Maastricht. Trauma-gerelateerde problematiek heeft door de jaren steeds mijn speciale aandacht gehad. Ik deel mijn kennis, kunde en passie voor het vak graag. Daarom verzorg ik bij verschillende opleidingsinstellingen (na)scholing aan professionals, ben ik supervisor en leertherapeut. Ik woon samen met mijn partner Rob in Maastricht. Samen proberen we onze pubers Sam (16) en Ava (14) een beetje in het gareel te houden. We maken met ons gezin graag verre, avontuurlijke reizen. Vooral Tibet en Afrika hebben mijn hart gestolen. Tijdens de stafdag in Maastricht heb ik me warm ontvangen gevoeld, al veel nieuwe collega’s ontmoet en oude bekenden teruggezien. Dat smaakt naar meer! 10 Mijn naam is Helène Dassen en in februari ben ik gestart als huisartsbegeleider voor de regio noord, jaar 1. Ik ben in de luxepositie dat ik het komende half jaar mag meedraaien in de groep van Marieke Strijker en Marjolein Oerlemans, met het vooruitzicht dat ik in september met een eigen groep start. In 2003 ben ik gestart met de opleiding psychologie in Utrecht, nadat ik was uitgeloot voor geneeskunde. Het jaar daarna kon ik gelukkig toch starten met de geneeskunde opleiding in Rotterdam. Daar heb ik met veel plezier acht jaar gewoond, gestudeerd en gewerkt. Vervolgens volgde ik de huisartsopleiding in Amsterdam aan het AMC-UvA en rondde deze in juni 2016 af. Hoe ben ik in Eindhoven beland? Daar is alles begonnen: ik woonde tot mijn 18e in deze stad en ik ben weg gegaan met de gedachte hier niet meer terug te keren. Echter, de liefde (Jan-Willem) en het gemis van Brabant heeft me toch teruggebracht. Een half jaar geleden ben ik bevallen van Julian, een heerlijk actief kereltje, die mijn vrije tijd goed opslokt. Daarnaast besteed ik mijn tijd aan familie, vrienden die her en der in het land wonen en zoveel mogelijk buiten zijn. Het sporten is nu op een lager pitje gekomen, maar ik ga weer vol goede moed starten aan de bootcamp. 1 e uitgave 2019 Ik ben opgeleid als psychotherapeut, als zodanig momenteel werkzaam bij Co-eur (een specialistische GGZ-instelling voor mensen met eetstoornissen) en ik zie het als een mooie uitdaging om nu ook op een andere manier met mijn vak bezig te mogen zijn. Esther Maes Gedragswetenschapper Huisartsopleiding Mijn naam is Esther Maes en ik ben sinds februari gestart als gedragswetenschapper bij de huisartsopleiding, een voor mij nieuwe functie waar ik heel veel zin in heb! Ik vind mijn werk belangrijk en haal daar veel energie uit. Daarnaast vergeet ik niet te genieten van al het moois dat het leven verder te bieden heeft. Ik hou ervan om sportief bezig te zijn, doe aan hardlopen en moderne dans en ben altijd te enthousiasmeren om samen een sportieve uitdaging aan te gaan. Reizen, nieuwe restaurantjes uit proberen, lezen, borrelen met vrienden zijn dingen die ik leuk vind om te doen. Ik doe dat niet alleen, ik ben getrouwd en samen hebben we 2 kleine, vrolijke mannetjes van 3 en 5 jaar oud. Ik kijk uit naar een leuke, mooie en leerzame nieuwe uitdaging bij HAG! Huisarts & huisdier Een eigenwijs stukje dynamiet!! DOOR INGEBORGH HOLDORP, HUISARTS IN PEY-ECHT Dit is Mardi van de Kribbelkamp, geboren op een dinsdag in juni 2016. Verloren was ik bij mijn bezoek aan het nestje van vier kleine Epagneuls Breton. Dit ras heeft vier kleuren: Oranje-wit (meest voorkomend), Citron-wit, Maron-wit (chocoladebruin) en Zwart-wit. Vaak ook met kleine vlekjes ofwel schimmelplaten. Ze zijn afkomstig uit Frankrijk, uit het hart van Bretagne. Een jachthond met een korte of zelfs ontbrekende staart. Mardi is een Maron met bruine schimmelplaten. Uiterlijk valt de energie, de dynamiek en de intelligente uitstraling op. Het lichaam is iets gedrongen (cob), lijkt door haar kleur op een kleine Munsterlander of Heidewachtel, is krachtig en atletisch. Het is een kleine staande jachthond met een voortreffelijke neus. Het is een hond voor de jager. Hij wijst de jager met zijn neus het wild aan en staat stokstijf voor. Mardi heeft een pittig temperament, maar is ook zachtaardig en betrouwbaar. Het zijn gezonde honden die weinig verzorging nodig hebben. Mardi leeft bij ons buiten, zij heeft een buitenverblijf. We hebben een grote tuin grenzend aan het bos waar ze veel bewegingsvrijheid heeft. Met Mardi loop ik gemakkelijk 5 tot 10 km op een dag, dat heeft ze nodig om stoom af te blazen, om haar energie goed kwijt te kunnen. Ook heerlijk voor de baas om in de natuur het hoofd leeg te maken en daarna met nieuwe energie verder te gaan. Het is een hond met een stevig karakter. Slaagt de opvoeding, dan gaat ze voor je door het vuur. Dat laatste is wel een dingetje… Mardi is erg eigenwijs. Ze is momenteel weer op cursus. Gaat ze achter haar neus aan in het veld, dan kan ze me erg op de proef stellen…. 11 op één lijn 63
Pagina 12
op één lijn 63 S 1 e uitgave 2019 A Bruikbare wetenschap Betere diagnostiek en goed onderzoek DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN HOOGLERAAR AAN DE VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE B In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Multimorbiditeit over de tijd Met alle berichten en aandacht voor kwetsbare ouderen vergeten we wel eens dat er ook fitte 80-plussers vrolijk op het spreekuur komen vertellen dat ze een cruise in Alaska gaan maken. ‘Nu kan het nog dokter...’ Ik vraag me dan af wat ze gaan doen als ze 90 zijn. Maar ondertussen verzamelt de alsmaar ouder wordende patiënt ook wel een breed pallet aan aandoeningen. Marjan van den Akker, dit jaar hoogleraar geworden in Frankfurt, keek met haar Vlaamse team naar de prevalentie van multimorbiditeit en polyfarmacie tussen 2000 en 2015 in een database met ca. 160.000 personen per jaar. In 2015 had 23% van de populatie multimorbiditeit (2 of meer chronische aandoeningen) en 20% had polyfarmacie (5 of meer verschillende geneesmiddelen in een jaar). In de loop van 15 jaar stegen het percentage patiënten met multimorbiditeit en polyfarmacie, voor beide geslachten en in alle leeftijdsgroepen. Vanzelfsprekend waren de percentages het hoogste in de oudste patiënten (>60% met multimorbiditeit in de 75-plussers), toch was de meeste stijging te zien in de groep patiënten jonger dan 50 jaar. Dat kan volgens de auteurs vele oorzaken hebben, die we allen zullen herkennen. Betere diagnostiek, maar toch ook wel waarschijnlijk betere codering in de HISsen van chronische aandoeningen. Daarmee kan de stijging dus ook verklaard worden door ander klikgedrag van dokters, onder andere aangejaagd door de chronische zorgprogramma’s van het laatste decennium. In toekomstige analyses zou ik uitkijken naar een uitsplitsing van de verschillende morbiditeiten, aangezien de ziektelast en complexiteit van verschillende chronische aandoeningen sterk kan wisselen. Presbyacusis heeft een andere impact op een geplande rondvaart op de Rijn (of in Alaska) dan decompensatio cordis. Gezamenlijke besluitvorming bij borstkanker Samen beslissen, en de term shared decision making, staat in de volle aandacht. Dusdanig dat je soms kunt afvragen of iedereen de term goed begrijpt. Een aios in de praktijk schreef bij elke P-regel de afkorting SDM als teken dat het door de dokter gemaakte plan was besproken met de 12 patiënt. Samen beslissen behelst toch echt iets meer. Trudy van der Weijden en promovendus Wilma Savelberg keken in borstkankerteams in het ziekenhuis hoe samen beslissen tot stand komt. Juist bij deze aandoening is het werkveld al relatief ver in de uitvoering van samen beslissen inclusief het gebruik van keuzehulpen. In een kwalitatieve analyse interviewden ze 9 chirurgen, 11 nurse-practitioners en 7 verpleegkundigen. De deelnemers onderkenden allen dat shared decision making een teaminspanning vereist. Toch werden de accenten verschillend ervaren. Chirurgen keken toch wat meer naar de verpleegkundigen als het ging om het doorspreken van opties en gebruik van de beslishulp. Daarnaast waren er ook wel deelnemers die het gevoel hadden dat het (medische) MDO de beste behandeling voorstelde. Het meenemen van de voorkeuren van de patiënt kon leiden tot inferieure behandeling, of juist tot verwarring bij patiënten. Het artikel is het lezen waard. Juist omdat borstkankerteams worden gezien als ‘early adopters’ van shared decision making. Je leest dat het hele proces van samen beslissen soms volledig wordt omarmd en als team wordt uitgevoerd, maar er blijft ook wel misconceptie, paternalisme, en scepsis onder de deelnemers en teamleden. Reden te meer waarom samen beslissen nog meer aandacht mag blijven krijgen en het is goed om te merken dat artsen in spe het nu in de opleiding tegenkomen. Sepsis – vertraging geeft ongelukken Een myocardinfarct te laat herkennen is de schrik van elke dokter. Hoe ernstiger het beeld, hoe minder graag we het willen missen. Sepsis heeft een duizelingwekkende mortaliteit, en hoe later adequate behandeling wordt ingesteld, hoe slechter de overlevingskans. Patiënten met sepsis gaan vaak nog langs een aantal afdelingen – van SEH naar IC en soms naar de afdeling – en overlijden vaak niet direct. Daardoor zien we onvoldoende het vroegtijdig herkennen van de ernstige infectie niet zo keihard terug als het missen van een myocardinfarct. Het blijft echter net zo’n lastige materie. Gideon Latten, B S C R W R U N T I D A K M A S E R E T E E E T N E G N S R C H I A H P U A T S E H K I U SEH-arts in Zuyderland, hoopt op het onderwerp te promoveren. In een van zijn deelstudies bestudeerde hij de medische dossiers van 440 patiënten met ernstige infecties, en hij keek met name ook naar de prehospitale fase. Van deze groep patiënten had 41% al voor de dag van verwijzing contact met de huisarts gehad, blijkend uit het feit dat 23% al antibiotica gebruikte. De mediane duur van symptomen was maar kort (3 dagen). Van de 440 patiënten had 5% een ‘adverse event’, dat wil zeggen overlijden of een IC-opname. Deze kleine groep was minder vaak via de huisarts op de SEH terecht gekomen (vaak via 112 melding) en had wel hogere sepsis scores bij binnenkomst (qSOFA en SOFA scores). De prehospitale fase biedt veel kansen voor vroegtijdige herkenning van sepsis. Maar hoe dan? Dat blijft lastig en hopelijk bieden aankomende studies nog nadere handvatten daarvoor. De ademhalingsfrequentie tellen én vastleggen lijkt al een belangrijke. En als je aan een sepsis denkt, meldt dat dat zeker bij aanmelding op SEH en meldkamer. Daarmee krijgt de patiënt snelle en gepaste behandeling in de spoedketen. Noem je alleen maar algemene malaise of iets dergelijks, dan kan het zijn dat de patiënt kostbare tijd verliest in de wachtkamer of op de gang van de SEH. De broodnodige bruikbare wetenschap van de toekomst “Het meeste wetenschappelijke onderzoek kan zo in de prullenbak in”, wordt weleens door vooraanstaande wetenschappers beweerd. Ik ben minder sceptisch, maar goed onderzoek begint wel met de goede vragen stellen. Voor ons vak is de Nationale Onderzoeksagenda Huisartsgeneeskunde het afgelopen jaar ontwikkeld. Die agenda moet inspiratie bieden aan onderzoekers, financiers, beleidsmakers en patiëntenorganisaties voor toekomstig huisartsgeneeskundig onderzoek. In een uitvoerig proces werden de bestaande kennislacunes bij de NHG Standaarden aangevuld door bovenstaand genoemde partijen. De geprioriteerde onderwerpen vormen een uitermate waardevolle lijst met bijna 800 items. En dat zijn nu net de vragen waarop we het antwoord in de spreekkamer nog niet weten. Het team wist de ontwikkeling ook internationaal te publiceren, maar de kennisvragen zijn ook online gewoon te raadplegen. Gebruik de QR-code om de PDF te openen. Referenties • Trends in multimorbidity and polypharmacy in the FlemishBelgian population between 2000 and 2015. van den Akker M, Vaes B, Goderis G, Van Pottelbergh G, De Burghgraeve T, Henrard S. PLoS One. 2019 Feb 12;14(2):e0212046. doi: 10.1371/journal. pone.0212046. eCollection 2019. PMID: 30753214 • Characteristics of the prehospital phase of adult emergency department patients with an infection: A prospective pilot study. Latten GHP, Claassen L, Jonk M, Cals JWL, Muris JWM, Stassen PM. PLoS One. 2019 Feb 7;14(2):e0212181. doi: 10.1371/journal. pone.0212181. eCollection 2019. PMID: 30730990 • Does lack of deeper understanding of shared decision making explains the suboptimal performance on crucial parts of it? An example from breast cancer care. Savelberg W, Boersma LJ, Smidt M, Goossens MFJ, Hermanns R, van der Weijden T. Eur J Oncol Nurs. 2019 Feb;38:92-97. doi: 10.1016/j. ejon.2018.12.004. Epub 2018 Dec 15. PMID: 30717943 • Development of a research agenda for general practice based on knowledge gaps identified in Dutch guidelines and input from 48 stakeholders. Burgers JS, Wittenberg J, Keuken DG, Dekker F, Hohmann FP, Leereveld D, Ligthart SA, Mulder JA, Rutten G, van der Wouden JC, van Balen JAM, Knottnerus JA. Eur J Gen Pract. 2019 Jan;25(1):19-24. doi: 10.1080/13814788.2018.1532993. Epub 2018 Nov 26. PMID: 30474455 13 op één lijn 63
Pagina 14
op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Behandeling van overgevoelige maag Nortriptyline bij functionele dyspepsie DOOR BRAM BECKERS, ARTS-ONDERZOEKER MDL, MUMC+ Definitie Dyspeptische symptomen, waaronder pijn in de maagstreek en een opgeblazen gevoel, komen in de Westerse populatie vaak voor (incidentie tot 40%). Meestal betreft dit dyspeptische klachten zonder aanwijsbare oorzaak (70%) waarbij men spreekt van functionele dyspepsie. Aangezien er geen biomarkers bestaan, is de diagnose functionele dyspepsie gebaseerd op klinische criteria. Volgens de Rome lV criteria, de huidige standaard, is functionele dyspepsie gedefinieerd als “het hebben van een bezwaarlijk vol gevoel na de maaltijd, vroege verzadiging of pijn/branden in de maagstreek, zonder dat er bewijs is voor een organische aandoening.” Waarom onderzoek? Functionele dyspepsie komt vaak voor en brengt aanzienlijke zorgkosten en verlies aan arbeidsproductiviteit met zich mee. Helaas is er op dit moment geen duidelijk effectieve behandeling beschikbaar. Nieuwe behandelstrategieën zijn zeer wenselijk. Er zijn aanwijzingen dat laag gedoseerde tricyclische antidepressiva de klachten kunnen verminderen. Goed opgezet onderzoek om dit aan te tonen ontbreekt echter nog. Bovendien is er enige terughoudendheid om deze middelen te gebruiken gezien het label ‘antidepressiva’. Ook kunnen bezwaarlijke bijwerkíngen optreden. Wat is het doel van het onderzoek? Het doel is het onderzoeken van de effectiviteit van nortriptyline, een tricyclisch antidepressivum, bij functionele dyspepsie. Nortriptyline is een tweede generatie tricyclisch antidepressivum met minder anticholinerge bijwerkingen dan de eerste generatie middelen uit dezelfde klasse (zoals amitriptyline). Bovendien wordt nortriptyline via één enzymatische stap gemetaboliseerd. Hierdoor is de medicijnafbraak veel beter te voorspellen op basis van polymorfismen. Hiertoe zal vooraf aan de start van de behandeling een genotypering van het betrokken enzym verricht worden. Om hinderlijke bijwerkingen te verminderen en de effectiviteit te verbeteren, mogen alleen patiënten met een normale medicijnafbraak deelnemen. Samenwerking huisartsgeneeskunde Het project wordt gesteund door de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht. Mede daarom werden in januari 2019 de huisartsen in de regio Zuidoost Limburg reeds benaderd voor deelname aan het onderzoek. Maar er is meer nodig. Op dit moment doen zes ziekenhuizen uit heel Nederland mee aan het onderzoek. Omdat een groot deel van de beoogde patiëntenpopulatie vooral gezien wordt in de eerstelijn, is de hulp van u als huisartsen hard nodig. Meer informatie? Herkent u deze veelvoorkomende klacht? Ziet u het belang van een werkzame behandeling? Mail of bel ons dan voor meer informatie over het project, via Bram Beckers telefoonnummer 043-3881844 of per email via tender-intmed@maastrichtuniversity.nl. Oproep StopWijzer Stoppen met roken is succesvoller bij gebruik van gedragsmatige hulp, maar veel rokers maken er geen gebruik van. De nieuw ontwikkelde StopWijzer geeft inzicht in effectieve stopmethoden en waar deze te vinden zijn. In mei start de Universiteit Maastricht met een proef onder huisartsenpraktijken waarin ‘De StopWijzer’ wordt getest en zoekt nog deelnemers. Wilt u meer weten? Neem dan contact op met Daniëlle Zijlstra via stopwijzer@maastrichtuniversity.nl 14 1 e uitgave 2019 Registratie huisartspraktijken Het Registratienet nieuwe stijl DOOR HUIBERT TANGE, JOS BOESTEN EN ANNEMIEK NIJHOLT, REGISTRATIETEAM In 1988 werd het RegistatieNet Huisartsen (RNH) opgericht als infrastructuur voor huisartsgeneeskundig onderzoek aan de toenmalige Rijksuniversiteit Limburg. Het RNH was niet de eerste een database met zorggegevens uit de eerste lijn, maar wel uniek in zijn soort. Het werd namelijk gebruikt voor zowel epidemiologisch onderzoek als patiëntgebonden onderzoek. In de loop der jaren heeft het RNH 282 publicaties en 52 promoties opgeleverd, vooral op het gebied van chronische gezondheidsproblemen in de eerste lijn. De database bevat op dit moment de gegevens van 166.000 patiënten, waarvan 80.000 nog steeds elke 3 maanden worden geactualiseerd. Ook op andere universiteiten zagen eerstelijns registratienetten het licht. Voor het RNH, nu meer dan 40 jaar oud, gold inmiddels de wet van de remmende voorsprong. Een goede reden voor vernieuwingen. Vorig jaar al werd de naam van het RNH veranderd in Research Network Family Medicine (RNFM). Veel veranderingen tegelijk De belangrijkste veranderingen hebben plaatsgevonden op het technische vlak. Sinds dit jaar maken we deel uit van de ‘Intercity-groep’. Dit is een samenwerkingsverband van eerstelijns registratienetten van vijf Nederlandse universiteiten. Binnen dit samenwerkingsverband wordt gezamenlijk onderhandeld met derde partijen. Het meest tastbare resultaat is dat we nu op een uniforme manier de gegevens uit de aangesloten EPD1’s kunnen halen. Dit bespaart ons bij toekomstige software-updates ervan veel ontwikkelwerk. Bovendien wordt nu de complete dataset van medische gegevens meegenomen, inclusief meetwaarden (lab, ketenzorg), waardoor het RNFM interessanter wordt voor onderzoekers. We moesten hiervoor de manier van data-opslag harmoniseren met die van de Intercity-groep. Zo kunnen we straks nog beter gegevens delen. De personele samenstelling van het RNFM-team is veranderd. Marjan van den Akker is hoogleraar in Frankfurt geworden. Haar rol is overgenomen door Huibert Tange. Ons team bestaat momenteel uit: hoogleraar en huisarts Jean Muris (voorzitter), onderzoeker Huibert Tange (coördinator onderzoek), huisarts Jos Boesten (coördinator data), huisarts Annemiek Nijholt (coördinator huisartsen) en Judith Janssen 1 Elektronisch Patiënten Dossier (secretariaat). De technische ondersteuning van het team blijft liggen bij het MEMIC, het facultaire centrum voor dataen informatiemanagement. Tegelijk met deze technische en organisatorische veranderingen werd ook de Algemene Verordening Gegevensbescherming van kracht. Hierdoor moesten we ook allerlei procedures en overeenkomsten aanpassen. Dat kostte de nodige moeite. Huidige stand van zaken We zijn bijna toekomstbestendig. De MicroHIS-praktijken (vroeger een eis) zitten als eerste in de nieuwe database. De andere HIS-sen kunnen we nu ook bedienen. De meeste overeenkomsten zijn aangepast; aan enkele wordt nog gewerkt. Er staan zes onderzoeksgroepen klaar om met ons samen te werken. Verder zijn negen nieuwe huisartsenpraktijken bereid om zich aan te sluiten, onder andere de Plus-praktijken uit de regio Oostelijk Zuid-Limburg, zodat het totaal op 27 praktijken komt. In principe kan elke praktijk uit Zuid- en Midden-Limburg aansluiten, mits ze voldoen aan de kwaliteitseisen van de ADEPD-richtlijn. Blik naar de toekomst Wat kunnen we verwachten van het nieuwe RNFM? De uitgebreidere dataset biedt nieuwe mogelijkheden voor onderzoekers. Het RNFM wordt hierdoor interessant voor alle eerstelijnsonderzoek. Dus niet alleen voor studies naar chronische gezondheidsproblematiek, maar bijvoorbeeld ook voor onderzoek naar kinderen met koorts, point-of-care diagnostiek en andere klinisch relevante onderwerpen. Onze grote hoeveelheid data wordt interessant voor big data onderzoekers die met zelflerende algoritmen causale verbanden en risicoprofielen kunnen ontdekken, die we met traditionele onderzoeksmethoden over het hoofd zouden zien. Zeker als ze via het Intercity-verband de beschikking kunnen krijgen over landelijke patiëntenpopulaties. Maar zover zijn we nog niet, het zijn nog ideeën. De aangesloten huisartsen kunnen we in de toekomst beter van dienst zijn. Andere registratienetten leveren al langer spiegelinformatie aan huisartsenpraktijken. Het RNFM kan dat in de toekomst ook gaan doen. We voeren op dit moment oriënterende gesprekken met de Zuid-Limburgse huisartsenorganisaties om de behoefte hieraan te peilen. De band tussen de academie en de praktijk wordt zo verder verstevigd. We houden u op de hoogte. Website: www.rnfm.nl 15 op één lijn 63
Pagina 16
op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Geen hartfalen, maar wat dan wel? OOK en de Witte Raven DOOR SIMON KLEIJKERS, HUISARTS IN GEZONDHEIDSCENTRUM HOENSBROEK-NOORD De Witte Raven is een groep ervaren huisartsen die zich richt op het zoeken van de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De term ‘witte raaf’ is nog wel enigszins bekend, maar de afkorting OOK een stuk minder. Simon is het jongste lid van de Witte Raven groep. Casus De nieuwe casus betreft patiënt A, een 58-jarige, sportieve man. Hij meldt zich bij zijn huisarts met recente klachten over hartkloppingen en dyspnoe d’effort. Volg de QR-code voor een beschrijving van de casus en twee röntgenfoto’s. Vorige casus De diagnose van de vorige casus is nefrotisch syndroom, met als doodsoorzaak een longembolie. Via de QR-code kunt u de trefwoorden en digitale zoektocht inzien. De prijs gaat dit keer naar Gusta van Zwieten (AIOTHO). Van harte gefeliciteerd! De Witte Raven groep in Maastricht bestaat uit de volgende leden: Yvonne van Leeuwen, Irene Soeters, Tonnie van Kessel, Geert-Jan Dinant, Paul Höppener, Simon Kleijkers, Raymond Leclercq en Erik Stolper. Doel: zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De groep bestaat uit huisartsen met een mix van ervaring, zowel klinisch als wetenschappelijk. Werkwijze: de groep krijgt door collegae of anderen een papieren casus aangereikt die mogelijk verdacht is voor een zeldzame aandoening, waarvan eerder specialistisch onderzoek niets heeft uitgewezen. De inbrenger heeft echter het stellige vermoeden dat de oorzaak een zeldzame ziekte is. De wijze van zoeken, gericht op zeldzame aandoeningen, leidt tot een advies aan de inbrenger. Zoektocht Er waren geen aanwijzingen voor hartfalen, cardiomyopathie of pulmonale hypertensie. Maar wat dan wel? Voor een adequate verklaring van de inmiddels sterk invaliderende klachten van deze patiënt zaten huisarts en specialisten acht jaar na de eerste presentatie op dood spoor. Het was de patiënt zelf die kwam met een verrassende suggestie na een zoektocht op internet. Antwoorden insturen naar: simonkleijkers@gchoensbroeknoord.nl Verloop van deze casus Leeftijd 58 Behandelaar HA 61 64 65 HA, CARD CARD Geen verbetering; dyspnoe verergert na inspanning, bij voorover bukken en na de maaltijd 66 LA CARD Toelichting bij de afkortingen: 16 HA = huisarts LA = longarts Klachten nemen geleidelijk toe. Inspanningstolerantie neemt af; toenemende vermoeidheid. Kan niet plat liggen bij slapen. CT-thorax en longen: normaal. Longfunctie: normaal Fietsergometrie: normaal Echo en cardio-CT: normaal. Coronair angio: normale kransslagaders; lichte aortaklepsclerose. Paroxysmale AVNRT en frequente VES; soms bigeminie. INT = internist CARD = cardioloog Voorgeschiedenis Leeftijd 10 18 32 47 HA, LA Behandelaar Klacht / symptomen Hoesten; dyspnoe; koorts Keuringsarts Afgekeurd voor militaire dienst INT INT Septisch beeld Buikpijn Bevindingen / symptomen Besnier-Boeck; lymfeklieren hilus Matige pectus excavatum Amoebenabces lever Ulcus duodeni Klacht / symptomen/ etc Bevindingen / symptomen Hartkloppingen; dyspnoe d’effort Stopt met werk wegens aanhoudende klachten Geleidelijke toename klachten; medicatie helpt niet Paroxysmale AVNRT 220/min R/ Sotalol; Verapamil X-thorax : geen afwijkingen Echo hart: geen afwijkingen. Inspanningstest: normaal, maar wel frequente VES. Thalliumscan: geen ischaemie Ablatie op één lijn 63 Boekrecensie Wat is er met de dokter gebeurd? DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, HUISARTS N.P. Boek B. Van Engelen, GJ. van der Wilt, M. Levi: Wat is er met de dokter gebeurd? Ervaringen en bespiegelingen vanuit de medische arena. Bohn Stafleu van Loghum, Houten 2018. Inleiding Soms waardeer je een boek omdat het verwoordt wat jij ook al dacht, soms omdat het nieuwe inzichten aandraagt. Dit boek doet beide. Vooral het begin komt bekend voor: de patiënt raakt verdwaald in ons moderne gezondheidszorgsysteem, de techniek woekert en ook de dokter raakt vermalen. Een zucht die vele huisartsen slaken. Wel fijn dat het goed bij elkaar is gezet. Maar hoe komen we eraf en eruit. Ook mensen ‘van buiten’ komen aan het woord: filosofen, kunstenaars, ondernemers. Dan wordt het spannend. To read or not to read Degenen die de rust of tijd niet hebben om dit boek te lezen: kijk door je oogharen naar de titel en bedenk dat het veelzeggend is, dat dit boek, nu, op deze plaats verschijnt. Dat er een rebelsheid uit spreekt (‘sta je op het punt om coassistent te worden, doe het niet!’) en een meerstemmig geluid dat het echt anders moet en kán. Nu! Degenen die de tijd en rust nemen om te lezen: ga er echt voor zitten. Het is geen bedlectuur. De grondslagen van de geneeskunde, inclusief de wetenschapsfilosofie, komen aan de orde, maar dan in herkenbare schetsen. Zowel het perspectief van de patiënt, als van de arts, het ziekenhuis als de maatschappij, worden belicht. Het boek helpt je richting kiezen. Accepteren van imperfectie Over artsen valt het nodige te zeggen: we hebben een (te) hoog streefniveau, we willen pleasen en we houden onze grenzen slecht in de gaten. Eén auteur, piloot, houdt arts en patiënt voor: het vliegtuig is altijd een beetje kapot, het gaat erom of het TE kapot is voor een veilige vlucht. Gezondheidzorginstituties hebben de afslag genomen naar het efficiëntie-denken en die weg blijkt dood te lopen (“teveel tellen, te weinig vertellen”). We zijn ergens uitgekomen waar we niet willen wezen. Waarheen nu? Niemand van de schrijvers pretendeert hét antwoord te kennen, maar samen komen ze tot een concept waar wij chocola van kunnen maken. Weer door mijn oogharen kijkend zie ik als Leitmotiv wat de eindredacteuren ook in hun slotwoord benadrukken: accepteren van imperfectie, - in patiënt, lichaam en arts - en jongleren daarmee, als een zwerm spreeuwen creatief maar gecoördineerd koers kiezend. Als ik een punt van kritiek mag noemen: er staan niet veel praktijkvoorbeelden in. Maar de geboeide lezer kan ze er moeiteloos bij bedenken. Oratie Prof. Dr. Jochen W.L. Cals Op 6 juni is huisartsonderzoeker Jochen Cals (1980) benoemd tot hoogleraar 'Effectieve Diagnostiek in de Huisartsgeneeskunde'. Cals promoveerde in 2009 cum laude op onderzoek naar infectieziekten en het gebruik van de CRP-sneltest. Hij is en blijft huisarts in Sittard, de bakermat voor zijn Bruikbare Wetenschap. Wanneer Vrijdag 28 juni 2019 om 16:30uur Waar Aula Universiteit Maastricht Minderbroedersberg 4-6, Maastricht 17
Pagina 18
1 e uitgave 2019 2014 WESP-student Puck Nagtzaam Sociale omgeving en sociale steun bij succesvol stoppen met roken BEGELEIDERS: ONNO VAN SCHAYCK EN FLOOR VAN DEN BRAND Vraagstelling Er is weinig bekend over de rol van de sociale omgeving in het stoppen-met-roken-proces. Ook wordt weinig aandacht besteed aan sociale steun. Ik onderzocht wat de invloed was van beide fenomenen op succesvol stoppen met roken. Tevens keek ik of partners van gestopte rokers zelf ook stopten met roken. Studiedesign We gebruikten de ingevulde vragenlijsten van de zogeheten CATCH-studie. Deze zijn ingevuld door 587 rokende werknemers in Nederland. Zij kregen een stoppen-metroken training met een 12-maanden follow-up. Primaire uitkomstmaat was continue abstinentie gemeten met een CO-monitor. Primair resultaat en conclusie Het hebben van rokers in de omgeving bleek negatief geassocieerd met lange-termijn-abstinentie. Steun van collega’s kan wél stoppogingen effectiever maken. Steun van partners was positief voor de korte-termijn-abstinentie. Succesvol-gestopte deelnemers hadden meer abstinente partners (73,2%) dan niet succesvol-gestopten (43,7%). Het is wenselijk om de sociale omgeving, waaronder partners, meer te betrekken bij stoppogingen. WESP-student Floor Minkels Competentieontwikkeling van een AIOS BEGELEIDERS: ANGELIQUE TIMMERMAN EN LAURY DE JONGE Vraagstelling Observeren is een manier om de competentieontwikkeling van een AIOS te monitoren in het leveren van patiëntenzorg. Om aanbevelingen te kunnen formuleren voor een optimale inzet hiervan, hebben wij onderzocht hoe een AIOS en opleider de rol van observeren op de werkplek afstemmen en dit vertalen naar de dagelijkse praktijk. Studiedesign Kwalitatieve studie via een Grounded Theory Approach. Hiervoor hebben we vijf AIOS-opleider koppels van de 18 huisartsopleiding Maastricht geïnterviewd, eerst individueel en daarna samen, waarna deze data zijn geanalyseerd. Primair resultaat en conclusie De rol van het observeren in de opleidingspraktijk wordt vooral afgestemd tussen AIOS en opleider, waardoor de inzet van observaties niet optimaal is. Geadviseerd wordt om de rol van het observeren herhaaldelijk te bespreken tussen AIOS en opleider en observaties structureel in te plannen in de opleidingspraktijk. op één lijn 63 1 e uitgave 2019 WESP-student Roy Snellings Mening van huisartsen ten aanzien van influenzavaccinatie BEGELEIDERS: RUUD VERHEES & GEERT-JAN DINANT Vraagstelling De influenza-epidemie is een regelmatig terugkerend fenomeen. Net als influenza lijkt ook telkens de discussie over het nut van de griepvaccinatie terug te keren. We onderzochten de meningen en opvattingen van huisartsen ten aanzien van een aantal aspecten van griepvaccinatie. Specifiek: het eigen vaccinatiegedrag, de verplichtstelling van influenzavaccinatie onder zorgverleners, effectiviteit van influenzavaccinatie, een nieuwe trial hiernaar, de ernst van influenza onder ouderen en de leeftijdsgrens als indicatie. Studiedesign We deden digitaal vragenlijstonderzoek. De enquête werd via het netwerk van de vakgroep huisartsgeneeskunde per mail verspreid onder huisartsen in de regio’s Zuid-Nederland, Groningen en Amsterdam. Primair resultaat en conclusie De respons was 35%, dat waren 550 complete vragenlijsten in totaal. De antwoorden op de vragen bleken niet significant te verschillen tussen de regio’s. Een meerderheid van de huisartsen is zelf gevaccineerd tegen influenza, voornamelijk om het virus niet op (risico-)patiënten over te dragen. Er blijft nog veel twijfel bestaan over de effectiviteit van het vaccin. Een meerderheid vindt een nieuwe trial hiernaar wenselijk. WESP-student: Sanne van de Moosdijk Het diagnostische proces van atriumfibrilleren (AF) BEGELEIDERS: NICOLE VERBIEST, JELLE STOFFERS Vraagstelling Gezien de vergrijzende populatie zullen huisartsen steeds meer betrokken raken bij de detectie van atriumfibrilleren (AF). Vroege detectie is belangrijk vanwege adequate antitrombotische behandeling ter preventie van beroertes. We beschreven daarom de diagnostische route (waar, hoe en door wie) waarlangs nieuw AF wordt gediagnosticeerd in Nederland. Studiedesign In deze cross-sectionele studie gebruikten we data van patiënten ≥65 jaar, zonder gediagnostiseerd AF, verkregen uit huisartsinformatiesystemen van 49 Nederlandse huisartsenpraktijken verspreid door Nederland. Primair resultaat en conclusie Deze studie benadrukt het multidisciplinaire karakter van het diagnostische proces van AF. Zowel de huisartsen, cardiologen als specialisten (met name SEH-artsen, internisten, neurologen) spelen een belangrijke rol in het vermoeden op en het diagnosticeren van AF. Bij tweederde van de patiënten, werd de diagnose van AF bevestigd door de huisarts of cardioloog. Interdisciplinaire samenwerking is daarom van groot belang. 19 op één lijn 63
Pagina 20
1 e uitgave 2019 2014 WESP-student Remco van Ginkel Gezonde Basisschool van de Toekomst BEGELEIDERS: ONNO VAN SCHAYCK & MAARTJE WILLEBOORDSE Vraagstelling Hoe gaan kinderen en hun ouders om met het gezondheidsgedrag (inclusief voeding en lichaamsbeweging) in de thuissituatie sinds ze deelnemen aan De Gezonde Basisschool van de Toekomst (GBvdT)? En hoe verklaren we dat? Studiedesign We deden kwalitatief onderzoek via de zogeheten Grounded Theory Approach, een pragmatische benadering gecombineerd met wetenschappelijke analyses om zo tot een realistische verklaring te komen. De ouders van de twee GBvdT werden hiervoor geïnterviewd op semigestructureerde wijze. Als WESP hield ik vijf interviews in november en december 2018. Primair resultaat en conclusie Kinderen en hun ouders zijn op verschillende manieren bezig met het gezondheidsgedrag in de thuissituatie door de GBvdT. De meeste veranderingen zijn terug te zien in voeding en deels in beweging. Zo proeven kinderen eerder nieuwe producten en helpen ze vaker met koken. Ouders bieden eerder gezonde snacks aan en ze willen een rolmodel zijn voor hun kinderen. Om een nog completer beeld te krijgen en goede conclusies te kunnen trekken, zou de onderzoeksgroep nog veel meer interviews moeten houden. WESP-student Anne Winkens Reproduceerbaarheid van urinesticks en de Uriscreen BEGELEIDER: GEERT-JAN DINANT Vraagstelling De diagnostiek van urineweginfecties gebeurt in de eerste lijn vooral met een urinestick. Deze test is echter niet op elk vlak optimaal. Mogelijk biedt de Uriscreen, een onbekendere test, een oplossing. Dit leidde tot de vraag: wat is de reproduceerbaarheid van de urinestick? Hoe verhoudt deze zich met de Uriscreen? Studiedesign In een betrouwbaarheidsonderzoek binnen drie praktijken in Maastricht zijn 52 urinemonsters door praktijkassistenten onderzocht op erytrocyten, nitriet en leukocyten. Resultaten 20 werden vergeleken met een fotospectrometer. Tevens werden Uriscreen resultaten vergeleken. Primair resultaat en conclusie Gemiddeld was de reproduceerbaarheid voor de Uriscreen en nitriet (urinestick) uitstekend (kappa >0.8). De Uriscreen scoorde zeer hoog (kappa 0.92-1). De reproduceerbaarheid van de resultaten voor leukocyten en erythrocyten was matig (kappa 0.40-0.59) tot gemiddeld (kappa 0.60-0.79). De Uriscreen is voor de diagnostiek van urineweginfecties mogelijk een nuttige toevoeging. op één lijn 63 1 e uitgave 2019 WESP-student Karlijn Costongs De behandeling van nieuw gediagnosticeerd atriumfibrilleren in de Nederlandse huisartsenpraktijk BEGELEIDER: JELLE STOFFERS Vraagstelling Adequate antistolling bij patiënten met atriumfibrilleren verlaagt het risico op een CVA met 60%. Een juiste behandeling van deze patiëntengroep is dus van groot belang. Wij hebben onderzocht hoe huisartsen nieuw gediagnosticeerd atriumfibrilleren behandelen en in welke mate zij de NHG-standaard volgen bij het voorschrijven van antitrombotica en het verwijzen naar de cardioloog. Studiedesign We hebben een cross-sectionele cohortstudie (als deelstudie van de D2AF-studie) uitgevoerd. De data hebben we verzameld uit de huisartsinformatiesystemen van 96 huisartspraktijken verspreid over Nederland. Primair resultaat en conclusie Nederlandse huisartsen behandelen wat betreft antitrombotische therapie de meerderheid van de patiënten volgens de NHG-standaard. Dit onderzoek benadrukt het belang van (lokale) werkafspraken tussen huisartsen en cardiologen, aangezien de cardioloog bij bijna de helft van de patiënten die gediagnosticeerd zijn door de huisarts, betrokken was bij het voorschrijven van antitrombotica. Chlamydia diagnostiek - wie doet wat en waarom? Chlamydia diagnostiek is in ontwikkeling. We horen graag hoe u het aanpakt in de praktijk. Samen met SOAIDS Nederland, GGD Zuid-Limburg en de vakgroep huisartsgeneeskunde MUMC+, is er een korte vragenlijst opgesteld om de (anorectale) chlamydia diagnostiek, zoals die op dit moment binnen de huisartsenpraktijk wordt toegepast, in kaart te brengen. Binnenkort ontvangen huisartsen in onze regio een e-mail om de vragenlijst in te vullen. Wie niet kan wachten: de link staat al op HaWeb. 21 Vragen? Mail dan zeker naar soa-hag@maastrichtuniversity.nl Sygriet Rinsma, WESP-onderzoeker Jochen Cals, huisarts en hoogleraar Huisartsgeneeskunde Maastricht op één lijn 63
Pagina 22
op één lijn 63 1 e uitgave 2019 In de leer Niet alleen bij leken is ons specialisme onbekend DOOR NOORTJE FICKEN, ARTS IN OPLEIDING TOT SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE In 2016 studeerde ik af voor geneeskunde aan de Universiteit Maastricht. Kennissen die ik sprak, feliciteerden mij en vroegen meer dan eens “dus dan ben je nu huisarts?”. Ik antwoorde dan ontkennend en zei dat ik verder wilde studeren voor specialist ouderengeneeskunde. Een enkeling reageerde “oh, dus dan word je geriater?”. Weer een ontkennend antwoord. Niet alleen bij leken is het specialisme relatief onbekend merkte ik al tijdens de geneeskunde opleiding. Als ik met collega coassistenten de keuzecoschappen besprak, zag ik regelmatig vragende blikken als ik vertelde dat ik naar het verpleeghuis ging. Vrijwillig nota bene. Ik heb de indruk dat het verpleeghuis vooral wordt geassocieerd met incontinentiemateriaal, weinig medische actie en een houding van ‘pappen en nathouden’. Waarschijnlijk komt het naïef over, maar toen ik de keuze voor ouderengeneeskunde maakte, heb ik hier niet eens aan gedacht. Ik zag vooral de uitdaging van complexe casuïstiek, de hoeveelheid tijd die een arts kan besteden aan patiënten en de grote hoeveelheid aan mogelijkheden om je werkzaamheden in te richten. Een specialist ouderengeneeskunde kan binnen het verpleeghuis werken op een geriatrische revalidatie afdeling, een psychogeriatrische afdeling, een somatische afdeling of een hospice. Buiten het verpleeghuis is het mogelijk om consulten te doen in het ziekenhuis of in de eerste lijn. Een ander motief voor deze beroepskeuze (wat ik vaker hoor) betreft de werk-privé balans en de mogelijkheid om naast het werk tijd voor hobby’s te hebben. Geen slecht argument lijkt mij. Ervaringen die buiten het werk opgedaan zijn kunnen een arts beroepsmatig helpen. Denk aan het gevoel voor samenwerken als je aan teamsport doet of het ontspannen aan de werkdag kunnen beginnen omdat je een goede muziek-repetitie hebt gehad. Wat de motivatie ook is om voor een specialisme te kiezen, uiteindelijk gaat het er om dat je als persoon goed in je vel zit en dat je een vak met plezier uitoefent. Ik hoop dat het me lukt om wat van mijn plezier op dit papier (en in de campagne) over te brengen. En als ik dan ook meer informatie de wereld in kan sturen over mijn mooie vak, dan is dat mooi meegenomen! 22 1 e uitgave 2019 23 op één lijn 63
Pagina 24
op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Uit het (plaatsvervangend) hoofd Tussen luizenmoeders en Gauloises blonde bleu DOOR JOOST DORMANS, PLAATSVERVANGEND HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Ik ben bang voor ‘de dokter’. Nu is bang een groot woord, maar als je de hele dag werkt tussen dokters en er intussen al meer dan 1000 hier opgeleid zag worden, dan zou je verwachten dat angst niet nodig is. Echter, na lang aandringen van mijn vrouw, ja ja, ik ben er zo een, zat ik in een gepimpte VT-wonen wachtkamer gevuld met blijigheid van ‘luizenmoeders’ om me heen. De angst zit ‘m in een soort van rekening gepresenteerd te krijgen. Nu weet ik dat goede huisartsen niet oordelen, maar de subtiele afkeuring in de ogen die je krijgt als roker (vanaf 16), alcoholist (>2 glazen wijn per dag), geen sport (wandel wel en 1 appel per week), ‘nul ziekteverzuim en mailapp bereik 24/7’, dan ligt het ‘zie-je-wel-gehalte’ toch op de loer. Gezond leven in de gepropageerde moderne vorm is niet aan mij besteed. Als ik straks samen met een POH’er in een ballongrafiekje moet gaan aflezen hoe ik ervoor sta… Nee, ik ga nog liever dood en 70 jaar is voor mij prima. In de opleiding bekijken we al tijdens de sollicitatiegesprekken hoe het gesteld is met zelfzorg. Zelfzorg in de vorm van het geven van voorbeelden waaruit de sollicitant blijk gaf van een goede werk-privébalans, grenzen stellen, heldere haalbare afspraken maken, gezond leven en werken. Klinkt allemaal top, toch merk ik dat ‘dokters’ zelf huiverig zijn om naar de ‘dokter’ te gaan als er iets speelt. Een collega-huisarts, die door zijn vrouw naar de huisarts werd gestuurd, kwam blij terug om te declameren dat hij de bevestiging kreeg van wat hij zelf al dacht. Tuurlijk je zou er zelf eens naast zitten, waarop een collega-huisarts vrolijk opmerkte dat gelet op de klachten misschien wel iets heel anders aan de hand is dan de twee naar elkaar bevestigden. Positief opleiden begint ook met in de spiegel kijken als rolmodel. Hoe gezond wil ik zijn (in hoofd en lijf)? Hoeveel ‘ongezondheid’ sta ik mezelf toe? Tot hoever vertrouw ik op de factor ‘geluk hebben’? De guilty pleasures zijn meestal zichtbaar als er na 3-4 glazen wijn buiten een sigaretje wordt gebietst van die ene roker en de avocado’s verschrompelen in een mandje. We zien bij de recentere instroom van aios relatief veel verzuim als het gaat om ‘zelfzorg’. De huisartspraktijk heeft naast de vele mooie momenten ook rauwe kanten (werkdruk, agressie/eisende patiënten, intens leed). Over huisartsgeneeskunde heerst een te romantisch beeld. Het onderschatten van de weidsheid van het vak en het omgaan met onzekerheid spelen menig jonge aios parten. Verder stapelen life-events zich op in de vorm van trouwen, kinderen en zelfs verhuizen (oh hemel). Zelfzorg bestaat denk ik voor een groot deel uit keuzes maken en leren door af en toe op je bek te gaan. Het is aan ons om zuinig om te springen met getalenteerde kostbare jonge mensen en hen hierin te begeleiden en te laten zien dat het eelt op je ziel is gekweekt op misschien wel dezelfde manier als waar zij mee worstelen. Ik kreeg van m’n huisarts wat pillen, 2 weken, en als het niet werkt dan echo of x. Altijd weer blij als ik met alleen een pillenstrip buiten sta. Mijn collega zegt: “Wel doen hè Joost?“ waarop ik denk: “En, wanneer ga jij zelf eens naar de dokter, vriend? “. 24 1 e uitgave 2019 Equilibre: rubriek voor huisartsopleiders Het leergesprek DOOR MARIEKE KOOLS EN ARIE DE JONG, COÖRDINATOREN HUISARTSOPLEIDERS Vaardighedencarrousels zijn een leuke didactische werkwijze. Leuk, omdat het kort en krachtig is en de vaart erin houdt, iets wat huisartsen gewend zijn. Wij kunnen relatief veel didactische vaardigheden kwijt in de carrousels, zeker die eerder uitvoerig aan bod kwamen op tweedaagses en trainingsdagen. Regelmatig ‘opfrissen’ staat telkens op onze agenda. Daarom is besloten om op iedere hao-trainingsdag in januari een didactische vaardighedencarrousel te organiseren. Zo ook afgelopen januari in Urmond. Alle opleiders gingen in het kader van het thema ‘Het Leergesprek’ in een carrousel aan het werk. Het taakgerichte-, persoonsgerichte en procesgerichte leergesprek waren verwerkt in vijf stations met concrete vaardigheden: STAMPPOT, Leerdoelen in een IOP, Model van Gedragsverandering, ALOBA en Oplossingsgericht werken. Typische valkuilen van opleiders werden uitvergroot neergezet in een ludiek toneelstukje. Dat het heel herkenbaar was, hoorde je aan de lach in de zaal. Onze boodschap dat opleiders meer aandacht mogen hebben voor de kop en staart van hun leergesprekken, hoefde daarna slechts ingekopt te worden. Bovendien was het een handig bruggetje naar de didactische vaardigheden: wanneer gebruik je als opleider nu welke tool? We kwamen daar goed uit met elkaar. Op EleUm is een handig overzicht voor jullie te vinden, evenals al het materiaal van de workshops. ‘s Middags was er ruimte voor het opleiders-docenten overleg, een belangrijk onderdeel van de hao-terugkomdag, dat op wens van opleiders zelf ook steeds op het programma staat. Mooi om te zien hoe er, ondanks een intensieve trainingsdag, toch nog goed stilgestaan kan worden bij de ontwikkeling van de aios, ons aller corebusiness. Vooruitblik op trainingsdagen dit jaar Voor de hao-trainingsdag in mei staat ‘observeren van vaardigheden’ op de planning. Een nieuw onderwerp uit de hoek van recent onderzoek. Dit past uitstekend bij ons doel om steeds in mei aan te sluiten op actuele Evidence-Based Medicine (EBM) en theorie in de opleidingspraktijken te brengen. Chris Rietmeijer1, huisarts en onderzoeker aan het Amsterdam UMC, locatie VUmc, neemt ons mee in zijn onderzoek naar het observeren van vaardigheden bij het opleiden van een aios. Waarom gebeurt het nog te weinig? Welke overwegingen van opleiders en aios spelen daarbij een rol? En als het dan gebeurt, zoals in een gezamenlijk spreekuur, hoe begeleiden opleiders dan hun aios wanneer het een vaardigheid betreft? Een onderwerp waarover veel te zeggen, uit te wisselen en, in onze ogen, ook te leren valt. Tenslotte dan nog de twee trainingsdagen in ‘Kapellerput’ in Heeze, oftewel onze welbekende tweedaagse in november. Doel daarvan is, om steeds een inspirerend samenzijn met alle opleiders te organiseren, zowel inhoudelijk als verbindend. Ook dit jaar hebben we een inspirerende spreker gevonden, die een goed verhaal gaat neerzetten, wat de huisarts en de opleiders zeker zal aanspreken. Professor Erik Heineman, arts en onderzoeker aan het UMC Groningen, gaat vertellen over drijvende krachten achter het leren, zoals nieuwsgierigheid, mindset en motivatie. We zijn al volop bezig om workshops te ontwikkelen die hierop aansluiten. Onder het motto ‘Opleiders Got Talent’, zoeken we voor het avondprogramma ‘verborgen’ talenten. In het café van Kapellerput krijgt iedereen de kans dat te etaleren. Eén aanmelding hebben we al binnen: een opleider gaat met zijn aios optreden. Ben of ken jij zo’n verborgen talent, meld het ons! 1 Patterns of direct observation and their impact during residency: general practice supervisors’ views 25 op één lijn 63
Pagina 28
op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Weten is eten Goudkoorts DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Was het echt voorbij met de mijnbouw in Limburg in 1974? Welnee! Nog steeds trekken elk voorjaar Poolse koempels de velden in om het witte goud te delven. Ik zie ze altijd graag komen. Elk jaar, na de carnaval, begint de lust naar de slanke asperge langzaam toe te nemen. Tot ik begin april mijn slag sla, klasse AA van de volle grond rond Echt. De mysterieus-heerlijke asperge: behalve met de onvergelijkelijke smaak, prikkelt ze ook ons reukvermogen. Niet alleen op het bord, maar ook uren later. Want als de maaltijd gezakt is, komt de herinnering boven bij het eerstvolgende toiletbezoek. Althans… als je behoort tot de 40% mensen die niet “geurdoof” is voor de karakteristieke geur van je plas. Het houdt mij elk voorjaar weer bezig, dat mijn vrouw mij verbaasd en licht wantrouwig aankijkt, als ik terug van de wc, gewag maak van de bekende, en voor mij niet onaangename, geur die mij nog even doet mijmeren over het zojuist genoten feestmaal. Ook wetenschappers blijken gefascineerd! In het Kerstnummer van het British Medical Journal uit 2016 publiceerden L.A. Mucci et al. hun onderzoek naar aspergegeur onder de titel “Sniffing out significant “Pee values”: genome wide association study of asparagus anosmia1”. Dit alles onder het kopje “Food for Thought”. Uit hun onderzoek onder ruim 6000 proefpersonen was de conclusie: 1 www.bmj.com/content/355/bmj.i6071 Zoals het een goed onderzoek betaamt, doet het weer vele vragen rijzen. Want in het reukvermogen blijkt dus de nodige variatie aanwezig, maar hoe zit het met de productie van de geurstoffen? Ook daar schijnt niet ieder mens identiek in te functioneren. Suggestie van het BMJ voor een ander vervolg: “Future replication studies are necessary before considering targeted therapies to help anosmic people discover what they are missing”. Laten wij in ieder geval besluiten om, asperge-anosmie of niet, ook dit seizoen niets te gaan missen van de grote variatie aan recepten. Combinaties met zalm en/of garnalen zijn altijd erg smakelijk. Omdat er na de Pasen soms nog wat hardgekookte eieren rondslingeren, doen we die er ook maar bij. Smakelijk eten, en geniet met mij na, als je ook tot de “happy sniffers” behoort! 28 “A large proportion of people have asparagus anosmia. Genetic variation near multiple olfactory receptor genes is associated with the ability of an individual to smell the metabolites of asparagus in urine.” En wat ruik je dan, als je tenminste op chromosoom 1 de juiste genensamenstelling hebt? Asperges produceren de zwavelhoudende stof asparagusinezuur, waarschijnlijk als verdediging tegen vraat van aaltjes in de bodem. In het menselijk lichaam wordt die stof afgebroken tot vluchtige zwavelverbindingen, die snel via de nieren worden geloosd. En die stoffen hebben een stevige geur. RECEPT, VOOR 4 PERSONEN Asperges met dille-mayonaise Zalm tartaartje Gamba tartaartje Mimosa eieren Nieuwe aardappeltjes, aardappelgratin, of rozemarijnaardappeltjes uit de oven. Begin met de gerechtjes die vooraf bereid gemaakt en koel bewaard kunnen worden. ZALM TARTAARTJE - 100 g gerookte zalm - 200 g verse zalmfilet - kappertjes, peper en zout - 2 tl geraspte mierikswortel (potje) - 125 ml crème fraîche - Peper, zout, citroensap, evt. poedersuiker Crème fraîche losroeren met de mierikswortel, op smaak afmaken met citroensap, peper, zout en evt. wat poedersuiker. Hak de zalm heel fijn (evt. keukenmachine), meng met de kappertjes, zout en peper. Druk aan in een vormpje, bestrijk met mierikswortelcrème. Versier, bijv. met nepkaviaar en/of kappertjes. GAMBA TARTAARTJE - 500 g gamba’s, gepeld - 1,5 el zonnebloemolie - 1 teentje knoflook, fijngesneden - 1 tl zout - Versgemalen peper - 15 g dille, fijngesneden - 10 g dragon, fijngesneden - 100 g mayonaise - 30 g zoetzure augurken, in kleine stukjes Dep de gamba’s goed droog. Verwarm de zonnebloemolie in een koekenpan op hoog vuur. Wanneer de olie goed heet is, mogen de gamba’s in de pan. Bak ze aan beide kanten ongeveer drie minuten of tot ze mooi roze zijn. Voeg als laatste de knoflook toe. Bak deze nog even mee. Strooi wat zout en peper over de gamba’s. Doe de gamba’s samen met het vet en aanbaksels uit de pan in een keukenmachine. Voeg dille, dragon en mayonaise toe. Pulseer een paar keer, zodat alle ingrediënten vermengd zijn, maar niet te lang, het moet een grove tartaar worden. Doe de gambatartaar in een kom en roer er de augurk doorheen. Proef of er nog wat zout bij moet. Maak er, net zoals bij de zalmtartaar, “poefjes” van. MIMOSA EIEREN - azijn - 4 eieren - 50 g roomboter (zacht) - 20 g slagroom - peper en zout - snuf cayennepeper - voor de garnering: peterselie, dille, erwtjes, bieslook, kappertjes, bacon, enz. Kook de eieren in 10 minuten hard in water met een scheutje azijn. Laat ze schrikken en schil ze. Snijd ze doormidden, leg de witjes apart op een plank. Doe de dooiers in een zeef en druk ze erdoorheen in een kom (dat lijkt op mimosa). Mix de boter met wat scheutjes slagroom glad. Voeg de kruiderij toe. Doe dan de mimosa erbij. Mix goed door, voeg eventueel nog een drup room toe. Pak een bord, leg er de witjes op. Neem een spuitzak, vul met het mengsel en maak mooie rozetjes op de eischuitjes. De mogelijkheden om te garneren zijn onbeperkt DILLE-MAYONAISE - 2 el goede mayonaise (of zelf maken) - 0,5 el room - 2 tl grove mosterd - flink wat gehakte dille - Witte peper en zout Roer de mosterd en de dille door de mayonaise, iets verdunnen met de room. Peper en zout naar smaak. Maak de asperges klaar, zoals je dat gewend bent. Ik kook de asperges samen met de schillen en de houtige uiteindjes gedurende 5 minuten, en laat ze dan van het vuur af nog 5 tot 10 minuten staan, afhankelijk van de dikte. Maar ik houd van een beetje bite, dus doe vooral je eigen ding. En dan van dit alles een creatief bordje opmaken, want het oog wil ook wat, naast de smaakpapillen en de reukzenuw: kijk, smak en snuif! 29 op één lijn 63
Pagina 30
op één lijn 63 1 e uitgave 2019 In de leer TLC DOOR ELEANA ZHANG, GEPROMOVEERD HUISARTS Iedere keer als ik op een nieuwe ziekenhuisafdeling kom, gaat er een nieuwe wereld van afkortingen voor me open. Zo ook tijdens mijn keuzestage Gynaecologie. De afkortingen SROM, AROM of PIH kende ik nog wel van mijn coschap in Zuid-Afrika, maar ik heb behoorlijk met mijn oren staan klapperen toen de lading aan Nederlandse afkortingen aan mij voorbijtrok. Terwijl mevrouw X doorgeleid moest worden wegens MHVW, werd mevrouw Y opgenomen vanwege verminderde KB. Ik betrapte mezelf erop dat ik dagelijks, tussen de ochtendoverdracht en mijn ochtendpoli door, afkortingen aan het opzoeken was: MHWV staat voor meconiumhoudend vruchtwater, en KB kindsbewegingen. Lang leve Uncle Google. Daarnaast waren er afkortingen die zo ‘normaal’ zijn dat ze niet terug te vinden zijn op internet maar wel gebruikt worden als werkwoorden: tijdens de kennismaking vroeg een verloskundige me of ik mijn zoontje heb gesppaavd1 (spontaan bevallen met het kindje in achterhoofdsligging achterhoofd voor): uiteraard. Eén afkorting is me echt bijgebleven. Mevrouw D beviel na langdurige weeën en persen, een episiotomie én een poging tot vacuümextractie, uiteindelijk via een sectio omdat het kindje maar niet vorderde. “Het gaat goed met het kindje, maar mevrouw heeft psychisch wel een deuk opgelopen”, 1 Spontane partus Achterhoofdsligging achterhoofd voor (SppAav) vertelde de verpleegkundige tijdens de ochtendoverdracht. Hierop reageerde de gynaecoloog met “Vandaag maar wat extra TLC”. Nu ken ik TLC alleen als de televisiezender die voornamelijk gericht is op vrouwen in de leeftijdscategorie 25 - 50 jaar. Ergens kan ik me moeilijk voorstellen dat de gynaecoloog die patiënte TV wil laten kijken om de bevalling te laten verwerken. Zelfs voor mijn half ontwaakte brein om kwart voor acht in de ochtend klonk dat niet logisch. Maar wat hield deze veelbelovende behandeling dan in? De verloskundige naast me gaf het bevrijdende antwoord: “Tender loving care”. Tender loving care, oftewel TLC, wordt (volgens Wikipedia, bij gebrek aan een betere bron) gedefinieerd als ‘zorg met aandacht en compassie’, en het ‘kan worden ingezet als er geen andere behandeling beschikbaar is’. Terugblikkend op het afgelopen jaar realiseer ik me dat TLC – ondanks zijn goedkoop-klinkende benaming – erg waardevol kan zijn in de huisartsenzorg. In het huisartsenvak maken we soms best heftige dingen mee. En niet zelden heb ik mezelf maar ook collega’s horen verzuchten dat er ‘niet veel’ was wat we konden doen voor een patiënt. Want wat kun je doen voor een patiënt van wie de echtgenote net overleden is in het kraambed? Of een veertigjarige die een gezin met drie kinderen achterlaat als gevolg van kanker? Of als je hoort dat een patiënte haar echtgenoot gesuïcideerd thuis aantreft? Ons vak kent grote en kleine drama’s die we niet ‘beter kunnen maken’. Maar, een van de dingen die ik geleerd heb het afgelopen jaar is, dat je als huisarts juist ook in deze moeilijke situaties iets voor je patiënt kunt betekenen. Mensen de ruimte geven voor hun boosheid en verdriet, laten weten dat je met ze meeleeft, een keer extra langsgaan. Aan het begin van mijn derde jaar vroeg ik me af wat voor huisarts ik wil worden. Aan het einde van de opleiding zeg ik: een kundige arts die in ieder geval oog heeft voor de patiënt en de mensen eromheen, en die zorg uitdraagt met de nodige TLC. 30 op één lijn 63 1 e uitgave 2019 In de leer Mag ik deze dans van u? DOOR ARIANNE BECKERS, EERSTEJAARS AIOS Zomer 2013. Als 24-jarige kersverse dokter betrad ik de kasseien van de Koninklijke Militaire Academie voor een drie maanden durende specialistenopleiding. Eerst ‘groen’ vormen, voordat de opleiding tot militair arts echt van start zou gaan. Tot de ‘groene vorming’ behoort ook het exerceren, ofwel: in het gelid voortbewegen. Het was mijn favoriete onderdeel omdat onze sergeant-majoor frequent schreeuwde: “Beckers, loop je nou al weer uit de maat?”. Het is de story of my life. Ik ben geboren en gezegend met het talent om uit de maat te kunnen lopen én dansen! Nu ik sinds enkele maanden in opleiding ben tot huisarts, valt me op dat dit vak ook een soort dans is. De huisartspatiënt relatie volgens het paternalistische, informatieve, deliberatieve en interpretatieve model. Respectievelijk de tango, de chachacha, de breakdance en de vogeltjesdans. Zoveel dansstijlen, zoveel verschillende patiënten en evenveel verschillende dokters. Door mijn werkervaring als militair arts dacht ik, dat ik ‘wel even’ een ‘goed’ consult kon voeren. De basispasjes had ik dan wel aardig onder de knie, maar ik moet retrospectief toegeven dat ik toch wat tenen pimpelpaars gekleurd heb. Soms kwam dat door de lengte van de tenen (het is altijd makkelijker om de schuld buiten jezelf te zoeken en te leggen), maar soms ook door mijn eigen dansstijl c.q. wijze van consultvoering. In de afgelopen maanden heb ik verschillende danspasjes bijgeleerd. Ik durf te zeggen dat ik meer dansstijlen onder de knie heb gekregen. De Maas-Globaal is hierbij een mooie leidraad. Ook de begeleiding en het terugkijken van eigen consulten hebben hieraan bijgedragen. Danspasjes zijn nou eenmaal makkelijker aan te leren, als je in de spiegel kunt kijken. In de spreekkamer is het toneel vrij. Afhankelijk van de muzieksoort en het dansgezelschap, kan de dansstijl tijdens de hele dans hetzelfde zijn, maar het kan ook ieder moment fluctueren. Dat maakt het uiteindelijk tot een mooie voorstelling ofwel een ‘goed’ consult. Ik heb de afgelopen maanden heel wat afgedanst. Spierpijn, vermoeid, maar ook een voldaan gevoel over het behaalde resultaat tot nu toe. Mijn talent om uit de maat te dansen beheers ik nog steeds. Het heeft me parten gespeeld, maar ook geholpen. Mijn doel is niet om een perfecte danseres 31 te worden. Ik wil me graag scholen, maar uiteindelijk wil ik me kunnen redden in elke dansvorm. Zoals een excentrieke danseres, die volle zalen trekt, entertaint, maar vooral zo nu en dan de gevoelige snaar raakt. Ik heb het plezier en de uitdaging in deze nieuwe ‘hobby’ gevonden. Ik word niet langer onzeker als er opeens een andere muzieksoort wordt opgezet of wanneer ik uit onverwachte hoek een andere danspartner krijg. Sterker nog, ik vraag nu elk kwartier: ‘Mag ik deze dans van u?’.
Pagina 32
op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Column Van alle tijden DOOR K.O.E.K. WOUS Afgelopen maandag kreeg ik een telefoontje van een medewerkster van de ambulancedienst. In het weekend was er namelijk een 112 oproep geweest voor een patiënt van me. Hij zou in regen en wind op blote voeten buiten hebben gelopen. Dronken. Zij vond dit een zorgelijke situatie en wilde dit met me delen. Ik wist natuurlijk meteen over wie dit gesprek ging. Inclusief geboortedatum, adres en postcode. Hij was afgelopen week nog tweemaal op het spreekuur geweest, met zijn begeleider vanuit de plaatselijke GGZ-instelling, vanwege zijn door het alcoholgebruik ernstig gestoorde labwaardes. Het was een laatste poging om hem tot inzicht te brengen. Na viermaal klinisch gedetoxificeerd te zijn, waarna hij telkens binnen drie weken weer laveloos in de goot lag, wilde de plaatselijke GGZ-instelling hier alleen nog aan beginnen als meneer zelf tot inzicht was gekomen. Dat lukte na twee consulten, in totaal ruim een uur, niet. Hij zei: “Dan ga ik maar dood”. Wat moet je dan als dokter? Ik moest tijdens het telefoongesprek meteen denken aan een artikel van Joost Zaat in Huisarts & Wetenschap van december 2018. Daarin werden drie opties gegeven voor de praktische invulling van de taken van de huisarts: Traditioneel, Huidig en Trendvolgend. Ik las Verleden, Heden, Toekomst. Bij Traditioneel werd de solopraktijk beschreven, bij Huidig een groepspraktijk en bij Trendvolgend is de huisarts onderdeel van een sociaal-medisch netwerk samen met wijkteams en wordt de huisarts medeverantwoordelijk voor het zorgaanbod. Terwijl ik hieraan dacht, schrok ik. Er was door dit artikel een denkproces in mij in gang gezet. Hierbij vroeg ik me af hoe ik me die rol moest voorstellen, wat er van de huisarts van de toekomst wordt verwacht en hoe ik dat dan vorm moest geven. Maar dat was nog niet afgerond. En nu werd ik door dit telefoontje en het contact met de begeleider van de plaatselijke GGZ-instelling in één klap in de toekomst gesleurd. Een toch wel wat surrealistische gewaarwording. Prompt gingen mijn gedachten naar een andere recente casus. Een patiënte van me, met een obsessief compulsieve stoornis bij haar paranoïde schizofrenie, had zichzelf zo verwaarloosd dat ze, vanwege onmeetbaar weinig vitamines in het lijf, vocht was gaan vasthouden bij een Hb van 3,8 mmol/L. Ondanks alle pogingen van mij om samen met de thuiszorg dit vitaminegebrek te couperen, ging het steeds slechter met haar. Ik heb haar naar de polikliniek van de internist verwezen met het verzoek haar op te nemen. In al zijn wijsheid heeft hij dat niet gedaan. Er werd alleen aanvullend onderzoek ingezet. De volgende dag kreeg ik een telefoontje dat de uitslagen toch wel héél slecht waren en dat mevrouw opgenomen moest worden, maar hij kreeg haar niet te pakken. Of ik het even wilde regelen. Ik ben daar ’s middags twee uur mee bezig geweest, maar kreeg haar ook niet aan de telefoon. Ook maakte ze de deur niet open. Wel had ik voor de volgende dag een plekje op de MPU geregeld. De volgende ochtend heb ik contact met haar kunnen leggen, ben op bezoek geweest en heb ik haar uiteindelijk min of meer gedwongen met de ambulance naar het ziekenhuis laten brengen waar zij zich ‘vrijwillig’ heeft laten opnemen. Weer anderhalf uur tijd ‘kwijt’. Blijkbaar stopt de toekomst van de zorg bij de muren van het beste streekziekenhuis in de buurt. Wel heb ik alle lof voor de MPU, die heel plezierig met me meedacht. Hoe kunnen we medeverantwoordelijk zijn voor het zorgaanbod, als wij geen invloed hebben op het vervolgbeleid? Kijk naar de wachttijden bij de GGZ, het zorgaanbod vanuit de tweede lijn, of de onwil van de patiënt (of is het dan cliënt?) om zijn levensstijl aan te passen! Waar halen we de tijd vandaan, die nodig is om deze zorg goed te leveren? Ik voelde me door het telefoontje van de ambulancemedewerkster licht onder druk gezet door de verwijtende ondertoon; ik had moeten voorkomen dat deze man zo over straat liep. Gelukkig kon ik vertellen dat deze man in ons vizier was, maar dat onze handen gebonden waren. Toch gaf het gesprek me wel een nare nasmaak. Vooral vanwege de onmacht die ik voelde. 32 Eveline schrijft: agressie Stá voor je assistente! DOOR EVELINE, ASSISTENTE IN EEN HUISARTSPRAKTIJK Zeven, ja echt, zéven scholingen op het gebied van communicatie heb ik in de afgelopen drie jaar gevolgd. Want, zo is de gedachtegang onder veel managers en huisartsen, maar ook van patiënten: ‘als die assistentes nou maar goed zijn in communicatie, dan valt die agressie ook wel mee’. Ik heb nieuws: die agressie valt niet mee! Afgelopen week verscheen de uitkomst van een onderzoek naar agressie jegens doktersassistentes uitgevoerd door de NVDA1. De uitkomst vond ik niet verrassend, wel schokkend! Bijna tweederde van de doktersassistentes die werkzaam zijn op de huisartsenpost of een huisartsenpraktijk geeft aan te maken te hebben met agressie. Hoe agressie gedefinieerd wordt is nogal uiteenlopend. In dit onderzoek gaat het over spugen, slaan en schoppen tot vernielingen en zelfs bedreiging met mes of vuurwapen. Gedrag wat we in ons huis niet zouden tolereren, toch? 1 Nederlandse Vereniging Van Doktersassistenten En toch overkwam het mij ook. Een patiënt die ik goed ken veranderde, voor mijn gevoel zomaar uit het niets, in een agressor. Iemand die mij letterlijk naar het leven stond. Mijn veilige plekje, mijn ‘thuis’, veranderde in een omgeving waar ik niet veilig was. En ik kon er niets tegen doen. Ik had niets fout gedaan, had zelfs amper een woord gewisseld met die patiënt. Daarom een oproep aan alle werkgevers van doktersassistentes: stá voor je assistente. Help haar (of hem) zich veilig te voelen. Dit kan door kleine dingen die ik niet voor hoef te zeggen, maar die jullie met elkaar goed kunnen bespreken. Misschien kost het wat geld, maar dat is een investering die iedere werkgever met liefde zou moeten willen doen. Want, zoals ik al eerder vroeg, in huis zou je agressie tegen je gezinsleden ook niet toelaten. Toch? Natuurlijk is het een goed idee om je assistente naar een cursus te laten gaan over agressie. Maar lieve huisarts, wil je zelf dan niet eens meegaan? Eén van ‘mijn’ huisartsen heeft het gedaan; wat was dat fijn! Ik voel me weer veilig op mijn werk, mijn ‘thuis’ voor 3 dagen per week. Bron: NVDA Utrecht 33 In de gevolgde communicatiecursussen heb ik absoluut veel zinnige dingen geleerd. Zo helpt het echt om een telefoontje te beginnen met de vraag: ‘wat kan ik voor u doen?’, in plaats van alleen je naam of die van de praktijk te zeggen. Het helpt in veel gevallen om een bange/boze/gefrustreerde patiënt te vertellen dat je hem begrijpt en wil helpen. Toch is het niet altijd genoeg. De achterstandswijk waar ik werk, kent heel veel verschillende culturen en kleuren. Er heerst veel armoede, de politie kent heel veel mensen bij naam en de geweldsdelicten zijn bijna niet nieuwswaardig meer. Je zou dus kunnen zeggen dat de mogelijkheid dat je met agressie te maken krijgt daar groter is, dat het iets is, waar je voor kiest. Toch was dat voor mij niet zo. Ik werk al jaren op dezelfde plek, en ik voelde me daar veilig. Het voelt een beetje als mijn thuis. Ik ken bijna alle patiënten en zij kennen mij. Boosheid komt veel voor, is niet leuk, maar vaak wel af te handelen en in goede banen te leiden. op één lijn 63
Pagina 34
op één lijn 63 1 e uitgave 2019 Gezondheidsrechtelijke kwesties Wijzigingen in het tuchtrecht voor hulpverleners1 DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS EN JURIST De laatste jaren krijgt het tuchtrecht in de gezondheidszorg veel aandacht. Enerzijds vanuit de juridische hoek over de wenselijkheid van aanpassingen en anderzijds vanuit de beroepsgroepen die onderworpen zijn aan het medisch tuchtrecht1. Sinds de wet BIG in werking trad in 1997, is hij tweemaal geëvalueerd (in 2002 en 20132). In deze evaluaties zijn voorstellen gedaan tot aanpassing van de wet, maar die zijn pas in 2016 tot een wetvoorstel verwerkt en in 2018 aangenomen door de Tweede en de Eerste Kamer. De vermoedelijke ingangsdatum van de nieuwe regeling van het tuchtrecht in de gezondheidszorg is april 2019. Het primaire uitgangspunt van het tuchtrecht is nog steeds het bewaken en verbeteren van de kwaliteit van de beroepsuitoefening, al wordt het steeds meer als een lichte vorm van strafrecht beleefd. Overzicht van de aanpassingen De belangrijkste aanpassingen in het tuchtrecht voor hulpverleners betreffen de invoering van de tuchtklachtfunctionaris en het griffierecht, het afschaffen van het standaard publiceren van berispingen en boetes. De voorzitter van het tuchtcollege krijgt de bevoegdheid om een voorzittersbeslissing te nemen. Daarnaast zijn er nog wat kleine wijzigingen, zoals het verplicht bekend maken van het BIG-nummer, het onmiddellijke beroepsverbod, de reikwijdte van het tuchtrecht en een mogelijke wijziging in maatregelen. Ook zijn er gesprekken gaande over de reorganisatie en herlocatie van de Regionale Tuchtcolleges. Tuchtklachtfunctionaris De tuchtklachtfunctionaris is een nieuwe functionaris die met inhoudelijke kennis en sociale vaardigheden moet zorgen dat de klager op het juiste adres de klacht deponeert. Veel klachten horen niet thuis in het tuchtrecht, maar in de klachtenprocedure van de Wkkgz. Daarnaast kan er geholpen worden met het formuleren van de klacht om misverstanden3 en vertragingen4 te voorkomen. 1 Martin Appelo; “Verslagen door het tuchtrecht”, oktober 2018, Boom. 2 Bijna 70 aanbevelingen uit 2002 waren in 2013 nog niet opgevolgd. 3 Klagers die denken de geldboetes zelf te kunnen krijgen 4 Uitgebreide klaagschriften zonder kop of staart terugbrengen naar een overzichtelijke klacht waarop een reactie mogelijk is. Griffierecht Het griffierecht van 50 euro is bedoeld als drempel tegen bagatelklachten. Mogelijk weerhoudt dit ook klagers met klachten, die wel in het belang zijn van de kwaliteit van zorg. De administratie omtrent het innen en terugbetalen bij een gegronde klacht komt bij de regionale tuchtcolleges te liggen. Bij een gegrondverklaring van de klacht kan de zorgprofessional ook nog worden veroordeeld in de kosten die de klager heeft moeten maken om de klacht aanhangig te maken5. Het blijft wat vreemd om klagers te laten betalen voor het bewaken en verbeteren van de beroepsuitoefening. Het afschaffen van het standaard publiceren van berispingen en boetes Deze wijziging wordt als de meest prettige wijziging gezien door zowel de beroepsgroepen als de leden van de tuchtcolleges. Het was destijds een politieke beslissing van minister Schippers die werd doorgevoerd, ondanks protest van diverse beroepsorganisaties én ledenberoepsgenoten en juristen van de tuchtcolleges. De publicatieplicht had niets meer met de kwaliteit van de gezondheidszorg te maken en werd als extra straf ervaren. Het is geen taak van de tuchtcolleges om professionals in de gezondheidszorg aan de schandpaal te nagelen. Dit neemt niet weg dat in bepaalde gevallen dit nog steeds mogelijk is, als het publieke belang (patiëntveiligheid) en daarmee de kwaliteit van de gezondheidszorg, boven het privacybelang van de zorgprofessional moet gaan6. Voorzittersbeslissing Vanaf april 2019 mag de voorzitter van het tuchtcollege een voorselectie maken en kan hij zaken zonder zitting als ongegrond afdoen. Voorheen waren dit allemaal raadkamerzaken die door het college beoordeeld werden. Nog steeds zal er, als er medisch inhoudelijke zaken spelen, een beroepsgenoot meekijken. 5 Dit is nu gelijk aan het civiele recht 6 Denk bijvoorbeeld aan ‘misbruik’, ‘kwakzalverij’, of zoals recent het ongeoorloofd maken van opnames in de onderzoeksruimte (als deze zaken al niet leiden tot een schorsing of ontzetting uit het beroep). 34 1 e uitgave 2019 Onmiddellijke onthouding van beroepsactiviteiten In de wijziging van de Wet BIG wordt opgenomen, dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een last tot onmiddellijke onthouding van de beroepsactiviteiten (LOB) kan opleggen en daarmee een voorlopig verbod van beroepsuitoefening afdwingt tot de uitspraak van het Tuchtcollege. Hier kan ook vermeld worden dat, als een ingetrokken klacht wordt voortgezet om ‘redenen van algemeen belang’, op basis van de nieuwe wet BIG, voor het vervolg van de zaak de IGJ aangemerkt wordt als klager. Hier kan ook vermeld worden dat, als een ingetrokken klacht voortgezet wordt, om ‘redenen van algemeen belang’, op basis van de nieuwe wet BIG voor het vervolg van de zaak de IGJ aangemerkt wordt als klager. Reikwijdte van het tuchtrecht De reikwijdte van het tuchtrecht onder de nieuwe wet BIG zal zich ook in de privésfeer begeven7. Onbetamelijk privégedrag van BIG-geregistreerde zal na april onder het tuchtrecht vallen. Ze moeten dan wel ongeoorloofd zijn in het licht van de beroepsuitoefening. Het zal gaan om beroepsbeoefenaren die een gevaar voor de patiënten vormen of het vertrouwen in de beroepsuitoefening ernstig schaden. Ook in artikel 1 van de nieuwe Wet BIG is er uitbreiding van de reikwijdte te vinden door de toevoeging van “het aanbrengen, modificeren, herstructureren en wegnemen van weefsel bij een persoon”, als dat is voor andere doeleinden dan het genezen van een ziekte. Hierdoor vallen cosmetische handelingen nu ook onder de Wet BIG. Ook nieuw is dat de voorzitter partijen kan oproepen ter verschijning. Op basis van de nieuwe wet BIG zijn ze dan ook verplicht te verschijnen. Wijzigingen in mogelijke maatregelen Vanaf april 2019 kan de tuchtrechter ook een tuchtrechtelijk beroepsverbod opleggen als er sprake is van een ernstig gevaar voor de patiënt. Waar vroeger alleen een doorhaling in het BIG-register mogelijk was, waardoor de zorgverlener nog in opdracht en onder toezicht zou kunnen werken, vervalt deze mogelijkheid onder de nieuwe Wet BIG. Verder is de mogelijkheid, iets wat in de praktijk al bestond, om een klacht gegrond te verklaren, zonder het opleggen van een maatregel nu gecodificeerd. Met name als het gaat om “…de geringe ernst van het handelen of nalaten, de omstandigheden waaronder het handelen of nalaten hebben plaats gevonden. Dan wel omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan”. Bekendmaken van BIG-nummer Het BIG-register is openbaar en met naam en adres kan een BIG-geregistreerde snel gevonden worden. Vanaf april 2019 moet een arts zijn BIG-nummer, indien gevraagd, bekend maken aan de patiënt. Geografisch wijzigingen Waarschijnlijk worden na april 2019 ook nog de tuchtcolleges gereorganiseerd. Er zullen colleges worden samengevoegd en er zal relocatie plaatsvinden. Zoals nu in de planning staat, gaan Groningen en Zwolle samen in Zwolle, zal Den Haag fuseren met Amsterdam en verder gaan in Utrecht. Eindhoven zal verplaatst worden naar Den Bosch. Het Centraal Tuchtcollege blijft in Den Haag. De planning om dit te realiseren ligt in 2020. Het laatste woord is hierover echter nog niet gezegd. 7 Door een aanpassing van de tweede tuchtnorm: “enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijke beroepsbeoefenaar betaamt.” Dit is een aantal wijzigingen waar we de effecten de komende jaren van zullen zien. Het beste is om weg te blijven bij de tuchtcolleges. Mocht het je toch overkomen, besef dan dat een gegronde klacht en een maatregel alleen iets zegt over het tekortschieten in één bepaalde situatie. Je bent nog steeds een goed hulpverlener, zolang je niet geschorst of uitgeschreven wordt. Het is daarom goed dat de publicatieplicht van boetes en berispingen is vervallen. 35 op één lijn 63
Op één lijn 61

Op één lijn 62


Pagina 2
Colofon Oplage 2280 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Stephan van den Brand, Eefje de Bont, Lisette Verheijen en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University, UM-13420 Fotografie Kaft, pag 3, 16, 17, 18 en 26 gemaakt door Loraine Bodewes Pag 6, 7, 11 en 35 gemaakt door Joey Roberts Pag 14 (Kelemework en Solomon) en 15 (Eefje) gemaakt door Philip Driessen Pag 21 gemaakt door Britt Hameleers, stagiaire MUMC+ Pag 24 gemaakt door Luc Lodder Pag 30 Appie Derks Deadline volgend nummer 22 maart 2019 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Inhoudsopgave Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Jean Muris Huisarts en huisdier – Jeroen Smeets Marjan van den Akker benoemd tot hoogleraar – redactie Afscheid André Knottnerus – Geert-Jan Dinant Stellen zich voor: Esther Boudewijns, promovendus Danny Claessens, promovendus Stijn Duijn, promovendus Jessica Verster-de Snoo, huisartsbegeleider Maurice Lucassen, huisartsbegeleider Yvonne van Baars, gedragswetenschapper Onderzoek Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals CAPHRI-posterprijs – Karin van Leersum OOK en de Witte Raven – Simon Kleijkers Zeldzameziektendag 2019 3 4 5 5 6 8 8 8 9 9 9 10 11 12 12 Promoties Stephanie Lenzen – Self-management goal setting and action planning in primary care 14 Angel Schols – Diagnostics at the point-of-care in general practice: acute cardiopulmonary symptoms Kelemework Adane Asmare – Tuberculosis in Ethiopian Prisons Ies Dijksman – TeleScreen as a novel internet-based tool for classifying mental disorders presented in primary care 14 14 15 Solomon Shiferaw Yesuf – Phone-based applications improve maternity services in Ethiopia 15 Eefje de Bont – Childhood fever in out-of-hours general practice 15 Themadeel opleiding ouderengeneeskunde Inleiding themadeel – Anne van den Brink Projectgroep Ouderengeneeskunde Maastricht Stelt zich voor als coördinator – Mariëlle van der Velden-Daamen Een extra opleiding is hard nodig – Jos Schols Kom eens kijken in het verpleeghuis! – Shennah Austen Moeilijk om de juiste zorg te vinden – Janine Collet Gezondheidsrechtelijke kwesties: Euthanasie bij dementie – Arie de Jong In de media Contact Ouderengeneeskunde Column: Zorgen doe je samen – K.O.E.K. Wous Huisartsopleiding Uit het adjuncthoofd – Joost Dormans Weten is eten: Mijn vrouw eet geen vlees meer – Hendrik Jan Vunderink Equilibre: opleiders tweedaagse – Marieke Kools en Arie de Jong Genomineerde huisartsen ‘Clinicus van het Jaar’ – redactie Opleidingspraktijken gezocht – Lilian Aarts WESP: Bas Beniers: De invloed van weersomstandigheden Alzheimer onderzoek In de leer. Als je baret maar goed zit – Arianne Beckers Oud aios: hoe vergaat het ze? – Paul Roos Aios Referatendag – Niels Beurskens Made in Maastricht 2 16 17 18 18 20 21 22 24 24 25 26 27 28 30 30 31 31 32 33 34 35 Van de redactie Oud is nieuw Vlak voordat de bomen dit jaar hun laatste bladeren verloren, maakten we de foto’s voor de cover en het katern over ouderengeneeskunde. Het was de dag waarop de projectgroep ‘opleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Maastricht’ hier bijeenkwam voor de officiële start. We zijn erg blij dat we per 1 september 2019 mogen starten met een eerste groep aios ouderengeneeskunde in Maastricht. Goed voor de regio, de basisartsen (in opleiding) en onze vakgroep. Waarom dat is en wat we gaan doen, proberen we in het katern te beschrijven. Specialist ouderengeneeskunde Mariëlle van de Velden-Daamen is de coördinator van onze nieuwe opleiding. Oud is nieuw! Zoals altijd nemen we ook weer afscheid van medewerkers. Professor André Knottnerus hield zijn afscheidsrede, maar liep de week daarna als vanouds rond op de gang. Marjan van den Akker is een ‘oude’ bekende, maar ze gaat ons verlaten om een hoogleraarschap in Frankfurt te aanvaarden. Kersvers hoogleraar Jochen Cals kon de afgelopen weken zijn toga flink inwijden (zie promoties). Zijn rubriek ’Bruikbare Wetenschap’ schoot er bijna bij in. En promovendus Karin van Leersum sleepte de CAPHRI posterprijs binnen. Oktober was de maand van een zestal promoties. De laatste in die reeks was huisarts Eefje de Bont. Eefje, tevens redactielid, blijft bij ons werken als postdoc onderzoeker. De lege plekken op de gang zijn sinds kort weer ingevuld door nieuwe onderzoekers: zij stellen zich aan u voor. Net als twee nieuwe HABs bij de huisartsopleiding. Ook Jessica is een jonge oude bekende (WESPstudent in 2009 en later als aios). Eveneens nieuw: Yvonne van Baars, gedragswetenschapper bij de huisartsopleiding. In dit nummer slechts één WESP: Bas Beniers. Voor de anderen was het net te vroeg om over resultaten te schrijven. De vorige keer schreef ik over het ‘passion beest’ alias Yvonne van Leeuwen, de opper Witte Raaf. Hun groep heeft nieuwe leden gevonden waardoor dat erfgoed bewaard blijft. Oud is nieuw. Simon Kleijkers heeft een nieuwe casus voor jullie. En passant brengen we nog even de Euregionale Zeldzameziektendag 2019 onder uw aandacht. Vaste columnisten Arie de Jong (‘Euthanasie bij dementie; wees overtuigd’) en K.O.E.K. Wous (‘Zorgen doe je samen’), zijn dit keer terug te vinden in het katern over ouderengeneeskunde. Eind 2018 wordt het boekje met alle columns van Arie (Gezondheidsrechtelijke kwesties) geactualiseerd en gratis via onze website aangeboden.1 Plaatsvervangend hoofd Joost Dormans beschrijft het vervellen van de huisartsopleiding. Oud wordt ook nieuw. Hendrik Jan Vunderink heeft sinds kort AOW, maar blijft nog even doorwerken om zijn vrouw (makreel) en aios (snert) van eten te voorzien, en ons van heerlijke recepten. U hoort mij niet klagen. Nog veel meer positieve gezondheid werd voorgeschoteld aan alle opleiders van aios tijdens de Tweedaagse in Heeze. Om nieuwe opleiders lekker te maken, voegen we flink wat foto’s bij van de sfeervolle dagen. En ja, we zoeken nieuwe opleiders, vooral zij die nog willen beginnen bij het coschap Huisartsgeneeskunde. En doe dat, want wie weet wordt u de nieuwe werkplekbegeleider van het nieuwe jaar! De aios referatendag vond plaats op 30 oktober. Huisartsdocent Niels Beurskens schrijft hierover. De dag wordt volgend jaar omgedoopt in Wetenschapsdag. Leuke spin-off is de rubriek ‘de aios zoekt het op’ op onze website. Gaat het zien. Nieuwe aios-in-de-leer is Arianne Beckers geworden. Sommigen kennen haar misschien van columns uit Medisch Contact. We waren dus heel blij dat zij als militair arts solliciteerde voor de huisartsopleiding en aangenomen werd. Als jij ook eerstejaars aios bent en aios-columnist wil worden: laat het ons weten, je bent welkom. Paul Roos vonden we bereid om als pas afgestudeerde oudaios te vertellen hoe het is om de praktijk van je vader over te nemen. Sommige patiënten kenden zijn opa nog als huisarts. Sommige assistentes kennen hem nog als kind… je moet maar durven! In september kregen 21 aios hun diploma uitgereikt in Rijckholt. Half december is de laatste uitreiking van 2018. Benieuwd wie we dan zien! We wensen u fijne feestdagen met oud is nieuw, Babette Doorn 1 www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/over-ons/brochures 3 op één lijn 62
Pagina 4
op één lijn 62 3e uitgave 2018 Van de voorzitter Gezondheidsakkoord Limburg DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM In mijn vorige column ging ik in op de gezondheidsverschillen tussen hoog- en laaggeletterden en ook op het feit dat de gezonde levensverwachting in Limburg gemiddeld drie jaar onder het Nederlandse gemiddelde ligt. Het verschil tussen arme en rijke burgers is nog wranger: de twintig procent inwoners met de hoogste inkomens in Nederland wordt ongeveer negen jaar ouder dan de laagste twintig procent. Heel opmerkelijk, omdat in Nederland de toegang tot medische zorg veel minder inkomensafhankelijk is dan, bijvoorbeeld, in de Verenigde Staten. De oorzaak heeft deels te maken met de prijzen in de supermarkt. Zo was vers fruit in 2017 maar liefst 28% duurder dan in 2007. Suiker, snoep en ijs zijn zelfs goedkoper dan tien jaar geleden. De prijs van groente en fruit is echter niet het enige probleem voor lage inkomens. Mensen met financiële problemen kampen vaak met constante en langdurige stress. En dit type stress heeft een negatief effect op het vermogen om verstandige keuzes te maken. Ongezonde gewoonten zoals roken, alcohol drinken of vet- en suikerrijk eten, helpen op korte termijn om de stress te hanteren: ‘comfort’-food. Die stress gaat zeker bij laagopgeleiden door op het werk; zij ervaren weinig autonomie en dus weinig controle over hun eigen leven. In die situatie is het fijn om ‘s avonds thuis wel te kunnen bepalen wat je eet en drinkt. De huizen van laagopgeleiden staan veelal in wijken met minder groen om in te bewegen en zijn vaker onveilig, waardoor mensen eerder binnen blijven. Bovendien is in achterstandswijken de concentratie cafetaria’s, shoarmatenten en andere fastfoodzaken vaak hoger waardoor de verleiding groter is om voor slecht voedsel te kiezen. Het blijkt dat in wijken met veel woningen met een lage WOZ-waarde ruim twee keer zoveel diabetespatiënten wonen dan in ‘betere’ wijken. Uit onderzoek van de Gezondheidsraad blijkt, dat alleen voorlichting geven niet helpt. Voorlichting houdt geen rekening met persoonlijke omstandigheden en problemen. Mensen die in armoede leven, hebben bijvoorbeeld vaker contact met schuldhulpverlening, opvoedingsondersteuning of jeugdgezondheidszorg. Het is veel zinvoller naar de persoonlijke leefomstandigheden te kijken. De huisarts, getraind in holistische gezondheidszorg en goed contact met het wijkteam, kan hier een prominente rol vervullen in het verduidelijken van de rol van leefomstandigheden, bewegen en voeding. Op landelijk overheidsniveau zouden de verleidingen moeten worden aangepakt waar consumenten de hele dag aan blootstaan. Wat heeft het voor zin om te discussiëren over gezond eten als mensen de hele dag worden geprikkeld tot ongezond gedrag? Denk bijvoorbeeld aan de inrichting van supermarkten met chocola en snoep bij de kassa en cola op de koppen van de schappen. Een herinrichting van de openbare ruimte is de meest voor de hand liggende maatregel: een limiet stellen aan het aantal fastfoodzaken in het centrum van een stad bijvoorbeeld en hoge belasting op ongezond eten (suiker/vettaks). Dat de overheid binnenkort de btw op alle voeding verhoogt, is in dit kader een gemiste kans. Als het tarief alleen voor ongezond voedsel omhoog zou gaan, dan heeft dat direct invloed op het eetpatroon van mensen. De invoering van belasting op suikerhoudende frisdranken in Groot-Brittannië blijkt een groot succes. Is dat betutteling? Ik vind van niet. De omstandigheden van mensen verbeteren, zodat ze zelf gemakkelijker beter keuzes maken, is m.i. niet betuttelend. Betutteling vind ik eerder de neerbuigende houding jegens arme mensen die ongezond gedrag vertonen. Het is duidelijk dat de gewenste aanpak de spreekkamer van de huisarts overstijgt, ondanks de voortreffelijke programma’s zoals Blauwe Zorg, MijnZorg, AndersBeter, Gezonde Basisschool van de Toekomst, LIME, 4Limburg etc. De dit voorjaar actief geworden initiatiefgroep Gezondheidsakkoord Limburg (André Knottnerus is hier lid van), stelt voor om langs een aantal programmalijnen acties in te zetten: gezonde jeugd, gezonde wijk en gezonde en vitale arbeid en arbeidsmarkt. Het initiatief wordt breed gedragen en verdient een eerlijke kans op uitwerking. De slogan ‘Limburg, je zal er maar wonen’, krijgt dan een nog positievere connotatie. 4 Huisarts & huisdier Flatcoated retrievers DOOR DE ROEDEL VAN DE FAMILIE SMEETS Dit zijn Boots (rechts), Engelse uitspraak, vriendje van Dora in Dora The Explorer, kinderserie en Badu (links), spreek uit Badoe, wat ‘trots’ betekent in het Afrikaans, niet de Badoe van de televisie. Het zijn twee reutjes en het zijn allebei flatcoated retrievers. Dit zijn retrievers net zoals de golden retriever of de labrador retriever. Ze worden echt chagrijnig als ze voor Ierse setter worden ‘uitgescholden’. Flatcoats kun je tegenkomen in de kleuren zwart of liver (=bruin). Flatcoats werken graag voor hun baas, zijn onvermoeibaar in het halen van balletjes of stokken. Ze zwemmen heel graag en zijn helemaal gek op het strand en de zee. Ook hebben ze veel beweging nodig en zijn ze ‘eager’ om te trainen voor, bijvoorbeeld, de jacht. Er zijn ook flatcoats die worden ingezet in aardbevingsgebieden, om mensen op te sporen onder het puin. Ook medisch houden ze ons bezig. Zo werd Boots twee jaar geleden heel moe en werd zijn vacht dof. Na veel onderzoek (lichamelijk onderzoek, laboratoriumdiagnostiek, röntgenfoto’s en een echo) bleek dit te komen door een ingekapselde (calciumoxalaat) blaassteen die een chronische blaasontsteking gaf. Na een operatie ging het snel beter met Boots en geniet hij weer als vanouds. Het zijn helaas geen goede bewakers: ze blaffen bijna niet. We zeggen weleens: “als er een inbreker komt dan helpen ze mee de spullen naar buiten te dragen”. Benoeming Marjan van den Akker benoemd tot hoogleraar Epidemioloog Marjan van den Akker van de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht, vertrekt naar het Institut für Allgemeinmedizin aan de Goethe-Universität in Frankfurt am Main. Zij wordt daar vanaf 2019 hoogleraar met als leerstoel “Multimedikation und Versorgungsforschung”. Marjan begon in 1992 bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht en promoveerde in 1999 op een onderzoek naar multimorbiditeit. Ze schreef vele publicaties en begeleidde tal van promovendi. Ze zat in de eerste redactie van ‘Op één Lijn’ (vanaf 1999). Jarenlang was ze werkzaam voor het RegistratieNet Huisartsen (RNH), dat nu RNFM (www.rnfm.nl) heet. Ze werkte nauw samen met de Vlaamse huisarts en hoogleraar Frank Buntinx en daardoor werkte ze ook geregeld in Leuven. Marjan blijft nog bij de Maastrichtse en Leuvense vakgroepen betrokken voor lopende promotietrajecten. 5 op één lijn 62
Pagina 6
op één lijn 62 3e uitgave 2018 Afscheid André Knottnerus Gegroet André, we gaan je missen! DOOR GEERT-JAN DINANT, HOOGLERAAR ONDERZOEK Het scheelde niet veel of de stoet gladiatoren (=hoogleraren) was lang genoeg om het traject tussen het amfitheater (beter bekend als ‘De Berg’) en de arena (= de Sint Janskerk) volledig te vullen met toga’s uit binnen en buitenland. Meer dan 100 professoren, sommigen een beetje moegestreden van al die promoties en oraties, togen (weten we ook waar het woord toga vandaan komt) naar de arena (de kerk dus) om André Knottnerus te eren, die op die dag officieel afscheid nam van de wetenschap. De gladiatoren hadden voor de gelegenheid hun zwaarden (lees: moeilijke vragen en laudaties) thuisgelaten. Bij het binnentreden van de kerk wachtte hen stemmige muziek en stonden Caesar (alias de Gouverneur van onze provincie) en andere hoofdrolspelers de lange stoet op te wachten. Aansluitend sprak André vanaf de kansel, daarmee terecht hoogverheven boven de menigte, alle aanwezigen toe met een zeer wijze en inspirerende afscheidsrede. Maar voordat het zo ver was, vond in de arena een overigens goedaardig debat plaats over de voor- en achterkanten van evidence; een illustratie door vier sprekers van wat wel en niet waar is en waarom. Wetenschappelijker kun je het haast niet hebben. Het ging daarbij om de relatie tussen onderzoek, praktijk en beleid. Om in de stemming te komen, was er voorafgaande aan de presentaties, een lunch in het nabijgelegen museum. Aldaar werd genoemde relatie getest in de vorm van een welhaast perfecte N=1 studie: alle wel en niet gladiatoren mochten op 1 toilet per geslacht hun nerveus gevulde blazen leegmaken. Sommigen hadden, inmiddels wanhopig geworden, een bypass gevonden en gingen ‘stiekem’ even in de arena naar de wc. Anderen moesten hun blaas streng toespreken. De broodjes waren overigens heerlijk en de stemming zat er goed in. Na de afscheidsrede van André en diverse lovende woorden en suggesties van anderen, togen de gladiatoren en vele anderen weer naar het amfitheater om de middag af te drinken en elkaar nog even af te tasten, soms letterlijk. Alsof dat nog niet genoeg was, ging het daarna nog uren vrolijk door in de oude stadsarena, beter bekend als de Bonbonnière. Met volop lekker eten, drinken en gezellig bijpraten. Sommigen waren alweer lang geleden door oppergladiator André opgeleid in de wetenschap en na al die jaren nog steeds opvallend gezond en actief. Het werd al met al een soort familiereünie, maar dan veel leuker. Twee gerenommeerde clowns op leeftijd zetten alle evidence nog even letterlijk op de kop en aansluitend kreeg André zijn, door anderen geschreven, memoires aangeboden. Het was eigenlijk een soort proefschrift, bestaande uit heel veel korte ongepubliceerde hoofdstukken met per hoofdstuk de nodige figuren en tabellen. En met dat laatste leek de cirkel van de dag rond, ware het niet dat er nog gedanst werd op muziek uit de tijd van kort na Caesar. Wie denkt dat het verhaal hiermee uit is, heeft het mis. André gaat gewoon door met de wetenschap, maar dan vanuit huis en onder deskundig toezicht van echtgenote Ria. Zij zal ervoor zorgen dat de oppergladiator ook eens gaat doen waar alle pensionados om bekend zijn: grasmaaien en met de kleinkinderen spelen. Hopelijk komt hij dan af en toe nog eens een kopje van onze overheerlijke automatenkoffie van ‘de gang’ drinken en bijpraten met, onder andere, Ine Siegelaer, nadat zij is bijgekomen van het e-mailen met honderden gladiatoren, die met succes naar de grote dag van André werden gelokt. Het waren overigens drie supermanagers die alle voorbereidingen op zich hadden genomen. Naast Ine waren dat Marjan van den Akker en Trudy van der Weijden, welke laatste tot heel kort voor de grote plassessie, nog de allerlaatste instructies rondstuurde. Last but not least was het Jean Muris, die alle onderdelen van de grote dag aan elkaar verbond en zelfs het begrip evidence van enige humor wist te voorzien. 6 op één lijn 62 Tans penning en Facultaire kleinood voor André Knottnerus André Knottnerus, hoogleraar Huisartsgeneeskunde aan de Universiteit Maastricht, ontving bij zijn afscheid op 26 oktober de hoogste UM-onderscheiding, de Dr. J.G.H. Tans penning. Ook ontving hij het facultair kleinood uit handen van de vice-decaan, prof. dr. Nanne de Vries. André Knottnerus (1951) studeerde geneeskunde aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam, waar hij ook de huisartsopleiding voltooide. In 1982 kwam hij naar Maastricht. In 1986 promoveerde hij op de ontwikkeling en toepassing van klinisch epidemiologische onderzoeksmethoden op het gebied van de diagnostiek. Twee jaar later werd hij hoogleraar. Van 2001 tot 2010 was hij voorzitter van de Gezondheidsraad en van 2010 tot 2017 was voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). André begeleidde 69 promovendi, is (co-)auteur van meer dan 450 internationale wetenschappelijke artikelen op het gebied van de geneeskunde en de volksgezondheid en schreef diverse boeken en meer dan 300 artikelen in nationale tijdschriften. Zijn verdienste voor de huisartsgeneeskunde In de jaren tachtig was het beroep van huisarts ondergewaardeerd ten opzichte van andere medisch specialisten. Het handelen van huisartsen werd gebaseerd op onderzoeken die in ziekenhuispopulaties werden uitgevoerd, terwijl de patiënten in een huisartsenpraktijk heel andere karakteristieken hebben. Knottnerus versterkte gedurende zijn loopbaan de epidemiologische aanpak in het huisartsgeneeskundig onderzoek. Afscheidsrede De hoogleraar sprak in zijn afscheidsrede onder andere over de overtuigde vaccinatieweigeraars en het feit dat het percentage volledig gevaccineerde tweejarigen in Nederland de afgelopen jaren daalde van 95% naar 90,2%. Hij noemt het ‘verdedigbaar om bewust niet gevaccineerde kinderen niet op dezelfde crèches toe te laten als andere kinderen, ook als ultiem motiverend signaal’. Verder hamert hij op de basisvoorwaarden ‘kwaliteit, integriteit, en onafhankelijkheid’ voor elke wetenschapper anno 2018. 7
Pagina 8
op één lijn 62 3e uitgave 2018 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Promovendi Esther Boudewijns Ik ben Esther Boudewijns, 23 jaar en sinds augustus 2018 werk ik als PhD-student op de afdeling Huisartsgeneeskunde. Ik heb hiervoor gezondheidswetenschappen en epidemiologie gestudeerd. Tijdens mijn PhD-traject werk ik aan de verdere ontwikkeling van de Ziektelastmeter COPD, die al eerder ontwikkeld is door Annerika Gidding-Slok. De Ziektelastmeter is ontwikkeld om gemakkelijker te bespreken met een zorgverlener wat de patiënt zelf belangrijk vindt en om gezamenlijk persoonlijke doelen op te stellen. Omdat de Ziektelastmeter COPD positief is ontvangen in het klinische veld, willen we deze uitbreiden voor patiënten met Diabetes Mellitus type 2 en astma. De komende vier jaar zal ik bezig zijn met de ontwikkeling van de tool, de validatie, en het testen van de effectiviteit door het uitvoeren van een RCT. Ik werk hierbij samen met Danny Claessens. Ik zal me hierbij vooral bezig gaan houden met de kosteneffectiviteit. In mijn vrije tijd houd ik van lezen, loop ik graag rond in de Dominicanen-kerk, reis ik veel op en neer naar Utrecht (waar m'n vriend woont), en vind ik het heerlijk om een rondje te wandelen door de stad of door het bos. Danny Claessens Ik ben Danny Claessens, 25 jaar en in augustus 2018 ben ik gestart als PhD-student bij de afdeling Huisartsgeneeskunde. Hiervoor heb ik de master ArtsKlinisch Onderzoeker (AKO) afgerond. Mijn project richt zich op de ontwikkeling van de Ziektelastmeter voor mensen met een chronische aandoening, als uitbreiding van de Ziektelastmeter 8 COPD van onder andere Annerika Gidding-Slok. We breiden uit naar astma en diabetes, als opstapje naar een ziektelastmeter voor de meest voorkomende chronische aandoeningen. Het doel van dit instrument is om meer inzicht te krijgen in de last die iemand ervaart en hoe hier met persoonlijke doelen en plannen aan gewerkt kan worden, om zo gepersonaliseerde zorg te leveren. Met andere woorden: wat is voor déze patiënt nú belangrijk, en hoe gaan we daar samen aan werken? In vier uitdagende jaren gaan we dit instrument ontwikkelen, valideren, en de effectiviteit evalueren middels een trial. Dit doe ik samen met Esther Boudewijns. Ik ga me richten op de implementatie van het instrument in de zorg. In mijn vrije tijd lees ik veel en ben ik graag sportief bezig. Het liefst in de natuur. Ik ben dan ook altijd te porren voor een rondje op de crossfiets. Stijn Duijn AIOTHO in spe Ik ben Stijn Duijn, 27 jaar. In augustus 2018 heb ik mijn studie geneeskunde in Maastricht afgerond. Meteen daarna ben ik begonnen als promovendus bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Vanaf maart 2019 word ik AIOTHO, aangezien ik net ben aangenomen bij de huisartsopleiding in Maastricht. De samenwerking met andere disciplines wordt voor een huisarts steeds belangrijker. Er is een toename van mensen met diverse chronische ziekten en er is een verschuiving van tweede- naar eerstelijnszorg. Hierdoor houden steeds meer mensen vanuit verschillende disciplines zich bezig met patiënten. Echter, het is een bekend gegeven dat veel professionals in interprofessionele samenwerkingsvormen minder goed samenwerken dan dat ze denken. Ze zijn, zoals dat heet, onbewust onbekwaam. 3e uitgave 2018 Daarom ga ik samen met Loes van Bokhoven, Jean Muris, Anneke van Dijk (alleen vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht), Diane Dolmans (SHE) en Nynke Scherpbier (Radboudumc, vakgroep Eerstelijnsgeneeskunde) voor huisartsen in opleiding een toolbox ontwikkelen, om hun competenties met betrekking tot interprofessioneel samenwerken te verbeteren. Juist bij dit onderzoek is de meerwaarde groot om zowel als onderzoeker en arts in opleiding te werken. De ervaringen die ik opdoe in de praktijk, kan ik weer toepassen in het onderzoek en vice versa. Mijn vrije tijd vul ik vooral met hardlopen, wielrennen en zwemmen. Daarnaast ben ik ook altijd in voor een avondje ouderwets bordspellen spelen. Jessica Verster-de Snoo huisartsbegeleider Per 1 augustus ben ik gestart als huisartsbegeleider (HAB) van het Acute Blok in Eindhoven. Na in Maastricht geneeskunde en de huisartsopleiding te hebben afgerond, ben ik sinds 2012 werkzaam als waarnemer in de regio Eindhoven/Helmond. Naast drie vaste werkdagen in twee huisartsenpraktijken draai ik veel diensten op de huisartsenpost. Hoewel me dit uitstekend bevalt, begon het afgelopen jaar toch te kriebelen: tijd voor een nieuwe uitdaging! Terwijl ik me afvroeg wat, zag ik de vacature voor een HAB; plots vielen alle stukjes op hun plaats. Ik vind het enorm leuk om onderwijs te verzorgen waarbij spoedeisende zorg mijn speciale belangstelling heeft. De septembergroep is inmiddels gestart. Tot mijn grote plezier kan ik melden dat het invullen van mijn rol als HAB nog leuker is dan ik al had gehoopt! Ik kijk ernaar uit dit nog lange tijd te doen. Ik woon met mijn man en twee zoons van 2,5 jaar en 7 maanden in Geldrop waar we regelmatig mooie wandelingen maken in het bos en op de hei. Al dan niet met vrienden gaan we graag weekendjes weg naar, bijvoorbeeld, de Ardennen of Zuid-Limburg, waarbij we genieten van de geneugten des levens, zoals lekker koken en eten. Maurice Lucassen huisartsbegeleider Ik ben Maurice Lucassen, sinds augustus werkzaam als docent/ groepsbegeleider van het psychische blok in het tweede jaar van de huisartsenopleiding. 9 Ik doe dit samen met gedragswetenschapper Nicole Schuttelaar op de locatie Eindhoven. Inmiddels ben ik met onze eerste gezamenlijke groep halverwege de drie maanden durende GGZ-stage; ik groei geleidelijk in deze voor mij nieuwe rol en het bevalt mij tot nu toe erg goed! Ik studeerde geneeskunde in Utrecht, deed de huisartsopleiding in Nijmegen en werk inmiddels alweer ruim 19 jaar in Huisartsenpraktijk Antoniusveld in Venray. Sinds 2010 ben in aan de huisartsopleiding verbonden als opleider, tot nu toe voor eerstejaars aios. Ik ben 50 jaar, woon samen met mijn vriendin Sanne en heb twee dochters; Imke (18) en Noor (16). Wij wonen in Venray, de plaats waar ik ook ben opgegroeid. Mijn affiniteit met de GGZ is onvermijdelijk; Venray heeft één van de oudste en grootste psychiatrische instellingen in Nederland (“enkeltje Venray” is een begrip in de regio), en mijn beide grootvaders, mijn beide ouders, alsook mijn vriendin werk(t)en in dit Vincent van Gogh instituut. In mijn vrije tijd ben ik een gepassioneerd saxofonist. Op dit moment maak ik deel uit van een projectmatige bigband (The Score Jazz Orchestra) en van een Dire Straits tribute band (Boom, like that!), waarmee ik door de Nederlandse theaters tour. Yvonne van Baars gedragswetenschapper In 2007 ben ik afgestudeerd in de neuropsychologie aan de Universiteit van Nijmegen en Tilburg. Na een korte poos werkzaam te zijn geweest in het Catharina ziekenhuis, kwam ik erachter dat mijn hart ligt in de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen en andere complexe beelden. Vandaar dat ik de psychotherapieopleiding ben gaan volgen bij de RINO Zuid, heel leuk! Als psychotherapeut heb ik een eigen praktijk: van Baars Psychotherapie te Eindhoven. Ben trots op de inmiddels mooie praktijk en het team van vier dames. Privé: samen met Mandy (vriendin) en Jackie (hond). Hobby: paardrijden. Belangrijkste eigenschap: Humor. Moeite met: korte stukjes schrijven over mezelf. op één lijn 62
Pagina 10
op één lijn 62 3e uitgave 2018 Bruikbare wetenschap Welk werk doet u? DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN HOOGLERAAR AAN DE VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Het hellende vlak van nierfunctie We zien nogal wat nierfuncties langskomen bij het bestuderen van de dagelijkse labuitslagen. Een echte knik in nierfunctie wordt snel herkend, maar wat is nu het risico op cardiovasculaire aandoeningen bij een geleidelijk dalende eGFR? Marjan van den Akker ging met haar Vlaamse collegae op zoek in een groot bestand van bijna 20000 patiënten met tenminste vier eGFR metingen over vijf jaar tijd. Ze keken naar cardiovasculaire events (myocardinfarct, TIA/CVA, perifeer vaatlijden, acute hartfalen) over de daaropvolgende 5 jaar. Ze verdeelden de patiënten in categorieën, waarbij de eGFR natuurlijk stabiel kon blijven (-1 tot +1 ml/min), maar ook kon toe- of afnemen (<-5, --5 tot -3, -3 tot -1 ml/ min per jaar). In de referentiegroep van patiënten met een stabiel blijvende eGFR, kreeg 7,8% een cardiovasculair event tijdens de 5 jaar follow-up. Dit percentage was naarmate de nierfunctie daalde aanzienlijk hoger, tot 12% in de groep met een daling van meer dan 5 ml/min per jaar. Uiteindelijk bleek, dat vanaf een jaarlijkse eGFR daling met tenminste 3 ml/min het risico op een cardiovasculair event significant toeneemt. Wellicht niet heel opzienbarend, want de relatie tussen nierfunctie en cardiovasculair risico is natuurlijk bekend. Het meest opzienbarend vind ik dat deze relatie losstaat van de uitgangswaarde. De meeste patiënten met een dalende eGFR hadden bij aanvang gewoon een eGFR van boven de 60 ml/min, maar die dalende eGFR met tenminste 3ml/min per jaar bleef significant geassocieerd met een verhoogd cardiovasculair risico. Aardig voor de gesprekken met de praktijkondersteuner CVRM in de praktijk en dus goed om niet enkel naar een knik in eGFR te kijken, maar ook om die helling in de gaten te houden. Huisarts en werk-gerelateerde klachten; werk aan de winkel Kees de Kock, huisarts uit Deurne, publiceerde een fraaie trial naar het effect van een training voor huisartsen op het gebied van omgaan met en bespreken van werkgerelateerde klachten in de spreekkamer. Hij randomiseerde 32 huisartsen van wie de helft een vijf uur durende training 10 volgde met aandacht voor een aantal componenten: de relatie tussen werk en gezondheid, werkgerelateerde problemen en mogelijkheden om de normale zorg hiervoor te verbeteren, wet- en regelgeving en de samenwerking met de bedrijfsarts, en consultatievaardigheden bij patiënten met werkgerelateerde problemen en stress. De huisartsen kregen na de lange training ook nog twee booster sessies. De huisartsen in de studie includeerden in totaal 1306 patiënten met werkgerelateerde klachten waarvan 640 patiënten de vragenlijst invulden voor het eerste consult, echter slechts 281 ook na follow-up. Een derde van de patiënten gaf aan dat de gezondheidsklachten mogelijk werkgerelateerd waren. De primaire uitkomstmaat op patiëntniveau was een vragenlijst waarmee de ‘Return To Work Self-Efficacy’ werd gemeten. Helaas bleken de patiënten, die waren gezien door getrainde huisartsen hierop niet anders te scoren dan patiënten, die waren gezien door een huisarts in de normale zorg groep. De ICPC-code Z05 ‘probleem met werksituatie’ werd gedurende de studie wel vaker gebruikt, maar dat was niet significant verschillend tussen beide groepen. Registratie van het beroep verdubbelde zelfs, maar eveneens in beide groepen. Al met al mogelijk niet wat de onderzoekers hadden verwacht, maar het is een boeiend artikel om te lezen en eens op te reflecteren. Patiënten waarderen het enorm als er wordt gevraagd welk werk ze doen en het kan interessante nieuwe inzichten bieden op de ervaren klachten en de impact daarvan op het werk. Koorts en infecties bij kinderen; we zien de ijsberg (gelukkig) niet Regelmatig hebben we, met name tijdens diensten op de huisartsenpost, het idee dat we worden overspoeld met kinderen met koorts en infectieklachten. We weten dat dat mogelijk alleen het topje van de ijsberg is, want een klein kind krijgt gemiddeld 8 infectie episodes per jaar. Kirsten Peetoom onderzocht op 21 kinderdagverblijven van MIK in Limburg via een vragenlijst hoe vaak kinderen jonger dan 4 jaar koorts en andere infectieklachten hebben. Ze verzamelde gedurende 4 weken (februari 2016) gegevens over infectiesymptomen bij 515 kinderen en ouders hielden een dagboekje bij. Slechts 13 (!) van de 515 kinderen waren 4 weken volledig infectieklachtenvrij. Maar liefst 55% van de kinderen had tenminste 1 dag koorts, waarbij koorts verantwoordelijk was voor een totaal van 3e uitgave 2018 987 ziektedagen (mediaan van 3 per kind). Maar liefst 81% had tenminste 1 dag een snotneus en 73% van de kinderen had hoestklachten. Van al deze kinderen met koorts en/ of infectieklachten bezocht 73% de huisarts níét. Kinderen met oorpijn bezochten de huisarts relatief het meest (38%), van de kinderen met (ook) koorts bezocht 31% de huisarts(enpost). Deze studie bevestigt wat we al weten: baby’s, peuters en kleuters snotteren, hoesten wat af. Tijdens diensten is het wellicht goed om te beseffen, dat ouders voor het merendeel van de klachten ons helemaal níet contacteren. Collega huisartsonderzoeker Eefje de Bont, in november gepromoveerd op haar proefschrift naar kinderen met koorts op de huisartsenpost, toonde al aan, dat wanneer ouders telefonisch contact opnemen met de HAP vanwege koorts bij hun kind, dat dan de kans 70% is dat ze ook daadwerkelijk in de spreekkamer belanden, met name dankzij de (te?) defensieve NTS-triage. Pneumonie of toch nie? Ofschoon een ernstige infectie zowel in de top als de basis van de ijsberg zeer zeldzaam is, zijn er natuurlijk wel kinderen met bijvoorbeeld een pneumonie die je niet wilt missen. Aiotho Marjolein Schot zocht samen met Jochen Cals en andere onderzoekers via een literatuurstudie uit, welke gegevens uit anamnese en lichamelijk onderzoek nu het beste voorspellen voor een longontsteking bij kinderen. Ze doorzochten maar liefst 4655 publicaties, waarvan er 17 geschikt bleken voor deze vraagstelling. Zoals verwacht waren alle studies verricht in de tweedelijn, overigens soms wel in vergelijkbare settings zoals de huisartsenpost. In de studies waarbij minder dan 10% van de populatie een pneumonie had, bleken enkel een zieke indruk en een saturatie <94% goede voorspellers. In de 10 studies waarbij meer dan 10% van de kinderen een pneumonie had, bleken naast de saturatie ook aanvullende bloedtests zoals CRP en leukocyten differentiatie nog wel waarde te hebben. Let wel, juist deze groepen kinderen zien wij juist niet. Opvallend was dat men in het buitenland regelmatig gebruik maakt van de echografie om infiltraten op te sporen en dat deze techniek een goede positief en negatief voorspellende waarde heeft en natuurlijk geen röntgenbelasting oplevert voor het zieke kind. Zo levert een berg aan artikelen in dit geval maar een zeer beperkte boodschap op voor de dagelijkse praktijk. Uit eerder (Vlaams) onderzoek blijkt dat het onderbuikgevoel van de dokter en dat van de ouder heel belangrijk is in het herkennen van ernstige infecties. Deze variabele was helaas in geen van deze studies meegenomen. Meer over koorts bij kinderen is te lezen in het verslag over de promotie van Eefje de Bont elders in dit nummer. Referenties • Is there a correlation between an eGFR slope measured over a 5-year period and incident cardiovascular events in the following 5 years among a Flemish general practice population: a retrospective cohort study. Van Pottelbergh G, Mamouris P, Opdeweegh N, Vaes B, Goderis G, Van Den Akker M. BMJ Open. 2018 Nov 12;8(11). doi: 10.1136/ bmjopen-2018-023594. • Training GPs to improve their management of workrelated problems: results of a cluster randomized controlled trial. de Kock CA, Lucassen PLBJ, Bor H, Knottnerus JA, Buijs PC, Steenbeek R, Lagro-Janssen ALM Eur J Gen Pract. 2018 Dec;24(1):258-265. doi: 10.1080/13814788.2018.1517153. • Diagnostic value of signs, symptoms and diagnostic tests for diagnosing pneumonia in ambulant children in developed countries: a systematic review. Schot MJC, Dekker ARJ, Giorgi WG, Hopstaken RM, de Wit NJ, Verheij TJM, Cals JWL. NPJ Prim Care Respir Med. 2018 Oct 26;28(1):40. doi: 10.1038/s41533-018-0104-8. • Most preschool children with fever and common infection symptoms do not consult the family physician. Peetoom K, Crutzen R, Dinant GJ, Cals J Family Practice, cmy079. doi.org/10.1093/fampra/cmy079 CAPHRI prijs voor Karin van Leersum Promovendus Karin van Leersum (links op de foto) ging na de CAPHRI Research Dag op 6 november 2018 met bloemen en een bronzen penning naar huis. Het publiek beloonde haar voor haar poster ‘What matters to me: Developing and improving a web-based tool for clients in long-term care’ met de derde prijs. Van de jury ontving ze de eerste prijs voor haar poster én de pitch. In totaal waren er 66 abstracts ingediend, waarvan er 36 geselecteerd werden voor de postersessie. Hieruit werden 12 promovendi gekozen om te mogen pitchen. 11 op één lijn 62
Pagina 12
op één lijn 62 3e uitgave 2018 Doodsoorzaak gezocht OOK en de Witte Raven DOOR SIMON KLEIJKERS, HUISARTS IN GEZONDHEIDSCENTRUM HOENSBROEK-NOORD De Witte Raven is een groep ervaren huisartsen die zich richt op het zoeken van de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De term ‘witte raaf’ is nog wel enigszins bekend, maar de afkorting OOK een stuk minder. Simon is het jongste lid van de Witte Raven groep. Vorige casus Dank voor de vele reacties op de voorgaande casus. Het goede antwoord is systeemsclerose. Via de zoektermen ‘Raynaud, anemia, finger amputation’ is de tweede hit bij googlescholar.com het goede antwoord. Bij findzebra.com is het de zesde treffer. Mooi om te zien is dat er een aantal inzendingen was met het goede antwoord. Huisarts Luuk Schulkes uit Goirle is degene die het goede antwoord het snelst verstuurde. Van harte gefeliciteerd! De Witte Raven groep in Maastricht bestaat uit de volgende leden: Yvonne van Leeuwen, Irene Soeters, Tonnie van Kessel, Geert-Jan Dinant, Paul Höppener, Simon Kleijkers, Raymond Leclercq en Erik Stolper. Doel: zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De groep bestaat uit huisartsen met een mix van ervaring, zowel klinisch als wetenschappelijk. Werkwijze: de groep krijgt door collegae of anderen een papieren casus aangereikt die mogelijk verdacht is voor een zeldzame aandoening, waarvan eerder specialistisch onderzoek niets heeft uitgewezen. De inbrenger heeft echter het stellige vermoeden dat de oorzaak een zeldzame ziekte is. De wijze van zoeken, gericht op zeldzame aandoeningen, leidt tot een advies aan de inbrenger. Zeldzameziektendag 2019 Zeldzame aandoeningen zijn vaak erfelijk, chronisch, progressief en meestal levensbedreigend. Tijdens de internationale Rare Disease Day (zeldzameziektendag) wordt jaarlijks op 28 of 29 februari aandacht besteed aan de uitdagingen voor zeldzame aandoeningen. In 2019 is deze dag in Maastricht. Noteer dus 28 februari 2019 van 9.30 – 17.30 uur in Maastricht in uw agenda. Inschrijving en programma zijn binnenkort beschikbaar op www.emradi.eu. Deze dag is een kans om kennis en ervaringen over grensoverschrijdende zorg voor zeldzame ziekten te delen 12 en te bespreken hoe grensoverschrijdende zorg voor zeldzame ziekten in Europa toegankelijker gemaakt kan worden. Daarnaast wordt geprobeerd om de volgende vraag te beantwoorden: Hoe kunnen we de zorg en de levenskwaliteit van patiënten met zeldzame ziekten in de Euregio Maas-Rijn, in andere grensregio’s en op Europees niveau verbeteren? Simultaanvertolking in het Duits, Nederlands en Frans Certificaat van deelname voor alle deelnemers Accreditatiepunten voor artsen uit België en Duitsland zijn aangevraagd. 3e uitgave 2018 Casus De volgende casus betreft een man van 29 jaar die bekend is met obesitas en roken. Hij werkt als vertegenwoordiger. Hieronder staat een samenvatting van 3,5 maand ziektegeschiedenis. Wat is jullie diagnose en wat is de doodsoorzaak van deze man? Antwoorden insturen naar simonkleijkers@gchoensbroeknoord.nl Datum 15-06 26-06 29-06 04-07 Wie /wat? HA HPost HA HA Klachten en gebeurtenissen vermoeidheid laatste maand oedeem benen; last van enkel erg moe na inspanning idem lab uitslagen1 Symptomen, bevindingen en acties geen bijzondere bevindingen T 150/90 pols 100/m perifeer oedeem; obesitas, gewicht: 107 kg hart en longen: geen afwijkingen. T 140/80 nog licht oedeem eiwit totaal: 52* albumine: 31* TSH: 4,7* vrij T4: 14,4* normale kreatinine / glucose / leverfuncties 12-07 HA lab uitslagen2 eiwit totaal: 51* albumine: 27* TSH: 7,3* vrij T4: 13,7 18-07 05-08 HA WN geleidelijk meer klachten nog steeds hetzelfde, nog steeds licht oedeem onderbenen. T 125/90 meer vocht in de benen pretibiaal oedeem ++/++ T 154/105 T 154/105 longen: geen afwijkingen gewicht: 115 kg 07-08 15-08 HPost HA patiënt denkt vocht achter de longen te hebben lab uitslagen3 blijvende klachten hart en longen: geen afwijkingen perifeer oedeem eiwit totaal: 44* albumine 21* TSH: 5,3* vrij T4: 12,8 05-09 16-09 INT T-HA eerste consult bij internist patiënt belt praktijkassistente September (bijna 3 maanden later) klachten: hart sneller, duizelig, kortademig. Benauwd? Antwoord: nee Druk op borst? Antwoord: nee Eerste keer? Antwoord: ja 16-09 17-09 20-09 26-09 27-09 28-09 T-HA HPost T-HA HA HA/INT T-PRA T-PRA huisarts belt zelf terug angstig, nerveus en gespannen “onrustig slapen door spanning” patiënt uitgenodigd voor B12 injectie huisarts heeft brief van de internist ontvangen 14:30 “weer snel ademen” 14:53 “benauwd” 15:00 ambulance komt en brengt patiënt met spoed naar het ziekenhuis Toelichting bij de afkortingen: HA consult bij Huisarts THA telefonisch consult bij Huisarts * afwijkende laboratorium uitslag “extra uitleg gegeven aan patiënt” “beoordeeld en gerustgesteld” “nogmaals uitleg gegeven” huisarts noteert als voorlopige diagnose: XXXX diagnose volgens internist: advies aan patiënt: “probeer tot rust te komen, snel terugbellen als het niet over gaat” advies aan patiënt: “112 bellen” patiënt met tachypnoe, ernstige dyspnoe, zeer angstig. Onderweg ademstilstand, reanimatie lukt niet. OVERLEDEN IN AMBULANCE T-PRA telefonisch contact met praktijkassistente WN consult bij waarnemer HPost consult bij huisartsenpost INT consult bij internist 13 op één lijn 62
Pagina 14
op één lijn 62 3e uitgave 2018 Promoties Angel Schols Diagnostics at the point-of-care in general practice. Acute cardiopulmonary symptoms Stephanie Lenzen ‘Self-management goal setting and action planning in primary care.’ Huisartsen zouden graag meer sneltesten willen gebruiken, met name ter ondersteuning van de besluitvorming bij patiënten met acute cardiopulmonale klachten. Echter, op dit moment is er beperkt en geen overtuigend bewijs dat het gebruik van sneltesten door huisartsen bij patiënten met acute cardiopulmonale klachten leidt tot meer correcte diagnoses en het beleid beïnvloedt. De Marburg Heart Score, een eenvoudige klinische beslisregel, kan een acuut coronair syndroom niet veilig uitsluiten in een daarvan verdachte verwezen populatie. Wij stellen dat toekomstig onderzoek naar het diagnosticeren van patiënten met acute cardiopulmonale klachten zich zou moeten richten op een strategie waarbij een klinische beslisregel wordt gecombineerd met een sneltest. ‘Defensieve zorg leidt niet automatisch tot verbetering van de zorg’. Het proefschrift geeft inzicht in de complexiteit en perspectieven voor het verbeteren van het opstellen van doelen en actieplannen met chronisch zieke patiënten. Het onderzoek laat zien dat er weinig aandacht en weinig ervaring is met het opstellen van persoonlijke doelen met patiënten. Wat wenselijk en nodig is: een gezamenlijke visie op zelfmanagement, ‘samen beslissen’ in de huisartspraktijk en maatwerk bij het toepassen van interventies. ‘Bij patiënten met een of meer chronische aandoeningen moet gezamenlijke besluitvorming beginnen met het gezamenlijk opstellen van (persoonsgerichte) medische, sociale en/of emotionele doelen’. Promotie Kelemework Adane Asmare Tuberculosis in Ethiopian Prisons Tuberculose komt in Ethiopische gevangenissen dusdanig vaak voor dat gedetineerden naast hun gevangenisstraf, ook tuberculose als straf krijgen. Een scholingsprogramma onder gevangenen leidde tot snellere opsporing en behandeling. Hopelijk leidt dit uiteindelijk ook tot een lagere prevalentie van tuberculose in gevangenissen in Ethiopië. ‘Empowering the prisoners has a significant impact on TB control in prisons and could be the best option in resource-limited areas’. 14 3e uitgave 2018 Ies Dijksman TeleScreen as a novel internet-based tool for classifying mental disorders presented in primary care De huisarts is vaak het eerste aanspreekpunt voor mensen met psychische stoornissen en samen met de huisarts maakt de patiënt de eerste beslissingen over het behandeltraject. Vaak heeft de huisarts echter onvoldoende kennis of tijd om deze eerste inschatting goed te doen. Veel psychische stoornissen worden daardoor gemist of anders gelabeld, waardoor mensen niet de juiste hulp krijgen. Wij onderzochten een nieuw eDiagnostiek systeem, TeleScreen genaamd, die de huisarts ondersteunt bij het in kaart brengen van psychische problemen. De patiënt doorloopt online een diagnostisch proces, om de klachten uitgebreid in kaart te brengen. De huisartsen en patiënten blijken tevreden over de TeleScreen en het gebruik van deze online manier van diagnosticeren bleek valide te zijn. ‘Patients, general practitioners and practise nurses are positive about eDiagnostics; they do not favour face-to-face contact over interaction with a computer’. Promotie Solomon Shiferaw Yesuf Phone-based applications improve maternity services in Ethiopia Eefje de Bont Childhood fever in out-of-hours general practice Koorts is de meest voorkomende reden voor ouders om met hun kind bij de huisarts te komen. De koorts wordt meestal veroorzaakt door een onschuldige (virus)infectie waarbij afwachtend beleid voldoende is. Toch krijgen veel kinderen met koorts alsnog antibiotica. Op de huisartsenpost, waar kinderen steeds vaker terecht komen doordat meer ouders overdag allebei werken en de temperatuur in de vroege avond piekt, ligt het percentage antibiotica nog hoger. Wij toonden in een onderzoek onder meer dan 25.000 kinderen met koorts op Nederlandse huisartsenposten aan, dat het voorlichten van ouders, met behulp van een interactief boekje over koorts en veelvoorkomende infectieklachten, het aantal antibioticavoorschriften op de huisartsenpost vermindert. Ouders geven ook aan dat ze in de toekomst minder snel teruggaan voor dezelfde klachten. Het boekje werd ontwikkeld samen met ouders, dokters, verpleegkundigen en is veelbelovend om onnodige antibioticavoorschriften tegen te gaan. De promotie van Eefje vond plaats tijdens de World Antibiotic Awareness Week (12-18 November 2018), zie www.who.int/campaigns/world-antibiotic-awarenessweek/en/. Slechts weinig aanstaande moeders in Ethiopië krijgen gestructureerde, kwalitatief voldoende zorg waardoor de perinatale comorbiditeit en mortaliteit hoog is. De inzet van een lokaal ontwikkelde smartphone app leidde tot een verbeterde toegang tot zorg. Hierdoor konden vrouwen vaker in een centrum bevallen, in plaats van thuis. Belangrijk daarbij was, dat vrouwen wel overtuigd moesten worden van het belang van moderne gezondheidszorg. ‘Equipping health workers with appropriate cellphone based solutions could empower them with up-to-date knowledge and make a difference in ensuring better maternity service utilization’. 15 ‘Het gebruik van een stoplichtsysteem door huisartsen om ouders gericht te informeren over koorts en infectieklachten bij kinderen leidt tot minder antibioticavoorschriften en een kleinere kans dat ouders in de toekomst de huisartsenpost opnieuw consulteren voor deze klachten’. op één lijn 62
Pagina 16
Themadeel opleiding ouderengeneeskunde | op één lijn 62 3e uitgave 2018 Inleiding op het themadeel Ouderengeneeskunde, het specialisme van NU DOOR ANNE VAN DEN BRINK, HOOFD VOSON1, RADBOUDUMC NIJMEGEN “Als specialist ouderengeneeskunde heb je een dynamisch vak. Je lost complexe medische vraagstukken op, maar zet ook je communicatieve vaardigheden in. Je werkt multidisciplinair en voert de regie. Het specialisme is uniek in de wereld en volop in ontwikkeling. Daar kun je helemaal in meegroeien. En door het groeiend aantal ouderen, blijft de vraag naar specialisten ouderengeneeskunde toenemen. Dit maakt ouderengeneeskunde het specialisme van nú!” (www.ouderengeneeskunde.nu ) We moeten meer artsen opleiden tot specialist ouderengeneeskunde om het huidige tekort op te lossen én om te kunnen voldoen aan de groeiende vraag. Daarom is met ingang van 1 januari 2018 de capaciteit van de vervolgopleiding tot specialist ouderengeneeskunde uitgebreid van 128 naar maar liefst 186 plaatsen per jaar. De groeiende vraag heeft verschillende oorzaken. Allereerst komen er steeds meer kwetsbare ouderen. De meeste van hen blijven zo lang mogelijk thuis wonen, ook als er problemen ontstaan. Dit vraagt om extra versterking van de medische zorg voor zelfstandig wonende ouderen. De specialist ouderengeneeskunde speelt hierin een belangrijke rol als consulent voor de huisarts en/of als (mede) behandelaar. Daarnaast wordt de zorg in verpleeghuizen complexer. Alleen de meest kwetsbare en hulpbehoevende ouderen komen nog in aanmerking voor opname in een verpleeghuis. Dit vraagt om een intensievere betrokkenheid van de specialist ouderengeneeskunde. Tot slot groeit ook het aantal jongere patiënten met complexe chronische aandoeningen dat een beroep doen op de expertise van de specialist ouderengeneeskunde. De hier beschreven ontwikkelingen vragen ook om aanvullende kennis en vaardigheden van de specialist ouderengeneeskunde, zowel medisch inhoudelijk als bijvoorbeeld op het gebied van consultatie en medisch leiderschap. De specialist ouderengeneeskunde ontwikkelt meer en meer specialistische competenties zonder daarbij de brede generalistische basis te verliezen. 1 VervolgOpleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Alle betrokken partijen in de ouderenzorg voelen zich verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de totale capaciteit van de vervolgopleiding ook daadwerkelijk benut wordt. Eensgezind voeren zij campagne om medisch studenten en basisartsen kennis te laten maken met de ouderengeneeskunde. Wij merken dat ‘onbekend maakt onbemind’ kan veranderen in ‘ik wist niet dat ouderengeneeskunde zo’n uitdagend vak was’. Juist hierom is het belangrijk dat alle UMC’s structureel en substantieel in het basiscurriculum aandacht besteden aan ouderengeneeskunde, bijvoorbeeld in de vorm van een coschap. Daarnaast zal uitbreiding van het aantal UMC’s met een vervolgopleiding de benutting van de opleidingscapaciteit waarschijnlijk positief beïnvloeden. De Samenwerkende Opleidingen tot specialist Ouderengeneeskunde Nederland (SOON) is het samenwerkingsverband van de drie opleidingsinstituten. SOON juicht uitbreiding van het aantal UMC’s met een vervolgopleiding toe. De uitbreiding van de opleidingscapaciteit biedt nu ruimte. Daarom heeft SOON de Maastrichtse hoogleraar Ouderengeneeskunde Jos Schols benaderd om de belangstelling voor een vervolgopleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Maastricht te peilen. En die belangstelling bleek er te zijn. Om door de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) erkend te worden als zelfstandig opleidingsinstituut, is degelijke voorbereiding nodig. Hiervoor is de samenwerking gezocht met de VOSON, die sinds 1995 de opleiding verzorgt met opleiders en opleidingshuizen in de regio Zuidoost Nederland. Voor de VOSON kwam deze vraag op een goed moment. Vanaf mei 2016 worden aios opgeleid op basis van een nieuw landelijk opleidingsplan. Hiervoor is een volledig nieuw curriculum ontwikkeld. Hier is enorm veel tijd en energie in gestoken door alle medewerkers van de VOSON. Naast aanpassingen op de inhoud door alle ontwikkelingen in de ouderenzorg, zijn er ook onderwijskundige vernieuwingen doorgevoerd. Nu dit bijna is afgerond, komt er weer ruimte voor andere ontwikkelingen. De uitbreiding van de opleidingscapaciteit heeft nu de hoogste prioriteit. 16 3e uitgave 2018 Naast allerlei activiteiten waarbij we medisch studenten en (basis)artsen informeren over ons prachtige vak, zijn we in de hele VOSON-regio de mogelijkheden aan het onderzoeken om meer aios op te leiden. We kijken hierbij naar organisaties die nog geen opleidingsplaatsen hebben en naar extra opleidingsplaatsen binnen opleidingshuizen door extra opleiders of door opleidingsgroepen. Ook zoeken we naar nieuwe stageplaatsen in ziekenhuizen, in de GGZ en bij huisartsen. Wij zien de samenwerking tussen de VOSON en Maastricht als een win-win situatie. We brengen kennis en ervaring van de VOSON als opleidingsinstituut, van de afdeling huisartsgeneeskunde in Maastricht en van de lokale netwerken, waaronder de Academische Werkplaats Ouderenzorg Zuid-Limburg, bij elkaar. Door de financiële ondersteuning van de SBOH (de werkgever van onder andere artsen in opleiding tot huisarts en specialist ouderengeneeskunde) hebben we een sterk projectteam kunnen samenstellen dat deze ontwikkeling een enorme boost kan geven. We streven naar een eerste opleidingsgroep in Maastricht per 1 september 2019, zonder krimp van het aantal Nijmeegse aios. Een hele uitdaging, maar we gaan ervoor! Amsterdam Gerion (Amsterdam UMC)* met een instroomcapaciteit van 70 plaatsen per jaar Nijmegen VOSON (Radboudumc) met een instroomcapaciteit van 70 plaatsen per jaar Leiden SOOL (LUMC) met een instroomcapaciteit van 46 plaatsen per jaar * Gerion heeft een dependance in Groningen (UMCG) Projectgroep Ouderengeneeskunde Maastricht Radboudumc Nijmegen • Anne van den Brink, specialist ouderengeneeskunde, hoofd VOSON • Paul Geelen, adjuncthoofd VOSON • Marianne Geurts, gedragswetenschapper, projectleider MUMC+ Maastricht • Jos Schols, hoogleraar ouderengeneeskunde • Mariëlle van de Velden-Daamen, specialist ouderengeneeskunde, coördinator opleiding • Babette Doorn, projectmanager • Joost Dormans, coördinator bedrijfsvoering Contact Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Babette Doorn, projectmanager vakgroep Huisartsgeneeskunde UM, 043-388 21 51. Correspondentie graag via SO@maastrichtuniversity.nl, meer informatie en solliciteren: www.ouderengeneeskunde.nu vlnr: Anne, Marianne, Jos, Mariëlle, Paul, Babette en Joost 17 Themadeel opleiding ouderengeneeskunde | op één lijn 62
Pagina 18
Themadeel opleiding ouderengeneeskunde | op één lijn 62 3e uitgave 2018 Stelt zich voor Mariëlle van der Velden-Daamen coördinator opleiding specialist ouderengeneeskunde Maastricht we elkaar mooi aanvullen vanuit ieders eigen expertise en kwaliteiten. Ik heb er in ieder geval zin in! Per 1 september 2019 starten we hopelijk met de eerste groep aios de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde (SO) in Maastricht. Vooralsnog doen we dat onder de vlag van de Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Nijmegen (VOSON). Een goede voorbereiding daartoe is essentieel. Eind oktober ben ik daarom gestart als coördinator van de SO-opleiding binnen de vakgroep huisartsgeneeskunde voor 1 dag per week. Mijn belangrijkste taken zijn het bekend maken en werven van opleidingsplaatsen, opleiders en basisartsen om een eerste opleidingsgroep te kunnen starten. Daarnaast zal het onderwijs, zoals vastgelegd in het curriculum, goed neergezet moeten worden. We maken gebruik van het curriculum van Nijmegen, welke afgeleid is van het landelijk opleidingsplan tot specialist ouderengeneeskunde. Na drie jaar zal gekeken worden of Maastricht als opleidingsinstituut zelfstandig verder kan. We hopen ook iets ‘eigens’ aan het curriculum toe te voegen. Gelukkig hoef ik dit niet allemaal alleen te doen, maar maak ik deel uit van een enthousiaste projectgroep waarin Naast deze rol als coördinator ben ik werkzaam als specialist ouderengeneeskunde bij Cicero Zorggroep in Brunssum. Behalve directe patiëntenzorg, zowel in de intramurale zorg als in de geriatrische revalidatie zorg, houd ik me ook bezig met wetenschappelijk onderzoek en ben ik een schakel tussen de Academische Werkplaats Ouderenzorg (AWO) en de praktijk. Mijn verbondenheid met de AWO dateert al vanaf de start van mijn promotieonderzoek naar hartfalen bij verpleeghuisbewoners. In 2016 ben ik gepromoveerd bij hoogleraar Jos Schols, tevens lid van het projectteam dat de opleiding opzet in Maastricht. Als nevenactiviteiten zit ik in de Werkgroep Richtlijn Ontwikkeling van Verenso (de beroepsgroep van de specialisten ouderengeneeskunde) en ben ik redactielid van het Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde (TvO), het vakblad van de beroepsgroep. Tot slot nog iets over mezelf. Ik ben getrouwd en heb drie kinderen (een uitwonende dochter van 23 jaar en twee zonen van 17 en 18). Mijn vrije tijd besteed ik graag aan sporten (fitness en skiën) en geniet ik van lange wandelingen met onze twee honden door ons prachtige Limburgse landschap. De opleiding ouderengeneeskunde in Maastricht ‘Een extra opleiding is hard nodig’ DOOR JOS SCHOLS, HOOGLERAAR OUDERENGENEESKUNDE Zo’n 10 jaar geleden, op vrijdag 26 september 2008, aanvaardde ik het ambt van bijzonder hoogleraar verpleeghuisgeneeskunde aan de Universiteit Maastricht met het uitspreken van de rede: ‘Verpleeghuisgeneeskunde al langer officieel erkend; 18 maar ook herkend en erkend?’ In deze rede bracht ik het uitdagende werk van de verpleeghuisarts over het voetlicht en brak ik een lans voor een verbetering van de samenwerking tussen verpleeghuisartsen, huisartsen en geriaters e/o internisten ouderengeneeskunde. 3e uitgave 2018 Nu, 10 jaar later, is er heel veel gebeurd: de naam ‘verpleeghuisarts’ is veranderd in ‘specialist ouderengeneeskunde’ (SO) en we starten een vervolgopleiding tot SO in Maastricht. benut en ontstaan extra mooie kansen voor onderlinge samenwerking en scholing tussen artsen in opleiding tot een van beide beroepen. De Maastrichtse leerstoel, inmiddels een reguliere leerstoel ouderengeneeskunde, heeft zich de afgelopen jaren vooral gericht op het verrichten van onderzoek in verpleeghuizen omdat dit onderzoek in ons land destijds echt nog in de kinderschoenen stond. Inmiddels is het onderzoek stevig verankerd binnen de Academische Werkplaats Ouderenzorg (AWO) Zuid-Limburg en wordt ook onderzoek verricht in samenwerking met diverse andere Maastrichtse, landelijke en buitenlandse onderzoekspartners. Verder is van meet af aan vanuit de leerstoel bijgedragen aan het Maastrichtse onderwijs voor artsen in opleiding én huisartsen in opleiding. Voordat de leerstoel verpleeghuisgeneeskunde er kwam in Maastricht, waren er al vergelijkbare leerstoelen in Amsterdam, Nijmegen en Leiden. Later is er nog eentje bijgekomen in Groningen. De drie universiteiten die Maastricht voorgingen, hebben al veel langer een specialisatieopleiding. Aangezien deze opleidingen lange tijd moeite hadden om steeds volledig bezet te zijn, werd destijds in goed overleg afgesproken dat Maastricht toen niet met een opleiding ouderengeneeskunde zou beginnen. Anno 2018 ligt dat anders: de tijden zijn veranderd. Een extra opleiding is hard nodig en mogelijk. Het tekort aan specialisten ouderengeneeskunde neemt toe door de vergrijzing en door ontwikkelingen in de ouderenzorg zelf. Kwetsbare ouderen blijven veel langer in hun eigen woonomgeving, omdat de overstap naar een verzorgingshuis of verpleeghuis niet langer vanzelfsprekend is. Dit vraagt om extra versterking van de medische zorg voor zelfstandig wonende ouderen. Daarnaast wordt de zorg in verpleeghuizen complexer. Alleen de meest kwetsbare en hulpbehoevende ouderen komen nog in aanmerking voor opname in een verpleeghuis. De specialist ouderengeneeskunde is de medisch expert in de zorg voor deze kwetsbare en hulpbehoevende ouderen, niet alleen in het verpleeghuis, maar ook voor de huisarts die steeds meer ouderen met complexe problemen ziet. Daarnaast kan de SO in samenwerking met de huisarts en klinisch geriater/internist ouderengeneeskunde ook een rol spelen in de preventie van onnodige ziekenhuisopnames van ouderen. Daarom is het ook niet meer dan logisch dat de opleiding tot SO wordt ondergebracht bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht waar ook de driejarige specialisatie tot huisarts wordt aangeboden. Zo kan de aanwezige infrastructuur optimaal worden 19 De grootste uitdaging zal zijn om jonge basisartsen te interesseren voor ons mooie beroep. Wij richten ons op het bieden van betekenisvolle medische zorg aan de meest kwetsbare en hulpbehoevende ouderen. Deze groep is gekenmerkt door multimorbiditeit, polyfarmacie en een grote mate van zorgafhankelijkheid, waarbij de juiste balans gezocht moet worden tussen cure en care. Het gaat niet zozeer om het toevoegen van dagen aan het leven, maar om het toevoegen van leven aan de dagen. Er zal ook extra energie gestoken worden in het basiscurriculum geneeskunde in Maastricht, want die studenten moeten vroegtijdig met dit mooie vakgebied kennis maken. De eerste jaren zal de Maastrichtse opleiding verzorgd worden onder auspiciën en regie van de Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Nijmegen (VOSON) van het Radboudumc, die deze opleiding sinds 1995 verzorgt. Daarna hoopt het nieuwe enthousiaste Maastrichtse team op eigen kracht verder te kunnen. Na een gedegen voorbereiding hopen we in september 2019 in Maastricht met een eerste groep van 10-12 artsen in opleiding (aios) te kunnen starten. Voor mij een belangrijke mijlpaal, maar voor de kwetsbare ouderen die de zorg van de SO nodig hebben, bittere noodzaak. Themadeel opleiding ouderengeneeskunde | op één lijn 62
Pagina 20
Themadeel opleiding ouderengeneeskunde | op één lijn 62 3e uitgave 2018 Interview met een aios ouderengeneeskunde Kom eens kijken in het verpleeghuis! DOOR SHENNAH AUSTEN, ARTS IN OPLEIDING TOT SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE Wie ben je? Mijn naam is Shennah Austen en ik ben 32 jaar. Ik ben geboren en getogen in Zuid-Limburg. Momenteel woon ik in Nuth met mijn man Michèl, onze dochter van 2,5 jaar en onze hond Hummer. Ik ben specialist ouderengeneeskunde in opleiding bij Cicero Zorggroep en werk in verpleeghuis Schuttershof in Brunssum. De opleiding volg ik via de Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Nijmegen (VOSON). In mijn vrije tijd breng ik graag tijd door met mijn familie en vrienden. Ik houd van tuinieren, klussen en lezen. Hoe kwam je in opleiding en wat vind je leuk? Dat is wel een verhaal. Ik heb in het vijfde jaar van mijn opleiding tot orthopedisch chirurg de bewuste keuze gemaakt om te stoppen met de opleiding. Orthopedie is nog steeds een prachtig vak, maar past niet goed bij mij als mens en als arts. Mijn hart ligt niet bij opereren maar bij de dagelijkse zorg voor de kwetsbare oudere. Ik vind het fijn om een langdurige en persoonlijke behandelrelatie te kunnen opbouwen met patiënten. Daarnaast is het interessant om bezig te zijn met een breed spectrum aan complexe problemen, waarbij niet alleen lichamelijke factoren aan bod komen, maar de hele mens. Ik voel me thuis binnen de ouderengeneeskunde. Ik ben praktisch en generalistisch bezig met een specifieke patiëntengroep waarbij de insteek curatief kan zijn, gericht op kwaliteit van leven maar ook op begeleiden van het levenseinde. Hierbij werk ik een hecht team waarbij het prettig is dat alle disciplines samenkomen. Daarnaast spreekt het mij aan dat het vak in beweging is en dat ik daaraan positief kan bijdragen. Hoe kwam je met de ouderengeneeskunde in aanraking? Helaas niet binnen de reguliere studie geneeskunde. Eigenlijk omdat ik zoekende was naar wat ik wilde na het stoppen met de Orthopedie. Op de website van Cicero staat: “Wij zijn altijd op zoek naar enthousiaste basisartsen”. Ik heb er eerst gewerkt als basisarts en inmiddels ben ik in opleiding. Is er werk als je klaar bent en valt er wat te kiezen? Er is zeker werk als ik klaar ben, er is een tekort aan specialisten ouderengeneeskunde. Je kan kiezen op 20 het gebied van regio en organisatie, als ook binnen het specialisme: psychogeriatrie, somatiek, revalidatie, palliatieve zorg, consulten in de eerstelijn. Er zijn ook mogelijkheden om wetenschappelijk onderzoek te doen. Welke richting ga je uit denk je? Dat maakt me eigenlijk niet zoveel uit, ik houd van de afwisseling. Sommige dingen moet ik ook nog in mijn opleiding gaan ondervinden. Als het maar gecombineerd wordt met een afdeling psychogeriatrie. Ook wil ik graag in de toekomst weer wetenschappelijk onderzoek gaan doen. Wat zou je tegen artsen in opleiding willen zeggen? Kom eens kijken in het verpleeghuis en loop eens mee met een specialist ouderengeneeskunde. We zijn praktische generalisten voor een hele specifieke patiëntengroep. De teams waarin je werkt zijn in het algemeen erg hecht en er heerst een veilig en open leerklimaat. Het is een relatief jong vak waar van alles mogelijk is. Waar hoop je later te gaan werken? Bij een organisatie met een prettig en open werkklimaat, waarin in ik de ruimte krijg om te groeien en mezelf verder te ontplooien. Waar de patiënten centraal staan en waar maatwerk geleverd wordt. Het liefst ook in een organisatie waarin alle facetten van de ouderengeneeskunde aanwezig zijn. Jij komt zelf uit de regio Zuid-Limburg. Als je nu nog moest kiezen, wat betekent ons aanbod in Maastricht voor jou? Ik woon in Nuth, ben opgegroeid in Hoensbroek en heb gestudeerd aan de UM. Wat uitmaakt is reisafstand, zeker met een jong gezin. Binnen de opleiding zijn er vaak gastdocenten en specialisten uit de regio van de opleiding. Ik ben eigenlijk wel benieuwd wie deze aanspreekpunten kunnen zijn in mijn eigen regio, contacten leggen dus. Als het aanbod binnen de opleiding verschillend zou zijn of een verschil aan leerstijl, dan zou dat mijn keuze ook beïnvloeden. Wat wil je ons meegeven in Maastricht? Haal input bij je AIOS. Waar hebben ze behoefte aan en wanneer? Maak het niet te schools, bepaalde kaders zijn noodzakelijk, maar het blijft volwassenenonderwijs. Complexe ouderenzorg nader onderzocht Moeilijk om de juiste zorg te vinden DOOR JANINE COLLET, SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE EN PROMOVENDUS Wat een mooi nieuws, dat de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde ook in Maastricht van start gaat! Ik denk dat huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde elkaar nodig hebben om kwetsbare ouderen en chronisch zieken met complexe somatische en psychosociale problematiek te kunnen behandelen. De specialist ouderengeneeskunde kan patiënten in de hele zorgketen ‘bedienen’: zowel in de extramurale zorg, als medebehandelaar in nauwe samenwerking met huisarts, POH, wijkverpleegkundige of casemanager, als in de intramurale zorg als hoofdbehandelaar in een multidisciplinaire setting. Hij/zij is actief bij herstelzorg (revalidatie) na acute situaties, al dan niet na een ziekenhuisopname. Daarnaast liggen er taken voor specifieke zorg bij chronische patiëntgroepen, zoals de palliatieve zorg, de beademingszorg, de zorg voor patiënten met niet aangeboren hersenletsel (NAH) en Korsakov patiënten. Specialisten ouderengeneeskunde werken vanuit hun eigen praktijk, vanuit groepspraktijken, of in dienst van een verpleeghuisorganisatie, een ziekenhuis of een psychiatrische instelling. Vanwege mijn ‘liefde’ voor patiënten met multimorbiditeit met zowel lichamelijke als psychiatrische aandoeningen, werk ik al 16 jaar in de ouderenpsychiatrie..Als specialist ouderengeneeskunde met specifieke kennis van psychogeriatrische en gerontopsychiatrische patiënten met ernstige gedragsproblematiek, word ik vanuit de GGz regelmatig door huisartsen voor een consult gevraagd. In de praktijk zie ik dat de zorg hapert of stagneert, wanneer er sprake is van ernstige gedragsproblemen of wanneer een psychiatrische patiënt in de thuissituatie extra lichamelijke klachten krijgt. Er ontstaat vaak discussie over waar en van wie de patiënt het beste zorg kan krijgen. Voor een patiënt met een borderline persoonlijkheidsstoornis én ALS, of voor de NAH-patiënt met ernstige gedragsproblemen is het vaak moeilijk de juiste zorg te vinden of te organiseren. Ook de oudere psychiatrische patiënt met een bipolaire stoornis én een dementie past niet in het standaard zorgindicatieplaatje. Als de mantelzorg, de thuiszorg en de dagbesteding aan het eind van hun Latijn zijn, blijkt het organiseren van een opnameplek soms een helse klus. Het verpleeghuis geeft aan de gedragsproblematiek niet aan te kunnen en de GGz kan de somatische zorg niet bieden. Het lijkt dus van belang om de samenwerking tussen GGzinstellingen of andere psychische hulpverleners en V&Vinstellingen beter vorm te geven en te verankeren. Er is behoefte aan een intramurale zorgmogelijkheid, waar GGz én verpleeghuiszorg geleverd worden voor deze specifieke groep patiënten met een dubbele zorgvraag (DZV-patiënten). Wetenschappelijk onderzoek over deze specifieke doelgroep is uitermate schaars. We kunnen ‘practice based’ aanbevelingen doen, maar het wetenschappelijk bewijs ontbreekt. Daarom onderzoek ik binnen het project Specific Care on the Interface of Mental health and Nursing home (SpeCIMeN) zowel binnen de GGz als binnen het verpleeghuis de exacte kenmerken en zorgbehoeften van deze DZV-patiënten én de kenmerken van hun professionele verzorgers. Deze kennis is noodzakelijk om een adequaat (keten)zorgaanbod voor DZVpatiënten te ontwikkelen. In 2019 hoop ik op dit onderzoek te promoveren. Uit de voorlopige resultaten blijkt, dat DZV-patiënten vragen om innovatieve zorgvormen, met gedeelde verantwoordelijkheid en goede afstemming over wie wat doet en meer adequate c.q. passende financieringssystemen. "Huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde hebben elkaar nodig" 21 Themadeel opleiding ouderengeneeskunde | op één lijn 62
Pagina 22
Themadeel opleiding ouderengeneeskunde | op één lijn 62 3e uitgave 2018 Gezondheidsrechtelijke kwesties Euthanasie bij dementie, wees overtuigd! DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS EN JURIST Over (kwetsbare) ouderen, machtigingen, schriftelijke wilsverklaringen, levenstestamenten en advanced care planning. Inleiding In de vorige ‘Op één Lijn’ (nummer 61) schreef ik een artikel over wilsverklaringen. Dit jaar veroorzaakte het onderwerp ‘euthanasie bij dementerenden’ veel onrust onder artsen1. De wilsverklaring speelt hierbij ook een rol. Vandaar dit nieuwe artikel. Voor het eerst dit jaar is er namelijk sprake van een daling van het aantal euthanasiegevallen2. Daarnaast zijn notarissen euthanasieverklaringen op gaan stellen voorzien van dementieclausules, afgegeven door de huisarts. Zelf heb ik dit jaar meermalen het verzoek gehad om te beoordelen of een schriftelijke wilsverklaring wel juridisch ‘waterdicht’ is, vooral bij dementie. Daarbij zag ik allerlei slimme tekstconstructies langskomen om alle mogelijke obstakels te vangen, zoals akkoord gaan met vooraf sederen bij onrust, doorgaan bij afweer of verzet, tot en met het vergelijken van de eigen situatie met die van een geliefd huisdier die een levensbeëindigend spuitje krijgt. In tijden van verwarring en lastige beslissingen, is back to basics een goede manier om weer overzicht te krijgen, zoals het ABCD in de acute geneeskunde. Back to basics betekent terug naar ‘hoe zat het ook alweer?’ en ‘welke stappen moet ik nemen om zorgvuldig en overtuigd te zijn in mijn beslissing?’. Euthanasie algemeen Euthanasie staat nog steeds in het Wetboek voor Strafrecht omdat het feitelijk nog steeds ‘moord met voorbedachten 1 Artikel in Trouw 8 maart 2018, OM start vier nieuwe onderzoeken naar mogelijk strafbare euthanasie. Uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege in Den Haag, over euthanasie bij dementie van 24 juli 2018. 2 Aantal euthanasiegevallen koerst voor het eerst in jaren af op daling. Het aantal gevallen van euthanasie is in de eerste negen maanden van dit jaar met 9 procent afgenomen, naar 4600. Dit meldt Trouw. Volkskrant, 16 oktober 2018. Bij het afronden van dit artikel bleek op 9 november 2018 dat het OM opnieuw een strafrechterlijkonderzoek instelt naar de handelswijze van een verpleeghuisarts die al eerder was berispt door het Tuchtcollege 22 rade’ is. Alleen als je het erg zorgvuldig uitvoert, is er geen strafvervolging. Los van het strafrecht kijkt er een Toetsingscommissie mee en staat het tuchtrecht open voor klachten op dit terrein. Er staat nergens in de wet dat een wilsverklaring nodig is om tot euthanasie over te gaan. De inhoud van een euthanasieverklaring doet er dus feitelijk niet toe. Echter, bij wilsonbekwame patiënten en vergevorderde dementie, waarbij de patiënt het zelf niet meer kan zeggen, kan het wel als ‘bewijs’ dienen voor het euthanasieverzoek. Heeft de patiënt in zijn wilsverklaring ook een ‘voorwaardelijke clausule’ (vergelijkbaar met ‘behandelverbod’; je mag niet verder gaan tot er aan de clausule is voldaan) heeft opgenomen, dan moet daar uitdrukkelijk rekening mee gehouden worden (dit was het geval van de zaak die bij het tuchtcollege is behandeld). Om euthanasie zorgvuldig uit te voeren, is er in de wet een aantal zorgvuldigheidseisen opgenomen. De zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 293, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, houden in dat de arts: a. de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt; b. de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt; c. de patiënt heeft voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over diens vooruitzichten; d. met de patiënt tot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevond geen redelijke andere oplossing was; e. ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in de onderdelen a tot en met d; en f. de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig heeft uitgevoerd. Zoals te lezen is, staat er nergens dat er een schriftelijke wilsverklaring nodig is. Je moet als arts overtuigd zijn. Als je verschillende gesprekken met een patiënt hebt gehad en daarvan goed verslag hebt gedaan in jouw dossier, dan is dat voldoende. Je moet de SCEN-artsen vooraf en de toetsingscommissie achteraf kunnen overtuigen dat je het 3e uitgave 2018 zorgvuldig gedaan hebt. Je mag natuurlijk een schriftelijke wilsverklaring gebruiken, maar je zal moeten aantonen dat er ook daadwerkelijk over gesproken is. Het is verstandig om een elders opgesteld euthanasieverzoek grondig te lezen, om te weten of er geen voorwaardelijke clausules zijn opgenomen. Om met de rechter te spreken: ‘een euthanasieverzoek moet kraakhelder zijn’ en ‘er mag geen ruimte voor interpretatie bestaan’. ‘Vrijwillig’ wijst op het uitsluiten dat het onder druk van anderen (of door anderen) is opgesteld. ‘Weloverwogen’ wil zeggen dat de patiënt wilsbekwaam is ten tijde van het verzoek. Bij dementie moet je er dus op tijd bij zijn. ‘Weloverwogen’ houdt ook in dat de patiënt een goed beeld heeft van zijn ziekte, de prognose en eventuele alternatieven. Daarnaast is er ook nog de overtuiging dat er sprake is van een ondraaglijk en uitzichtloos lijden (lastig als de patiënt het zelf niet meer weet/beseft/lijdt?) en dan nog de overtuiging dat er geen redelijke andere oplossing is. Je moet kunnen aantonen dat er gesproken is over de huidige situatie en de vooruitzichten en dat er tenminste één andere, onafhankelijke arts, heeft mede beoordeeld. Als het dan tot uitvoering komt, moet dit volgens de geldende protocollen. Er staat ook nergens dat er sprake moet zijn van een herhaald verzoek om euthanasie; een eenmalig verzoek is voldoende. Een eenmalig gesprek over euthanasie zal echter niet erg overtuigend overkomen. Ook over actualiseren van het euthanasieverzoek staat nergens iets geschreven in de wet. Maar regelmatig nagaan of de patiënt er nog hetzelfde over denkt en ongewijzigd achter het verzoek staat, zal de overtuiging van de arts alleen maar vergroten. In mijn praktijk kwam het regelmatig voor dat een verzoek werd bijgesteld of dat er (voor)waarden voor ‘ondraaglijk’ en ‘uitzichtloos’ werden toegevoegd. De waarde van een schriftelijke wilsverklaring De waarde van een schriftelijke wilsverklaring is dus beperkt en strikt genomen niet nodig. Maar dan moet wel het een en ander in het dossier vastgelegd worden. Is er wel een wilsverklaring, lees deze dan goed en bespreek dat met de patiënt. Focus dan op de opgenomen voorwaardelijke clausules. Maak helder wat voor deze patiënt ondraaglijk en uitzichtloos is. Als dat er niet in staat, laat het dan aanvullen of in het dossier zetten. Actualiseren is strikt genomen niet nodig, maar een tien jaar oude wilsverklaring, zonder dat er daarna nog over gesproken is, zal niet overtuigend werken. Bij een vergevorderde dementie kan een schriftelijke wilsverklaring, die eerder vrijwillig en weloverwogen is opgesteld, dienen als verzoek om euthanasie. Deze wilsverklaring kan dan ook als bewijs dienen voor de SCEN-arts en de Toetsingscommissie Euthanasie als de situatie van ondraaglijk en uitzichtloos lijden zich voordoet, euthanasie wordt overwogen en als aan de andere voorwaarden is voldaan. Euthanasie bij wilsonbekwaamheid Euthanasie bij wilsonbekwaamheid maakt het lastiger omdat het een weloverwogen verzoek moet zijn, wat impliceert dat een patiënt wilsbekwaam moet zijn. In het stappenplan wilsbekwaamheid van de KNMG3 staat dat “als de hulpverlener (comorbide) psychiatrische problematiek vermoedt, dan moet bij belangrijke beslissingen ook een algemeen psychiatrisch onderzoek plaatsvinden”. Euthanasieverzoeken bij een comorbide depressie behoren tot deze categorie. Van belang is het toetsen van begrijpen, waarderen en toepassen van informatie, het redeneren en het maken van een keuze. Euthanasie bij dementie Bij de diagnose dementie ben je niet automatisch wilsonbekwaam. Voor dementen geldt, net als bij iedereen, dat de wilsbekwaamheid moet worden beoordeeld ten aanzien van de vraag die voorligt. In de woorden van de tuchtrechter: ”een demente patiënt raakt het recht om over diens eigen leven te beschikken niet kwijt”. Daarnaast kan het overtuigd zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden moeilijk worden, maar ook hier geldt dat als daar duidelijk sprake van is door bijvoorbeeld; angst, onrust verdriet en het niemand meer herkennen, dit overtuigend kan zijn. Euthanasie bij (vergevorderde) dementie is dus mogelijk als: • Er een ‘kraakheldere’ wilsverklaring is, in welke vorm dan ook, die niet voor meerderlei uitleg vatbaar is; • Er sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden; • Er geen andere oplossing voor het probleem is’; • Er tenminste één andere onafhankelijk arts mee beoordeelt; bij dementie is dat bij voorkeur een geriater of een specialist ouderengeneeskunde en • De euthanasie zorgvuldig wordt uitgevoerd volgens de geldende richtlijn. Hulp bij zelfdoding Voor hulp bij zelfdoding gelden voor een hulpverlener dezelfde zorgvuldigheidseisen als bij euthanasie. Voor de wet is dit een ‘variant van euthanasie’. Daarnaast zijn er richtlijnen voor specifieke situaties4. Conclusie Euthanasie bij (vergevorderde) dementie is mogelijk mits aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan. Dat deze zorgvuldigheidseisen bij wilsonbekwaamheid en dementie voor iedereen (arts-patiënt-familie-Toetsingscommissie en eventueel de tuchtrechter en het Openbaar ministerie) heel overtuigend moeten zijn, moge uit het bovenstaande duidelijk zijn. 3 Van Wet naar Praktijk, deel 2, informatie en toestemming, pag. 117 e.v. Utrecht 2004, In de richtlijn ‘omgaan met het verzoek om hulp bij zelfdoding door patiënten met een psychiatrische stoornis’ Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie 2009 wordt het standpunt van de KNMG meer gespecificeerd. 4 Zie noot 3 23 Themadeel opleiding ouderengeneeskunde | op één lijn 62
Pagina 24
Themadeel opleiding ouderengeneeskunde | op één lijn 62 3e uitgave 2018 In de media Vergrijzend Limburg krijgt specialisatie ouderengeneeskunde Mariëlle van de Velden (links op de foto) Opleiding tot specialist ouderengeneeskunde start ook in Maastricht Het Radboudumc en de Universiteit Maastricht gaan samen een opleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Maastricht aanbieden. Nederland kent een groot tekort aan specialisten ouderengeneeskunde. Daarom wordt het aantal opleidingsplaatsen fors uitgebreid. Vanaf september 2019 kunnen artsen starten met de opleiding specialist ouderengeneeskunde aan de Universiteit Maastricht (UM). De uitbreiding van dit opleidingsaanbod verbreedt en versterkt bovendien het aanbod van medische vervolgopleidingen binnen het MUMC+. Het tekort aan specialisten ouderengeneeskunde neemt jaarlijks toe door de vergrijzing en door ontwikkelingen in de ouderenzorg zelf. Kwetsbare ouderen blijven langer thuis wonen, omdat de overstap naar een verzorgingshuis of verpleeghuis niet langer vanzelfsprekend is. Alleen de meest kwetsbare en hulpbehoevende ouderen komen nog in aanmerking voor opname in een verpleeghuis. Deze patiënten hebben vaak een complexe zorgvraag. Dit vraagt om verdere versterking van de medische zorg voor zelfstandig wonende ouderen. De specialist ouderengeneeskunde is de medisch expert in de zorg voor deze kwetsbare en hulpbehoevende ouderen. In het verpleeghuis, maar ook als adviseur voor de huisarts. De opstartfase van de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Maastricht wordt financieel ondersteund door de Stichting Beroeps Opleiding Huisartsen (SBOH) (werkgever van huisartsen én specialisten ouderengeneeskunde in opleiding). De opleiding wordt ondergebracht bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht, waar al de driejarige specialisatie tot huisarts wordt aangeboden. Zo wordt de aanwezige infrastructuur optimaal benut. Ook ontstaan mooie kansen voor onderlinge samenwerking tussen artsen in opleiding en scholing voor basisartsen om zich al tijdens de opleiding Geneeskunde te bekwamen in dit vakgebied. De eerste jaren wordt de Maastrichtse opleiding verzorgd onder verantwoordelijkheid en regie van de Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Nijmegen (VOSON) van het Radboudumc. Op termijn wordt bekeken of de opleiding in Maastricht zelfstandig verder kan. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met: • Babette Doorn, projectmanager vakgroep Huisartsgeneeskunde UM, 043-388 21 51 • Anne van den Brink, hoofd VOSON, 024-361 81 81 • Correspondentie via SO@maastrichtuniversity.nl Of kijk op www.ouderengeneeskunde.nu of www.ouderengeneeskundemaastricht.nl Meerdaagse Nascholing Ouderengeneeskunde Kom naar de 12e editie van het congres ‘Ouderengeneeskunde Maastricht 2.0’ op 10, 11 en 12 april 2019 in de Bonbonnière in Maastricht. Accreditatie: 18 uur. Onderwerpen o.a. dementie bij migranten, geriatrische revalidatie, nieuwe vormen van geriatrische zorg, waaronder hospital@home, trombo-embolieën en kanker, nieuwe ontwikkelingen bij diabetes mellitus, de wet zorg en dwang, oncologie bij ouderen en palliatieve zorg. Info: www.stichting-postacademische-nascholingen.nl /maastricht 24 Column Zorgen doe je samen DOOR K.O.E.K. WOUS Terwijl ik het hospice uitloop vraag ik me af: hoe krijgt ze het toch weer voor elkaar? Op de een of andere manier is weer de mix van emoties ontstaan die ik bijna altijd heb ervaren in het contact met haar. Een mix van machteloze compassie en frustratie. En het erge is: dit doet ze niet alleen met mij. Haar overige hulpverleners, al dan niet beroepshalve, hebben mij ook al gebeld, omdat ze bij hen dezelfde emoties teweegbrengt. Je wil haar zo graag helpen, maar merkt, dat alles wat je probeert, niks oplevert. En des te harder je werkt, des te minder je bereikt. Zij is de ideale patiënt om mensen van hun hulpverlenerssyndroom af te helpen. Maar nu gaat ze naar alle waarschijnlijkheid binnenkort dood. Hoewel ze ook nu weer haar behandelende medici tart, door al veel langer te leven dan verwacht, ondanks een abstinerend beleid. En ook nu weer doet ze met haar medicatie wat zij wil, met alle verpleegadviezen wat zij wil, doet ze met alle voedingsadviezen wat zij wil. En ze blijft tegelijkertijd om hulp vragen. Maar ik zie helaas dat het ook helemaal niet goed met haar gaat! Ik zie haar lijden! En dat doet mij telkens wanneer ik haar bezoek pijn. Ik zucht maar eens heel diep. Mijn maat, die met me mee is geweest op bezoek, kijkt me aan en knikt. Voordat we in de auto stappen gaan we even op een bankje zitten en bespreken wat we het afgelopen uur weer gezien en gehoord hebben en wat het met ons doet. Ik heb een hele fijne maat, realiseer ik me maar weer eens. Maar zeg ik dat ook wel vaak genoeg tegen haar? De vraag stellen is hem beantwoorden, vrees ik. Dat het belangrijk is om een fijne collega in je buurt te hebben, is me de afgelopen weken helaas weer te vaak duidelijk geworden. In korte tijd was het vanochtend alweer de derde patiënt die kwam vertellen, dat ze zich op haar werk ziek gemeld had, omdat ze de werkdruk en –sfeer niet meer aan kon. De leidinggevende die ten koste van het personeel carrière wil maken is de wel vaker gehoorde katalysator van ellende. Waarbij ook het personeel elkaar niet steunt, of zelfs hakken zet om in het gevlei van hun leidinggevende te komen. Dan wordt het op de werkvloer een heel eenzame strijd om te overleven. Gedoemd om slachtoffers te maken. Helaas begin ik deze negatieve geluiden over het werk ook te horen van collega’s werkzaam in het beste streekziekenhuis in de buurt. Ook daar hebben managers de ‘macht’ gegrepen en zij bepalen steeds meer wat de dokter moet doen en laten en wanneer. Bij ons huisartsen proberen de zorgverzekeraars, soms via DBC afspraken met de zorggroep, steeds meer zeggenschap te krijgen over ons medisch handelen en zijn de herregistratie eisen strenger geworden. Naast de toename van taken in de afgelopen jaren, bepaalt dat vooral de toegenomen werkdruk. Niet alleen voor ons, maar ook voor onze medewerkers. Praktijkhouders hebben de keus wat ze wel en wat niet willen aanbieden aan hun patiënten in de praktijk. Zoals mijn maat zegt: “Huisartsen kunnen alles, maar willen we dat ook?” Onze medewerkers moeten hierin met ons mee. Gelukkig kunnen we de werksfeer in onze praktijk samen met onze medewerkers en collega’s zelf bepalen. Ik heb het geluk gehad van begin af aan met een hele fijne collega een duo praktijk te hebben. Waarmee ik aan het eind van de dag de moeilijke, maar ook mooie momenten die zijn gebeurd kan bespreken. En dat doen wij niet alleen met elkaar, maar ook met onze medewerkers. Bovendien zijn we het ook roerend met elkaar eens dat we regelmatig iets leuks moeten doen met zijn allen. Niet alleen ons jaarlijkse praktijkuitje, maar ook af en toe een hapje eten samen, of borrelen. Zij is ook een collega die met me aan het eind van de dag samen naar een patiënt gaat kijken die in een hospice is opgenomen en me keer op keer emotioneel weet te raken. Zoals ik dat ook voor haar zou doen. Voordat ik in mijn auto stap bedank ik haar dat ze met me mee is gegaan. 25 Themadeel opleiding ouderengeneeskunde | op één lijn 62
Pagina 26
op één lijn 62 3e uitgave 2018 Uit het hoofd De huisartsopleiding vervelt DOOR JOOST DORMANS, PLAATSVERVANGEND HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Al heb ik niets met slangen, ik vind het wel wonderlijke beesten in de zin dat zij hun oude vel afstropen, zodat wordt plaatsgemaakt voor een nieuwe huid. De huisartsopleiding is in dat opzicht net een slang: een cyclus van voortdurend herboren worden door natuurlijk verloop en gecontroleerde groei. De esculaap is duidelijk zichtbaar bij de huisartsopleiding. “De opleiding vervelt” staat voor het instromen van veelbelovende huisartsen en psychologen uit het veld die graag hun opgedane kennis overdragen en groeien in hun rol als docent. Ervaren docenten schuiven door naar coördinerende functies en het afscheid nemen van ‘vaste waarden’ hoort erbij. Er is een soort estafette gaande binnen praktijken waarbij huisartsen het opleidingsstokje doorgeven en de opleidingscapaciteit ook nog groeit. Steeds meer praktijken hebben meer dan één aios, maar ook Nurse Practitioners in opleiding, praktijkondersteuners in opleiding enzovoorts. Ze zijn met recht ‘opleidingspraktijken’ te noemen. Afgelopen zomer is de verzameling proefschriften, scripties en jaarverslagen uit het studielandschap in de papiercontainer terecht gekomen. Digitale zilvervisjes hebben het analoge papier opgevroten. Sommige huisartsen uit de eerste lichtingen (beginjaren 70) kon ik verblijden met hun afstudeerscriptie van destijds. Ik kon het niet laten om bij sommigen op de scriptie “voldoende” of “ga zo door!” te zetten. De statistieken en teksten uit oude jaarverslagen zijn veelzeggend als het gaat om voortdurende herboren worden en groei. Het jaarverslag van 1983 rept van 27 huisartsen-inopleiding en 30 opleidingspraktijken. In 1999 waren er al 134 huisartsen-in-opleiding en 103 actieve opleiders. Van de actieve opleiders was 92% man en de helft solist. Vorig jaar telden we 219 huisartsen-in-opleiding en 223 huisartsopleiders (waarvan bijna de helft vrouw) en leverden we 68 huisartsen af. Maar liefst een verachtvoudiging ten opzichte van 1983, dat noem ik nog eens vervellen in rap tempo. Geen evolutie, maar revolutie... In 2019 gaat de opleiding wederom een tandje bijzetten: afgaande op het bevolkingsaantal (in Limburg en Zuidoost Brabant) mogen we 72 aios opleiden, maar we gaan voor 26 maar liefst 82 aios. We horen de roep van ‘het veld’ om meer hidha’s, waarnemers en praktijkopvolgers. In 2021 groeien we naar bijna 250 huisartsen-in-opleiding. Om dit te realiseren, is actief en ludiek werven en het promoten van het vak nodig. Ga en blijf in gesprek met studenten en anios; niet alleen over het vak, maar ook over de leefomgeving, regio en wat deze te bieden heeft. De beste reclame bent u zelf! Om terug te komen op de slang waarmee ik begon: vervellen weerspiegelt de gezondheid van de slang, zo ook bij de opleiding. Als de voeding is verstoord of de leefomgeving niet goed is, vervelt de slang slecht en wordt hij ziek. Bureaucratische Medusa’s kunnen het vervelproces verstoren. De huisartsopleiding gedijt en groeit goed in een omgeving met ontwikkelingsruimte en autonomie in beleid en bestedingsruimte. Op naar de 250! www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl word huisarts! Veel opleidingsplekken Afwisselende baan Familie Smets Laatst gezien 13:45 Baangarantie Goed salaris én een privé leven Bedankt voor alle goede zorgen, ook namens Emma! 14:23 We zoeken nu 42 aios, start september 2019 in Eindhoven of Maastricht. Jij mag kiezen! Scan de QR-code of bel/app Joost 06-41144460 of Babette 06-40427811 Solliciteer NU! van 1-12-2018 t/m 31-1-2019 Weten is eten Mijn vrouw eet geen vlees meer DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS-DOCENT EN REDACTIELID Het was geen besluit van het ene moment op het andere, maar een geleidelijk proces. Aanstichters waren de Belgische abattoirs, de vogelgriep, de megastallen (al dan niet afgebrand), de varkenspest, mond- en klauwzeer en al die andere vormen van dierenleed. Met niet in de laatste plaats ook de door de ongeremde carnivoor achtergelaten ecologische voetafdruk. En ondanks dat ik zelf wat behoedzamer ben bij het nemen van drastische dieetmaatregelen, kan ik mijn vrouw niet helemaal ongelijk geven. Het Voedingscentrum adviseert ons om niet meer dan 500 gram vlees per week te nuttigen, waarvan maximaal 300 gram rood vlees, met de volgende argumentatie: “Rood vlees is al het vlees dat komt van runderen, schapen, geiten en varkens. Eet je veel rood vlees, dan heb je meer kans op darmkanker, beroerte en diabetes type 2 (suikerziekte). Rood vlees belast het milieu ook meer dan wit vlees (kip of ander gevogelte), vis en ei”. “Wat nu, zei Pichegru?” en ik zeg het hem na. Met name het naderende Kerstfeest moet voedingstechnisch op de schop. Geen varkenshaas, haarwild, kalkoen of ander vederwild. Dan maar ongebreideld slempen met cashewnoten en luzernescheuten? Dat klinkt niet lekker. En wat voor wijn trek je daarbij open? De redding komt uit de zee, want mits voorzien van MSCkeurmerk, kan mijn vrouw nog altijd genieten van vis in alle soorten en maten. Goddank, want ik citeer nog maar eens het Voedingscentrum: “één keer per week vis eten is een echte aanrader. Vooral vette vis zoals makreel, haring, Atlantische zalm, bokking, sardines. Lekker op brood, door salade en bij het avondeten”. Cardiovasculair zit je met vette vis gebeiteld. Stampvol eicosapentaeenzuur en docosahexaeenzuur, beide omega 3-vetzuren. En dat zijn preventieve wondermiddelen: ze verlagen de kans op sterfte aan hart- en vaatziekten, verlagen de systolische bloeddruk, zorgen voor een mooie hersenontwikkeling bij het ongeboren kind, en ze helpen mogelijk bij slecht leergedrag, depressie en dementie (helaas wel tegenstrijdige onderzoeksresultaten). Wat wil een mens, en ook een dokter, nog meer? Nou, dat de vis niet te duur betaald wordt en bij voorkeur smakelijk bereid. Daarom suggereer ik u bij wijze van voorgerecht deze mooie mousse de macquereaux, presentation discutable. Makreel scoort groen op de VISwijzer, is niet duur, zit vol vetzuren en smaakt geweldig. Het recept is wat bewerkelijk, inclusief de discutabele opmaak van het bord, maar het goudglanzende vel past toch mooi in de Kerstsfeer. Fijne feestdagen gewenst! RECEPT Mousse de Macquereaux, voor 4 personen 300 gr gerookte makreelfilets (van 4 kleine makrelen) 180 gram visbouillon 4 gram agar agar poeder 120 gram room Zout en peper uit de molen Nori vellen (uit het tokoschap van de supermarkt) Snijd de staarten ruim van de makrelen af, en leg ze apart. Neem de resterende makreel uit het vel (voorzichtig!) en ontdoe ze van de graten en graatjes. Pureer het visvlees met de bouillon en de agar agar in de keukenmachine, en breng op smaak met zout en peper. Klop de room stijf en spatel luchtig door de mousse. Leg nu het makreelvel met de glanzende zijde onder op een bamboematje, en bedek met een half vel nori. Leg een dikke reep mousse in de lengte op de nori en rol met behulp van het matje stevig op. Even in de koelkast laten opstijven, en daarna met een vlijmscherp mes in stukken van ongeveer 5 cm snijden. Maak hiermee de borden op, zet de staarten rechtop in een lekker saus (saffraan, of groene kruiden), leg de mousserolletje op een bedje zeewiersalade en schik er wat alfalfa en of kruiden omheen. Eventueel opsmukken met wat garnalen doet het ook altijd leuk. Serveer uit binnen een dag, want daarna verliest de agar agar zijn bindingskracht. 27 op één lijn 62
Pagina 28
op één lijn 62 3e uitgave 2018 Equilibre: rubriek voor huisartsopleiders Positieve gezondheid DOOR MARIEKE KOOLS & ARIE DE JONG, HAO-COÖRDINATOREN Inspiratie op de Tweedaagse In november was het weer zover: alle opleiders ( jaar 1, 2 en 3) van de huisartsopleiding kwamen op de Kapellerput in Heeze bijeen voor de welbekende Tweedaagse. Dit keer stond het thema Positieve Gezondheid centraal. Machteld Huber, van oorsprong huisarts, promoveerde in 2014 op het onderwerp ‘positieve gezondheid’, een thema dat ze zelf bedacht. Machteld presenteerde in Heeze de ontwikkeling van het concept en de groei die het doormaakt in Nederland en daarbuiten. Met sprekende voorbeelden illustreerde ze hoe positieve gezondheidszorg de autonomie van de patiënt ondersteunt en deze helpt bij het denken over welke stap(pen) hij of zij wil zetten. Net als ‘aios in de lead’, nu ook de ‘patient in de lead’. Misverstanden werden weggenomen: Machteld maakte duidelijk dat zelfmanagement van de patiënt geen ‘zoek-het-zelf-maaruit-management’ is. Het is een hulpmiddel voor huisartsen om een ander gesprek met de patiënt op gang te brengen. Een gesprek, dat verrassend kan zijn voor beide partijen en nieuwe inzichten kan geven. Opmerkelijk was dat hoogopgeleiden en beleidsmakers ver afstaan van de visie van de patiënt op de vraag welke aspecten zij onder ‘gezondheid’ vinden vallen. Figuur 1 hieronder laat dit mooi zien. Huisarts Hans-Peter Jung liet vervolgens in een inspirerend persoonlijk verhaal zien, hoe hij tot een geïntegreerde aanpak van positieve gezondheidszorg kwam en wat het kan betekenen voor een patiënt. ‘PIM-men’ (Positief Incident Melden) als werkwijze om het werkplezier van de huisarts en zijn team te vergroten. Dit was een van de ideeën die enthousiast ontvangen werd door het publiek. De drie inspirerende pitches van onze eigen opleiders Ylva Onderwater en Micha Lutgens droegen hieraan bij. Docent Oda Bauhuis liet de enthousiaste ‘vibe’ door iedereen voortzetten door in te zoomen op een persoonlijk sprankelmoment. De regie en keuze aan de patiënt: als dokter je mond houden en niet voor de patiënt keuzes maken op basis van diens 28 3e uitgave 2018 vlnr: Carolien Geurten, Katrien de Bruijn en Huub L'Ortye spinnenweb. Een uitdaging voor menigeen. We werden gerustgesteld: het maakt niet veel uit. Als je op één domein iets aanpakt, gaan de andere domeinen van die patiënt vanzelf in positieve richting mee. Hoe dit aan te pakken, werd ’s middags in kleine groepen geoefend in de workshop ‘het andere gesprek’. Het ‘vijf minuten zwijgen’ werd als moeilijk en soms kunstmatig ervaren door de luisteraar. De verteller daarentegen voelde zich juist goed gehoord. Daarna werd het thema ‘positieve gezondheid’ doorgetrokken naar de praktijk: van persoonlijke kernwaarden naar praktijkvoering. Vol ideeën en gedachten sloten we daarmee de eerste trainingsdag af. De opleidersvereniging VHAO-UM nam het over met hun algemene ledenvergadering en het avondprogramma: teambuilding op Expeditie Robinson-achtige wijze, geleid door Herold Dat. Er werd veel gelachen om elkaars competitiedrang en inventiviteit. De volgende dag stond ‘Positief Opleiden’ centraal. Oda Bauhuis en Paul Schrijver trapten af met positieve psychologie en oplossingsgericht werken. In workshops gingen we aan de slag met oplossingsgerichte gespreksvoering. Het bleek een toevoeging voor opleiders om op een andere manier het leergesprek te voeren. Praten over oplossingen in plaats van problemen. Het was een goede oefening en zeker een onderwerp wat we op trainingsdagen voor huisartsopleiders terug zullen laten komen. De opleiders van de jaar-2 stages waren ook dit keer weer enthousiast aanwezig. De interactie met de huisartsen en de kennismaking met de manier van denken over artspatiëntcontact in de eerstelijn was voor velen een heel positieve ervaring. Een stimulans voor ons om zo door te gaan. 29 op één lijn 62
Pagina 30
op één lijn 62 3e uitgave 2018 Clinicus van het jaar verkiezing Wie zijn de genomineerde huisartsen bij het coschap? Studentenvereniging MSV Pulse organiseert al vele jaren de ‘Clinicus van het jaar’ verkiezing. De huisartsgeneeskunde Winnaars vorig jaar: Floor Seveke en Gaspard Knops wordt daarbij niet vergeten. Net als vorig jaar zijn er drie genomineerde huisartsen bij het coschap die in de race zijn om de beste werkplekbegeleider 2017-2018 te worden. De genomineerden huisartsen zijn (in willekeurige volgorde): Marloes Beljaars-Van Der Does uit Eindhoven, Joep Lautenschutz uit Maastricht en Jeroen Kuijpers uit Berlicum. Laatstgenoemde werd vorig jaar ook genomineerd. Op 21 januari 2019 wordt tijdens de uitreiking in het azM bekend wie er met de hoogste eer vandoor gaat en de prijs: een zilveren stethoscoopspeldje en een geldprijs, aangeboden door de Stichting Sint Annadal uit Maastricht, dat besteed dient te worden aan een onderwijsdoel. Gezocht: nieuwe opleidingspraktijken Stap nu in bij het coschap huisartsgeneeskunde DOOR LILIAN AARTS, ONDERWIJSCOÖRDINATOR Het aantal aanmeldingen voor de Huisartsopleiding zit weer in de stijgende lijn. In maart 2019 starten wij maar liefst met drie groepen aios. Dat betekent ook dat we opleiders gelukkig weer meer continuïteit kunnen bieden. In maart 2019 starten ook 10 opleiders met hun eerste aios na geruime tijd coassistenten te hebben begeleid. Daarom is er extra werk in de opleidingswinkel: we zoeken minimaal 10 praktijken zonder onderwijservaring en die in 2019 kunnen starten met het begeleiden van coassistenten. U maakt echt het verschil: door uw begeleiding op de werkplek maakt u studenten enthousiast voor het vak. 30 Bovendien draagt u eraan bij dat alle coassistenten tijdens de master (360 per jaar) de kans krijgen om stage te lopen bij een huisarts. Zo krijgen zij een goed beeld van de Nederlandse gezondheidszorg. Een tekort aan stageplaatsen huisartsgeneeskunde, wordt ingevuld met stageplaatsen in de ouderengeneeskunde, om te voorkomen dat studenten studievertraging oplopen. Dus, doet u nog niet mee om welke reden dan ook, kijk dan op onze website voor meer informatie: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/ opleiding-geneeskunde/opleiden. Aanmelden kan via lilian.aarts@maastrichtuniversity.nl 3e uitgave 2018 WESP: Bas Beniers De invloed van weersomstandigheden BEGELEIDERS: MAARTJE WILLEBOORDSE EN ONNO VAN SCHAYCK Vraagstelling Binnen het project “De Gezonde Basisschool van de Toekomst”, wordt gekeken naar de gezondheid van kinderen in de regio Parkstad. Hierin is onder andere de fysieke activiteit in kaart gebracht met behulp van beweegmeters. We hebben geprobeerd te achterhalen of er een verband bestaat tussen de weersomstandigheden en de mate van activiteit van de kinderen binnen de baselinemetingen, welke plaatsvonden tijdens de herfstmaanden van 2015. Studiedesign Tijdens de baselinemetingen hebben acht basisscholen deelgenomen aan het onderzoek. Met behulp van multivariabele regressie hebben we een model gemaakt die zo goed mogelijk de fysieke activiteit kan voorspellen. Primair resultaat en conclusie Van alle weersomstandigheden heeft ‘regen’ de grootste invloed op de activiteit van kinderen. Binnen het gevormde model heeft de hoeveelheid regen een positief effect, terwijl de duur van de regen een negatief effect heeft. De maximale temperatuur heeft een negatieve invloed. De studie laat geen effect zien van de gemiddelde temperatuur en zonuren op de fysieke activiteit van kinderen. “Dokter, ik vergeet zoveel … word ik dement?” Wij zijn benieuwd naar de afwegingen die patiënten met geheugenklachten, naasten en de huisarts hebben bij het besluit of en hoe geheugenklachten verder onderzocht zullen worden. Wij willen deze informatie gebruiken om een keuzehulp te ontwikkelen die de gezamenlijke besluitvorming ondersteunt. Het uiteindelijke doel is dat we met de opbrengsten van het project huisartsen in staat kunnen stellen om elke patiënt met geheugenklachten een diagnostisch traject op maat aan te bieden. Oproep! Wij zijn op zoek naar huisartsen die willen deelnemen aan dit onderzoek. U werft 2-3 patiënten met geheugenklachten voor deelname aan het onderzoek. Zij vullen tweemaal een aantal vragenlijsten in en worden uitgenodigd voor een interview. U vult zelf eenmalig een vragenlijst in over uw algemene opvattingen ten aanzien van een (vroeg)diagnostiektraject bij geheugenklachten. Verder vult u per deelnemende patiënt een korte vragenlijst in. Als dank ontvangt u een kleine attentie voor uw deelname en een cadeaubon t.w.v. € 20 per geïncludeerde patiënt. U wordt ook uitgenodigd voor deelname aan een vrijblijvende focusgroep waarin we u kunt meedenken over de ontwikkeling van de keuzehulp. Er zal accreditatie worden aangevraagd voor deze focusgroep. Meer informatie vindt u op: www.alzheimercentrumlimburg.nl/sdecided. U kunt uzelf ook aanmelden via deze website. Vragen? U kunt contact opnemen met Nadine Appelmans en Julia Frijling. Telefonisch: 043-3881022 of s-decided@maastrichtuniversity.nl. 31 op één lijn 62
Pagina 32
op één lijn 62 3e uitgave 2018 In de leer Als je baret maar goed zit DOOR ARIANNE BECKERS, EERSTEJAARS AIOS Vol goede moed en met veel plezier ben ik 3 september 2018 gestart met de huisartsopleiding Maastricht, locatie Eindhoven. Een bewuste keuze. Naast huisarts in opleiding, ben ik militair arts. Het mocht de komende twee jaar wel even wat dichter bij huis. Die wens is uitgekomen. De eerste negen maanden werk ik 22 kilometer van mijn woonadres en heb ik één terugkomdag per week, eveneens op 22 kilometer van huis. Dat is andere koek dan de afstanden die ik de afgelopen jaren heb afgelegd. Wat bevalt dit goed! Vanaf het eerste moment voelde ik me welkom. Er was veel belangstelling voor mijn achtergrond: ‘Wat houdt militair arts zijn in?’ en ‘Ben je dan ook uitgezonden?’. Daarnaast was er sprake van een aanname: ‘Dan zal je wel veel ellende gezien hebben’. Er werd oprechte interesse getoond. Voor wat betreft de aanname: Gelukkig ben je als militair arts in Nederland geen M.A.S.H.1 figurant. De poster ‘Komt een peuter samen met oma hondje en zijn brandweerauto… bij de dokter’ kennen we allemaal. Daar zou je zo een militair arts poster van kunnen maken: ‘’Komt een soldaat samen met zijn collega en zijn tankwagen met rook in de cabine en een druiper, met een vriendin die hoogzwanger is, op uitzending moet en nog moet worden voorzien van alle vaccinaties bij de dokter’’.2 Kortom: Het grootste deel van het werk als militair arts speelt zich af in een spreekkamer en is net als huisarts zeer divers. In grote lijnen vertoont het zelfs alleen maar overeenkomsten. Ter vergelijking: • Op dag één van de Koninklijke Militaire academie kreeg ik te maken met enkele afkortingen3: KiKaDiWoDo, LUPA, MGD, Hiba, MBV. • Op dag één van de huisartsopleiding was dit niet anders: IOP, ALOBA, KPB, MAAS-globaal, SMART. 1 Amerikaanse televisieserie Mobile Army Surgical Hospital tussen ’72 en ’83. Ook vóór mijn tijd, maar wel zoals civiele collega’s het werk als militair arts grofweg inschatten. 2 Ik heb natuurlijk wat overdreven. Niet elke militair heeft een SOA (gehad). 3 De lijst met afkortingen: 1. Kind kan de was doen 2. Lunchpakket 3. Militaire geneeskundige dienst 4. Hindernisbaan 5. Militaire basisvaardigheden. Niet elke uitdrukking is door mijzelf verzonnen. Mede dank aan mijn onderwijsgroep voor de inspiratie. 32 • Bij Defensie werken we met een computersysteem dat te vergelijken is met MS DOS. In de huisartsenpraktijk zijn het mooi ontwikkelde systemen met een hoop mogelijkheden. Helaas lopen die net zo goed vast en kennen ook diverse mankementen. • Bij Defensie krijg je te maken met meerderen in rang. Die dien je met een goed verhaal te benaderen, anders word je afgesnauwd. Als huisarts in opleiding heb je dezelfde ervaring als je een specialist in het ziekenhuis met een flutverwijzing belt. • Bij Defensie worden er vragen gesteld over inheemse pathologie en welke vaccinaties iemand nodig heeft op uitzending. In de huisartsenpraktijk komen er vragen over Meningokokken type W en het wel of niet vaccineren van zwangeren tegen kinkhoest. • Militairen doen er lang over om zich te ontkleden voor het lichamelijk onderzoek met al die kleding en bepakking. Ouderen in de civiele praktijk kunnen er ook wat van met diverse laagjes en een vertraagde motoriek. • De automatenkoffie van Defensie smaakt niet anders dan de automatenkoffie op de SEH. • Bij Defensie moet je regelmatig ‘nee’ verkopen als het gaat om de uitgifte van bepaalde medicamenten zoals Valsartan, Thyrax, Bacicoline B oordruppels, etc. Helaas geheel conform civiele omstandigheden. Het is dus geen vreemde vervolgstap om als militair arts de huisartsopleiding te gaan volgen. Het staat zelfs minder ver van elkaar dan dat het in eerste instantie doet vermoeden. Sommige collega militair artsen kiezen ervoor om Defensie te verlaten en civiel de huisartsopleiding te volgen. Ik heb er bewust voor gekozen om in dienst te blijven en over twee jaar terug te keren als majoor-huisarts. Ik zie namelijk nog steeds de meerwaarde van Defensie. De korte lijntjes met het Centraal Militair Hospitaal. De tijd die je mag en kan nemen voor de patiënt. De kosten waar je (voor de patiënt) geen rekening mee hoeft te houden (alles wordt in principe vergoed). De kameraadschap. De collegialiteit en professionaliteit. De mogelijkheden. In mijn persoonlijk ontwikkelingsplan staan SMART leerdoelen die ik graag wil ontwikkelen. Met behulp van mijn collega huisartsen in opleiding, opleiders en begeleiders heb ik er alle vertrouwen in dat ik deze ga behalen. 3e uitgave 2018 Ik hoop echter ook een stukje ‘militair zijn’ aan de opleiding en het vak als huisarts te mogen meegeven: ‘Never leave a man behind’. Als het even moeilijk is of tegen zit, staat er altijd een collega voor je klaar. Zeker in de huidige maatschappij waar we veel burn-out zien, gezondheidszorgpersoneel bij uitstek, vind ik het belangrijk om hier aandacht voor te vragen. Gelukkig hebben we hier tijdens onze opleiding onze wekelijkse ‘therapiesessies’ voor. Zonder dollen. Het is goed om af en toe even stil te staan bij wat je doet of meemaakt. Des te harder kan je daarna weer verder hollen. Niet alleen gedurende de opleiding. Immers, alleen wanneer je goed voor jezelf zorgt, kan je goede zorg leveren. Het is een privilege om als militair arts of als huisarts je vak uit te mogen oefenen. Met de nodige overeenkomsten en slechts enkele verschillen. Ik ga hoe dan ook genieten van de opleiding. Genieten van het feit dat ik me iedere ochtend druk moet maken om mijn kleding en haren in plaats van om mijn baret. Genieten van het feit dat ik met de fiets naar mijn terugkomdag kan gaan. Ook al word ik hierin in mijn ‘kleine-meisjes-syndroom’ versterkt als ik word ingehaald door een moeder met kind voorop (e-bike!). Genieten van alles wat komen gaat. En dat gun ik iedereen. Het vak als huisarts: laat maar komen! Oud aios: hoe vergaat het ze ‘Erg bijzonder om dit samen met mijn vader te doen’ Mijn naam is Paul Roos, ik ben 29 jaar en ik heb vrijwel meteen na mijn opleiding tot huisarts in Maastricht een praktijk overgenomen. In juni 2018 heb ik de huisartsopleiding afgerond. Tijdens het laatste jaar van mijn huisartsenopleiding kreeg ik de mogelijkheid om een praktijk over te nemen. Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat het mijn ambitie was om, na mijn opa en mijn vader, de praktijk Roos in Brunssum voort te zetten. In de HOED, waar mijn vader als huisarts werkt, besloot een collega te stoppen. Niet toevallig kwam de vraag van de vertrekkende huisarts of ik interesse had om deze praktijk over te nemen. Dat kwam opeens wel heel erg snel. Ik had wel het geluk dat mijn vader er ook nog geruime tijd zal werken waardoor we samen de uitdaging aan kunnen om de praktijk over te nemen en samen te voegen tot één praktijk Roos. Bovengenoemd balletje begon halverwege mijn laatste jaar van de opleiding te rollen. In eerste instantie was dat wel erg spannend. Ben ik er wel klaar voor? Wat zal er dan allemaal op me afkomen? Maar na behoorlijk wat goede gesprekken met mijn vader en mijn opleider, raakte ik steeds overtuigd dat dit een unieke kans was om samen iets moois op te bouwen. Na het afronden van de opleiding heb ik twee weken waargenomen. Daarna heb ik nog een mooie reis naar India gemaakt als medisch begeleider van een groep middelbare scholieren. Daarna was het zover: beginnen als huisarts in Brunssum. Aanvankelijk was het wennen en hard doorwerken om de patiënten en personeel te leren kennen. Maar vanaf de start bevalt het prima. De patiënten lijken het allemaal wel goed te vinden. Soms vinden ze me nog wel een erg jonge knul, maar de meeste reacties zijn erg leuk. Zeker van de patiënten die mijn opa ook nog als huisarts gehad hebben. Natuurlijk was het spannend om naast de patiëntenzorg ook opeens ‘baas’ te zijn. Wat te doen als een assistente ziek is? Wie ga je bellen? Hoe laat je het dagprogramma door lopen? Gelukkig sta ik er wat dat betreft niet alleen voor; ik kan terugvallen op mijn collega/vader en de ervaring van de assistentes. Ik moet zeggen dat ik het wel leuk vind om naast de patiëntenzorg ook met organisatorische zaken bezig te zijn. Het helpt natuurlijk dat er een goede sfeer is en een prettige samenwerking met de assistentes en praktijkondersteuners. Een aantal assistentes ken ik al van kleins af aan uit de tijd dat mijn vader praktijk aan huis had. Erg leuk om nu met ze samen te werken! Al met al ben ik dus erg blij dat dit op mijn pad is gekomen en werk ik met veel plezier in onze praktijk in Brunssum. Ik vind het vooral erg bijzonder dat ik dit samen met mijn vader mag doen. 33 op één lijn 62
Pagina 34
op één lijn 62 3e uitgave 2018 Aios referatendag “Are you nuts?” DOOR NIELS BEURSKENS, HUISARTS EN EBM DOCENT Op 30 oktober werd de traditionele referatendag gehouden, door en voor derdejaars aios. Onder toeziend oog van de vakjury, bestaande uit Jelle Stoffers, Jean Muris, Mark Spigt en Karen Konings, werden tien referaten gepresenteerd. Dagvoorzitter was Hendrik Jan Vunderink. De onderwerpen van de referaten waren uit de praktijk gegrepen en boden in veel gevallen ook concrete adviezen en handvatten om de volgende dag in de praktijk toe te passen. Graag leg ik nogmaals uit wat het idee achter de referatendag is. Voor de onbekende toehoorder lijkt een referaat een opsomming van kenmerken van een artikel en in sommige gevallen was dit ook zo. Toch bewezen de meeste aios, dat ze een onderwerp op een wetenschappelijke manier prima kunnen uitdiepen en kritisch kunnen kijken naar de bestaande manier van werken. De winnaars van zowel de vakjury als de publieksjury demonstreerden dit bijzonder goed: Suzan Eikholt, Joyce Felix, Kristel Geelen en Gerard Greijdanus. Zij toonden met hun referaat “Are you nuts?” aan, dat vroege introductie van pindakaas (bij 4 maanden) leidt tot minder pinda-allergieën op de kinderleeftijd. Dat ze zich goed in het onderwerp hadden verdiept en dat ze zich gedegen hadden voorbereid was goed zichtbaar in hun vloeiend lopende presentatie. Daar zit ook het grootste leereffect: als je je niet goed voorbereidt, is het onmogelijk om in 15 minuten een goed wetenschappelijk onderbouwd verhaal te houden en daarna nog 10 minuten de discussie aan te gaan. Het houden van een referaat lijkt geen vaardigheid voor de dagelijkse praktijk. Echter, door het formuleren van een vraag, het zoeken van literatuur, het kritisch beschouwen van een artikel en dit aan collega’s te presenteren, stimuleren we een wetenschappelijk kritische houding bij onze aios. Zoals ik al eens eerder citeerde: “Individual practitioners … need to be able to find and use evidence themselves – a 21st century clinician who cannot critically read a study is as unprepared as one who cannot take a blood pressure or examine the cardiovascular system”.1 Daarbij wil ik opmerken dat, volgens mij, evidence-based werken zich niet beperkt tot het zoeken en kritisch lezen van literatuur, maar dat juist de winst zit in het gebruiken van deze informatie in het dagelijks werk, de bruikbare wetenschap. Net zoals je van een betere vraagverheldering een betere dokter wordt, word je dat ook met betere ‘evidence’. Voor de volgende keer, in het voorjaar van 2019, wordt de naam omgedoopt tot ‘wetenschapsdag’ en zullen we de voorbereiding en het format op enkele punten aanpassen. Hiermee kunnen we de aios nog meer stimuleren om een onderwerp goed uit te diepen, zonder vast te houden aan het bespreken van een ‘droge’ Critical Appraisal of a Topic (CAT). 1 Glasziou P, Burls A, Gilbert R. Evidence based medicine and the medical curriculum. BMJ. 2008;337(sep24 3):a1253-a1253. doi:10.1136/bmj.a1253. De rubriek "De aios zoekt het op" met alle eerder verschenen artikelen is te vinden op de nieuwe website: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/de-aioszoekt-het-op/ 34 3e uitgave 2018 De afgestudeerden in beeld Made in Maastricht Afstudeersessie 4 september 2018 | V.l.n.r.: Judith Donners, Lotte Theunissen, Iris Duijsens, Katie Postma, Annika Dijkman, Tim de Rechter, Sarah Schiffers, Amina Abdulkadir, Gijs Laudij, Suzanne Hendriks, Merel van Gelderen Afstudeersessie 13 december 2016 Afstudeersessie 18 september 2018 | V.l.n.r.: Linda Vonken, Sietske Bosman, Sandra Wuijten, Anne Nieuwelink, Lobke Kerstens, Carlie van den Borne, Lizet Jetten, Ester de Moed, Anne Ooijen en Jiska Verschuren. Afstudeersessie 13 december 2016 35 op één lijn 62
Op één lijn 61

Op één lijn 61


Pagina 2
Colofon Oplage 2280 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Stephan van den Brand, Eefje de Bont, Lisette Verheijen en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk The Creative Hub – Maastricht University, CBS 13093 Fotografie Portretfotografie pagina 3, 4, 20, 22 en 28: Canon The Creative Hub Foto Jochen Cals pagina 6 en 12: Jonathan Vos Made in Maastricht 19 juni: Philip Driessen Made in Maastricht 12 juni: Joey Roberts Deadline volgend nummer 26 oktober 2018 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Inhoudsopgave Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter: huisartsentaal door de app? – Jean Muris ‘RNFM’: daar zit muziek in! – Babette Doorn Huisarts & huisdier – Stephan van den Brand Jochen Cals benoemd tot hoogleraar – redactie Basisarts op de ambulance? – Huub Gubbels Een nieuwe website en meer – Babette Doorn Stellen zich voor: Jolijn Bohnen, AIOTHO Lennart van der Burg, AIOTHO Monique van der Meulen, secretaresse huisartsopleiding Hanny Prick, medewerker studentzaken Huisartsopleiding Sarah Wijen, gedragswetenschapper huisartsopleiding Onderzoek Bruikbare wetenschap – Jochen Cals OOK en de Witte Raven – Simon Kleijkers Hulp bij palliatieve zorg – Marieke van den Beuken WESP-en: Jasmien Jaeken: Limited Joint Mobility en Diabetes Iris Kurcaba en Christianne Smulders: Schouderpijn bij DM type II patiënten July Kroeg: Voorschrijfgedrag huisartsen regionaal longformularium Jasper van Geel: Aios en samen beslissen Fatma Erkan & Darwin Röhlinger: De relevante barrières en behoeftes van huisartsen in opleiding voor het toepassen van Samen Beslissen Mathijs Peeters: financiële beloning stoppen met roken (CATCH) Stage overig: Fiorella Huijgens: Communicatie met laaggeletterden vaak lastiger dan gedacht Huisartsopleiding Hoofdzaken: Voorwaarts! – Bas Maiburg Aios referatendag – Niels Beurskens Equilibre: rubriek voor huisartsopleider – Marieke Kools & Arie de Jong ‘Diagnostiek en management van orofaciale pijn (OFP) en temporomandibulaire disfunctie (TMD): een update’ Voetbalwedstrijd aios-opleiders – Gaston Peek Weten is eten: menu met en slakkengang – Hendrik Jan Vunderink Made in Maastricht Voorlichting en werving; Elk kwartaal anders – Babette Doorn Gezondheidsrechtelijke kwesties: Uw wil geschiede – Arie de Jong Column – K.O.E.K. Wous 3 4 5 6 6 7 8 10 10 11 11 11 12 14 15 16 16 17 17 18 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 31 2 Van de redactie Passion beest The great migration. Ik schreef al eerder over. Niet zozeer de grote uittocht voor de zomervakantie, maar collega’s die vertrekken gezien hun leeftijd. De laatste weken was het opnieuw raak: gemiddeld 2 keer per week een borrel. U hoort mij niet klagen over de borrels, zeker niet die onder werktijd. Wat minder leuk is, is dat er heel veel ervaring en kennis in rap tempo verdwijnt. De babyboompensionado’s in spe hebben hun piek bereikt. Een enkeling weet nog wat werktijd erbij te rekken en dat vinden we helemaal niet erg. ‘Weet je nog toen…?’ Ook studenten lijken verhalen van vroeger niet erg te vinden. Het lijkt allemaal zo vanzelfsprekend wat er is, maar dat is niet zo. Niet voor niets dat afscheidnemers hard hun best doen om hun culturele erfgoed over te dragen of ergens onder te brengen. Ik geef ze groot gelijk. Ook bij een afscheid komt ons bijna 20-jarige 'Op één lijn' archief goed van pas! Het is een generatie die veel heeft uitgedacht, opgezet en nagelaten. Dank allen. Zonder anderen te kort te willen doen, wil ik één iemand nog speciaal noemen. Iemand naar wie ik in de titel verwijs: Yvonne van Leeuwen. Ze is al even met pensioen, maar er was nog geen officieel afscheid geweest door allerlei omstandigheden. Het officiële afscheid vond plaats op 27 juni. Vakgroepvoorzitter Jean Muris schrijft erover in zijn stukje. Na afloop van de bijeenkomst kregen we een roos met daaraan een mee-naar-huis-neem-bericht. ‘Education should be passion based’ stond op het kaartje. Van Yvonne, organisator en jarenlang hoofddocent van de kaderopleiding Hart-en Vaatziekten, neem ik zo’n boodschap wel aan. Ze liet al eerder kleinere tips achter in zogeheten ‘onderwijsjes’. Haar passie werkt aanstekelijk en we proberen dat weer door te geven aan anderen. U kunt ook meedoen, als u nog geen opleider bent. Of houdt onze docentvacatures in de gaten. Heel veel WESP-stukjes deze keer. Puffend brachten ze hun stagetijd door op de warme wespenkamer. Ook veel nieuwe medewerkers. Ze zijn niet allemaal nieuw, sommigen kennen we nog als voormalig student, aios of medewerker elders. Witte Raven en Bruikbare Wetenschap ontbreken eveneens niet. De grondlegger van onze Bruikbare Wetenschap, Jochen Cals, is inmiddels benoemd tot hoogleraar. Daar zijn we trots op! Het gaat niet alleen goed met de onderzoekers, maar ook met het netwerk van registrerende huisartspraktijken. RNH heet nu RNFM Maastricht en als u nieuwsgierig bent, leest u het hele artikel in dit blad. En de stijgende lijn is ook terug te vinden in het artikel over onze communicatie- en wervingsactiviteiten. Huisarts en huisdier: we weten allemaal dat velen van jullie minstens één huisdier hebben en daar gek op zijn. Wij zien toch ook het bureaublad van uw laptop, ipad of smartphone? En toch durft niemand voor ons te schrijven over deze ‘guilty pleasures’. Waarom niet? Redactielid Stephan doet een poging om u te inspireren en aanmoedigen dat wel te doen. Interesse? Mail dan naar op1lijn@maastrichtuniversity.nl en verdien een beloning voor uw passiebeest. Het gaat prima bij de huisartsopleiding. Er gebeurt van alles, binnen (aios referatendag en terugkomdagen) en buiten (voetbalwedstrijd, afstudeerdagen). Het gaat zo goed, dat hoofd Bas Maiburg voorzichtig het woord ‘afbouwen’ in de mond nam tijdens een praatje op de zomerstafdag. Tot mijn grote spijt geen artikel van ‘In de leer’ columnist Eleana Zhang, derdejaars aios. Drukte was voorheen geen excuus voor haar om niet te schrijven, al zat ze aan de andere kant van de aardbol. Maar nu is ze niet alleen net verhuisd en aan het afstuderen als huisarts, maar ook aan het promoveren en bijna-bevallen. We hopen dat ze volgend jaar de leercirkel nog een keer rondmaakt in een afscheidscolumn. Weten is eten: menu met een slakkengang. Slow food op verzoek van pensionado en voormalig redactielid Henk Goettsch. Onze huidige redactie is na Stephan van den Brand verder versterkt met collega taalliefhebber Lisette Verheijen. Tot slot, zoals gebruikelijk, de column van Arie de Jong. Zijn wil geschiede. Columnist T.E. Grijs heeft een waardige opvolger gerkregen in de persoon van K.O.E.K. Wous. Voor wie -net als ik- nog op vakantie gaat: geniet ervan. En voor wie net terug is: veel leesplezier. Het wordt vanzelf Kerst. Babette Doorn 3 op één lijn 61
Pagina 4
op één lijn 61 2e uitgave 2018 Van de voorzitter De meerwaarde van taal-apps en training DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Eind juni was ik bij het afscheidscollege voor en door Yvonne van Leeuwen. Ze was 32 jaar Universitair Hoofd Docent bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht. Na Vic Dubois en Paul Höppener, werd zij hoofd van de huisartsopleiding Maastricht. Wie Yvonne kent, weet dat zij niet houdt van lange terugblikken. Zij gaat voor focus en inhoud. Om die reden stuurde zij mij tevoren haar ‘alternatieve’ CV. Tijdens haar ‘college’ ging ze hier dieper op in. Het symposium was opgebouwd rond de thema’s kaderen, feedback en ongelijkheid. Daarnaast kwam ook de levendige belangstelling van Yvonne voor filosofie, cultuurwetenschap, poëzie en sociologie in relatie tot geneeskunde naar voren. In deze column wil ik het door haar gekozen thema ongelijkheid bespreken. De gezondheidsverschillen tussen laag- en hoogopgeleiden (de politiek spreekt van praktisch en theoretisch opgeleiden) zijn enorm: laagopgeleiden hebben maar liefst 18 minder gezonde jaren, en leven gemiddeld 7 jaar korter dan hoogopgeleiden. Ik zie het ook terug in rapportages van de Provincie Limburg. Uit de informatie op hun website blijkt, dat de gezonde levensverwachting in Limburg gemiddeld 3 jaar onder het Nederlandse gemiddelde ligt. Yvonne verwees naar het boek “Oude en nieuwe ongelijkheid” van Kees Vuyck die in 2018 de Socratesbeker won. Vuyck beschrijft, dat steeds minder laagopgeleiden kunnen terugvallen op mensen uit hun eigen omgeving voor hulp bij onder andere administratieve zaken. Dit komt, doordat steeds meer kinderen uit laag-sociale milieus toegang verkrijgen tot middelbaar en sociaal onderwijs en daarna uitvliegen. Collega professor Maria van den Muijsenbergh gaf het probleem al aan in haar oratie “Verschil moet er zijn”. Zij voorzag de tekst van haar oratie van een samenvatting in 5 pagina’s in eenvoudig Nederlands. Dit niveau, B1, begrijpt bijna iedere Nederlander die kan lezen. Ook voor mensen met een hoger leesniveau leest B1 prettig. Elke tekst is te schrijven op dit niveau, ook een bijsluiter voor een medicijn. Een duidelijk leerpunt voor ons allemaal. De vraag is nu wat dit betekent voor de eerstelijn? Wat kan/doet de huisarts hiermee? Ik voorzie dat door de digitalisering en het leervermogen van supercomputers, we als huisartsen in de toekomst minder bezig hoeven zijn met diagnostiek en beleid. We zullen meer worden aangesproken 4 op ons communicatievermogen en op de gidsfunctie voor onze patiënten. Ik denk aan patiënten die op het spreekuur komen, omdat ze niet begrepen wat de medisch specialist op de poli heeft verteld. Ze vragen, of wij het nog eens duidelijk kunnen uitleggen. Of wat te denken van patiënten die een folder meekregen om ‘thuis eens rustig door te lezen’? Als de arts niet weet, dat die patiënt laaggeletterd is, komt hier natuurlijk weinig van terecht. Wat kunnen we doen? We moeten eenvoudige taal in het consult gebruiken. De teksten op onze praktijkwebsites kunnen we via een speciale app controleren op leesbaarheid en begrijpelijkheid. Dit geldt ook voor de ‘wachtverzachter’, het informatiescherm dat de meeste huisartsen in hun wachtkamer hebben voor patiënten. Samen met de apotheek zullen we ook moeten kijken hoe we taal hanteren. “Driemaal daags gebruiken” wordt slechter begrepen dan “3 keer per dag 1 pilletje doorslikken met een slokje water”. Of de assistente die zegt “neemt u maar plaats in de wachtkamer”. Meld liever: “gaat u maar zitten op een van de stoelen in de wachtkamer om de hoek”. Vuyck constateerde al, dat de sociologie van de buurt en de interactie tussen hoog- en laaggeletterden is veranderd. We zouden meer gebruik kunnen maken van buddy’s die mensen begeleiden bij het aanvragen van visites of bij elk ander contact met de huisarts. Van iedereen in de huisartspraktijk mogen we verwachten, dat ze in staat zijn het taalverschil te overbruggen. Onmacht, niet kunnen verwoorden waarom je in de wachtkamer staat, kan al snel tot woedende en schijnbaar onhandelbare patiënten leiden. Indien gewenst zou een workshop ‘Begrijpen en bereiken op maat’ voor het huisartsenteam beschikbaar moeten komen. Deze training gaat uit van de recente onderzoeksuitkomst, dat 36% van de Nederlanders lage of beperkte gezondheidsvaardigheden heeft. Dit betekent dat ruim 1 op de 3 moeite heeft met het begrijpen, beoordelen en gebruiken van medische informatie. Je leert via de workshop hoe beperkte gezondheidsvaardigheden doorwerken in het contact met de patiënt, onder andere via het Spel van Gezondheidsvaardigheden. Hiervoor wordt een trainingsacteur van Pharos1 ingezet. Als huisartsen kennen we de taal van de patiënt, maar taal-apps en training hebben een duidelijke meerwaarde voor toegang tot zorg en het werkelijke ‘verstaan” van kwetsbare mensen. 1 Zie elders het stageverslag van Fiorella Huygens 2e uitgave 2018 Nieuws uit het registratienetwerk ‘RNFM’: daar zit muziek in! DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER HUISARTSGENEESKUNDE Historie In 1988 werd het RegistratieNet Huisartsen (RNH) opgericht. Dat werd gedaan door huisartsen die al vroeg overstapten van de groene kaart op de computer. Huisartsen die zijn aangesloten op het RNH, registreren de gegevens van hun patiënten en relevante zorggegevens zoals ziekte en medicatie1 op uniforme wijze. Deze gegevens worden gepseudonimiseerd opgeslagen bij de Universiteit Maastricht. Het databestand is geschikt voor onderzoekers die meer willen weten over de eerstelijnspopulatie. Veel publicaties en proefschriften kwamen tot stand met behulp van de RNH-data. Een aantal RNH-huisartsen promoveerde op onderzoek gebaseerd op deze gegevens en de hypothesen die op basis daarvan werden geformuleerd. Denk aan onderwerpen als het vallen van ouderen of het gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen. Na 30 jaar ligt er een schat aan gegevens, een goudmijn voor onderzoek. Naamswijziging Engels is de voertaal in de onderzoekswereld, ook in Maastricht. De staf binnen wetenschappelijke organisaties is steeds vaker internationaal, ook binnen de UMC’s. Daarnaast werken we samen met universiteiten in het buitenland. De naam RNH is daarom recent gewijzigd in Research Network Family Medicine (RNFM) Maastricht. Via www.rnfm.nl komt u direct op de juiste informatie binnen op de website van de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht. Daar is een Engelstalige flyer te vinden en een animatie over het RNFM Maastricht. Deelnemende praktijken Door technologische ontwikkelingen kan het registratienet tegenwoordig uit bijna alle HIS-sen gegevens ophalen, verzamelen en analyseren. Dit is fijn, want nieuwe praktijken willen zich graag bij ons netwerk aansluiten. Deelname aan het netwerk betekent registreren conform onze richtlijnen, feedback daarop krijgen en je eigen gegevens vergelijken met die van anderen in het netwerk. Goed registreren is voor een huisarts belangrijk voor zijn praktijkvoering. Zeker 1 Niet vanaf het begin in 1988; medicatie als onderdeel van de dataverzameling is er ongeveer 10 jaar later bij gekomen als je kijkt wat andere partijen tegenwoordig willen weten. Uniform registreren binnen praktijken wordt door deelname aan het RHFM bevorderd. Gebruik van de data Tegenwoordig hanteren wetenschappelijke organisaties steeds vaker het FAIR-principe. FAIR staat voor Findable, Accessible, Interoperable, Reusable. Met andere woorden: gegevens moeten vindbaar, toegankelijk, onderling bruikbaar, nogmaals bruikbaar en duurzaam opgeslagen zijn. Het MUMC+ heeft onder andere hiervoor een samenwerkingsverband tussen azM en universiteit ingesteld: Datahub. De metadata van het RNFM Maastricht zullen daar straks ook te vinden zijn. Het RNFM Maastricht is een goede afspiegeling van de Nederlandse huisartsenzorg en representatief voor Limburg. Het RNFM Maastricht wordt bijvoorbeeld door het RIVM gebruikt als peilstation. Extra interessant voor onderzoekers is de aanwezigheid van woonsituatie en medicatievoorschriften in de dataset. Een onderzoeker kan een complexe vraag voorleggen en snel een geschikte dataset krijgen tegen een niet-commercieel tarief. Soms is het nodig om aanvullend onderzoek te doen met echte patiënten. Deze worden om privacy redenen altijd via de eigen huisartspraktijk uitgenodigd. Meer weten? Wil u meer weten over het RNFM Maastricht, of deelnemen aan ons netwerk, stuur dan een bericht naar rnfm@maastrichtuniversity.nl. Gratis rondkijken in het openbare deel van ons datawarehouse kan via de site www.rnfm.nl. 5 op één lijn 61
Pagina 6
op één lijn 61 2e uitgave 2018 Huisarts & huisdier Een hond om te knuffelen! DOOR STEPHAN VAN DEN BRAND, HUISARTS IN HEERLEN Dit is Huck, van Huckleberry, maar gezien ons beroep ook een beetje Huxtable. Huck is een Welsh Corgi, een koninginnelijke hond, gezien de voorliefde van koningin Elisabeth, en nog wel een Corgi met een staart. De meeste soortgenoten worden namelijk zonder staart geboren. Opvallender zijn de korte brede poten die ervoor zorgen dat zijn achterwerk als een ware salsadanser beweegt. Dit opvallende voorkomen maakt wandelen met hem een bijzonder sociale bezigheid. Mensen spreken ons aan of we niet te ver met hem gewandeld hebben, omdat de poten zo zijn afgesleten. Maar het kan ook zomaar zijn dat mensen van hun fiets stappen, of zelfs uit de auto komen omdat ze hem willen aaien, wat onze verbaasde zoon onlangs overkwam toen hij hem uit liet. Huck zelf vindt het volkomen normaal dat men hem leuk vindt. Hij weet dat elke voetganger en fietser een nieuwe kans op bevestiging van zijn eigen gelijk is. Wanneer hij in de gaten heeft, dat er iemand aankomt, gaat hij het liefst zitten en wachten om die ander de kans te geven hem aan te halen. Want als hij iets waardeert, is het wel om geknuffeld te worden. Zijn ochtend kan ook pas beginnen na een uitgebreide begroeting waarbij hij luidruchtig piepend en kreunend geniet van de handen die door zijn vacht gaan. Ook voor het slapen gaan moet er even gestoeid worden. Corgi’s lachen altijd en de meeste mensen lachen terug. Het blijft dan ook leuk om de gezichten van mensen te zien als ze hem in de gaten krijgen. Zelfs de oudste knorrepot is niet bestand tegen zijn charmes. Daarom is onze Huck een serotonine-machine: iedereen krijgt goede zin. Benoeming Huisarts Jochen Cals benoemd tot hoogleraar Op 6 juni is huisartsonderzoeker Jochen Cals (1980) benoemd tot hoogleraar 'Effectieve Diagnostiek in de Huisartsgeneeskunde'. Cals promoveerde in 2009 cum laude op onderzoek naar infectieziekten en het gebruik van de CRP-sneltest. Hij is en blijft huisarts en praktijkhouder in Sittard (met Anouk Machielsen en Sjoerd Hobma), de bakermat voor zijn en onze Bruikbare Wetenschap. Jochen is getrouwd met Birgit Berk en samen hebben zij 3 kinderen. De inaugurele rede staat gepland voor 2019. 6 2e uitgave 2018 Traineeship ambulance Basisarts op de ambulance? DOOR HUUB GUBBELS, PROJECTONDERSTEUNING BASISARTS AMBULANCEZORG LIMBURG NOORD Aanleiding Al in 2016 kampte AmbulanceZorg Limburg-Noord met een structurele onderbezetting van ambulanceverpleegkundigen. Naast krapte op de arbeidsmarkt, duren opleidingstrajecten van verpleegkundige tot ambulanceverpleegkundige lang. Daarom heeft AmbulanceZorg Limburg-Noord het wervingen selectiebeleid en het opleidingsprogramma aangepast. Hierbij is ook gekeken wie in relatief korte tijd opgeleid zou kunnen worden tot ambulanceverpleegkundige en wie voor langere tijd inzetbaar is. Overeenkomstig de uitgangspunten van de BIG-Picture1 zochten we verbinding met andere partners in het zorglandschap. Eén van de mogelijkheden was het werven van (basis) artsen voor de ambulancezorgverlening. Een kersverse, BIG-geregistreerde basisarts, kan versneld opgeleid worden voor de taken die een ambulanceverpleegkundige in de volle breedte uitvoert. Het gaat vooral om verpleegkundige handelingen. Daarnaast verricht een ambulanceverpleegkundige geneeskundige handelingen, waarvan deels voorbehouden medische handelingen. Naast verpleegkundige zorgverlening, doen we ook een beroep op de wetenschappelijke kennis, vaardigheden en professionele houding van de basisarts. Hierdoor biedt de functie voor een basisarts genoeg uitdaging. Bovendien biedt het pas afgestudeerde artsen kansen binnen de acute zorgverlening. 1 De BIG-Picture is een nieuwe kijk op zorgverlening en de mogelijke rol en positie van ambulancezorg daarin. Het draait in de BIG Picture om verbinding van zorg, om de vraag hoe we met elkaar betere en efficiëntere zorg kunnen leveren. Als ze zich verder bekwamen, kunnen zij opteren voor een A(G)NIO-plek. Zo snijdt het mes aan twee kanten. Traineeship voor de basisarts AmbulanceZorg Limburg-Noord is met toestemming van VWS, gestart met traineeships voor de BIGgeregistreerde professional die wil gaan werken als ambulanceverpleegkundige. Dat traineeship is opgebouwd volgens het 70–20-10 principe. Er wordt vooral geleerd op de werkplek (70%) waarbij leren van en met elkaar (20%) een belangrijke plek heeft. Daarnaast zijn er 6 trainingsdagen en één assessment dag (10%). Tijdens iedere training zijn er praktijk- en voorbereidingsopdrachten. Vorig jaar is de eerste basisarts opgeleid tot ambulanceprofessional. Hij heeft nu een combicontract met het ziekenhuis, waarin hij een opleiding tot SEH-arts volgt. Een tweede basisarts is in 2018 gestart met het traineeship en een derde heeft zich al gemeld. Een trainee zei: “Arts op de ambulance is heel wat anders dan arts in een ziekenhuis. Je wordt uit je comfortzone gehaald; het is een echte uitdaging”. Meer weten? In ons evaluatierapport over de basisarts staat alles over de achtergronden en de opleiding tot basisarts op de ambulance. Wie open staat voor een uitdaging als hulpverlener in de acute zorg: neem dan contact op met AmbulanceZorg Limburg-Noord, Folker Ronda, afdeling P&O, fronda@ambulancezorgln.nl 7 op één lijn 61
Pagina 8
op één lijn 61 2e uitgave 2018 Communicatiezaken Een nieuwe website en meer DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER HUISARTSGENEESKUNDE Het voelt raar om in een papieren blad onze digitale ontwikkelingen toe te lichten. Een papieren blad wordt tegenwoordig ‘offline aanwezigheid’ genoemd. U kent de termen misschien uit vragenlijsten waarin wordt gevraagd naar uw offline koopgedrag. Of u ‘het’ nog wel doet. Het voelt als de wereld op zijn kop. En dat is het ook. Nog wel. Aan internet en email is iedereen wel zo’n beetje gewend. Recent werd in de hele EU de AVG van kracht. Denk u trouwens net als ik bij AVG ook nog ‘gewoon’ aan Artsen voor mensen met een Verstandelijke Beperking? Voorlopig zal de behoefte aan lezen op papier niet verdwijnen. Op één Lijn bestaat volgend jaar maar liefst 20 jaar. Met dank aan de toenmalige vakgroepvoorzitter prof. Harry Crebolder die daar het nut van in zag en het mogelijk maakte. De populariteit is met de jaren alleen maar toegenomen. Het blad is een herkenbaar onderdeel van onze externe communicatie. Daarnaast hebben we al vele jaren een website www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl. In 2012 werd deze website vernieuwd en meer gericht op onze buitenwereld. We hanteerden daarom de slogan ‘Join our Family’. De vorige vakgroepvoorzitter prof. Job Metsemakers hecht aan het begrip ‘Family’ (Medicine), gezien zijn vele internationale rollen. Maar ontwikkelingen gaan snel. Websites worden steeds minder op een desktopcomputer en scherm bekeken. Denk aan het toenemend gebruik van smartphones en tablets. ‘Mobile first’ is nu het credo. Lezen op kleine schermpjes is niet fijn, zeker niet, omdat onze ogen daardoor hard achteruitgaan. Omdat we steeds kippiger worden, raken we digitaal steeds visueler ingesteld. Dit verklaart mede het succes van Facebook, Instagram en andere ‘social media’. Een groot deel van onze doelgroep maakt gebruik van de sociale kanalen. Het werd tijd dat Huisartsgeneeskunde aan die platformen ging deelnemen, zeker als het gaat om werving van aios (en andere ‘klanten’). Maar hoe doe je dat als non-profit instelling? De behoefte om te onderzoeken wat werkt om nieuwe doelgroepen aan te boren, ontstond pakweg 2 tot 3 jaar geleden. Hoezeer we ons best deden, de aanmeldingen voor de huisartsopleiding en de kaderopleiding Hart8 en vaatziekten bleven ver achter bij de verwachtingen. Verwachtingen worden steeds vaker eisen. Zonder betalende klanten, geen onbeperkt bestaansrecht. Als vitale processen bedreigd worden, dan heeft dat een sneeuwbaleffect, ongeacht het seizoen. Houden we genoeg huisartsen in deze regio? Behouden we onze goede docenten? We besloten om meer ‘crossmediaal’ te gaan werken. Je kan nog zo’n goede website hebben, maar als niemand weet dat die er is of waar, dan wel er amper op kijkt, dan moet het anders. Wat werkt wel en hoe? We zochten naar de juiste mix van online- en offlineactiviteiten. Het werd een project waar mijn collega Joost Dormans van de huisartsopleiding en ik samen met de huidige voorzitter prof. Jean Muris een conceptplan voor bedachten. Als samenwerkingspartner werd Canon gekozen. Dat was eind 2016. Een andere website moest er sowieso komen gezien de huidige mobiele eisen. Een hippe consultant noemde dat ‘basishygiëne’. Al onze middelen (digitaal en niet digitaal) werden bestudeerd op effect en bereik. Als nieuwe insteek werd geadviseerd om met persona’s (dat zijn archetypes) te gaan werken. We hielden denksessies waarbij de ouderwetse papieren flipover zijn dienst meermalen bewees. Gaandeweg ontstond het plan om met echte persona’s de potentiële doelgroep op maat te gaan bedienen. Intussen ging het gewone werk door. Ook de werving. We bedachten een leuke ‘superheld’ postercampagne en er werd volop aangeplakt en geflyerd door half Nederland. Geen Calimero-aanpak, integendeel: onze posters waren veel te groot voor de meeste borden. Via LinkedIn kregen studenten en basisartsen ons steeds beter in hun vizier. We voerden de campagne ook digitaal. Onze volgers gingen snel en laagdrempelig allerlei vragen stellen. Parallel organiseerde Huisartsopleiding Nederland een speciale filmavond voor geïnteresseerden in de huisartsopleiding. Het liep storm! Eindelijk waren we volop in contact met heel veel jonge (bijna) dokters. Ook zagen we elke 10 weken weer alle coassistenten bij hun afsluiting van het coschap Huisartsgeneeskunde door ze een lunch te brengen en ze te voorzien van informatie, door in gesprek te gaan en te flyeren. 2e uitgave 2018 De multimediale aanpak gaf veel energie en de inspanningen werden beloond met resultaten. Deze aanpak konden we op andere terreinen ook toepassen, zoals voor ons registratienetwerk (www.rnfm.nl). Nu waren we wel multimediaal, maar nog niet crossmediaal. Hoe kunnen we berichten elkaar laten aanvullen en versterken? Hiervoor hebben we de al eerdergenoemde persona’s nodig. We bedachten een pilot met 3 echte persona’s: Kirstin (Ponse), Ruud (Verhees) en Ramon (Ottenheijm). Dit zijn echte medewerkers met ieder een eigen persoonlijkheid en netwerk. Twee huisartsen en een aios (Ruud). U kunt ze vinden op de homepage van onze nieuwe website die half mei de lucht in ging. Het idee is dat anderen hen kunnen volgen via persoonlijke mediakanalen zoals LinkedIn en Facebook. Zo kunnen bezoekers/ geïnteresseerden laagdrempelig in contact komen met iemand die hen aanspreekt. Letterlijk, want de persona’s zijn zelf actief met posten van berichtjes over dingen waar zij mee bezig zijn. Wij bieden dus geen starre website meer aan die bol staat van de teksten. Voor de dynamiek kunt u beter onze social media kanalen volgen. Wilt u dat niet: geen probleem. We blijven overal fysiek aanwezig waar mogelijk en in december komt de volgende ‘Op één lijn’ weer uit. Papier is geduldig. U ook? Wat vindt Ramon er zelf van? Toen ik gevraagd werd om ‘persona’ te worden voor de vakgroep, heb ik wel even moeten nadenken. Het is leuk en eervol om gevraagd te worden, ijdelheid is ook mij niet vreemd. Mijn bedenking zat hem in moeten communiceren via verschillende sociale media. Zo was ik bijvoorbeeld nog niet actief op Facebook of Twitter. Duimpje omhoog of duimpje omlaag, daar zit en zat ik niet op te wachten. Al snel zag ik ook een groot voordeel. Ik kan nu sneller bepaalde ontwikkelingen of activiteiten onder de aandacht brengen. Zo heeft mijn eerste ‘post’ over de anderhalvelijnszorg orthopedie meteen geleid tot reacties uit het land, waarbij ik gevraagd ben om andere huisartsorganisaties te adviseren op dit gebied. Toch maar een duimpje omhoog! En Kirstin? Op de vraag of ik persona wilde zijn, kon ik alleen maar volmondig ja zeggen. Het is natuurlijk ontzettend leuk om mijn vak (als huisarts en docent) te promoten. Na een stoomcursus van Canon, was ik op de hoogte van de ins en outs van social media. Maar ook de achterliggende gedachte op welke manier je je boodschap wil overbrengen. Maar toen kwam het: wat ga ik op social media plaatsen? Willen mensen echt weten wat ik allemaal doe? Trekt dat toekomstig collega’s over de streep om huisarts of docent te worden? Gaandeweg vind ik hier mijn weg in en merk ik vooral hoe leuk het is. Louter positieve reacties worden gegeven en de reacties van de toekomstig huisartsen blijven niet uit. We gaan de komende maanden zien wat het ons oplevert, voor mij is het in ieder geval een hele leuke ervaring! Voetnoot redactie: Kirstin is daarnaast ook in het echt actief voor de werving zoals bij de Pub Quiz in Maastricht waar zij quizmaster was. Meer lezen over Ruud, Ramon en Kirstin? Kijk dan op de vernieuwde website: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl of ga direct naar hun persoonlijke mediakanalen: Ruud Facebook: /ruudverhees.hagmaastricht LinkedIn: /ruud-verhees-hag Kirstin: Facebook: /kirstinponse.hagmaastricht LinkedIn: /kirstin-ponse-hag Ramon: Facebook: /ramonottenheijm.hagmaastricht LinkedIn: /ramon-ottenheijm-hag/ 9 op één lijn 61
Pagina 10
op één lijn 61 2e uitgave 2018 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Jolijn Bohnen Arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker (AIOTHO) Ik ben Jolijn Bohnen, 27 jaar en afgelopen maart gestart als AIOTHO bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. Momenteel werk ik één jaar fulltime aan mijn onderzoek en vanaf maart 2019 zal ik dit combineren met de huisartsopleiding. In samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) doe ik onderzoek naar polyfarmacie bij 60-plussers in de huisartsenpraktijk. Ik word begeleid door Trudy van der Weijden (UM), Marjan van den Akker (UM) en Petra Denig (RUG). Het belangrijkste doel van dit onderzoek is de patiënttevredenheid omtrent hun medicatielijst te verbeteren. In deze Randomized Controlled Trial (RCT) bekijken we de potentiële voordelen en bruikbaarheid van twee ‘hulpmiddelen’ ten opzichte van huidige zorg: 1. Een op richtlijnen gebaseerd computerprogramma ‘Clinical Rules Engine’ (CRE) dat problemen met betrekking tot medicatievoorschriften signaleert, gebaseerd op diagnoses, patiëntkarakteristieken, laboratoriumuitslagen en medicatie. 2. Een gespreksinstrument ‘Outcome Prioritization Tool’ (OPT) waarmee patiënten kunnen aangeven wat hun wensen en voorkeuren zijn. Deze visueel analoge schaal bestaat uit vier universele gezondheidsuitkomsten: ‘langer leven’, ‘onafhankelijk zijn’, ‘minder pijn’ en ‘minder andere klachten’. Naast patiënttevredenheid zal worden gekeken naar het type en aantal medicatie alerts van het computerprogramma, veranderingen in medicatie voorschriften, therapietrouw en kwaliteit van leven. De planning is maart 2019 te starten met de interventie, waarbij we 10 huisartsenpraktijken in de regio Limburg en 8 in de regio Groningen zullen rekruteren. Mijn keuze om de huisartsopleiding te combineren met wetenschappelijk onderzoek komt onder andere voort uit mijn achtergrond als gezondheidswetenschapper en 10 opleiding tot arts-klinisch onderzoeker (A-KO). Bovendien is mijn enthousiasme voor het onderzoek gegroeid tijdens mijn wetenschappelijke stage (WESP) bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Ik ben ervan overtuigd dat ik de competenties, die ik de komende jaren op zowel persoonlijk als professioneel vlak zal ontwikkelen, later als huisarts kan blijven inzetten. In mijn vrije tijd ben in regelmatig te vinden in de Crossfit box of op de racefiets en breng ik graag tijd door met familie en vrienden. Lennart van der Burg Arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker (AIOTHO) Mijn naam is Lennart van der Burg, ik ben 29 jaar en sinds maart 2018 werkzaam als AIOTHO bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. Vier dagen in de week volg ik de opleiding tot huisarts, waarvan één terugkomdag voor onderwijs, en één dag voor mijn onderzoek. Veel ballen tegelijktijdig in de lucht, maar voor mij de perfecte afwisseling van mijn werkweek. Meer en meer wordt van de medisch professional verlangd dat hij/zij alert is op arbeid als determinant van gezondheid. Met andere woorden, we kunnen niet alleen oog hebben voor het medische en zullen ook meer aandacht gaan besteden aan (arbeids)participatie. U denkt misschien: ook dat nog erbij? Er is al zoveel om aan te denken in uw spreekkamer. Daarom probeer ik, onder begeleiding van prof. Annelies Boonen (afd. Reumatogie) en prof. Geert-Jan Dinant, in mijn huidige project te voorspellen welke mensen risico lopen om in het komende jaar langdurig te gaan verzuimen. In het bijzonder zijn wij geïnteresseerd hoe dit zit bij mensen met klachten van het bewegingsapparaat. Het doel is om deze personen tijdig te identificeren om via preventie de indirecte ziektekosten voor de maatschappij te verlagen. We hopen een klinische beslisregel te ontwikkelen, vergelijkbaar met de Wellsscore longembolie, die in de praktijk door ons en andere 1 e uitgave 2018 professionals kan worden toegepast. Wat deze interventie precies moet zijn, is nog volop onderwerp van discussie. In januari 2015 rondde ik mijn geneeskundeopleiding af in Maastricht. Na een paar jaar met veel plezier uitgewaaid te zijn naar Leiden, ben ik sinds oktober 2017 weer terug in Maastricht. In mijn vrije tijd ben ik regelmatig op de wielrenfiets, met hardloopschoenen aan of in het zwembad te vinden. Daarnaast ben ik een fervent reiziger, kan ik erg genieten van de kookkunsten van mijn vriendin of het lezen van een goed boek. Monique van der Meulen secretaresse huisartsopleiding Mijn naam is Monique van der Meulen en als herintredende moeder was het mijn grote wens weer terug te keren in het arbeidsproces. In januari 2017 begon ik als vrijwilliger bij de huisartsopleiding in Maastricht. De open sfeer en de directheid onder de collega’s maakten het dat ik me direct thuis voelde. Al snel kreeg ik steeds meer taken en uren toebedeeld, wat uiteindelijk resulteerde in een vaste aanstelling als secretaresse. Voor een aantal van jullie ben ik een aanspreekpunt voor allerlei administratieve werkzaamheden en secretariële en facilitaire ondersteuning. Sinds kort ben ik verantwoordelijk voor de organisatie en het in goede banen leiden van de feestelijke afsluitingen, dat is de dag waarop de aios hun huisartsdiploma ontvangen. Ik werk op dinsdag en donderdag en op woensdagochtend. Ik woon in Maastricht en ben moeder van een zoon van 16 jaar, een dochter van 19 jaar en trots baasje van mijn trouwste vriend: labradoodle Sjuul. Mijn vrije tijd besteed ik vooral aan gezellige sociale activiteiten, zoals uit eten en/of borrelen met de kinderen, vriendinnen en familie, naar de bioscoop, het theater en concerten. Ik ga graag op vakantie en zo nu en dan kan ik genieten van een stedentrip. Hanny Prick medewerker studentzaken Huisartsopleiding Nee hoor, ik ben geen nieuwe medewerker, maar ik ben toch gevraagd om me weer voor te stellen. Onlangs ben ik, na ruim 25 jaar op de derde etage van het Debyeplein 1 gewerkt te hebben, verhuisd naar de begane grond, naar de Huisartsopleiding. Ik ben nu werkzaam bij het domein toetsing en zal mij vooral gaan bezighouden met de organisatie/administratie van de consulttoetsen. 11 Sarah Wijen gedragswetenschapper huisartsopleiding Ondertussen ben ik niet meer echt een ‘nieuwe’ medewerker… Ik ben in januari 2018 gestart als gedragswetenschapper in een derdejaars groep aan de huisartsenopleiding, locatie Eindhoven. De overige dagen van de week ben ik werkzaam als GZ-psycholoog bij GGzE op een afdeling voor jongvolwassenenpsychiatrie. Daarvoor werkte ik in verschillende instellingen voor gespecialiseerde GGZ, waaronder de verslavingszorg en de forensische psychiatrie. Ik heb vooral affiniteit met persoonlijkheidsproblematiek en (complex) trauma en ben me hierin door middel van scholing verder aan het specialiseren. Naast mijn werk als behandelaar, begeleid ik ook psychologen in het kader van hun opleiding. Dit is erg leuk om te doen en vormt een mooie brug naar mijn huidige twee functies. Ik woon samen met mijn vriend in Eindhoven. In mijn vrije tijd volg ik pilateslessen en ik onderneem graag dingen met vrienden en familie. Intussen is er al bijna een half jaartje verstreken bij de huisartsenopleiding en ben ik onverminderd enthousiast! Ik heb mijn draai gevonden in mijn nieuwe rol als groepsbegeleider. In het team in Eindhoven voelde ik me al snel welkom en voor de Maastricht-collega’s geldt hetzelfde. Ik kijk uit naar het aankomende half jaar vol nieuwe en leuke uitdagingen. Eén van mijn taken zal zijn het meehelpen bij de implementatie van het Codific systeem waarin de consulttoetsen in de toekomst digitaal georganiseerd gaan worden. Ik woon samen met mijn echtgenoot aan de rand van Maastricht-West, dichtbij de Dousberg waar golfclub ‘De Maastrichtsche’ haar domein heeft. Sinds een aantal jaren probeer ik deze sport onder de knie te krijgen. Het eerste jaar was ik voornamelijk boos op het balletje, dat maar niet de swing maakte die ik in gedachten had. Maar nu ben ik helemaal om: ik ben er zo vaak mogelijk te vinden om een rondje te lopen en probeer ook aan clubwedstrijden mee te doen. Ik deel kamer A0.042 met drie andere collega’s. Ik ga veel samenwerken met aios en docenten. Loop gerust eens binnen om nader kennis te maken als je in de buurt bent! op één lijn 61
Pagina 12
op één lijn 61 2e uitgave 2018 Bruikbare wetenschap ‘Diagnostiek is zinvol als we begrijpen wat we doen.’ DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN HOOGLERAAR AAN DE VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Breekbare botten Mensen van middelbare leeftijd en ouder willen nog weleens een bot breken. Zo’n fractuur is op zich weer risicoverhogend voor het krijgen van een nieuwe fractuur. Eigenlijk verdien je dan een sticker ‘breekbaar’. In vele ziekenhuizen plakt men die sticker er letterlijk op, want patiënten die een bot braken, krijgen automatisch een oproep voor een osteoporose- of fractuurpreventiepoli. Eén van de uitkomsten kan zijn, dat er manifeste osteoporose is en dat bisfosfonaten geïndiceerd zijn. Tineke van Geel bestudeerde een groot databestand met 5011 patiënten > 50 jaar die een fractuur hadden en daarvoor een fractuurpoli in Schotland bezochten. De zorg die de mensen daar ontvangen is goed vergelijkbaar met de Nederlandse situatie. Maar liefst 50,7% van de patiënten had een indicatie voor een bisfosfonaat, bovenop de standaard calcium met vitamine D. Tineke en haar team volgden de patiënten en keken naar voorspellers voor zowel nieuwe fracturen als mortaliteit. Het vrouwelijk geslacht, toenemende leeftijd, een slechte T-score op de DEXA-scan en roken waren de niet-verrassende, onafhankelijke voorspellers voor nieuwe fracturen. Een alcoholinname van meer dan 5 glazen per dag bleek ook voorspellend te zijn. Bisfosfonaatgebruik bleek juist beschermend te werken. Bij de mortaliteit kwamen echter de grootste bevindingen. Daar bleek dat bisfosfonaatgebruik de mortaliteit verminderde over 96 maanden follow-up. Reden te meer om goed te kijken hoe we de matige therapietrouw bij bisfosfonaten kunnen optimaliseren. Leven met multimorbiditeit De discussies over multimorbiditeit gaan vaak meer over de verschillende aandoeningen zelf, dan dat het gaat over het leven van die patiënten. Tiny van Merode en Marjan van den Akker voerden een kwalitatieve studie uit onder Nederlandse en Belgische patiënten met multimorbiditeit om hun ervaringen te vangen, specifiek gericht op de behandellast (‘treatment burden’). De onderzoekers interviewden 22 patiënten van 45-91 jaar oud. Zij vonden vele factoren geassocieerd met de behandellast van hun chronische aandoeningen. Deze factoren konden in 4 domeinen worden ingedeeld: 12 1. organisatie van zorg (wachttijden, communicatie met hulpverleners, medische fouten, geen of onvoldoende nazorg); 2. medicatie (bijwerkingen, interacties, vergoedingen); 3. de patiëntrol (acceptatie, afhankelijkheid, je eigen dokter zijn, weerstand tegen doktersbezoeken, gevoel van hopeloosheid); 4. impact op dagelijks leven (medicatie onderweg of op reis, dieet, paramedische ondersteuning inpassen in dagelijks leven, vergoedingenprocedures). Nu zal niemand opkijken van de genoemde factoren, maar het is wel nuttig om het artikel hierover te lezen. Juist omdat we in de praktijk vaak de neiging hebben om de ‘disease’ voorop te stellen en de ‘illness’ wat te vergeten. Het hebben van meer dan één ziekte maakt het niet alleen voor dokters complex: die ziektelast voor patiënten is nóg complexer. SOA-nazorg Huisartsen doen de meeste SOA-diagnostiek in Nederland. Zij vinden dan ook de meeste gevallen van chlamydia in Nederland. Op SOA-poli’s wordt bij een positieve chlamydia of gonorroe test ook nog nazorg geleverd. Naast het advies voor partnerwaarschuwing (kan eenvoudig anoniem via www.partnerwaarschuwing.nl) krijgen patiënten ook de uitnodiging om zich na een half jaar nogmaals te laten testen. Dan blijkt 30% wederom positief. Julien Wijers bekeek in de regio Maastricht en Heuvelland of patiënten die in de huisartsenpraktijk een positieve SOA-test hebben, zich opnieuw laten testen, al dan niet op vraag van hun huisarts. In 48 huisartsenpraktijken waren er in 5 jaar tijd 622 positieve chlamydia-infecties. Een kwart daarvan onderging binnen 1 jaar een hertest, bij gonorroe lag dat percentage lager, namelijk op 15%. Wel kwamen patiënten met gonorroe in 25% van de gevallen terug voor een test-of-cure binnen 3 maanden. Gezien de toenemende resistentie van de gonokok is dat internationaal ook het advies. Bij chlamydia is het juist níet aangeraden om binnen een aantal weken een test-of-cure te doen, omdat de azitromycine prima werkt. Daarnaast is er grote kans op een fout-positieve uitslag door de originele infectie. Momenteel werkt de vakgroep huisartsgeneeskunde samen met de GGD aan een project om de SOA-nazorg in de huisartsenpraktijk te optimaliseren door materialen van de SOA-poli door te ontwikkelen, en zo huisartsen te ontzorgen. 2e uitgave 2018 Pijn op de borst Zoals eerder in Op één Lijn te lezen was, promoveerde Robert Willemsen dit jaar cum laude op zijn proefschrift naar pijn op de borst in de huisartsenpraktijk. Zijn team deed ook onderzoek naar de percepties van huisartsen over de incidentie en presentatie van patiënten met pijn op de borst: hoe ze omgaan met klinische onzekerheid en welke gedachtes ze hebben bij nieuwe diagnostiek in deze populatie. De Nederlandse en Vlaamse huisartsen hadden het gevoel dat de echte acuut coronaire syndromen onder patiënten met pijn op de borst afnemen, terwijl de aspecifieke thoracale pijn toeneemt. Huisartsen gaven aan dat de anamnese, het lichamelijk onderzoek en hun eigen onderbuikgevoel al snel een inschatting geven of de patiënt ingestuurd moet worden. Laagdrempelig insturen zagen ze vaak als een deel van de verantwoordelijkheid voor hun patiënt. Wat betreft aanvullende diagnostiek waren veel huisartsen tevreden met het huidige arsenaal. De overtuiging was, dat de klinische presentatie het belangrijkste blijft. Eventuele sneltesten moeten zich eerst bewijzen. Sommigen zagen dat wel zitten, maar dan samen met een beslisregel. Juist in acute situaties plaatsen veel huisartsen vraagtekens bij een rol voor het ECG, terwijl het in minder acute situaties wel werd ingezet om patiënten gerust te stellen. 1-2 doe maar een ECG Dezelfde Robert Willemsen begeleidde samen met Karen Konings en Jelle Stoffers, WESP studente Sofie Compiet bij haar wetenschapsstage naar de interpretatie van ecg's door huisartsen. Dit team legde negen casus voor aan 50 huisartsen die ecg's maakten in de eigen praktijk, 8 huisartsen die dit niet deden, en 12 cardiologen. De casus beschreven een scala aan aandoeningen zoals atriumfibrilleren, bradycardie, stabiele angina pectoris, acuut coronair syndroom, en screening na een plotse dood van een familielid. Bij deze vignetten zijn ecg's volgens de richtlijnen al dan niet geïndiceerd. De respondenten konden bij een casusbeschrijving aangeven of ze een ECG zouden maken en keken naar de door de respondenten beschreven ECG afwijkingen. De diagnostische betrouwbaarheid van de huisartsen ECG-beoordelaars was goed bij vermoeden op AF, sick sinus, oud myocard infarct en een linker bundel tak blok. Bij een linker anterieur fasciculair blok scoorden de huisartsen beduidend minder: 11% van de respondenten classificeerde dit correct. Nu hoor ik u denken: ‘Dat zou ik ook niet herkennen’. Enige geruststelling mag zijn dat ook slechts 25% van de cardiologen deze afwijking herkende. Het is een originele studie en het geeft stof tot nadenken. Huisartsen volgden vaker niet de richtlijnen om een ECG te maken bij ACS, sportkeuring, of bij plotse hartdood van een familielid vaker niet. Ze gaven wel toe dat het ECG in deze gevallen ook niet bijdroeg aan het beleid. Voor iedereen die meer wil leren over ecg's kan ik het boek van Willemsen en Konings (Ecg's beoordelen en begrijpen – de ECG 10+ methode) aanbevelen en de serie (met vragen!) die maandelijks in Huisarts & Wetenschap verschijnt. Diagnostiek is tenslotte enkel zinvol als we ook begrijpen wat we doen. Referenties • Reduced mortality and subsequent fracture risk associated with oral bisphosphonate recommendation in a fracture liaison service setting: A prospective cohort study. Van Geel TACM, Bliuc D, Geusens PPM, Center JR, Dinant GJ, Tran T, van den Bergh JPW, McLellan AR, Eisman JA. PLoS One. 2018 Jun 1;13(6):e0198006. doi: 10.1371/journal. pone.0198006. eCollection 2018. PMID: 29856795 • Patients with multimorbidity and their treatment burden in different daily life domains: a qualitative study in primary care in the Netherlands and Belgium. Van Merode T, van de Ven K, van den Akker M. In: J Comorb. 2018 Mar 8;8(1):9-15. doi: 10.15256/ joc.2018.8.119. eCollection 2018. PMID: 29651408 • Test of cure, retesting and extragenital testing practices for Chlamydia trachomatis and Neisseria gonorrhoeae among general practitioners in different socioeconomic status areas: A retrospective cohort study, 2011-2016. Wijers JNAP, van Liere GAFS, Hoebe CJPA, Cals JWL, Wolffs PFG, Dukers-Muijrers NHTM. PLoS One. 2018 Mar 14;13(3):e0194351. doi: 10.1371/journal. pone.0194351. eCollection 2018. PMID: 29538469 • Competence of general practitioners in requesting and interpreting ecg's - a case vignette study. Compiet SAM, Willemsen RTA, Konings KTS, Stoffers HEJH. In: Neth Heart J. 2018 Jun 7. doi: 10.1007/s12471-018-1124-2. [Epub ahead of print]. PMID: 29882041 • Managing chest pain patients in general practice: an interview-based study. Biesemans L, Cleef LE, Willemsen RTA, Hoorweg BBN, Renier WS, Buntinx F, Glatz JFC, Dinant GJ. In: BMC Fam Pract. 2018 Jun 2;19(1):80. doi: 10.1186/s12875018-0771-0. PMID: 29859536 Geplande promoties Huisartsgeneeskunde Maastricht • 10 oktober 2018 om 14.00 uur: Stephanie Lenzen ‘Self-management goal setting and action planning in primary care.’ • 11 oktober 2018 om 11.00 uur: Ies Dijksman ‘TeleScreen as a novel internet-based tool for classifying mental disorders presented in primary care.’ • 24 oktober 2018 om 12.00 uur: Kelemework Adane Asmare (Kelem) ‘Tuberculosis in Ethiopian prisons. Epidemiology, risk factors and best practices for improving the case detection.’ • 24 oktober 2018 om 14.00 uur: Solomon Yesuf Shiverav (Solomon) ‘Phone-based applications improve maternity services in Ethiopia.’ 13 op één lijn 61
Pagina 14
op één lijn 61 2e uitgave 2018 Gewricht OOK en de Witte Raven DOOR SIMON KLEIJKERS, HUISARTS IN GEZONDHEIDSCENTRUM HOENSBROEK-NOORD De Witte Raven is een groep ervaren huisartsen die zich richt op het zoeken van de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De term ‘witte raaf’ is nog wel enigszins bekend, maar de afkorting OOK een stuk minder. Simon is het jongste lid van de Witte Raven groep. Dank voor de vele reacties op de voorgaande casus. Het goede antwoord is idiopathische intracraniële hypertensie. Trefwoorden die ik gebruikt heb zijn ‘headache’, ‘papilledema’ en ‘vision loss’. Bij PubMed en Findzebra is de eerste hit bovenstaande diagnose, bij google scholar de tweede hit. De winnaar van de loep is huisarts Hanka Zwanikken! Gefeliciteerd! Nieuwe casus Hierbij de uitdagende, nieuwe casus. Oplossingen kunnen wederom verstuurd worden naar simonkleijkers@gchoensbroeknoord.nl Casus Simon Kleijkers en winnaar van de vorige keer: Hanka Zwanikken Een 50-jarige vrouw, in de voorgeschiedenis bekend met roken, bezoekt het spreekuur van de huisarts met sinds enkele maanden pijnklachten van digitus I van de rechterhand (zie afbeelding). Zij is hierbij niet ziek en heeft ook geen koorts. Wel bestaat er al jaren een op en af gaande witte en pijnlijke verkleuring van de vingers. Onder verdenking van een panaritium wordt patiënte verwezen naar de eerste hulp. Hier toont labonderzoek een anemie. Er wordt gestart met antibiotica aangezien de SEH-arts ook denkt aan een panaritium. Vanwege uitbreidende necrose vindt er na 1 maand uiteindelijk een amputatie van digitus I plaats. Opvallend: onderzoeken van de vaatchirurg zijn niet afwijkend. Wat is jullie diagnose? 14 De Witte Raven groep in Maastricht bestaat uit de volgende leden: Harry Crebolder, Geert-Jan Dinant, Paul Höppener, Simon Kleijkers, Raymond Leclercq, Yvonne van Leeuwen en Erik Stolper. Doel: zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De groep bestaat uit huisartsen met een mix van ervaring, zowel klinisch als wetenschappelijk. Werkwijze: de groep krijgt door collegae of anderen een papieren casus aangereikt die mogelijk verdacht is voor een zeldzame aandoening, waarvan eerder specialistisch onderzoek niets heeft uitgewezen. De inbrenger heeft echter het stellige vermoeden dat de oorzaak een zeldzame ziekte is. De wijze van zoeken, gericht op zeldzame aandoeningen, leidt tot een advies aan de inbrenger. 2e uitgave 2018 Wat is de klachtenlast van patiënten? Hulp bij palliatieve zorg DOOR MARIEKE VAN DEN BEUKEN, HOOGLERAAR PALLIATIEVE ZORG Patiënten met een ongeneeslijke aandoening (kanker, COPD, hart- of nierfalen) hebben vaak veel gelijktijdig voorkomende klachten. Via een nieuw project, MuStPC1 geheten, willen we zorgverleners ondersteunen bij de behandeling van deze klachten, met behulp van een digitale tool. Het project is onderdeel van het ZonMwprogramma ‘Palliantie. Meer dan zorg’. Het signaleren van de totale klachtenlast is een eerste stap. Uw hulp is nodig Van 10 tot en met 14 september en van 24 tot en met 28 september aanstaande vinden daarom twee landelijke meetweken plaats. Meedoen kan op één of meer dagen. Huisartsen, verpleegkundigen en praktijkondersteuners worden gevraagd patiënten met een ongeneeslijke ziekte te benaderen om eenmalig en anoniem een vragenlijst over hun klachtenlast in te vullen. Deze vragenlijst hanteert het ‘Utrecht Symptoom Dagboek’, waarbij de patiënt de mate van zijn of haar klachten aangeeft op een schaal van 0-10. Daarnaast worden enkele achtergrondvragen gesteld. Voor deelname kunt u patiënten benaderen: • bij wie u niet verbaasd zou zijn wanneer uw patiënt over 12 maanden is overleden (de zogeheten surprise question) • die ouder dan 18 jaar zijn • met elke onderliggende ziekte (hartfalen, COPD, nierziekten, oncologische ziektebeelden, neurologische ziektebeelden, et cetera). De vragenlijsten zijn op papier of digitaal beschikbaar. Ingevulde vragenlijsten stuurt de patiënt zelf aan de onderzoekers terug. Waarom de MuSt-PC? De huidige richtlijnen voor palliatieve zorg gaan vooral over losse klachten. We weten inmiddels dat patiënten met een ongeneeslijke ziekte vaak last hebben van meer dan één klacht tegelijk binnen verschillende dimensies van de palliatieve zorg (de fysieke, psychische, sociale en/ of de spirituele dimensie). Klachten en behandeling kunnen 1 Multidimensional Strategy for Palliative Care elkaar onderling (negatief) beïnvloeden. Patiënten en hun naasten geven aan dat klachten in de palliatieve fase onvoldoende erkend en behandeld worden. Dat betekent dat symptoombestrijding in deze fase dus complex en de klachtenverlichting veelal niet optimaal is. Deelname Meer informatie over is te vinden op www.must-pc.nl. U kunt zich aanmelden bij arts-onderzoeker Lotte van der Stap: must-pc@lumc.nl of 071-5296703. Zij kan ook uw overige vragen beantwoorden. Of bel het regionaal consultatieteam palliatieve zorg: 0900-7255486. We rekenen op uw hulp! De MuSt-PC meetweken: Kent u de klachtenlast van uw patiënten met een ongeneeslijke ziekte? Wanneer? Door wie? 10 tot en met 14 september en 24 tot en met 28 september 2018. Artsen, verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, physician assistants, praktijkondersteuners in heel Nederland. Wat? Doel? Onderzoek naar klachten in de palliatieve fase met een patiëntvragenlijst. Kom te weten welke klachten uw patiënten met een ongeneeslijke ziekte hebben en draag bij aan zorgverbetering voor deze patiënten. Voor wie? Hoe? Patiënten met een ongeneeslijke aandoening, zie hiernaast de in- en exclusiecriteria. Geef uw patiënt een patiëntinformatiefolder en vragenlijst (digitaal/papier). Uw patiënt beslist of hij/zij deelneemt en vult de vragenlijst in, niet u. Meer informatie www.must-pc.nl Aanmelden? Bij Lotte van der Stap (artsonderzoeker) via must-pc@lumc.nl 15 op één lijn 61
Pagina 16
2e uitgave 2018 1 e uitgave 2014 WESP: Jasmien Jaeken Limited Joint Mobility en Diabetes BEGELEIDER: RAMON OTTENHEIJM, HUISARTSONDERZOEKER Vraagstelling Naast reeds bekende micro- en macrovasculaire complicaties, blijken diabeten ook een verhoogd risico te hebben op klachten van de bovenste extremiteiten, gekend als Limited Joint Mobility (LJM). We onderzochten de prevalentie van LJM en evalueerden of huisartsen en praktijkondersteuners bekend zijn met deze complicatie. Studiedesign Een cross-sectioneel RNFM (Research Network Family Medicine Maastricht) database onderzoek om de prevalentie te analyseren. Tevens een vragenlijstonderzoek onder huisartsen en praktijkondersteuners (regio Meditta, ZIO en Huisartsen OZL) om de bekendheid met LJM te evalueren. Primair resultaat en conclusie Eén op de zes diabeten (16%) ontwikkelt een vorm van LJM tegenover 11% onder niet-diabeten (P<0.0001). Verder blijkt dat 70% van de huisartsen en 76% van de praktijkondersteuners diabetes niet relateren aan LJM. 25% van de huisartsen vindt dat er periodiek gescreend moet worden op LJM, tegenover 63% van de praktijkondersteuners. WESP-en: Iris Kurcaba en Christianne Smulders Schouderpijn bij DM type II patiënten BEGELEIDERS: RAMON OTTENHEIJM EN LOGIN ALABDALI Vraagstellingen Wat is de prevalentie van specifieke schouderaandoeningen bij patiënten met type II diabetes en schouderpijn? Wat is de diagnostische waarde van het lichamelijk onderzoek van de schouder bij patiënten met type II diabetes en schouderpijn? Studiedesign Het betreft een tweefasen onderzoek onder een dwarsdoorsnede van de doelgroep. In fase 1 van het onderzoek ontvangen patiënten met type II diabetes, die op periodieke controle bij de POH komen, een vragenlijst over klachten van het bewegingsapparaat. In fase 2 krijgen geïnteresseerde patiënten met schouderpijn langer dan vier weken, een lichamelijk en echografisch onderzoek van de schouders. Voorlopig resultaat We zijn nog bezig met het includeren van proefpersonen. Daarom moeten deze voorlopige resultaten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Momenteel hebben we 29 proefpersonen kunnen analyseren. Bij 96.6% (95% C.I. 90.0-100%) van de proefpersonen vinden we echografisch specifieke pathologie. Calcifiërende tendinopathie en tendinopathie zijn de meest voorkomende aandoeningen. De supraspinatuspees is het meest aangedaan. Daarnaast is BMI geassocieerd met subacromiale schouderaandoeningen met een OR van 1.42 (95% C.I. 1.08-1.88). Gezien de kleine steekproef kunnen we over de diagnostische waarde van het lichamelijk onderzoek nog geen voorlopige resultaten presenteren. 16 op één lijn 61 2e uitgave 2018 WESP: July Kroeg Voorschrijfgedrag huisartsen regionaal longformularium BEGELEIDER: ANNA HUIZING (ZIO) Vraagstelling Wat is het effect van het implementeren van het regionaal longformularium op het voorschrijfgedrag van huisartsen in de regio Maastricht-Heuvelland? Studiedesign Descriptief onderzoek waarbij declaratiedata van VGZ gebruikt zijn en in één huisartspraktijk een casestudie is uitgevoerd waarbij afleverdata van de apotheek met voorschrijfdata uit het HIS vergeleken werden. Primair resultaat en conclusie Bij 31% van de nieuwe voorschriften voor inhalatiemedicatie werd in de regio in de periode kwartaal 4 2016 tot en met kwartaal 4 in 2017 conform longformularium afgeleverd. De implementatie van het longformularium lijkt een stijgende lijn te vertonen, maar er zijn nog verbeterpunten. Uit de casestudie is gebleken dat declaratiedata niet geschikt zijn om het voorschrijfgedrag van huisartsen te monitoren. Het afleverpercentage conform formularium bedroeg in de betreffende praktijk 33% in kwartaal 1 2018, terwijl het daadwerkelijke voorschrijfpercentage van de huisarts 88% bedroeg. Dit verschil kan verklaard worden door een aantal factoren. Allereerst werd bij 28% van de nieuwe recepten iets anders afgeleverd door de apotheek dan voorgeschreven. Daarnaast beperken verschillende factoren het in kaart brengen van het voorschrijfproces: bij 17% was sprake van een herhaalrecept en bij 14% een recept voorgeschreven door een medisch specialist. Mogelijk verloopt de implementatie bij huisartsen dus beter dan verwacht, maar meer onderzoek is nodig om dit te bevestigen. WESP: Jasper van Geel Aios en samen beslissen BEGELEIDERS: TRUDY VAN DER WEIJDEN, ANOUK BAGHUS & ESTHER GIROLDI Vraagstellingen Wat is het huidige niveau van Samen Beslissen van huisartsen in opleiding (aios)? Hoe verhoudt het niveau zoals dit door de aios gerapporteerd wordt met wat door de patiënt gerapporteerd wordt? Wat is de invloed van demografische karakteristieken van de aios/patiënt op het niveau van het Samen Beslissen? Studiedesign Aios van verschillende opleidingsinstellingen in Nederland zijn gevraagd om video-opnames van consulten aan te leveren, welke gescoord zullen worden met de OPTION5. De OPTION5 is een in Amerika ontwikkeld instrument waarmee een onafhankelijk onderzoeker de mate van Samen Beslissen in een consult kan scoren. Verder zijn de aios en patiënten gevraagd de SDM-Q9 en de SDM-Q-doc in te vullen. De SDM-Q9 en SDM-Q-doc zijn in Duitsland ontwikkelde gevalideerde vragenlijsten waarmee arts en patiënt de mate van Samen Beslissen kunnen rapporteren. Daarnaast hebben we demografische gegevens verzameld van aios en patiënt om te kijken of deze van invloed kunnen zijn op de mate van Samen Beslissen. Primair resultaat en conclusie Uit de literatuur blijkt dat artsen lang niet zo goed zijn in Samen Beslissen als dat ze zelf rapporteren en dit lijkt ook op te gaan voor artsen in opleiding. Helaas zullen we nog even moeten wachten op onze eigen resultaten. 17 op één lijn 61
Pagina 18
2e uitgave 2018 1 e uitgave 2014 WESP-en: Fatma Erkan & Darwin Röhlinger Aios en Samen Beslissen BEGELEIDERS: TRUDY VAN DER WEIJDEN, ANOUK BAGHUS EN ESTHER GIROLDI Vraagstelling Het bovengenoemde project is een deelonderzoek van een groter onderzoek vanuit de Universiteit Maastricht dat probeert het huidige onderwijsprogramma van de aios huisartsgeneeskunde te verbeteren wat betreft samen beslissen. Samen beslissen of SB is een onderwerp dat steeds meer in de belangstelling staat. Gebleken is, dat er veelal geen ‘beste’ optie is voor alle patiënten, omdat zij kunnen verschillen in hun voorkeuren. Het is onduidelijk hoe dit principe van SB het beste in de praktijk kan worden toegepast, mede door onvoldoende inzicht in de barrières en behoeftes van aios. Studiedesign Om achter de behoeftes van aios te komen, hebben wij door het hele land consultopnames gemaakt en spreekuren van eerste- en derdejaars aios bijgewoond. Aan de hand hiervan hebben wij stimulated-recall interviews gehouden waarbij aios moesten reflecteren op hun gedrag omtrent SB. Op deze WESP: Mathijs Peeters CATCH-project stoppen met roken BEGELEIDERS: FLOOR VAN DEN BRAND EN ONNO VAN SCHAYCK Vraagstelling We zijn momenteel bezig met een economische evaluatie binnen het Continues Abstinence Through Corporate Healthcare (CATCH) project met de volgende vraagstelling: Is het toevoegen van een financiële beloning aan een stoppen-met-roken groepstraining kosteneffectief bij werknemers die roken? Studiedesign De economische evaluatie wordt uitgevoerd in de vorm van een kosteneffectiviteitsanalyse (CEA) en kostenutiliteitsanalyse (CUA). Dit zowel vanuit een maatschappelijk oogpunt als uit het oogpunt van de werkgever. 18 Primair resultaat en conclusie We zijn momenteel bezig met de analyses, daarom kunnen we helaas nog geen resultaten presenteren. De uiteindelijke resultaten zullen informatie geven over de toepasbaarheid en kosteneffectiviteit van het toevoegen van een financiële beloning aan een stoppen-metroken groepstraining bij werknemers. Mogelijk kan dit leiden tot aanbevelingen om een financiële beloning in combinatie met een stoppen-met-roken groepstraining te implementeren binnen bedrijven. manier hebben we de barrières en behoeftes van aios in kaart gebracht. Primair resultaat en conclusie Wij vinden het opvallend dat de meeste aios niet precies weten wat SB inhoudt. Tijdgebrek wordt gezien als een belangrijke barrière. Andere barrières zijn: niet weten wanneer en hoe SB toegepast kan worden, lastige situaties en consulten zonder open sfeer. Daarnaast worden taalbarrières en mensen met een beperking genoemd. Er zijn ook behoeftes naar voor gekomen. Aios vinden bijvoorbeeld dat SB longitudinaal onderwezen moet worden en dat het belangrijk is dat zij geconfronteerd worden met hun eigen besluitvormingsgedrag. Kortom, er zijn veel factoren die invloed hebben op het vermogen van de aios om goed samen te kunnen beslissen in de dagelijkse praktijk. Het is belangrijk dat de beïnvloedbare factoren de basis gaan vormen van het trainingsprogramma, dat in een later stadium van het hoofdonderzoek ontwikkeld zal worden. op één lijn 61 2e uitgave 2018 Stage: Fiorella Huijgens, derdejaars bachelor Gezondheid & Leven, VU Amsterdam Communicatie met laag-geletterden vaak lastiger dan gedacht BEGELEIDERS: JOLANDA VAN DER VELDEN (PHAROS1) EN PETRA VERDONK (VU) Vraagstelling In Nederland wonen 2,5 miljoen laaggeletterden. De communicatie tussen hen en zorgverleners verloopt vaak moeizaam met onder andere gezondheidsproblemen als mogelijk gevolg. Daarom heb ik onderzoek gedaan om een antwoord te vinden op de volgende vraag: Verbetert de training ‘Effectief communiceren met laaggeletterden’ ontwikkeld door Pharos de competenties en het gedrag van eerstelijnszorgverleners met betrekking tot laaggeletterdheid? Studiedesign Eerstelijns zorgverleners stuurde ik een online vragenlijst om zicht te krijgen op het verschil in kennis, attitude en 1 Pharos expertisecentrum gezondheidsverschillen, Utrecht communicatievaardigheden tussen degenen die de training wel, en die de training niet gevolgd hebben. Ook het verschil in hun gedrag, gerelateerd aan laaggeletterdheid wilde ik zo in beeld brengen. Primair resultaat en conclusie De communicatietraining draagt bij aan het creëren van bewustwording rondom laaggeletterdheid en aan het zelfverzekerder worden in het herkennen van laaggeletterden. Het gebruik van de teach-back methode (terugvraagmethode) is laag in beide groepen en vereist meer aandacht. Aanvullende e-learning en het verbreken van het taboe rondom laaggeletterdheid zouden effectieve communicatie kunnen bevorderen. Annerika Slok-Gidding ontvangt van de organisatie haar prijs Ziektelastmeter COPD wint Science Award In de ‘Week van de longen’ werd op 11 april 2018 tijdens een ceremonie de tweejaarlijkse ‘Netherlands Respitory Society (NRS) Science Award’ uitgereikt. Een prijs voor een buitengewone prestatie op het gebied van onderzoek naar longziekten. De prijs werd gewonnen door postdoc onderzoeker Annerika Slok-Gidding en Onno van Schayck voor de Ziektelastmeter COPD. 19 op één lijn 61
Pagina 20
op één lijn 61 2e uitgave 2018 Hoofdzaken Voorwaarts! DOOR BAS MAIBURG, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Net als de hernieuwde erkenning als opleidingsinstituut kwamen de uitkomsten van de NIVEL-enquête in april als warme zonnestralen over ons heen. Met als kers op de wervingstaart de toewijzing van maar liefst 45 aios voor september. En ook in landelijke ontwikkelingen blazen we ons partijtje mee. We kunnen weer even vooruit. De teerling is nog niet geworpen (zie de vorige Hoofdzaken) of de eerste nieuwe aios-troepen marcheren er al overheen. Een uniek cohort van maar liefst 45 aios! Het starten van twee grote groepen in Maastricht en ruim anderhalve groep in Eindhoven per september betekent dat de inzet van meer opleiders nodig is en geworven moet worden voor nieuwe docenten. Met plezier natuurlijk. De map met goede kandidaten uit eerdere sollicitatierondes blijkt een nog steeds enthousiaste gedragswetenschapper te bevatten, via mond-tot-mond reclame of - zo u wilt - “headhunting” komen andere kandidaten in het vizier en de vacature-site Academic Transfer doet de rest. Bovendien is deze laatste vacature (voor docent Acute Blok) bij ruim 900 huisartsen op de digitale deurmat gevallen. We waren ondertussen erg nieuwsgierig geworden naar de landelijke NIVEL-enquête over de huisartsopleiding onder alle aios huisartsgeneeskunde. De stand van het land, met voor Maastricht – zo werd gefluisterd – gunstige uitkomsten. En de uitkomsten mogen er zijn: bij ongeveer 2 op de 3 vragen is Maastricht terug te vinden in de top 3 van best scorende instituten! Met dank aan de aios, voor hun positieve beoordeling van onder andere de huisartsopleiders uit jaar 1 en jaar 3 en gedragswetenschappers en huisartsbegeleiders uit respectievelijk jaar 3 en jaar 1. Voeg daar de hoge scores voor inspraak en veiligheid binnen de opleiding bij plus de constatering dat de terugkomdagen de praktijk goed ondersteunen, en er ontstaat een prettig verteerbare mix van onderwijsactiviteiten van de kant van de opleiding. Zeker, er worden ook verbeterpunten aangereikt. De begeleiding bij het opstellen van het individueel opleidingsplan (IOP) door stage- en groepsbegeleiders in jaar 2 dient nog eens goed afgestoft te worden. Ook EleUM krijgt niet echt de handen op elkaar (red.: inmiddels is de nieuwe, sterk verbeterde EleUM-site in de lucht). De resultaten van de NIVEL-enquête vormen ook een onderdeel van de GEAR-audit1 die in juni op het programma stond in Maastricht. Onder leiding van onze kwaliteitscoördinator Marie-Louise Schreurs hebben onze andere coördinatoren hard gewerkt aan het becommentariëren van een reeks indicatoren over het curriculum, de leeromgeving en toetsing. Samen met een reflectie op de verbeterpunten van de vorige GEAR-ronde én de aios-scores uit de enquête hangen deze resultaten nu te rijpen in de ‘cloud’ van Huisartsopleiding Nederland. Zelf zijn we goed te spreken over deze oogst. Om in digitale sferen te blijven hangen: half mei is de vernieuwde site van de vakgroep huisartsgeneeskunde (www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl) de lucht in gegaan. Een verademing voor wie zich snel wilt oriënteren en niet door lange teksten wil blijven scrollen. Een met Canon ontworpen format waar de frisheid vanaf straalt. Puntige teksten, goed beeldmateriaal en geheel nieuw gebruik van sociale media via persona’s. Type de URL in uw browser en overtuig uzelf! Sociale media kwamen ook aan de orde tijdens het thema over PR en Werving in het hoofdenoverleg. Of beter gezegd, niet aan de orde: géén van de instituten bleek deze middelen in te zetten voor wervingsactiviteiten. Waar de handen in dit kader meer en meer voor op elkaar te krijgen zijn, is het anios-schap huisartsgeneeskunde. Met de LHV gaat gekeken worden hoe we dit goed kunnen uitwerken en met de RGS kijken we hoe dit kan leiden tot verkorting van de opleiding. En dan denkt de opleiding landelijk ook mee over de verdere implementatie van het Landelijk Opleidingsplan (LOP). Donkere leerlijnwolken dreigden aan de lucht door druk vanuit onder andere de CGS over toevoegen van leerlijnen rond doelmatigheid, diversiteit en leiderschap. Door de opleiding aangezette en door anderen onderschreven conclusie: een bord met een spaghetti aan leerlijnen 1 Gecombineerde Evaluatie en Audit Ronde: een onderlinge kwaliteitsaudit van de 8 huisartsopleidingen. 20 2e uitgave 2018 bevordert de leer- en onderwijslust geenszins. Handhaaf de huidige thema’s en KBA’s voor het toewerken naar de competenties uit het competentieprofiel van de huisarts (zie ComBel) en laten we actuele onderwerpen hierbij onderbrengen. Een vertrouwd recept met hier en daar wat frisse kruiden. We gaan er, kortom, op vele manieren de komende tijd op vooruit. Dat neemt niet weg dat we op korte termijn afscheid moeten nemen van een aantal ervaren docenten. Als u dit leest zijn Yvonne van Leeuwen, Ria Huygen en Suzanne Teunisse definitief uitgezwaaid. Hun opvolgers hoop ik u de volgende keer te mogen introduceren. Referatendag 15 mei 2018 Wetenschappelijk bewezen: doe het zelf! DOOR NIELS BEURSKENS, COÖRDINATOR EBM Op 15 mei was de eerste referatendag voor derdejaars aios op locatie Eindhoven. Het was nu de beurt aan de Maastrichtse aios om af te reizen naar het (zonnige!) noorden van onze opleidingsregio. Helaas leek het reizen naar Eindhoven een belemmerende factor voor het formeren van een vakjury, die dit keer verstek moest laten gaan. Aan de publieksjury dus de taak om de referaten te beoordelen en de geldprijs toe te kennen aan het beste referaat van de dag. Deze eer ging met stip naar het referaat van Linda Vonken, Sandra Wuijten, Pieternel van der Linden en Anne Nieuwelink over de behandeling van IBS met pepermuntolie. Zij lieten zien, dat behandeling met pepermuntolie buikklachten met 46% kan verminderen, met als mogelijke bijwerking een frisse adem. Tevens maakten zij van de gelegenheid gebruik om het middel te testen op de aanwezigen. In hoeverre dit de resultaten van de jury heeft beïnvloed en of hierbij sprake is geweest van selectiebias, observatiebias, responsbias of sponsoring door de farmacie blijft echter ongewis… Door het grote aantal groepen (11 referaten) en een harde eindtijd was het nodig om dit keer de duur van de presentaties te beperken tot 10 minuten plus 10 minuten discussie. Alle groepen hadden zich hier goed op voorbereid en wisten uitstekend om te gaan met deze tijdslimiet. Of was het toch het strakke dagvoorzitterschap van Hendrik Jan Vunderink? Hoe het ook zij, de snellere doorloop hield het levendig en afwisselend. Een mogelijk nadeel was echter wel dat er minder gelegenheid was om de gebruikte studies uitgebreid toe te lichten. Voor de beoordeling misschien wat lastiger, maar de beste referaten wisten in beperkte tijd de belangrijkste punten voor het voetlicht te brengen. Van de diagnostische waarde van PSA-meting (is de standaard nog up-to-date?) gingen we naar muziek als 21 interventie bij primaire insomnie (helpt een beetje, kan geen kwaad) en de meerwaarde van antivirale middelen naast prednisolon bij Bellse parese (te overwegen, met name bij ernstige klachten). Voor een blokkade van het ganglion stellatum bij overgangsklachten is vooralsnog toch echt te weinig evidence en bij kinderen met astma heeft het geven van extra vitamine D geen effect op het aantal astmaexacerbaties. Voor de liefhebbers van Samen Beslissen: continue behandeling bij onychomycose blijft de voorkeur, maar pulse therapie lijkt een goede concurrent en geeft dus ruimte voor shared-decision making. Bij referaat 8 lieten de aios zien dat langwerkende PDE-5 remmers niet beter werken dan kortwerkende. Een belangrijk leerpunt werd en passant meegegeven: een kritische houding ten aanzien van een expert opinion (in dit geval de cardioloog), en het zelf opzoeken van de evidence kan je eigen beleid kan versterken, werkt kostenbesparend, met behoud van effectiviteit! Het betreft hier overigens erectiemiddelen. De point of care Hb test bleek onnauwkeurig bij lage waarden, maar wellicht wel nuttig voor het uitsluiten van een anemie. Wat betreft zelftesten van chlamydia, deze zijn minder betrouwbaar. Van de laatste groep kregen we het advies om onszelf, als medewerkers in de zorg, tegen griep te laten vaccineren om zo de mortaliteit bij patiënten te verminderen. Dit referaat kreeg nog een speciale vermelding van de aanwezige EBM docenten. Zoals u hebt gelezen, waren de onderwerpen zeer afwisselend en toepasbaar in de dagelijkse praktijk: een hele dag vol met bruikbare wetenschap! Op naar 30 oktober in Maastricht! op één lijn 61
Pagina 22
op één lijn 61 2e uitgave 2018 Equilibre Rubriek voor huisartsopleider DOOR MARIEKE KOOLS & ARIE DE JONG, HAO-COÖRDINATOREN We doen het goed in Maastricht. Dat vinden wij niet alleen, maar ook onze aios, zo blijkt uit de landelijke NIVEL-enquête. Aios zijn bijzonder tevreden over onze koppelingsprocedure. Landelijk scoren wij het hoogst op de items: ‘Het koppelingsproces biedt ruimte aan..’: • ‘kandidaten om zich te presenteren zoals zij dat zelf willen’ • ‘de leerwensen van de kandidaten’ • ‘het vinden van een goede klik met de opleider’ • ‘inzicht in de leermogelijkheden in de praktijk’. Interessant genoeg is er een groot verschil tussen onze locaties Maastricht en Eindhoven als het gaat om de transparantie in het koppelingsproces. Maastricht scoort hier landelijk het hoogst, maar Eindhoven het laagst. Hoe komt dat? Dit komt door verwachtingen in die regio waaraan wij niet tegemoet konden komen zoals opleiders ‘aan hun kant van Eindhoven’. Dit benadrukt het belang van transparantie, toch al een speerpunt van ons. Vandaar onze recente mailing met het document “uitgangspunten opleiderscurriculum”, met een overzicht van informatie gebaseerd op de meest voorkomende vragen van opleiders. We doen nu een greep uit de onderwerpen die ons momenteel bezig houden met betrekking tot het curriculum. HAO-curriculum Maatwerk vinden we belangrijk. We springen in op de leerbehoefte van onze opleiders. Daarom kiezen we ieder jaar thema’s voor de eerstvolgende trainingsdagen zoals in Urmond en de tweedaagse in Heeze. Dat maakt ons flexibel. Het leuke daaraan is, dat we ook kunnen inspringen op landelijke ontwikkelingen die jullie bezighouden, zoals positieve gezondheid. Dat thema staat voor de tweedaagse in november op de agenda. Keerzijde van die aanpak is, dat we redelijk ‘ad hoc’ moeten werken en vaak het wiel zelf moeten uitvinden door nieuwe workshops te ontwikkelen. Landelijk is gelukkig veel te halen, bij collega’s die ook trainingen voor hun opleiders ontwikkelen. Hier maken we gebruik van bij de langetermijnplanning. Ons voornemen is om een vijfjarenplan op te stellen voor onze trainingsdagen. 22 2e uitgave 2018 We streven naar ‘onderwijs voor hao’s, door hao’s’. Enerzijds door jullie aangedragen thema’s, geformuleerd als leerwensen in jullie IOP’s, anderzijds workshops door jullie zelf ontwikkeld op basis van persoonlijke (medischeof didactische) expertise. We sparren hierover met het bestuur van jullie opleidersvereniging (LHOV-Maastricht). We hebben alle groepsbegeleiders gevraagd om de thema’s te inventariseren die in jullie recente IOP-workshop naar boven kwamen. Hierop kunnen we trainingen prioriteren en optimaal aansluiten bij jullie leerbehoefte. Trainingsdag pluis/niet-pluis (PNP) en klinisch redeneren Eén van de genoemde onderwerpen was klinisch redeneren en hoe daar meer zicht op te krijgen bij jullie aios. En de vragen: hoe kan ik daar variatie en verdieping in aanbrengen? De NHG-standaarden ‘doorwerken’ in een leergesprek, stuit menigeen tegen de borst. Terecht vinden wij, want het is droge kost en suboptimaal qua leerrendement. Standaarden gaan pas leven als je er casuïstiek bij betrekt. De aios voorbeelden laten zien bij welke patiënt je bewust afweek van de standaard en waarom, dat is een mentale kapstok die blijft hangen voor de aios en later te gebruiken is. De hao-trainingsdagen in Urmond op 29 en 31 mei stonden in het teken van klinisch redeneren bij diagnostische onzekerheid met als focus het pluis-niet pluis gevoel. Huisarts Erik Stolper, die op dit onderwerp promoveerde, maakte ons wegwijs in het bevragen van het pluis/nietpluis gevoel en het toepassen ervan in het leergesprek via de PNP-vragenlijst. Uit onderzoek van Erik naar diagnostische leergesprekken bleek, dat daar nog winst te behalen is. Met de PNP-vragenlijst en de voor jullie bekende methoden ‘STAMPPOT’ en ‘One Minute Preceptor’, hebben we mogelijkheden om variatie en verdieping in het diagnostische leergesprek aan te brengen. De dag werd positief geëvalueerd: men was blij met dit onderwerp op de agenda, en met de concrete handvatten die er geboden zijn. Wij zien dit graag terug in jullie leergesprekken met de aios. Maatjesmiddag Naast met jullie, hebben aios ook te maken met collegahuisartsen, de zogeheten maatjes. Recent hebben we weer scholingsmiddagen voor maatjes georganiseerd in Eindhoven en in Urmond. Een ervaringsronde leverde veel inzichten op zoals ‘mag ik formeel maar een halve dag per week de opleider vervangen’? Via vragen gingen we dieper in op het leerproces van de aios. Wij verwachten van de maatjes vooral nabesprekingen van het spreekuur in een taakgericht leergesprek. Op de maatjesmiddag kwamen drie typen leergesprekken aan bod, het model van gedragsverandering en hebben we de STAMPPOT-methode getraind. Gezien de grote belangstelling, gaan we dit voortaan twee keer per jaar organiseren. Blijf elkaar en ons inspireren. Voel je uitgenodigd om je collega’s iets te leren! Multidisciplinaire nascholing chronische aangezichtspijn ‘Diagnostiek en management van orofaciale pijn (OFP) en temporomandibulaire disfunctie (TMD): een update’ Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (MKA) Doelgroep: Datum: Locatie: Kosten: tandartsen, huisartsen en specialisten uit Limburg vrijdag 23 november 2018 van 9.00-17.00 uur Buitenplaats Vaeshartelt Maastricht €75,Accreditatie wordt aangevraagd Info: s.van.aerssen.lardenoije@mumc.nl 23 op één lijn 61
Pagina 24
op één lijn 61 2e uitgave 2018 Voetbaltreffen opleiders- aios 8 juni 2018 Zo gewonnen, zo geronnen DOOR GASTON PEEK, ORGANISATIE EN MARIEKE KOOLS, COACH OPLEIDERS Op vrijdagavond 8 juni 2018 was het weer zover: het jaarlijkse voetbalfestijn tussen de aios huisartsgeneeskunde en de huisartsopleiders. Een beladen wedstrijd, met vooraf al veel speldenprikjes op fysiek en vocaal niveau tussen beide groepen. Er stond dan ook wat op het spel! De opleiders hadden een titel te verdedigen, die zij vorig jaar, na vier jaar zonder prijzen, eindelijk hadden veroverd. Na afloop sprak ik met opleiderscoach Marieke Kools, de hoofdcoach van het opleidersteam. Een terugblik op de veelbesproken wedstrijd vanuit haar oogpunt. Hier sta je weer met de beker, hoe voelt dat? Geweldig! Het was weer een spannende wedstrijd, een enorme euforie na vele tenenkrommende momenten. Het team heeft zich kranig (en krakend) verweerd tegen een sterk en vitaal aios-team. Na afloop is de ontlading dan ook groot. Jullie begonnen niet best, wat gebeurde er? Al na 30 seconden raakte onze aanvoerder en sterspeler Gaston geblesseerd door een uitstekend polletje, een enorme aderlating voor het team! Nog geen minuut later moest ook onze flankbestrijker René met een ernstige kuitblessure het veld verlaten. Het duurde dus even voordat ik de organisatie weer op orde had. Bovendien misten we opeens twee wisselspelers. Dit deed natuurlijk een enorm appèl op het uithoudingsvermogen van mijn spelers, vooral tegen de fitte aios, gemiddeld toch 20 jaar jonger. Kun je ons iets meer vertellen over de doelpunten? Gelukkig is voetbal een teamsport en kan de keeper er dus ook niks aan doen… Door matig verdedigen bij hoge ballen kwamen de aios met geluk op voorsprong. De 2-0 viel nog in de eerste helft, een mooi bekeken schot van de opkomende middenvelder. Houdbaar voor de keeper? Neen absoluut niet! Keeper Stephan dook voor iedere bal alsof z’n leven ervan af hing! Eind tweede helft is hij zelfs nog als stormram in de spits gaan staan. De inzet en verbetenheid was er. Wat heb je in de rust gezegd? Dat blijft binnen de kleedkamers. Maar je zag mijn woorden 24 1 Met dank aan de onoplettende aios. Gefeliciteerd, volgend jaar revanche! terug in de tweede helft, in de inzet en agressie bij mijn spelers. Pepijn Aarts en Sander Jongschaap zaten er kort op, zeer huisartsopleider-waardig! Daarnaast zag ik Freek en Peter meer diepgang zoeken op de flanken. Koen (voormalig HAB) en Martijn (alias De Kromme) speelden een stuk balvaster en Björn kwam ook steeds meer in zijn spel. En dit wierp zijn vruchten af?! Jazeker! Na de aansluitende 1-2 werd het gauw 1-3 voor aios, maar door een prachtige afdruk van Micha zeilde de bal in de linkerbovenhoek. Onhoudbaar voor de keeper: 2-3! Welk tactisch plan heeft uiteindelijk voor de overwinning gezorgd? We hadden veel meer balbezit en we hebben goed druk gezet op de verdediging van de aios. Echter, door gebrek aan wisselmogelijkheden (en het geringe leeftijdsverschil) sloeg uiteindelijk de vermoeidheid toe op de stramme kuitjes van mijn mannen. We creëerden kansen maar konden deze niet afmaken. Eindstand op het veld: 2-4 voor de aios. De derde helft echter hebben we dit weer ruimschoots ingehaald: met heerlijke broodjes gezond bereid door Miets Schepers, fris bier (met dank aan Huub Schepers), een lekker lentezonnetje en het enthousiaste publiek werd er gezellig na-geborreld. Uiteindelijk verlieten de opleiders als winnaars de velden van WDZ in Bocholtz! Dit begrijp ik niet, winnaars? Met deze eindstand? Jazeker, mèt de beker1! Weten is eten Menu met een slakkengang DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS-DOCENT EN REDACTIELID File op de A2. Het scherpe oog van mijn kleindochter ontwaart al van verre de niet te missen grote gele M naast de weg. Een uur later is de file opgelost en bezweer ik mezelf en mijn kleindochter voor de laatste keer: “dit was de laatste keer!” Tegen grote gele M’s en andere schreeuwerige uithangborden, is in 1986 in Italië de slowfood beweging opgericht, door Carlo Petrini, ter gelegenheid van de plaatsing van zo’n grote gele M naast de Spaanse Trappen in Rome. Misschien had hij geen kleindochter, maar het concept spreekt mij wel heel erg aan: het koesteren, beschermen en propageren van duurzame, lokaal geteelde producten. Een boodschap die zich in de praktijk niet zo makkelijk in daden laat omzetten. Want de aanbevolen producten zijn er in twee hoedanigheden. De meeste gepropageerde lekkernijen bevolken de ‘Ark van de Smaak.’ Ze vormen een lijst van zo’n 1750 artikelen wereldwijd. Binnen dat reservoir worden streekproducten aangemerkt als ‘cultureel erfgoed en drager van biodiversiteit, die op authentieke wijze geproduceerd worden.’ In Nederland zijn nu ongeveer 150 producten met een toelatingsbewijs voor de Ark van de Smaak, waaronder de Oosterscheldekreeft, Friese droge worst, Goudse oplegkaas, de platte Zeeuwse oester, Westlandse tafeldruiven en, jawel, Limburgse stroop. De boodschap is niet makkelijk te verkopen. Misschien helpt het al richting een beter, verantwoorder consumptiepatroon, dat bijvoorbeeld de Van der Valk-restaurants zich zijn gaan inlaten met lamsschouders, varkensnekken en zeebaars in plaats van schnitzels, biefstuk en zalm. Met andere woorden: voor een merkbare verandering in het consumptiepatroon kom je er niet door de zeldzame Lakenvelder koe heilig te verklaren of het gebruik van Limburger stroop te propageren. Door dat wel te doen loopt de Slow Food beweging het gevaar als elitair afgeserveerd te worden. Kijk maar eens hoe bij sommige handelaars in ambachtelijke, duurzame of anderszins onberispelijke producten de klandizie per Range Rover arriveert voor de weekendboodschappen… Het symbool van de slowfood beweging is, niet erg origineel, maar wel vanzelfsprekend, de slak. En die wordt in Limburg en Noord-Brabant op meerdere plekken, dus lokaal, duurzaam geteeld. Daarom een recept, en dan eens wat anders dan die gloeiend hete kauwgom, pruttelend in de knoflookboter in eigen huisje. Neem de tijd, agendeer eens een lange lunch en geniet van deze Omelette Bourguignonne. RECEPT Open een blik slakken van 125 gram uitlekgewicht, spoel ze goed af en snij ze in 2 of 3 stukjes. Smelt 25 gram boter en fruit ze hierin, samen met 2 teentjes gehakte knoflook, zout en peper. Neem de pan van het vuur en roer er 30 gram gehakte walnoten en 2 eetlepels fijngehakte peterselie door. Klop 5 eieren los met zout en peper, en giet voorzichtig in een andere bakpan, waarin al boter gesmolten is. Laat even stollen, en roer dan het slakkenmengsel er doorheen. Laat de omelet op het vuur, totdat de bovenkant nog wat sappig is. Houdt de pan schuin, vouw dubbel met behulp van een pannenkoekenmes en laat op een voorverwarmde schaal glijden. Kleine hapjes nemen, mooi brood erbij, een fonkelend glas Chianti en een goed gesprek: Carlo Petrini zal meegenieten! 25 op één lijn 61
Pagina 26
op één lijn 61 2e uitgave 2018 De afgestudeerden in beeld Made in Maastricht Afstudeersessie 19 juni 2018 | V.l.n.r.: Stephan van der Brand (HAB), Monique Poortvliet, Paul Roos, Janine van ‘t Wout Hofland, Géraldine Jansen, Wout Deblois, Cynthia Worms-Janssen, Ellen Schoorel, Verena Lambermont, Matthijs van Gink, Lizzie Vuurman en Ria Huygen-Kools (GW-er). Afstudeersessie 13 december 2016 Afstudeersessie 12 juni 2018 | V.l.n.r.: Lieke Jansen, Richard Eliëns, Leonie de Bock, Teun Gubbels, Angelique Smulders, Lieke Delemarre, Annelies Pastoors, Tirza Wagenvoort, Dagmar Hendrix en Marit Dirkx. Afstudeersessie 13 december 2016 26 Veel opleidingsplekken Laat zien wie je echt bent! Twijfel niet langer! Afwisselende baan Voorlichting en werving Elk kwartaal anders DOOR BABETTE DOORN, TEAM WERVING We schreven er al eerder over: het belang van zichtbaarheid van de huisarts(geneeskunde) tijdens de opleiding tot basisarts. Niet met de boodschap dat iedereen huisarts moet worden, maar wel dat iedere arts (in opleiding) weet wat een huisarts is en doet. Dat kan op heel veel manieren. De vakgroep huisartsgeneeskunde ‘levert’ verschillende docenten aan het basiscurriculum. Zowel binnen de bachelor als in de master. Van een relatief eenvoudige, uitvoerende rol tot het maken en bedenken van onderwijs. Juist als studenten nog heel veel in de theorie zitten, is een praktijkervaring een enorme inspiratiebron, het motiveert ze om te leren. Meelopen (dag of avond op de HAP) met een huisarts is een prachtige gelegenheid om uit te leggen wat je ziet, doet en hoort en hoe je met weinig toeters en bellen een feilloze diagnose weet te stellen. Dan snapt de student, waarom het huisartsenvak niet makkelijk is, maar misschien wel het mooiste. ‘Magisch!’ zeiden sommige bachelorstudenten. Buiten het curriculum om, doen we ook mee aan activiteiten van Medische Studenten Vereniging Pulse. Eind mei stonden we op hun Medische Carrièredag met een standje met voorlichtingsmateriaal, waarbij aios Nina van de Rijdt en Siamack Sabrkhany de vragen van studenten beantwoordden. Daarnaast werden we uitgenodigd om een workshop over huisartsgeneeskunde te geven. We kregen ruim een uur de tijd en de inhoud was vrij. Huisartsgeneeskunde is populair, er was massaal ingetekend. Huisarts Jonas Göbbels uit Maastricht en ik deden samen de workshop. Jonas vertelde over zijn ervaringen en ik kon wat zeggen over de driejarige huisartsopleiding. Wat we vooral deden: vragen beantwoorden, in gesprek gaan. Hartstikke leuk. Word Huisarts! We zoeken 40 aios voor de Huisartsopleiding Eindhoven/Maastricht start maart 2019 Scan de QR-code of Joost 06-41144460 of Babette 06-40427811 www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl Bezoek onze nieuwe website: Baangarantie Goed salaris én een privé leven Opvallend vind ik dat studenten tegenwoordig hardop ‘durven’ te zeggen dat ze huisarts willen worden en ook waarom. Studenten oriënteren zich ook steeds eerder op hun latere beroepskeuze zo lijkt het. Ze stelden goede vragen, waren voorbereid en geïnteresseerd. Een week later was er weer een speeddate avond met specialisten. Namens huisartsgeneeskunde deed Jean Muris mee. En op het moment van schrijven zijn we activiteiten voor de facultaire introductie eind augustus aan het bedenken. Omdat we al jaren meedoen, kunnen we ook de studenten volgen in hun ontwikkeling en zij ons. Uiteindelijk heeft ook dit allemaal bijgedragen aan de succesvolle werving voor de huisartsopleiding. Begin juni maakten we kennis met de nieuwste groepen aios, deels ‘eigen kweek’, deels van buiten. Half juni studeerden weer 2 groepen aios af tot huisarts (zie ‘Made in Maastricht’). Ervaren huisartsen worden weer opleider, het stokje wordt doorgegeven. De dokters van de toekomst. Ze hebben er zin in. Net zoals de eerste lichtingen die begonnen te studeren in Maastricht, de mensen die nu net met pensioen zijn of gaan. De ervaren dokters krijgen op hun beurt weer energie van de nieuwe lichtingen. De cirkel is en blijft rond. Van jong tot oud, zoals de huisartsgeneeskunde zelf. Speeddaten met Jean Muris (rechts) 27 op één lijn 61 Solliciteer v NU! an 1 juni 2018 t/m 31 juli 2018
Pagina 28
op één lijn 61 2e uitgave 2018 Gezondheidsrechtelijke kwesties Uw wil geschiede? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE EN JURIST Over (kwetsbare) ouderen, machtigingen, schriftelijke wilsverklaringen, levenstestamenten en advanced care planning. Inleiding De hele ‘Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst’1 (WGBO) is gebaseerd op de autonomie van de patiënt: artikel 450 lid 1, “Voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst is de toestemming van de patiënt vereist.” Kwetsbare groepen zoals minderjarigen en wilsonbekwamen2 zijn extra beschermd. Vanaf de leeftijd van 12 jaar, mag er, naast de gezaghebbende ouders, meebeslist worden als men dit weloverwogen kan doen. Als er schade op zou kunnen treden bij de minderjarige, mag de BIG-geregistreerde behandelaar de minderjarige volgen, onder uitsluiting van de gezaghebbende ouders. Vanaf 16 jaar is iemand voor de WGBO meerderjarig en beslist een persoon zelf, tenzij wilsonbekwaam. Wat als je het zelf niet meer aan kan geven door (tijdelijke) wilsonbekwaamheid? Of je hebt een wens met betrekking tot het levenseinde en je wil dat vooraf vastleggen? Of je hebt voor jezelf een grens tot hoever behandelaars mogen gaan? Hoe geef je dat aan? Niets geregeld, toch vertegenwoordigd Als je niets hebt geregeld en je raakt wilsonbekwaam door een ongeval of ziekte, dan heeft de wetgever in de WGBO vastgelegd wie jou mag vertegenwoordigen en wie de hoogste in rang is. Achtereenvolgens in volgorde van de hoogste in rang: • De wettelijke vertegenwoordigers, door de rechter benoemd, de curator of de mentor (de curator mag naast de zorg ook de zakelijke belangen behartigen) • De persoonlijk schriftelijk gemachtigde (de door jou zelf aangewezen persoon die naar jouw oordeel jouw belangen het beste kan vertegenwoordigen) • De niet benoemde vertegenwoordiger volgens de WGBO – Echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel – Vader, moeder, broer of zus of kinderen Als er helemaal niemand is die in dit rijtje past, of diegene is niet bereikbaar, of in noodsituaties, mag de BIGgeregistreerde behandelaar handelen volgens de algemeen geldende standaard. Dat is doen wat iedere professional in die omstandigheden ook zou doen. Er zijn grenzen aan wat en waarover vertegenwoordigers mogen beslissen. Zeer persoonlijke zaken, zoals orgaandonatie en euthanasie, zijn uitgesloten. Andersom is, bij het maken van de nieuwe donorwet, wel bedongen dat nabestaanden bezwaar kunnen maken tegen orgaandonatie als de donor dit wel zo heeft aangegeven3. Vertegenwoordigers en behandelaars worden geacht in de geest van de wilsonbekwame te handelen. Omdat te kunnen, zijn wilsverklaringen een handige en nuttige aanvulling. Schriftelijke wilsverklaringen Uit een onderzoek in 20154 bleek dat 80 % van de inwoners van Utrecht geen testament heeft, landelijk lag dat gemiddelde op 60%, met levenstestamenten liggen deze percentages nog hoger. In 2018 bleek dat 75% er weleens van gehoord heeft, maar slechts 18% weet wat het inhoudt; 6% bleek een levenstestament te hebben en 15% was van plan dit te gaan regelen.5 1 Voor juristen Boek 7, bijzondere overeenkomsten, titel 7 opdracht, afdeling 5, de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling. 2 Wilsonbekwaam is iemand die niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen die aan de orde zijn. Zie ook voor zeer uitgebreide informatie: Wilsonbekwaamheid in de medische praktijk, van Irma Heins en Adger Hondius (red.), De Tijdstroom, Utrecht, 2018, ISBN 9789058980649. 3 Mits er een zwaarwegend belang is, zie ook Op een Lijn nummer 60, april, 2018 4 Het is opvallend dat uitvaartorganisaties deze onderzoeken doen, dit was een onderzoek van Coöperatie DELA met Hoekstra en Partners notarissen in 2015 5 Yarden Afscheidsmonitor 29-01-2018 28 Vaak is onbekendheid een reden om niets te regelen. Een testament treedt in werking als men is overleden, een levenstestament treedt in werking als men nog leeft, maar niet meer zelf aan kan geven wat er moet gebeuren, als men dus wilsonbekwaam is. Het is voor iedereen verstandig om iets te regelen voor het geval je het zelf niet meer kan aangeven. Voor (kwetsbare) ouderen is het extra verstandig en voor BIGgeregistreerde hulpverleners extra verstandig als men weet hoe het verder moet bij wilsonbekwaamheid en met welke vertegenwoordiger men moet overleggen. Wat mij betreft behoort minimaal een schriftelijk persoonlijk gemachtigde bij advanced care planning, liefst nog een levenstestament met aanvullende aanwijzingen hoe de betrokkene behandeld wil worden. Voor handelingen en verrichtingen conform de WGBO is een simpele, handgeschreven verklaring voldoende, de zogenaamde machtiging6. Als daar een datum op staat, er in staat wie de vertegenwoordiger is, wat de vertegenwoordiger mag beslissen of waarvoor hij of zij gemachtigd is en deze is ondertekend, zo nodig door beiden, dan is dat voor zorg onder de WGBO voldoende. Wil je de gemachtigde ook rechtshandelingen laten verrichten dan is een notariële machtiging nodig (al dan niet gekoppeld aan een levenstestament). Verder kan iedereen een wilsverklaring opstellen met wensen en verboden, de zogenaamde negatieve of positieve wilsverklaringen die gebruikt kunnen worden in het geval men wilsonbekwaam wordt. Ook aan wilsverklaringen zitten inhoudelijke en procedurele eisen. Deze zijn te vinden op de websites van diverse organisaties. Wat betreft de inhoud: • Een titel die aangeeft waar de verklaring over gaat (euthanasieverklaring, behandelverbod) • Naam en geboortedatum van de opsteller • Ondertekening, plaats, datum en handtekening van de opsteller • Specificatie van de wilsverklaring (nadere uitwerking van omstandigheden waarop de wilsverklaring van toepassing is) • Persoonlijke aanvulling (bijvoorbeeld wat deze persoon verstaat onder ondraaglijk lijden) • Dat de opsteller bewust is van en de consequenties aanvaardt bij uitvoering van de wilsverklaring (uit vrije wil en weloverwogen) • Eventueel herroepen van eerdere verklaringen • Eventueel een volmacht, wie als gemachtigde is aangewezen • Zorgen dat belanghebbenden op de hoogte zijn, zoals de huisarts, andere zorgverleners en wie daarvoor zorgdraagt. Wat betreft de procedurele kant: • Bij voorkeur heeft de patiënt de verklaring vooraf besproken met de huisarts7 • De gemachtigde en de zorgverleners hebben een kopie van de wilsverklaring (verantwoordelijkheid van de patiënt) • Het document moet actueel zijn, dus zo nodig herbevestigen, als men jong en gezond is hoeft dat niet jaarlijks, maar bij kwetsbare ouderdom is dat wel verstandig. Bijstelling van het document mag ook. Ook hier ligt de verantwoordelijkheid bij de patiënt, maar een reminder mag altijd 6 Machtigingen kunnen ook verstrekt worden aan derden, bijvoorbeeld verzekeringsmaatschappijen, of ARBO- artsen, ten behoeve van inzage in het medisch dossier 7 KNMG, Handreiking Tijdig spreken over het levenseinde, ook als E-book 29 op één lijn 61
Pagina 30
op één lijn 61 2e uitgave 2018 Handreiking voor de huisartsenpraktijk: • Scan de wilsverklaring in, in het HIS, en koppel aan ICPC A20 • Maakt zo nodig een attentie- of memoregel aan • Bewaar de originele, getekende, wilsverklaring in het archief • Zorg dat het bekend wordt op de HAP • Bij verwijzing naar de tweede lijn, episode Wilsverklaring meesturen • Bericht aan HAP na overlijden van patiënt Negatieve wilsverklaring Een negatieve wilsverklaring houdt een weigering in van de patiënt om behandeld te worden. In beginsel dienen behandelaars deze verklaring8 te respecteren. Voorbeelden van negatieve wilsverklaring zijn een niet-reanimeren verklaring en een behandelverbod op bijvoorbeeld langdurige beademing of opname in een ziekenhuis. Positieve wilsverklaring Een positieve wilsverklaring of verzoek tot een bepaalde behandeling is het verzoek van een patiënt om bepaalde handelingen uit te voeren (bijvoorbeeld euthanasie), een behandeling te starten (bijvoorbeeld altijd te reanimeren) of voort te zetten (bijvoorbeeld door te gaan met beademing). De behandelaar is niet verplicht deze verzoeken te volgen en mag beoordelen of hij of zij aan deze verzoeken kan voldoen. Als er sprake is van medisch zinloos handelen, mag de behandelaar het verzoek negeren (wel onderbouwen). Voorbeelden van positieve wilsverklaringen zijn de euthanasieverklaring en de levenswensverklaring. Een donorverklaring kan zowel positief als negatief zijn, al naar gelang de keuze die gemaakt wordt om wel of geen donor te zijn. Advanced care planning Van de huisarts wordt een proactieve en anticiperende houding verwacht, zeker bij kwetsbare ouderen en bij palliatieve zorg. Een levenseindegesprek (zie noot 7) is dan een goed begin bij advanced care planning. Het voordeel voor de huisarts is dat een eventuele vertegenwoordiger vroegtijdig kan worden vast gelegd door de patiënt zelf. Dat voorkomt gedoe als er meerdere vertegenwoordigers binnen dezelfde rangorde zijn (meestal bij veel kinderen) en ze niet op één lijn zitten. Daarnaast is het prettiger werken als bekend is wat de patiënt wil, zodat er in de geest van die patiënt kan worden beslist in het geval van wilsonbekwaamheid. Leg dit dan ook zoveel mogelijk vast in het dossier na het (levenseinde)gesprek. Door het vast te leggen kan ook een eventuele vertegenwoordiger, die niet in de geest van de patiënt handelt, aangesproken worden en zo nodig worden genegeerd9. Heeft u al aan uw eigen advanced care planning gedacht? Wie van uw naasten is van uw wensen op de hoogte en wat is er vastgelegd? De brochure "Gezondheidsrechtelijke kwesties" met alle eerder verschenen artikelen is te vinden op de nieuwe website: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/ over-ons/brochures/ 8 De behandelaar moet dan wel op de hoogte zijn. Daarnaast kan de behandelaar om gegronde redenen afwijken. Bijvoorbeeld als hij twijfelt aan de echtheid van de verklaring, of als het een ondeugdelijke verklaring is. 9 De WGBO stelt dat de vertegenwoordiger de zorg van een goed vertegenwoordiger moet betrachten. 30 2e uitgave 2018 Column Het dier in de mens DOOR K.O.E.K. WOUS Gisteren was ik met mijn gezin en schoonmoeder in Amsterdam. Naar de musical ‘The Bridges of Madison County’. Eén van de acteurs is bevriend met onze dochter, vandaar. Wellicht hebt u jaren geleden de gelijknamige film met Meryl Streep en Clint Eastwood in de hoofdrol gezien? Of zelfs het boek gelezen? Beide heb ik destijds aan me voorbij laten gaan, dus liep ik, nietsvermoedend, het DeLaMar Theater in om van de voorstelling te genieten. En genoten heb ik! Met een kleine cast werd heel ingetogen, met prachtig acteerwerk en goede muziek, het verhaal verteld. Een vrouw blijft achter op de boerderij, omdat haar echtgenoot met de kinderen op reis gaat. In die periode komt er toevallig een vreemde aan haar deur om de weg te vragen. Ze raken in gesprek en in de ban van elkaar. De vonk slaat over en totdat haar man en kinderen terugkomen, brengen ze enkele dagen met elkaar door. Ze zijn erg verliefd op elkaar, maar de vrouw kan haar gezin niet in de steek laten. Ze houdt te veel van hen. Haar man komt de affaire nooit te weten. Zo kan liefde de liefde in de weg staan. Dit verhaal bracht mijn gedachten terug naar een moeder van niet één, maar twee tweelingen, die ze in nog geen anderhalf jaar tijd had gekregen. Jaren geleden zat ze tegenover me in de spreekkamer. Dankzij de hulp van alle beschikbare grootouders en haar partner, redde ze het de drukke eerste jaren. De kinderen gaan intussen naar school en ze heeft haar werk weer parttime opgepakt. Na wat omzwervingen kwam de ware aard van haar consult naar voren. Ze wilde een SOA-test. Mevrouw was na (of tijdens?) een met alcohol doordrenkt personeelsfeestje vreemdgegaan met een collega. Ik zag oprecht berouw tegenover me. Schaamte, maar ook de angst haar gezin te verliezen, om haar man een ziekte te bezorgen, maar meer nog de pijn die het hem en hun kinderen zou doen, als ze er weet van zouden krijgen. Pas geleden sprak ik een vrouw, die haar anticonceptie wilde bespreken. Ze had klachten door de pil. Alle opties passeerden de revue, inclusief een sterilisatie van haar partner. Ik moet bekennen dat ik dat wel een faire deal vind. De vrouw krijgt de kinderen en zorgt in de gezinsplanning jarenlang voor de gewenste anticonceptie. Dan is het, in mijn ogen, niet meer dan billijk, dat wanneer het gezin compleet is, de partner de technisch veel eenvoudigere definitieve anticonceptie regelt door zich te laten steriliseren. Dit was dan wellicht wel zo, was het antwoord, maar ze kon het onmogelijk ook van haar minnaar vragen. Een sterk argument, vond ik… Als pas getrouwde AGNIOS werkzaam in een klein perifeer ziekenhuis, hoorde ik van een kinderarts, dat voor het voortbestaan van de mensheid, het divers houden van onze genenpool cruciaal is. Dus ook het wisselen van partner en vreemdgaan. Echter, een stabiele relatie maakt de kans dat de moeder haar kroost in veiligheid groot kan brengen het grootst. Dat maakt dat er altijd een spanningsveld tussen beide gegevens blijft. Een conflict tussen het dier in de mens en de mens in het dier, zogezegd. Ik vond dat toen een schokkende mededeling, maar hoe ouder ik word, des te duidelijker ik zijn gelijk zie. Dat hij me dit destijds vertelde, zorgt er nog steeds voor dat ik zonder te oordelen dit soort gesprekken kan aangaan met vrouwen. Zij hebben geluisterd naar het dier in de mens. Het dier, dat het voortbestaan van de soort waarborgt. Terwijl we na de musical naar buiten liepen, spraken mijn kinderen, adolescenten, en schoonmoeder hun waardering uit over het verhaal. Dat zoiets in werkelijkheid kan gebeuren. En dat het conflict tussen onverenigbare liefdes zo goed uitgewerkt was. U begrijpt, de ruim twee uur durende terugreis, inclusief de onvermijdelijke file, vloog om. Het was de laatste voorstelling van de musical ‘The Bridges of Madison County’ in Amsterdam. In het najaar gaat hij toeren door heel Nederland. Een aanrader! 31 op één lijn 61

Op één lijn 60


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2280 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Stephan van den Brand, Eefje de Bont en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Design Studio, CBS 12809 Fotografie Pag 3: Loraine Bodewes Pag 4 + 18: Johannes Timmermans Pag 5: Alf Mertens Foto pag 6 onderaan: Joey Roberts Pag 15: Appie Derks Pag 25: Picture People Alle afstudeerfoto’s Made in Maastricht: Joey Roberts Deadline volgend nummer 22 juni 2018 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter: Effectiever stoppen met roken – Jean Muris Clinicus van het jaar – Babette Doorn Huisarts & huisdier – Sandrien Wansink Loes van Bokhoven benoemd tot UHD – redactie In Memoriam: Jo Baggen – Hendrik Jan Vunderink Stellen zich voor: Annemieke Fastenau, docent huisartsopleiding Nicole Schuttelaar, gedragswetenschapper huisartsopleiding Dennis Muris, projectmanager Omnes Elsje Kuijper, docent huisartsopleiding Onderzoek Bruikbare wetenschap – Jochen Cals WESP-en: Merel Keulen: Gezonde basisschool ook op andere scholen? Hicham Greven: Concentreren gaat het beste in de ochtend OOK en de Witte Raven – Simon Kleijkers Promotie Pijn op de borst – Robert Willemsen Een vroege diagnose bij dementie – Julia Frijling et al MijnBreincoach project – Irene Heger Huisartsopleiding Hoofdzaken – Bas Maiburg LOVAH-congres: ‘wij zijn de basis’ – Marloes Engelhard Oud-aios: Dokter aan zee – Raymond Mookhram Staf tweedaagse – Hendrik Jan Vunderink Equilibre: rubriek voor huisartsopleiders – Arie de Jong Weten is eten – Hendrik Jan Vunderink In de leer: Tranen van betrokkenheid – Eleana Zhang Afgestudeerd maar niet uitgeleerd – Koen van Helmond Made in Maastricht 6 maart 2018 Beeldig stageverslag – Kimberly Cox-Limpens Gezondheidsrechtelijke kwesties: de nieuwe donorwet – Arie de Jong Made in Maastricht 12 december 2017 Made in Maastricht 19 december 2017 + 13 maart 2018 3 4 5 6 6 7 8 8 9 9 10 12 12 13 14 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 30 31 2 Van de redactie Driedubbele woordwaarde In de titel had ook ‘antibioticaresistentie’ kunnen staan. Scrabblefans, van het kartonnen bordspel, associëren zo’n woord al gauw met mijn titel. Redactielid Eefje de Bont, recent afgestudeerd als huisarts, vroeg me hoe we een bijdrage kunnen leveren om ‘ABR’ tegen te gaan. Het eerste vakjargon waarmee ik ABR associeer, is de Algemene Bedrijfs-Reserve; niet iets om per definitie te bestrijden. Antibiotica ging het dus om, en het voorkomen van resistentie. Wij vinden het meer dan zinnig. Eefje is coördinator van het ‘Limburgs Infectiepreventie en antibioticaresistentie NetwerK (LINK)’. Vandaar dat hun nieuwsbrief als losse bijsluiter in de omslag zit. En u weet, waarom het lezen van de bijsluiter… Enfin: ‘daar wordt iedereen beter van’. Een ander ‘weetje’ is de nieuwe Donorwet. We krijgen er allemaal mee te maken, de huisarts al helemaal. Arie de Jong, tegenwoordig ook lid van het huisartsopleidersteam, praat u bij. Ook volop in de media: roken. Het ging als een lopend vuurtje door het land. En waar rook is, zijn onze onderzoekers, onze voorzitter, huisarts en bijzonder hoogleraar astma/COPD, incluis. Vroegsignalering Alzheimer is het derde weetje, wat we u niet willen onthouden. Blije huisartsen bij het coschap: wat zijn ze trots dat ze door studenten zo hoog gewaardeerd worden! Degene die het beste het huisartsenvak kan promoten, dat bent u zelf. Wij doen er als afdeling alles aan, maar samen doen we het nog veel beter. Hulde aan alle genomineerden en de winnaars Floor Seveke en Gaspard Knops! We feliciteren ook huisarts Loes van Bokhoven met haar benoeming tot UHD. Dat zal hond Ruby trouwens worst zijn, hij is zorgeloos van nature. Heeft u ook een bijzonder huisdier? Laat het ons weten, dan zetten we uw beest in de schijnwerpers. Het is een komen en gaan. Nieuwe medewerkers ziet u op pagina 8 en 9. Wie niet meer onder ons is, is voormalig huisarts te Brunssum Jo Baggen (1929-2018). Een zeer bijzonder mens, berucht en beroemd. De meesten zullen hem kennen van de oogheelkundige diagnostiek, de Baggen-cursus. De cursus is ondergebracht bij de Stichting STOOHN. Jo leerde artsen zien èn kijken. Jo was 38 jaar de levenspartner van voormalig docent en hoofd huisartsopleiding dr. Yvonne van Leeuwen. In het vorige nummer (59) besteedden we aandacht aan haar pensioen in ‘Bijna 40 jaar onderwijs’. Robert Willemsen, volgde Yvonne op als coördinator van de tweejarige Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten. Op 7 maart 2018 ging een nieuwe groep van start in Roermond. Robert promoveerde daarna op 23 maart in Maastricht op een onderzoek naar Pijn op de Borst in de eerstelijn. Huisartsonderzoeker Jochen Cals is weer van de partij met zijn rubriek ‘Bruikbare Wetenschap’: wat kunt u meenemen in de dagelijkse praktijkvoering? Onze andere huisartscolumnist, T.E. Grijs, was de laatste keer afwezig door ziekte. Hij zou weer gaan schrijven, maar hij heeft dapper besloten om zijn pen in de geraniums te hangen om van zijn pensioen te genieten. OOK gezond, vinden we. OOK: kent u die onuitstaanbare afkorting nog? Er is weer een nieuwe casus en prijsvraag. Stuur Simon Kleijkers uit Hoensbroek tijdig uw goede antwoord. Het bruist weer volop in de Maastrichtse huisartsopleiding! ‘De teerling is geworpen’, aldus het hoofd, nieuwe aios weten Maastricht te vinden. Aios studeren volop af: vier groepen ‘Made in Maastricht’! Oud-aios Raymond Mookhram laat van zich horen vanuit Vlissingen. Koen van Helmond is net klaar met zijn ‘leertijd’ als aios. Hij zwaait af als columnist, de tijd is omgevlogen zo lijkt het! De andere aios in de leer, Eleana Zhang, ging op vakantie naar de andere kant van de wereld. Een ander continent dan ze had gepland, maar gelukkig kwam op de valreep alsnog een prachtige column die ze op haar smartphone schreef. De landelijk bekende coassistent en nu bijna afgestudeerd huisarts Ernst van der Pasch, zong de aios toe op het LOVAH-congres. It’s all in the Family! De Maastrichtse family heeft pas weer een meerdaags stafuitje achter de kiezen, met gezond eten en bewegen. Hendrik Jan Vunderink verdiept zich nog wat verder in het voedsel van een bekende ‘blue zone’ op aarde: Sardinië. Man Bijt Hond zou vragen: wanneer at u voor het laatst octopus? Geen garantie dat u 90 of zelfs 100 jaar wordt, maar het is het proberen waard lijkt mij! Babette Doorn 3 op één lijn 60
Pagina 4
op één lijn 60 1 e uitgave 2018 Van de voorzitter Effectiever stoppen met roken: huisarts en overheid DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Het Kabinet-Rutte III heeft in haar regeerakkoord de ambitie voor een ‘Rookvrije Generatie’ omarmd door de aanpak van roken tot focus van het Preventieakkoord te maken. Er is brede steun voor het streven om kinderen te laten opgroeien zonder blootstelling aan tabaksrook en verleiding om te roken. Met ruim 20.000 tabaksdoden per jaar is de urgentie onverminderd hoog. Nog steeds raken iedere week honderden kinderen verslaafd aan roken. Een Rookvrije Generatie kan worden gerealiseerd als iedereen zijn aandeel levert. Er is een belangrijke rol weggelegd voor de eerstelijn, maar ook voor de overheid. De keuze voor de instrumenten moet niet moeilijk zijn. Effectiviteit is aangetoond voor: rookverboden, verkoopbeperkingen en substantiële verhoging van accijnzen op tabaksproducten. Campagnes zijn van groot belang om het beleid te ondersteunen, want dit zorgt voor draagvlak onder de bevolking. En als er draagvlak is, hebben beperkingen meer effect. Intensieve persoonlijke begeleiding in de eerstelijn bij stoppen met roken maakt het effect optimaal. In Nederland roken 3,2 miljoen mensen. Op jaarbasis zien we relatief weinig stoppogingen onder Nederlandse rokers: 80% van de rokers wil stoppen, maar elk jaar doet minder dan een kwart een stoppoging. Dit is relatief weinig vergeleken met het buitenland. Er zijn in Nederland onvoldoende stoppen-met-roken campagnes die gericht zijn op het stimuleren van stoppogingen. De huisarts vervult door het veelvuldige contact met rokers en het feit dat sommige farmacotherapie, mijns inziens terecht, alleen op recept te krijgen is, een centrale rol. Er bestaat bij artsen echter nog te veel terughoudendheid om het onderwerp stoppen met roken te bespreken, hoewel dit langzaam wel lijkt te verbeteren. Rokers uit sociaaleconomisch zwakke bevolkingsgroepen hebben meer moeite om te stoppen met roken. De huisarts is bij uitstek in staat om laagopgeleide rokers te bereiken. Tabaksverslaving is een chronische ziekte, stoppen met roken is een langdurig en doorlopend proces. Uit internationaal onderzoek is bekend dat ex-rokers meerdere, en soms veel stoppogingen nodig hadden, voordat ze uiteindelijk van hun tabaksverslaving af kwamen. Langdurende ondersteuning en behandeling wordt in het Nederlandse systeem onvoldoende gefaciliteerd: slechts één stoppoging per jaar wordt vergoed. Stoppen met roken programma’s zijn niet vrijgesteld van eigen 4 risico. Zorgverzekeraars hebben wel de mogelijkheid om dit te doen, maar slechts een handvol doet dit ook. Veel rokers stellen hun stoppoging uit tot het einde van het jaar als het eigen risico betaald is. Dit is niet het meest kansrijke moment om een stoppoging te ondernemen. Het sluit ook niet aan bij het doorlopende proces waar een roker die van z’n verslaving af wil, zich in bevindt. De farmacotherapie voor stoppen met roken wordt in de meeste gevallen niet verstrekt via de eigen apotheek, maar via een internetapotheek. Mensen die onder begeleiding van een zorgverlener al met een stopproces zijn gestart, moeten vaak te lang wachten op hun medicatie, soms wel weken. Elk jaar veranderen zorgverzekeraars hun beleid ten aanzien van het stoprokenpakket en het al dan niet ten laste komen van het eigen risico. Dit schept onnodige verwarring bij iedereen. Wat moet er gebeuren? Vanuit verschillende organisaties moeten we een pakket maatregelen doorvoeren. Niet alleen gericht op stoppenmet-roken, maar ook op verandering van de normen ten aanzien van roken en stoppen-met-roken. We zien steeds meer maatschappelijke initiatieven die ertoe bijdragen dat rookvrij de norm wordt. Denk daarbij aan sport- en speelomgevingen, zorginstellingen en gemeenten die concrete stappen zetten. Stoppen met roken wordt gepromoot zoals via ‘Stoptober’. Zorgverleners gaan een actievere rol spelen bij het realiseren van een rookvrije samenleving. De overheid kan deze initiatieven versnellen en verbeteren door ze te ondersteunen. De overheid zou met de huisartsen in moeten zetten op: • meer campagnes om rokers te ondersteunen bij het stoppen faciliteren van gemeentes om maatschappelijke initiatieven door te zetten • vergoeding stoppen-met-roken betere afstemmen op het stopproces • zorgverleners activeren om structureel stopadviezen en begeleiding te geven Door verschillende maatregelen tegelijk uit te voeren, ontstaat synergie. Er is nu volop gelegenheid en toenemend draagvlak voor een samenleving die steeds meer rookvrij wordt en waar kinderen rookvrij kunnen opgroeien. 1 e uitgave 2018 Clinicus van het jaar 2016 – 2017 ‘Go-co’ DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER HUISARTSGENEESKUNDE Uitreiking Maandag 29 januari 2018 werden de jaarlijkse onderwijsprijzen uitgereikt door de MSV Pulse, de vereniging van de Maastrichtse geneeskundestudenten. Deze Clinicus van het Jaar verkiezing wordt gehouden om specialisten en arts-assistenten die zich bovengemiddeld inzetten voor coassistenten, in het zonnetje te zetten. Het gaat om waardering. De beste werkplekbegeleider van Huisartsgeneeskunde ontbrak uiteraard niet in dit geheel. Werkwijze Studenten lopen hun verplichte coschap Huisartsgeneeskunde/Sociale Geneeskunde op het eind van alle coschappen. We hebben gebruik gemaakt van de studentevaluaties in EPASS, het digitale portfolio dat studenten zelf bijhouden. Coassistenten vullen in EPASS een aparte evaluatie in over werkplek(begeleider) Huisartsgeneeskunde. Helaas is het invullen van die evaluatie niet verplicht, maar gelukkig konden we beschikken over voldoende evaluaties van een groot aantal werkplekken. Hoe vonden we onze genomineerden? We keken over de periode 1-9-2016 tot 1-9-2017. Studenten scoren op 4 onderdelen: organisatie, leerzaamheid, begeleiding en leerklimaat. Het gemiddelde van alle huisartsgeneeskundige plekken op alle onderdelen, was een 8,2. Met dat cijfer zijn wij zeer tevreden, maar goed is om te vermelden, dat de top 3 van alle stageplekken, onze genomineerden, tussen het rapportcijfer 9.4 en een 9.8 zat! Daarnaast geven studenten ook veel narratieve feedback (tops & tips). Dit is vaak nog leuker dan de rapportcijfers. Onze toppers 1. Floor Seveke en Gaspard Knops, Valkenburg 2. Jeroen Kuijpers, HOED-praktijk Berlicum 3. Sander Veeger, groepspraktijk Stramproy/Ell Valkenburg won dit jaar nipt de verkiezing van Berlicum. Het duo ging er met de zilveren stethoscoop vandoor, en een geldprijs van €500,- geschonken door het Annadalfonds. Dit bedrag dient aan onderwijsdoelen besteed te worden. Sander Veeger scoorde zelfs een 10 gemiddeld op het onderdeel ‘leerklimaat’, dus dat is een meteen opsteker 5 voor de hele praktijk. Ondanks de reisafstand voor sommige huisartsen, waren alle genomineerden aanwezig bij de uitreiking. Chapeau! Leukste TOP van een student over de winnaars “Ontzettend lieve mensen, ze gaven me veel vrijheid om zelfstandig dingen te doen. Voelde me erg welkom en lid van het team. Briljant dat ze patiëntcontacten met een Go-Pro opnemen, zodat je op je echte consult beoordeeld wordt.” Het verbaasde ons niet dat de geldprijs van de winnaars meteen werd verzilverd in een nieuwe educatieve gadget: een video otoscoop waardoor er meteen op een beeldscherm meegekeken kan worden met de student. op één lijn 60
Pagina 6
op één lijn 60 1 e uitgave 2018 Huisarts(geneeskunde) & huisdier Zorge(n)loze Ruby DOOR SANDRIEN WANSINK, MEDEWERKER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Dit is Ruby. Is ze een hond? Ze lijkt er wel op, maar voor mij is ze meer. Ik praat tegen haar, we hebben het samen gezellig, ik moet om haar lachen en ze vindt mij leuk. Opgegroeid met honden, katten, kippen, konijnen, een volière vol dieren, is dierenliefde me met de paplepel in gegoten. Als kind ging ik al met mijn moeder mee de dierenhokken schoonmaken in Kasteelpark Born. Ik wilde graag een hond, maar hoe kon ik dat combineren met werk en veel afspraken buitenshuis. Tot je ineens een hond(je) krijgt. Door omstandigheden kon mijn moeder zelf niet meer voor haar hond zorgen. Zo kwam Ruby bij mij terecht. Het is een gouden greep geweest. Uiteindelijk heeft de zorg voor haar zichzelf opgelost. Een vriendin die veel thuiswerkt, is blij met een beestje in huis. Nu gaat Ruby drie dagen in de week in een mandje achterop mijn fiets naar Gertha. Daar lever ik haar ’s morgens af en eind van de werkdag haal ik haar weer op. De vergelijking met een kind zal ik hier maar niet maken. Dat ligt gevoelig voor ouders. Maar voor mij is Ruby toch een soort kind. Ik heb ontzettend veel lol met en om haar. Ze heeft iets waardoor zelfs mensen die bang zijn voor honden, voor haar zwichten. Dit alles ondanks haar forse onderbeet, het Rob de Nijs spleetje in haar ondergebit en baardhaar. Ruby houdt van gezelligheid en van mensen. Zodra het kan ga ik even het heuvelland in of maak een wandeling rondom Kanne en de Cannerberg. Daardoor heb ik allerlei buurtbewoners leren kennen. Het meest moet ik om haar lachen als ik ’s avonds naar bed ga. Ja, ze ligt op bed. Maar daar kan ze niet zelf opspringen. Het is te hoog voor haar. Dus til ik haar op het bed. Iedere avond weer gaat zij precies op mijn helft liggen. Dan hoef ik alleen maar te wijzen naar de andere helft en dan gaat ze met veel tegenzin, zich zwaar uitrekkend een centimeter verderop liggen. Dan pak ik haar op en leg haar een halve meter verder. Onder veel gekreun gaat ze met haar rug naar me toe liggen. Zo val ik elke avond met een glimlach in slaap. Wat zou er toch in dat hondenbrein omgaan? Benoeming Huisarts Loes van Bokhoven is per 1 februari 2018 benoemd tot Universitair Hoofd Docent (UHD) bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht. Zij studeerde cum laude af in Maastricht in 1998. Daarna begon ze als docent bij het Skillslab, in combinatie met met een baan als arts bij het revalidatiecentrum Hoensbroek. Later dat jaar begon zij als AIOTHO aan haar huisartsopleiding (afgerond in 2004) in combinatie met het VAMPIRE onderzoek. Dat onderzoek ging over diagnostiek van onbegrepen (vage) klachten in de eerste lijn, tegenwoordig SOLK geheten. In 2008 promoveerde ze. Ze kreeg voor het proefschrift verschillende prijzen, waaronder die van het NHG en de landelijke onderzoeksschool CARE. De NHG prijs wordt eens per twee jaar uitgereikt aan een huisartsonderzoeker. De eerste prijs van CaRe is extra bijzonder, want er waren 100 proefschriften waaruit gekozen kon worden. Vanaf 2006 werkt Loes van Bokhoven als academisch huisarts in huisartsenpraktijk Dorine Verschure in Elsloo. Daarnaast heeft ze tot op heden altijd diverse rollen en functies in het onderwijs gehad en onderzoek gedaan. Haar werk concentreert zich tegenwoordig op interprofessioneel samenwerken. Loes is getrouwd en moeder van twee kinderen. 6 1 e uitgave 2018 In Memoriam Flying Doctor in Limburg DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID In de tuin van het mooie vakwerkhuis in Ransdaal, waar oud-huisarts Jo Baggen woonde, ligt als ornament een wat verbogen vliegtuigpropeller. Getuige van één van de vele, vele zaken waar Jo zich tijdens zijn mooie en inspirerende leven mee bezighield: dwars door Europa aan de stuurknuppel. Op 23 februari is er na 88 jaar een einde gekomen aan dat mooie leven, en we willen daar nu even bij stilstaan, niet in het minst vanwege zijn verdiensten voor de huisartsgeneeskunde in het algemeen en voor de Maastrichtse huisartsopleiding in het bijzonder. Jo is in 1929 in Schinveld geboren, als vijfde kind in het gezin van de schoolmeester. Hij studeerde in Nijmegen en vestigde zich vanaf 1963 als huisarts in Brunssum. Daar heeft Jo een eigen visie op het vak ontwikkeld, die pas jaren later breed werd gedeeld. Op basis van die visie werd hij berucht en beroemd om zijn strijd voor meer diagnostiek in eigen beheer. De deelgebieden waarin hij zich samen met zijn associé Thijs Vaessen heeft bekwaamd: hart- en vaatziekten, ziekten van de luchtwegen, oogziekten, ziekten van keel, neus en oor en diabetes mellitus. Voor al deze gebieden werd instrumentarium aangeschaft en zo nodig aangepast en er werden protocollen geformuleerd. De huisartsgeneeskunde van nu is deels aan zijn denken ontsproten. Hij schreef, preekte en gaf les, ook aan de vele aios die hij in zijn praktijk opleidde. Eén daarvan was Yvonne van Leeuwen, voormalig hoofd van de Huisartsopleiding, met wie hij 38 jaar lief en leed deelde. Op het gebied van de oogheelkunde ontwikkelde Jo speciale expertise en in 1990 promoveerde hij, een jaar voor zijn afscheid van de praktijk, op het proefschrift Oogheelkunde in de Huisartspraktijk, bij de oogarts prof. Wiel Lamers en de welbekende prof. Frans Huygen, hoogleraar huisartsgeneeskunde in Nijmegen. Natuurlijk implementeerde Jo één en ander in de praktijk: hij ontwikkelde een oogheelkundecursus voor de eerstelijn en trok met de “optomobiel” door het land. Ook vele generaties Maastrichtse aios stonden in de rij voor de Baggencursus in jaar 3! In 1999 heeft de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht Jo een symposium aangeboden met de titel: Met het oog op de meester. In het naderhand uitgegeven boekje beschrijft hij de inzichten door hem opgedaan in de voorbije veertig, vijftig jaar. Die gaan over wijsbegeerte, neurowetenschappen, natuurwetenschappen, besliskunde en het theorema van Bayes. Steeds weer getoetst aan de functie van de huisarts en zijn interactie met de patiënt. De strenge leermeester had ook een andere kant: uiterst gastvrij onthaalde hij velen op heerlijke maaltijden, prachtige wijnen en een scala aan fantastische verhalen. Verhalen die hij eerst aan zijn kippen voorlegde om te zien, of zij ze wel goedkeurden. Helaas liet zijn geest het geleidelijk afweten, en uiteindelijk is hij overleden in het verzorgingshuis in Valkenburg waar hij zijn laatste jaar doorbracht. Zijn kennis vervloog, zijn humor en blijheid bleven. En alles wat hij ons meegaf om te gebruiken en weer door te geven. 7 op één lijn 60
Pagina 8
op één lijn 60 1 e uitgave 2018 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Annemieke Fastenau Docent Huisartsopleiding Eigenlijk ben ik geen nieuwe medewerker, maar een ‘opnieuwe’ medewerker. Ik heb van 2006 tot en met 2014 bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde gewerkt als onderzoeker. In 2015 ben ik gepromoveerd op het onderwerp ‘Exercise training and physical activity in patients with mild to moderate COPD in primary care’. Daarna heb ik even genoten van een iets rustiger leven na mijn promotietraject, om me vervolgens in het onderwijs te storten. Eerst heb ik als docent bij de vakgroep Bewegingswetenschappen gewerkt en in juli 2017 ben ik overgestapt naar de Huisartsopleiding waar ik nu docent ‘Preventie, bewegen en bewegingsapparaat’ ben. Op wetenschappelijk gebied is inmiddels veel bekend over het effect van bewegen bij veel (chronische) aandoeningen, maar in het onderwijs en in de praktijk wordt deze kennis nog nauwelijks geïmplementeerd. Daarom ben ik zeer verheugd dat ik nu de kennis over bewegen mag inzetten om het onderwerp meer op de kaart te zetten, o.a. in de themagroep Preventie. Bovendien mag ik me ook bezig houden met ‘bewegen in brede zin’, zowel voor AIOS als stafleden voor het bevorderen van een gezonde organisatie. Naast deze werkzaamheden voor de vakgroep Huisartsgeneeskunde ben ik ook werkzaam als fysiotherapeut in Fysiotherapiepraktijk ‘de Heerderrein’ in de wijk de Heeg en ben ik betrokken bij landelijke en regionale werkgroepen en nascholingen COPD. Samen met Yves en mijn 8-jarige dochter Yfke woon ik in Maastricht. Naast mijn beroepsmatige interesse voor bewegen, ben ik uiteraard in mijn vrije tijd ook graag met sporten en bewegen bezig. Nicole Schuttelaar Gedragswetenschapper Huisartsopleiding sinds 1 november 2017 ben ik in Eindhoven actief in het mooie Strijp-Z gebouw om het psychisch blok te verzorgen voor de tweedejaars aios. Ik volg hiermee Ria Huygen-Koolen op en heb inmiddels samen met Suzanne Teunisse onze eerste groep afgesloten. Ik kijk er met veel voldoening op terug en heb alweer zin in de nieuwe onderwijsgroep die op 7 maart gaat starten! Ik heb klinische psychologie en persoonlijkheidsleer gestudeerd in Nijmegen (afgestudeerd 1994) en ben daarna achtereenvolgens Eerstelijns psycholoog en GZ-psycholoog geworden. Sinds 20 jaar heb ik mijn eigen praktijk in de generalistische basis GGZ waarvan de laatste tien jaar in Boxtel samen met een collega. Daarnaast heb ik op de PAAZ, bij SGGZ instellingen, bij een obesitascentrum en nog diverse andere werksettingen ervaring opgedaan. Ik ben verder actief als visiteur voor het NIP en ben betrokken bij de NZA-pilot over de nieuwe vergoedingenstructuur in de GGZ die in 2020 geïmplementeerd wordt. Onderwijs geven is voor mij redelijk nieuw hoewel ik wel regelmatig trainingen binnen mijn vakgebied heb verzorgd. Ik woon samen met mijn vriend en twee katten in het mooie dorpje Liempde. In mijn vrije tijd tennis ik en doe ik graag dance-workouts zoals Zumba. Verder ben ik (stief) moeder van een zoon van 21 jaar en een dochter van 19 jaar en een groot dierenliefhebber. Tijdens de gezellige staf tweedaagse in Wittem heb ik al een heel aantal nieuwe collega’s (beter) leren kennen. Al met al een leuke en gevarieerde club mensen die een warm soort familiegevoel uitstralen. Ik kijk er dan ook naar uit jullie weer te ontmoeten in Eindhoven, Maastricht of elders! 8 1 e uitgave 2018 Dennis Muris Projectmanager Elsje Kuijper Docent huisartsopleiding En zo zit ik na ruim vier jaar weer op de oude vertrouwde universiteit van Maastricht. Sinds november 2017 werk ik namelijk iedere dinsdag bij de vakgroep huisartsgeneeskunde. De andere dagen ben ik werkzaam als projectmanager bij MCC Omnes. MCC Omnes is een regionale organisatie voor samenwerking tussen huisartsen en specialisten in de Westelijke Mijnstreek. Het doel van deze intensieve samenwerking is om zinnige en zuinige samenwerking te stimuleren. In 2014 verliet ik de universiteit van Maastricht na een periode van bijna 10 jaar. Tijdens de opleiding Gezondheidswetenschappen, raakte ik erg geïnteresseerd in wetenschappelijk onderzoek, waardoor de keuze voor een promotieonderzoek snel was gemaakt. Van 2010 tot en met 2014 heb ik een promotieonderzoek uitgevoerd op de afdeling Interne Geneeskunde in samenwerking met de Maastricht Studie (afgerond in 2015). Tijdens het promotieonderzoek merkte ik echter dat ik een ‘expert’ werd op een klein gebied. Hierdoor begon ik me af te vragen hoe het zou zijn om een ‘generalist’ te worden, waarbij ik met veel verschillende onderwerpen en mensen te maken zou hebben. Om die reden heb ik de overstap gemaakt naar beleidsmatige functies, waarbij heb ik gewerkt als beleidsadviseur in het Catharina Ziekenhuis Eindhoven en in Zuyderland Medisch Centrum en nu dus als projectmanager bij MCC Omnes. Nu heb ik dus de mogelijkheid, als projectmanager bij MCC Omnes die voor één dag in de week gedetacheerd wordt aan huisartsgeneeskunde, om beide werelden bij elkaar te voegen. Een hele uitdaging! Het doel van de samenwerking met de vakgroep huisartsgeneeskunde is enerzijds het uitvoeren van praktijk onderzoek, op vragen ontstaan in de eigen beroepspraktijk, om zo zinnige en zuinige samenwerking te stimuleren bij huisartsen en specialisten. Anderzijds is het doel van de samenwerking met de vakgroep huisartsgeneeskunde om de monitoring van de anderhalvelijnszorg in de Westelijke Mijnstreek uit te voeren. Hierbij zal de anderhalvelijnszorg vergeleken worden met de reguliere tweedelijnszorg op de ‘triple aim’ doelstellingen (minder kosten, betere (ervaren) kwaliteit van de zorg en toegenomen gezondheidsniveau van de populatie). Het komende jaar zal ik met vele van jullie spreken waardoor we samen hopelijk een mooie invulling kunnen geven aan deze functie. Ik ben Elsje Kuijper en per 1 november werkzaam als docent aan de huisartsopleiding van Maastricht op de locatie Eindhoven. Ik begeleid nu nog eerstejaars huisartsen in opleiding, vanaf maart ga ik de derdejaars huisartsen in opleiding begeleiden en onderwijs geven. Ik heb er erg veel zin in om mijn enthousiasme voor het huisartsen vak over te kunnen brengen aan de toekomstige huisartsen. Ik ben anderhalf jaar geleden naar Eindhoven verhuisd in verband met het werk van mijn man. Hij is internist in het Maxima Medisch Centrum in Eindhoven. Ik heb 8 jaar als huisarts gewerkt in een stadspraktijk in het centrum van Utrecht. Dit combineerde ik met onderwijs geven aan het basiscurriculum geneeskunde van de Universiteit Utrecht en ik gaf ook onderwijs aan verpleegkundigen aan de hogeschool van Utrecht. Dit heb ik een aantal jaren met veel plezier gedaan. Momenteel ben ik werkzaam als waarnemend huisarts in verschillende praktijken rondom Eindhoven. Ik hoop uiteindelijk een vaste plek te vinden als huisarts hier in de regio. Ik ben getrouwd, we hebben 2 dochters, de oudste is zes en de jongste is vier jaar oud. Ik ben graag creatief bezig samen met de kinderen en in de avonduren spring ik graag op mijn racefiets of ga ik hardlopen. Dennis hield een voordracht tijdens een lunchreferaat van Huisartsgeneeskunde. Deze is terug te kijken op: https://youtu.be/BWNRJdTszIM 9 op één lijn 60
Pagina 10
op één lijn 60 1 e uitgave 2018 Bruikbare wetenschap Vertrouw op uw stethoscoop DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Zeg nee tegen CRP (bij kinderen) De CRP sneltest heeft een snelle opmars gemaakt in vrijwel elke praktijk en huisartsenpost. De keerzijde van toegang tot diagnostiek is echter dat een diagnostische test dan ook wel eens wordt ingezet terwijl daar (nog) geen bewijs voor is. Vooralsnog is er geen wetenschappelijk bewijs dat het inzetten van de CRP sneltest bij kinderen enig effect heeft op antibioticavoorschriften. En zeg eens eerlijk, prikt u niet stiekem af en toe ook bij kinderen? Na de studie van Marieke Lemiengre en Maastrichts voormalig hoogleraar Frank Buntinx mag u dat definitief gaan laten. Want zij evalueerden in een fraaie trial met vier groepen zowel het effect van het inzetten van de CRP sneltest bij kinderen met niet-ernstige infecties, alsook het effect van een korte communicatieve interventie met 3 vragen voor de ouders: ’Maakt u zich zorgen? Waarover maakt u zich zorgen? En waarom maakt u zich hierover zorgen?’. Praktijken maakten gebruik van beide interventies, een van beiden, of geen enkele interventie. Van de 2227 geïncludeerde kinderen kreeg circa 26% een antibioticum voorgeschreven. De CRP sneltest had geen enkel effect op het voorschrijfpercentage. Paradoxaal ging het voorschrijfpercentage in de groep huisartsen die de 3 vragen stelden omhoog (met een odds ratio van 2). Vragen naar zorgen wordt dus mogelijk door ons toegedekt met een voorschrift, terwijl het doel van de auteurs was om juist een vangnet aan ouders te bieden. Wat mij betreft mag uw eigen vangnet na het lezen van dit stukje vooral zijn dat u de CRP sneltest niet moet inzetten bij kinderen. Het komend jaar volgen de resultaten van een Utrechts-Maastrichtse trial naar de sneltest bij hoestende kinderen. Crepitatie, rhonchi of piepen: lost in translation De stethoscoop blijft het (status)symbool van de meeste dokters, en toch denken we allemaal wel eens aan het avondeten als we de thorax ausculteren, zeker als de anamnese al voldoende richting gaf aan de differentiaal diagnose. Heeft u wel eens de proef op de som genomen met uw collega, aios of coassistent, door beiden een patiënt 10 te ausculteren en onafhankelijk van elkaar de gehoorde longgeluiden te beschrijven? Ik durf u te voorspellen dat de gebruikte en beschreven termen zullen verschillen. Noren houden wel van innovatieve diagnostiek en zij betrokken mij in een studie waarbij ze ausculatiegeluiden opnamen met een speciale microfoon in de stethoscoop. Ze legden deze geluiden blind voor aan 28 dokters uit 7 landen, waaronder 4 huisartsen uit het Op1Lijn gebied. Deze artsen beschreven vervolgens de ausculatiegeluiden van 20 patiënten met bij elke patiënt steeds 6 opnames, overeenkomend met de posities waar je je stethoscoop neerzet. We waren benieuwd naar de inter-observer overeenkomst en die bleek voor crepitaties en piepen redelijk goed (0,86) met een kappa van 0,49. De Nederlandse deelnemers deden het erg goed vergeleken met de expert groep. Verder viel vooral op dat de deelnemende (Noorse) longartsen veel lager scoorden. Heb dus vertrouwen in uw stethoscoop! De digitale opname van de longgeluiden geeft denk ik zeer fraaie mogelijkheden voor onderwijsmomenten en bij het bespreken van patiënten met auscultatieve afwijkingen. Shared-decision praktijkondersteuning Het nadeel van fraaie concepten in de gezondheidszorg is dat de term vervolgens ook veel gebruikt en regelmatig misbruikt wordt. Ik zie aios de term shared decision making noteren in dossiers en op momenten waar op geen enkele 1 e uitgave 2018 manier sprake is van shared decision making. Juist in situaties waar er een beperkt aantal preferentiegevoelige opties zijn voor de patiënt, heeft het een grote meerwaarde. Vooralsnog werden de meeste studies naar shared decision making (SDM) in curatieve settings uitgevoerd. Promovendus Stephanie Lenzen ging samen met huisarts Loes van Bokhoven en hoogleraren Trudy van der Weyden en Sandra Beurskens op onderzoek uit naar SDM bij onze praktijkondersteuners. In een procesevaluatie gebruikten ze vragenlijsten en interviews om te evalueren, hoe de ervaringen en attitudes van praktijkondersteuners waren ten opzichte van SDM. Voor degenen onder ons die de praktijkondersteuner coachen en geen fan zijn van de ‘protocollitis’ die in vele spreekkamers (noodgedwongen) heerst, is het artikel een aanrader. Het blijkt dat de praktijkondersteuners enthousiast zijn, maar het nog lastig vinden om naar een meer coachende rol te gaan. Ook kunnen ze SDM nog lastig kunnen integreren in de meer geprotocolleerde, biomedisch gerichte consulten die ze gewend zijn. Dit wordt ongetwijfeld vervolgd, en ik hoop dat het kan bijdragen aan minder protocol-gericht en meer patiëntgericht werk door de praktijkondersteuners. Eindhoven de gekste (en beste) Luc Gidding ontwikkelde samen met de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven de PsyScan, een online tool die de huisarts en patiënt ondersteunt om bij patiënten met psychische klachten een goed behandeltraject te kiezen. PsyScan is een schoolvoorbeeld van een interventie die werd ontwikkeld met het werkveld, en daarom is de gerandomiseerde interventiestudie, die ze bij de SGE uitvoerden, meer dan het lezen waard. In totaal 176 patiënten ondergingen de PsyScan (met de 4DKL en een distress score) om beter te differentiëren tussen depressie, angst, stress of somatisatie, terwijl 160 patiënten met psychische klachten het normale zorg traject volgden. De patiënten die de PsyScan invulden, hadden na 1 jaar minder gerapporteerde klachten (bij 60% was sprake van succesvolle behandeling vs. 32% in de normale zorg groep), een betere kwaliteit van leven en dit alles ging niet gepaard met hogere kosten. Een mogelijke verklaring voor dit grote effect is dat door de snelle en efficiënte diagnostiek op het toppunt van de klachten – want dan presenteren de meeste patiënten zich toch in onze spreekkamers – meteen een goed vervolgplan konden maken. Al met al een trial met zeer positieve uitkomsten voor zowel patiënt als huisarts. De gekozen bottom-up benadering van de SGE met de vakgroep verdient alle lof, en ongetwijfeld een vervolg. Betere begeleiding coassistenten door extra reflectie Coassistenten begeleiden geeft telkens weer een prettige twist aan je spreekuren. Althans, dat ervaar ik zo, maar mijn lijst aan coassistenten is nog niet lang. Nu proberen we de coassistent altijd te stimuleren tot het maken van leerdoelen, liefst SMART en in ePass, maar hoe stellen we zelf eigenlijk doelen als begeleider? Marion van Lierop en Laury de Jonge onderzochten welke componenten gewaardeerd en effectief kunnen zijn om zelf als begeleider ook SMART verder te komen. Ze vroegen 20 ervaren begeleiders van coassistenten (overigens wel veel mannen van middelbare leeftijd, want maar liefst 95% was man en 55% was ouder dan 50 jaar) om een zelfevaluatie in te vullen, en de huisartsen kregen ook de evaluaties die studenten invulden over de ervaren begeleiding. Tien huisartsen namen aanvullend deel aan een 1,5 uur durende sessie met collega opleiders en een supervisor van de opleiding. Op basis van deze twee of drie componenten mochten de huisartsen hun plannen formuleren voor de begeleiding van volgende coassistenten. Ofschoon alle componenten door de begeleiders werden gewaardeerd, maakten de huisartsen die alle componenten hadden gedaan, dus inclusief de aanvullende intervisie, concretere en betere plannen om het klinisch onderwijs te verbeteren. Kortom, intervisie werkt, ook als het gaat om de huisarts als begeleider en docent. Referenties • Reducing inappropriate antibiotic prescribing for children in primary care: a cluster randomised controlled trial of two interventions. • • • Lemiengre MB, Verbakel JY, Colman R, De Burghgraeve T, Buntinx F, Aertgeerts B, De Baets F, De Sutter A. In: Br J Gen Pract. 2018 Mar;68(668):e204-e210. doi: 10.3399/ bjgp18X695033. Epub 2018 Feb 12. International perception of lung sounds: a comparison of classification across some European borders. • Aviles-Solis JC, Vanbelle S, Halvorsen PA, Francis N, Cals JWL, Andreeva EA, Marques A, Piirilä P, Pasterkamp H, Melbye H. • In: BMJ Open Respir Res. 2017 Dec 18;4(1):e000250. doi: 10.1136/ bmjresp-2017-000250. eCollection 2017. • What makes it so difficult for nurses to coach patients in shared decision making? A process evaluation. • • Lenzen SA, Daniëls R, van Bokhoven MA, van der Weijden T, Beurskens A. In: Int J Nurs Stud. 2017 Dec 16;80:1-11. doi: 10.1016/j. ijnurstu.2017.12.005. [Epub ahead of print] • PsyScan e-tool to support diagnosis and management of psychological problems in general practice: a randomised controlled trial. • • Gidding LG, Spigt M, Winkens B, Herijgers O, Dinant GJ. In: Br J Gen Pract. 2018 Jan;68(666):e18-e27. doi: 10.3399/ bjgp17X694109. Epub 2017 Dec 18. • Peer group reflection on student ratings stimulates clinical teachers to generate plans to improve their teaching. • van Lierop M, de Jonge L, Metsemakers J, Dolmans D. • in: Med Teach. 2017 Nov 28:1-8. doi: 10.1080/0142159X.2017.1406903. [Epub ahead of print] 11 op één lijn 60
Pagina 12
1 e uitgave 2018 2014 WESP: Merel Keulen Gezonde basisschool ook op andere scholen? BEGELEIDERS: MAARTJE WILLEBOORDSE EN ONNO VAN SCHAYCK Vraagstelling 'De Gezonde Basisschool van de Toekomst' (GBT) is een project vanuit de Universiteit Maastricht dat op innovatieve en brede wijze gezondheid in de schooldag integreert. Vanwege interesse vanuit andere scholen, onderzochten wij bereidheid, motivatie en behoeften van betrokken stakeholders voor deelname aan gezondheid bevorderende en preventieve programma onderdelen van de GBT. Studiedesign We ontwikkelden een needs-assessment tool voor de beoordeling van het draagvlak bij ouders/verzorgers en professionals voor gezondheidsbevorderdende componenten. Om data te verzamelen zijn vragenlijsten uitgezet en interviews in focusgroepen uitgevoerd. Resultaten en conclusie Zowel de werkzame professionals op school, als ouders/ verzorgers in het thuisfront vinden aandacht vanuit de school voor gezondheid van de kinderen tijdens de schooldag erg belangrijk. Hierin zien zij veel ruimte voor verbetering. Er moet meer aandacht, tijd en moeite voor zijn. De GBT-componenten kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. WESP: Hicham Greven Concentreren gaat het beste in de ochtend BEGELEIDERS: MAARTJE WILLEBOORDSE EN ONNO VAN SCHAYCK Vraagstelling Wat is de invloed van het bioritme op leerprestaties, attentieniveau, slaperigheid en welzijn van leerlingen op basisscholen met een aangepaste dagindeling? Wat zijn de ideale tijden voor intellectuele prestaties bij basisschoolleerlingen? Studiedesign Een literatuurstudie via gestructureerde zoektermen en semigestructureerde interviews met leraren. Waar: op interventiescholen van het project ‘De gezonde basisschool van de toekomst’ die sinds een aantal jaren het bioritmemodel toepassen. Primair resultaat en conclusie Uit zowel de literatuurstudie als uit de interviews met leraren bleek dat het bioritme-model in de ochtend een duidelijk effect heeft en dat leerlingen zich vooral van 10 tot 12 uur goed kunnen concentreren. Wat betreft de middag is er nog veel onduidelijkheid en is verder onderzoek noodzakelijk. 12 op één lijn 60 1 e uitgave 2018 Hoofdpijncasus OOK en de Witte Raven DOOR SIMON KLEIJKERS, HUISARTS IN GEZONDHEIDSCENTRUM HOENSBROEK-NOORD De Witte Raven is een groep ervaren huisartsen die zich richt op het zoeken van de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De term ‘witte raaf’ is nog wel enigszins bekend, maar de afkorting OOK een stuk minder. Simon is het jongste lid van de Witte Raven groep. Dank voor de vele reacties op de casus in het voorgaande nummer van ‘Op één Lijn’ (nummer 59, pagina 17). Het goede antwoord was: sarcoïdose, met onder meer cardiale en cutane uitingen. De winnaar van de loep is de Maastrichtse huisarts in opleiding Marielle van der Burgt! Zij verstuurde binnen één dag het goede antwoord. Gefeliciteerd! Nu de nieuwe casus; goede antwoorden kunnen wederom verstuurd worden naar s.kleijkers@gmail.com. De Witte Raven groep in Maastricht bestaat uit de volgende leden: Harry Crebolder, Geert-Jan Dinant, Paul Höppener, Simon Kleijkers, Raymond Leclercq, Yvonne van Leeuwen en Erik Stolper. Doel: zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De groep bestaat uit huisartsen met een mix van ervaring, zowel klinisch als wetenschappelijk. Werkwijze: de groep krijgt door collegae of anderen een papieren casus aangereikt die mogelijk verdacht is voor een zeldzame aandoening, waarvan eerder specialistisch onderzoek niets heeft uitgewezen. De inbrenger heeft echter het stellige vermoeden dat de oorzaak een zeldzame ziekte is. De wijze van zoeken, gericht op zeldzame aandoeningen, leidt tot een advies aan de inbrenger. Casus Een 55-jarige patiënt, in de voorgeschiedenis bekend met slecht gereguleerde diabetes mellitus type II, bezoekt het spreekuur van de huisarts met sinds 3 maanden nieuwe hoofdpijn. Hij heeft hierbij het gevoel alsof het achterhoofd ‘opgezwollen’ is. Verdere anamnese toont geen alarmsymptomen. Lichamelijk onderzoek levert geen bijzonderheden op. Vanwege een niet pluis gevoel verwijst de huisarts de patiënt naar de neuroloog. Een MRI-scan van de hersenen toont geen afwijkingen. De waarschijnlijkheidsdiagnose spierspanningshoofdpijn wordt gesteld. Twee maanden later bezoekt de patiënt wederom het spreekuur van de huisarts met persisterende hoofdpijnklachten met sinds één maand visusklachten. De huisarts krijgt een ‘OOK-gevoel’. Visus ODS is 0,25; correctie geeft geen verbetering van de visus. Fundoscopie toont het volgende beeld: Wat is jullie diagnose? 13 op één lijn 60
Pagina 14
op één lijn 60 1 e uitgave 2018 Cum Laude promotie Pijn op de borst bij de huisarts DOOR ROBERT WILLEMSEN, HUISARTSONDERZOEKER Nu het bijna hora est, wil ik graag met u delen wat ik de afgelopen jaren heb gedaan ‘op HAG’. Ik heb daar onderzoek gedaan en dat heeft geresulteerd in het proefschrift ‘Assessing Chest Pain in Primary Care’, dat ik op 23 maart zal verdedigen. Onderzoek doe je niet alleen, ik deed dat samen met de professoren Dinant, Buntinx en Glatz, met de onderzoeksassistentes Hilde Bours en Evie van Severen en met de WESP-en Beatrijs Hoorweg en Lotte Cleef. Aan het gezelschap lag het dus niet. Verderop in dit stukje zal ik dan ook overstappen van eerste persoon enkelvoud naar eerste persoon meervoud. Maar eerst nog een persoonlijke ontboezeming. In dit stuk wil ik u in enkele paragrafen vertellen over de diverse aspecten van pijn op de borst bij de huisarts die we onderzocht hebben. Deze fase van het onderzoek heeft daarmee qua schrijfwerk dan ook een tamelijk ‘eind goed, al goed gehalte.’ Nu kan ik kort en bondig opschrijven, wat in een eerdere fase een lange weg van schrijven en herschrijven bleek te zijn. Onderzoek doen, en vooral het opschrijven daarvan, kenmerkt zich immers door lange schrijfrondes met ernstig door Word’s ‘wijzigingen bijhouden’ gecontamineerde bestanden. Dat geldt voor ieder onderzoek, zelfs voor onderzoek naar sneltesten met de bijnaam ‘RAPIDA-studie’. En ja, ik haast mij natuurlijk in alle oprechtheid te zeggen, dat het daar uiteindelijk beter van wordt. Ook al voelt het soms als een bordspel om steeds weer terug naar ‘AF’ te moeten. Ik zeg het vooral op deze plek om de jonge onderzoekers op HAG te ontslaan van de gedachte dat het ‘aan hen ligt.’ Want dat is niet zo, het hoort erbij. Hopelijk twijfelt u er intussen niet aan dat ik gewoon een hele leuke tijd heb gehad en dat onderzoek doen mijn werk als huisarts enorm verbreed en verdiept heeft! Want dat is een feit. En hieronder deel ik graag nog wat andere geconstateerde feiten . ASSESSING CHEST PAIN IN PRIMARY CARE ROBERT WILLEMSEN Pijn op de borst bij de huisarts: wat is het probleem? Aan het beoordelen van pijn op de borst in de huisartsenpraktijk kleven verschillende uitdagingen. In enkele representatieve casus hebben we deze uitdagingen beschreven. De meeste patiënten met pijn op de borst bij de huisarts hebben geen hartinfarct, maar sommigen wel. Onderscheid maken tussen deze twee groepen is niet altijd makkelijk. Verwijzen lijkt veilig, maar het is daarbij goed een zekere drempel aan te houden vanwege patiëntcomfort, kosten en belasting van de tweedelijn. Verder laten we vanuit het perspectief van de huisarts zien hoe het is om een ernstig hartprobleem te missen en onderbouwen we waarom een diagnose soms achteraf een stuk duidelijker is, dan vooraf. Ook voor de cardioloog is het beoordelen van pijn op de borst niet altijd makkelijk. Dankzij troponinetesten kunnen de meeste patiënten goed en veilig gediagnosticeerd worden door de cardioloog, maar we beschrijven ook een casus waarbij een verhoogd troponine niet door een hartinfarct komt. Pijn op de borst bij de huisarts: incidentiecijfers In 2016 verrichtten we een observationele studie naar patiënten die zich bij de huisarts presenteren met pijn op de borst. Voor deze studie hebben we 118 huisartsen in Nederland en België gevraagd om gedurende twee weken álle patiëntencontacten te registreren. Patiënten met pijn op de borst werden daarbij in detail geregistreerd én gevolgd tot minimaal 30 dagen na het consult. Aldus registreerden de huisartsen samen 22.294 patiëntcontacten. Tijdens 281 patiëntcontacten ging het om pijn op de borst. We maakten uit deze studie op dat pijn op de borst bij de huisarts nog steeds frequent voorkomt (1,26% van de consulten gaat over pijn op de borst), dat de meest voorkomende einddiagnose musculoskelataal van aard is (33,1%), dat ernstig onderliggend lijden meestal niet aan de orde is, maar ook niet zeldzaam is (8,4% van de patiënten had een ernstige cardiovasculaire ziekte), dat er veel onderzoek gedaan wordt bij álle pijn op de borst patiënten om het beeld nader te kunnen duiden (512 diagnostistische tests in eerste en tweedelijn bij 281 patiënten), dat de huisarts veiligheidshalve 'over-verwijst' (de huisarts verwijst 40% van de pijn op de borst patiënten) en dat de huisarts (daardoor) 14 weinig ernstige diagnoses mist (0,7%). Met dit onderzoek werd eens te meer de omvang én relevantie van het aan de huisarts gepresenteerde probleem pijn op de borst geïllustreerd. Pijn op de borst bij de huisarts: wat vindt de huisarts er zelf van? Eveneens in 2016 interviewden we 27 Belgische en Nederlandse huisartsen. Zij gaven unaniem aan dat de incidentie van pijn op de borst als reden voor consultatie van de huisarts niet afneemt. Wel meenden zij dat het acuut coronair syndroom onder patiënten met pijn op de borst minder dan voorheen lijkt voor te komen en dat er meer ‘atypische klachten’ voor in de plaats komen. Daardoor neemt de diagnostische onzekerheid onder huisartsen toe. De huisartsen verklaarden vooral op hun eigen klinisch oordeel te varen. Nieuwe diagnostische middelen achtten zij alleen nuttig, wanneer de diagnostische meerwaarde ervan is bewezen. Huisartsen lijken niet bang te zijn om een aanzienlijk aantal patiënten met pijn op de borst dat uiteindelijk geen ACS heeft, te verwijzen. Zij stellen dat dat veilig is en dat diagnostische onzekerheid nu eenmaal een belangrijk onderdeel van het huisartsenvak is. Pijn op de borst bij de huisarts: wat kost het en wat kunnen we daaraan doen? In een andere studie hebben we samengewerkt met gezondheidseconomisch onderlegde collega's (prof. Kusters in Den Bosch en Michelle Kip in Enschede). We analyseerden het effect van een toekomstige klinische beslisregel (KBR) - waarvan een sneltest deel uitmaakt - op zorgkosten. We schatten de gegenereerde kosten van verwezen, maar uiteindelijk ACS negatieve patiënten met pijn op de borst (de zogenaamde ‘valspositieven’) op € 1,448 per patiënt, met aldus een totale jaarlijkse kostenlast van meer dan € 165 miljoen in Nederland. Met een minimale reductie van 29% aan 'valspositieven' en een kostprijs van een sneltest van € 25 zou een KBR inclusief sneltest kosteneffectief zijn. Een additionele € 16,4 miljoen wordt jaarlijks in Nederland bespaard met elke verdere 10% daling aan ‘valspositieven.’ Pijn op de borst bij de huisarts: bestaat er een ideale sneltest? Welke sneltest zou de klus nu kunnen klaren? Het ligt voor de hand ernaar te streven de troponine test, zoals die in de tweedelijn gebruikt wordt, te vangen in een sneltest die direct resultaat geeft en waarvoor slechts een druppel bloed nodig is. Troponine-testen in een dergelijke vorm en met een accuratesse die de ziekenhuistesten benadert zijn echter niet voorhanden. Daarom is er de laatste jaren aandacht geweest voor Heart-type fatty acid binding protein (H-FABP). Gebaseerd op gegevens uit de literatuur, ontstond de hypothese dat deze biomarker met een lage afkapwaarde wellicht van meerwaarde zou kunnen zijn. We hebben daarom een studie gedaan in een tweede lijnsomgeving met patiënten met pijn op de borst. Bij deze patiënten werd veneus bloed afgenomen en de H-FABP spiegel bepaald. Hieruit bleek dat H-FABP met een afkap van 4.0 ng/ml als grens tussen positief en negatief gelijkwaardig presteerde, als hoog sensitief troponine. Daarnaast bleek het mogelijk een sneltest te produceren met deze afkapwaarde, waarvoor slechts een vingerprik nodig is. Pijn op de borst bij de huisarts: het daadwerkelijk onderzoeken van een bestaande sneltest Mede gebaseerd op de eerder genoemde studies hebben we een diagnostische studie in de huisartsenpraktijk opgezet. We hebben daarbij een H-FABP sneltest gebruikt die positief kleurt bij een H-FABP waarde in een druppel bloed (verkregen middels vingerprik) van 4 ng/ml of meer. We includeerden aldus 303 patiënten in deze studie. De sensitiviteit en negatief voorspellende waarde van de H-FABP sneltest waren 25.8%, respectievelijk 91.6% voor ACS. De sensitiviteit van de sneltest viel dus tegen. Een KBR, waarbij een aantal symptomen werden gecombineerd met het resultaat van de sneltest, deed het niet beter dan de huisarts zonder extra diagnostische hulpmiddelen. Met de KBR nam het aantal gemiste ACS-diagnoses wat af, maar het aantal 'vals positieven' nam juist toe. Pijn op de borst bij de huisarts: de toekomst Eens te meer blijkt uit ons onderzoek dat het complexe proces van aantonen en uitsluiten van acuut coronair syndroom niet makkelijk is te vervangen door een klinische score met een eenvoudige sneltest. Mogelijk zullen er - met het verder verbeteren van sneltesten - nieuwe kansen ontstaan. Mogelijk wordt de zorg op andere manieren efficiënter omdat de cardioloog steeds sneller te werk kan gaan met de troponinetesten in de tweedelijn. Voorlopig is het in elk geval goed dat onze geïnterviewde huisartsen boven alles op hun eigen klinisch oordeel varen. 15 op één lijn 60 op één lijn 59
Pagina 16
op één lijn 60 1 e uitgave 2018 Een vroege diagnose bij dementie Wie zou het willen weten? DOOR JULIA FRIJLING, CLAIRE WOLFS, RUDOLF PONDS EN CARMEN DIRKSEN, ONDERZOEKERS Dementie kan door medisch-technische ontwikkelingen steeds vroeger worden vastgesteld. Dit geldt in het bijzonder voor de ziekte van Alzheimer. Patiënten met milde geheugenklachten en relatief weinig interferentie in het dagelijks leven kunnen hierdoor al een diagnostiektraject overwegen. Een belangrijke reden voor patiënten en hun naasten om vroeg te starten met een diagnostiektraject, is dat de oorzaak van de geheugenklachten achterhaald kan worden en zodoende beslissingen voor de toekomst genomen kunnen worden. Maar er zijn ook nadelen: een vroege diagnose dementie kan bij sommige patiënten leiden tot angst, onzekerheid en stigmatisering. De vraag is of een dergelijke diagnose in zulke gevallen niet beter op een ‘tijdig’ in plaats van een vroeg moment moet worden gesteld. Dit houdt in dat er pas gestart wordt met een diagnostiektraject wanneer de patiënt er op dat moment ook daadwerkelijk zelf de meerwaarde van ziet. Waarom een onderzoek? In januari 2018 hebben onderzoekers van MUMC+ in samenwerking met Radboud UMC Nijmegen een onderzoek gestart dat zich richt op gezamenlijke besluitvorming rondom diagnostiek van dementie in de huisartspraktijk (zie ook Op één lijn, 3e uitgave 2017). De huisarts speelt namelijk een belangrijke rol bij de beslissing om wel of niet te starten met een diagnostiektraject. Vaak beslissen de patiënt en de huisarts hier samen over, waarbij er naast de medischinhoudelijke argumenten ook nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de voorkeuren, wensen en behoeften van de patiënt en diens naasten. Toch zijn de behoeften, wensen en voorkeuren niet altijd duidelijk voor de huisarts. Ook kunnen bepaalde verwachtingen van de patiënt de beslissing om voor een diagnostiektraject te kiezen, beïnvloeden. Wellicht herkennen huisartsen de onderstaande scenario’s. Wat is het doel van het onderzoek? Het doel van dit onderzoek is om een keuzehulp te ontwikkelen en te evalueren die gezamenlijke besluitvorming in de huisartspraktijk ondersteunt. Hoe de keuzehulp precies toegepast zal worden in de praktijk is afhankelijk van de wensen en behoeften 16 ….. “Mijn moeder had dementie en ik vertoon dezelfde geheugenproblemen, kunnen we dit onderzoeken?” ….. “Ik heb gelezen dat ze nu in het hersenvocht kunnen zien of ik de ziekte van Alzheimer heb. Kunt u mij doorsturen naar een geheugenpoli, want mijn geheugen wordt er niet beter op. En wat kunnen ze dan doen?” ….. “Heeft het wel zin vader vroeg te laten testen op dementie, want ik begrijp dat er geen pillen zijn die het beter maken?” van de patiënt en de huisarts. De informatie in de keuzehulp kan bijvoorbeeld handvatten bieden voor de huisarts, wanneer de verschillende mogelijkheden bij aanvullende diagnostiek worden besproken met de patiënt. Een andere optie is, dat de huisarts, patiënt en een naaste de uitkomsten van de keuzehulp samen bespreken, wanneer er een beslissing rondom vervolgonderzoek wordt genomen. De onderzoekers verwachten dat mensen die zich met geheugenklachten melden bij de huisarts, door de beschikbaarheid en het gebruik van een keuzehulp minder onzekerheid ervaren bij het maken van moeilijke beslissingen op het gebied van dementie. Stand van zaken? Het project is besproken met de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht en de onderzoekers zullen in april 2018 huisartsen in de regio Zuidoost-Nederland gaan benaderen voor deelname aan het eerste deel van het onderzoek. Het eerste deel richt zich uitsluitend op het inventariseren van de behoeften, voorkeuren en wensen van mensen met geheugenklachten, hun naasten en van de huisarts. Huisartsen zullen binnenkort een informatiebrief ontvangen waarin beschreven wordt wat deelname aan het onderzoek inhoudt. Meer informatie? Als u mee wilt doen of meer informatie over dit project wilt ontvangen, neem dan contact op met Julia Frijling via het telefoonnummer 043-388 10 22 of per mail via s-decided@maastrichtuniversity.nl. 1 e uitgave 2018 Alzheimer Centrum Limburg MijnBreincoach project DOOR IRENE HEGER, PROMOVENDUS ALZHEIMER CENTRUM LIMBURG Op 17 maart heeft het Alzheimer Centrum Limburg een bewustwordingscampagne gelanceerd rond het onderwerp hersengezondheid, samen met de app ‘MijnBreincoach’. Het kan zijn dat u vanwege deze campagne vragen krijgt van patiënten naar aanleiding van de campagnefolder, social media of een poster in een wachtruimte. Het is daarom goed om weet te hebben van het bestaan van de campagne en de strekking van de boodschap. Mensen kunnen altijd naar de campagnewebsite verwezen worden voor meer informatie. Ook kunnen ze gewezen worden op de app, als ze inzicht willen krijgen in hun eigen hersengezondheid en ermee aan de slag willen. Het aantal mensen met dementie neemt wereldwijd sterk toe. In Nederland wordt in de komende 25 jaar een verdubbeling verwacht van dit aantal tot meer dan een half miljoen mensen met dementie. Dit leidt niet alleen tot toenemende zorgkosten voor dementie (een stijging van 3% per jaar) maar ook tot een verminderde kwaliteit van leven voor zowel de persoon zelf, als ook voor naasten. Ondanks tijdrovend en kostbaar wetenschappelijk onderzoek, is er nog steeds geen medicijn dat dementie kan genezen. Onlangs heeft farmacieconcern Pfizer aangekondigd te stoppen met onderzoek naar de ziekte van Alzheimer, omdat grote doorbraken uitblijven. In het wetenschappelijk onderzoek is er in toenemende mate aandacht voor preventie van dementie. Uit onderzoek blijkt dat 30% van het aantal gevallen van dementie voorkomen kan worden, vooral door het kiezen voor een gezonde leefstijl. Ondanks dat dit veelbelovende aanknopingspunten zijn om dementie te voorkomen of uit te stellen, blijkt echter uit recent Limburgs onderzoek dat nog maar de helft van de mensen op de hoogte is dat een gezonde leefstijl kan leiden tot gezondere hersenen. Het Alzheimer Centrum Limburg heeft in samenwerking met de Limburgse GGD’s en de Provincie Limburg, een bewustwordingscampagne gelanceerd, genaamd ‘’We zijn zelf het medicijn’’. De aftrap van deze provinciale campagne was tijdens de Brain Awareness Week op 17 maart 2018 bij het Museumplein Limburg te Kerkrade. Het doel van deze campagne, die tot eind januari 2019 duurt, is om het begrip ‘hersengezondheid’ op de kaart te zetten en mensen te informeren over het verband tussen dementie en leefstijl. Het campagnemateriaal is in de Provincie Limburg beschikbaar via zorginstellingen, medische diensten en openbare voorzieningen. Ook heeft een aantal bedrijven en instellingen zich aangesloten bij de campagne, bijvoorbeeld door lokale acties op te zetten. Denk aan groenten in de aanbieding in een supermarkt of korting op een fitnessabonnement. De gratis app ‘MijnBreincoach’ (www.mijnbreincoach.eu) geeft mensen inzicht in hun persoonlijke hersengezondheid en helpt om kleine en haalbare stappen te zetten naar een gezondere leefstijl, en daarmee gezondere hersenen. Huisartsen of praktijkondersteuners die vragen hebben kunnen contact opnemen met het campagnebureau via de website www.wezijnzelfhetmedicijn.nl, of met contactpersoon Irene Heger, vakgroep Psychiatrie en Neuropsychologie van de Universiteit Maastricht, irene.heger@maastrichtuniversity.nl. Gezonde hersenen Download de MijnBreincoach app! Verkleinen aardbeien de kans op dementie? Hoe dan? we zijn zelf het medicijn.nl Gezonde hersenen Download de MijnBreincoach app! Dit is een campagne van Alzheimer Centrum Limburg i.s.m. vele partners. Verkleint wandelen de kans op dementie? Hoe dan? we zijn zelf het medicijn.nl Dit is een campagne van Alzheimer Centrum Limburg i.s.m. vele partners. 17 op één lijn 60
Pagina 18
op één lijn 60 1 e uitgave 2018 Hoofdzaken Alea iacta est! 1 DOOR BAS MAIBURG, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Een onvoorwaardelijke, nieuwe erkenning als opleidingsinstituut voor vijf jaar is een feit. We mogen weer even van de RGS. Uitdagingen genoeg, in de vorm van het werven van voldoende kandidaten voor de opleiding in Maastricht en Eindhoven én het op peil houden van de financiën van de opleiding. Het voelde als het telefoontje over de uitslag van je eindexamen. Je denkt dat het wel goed zit, maar die onrustkriebel in je onderbuik wil er pas uit na het verlossende telefoontje van de RGS. Erkenning als opleidingsinstituut tot januari 2022. Een fraai resultaat van de inzet van coördinatoren, docenten, opleiders en aios bij de visitatie, en een pluim op het werk van alle betrokkenen. Even tijd om adem te halen tot de volgende RGS-visitatie. Die gaat er overigens heel anders uitzien. Toezicht op afstand van de RGS, verantwoording door het instituut gebeurt dan schriftelijk aan de hand van een verslag van de “interne kwaliteitsevaluatiecyclus die aansluit bij de erkenningseisen en het kwaliteitskader”. Dat kostte even tijd om goed tot me door te laten dringen. Interessant nieuwigheidje: het instituut gaat in de nieuwe systematiek de opleiders erkennen! Veel tijd en ademruimte wordt ons niet gegund, de GEARvisitatie staat alweer voor de deur. GEAR, een onderlinge visitatie van de instituten, met als thema’s in juni het curriculum, de toetsing en de leeromgeving. Bijkomende omstandigheid: GEAR wordt gezien als het kwaliteitskader in de nieuwe erkenningsprocedure. Oefenen voor de toekomst dus! Bij de GEAR-visitatie zelf wordt weer de nodige inbreng van aios, opleiders en docenten verwacht. Uw sollicitatie hiervoor is zeer welkom.Met al de gedane inspanningen voor de staf kwam het stafuitje eind januari op het juiste moment. Tijd om aan de gezonde mens te werken. Starten met balansoefeningen om de opleidingszaken goed in evenwicht te kunnen houden. Workshops over geluk, bewegen tijdens het werk, slaap (buiten het werk), stressvermindering en koken spreken voor zich. Daarnaast toonde de staf de flexibiliteit en creativiteit om met een flink aantal suggesties voor het beleid van de afdeling voor de komende tijd te komen. Om nog maar niet te spreken over de creativiteit van de “pèkskes” waarin stafleden zich tijden het “Back to School- feest” ‘s avonds vertoonden. Een uitgelezen kans voor nieuwe stafleden om hun collega’s van alle kanten te leren kennen. Alle recent gestarte nieuwe docenten waren dan ook aanwezig. Eén van hen, Sarah Wijen, is in deze rubriek nog niet langsgekomen. Zij is begin januari gestart als jonge gedragswetenschapper 18 met de begeleiding van één van onze derdejaars groepen in Eindhoven. Ambitieus, en met goede papieren als GZ-psycholoog. Na de erkenning vergt het werven van de nodige aios alle aandacht. In de vorige aflevering moest ik het schamele resultaat melden voor het aantal startende aios in maart. Die ervaring heeft de wervingsraderen in een hogere versnelling gezet. Naast het bespreken met de LOVAH Maastricht van de aios-kant van solliciteren voor de opleiding, hebben wij, samen met Huisartsopleiding Nederland, twee nieuwe acties ondernomen. Mogelijk bent u het superman-affiche met de tekst “durf te kiezen” (voor huisarts) zelf al tegengekomen. De voorpremière van de film “Médecin de campagne”, met borrel na afloop, was met name op potentiële kandidaten voor de opleiding gericht. Met dubbel succes: twee volle filmzalen in Maastricht en Eindhoven, en meer dan een verdubbeling van het aantal kandidaten met eerste keuze Maastricht! Een sterk staaltje van ons wervingstrio Babette (Doorn), Marleen (van den Boogaart) en Joost (Dormans). Het ziet er naar uit dat we in september met twee volle zuid-groepen kunnen starten. Dat is goed nieuws voor een aantal opleiders die noodgedwongen in de wacht stonden om aios op te leiden. Zij kunnen weer aan de slag in het opleidingsveld. Een afwisselende inzet voor coassistenten (naast of als alternatief als er even geen aios) is, indien praktisch goed haalbaar, ook voor de huisartsopleiding van groot belang: een goed coschap doet wonderen voor de motivatie om huisarts te worden! Die feedback kregen we ook van de studenten en basisartsen terug. Verstevigen van de samenwerking met het basiscurriculum is voor 2018 één van de speerpunten van de opleiding. Naast de inzet voor de opleiding in verschillende fasen, wordt hierbij ook het aios-co project nieuw leven ingeblazen. Ook wordt goed gekeken naar gezamenlijke docentprofessionalisering voor beide geledingen. En we zijn aanwezig bij het symposium van elke groep coassistenten die het coschap Huisartsgeneeskunde en Sociale Geneeskunde afsluiten. We bieden een lunch aan en geven informatie over de vervolgopleiding. In de serie pluspunten verdient ook het financiële resultaat over 2017 een plaats. Bijna op de cent break-even, dat geeft ons moed. We hebben de teerling geworpen. Zo’n kleine tweeduizend jaar geleden ging dat letterlijk niet zonder slag of stoot. Tegen een stootje kunnen we wel, dat hebben de afgelopen jaren wel bewezen. 1“De teerling is geworpen”. Toegeschreven aan Julius Cesar, maar mogelijk al afkomstig uit de Griekse literatuur. 1 e uitgave 2018 LOVAH congres 2018 “Wij zijn de basis….” DOOR MALOU ENGELHARD, INMIDDELS EX-AIOS HUISARTSGENEESKUNDE Op 26 januari vond het tiende LOVAH congres plaats in ‘DeFabrique’ in Utrecht. Voor mij was het helaas mijn laatste congres als aios, dus des te meer reden om te gaan. Tijd voor een lustrum, tijd voor een feestje en tijd voor Familie. “It’s all-in the Family” was deze keer dan het thema. Het programma was gevarieerd met praatjes over vaccinaties, een goede dood, functionele urologie, zwangerschap, antibioticabeleid, een debat over medisch tuchtrecht en nog veel meer. Naast leerzame sessies was er volop tijd om bij te praten met collega’s en lekker te eten en drinken. Zo weet ik nu dat mijn toekomstige kinderen al vanaf de vierde maand van hun leven kennis gaan maken met pindakaas, want dat schijnt een pinda-allergie in de meeste gevallen te voorkomen en al helemaal als ze aanleg hebben voor eczeem. Als afsluiter was er een swingend feest met allerlei muzikale hits mede mogelijk gemaakt door de band Groove Department. Een aparte vermelding waard, was dagvoorzitter Ernst van der Pasch. Waar sommige mensen hem wellicht nog kennen als voormalig presentator van het TV-programma Het Klokhuis of als cabaretier: momenteel is hij laatstejaars aios huisartsgeneeskunde aan de VU in Amsterdam. Ernst bracht op het LOVAH-congres een bijzonder lied ten gehore getiteld: ‘De dokter die iedereen kent’. Hier ben ik verder ingedoken. Na een korte research via internet, blijkt hij het lied al in 2011 als coassistent op de Manifestatie Huisartsenzorg voor het eerst te hebben gespeeld. In die tijd zat ik nog volop in het studentenleven, laat staan dat ik bezig was met bezuinigingen binnen de zorg, maar goed. Van de mensen die ik erover gesproken heb, vinden sommigen het grenzen aan zelfverheerlijking van de huisarts, anderen vinden het juist datgene waar de huisartsenzorg voor staat. De waarheid ligt waarschijnlijk ergens in het midden? Laten we hopen dat hetgeen hij zingt een van de redenen is dat we huisarts willen worden of zijn geworden en ook in de toekomst nog steeds willen zijn! Het refrein luidt: Wij zijn de basis, het fundament Wij zijn de dokter die iedereen kent Met een luisterend hart, met een luisterend oor Wij zijn de dokter die iedereen hoort Wij zijn betrouwbaar, wij zijn gewoon Wij maken stinkende wonden weer schoon Voor elke ziekte, voor elke patiënt Wij zijn de dokter die iedereen kent. 19 op één lijn 60
Pagina 20
op één lijn 60 1 e uitgave 2018 Oud-aios: hoe vergaat het ze? Dokter aan zee DOOR RAYMOND MOOKHRAM, HUISARTS IN VLISSINGEN Hoe is het mij vergaan na de opleiding in Maastricht sinds mijn afstuderen in 2005? Eigenlijk heel goed. Ik heb in Maastricht de vaardigheden geleerd om als huisarts succesvol aan de slag te gaan. Ik heb mezelf beter leren kennen, ik weet waarvoor ik sta en ik weet ook voor wat voor soort zorg ik sta. Ik ben gewoon een heel ouderwetse dokter in een erg modern jasje. Persoonlijke zorg via een zachtaardige autoriteit die daarbij geholpen wordt door even gemotiveerde solide professionals. Ze zijn allemaal persoonlijk geselecteerd en zelf opgeleid, waarbij ze allemaal in een andere dienstverlenende sector al de nodige levenservaring hebben opgedaan en nu het team in de Badhuisstraat 47 te Vlissingen in een statig herenhuis tot een groter geheel maken. Wij dragen samen de zorg voor 3200 patiënten. Wellicht kent u mijn collega’s al qua functies, maar ik ga ze toch maar noemen, omdat ik niet zonder ze kan. Elke dag mogen we tot in de puntjes van informatie voorzien worden door een ruime bezetting van drie vriendelijke, doch gedecideerde doktersassistentes die het hele logistieke reilen en zeilen voor hun rekening nemen. Er is echter nog een vierde persoon en deze bezoekt ook regelmatig de kwetsbare oudjes om een vinger aan de pols te houden en die mij of de casemanager dementie inschakelt, als er signalen zijn, dat er meer zorg nodig is. We hanteren het adagium ‘If it ain’t broke, don’t fix it’ oftewel vinger aan de pols houden, vooral van afblijven als het goed gaat en snel interveniëren als het mis gaat. Ook is er een strenge POH-somatiek, althans, zo heb ik me laten vertellen door de patiënten. Dat doet me goed, want ik als dokter ben soms te laks in de handhaving van het braaf zijn: ‘Ach mevrouw Janssen, ik zeg maar zo, je kunt beter dood gaan aan een teveel dan aan een tekort. Eh ja, u mag zeker af en toe zondigen met slagroomtaart.’ Ik vermoed dat de kerk gelijk had: braaf zijn en niet zondigen maken dat je meer kans hebt op een langer leven. Op tijd naar bed gaan, regelmaat, goed ontbijten, ijverig en volgens planning werken, voldoende bewegen, samen eten, niet roken, niet drinken, een vaste partner, alles met mate. Maar natuurlijk houden we ons als moderne mens daar niet aan: drank, seks, drugs en rock and roll. Terugkeer naar de orde van de dag en braaf zijn, is inmiddels ook onderdeel van mijn functie als vertrouwenspersoon en persoonlijk adviseur. Als het wat zwaardere GGZ-kost betreft, dan trek ik op met onze jonge mannelijke POH-GGZ/ psycholoog; onze gecombineerde aanpak maakt dat we niet overspoeld worden en het grootste deel van de patiënten van adequate eerstelijnszorg voorzien. Zo kunnen we 1.5 maal een normpraktijk van goede zorg voorzien in een stadspraktijk met stadse problematiek, fulltime 5 dagen werken, waarneming, 42 ANW diensten. Daarnaast ben ik ook papa van twee Zeeuwse meisjes (Celeste, 10 jaar en Olivia 7 jaar) en partner van Sandra (Limburgse schone en psycholoog). Deze naasten kan ik binnen 30 seconden zien, want ik woon boven de praktijk. Dit betekent geen files, geen gedoe en 2-3 dagen per week samen lunchen. Het leven van een huisarts wordt ook deels bepaald door ‘externen’. Een daarvan is de zorggroep. In het verleden heb ik samen met Frank Soomers, Wim Herberichs, Leon Bejas en de inkopers van CZ een franchise deal tot stand gebracht met de oude HOZL (Huisartsen Oostelijk Zuid Limburg), waardoor 15 praktijken in Zeeland in één klap goed georganiseerde ketenzorg kregen. Zaken als fundusfotografie en bloed prikken in de eigen praktijk gingen daardoor een stuk makkelijker. Het enige dat daarvoor nodig was, was een soort ‘gentleman’s agreement’: we vertrouwden elkaar en klaarden de klus met een simpel en overzichtelijk contract. 20 1 e uitgave 2018 Deze tijden zijn intussen geweest. Na 5 succesvolle jaren op deze manier gewerkt te hebben, werd (mede door mij) de experimentele zorggroep KANSO opgericht. Het grootste compliment dat je als zorgstartup mag ontvangen is: ’we kunnen jullie niet goed plaatsen, jullie zijn toch anders dan de rest’. Dat is in de startup-wereld een goed teken, je bent dan namelijk een nieuwe categorie aan het maken. Zo in het midden van mijn carrière terugblikkend, heb ik al behoorlijk wat op mijn kerfstok, wat mij voornamelijk positieve kwalificaties oplevert, als ‘innovatief’, ‘extreem hoge eisen’ en ‘goede dokter’. Wat mij echter het meest zou verblijden, is het mogen ontmoeten van mijn opvolgers (ik ben geen opleider); niets is voor eeuwig en jonge dokters die het beter zullen doen dan ik en mijn generatie, zijn hard nodig. Het leven in de stad Vlissingen is fijn, omdat je omgeven bent door de elementen, maar ook door een gemêleerde en liberale populatie waarin ruimte is voor diverse leefwijzen. Het wordt klein Rotterdam genoemd, de schaal is hier echter behapbaar en maakt dat je jezelf, je gezin en je visie op zorg kunt ontplooien. We hebben hier behoefte aan betrokken huisartsen die voor het maatschappelijk belang, hun vak, praktijk en gezin gaan. Ik hoop veel respons te mogen ontvangen op het strand van Vlissingen, opdat we elegante, toekomstbestendige zorg mogen helpen realiseren. BACK TO SCHOOL Staf tweedaagse Huisartsopleiding DOOR HENDRIK-JAN VUNDERINK, HUISARTSDOCENT Als je al sinds 1974 bestaat, zijn er tradities tot ontwikkeling gekomen. Zo reisden docenten en ondersteunende staf van de Huisartsopleiding op 25 januari weer af, dit keer naar Wahlwiller, om daar 2 dagen, en niet te vergeten een lange avond, met elkaar door te brengen, ten behoeve van veel teambuilding en een beetje docentprofessionalisering. Zo’n samenzijn vindt eens in de twee jaar plaats, en is nog nooit niet geslaagd geweest. Dit keer stond “Gezond leven’ centraal, dus workshops over bewegen, ‘Lijf in Balans’, ‘Levenskunst’, ‘Slapen’ en ‘Van Stress naar Relax’. De kookworkshop in de ochtend stond garant voor een heel gezonde, lekkere en uitgebalanceerde lunch. Hoofd Bas Maiburg heeft ons tussendoor nog bijgepraat over de stand van de managementzaken, zodat we ook vanuit dat oogpunt weten waar we het allemaal voor doen. Na een mooi diner is iedereen teruggegaan in de tijd om een daverend schoolfeest los te laten barsten. Een wandeling naar klooster Wittem is dan de volgende ochtend buitengewoon heilzaam. In die passende omgeving heeft Ruut Veenhuizen, geluksprofessor, ons uitgebreid verteld over zijn “database of happiness”. Daarna in de kloostertuin nog bewegen onder leiding van twee gymnastiekleraren, lunch, wandeling terug en afscheid van elkaar. Opbrengst? Niet meetbaar, heel erg voelbaar: alles en iedereen krijgt weer een boost! In ere houden, deze traditie! 21 op één lijn 60
Pagina 22
op één lijn 60 1 e uitgave 2018 Equilibre Rubriek voor huisartsopleiders DOOR ARIE DE JONG, HUISARTSBEGELEIDER EN NIEUW LID HAO-TEAM Wisseling van de wacht Sinds januari dit jaar heeft het HAO-team (huisartsopleiders) een andere coördinator voor het opleiderscurriculum: Arie de Jong. Arie heeft al jaren een vaste column ‘Gezondheidsrechtelijke kwesties’ in Op één Lijn, maar in deze rol stelt hij zich opnieuw voor. Voor diegene die mij nog niet kennen: ik ben Arie de Jong, sinds 1 januari dit jaar na 36 jaar, gestopt als huisarts en na 23 AIOS gestopt als opleider. Ik ben al enkele jaren huisartsbegeleider (HAB) en maak al enkele jaren deel uit van het HAO-team. Omdat de hartstocht van Paul Schrijver, huisartsopleider in Eindhoven, toch meer lag bij het praktisch bezig zijn met opleiders en ik meer affiniteit heb bij het organiseren, beleidsstukken, planning en regelgeving, is er binnen het team wat geschoven met de taken en ben ik nu opleiderscoördinator samen met Marieke. Paul heeft daardoor meer tijd voor bijvoorbeeld het trainen van beginnende opleiders, het geven van workshops bij opleidersterugkomdagen en de individuele begeleiding in de vorm van de voortgangsgesprekken. Zo houden we een goed functionerend team toch bij elkaar. Ik zie het als een uitdaging om het nieuwe landelijke plan “Scholing en toetsing huisartsopleiders” te beoordelen naar inhoud en relevantie en het te vertalen naar de Maastrichtse situatie. Inhoudelijk moeten we aan de eisen blijven voldoen, maar wij kiezen voor een vraaggerichte, zoveel mogelijk aanpak op maat. Dat zal steeds zorgen voor veranderingen. Een belangrijke boodschap waar ik voor sta: Opleiden is vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Wij stellen eisen aan jullie en ook landelijk zijn er ontwikkelingen gaande. Ik merk dat door huisartsopleiders met toch al een volle agenda, nieuwe zaken snel als ‘te veel’ worden ervaren. Zoals bij alle veranderingen roept dat weerstand op en dreigt er een ‘wij tegen zij’-sfeer. Dat willen wij niet. Het HAO-team wil het graag samen doen en daar hebben we jullie input voor nodig. Een van de zaken waar Maastricht zich hard voor wil maken is maatwerk om 22 opleiders en AIOS te bieden wat ze nodig hebben. Om dat maatwerk te kunnen leveren overleggen we met de opleidersvereniging, doen we aan voortgangsgesprekken in de praktijk en intervisie op de terugkomdagen. Daarvoor hebben we, net als jullie zelf voor je persoonlijke ontwikkeling, leerdoelen nodig om daar de ondersteuning op af te stemmen. We hebben al een start gemaakt op de laatste trainingsdag in Urmond, door jullie een eigen IOP te laten maken. We willen daar op de terugkomdagen vervolg aan geven om tot maatwerk te komen in het curriculum van de opleiders en uitdagingen en verdieping te bieden voor startende en (zeer) ervaren opleider. Als opleiderscoördinator wil ik op korte termijn ook iedere opleider een opleiderscurriculum overzicht sturen waarin het doel en de uitgangspunten voor het scholingstraject voor opleiders worden uitgelegd aan de hand van het competentieprofiel opleiders. Op basis hiervan kan iedere opleider nog duidelijker zijn IOP afstemmen op de individuele behoeften en kunnen wij nog meer maatwerk bieden in de ondersteuning. Gelijktijdig ontvangen alle opleiders bericht aan welk lid van het HAO-team men is gekoppeld en tot wie men zich kan wenden bij vragen of problemen. Ik zie uit naar een voortzetting van de prettige samenwerking zoals ik die de laatste jaren mocht ervaren. 1 e uitgave 2018 Weten is eten Wie zoet is, krijgt lekkers DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS-DOCENT EN REDACTIELID Het heeft er veel van weg, dat we de smaakpapillen voor zoet en zout hebben meegekregen als beproeving. Die andere 3 smaken (zuur, bitter en umami) leiden in elk geval niet tot het soort verslaving waarvan wij dokters de ellendige gevolgen maar weer moeten zien te corrigeren. Suiker staat de laatste tijd toenemend in de belangstelling als ziekteverwekker. Alleen blijkt het niet eenvoudig om de mensheid zoet te houden met producten zonder die heerlijke toevoeging. Honing is al sinds mensenheugenis een begeerd product, waarvoor bijvoorbeeld door stammen in Nepal halsbrekende toeren worden uitgehaald om het te bemachtigen. En al die zoetekauwen hebben zoete kindjes die bij hun ouders zoete broodjes bakken, als ze niet alles voor zoete koek willen slikken. Mochten ze dan honger krijgen, dan maakt die rauwe bonen zoet. INGREDIËNTEN: 2 FLINKE OCTOPUSSEN Zoet is dus fijn en lekker en gewenst. Maar behalve een bonk calorieën heeft suiker verder bitter weinig te bieden. En van die calorieën worden we alsmaar dikker: in 2016 had 50% van de Nederlandse volwassenen overgewicht! En ruim 44% van alle diabetes is weer toe te schrijven aan overgewicht! Nog even wat cijfers, lees en huiver: Per persoon eten we 122 gram suiker per dag, waarvan 71 gram toegevoegd door onszelf en de voedingsindustrie. Per gram suiker levert dat 4 kcal. Frisdrank is nog steeds de grootse suikerleverancier, en dat zal er ongetwijfeld toe bijdragen, dat kinderen per dag nog 30 gram toegevoegde suikers meer nuttigen dan volwassenen. Dat moet dus echt omlaag, maar hoe is nog helemaal niet uitgemaakt. Onder het onverslaanbare motto “verbeter de wereld, begin bij jezelf”, zou je er al naar kunnen streven om je eten zoveel mogelijk zelf klaar te maken, en aan de basisingrediënten zo weinig mogelijk E-nummers toe te voegen. - Doe de octopussen in een pan met dikke bodem, deksel erop, en op matig vuur zetten. Niets erbij verder, dus! - Laat ze 1 – 1 1/2 uur stoven, af en toe controleren, en indien nodig even schudden tegen vastkoeken. Zie hoeveel vocht er vrij komt! - Controleer na 1 uur regelmatig, of ze al gaar zijn: een vleesvork moet met nauwelijks druk in het dikste gedeelte zakken. Pas vooral op, dat de octopus niet zo gaar wordt, dat de tentakels er vanzelf afvallen! - Dan van het vuur af en na afkoelen met de onderkant boven insnijden tussen elke 2 tentakels, tot aan het mondstuk. Tentakels dan zo lang mogelijk afsnijden. Kopstuk ook in plakjes. - Leg dan de tentakels in de lengte in een langwerpige schaal, een patévorm bijv., Stapel ze mooi op elkaar, vul op met de plakjes. - Druk is nu heel belangrijk, dus sluit af met bijv. een passend plankje met daarop een gewicht (pak suiker). - Na 24 uur geleren en opstijven in de koelkast de terrine lossnijden langs de kanten en daarna uit de vorm kloppen. Mag met enig geweld… Een heel smakelijk begin van dat goede voornemen kan deze Sopprosalto di Polpo zijn: een terrine van octopus uit Sardinië. Daar gaat alleen maar octopus en octopus in en verder niets, zelfs geen toegevoegd water. Probeer het maar eens. Met een salade van aardappeltjes en olijfjes een heerlijk lentegerecht! - In dunne plakjes snijden, borden mooi opmaken en de oh’s en ah’s van je gasten over je heen laten komen! 23 op één lijn 60
Pagina 24
op één lijn 60 1 e uitgave 2018 In de leer Tranen van betrokkenheid DOOR ELEANA ZHANG, DERDEJAARS AIOS "Ik hoop dat jij dit niet vaak hoeft te doen." Zijn wijze, vredige ogen keken me vanaf het hoofdeinde van het hoog-laagbed aan toen hij deze woorden uitsprak. De heer P. was een eigenzinnige negentig-plusser die door de zorg van een trouwe hulp nog zelfstandig kon wonen. Uit zijn ogen sprak een lange levenservaring en zijn scherpzinnigheid liet al bij een eerste ontmoeting een glimlach na. Een doorleefde man, die zijn vrouw vijftien jaar geleden heeft moeten afgeven aan kanker, maar wier aanwezigheid nog terug te vinden was in de vele schilderijen door het hele huis. De heer P was een man die wist wat hij wilde, die het heft graag in eigen hand nam. Daarnaast was hij ook een vriendelijke man met veel gevoel voor humor. Een combinatie die ongetwijfeld heeft bijgedragen aan de succesvolle ondernemingen in zijn leven. Twee keer ben ik bij de heer P geweest, toen mijn opleider me vertelde over zijn euthanasiewens. Al meer dan tien jaar wist de heer P, dat hij uitgezaaide prostaatkanker had. Een paar jaar geleden kwam daar ook darmkanker bij. Tegen alle verwachtingen in bleef zijn ziekte lang stabiel. Nu kwam echter het keerpunt: hij werd septisch en icterisch. Hoewel we niet zeker wisten wat dit heeft veroorzaakt - en de heer P absoluut niet naar het ziekenhuis wilde om het te laten onderzoeken - konden we zonder twijfel inschatten, dat de prognose infaust was. Het kwam dan ook niet als een verrassing, toen de heer P zijn wens kenbaar maakte. Eu-thanatos betekent in het Grieks 'goede' of 'gelukkige' dood. Nou, één ding kan ik je zeggen, ik vind er niks gelukkigs aan. In mijn eerste jaar heb ik onder supervisie van mijn eerstejaarsopleider het proces van euthanasie al een keer zelf doorlopen. Het is mij dus niet onbekend. Toch blijft euthanasie een vreemd iets. Dit keer, bij de heer P, merkte ik het aan mezelf, doordat ik niet meteen vroeg om mee te gaan naar alle visites voorafgaand aan de dag van de euthanasie, nadat mijn opleider me bij deze casus had betrokken. Niks voor mij. Normaal ga ik juist zo vaak mogelijk bij de terminale patiënten langs, omdat ik het belangrijk vind, dat ze een bekend gezicht aan hun bed hebben in deze precaire tijd. Ik vroeg me af: wat maakt het, dat ik dat nu afhoud? Op de zonnige zaterdagochtend waarop de euthanasie ging plaatsvinden, liepen mijn opleider en ik de slaapkamer van de heer P binnen. Het was een volle kamer: de kinderen, hun partners, een kleinzoon en de hulp stonden om het bed heen waarin de heer P lag. Op de heer P en de hulp na, waren het allemaal onbekende gezichten voor me. Enerzijds schaamde ik me, dat ik de meesten voor het eerst zag, anderzijds realiseerde ik me waarom ik de ontmoetingen onbewust had afgehouden: iemand helpen doodgaan voelde zo onnatuurlijk, dat ik hoopte hiermee het hele proces en met name het verdriet eromheen op een afstand te kunnen houden. Op de rustige toon waarop hij altijd spreekt, vroeg mijn opleider aan het bed van de heer P of hij zeker wist, dat hij dit wilde. De heer P zei heel droog "Nee", en doorbrak zo met een laatste grapje de beladen sfeer van dat moment. Na het beamen van zijn wens, werd het infuus opengezet. De heer P viel in slaap en nog geen twee minuten later stopte hij met ademen. Door de chronische conjunctivale roodheid van mijn opleider twijfelde ik even, maar ik zag, dat zijn ooghoeken zich subtiel vulden met tranen: tranen voor een patiënt die hij al meer dan tien jaar kende en bij wie hij intensief betrokken was geweest, tranen omdat hij het toeliet dat de patiënt en zijn familie bekenden werden en dat hij geraakt werd. Een euthanasie uitvoeren zal voor mij altijd heel dubbel, beladen en ongemakkelijk blijven. Die zaterdagochtend leerde ik wat het verschil is tussen iemand behandelen en iemand echt raken als dokter. Een zoon zei bij het afscheid tegen mijn opleider, dat hij, als hij dichterbij zou wonen, hem als huisarts zou willen hebben. Want, “de dokters in het westen van het land (waar hij woont), hebben geen tijd voor de patiënt". De dochter gaf mij - een wildvreemde dokter - een knuffel, ongetwijfeld, omdat ze zo blij was met de betrokkenheid van mijn opleider. Dat is niet alleen behandelen, dat is mensen echt raken. Voordat het infuus aan werd gezet en de heer P insliep, keek hij me aan. Het leek, alsof hij wist hoe ik me voelde. "Ik hoop dat jij dit niet vaak hoeft te doen," zei hij vriendelijk. "Ik hoop het ook niet", antwoorde ik met een brok in mijn keel. Maar als het nodig is, zal ik er zijn. En het is oké om een traan te laten. 24 1 e uitgave 2018 In de leer Afgestudeerd maar niet uitgeleerd DOOR KOEN VAN HELMOND, DERDEJAARS AIOS Het is de avond voor mijn diploma-uitreiking. Het verzoek van de redactie om een extra lange column te schrijven wegens een digitale storing bij mijn collega Eleana op een ander continent, komt mij dan ook helemaal niet slecht uit. Het is voor mij de ideale gelegenheid om de balans van 2,5 jaar huisartsopleiding in Maastricht op te maken en een soort resumé te schrijven. Na mijn eerste column over de charme en symboliek van de ouderwetse dokterstas (“Size does matter”), ben ik aan de slag gegaan in Gezondheidscentrum Heer onder de bezielende leiding van Jeroen Smeets. Als eerste AIOS in die praktijk heb ik de vrijheid gekregen om mijn weg te vinden in huisartsenland. En geloof me, dat was ook wel nodig. Na anderhalf jaar in het ziekenhuis te hebben rondgelopen, zat ik in een modus van constante bewijsdrang, haantje de voorste en met een grote mond op de eerste rij bij de overdrachtsmomenten. Ik geef toe dat het wellicht wat overdreven is, maar ik denk dat velen onder u snappen wat ik bedoel. Op de terugkomdagen stond er onder leiding van Henk Goettsch en Katrien Boots een mooie mix van medische kennis en communicatie op het programma. Ook hier was eigenlijk het overkoepelende thema voor mij “loskomen van het ziekenhuis en af en toe mijn klep houden”. De supervisie in jaar 1 heeft hier voor mij ook heel veel aan bijgedragen, mede door de kleinschaligheid van de groep en de begeleiding door Angélique Timmerman. Sowieso vind ik het concept van terugkomdagen voor een arts in opleiding een bijzonder goed. Van mensen om mij heen die een vervolgopleiding tot klinisch medisch specialist volgen, hoor ik geregeld terug dat er nauwelijks aandacht is voor communicatie, het uitwisselen van ervaringen of laat staan de balans tussen werk en privé. Zoals een chirurg in opleiding stelde “hoezo werk èn privé, ik heb mijn werk toch?” Tja, wat moet ik daar aan toevoegen? Ik ben in ieder geval heel blij dat ik in opleiding ben tot medisch specialist huisartsgeneeskunde en niet tot klinisch medisch specialist. Jaar 2 duurde voor mij maar een half jaar en bestond uit 3 maanden ouderenpsychiatrie en 3 maanden chronische zorg in de Plataan in Heerlen. Het grote nadeel aan deze stages was dat ze maar 3 maanden duurden en daarmee kwam het een beetje over als een soort coschap, maar dan met meer verplichtingen. Als coassistent moest je weer weg op het moment dat je het net een beetje begon te snappen. Dat gevoel had ik hierbij soms ook een klein beetje. Het betekent overigens niet dat ik er niets van geleerd heb. Verre van, ik heb me prima vermaakt in deze twee keer 3 maanden. Zo weet ik nu veel meer van de rechterlijke machtiging, de verschillende psychofarmaca, hoe je goed een gesprek over een palliatief traject voert en welke automaat bij Mondriaan de lekkerste koffie geeft. Deze zaken vallen echter allemaal in het niet bij hetgeen me echt heeft gevormd in dat tweede jaar, namelijk de geboorte van mijn zoontje. Niet voor niets heb ik hier ooit een column aan gewijd (“En? Bevalt het?”), want het heeft me echt heel erg veel geleerd over mezelf als dokter en als mens. Niet alleen ben ik iets rustiger geworden en ben ik nog meer gaan genieten van de kleine geluksmomenten in het leven, ik ben ook een stuk relaxter met kleine kindjes op mijn spreekuur. Ik begrijp de ouders beter, de zorgen die ze hebben, de slapeloze nachten, de twijfels en noem het allemaal maar op. Tussen haakjes: het is best lastig om met je zoontje naar de huisarts te gaan en je als patiënt te gedragen terwijl je zelf al de diagnose gesteld hebt. 25 op één lijn 60
Pagina 26
op één lijn 60 1 e uitgave 2018 En toen kwam het derde en laatste jaar. Na een 1-op-1 koppeling kwam ik terecht in Sittard bij Sjoerd Hobma. Na een maand wennen aan elkaar, de praktijk, de sociale kaart en het computersysteem, konden er dan eindelijk meters gemaakt worden. Mijn haat-liefde verhouding met de LHKtoetsen begon steeds meer om te slaan naar de “haat-kant”, maar gelukkig is dat met een mondelinge toets netjes afgerond. Daarmee was een belangrijk vinkje afgerond, maar toch bleef er hier en daar wel wat te verbeteren over. In jaar 3 ging het vooral om verdieping in de complexere medische problematiek, zoals pathologie, levenseindeproblematiek, multipele morbiditeit, gespreksvoering met de niet alledaagse patiënt en een stukje praktijkmanagement. Daarnaast was er halverwege het jaar, mede dankzij de hulp van mijn begeleiders Gerrie Wagenaar en Cécile Henquet, een soort wake-up call dat ik er in dat laatste half jaar nog even flink de schouders onder moest gaan zetten. De laatste puntjes moesten op de spreekwoordelijke “i” gezet. Maar goed, in het laatste half jaar zijn alle zaken nog even strak op de rit gezet en hiervoor moet ik toch wel oprechte credits geven aan opleider Sjoerd die mij heeft klaargestoomd voor het echte werk. Het streven was om mij aan het einde van het laatste jaar zover te hebben dat hij zelf met vakantie zou kunnen en ik de praktijk kon runnen in zijn afwezigheid. Tijdens mijn laatste zelfstandige week is dit beter gelukt en ik voelde me er goed bij. Ik ben er klaar voor! Laat die toekomst maar komen. Beste lezers, het was mij een waar genoegen om de afgelopen jaren mijn ervaringen met jullie te delen. Ik ben dankbaar voor de vele leuke reacties die ik heb mogen ontvangen en wellicht tot ziens in huisartsenland. De afgestudeerden in beeld Made in Maastricht Afstudeersessie 6 maart 2018 | V.l.n.r.: Malou Engelhard, Bart Groen, Eefje de Bont, Ilse Mattheij, Yon Dhooge, Koen van Helmond, Carlijn Giesbers, Jack Pham, Marieke Crouzen, Frank Attema, Rachel Klinkenberg, Vivian Hendrix, Sabah Hoummadi Afstudeersessie 13 december 2016 26 Beeldig stageverslag TWEEDEJAARS AIOS KIMBERLEY COX DOET KEUZESTAGE IN WERELD VAN BELEID EN BESTUUR Eén van de werkruimtes van het LHV hoofdkantoor 6 -weekse keuzestage Beleid & Bestuur vanuit het LHV hoofdkantoor in Utrecht #ssssssst #workingprogress #nétverbouwd #hardworkpaysoff #beleidinthemaking #waaranders #backstage #hoewerktdehuisartsenzorg #domusmedica #utrecht Mee op praktijkbezoek in Amsterdam bij huisarts & e-Health innovator Vladan Ilic Met Margriet Niehof (LHV lobbyist) naar de TweedeKamer #hetlandinmetdelhv #zonderdokterassistentes #zokanhetdusook #meertijdvoordepatientdoorehealth #amsterdam #wherethemagichappens #denhaag #eerstelijnzorgdebat #aanrader Mijn stage & eindpresentatie zitten erop, klaar voor de toekomst Nog nooit zo veel in de trein gezeten #elknadeelhebzunvoordeel ##coffeeplease #justgo #datkrijgjealsjeinlimburgwoont ##coffeeplease #zinin #watvoorhuisartswordjij #ready #waarommoeilijkdoenalshetsamenkan Meer weten? Je kunt me altijd bereiken via LinkedIn: Kimberly-CoxLimpens 27 op één lijn 60
Pagina 28
op één lijn 60 1 e uitgave 2018 Gezondheidsrechtelijke kwesties De nieuwe donorwet: andere rol voor de huisarts? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE EN JURIST Op 13 februari heeft de eerste kamer het initiatiefwetsvoorstel tot invoering van een actief donorregistratiesysteem (ADR) aangenomen. Per 1 juli 2020 zal deze wet inwerking treden. Wat gaat dit concreet betekenen voor iedereen boven de 18 jaar in Nederland? Welke keuzes kunnen zij maken? Wat is de rol van hun nabestaanden? Hoe zit het minderjarigen? Wat is de rol van de (huis)arts en gaat die veranderen? hoe actief bent u in het bespreken van donatie? Overzicht van veranderingen Orgaandonatie en weefseldonatie is nu geregeld in de Wet op de Orgaandonatie, in 2020 wordt dat de nieuwe wet Actieve Donor Registratie (ADR). De nieuwe donorwet regelt, dat vanaf 2020 iedereen vanaf 18 jaar in Nederland geregistreerd wordt in het donorregister. Het doel van de nieuwe donorwet is om uiteindelijk meer geschikte donororganen te verkrijgen doordat iedereen die geen bewuste keuze maakt (zie onder voor de mogelijkheden), geregistreerd zal worden als ‘geen bezwaar’. Deze persoon heeft dan zelf geen actieve keuze geregistreerd, men gaat er dan vanuit dat die persoon geen bezwaar heeft tegen donatie. In de behandeling van deze wet heeft dat tot veel discussie geleid omdat dit schuurt met het recht op de onaantastbaarheid van ieders lichaam en de artsen hier te veel doorzettingsmacht door zouden krijgen. In de plenaire behandeling van deze wet is uitgebreid stilgestaan bij de positie van nabestaanden bij de situatie van ‘geen bezwaar’. Nabestaanden houden, nu geborgd, de mogelijkheid om donatie tegen te houden als men het aannemelijk kan maken dat de overledene echt geen donor had willen zijn. Zie ook verder bij de rol van nabestaanden. Een ander juridisch knelpunt is de vergewisplicht voor artsen om vast te stellen of de overledene ten tijde van de registratie wilsbekwaam was. In de praktijk kan dit op problemen stuiten. In de Memorie van Antwoord heeft de initiatiefneemster van de wet er eerder op gewezen dat de vergewisplicht een inspanningsverplichting is, die er bijvoorbeeld uit kan bestaan dat de arts contact opneemt met de huisarts van de patiënt. In de uitleg aan de Eerste Kamer is voorgesteld om de vergewisplicht nader in te vullen door middel van een protocol, zoals het Modelprotocol Orgaan- en Weefseldonatie. 28 Tevens wordt in de nieuwe wet vastgelegd dat voor gemeenten de wettelijke verplichting ontstaat om bij afgifte van paspoort en rijbewijs de aanvrager te informeren over orgaandonatie. Als men al geregistreerd stond in het donorregister dan blijft die registratie gewoon geldig. Actieve donor registratie keuzemogelijkheden Het donorregister geeft de volgende keuze mogelijkheden voor meerderjarigen1: 1. Ja, ik geef toestemming - Ik stel mijn organen en weefsels na mijn overlijden beschikbaar voor transplantatie. - Het gaat om de volgende organen en weefsels: alvleesklier, bloedvaten, botweefsel/kraakbeen/pezen, darmen, hart, hartkleppen, huid, lever, longen, nieren en oogweefsel (met de mogelijkheid om bepaalde organen niet te doneren). 2. Nee, ik geef geen toestemming - Ik stel mijn organen en weefsels na mijn overlijden niet beschikbaar voor transplantatie. 3. Mijn partner of familie beslist Mijn partner of familie beslist na mijn overlijden of mijn organen en weefsels beschikbaar zijn voor transplantatie. - Bij verschil van mening tussen uw nabestaanden vindt er geen donatie plaats. - Is er geen partner of familie2 en heeft u uw keuze niet geregistreerd in het Donorregister, dan bent u geen donor. 4. De door mij gekozen persoon beslist Ik kies zelf een persoon die na mijn overlijden beslist of mijn organen en weefsels beschikbaar zijn voor transplantatie. Deze persoon kan ook woonachtig zijn in het buitenland. Rol nabestaanden Over de rol van de nabestaanden is lang gediscussieerd, met name in de Eerste Kamer. In een ultieme poging de wet door de Eerste Kamer te loodsen houden nabestaanden nu het laatste woord. Staat de overledene geregistreerd als ‘geen bezwaar', dan houden nabestaanden de mogelijkheid om donatie tegen te houden als men het aannemelijk kan maken dat de overledene echt geen donor had willen zijn. Ook bij kinderen onder de 16 jaar kunnen nabestaanden 1 e uitgave 2018 Criteriakaartje Procedure bij overlijden Stap 1 Stap 1 JA Zijn er contra-indicaties of valt patiënt niet binnen criteria? NEE Raadpleeg Donorregister Stap 2 Noteer op donatieformulier: Geen donatie vanwege contraindicaties of (leeftijds-)criteria Controleer de criteria en de contra-indicaties voor donatie Er hoeft niet geraadpleegd te worden indien: nooit wilsbekwaam geweest vanaf het 12e levensjaar onbekende identiteit langer dan 24 uur overleden jonger dan 12 jaar Stap 2 JA Check: Donorregister = bezwaar? NEE Voer familiegesprek over donatie Stap 3 Noteer op donatieformulier: Geen donatie vanwege bezwaar in register Raadpleeg altijd voorafgaand aan het familiegesprek het Donorregister via de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS): via 071 - 579 57 95. Benodigde gegevens: Gegevens arts/aanmeldend functionaris: BIG-registratienummer, of naam en geboortedatum, en telefoonnummer waarop u bereikbaar bent. Gegevens patiënt: BSN, naam, voorletters, geboortedatum, geslacht, adres. Stap 3 Indien geen bezwaar aangetroffen: vraag instemming/ toestemming aan de nabestaanden. Indien Ja-registratie: informeer nabestaanden over wens overledene (instemming). Indien beslissing bij nabestaanden: vraag toestemming. Check: is er instemming of toestemming van de nabestaanden? JA Stap 4 Bel met het Orgaancentrum om de donor aan te melden Noteer op donatieformulier: Geen donatie vanwege geen toestemming/ instemming nabestaanden Stap 5 Vul het donatieformulier in en zorg dat dit bij de donor aanwezig is Houd de sociale en medische voorgeschiedenis, medicatiegebruik en reisgedrag (laatste 12 maanden) bij de hand. NEE Stap 4 Organen: Meld de donor aan bij de dienstdoende transplantatiecoördinator via het Orgaancentrum van de NTS. Weefsels: Meld de donor aan bij het Orgaancentrum van de NTS. via 071 - 579 57 95 (24 uur/dag) Stap 5 Vul het donatieformulier in en zorg dat dit bij de donor aanwezig is. Bel bij twijfel met het Orgaancentrum van de NTS Meer informatie staat in het Modelprotocol postmortale orgaan- en weefseldonatie op transplantatiestichting.nl Criteriakaartje - januari 2018 altijd de donatie tegenhouden. Als de overledene staat geregistreerd als orgaandonor, dan kunnen nabestaanden alleen bij ‘zwaarwegende redenen ’ bezwaar maken tegen orgaandonatie. Als nabestaanden niet op tijd kunnen worden bereikt mag niet tot orgaandonatie worden overgegaan. Ook mogen nabestaanden de keuze voor donatie maken als de overledene dat zo heeft vastgelegd in het donorregister. Als de overledene in het donorregister heeft vastgelegd dat hij of zij geen organen wil afstaan, dan kunnen nabestaanden dit niet ongedaan maken. Rol (huis)arts Een arts heeft volgens de procedure altijd een gesprek met de nabestaanden over orgaan- of weefseldonatie. Maar is dat in de praktijk ook zo? Als er tot donatie zal worden overgegaan zal dit gesprek zeker plaats vinden, maar hoe vaak is het niet lastig om dit gesprek te voeren als iemand net is overleden? Hoe moeilijk is het als je er in een dienst op een huisartsenpost voor komt te staan? Ook hier is winst te behalen door artsen te scholen in dit soort gesprekken en er tijd voor vrij te maken en te honoreren. Voordat een orgaantransplantatie plaatsvindt zijn artsen verplicht onderzoek te doen of een orgaan geschikt is voor transplantatie. Sinds juli 2013 mag de arts dit onderzoek ook doen voordat een patiënt overlijdt, ook als de patiënt niet geregistreerd staat. Blijkt het orgaan geschikt, dan kan de arts sneller toestemming vragen voor transplantatie aan de nabestaanden. Ook dit maakt donatie en transplantatie van organen vaker mogelijk. Naast leeftijdscriteria zijn er ook specifieke criteria die bepalen welke organen en weefsels en onder welke voorwaarden gedoneerd kunnen worden. Is er bij (huis)artsen voldoende bekend wat de procedures zijn bij orgaan- en weefseltransplantatie? Kennen we als artsen de criteria en contra-indicaties voor donatie. Wie 29 op één lijn 60
Pagina 30
op één lijn 60 1 e uitgave 2018 raadpleegt bij ieder overlijden het Donorregister? Onbekend maakt onbemind, dus wil de ADR daadwerkelijk meer donororganen en donorweefsel opleveren dan moeten (huis)artsen op de hoogte zijn van de procedures en criteria. Een overzicht van alle criteria en contraindicaties met betrekking tot orgaan- en weefseldonatie. In het stroomschema is de procedure in één overzicht te zien. De informatie op pagina 29 is per december 2017 uitgebreid. Het zakkaartje is hierdoor 4 pagina's lang geworden. Een taak die lastiger is voor artsen, en ook onderkend door de KNMG, is het vaststellen of iemand wilsbekwaam was op het moment van het vastleggen van de keuze in het Donorregister, hopelijk gaat het modelprotocol daar meer duidelijkheid verschaffen hoe ver deze inspanningsverplichting gaat. Conclusie Wil de ADR meer donaties opleveren dan zullen ook (huis) artsen meer aandacht moeten hebben voor de problematiek van donortekorten en bereid zijn dit nog meer bespreekbaar te maken en alert te zijn op de mogelijkheid van donatie. Om deze lastige gesprekken makkelijker te maken helpt het om op de hoogte te zijn van de procedures en de criteria te kennen. 1 In de Wet op de orgaandonatie staat dat iedereen vanaf 12 jaar (mits wilsbekwaam) toestemming kan geven voor donatie na overlijden en zich dus kan registreren, of daartegen bezwaar kan maken. Kinderen jonger dan 12 jaar kunnen geen keuze in het Donorregister vastleggen. De arts vraagt in dat geval toestemming aan ouders of voogd. Bij overlijden tot 16 jaar kunnen de ouders of voogd de geregistreerde donatietoestemming van de jongere herroepen. De donatie gaat dan niet door. Zijn beide ouders of de voogd afwezig of onbereikbaar, dan mag de donatie wel. Heeft de jongere 'nee' geregistreerd, dan kunnen de ouders of voogd dit niet negeren en wordt de jongere geen donor. 2 Onder ‘(uw) partner’ wordt verstaan uw echtgenoot/echtgenote, geregistreerd partner of andere levensgezel die op het moment van overlijden met u samenwoont. Onder ‘uw familie’ wordt verstaan uw meerderjarige bloedverwanten tot en met de tweede graad (ouders, grootouders, kinderen, kleinkinderen, broers en zussen) en uw meerderjarige aanverwanten tot en met de tweede graad (ouders of een broer of zus van uw echtgeno(o)t(e) of partner, of echtgeno(o)te of partner van uw broer of zus). 3 Een nabestaande kan bijvoorbeeld in zware psychische nood raken als de donatie zou doorgaan 4 Er is een brochure “weefseldonatie in de huisartspraktijk” van de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) en een ‘Modelprotocol postmortale orgaan- en weefseldonatie’ De afgestudeerden in beeld Made in Maastricht Afstudeersessie 12 december 2017 | V.l.n.r.: Maud Vallinga, Anouk Geenen, Stephan Widjaja, Marca Dortmans, Anne Scheel, Lieke Sanders en Ludmila Gubina Afstudeersessie 13 december 2016 30 1 e uitgave 2018 De afgestudeerden in beeld Made in Maastricht Afstudeersessie 19 december 2017 | V.l.n.r.: Teike van der Aa, Thomas Meurs, Lindy Frielink, Sjoerd Rutten, Tamara van Eerd, Sander Gloudemans, Nicolle Hesselmans, Maurice Monfrance en Erwin Theuniszen Afstudeersessie 13 december 2016 Afstudeersessie 13 maart 2018 | V.l.n.r.: Nathalie Claassen, Noortje Tabak, Sanne Quaedflieg, Mariska Vork, Liza Walet, Jacqueline Liebregts en Joey van Empel Afstudeersessie 13 december 2016 31 op één lijn 60

Op één lijn 59


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2280 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Stephan van den Brand, Eefje de Bont en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Design Studio, CBS 12625 Fotografie Kaft, pagina 3 onderaan + pag 10,11 en 18: Joey Roberts Pagina 3 bovenaan: Loraine Bodewes Pagina 8: Appie Derks MUMC+ Pagina 4, 22 + 34: Johannes Timmermans Deadline volgend nummer © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter: Praktijkverkleining – Jean Muris In Memoriam: Wim Brouwer – Jean Muris Afscheid Mieke Winten – Laury de Jonge Huisarts & huisdier – Eefje de Bont Afscheid Yvonne van Leeuwen – Hendrik Jan Vunderink Facultaire Introductie – Babette Doorn Onderzoek De griepnaald in de hooiberg – Babette Doorn Made in Maastricht – Afgestudeerden 12 september 2017 Bruikbare wetenschap – Jochen Cals MINC jaarkalender 2018 – redactie WESP-en: De diagnostiek van ADHD bij kinderen – Lonne Walraven Adoptiepatiënt project huisartsopleiding – Mathijs Weijnen DEGAM congres – Daniel Kotz en Jochen Cals OOK en de Witte Raven – Simon Kleijkers Promotie Jerôme van Dongen – redactie Made in Maastricht – Afgestudeerden 19 september 2017 Fietstocht HAG – Kirsten Peetoom Een vroege diagnose bij dementie: Wie zou het willen weten? – Rudolf Ponds en Claire Wolfs ECG 10+ methode – Karen Konings Huisartsopleiding Hoofdzaken – Bas Maiburg Meer aios huisartsgeneeskunde nodig – Joost Dormans Oud-aios: van Zuid-Limburg naar Zweden – Marije Galavazi Oud-aios: uit de spagaat – Merijn Godefrooij Weten is eten: een opgeblazen gevoel – Hendrik Jan Vunderink Differentiatiecoördinator – Felix Punt Onderwijsdifferentiatie: BijzOnderwijs – Maurice Monfrance Opleiders Tweedaagse – Marieke Kools Equilibre: Doosje in een doosje – Marieke Kools en Paul Schrijver Aios referatendag – Hendrik Jan Vunderink In de leer: Elk jaar is het weer vaste prik – Koen van Helmond De knuffeldokter – Eleana Zhang Gezondheidsrechtelijke kwesties: Dossier, informatie en toestemming – Arie de Jong 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 2 Van de redactie SMART en STARR Waarschijnlijk denkt u bij de titel meteen aan de verengelsing van onze taal, maar die kant wilde ik niet op. De termen zijn gangbare acroniemen in mijn hedendaagse werkwereld. Onze onderzoekers maken ook graag acroniemen van hun lange projectnamen, maar wij weten dat u niet dol bent op die afkortingen. U weet liever waar het over gaat. Ik ook. Terug naar de inhoud. SMART staat niet voor de auto die in Born wordt gemaakt, maar voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. We gebruiken die term bij de functioneringsgesprekken als we afspraken moeten maken. Het is zeker verstandig en smart om dat te doen, maar of het altijd SMART is? Hetzelfde leren wij onze studenten als het gaat om leerdoelen: hanteer de SMART-methode, anders zijn het geen leerdoelen, maar voornemens. En goede voornemens, die kennen we wel. En wat te denken van een SMART-phone? Ik heb me door een collega laten overhalen om hier ook aan te beginnen, anders zou ik niet meekunnen in de digitale ontwikkelingen, die we nu van plan zijn in te gaan zetten om onze wervingsactiviteiten te verbeteren. Binnenkort word ik aangesloten op dit ‘communicatieapparaat’. Maar of ik dit ook SMART, ik bedoel slim, ga vinden? Moet ik naast beppen, nu ook gaan appen? En wat zal de invloed zijn op mijn schrijfvaardigheden? Had ik niet beter halsSTARRig kunnen blijven? Zo’n bruggetje verzin je enkel op een vrijdagmiddag als je naar het weekend verlangt. Tenminste, dat is mijn ervaring. En bij die ervaringen leren we studenten aan, om die volgens de STARR methode in hun portfolio te omschrijven. Begin met de Situatie, dan de Taak(opvatting), daarna de Actie om tot het Resultaat te geraken. En die andere R hoor ik u denken? Inderdaad: Reflectie! Het valt niet mee voor eerstejaars om zich deze methode eigen te maken, maar dat komt meestal door gebrek aan (geschikte) ervaringen. Hoe anders dan de sollicitanten die op gesprek mogen komen voor de Huisartsopleiding! Ze worden door assessoren geïnterviewd aan de hand van de STARR methode. Ik kan u verklappen: dat valt niet mee, niet voor de interviewers, noch voor de kandidaten. Genoeg over het moderne, terug naar de ‘goede, oude tijd’. Professor Wim Brouwers, één van de grondleggers, overleed dit najaar op 92-jarige leeftijd. We hebben een In Memoriam. Dan twee zeer bijzondere vrouwen: Yvonne van Leeuwen en Mieke Winten, ooit praktijkcollega’s in Neerbeek. Nu allebei (zogenaamd) met pensioen. Lees onze interviews geschreven door naaste collega’s. Om niet te lang te treuren, brengen we ook wat luchtige artikelen over fietstochten, huisdieren, WESP-en en Witte Raven. Leuk onderzoek krijgt u ook traditiegetrouw voorgeschoteld: het DEGAM congres, Bruikbare Wetenschap en een verslag uit de praktijk. Nog meer ontboezemingen kunt u vinden in het prachtige boek de ECG 10+ methode van onze ijverige huisartsdocenten Karen Konings en Robert Willemsen. Niet vergeten: onderzoek naar vroege dementiediagnose: wilt u het weten? Dan de immer ijverige Huisartsopleiding: de leiding heeft veel zorgen aan het hoofd, maar dat betreft enkel de werving van nieuwe aios. Inhoudelijk zit het allemaal prima: de visitatie is net weer achter de rug. Veel van deze inhoud werd ook daar gepresenteerd. Helaas niet de rivierkreeftjes van Hendrik Jan Vunderink. Onze aios Eleana en Koen zijn al flink opgeschoten in hun leertijd: we genieten weer van hun kijk op het leven en onze opleiding. Deze keer hebben we ook twee oud-aios bereid gevonden om een stukje te schrijven over hoe het ze vergaat. Uit alles blijkt maar weer, dat we in Maastricht altijd al aan differentiatie deden. Nu is het ook nog geformaliseerd, zo blijkt uit de artikelen van Felix Punt en Maurice Monfrance. En T.E. Grijs? Ach, hij is ziek. We wensen hem van harte beterschap! We sluiten dit dossier met de vaste rubriek van Arie de Jong: we zijn weer bijgepraat. Fijne feestdagen gewenst, STARRING, Babette Doorn 3 op één lijn 59
Pagina 4
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Van de voorzitter Praktijkverkleining DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM De hoogste tijd voor een drastische vermindering van het aantal patiënten per huisarts De toegankelijkheid van de huisartsenzorg staat onder druk. Vacatures voor huisartsen blijken steeds lastiger te vervullen. Dat geldt met name voor vacatures in de achterstandswijken. Veel mensen die daar wonen kampen niet alleen met sociale, maar ook veel met lichamelijke en psychische gezondheidsproblemen. Nog steeds nemen de gezondheidsverschillen in Nederland toe. Het verschil in gezonde levensverwachting tussen laagopgeleide en hoogopgeleide mensen bedraagt bijna 19 jaar, blijkt uit de laatste Verkenning Toekomst Volksgezondheid van het RIVM (2014). Goed toegankelijke zorg is juist voor de groepen met een lage sociaaleconomische status van groot belang om dreigende gezondheidsproblemen vroegtijdig te signaleren en te behandelen voordat ze escaleren. Een belangrijke reden voor de moeilijk te vervullen vacatures in de achterstandswijken is de toegenomen werkbelasting in de huisartspraktijk. Die toename van werkbelasting wordt door diverse factoren bepaald. In de afgelopen decennia is er veel zorg overgeheveld vanuit ziekenhuizen en GGZ instellingen naar de eerstelijn. Dat werkt in opzet prima, en het past bij de wens van onze overheid en patiënten om zorg zo dicht mogelijk bij huis te leveren, maar dan moeten huisartsen wel tijd en ruimte krijgen om die zorg ‘erbij’ te doen. Naast deze substitutie van zorg speelt ook mee, dat de bevolking vergrijst en dat kwetsbare ouderen steeds langer thuis wonen en meer en langer zorg nodig hebben van de huisarts dan voorheen het geval was. Een last, but not least factor die in de gehele zorg bijdraagt aan de werkbelasting, is de toegenomen administratieve druk. Kortom, de Nederlandse huisarts dreigt te bezwijken onder de werkbelasting. Dat maakt dat vacatures in achterstandswijken maar nauwelijks ingevuld kunnen worden, want welke huisarts kiest voor een plek waar een burn-out op de loer ligt ten gevolge van de vaak drukke en lange werkdagen, gevuld met ingewikkelde problemen? Uit onderzoek weten we, dat meer tijd voor een zorgvuldige evaluatie van de problematiek, en voor goede communicatie tussen arts en patiënt de efficiëntie en kwaliteit van de zorg verbeteren. Het wordt daarom hoog tijd om huisartsen meer tijd voor hun patiënten te geven door het aantal patiënten per praktijk te verminderen. De normpraktijk per voltijds werkende huisarts wordt per 1 januari 2018 weliswaar terug gebracht van 2168 naar 2095, maar die daling is absoluut onvoldoende om zowel het extra werk als gevolg van de substitutie als de gestegen werkdruk ten gevolge van de complexere problematiek op te vangen. Het is tijd voor een drastische verkleining van de praktijken, niet mondjesmaat maar substantieel zodat de huisarts zorg heeft voor gemiddeld 1700-1800 patiënten. Die verkleining is zeer urgent in achterstandswijken en dient daar snel te worden ingevoerd. Alleen zo kan de Nederlandse huisarts de zorg blijven bieden die nodig is, aan alle Nederlanders, en vooral aan hen die de zorg het hardst nodig hebben. 4 3e uitgave 2017 In Memoriam Wim Brouwer DOOR JEAN MURIS, VAKGROEPVOORZITTER HUISARTSGENEESKUNDE MAASTRICHT Op 8 september 2017 overleed Wim Brouwer in de leeftijd van 92 jaar. Hij behoorde tot de Founding Fathers van de Universiteit Maastricht. Begin 1974 werd Wim Brouwer hoogleraar huisartsgeneeskunde. Hij was lid van de kernstaf van wat toen nog de Medische Faculteit Maastricht i.o (MFM) heette. De belangrijkste taak betrof het ontwikkelen van een curriculum voor de studenten die in september 1974 zouden aantreden. Ook moest hij een vakgroep (toen capaciteitsgroep geheten) Huisartsgeneeskunde opbouwen. Daarnaast nam hij het initiatief om in oktober 1974 te beginnen met de medische vervolgopleiding tot huisarts (destijds Beroepsopleiding geheten). Initieel stroomden alleen afgestudeerde artsen van elders in, vooral uit Utrecht. Voor de opbouw van de vakgroep zocht Wim Brouwer contact met enkele huisartsen uit de regio die bereid waren om in deeltijdmedewerker van de universiteit te worden. Hiermee werd het voorwerk gedaan en de basis gelegd voor het latere netwerk van academische huisartsenpraktijken. In het probleemgeoriënteerde curriculum speelden de eerstelijns gerichtheid en daarmee algemeen geneeskundige kennis en vaardigheden een belangrijke rol. Op voorstel van Wim Brouwer werd in een van de blokken van jaar 1 expliciet aandacht besteed aan vaardigheden. Hij stimuleerde Leon Lodewick om de training ‘lichamelijk onderzoek’ als een apart programma op te zetten. Na de eerste goede ervaringen werd besloten om deze ‘vaardigheidstrainingen’ door de opleidingsjaren heen te organiseren. Het Skillslab was daarmee een feit. Al snel werd het losgekoppeld van de vakgroep Huisartsgeneeskunde en ondergebracht bij de Faculteit Geneeskunde. Een ander belangrijk initiatief betrof het samen met Tonja Mol en Peter Bouhuijs ontwikkelen van een 12-weekse stage in de huisartspraktijk tijdens de coschappen: het Praktisch Medisch Onderwijs in de Huisartspraktijk (PMO-H). Ook hier stonden de algemeen geneeskundige kennis en vaardigheden centraal. Vandaar ook de naam van de stage. De stage met aanvankelijk twee terugkommiddagen en later een wekelijkse terugkomdag werd een groot succes en diende als voorbeeld voor stages elders in het land en voor andere coschappen. Toen de opbouw van het onderwijscurriculum vorm kreeg, richtte Wim Brouwer zijn aandacht meer op de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek. Daarvoor werden in eerste instantie enkele sociale wetenschappers geworven, zoals Frans van der Horst. Later droeg Wim de uitbouw van het wetenschappelijk onderzoek over aan de latere hoogleraren Cees de Geus en André Knottnerus. De aandacht van Wim Brouwer ging ook uit naar de gezondheidszorg, specifiek die van de eerstelijn, de ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde, zorginnovatieprojecten en de samenwerking van huisartsen met het ziekenhuis. Een uiterst belangrijk wapenfeit in dit kader is dat hij het initiatief nam voor het Diagnostisch Centrum in Maastricht, waarbij huisartsen toegang kregen tot de diagnostische faciliteiten van het ziekenhuis (laboratorium en röntgen). Het zijn de eerste tekenen van de ontwikkeling van de Transmurale zorg die in heel Nederland vorm heeft gekregen. De samenwerking met de huisartsen bouwde Wim uit binnen het concept Academisering. Wim vond dat de verwevenheid tussen gezondheidszorg, innovatie in de zorg, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, zoals die ook binnen het Academisch ziekenhuis bestond, eveneens in een aantal huisartspraktijken/gezondheidscentra tot stand moest komen. Dat was geen eenvoudige opgave. Toen Wim in 1986 met emeritaat ging, waren de academiseringscontracten met Gezondheidscentrum Withuis te Venlo en Huisartspraktijk Geulle gerealiseerd. Naast zijn voorzitterschap van de Vakgroep Huisartsgeneeskunde, heeft Wim allerlei rollen functies vervuld binnen de MFM, later Rijksuniversiteit Limburg. Hij maakte van 1981 tot 1983 deel uit van het Faculteitsbestuur. Tevens vervulde hij de functie van vice-decaan. Wim was een zeer aimabele man die goede persoonlijke verhoudingen belangrijk vond. Hij was helder in zijn opvattingen, en standvastig in zijn mening. We zijn Wim erg veel dank verschuldigd voor de grote inzet die hij bij de opbouw van de Vakgroep Huisartsgeneeskunde, de Medische Faculteit, en de academische eerstelijns gezondheidszorg heeft getoond. 5 op één lijn 59
Pagina 6
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Afscheid van Mieke Winten “ Enthousiasme, kundigheid en betrokkenheid” INTERVIEW DOOR LAURY DE JONGE, HOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM HUISARTSGENEESKUNDE Mieke Winten (1951) studeerde geneeskunde in Utrecht en volgde daarna de toen tweejarige Huisartsopleiding in Maastricht (1978-1979). Ze werkte 30 jaar als huisarts in Gezondheidscentrum Neerbeek, in dezelfde praktijk waar Yvonne van Leeuwen ook als huisarts werkte. Allebei bevlogen docenten. Mieke heeft heel veel coassistenten het ‘huisartsenlicht’ laten zien. In haar rol als HAB bij het coschap kreeg ze diverse keren de prijs voor ‘beste clinicus van het jaar’. Ze inspireerde veel jonge artsen, zonder enige dwang, maar puur uit enthousiasme, om ook huisarts te worden. Haar laatste onderwijsrol bij de vakgroep was die van coördinator van de GEZP-stages (18-weeks zorgstage in jaar 6). In ‘Op één Lijn’ nummer 501 met als thema 40-jaar huisartsopleiding Maastricht, beschrijft ze hoe in haar tijd ‘een vrouwelijke dokter nog een noviteit was’. Met ingang van 13 september 2017 is ze met pensioen bij de UM, maar ze is niet gestopt met werken. Je hebt herhaaldelijk gezegd, dat je het raar vindt aanvoelen om te stoppen met werken, en dus met het geven van onderwijs. Wat vind jij zo raar aan stoppen met werken, als je de pensioengerechtigde leeftijd bereikt hebt? De kalender bepaalt dit moment, maar het gevoel van enthousiasme voor het vak van huisarts en het geven van onderwijs blijft onverminderd aanwezig. Ik beschouw dit moment dan ook als een aanleiding om eens stil te staan bij de rol van werken in mijn leven na bijna 40 jaar. Toen ik noodgedwongen ten gevolge van mijn borstkanker stopte met mijn praktijk als huisarts, had ik geen keus. Nu ligt dat heel anders: ik voel me uitstekend en kom tijd tekort om alles wat mij interesseert en bezighoudt te kunnen doen. Het is dan ook een bewuste keuze om te stoppen met mijn werk als docent. Vanaf nu ga ik me als vrijwilliger inzetten voor de Borstkankervereniging en het Kankeronderzoekfonds. Ik heb door mijn ervaringen logischerwijs een sterke affiniteit met (borst)kanker en wil mijn energie nu aanwenden ten gunste van mensen met kanker. Verder biedt het leven nog zoveel moois, dat ik het heerlijk vind om nu eens mijn agenda helemaal zelf in te vullen. 6 1 Terug te vinden op onze website www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/wie-zijn-wij/op-een-lijn.html Ik herinner me nog van mijn eigen opleiding tot huisarts het programma wat jij verzorgde over gynaecologie. Behalve, dat ik de inhoud van dat programma heel nuttig vond, is me altijd bijgebleven hoe jij je opstelde als docent: kundig, betrokken en enthousiast. Die drie kwalificaties hoor ik ook regelmatig terug van studenten over het onderwijs wat je in het basiscurriculum hebt gegeven. Wat drijft jou om onderwijs te geven? Het allerleukste van het geven van onderwijs is het kunnen overdragen van je eigen ervaringen uit de praktijk. Ik leer studenten vooral die dingen die je niet in studieboeken of op internet vindt. Juist de ervaringen die niet volgens het boekje lopen zijn uiterst leerzaam. Ik probeer hen uitleg te geven over de valkuilen in ons vak. Ook laat ik hen zien, dat er veel humor is in het omgaan met patiënten. Het is erg interessant om met het kleurrijke palet van zoveel verschillende mensen te mogen omgaan. Alle leeftijden, diverse culturen, alle rangen en standen, vreugde en verdriet, acuut en chronisch, alles passeert dagelijks de revue. Dit is zo verrijkend en geeft diepgang aan je leven! Verder is het leuk om met studenten te discussiëren, juist vanuit hun jeugdige onbevangenheid die voor mij weer leerzaam is. Eén van je glansrollen was die van facultair begeleider voor coassistenten. Om die rol werd je vele malen verkozen tot HAB van het jaar. Wat is het geheim van je succes? 3e uitgave 2017 Je hebt het eigenlijk al genoemd: enthousiasme, kundigheid en betrokkenheid. Dit zijn m.i. de pijlers van goed onderwijs. Ook het aspect van het coachen van studenten hoort natuurlijk bij het geven van onderwijs. Als je laat merken oprecht geïnteresseerd te zijn in studenten, komen ze geregeld met vragen over hun persoonlijke leven, carrièreplanning en toekomstmogelijkheden. Dit geeft je als docent het gevoel meer te kunnen betekenen voor je leerlingen dan alleen kennis overdragen, mede door je levenservaring als huisarts, maar ook als moeder en dit wordt blijkbaar erg gewaardeerd. De afgelopen jaren was je ook verantwoordelijk voor het vormgeven van terugkommiddagen voor zesdejaars studenten, die een 18 weken durende keuze stage (GEZP) in de huisartspraktijk doorliepen. Wat vind jij belangrijk om studenten in de laatste fase van hun opleiding te leren? De terugkommiddagen bestonden uit het delen van ervaringen op de diverse stageplekken (huisartsgeneeskunde, maar ook ouderengeneeskunde en AVG), het bespreken van problemen bij door hen ingebrachte casus die vaak teruggevoerd werden tot hun eigen aandeel of rol in het verloop van de behandeling, ook in relatie tot collega’s of ondersteunende medewerkers. Door intervisie hielpen ze elkaar met het vinden van antwoorden op allerlei vragen en problemen. De boodschap die ik in deze fase altijd meegeef is: durf je kwetsbaar op te stellen en emoties, teleurstellingen of conflicten te delen met collega’s of andere betrokkenen. Alleen door dit te doen kun je in balans blijven en een burn-out voorkomen. Docent Communicatieonderwijs (CORE), facultair begeleider van coassistenten en GEZP-studenten, trainer klinisch redeneren, mentor en nog veel meer: als docent ben je van vele markten thuis geweest. Welke rol heeft je het meest aangesproken? Dat is moeilijk te zeggen: elke rol had zijn specifieke elementen. Wat als een rode draad door alles heenloopt, is toch wel het intermenselijke contact en de groepsprocessen die ik erg interessant vond. Verder vond ik het uitwisselen van ervaringen met collega’s altijd erg prettig en leerzaam. Helaas is dat aspect de laatste jaren sinds de invoering van het nieuwe coschap veel minder en dat benadeelt dan ook het “teamgevoel”, erbij te horen. Deze verandering maakt het voor mij nu ook makkelijker om mijn werk los te laten. Oproep Huisarts en Huisdier DOOR EEFJE DE BONT, REDACTIE Niets is zo mindful als een dier. Levend in het moment, blij met kleine dingen en altijd daar om de mens van liefde, verwondering of soms zelfs angst te voorzien. Iets dat in mijn hoofd meteen naar boven borrelde toen Job Metsemakers op het Duitse DEGAM congres de zaal de vraag stelde: “Hoe goed zorgt de huisarts voor zichzelf en hoe beschermen we ons als professional in deze veeleisende tijden?” Wij weten wel een antwoord: met een huisdier. Dieren zijn verwonderlijk. Onze aan- of afwezigheid van liefde voor dieren zegt iets over ons als individu. Het zijn deze details die de mens en dus ook ons uniek maken. Het zijn deze details waar wij als redactie nieuwsgierig naar zijn, omdat ze ons verbinden als “Family”. Ik hou persoonlijk van alle dieren, maar niets is zo groots als mijn liefde voor honden. Het woord hond was volgens mijn ouders bij de tien eerste woordjes die ik leerde. Deze liefde is de laatste jaren alleen maar groter geworden omdat het onze chihuahua Penny is die me met haar grote ogen na een lange dag werken of een drukke dienst met warmte aankijken. Vragend om een aanraking of vragend om een van die mooie wandelingen waarmee mijn hoofd zo weer leeg is en in dit moment. En ja mensen, chihuahua’s zijn honden. Ze wandelen met gemak vijftien kilometer en gaan zelfs mee hardlopen als ze goed afgericht worden. Penny vliegt mee naar Griekenland, Penny kijkt net als ik liever (eerst) de kat uit de boom (maar dan ook letterlijk) en Penny was ringdrager op mijn trouwdag. De ’Man bijt hond vraag van vandaag’: Wij zijn benieuwd naar de huisdieren achter u als huisarts. Of het nu Jimmy de wandelende tak is of Karel de kater, we horen het graag. Omdat we jullie nog beter willen kennen en omdat we nu eenmaal van dieren houden. Dus stuur ons je mooiste dierenkiekjes, je gekste verhaal en laat ons weten wat uw dier voor u betekent (heeft) in het leven van alledag. 7 op één lijn 59
Pagina 8
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Bijna 40 jaar Onderwijs Yvonne van Leeuwen met pensioen DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Zo lang praktijk en onderwijs aan de UM: is dat nog leuk? Ja, het bleef leuk voor haar, al die dagen en jaren. En meer dan dat: het was een bron van inspiratie en creativiteit. Hoe leren mensen, hoe inspireer je mensen…. Eerst maar eens een overzicht van de activiteiten die Yvonne op huisartsgeneeskundig gebied heeft ontplooid in Maastricht en wijde omstreken. Na haar geneeskundestudie in Groningen verhuisde ze 500 km naar het zuiden om in 1978 de huisartsopleiding te gaan doen in Maastricht, vanuit de Brunssumse praktijk van ene Jo Baggen. Eénmaal huisarts ging ze aan de slag bij de vakgroep Onderwijsontwikkeling en –Onderzoek. Daar leerde ze met mes en vork eten wat betreft toetsing, wat resulteerde in een eerste publicatie: Toetsstenen en Struikelblokken, de basis voor haar latere proefschrift. In 1982 werd ze door toenmalig hoofd Vic Dubois bij de huisartsopleiding binnengehaald als hab. Op het instituut doorliep ze in de loop der jaren zo’n beetje alle functies, om uiteindelijk in 1998 hoofd te worden. Die klus klaarde ze tot 2005 (gelukkig voor mij, want zo kon ze mij nog als hab in dienst nemen in 2004). Overigens was ze gedurende 25 jaar tussendoor ook altijd nog huisarts in Gezondheidscentrum Neerbeek. Na het hoofdschap keerde ze terug naar haar passie: het onderwijs, ontwikkeling en uitvoering. Met name op het gebied van de ogen, het gehoor en de ouderenzorg. Maar ook heeft ze de opleiding tot kaderhuisarts Hart- en Vaatziekten van de grond getild. Haar inhoudelijke speerpunten waren altijd de zintuigen, m.n. visus en gehoor. En dan in het bijzonder nog de problemen met die zintuigen bij het ouder worden. Samen met haar vroegere opleider en inmiddels al heel lang levenspartner Jo Baggen, schreef ze het handzame boekje Oogheelkunde in de serie Practicum huisartsgeneeskunde, in 2002. Later, de 3e, druk verscheen in 2016, samen met o.a. oogarts Marianne van den Maegdenbergh, voor huisartsen het standaardwerk Oogheelkunde. De laatste 20 jaar zag ze de huisartsgeneeskunde een enorme vlucht nemen. Kennis en kunde van huisartsen hebben een forse verdieping doorgemaakt, en de huisarts van nu bezit dus een ongekende deskundigheid. Een 8 grote zorg voor Yvonne is de dreigende achteruitgang van die deskundigheid. Bedreigingen in haar ogen zijn de toenemende werklast, het accent op protocollen waardoor minder ruimte voor creativiteit, en de verparttiming van het vak. En dat terwijl het vak steeds meer vraagt aan lef, creativiteit en inzet. Ook alle maatschappelijke ontwikkelingen hebben grote invloed op het werk van de huisarts, omdat veel patiënten die niet meer kunnen bijbenen en daardoor in een achterstandspositie terechtkomen. Met name de mensen met een lagere sociaaleconomische positie hebben 19 gezonde levensjaren minder dan hoger gesitueerden. Om dat als huisarts straks aan te kunnen, pleit Yvonne ervoor om in de opleiding niet alleen kennis en kunde aan te leveren, of ad hoc coaching, maar om ook een levensinstelling mee te geven aan aios waardoor zij als huisarts verder in de toekomst kunnen en durven kijken. Daar ligt een belangrijke rol voor de huisarts-opleider, maar Yvonne zou ook graag op elk instituut een paar visionairs hebben rondlopen die sturing kunnen geven aan dit proces. Mensen die over de dag van vandaag heen kunnen kijken en aios kunnen voorbereiden op een wereld die ze zelf wellicht niet meer zullen meemaken. Aios kunnen dan ieder voor zich inventariseren wat ze wel en niet willen en kunnen. Waarbij het “ambacht” nooit vergeten mag worden. Dat is het fundament waarop visie wordt gebouwd. Aandacht besteden aan die visie is vele malen zinvoller, aldus Yvonne, dan eindeloos indelingen maken in leerdoelen, eindtermen, competenties en kenmerkende beroepsactiviteiten. Aios hebben er in elk geval niets mee. Belangrijkste inspiratiebron is voor Yvonne altijd de vraag geweest: “hoe leren mensen?” Ze wil docenten stimuleren om die vraag altijd in het achterhoofd te houden, de lol in het onderwijs geven krijgt er dan een extra dimensie bij. En pensioen of niet: Yvonne gaat tot nu toe gewoon door met onderwijs maken. Laatste product, heet van de naald, is het spel Hoge Ogen, gebaseerd op het bekende Triviant. Al spelend krijg je een goed beeld van de eerstelijns oogheelkunde, en je kunt nog wat winnen ook. 3e uitgave 2017 Het is er helaas nog niet van gekomen om het grootse afscheid te organiseren, dat Yvonne verdiend heeft. Nog maar kort geleden heeft ze een heel intensieve en zware behandeling moeten ondergaan vanwege haar ziekte, m. Kahler. Die behandeling heeft ze goed doorstaan, maar het opkrabbelen vraagt de tijd die er voor staat. Naar omstandigheden gaat het haar niet slecht, en ze heeft haar gezicht al weer een paar keer laten zien op het instituut. Hoezo dus, pensioen? Daarom wil ik nu nog geen afscheid nemen, maar afsluiten met een voor haar karakteristieke opmerking, waar iedereen, van staflid tot aios, wat mee kan: “De huisartsopleiding is geen cursus bloemschikken. Je kunt het er niet even bij doen, je moet ervoor gaan. En dan haal je er enorm veel energie uit!” Facultaire Introductie 2017 “ Een goede dokter heeft een dokter” DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER Nathalie Broens en Holger Trompetter De laatste maandag van augustus is al jaren De Dag van de Facultaire Introductie voor studenten van de UM. Na een week (of langer) van feesten, begint de kennismaking met de universiteit. De vakgroep Huisartsgeneeskunde is altijd vertegenwoordigd als beroepsgroep. Hoe we dat kunnen doen, is afhankelijk van de universitaire organisatie. Dit jaar lag de organisatie in handen van het evenementenbureau van de Faculteit, in ons geval de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML). Het idee was een infomarkt waar studenten vrijblijvend konden kiezen om zich te laten informeren. Hoe anders dan de afgesproken mentorgroepen die we afgelopen jaren een heel uur te zien en spreken kregen in een afgesloten collegezaal! Naast de bezuiniging in tijd, was er ook een positieve kant: we kregen nu wel de kans om met ALLE studenten contact te hebben, hoe vluchtig ook. We bedachten een geschikte locatie, materialen en bemensing. Als lokker werd de dienstauto van de Huisartsenpost (HAP) met chauffeur ingezet. De HAP had kilo’s regionaal fruit ingekocht om weg te geven. Daarnaast hebben zij tweetalige flyers voor studenten (niet alleen geneeskunde) over de HAP en het nut van een lokale huisarts. Vanuit Huisartsgeneeskunde deelden we een ‘kiss of life’ uit, een beschermend beademingsmasker. Promoteam: aios huisartsgeneeskunde en drie medewerkers. De locatie bij het nieuwe Sportcentrum van de UM was perfect: we stonden buiten en toch overdekt en alle studenten kwamen na de rondleiding door het sportcentrum onder leiding van een promoteamer van UM Sport naar buiten. We kregen ze letterlijk in de armen geworpen. We moesten snel weten welke Bachelor studenten we voor ons hadden, of het in het Engels of in het Nederlands moest en dan volgde de boodschap op maat. Voor iedereen gold: schrijf je in bij een lokale huisarts, en we legden uit waarom. Voor geneeskunde studenten: een goede dokter heeft een dokter. Onze aios lieten weten dat zij nu in opleiding tot huisarts waren, maar dat zij dat aan het begin van hun studie nóóit verwacht hadden. De planning van de FHML was helaas niet opperbest, waardoor sommigen in tijdnood zaten (‘ze wachten bij ons op het Skillslab’) of ver na de afgesproken eindtijd arriveerden, zoals de studenten van het International Track Medicine. Op dat moment was de auto van de HAP alweer elders dienst aan het draaien. Het was warm, druk en hectisch. Waren we tevreden? Ja, want we hebben heel veel studenten gezien en laten weten dat we er zijn en de lokale fruitboer blij gemaakt. Daarnaast hopen we dat veel studenten nu een lokale huisarts hebben en niet onnodig naar de HAP of EHBO gaan. We zijn ook trots op onze flexibele en enthousiaste aios! Minder tevreden: de slechte planning en het haastwerk. Maar of de jonge en oververmoeide studenten dat ook erg vonden? Ik denk het niet. 9 op één lijn 59
Pagina 10
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Wetenschap in praktijk ‘ De griepnaald in de hooiberg’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE De Maastrichtse huisarts Jeroen Smeets van GC Heer had een idee: screening op Atriumfibrilleren (AF) bij zestigplussers tijdens de jaarlijkse griepprik. AF is een belangrijk expertisegebied van de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht, i.c. huisartsonderzoekers Jelle Stoffers en Robert Willemsen. Beiden zijn tevens docent bij de Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten die Maastricht aanbiedt. Daarnaast is Nicole van Gurp-Verbiest, AIOTHO,1 onderzoeker op het grootschalige D2AF project naar het opsporen en diagnosticeren van AF. Niet zo vreemd dus, dat wetenschap en praktijk snel schakelden. Het moest ook snel: binnen twee weken moesten alle patiënten worden geïnformeerd over deze actie, want de griepvaccinaties in Heer stonden gepland op vrijdag 27 oktober 2017. De jaarlijkse griepvaccinatie is sowieso een fenomeen in elke praktijk, dat hoef ik u niet uit te leggen. Daarbij neemt elk jaar de aandacht van de media toe rondom het nut van deze vaccinaties. Die berichtgeving zelf is soms ook net een virus: hardnekkig en onvoorspelbaar. Journalisten die vragen hoe rijk u ervan wordt, maar minder geïnteresseerd lijken in richtlijnen van de beroepsgroep of de Gezondheidsraad. ‘Follow the money’ lijkt mode. Kortom: het leek me leuk om tijdens deze middag (14.00-17.30 uur) op bezoek te gaan in Heer om met eigen ogen te zien hoe de screening op die dag zou verlopen, wat patiënten en hulpverleners ervan vonden en niet onbelangrijk: wat het opleverde. In nieuw opgespoorde AF-patiënten welteverstaan. Ik kwam rond 14.30 uur in de buurt van de praktijk. Je kon van verre zien dat er wat te doen was . Wie niet beter wist, zou denken dat het om de uitverkoop van de Bijenkorf ging. De rij begon buiten al, gelukkig was het droog. Taxibusjes stonden dubbel geparkeerd. Ik wurmde me langs de balie en zwaaide naar de assistente. Niemand passeert haar ongezien, want ze nam de formulieren van de patiënten aan. De patiënt boven de zestig kon kiezen: de screening in combinatie met de griepprik erna, of meteen doorlopen naar de griepprikkamer zonder onderzoeksdeelname. De temperatuur binnen was hoog, de patiënten vonden dat heerlijk, de hulpverleners wat minder. 1 Arts In Opleiding Tot Huisarts Onderzoeker 10 In de eerste kamer naast de assistente zat het zenuwcentrum van het onderzoek: hier werden scores verzameld, griepspuiten gemaakt en ECG’s uitgelezen en beoordeeld. Via een tussendeur kon je daar de ECG kamer betreden. In de gang waren de eerste twee kamers ingericht om te screenen op AF. Patiënten die wilden meedoen konden kiezen in welke ruimte ze naar binnen gingen. In kamer 1 zat een huisarts met een assistente. Tegenover hen waren drie stoelen (en sticks) om plaats te nemen voor de screening. In kamer 2 zat een AF-verpleegkundige en een assistente en daar waren twee stoelen beschikbaar. Gedurende de middag ontstond zo het idee om de bevindingen van beide kamers ook te vergelijken. De screening bestond uit het met beide handen vasthouden van een zogeheten MyDiagnostick2 gedurende één minuut. In die tijd voelde de arts of assistente de pols, vroegen ze de patiënt nogmaals naar hun leeftijd en wat ze van het onderzoek vonden. Dat liep als een speer. Ging het groene lampje branden, dan was er niets aan de hand. Bij rood moest de stick meteen worden uitgelezen en werd aanvullend een ECG gemaakt en een check up gedaan met behandelplan. Na de screening haalden de patiënten een griepspuit in één van de twee kamers aan het eind van de gang. Hier werd ook hard gewerkt door een andere huisarts, de aios, de praktijkondersteuner en de praktijkassistenten. De spuiten en pleisters waren niet aan te slepen. De opkomst was erg hoog, misschien kwam dat door de combinatie met het onderzoek? Ik ging helemaal op in deze hectiek. Als ik (=leek) me nuttig kon maken, hielp ik door mensen te weg te wijzen, te helpen met een jas aantrekken, pleisters op te halen of een drankje voor de medewerkers brengen. Maar vooral: gezellig praten met patiënten. Ik heb geen ontevreden patiënt gezien of gesproken, of het moesten degenen zijn die teleurgesteld waren ‘dat het zo snel voorbij was’. Voor velen leek het een uitje waar ze naar uit hadden gekeken. Slechts een handvol mensen moest na het verschijnen van het rode lampje nader onderzocht worden. Alhoewel het de bedoeling was om nieuwe AF-patiënten te ontdekken, werden ook personen met bekend AF gevonden. 2 mydiagnostick.eu 3e uitgave 2017 Huisarts Gaston Peek en aios Tyas Hanssen Patiënt en assistente Marion Frijns Dat waren patiënten die de uitslag van het ziekenhuis niet vertrouwden. Er was één uitzondering: een toevallige bezoeker wilde de stick ook uitproberen, tegelijk met mij, op een rustiger moment. Zo gezegd, zo gedaan. Laat bij mijn buurman nu wél het lampje op rood gaan. Helaas voor de studie was deze man te jong, maar hij kreeg wel dezelfde uitvoerige screening inclusief behandelplan. Achteraf was hij wel opgelucht dat hij het gedaan had op dat moment. Of het zinvol was om te doen?3 Dat weten we nog niet. Ik denk dat als je die ene patiënt (of meer, dat moet nog 3 De praktijk liet later weten dat er 368 bezoekers gescreend zijn, waarvan 5 positief bevonden, nieuwe AF patiënten (exclusief de bezoeker); totaal opgekomen griepvaccinatie: 600 patiënten blijken) zou vragen of het nuttig was, dat hij ‘ja’ zou zeggen. Dat was de griepnaald in de hooiberg. Of het kosteneffectief is op een grotere populatie? Laten we dan ook de uitkomsten afwachten van andere praktijken die een vergelijkbare studieopzet hebben gekozen. En natuurlijk is er de grote onderzoeksgroep van de D2AF-studie. Die evidence laat wat langer op zich wachten. Net als de uitkomsten van onze andere onderzoekers Ruud Verhees. AIOTHO en diens begeleider Geert-Jan Dinant. Zij onderzoeken momenteel de griepvaccinaties naar het effect op het voorkomen van sterfte. Ook zij nemen ethische aspecten mee. En in de wetenschap dat dat tijd kost, kijken we voor nu terug op een boeiende middag in de praktijk! De afgestudeerden in beeld Made in Maastricht Afstudeersessie 12 september 2017 | V.l.n.r.: Kimberly Everaerts, Michael Ummels, Mariëlle Bakker, Chris Habets, Bjorn Bekkers, Lotte van Kleef, Brechtje Wissink, Charlotte Stevens en Elmar Kooijman. Afstudeersessie 13 december 2016 11 op één lijn 59
Pagina 12
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Bruikbare wetenschap Razende reporter DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Pulmocheck: passend transmuraal zorgpad voor kinderen met mogelijk astma Dit keer schrijf ik de Bruikbare Wetenschap een keer vanaf locatie. Ik ben op het jaarlijkse Wenckebach symposium waar huisartsen uit de regio Parkstad samen met specialisten van het Zuyderland ziekenhuis nascholen. Heel praktisch, goede interactie en boordevol bruikbare wetenschap is mijn indruk. Een uitstekende formule die niet voor niets al jaren wordt gehouden. Eén van de sessies gaat over de Pulmocheck. In het Journal of Asthma beschrijven Jean Muris en zijn team de resultaten die dit zorgpad in de jaren 2011-2013 hebben opgeleverd. Het idee is eenvoudig en interdisciplinair: huisartsen kunnen kinderen met astma-achtige symptomen naar de kindergeneeskunde verwijzen waar zij een 1-daagse check-up krijgen inclusief diagnostiek. De kinder(long)arts geeft daarop een eventuele diagnose en behandeladvies aan de huisarts. Het zorgpad bestaat momenteel in de regio Westelijke Mijnstreek onder auspiciën van MCC Omnes. Huisartsen verwezen 121 kinderen in deze periode voor de Pulmocheck. Uiteindelijk kreeg 59,5% van deze kinderen een nieuwe astma diagnose. En wellicht nog belangrijker: bij de andere kinderen kon de diagnose worden verworpen. Deel van deze kinderen gebruikten al medicatie, en deze kon worden stopgezet. Sowieso was het opvallend dat de kinderarts bij 91% van de kinderen een gericht behandeladvies kon geven aan de huisarts, aanvullend aan de reeds ingezette therapie. Dit betrof overigens zowel farmacologisch als non-farmacologisch advies. In het kader van de hippe term anderhalvelijnszorg: in 81% van de verwezen kinderen kon een formele verwijzing naar de kinderarts worden vermeden. Pijn op de borst De brede DD bij pijn van de borstkas kent elke lezer, en de uitdaging die dit kan geven bij diagnostiek en verwijzen ook. WESP-studenten Beatrijs Hoorweg en Lotte Cleef gingen onder begeleiding van kaderhuisarts hart- en vaatziekten Robert Willemsen op zoek naar de workload die dit teweeg brengt in de dagelijkse praktijk. Ze vroegen 118 Belgische 12 en Nederlandse huisartsen om gedurende 2 weken bij te houden hoeveel patiëntencontacten ze hadden en daarbij mochten de contacten met pijn op de borst uitvoerig worden uitgewerkt. Zo vonden ze uit, dat deze vlijtige dokters maar liefst 23.000 contacten hadden, waarvan uiteindelijk 281 contacten (1,26%) voor pijn op de borst waren. Uiteindelijk verwezen ze 40,2% van deze groep naar de tweedelijn, vaak met de diagnose acuut coronair syndroom in het achterhoofd. De Belgische dokters deden dat overigens wat vaker dan de Nederlandse collegae. Uiteindelijk bleek slechts 8,4% van de patiënten met pijn op de borst (22 van de 263 patiënten waarbij de definitieve diagnose bekend was) een levensbedreigende diagnose te hebben, waaronder 1 longembolie en 21 patiënten met een acuut coronair syndroom). Zo bevestigt dit onderzoek dat circa 1 procent van de contacten die we wekelijks hebben (consult, visite of telefoon) voor pijn op de borst is. Het verwijspercentage ligt met 40% relatief hoog, maar dat is gezien de mogelijk duistere diagnoses niet vreemd. Slechts de minderheid (8%) heeft een van die diagnoses. Vooralsnog hebben we de specialist vaak nodig om veilig uit te sluiten. Snelle testen bij borstkasklachten Maar het wordt al jaren geroepen: er komen sneltesten die huisartsen kunnen ondersteunen bij patiënten met klachten van de borstkas (pijn op de borst en dyspnoe). Juist in situaties, waar die duistere diagnoses zoals infarcten en embolieën op de loer liggen. Ze zijn weliswaar zeldzaam, maar vaak in vermomming en dus lastig, zoals we ook aan het verwijspercentage hierboven zien. Promovendus Angel Schols onderzocht in een systematisch literatuuronderzoek welke ‘point of care’ testen voor cardiopulmonaire klachten in de huisartsenpraktijk geëvalueerd zijn, en dan specifiek op uitkomsten die relevant zijn voor de patiënt, zoals betere diagnoses, of gerichtere verwijzingen naar de goede plek. De oogst was toch relatief mager. We vonden slechts 9 artikelen die data presenteerden van 7 studies, die verschillende point of care testen bekeken, zoals de troponine, H-FABP, D-dimeren en BNP. Een gouden test zat er duidelijk niet tussen. De D-dimeren is veelbelovend, en overigens sterk leunend op mooi onderzoek dat in Nederland is verricht, maar de sneltest moet vooral wel in combinatie met een beslisregel worden gebruikt, conform het advies in de NHG Standaard DVT en longembolie. Een troponine trial 3e uitgave 2017 in Zweden toonde aan dat het verwijspercentage in de troponine groep (25%) lager lag dan bij de normale zorg groep (43%). Maar daar stonden wel 2 gemiste cases in de troponine groep tegenover. We zijn er duidelijk nog niet met de sneltesten, met name wanneer het missen van de index diagnose nogal duistere consequenties kan hebben. We zijn dan veel strenger als het gaat om foutmarges die de sneltest mag hebben. De toekomst zal toch vooral zijn dat sneltesten onze eigen klinische foutmarge wellicht kunnen verkleinen. Wordt ongetwijfeld vervolgd. Is arm en kwetsbaar dubbel pech? Kwetsbaarheid bij ouderen leidt tot een verhoogde kans op hospitalisatie en ook mortaliteit. Maar zou het nu zo kunnen zijn dat het hebben van voldoende (financiële) middelen het verder ontwikkelen van kwetsbaarheid (frailty) kan vertragen? Sandra Beurksens keek met haar team in een groot cohort van 2400 ouderen over een periode van 2 jaar naar het beloop van kwetsbaarheid, door hen elke 6 maanden vragen voor te leggen, ook over inkomen en leefsituatie. Ze vonden niet geheel verrassend dat ook in dit cohort de ouderen die kwetsbaarder waren ook een hogere kans hadden op ziekenhuisopname en mortaliteit. Ze konden echter niet aantonen dat het hebben van minder middelen enig moderend effect had op deze relatie. Het zijn toch opmerkelijke bevindingen, maar tegelijkertijd zet het zeker ook aan tot denken. Kwetsbaar zijn in een flatje driehoog geeft hetzelfde risico op narigheid als kwetsbaarheid in de vrijstaande villa. Stoppen met roken: intensief is niet perse beter Varenicline ter ondersteuning bij het stoppen met roken is aardig ingeburgerd in de meeste praktijken. Zelf verwijs ik patiënten die ik heb weten te motiveren, of die zelf komen met het verzoek, met plezier naar onze POH die de patiënt een aantal keren ziet tijdens het stop-traject. De groep van Daniel Kotz, aangevoerd door Carolien van Rossem, randomiseerde in Eindhoven 295 rokers om ofwel varenicline te krijgen na een eenmalig kort consult door de huisarts, ofwel varenicline te krijgen in combinatie met een intensiever traject bij de praktijkondersteuner. De belangrijkste uitkomst was het percentage stoppers na een half jaar. Ze deden dit overigens zeer slim door ook een biochemisch stofje te meten (cotinine) waarmee je kunt zien of iemand echt gestopt is. De uitkomsten zullen onze POHs niet tevreden stemmen. 39% van de patiënten die medicatie kregen na een kort consult bij de huisarts bleek na een half jaar gestopt versus 32% van de patiënten die ook medicatie kregen en de intensievere begeleiding van de POH. Daarmee valt het dus goed te overwegen om de patiënt die wilt stoppen, na goede voorlichting in de eigen spreekkamer, gewoon de varenicline voor te schrijven. Meer aandacht is niet altijd beter, blijkt ook nu. Referenties • J Asthma. 2017 Oct 13:1-6. doi: 10.1080/02770903.2017.1363893. [Epub ahead of print] • Point-of-care testing in primary care patients with acute cardiopulmonary symptoms: a systematic review. • Schols AMR, Stakenborg JPG, Dinant GJ, Willemsen RTA, Cals JWL. • Fam Pract. 2017 Jul 23. doi: 10.1093/fampra/cmx066. • Can resources moderate the impact of levels of frailty on adverse outcomes among (pre-) frail older people? A longitudinal study. • Op Het Veld LPM, Ament BHL, van Rossum E, Kempen GIJM, de Vet HCW, Hajema K, Beurskens AJHM. • BMC Geriatr. 2017 Aug 17;17(1):185. doi: 10.1186/s12877-017-0583-4. • Frequency of chest pain in primary care, diagnostic tests performed and final diagnoses. • Hoorweg BB, Willemsen RT, Cleef LE, Boogaerts T, Buntinx F, Glatz JF, Dinant GJ. • Heart. 2017 Nov;103(21):1727-1732. doi: 10.1136/heartjnl-2016-310905. Epub 2017 Jun 20. Maastricht INfection Center (MINC) Jaarprogramma 2018: save the dates 22 februari 2018 Infectieziekten overgebracht door muggen “De mug slaat de infectiebrug” 21 juni 2018 Infecties hart en circulatie “Het gaat ons aan het hart” 4 oktober 2018 Bacteriofagen, klassieke antibiotica, pro-, pre- en synbiotica “Forward to the past?” 13 december 2018 One Health “One planet, one Health and one microbiology” ABC1 geaccrediteerd door Huisartsgeneeskunde Maastricht | Lokatie: Vander Valk Maastricht 17:45 uur - 21:30 uur | www.minc.eu 13 op één lijn 59
Pagina 14
1 e uitgave 2014 3e uitgave 2017 Lonneke Walraven, WESP-student kindergeneeskunde MUMC+ De diagnostiek van ADHD bij kinderen BEGELEIDER: BIRGIT LEVELINK, KINDERARTS MUMC+ Vraagstelling De diagnose ADHD kan door verschillende beroepsgroepen worden gesteld. Er bestaan meerdere nationaal erkende richtlijnen, echter een gouden diagnostische standaard ontbreekt. Mede gezien de toegenomen zorgvraag en de recentelijke transitie in de jeugdgezondheidszorg, is het zinvol te onderzoeken op welke manier de diagnose ADHD bij kinderen momenteel wordt gesteld door verschillende Nederlandse zorgprofessionals. Studiedesign Door middel van een cross-sectioneel vragenlijstonderzoek hebben wij huisartsen, jeugdartsen, kinderartsen, kinderen jeugdpsychiaters en psychologen ondervraagt over hun diagnostiek, hun betrokkenheid hierbij en gebruik van instrumenten hiervoor. Resultaten en conclusie Van de 166 respondenten gebruikte meer dan de helft een richtlijn, één op de drie respondenten gebruikte een nationaal erkende richtlijn. Huisartsen en jeugdartsen lijken zelf nog maar weinig diagnostiek uit te voeren. De meeste diagnostiek vindt plaats in de GGZ en lijkt conform de huidige erkende richtlijnen te verlopen. WESP student: Mathijs Weijnen Adoptiepatiënt project huisartsopleiding BEGELEIDERS: JEAN MURIS EN KRISTA KOETSENRUIJTER Vraagstelling Het adoptiepatiënt project in het derde jaar van de huisartsopleiding bestaat 8 jaar. Het project is bedoeld om AIOS de kneepjes van de complexe ouderenzorg bij te brengen. Hierbij adopteren AIOS een aantal complexe oudere patiënten. Tijdens mijn WESP-stage heb ik gefocust op: hoe en wat leren AIOS van dit project en wat helpt hen hierbij? Studiedesign Er werd een kwalitatief onderzoek opgezet waarbij documentanalyse, etnografische observaties en semigestructureerde interviews werden gecombineerd. In totaal zijn er 4 interviews en 4 observaties tijdens de terugkomdagen rondom dit thema gedaan. Primair resultaat en conclusie AIOS lijken inderdaad een groei door te maken ten aanzien van ouderenzorg. Tegelijkertijd lijken ze minder uit het programma te halen dan zou kunnen. Ondersteuning van de HABs bij de uitvoering van het programma en ondersteuning van de AIOS bij het kiezen van geschikte patiënten zouden het leerrendement vermoedelijk verbeteren. 14 op één lijn 59 3e uitgave 2017 Huisartsencongres in Duitsland Der Mensch im Mittelpunkt? Science slam DOOR DANIEL KOTZ EN JOCHEN CALS, SENIOR ONDERZOEKERS Het DEGAM congres is het jaarlijkse, wetenschappelijk congres van de Deutsche Gesellschaft für Allgemeinmedizin und Familienmedizin.1 Het congres vond van 21 tot 23 September 2017 in Düsseldorf plaats en had als overkoepelend thema: “Der Mensch im Mittelpunkt? Hausärztliches Handeln zwischen Ansprüchen und Alltag”. Het congres werd voorgezeten door Stefan Wilm, huisarts en directeur van het Institut für Allgemeinmedizin (IFAM) Düsseldorf, en mede georganiseerd door Daniel Kotz (oudmederwerker van de Afdeling Huisartsgeneeskunde (HAG) Maastricht en nieuw-IFAM medewerker). Hij promoveerde in 2008 in Maastricht en werd in 2015 hoogleraar in Düsseldorf. Daarnaast bleef hij ook verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht. Internationaliseren was één van de speerpunten van het congres. Daarom werd met de Universiteit Maastricht voor het eerst een buitenlandse gastuniversiteit op een DEGAM congres gepresenteerd. Internationale samenwerking wordt vooral in de wetenschap, maar ook in het onderwijs, in toenemende mate belangrijk. Nederland is traditioneel nauw verbonden met de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, en de onderzoeksgroepen in Maastricht en Düsseldorf liggen zowel geografisch als ook inhoudelijk dicht bij elkaar. Het IFAM ontwikkelt daarom sinds een paar jaar een strategische samenwerking met HAG. Centraal staat hierbij de uitwisseling tussen medewerkers op het gebied van wetenschap en onderwijs, het ontwikkeling van gemeenschappelijke onderzoeksprojecten en nascholing betreffende methodiek en statistiek van eerstelijnsonderzoek. Op het DEGAM congres presenteerden onderzoekers van HAG hun onderzoeksresultaten in 12 verschillende (Engelstalige) sessies, inclusief workshops en symposia. Prof. André Knottnerus kreeg de Michael Berger Award2 uitgereikt (zie foto). In zijn praatje met als titel “Where care and 1 www.degam2017.de 2 www.uniklinik-duesseldorf.de/unternehmen/institute/abteilung-fuerallgemeinmedizin/michael-berger-gedaechtnis-vorlesung/ research come together” ging hij in op de relatie tussen wetenschap en praktijk. Prof. Job Metsemakers hield een keynote lezing met als titel “Yes, we care - for patients, families, communities, and ourselves”. Jochen Cals, huisarts in Sittard en Universitair Docent aan de vakgroep in Maastricht, was een van de deelnemers aan het DEGAM congres: “Ik was echt enorm positief verrast door de veelzijdigheid van het congres en de verschillende sessies, maar ook over de inhoudelijke discussies die werden gevoerd. Regelmatig wordt het zorgsysteem in Duitsland afgeschilderd als een lappendeken en lastig te overzien, omdat huisartsen niet de traditionele poortwachtersfunctie hebben zoals in Nederland. Het is daar bijvoorbeeld heel normaal dat orthopeden, gynaecologen of kinderartsen gewoon hun ‘Privatpraxis’ ergens in de stad hebben, buiten het ziekenhuis”. Cals zag gaandeweg het congres daar ook wel voordelen van: “Ik heb de indruk dat de Duitse huisarts daardoor ook wel gedwongen wordt om wat inventiever te zijn. Zo vond ik het enorm opvallend dat toen wij vroegen wie er echografie in de praktijk had, zo’n beetje 75% van de zaal de arm omhoog stak.” De internationale mix beviel ook de Duitse collegae goed. “Je spreekt wellicht vooral de collegae die enthousiast zijn, maar ik kreeg de indruk dat onze inbreng hen stimuleerde om out-of-the-box te denken. Zo was er een zeer intensieve sessie over euthanasie, waarbij Nederlandse en Duitse standpunten en zienswijzen over en weer werden uitgewisseld. Psychiater Andrea Ruissen en ethicus Guy Widdershoven leidden die sessie. Ik heb er veel collegae over gehoord, juist omdat het thema in Duitsland veel minder besproken en bespreekbaar is”. Is een internationale inbreng dan een optie voor de Nederlandse congressen? Daarover twijfelt Cals niet: “Ik denk dat dat zeker goed zou zijn. De DEGAM is een soort mix tussen NHG Wetenschapsdag en het grote NHG Congres. Ik zie een internationale tak het eerst gebeuren bij de NHG Wetenschapsdag. Engelse parallelsessies of lezingen zullen daar geen probleem zijn. In elk geval zou ik de ‘Science Slam’ willen kopiëren naar onze Wetenschapsdag. Dat was een zinderende afsluiting van één van de DEGAM dagen. Ik zal er niet teveel over vertellen, dat moeten we gewoon hier gaan doen, dan kan iedereen dat ervaren” 15 op één lijn 59
Pagina 16
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Wie ziet ze? OOK en de Witte Raven DOOR SIMON KLEIJKERS, HUISARTS IN GEZONDHEIDSCENTRUM HOENSBROEK NOORD De Witte Raven is een groep ervaren huisartsen die zich richt op het zoeken van de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De term ‘witte raaf’ is nog wel enigszins bekend, maar de afkorting OOK een stuk minder. Als jongste lid van de Witte Raven, zal ik jullie informeren over onze werkwijze en wat u er aan kan hebben. Tot slot een casus die we als quiz inbrengen. Onder de goede antwoorden verloten we een prijs! Tijdens het lezen van de Amerikaanse krant The Washington Post, viel mijn oog op een interessante rubriek. Het ging over verhalen van patiënten met zeldzame aandoeningen, die al veel specialisten hadden bezocht en bij wie uiteindelijk pas na jaren de juiste diagnose gesteld werd. Wat opviel aan deze verhalen was het gemis van een huisarts die de leiding had kunnen nemen en overkoepelend kan denken, vooral bij onbegrepen lichamelijke klachten. Wij herkennen allemaal het gevoel van de patiënt die de wachtkamer verlaat, waarna je totaal geen verklaring voor de klachten hebt. Je hebt een machteloos gevoel, maar ook een gevoel dat hier iets niet klopt. Er zijn verschillende termen binnen de huisartsgeneeskunde om bepaalde gevoelens of klachten uit te drukken, zoals PNP (Pluis Niet-Pluis) en SOLK (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten). Voor bovenstaand beschreven gevoel bestond nog geen term. Lid van de Witte Raven groep en inspirator Yvonne van Leeuwen, heeft daarvoor de term OOK bedacht: Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten. Dat ‘onuitstaanbaar’ is belangrijk. U heeft het gevoel dat het niet klopt, maar u kunt er geen duidelijke verklaring voor geven. Er is een verschil tussen OOK en SOLK. OOK betitel ik als vreemd, opmerkelijk en neigt tot verder zoeken. SOLK is vaag en hier moet de arts juist stoppen met verder zoeken naar een verklaring. De Witte Raven gebruiken bestaande zoekmachines zoals Google, Google Scholar, Pubmed en FindZebra om deze onverklaarde klachten te herleiden tot (zeldzame) diagnoses. U vraagt zich misschien af waar de tijd voor dit zoeken vandaan moet komen. Na ieder spreekuur reflecteer ik over de geziene patiënten: welke klachten waren vreemd en opmerkelijk? Die noteer ik. Thuis start ik de digitale zoektocht. Eenmaal getraind kost dit slechts enkele minuten. 16 Onze visie en werkwijze presenteren we op verschillende manieren. Zo gaven wij een workshop tijdens het NHG congres in Leeuwarden in 2016. Ook presenteerden wij in maart 2017 tijdens het lunchreferaat ‘Broodje Verstand’ van de vakgroep Huisartsgeneeskunde over onze werkwijze. Deze presentatie is online terug te kijken op https://youtu.be/BZvBVJRJ9Vg. Deze verwijzing staat ook op onze website www.witte-raven.net. Mocht u dus een patiënt hebben met OOK: aarzel niet en schakel de Witte Raven in! Wij gaan hier graag mee aan de slag. Op onze website www.witte-raven.net kunt u onze suggesties lezen over een goede aanpak van een digitale zoekmethode. Om jullie enthousiast te maken voor het digitaal zoeken, presenteren we vanaf nu in ieder nummer van ‘Op één lijn’ een casus. Aan jullie de taak om met behulp van een digitale zoektocht tot de diagnose te komen. Antwoorden kunnen gestuurd worden naar s.kleijkers@gmail.com. Onder de goede antwoorden verloten we een leuke prijs. Veel succes! De Witte Raven groep in Maastricht bestaat uit de volgende leden: Harry Crebolder, Geert-Jan Dinant, Paul Höppener, Simon Kleijkers, Raymond Leclercq, Yvonne van Leeuwen en Erik Stolper. Doel: zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De groep bestaat uit huisartsen met een mix van ervaring, zowel klinisch als wetenschappelijk. Werkwijze: de groep krijgt door collegae of anderen een papieren casus aangereikt die mogelijk verdacht is voor een zeldzame aandoening, waarvan eerder specialistisch onderzoek niets heeft uitgewezen. De inbrenger heeft echter het stellige vermoeden dat de oorzaak een zeldzame ziekte is. De wijze van zoeken, gericht op zeldzame aandoeningen, leidt tot een advies aan de inbrenger. 3e uitgave 2017 Casus / quiz De 35- jarige mevrouw S. heeft van de cardioloog een pacemaker gekregen wegens een recent ontstaan totaal AV-block, oorzaak onbekend. Morgen komt zij op je spreekuur om dit te bespreken. Wat doe je met deze Onuitstaanbaar Onverklaarde Klacht? Leeftijd 35 37 40 47 47 48 49 50 Klacht / aandoening 3e graads AV-block (totaal) Frequente VESsen Jicht Uterusextirpatie Hypercholesterolemie Toename aritmie (VES) BPPD Livide verkleuring neus wisselt in intensiteit Zie foto BMI: 29 Holter: sporadisch “treintjes” van ventrikeltachycardie (NVST) Toelichting Trefwoord Verwijzing cardioloog; pacemaker DDD implantatie Echo cor geen afwijkingen. Normale linkerventrikel ejectiefractie. Verwijzing reumatoloog 51 54 55 Trigger finger waarvoor injectie Nog steeds pacemaker; frequente VES en korte periode van bigeminie Naar cardioloog; nieuwe bevinding Linkerventrikel ejectiefractie gedaald tot 40% definitieve diagnose en aangepaste behandeling 17 op één lijn 59
Pagina 18
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Promotie Jerôme van Dongen Op vrijdag 15 december 2017 om 10.00 uur promoveert Jerôme van Dongen op: “Interprofessional collaboration in primary care teams. Development and evaluation of a multifaceted programme to enhance patient-centredness and efficiency”. Jerôme startte in 2012 met zijn promotietraject bij Zuyd Hogeschool (lectoraat Autonomie en Participatie van chronisch zieken) en de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de UM. Het doel van dit onderzoek was om zorgprofessionals toe te rusten met methodieken, interventies en technologieën om in de eerste lijn de interprofessionele samenwerking te verbeteren. Met ingang van 1 september jl. is hij voor een halve dag in de week aangesteld bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde om het team van Loes van Bokhoven en Trudy van der Weijden als onderzoeker te versterken. Hij zal een aantal vragen vanuit zijn promotietraject verder gaan onderzoeken en de link naar het onderwijs proberen te maken. De afgestudeerden in beeld Made in Maastricht Afstudeersessie 19 september 2017 | V.l.n.r.: Maxime Rozestraten, Jorge Gomez Cortes, Eline Haans, Olga Sampers, Marieke van Dongen, Mieke Deckers, Marieke Verhulsdonk, Veronique Demarteau, Nienke de Haan Afstudeersessie 6 december 2016 18 HAG Fietst Van koeienvlaai tot slagroomtaart DOOR KIRSTEN PEETOOM, FIETSENDE PROMOVENDUS HAG In het keukentje, de wandelgangen en in voorstelmails gaat het regelmatig over fietstochten, op de racefiets, mountainbike, in binnen-en buitenland. Het werd dus hoog tijd voor een HAG-fietstocht! Op zondag 29 oktober verzamelden 6 HAG’ers zich voor de ingang van UMsport voor een fietstocht over ongeveer 60 km. Het ‘HAG peloton’ bestond uit: Mark Spigt, Piet Portegijs, Floor van den Brand, Marjolein van Rooijen, Ruud Verhees en wegkapitein Kirsten Peetoom. Niet onbelangrijk: Piet reed mee op zijn 25 jaar oude hybride fiets en dito gewicht – terwijl de anderen op racefietsen waren – dus petje af! We vertrokken met de wind vol in de rug over de Molenweg richting Moerslag voor de eerste klim van de dag. Het praattempo zakte iets op de klim, maar iedereen kwam vrolijk en in ‘het peloton’ boven. Daarna vervolgden we onze weg via een kuitenbijtertje richting Mheer. Mark plaatste een demarrage om bovenop zijn windjack uit te kunnen doen. Het ging vervolgens op en af richting Noorbeek voor de langste klim van de dag. Hier ‘brak het peloton’ en koos Piet zijn eigen tempo omhoog in gezelschap van Kirsten . Na de beklimming reden we een stuk over het plateau en net toen Piet bezig was met een natuurkundige verhandeling over hoe mijn fietsband ooit had kunnen ontploffen in de auto, hoorden we ineens ‘’pzzzzz’’ gevolgd door ‘’lek!’’. De voorband van Ruud was lek en na een grondige inspectie van de buitenband, kreeg Ruud een nieuw binnenbandje van Mark, bandenlichters van Kirsten en assistentie van Piet bij het verwisselen van de band.1 De tocht ging verder met een schitterend uitzicht op het bos bij Teuven. Voor Marjolein (alleen fietservaring rond Amsterdam) was het haar eerste kennismaking met fietsen in Limburg/Voerstreek en ze had het idee, dat ze de hele tijd op vakantie was. Daarna gingen we unaniem voor de lange variant van de fietsroute en doken we de afdaling in richting Aubel. Onderaan moesten we even kort stoppen voor een nieuw technisch probleempje, de voorrem van Piet haperde en hij moest verder met alleen een achterrem. Met de wind vol tegen, reden we via Route du Val Dieu, Moelingen en Withuis naar Mesch voor een stuk slagroomtaart, koffie of limonade bij Mark thuis. Toen de energiereserves weer op peil waren, vertrokken we voor het laatste stuk richting Maastricht. Het was een ontzettend leuke tocht samen, de sfeer zat er goed in en het is zeker voor herhaling vatbaar. Tot in het HAG peloton! 1 De band zat vol met koeienstront, aldus Ruud (redactie) 19 op één lijn 59
Pagina 20
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Een vroege diagnose bij dementie Wie zou het willen weten? DOOR RUDOLF PONDS EN CLAIRE WOLFS, ONDERZOEKERS VAKGROEP NEUROPSYCHOLOGIE MUMC+1 In januari 2018 starten onderzoekers van het MUMC+ in samenwerking met Radboud UMC Nijmegen met een studie om gezamenlijke besluitvorming rondom diagnostiek van dementie in de huisartspraktijk te verbeteren. Veel oudere mensen met klachten over het geheugen vragen zich af of dit het begin van dementie kan zijn. Een deel van de mensen wacht af wat de tijd zal brengen. Anderen gaan actief op zoek naar een antwoord. Dit begint met een bezoek aan de huisarts. Samen met de huisarts zal dan worden gekeken of een nader onderzoek bij een van de vele geheugenpoli’s wenselijk is. Op een geheugenpoli kan worden vastgesteld of er mogelijk sprake is van de ziekte van Alzheimer. Dit kan al in een zeer vroeg stadium, waarbij de patiënt weliswaar geheugenklachten heeft, maar daar nog maar in zeer beperkte mate door wordt gehinderd. De vraag is of een dergelijke vroege diagnose voor iedereen wel even belangrijk is of mogelijk zelfs schadelijk is. Waarom dit onderzoek? Een veel gedeelde mening is dat een vroege diagnose van Alzheimer in een voorstadium of zeer mild stadium voordelen heeft. Zo kunnen mensen zekerheid krijgen over de oorzaak van de geheugenklachten en kunnen zij zich beter voorbereiden op toekomstige beslissingen die ze moeten nemen. Een vroege diagnose heeft ook nadelen, zoals angst of stigmatisering. Mensen hebben verschillende overwegingen bij het wel of niet starten van een diagnostiektraject. Het is van belang deze vroeg te bespreken, bij voorkeur in de huisartsenpraktijk. Dit moet leiden tot een ‘tijdige’ diagnose, waarbij het diagnostiektraject begint op het moment dat de oudere met geheugenklachten daar ook zelf aan toe is. Gedeelde besluitvorming kan hierbij helpen. Dit houdt in dat huisarts, patiënt en familie gezamenlijk beslissen, waarbij zij naast medisch-inhoudelijke argumenten ook nadrukkelijk de voorkeuren van de patiënt en naasten meenemen. Doel van dit onderzoek is om een keuzehulp te ontwikkelen en te evalueren, die deze gezamenlijke besluitvorming ondersteunt. De onderzoekers verwachten dat mensen die zich met geheugenklachten melden bij de huisarts, met deze keuzehulp tot een weloverwogen besluit komen om wel of niet te starten met een diagnostiektraject. 20 Wat willen we onderzoeken? Mensen met geheugenklachten en hun familie worden geconfronteerd met beslissingen die ze moeten nemen met ingrijpende consequenties. Dit zijn beslissingen die vooral bij de huisarts genomen worden: wil ik wel of geen verdere diagnostiek, wat betekent het voor mij om de diagnose dementie nu te weten. In dit project willen we onderzoeken hoe we deze personen en hun familieleden en de huisartsen optimaal kunnen begeleiden. Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen: • Een inventarisatie van de afwegingen die mensen met geheugenklachten, hun familie en huisartsen maken, welke wensen ze hebben en wat ze als voor- en nadelen zien bij een genomen besluit. • Onderzoeken hoe mensen onderling verschillen in het maken van deze afwegingen en waar dit mee samenhangt. Denk daarbij aan verschillen in persoonlijkheid of leeftijd. • Op basis van de kennis over de afwegingen die mensen met geheugenklachten en huisartsen maken ontwikkelen we een keuzehulp die getoetst zal worden op effectiviteit. Wat is de rol van de huisarts in dit onderzoek? Voor dit onderzoek willen we medewerking vragen aan een groot aantal huisartsen in de regio zuidoost Nederland. We willen de huisartsen vragen om ouderen die zich voor de eerste keer met geheugenklachten in hun praktijk melden, aan te melden voor deelname aan onze studie. Daarbij inventariseren we bij de persoon met geheugenklachten, familie, huisarts en praktijkondersteuner welke afwegingen er zijn geweest om wel of niet een diagnostiektraject bij een geheugenpoli te starten. Daarnaast vragen we huisartsen en/of huisartsondersteuners deel te nemen aan focusgroepinterviews waarbij gediscussieerd wordt over het belang van vroegdiagnostiek en gezamenlijke besluitvorming. Wat is de belasting voor de deelnemers? Deelname voor de mensen met geheugenklachten en hun familie houdt in dat we ze bij aanmelding voor het onderzoek en na 6 maanden vragen een aantal vragenlijsten in te vullen over o.a. over het besluitvormingsproces, kwaliteit van leven en welbevinden). Dit invullen kan online of m.b.v. een 3e uitgave 2017 papieren versie. De keuze ligt bij de deelnemer. Dit zal per keer 60-75 minuten in beslag nemen. Deelname voor de huisartsen houdt in dat we ze kort (5-10 minuten) een aantal vragen (telefonisch of via de mail) willen stellen over hun diagnostische overwegingen nadat ze iemand met geheugenklachten hebben aangemeld. Deelname aan een focus-groep interview (indien gewenst) duurt maximaal 2 uur (eenmalig). Meer informatie? Wilt u nu al meer weten over de studie of u aanmelden voor deelname aan de focusgroepen, neem dan contact op met Rudolf Ponds (r.ponds@maastrichtuniversity.nl) of Claire Wolfs (claire.wolfs@maastrichtuniversity.nl). Claire Wolfs Rudolf Ponds ECG’s beoordelen én begrijpen De ECG10+methode DOOR KAREN KONINGS, HUISARTS EN DOCENT KADEROPLEIDING HART- EN VAATZIEKTEN In dit boek draait alles om één van de leukste klinische onderzoeken: het ECG. In rijk geïllustreerde hoofdstukken komt alles helder aan bod: • Indicaties: in welke situaties maak je een ECG, wanneer juist niet? • Techniek: de basale elektrofysiologie en het maken van het 12-afleidingen ECG. • Begrijpen: stapsgewijze uitleg hoe het ECG te vertalen is naar een kloppend hart. Al snel zie je in de elektrische activiteit op papier een 3D-‘filmpje’ van het hart ontstaan en begrijp je waaróm afwijkingen er uitzien zoals ze er uitzien. • Beoordelen: met de in dit boek geïntroduceerde ECG 10+-methode leer je de onderdelen van een ECG systematisch te beschrijven in tien stappen. In het ‘+’-onderdeel van ECG10+ komen patiënt en ECGbeeld samen in een conclusie en beleid. • Kliniek en leerstof voor geïnteresseerden: in aparte kaders meer over de klinische betekenis van ECGafwijkingen én verdere verdieping. • Oefenen: in het werkboek kun je uitgebreid oefenen aan de hand van alledaagse casuïstiek. Dankzij de ECG10+-checklist en de samenvatting (De Kern) in het leerboek grijp je daarbij snel terug op de theorie. • Handige hulpmiddelen: Naast de ECG10+-checklist, en kernpunten, helpen overzichtsplaten, schema’s en een ECG10+-App om overzicht te houden en routine te krijgen. Dit boek is bedoeld voor alle beginnende en gevorderde ‘niet-cardiologen’ die ECG-vaardig willen worden en blijven. Wie nog meer wil leren: u kunt zich nog aanmelden voor de NHG Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten. Start maart 2018. Info: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/wat-bieden-wij/ nascholing/hart-en-vaatziekten 21 op één lijn 59
Pagina 22
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Hoofdzaken Opleiden in tijden van cholera? DOOR BAS MAIBURG, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Op de stafdag in oktober kon ik de behaalde doelstelling van een financieel gezonde organisatie – één van de speerpunten voor 2017 - presenteren aan de staf. Amper een week later doen zich echter nieuwe ziektekiemen voor in de vorm van de toewijzing van beduidend minder aios dan gebruikelijk aan de huisartsopleiding Maastricht. Netto een groep aios minder voor de start van de opleiding in maart 2018. Schrikken? Niet als je kijkt naar het totaalaantal aanmeldingen en de voorkeuren die kandidaten voor de opleiding opgaven bij hun aanmelding. Maar de harde cijfers voor Maastricht zijn wel zorgelijk. Niet op zijn minst voor de opvolging van huisartsen in de regio Limburg/ Zuidoost Brabant. Elders in deze uitgave van Op één Lijn geeft Joost Dormans een overzicht van de analyse van het instroomprobleem van aios en de acties die vanuit de Huisartsopleiding Maastricht en Huisartsopleiding Nederland zijn ondernomen. Eén ding is evident: er is zowel lokaal als landelijk werk aan de winkel op het gebied van werven van aios voor de opleiding. Op onze stafdag in oktober spatte overigens de vitaliteit ervan af. Bij de opening door onze zangmeester Felix Punt presteerde de staf het om, in een soort meta-provinciale canon, tegelijkertijd het lied van Hertog Jan en het Bronsgroen Eikenhout ten gehore te brengen. We leiden immers op twee locaties op. Toen dat eruit was, lag de weg open voor een aantal stevige trainingen rond observeren van aios, lean werken, omgaan met de balans werk/privé en reflectie op de eigen waarden rond werk, ontwikkeling en privé. En bij de afsluiting in een Eindhovens tapasrestaurant bleek er, naast gezonde kritiek op sommige elementen van het diner, over het geheel genomen ook sprake van een gezonde eetlust van de staf. Naast enkele bij het seizoen passende snotneuzen, waren er op de HAO-Tweedaagse in Heeze weinig ziektekiemen te bespeuren. Wel waren er de kiemen aanwezig van een ontluikende nieuwe kijk op toetsen en beoordelen van aios. Volgens de key-note speaker van dit onderdeel over thema’s en KBA’s is er niet echt veel nieuws onder zon: (goede) oude wijn in nieuwe zakken. Inderdaad, het holistische expertoordeel van de opleider over de aios staat in de toetswereld fier overeind. Voor de verantwoording van dit oordeel, het expliciteren ervan, zijn de thema’s en KBA’s wel degelijk handige nieuwe elementen. Ze leveren de taal en inhoud voor 22 de narratieve feedback waar de aios echt mee verder kan. Saillant detail van deze presentatie: de beschrijving van de positieve, warme sfeer waarin de spreker zich terecht gekomen voelde in Heeze! Als u dit stukje leest hebben we de visitatie van de RGS net achter de rug. Deze vijfjaarlijkse exercitie, bedoeld voor de hernieuwing van de erkenning als opleidingsinstituut, is voorafgegaan door een stevige najaarsschoonmaak van allerlei documenten en plannen van de opleiding. De nodige zaken zitten weer in een nieuw verfje, maar toch is het meer dan ”window dressing”. Het samenvallen van de nodige nieuwe regelgeving begin 2017 (nieuw landelijk opleidingsplan, toetsplan en format voor het instituutsreglement) en de visitatie nu in november heeft geleid tot een flink aantal compleet nieuwe stukken. En een van de “windows” van de opleiding, de elektronische leeromgeving EleUM, heeft ook een gedaanteverandering ondergaan. De vitaliteit van de opleiding moge ook blijken uit de start van een aantal nieuwe huisartsbegeleiders en gedragswetenschappers bij de opleiding. Na het afscheid van Jos Sleijpen, zijn zijn begeleiderstaken bij de opleiding overgenomen door Cristel Achterberg, een ervaren psychotherapeute uit Maastricht die voor ons in Eindhoven gaat werken. Ook is in Eindhoven Els Kuijper begonnen. Door haar brede ervaring met onderwijs aan de Universiteit Utrecht en als opleider voor de huisartsopleiding Utrecht is zij nu ook voor ons breed inzetbaar. Verder komt Nicole Schuttelaar als zeer ervaren GZ-psycholoog onze gedragswetenschappelijke geledingen in Eindhoven versterken. En sprekende over vitaliteit, of beter nog veerkracht, kan ik niet om Yvonne van Leeuwen heen. Emeritus hoofd van de opleiding en onderwijskundig denker. Ze stond begin november na een, eufemistisch gesteld, ingrijpende behandeling weer bij de opleiding. Ambitieus genoeg om het door haar ontwikkelde, fraaie oogheelkunde spel aan de man en vrouw te brengen bij de verschillende huisartsopleidingen. De huisartsopleiding bloeit, maar groeien is een ander punt. De ruim 200 aios die onze opleidingsgangen bevolken vormen qua aantal een voorlopig hoogtepunt. Consolideren door gerichte werving is de uitdaging. Een mooi voornemen voor 2018! 3e uitgave 2017 Meer aios huisartsgeneeskunde nodig Denk mee: wat kunnen we nog meer doen? DOOR JOOST DORMANS, COÖRDINATOR BEDRIJFSVOERING, WERVING AIOS EN PLAATSVERVANGEND HOOFD Vanaf 2010 is de huisartsopleiding Maastricht flink gegroeid. Die groei was hard nodig om de eerstelijnszorg in Limburg en Zuidoost-Brabant te borgen. Vanaf 2011 hebben we ingezet op terugkomdagonderwijs op twee locaties, Eindhoven én Maastricht, en praktijkonderwijs dicht op de regio met als achterliggende gedachte dat we opleiden voor de regio waar je in opleiding bent. Het landelijke Capaciteitsorgaan berekende, dat 72 opleidingsplaatsen nodig zijn voor Limburg en ZuidoostBrabant. In 2017 lukt het voor het eerst niet om alle opleidingsplaatsen gevuld te krijgen. Hoe kan dat? De kwaliteit van de opleiding is goed, onze reputatie is goed, onze docenten vervullen een rolmodel en we beschikken over voldoende stageplaatsen voor aios met ervaren opleiders uit praktijken die onderwijsminded zijn. De basis is goed en toch lukt het niet om alle opleidingsplaatsen te vullen. Wat is er aan de hand? Waar schort het aan? Huisartsgeneeskunde als specialisme is als gewenste vervolgopleiding populair onder studenten en basisartsen. De redenen om te kiezen voor huisartsgeneeskunde zijn bekend. Waarom zien we dat dan niet terug in de aanmeldcijfers? De pool basisartsen (ca 5000) in Nederland is immers gigantisch. Steeds minder studenten kiezen direct na het afstuderen voor een vervolgopleiding. Basisartsen blijven langer anios, want er is voldoende werk in de klinieken. Helaas is de jonge arts daardoor langer uit het vizier van huisartsgeneeskunde. Er zijn immers geen anios Huisartsgeneeskunde. Als je het positief bekijkt, zou je kunnen zeggen dat jonge artsen zich langer oriënteren en dus bewuster kiezen voor een vervolgopleiding. De pensioenleeftijd schuift gestaag op, er is tijd genoeg om te kiezen. De zekerheid dat er in de toekomst voldoende werk is, is er, helemaal, als de wens om verlaging van de normpraktijk doorzet. Sussen we onszelf in slaap door ons te troosten met de gedachte, dat het aantal aanmeldingen op termijn wel goed komt? De huisarts die nu op zoek is naar een opvolger, de huisarts die graag een deel van z’n diensten wil verkopen of (meer) parttime wil werken en een vaste hidha zoekt, die koopt daar weinig voor. Wat kunnen we zelf doen? Allereerst zorgen, dat de regio op de kaart blijft door onverminderd door te gaan met innovatieve projecten, inspirerende samenwerkingsverbanden op te zetten en vooral door daar jonge artsen bij te betrekken. Niet alleen de ‘gevestigde orde’ dus, maar een mooie mix die garant staat voor reuring en dynamiek. Nodig studenten en anios uit en laat zien hoe de huisartspraktijk anno nu werkt en wijs ze op de mogelijkheden om je als huisarts te ontwikkelen. Een tegeltjeswijsheid als ‘goed voorbeeld, doet goed volgen’ is in de fase dat basisartsen en studenten kiezen heel belangrijk, zo blijkt steeds weer. De opleiding blijft zich inzetten voor het leveren van goede kwaliteit en zal zich inspannen, via de vakgroep en commissies, om huisartsgeneeskunde goed in het geneeskundecurriculum terug te laten komen. Natuurlijk blijven we ook meeloopdagen organiseren, werken we mee aan activiteiten van de medische studentenvereniging MSV Pulse, congressen, komt er een nieuwe website in een cross-mediale opzet, staan we op de OOR-ZON website en denken we na over “wilde plannen” als een aniosplaats in huisartspraktijken waar huisartsopleiders even geen aios hebben. Voor hen die denken: ik ben geen huisarts, wat kan ik doen… gewoon blijven ademen! We moeten samen zorgen dat Limburg ‘sexy’ blijft om in te wonen, te leven, te werken. Op de toekomst en een gelukkig 2018! European General Practice Research Network (EGPRN) EGPRN Lille-Frankrijk, 10-13 mei 2018 Thema: “Changing Doctors for a Changing World” Abstracts online insturen vóór 15 januari 2018 via: meeting.egprn.org Info op meeting.egprn.org of mail naar hanny.prick@maastrichtuniversity.nl 23 op één lijn 59
Pagina 24
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Oud-aios: hoe vergaat het ze? Van Zuid-Limburg naar Zweden Mijn naam is Marije Galavazi, ik ben getrouwd met Michiel en moeder van Hylke, Aafke en Mette. Ik werk als huisarts in Örebro, Zweden. ”Hoe vergaat het je?” werd mij gevraagd. Vertel ik dan over meren, bossen, elanden en winters met heel veel sneeuw? Of over het werk in een praktijk met 14.000 patiënten? Of dan toch meer mijn eigen persoonlijke verhaal? Ik kies voor het laatste. Al ruim voor het afronden van mijn opleiding tot huisarts in 2008 in Maastricht, hadden mijn man en ik plannen om naar Zweden te vertrekken. We woonden toen met twee kinderen in Valkenburg aan de Geul. Voor de rust hoefden we niet weg te gaan, het was het avontuur dat lokte. We hoorden via een collega van Michiel dat ze in Örebro een gastro-enteroloog en huisartsen zochten. In de donkerste dagen van het jaar zijn we gaan kijken. Hoewel het die dagen alleen maar geregend heeft, waren we er al snel uit. Want wanneer krijg je nou de kans om in een ander land te wonen, een nieuwe taal te leren en dat alles met het veilige vooruitzicht van een baan voordat we überhaupt vertrokken waren? Doen dus. Oktober 2008 vertrekken we naar Zweden. De eerste tijd is alles top, spannend, leuk en eigenlijk redelijk makkelijk. Je bent al snel “knap” als je de taal een beetje leert beheersen. Mede dankzij de flexibele kinderopvang is het dagelijkse geregel meestal goed te doen, ook nadat de derde werd geboren. Ik ging weer 2 jaar in opleiding om mij ook hier huisarts te mogen noemen. Inmiddels zijn de regels veranderd en kun je je in Zweden direct als huisarts inschrijven. Het huisartsenvak is in de kern hetzelfde als in Nederland hoewel er ook zeker verschillen zijn. De ziektebeelden van mensen zijn niet anders. Hoewel die ene patiënt met “de hazenpest”1 wel bijzonder was. Wat anders is, is dat ik de zorg als minder persoonlijk ervaar. Door de grotere praktijken verlies je deels de kracht van de huisarts en assistent die al hun patiënten kennen. Om de mensen die snel beoordeeld moeten worden te kunnen zien, hebben we een soort dienst overdag. Dat brengt met zich mee dat je veel patiënten van collega’s ziet en vice versa. Degenen die vaker zorg nodig hebben leer je wel redelijk snel kennen natuurlijk. Ook palliatieve zorg zoals ik dat in Nederland heb meegekregen, wordt hier niet geboden door de huisarts. Je bent betrokken bij de start van het proces, 1 http://www.rivm.nl/Onderwerpen/T/Tularemie 24 Marije in het midden maar dat wordt overgenomen door een palliatief team. Visites worden in principe niet gereden, behalve het eerste gesprek rond starten van palliatieve zorg. De zorg over zowel verzorgals verpleegtehuizen ligt dan weer wel bij de eerstelijn. Ook het ‘ziek schrijven’ voor mensen die langer dan 7 dagen thuis zijn hoort bij de taak van de behandelend arts. Daar zit je niet zelden met lastige dilemma’s en gesprekken. In het algemeen is het een wat logger, onpersoonlijker apparaat met als gevolg, dat het door patiënten ook moeilijker wordt ervaren om contact te krijgen met de huisarts. Het voordeel van de grote praktijken is het dagelijks werken in een groter team en het kunnen delen van de werkdruk met meerdere collega’s. Kort samengevat: jullie doen het in Nederland gewoon heel erg goed! Mocht je nog meer willen weten over het werk als huisarts in Örebro, dan vertel ik er graag meer over.2 Op een gegeven moment is het nieuwe er wel vanaf. Ongeacht waar ter wereld we zouden wonen, de dagen draaien toch vooral om kinderen, werken, wat eten we vandaag, bezoek, het huis en alle activiteiten die de voorafgaande zaken met zich mee brengen. Alles gaat z’n gangetje. Weer wat later gaat het soms moeizamer. Door te emigreren zijn we meer op onszelf en elkaar aangewezen. En hoe lang blijft het leuk om te horen dat je zo goed Zweeds spreekt? Met de jaren wordt het een bevestiging, dat je dus nog steeds hoort, dat ik niet Zweeds ben. Ik ga me bij vlagen storen aan de soms gesloten en moeilijk te bereiken collega’s. En die winters zijn wel heel lang en donker. Gek genoeg voel ik me ook steeds Nederlandser, wat dat dan ook precies mag zijn. Noch positief of negatief eigenlijk maar wel de realisatie, of tenminste het gevoel, dat je er toch net niet helemaal bij hoort. Maar ja, in Nederland hoor ik er ook niet meer bij. Oftewel, een emigratie-dip. Na een aantal serieuze gesprekken hier thuis met als hamvraag “Gaan we terug?”, besluiten we te blijven. Juist vanwege die omstandigheden die maken dat we het hier in het dagelijkse leven naar onze zin hebben: kinderen die het fijn hebben, leefruimte, nooit file en de mogelijkheid om naast het werk ook op reis te blijven gaan. Wel ben ik daarna op zoek gegaan naar veranderingen in mijn werk situatie. Ik ben ruim twee jaar geleden minder in de praktijk gaan werken om bij een obesitas kliniek aan de slag te gaan en 2 Correspondentie kan via de redactie op1lijn@maastrichtuniversity.nl ik start daar nu met wetenschappelijk onderzoek als eerste stap richting promoveren. Onlangs heb ik ook de grote praktijk verruild voor een van de kleinste met “slechts” 7000 patiënten. Inmiddels wonen we hier al ruim 9 jaar. Tevreden in Örebro, Zweden. En oh ja, ik ben vorige week tijdens het hardlopen nog achterna gezeten door een eland. Iets wat me in Valkenburg nooit is gebeurd. Typisch 'Zweeds': de lange winter onvluchten Oud-aios: hoe vergaat het ze? Uit de spagaat DOOR MERIJN GODEFROOIJ, HUISARTS IN HELMOND In september 2008 begon ik met de huisartsopleiding in Maastricht. In het tweede jaar van mijn opleiding kwam er een interessante vacature voorbij voor een AIOTHO-plek, een combinatietraject van de huisartsopleiding en een promotieonderzoek. Ik heb daar toen op gesolliciteerd, en werd, tegen mijn verwachting in, aangenomen. In de daaropvolgende jaren heb ik met veel plezier mijn opleiding tot huisarts gecombineerd met het doen van onderzoek. Ik deed dat binnen een warm en gedreven team op de vakgroep huisartsgeneeskunde, o.a. Mark Spigt, Geert-Jan Dinant en André Knottnerus. Toen ik in 2013 afstudeerde van de huisartsopleiding, had ik nog anderhalf jaar “onderzoekstijd” voor de boeg. Ik heb dat in 2013 en 2014 gecombineerd met parttime werken als waarnemer. Dat beviel prima, al merkte ik wel dat ik veel ballen tegelijkertijd moest hooghouden: een gezin met drie jonge kinderen, onderzoeken, publiceren en voldoende beschikbaar zijn voor mijn waarneem-opdrachtgevers. Het was enorm leuk om eigen baas te zijn en – binnen de ruimte die er was – zélf te kunnen kiezen hoe mijn weken eruit zagen. Via Geert-Jan Dinant, destijds mijn promotor, kwam ik in contact met Huisartsenpraktijk Leonardus in Helmond. GeertJan werkte daar één dag per week. Hij vertelde, dat er een vacature voor een praktijkovername kwam en vroeg of ik mee wilde solliciteren. Na lang twijfelen heb ik besloten om dat toch te doen. Bij kennismaking met de maten klikte het direct. Naarmate ik verder kwam in de sollicitatieprocedure merkte ik, dat ik het steeds liever wilde. Nadat ik binnen de praktijk was begonnen, heb ik de moeilijke knoop doorgehakt om te stoppen met mijn onderzoek. Een keuze die niet voor de hand lag: enerzijds omdat het onderzoek al in een gevorderd stadium verkeerde en anderzijds, omdat ik deze nieuwe baan juist aan mijn promotor te danken had. Tegelijkertijd merkte ik, dat ik er enorm tegenop zag om nog één tot twee jaar in een spagaat te leven, waarbij ik aan de ene kant een veeleisend onderzoek probeerde af te ronden en aan de andere kant een fulltime praktijk met ruim 2600 patiënten op naam probeerde op te bouwen. Het nemen van deze moeilijk beslissing luchtte achteraf gezien enorm op. Inmiddels ben ik ruim drie jaar verder. Ik zit lekker in de praktijk. We hebben een geweldige maatschap met Wim Heres, Marieke Huibers en Inge Mehagnoul. We zijn grote veranderingen binnen de praktijk aan het doorvoeren zoals een nieuwe managementstructuur, LEAN werken, opstarten van praktijkaccreditering en veranderingen in de roosterplanning. Ik merk, dat het leiden van een team een hele nieuwe dynamiek vergt, waar ik vooraf wellicht idealistische ideeën over had. Het hebben van een droom/ visie als maatschap, betekent niet automatisch dat deze ook door het hele team gedragen wordt. Veranderingen zijn voor iedereen moeilijk, maar ook uitdagend. We zien bij ons personeel talenten ontpoppen waarvan we ons eerder niet bewust waren. Naast het werken als huisarts en het managen van mijn eigen praktijk, ben ik ook actief als bestuurslid van de Regionale Huisartsen Vereniging Helmond en omstreken. Helmond is een unieke regio met korte lijnen tussen de verschillende zorgaanbieders en één ziekenhuis (Elkerliek Ziekenhuis) met een duidelijk omschreven adherentiegebied. Dat biedt unieke kansen tot samenwerking en het is leuk om vanuit de RHV te proberen de zorg in onze regio voor iedereen leuker en beter te maken. Terugkijkend zie ik, dat ik altijd op zoek ben geweest naar manieren om mijn werk als huisarts, naast de consulten en visites, meer inhoud en verdieping te geven. Eerst was dat wetenschap, nu meer beleidsmatig werken. In de toekomst lijkt onderwijs me een leuke vorm van verdieping. Helaas zitten er maar 24 uur in een dag… 25 op één lijn 59
Pagina 26
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Weten is eten Opgeblazen Gevoel DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS-DOCENT EN REDACTIELID Onlangs zag ik in de supermarkt een heel schap met glutenvrije producten, in de aanbieding. Waarbij gesuggereerd werd, dat die producten goed pasten bij een gezond voedingspatroon en natuurlijk voor mensen met glutenallergie. Ik krijg daar vreselijke jeuk van. Want, ongetwijfeld ook op commerciële gronden, wordt gluten in het verdomhoekje gezet, terwijl het niet gaat om een allergie, maar om een intolerantie die maar bij ongeveer 1 % van de mensen voorkomt. Het mooie interview met hoogleraar dermato-allergologie André Knulst in de NRC van 31 oktober1 jongstleden was dan ook spekkie naar mijn bekkie. De schrijver scheidt hierin op heel toegankelijke wijze de feiten van de fabels over voedingsallergieën. Het is waar, dat het aantal mensen met een allergische ziekte, eczeem/astma/hooikoorts enz., in de westerse wereld 3 tot 4 keer zo hoog is als 40 jaar geleden. De oorzaak is onduidelijk, mogelijk doordat we te schoon zijn en minder infectieziekten doormaken. Echte voedselallergie zien we bij 2 tot 4 procent van de volwassenen en 4 tot 6 procent van de kinderen. Maar inmiddels denkt 25% van de volwassenen en 17% van de kinderen allergisch te zijn voor koemelk, kippeneiwit, schaal- en schelpdieren, brood (gluten!) of wat dan ook! Knulst denkt, dat dat komt, doordat mensen graag oorzakelijke verbanden leggen en een verklaring zoeken voor hun buikpijn, misselijkheid of hoofdpijn. En dan kunnen ze iets dóen. Hij weet, dat het erg lastig is om mensen deze ideeën uit het hoofd te praten, maar vindt wel, dat ze recht hebben op de uitleg, dat voedselallergie altijd een acute reactie is op aanraking met het allergeen. En dat hun chronische klachten daar dus niet bij passen. 1 www.nrc.nl/nieuws/2017/10/31/je-denkt-dat-u-allergisch-bent-voorkoemelk-of-kippenei-waarschijnlijk-is-het-onzin-13775220-a1579389 Het lijkt mij een kolfje naar de hand van de optimaal APCgeschoolde huisarts! Voor de echte voedselallergie bestaat helaas nog geen therapie, behalve een allergeenvrij dieet. Knulst heeft nu wel in vijf landen een groot onderzoek lopen naar een nieuwe vorm van immunotherapie. De resultaten, zeker bij kinderen, zijn hoopgevend: 50% verbetering na een jaar, 80% na drie jaar. En zonder ernstige bijwerkingen. Vanwege al dat opgeblazen fake-news rond voedingsallergieën, geef ik u daarom graag het recept mee van een prachtige soufflé met rivierkreeftjes. Mooi voorgerechtje bij een feestelijk diner, stampvol koemelk- en kippeneiwitten, en schaaldierallergenen. Maar daar heeft 96 tot 98 procent van u helemaal geen last van! SOUFFLÉ MET RIVIERKREEFTJES Verwarm de oven voor tot 190 graden. Smelt 40 gram boter in een pannetje en gaar 40 gram bloem een minuutje mee. Voeg geleidelijk 3 dl melk toe en laat dit al roerend even doorkoken tot de saus dik is. Neem de pan van het vuur en klop er 1 voor 1 3 eidooiers door, en 1,5 dl zure room. Daarna 300 gr rivierkreeftjesstaarten, 1 eetlepel citroensap en 1 eetlepel gehakte dille of peterselie er door heen scheppen. Laat dit afkoelen. Er waren nog 3 eiwitten over: klop die stijf in een absoluut vetvrije schaal. Vouw het eiwit dan voorzichtig met een spatel door het vismengsel. Doe het mengsel in 4 beboterde souffléschaaltjes en bak de soufflés gedurende 45 tot 50 minuten tot ze mooi gerezen en goudbruin zijn. Annemiek Nijholt (zittend uiterst links) Snel versieren en meteen opdienen! 26 3e uitgave 2017 Over het differentiëren in jaar 3 Maastricht maakt verschil DOOR FELIX PUNT, DIFFERENTIATIECOÖRDINATOR Per 1 maart jongstleden heb ik de begeleiding van derdejaars aios die opteren voor een differentiatie, op mij genomen. Voorheen werd die taak uitgevoerd door Henk Goettsch, die nu van zijn pensioen geniet. “Differentiëren”, what’s in a name? De Dikke van Dale omschrijft het als: “zich verschillend ontwikkelen”. Met dit in het achterhoofd, is er overkoepelend gekozen voor een actief stimuleringsbeleid ten aanzien van verscheidenheid. Alle aios, dus niet alleen de excellenten, krijgen tijdens de tweede stageperiode in de huisartsenpraktijk de kans om de eigen aanleg dan wel interesse verder te ontplooien. Het uitgangspunt is “ja, tenzij …”, en precies dát spreekt mij ook zo aan: eenieder (!) te helpen bij het realiseren van de eigen, bijzondere kleur! Hoe krijgt het differentiëren concreet vorm? Ik verwijs u meteen naar de nieuwe nota (te vinden op ons interne onderwijsplatform Eleum) over het Differentiëren in jaar 3. Te zien valt, dat het differentiëren een lichte en een zwaardere variant kent. De lichte variant – het zogeheten “keuzetraject” - kan in principe door iedere aios worden opgepakt. Het keuzetraject heeft een maximale omvang van 7 hele of 14 halve terugkomdagen en vormt geen belasting voor aanwezigheid op het stageadres. Voorbeelden? In het verleden heeft een aios een website rondom waarneembemiddeling ontwikkeld. Een ander vergeleek de huisartsenzorg in België met die van Nederland. Een derde deed onderzoek naar vaginaal bloedverlies. Een vierde leert momenteel een onderwijsprogramma te ontwikkelen om deze expertise vervolgens in te kunnen zetten ten behoeve van de huisartsenzorg in Suriname. Kortom: het zijn interessante uitstapjes die gemaakt mogen worden mits de aios een goed plan schrijft met duidelijke doelen en een heldere uitwerking van de route daarnaartoe. En natuurlijk: mits het normale opleidingstraject niet in gevaar komt. De zwaardere variant van differentiëren heet “landelijke differentiatie” en daarvan bestaan er tien, gekoppeld aan de Kaderopleidingen. Op ieder instituut zijn ook nog twee andere differentiaties mogelijk: Wetenschappelijk Onderzoek respectievelijk Onderwijs. Op de site van Huisartsopleiding Nederland valt te lezen dat de differentiatie “… een maximale opleidingsduur (kent) van drie maanden”, uitgesmeerd over 6, 9 of 12 maanden. Zij bestaat uit landelijke terugkomdagen, zelfstudie en praktijkopdrachten. De ervaring leert, dat de benodigde investering nooit drie hele maanden is, maar wel beduidend meer dan het keuzetraject. De aios moet dat wel kunnen opbrengen, wat we proberen te borgen door in ieder geval te verlangen, dat het eerstejaars portfolio over de hele lijn voldoende is. De ervaringen tot nu toe Ten eerste: de aios zijn unaniem enthousiast over de mogelijkheid om te differentiëren. Zij die het landelijk zoeken, beamen de woorden van Huisartsopleiding Nederland: “de differentiatie maakt het dagelijkse werk boeiender, je kunt je onderscheiden ten opzichte van je collega’s, het kan je voorbereiden op een eventuele kaderopleiding”, en “het is een pluspunt op mijn CV”. Ten tweede: ja, het differentiëren kost tijd, zeker bij een landelijke differentiatie en als een aios er het maximale uit wil halen. Toch horen we geen enkele opleider klagen over het feit, dat zijn of haar aios minder inzetbaar is. Het is zelfs zo, dat een aios die vanuit het differentiëren kritisch naar de praktijk kijkt en verbeteringen uitzoekt en uitvoert, veel kan bijdragen aan de praktijk zodat een win-win situatie ontstaat. Denk bijvoorbeeld aan een verbeterplan voor de begeleiding van diabetespatiënten. Denk aan onderwijs aan praktijkassistenten. Denk aan een plan voor het begeleiden van ouderen met een verhoogd valrisico. Ten derde: het is zaak dat alle betrokkenen vooraf goede afspraken maken over het differentiëren en de verwachtingen op elkaar af stemmen. Dat maakt inzichtelijk hoeveel praktijktijd de differentiatie gaat kosten. Of wat de aios vanuit de differentiatie concreet in de praktijk denkt te kunnen gaan “neerzetten”. Wat is mijn rol als coördinator? Ik houd spreekuur op een vast moment in de week. Alle aios die denken over differentiëren worden door mij gezien. Ik toets de degelijkheid van de voornemens en het daadwerkelijke plan en begeleid de uitvoering daarvan. Ik ben beschikbaar voor vragen en advies, ook van en voor de opleiders. Ik poog meer aios enthousiast te krijgen om te gaan differentiëren. Gewoon omdat ik er in geloof. Want ik hou wel van een beetje kleur. 27 op één lijn 59
Pagina 28
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Onderwijsdifferentiatie BijzOnderwijs DOOR MAURICE MONFRANCE, AIOS Het is 7 uur ’s ochtends. Er staan veel mensen om mij heen, maar toch heerst er stilte. Iedereen leeft in zijn eigen bubbel. Ik hoor alleen het getjilp van de vogels en laat de eerste zonnestralen op mijn gezicht vallen. Waar ik ben? Op het station. Waar ik heen ga? Naar Utrecht voor mijn differentiatieonderwijs over onderwijs. Ik zal even kort uitleggen wat een differentiatie eigenlijk inhoudt. Een differentiatie biedt aios de mogelijkheid om extra competenties te verwerven op een specifiek vakgebied in de huisartsgeneeskunde. Hierdoor kan de aios zich profileren binnen een team en wordt de aios voorbereid op een eventuele functie als kaderarts. Er bestaan momenteel tien differentiatiemodules die aan één van de acht opleidingsinstituten worden aangeboden. Aan de Universiteit Maastricht is dit de differentiatie Hart- & Vaatziekten. Daarnaast is er een tweetal modules die aan elk instituut worden aangeboden: Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek. Een differentiatiemodule beslaat drie maanden in het derde jaar van de huisartsenopleiding. De differentiatie onderwijs is opgebouwd uit acht onderwijsdagen te Utrecht en een praktijkdeel. Dit praktijkdeel mag in goed overleg vrijwel volledig naar eigen wensen worden ingericht door de aios. De inrichting van het praktijkdeel is afhankelijk van de competenties die de aios als docent zou willen ontwikkelen. Deze ontwikkelingen worden geregistreerd in een portfolio. Dit portfolio kan vervolgens een start zijn voor het behalen van een BKO-certificering (Basis Kwalificatie Onderwijs). De tijd die in een dergelijke differentiatie gaat zitten, is absoluut de moeite waard, voor wie zichzelf graag wil ontwikkelen. Belangrijker is, dat de differentiatie onderwijs vooral ontzettend leuk, leerzaam en zeer bruikbaar is in de praktijk (toetsgroep onderwijs, onderwijs aan doktersassistentes, begeleiding van coassistenten /aios). Tijdens de differentiatie leer je samen met enthousiaste collega aios, dat onderwijs zoveel meer is dan 'een praatje over een onderwerp'. Je maakt op de onderwijsdagen kennis met belangrijke aspecten als: leren en motiveren, onderwijsprogramma opstellen, werkvormen kiezen, begeleiden van individuele studenten, groepsdynamica, 28 toetsen en beoordelen, onderwijs ontwikkelen & de toepassingen van nieuwe media. Deze aspecten worden uiteraard direct toegepast in de onderwijsbijeenkomsten te Utrecht. Het mooie hiervan is, dat je samen met je groepsgenoten steeds meer elementen begint te herkennen en leert inzien hoe belangrijk sommige aspecten binnen het onderwijs kunnen zijn. Je gaat op een hele andere manier naar onderwijs kijken. Wat is goed onderwijs? Voor mij is goed onderwijs in essentie doelgericht. Om deze doelen te bereiken, wordt gebruik gemaakt van de juiste toegepaste en afwisselende werkvormen. Denk hierbij ook aan verschillen in opzet: passief - activerend, individueel - groep, prikkeling van meerdere zintuigen. Daarnaast dient de spreker voldoende vaardig te zijn om de stof over te brengen en om de aandacht van de studenten vast te houden. Het gaat hierbij om simpele trucs als: loop eens rond wanneer je onderwijs geeft, of probeer niet te voorspelbaar te zijn. Het zijn écht de kleine dingen die grote verschillen kunnen maken. Onderwijs is een manier om mensen te inspireren en motiveren, iedere huisarts kan het verschil maken. Het is een effectieve vorm om te reflecteren en meer inzicht te krijgen in je eigen kennishiaten. Maar het leukst is misschien nog wel de creatieve vrijheid die je krijgt om met je vak aan de slag te gaan. Je krijgt de mogelijkheid om je vak eens heel anders te benaderen en bekijken. Met de opkomst van de nieuwe media zullen de creatieve mogelijkheden voor een docent alleen maar groeien. We zullen als docenten mee moeten gaan in deze ontwikkelingen en onze technische rol, net zoals we onze controlerende, sociale en pedagogische rol moeten gaan accepteren. Leuke en interessante uitdagingen staan ons te wachten! “Geachte reizigers, over enkele minuten komen wij geheel volgens dienstregeling aan op station Utrecht”. Aan de slag met onderwijs! Zou onderwijs ook iets voor jou kunnen zijn?! 3e uitgave 2017 De Tweedaagse 2017 in Heeze Nieuw: alle opleiders samen DOOR MARIEKE KOOLS, OPLEIDERSCOÖRDINATOR HUISARTSOPLEIDING De tweedaagse ‘…voor huisartsopleiders’, wilde ik schrijven, maar dat klopt niet helemaal. Dit jaar hebben we naast de huisartsen ook de stage-opleiders uitgenodigd die aios in hun tweede jaar begeleiden. Psychiaters, SEH-artsen, kinderartsen en Specialisten Ouderengeneeskunde waren ook vertegenwoordigd op de woensdag en zij trokken samen op met de huisartsopleiders. Onder de titel “Opleiden is een vak”, werkten ze in workshops met Kenmerkende Beroepsactiviteiten (KBA’s): praktische uitwerkingen van wat het beroep van huisarts allemaal behelst. Een jaar-2 begeleider uitte zijn verwondering dat dat nogal veel was. Een ander vroeg zich hardop af, of dit gezien de grote opkomst een landelijke bijeenkomst was: ‘zijn er zoveel huisartsen betrokken bij de opleiding?!’ En dan te weten dat we landelijk één van de kleinste opleidingen zijn! Het samenwerken pakte erg leuk uit: over en weer was er veel uitwisseling, ook bij de informele momenten, men was geïnspireerd en kreeg inzicht in wat we van aios verwachten, bij alle betrokkenen. Aan de hand van vier thema’s hebben we geoefend met concrete voorbeelden naar aanleiding van een beschreven casus, een videofragment uit de praktijk, of een live gespeeld consult. De borrel na afloop was welverdiend. Na een heerlijk driegangendiner werden de overnachters weer terug naar de bar gedirigeerd door het bestuur van de opleidersvereniging; ze hadden een pub-quiz georganiseerd. De muziekvragen leverden goede zingmomenten en veel competitiviteit op en er kwamen kwaliteiten naar boven bij mensen die je in de opleiding nooit zou hebben vermoed: de K3-kennis bij Resi, de blote bast van Ad of het bierpullenschuiftalent van Manfred. Je had erbij moeten zijn! De tweede dag begon voor een enkeling met yoga in het prachtige bos rondom de Kapellerput, en voor de meesten met mindfulness: Hugo Alberts nam ons mee in de achtergronden (‘je traint eigenlijk een aandachtsspier’), wetenschappelijke bevindingen (zoals positieve effecten op wondgenezing) en de praktijk (‘ogen dicht en richt je aandacht op je ademhaling’). Het bleek een onderwerp dat leeft, zowel bij de uitoefening van het huisartsenvak, als bij het opleiderschap: ‘hoe begeleid ik een aios die perfectionistisch is?’ Ook mooi om te zien hoe een spreker met een persoonlijk verhaal zijn publiek een hele ochtend weet te boeien. Op de evaluaties werd dit onderdeel door velen genoemd als een ‘top!’. Met ons allen in ‘mindful mood’, gingen we onder leiding van Paul Ram oefenen met ‘observeren en feedback geven’. Leuk om te zien hoe je met de welbekende Maas-Globaal de opleiders toch nog kunt verrassen. Opschrijven welk gedrag je ziet en in je feedback de verbanden zichtbaar maken tussen de interventies van de arts. Na het docentenoverleg met de eigen groep ging men veelal moe maar voldaan weer huiswaarts. Voor mij gold hetzelfde. 29 op één lijn 59
Pagina 30
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Equilibre Doosje in een doosje DOOR MARIEKE KOOLS EN PAUL SCHRIJVER, OPLEIDERSCOÖRDINATOREN HUISARTSOPLEIDING Werkend bij en met de huisartsopleiding, kom je het begrip ‘doosje in een doosje’ nogal eens tegen. Het verwijst naar parallellen op verschillende niveaus: de onderwijzer laat vaardigheden zien die de leerling te leren heeft. In de huisartsopleiding zien wij als variant van het doosje-in-een-doosje, de rolmodelfunctie van de huisartsopleider naar de aios toe: de opleider leeft gedrag voor en laat een beroepsattitude zien die als goed voorbeeld dient van wat we de aios willen zien (leren) doen. Deze voorbeeldfunctie ligt voor de hand voor de uitoefening van het huisartsenvak zelf. Echter, minstens zo belangrijk vinden we jullie voorbeeldfunctie als voortdurend lerende professional. Het opleiderschap, een vak apart zoals we op de recente tweedaagse centraal stelden, wordt jullie ‘on-the-job’ aangeleerd. Zoals jullie de afgelopen jaren al steeds meer gemerkt hebben, creëren we als hao-team zoveel mogelijk ‘doosjesin-doosjes’ tussen hoe we met jullie werken en hoe we willen dat jullie met je aios werken. Een greep uit de doos met ‘doosjes’. Het meest voor de hand liggend is jullie docentenoverleg; een vorm van ‘uitwisselen van ervaringen’ zoals de aios dat iedere terugkomdag op hun programma hebben staan. Net zoals bij aios blijft deze uitwisseling van ideeën en ervaringen bij hao’s het hoogst gewaardeerde programmaonderdeel van de terugkomdag. Dat ervaringsleren naar aanleiding van eigen, echte (leer) vragen trekken we door in de geleide intervisie met hao’s, waarin we qua aanpak proberen voor te leven hoe je als hao kan werken met je aios en diens leervragen in de dagelijkse leergesprekken. ALOBA als hulpmiddel om vraaggericht concrete en constructieve feedback te geven. Toegepast en voorgeleefd door de groepsbegeleider; ook weer zo’n voorbeeld van doosjes. Verder hebben we met het hao-team de afgelopen jaren ingezet op directe- en indirecte (video-) observatie van opleiders. In de voortgangsgesprekken observeren we ‘live’ een leergesprek tussen hao en aios, zoals we willen dat hao’s ‘live’ consulten van hun aios meekijken. Aios nemen consulten op, hao’s nemen leergesprekken op voor geleide 30 intervisie. We kijken wat er daadwerkelijk gebeurt, zodat feedback ook gaat waarover het moet gaan. Het is trouwens leuk om te zien hoe opleiders, net als aios, zichzelf verrassen in wat ze wel of niet daadwerkelijk deden vergeleken met wat ze dachten te hebben gedaan; je bewust zijn van je eigen gedrag en dit goed interpreteren is voor menigeen een uitdaging. Minder voor de hand liggende doosjes-in-doosjes waarvoor we gekozen hebben, is het vragen van feedback: zoals aios geacht worden hun opleider om feedback te vragen en dit zichtbaar te maken met behulp van bijvoorbeeld een KPBformulier, willen we dat hao’s feedback vragen aan hun aios met de Leo-H. Daarnaast krijgen startende opleiders in hun eerste jaar als opleider na ongeveer 8 maanden op basis van alle vergaarde informatie (indrukken begeleider vanuit hao-team, beoordeling eigen consulten, feedback groepsbegeleiders, leo-H, beoordeling geobserveerd leergesprek, evt. uitslag LHK) een beoordeling (go/ go-mits/ no-go), net zoals de aios. Momenteel wordt landelijk hard gewerkt aan een nieuw doosje-in-een-doosje: net zoals de aios al een aantal jaar werkt met het elektronisch (e-)portfolio, gaat begin volgend jaar het e-portfolio voor opleiders in de lucht. Een welkome vervanging van onze papieren dossiers; iets wat je je in de huisartsenpraktijk van tegenwoordig ook niet meer kan voorstellen. Doel van dit e-portfolio is dat de opleider alles wat met het opleiderschap te maken heeft, kan verzamelen, overzien maar ook aansturen: de leo-H bijvoorbeeld kan middels een elektronische uitnodiging naar de aios gestuurd worden en gefinaliseerd in de juiste map gezet worden. Iets als het leerwerkplan kan de opleider zelf gericht aanpassen als er iets verandert en zaken zoals LHK-uitslagen, verslagen van voortgangsgesprekken en dergelijke kunnen door ons in een instituutsmap gezet worden. Dit alles biedt legio voordelen en kansen, maar belangrijker: als opleider word je zelf eigenaar van je portfolio en daardoor meer zichtbaar verantwoordelijk voor je ontwikkeling als opleider. Het ligt voorde hand om als opleider voornemens en leerdoelen in het kader van het opleiderschap in een individueel opleidingsplan (IOP) te 3e uitgave 2017 formuleren, net zoals dit aan aios gevraagd wordt. We verwachten van aios dat ze hun leerdoelen expliciteren en verzamelen in een IOP, als hulpmiddel om het eigen leren ter hand te nemen en zichzelf bij de les te houden. Het zou gek zijn als diens rolmodel, de hao dus, dit niet kan of wil. Dit is iets waarmee we met jullie aan de slag willen: in navolging van de workshop ‘IOP-van-je-aios’ van 2 jaar terug op de tweedaagse, bereiden we momenteel een workshop ‘IOP-van-de-hao’ voor. Ongetwijfeld komen we met de opleiders in dezelfde discussies over de zin-en-onzin van leerdoelen maken terecht als dat we nu jaarlijks (of vaker) voeren met onze aios; in dit geval een omgekeerd, ‘doosje-uit-doosje’effect. Al verwachten we dat de mate van discussie met de aios omgekeerd evenredig is aan de overtuiging van onze opleiders over de zin ervan. Et voilà: de reden dat een praktijkgerichte opleiding als de onze bol staat van doosjes-in-doosjes. Referatendag Huisartsopleiding What the *peep*?! DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID EN DAGVOORZITTER1 Na een paar seizoenen afwezigheid bleek, dat de aios1 referatendag, als kroon op het EBM-onderwijs in jaar 3, door iedereen gemist werd. De reprise op 7 november jongstleden was dan ook meteen een groot succes. Bij elkaar presenteerden een aantal teams van derdejaars aios in totaal 7 referaten. Deze werden beoordeeld door het publiek en door een vakjury. De vakjury bestond uit de volgende medewerkers van de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht: Trudy van der Weijden (hoogleraar Implementatie van Richtlijnen), Karin Konings (Kaderhuisarts Hart- en Vaatziekten en docent), Mark Spigt en Jelle Stoffers (beide Universitair Hoofd Docent). De literatuurstudies werden geïnspireerd door casuïstiek uit de praktijk van alle dag. Een overzicht: • Helpt de tolk de diabeet? • Zwijgen is zilver, spreken is goud: consultafhandeling nieuwe stijl • Het effect van kinkhoestvaccinatie tijdens de zwangerschap • Frequentie van klachten bij Raynaud met nifedipine versus losartan • Leiden ademhalingsoefeningen in de spreekkamer tot een significant lagere RR? • What the *peep* • Het gebruik van quetiapine bij slaapklachten van gezonde personen 1 Voorheen was Henk Goettsch, eveneens oud redactielid, jarenlang dagvoorzitter van dit evenement Het referaat met de meest intrigerende titel won zowel de publiekprijs als die van de vakjury: ‘What the *peep*’ door Dagmar Hendrix, Liza Walet en Mariska Vork. Zij onderzochten de waarde van een aantal studies naar de effectiviteit van een tamelijk duur apparaat (€3.000) tegen tinnitusklachten. Uit hun zorgvuldige onderzoek bleek de betrouwbaarheid van die onderzoeken erg dubieus. Namens de publieksjury ontvingen zij uit de handen van collega-aios Lobke Kerstens het boek ‘Dodelijke medicijnen en georganiseerde misdaad: achter de schermen van de farmaceutische industrie’ van de Deense psychiater Peter C. Gotzsche. Van de vakjury kregen zij, naast eeuwige roem, een geldprijs van €300 en een ticket voor de landelijke referatenwedstrijd om de Jan van Es prijs. Een fijne dag, en Niels Beurskens, huisarts-docent en verantwoordelijk voor ons EBM-onderwijs, maakt zich al op voor de volgende: 15 mei 2018. 31 op één lijn 59
Pagina 32
op één lijn 59 3e uitgave 2017 In de leer Elk jaar is het weer vaste prik DOOR KOEN VAN HELMOND, DERDEJAARS AIOS Wanneer de eerste bladeren zijn gevallen, komt dezelfde vraag naar voren bij vooral de oudere patiënten in de praktijk. “Zijn ze er al, dokter?” De eerste keer dat ik met deze vraag werd geconfronteerd, was ik coassistent in Ulvenhout. Jawel, vanuit Maastricht werd ik voor dit coschap gedetacheerd naar een voorstadje van Breda. Enkele malen per week reisde ik af naar de praktijk aan het dorpsplein, waar je op woensdagmiddag niet mocht parkeren vanwege de markt. Nou ja markt….., een groentekraam, een viskraam en een busje met gegrilde kippen en gebakken aardappeltjes waar ik menig terugreis in de file goed op heb doorstaan. Maar goed, “zijn ze er al, dokter?”, zo luidde de vraag van deze dame. Zonder te weten wat deze mevrouw precies bedoelde, gingen er onbewust diverse antwoorden door mijn hoofd. Bedoelde ze misschien de gegrilde kippen? Het was toch pas woensdagochtend? Of wellicht de pepernoten die toen ook al in september in de winkel lagen? Bij navraag bleek, dat ze de griepspuit bedoelde. Die kwam ze namelijk elk jaar trouw halen, want je wist immers maar nooit wat er in de winter kon gebeuren. Ze verklapte glimlachend overigens ook, dat er nog nooit een winter voorbij was gegaan, dat ze niet de griep had gekregen, maar dat terzijde. Wat is nou precies de reden dat ik terug moet denken aan mijn coschap huisartsgeneeskunde? Welnu, de overeenkomsten tussen een Brabantse dorpspraktijk en een Sittardse stadspraktijk zijn behoorlijk treffend. Ik zal ze hieronder de revue laten passeren aan de hand van enkele korte anekdotes. Ik geef onmiddellijk toe dat er met n=2 niet bepaald een wetenschappelijk verantwoorde grondslag is voor mijn analyse, maar wellicht dat er bij u, en dan misschien vooral de meer ervaren collegae onder u, ook een blijk van herkenning is wanneer u dit leest. Patiënten zitten op de dag zelf soms al meer dan een uur voor aanvang te wachten in de hal en of wachtkamer. Waarom is mij een raadsel, want ze weten meestal toch wel dat er niet eerder begonnen gaat worden met vaccineren. Is het misschien een prestigekwestie om de eerste spuit te krijgen? Of is het gewoon een sociaal samenzijn waarbij er toevallig ook een prik gezet wordt? Ik ben zelf van plan om er volgend jaar gewoon bij te gaan zitten in de wachtkamer om erachter te komen waarom iedereen er zo op tijd bij is. 32 Patiënten zijn in de veronderstelling dat ze, nu ze er toch zijn, gelijk nog even een plekje op de huid kunnen laten zien of even de laatste lab-uitslagen kunnen navragen. Het is natuurlijk heel verleidelijk om dan snel even te zeggen dat het plekje er goedaardig uit ziet, maar toch denk ik dat het niet verstandig is. Zoals ik in mijn vorige column schreef, draait het om “kwali-tijd” voor de patiënt en die is er onvoldoende voor overige vragen tijdens de griepvaccinatie. Een middag vaccineren maakt hongerig. Het is dan ook een ideale gelegenheid om de hele praktijk mee te nemen voor een gezellig etentje. Een blijk van waardering voor al het personeel en uitermate gezellig. Ontspannen na zo’n drukke werkdag gaat probleemloos samen met een hapje en een drankje. Tot zover deze korte bloemlezing over de jaarlijkse, al dan niet herkenbare, griepspuit-periode die een hoop geregel, lichte stress en gezelligheid met zich meebrengt. Het geeft verbinding in de periode van stamppotten, autoruiten krabben, de donkere dagen voor kerst en natuurlijk aanhoudend hoesten, snotteren, verhoging, malaise en niezen. Gezondheid! 3e uitgave 2017 In de leer De Knuffeldokter DOOR ELEANA ZHANG, TWEEDEJAARS AIOS In mijn eerste jaar van de huisartsopleiding was ik meer bezig met het beroep in de strikte zin van het woord: mezelf de kunde eigen maken om patiënten te zien, relevante vragen te stellen, tot een conclusie te komen en een behandelplan op te stellen. Ik kon helemaal opleven bij het zien van een eerste glue ear, of de hele dag stralen omdat het me was gelukt het eerste spiraaltje te plaatsen. Niet dat het dit jaar heel anders is: ik vertel ‘s avonds bij het eten trots hoe ik een CTS-injectie heb gezet, of dat ik na het meekijken een volgende keer zelf een Implanon hoop te kunnen verwijderen. De kleine succesjes worden nog dagelijks gevierd. Toch is dit jaar, jaar drie, niet helemaal hetzelfde. Ik werd in mijn eerste week geconfronteerd met de vraag: Wat voor dokter wil ik worden? Niet eens zo’n gekke vraag nu ik het zo neerpen, maar voor mij voelde het als een soort frontale botsing met een vijftig kilometer per uur rijdende tegenligger: een A1-waardige toestand. Tot voor kort wist ik niet dat er echt grote verschillen bestonden tussen huisartsen. Ja, natuurlijk heb je een diversiteit aan persoonlijkheden, maar wat je concreet doet als huisarts verschilt niet heel veel van arts tot arts. Althans, dat dacht ik. In mijn eerste jaar kon ik me gelukkig prijzen met een opleider die medisch gezien veel wist en kon. Hij gaf me de vrijheid om dingen te doen en ik voelde me als een vis in het water. Hij was ook een goede econoom en wij hadden gesprekken over hoe een praktijk eigenlijk ook een bedrijf is, met alles wat daarbij komt kijken. De professionele afstand die hij tot zijn patiënten bewaarde, vatte ik op als een voorwaarde voor een goede werk-privé balans. Nu, bij het aanbreken van het derde jaar, kom ik er achter dat ik een knuffeldokter als opleider heb. Dagelijks gaat hij langs bij palliatieve patiënten, ook op de zaterdagen en de zondagen. Hij stelt zich ’s avonds en ‘s nachts beschikbaar voor de ernstig zieken om ze de rompslomp van de huisartsenpost te besparen. Ongevraagd loopt hij bij kwetsbare ouderen binnen om te kijken hoe het met ze gaat. En inderdaad, sommige patiënten geven hem bij het afscheid standaard een knuffel. Zelfs wanneer hij op vakantie is, belt hij nabestaanden op vanuit het buitenland als hij hoort dat één van zijn patiënten overleden is. En dat allemaal terwijl hij ook met zijn vrouw een zeskoppig huishouden bestiert, om maar niet te beginnen over de voor mij nog onduidelijke hoeveelheid huisdieren. Ik heb in mijn eerste week met mijn ziel onder mijn arm rondgelopen in die praktijk. Het voelde alsof iemand mijn wereldbeeld in de wastrommel had gegooid en toen op de extra-centrifugeren-knop heeft gedrukt. Is het normaal dat een huisarts dat doet? Ik wist niet dat je zo’n dokter kán zijn én een druk sociaal leven ernaast kunt hebben. Of ik ook een knuffeldokter wil worden? Wie weet kan ik het je over een jaar zeggen. 33 op één lijn 59
Pagina 34
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Gezondheidsrechtelijke kwesties Dossier, informatie en toestemming DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE EN JURIST Haken en ogen in het omgaan met informatie en dossier van nu tot 2020 De nieuwe ‘Wet Cliënten rechten bij elektronische verwerking van gegevens’ ( Wcbevvg) wordt gefaseerd ingevoerd. De wet is ingegaan op 1 juli 2017 en kent een uitloop naar 1 juli 2020. Het is tijd om alles met betrekking tot dossiervoering en informatieverstrekking op een rij te zetten. We beginnen met een overzicht van komende en gaande wetten. Waarom deze nieuwe wet is ingevoerd, wat er verandert en wat de consequenties voor de dagelijkse praktijk zijn, zal ik achtereenvolgens beschrijven. Overzicht van wetten (voor de ‘diehards’) Het begon allemaal met een ambitieus plan van de Minister om alles betreffende patiënten rechten te regelen in één wet, de zogeheten ‘Wet cliëntenrechten zorg’. Na jaren proberen bleek dit een onmogelijk opgave. Per 14-02-2013 is deze wet gesplitst in vijf delen die stapsgewijs ingevoerd zouden worden: • Klachten en geschillen, vast gelegd in de WKKgz1 • Kwaliteit (WKKgz) • Goed bestuur en medezeggenschap • Aanpassing WGBO2 • Aanpassing WTZi3 Veel zaken waren al in de jurisprudentie geregeld en werden/worden verder gecodificeerd. De aanpassingen in de nieuwe ‘Wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens’ (verder “de wet”) is bedoeld ter versterking van de patiëntrechten in het kader van kwaliteit en medezeggenschap. Deze wet regelt dat iedereen zelf mag bepalen met welke zorgverlener het dossier elektronisch gedeeld mag worden en welke informatie wel of niet mag worden gedeeld. Daarnaast bepaalt deze wet dat de patiënten recht hebben op elektronische inzage en afschrift en het moet zichtbaar zijn voor de patiënt wie het dossier bekeken heeft. De nieuwe wet is onderdeel van de ‘Wet gebruik Burgerservicenummer in de zorg’. Aangezien het inmiddels niet meer alleen gaat om het gebruik van 1 Wet kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg, zie Op één lijn maart 2016 2 Zie Op één lijn Juni 2017 3 Wet toelating zorginstellingen 34 het Burgerservicenummer, is deze wet per 1 juli 2017 omgedoopt in de ‘Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg’. Om het makkelijk te maken wordt de ‘Wet bescherming persoonsgegevens’ (Wbp) per 25 mei 2018 vervangen door de ‘Algemene Verordening Gegevensbescherming’ (AVG)4. De nieuwe wet wordt inwerking gesteld door het ‘Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieders’5, welke met enige vertraging is ingevoerd. Belangrijk is dat ‘de wet’ gefaseerd wordt ingevoerd: het eerste deel per 1 juli 2017 en de rest per 1 juli 2020. De reden hiervoor is, dat het nogal wat vraagt van de ICT ontwikkelaars zoals we verderop zullen zien. In dit overzicht mag de ‘Wet inlichtingen en veiligheidsdiensten’ (Wiv) niet ontbreken. Deze wet is beter bekend onder de naam ‘aftapwet’ of ‘sleepwet’6. In principe zou deze wet ook betrekking kunnen hebben op de vertrouwelijke communicatie tussen arts en patiënt, maar ik laat dat nu verder buiten beschouwing. Reden van invoering Wat is nu de diepere gedachte achter de invoering van deze wet? Het gaat uiteindelijk om de versterking van de patiënten rechten en de nieuwe eisen voor de beveiliging van patiënten gegevens. Op basis van het beroepsgeheim zijn BIG-geregistreerden verplicht om zorgvuldig om te gaan met medische gegevens. Door de toename van ICT mogelijkheden, digitaal berichtenverkeer en patiëntportalen, worden er (ook Europees) strengere eisen gesteld7 aan de beveiliging. Verder moet het voor patiënten duidelijk zijn wie wat mag zien en het moet achteraf controleerbaar zijn. 4 Dit is dan in lijn met de Europese privacywet General Data Protection Regulation, ( GDPR) 5 Wie behoefte heeft aan een historisch overzicht vanaf 2012 verwijs ik naar de kamerstukken wetsvoorstel 33509, echt iets voor een regenachtige dag. 6 Zo genoemd omdat de inlichtingendiensten gegevens ongericht mogen verzamelen (sleepnetmethode) en ook versleutelde informatie mogen ontsleutelen. 7 Zie noot 4, GDRP 3e uitgave 2017 Wat wordt er nu anders? Patiënten krijgen nauwelijks meer rechten, maar kunnen hun rechten wel beter waarborgen en controleren. We zetten de patiëntrechten met betrekking tot het dossier en informatie op een rij en kijken daarna wat en wanneer er iets verandert. Patiëntrechten met betrekking tot hun dossier en informatie: • Inzage • Afschrift ( tegen geringe vergoeding als het veel is) • Recht op aanvulling/ correctie ( van de feiten) • Recht op verwijdering/ vernietiging8 • Recht op afscherming (bepalen wie iets wel of niet mag zien) • Moet toestemming geven voor uitwisseling van gegevens • Inzien registratie (‘logging’) gegevens (Wbp art. 35) Wat moeten zorg verleners nu al met betrekking tot het dossier op basis van de WGBO? • Aangeven welke persoonsgegevens worden verwerkt (Wbp, wordt AVG) • Toestemming vragen voor uitwisselen medische info (WGBO) • Goed medische dossier bij houden (WGBO) • Vast leggen van acties in het medisch dossier (logging Wbp art. 35) • Voldoen aan eisen van veiligheid bij elektronische gegevensuitwisseling (Wbp) Wat gaat er dan veranderen? Er komen nieuwe rechten voor de patiënt met betrekking tot het dossier: • Inzage, per juli 2020:gratis elektronische inzage • Afschrift, per juli 2020: gratis elektronische afschrift • Recht op aanvulling/correctie (feiten): geen verandering • Recht op verwijdering/vernietiging: geen verandering • Recht op afscherming: per juli 2017 moet het gelogd worden • Moet toestemming geven voor uitwisseling van gegevens: per juli 2020: differentiatie in welke gegevens en welke zorgverleners • Inzien logging gegevens: per juli 2020 gespecificeerde logging gegevens Er komen nieuwe verplichtingen voor de zorg verlener met betrekking tot het dossier: • Welke persoonsgegevens worden verwerkt: per juli 2017 moet de zorgverlener de patiënt informeren over rechten en de werking van informatie uitwisselsystemen • Toestemming vragen voor uitwisselen medische info: per juli 2017 uitdrukkelijke opt-in en vanaf 2020: gespecificeerde en gedifferentieerde toestemming 8 Behoudens argumenten om niet te verwijderen: Wettelijk voorschrift. Een ander dan de patiënt heeft een aanmerkelijk belang ( erfelijke ziekte, verwekking met donorzaad, gerechtelijke procedure). Goed hulpverlenerschap staat vernietiging in de weg (mishandeling, in belang van de behandelrelatie, toetsbaarheid) • Goed medische dossier bij houden: per juli 2017 patiënt informeren als er nieuwe zorgverleners gebruik maken van systeem, vanaf 2020 een registratie bijhouden van verleende toestemmingen • Vastleggen van acties in het medisch dossier (logging), per 2020: elektronische logging (wie, wat, wanneer) • Voldoen aan eisen van veiligheid bij elektronische gegevensuitwisseling: vanaf 2020: NEN 7510, NEN 7512, NEN 7513 (veiligheidsnormen ICT)9 Consequenties voor de dagelijkse praktijk van juli 2017 tot juli 2020 Voor de meeste rechten van de patiënt en plichten voor de zorgverlener gaat er niet veel veranderen behalve dat het allemaal formeler wordt. Er moet meer worden vastgelegd en gedocumenteerd, hetgeen deels zal gaan met ICT ondersteuning maar het moet wel eerst geregistreerd worden. Omdat het allemaal formeler wordt moet de volgende aanpassingen per praktijk worden gedaan vanaf 202010: • Iedere instelling moet een Functionaris gegevensbescherming (FG) benoemen • Eisen van NEN 7510-7512 en 7513 moeten in het HIS zijn geïmplementeerd (HIS leverancier) Consequenties van deze eisen zijn: • Alleen UZI passen op naam! • Geen teamviewer-achtige oplossing voor thuiswerken • Medewerkers opschonen en juiste rollen toekennen • FG benoemen (praktijk, maatschap, cluster) Conclusie Er gaat dus niet zo veel veranderen met betrekking tot de rechten van de patiënt of de verplichtingen van de zorgverlener. Echter, het wordt allemaal wel een stuk formeler en voor de patiënt inzichtelijker en controleerbaarder. De achterliggende gedachte is kwaliteitsverbetering. Ook moeten we er als zorgverlener rekening mee houden dat het allemaal sneller gaat. Als een patiënt nu een kopie van zijn dossier wil, moet hij daar om vragen. Nu hebben we nog tijd om te kijken wat er staat. Bij online verbindingen is die ruimte er niet meer. De patiënt heeft straks direct toegang tot zijn of haar dossier, dat vraagt ook een aanpassing van de werkwijze en verslaglegging. We hebben van de wetgever drie jaar de tijd gehad om hier rekening mee te houden. Een groot deel van de aanpassing zal plaatsvinden binnen de ICT van het HIS en is dus voor de HIS-leverancier, maar ook wij als zorgverleners zullen aanpassingen moeten doen. Dus aan de slag, want uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid voor het naleven van de privacy wetgeving bij de zorgaanbieder! 9 NEN 7510, norm voor beveiliging van gegevens, NEN 7512, norm voor uitwisseling van gegevens, NEN 7513, norm voor logging van de toegang tot gegevens 10 Eisen uit besluit elektronische gegevensverwerking ( pas 2020) 35 op één lijn 59

Op één Lijn 58


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2280 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Eefje de Bont en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Design Studio, Maastricht, CBS 12312 Fotografie • Pag 4, 21 en 32 gemaakt door Johannes Timmermans • Pag 5 HVD fotografie www.hvdfotografie.nl • Pag 18, 19 (bovenaan) en 27 gemaakt door Joey Roberts Deadline volgend nummer 27 oktober 2017 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter: Voorziet regiofinanciering in betere substitutie – Jean Muris Oratie Jako Burgers – Raoul Hermanns De familievertrouwenspersoon – Truus Bijker Wanneer word je coschap opleider – Maarten Gering Uitgelijnd – Babette Doorn Stellen zich voor: Oda Bauhuis, GW-er jaar 3 Karin van Leersum, promovendus Stefan van der Brand, huisartsbegeleider Marjolein van Rooijen, Promovendus Onderzoek In de prijzen: CaRe-Award voor Annerika Slok – Redactie Prof. Huygen prijs voor Nicole van Gurp – Redactie De smartphone gebruiken om meer te bewegen? Dat kan! – Renée Verwey Bruikbare wetenschap – Ruud Verhees en Jochen Cals WESP-en: Samen beslissen bij borstkanker – Raoul Hermanns Zelfmanagement bij ouderen met multimorbiditeit – Maxime van Kemenade Intuïtie van patienten over hun eigen gezondheid of die van hun kind – Ulrike Schuck Diagnostische waarde echografie bij voorste kruisband letsels – Dorieke Haase en Manon Breukers Arts-patiënt relatie bij SOLK patiënten – Geertje Diepens en Anke Steverink Promoties: COPD – Eva van Eerd Diagnostiek van tuberculose in Ethiopië – Mark Spigt en Eefje de Bont Aandacht voor psychisch functioneren is belangrijk bij langdurige slapeloosheid – Eefje de Bont Huisartsopleiding ‘Rondom sterven’ – Ingrid van der Heijden Hoofdzaken – Bas Maiburg Equilibre – Marieke Kools en Paul Schrijver Startdatum Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten uitgesteld In de leer: Tijd vliegt niet; we willen teveel – Koen van Helmond Tijd – Eleana Zhang Dilemma's bij wilsonbekwaamheid – Daniëlle Bisschops De afgestudeerden in beeld; Made in Maastricht Voetbalwedstrijd: nagelbijten in Bocholtz – Gaston Peek en Jean-Marie Peeters Weten is eten – Hendrik Jan Vunderink Congres Arts en Voeding 16 juni 2017 – Door Birgit Spoorenberg Gezondheidsrechtelijke kwesties – Arie de Jong À bout de souffle – T.E. Grijs 3 4 5 6 7 7 8 8 9 9 10 10 11 12 14 14 15 15 16 16 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 30 31 32 35 2 Van de redactie De klant is koning(in1) In ons koninkrijk voelen we ons niet altijd de koning te rijk. Ik schrijf dit niet omdat het zo lekker klinkt. Ik bedoel hiermee dat we in een heel prettige omgeving wonen en werken, maar dat we het niet al te best verkopen. Dat gebeurt al tijdens de studie Geneeskunde. Maastricht is -net als Groningen- bijna hofleverancier van basisartsen gezien de grote aantallen die we opleiden. We bieden een fantastisch curriculum, een internationaal spoor en andere alternatieve trajecten die allemaal kunnen leiden tot hetzelfde fraaie product dat basisarts heet. Wat lijkt ondergesneeuwd, is het Nederlandse topproduct ‘huisarts’. Een mooi vak met ruime opleidingsfaciliteiten, hoge kans om aangenomen te worden en af te studeren met voldoende uitzicht op werk, waar je maar wil. Toen de beroepsgroep zelf nog volop klaagde over allerlei werkomstandigheden, boden we nog wel stages vanaf jaar 1 (de snuffelstage Oriëntatie Eerste Lijn), de Adoptiestage in wat nu de Bachelor-fase heet en een langdurig coschap. Je wist als student in elk geval dat je huisarts kon worden. Nu zitten we alleen nog achteraan in de Masterfase. Op zich niet erg, want in die fase kiezen studenten vaak wat ze willen worden. Er is echter een ‘maar’. Jonge mensen moeten heel lang doorwerken. Ze stellen het ‘volwassen worden’ uit zo lijkt het. Ze gaan als basisarts aan de slag als anios en ze vergeten gemakshalve dat er ooit gespecialiseerd dient te worden. Er is ook volop werk voor anios. De reden laat zich raden. Gelukkig behouden we wel onze opleidingsplekken, zowel landelijk als lokaal. Klanten werven blijft dus belangrijk, helemaal voor deze regio want behalve dat je er prima kan wonen, leren en werken: er is relatief nog weinig werk voor partners werkzaam in andere sectoren dan de geneeskunde. We moeten nog meer aan de bak om onze smoel te laten zien aan studenten. Daarnaast dient iedereen zich bewust te zijn van zijn of haar klantvriendelijkheid: we zijn allemaal levende visitekaartjes. We moeten bereikbaar zijn voor studenten en voor ze klaar staan. Zonder studenten is er geen universiteit. Ook hebben we hulptroepen 1 Tegenwoordig is het merendeel van de studenten geneeskunde vrouw ingehuurd om Maastricht weer op de kaart te zetten voor de opleiding en het eventuele nablijven in de regio. Dat de A2-tunnel nu af is helpt: we zien het licht weer schijnen! Wat hebben we voor u deze zomer? Nieuwe collega’s, promoties, afzwaaiende WESP-studenten en veel vaste rubrieken zoals ‘In de leer’, gewonnen prijzen, een sportevenement, Bruikbare Wetenschap, afgestudeerde huisartsen, opleidersrubriek Equilibre, de column van T.E. Grijs, Weten is Eten en de Gezondheidsrechtelijke kwesties. Het lijkt zo vanzelfsprekend, maar het is een geweldige prestatie dat u en ik telkens weer op onze collega’s kunnen rekenen. Ik dank ze hiervoor nogmaals oprecht! Vrije inzendingen krijgen we ook binnen. Over deelname aan een symposium bijvoorbeeld. Ditmaal van aios Daniëlle Bisschops over ‘wilsonbekwaamheid’, van huisartsdocent Birgit Spoorenberg over voeding en van huisartsdocent Ingrid van der Heijden over het KNMG symposium ‘Rondom sterven’. Geen thema waar je vrolijk van wordt, maar wel enorm actueel. Sowieso goed om te zien dat de KNMG Limburg weer nieuw leven heeft ingeblazen gekregen door een jongere generatie huisartsen. Alles hangt met elkaar samen: dus ook deze ontwikkeling en de aantrekkelijkheid van de regio. Altijd weer vertrekken er mensen. Uit praktijken en uit de afdeling: met pensioen. Pensioen is geen synoniem voor niets doen, maar dat wist u al lang. Wel missen we steeds vaker de enorme ervaring van de ‘oude garde’. Onze redactie ziet helaas weer iemand vertrekken: huisarts(docent) Sjef Swaans. Zijn opvolger Stephan van den Brand zal wellicht ook diens redactierol gaan vervullen en dat is goed nieuws. Neemt niet weg dat we hem zullen missen. Sjef: je afscheidslunch is geweest, je laatste afstudeersessie van aios in Ryckholt ook. En na het verschijnen van dit nummer houden we nog één keer een redactietentje met jou erbij. We zullen ons dan zeker de koning(in) te rijk voelen! Babette Doorn 3 op één lijn 58
Pagina 4
op één lijn 58 2e uitgave 2017 Van de voorzitter Voorziet regiofinanciering in betere substitutie? DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM De overheid zette de afgelopen jaren fors in op substitutie van zorg van tweede naar eerstelijn. Het ministerie van VWS pleit voor zorg in de buurt en vroeg daarbij de huisartsenzorg, waar mogelijk, om zorg uit de tweedelijn over te nemen. De vraag om deze substitutie gaat zo ver dat typisch huisartsgeneeskundige taken weggehaald worden, zodat huisartsen meer tijd hebben voor substitutie. Zo is er zelfs voor gepleit om een voorziening voor de opvang van alledaagse klachten in te richten, los van de huisarts. In de toekomstvisie 2022 is op basis van een inventarisatie onder huisartsen gesteld, dat de ambitie om het aanbod aan huisartsenzorg te vergroten bij de beroepsgroep groot is. Waar kiezen wij als huisartsen dan voor? • Het toevoegen van de monitoring van veelvoorkomende ziekten aan het basisaanbod • Het uitbreiden van het aanbod met verlengde arm consulten van specialisten • Uitbreiding van het GGZ-aanbod op voorwaarde van meer ondersteuning door een praktijkondersteuner GGZ Bij substitutie gaat het om zorg die minstens zo goed, maar tegen lagere kosten in de eerste lijn, dicht bij de patiënt geleverd kan worden, zoals zorg voor mensen met veel voorkomende chronische aandoeningen, het verrichten van diagnostiek in eigen praktijk (point of care diagnostiek) en het doen van veel voorkomende kleine ingrepen. Substitutie is mogelijk bij aandoeningen/ ingrepen waarvoor de vereiste kennis en vaardigheden aanwezig zijn bij de huisarts en die ook onderhouden kunnen worden. Als randvoorwaarden zijn gesteld: bemensing en middelen. Het gaat dan om huisartsen, hun ondersteunend personeel en middelen. Hierbij spreekt men een voorkeur uit voor verkleining van de normpraktijk, d.w.z. minder patiënten per fte huisarts. Wat ik zie is dat er redelijk wat ‘stille’ substitutie is waarover niet echt afspraken zijn gemaakt, maar toch de kant op komt van de huisartspraktijk. In 2018 zou voor 75 miljoen euro aan substitutie zijn voorzien. De beroepsorganisaties lijken het volume aan substitutie niet makkelijk te kunnen monitoren, en zeker niet in de individuele praktijk. En deze ontwikkeling staat haaks op de campagne om meer tijd voor de patiënt te mogen nemen. 4 Op dit moment is de constatering dat het beleid nog steeds is gericht op substitutie waar dat maar enigszins mogelijk is. Tegelijkertijd geven de huisartsen aan, dat aan de randvoorwaarden niet wordt voldaan en dat het bord van de huisarts overvol is. Dit beleid, en met name de mogelijkheden voor en wenselijkheid van verdere substitutie, is matig onderbouwd. Bovendien ontbreekt een implementatieplan en zicht op invulling van randvoorwaarden. Mijn vrees is dat op termijn waar overbelasting ontstaat, de veiligheid in de huisartspraktijk in het geding is. Denk maar eens aan de medicatiebeoordeling: als daar te weinig tijd voor is gaan er ongewenste situaties ontstaan. Naast een betere planning van de substitutie zouden vooral zorggroepen projecten moeten initiëren (bijv. lokale formularia, elektronische voorschrijfsystemen) om aan het vraagstuk van de basale veiligheid in de praktijk tegemoet te komen. Gelukkig zie ik in onze regio, dat daar al aanzetten voor worden gegeven, waarbij ook de tweedelijn wordt betrokken. Een goed plan voor de invoering van noodzakelijke substitutie heb ik nog niet gezien. Maar ik hoop dat de regio sterker wordt op deze punten en en dat de regiofinanciering geconsolideerd kan worden. Laat maar weten waar we als vakgroep kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld in het zoeken naar en formuleren van 'best practices'. Oratie in Maastricht Wetenschappelijk Maastricht door de ogen van een jonge academicus DOOR RAOUL HERMANNS, STUDENT GENEESKUNDE De afgelopen 18 weken heb ik mijn wetenschapsparticipatiestage (WESP) bij huisartsgeneeskunde gedaan. Om eerlijk te zijn wist ik voor de start van deze stage niet goed wat ik kon verwachten van het wetenschappelijke wereldje. Tot dan toe kende ik alleen studenten die een WESP afgerond hadden en niet zo positief waren. Maar toen kende ik de HAG-WESP-en nog niet, want die zijn wel gemotiveerd. Als enthousiaste student begon ik vol goede moed met mijn stage over de implementatie van Samen Beslissen (Shared Decision Making) in de borstkankerzorg, onderdeel van het promotietraject van drs. Wilma Savelberg en onder begeleiding van prof. Trudy van der Weijden. Door de goede begeleiding, prettige werksfeer, en het voorspoedig verloop van mijn onderzoek, kwam ik in de ban van de onderzoekswereld en was ik al snel opzoek naar meer. Daarom was ik ook meteen erg enthousiast toen Trudy mij uitnodigde deel te nemen aan een onderzoek naar de patiëntgerichtheid van multidisciplinaire team meetings (MDTM). Vanaf dat moment begon ik voor het eerst te fantaseren over het doen van een promotietraject en natuurlijk, ambitieus als ik ben, het worden van professor… Een aantal weken later nodigde Trudy mij uit voor het symposium en de oratie van prof. Jako Burgers. Het onderwerp persoonsgerichte zorg in richtlijnen sloot enorm goed aan bij mijn WESP en ik dit was mijn kans om een oratie mee te maken. Hier moest ik bij zijn! De oratie zelf beloofde ook op voorhand al een feestelijke, en uiterst boeiende dag te worden. Huisarts Jako Burgers is werkzaam bij het NHG en de Universiteit Maastricht en het gebeurt niet elke week dat een huisarts hoogleraar wordt. Het thema: ‘Persoonsgerichte zorg in richtlijnen: contradictie of paradox?’, raakt iedere zorgprofessional. In de aanloop naar het symposium was ik erg onder de indruk van het bonte, hooggeleerde gezelschap. Ik kende eigenlijk niemand, maar heb toch met verschillende postdoc’s gepraat, en begon me al snel aardig thuis te voelen. Vervolgens startte het symposium en volgden vier uiterst interessante lezingen, relevant voor mijn toekomst als arts, waaruit ik diverse kernboodschappen heb opgepikt: • Kwaliteit is een moreel concept, waardoor kwaliteitsverbetering eindeloos is. Daarom moeten we Jako Burgers ons richten op gedeelde waarden: solidariteit, compassie, autonomie en pluriformiteit • We moeten de verschillen in onze samenleving accepteren, ervan leren en samen verder gaan • Goede communicatie tussen arts en patiënt is essentieel om tot weloverwogen beslissingen te komen. Na het symposium was er een uurtje pauze, dus dat gaf me de tijd een cappuccino te drinken met mijn vriendin op een terras, terwijl ik haar de voordrachten beschreef. Ze was een beetje sceptisch over het ‘kwaliteit is een moreel concept’punt, maar ik heb het nog een keer uitgelegd tot ze zei; ‘ah, zo.’ En daar moest ik het mee doen. Een uurtje later begaf ik me naar de oratie, waar ik ruim op tijd plaats nam in de banken. Toen diverse professoren in toga de zaal in kwamen, was dat het moment, waarop iedereen plechtig ging staan. En daar was hij dan: prof. Jako Burgers. De oratie die volgde was fantastisch. De hele uitvoering had wat van een religieuze plechtigheid, waarbij de gehele zaal als in trance hing aan de lippen van de kersverse hoogleraar. Dit was ook niet meer dan terecht, want wat er gezegd werd was ontzettend interessant, relevant en intens oprecht. Wat mijzelf het beste is bijgebleven: niet de richtlijnen bepalen wat goede zorg is, maar de dialoog tussen patiënt en de arts. Hier bleef ik lang over nadenken. In mijn ogen is dit fundamenteel voor goede zorg, maar helaas kan dit in de klinische praktijk nog wel eens anders verlopen. Ik vind het echter fantastisch om dit te horen van een professor in richtlijnen, en misschien opent dit wel een nieuw hoofdstuk voor de patiëntgerichte zorg. Kortom, deze oratie is tot nu toe het hoogtepunt van mijn leven als jonge academicus. Ik vond het een prachtige ervaring, en het lijkt me heerlijk om een expert en vraagbaken te worden rond een bepaald onderwerp. Daarom zal ik proberen het voorbeeld van Jako en Trudy met passie te volgen, om zo mijn eigen vorming als academicus en medische professional te beginnen met een uitstekend fundament. Wie meer wil weten over deze dag, kan het nalezen op de website van het NHG: www.nhg.org/actueel/nieuws/terugblik-op-symposium-enoratie-prof-dr-jako-burgers 5 op één lijn 58
Pagina 6
op één lijn 58 2e uitgave 2017 Ondersteuning voor naasten van psychiatrische patiënten De familievertrouwenspersoon DOOR TRUUS BIJKER, FAMILIEVERTROUWENSPERSOON Truus Bijker (links op de foto) Binnen ggz-instellingen is de familievertrouwenspersoon niet meer weg te denken. Nieuw is dat deze vertrouwenspersoon zijn werkveld uitbreidt buiten de instellingsmuren. Midden-Zuid Limburg is één van de proeftuinregio’s waar familievertrouwenspersonen naasten van mensen met psychiatrische of verslavingsproblemen ondersteunen, ongeacht of en waar de patiënt in behandeling is. Daardoor kan de familievertrouwenspersoon meer naasten ondersteunen: óók die van mensen die zorg mijden of die in behandeling zijn bij de huisarts, in de basis of openbare ggz. En bij wisseling van behandelaar, kan de familievertrouwenspersoon nu een constante factor zijn voor naasten. Voor wie? Een moeder die er helemaal doorheen zit omdat haar dochter psychotisch is. Een echtgenoot van een vrouw met depressie die zijn gezin draaiende moet houden. Soms zit de wachtkamer vol met mensen die lijden aan zorgen om een ander. Familie en naasten in de ggz vinden het vaak moeilijk om hulp voor zichzelf te vragen. Door schuldgevoel, schaamte of angst om het vertrouwen van de patiënt te schaden. De familievertrouwenspersoon is er voor de naasten van psychiatrische patiënten. Waarom naasten ondersteunen? Voor de patiënt is familie meestal het belangrijkste of zelfs enige netwerk. Om dat netwerk in stand te houden is ondersteuning nodig, want naasten hebben het zwaar. Ze krijgen vaak zelf klachten zoals stress, overbelasting of een depressie. Naasten hebben bovendien vaak als enige nog het vertrouwen van de patiënt. Via ondersteuning van familie lukt het soms om de patiënt in te laten zien dat hij zich moet laten behandelen. Wat biedt de familievertrouwenspersoon? Een luisterend oor voor naasten en hulp om hun eigen positie te versterken: hoe kun je het beste omgaan met de patiënt, hoe stel je grenzen om zelf overeind te blijven en waar kun je een cursus volgen? Daarnaast maakt de familievertrouwenspersoon naasten wegwijs in de ggz en kan deze een rol vervullen in het verbeteren van de relatie tussen familie en hulpverleners. Wie is de familievertrouwenspersoon? Familievertrouwenspersonen zijn hbo-opgeleide professionals. Ze zijn bekend met psychiatrische 6 ziektebeelden, wet- en regelgeving in de zorg en de sociale kaart van de regio. Wat is het verschil met andere vertrouwenspersonen? Familievertrouwenspersonen richten zich specifiek op naasten van psychiatrische patiënten en hebben ggzexpertise. Ze werken vanuit een vertrouwensrelatie waarbij de vraag van de familie leidend is. Familievertrouwenspersonen zijn in dienst van de Landelijke Stichting Familievertrouwenspersonen (LSFVP). Daarmee zijn ze onafhankelijk en onderdeel van een landelijk netwerk. Wat kunt u doen? Als u als huisarts of POH-ggz vermoedt dat naasten behoefte hebben aan ondersteuning, dan kunt u voortaan een folder over de familievertrouwenspersoon meegeven. Een naaste: “Alleen al het idee dat ik de familievertrouwenspersoon kan bellen, is een enorme steun.” Casus Met mijn zoon is ‘niets aan de hand’ “Mijn zoon Jorrit heeft een persoonlijkheidsstoornis, maar vindt zelf dat er niets met hem aan de hand is. Omdat hij het alleen niet redde, heb ik hem maar weer in huis genomen. Daarop verbrak mijn dochter het contact. Ze was er op tegen. Nu zie ik ook mijn kleinkinderen niet meer. ’s Nachts lag ik te tobben. Via de huisarts had ik gesprekken met de POH-ggz. Daar heb ik veel aan gehad, maar dat aantal gesprekken is beperkt. De POH wees me op de familievertrouwenspersoon. Die is geen behandelaar, maar geeft praktische adviezen en ondersteuning. Ik kon er gelukkig snel terecht. De familie-vertrouwenspersoon hielp me om mijn verantwoordelijkheid te nemen en sterkte me om het gesprek met Jorrit aan te gaan. Hij heeft zich nu ingeschreven als woningzoekende en zich aangemeld bij maatschappelijk werk. Er zit beweging in de situatie. Daardoor is er nu ook weer voorzichtig contact met mijn dochter.” Voor meer informatie en voor het aanvragen van folders kunt contact opnemen met: Truus Bijker,06 -1115113, t.bijker@lsfvp.nl, www.lsfvp.nl. 2e uitgave 2017 Na de praktijkovername Wanneer word je coschap opleider? DOOR MAARTEN GERING, HUISARTS IN UBACHSBERG Mijn naam is Maarten Gering, ik ben getrouwd en vader van 3 dochters en ik ben sinds 3 jaar huisarts. Ik ben oorspronkelijk gezondheidswetenschapper (afstudeerrichting milieugezondheidskunde). Na deze studie ben ik de opleiding geneeskunde in Maastricht gaan volgen. Mijn coschap huisartsgeneeskunde heb ik destijds in een huisartsenpraktijk in de wijk Sint Pieter in Maastricht gelopen. Na de studie Geneeskunde heb ik de huisartsenopleiding in Maastricht gevolgd. Hierna ben ik gedurende 1,5 jaar in een gezondheidscentrum gaan werken, alvorens ik de overstap maakte richting de praktijk in Ubachsberg. Hier heb ik afgelopen 1,5 jaar gewerkt als waarnemend huisarts. Vanaf 1 juli 2017 neem ik deze praktijk over samen met huisartscollega Annemiek Vincken. Keuze om in deze praktijk verder te gaan als huisarts is de kleinschaligheid van een dorpspraktijk, de continuïteit van zorg die je hierbij kunt bieden maar met de kwaliteit anno 2017. Ik vind het erg belangrijk dat je als huisarts een band opbouwt met je patiënten en dat je de sociale context goed kent binnen de gezinnen. Vanaf 2018 ga ik als opleider aan de slag. Mij lijkt het erg leerzaam en verdiepend om jonge aanstaande collega’s te begeleiden in hun opleiding, net zoals mijn voorgangers. Ik wil daarbij graag mijn eigen enthousiasme voor het huisartsenvak overbrengen op aanstaande (huis)artsen. Uitgelijnd Redactionele missers en respons DOOR BABETTE DOORN, HOOFDREDACTEUR Missers Het vorige nummer was speciaal gewijd aan de Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten. Laat nu net in dat artikel op pagina 5 door Yvonne van Leeuwen, de laatste alinea niet daar thuishoren, maar op pagina 8. In het artikel van haar opvolger, Robert Willemsen. De digitale versie op onze website is wel correct. Heeft u de quiz op pagina 6 nog gemaakt? Respons op de speciale kaft De speciale hoes om de kaft met een hart erin gestanst trok uw aandacht. We kregen heel veel positieve reacties op dit (eenmalige) glossy jasje. Het nadeel was dat door dit speciale hoesje het blad veel later verscheen dan gepland. Hierdoor was de inhoud niet altijd actueel. Hendrik Jan Vunderink wenste u met terugwerkende kracht “Vrolijk Pasen”. WESP-en De WESP-en met hun foto’s trekken altijd de aandacht van andere studenten. Als we exemplaren ter inzage meenemen naar carrièremiddagen en voorlichtingsavonden, dan zijn er altijd mensen die zeggen “hé, die ken ik”. WESP Eline Meijs (pag.21) werd door Jochen Cals en Angel Schols begeleid; de naam van Eefje de Bont stond hier onterecht tussen. Tot slot Kregen we een bedankje van Henk Goettsch, voormalig redactielid, nu met pensioen. Hij was vereerd met het afscheidsartikel dat we voor hem schreven. 7 op één lijn 58
Pagina 8
op één lijn 58 2e uitgave 2017 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Oda Bauhuis Gedragswetenschapper jaar 3 Huisartsopleiding Mijn naam is Oda Bauhuis. Sinds 1 juni werk ik twee dagen per week als gedragswetenschapper voor jaar 3 van de Maastrichtse Huisartsopleiding in Eindhoven. Daarnaast heb ik een eigen psychologenpraktijk en ben ik hoofddocent in de opleiding tot GZ-psycholoog. Ik ben van huis uit kinder- en jeugdpsycholoog en heb me in de loop der tijd verder geschoold in de gedragstherapie, oplossingsgerichte therapie en systeemtherapie. Ik heb gewerkt binnen het onderwijs, de GGD en de GGZ. In mijn eigen praktijk werk ik nog steeds voornamelijk met kinderen en gezinnen, maar inmiddels ook met volwassenen. In mijn praktijk heb ik veel contact met huisartsen; als verwijzer natuurlijk, maar soms ook als cliënt of ouder. Sinds 2008 geef ik onderwijs en supervisie in de postmaster opleidingen tot GZ-psycholoog, cognitief gedragstherapeut en kinder- en jeugdpsycholoog. Het opleiden en ontwikkelen van professionals vind ik een inspirerende aanvulling op het uitvoerende werk. Ik leer ervan, heb het gevoel dat ik kan bijdragen aan het vergaren van kennis, maar vooral ook het aan het ontwikkelen van beroepsattitude en zelfvertrouwen. Ik hoop in mijn rol als gedragswetenschapper bij de huisartsenopleiding mijn enthousiasme, inhoudelijke kennis, ervaring met opleiden en ontwikkelen van professionals en praktijkervaring samen te brengen. Ik ben getrouwd en moeder van een dochter van 16 en een zoon van 14. Ik hou van hardlopen, eten met vrienden en tuinieren. Ik hou niet van autorijden dus je zult me vooral op de fiets tegenkomen onderweg naar het werk. Karin van Leersum Promovendus Vanaf april 2017 werk ik met veel plezier bij de vakgroep huisartsgeneeskunde. Voordat ik hier begon, heb ik zowel ‘Technische Geneeskunde’ als ‘Philosphy of Science, Technology and Society’ gestudeerd aan de Universiteit Twente. Maastricht is voor mij dus ook een hele nieuwe omgeving, die ik deels heb kunnen verkennen tijdens de hardloopwedstrijd Maastrichts Mooiste. Tot nu toe bevalt het goed! Onder begeleiding van prof. dr. Trudy van der Weijden, prof. dr. Judith Wolf, dr. Albine Moser en dr. Ben van Steenkiste zal ik de komende drie jaar onderzoek doen binnen het project ‘Ontwikkeling en evaluatie van een keuzehulp voor cliënten in de langdurige zorg.’ Uit voorgaand onderzoek blijkt dat eigen regie van cliënten en de betrokkenheid van hun naasten tijdens het keuzeproces gewenst is. Mensen weten vaak niet eens dat er iets te kiezen valt. Er zijn wel indicatoren om zicht te krijgen op de kwaliteit van de langdurige zorg, maar deze informatie wordt niet of nauwelijks gebruikt door cliënten. Er wordt eerder intuïtief gekozen dan op basis van rationele overwegingen. Het doel is om een gebruiksvriendelijke keuzehulp te ontwikkelen voor cliënten en hun ondersteuners om ze te helpen bij het formuleren van persoonlijke doelen, wensen en voorkeuren. Hierop kan de keuze voor een zorgvorm gebaseerd worden. Oorspronkelijk kom ik uit Den Haag, maar ik verhuisde voor mijn studie naar Enschede. Na twee mooie studies heb ik in Afrika vier maanden als vrijwilliger onderwateronderzoek gedaan bij de Seychellen en vervolgens nog een reis gemaakt naar Madagaskar en Zuid-Afrika. Duiken en reizen zijn niet mijn enige passies, want in mijn vrije tijd sport ik graag en veel. Na veel jaren open water wedstrijdzwemmen heb ik een uitstapje gemaakt naar het hardlopen en langzamerhand gaat fietsen ook steeds beter. Veel sporten is voor mij vooral ontspanning, maar ooit hoop ik een iron man te volbrengen. Deze zomer was voor mij de kwart triathlon een klein opstapje richting deze lange afstand. 8 2e uitgave 2017 Stephan van den Brand Huisartsbegeleider huisartsopleiding Marjolein van Rooijen Promovendus Soms moet je een kans pakken als je kan. Dat heb ik nu gedaan en ben, bijna 51 jaar oud, gestart als huisartsbegeleider van een groep in jaar 3 in Maastricht. Ik heb namelijk al lang heel veel plezier in het opleiden van jonge professionals. Kort na mijn afstuderen als arts in Nijmegen heb ik onderwijs gegeven aan coassistenten. Niet omdat het moest, maar omdat het kon. Later heb ik gewerkt in de Vroedvrouwenschool, die toen nog in Kerkrade was, en op de SEH in Roermond. Twee plekken waar ook van mij verwacht werd dat ik onderwijs gaf en waarvan ik heb genoten. De huisartsopleiding heb ik in Maastricht gedaan. In 1998 ben ik huisarts geworden. Samen met mijn collega en echtgenote Brigitte heb ik me een jaar later gevestigd in Heerlen. We zijn daar een nieuwe praktijk gestart. En een gezin. We hebben 3 kinderen. Na enkele coassistenten opgeleid te hebben ben ik in 2009, nadat we samen met twee andere praktijken het Gezondheidscentrum Heerlen-Zuid hebben gevormd, gestart als huisartsopleider. Een absolute verrijking voor mij in het uitoefenen van mijn vak. Bovendien heb ik dat jaar de kaderhuisartsopleiding Palliatieve Zorg afgerond. Ik zorg er dan ook voor dat elk jaar in de regionale bijscholing een workshop over palliatieve zorg op de agenda staat. Wat meer op de achtergrond ben ik beleidsmatig met de palliatieve zorg in de regio bezig. Ik hou ervan om mezelf te blijven uitdagen. Nieuwe prikkels te zoeken. “Verandering van spijs doet eten”, zegt men. Die nieuwe prikkels zoek ik ook buiten het werk, zo verander ik om de paar jaar van sportactiviteit. Tegenwoordig voetbal ik weer bij de veteranen. Al weer de derde periode. Tussendoor ben ik gestopt omdat ik cricket wilde spelen. Hiervoor heb ik samen met een paar enthousiastelingen, inmiddels goede vrienden, de crickettak van de toenmalige Heerlense Hockey Club heropgericht en met mensen van diverse nationaliteiten kennis gemaakt. Een culturele wereldreis, zonder het land uit te hoeven gaan. Later heb ik een paar jaar in het doel gestaan bij de hockeyveteranen. Maar het is ook de tweede reden waarom ik gestart ben als huisartsbegeleider. Het begeleiden van een groep mensen zie ik als een heel andere tak van sport dan het in de praktijk begeleiden van een AIOS. Gelukkig heb ik al een heleboel inspirerende collega’s ontmoet tijdens mijn inwerkperiode, zodat ik vol vertrouwen er naar uit kijk om samen met Ria Huygen-Koolen de juni groep in Maastricht te stimuleren om er samen een leerzaam en leuk jaar van te maken. Half maart 2017 ben ik gestart met mijn promotieonderzoek aan de Universiteit Maastricht en Zuyd Hogeschool. Het onderzoek richt zich op het optimaliseren van de implementatie van meetinstrumenten die de kwaliteit van zorg voor mensen met nietaangeboren hersenletsel anders te meten. Met anders doelen we op de zachtere kant van zorg. Het is essentieel dat de theorie goed aansluit bij de vraag die in de praktijk ligt, en daarom ben ik één dag in de week bij Stichting Gehandicaptenzorg Limburg (SGL) aanwezig om feeling te krijgen met de cliëntengroep en begeleiders, en hun wensen. SGL geeft specialistische zorg en ondersteuning aan mensen met hersenletsel, mensen met een (zware) fysieke handicap en mensen die afhankelijk zijn van ademhalingsondersteuning. Het onderzoek voer ik uit onder begeleiding van Sandra Beurskens en Albine Moser. Ik ben geboren in Abcoude, heb Gezondheidswetenschappen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam gestudeerd en als master Global Health aan de Universiteit Maastricht. Na onderwijsperiodes in Nederland, Canada (McMaster University) en India (Manipal), had ik de kans om in Myanmar onderzoek te doen naar ‘Een geschikte vorm van zorgverzekeringen voor de bevolking van Myanmar’. Ik kom niet direct uit de collegebanken, maar heb nog anderhalf jaar in andere sectoren gewerkt. Eerst bij de firma “Independer” op de afdeling zorgverzekeringen, waar ik in aanraking kwam met mensen die door hun beperkingen geconfronteerd worden met hoge zorgkosten. Ondanks dat ik er van overtuigd ben dat Nederland één van de beste zorgsystemen ter wereld heeft, zijn ook hier mensen die achtergesteld zijn of raken zodra ze zorg gaan gebruiken. Omdat mijn interesses verder gingen dan alleen verzekeringen, solliciteerde ik bij VUmc op de functie van junior stafadviseur onderzoek, en met succes. Hier heb ik vanaf juni 2016 met veel plezier gewerkt. Ik hield me bezig met het faciliteren van het beleid en ondersteuning van onderzoek. Vele onderwerpen passeerden de revue, wat me motiveerde om op de zoek te gaan naar een specialisme waarin ik me verder kon ontwikkelen om op die manier zelf ook meer een ‘expert’ in plaats van generalist te worden. De kans om dit via promotieonderzoek in Maastricht te doen sloot daar heel goed op aan en ik ben daarom zeer verheugd met deze uitdaging! 9 op één lijn 58
Pagina 10
op één lijn 58 2e uitgave 2017 In de prijzen CaRe award & Prof. Huygenprijs Annerika Gidding-Slok wint CaRe award In 2016 verschenen 170 proefschriften onder de vlag van de landelijke researchschool CaRe. Researchinstituut CAPHRI maakt daar deel van uit. Uit al die proefschriften werden drie kandidaten genomineerd voor de CaRe Award, de prijs voor het beste proefschrift van dat jaar. Eén van de drie genomineerde poefschriften was dat van Annerika Slok uit Maastricht getiteld ‘Towards personalised management using the Assessment of Burden of COPD tool’, over de ziektelastmeter COPD die momenteel in de dagelijkse zorg wordt gebruikt. Op dit moment werkt ze ook aan een generieke ziektelastmeter. Annerika won de Award; dit jaar een gedeelde eerste plaats met Willemijn Schäfer van het Nivel voor haar proefschrift ‘ Primary care in 34 countries: perspectives of general practitioners and their patients’. De uitreiking vond plaats op vrijdag 19 mei in de Bonbonnière in Maastricht. Prof. Huygenprijs voor Nicole Verbiestvan Gurp De Prof. Huygenprijs wordt jaarlijks uitgereikt op het LOVAH1 congres door de Frans Huygen Stichting, van het NHG en de LOVAH. Deze prijs van € 2.000,- is bedoeld als stimulans voor huisartsen in opleiding om nieuw onderzoek op te starten. Op 24 Maart jl. werd de prijs toegekend aan Nicole Verbiestvan Gurp, Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker (AIOTHO) bij de Vakgroep Huisartsgeneeskunde, voor haar onderzoeksvoorstel ‘Current practice of Dutch general practitioners in detecting and diagnosing atrial fibrillation; a case vignette study’. Haar voorstel is een deelonderzoek van de D2AF studie, een landelijke gerandomiseerde studie naar de opsporing van atriumfibrilleren (AF) in de huisartsenpraktijk. Het deelonderzoek wordt uitgevoerd door een wetenschapsstudent (WESP) onder begeleiding van Nicole. Samen zullen ze de huidige gang van zaken in de huisartspraktijk rond de diagnostiek van AF in kaart brengen. Uit de resultaten zal blijken waar nog verbeteringen mogelijk zijn. Wellicht heeft u al een uitnodiging ontvangen voor deze vragenlijst? 1 LOVAH staat voor Landelijke Organisatie Van Aspirant Huisartsen 10 2e uitgave 2017 eHealth onderzoek De smartphone gebruiken om meer te bewegen? Dat kan! DOOR RENÉE VERWEY, ONDERZOEKER ZUYD HOGESCHOOL Deze huisartsenpraktijk doet mee aan het onderzoek: Dagelijks worden er nieuwe apps gelanceerd die claimen bij te dragen aan een gezonde leefstijl. Maar hoe weet je of die apps werken? Werken ze gemakkelijk? Zijn ze veilig? Gaat de huisartsenpraktijk gebruik van dergelijke apps aanraden? Goede vragen die in de praktijk niet makkelijk te beantwoorden zijn. In Engeland is de NHS begonnen met een proef, een website (apps.beta.nhs.uk) met aanbevolen apps. Ook in Nederland bestaat een initiatief dat patiënten kan helpen bij het maken van een keuze: de GGD appstore (ggdappstore.nl). In Limburg is specifiek voor het stimuleren van meer bewegen een keuzewijzer beweeg-apps ontwikkeld waarin 8 gratis apps zijn opgenomen die aanzetten tot meer bewegen: www.innovatiesindezorg.eu/programmas/zorg-enmonitoring-op-afstand/meer-bewegen-met-uw-smartphone/. Aanbeveling “Een mooi initiatief waarmee we patiënten kunnen wijzen op de mogelijke meerwaarde van het gebruik van zo’n app. Die mogelijke meerwaarde wordt wetenschappelijk onderzocht in dit project.” Niels Chavannes, hoogleraar Huisartsgeneeskunde LUMC, leerstoel eHealth-toepassingen in Disease Management. Dit onderz van een app op uw met uw Als u die bij u past. Uw De app stimuleert u om meer Meedoen aan h Meedoen aan he ervaringen o praktijk Meer informa Bij vr praktijk mail o keuz Voor het testen en verbeteren van de keuzewijzer zijn de onderzoekers nog op zoek naar praktijken die de keuzewijzer bij hun patiënten onder de aandacht willen brengen. Via zorggroepen zijn we momenteel praktijken aan het werven om mee te doen, maar u kunt zich ook rechtstreeks aanmelden bij de onderzoeker dr. Renée Verwey: renee.verwey@zuyd.nl. Voor meer informatie: http://www.innovatiesindezorg.eu/files/2514/9519/1525/ Werving_praktijken_website_EIZT.pdf European General Practice Research Network (EGPRN) Op 19-22 oktober 2017 is de 85e editie van het halfjaarlijkse EGPRN congres. Plaats: Dublin, Ierland. Thema: “Mental Health in primary care: increasing Public and Patient Involvement in Health Research” Website: meeting.egprn.org E-mail: Hanny.Prick@maastrichtuniversity.nl Accreditatie ABC1 wordt aangevraagd. � � � � ����� � � 11 � � op één lijn 58 � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � ��� � � � � � � �
Pagina 12
op één lijn 58 2e uitgave 2017 Bruikbare wetenschap Kort maar krachtig DOOR RUUD VERHEES, AIOTHO EN JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Ruud Verhees Jochen Cals In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijk. Meer feedback, minder voorschriften? Recent kreeg de huisartsenzorg er 164 miljoen bij en kwam daarmee uit op een totaal budget van 3.5 miljard. De procentuele groei van zorgkosten is echter groter dan dat van het bruto nationaal product. Om de zorg betaalbaar te houden, zullen we dus moeten blijven zoeken naar mogelijkheden om kosten te besparen. Huisarts Jasper Trietsch en zijn team deden een poging daartoe en onderzochten via een cluster-RCT onder bijna 200 huisartsen, of feedback door deskundige collega’s kan leiden tot bewuster voorschrijfgedrag en minder onnodige labaanvragen. De huisartsen konden een selectie uit diverse thema’s aandragen, bijvoorbeeld anemie, maagklachten of prostaatklachten. Vervolgens kregen zij binnen deze thema’s in 6 bijeenkomsten met hun lokale apotheker of laborant feedback over hun voorschrijf- / aanvraaggedrag over de afgelopen 6 maanden. In tegenstelling tot wat de auteurs op basis van de beschikbare literatuur verwachtten, zagen zij geen significant verschil tussen beide groepen in het voor- / uitschrijfgedrag van de artsen. In tegendeel: beide namen zelfs toe, hoewel deze toename kleiner was in de interventiegroep. De onderzoekers stellen dat verschillende contextgerelateerde factoren verklarend kunnen zijn voor de teleurstellende resultaten. Al tijdens de trial bemerkten zij een gebrek aan vertrouwen in de trial. Ook zou de interventie te moeilijk en te ambitieus gevonden worden en werden de bijeenkomsten niet in duidelijke werkafspraken vertaald. Het feit, dat de studiegrootte te klein was om betrouwbare uitspraken te doen, doet hier weinig aan af; ze zagen immers een effect in tegengestelde richting. Juist nu het gebruik van spiegelcijfers in FTOs en met name DTOs weer in opkomst is, is het dus zinvol om op basis van die cijfers tot concrete werkafspraken te komen, en deze ook te evalueren met dezelfde groep. Regelmatig in de spiegel kijken dus. 12 Stoppen met roken is niet gevaarlijk Als ik digitaal blader door het farmacotherapeutisch kompas in de lijst van potentiele bijwerkingen van bupropion of varenicline, kan ik me moeilijk voorstellen, dat dergelijke medicatie bijdraagt aan de gezondheid van de roker die ik tegenover me heb zitten. Onterecht! Reeds in 2015 publiceerden Daniel Kotz en Onno van Schayck, dat deze medicijnen niet geassocieerd zijn met een verhoogd risico op ernstige cardiovasculaire of neuropsychiatrische uitkomsten in de algemene (rokende) populatie (The Lancet Respiratory Medicine) Omdat stoppen met roken de belangrijkste “behandeling” is voor patiënten met COPD (en de “algemene” patiënt niet bestaat), onderzochten zij, of dit ook geldt voor deze specifieke patiëntengroep. In een groot Engels cohort vergeleken zij daartoe de incidentie van cardiovasculaire en neuropsychiatrische events van patiënten met COPD die bupropion of varenicline gebruikten, versus COPDers die nicotinevervangende middelen (NVM) kregen voorgeschreven. Conclusie? Beide medicijnen geven geen hoger risico op de genoemde uitkomstmaten dan de nicotinevervangers. Confounding lag echter op de loer; de patiënten die nicotinevervangers gebruikten hadden immers een hoger risico op ernstige bijwerkingen, omdat ze gemiddeld ouder waren, ernstiger COPD hadden en meer comorbiditeit kenden. Omdat de bupropion en varenicline groep daarmee vergeleken werd, zouden zij mogelijk wel eens positiever uit kunnen vallen. De auteurs hielden hier in hun analyses echter rekening mee en achten de kans op vertekende resultaten klein. Mocht een COPD-patiënt u na het lezen van de bijsluiter enigszins bezorgd opbellen met vragen over die griezelige bijwerkingen die beschreven staan, dan kunt u de patiënt op basis van deze studie wellicht iets meer geruststellen.. Gonorroe: hulpverleners verschillen in hun werkwijze Patiënten kunnen gonorroe bij zich dragen zonder dat zij dit zelf opmerken. Dat het seksueel contact onveilig is geweest hebben ze wel gemerkt, dus vroeg of laat kan de patiënt toch op het spreekuur verschijnen om ons alsnog deelgenoot te maken van hun intieme avontuur. De brandende vraag is: blijft deze diplokok ook door ons onopgemerkt? In 2e uitgave 2017 Nederland wordt vrijwel alle SOA diagnostiek gedaan door huisartsen, de SOA-poli van de GGD en gynaecologen. Casper den Heijer en Jochen Cals onderzochten in welke mate deze verschillende professionals hetzelfde te werk gingen. Zij vergeleken over een periode van 4 jaar onder andere de ingezette diagnostiek, het aantal urogenitale en extragenitale diagnoses en het aantal gonorroe positieven dat opnieuw getest werd. Hieruit kwam een aantal opmerkelijke verschillen tussen professionals naar voren. Vrouwen vonden vaak de weg naar de huisarts (43%) terwijl de meeste mannen (71%) de hulp van de GGD inschakelden. Ongeveer de helft van alle gonorroe tests werd door de SOA klinieken aangevraagd en zij bleken nagenoeg de enigen die ook extragenitaal testen. Ook bleken huisartsen en gynaecologen, na een eerdere positieve test, opvallend minder vaak opnieuw een gonorroe test uit te voeren om zo hun behandeling te evalueren. Overigens begrijpelijk, want ons beleid van herhaaldelijk testen is gebaseerd op risicogedrag, terwijl de richtlijnen van de GGD voorschrijven dat iedereen met een positieve gonorroe opnieuw getest wordt. Conclusie: we laten mogelijk belangrijke kansen ter preventie van de verspreiding van gonorroe onbenut. Toch eens wat vaker overwegen om extragenitaal te testen (het lab heeft hiervoor speciale vegertjes) bij gonorroe valt te overwegen om 3-12 maanden na de positieve test opnieuw te testen. Astma: gegronde twijfel over de diagnose Piept, steunt of kreunt u ook wel eens, wanneer u twijfelt over de diagnose astma bij een patiënt? U bent niet alleen! Huisartsen hebben soms moeite de diagnose astma accuraat te stellen. Dit leidt tot zowel over- als onderdiagnostiek, met tevens teveel of juist te weinig puffers. Huisarts Jean Muris en zijn collega’s onderzochten daarom of een speciale “astmadiagnostiek en consultatieservice” huisartsen hierin kon ondersteunen. Ook keken ze in welke mate de werkdiagnose van huisartsen overeenkwam met die van de consultatieservice. Dit consultatiecentrum is ondergebracht in het Catharina Ziekenhuis Eindhoven en ontworpen als ‘one-stop-shop’. Patiënten worden hier, afhankelijk van eventueel ingezette aanvullende diagnostiek, eenmalig gezien en daarna terug verwezen naar de huisarts of doorverwezen naar een specialist. Huisartsen die twijfelden over de diagnose astma konden hun patiënten hier op eigen initiatief naar toe doorverwijzen. Uit de studie blijkt dat de twijfel van de huisartsen over hun werkdiagnose regelmatig juist was. Waar zij in 97% van de verwezen patiënten astma vermoedden, kon via dit consultatiecentrum in meer dan de helft van de verwezen patiënten de diagnose uitgesloten worden. Overigens is het natuurlijk normaal dat dit percentage omlaag zou gaan. Je verwijst tenslotte enkel patiënten waar je denkt aan astma naar een consultatieservice voor astmadiagnostiek. In 42% van de gevallen werd de diagnose wel bevestigd. Andere aandoeningen zoals rhinitis, gastro-oesofageale reflux, een post-infectieuze en rookgerelateerde hoest kwamen daarnaast in beide groepen frequent voor. Het lijkt erop, dat deze langdurige hoesters de huisartsen soms op een dwaalspoor hebben gebracht, waardoor de gedachte aan astma naar voren kwam. De auteurs merken terecht op, dat de resultaten van hun onderzoek niet zondermeer geëxtrapoleerd kunnen worden naar alle patiënten waarbij de huisarts twijfelt aan de diagnose astma. Immers, de huisartsen selecteerden zelf de patiënten die ze naar deze service verwezen hetgeen een representatieve weergave kan verhinderen. Deze studie bouwt mooi voort op het eerdere promotie onderzoek van Annelies Lucas naar een astma/COPD support service voor huisartsen, ook al in Eindhoven. Referenties • Effect of audit and feedback with peer review on general practitioners’ prescribing and test ordering performance: a cluster-randomized controlled trial. Trietsch J1, van Steenkiste B2, Grol R3, Winkens B4, Ulenkate H5, Metsemakers J2, van der Weijden T2. BMC Fam Pract. 2017 Apr 13;18(1):53. doi: 10.1186/s12875-017-0605-5. • Cardiovascular and neuropsychiatric risks of varenicline and bupropion in smokers with chronic obstructive pulmonary disease. Kotz D1,2,3,4, Viechtbauer W5, Simpson CR3, van Schayck OCP2,3, West R4, Sheikh A2,3,6. Thorax. 2017 May 4. pii: thoraxjnl-2017-210067. doi: 10.1136/thoraxjnl-2017-210067. [Epub ahead of print] • A comprehensive overview of urogenital, anorectal and oropharyngeal Neisseria gonorrhoeae testing and diagnoses among different STI care providers: a cross-sectional study. den Heijer CDJ1,2, Hoebe CJPA3,4, van Liere GAFS3,4, van Bergen JEAM5,6, Cals JWL7, Stals FS8, Dukers-Muijrers NHTM3,4. BMC Infect Dis. 2017 Apr 20;17(1):290. doi: 10.1186/s12879-017-2402-0. • The contribution of an asthma diagnostic consultation service in obtaining an accurate asthma diagnosis for primary care patients: results of a real-life study. Gillis RME1, van Litsenburg W2, van Balkom RH2, Muris JW3, Smeenk FW2. NPJ Prim Care Respir Med. 2017 May 19;27(1):35. doi: 10.1038/s41533-017-0027-9. Nascholing Infectieziekten in Maastricht “ Een bacterieel SOA kwartet” Altijd al meer willen weten over gonorroe, syfilis en chlamydia? Kom dan naar de eerstvolgende geaccrediteerde nascholing van de MINC (Maastricht Infection Center). Meer info: www.minc.eu Datum: Locatie: Kosten: 28 september 2017 18.30-21.00 uur NH Hotel Maastricht €65 inclusief buffet (vanaf 17.45 uur) en borrel na afloop Aios betalen slechts €45 en studenten €10. 13 op één lijn 58
Pagina 14
1 e uitgave 2014 2e uitgave 2017 WESP-student: Raoul Hermanns Samen Beslissen bij borstkanker BEGELEIDERS: TRUDY VAN DER WEIJDEN EN WILMA SAVELBERG Vraagstelling Patiënten met een vroeg stadium borstkanker hebben te maken met lastige keuzes. Zo moeten zij kiezen tussen behandeling met gelijke overleving, maar een verschillende behandellast. De persoonlijke voorkeur van patiënten zou een rol moeten spelen in het beslissingsproces. Het doel van deze studie was het exploreren van ervaringen van professionals bij de implementatie van Samen Beslissen en een keuzehulp. Studiedesign Dit is een kwalitatieve studie met semi-gestructureerd interviews met mammacare professionals uit Zuidoost Nederland. In totaal zijn 28 professionals uit 5 ziekenhuizen geïnterviewd. De gegevens zijn geanalyseerd via de zogeheten ‘directed thematic content analyse’. Primair resultaat en conclusie Het merendeel van de professionals is enthousiast over Samen Beslissen en de keuzehulp en probeert beiden te implementeren in de dagelijkse praktijk. Desondanks verloopt de daadwerkelijke implementatie nog moeizaam. WESP-student: Maxime van Kemenade Zelfmanagement bij ouderen met multimorbiditeit BEGELEIDERS: ALBINE MOSER EN BEN VAN STEENKISTE Vraagstelling Multimorbiditeit is, mede door vergrijzing, een toenemend probleem in de gezondheidszorg. Uit onderzoek blijkt dat zelfmanagement belangrijk is voor patiënten met multimorbiditeit en dat het sociale netwerk hierin een rol speelt, echter is nog onduidelijk hoe deze rol wordt vervult. Wij onderzochten daarom de rol van het sociale netwerk bij het zelfmanagement bij ouderen met multimorbiditeit. Studiedesign Acht oudere patiënten (met multimorbiditeit) en hun partners werden thuis, tijdens open interviews, bevraagd 14 over hun zelfmanagement strategieën inclusief de belemmerende en bevorderende factoren en de rol van het sociale netwerk. Primair resultaat en conclusie Ouderen met multimorbiditeit krijgen zowel praktische als emotionele ondersteuning van hun kinderen en zoeken hiervoor liever hun kinderen dan leeftijdsgenoten op. Wel zijn leeftijdsgenoten belangrijk als afleiding en dagbesteding. Men ervaart het verlenen van steun aan (andere) hulpbehoevenden als zeer waardevol, het zorgt voor voldoening. op één lijn 58 2e uitgave 2017 WESP-student: Ulrike Schuck Intuïtie van patiënten over hun eigen gezondheid of die van hun kind BEGELEIDERS: GEERT-JAN DINANT EN ERIK STOLPER Vraagstelling Het intuïtieve fenomeen van het pluis/niet-pluis (PNP) gevoel is bij huisartsen al goed onderzocht. Er ontbreekt nog inzicht in de intuïtie van patiënten over hun eigen gezondheid. Welke woorden gebruiken patiënten om intuïtie te omschrijven? Studiedesign Voor de dataverzameling zijn semigestructureerde interviews met patiënten gehanteerd. Deze 25 interviews vonden plaats op de huisartsenposten in Zwolle en Uden. Patiënten zonder levensbedreigende klachten en die goed Nederlands spreken werden geïncludeerd. Primaire resultaat en conclusie Patiënten gebruiken andere woorden dan de uitdrukking ‘Pluis-niet-pluis’ om hun intuïtie te omschrijven. Voorbeelden zijn: ”Ik vertrouw het niet”, “het klopt niet”, “hij is anders dan normaal”. Ouders, en dan met name moeders, geven soms aan dat dit een ander gevoel is dan de intuïtie over hun eigen gezondheid. WESP-studenten: Dorieke Haase en Manon Breukers Diagnostische waarde van echografie bij voorste kruisbandletsels BEGELEIDER: RAMON OTTENHEIJM Vraagstelling Een voorste kruisbandruptuur (VKB-ruptuur) is een veel voorkomend probleem bij jonge actieve patiënten. Het te laat diagnosticeren van totale VKB-ruptuur kan lijden tot secundaire problemen zoals meniscusletsel en kraakbeenschade. Volgens de huidige (internationale) richtlijnen wordt op dit moment gekozen voor een MRI om VKB-rupturen vast te stellen. MRI heeft een aantal belangrijke nadelen (hoge kosten, lange wachttijden etc.) en kan niet altijd worden uitgevoerd. Om deze reden is een alternatief aanvullend diagnostisch onderzoek wenselijk. Voor het diagnosticeren van meniscusletsels blijkt echografie effectief te zijn. Ons onderzoek is gericht op het vaststellen van de diagnostische waarde van echografie voor VKB-rupturen. Studiedesign We hebben een retrospectief observationeel onderzoek uitgevoerd. We verzamelden gegevens uit de database van een Orthopedisch Zelfstandig Behandelcentrum uit 2016. In dat jaar werden 1617 patiënten met knieklachten gezien. Patiënten met een intra-articulaire afwijkingen op de echo (ongeacht of dit een VKB-ruptuur was of niet) gevolgd door artroscopische evaluatie/behandeling werden geïncludeerd in ons onderzoek. Dit leverde een studiepopulatie op van 247 patiënten. Alle patiënten werden door één ervaren echografist onderzocht volgens een protocol waarbij ook dynamische testen werden gebruikt. De echo-uitslagen werden vergeleken met de uitkomsten van artroscopie. Resultaat en conclusie De (voorlopige) resultaten zijn nog niet bekend. 15 Manon Breukers Dorieke Haase op één lijn 58
Pagina 16
op één lijn 58 2e uitgave 2017 1 e uitgave 2014 WESP-studenten: Geertje Diepens en Anke Steverink Arts-patiënt relatie bij SOLK patiënten BEGELEIDERS: HÉLÈNE VAN DEN BESSELAAR EN LOES VAN BOKHOVEN Geertje Diepens Anke Steverink Vraagstelling Een goede arts-patiënt relatie zorgt voor meer tevredenheid onder patiënten met Somatisch Onvoldoende Verklaarde Klachten oftewel SOLK. Maar wat bepaalt deze goede artspatiënt relatie? Om dit uit te zoeken onderzochten we het volgende: Welke mondelinge interventies worden gebruikt door psychiaters, gespecialiseerd in SOLK, om een goede artspatiënt relatie te bewerkstelligen? En hoe wordt dit ervaren door deze psychiaters en hun patiënten? Studiedesign Op de CLK (complexe lichamelijke klachten) poli van de polikliniek psychiatrie Zuyderland includeerden we tot nu toe zes patiënten met SOLK klachten en hun artsen voor een semigestructureerd interview. Deze interviews werden uitgetypt, gecodeerd en geanalyseerd. Primair resultaat en conclusie De voorlopige resultaten leiden tot de volgende adviezen voor de spreekkamer: • Bespreek duidelijk wat het doel en de verwachtingen zijn van het gesprek. • Geef patiënten de ruimte voor hun verhaal. • Geef patiënten autonomie gedurende het gesprek. • Zie SOLK patiënten als gelijkwaardig. Let hierbij als arts op taalgebruik en intonatie. • Spreek empathie hardop uit. • Confronteer patiënten met slechte gewoontes, ze waarderen je mening. Promotie 14 juni 2017 Uitdagingen van stoppen met roken bij patiënten met COPD DOOR EVA VAN EERD, VOORMALIG AIOTHO, NU GEPROMOVEERD HUISARTS Roken is in de westerse wereld de belangrijkste veroorzaker van COPD en het heeft een nadelig effect op het beloop van deze ziekte. Desondanks roken er nog steeds veel patiënten met COPD en het percentage rokers onder hen lijkt hoger te liggen dan onder mensen zonder COPD. Het lijkt er dus op dat rokers met COPD meer moeite hebben te stoppen dan rokers zonder COPD. Patiënten met COPD ervaren wellicht specifieke problemen en hebben mogelijk andere behoeftes rondom het stoppen-met-roken. Eva van Eerd en Daniel Kotz Op dit moment zijn er geen specifieke stop-rokenbehandelingen voor patiënten met COPD. In de Cochrane 16 2e uitgave 2017 review die we uitvoerden kwamen we erachter, dat voor patiënten met COPD, evenals voor rokers zonder COPD, een combinatie van farmacotherapie en een gedragsmatige interventie het meest effectief is. Wij vonden het daarom belangrijk inzicht te krijgen in deze COPD-specifieke problemen en behoeftes van zowel patiënten als artsen rondom het stoppen-met-roken. Het uiteindelijke doel was om de informatie die hieruit voort zou komen, toe te passen op bestaande stop-rokenbehandelingen, resulterend in een stop-roken-interventie op maat voor rokers met COPD. Hiermee zou de effectiviteit van dergelijke interventies vergroot kunnen worden en zouden meer patiënten met COPD succesvol kunnen stoppen met roken. Dit proefschrift is één van de eerste exploraties in dit veld waarbij patiënt- en arts-gerelateerde problemen en behoeftes inzake stop-roken-behandelingen voor patiënten met COPD in kaart worden gebracht. Allereerst hebben we gekeken, of rokers met en zonder COPD verschillen op een aantal roken-gerelateerde factoren. Vervolgens hebben we ingezoomd op de rokers met COPD en gekeken naar voorspellende factoren voor succesvol stoppen-met-roken. Tot slot hebben we ons verdiept in arts-factoren die invloed hebben op de effectiviteit van stop-roken-behandelingen. In de eerste studies zagen we dat rokers met en zonder COPD veel overeenkomsten, maar ook een aantal verschillen vertoonden op bepaalde factoren die geassocieerd zijn met roken en stoppen-met-roken; rokers met COPD rapporteerden meer depressieve symptomen, een hogere mate van nicotine afhankelijkheid en een lagere mate van zelfredzaamheid om niet te roken in bepaalde situaties. Daarnaast leken rokers met COPD zich nog minder bewust van de gezondheidsrisico’s van roken en gaven zij aan, dat ze meer empathie verwachtten van hun arts. Ook bleken existentiële gedachten bij rokers met COPD van invloed te zijn op hun rookgedrag en hadden zij nog minder vertrouwen in de effectiviteit van hulpmiddelen bij het stoppen-met-roken. In een secundaire analyse keken we vervolgens naar voorspellers voor succesvol stoppen-met-roken bij patiënten met COPD. Drie kenmerken van rokers met COPD voorspelden succesvol stoppen; die kans was ruim 3 keer hoger bij rokers met een hoog opleidingsniveau dan bij rokers met een laag opleidingsniveau. Patiënten die hun eigen gezondheid hoger waardeerden hadden ook meer kans om te stoppen en patiënten die geen partner hadden, hadden bijna 4 keer meer kans om te stoppen in vergelijking met patiënten die een rokende partner hadden. Tot slot hebben we gekeken welke factoren interfereerden met de uitvoering van stop-roken-behandelingen door artsen. Deze secundaire analyse voerden we uit op data van focusgroep discussies gehouden in 7 verschillende landen in Oost- en West-Europa en Azië. De discussies werden 17 gehouden met huisartsen en longartsen. We identificeerden hieruit 3 thema’s; allereerst zagen we frustratie bij artsen over COPD patiënten die roken. Deze frustratie had invloed op de uitvoering van stop-roken-behandelingen en kon er toe leiden dat rokers met COPD minder goed werden begeleid. Ten tweede zagen we, dat er onder artsen beperkte kennis was en negatieve overtuigingen bestonden over stop-roken behandelingen. Dit bemoeilijkte de effectieve behandeling van rokers in het algemeen. Tot slot viel op, dat organisatorische factoren, zoals gebrek aan tijd en financiële vergoeding, alsmede roken niet als verslavingsziekte beschouwen, beïnvloedde hoe artsen stop-rokenbehandelingen uitvoerden. In dit proefschrift kwam naar voren dat er veel algemene roken-gerelateerde knelpunten en attitudes zijn bij zowel patiënten als artsen. Een aantal specifieke problemen bij rokers met COPD viel op. Daarom stellen we voor om bestaande stop-roken-interventies ook voor COPD patiënten na te volgen en daar COPD-specifieke elementen aan toe te voegen, zoals extra aandacht voor depressieve symptomen, mate van nicotineverslaving en zelfredzaamheid om te stoppen met roken. Daarnaast is het belangrijk dat artsen in hun communicatie met rokers met COPD meer aandacht besteden aan sociale interacties, gezondheidspercepties en morele agenda’s omtrent roken en stoppen-met-roken. Uiteindelijk zullen ook patiënten met andere chronische aandoeningen kunnen profiteren van een dergelijke aanpak, omdat ook zij bijvoorbeeld meer kans hebben om depressieve symptomen te ontwikkelen. Om artsen bij de uitvoering van stop-roken behandelingen te ondersteunen, adviseren we om een informatief stop-rokenonderwijsprogramma inclusief communicatie en ethiek te implementeren in de geneeskunde en vervolgopleidingen. Ook stigmatisatie en hoe dit interfereert met het geven van professionele stop-roken-ondersteuning zou in deze training aan bod moeten komen. Daarnaast zouden evidence based stop-roken-behandelingen moeten worden besproken en specifieke communicatievaardigheden worden geoefend. op één lijn 58
Pagina 18
op één lijn 58 2e uitgave 2017 Promotie Diagnostiek van tuberculose in Ethiopië DOOR MARK SPIGT, SENIORONDERZOEKER EN EEFJE DE BONT, REDACTIE Op 22 maart 2017 promoveerde Mala George Otieno in Maastricht op de diagnostiek van tuberculose (TBC) in Ethiopië. De redactie sprak nadien met Mark Spigt, zijn copromotor, over deze promotie en het begeleiden van een Afrikaanse promovendus. Wat zijn de belangrijkste bevindingen van dit proefschrift? Artsen in ontwikkelingslanden zoals Ethiopië houden zich vaak niet aan de (internationale) richtlijnen bij de diagnostiek en behandeling van TBC. Diagnostiek begint met een vermoeden op TBC gebaseerd op klinische symptomen, gevolgd door microscopie, verder bloedonderzoek, een longfoto en een kweek als gouden standaard. Dure diagnostische apparatuur kunnen Ethiopische ziekenhuizen zich niet veroorloven. Daarom wordt gewerkt met basale diagnostiek met een beperkte validiteit en betrouwbaarheid. Een groot probleem, want TBC komt in deze landen heel vaak voor. Eén van de conclusies was dat in deze landen de richtlijnen slecht worden gevolgd. Zo krijgt één op de drie van TBC verdachte patiënten geen longfoto wanneer de microscopische test negatief is en patiënten worden slecht opgevolgd. Ook ontving geen enkele patiënt breedspectrum antibiotica na een negatieve microscopie, terwijl dit wel geadviseerd wordt in de richtlijn. Tussen ziekenhuizen bestaan ook verschillen als het gaat om het volgen van richtlijnen. De dokters geven aan dat in hun setting bijna onmogelijk is om zich aan de richtlijnen te houden. Het belangrijkste dat ze missen zijn goede diagnostische middelen. In veel gevallen weten ze niet zeker of iemand TBC heeft. Moderne diagnostiek is niet beschikbaar en de procedures op het lab zijn waarschijnlijk inaccuraat. Deze beperkingen in de diagnostiek werden bevestigd. Bij patiënten met een positieve microscopische uitslag was het relatief eenvoudig. Het probleem is dat veel mensen met duidelijke symptomen van TBC, ook op een longfoto, een negatieve microscopische uitslag en kweek hadden (tot zelfs 85%). Wat doe je dan? Als de diagnostiek goed verloopt, ontbreekt optimale medicatie. De conclusie is dat betere diagnostische mogelijkheden en medicatie nodig zijn. Helaas is dat voorlopig niet beschikbaar in Ethiopië. Is dat geen heel treurige of frustrerende conclusie? Ja, het lijkt alsof een Afrikaans mensenleven minder waard is dan een Westers mensenleven. Alsof we accepteren dat de TBC behandeling in ontwikkelingslanden een bende is en dat er jaarlijks 1.3 miljoen mensen aan doodgaan. Als wij als Nederlander terugkomen uit Ethiopië en we blijken besmet te zijn met TBC, dan wordt alle diagnostiek ingezet om vast te stellen om welke bacterie het gaat en welke medicatie daarvoor nodig is. Hetzelfde zien we in andere projecten, bijvoorbeeld als het gaat over kindersterfte. Is het voor een moeder daar echt minder erg als haar kindje overlijdt? Is dat één van de redenen waarom je zo graag met Ethiopische promovendi werkt? Niet primair. De problemen van Afrika spelen wel op de achtergrond mee. In het dagelijkse werk gaat het meer om het plezier in de samenwerking. Ik vind Afrikanen fantastisch leuke mensen. Ze zijn zo vriendelijk, oprecht en warm. Bovendien werken we ondanks hun beperkte middelen met zeer slimme en gedreven mensen wat het mogelijk maakt de samenwerking voort te zetten. Hoe komt een Afrikaanse promovendus bij jullie terecht? Geert-Jan Dinant en ik zijn ongeveer 10 jaar geleden naar Ethiopië gegaan om daar stafleden van Ethiopische universiteiten onderzoeksvaardigheden te leren. Eenmaal daar bleek dat zij al heel goed wisten hoe ze onderzoek moesten doen. De kennis was er dan wel, maar de infrastructuur bleek te ontbreken. Hoe dien je bijvoorbeeld een manuscript in bij een gerenommeerd tijdschrift? In Maastricht hebben wij de editors op de gang zitten, dus die kun je zo om advies vragen. Het gat tussen de omstandigheden in Ethiopië en de moderne wetenschap is groot; alleen weten hoe het moet is onvoldoende. Via beurzen van de Nederlandse overheid (Nuffic) kunnen Ethiopische onderzoekers promoveren aan een Nederlandse universiteit, mits ze begeleid worden door een Nederlandse hoogleraar. Zij wilden dus graag samen met ons zulke beurzen aanvragen en dat hebben wij gefaciliteerd. Mala viel meteen op door zijn scherpe inzichten en toen hij ons benaderde om de beurs aan te vragen vonden wij dat een prima idee. Mala George Otieno en Geert-Jan Dinant 18 2e uitgave 2017 Hoe gaat het nu dan verder met Mala en andere Afrikaanse promovendi na hun promotie? Dat gaat heel goed, er is geen brain drain. Vrijwel iedereen die gepromoveerd is, wordt in Ethiopië direct aangesteld aan de universiteit. Vaak zelfs direct als vakgroep voorzitter, decaan of hoofd van het onderzoeksinstituut. De omstandigheden en mogelijkheden na een promotie zijn m.i. beter dan in Nederland. Het is wel uitdagend voor ze om bijvoorbeeld een onderzoeksschool te runnen op hun 32ste. En blijven jullie met ze samenwerken nadat ze zijn gepromoveerd? Dat proberen we. Het zou mooi zijn als we samen promovendi kunnen begeleiden, via een joint-PhD-agreement. Maar in de praktijk worden mensen daar dusdanig ondergedompeld in werk, dat het lastig blijkt om dit goed voort te zetten. Het contact is heel goed, we gaan er regelmatig heen en de beurzen vragen we gezamenlijk aan. Wat hebben “wij” eraan? Als iemand promoveert aan onze universiteit levert dat de universiteit zo’n €100.000 op. Daarnaast levert het veel Promotie Aandacht voor psychisch functioneren is belangrijk bij langdurige slapeloosheid DOOR EEFJE DE BONT, REDACTIE Op 3 mei 2017 promoveerde Merijn van de Laar in Maastricht op zijn proefschrift getiteld: Individual differences in insomnia; implications of psychological factors for diagnosis and treatment. Vanuit het Centrum voor Slaapgeneeskunde Kempenhaeghe waren prof. Dr. Dirk Pevernagie en Prof. Dr. Bert Aldenkamp zijn promotoren en was dr. Sebastiaan Overeem zijn copromotor. Merijn werkt als curriculumcoördinator en docent bij de huisartsopleiding Maastricht. Slapeloosheid is een veelvoorkomend probleem waar maar liefst één op de tien Nederlanders last van heeft. Wanneer deze slapeloosheid chronisch wordt, dan hebben patiënten baat bij individuele psychodiagnostiek. Door oog te hebben voor iemands persoonlijkheid en de manier van omgaan met de aandoening, kan de patiënt de slapeloosheid beter begrijpen. Dit kan bijdragen aan een betere kwaliteit van leven en de beoogde behandelresultaten beter voorspellen. In zijn proefschrift beschrijft Merijn verder de complexe relatie tussen slapeloosheid, psychiatrische aandoeningen en andere psychosociale factoren. Patiënten met bijkomende psychiatrische stoornissen vormen namelijk een grote en aparte groep in het spectrum van patiënten met slapeloosheid. Merijn vond in zijn onderzoek dat deze groep patiënten met een zogenoemde ‘comorbide psychiatrische stoornis’ slechtere behandeluitkomsten hadden dan verwacht. Hij adviseert voor deze groep patiënten het gelijktijdig inzetten van cognitieve gedragstherapie gericht op zowel de aanpak van de slapeloosheid als ook op de bijkomende psychiatrische stoornis, omdat dit zou leiden tot betere behandelresultaten. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op de voordelen van op maat gemaakte behandelingen voor deze groep patiënten. Voor de huisartsen onder ons geldt naar aanleiding van dit proefschrift vooral het advies om in de spreekkamer door te vragen naar de onderliggende oorzaak van slaapproblemen. Besteed daarbij ook specifiek aandacht aan het psychisch functioneren van de patiënt en betrek dit in uw uitleg. 19 publicaties op. Samenwerken met mensen uit een ander land verrijkt je leven. Dat laatste geldt zeker ook voor de Nederlandse studenten die we regelmatig naar Ethiopië sturen voor hun wetenschapsstage. Zijn we de enige universiteit/afdeling die dat doet (daar)? Nee, er is veel concurrentie. Ik herinner me een verkeerde planning waarbij de Ethiopische staf zich voortdurend moest opsplitsen tussen workshops van verschillende landen. Dat deden ze om hun weldoeners het idee te geven dat ze niet voor niets gekomen waren. De Ethiopische staf in Mekelle weet precies welke beurzen er zijn om te kunnen promoveren in het buitenland. Die beurzen worden vooral verstrekt vanuit Noorwegen, Amerika, Duitsland en Australië en Nederland. op één lijn 58
Pagina 20
op één lijn 58 2e uitgave 2017 Verslag van een symposium ‘Rondom sterven’ DOOR INGRID VAN DER HEIJDEN, HUISARTSDOCENT EN BESTUURSLID KNMG DISTRICT LIMBURG Op één van de warmste dagen in juni 2017 organiseerde KNMG district Limburg een symposium over de rol van artsen rondom het levenseinde. Dat dit een ‘hot topic’ is, blijkt wel uit de vele discussies en berichten in de landelijke media en in vakbladen. Ruim 85 huisartsen, medisch specialisten, specialisten ouderengeneeskunde, aios en studenten (geneeskunde en AKO) uit heel Limburg namen deel aan de interactieve sessies en wisselden van gedachten over dit thema. Nieuwe betekenis ‘goede dood’ Het team van transplantatiecoördinatoren uit het MUMC+ gaf uitleg over de nog relatief onbekende mogelijkheid voor orgaandonatie na euthanasie. Naast de praktische en juridische aspecten (die inmiddels al zijn vastgelegd in een handreiking) was er ook aandacht voor ethische overwegingen. Een van de deelnemers merkte op, dat er op deze manier aan euthanasie, dat letterlijk ‘goede dood’ betekent, nog een hele nieuwe betekenis wordt toegevoegd. In een andere workshop gaf hoogleraar Bela Kubat van het MUMC+ uitgebreid toelichting op haar vak: de forensische pathologie. Zij besprak de verschillen tussen obductie en forensische sectie, de uitvoering ervan en specifieke juridische aspecten. Daarnaast werden adviezen gegeven hoe een goede schouw uit te voeren en welke kenmerken doen denken aan een niet-natuurlijke dood. Tenslotte legde zij een aantal casus voor waarbij aan de hand van beeldmateriaal meegedacht kon worden over de oorzaak van overlijden en over uitwendige aspecten die kunnen passen bij (kinder)mishandeling. Klaar met leven en zelfgekozen dood Bart Spaetgens lichtte in zijn workshop toe welke rol de (huis-)arts kan hebben bij de zorg voor patiënten die weigeren te eten en te drinken om zo een einde aan het leven te maken, het ‘versterven’. (On-)mogelijkheden voor euthanasie bij dementie Constance de Vries (huisarts en SCEN-arts) is werkzaam bij de Levenseindekliniek. Zij schetste het beloop bij drie 20 dementerende patiënten met een euthanasiewens. Het toetsen, of een euthanasieverzoek voldoet aan de wettelijke criteria is complex. Dit werd bij drie verschillende fases van dementie aanschouwelijk gemaakt. Juriste Lisette Bongers maakte duidelijk welke mogelijkheden er zijn binnen de ‘Wet Toetsing Levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding’ en welke rol een wilsverklaring kan hebben. Medisch ethicus Rob Houtepen van de UM gaf na een korte introductie de aanzet tot een levendige discussie met de zaal. Interessant was de stelling dat (te) strenge selectie en afwijzing van euthanasie in een vergevorderd stadium van dementie kan leiden tot een euthanasiewens in een (te) vroeg stadium. Hernoem wilsverklaring naar wensverklaring Het is essentieel om tijdig in gesprek te gaan met patiënten over wensen en verwachtingen rondom het levenseinde. Daarnaast is het belangrijk om hiervan steeds goed verslag te doen in het dossier van de patiënt. Hierbij valt in latere fases van de ziekte ook te denken aan het gebruik van beeld- of geluidsopnames, waarin de patiënt zijn of haar wilsverklaring- of beter gezegd- ‘wensverklaring’ toelicht. Het gebruik van de term wensverklaring benadert beter de status van de verklaring: het betreft geen recht van de patiënt noch een plicht voor de arts. Het zou een geformaliseerde samenvatting moeten zijn van de concrete wensen van de patiënt rondom zijn of haar levenseinde. Enkele deelnemers vertelden over hun dilemma’s in het vaststellen van de ondraaglijkheid van het lijden, met name wanneer er sprake was van ‘anticiperend lijden’. Aanwezige huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde benoemden de noodzaak tot betere onderlinge afstemming en overleg over patiënten met dementie en een euthanasiewens, die vanuit de huisartsenpraktijk opgenomen worden in een verpleeghuis. Samenwerken, maatschappelijk handelen en professionaliteit Vanaf dit najaar zal KNMG district Limburg weer nieuwe geaccrediteerde bijeenkomsten organiseren, waarbij zij platform biedt aan discipline-overstijgende thema’ s, toegankelijk voor alle leden. Mocht u nog suggesties hebben en/of zelf ook willen deelnemen, neem dan contact op: info@ knmglimburg.nl Hoofdzaken ‘Das Weib’ DOOR BAS MAIBURG, HOOFD VAN DE HUISARTSOPLEIDING “Was will das Weib?” ben je geneigd te denken als het gaat om de capaciteit van de huisartsopleiding. Van 750 naar 690 opleidingsplaatsen (volgens de staatssecretaris) of toch weer naar 750 plaatsen (volgens onze demissionaire Minister)? Maastricht zit op het vinkentouw, want het heeft gevolgen voor ons. Bij de eerste geluiden over capaciteitsverkleining was het plan dat ‘de Randstad’ plaatsen zou inleveren ten faveure van ‘de periferie’ (lees: Groningen, Nijmegen, Maastricht). Met de nieuwe selectieprocedure zou dat betekenen dat er meer aios richting de periferie komen. Maar de 750 plaatsen blijven gehandhaafd. Na ampel overleg hebben we daarom besloten om de capaciteit van Maastricht licht te verhogen. Een wat grotere zuid-groep in maart 2018 die ervoor moet zorgen dat alle potentiële Maastricht-gangers de goede kant op kunnen gaan: Maastricht. Onze wervingsactiviteiten gaan daarom onverdroten voort. Een geslaagde voorlichtingsmiddag in het basiscurriculum van de UM, een qua opkomst minder geslaagde informatieavond in Eindhoven. Onze website wordt vernieuwd, en we staan sinds kort eindelijk op de OOR-ZON site (zie www.oorzon.nl), naast de andere specialismen. Naast keuvelen en kibbelen over de capaciteit, hebben de hoofden regelmatig overleg. Maandelijks wordt een thema uitgespit, naast de bespreking van enkele kortere punten. Zo zijn de afgelopen maanden ‘interprofessioneel opleiden’ en ‘het stimuleringsfonds’ aan de orde geweest. Een batig fonds, opgebouwd door de gezamenlijke opleidingen, waarmee projecten gefinancierd kunnen worden. Daar moet je wel goede afspraken over maken. Over ‘interprofessioneel opleiden’ bleek nog veel discussie mogelijk, en tegelijkertijd lijkt het een noodzakelijke ontwikkeling. Het gaat dan niet alleen over het gezamenlijk opleiden van diverse medische disciplines, maar juist ook over opleiden over de medisch specialistische grenzen heen. Die grens zijn wij bij de samenstelling van ons docentencorps al gepasseerd. We hebben van oudsher onze gedragswetenschappers als vaste waarde bij de opleiding en ook al weer flink wat jaren een zeer gewaardeerde Specialist Ouderengeneeskunde, in de persoon van Rachele Arends, in ons midden. Maar een fysiotherapeut is nieuw, helemaal wanneer het een wetenschappelijk gelauwerde fysiotherapeut betreft. Annemieke Fastenau heeft die kwalificaties op het gebied van bewegen: vanuit haar vak en vanuit haar promotie in 2015 over het nut van bewegen voor patiënten met COPD. Als trouwe lezer van deze stukjes begrijpt u direct de link naar de “gezondheid-bevorderende organisatie” uit mijn vorig schrijven. Annemieke gaat, naast haar deelname aan de themagroep Preventie in het kader van het landelijk opleidingsplan, zich inzetten voor ‘bewegen in brede zin’, zowel voor aios als voor stafleden. Verder hebben we Stephan van den Brand als nieuwe huisartsbegeleider voor jaar 3 mogen verwelkomen. Gezien zijn ervaring als huisarts en opleider durfden we zo’n start in jaar 3 wel aan. De groep ‘loopt’ inmiddels. Hij begeleidt die samen met Ria Huijgen. Zij heeft het afscheid van Stephan’s voorganger, Sjef Swaans, het nodige cachet gegeven. Ze bracht zelfs haar gelukwensen over in het Swahili, een taal die zij beiden uit hun tijd in de tropen beheersen. Naast de momenten waarop we van stafleden afscheid nemen, is de stafdag zo’n moment waarop docenten uit Eindhoven en Maastricht en het secretariaat samen aan de slag gaan. In april bestond het programma met als titel “Olie op de raderen” uit een bewegingsworkshop (losmaken van de raderen), gevolgd door workshops waarbij de radertjes in de hersenen van de deelnemers op de proef gesteld werden. Van een Lagerhuisdebat over shared decision making, via time-management tot geweldloze communicatie. Ook waren er workshops waarbij de vele nieuwe docenten voorgelicht werden over afspraken, regels en procedures bij de opleiding. Natuurlijk ontbrak een onderwijskundige workshop niet. En dan komen we toch weer terug bij “das Weib” of wellicht “die Weiber”. Op de eerste plaats onze voorzitter van de Raad van Bestuur die met het Radboudumc een intentieverklaring, getiteld “De Academische Alliantie” heeft getekend. Beide centra gaan de krachten bundelen voor ‘excellente en duurzame zorg, onderwijs, opleiding en onderzoek’. (Nog) onbekende mogelijkheden en best spannend, de toekomst zal het leren. Tot slot een nieuwe versterking van onze gelederen: Monique van der Meulen. Ze werkt al enige tijd bij ons vanuit een vrijwilligersfunctie, maar begin augustus start zij bij ons als nieuwe secretaresse. Een zeer welkome ondersteuning van een flink aantal domeinen binnen ons team van secretariaatsmedewerkers. Kortom: het is het bekende liedje met “das Weib”: soms liggen ze dwars, meestal kun je niet zonder. Ik wens iedereen een fantastische vakantieperiode toe! 21 op één lijn 58
Pagina 22
op één lijn 58 2e uitgave 2017 Equilibre: rubriek voor huisartsopleiders Opleiden in Ketenzorg: wie doet wat? DOOR MARIEKE KOOLS EN PAUL SCHRIJVER, COÖRDINATOREN HUISARTSOPLEIDERS In mei stond op de opleidersterugkomdag in Urmond het thema ketenzorg op de agenda. Een complex onderwerp waar divers mee om wordt gegaan. De opleiding bekijkt momenteel samen met de zorggroepen hoe onderwijs over ketenzorg gegeven kan worden aan de aios. Tijd om nu te horen hoe opleidingspraktijken met dit thema omgaan en hoe opleiders aankijken tegen hun verantwoordelijkheden hierin ten opzichte van hun aios. De discussie rondom enkele stellingen maakte duidelijk, dat huisartsopleiders het grotendeels eens waren, dat zij de regie moeten houden over de ketenzorg. Of zijzelf de chronische patiënt jaarlijks moesten zien, gaf meer discussie. Over de verantwoordelijkheden en capaciteiten van de POH verschilden de meningen: de ene opleider was geneigd veel meer te delegeren naar de POH dan de andere. Het is een belangrijke taak van de opleider in de dagelijkse praktijk om de aios die regiefunctie in de ketenzorg te helpen ontwikkelen. In de leren aios het meest. De opleider is dus een belangrijk rolmodel voor de aios. Maar ook de aios en de huisartsopleiding spelen daarin een rol. We vroegen de opleiders hoe zij aankeken tegen die verantwoordelijkheid: wie heeft welke rol en wat zou de opleider, de aios, en het instituut concreet kunnen doen om de afstuderende huisarts beter bekwaam te maken in de ketenzorg? Hieronder een overzicht van de brainstorm, naar aanleiding van de vraag “Wat vinden jullie dat de huisartsopleiding, de aios en jullie zelf als opleider moeten doen om ketenzorg goed aan te leren?”. De huisartsopleiding: • Caspir- en Langerhans-cursus voor aios standaard in curriculum verwerken • De ‘adoptiepatiënt’: aios halverwege jaar 1 en in jaar 3 enkele patiënten met chronische problematiek onder hun hoede laten nemen • De functie en werkwijze van zorggroepen uitleggen • Terugkomdagen organiseren voor de POH, waarin opleiden van aios op de agenda staat • Management onderwijzen: toekomstige ontwikkelingen in de ketenzorg, financieel plaatje • Rol van zorgverzekeraar en de politiek toelichten 22 Hierop kunnen we al een aantal dingen zeggen: • De onderwerpen COPD en diabetes en het insulineinstellen staan al op het programma op terugkomdagen voor de aios. Jaar 3 aios krijgen een hele middag spirometrie van kaderhuisarts Robert Willemsen. In jaar 1 wordt één dagdeel, en in jaar 3 drie dagdelen gewijd aan diabetes door kaderhuisarts en huisartsopleider Jan Palmen. • Verder staat CVRM in jaar 1 op de tweedaagse hartcursus op het programma, en biedt Maastricht de differentiatie CVRM landelijk aan voor geïnteresseerde aios jaar 3. Het aanbod op aios-terugkomdagen is dus al aanzienlijk; wij beschouwen de opleidingspraktijk als de plek waar kennis en ervaring opgedaan moet worden door aios, eenvoudigweg door het veel te zien, doen en na te bespreken met de opleider. • De adoptiepatiënt, zoals dat nu in jaar 3 op terugkomdagen is ingebed, is hiervoor een goede stok achter de deur om het leren in de praktijk te stimuleren. De opleider draagt vier patiënten aan de aios over, die de aios kan vervolgen. Leermomenten zijn zo geborgd voor de loop van het jaar. Aios krijgen op terugkomdagen een introductie op de adoptiepatiënt en diverse checklists zijn beschikbaar op Eleum om mee te experimenteren in de praktijk. Rachele Arends, huisartsbegeleider in het chronische blok (jaar 2), komt in de jaar 3 groepen om chronische zorg te onderwijzen en aios geven aan het eind van het jaar een presentatie in hun groep over hun chronische patiënten. • Bij het thema ‘praktijkmanagement’ in jaar 1 was tot nu toe een presentatie over zorggroepen en ketenzorg ingepland van Kirsten Ponse (huisarts en oud- aios Maastricht met affiniteit voor dit thema). Dit onderwijs zal in jaar 3 gaan plaatsvinden omdat we merkten dat in jaar 1 ketenzorg voor aios minder leeft dan in jaar 3; heel begrijpelijk gezien de opbouw van de opleiding en het zwaartepunt qua complexiteit van problematiek vooral in jaar 3. • Terugkomdagen organiseren voor de POH is iets wat wij als hao-team heel zinvol vinden. We organiseren al jaarlijks een assistentenmiddag met als doel om de assistentes meer te betrekken bij de opleiding. De POH heeft eveneens een rol in de opleidingspraktijk maar we organiseren nog geen bijeenkomsten met hen. 2e uitgave 2017 Dat we dat nog niet gedaan hebben komt doordat het merendeel in loondienst is van de zorggroepen. Als we de POH ook naar deze terugkomdagen willen krijgen, dan zouden we accreditatiepunten moeten kunnen toekennen en daar zijn tevens kosten aan verbonden. Dat is een spoor dat wij als hao-coördinatoren gaan onderzoeken. Al met al komt datgene wat opleiders vinden dat het instituut moet doen, goed overeen met hoe het onderwijs op aios-terugkomdagen momenteel ingevuld wordt. De aios: • Leerkansen ketenzorg proactief benutten • Meekijken met de POH • Protocol rondom ketenzorg en werkwijze van de POH kennen • De POH superviseren: alle vragen van de POH beantwoorden • Jaarcontroles doen • Op de HAP telefoontjes over diabetes beantwoorden • Concrete leerdoelen formuleren m.b.t. regiefunctie ketenzorg: wat vindt de aios moeilijk en waarom? • Meedoen aan overleg tussen huisarts en POH De opleider: • Initiatieven van de aios m.b.t. ketenzorg faciliteren en aansturen, stimuleren • Aios meenemen naar bijscholingen over zorgprogramma’s door zorggroep • Aios MDO’s laten bijwonen en eventueel ook laten voorzitten • Chronische zorg op agenda leergesprekken zetten • Patiëntenaanbod stroomlijnen in samenwerking met assistente • Sociale kaart ketenzorg up-to-date hebben en aan aios geven • Uitleggen DBC aan de aios • Bedenken hoe je ketenzorg aantrekkelijk maakt voor de aios: eigen attitude t.o.v. ketenzorg kennen • Durven loslaten Onze reactie: Hoe de aios zich het managen van ketenzorg eigen maakt, zit in de wisselwerking tussen aios en opleider/ opleidingspraktijk. Bovenstaande punten kunnen zowel bij aios als bij de opleider staan, afhankelijk van waar het initiatief genomen wordt. Met een actief ondernemende aios kun je als opleider achterover leunen en de leerwensen van de aios centraal stellen. Gebeurt dit niet automatisch, dan zien we het als de verantwoordelijkheid van de opleider (en dat vinden jullie zelf gelukkig ook) om de aios er actief bij te betrekken. En gezien de gang van de dag en de veelheid aan onderwerpen die op de agenda staan, kan dit erbij inschieten. Goed om het daarom na deze discussies weer op het vizier te hebben en met je aios op de agenda te zetten! Zeker in jaar 3 zou het een terugkerend thema op de leeragenda moeten zijn. We vonden het een uiterst vruchtbare dag: de discussies waren levendig en opleiders gingen met concrete tips en ideeën naar huis. We zijn meer dan tevreden. Startdatum Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten uitgesteld De vijfde editie van de Kaderopleiding hart- en vaatziekten zal niet, zoals eerder aangekondigd, in september 2017 starten. We stellen de start uit naar februari/maart 2018. Er zijn nu 10 deelnemers ingeschreven en we willen graag naar 20 deelnemers. Er zijn dus nog plekken beschikbaar. Heeft u interesse of kent u een geschikte collega? Schroom dan niet om contact op te nemen met: robert.willemsen@maastrichtuniversity.nl. Nieuw op de website! Om u te overtuigen om deel te nemen, hebben we een aantal bestaande kaderhuisartsen gefilmd op locatie. Ze vertellen kort waarom zij voor de opleiding kozen, hoe ze dat geregeld hebben en wat het ze heeft opgeleverd. Gaat het zien (en lezen)! Kijk op http://www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/wat-bieden-wij/nascholing/hart-en-vaatziekten/ervaringen.html 23 op één lijn 58
Pagina 24
op één lijn 58 2e uitgave 2017 In de leer Tijd vliegt niet; we willen teveel DOOR KOEN VAN HELMOND, DERDEJAARS AIOS Wanneer ik deze column schrijf, zit ik op een terras in Toscane en zie ik hoe de zon langzaam aan de hemel zakt. Rust en sereniteit zoals op dit moment zijn een unicum tijdens mijn vakantie. Immers, met een baby van 9 maanden die kruipt en af en toe gefrustreerd is omdat hij nog niet kan lopen, ben je eigenlijk continu in de weer. Het is voor mij een mooi moment om eens stil te staan bij de eerste drie maanden van mijn laatste opleidingsjaar. Het laatste jaar van mijn opleiding tot huisarts breng ik door in Sittard in een praktijk met drie huisartsen. Mijn opleider heeft veel ervaring, met name ook met derdejaars aios. Waar er in de eerste maand vooral tijd was om aan elkaar te wennen en de praktijk te leren kennen, is de weg naar verdieping nu toch definitief ingeslagen. Ik heb de intentie om mijzelf in dit laatste jaar klaar te stomen voor “het echte werk”. De vraag is natuurlijk wat dat “echte werk” nou precies inhoudt. Bij navraag onder huisartsen hoor je zaken als chronische zorg, levenseinde, praktijkmanagement, SOLK en ga zo maar door, de revue passeren. Deze zaken komen tijdens de terugkomdagen gelukkig ruimschoots aan bod. Iets wat ook steevast terugkomt is de 10 minuten die je straks als huisarts hebt voor elk consult. In die 10 minuten word je geacht de patiënt uit de wachtkamer te halen, de anamnese af te nemen, de hulpvraag te achterhalen, lichamelijk onderzoek te doen, de diagnose en/of het plan met de patiënt te bespreken en alles netjes vast te leggen in het dossier (inclusief de declaratie). Voor een ervaren huisarts blijkt dit al best een opgave, getuige de vele uitloop van de spreekuren. Hoe is dat voor de beginnende huisarts die de patiënten nog moet leren kennen? De 10 minuten consulttijd zijn de laatste maanden veel onderwerp van gesprek geweest in huisartsenland. Er loopt bijvoorbeeld een pilotstudie met 15 minuten per consult waarvan de eerste resultaten zeer gunstig zijn. Patiënten zijn meer tevreden en huisartsen ervaren minder druk. Ook komt naar voren in een proefschrift van oudhuisarts Frans Derksen (zie ook Medisch Contact nummer 24 van 2017) dat empathie en het achterhalen van “de vraag achter de vraag” meer tijd kost dan de 10 minuten die je nu hebt. In ditzelfde kader komt de praktijkgrootte naar voren. Immers, bij kleinere praktijken zou je meer tijd moeten krijgen voor de patiënt. Bijkomend voordeel hiervan zou zijn dat ANW-diensten op de huisartsenpost over meer praktijken verdeeld kunnen worden. De “vraag achter de vraag” in deze column is of je als huisarts in de toekomst vast moet blijven houden aan 10 minuten per patiënt. Ik wil hier absoluut niet pleiten voor een bepaald antwoord, maar ik wil jullie, de lezers, aanzetten tot nadenken over deze vraag. In het werkveld van de hedendaagse huisartsenzorg heb je te kampen met mondigere patiënten, patiënten met meerdere vragen, patiënten met voorkennis via internet (“op Wikipedia staat…”), oudere patiënten die langer thuis blijven wonen en meer zorg vragen, vastlopende computers, etc. Is 10 minuten dan nog wel reëel? 'Kwalitijd' voor patiënt en huisarts Ik nodig eenieder uit om hierover na te denken en erover te praten met collega’s. Het gaat tenslotte voor de patiënt om de kwaliteit van zorg; en als huisarts moet je zorgen voor die kwaliteit. 24 2e uitgave 2017 In de leer Tijd DOOR ELENA ZHANG, TWEEDEJAARS AIOS Ik heb van mevrouw S. – een patiënte in de hospice – een boek mogen lenen: Een glimp van de overkant van Henri Nouwen. Hierin vertelt de auteur hoe hij na een ongeluk op de intensive care kwam te liggen en ervoer wat er écht toe doet in het leven. Niet carrière maken, andermans mening of geld verdienen, maar vrede en tijd. Vooral tijd voor andere mensen, omdat iedereen, jong of oud, geheel afhankelijk of hoogbegaafd, belangrijk is. Nu, tijdens de chronische stage, krijg ik zelf de ruimte om met mensen te praten, ze te leren kennen en een band op te bouwen. En ik schrik van het beeld dat veel ouderen van zichzelf hebben. Oud-en-nutteloos lijkt één begrip te zijn geworden. Hoe vaak heb ik in deze korte periode al niet gehoord, dat ouderen vinden dat ze hun familie ‘tot last zijn’, dat ze ‘beter snel kunnen sterven’, omdat ze na drie maanden uit de hospice en naar huis moeten… En dus mensen weer ‘tot last zullen zijn’. Of dat ik niet zo lang bij ze hoef te zitten, want ik heb vast ‘betere dingen te doen’ dan hun ‘langdradige verhalen aanhoren’. Dat zij, die ene patiënt, maar ‘vervelend’ is, omdat haar ontlasting nog steeds niet goed onder controle is – alsof ze het met opzet doet. Dat hij aan het eind van een triest stuk levensverhaal zegt, dat ik zijn verhaal ‘maar moet vergeten’, alsof het niet belangrijk is. De oprechte blijdschap in haar ogen, als ik zeg, dat ik haar een keer voor wil lezen, omdat ze dol op boeken is en haar visus haar in de steek laat. Schuld, schaamte en een stukje ongeloof trekken door mij heen, terwijl ik deze woorden aanhoor. Niet, omdat ik heb genoten van de adrenaline en de snelheid van de SEH waar ik de stage zojuist achter de rug heb; wel over hoe ik door de snelheid van de SEH soms van binnen geërgerd heb gezucht, als een oudere patiënt maar langzaam uit bed kwam voor een looponderzoek. Of over hoe ik een patiënt naar huis heb gestuurd, omdat het somatisch verantwoord was, maar ik nu terugdenk aan hoe angstig hij misschien wel is geweest om de nacht alleen door te komen. Als ons vandaag iets overkomt, zullen onze partner, de mensen op het werk, of vrienden of familie met wie we iets hebben afgesproken, waarschijnlijk dezelfde dag nog opmerken, dat er iets niet klopt. Maar hoeveel ouderen 25 hebben die dagelijkse contacten met anderen níet? Ik zou ook angstig zijn, als ik weet, dat ik van de trap kan vallen, niet overeind kom en mogelijk drie dagen op de grond lig, voordat ik word gevonden. Deze angst is bij veel ouderen niet weg te denken. En in de hospice zie ik ze opbloeien bij dit stukje veiligheid en menselijk contact. Wat gun ik iedereen die basis! Maar met het verdwijnen van de verzorgingshuizen valt dit voor veel ouderen weg. Ik ken mensen die daarom hun ouders in huis nemen. Dat vind ik mooi. Als het even kan ben ik helemaal voor de eigen verantwoordelijkheid en de verantwoordelijkheden richting familieleden en vrienden. Maar wat, als dat niet gaat? Twee dagen nadat ik het boek van mevrouw S. heb geleend, bracht ik haar het boek terug. We praatten een tijdje over het boek, over haar ontlasting die maar blijft rommelen en ik bleef nog een tijdje bij haar zitten, om te luisteren naar wat ze me vertelde. Niet omdat het medisch noodzakelijk was, maar omdat ze belangrijk is. op één lijn 58
Pagina 26
op één lijn 58 2e uitgave 2017 Beslissen voor een ander Dilemma’s bij wilsonbekwaamheid DOOR DANIËLLE BISSCHOPS, EERSTEJAARS AIOS MAASTRICHT Mijn opleider Annemiek Nijholt, maakte mij enthousiast voor een symposium dat zij samen met een jurist, kinderarts, geestelijk verzorger, anesthesioloogintensivist, AVG-arts en kinderarts-intensivist had georganiseerd. De overkoepelende organisaties die meewerkten aan dit symposium waren het MUMC+, Maastricht University, Koraal Groep, onze praktijk Gezondheidscentrum Heer in Maastricht en het KNMG district Limburg. Ik werd betrokken doordat ze hierover vertelde en vroeg of ik het leuk zou vinden om erbij te zijn en te zien hoe zoiets gaat. Zo gezegd, zo gedaan. Voordat ik het wist zat ik op 6 juni jl. gewapend met fotocamera in de Greepzaal van het AZM als aandachtig toehoorder. Wat direct opviel tijdens de opening van het symposium, was de grote diversiteit aan belangstellenden. Artsen, maatschappelijk werkers, verpleegkundigen, management en verzorgers van Maasveld, een zorgorganisatie waar mensen wonen met een ernstige en complexe lichamelijk en of verstandelijke beperkingen. Zelfs tandheelkunde werd vertegenwoordigd. Het thema was wilsonbekwaamheid, een onderwerp voor grote ethische vraagstukken die vanuit verschillende hoeken belicht werden. Als het vast staat dat iemand wilsonbekwaam is en iemand anders dient te beslissen over jouw leven: hoe bepaal je dan bijvoorbeeld ‘kwaliteit van leven’? Dit vraagstuk kwam aan de orde bij de eerste casus en leverde direct een uitgebreide discussie op. Wie bepaalt wat de kwaliteit van leven is? Ouders? De behandelend artsen? Is kwaliteit van leven meetbaar? Staat hier iets over beschreven in de wet? Is kwaliteit van leven de afwezigheid van lijden? Moeilijke vragen waarop veelal geen eenduidig antwoord te geven is. Belangrijk in de casus was ook dat de wilsonbekwame patiënt een te verwachten verslechtering van ziekte doormaakt. Hier komt het begrip advanced care planning om de hoek kijken. Verschillende aanwezigen in de zaal, als ook de sprekers, gaven aan dat advanced care planning belangrijk is om de omgeving voor te bereiden op verslechtering in de toekomst. Te denken valt aan moeilijke beslissingen over het al dan niet uitvoeren van een behandeling of de vraag of behandeling opweegt tegen de kwaliteit van leven die daarmee gewonnen wordt. Binnen de huisartsgeneeskunde is advanced care planning ook een belangrijk thema. Er verschijnen genoeg mensen op 26 mijn spreekuur waarvan ik denk dat zij in de nabije toekomst meer zorg/hulp nodig gaan hebben. Bespreken wat wel en niet te doen in de toekomst is dan van belang. In de tweede casus werd een oudere vrouw besproken die wilsbekwaam is en thuis kwam na een IC-opname. Ons werd geadviseerd om de ‘surprise question’ aan onszelf te stellen: zou ik het vreemd vinden als deze patiënt binnen een jaar komt te overlijden? Als het antwoord nee is op deze vraag, is het van belang om met deze patiënte toekomstige zorg, maar ook beperkingen hierin te bespreken. Doordat er meer informatie beschikbaar is voor patiënten is het ook regelmatig zo dat zij de vragen over toekomstige zorgbehoeften en beperkingen zullen stellen op het spreekuur. Tijdens het symposium werd ook besproken wat de huisarts eigenlijk moet bespreken tijdens zo’n gesprek: bespreek het thema levenseinde, stel wilsbekwaamheid vast, definieer de ervaren kwaliteit van leven en registreer wensen/afspraken van de patiënt. Het was een geslaagd symposium met voldoende stof om over na te denken. Gelukkig gingen we niet met lege handen naar huis maar met een leesadvies voor een regenachtige dag. Annemiek Nijholt (zittend uiterst links) 2e uitgave 2017 De afgestudeerden in beeld Made in Maastricht Afstudeersessie 27 juni 2017 | V.l.n.r.: Kay Len Macco, Manon Oomen, Fransje Heijmans, Myrthe Berkhof, Anneloes van Dooren, Sanne Martens, Karen Willems, Janneke Simons, Wassimi Messoudi Drissi, Jan Gootjes, Job Gerver en Farah Leijten Afstudeersessie 6 december 2016 Afstudeersessie 13 juni 2017 | V.l.n.r.: Christa Stalmeijer-Willekens, Lieke Tobben, Caroline Botterweck, Germaine Schulmer, Ester Klaassen Afstudeersessie 13 december 2016 27 op één lijn 58
Pagina 28
op één lijn 58 2e uitgave 2017 Voetbaltreffen aios-opleiders Nagelbijten in Bocholtz DOOR GASTON PEEK, OPLEIDER EN JEAN-MARIE PEETERS, AIOS Vanuit de opleiders Nog nooit was het jaarlijkse voetbaltreffen tussen AIOS en opleiders zo spannend: 1-1 na 60 minuten voetbal en 2-2 na 80 minuten voetbal (of ja, langzaam werd het schoffelen). Penalty’s moesten de beslissing brengen op vrijdag 9 juni 2017 op veld 1 van WDZ. We are the champions! De zesde editie van deze jaarlijkse voetbalwedstrijd was een succes. Nog nooit stonden zoveel aios en opleiders bij elkaar op het voetbalveld. Nog nooit stonden er een dikke handvol toeschouwers met veel enthousiasme langs de kant. Nog nooit werden 170 consumpties genuttigd tijdens de gezellige derde helft in de kantine. Én eindelijk mochten de opleiders de mooie bokaal omhoog houden! Daar hebben we toch jaren op gewacht! Dit met veel dank aan Huub Schepers, onze pensionaris. Niet alleen vanwege het faciliteren van het strakke veld, de tenues, de sjeids en de lekkere broodjes gezond na afloop, maar vooral vanwege het fantastische keeperswerk waardoor de opleiders met de rug tegen de muur overeind wisten te blijven in de 28 verlenging, zelfs nadat eigen speler Simon een uppercut uitdeelde aan onze aanvoerder! De penalty’s waren wel wat veel van het goede voor Huub, maar topscoorder en tweede keeper Stephan (onze nieuwe derdejaars HAB) bleek een uitstekende stand-in keeper: alle penalty’s werden gestopt! De voorbereiding verliep voorspoedig, al snel waren 13 opleiders bereid hun spieren op te offeren voor deze glorieuze overwinning. Een verjongd team met een aantal startende opleiders (dat belooft veel goeds voor de titelverdediging!) én met dit jaar een echte coach: Marieke. De à-la-Krul keeperswissel bij de penalty’s was dan ook een groot succes: een gouden ingreep! Via de mail werden vooraf al tactieken besproken, al was daar op het veld weinig van te zien. Iets met drie verdedigers, een lopende middenvelder en een balvaste spits, maar deze was aan het begin van de wedstrijd nog niet bekend. Dit zorgde dan ook voor wat onrust, wie moest nou waar verdedigen en in welke zone? Daarnaast werden de opleiders op eigen helft goed opgejaagd door de (vrouwelijke) aios. Door verdedigende fouten werd het 1-0 voor de aios, maar de looplijnen kregen 2e uitgave 2017 meer vorm en de hierdoor groeide het vertrouwen en inzet. Vooraf wilden enkele ‘blessuregevoelige’ opleiders maximaal 10 minuten voetballen (‘ik begin wel langs de kant’) maar na een kwartiertje voetbal werd er al snel met tegenzin gewisseld, behalve als de accu leeg was. Deze teamspirit kreeg al snel vervolg door een flitsende aanval, onderschepping door Coen, inspelen naar Peter op het middenveld, Matthijs via links, Freek legt terug en Gaston schiet in het hoekje binnen. Een aanval uit het boekje. Na 2x 30 minuten reguliere speeltijd was de stand 1-1, maar het vertrouwen bij de opleiders was groot! Na de peptalk van onze coach gingen we door waar we gebleven waren. Inzet werd beloond! De corner van Micha belande bij de tweede paal voor de voeten van Stephan, die feilloos kon afronden. Ook na de 2-1 dienden kansen zich aan, maar de scherpte en conditie werden minder. Voetbal werd schoffelen, enkels werden geraakt (m/v). En dan het bekende verhaal: als je niet afrondt kun je hem tegen verwachten. Na enkele miraculeuze reddingen door Huub, werd in een onoplettend moment onze verdediging toch doorkruist en de eindstand na verlenging was 2-2. Een kleine mentale tegenslag… Dan: de keeperswissel, drie feilloos ingeschoten pingels, drie gestopte penalty’s. “We are the champions” werd luidkeels gezongen onder de douche! Het was een geslaagde editie van het jaarlijks voetbaltreffen tussen AIOS en opleiders! Hopelijk zetten we deze traditie voort en mogen we volgend jaar weer meer AIOS, opleiders en supporters verwelkomen! Vanuit de aios Een fris team met een uitdaging. Door de vele last minute aanmeldingen betraden wij als aios met een gevarieerd team van 12 het veld van voetbalclub WDZ (Wilskracht Doet Zegevieren) voor de jaarlijkse voetbalwedstrijd tegen de opleiders. Alle jaargangen en zowel mannen als vrouwen waren vertegenwoordigd. Met slechts 3 routiniers bestond het team uit: Frank Attema, Bjorn Beckers, Yon Dhooge, Joey van Empel, Kirsten Klop, Joep Kretsers, Jean-Marie Peeters, Mathijs Peeters, Yack Pham, Nina van de Rijdt, Sofie Compiet en Gusta van Zwieten. De moed zit er goed in, wij gaan de reeks van overwinningen voortzetten. Terwijl de opleiders begonnen met een professioneel uitziende opwarmingsreeks, werden aan onze kant enkele schoten op het doel gelost. Wij spaarden onze krachten. Op de valreep werden de tactieken doorgesproken. De opstelling bestond uit 3 verdedigers, 3 middenvelders en 1 diepe spits. Wij gaan ervoor! Het was vanaf het begin duidelijk dat het aan wilskracht op deze avond niet ontbrak. Van beide kanten werd geen seconde rust geboden. Na 60 minuten voetballen stond het 1-1. Dit was in ons voordeel: verlenging, nu doordrukken. De laatste krachtinspanningen tijdens de verlenging waren niet voldoende om het verschil te maken, we eindigden met 2-2. Op dat moment sloeg bij ons de twijfel toe. Wie gaat de penalty’s nemen? We konden toch niet verliezen en de traditie van voorgaande jaren verbreken? De mannen van het team vielen stil en staarden elkaar besluiteloos aan. Niemand durfde de verantwoordelijkheid te nemen. Kirsten doorbrak de stilte: “Wie heeft er hier in het verleden gevoetbald!?” Twijfelend gingen een paar handen omhoog. Smoesjes werden verzonnen zoals “ik neem normaal ook nooit penalty’s”. Aarzelend werden 3 ‘vrijwilligers’ uitgekozen. Na 3 van ons gestopte penalty’s en 3 treffers van de opleiders is het duidelijk: het mocht dit jaar niet zo zijn. Op deze avond hadden wij als aios meer te leren dan alleen het huisartsenvak van onze opleiders. De derde helft die houden we in ieder geval maar op een gelijk spel. Het zal u niet verbazen dat ondanks ons verlies, ook wij deze wedstrijd weer een groot succes vonden. Graag wil ik namens het aiosteam, het team van opleiders, hun aanvoerder Gaston Peek en hun coach Marieke Kools feliciteren. Voor de tweede keer in de geschiedenis van de jaarlijkse voetbalwedstrijd tussen aios en opleiders zijn zij erin geslaagd om de bokaal, in dit geval zonder grote oren, mee naar huis te nemen. Wij gaan ervoor om de traditie voort te zetten. Dus let volgend jaar april / mei op je mailbox want dan zal het jaarlijks ronselen van de aios weer beginnen. Hopelijk kunnen we dan de balans weer herstellen en onze voorsprong uitbreiden naar 5-2. Huub Schepers 29 op één lijn 58
Pagina 30
op één lijn 58 2e uitgave 2017 Weten is eten Leidens Ontzet DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIE Tegenover het huis waar ik opgroeide stond de eerste Hilversumsche Huishoudschool. Langs het tuinpad van mijn vader zag ik de mooie meiden staan…. Mijn broer had het beter voor elkaar: vanuit zijn kamer had hij goed zicht op het grote keukenlokaal, waar de meiden de gezonde Hollandse pot leerden bereiden. Een elementaire vorm van voedingsonderwijs die verder op geen enkel ander schooltype in het curriculum was opgenomen. Ook in de geneeskundeopleiding blijkt er nu een snel groeiende behoefte te ontstaan aan meer voedingsonderwijs. Dat blijkt onder andere uit de ruime aandacht die Medisch Contact besteedde aan het 6e congres Arts en Voeding. Birgit Spoorenberg, vertelt u daar elders in dit nummer meer over. Twee uitkomsten zijn zo interessant, dat ik even in herhaling wil vallen. Als eerste trof mij de uitspraak “Pillen of Paprika’s”: het blijkt echt waar te zijn, dat insulineafhankelijke diabeten met de juiste voedingstherapie binnen de kortste keren van de spuit af kunnen zijn! Verder blijkt voedingsonderwijs in het basiscurriculum een zeer ondergeschoven kindje te zijn, waar volgens een onderzoek onder coassistenten wel grote behoefte aan bestaat, net als bij huisartsen. Onze aios krijgen gedurende de driejarige opleiding op de terugkomdagen tot nu toe geen gestructureerd onderwijs over voeding, hoewel incidenteel soms wat gebeurt. Er wordt nu wel wat ontwikkeld in het kader van het thema ‘Preventie’. Gezien de belangstelling voor en het belang van gezonde voeding en het bereiden daarvan, is het mij een raadsel, dat er noch landelijk noch bij ons op de Maastrichtse huisartsopleiding wat is gedaan met de uitkomsten van het proefschrift waar ons huidige hoofd Bas Maiburg cum laude op promoveerde. Op 25 juni 2003 wel te verstaan, 14 jaar geleden dus. Titel: “Computer-based Nutrition Education for General Practice”. Zijn eerste stelling luidde als volgt: “Huisartsen-in-opleiding verschillen in kenmerken van voedingsvoorlichtingsgedrag slechts weinig van ervaren huisartsen. Het volgen van het computerprogramma over voeding zal ook voor de laatsten leiden tot een aanzienlijke verbetering van hun praktijkhandelen op voedingsgebied”. Hoog tijd dus om eens serieus te kijken wat we in ons onderwijscurriculum kunnen doen met de al wat oudere, maar geenszins gedateerde aanbevelingen van Bas. En ik weet zeker, dat het Hoofd graag meedenkt. 30 Tja, en dan de titel van dit stukje, dat komt hierdoor: bij goed onderwijs hoort goede toetsing. En één van heilige toetsingshuisjes is de Landelijke Huisartsgeneeskundige Kennistoets (LHK). Sinds aios-heugenis is dat twee keer per jaar: op de eerste woensdag in april en in oktober. Volgend jaar gaat er een heilig huis omver, want in oktober is de LHK op maandag 1 oktober! Reden: op 3 oktober viert men in Leiden het Ontzet. Op die dag in 1574 bleken de belegerende Spanjaarden met gezwinde spoed vertrokken te zijn, op de vlucht voor de Watergeuzen die de dijken hadden doorgestoken. Een ketel met ‘rats, kuch en bonen’ was op een vuurtje achtergebleven, en redde meerdere Leyenaren van de hongerdood. Sindsdien eet men, ook op de Leidse Huisartsopleiding, hutspot met klapstuk. En een toets maken met een volle maag gaat nou eenmaal niet. Die Spaanse hutspot moet overigens nogal verschild hebben van de onze. Aardappels waren namelijk nog niet gearriveerd in de Oude Wereld in 1574. Daarom geef ik u hier het gereconstrueerde recept van wat men destijds waarschijnlijk heeft aangetroffen in die Spaanse veldkeuken. Eenvoudig doch voedzaam, en veel groente en vezels! “Originele” Leidse Hutspot INGREDIENTEN 4 PERSONEN 250 g gedroogde witte bonen (echt lekkerder dan uit een pot), 250 g mager rookspek, 500 g winterwortelen, 500 g pastinaken, 500 g uien, niet teveel zout, versgemalen peper. Voorbereiding Was de witte bonen, doe ze in een pan met ruim water en laat ze een nacht weken. Breng de volgende dag de bonen in het weekwater aan de kook en doe er het in dobbelstenen gesneden spek bij. Laat alles op een zacht vuur 20 min zachtjes koken. Bereidingswijze Maak intussen de groenten schoon en snijd ze in kloeke stukken, voeg alles met het zout bij het bonenspekmengsel en laat nog eens 45 min zachtjes doorkoken, giet de hutspot af en schep alles goed door elkaar. Breng op smaak met versgemalen peper. Lekker met grove mosterd erbij. 2e uitgave 2017 Congres Arts en Voeding 16 juni 2017 ‘Het gaat om veel meer dan voeding alleen’ DOOR BIRGIT SPOORENBERG, HUISARTSDOCENT HUISARTSOPLEIDING Meer artsen dan vorig jaar bij dit zesde congres Arts en Voeding, dit jaar in Rotterdam. Het onderwerp voeding lijkt steeds meer de interesse te wekken van artsen. Zoals duidelijk werd: het gaat om veel méér dan om voeding alleen. Beweging, potentiële stressoren zoals werk of relatie, financiën en woongenot, en bovenal ook zingeving. Het gevoel dat je leven een doel heeft. Al deze factoren zijn van invloed op gezondheid en ziekte, zo werd gesteld. Ik wil u graag vertellen welke onderdelen uit het programma voor mij belangrijk waren. Angelique Berg, directeurgeneraal Volksgezondheid VWS, gaf in een videopresentatie aan, dat het tijd wordt om artsen op te leiden die kennis hebben van deze leefstijlfactoren. En dat werd vanuit de zaal natuurlijk driftig beaamd. Prof. Ludwig, endocrinoloog en verbonden aan Harvard Medical School, vertelde over de rol van voeding bij obesitas. De conclusies waren niet nieuw, maar goed om weer eens op een rijtje te hebben: een calorie is niet een calorie; elke voedingsstof heeft een ander effect op het metabolisme. Calorieën tellen lijkt niet zinnig te zijn. Vet wordt ten onrechte gezien als een voedingsmiddel dat beter vermeden kan worden. Koolhydraten, met name de “snelle suikers” zoals zoetmakers of bewerkte granen (koekjes, brood, gebak, pasta etc), lijken juist beter sterk geminderd te kunnen worden. Vooral mensen met een metabool probleem hebben zoals diabetes of Metabool Syndroom, kunnen van deze voedingsmiddelen flinke nadelen ondervinden en ze beter vermijden. Endocrinoloog prof. Van Rossum vertelde voorts over de nadelen van een chronisch verhoogde activiteit van de stress-assen en hoe deze stress-assen ook worden getriggerd door diezelfde “snelle suikers”. Dit zorgt weer voor een chronische laaggradige inflammatie welke verband lijkt te houden met ontstekingsziekten en autoimmuunaandoeningen zoals Crohn, Sarcoïdose en MS. MDL arts Dr. Maljaars gaf aan dat voeding bij gastrointestinale problemen natuurlijk ook een belangrijke rol speelt, en hoogstwaarschijnlijk langs diezelfde inflammatoire weg die prof. van Rossum eerder schetste. In dezelfde lijn vertelde prof. Pijl later hoe aanpassingen in leefstijl bij verreweg de meeste mensen met diabetes type 2 snel tot een enorme vermindering van medicatiebehoefte leiden. Maaike de Vries, directeur van “Keer Diabetes2 Om” 31 benadrukte dit gegeven met haar bevinding dat patiënten die binnen twee dagen na het veranderen van leefstijl, van hun insuline af waren. Een aanwezige medewerkster van de stand van het Voedingscentrum, bekend van de Schijf van Vijf, zei: “wij kunnen ons vinden in iets meer dan de helft van wat hier gezegd wordt”. Zou het geen tijd zijn om de voedingsrichtlijnen toch wéér te herzien, omdat lijkt, dat deze flink zijn ingehaald door de praktijk? De klapper van de dag werd vervolgens door Wilma Oosthoek uitgedeeld, student aan het Erasmus MC. “Ik ben de arts van morgen, aangenaam. Ik werk van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, ren bij mijn patiënten langs om mijn administratie op tijd af te ronden. Mijn rolmodellen doen hetzelfde. Ik heb geen tijd voor een rustige, gezonde lunch of ontspanning. Reflecteren doe ik ’s nachts. Ik heb misschien last van mijn buik of hoofdpijn, maar daar heb ik geen tijd voor. Aangenaam, ik ben uw arts van morgen.” Een interessante dag, die best wat stof deed opwaaien. Zo was er veel media-aandacht voor het onderzoek, dat aantoonde, dat ook aios en huisartsen popelen om meer onderwijs over voeding en leefstijl. Onder andere in Medisch Contact van 20 juni jl.: “Co en huisarts hongerig naar Voedingsonderwijs”. Ik kijk ernaar uit dat dat soort onderwijs veel meer plek krijgt! Meer weten over het hoe en waarom van leefstijlinterventies? Op 30 september wordt voor de derde keer het Ancestral Health Symposium georganiseerd, dit keer op de medische faculteit in Maastricht! Meer info een aanmelden via www.ancestralhealth.nl Accreditatie wordt aangevraagd voor ABC1 op één lijn 58
Pagina 32
op één lijn 58 2e uitgave 2017 Gezondheidsrechtelijke kwesties Shared decision making in de WGBO1? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE EN JURIST Inleiding ‘Shared decision making’ alias samen beslissen, wordt uitgewerkt in de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO). Voor mij persoonlijk maar ook voor andere juristen is shared decision making een onmogelijke term. De hele WGBO is namelijk gebaseerd op de autonomie van de patiënt, met als hoogste goed het zelfbeschikkingsrecht2. Zelfbeschikking wordt omschreven in drie varianten: 1. Zelfbeschikking als zelfontplooiing: aangeven wat de eigen normen en waarden zijn 2. Zelfbeschikking als keuzevrijheid: het zelf weloverwogen beslissen 3. Zelfbeschikking als afweerrecht: het weigeren van een behandeling Op basis hiervan beslist de patiënt dus uiteindelijk zelf, zoals ook in diverse wetten valt te lezen. WGBO Artikel 450 Voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst is de toestemming van de patiënt vereist. Wet maatschappelijke ordening (WMO) Artikel 5.2.5 Een zorgverzekeraar en een zorgaanbieder als bedoeld in de Zorgverzekeringswet zijn, voor zover betrokkene daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend, bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd verplicht aan het college kosteloos persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid, te verstrekken. Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding Artikel 2a De zorgvuldigheidseisen houden in dat de arts de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt. Ook in de Amerikaanse definitie beslist de patiënt zelf: As defined by Washington State, shared decision making is a process undertaken between a clinician and a patient with a 1 Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst, voor juristen, Afdeling 5 van Titel 7 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek 2 Thematische wetsevaluatie “zelfbeschikking in de zorg”, Den Haag: ZonMw, juni 2013 Reeks evaluatie regelgeving: deel 34 32 preference-Sensitive condition – a condition that has more than 1 clinically appropriate intervention or management strategy, such as stable ischemic heart disease or herniated disk – to help the patient decide among multiple acceptable health care choices in accordance with his or her preferences and values. A basic tenet of shared decision making is that clinicians are the experts in the evidence and patients are the experts in what matters most to them. Shared decision is een verkeerde term voor een mooi proces. Het gaat om goede informatie en beslishulpen die ‘patientcentered’ is. Daar was al een goede term voor: ‘Informed consent’. Dat informed consent beter moet is duidelijk. Dat is ook de reden dat de WGBO wordt aangepast: op naar informed consent 2.0! Wat gaat dat betekenen voor de huisarts en onze dagelijkse praktijkvoering? De belangrijkste thema’s die aangepast worden: • Wijzigingen ten behoeve van patiëntgerichte zorg – Samen beslissen (lees: verbeteren van het informed consent) – De patiënt als gesprekspartner • Aantekening in het medisch dossier van besluit tot ingrijpende verrichting • Aantekening in het medisch dossier van wilsonbekwaamheid • Verlenging bewaartermijn van medisch dossier • Inzagerecht voor nabestaanden Er zijn eenvoudige aanpassingen zoals de bewaartijd voor patiëntendossiers. Deze wordt naar 20 jaar verlengd (was 15 jaar). Andere aanpassingen zullen meer consequenties hebben zoals de dossiervoering (meer noteren) of ze zullen invloed hebben op de consulttijd (maatwerk in de spreekkamer). Vooruitlopend op de wetswijziging is het goed om hier alvast de aandacht op te richten omdat het ook consequenties zal hebben voor de praktijkgrootte en de toekomstige financiering als we aan de WGBO verplichtingen willen voldoen. Waarom wetsaanpassingen ten behoeve van de patiëntgerichte zorg? In de memorie van toelichting op de wetsaanpassingen staat een uitgebreide toelichting. De belangrijkste argumenten die daarin besproken worden zijn gebaseerd op het veranderde beeld van de zorg. Autonomie en zelfbeschikking zijn altijd de basis voor de WGBO geweest, maar nu wordt ook het beeld 2e uitgave 2017 van patiëntgerichte zorg verder uitgewerkt, met nadruk op het leveren van maatwerk. Voor maatwerk is het gesprek tussen hulpverlener en patiënt van essentieel belang. Niet langer kan worden volstaan met eenzijdige informatieverschaffing. Er zal in de WGBO opgenomen worden dat er een dialoog gevoerd dient te worden. In die dialoog moet naast informatie over de behandeling ook gesproken worden over de voor- en nadelen, alternatieven en de optie van niet behandelen. Onderstaande tekst uit de memorie van toelichting zie we dan ook bij letterlijk terug in de nieuwe wettekst: “De hulpverlener nodigt de patiënt in het gesprek uit om te vertellen in welke mate de patiënt betrokken wil zijn bij de besluitvorming en wat zijn persoonlijke voorkeuren met betrekking tot de behandeling of het onderzoek zijn. Hierdoor ontstaat een zo goed mogelijk beeld van de persoonlijke situatie en wensen van de patiënt. Op deze manier is samen beslissen maatwerk, waarbij het van belang is dat de hulpverlener in het gesprek aansluit bij de belevingswereld, het bevattingsvermogen (waaronder lees- en schrijfvaardigheden), culturele achtergrond en de behoefte en situatie van de individuele patiënt. Het is wenselijk dat de patiënt in dit overleg ook vragen kan stellen, dat een hulpverlener daar ook ruimte voor biedt en de tijd neemt om de vragen te beantwoorden. Ook door de patiënt verzamelde informatie (via internet, literatuur en behandelingen in het alternatieve circuit) en de daarop gebaseerde ideeën van de patiënt over bijvoorbeeld effectiviteit, risico’s en bijwerkingen, kunnen hierbij betrokken worden.” Artikel 448 (informatieplicht) van de WGBO wordt als volgt gewijzigd: Het eerste lid komt te luiden: 1. De hulpverlener licht de patiënt op duidelijke wijze in, passend bij diens bevattingsvermogen, en overlegt met hem over het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde behandeling, de ontwikkelingen omtrent het onderzoek, de behandeling en diens gezondheidstoestand. De hulpverlener vraagt daarnaast of de patiënt schriftelijk, langs elektronische weg, of op andere wijze informatie wil ontvangen en verstrekt deze informatie desgewenst aan hem, tenzij het verstrekken van deze informatie in redelijkheid niet van de hulpverlener kan worden verlangd. In het kader van de zelfbeschikking3 mogen hier keuzehulpen en patiëntenrichtlijnen4 worden gebruikt om de kennisongelijkheid te helpen overbruggen. Daarnaast heeft de hulpverlener ook de inspanningsverplichting5 om na te gaan of de patiënt de informatie begrepen heeft. Zonder een goed begrip van de besproken informatie is zelfbeschikking lastig. 3 Thematische Wetsevaluatie Zelfbeschikking in de zorg’, ZonMw, juni 2013, Reeks evaluatie regelgeving: deel 34 4 Een patiëntenrichtlijn is een patiëntenversie van een kwaliteitsstandaard, waarbij de informatie in begrijpelijke taal is opgeschreven en/of in een korte film wordt toegelicht. 5 Inspanningsverplichting: het ‘nagaan of informatie is begrepen’ staat niet gelijk aan het verzekeren dat informatie ook echt begrepen is. Dit laatste is niet altijd mogelijk en valt niet onder de verantwoordelijkheid van de hulpverlener. Onverminderd blijft het recht van de patiënt bestaan om niet geïnformeerd te worden, ook dat is zelf beschikking. Ook de patiënt heeft een rol Voor de patiënt zal het eveneens wennen zijn. Is iedere patiënt in staat om de juiste vragen te stellen? Weet een patiënt wat belangrijk voor hem of haar is? Daarnaast is de patiënt al verplicht op grond van de WGBO, de hulpverlener naar beste weten de inlichtingen en medewerking te geven die deze redelijkerwijs nodig heeft voor het kunnen verlenen van goede zorg. Sommige patiënten willen liever niet geïnformeerd worden noch participeren in de besluitvorming. Als patiënten in het gesprek aangeven dat ze het aan de hulpverlener willen overlaten en daarom instemmen met wat de hulpverlener voorstelt, dan kan dat. Om dit proces van samen bepreken beter te laten verlopen worden er diverse instrumenten ingezet. Er worden beslishulpen en keuze instrumenten ontwikkeld, de WGBO zal gewijzigd worden en er komen bewustwordingscampagnes6. Het uiteindelijke doel is om het vertrouwen in en de relatie met de hulpverlener te verbeteren, te komen tot een betere behandeltrouw en betrokkenheid bij behandeling en de patiënten tevredenheid te vergroten. Wat gaat er verder nog veranderen? Aantekening in medisch dossier van besluit tot ingrijpende verrichting In de praktijk blijkt dat hulpverleners te makkelijk toestemming veronderstellen uit de omstandigheden, met name voor ingrijpende verrichtingen. Het wetsvoorstel houdt dus in dat er een verplichting komt om een aantekening in het medisch dossier te maken van de toestemming van de patiënt voor een ingrijpende verrichting (dit sluit ook aan bij het “samen beslissen”)7 Aantekening in medisch dossier van wilsonbekwaamheid Volgens de memorie van toelichting is er “... sprake van een inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt wanneer een arts een handeling van geneeskundige aard uitvoert zonder toestemming van de patiënt. Wanneer de patiënt wilsonbekwaam is, kan een in de WGBO bepaalde persoon (artikel 7:465 BW), zoals de mentor of de partner van een patiënt, als vertegenwoordiger in plaats van de patiënt toestemming geven voor het uitvoeren van een dergelijke handeling. Aangezien het hier om een grote inbreuk op het 6 Zoals de campagne ‘3 goede vragen’ van de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (hierna: ‘NPCF’) met de Orde van Medisch Specialisten (hierna: ‘OMS’) die er met name op is gericht om de patiënt te ondersteunen bij het gesprek met zijn hulpverlener. Een ander voorbeeld is de campagne ‘Verstandig Kiezen’. Hierin werken de OMS, de wetenschappelijke verenigingen en ZonMw samen om patiënten te ondersteunen bij gezamenlijke beslissingen over gepast gebruik van zorg. 7 Het kabinet meent dat wanneer sprake is van een verrichting van ingrijpende aard, de toestemming, tenzij sprake is van een bijzondere situatie (zoals spoed), niet verondersteld mag worden. Dergelijke verrichtingen betekenen immers een grotere inbreuk op de lichamelijke integriteit van de patiënt en brengen grotere risico’s met zich mee dan verrichtingen van niet ingrijpende aard. 33 op één lijn 58
Pagina 34
op één lijn 58 2e uitgave 2017 voornoemde recht van de patiënt gaat, is het van belang dat dit oordeel van de hulpverlener toetsbaar is en wordt vastgelegd in het medisch dossier..” Er komt dus een verplichting om een aantekening te maken in het medisch dossier dat een patiënt niet in staat is tot een redelijke afweging van zijn belangen ter zake. Tevens wordt genoteerd wie dan voor de patiënt optreedt als vertegenwoordiger. De wilsonbekwaamheid wordt vastgesteld ten aanzien van een bepaalde handeling. Dit betekent dus dat in beginsel per handeling moet worden beoordeeld of de patiënt ten aanzien van die handeling bekwaam is om toestemming te geven. Verlenging bewaartermijn van medisch dossier Het voorstel is om de bewaartermijn te verlengen van 15 naar 20 jaar. Tevens wordt voorgesteld dat de patiënt, na afloop van de bewaartermijn, aan de hulpverlener kan verzoeken om zijn dossier langer te bewaren8. Nu al bestaat de mogelijkheid voor een hulpverlener om een dossier langer te bewaren als daar belangrijke redenen voor zijn (zie noot 8). Inzagerecht voor nabestaanden Omdat het beroepsgeheim blijft gelden na de dood, was het voor nabestaanden soms moeilijk om inzage te krijgen na iemands overlijden, behalve in het geval van: • Een wettelijke plicht • Veronderstelde toestemming (reconstructie van de wil van de overledene) en een gerechtvaardigd belang (uit jurisprudentie) • Een zwaarwegend belang (uit jurisprudentie)9 • Een conflict van plichten situatie In de aan te passen WGBO wordt het voor nabestaanden, de voormalig wettelijk vertegenwoordiger en ouders van overleden kinderen tot en met 17 jaar in bepaalde gevallen makkelijker om inzage te krijgen na de dood. Voorgesteld wordt om nabestaanden inzagerecht te geven in een medisch dossier van een overleden patiënt wanneer: 1. De overleden patiënt bij leven schriftelijk of elektronisch toestemming heeft gegeven voor inzage na overlijden. 2. De nabestaande op grond van de Wkkgz een mededeling van een zorgaanbieder heeft ontvangen van een calamiteit of van geweld in de zorgrelatie. 8 Hiervoor geeft de Gezondheidsraad drie redenen: de goede zorgverlening aan de patiënt, een mogelijke zorgbehoefte van verwanten en het langer kunnen gebruiken van de gegevens voor medisch wetenschappelijk onderzoek. 9 Ad : zwaarwegend belang. De derde grond voor inzage is een ‘zwaarwegend belang’. In aansluiting op de jurisprudentie wordt voorgesteld te spreken van een zwaarwegend belang als aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan: 1. het belang van geheimhouding van informatie uit het medisch dossier moet worden gewogen tegen het zwaarwegende belang van de persoon die zich hierop beroept. Inzage wordt alleen gegeven wanneer aan de hand van voldoende concrete aanwijzingen wordt aangetoond dat het zwaarwegende belang geschaad zou kunnen worden; 2. inzage moet noodzakelijk zijn voor de behartiging van dit zwaarwegende belang. 34 3. De nabestaande een zwaarwegend belang heeft bij inzage, er voldoende concrete aanwijzingen zijn dat dit belang wordt geschaad en inzage noodzakelijk is voor de behartiging van dit zwaarwegende belang. Dit was al zo op basis van jurisprudentie, maar staat nu ook in de wet. Inzagerecht voormalig vertegenwoordiger Er was reeds jurisprudentie die het mogelijk maakte om als voormalig vertegenwoordiger inzage te krijgen in het medisch dossier na overlijden. In lijn met deze uitspraak wordt voorgesteld om voormalig vertegenwoordigers, net als nabestaanden, inzage te geven in het medisch dossier na overlijden als: • er een melding van een calamiteit of geweld in de zorgrelatie is ontvangen op grond van de Wkkgz. • dit nodig is om aan te tonen dat hij de zorg van een goed vertegenwoordiger heeft betracht en er tegen hem, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger, een rechterlijke procedure aanhangig is gemaakt10. Inzagerecht ouders en voogd van een overleden kind tot en met zeventien jaar Inzagerecht is al mogelijk voor kinderen onder de 12 jaar, en zonder bezwaar van het kind of op basis van goed hulpverlenerschap tot de leeftijd van 16 jaar. Kinderen van zestien en zeventien jaar oefenen hun rechten op grond van de WGBO zelfstandig uit. Ouders of voogden hebben bij leven van deze kinderen – zonder toestemming van het kind – geen recht op inzage in het dossier, tenzij het kind wilsonbekwaam is. Deze ouders of voogden van kinderen die zestien of zeventien jaar waren, kunnen op grond van het onderhavige wetsvoorstel na overlijden inzage krijgen onder dezelfde voorwaarden als een andere nabestaande, of, indien het kind wilsonbekwaam is, als een andere voormalig vertegenwoordiger11. Conclusie De geplande aanpassingen van de WGBO gaan invloed hebben op de patiëntcontacten en zullen leiden tot ‘shared decision making 2.0’ waarin een wettelijke plicht ontstaat om informatie te verstrekken en te bespreken passend bij het bevattingsvermogen van de patiënt en deze informatie te verstrekken op gewenste wijze. Er dient nog meer dan anders aangetekend te worden in het dossier wanneer er sprake is van wilsonbekwaamheid. Als er sprake is van handelingen van ingrijpende aard, dan dient daar toestemming voor te zijn. Dossiers moeten langer bewaard worden en het inzagerecht na de dood wordt verruimd. 10 Opgemerkt wordt nog dat een deel van deze vertegenwoordigers ook nabestaande is. In een dergelijk geval hebben deze nabestaanden dus ook inzage in het dossier als zij als vertegenwoordiger optreden en aansprakelijk worden gesteld. 11 Voor zowel de nabestaande of voormalig vertegenwoordiger, die inzage krijgt op een van bovenstaande gronden, geldt dat alleen inzage kan worden verkregen: • voor zover dit nodig is om aan het doel van inzage tegemoet te komen; • als de persoonlijke levenssfeer van een derde niet wordt geschaad. 2e uitgave 2017 Ademloos À bout de souffle DOOR T.E. GRIJS Een paar weken geleden woonden we de H. Mis bij in de parochiekerk van het geboortedorp van mijn vrouw. De mis werd opgedragen als jaardienst voor haar ouders. De pastoor gebruikte adem als thema voor zijn preek. Bij de eerste zin van de priester kwam een patiënte van twintig jaar geleden in mijn gedachten. Liza Henrotte, 41 jaar oud, zat ineengedoken voor me op het spreekuur. Haar komst was al bij een ontmoeting in de supermarkt door haar moeder aangekondigd. “Het gaat slecht met onze dochter, dokter, ze eet niet, ze slaapt niet, ze is flink afgevallen, ze verwaarloost het huishouden en haar kinderen.” Ze gaf nog zorgen aan, die ik niet kon onthouden, ik moest per slot van zake ook de boodschappen onthouden. “U moet haar maar goed nakijken. We maken ons zorgen.” Ook mijn vrouw had al een duit in het zakje gedaan. “Ik zag Liza Henrotte” bij de bloemist. Wat ziet ze er slecht uit en wat heeft ze een trieste blik in haar ogen. Ik denk dat het goed mis is.” Gewaarschuwd door beide dames bood ik Liza een luisterend oor, maar er viel niet veel te luisteren, Liza zei geen woord. Ik nodigde haar opnieuw uit om te vertellen over de reden van komst. “Ik ben zo benauwd dokter”, begon ze aarzelend, “ik krijg geen adem. Moet ik de pompjes gaan gebruiken, die mijn dochter heeft?” Liza had het niet makkelijk. Haar man was een jaar geleden bij haar weggegaan. Ze zorgde alleen voor haar dochter van 15 en zoon van 17 jaar en dat bij een fulltime baan als onderwijzeres op de basisschool in het dorp. Ze kreeg wel hulp van moeder, maar ze wilde haar niet belasten. “En de kinderen, ze hebben een moeilijke leeftijd, ach u weet wel hoe dat gaat met kinderen in de puberteit, dokter.” Tja, daar had ik wel een beeld van, onze kinderen hadden bij haar kinderen in de klas gezeten. Op school ging het niet best. Ze had voortdurend het gevoel buiten adem te zijn, op het eind van de schooldag was ze doodmoe. Toch kwam ze ’s avonds slecht in slaap en was vroeg wakker, ook dat weet ze aan haar kortademigheid. Ze wilde nog leuke dingen ondernemen in de vrije tijd, zeker ook met de kinderen, maar ze had er de kracht en de fut niet voor. Ze maakte zich zorgen hoe het verder moest, hoe moest het met de kinderen gaan als zij niet voor hun kon zorgen. De anamnese van de tractus respiratorius leverde geen aanknopingspunten op, het lichamelijk onderzoek ook niet behalve dat ze mager was. Ik besloot haar naar de longarts te verwijzen. Zes weken later had ik de uitslag, er waren geen aanknopingspunten voor longlijden. Liza kwam terug op spreekuur. De klachten waren niet afgenomen. Ze gaf aan zich somber te voelen, ze piekerde, ze gaf zich de schuld dat de kinderen het niet goed bij haar hadden, ze had geen zin om dingen te doen, ze sliep niet, ze had geen eetlust, ze had last van obstipatie, kortom ze vertoonde tekenen van een vitale depressie. Ze ging akkoord met een behandeling met antidepressiva om te genezen, zodat ze voor haar kinderen kon zorgen. Ik verwees haar ook naar de psycholoog, die sinds een jaar spreekuur hield in ons centrum. Langzaam krabbelde Liza uit het diepe dal. Na een half jaar vertelde ze me, dat ze een relatie had gekregen met een weduwnaar. Het ging goed in deze relatie en ze was blij dat de man goed met de kinderen overweg kon. Ze heeft de medicatie afgebouwd en de begeleiding stopte. Ik heb haar zeker drie jaar niet gezien sindsdien. Op een morgen zat ze weer voor me. Eenzelfde beeld als drie jaar geleden, een magere, sombere vrouw. “Ik heb geen adem, dokter.” Ze vertelde me een triest verhaal. Haar zoon was gestopt met zijn studie in Amsterdam en was onder behandeling voor drugsverslaving. Ze had geen contact met de dochter die in Utrecht studeerde. Haar partner had haar twee maanden geleden verlaten. “Als je in het leven moet kiezen tussen een triest bestaan en geen bestaan, wat zou u kiezen dokter?” Ik schrok me rot, dit motto kende ik, want ik herinnerde me maar al te goed het lege bestaan, het bedrog van de naaste en het trieste einde van de kruimeldief Michel in de film van Godard. Ik heb de crisisdienst gebeld en Liza is dezelfde dag opgenomen in de psychiatrische kliniek. Drie weken later kregen we het bericht dat ze tijdens proefverlof van de twaalfde verdieping van een flat was gesprongen. De preek van de pastoor ging over adem. “De levensprocessen in ons lijf hebben zuurstof nodig. Zonder adem geen leven. De Bijbel spreekt over levende wezens als alles wat adem heeft. Maar ook onze ziel heeft adem nodig. Ook de ziel kan naar adem snakken. We houden de adem in als het te spannend wordt. Volhouden is een zaak van lange adem hebben of het krijgen van een tweede adem. We hebben daarna tijd nodig om op adem te komen. We kunnen het allemaal zelf of we hebben de adem Gods nodig.” Gaat het verhaal van de pastoor ook niet op voor onze psyche? Liza gaf het al in het eerste consult haarfijn aan, alleen zocht ik het in het begin in de verkeerde tractus. Nog houdt de vraag me bezig of we er alles aan gedaan hebben om haar adem te verschaffen? 35 op één lijn 58

Op één lijn 57


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2280 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Eefje de Bont en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Design Studio, Maastricht, CBS 12160 Fotografie • Pagina 3 gemaakt door Loraine Bodewes • Pagina 4, 13 (Luc Maartens), 23 en 36 gemaakt door Johannes Timmermans • Pagina 5 en 8 gemaakt door Appie Derks • Pagina 10 gemaakt door Sietske Goettsch • Pagina 13 (Suzanne Teunisse) gemaakt door www.ericvanhorrik.nl • Pagina 14 en 15 gemaakt door Joey Roberts Deadline volgend nummer 23 juni 2017 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter: Onderzoek dat ertoe doet – Jean Muris Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten Nieuwe ronde, nieuwe kansen – Yvonne van Leeuwen De Hart- en Vaatziekten QUIZ De nieuwe cursuscoördinator – Robert Willemsen Uitgelijnd – Babette Doorn ‘Denkend aan Henk’ – redactie Jo Baggen prijs 2016 – Martin Brassé Clinicus van het jaar: Giel van Schoubroeck – Redactie Stellen zich voor Ineke Hussaarts, HAB jaar 3 Ruud Verhees, AIOTHO Suzanne Teunisse, HAB jaar 2 Luc Maartens, HAB jaar 3 Claudia Bartholomeus en Elles van Poortvliet, onderwijsplanners Korte lijntjes: boek verschenen – Redactie Afstudeersessies december 2016 Onderzoek Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals Onderzoek doen kan je leren – Anouk Baghus Health in slums – Onno van Schayck WESP-en Kinderen met koorts – Rachèl Verhoeven en Jolijn Bohnen Gezonde Basisscholen en pesten – Eline Vere Urlings D-dimeer test – Eline Meijs ECG’s in het kader van CVRM – Niek van den Nieuwenhof Huisartsopleiding Hoofdzaken – Bas Maiburg Equilibre – Marieke Kools en Paul Schrijver In de leer: “Wie het oude niet eert, is het jonge niet weerd” – Koen van Helmond Ontwrichte toestanden – Eleana Zhang Wat niet weet, wat niet deert – TE Grijs Korte Lijntjes: Inauguratie Jako Burgers – Redactie Onbezorgd smullen van vlees, vis, groenten en fruit: kan dat nog? – Hendrik Jan Vunderink Weten is eten: Bodybuilding voor Senioren – Hendrik Jan Vunderink “Practice what you preach” – Rhea Heeringa Ervaringen van een HAB in een vluchtelingenkamp – Hendrik Jan Vunderink Ex-aios: hoe vergaat het ze? – Gideon den Ouden Gezondheidsrechtelijke kwesties – Arie de Jong en Jerôme van Dongen 3 4 5 6 8 9 10 11 11 12 12 13 13 14 14 15 16 18 19 20 20 21 21 22 24 Brengt de huisartsopleidingen van Nijmegen en Maastricht samen – LOVAH Eindhoven 25 Opleiders: het zijn net mensen – Laury de Jonge 26 27 28 29 30 31 32 33 33 35 36 2 Van de redactie Practice what you teach Op de redactievergadering voor dit nummer kregen de redactieleden een bord snert voorgeschoteld door Hendrik Jan Vunderink. Zomaar, omdat dinsdag 24 januari een koude dag was. We aten er roggebrood met spek bij. De soep had trouwens niets te maken met zijn nieuwe rubriek ‘Weten is eten’. Met mond en buik gevuld, verliep de vergadering vlotjes. Henk Goettsch: dit heb jij gemist. Niet getreurd: we hebben een speciaal afscheidsartikel voor je geschreven in dit nummer. We kwamen op diezelfde vergadering terug op de Masterclass Voeding van 16 december 2016 die wij hebben bijgewoond als ‘schrijvende pers’. Als kook- en eetliefhebbers herinnerden wij ons vooral de demonstraties van chefkoks op die dag. Al deze opnames kunt u trouwens terugkijken op het YouTube kanaal van de mediadienst Science Vision van Maastricht University. Nu ben ik geen dokter, maar mijn andere aanwezige collega’s zijn dat wel. Eén van hen, Rhea Heeringa, nam de moeite om haar grief over de sprekers met overgewicht op te schrijven onder de noemer ‘practice what you preach’. Hierop zei een andere huisarts: “ik houd spreekuur, geen preekuur”. Welk soort dokter bent u? Bent u van voorbeeldig gedrag? Zijn dokters ook niet nèt mensen? Deze discussie leverde mij wel de titel van dit redactioneel op: ”Practice what you teach”. Ik kwam erop toen ik recent de griep opliep. Zo’n ouderwetse griep met alles erop en eraan. Op de universiteit leren we studenten en aios het belang van zelfzorg. En wat doen we zelf? Inderdaad, ik lag ook met ipad op bed. Of wat te denken van ons CATCH project: stoppen met roken (tegen beloning!) voor bedrijven. Het project komt veel in de lokale en landelijke media. En welk bedrijf doet er niet mee denkt u? Inderdaad! Ondanks dit geneuzel kwam toch deze Op één Lijn net op tijd tot stand. Geen dun lentenummer zoals verwacht tijdens de snertvergadering. Veel nieuwe collega’s stellen zich voor. We hebben WESP-en en wetenschap. En de eerste column van de nieuwe voorzitter: ‘Onderzoek waar je beter van wordt’. Toeval? En Laury de Jonge constateerde ook al dat huisartsen(opleiders) nèt mensen zijn. We hebben de vaste rubrieken van aios in de leer, van Eleana Zhang en Koen van Helmond. Dank Koen dat je een selfie hebt gemaakt toen je door had, dat ik geen puf had om een nieuwe foto te maken. Je wordt vast een goede, begripvolle dokter! En we mogen weer genieten van de wijsheid van de senioren: bodybuilding voor senioren, de ‘Weten is eten’ rubriek van Hendrik Jan Vunderink. Preken voor eigen parochie noem ik dat. En meneer T.E. Grijs diept weer herinneringen op uit zijn grijze cellen. In de ‘middencategorie’ huisarts hebben we voor u twee jonge vaders. Ten eerste oud aios Gideon den Ouden die vertelt hoe het hem vergaat sinds zijn afstuderen als huisarts. Geheel anders zijn de belevenissen van Martijn Verhoeckx: hij ging kort voor Kerst 2016 twee weken helpen in een vluchtelingenkamp op Lesbos, via de Stichting Bootvluchteling. Deze kerstgedachte sluit aan bij de activiteiten van Onno van Schayck in India. Met het geld van een kerstcheque van onze vakgroep ging hij pionieren in de sloppenwijken van India. Wat is nou een kachelpijp op een gloeiende oven hoor ik u denken? Meer dan we soms denken. Armoedige omstandigheden zoals op Lesbos en in India nopen tot creativiteit en probleemoplossend gedrag. Dat leren wij er weer van. Practice what you teach, learn from practice. Speciale aandacht voor de nieuwe ronde van de Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten. U kunt het niet missen. We proberen u lekker te maken met een quiz, u te verleiden voor deze bijzondere nascholing waarin u zich kunt verdiepen en bekwamen. Tot slot de vaste rubriek ‘Gezondheidsrechtelijke Kwesties’. Een mooi resultaat van interne samenwerking tussen Huisartsbegeleider mr. Arie de Jong en promovendus Jerôme van Dongen. Wat mag er wel en wat mag er niet binnen de kaders van het interprofessioneel overleg? In het kader van de zelfzorg maak ik in april een verre reis, naar Nieuw Zeeland. Offline, maar met mijn eigen papieren Kiwipedia dagboek. Ik hoop u uitgerust terug te zien in de zomer! Babette Doorn 3 op één lijn 57
Pagina 4
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Van de voorzitter Onderzoek waar je beter van wordt DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM De financiële crisis van 2008 had in het hele land en zeker ook in Limburg en Zuidoost Brabant een flinke impact op de lokale economie en de gezondheid van de burgers. De Provincie Limburg investeert de laatste jaren veel in het bevorderen van de werkgelegenheid. Zij stimuleerde de samenwerking van partijen en investeerde ook in nieuwe verbindende ideeën. Er werd ingezet op gemeenteoverstijgende voorzieningen in de vorm van campussen. De Sociale Agenda Limburg bepaalt de richting voor een vitaler Limburg om in 2025 de eerste achterstanden in gezondheid en participatie van Limburgers ten opzichte van de rest van Nederland ingelopen te hebben. Hoewel Limburgers, als het gaat om gezondheid en participatie, er gemiddeld genomen op vooruit gaan, is er nog een structurele achterstand ten opzichte van het Nederlands gemiddelde. Daarnaast blijken Limburgers met een lage sociaaleconomische status gemiddeld 6 tot 6,5 jaar eerder te overlijden dan Limburgers met een hogere sociaaleconomische status. De ambitie is om hier een trendbreuk te realiseren. Samenwerking van kennisinstellingen, zorgverleners, burgers, overheid en bedrijfsleven is voor preventie en duurzame gezondheid essentieel. Te denken valt o.a. aan de Academische Werkplaatsen ( Publieke Gezondheid, Ouderenzorg, Duurzame Zorg) maar ook aan de onderzoekschools van onze Faculteit (FHML), Mosae Vita, de Maastricht Studie en de huisartsen en hun zorggroepen. De vakgroep Huisartsgeneeskunde onderhoudt banden met alle hierboven genoemde partijen en ondersteunt de ontwikkelingen ten behoeve van een betere ouderenzorg, anderhalvelijns zorg en interprofessioneel opleiden en leren. Wij willen dit niet vanuit een ivoren toren doen, maar via samenwerking. Voor dat laatste is deze regio bijzonder geschikt: de geografie (één universiteit, 3 ROC’s en 1 Hogeschool dichtbij elkaar), de proeftuinen (Anders Beter, MijnZorg, Blauwe Zorg), het project “De Gezonde Basisschool van de toekomst” en de broedplaats Heerlen vormen een dankbare en vruchtbare bodem voor doorontwikkeling en het bereiken van de hierboven genoemde ambities voor 2025. Nu ook de Gezondheidsraad dit jaar het rapport “Onderzoek waar je beter van wordt” heeft uitgebracht, komt een aantal lijnen nog sterker bij elkaar in Zuid-Limburg. Het volgende toekomstscenario wordt in dit rapport geschetst: het Universitair Medisch Centrum ontwikkelt zich tot de motor van onderzoek en innovatie van zorg en preventie in de volle breedte, met een sterk regionale functie. Dit impliceert een scherpe wijziging van de huidige koers die moet wordt gevaren door de UMC’s. Deze was voorheen vooral gericht op topklinische zorg en onderzoek. Het rapport pleit er juist voor dat de UMC’s steviger moeten inzetten op onderzoek naar kwaliteit en doelmatigheid van zorg en preventie. UMC’s investeren hiertoe substantieel menskracht en (eerste geldstroom) middelen in hun samenwerking met de aanbieders van intra- en extramurale zorg en preventie in de regio, met patiënten, gemeenten, GGD, hogescholen etc. Ze ontwikkelen zich tot een belangrijke dragende kracht van een regionaal netwerk met verleners van zorg en preventie. Om relevante vraagstellingen en maatschappelijke opgaven de ruimte te geven, bepalen beroepsbeoefenaren, patiënten en beleidsmakers in dit netwerk welk onderzoek prioriteit verdient. Zo kunnen onderzoeksresultaten goed in de praktijk van zorg en preventie worden toegepast. Onderwerpen als ziektelast, zorgkosten en prevalentie worden mede bepalend voor de keuzes van onderzoeksvragen. Wat betekent dit voor de huisartsgeneeskunde en de vakgroep Huisartsgeneeskunde? De Nederlandse huisarts wordt opgeleid tot een hoog kennisniveau, is communicatief sterk en heeft een duidelijke taakopvatting: het bieden van laagdrempelige huisartsenzorg op generalistische, continue en passende wijze. De huidige opleiding voorziet goed in de competentiegebieden: medisch handelen, communicatie, samenwerken en wetenschap en onderwijs. De vakgroep richt zich op al deze gebieden en stimuleert samenwerking tussen opleiding en onderzoek. Op het terrein van het onderwijs liggen de uitdagingen bij het interprofessioneel onderwijs; op het terrein van onderzoek liggen talloze onderwerpen en noden in de provincie Limburg. Samen optrekken met de huisartsen, de kaderopleidingen, de zorggroepen en stafleden van de vakgroep is ons doel. We doen al veel onderzoek op de genoemde terreinen, maar voor de verdere ontwikkeling van de wetenschapsagenda hebben we jullie aller inbreng hard nodig. Laat ons weten hoe we kunnen ondersteunen en verbinden. 4 1 e uitgave 2017 De kaderopleiding hart- en vaatziekten Nieuwe ronde, nieuwe kansen DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, UNIVERSITAIR HOOFD DOCENT Eind 2006 begon ik, op verzoek van Job Metsemakers, aan het ontwerp van deze kaderopleiding: een groot blanco blad. Goed om een writer’s block van te krijgen. Maar in september 2007 lag er toch een tweejarig curriculum dat deelnemers zou gaan vormen tot hartvaat-expert, goed uitgerust voor onderwijs, overleg met specialisten, Standaarden-Commissies etc. Wie zou dat willen? Dat werd meteen duidelijk: ambitieuze mensen, niet bang voor (nog) wat meer werk en met een grote liefde voor het hart. Vlak voor de start was een ‘cadeautje’ uit de hemel gevallen: een huisarts in opleiding die daarvoor een paar jaar de opleiding tot cardioloog had gedaan: Karen Konings. Ze wilde wel meedoen! Ze werd mede-coördinator en deelnemer tegelijk. Ze is nog steeds kroondocent. Vanaf het begin zinderde het. Met gretigheid werd geleerd. Het was een hele toer om docenten uit te leggen wat voor soort toehoorders ze zouden krijgen. Achteraf waren ze steeds verbaasd over dit bijzondere ‘publiek’, dat hen overlaadde met vragen. Maar juist door dit vraag en antwoord-spel ontstond de ‘body of knowledge’ van de kaderopleiding. Terugkijkend ben ik heel tevreden over wat we hebben neergezet. Je ziet mensen in twee jaar groeien in expertise, onderwijs-vaardigheden en zelfverzekerdheid. Je ziet vooral de kritische blik scherper worden ten aanzien van alles wat gezegd en geschreven wordt. Wat nog beter kan? Een aantal zaken. Bijvoorbeeld, men zou nog meer kunnen uitstijgen boven wat Karen altijd noemt: cijferfetisjisme. Relativeren van risicotabellen en afkappunten. En meer accent op maatwerk bij preventie: levensstijl en familie – en gemeenschapscultuur. De verhalen over burgerinitiatieven in zijn dorp door de wethouder van Laarbeek, is – wat mij betreft – een hoogtepunt! In totaal zijn nu 4 groepen van gemiddeld 18 mensen opgeleid. Ook uit Den Helder, Appingedam en – echt waar! – uit Willemstad, Curaçao. Rond 60% is actief buiten de eigen praktijk. Nog altijd komen de ‘klaren’ twee maal per jaar in Roermond bij elkaar voor eigen scholing. In de tweede groep, K2, zat Robert Willemsen. Hij was nog huisarts in opleiding, maar had ook al een paar jaar als longarts in opleiding achter de rug. Hij ging als een speer, en nu, na een proefschrift over acute hartklachten, zal hij mijn taak overnemen. Daar ben ik heel gelukkig mee. Zijn expertise en flair zullen velen inspireren. Met Karen zal hij een mooi duo vormen. Anneke Germeraad verlaat met mij het podium. Karin Aretz neemt haar plaats in. We wensen hen vooral genieten toe van deze gretig lerende, boeiende mensen. V.l.n.r.: Karin Aretz, Anneke Germeraad, Yvonne van Leeuwen en Robert Willemsen 5 de kaderopleiding hart- en vaatziekten | op één lijn 57
Pagina 6
1 Al eeuwen worden er gevallen gemeld van een gebroken hart met fatale gevolgen. Eén aandoening past het best bij een dergelijk verhaal van ‘sterven van verdriet’. Deze aandoening is: A Takotsubo cardiomyopathie B Ventriculaire aritmie door Torsade de pointes C Het Brugada syndroom 2 Een artsenbezoeker wil u ervan overtuigen dat statines gecombineerd met cholesterolopnameremmers beter zijn dan statines alleen, bij patiënten met een doorgemaakt acuut coronair syndroom. Met welk getal biedt u het best weerstand tegen de mooie folder en dito grafieken die u voorgeschoteld krijgt? 3 Voor patiënten met lege artis gediagnosticeerd hartfalen, die als zodanig in het dossier van de huisarts vermeld staan, is de 5-jaars overleving: A 80% B 65% C 50% 4 Naast ST-elevaties op het ECG, bestaat er een ander kenmerkend, bijna pathognomonisch ECG-verschijnsel bij pericarditis. Dat verschijnsel is: A Spitse T-toppen B PTa-segment depressie C Osborn golven A Odds ratio B Relatieve risico reductie C ‘Number needed to treat’ Goede score bij de quiz? Verdiep je in het hart! In de quiz heeft u kunnen bewijzen hoe goed uw kennis is van hart- en vaatziekten. Nu bent u klaar voor de bijbehorende kaderopleiding! Ook al ging de quiz vlekkeloos, er is nog veel meer te leren. De kaderopleiding is bedoeld voor huisartsen die hun deskundigheid op het gebied van Hart- en vaatziekten (HVZ) willen vergroten. De kaderopleiding leidt deelnemende huisartsen op tot experts die worden opgenomen in het register van het College voor Huisartsen met Bijzondere Bekwaamheden (CHBB). Kijk voor ervaringen van collega’s die eerder de opleiding hebben gevolgd en meer informatie over aanmelden op de website http://goo.gl/kX180t of scan de QR Code met uw telefoon. 6 de kaderopleiding hart- en vaatziekten | op één lijn 57 Antwoordsleutel 1: A - 2: C - 3: C - 4: B - 5: A - 6: C - 7: B - 8: A - 9: C - 10: B De Hart- en Vaatziekten QUIZ 5 Bij het vermoeden op spierpijn ten gevolge van simvastatine, is verandering naar een ander statine mogelijk. Welke van de onderstaande drie opties verdient in dit geval de voorkeur boven de andere twee opties? A Fluvastatine B Atorvastatine C Lovastatine 6 Wanneer u de uitslag van een 24-uurs bloeddrukmeting wilt gebruiken om het hart- en vaatrisico af te lezen in de SCORE risicotabel, dan gebruikt u als systolische bloeddruk in de tabel bij voorkeur: A Het 24-uurs gemiddelde van de systolische bloeddruk B Het 24-uurs gemiddelde van de systolische bloeddruk + 5 mmHg C Het 24-uurs gemiddelde van de systolische bloeddruk + 10 mmHg 7 U diagnosticeert atriumfibrilleren bij een 88 jarige patiënte met een zeker valrisico. U wilt haar beschermen tegen het optreden van een CVA. De voorkeur gaat uit naar: A Clopidogrel B Orale antistolling (vitamine K antagonist of NOAC) C Aspirine 8 Een jonge patiënte (26 jaar) heeft een regelmatige smalcomplextachycardie met retrograde P-toppen op het ECG. Dit alles past het best bij: 9 Onstabiele ischemische cardiale problemen onderscheiden zich van stabiele ischemische problemen. Het belangrijkste verschil wordt veroorzaakt door: A Atherosclerotisch debris in de kransslagader B Spasme in de kransslagader C Stollingsactivatie in de kransslagader 10 Een bètablokker verlaagt de bloeddruk vooral door: A Vertraging van de hartslag en dus verlaging van het hartminuutvolume B Remming van het renineangiotensine-aldosteron systeem C Zowel A als B is juist 7 A AV-nodale re-entry tachycardie B Atriumflutter C Atriale tachycardie de kaderopleiding hart- en vaatziekten | op één lijn 57
Pagina 8
1 e uitgave 2017 Stelt zich voor De nieuwe cursuscoördinator DOOR ROBERT WILLEMSEN, HUISARTSONDERZOEKER In 2008 vond ik na ‘wat omzwervingen’ in de tweedelijn mijn plek in de huisartsgeneeskunde. Dankzij Gerrie Waagenaar en Yvonne van Leeuwen vond ik bijna parallel daaraan ook mijn weg naar de NHG Kaderopleiding Harten Vaatziekten. Die weg voerde naar Roermond, waar het allemaal gebeurt als het gaat om hart- en vaatziekten in de eerstelijn. Aldaar bleek de slogan van de gemeente (‘Roermond that’s all you need’) voor mij te kloppen. Gedurende twee jaar werkten we met 20 enthousiaste collega’s onder de bezielende leiding van Yvonne en Karen Konings aan het predicaat ‘kaderhuisarts hart- en vaatziekten’. De kaderopleiding bleek vakinhoudelijk het beste te zijn. Toponderwijs, diepgraven in onderzoek en kritisch kijken naar patiëntenzorg en richtlijnen - samen met ruimdenkende en bevlogen collega’s uit het hele land - vormden de ingrediënten daarvoor. En nu zijn we 9 jaar verder en gaat Yvonne met pensioen. Voor mij nog steeds een grotere contradictio in terminis dan een rond vierkant, maar het gaat er echt van komen. Eind 2017 start de vijfde kaderopleiding hart- en vaatziekten, voor het eerst zonder de ‘kader-moeder’ als coördinator. Ik ga dit van haar overnemen. Gelukkig blijft kroondocent Karen Konings wel. De ondersteuning krijgt dankzij de toevoeging van Karen Aretz (zij ondersteunt ook de Kaderopleiding Wetenschappelijk Onderzoek) aan het team nog een extra injectie. Het gaat voor mij een enorme uitdaging worden om de kwaliteit én sfeer die Yvonne heeft neergezet te waarborgen. De aanhoudend goede evaluaties van de opleiding maken dat consolideren mijn voornaamste doel zal zijn. Het hoge onderwijsniveau dat Yvonne met Karen heeft neergezet is onder meer te danken aan het selecteren van docenten en het durven breken met docenten die niet voldeden aan de wensen. Ik heb daarvan geleerd en zal de kwaliteit ‘Leeuwensiaans’ hoog proberen te houden. Ik hoop daarbij gebruik te kunnen maken van mijn eigen netwerk als huisartsonderzoeker en kaderhuisarts harten vaatziekten. En datzelfde netwerk gaat me hopelijk helpen om de onderwijsmodule statistiek en epidemiologie binnen de kaderopleiding verder te ontwikkelen. Verder is de kaderopleiding altijd een plaats geweest voor overzicht, ‘boven-de-stof-staan’ en debat. Zonder die elementen zou de kaderopleiding aan kwaliteit inboeten. Ook daar zal ik dus aan de bak moeten. Alleen dan zullen ook toekomstige kaderhuisartsen op weg van hun opleidingsdagen naar huis bevestigend knikken, wanneer ze voorbij zo’n Roermondse reclameposter wandelen. 8 de kaderopleiding hart- en vaatziekten | op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Uitgelijnd Redactionele missers en respons DOOR BABETTE DOORN, HOOFDREDACTEUR Nu Henk is vertrokken uit de redactie, ben ik het laatste (maar niet het oudste) redactielid dat erbij was vanaf het begin in 1999. We maken het blad nog steeds met veel plezier en zijn altijd trots op onze uitgaves. Missers Er zijn ook wel missers, die vallen mij vaak meteen als eerste op, wanneer ik het papieren blad in handen heb. En geloof me, ik vind dat nog steeds niet leuk. Bij de artikelen maken we bijvoorbeeld 2 keer een kop: de chapeau en de titel. Dat is het format. Als een van beide ontbreekt, dan verzin ik de andere erbij. Soms gaat dat mis, zoals in het laatste nummer. Op pagina 37 schreef ik boven het mooie artikel van Abdelkader Bennaghmouch, huisarts in Roermond: ‘Dondersberg’. Met een s ertussen. Mijn fout liet ik weten aan de collega’s die geboren of werkzaam zijn in Roermond. En bij het schrappen in de eindredactie viel bij ‘Mijn Diabetes Profiel’ (pagina 14) het cruciale stukje ‘via de POH’ weg. Dit betrof de werving. De onderzoeker liet recent weten, dat de werving overigens goed verloopt. De afbeelding met de 3 cirkels bij Evidence Based Medicine (op pagina 28) hadden we heel bewust geschrapt vanwege de ruimte. Volgens auteur Niels Beurskens was dit beeld essentieel en ik beloofde hem via deze rubriek een herkansing aan. Bij deze: Respons We krijgen ook geregeld reacties van lezers, van jullie. Complimentjes vervelen nooit, maar nog leuker vinden we het, dat wanneer we een oproep doen aan de lezer, dat er dan echt serieuze reacties komen. Zoals op de oproep wie ons campagneteam wil versterken bij PR- en voorlichtingsbijeenkomsten. Dank! Oud WESP-en reageren ook geregeld. Dat is handig, want een groot deel wil huisarts worden en via deze lijntjes blijven we in contact. Zo stuurde een WESP een foto van haarzelf, terwijl ze ons blad las. Ze had net gesolliciteerd en was in afwachting van de plaatsing. Inmiddels is ze gestart als kersverse aios. En ik kreeg een foto uit Turkije van aios, inmiddels huisarts Candan Kendir (artikel pagina 8) waarin ze eindelijk de envelop met de papieren exemplaren had ontvangen. Bestellen van post is niet alleen daar een probleem. Ook bij een van onze aios die in Rotterdam woont en mailde, dat de bezorgers te lui zijn om een trap op te lopen en dan haar post terugsturen met de vermelding ‘geen brievenbus’. We besloten om het blad op te sturen naar de praktijk waar ze in opleiding is. Helaas kregen we (nog?) geen respons van de chef-kok van Beluga Hans van Wolde. Hij was spreker op de Masterclass op 16 december waarover in dit blad 2 artikelen staan. Hij begon over de beveroverlast en of er geen recept voor was. Aangezien Hendrik Jan Vunderink en ik in de zaal zaten en het laatste nummer met een beverstaartrecept (pagina 36) bij ons hadden, zijn we zo vrij geweest om hem persoonlijk een exemplaar te geven. De hoop, dat we van hem ooit wat horen, heb ik helaas laten varen… Beste lezers: blijf vooral reageren. We stellen het erg op prijs. 9 op één lijn 57
Pagina 10
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Onze taal, onze Henk ‘Denkend aan Henk’ DOOR BABETTE DOORN, SJEF SWAANS EN HENDRIK JAN VUNDERINK, TREURENDE REDACTIELEDEN Wie? Henk Goettsch. Begonnen bij de huisartsopleiding Maastricht op 1 maart 1988, werkzaam als gedragswetenschapper. Menig huisarts in opleiding werd door hem gevormd. Vanaf het begin (1999) was hij redactielid van Op één Lijn. Coauteur van ‘De Januskop’ (2002); een werkboek voor mannen voor de ontplooiing van hun gevoelsleven. Zo’n man dus. Henk was altijd betrokken bij de hele vakgroep Huisartsgeneeskunde, hij kende alle collega’s in het gebouw Debyeplein 1. Kwam trouw op de analoge fiets naar zijn werk, in weer en wind. Met zijn leren schooltas. Wie had vroeger niet zo’n leraar op de middelbare school? Maar die had waarschijnlijk niet zo’n onafscheidelijke bruine koffiemok! Henk bleef thuis vanaf 2017. Reden: pensioen. Op dinsdagmiddag 21 februari jl. was zijn afscheidsbijeenkomst. Al maanden van te voren kregen we een email van zijn naaste collega Priska Israel met het verzoek om een filmpje van maximaal één minuut op te nemen met een ‘herinnering aan Henk’. Het geheel werd, gemonteerd als “tearjerker”, aangeboden bij zijn afscheid. Het resultaat is onderdeel van ons Cultureel Erfgoed. Bij zijn afscheid nam Henk na het openingswoord snel de regie over. Wij gingen een vijf-gesprekkenmodel doen met vaste Psychisch Blok-acteur Cees Rullens op een zeepkist in de rol van patiënt. Mensen uit het publiek konden dokter spelen. Soms raakte de problematiek van de patiënt aan die van de dokter. En tussendoor was daar Henk, die samenvatte en de koers bepaalde. Even serieus als altijd, maar met een hoopvolle ondertoon. We blijven op de borrel tot het laatste eind, tot het grote licht wordt aangedaan. Het deed denken aan het einde van de zaterdagse dansavonden om middernacht. Het feest zit erop, het TL licht is onverbiddelijk. We moeten gaan. En Henk ook. Toch nog vlug een laatste afscheidscadeautje in de vorm van een gedicht in zijn favoriete rijmschema. Want taal was, zeg maar, zijn ding: Ollekebolleke voor Henk Gedreven zielknijper, Vaardige peuteraar Gaf ons zijn zaligheid Als rolmodel Sleet beste jaren als Huisartsenknutselaar Zonder te morren Voor ons op Deb1 Denkend aan Henk. We gaan zijn taalgevoeligheid missen. Of overgevoeligheid? Dat laatste in ieder geval aangaande correct taalgebruik. De discussies daarover waren zeer inspirerend. Het mooiste voorbeeld van wat taal kan: Henk vond een krantenkop: “Priester op non actief”… We gaan bij de redactie zijn rode potlood node missen… Denkend aan Henk. Ook bij het maken van dit voorjaarsnummer van Op één Lijn. In de hoop nog wat van Henk te horen, gooien we lijntjes uit via zijn privé-mail. Maar het blijft stil op die lijn. Henk lijkt er klaar mee. Wij nog niet met Henk. We denken nog een tijd aan Henk. Denken we. 10 Jo Baggenprijs 2016 Oogarts Marianne van den Maegdenbergh DOOR MARTIN BRASSÉ, HUISARTS TE VLODROP EN VOORZITTER STOOHN Op 7 december 2016 werd tijdens het oogheelkundig symposium voor huisartsen in Eindhoven voor de derde keer de Jo Baggen-prijs uitgereikt. De prijs werd uitgereikt door Martin Brassé, voorzitter van de “Stichting Onderwijs Oogheelkunde aan Huisartsen” (STOOHN). De prijs is vernoemd naar de grondlegger en initiator van de eerstelijns oogheelkunde: Jo Baggen. Jo was huisarts in Brunssum van 1961-1991 en promoveerde in 1990 op oogheelkunde in de huisartspraktijk en werkte jarenlang als bevlogen docent. Vanaf 1994 nam de STOOHN de organisatie van dit onderwijs over. Bijna 1000 huisartsen en 500 aios uit heel Nederland volgden een of meer van deze cursussen. De STOOHN heeft de prijs ingesteld voor personen die zich – net als Jo – op bijzondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt voor de eerstelijns oogheelkunde. Vorige prijswinnaars zijn Prof. W.P.M.A. (Wiel) Lamers, emeritus hoogleraar oogheelkunde Maastricht en Paul Bergmans, huisarts te Geleen en voormalig voorzitter van de STOOHN. Op het drukbezochte symposium oogheelkunde voor huisartsen op 7 december 2016 werd de prijs deze keer uitgereikt aan Drs. Marianne C.A.J. Van den Maegdenbergh, oogarts Zuyderland Eyescan Oogzorgkliniek SittardGeleen. Tijdens de felicitatie toespraak werd zij geprezen voor haar inzet voor de eerstelijns oogheelkunde. Als huisoogarts is zij verbonden aan de STOOHN. Verder is zij mede inhoudsdeskundige bij de graderscursus die door de STOOHN i.s.m. Meditta tweejaarlijks wordt georganiseerd voor de graders fundusfotografie. Ze heeft meegewerkt aan meerdere boeken over oogheelkunde voor huisartsen: het bekende “rode boekje” oogheelkunde en aan het boek Oogheelkunde in de serie Praktische huisartsgeneeskunde. De prijs bestaat uit een glazen schaal voorstellende een vrije interpretatie van de oogfundus die gemaakt is door de glaskunstenaar Helma Brassé uit Roermond. We feliciteren Marianne nogmaals en hopen dat zij nog lang verbonden mag zijn aan de STOOHN. We hopen dat haar inzet een inspiratie mag zijn voor veel huisartsen om zich te verdiepen in de eerstelijns oogheelkunde. Clinicus van het Jaar: prijs beste huisarts Giel van Schoubroeck Giel van Schoubroeck met zijn vrouw Maandag 23 januari 2017 werden de jaarlijkse prijzen voor beste Clinici van het Jaar 2015-2016 uitgereikt door studentenvereniging MSV Pulse. In de categorie coschap “Huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde” werd huisarts Giel van Schoubroeck uit Tilburg uitgeroepen tot beste huisarts werkplekbegeleider. De praktijk aan het Korvelplein 10, de praktijk met collega huisarts Jeroen Rovers, heeft maar liefst 80 (!) coschappers een inspirerende stage geboden. Redactielid en AIOTHO Eefje de Bont liep destijds haar coschap in deze praktijk en herinnert zich deze plek als levendig, leerzaam en plaats waar coassistenten met veel enthousiasme worden ontvangen. 11 op één lijn 57
Pagina 12
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Ineke Hussaarts Huisartsbegeleider huisartsopleiding Ik ben Ineke Hussaarts. Lang geleden vanuit de Randstad via Wageningen naar Maastricht gekomen omdat de onderwijsvorm mij aansprak. Gedurende mijn opleiding genoot ik erg van de kennismaking met Limburg: het leven en de natuur. Na omzwervingen in Tanzania en Guinee Bissau ben ik uiteindelijk in 1988 huisarts in Ospel geworden. Daar woon ik nu al bijna 30 jaar, heb er vier zonen groot gebracht en in al die jaren groeide de praktijk van klein naar groot, met steeds meer artsen, faciliteiten, personeel, zorgprogramma’s en management. Ik heb coassistenten in de praktijk begeleid, mijn collega aio’s en twee jaar geleden raakte ik enthousiast voor het onderwijs door een verpleegkundig specialist in de huisartspraktijk op te leiden. In mei jl. ontdekte ik dat ik te zeer vergroeid was met de praktijk en dat de uitdaging om te solliciteren naar de functie als HAB Jaar 3 op het goede moment kwam. Ik vind het heel bijzonder om als ervaren huisarts uit mijn comfortzone te komen en bewust onbekwaam te zijn. Het is een heel andere rol dan die in de spreekkamer maar erg inspirerend. Behalve met mijn werk in de praktijk heb ik mij ook bezig gehouden met bestuurswerk binnen de LHV, het initialiseren van de HAP in Weert, het opzetten van een zorgprogramma in onze groep. Ik ben kaderarts bewegingsapparaat, ben geregistreerd als huisarts met bijzondere bekwaamheid in de oogheelkunde en ben 9 jaar SCEN arts geweest. In mijn vrije tijd sport ik graag en dat kan van alles zijn: schaatsen, hardlopen, tennis, bergwandelen, fitness, skiën, wielrennen en sinds kort heb ik paardrijles. (Wat is dat moeilijk!!!) Ruud Verhees Arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker (AIOTHO) Ik ben Ruud Verhees, 28 jaar en in december 2016 in de hoedanigheid van AIOTHO gestart op de onderzoekgang van de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Recent rondde ik het 2e jaar van de huisartsopleiding af en ik heb nu 9 maanden om fulltime verder te gaan met mijn onderzoek. Onder begeleiding van prof. Geert-Jan Dinant, prof. André Knottnerus en dr. Carel Thijs doe ik onderzoek naar het verband tussen influenzavaccinatie bij 60-plussers en sterfte. We weten, dat influenzavaccinatie bij ca. de helft van de ouderen de griep kan voorkomen en dus effectief is. Tot op heden is echter onvoldoende goed onderzocht, of influenzavaccinatie ook sterfte onder ouderen voorkomt. Hiernaar zijn vele studies verricht. Geen van deze studies bevat echter een goede controlegroep, waardoor onduidelijk blijft, of het verschil in sterfte daadwerkelijk toe te schrijven is aan vaccinatie. Prospectief onderzoek op basis van goede randomisatie met lange follow-up ontbreekt en het opzetten van nieuwe gerandomiseerde onderzoeken wordt als onethisch beschouwd. In 1991/1992 werd in Maastricht een grote randomized controlled trial (RCT) naar de effectiviteit van influenzavaccinatie onder ouderen verricht. Mijn promotieonderzoek biedt me de gelegenheid om deze gegevens te gebruiken voor sterfteanalyse. Tijdens de eerste twee jaren van mijn huisartsopleiding heb ik een grote genealogische zoektocht uitgevoerd - van Rijksarchief Limburg tot Centraal Bureau voor de Genealogie en alles daartussenin - om deze trialgegevens aan te vullen met sterftegegevens. Dit stelt mij nu in staat om o.a. na te gaan of de sterfte binnen deze groep ouderen verband houdt met influenzavaccinatie. Daarmee zouden deze studieresultaten de huidige manier waarop naar de zin van vaccineren gekeken wordt, kunnen beïnvloeden. Promotieonderzoek aan de Vakgroep Huisartsgeneeskunde sprak me om tal van redenen aan. Los van het feit, dat het thema relevant is en de algehele populatie betreft, biedt het me ook de mogelijkheid diverse competenties te ontwikkelen die ik later in mijn carrière als huisarts wil blijven inzetten. 12 1 e uitgave 2017 Susanne Teunisse Huisartsbegeleider huisartsopleiding Luc Maartens Huisartsbegeleider locatie Eindhoven Ik ben pas 40 jaar geworden en werk inmiddels alweer enkele maanden met veel plezier bij de vakgroep HAG als huisartsbegeleider van het psychisch blok in jaar 2. Mijn roots liggen in Eindhoven en Nuenen en ik heb zelf 11 jaar geleden de huisartsopleiding in Maastricht afgerond. Daarvoor heb ik een jaar kindergeneeskunde gedaan in een klein perifeer ziekenhuis maar ik merkte al snel dat mijn hart lag bij het prachtige vak van de huisarts. Ik sta graag dicht bij mijn patiënten en ben nieuwsgierig naar de mens achter de mens. Trefwoorden hierbij zijn: compassie, verbinding, aandacht en respect. Opleiden van jonge collega’s beschouw ik als een waardevolle toevoeging en uitdaging! Na het afronden van mijn opleiding heb ik eerst drie maanden als huisarts gewerkt in Aruba om me daarna te vestigen in Brabant. Op dit moment werk ik als waarnemend huisarts in de regio Eindhoven/Helmond. Ik ben getrouwd met mijn lieve man Eric en samen hebben we twee jongens van 5 en 8 jaar oud. Een van mijn passies is reizen en ontdekken van andere culturen. Tijdens mijn basisopleiding heb ik onder andere drie maanden Primary Care in Nepal gedaan en ben ik met de rugzak door Thailand en Maleisië getrokken. Ook heb ik Australië, Afrika en diverse bestemmingen in Europa bezocht. Tegenwoordig doen we dat op kleinere schaal door fijn op pad te gaan met onze geweldige camper. Daarnaast houd ik van tuinieren, dansen, duiken, snowboarden, paardrijden en het bezoeken van festivals. In de toekomst zal ik vaak op woensdag en donderdag te vinden zijn op onze locatie in Eindhoven. Mijn naam is Luc Maartens. Ik ben huisarts in Eindhoven sinds 1984. Een oude man dus met een hopelijk wat minder verouderd gedachtengoed. Toen ik wilde gaan studeren kon ik nog niet kiezen voor Maastricht als medische faculteit. Uiteindelijk kwam ik voor het eerst terecht in Maastricht toen ik startte met mijn promotieonderzoek bij Andre Knottnerus in 1996. Daar werd de basis gelegd voor mijn huidige activiteiten. Verandering van spijs doet eten. Als je als jonge dokter in een beroep stapt waar je gedurende de daarop volgende decennia een redelijk vastgelegd toekomstperspectief hebt, wil je af en toe weer eens een uitdaging zoeken. Nadat ik een aantal AIOS in mijn praktijk had opgeleid besloot ik mijn onderwijskundige activiteiten uit te breiden als HAB. Daar ben ik per 1 maart 2016 mee begonnen. Ik heb samen met mijn vrouw Jolande 4 kinderen en ben inmiddels bijna voor de vierde keer opa. Ik houd erg van sport en probeer met name mijn duurprestaties met hardlopen en fietsen op een acceptabel niveau te houden. Ik ben medisch verantwoordelijk voor de afdeling tophockey van Oranje Rood in Eindhoven en ga heel graag op vakantie naar verre windstreken. Het wekelijkse contact met de AIOS en de collega’s van de opleiding heeft een verfrissend effect en werkt stimulerend op mijn huisarts-activiteit op de andere werkdagen. Ik werk hoofdzakelijk op Strijp-Z in Eindhoven, een schitterende nieuwe “Noord- locatie” van de Maastrichtse opleiding met prachtige faciliteiten voor optimale didactiek. Kortom: de nieuwe spijs smaakt mij goed en blijkt een goede keuze. 13 op één lijn 57
Pagina 14
op één lijn 57 V.l.n.r.: Elles van Poortvliet & Claudia Bartholomeus Elles van Poortvliet Planner Claudia Bartholomeus Planner Ik ben Elles van Poortvliet, 36 jaar. Vanaf 1 februari ben ik officieel in dienst bij de Huisartsenopleiding waar ik, samen met Claudia, inmiddels de planning verzorg. Daarbij is het de bedoeling, dat we alles rond het onderwijs, terugkomdagen, opleidersscholing, ruimtereserveringen enz. zodanig in de agenda verwerken, dat niemand elkaar in de weg zit, en dat iedereen weet waar hij wanneer moet zijn. Voorervaring hierin heb ik opgedaan bij het Onderwijsinstituut FHML waar ik coschappen heb gepland. Dat ging echter volgens een veel vaster stramien, hier is de planning wat vrijer en is soms wat improvisatie nodig. Ik ben hier aanwezig op maandag, dinsdag en donderdag. In mijn vrije tijd houd ik me graag bezig met mijn 2 kinderen, Janneke (6 jaar) en Bram (3 jaar). Wij houden allen erg van dieren waardoor we een kleine kinderboerderij thuis hebben: een hond, een kat, cavia’s, kippen en konijnen. Verder speel ik nog piano (net een stuk van Einaudi ingestudeerd) en vind ik het fijn om regelmatig uit eten te gaan, al dan niet tijdens vakantie. De opstart is geweest, het welkom was warm en inmiddels voel ik me al een beetje thuis op het instituut. Boek verschenen Graag attenderen wij u op het boek “Handboek effectieve communicatie in de huisartsenpraktijk”. Angelique Timmerman, docent bij onze huisartsopleiding is co-auteur van dit boek. Het boek is geschreven voor de praktiserende huisarts, maar is zeker ook bruikbaar voor aios, docenten en opleiders binnen de huisartsopleiding. Optimaal communiceren kan het consult en de praktijkvoering veel doeltreffender en plezieriger maken. Meer informatie op: www.prelum.nl/product/handboekeffectieve-communicatie-in-de-huisartsenpraktijk/ 14 Mijn naam is Claudia Bartholomeus en ik ben sinds 10 januari 2017 werkzaam bij de huisartsopleiding in de nieuwe functie van “planner”. Dat plannen doe ik samen met Elles van Poortvliet, ook nieuw in deze functie bij de huisartsopleiding. Hiervoor ben ik (o.a.) werkzaam geweest als secretaresse afdelingshoofd in het MUMC+, afdeling (vaat-)chirurgie. In deze functie werd er ook veel gepland en was het één van mijn taken om overzicht te hebben en allerlei activiteiten in te roosteren. Dit is ook de kern van mijn huidige functie en ik zie het daarom als een mooie uitdaging om er samen met Elles één geheel van te maken. Over mij persoonlijk: ik woon in Maastricht met m’n man Jerôme en 2 kinderen, Lori en Niek. In mijn vrije tijd ga ik er graag op uit en ontspan ik met familie en vrienden. Ik ben werkzaam op dinsdag, woensdag (ochtend) en donderdag. Ons gezamenlijk emailadres is: hao-planners@maastrichtuniversity.nl 1 e uitgave 2017 Pas afgestudeerd Made in Maastricht Afstudeersessie 6 december 2016 Afstudeersessie 6 december 2016 | V.l.n.r.: Elleke Cremers, Barbara Schiffelers, Femke Wouters, Rinske Hamers, Veerle Driesens, Myrthe Kersemaekers, Marlous van de Sande Afstudeersessie 13 december 2016 | V.l.n.r.: Ingeborg Heetman, Willemijn Zentjens, Jasper Vingerhoets , Dagmar Marcus, Ester Lemmink, Christianne Erens, Noud Dirckx, Sinh Din, Céline op den Kamp, Milou Schulten Afstudeersessie 13 december 2016 15 op één lijn 57
Pagina 16
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Bruikbare wetenschap Kort maar krachtig DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. MDO: beter goed geleid dan geregeld ontregeld Interprofessioneel samenwerken is een hippe term die u ongetwijfeld de komende jaren gaat terugvinden op de agenda’s van beleidsmakers en verzekeraars. U zult ook ongetwijfeld denken dat u dat al jaren doet, en dat klopt. De meeste praktijken hebben multidisciplinair overleg, vaak gericht op de ouderenzorg. Jerôme van Dongen en zijn team hebben een aantal MDOs nauwlettend gevolgd (met video opnames) en ook deelnemers geïnterviewd op een gestructureerde manier. Ze wilden daartoe het proces van interprofessionele samenwerking beter begrijpen door de observaties tijdens de opnames te vergelijken met de persoonlijke ervaringen van de teamleden. De observaties (van de onderzoekers) toonden aan dat het uiteindelijke doel van het MDO (het gezamenlijk ontwikkelen van een gedeeld plan voor de besproken patiënt, met persoonlijke doelen en acties) heel regelmatig niet werd gehaald. Opvallend daarbij was dat de professionals dit zelf niet herkenden en de bijeenkomsten ervaarden als gestructureerd en met de patiënt centraal. Het onderzoeksteam stelt voor dat de structuur van MDOs kunnen worden verbeterd door een goede voorzitter. Daarnaast zeggen ze ook dat hun bevindingen reden zijn om de verschillende deelnemers eerst bewust te maken van zaken die verbeterd kunnen worden, omdat de professionals deze zelf niet meteen zien. Het is een stellige conclusie en de bevindingen zijn nou niet meteen een pluim voor de deelnemende MDOs. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik het ook wel herken. Vaak is het MDO ook een gelegenheid om elkaar even bij te praten over zaken en patiënten. Dat geeft hectiek en dat draagt niet bij aan een goede structuur. Wellicht is het dan meer interprofessioneel samenzijn in plaats van samenwerken. Gaat u ook eens opletten hoe dit gaat bij uw volgende MDO? Veilig darmkanker uitsluiten Ondanks het bevolkingsonderzoek darmkanker en de iFOBT test blijven we natuurlijk mensen met buikklachten op het 16 spreekuur zien. Het is niet eenvoudig om te bepalen wie je voor een coloscopie moet sturen en wie vooral niet, met name omdat de klachten van darmkanker, diverticulitis, IBD en prikkelbare darm syndroom nogal overlappen. Jean Muris was betrokken bij een nationale studie waarbij de onderzoekers 18 verschillende diagnostische modellen toetsten op een groep van 810 patiënten met persisterende buikklachten uit de Nederlandse huisartsenpraktijk. Deze patiënten ondergingen allen endoscopie en 37 bleken darmkanker te hebben. Van de 18 modellen (welke bestonden uit bevindingen uit anamnese en lichamelijk onderzoek, en sommige een fecaal occult bloed test) bleken de meesten darmkanker aardig goed uit te sluiten met negatief voorspellende waardes tussen de 93 en 100%. Het beste model (NICE-1) bleek 59% van de patiënten met darmkanker uit te sluiten met een negatief voorspellende waarde van 100% bij een sensitiviteit van 96%. Dit NICE-1 model heeft de volgende variabelen: leeftijd (met grenswaarde bij 40 jaar en bij 60 jaar), geslacht, pre/postmenopauze, diarree langer dan 6 weken, rectaal bloedverlies, palpabele massa in de buik, palpabele massa bij rectaal toucher en anemie. Met dit soort gegevens zou het dus wel mogelijk zijn om een groot deel van de patiënten een scopie te onthouden. Echter, zoals de auteurs ook terecht stellen bestaat er juist de neiging (bij zowel huisarts als patiënt) om laagdrempeliger coloscopie aan te vragen. Zo toont onderzoek aan dat patiënten geneigd zijn dit invasieve onderzoek te ondergaan bij een kans van minder dan 1% op pathologie. Hoe dan ook stellen de auteurs terecht dat dit soort modellen – waarop ook onze NHG Standaard is gebaseerd – in ieder geval behulpzaam kunnen zijn om de hoog risico patiënten te prioriteren. Dat kan bij toenemende wachttijden voor coloscopie dan ook wel weer handig zijn. Patroonherkenning-in-opleiding Patroonherkenning is een term die nogal eens valt in de huisartsopleiding. Elke huisarts herkent de waarde daarvan, hoe ongrijpbaar het patroon of de herkenning ook soms is. In het beoordelen van aios zijn patronen wellicht ook belangrijk. Marjolein Oerlemans en haar team met veel bekende namen van de huisartsopleiding deden kwalitatief onderzoek onder ervaren huisartsopleiders en vroegen hen of zij consistent gedrag herkennen bij aios tijdens het observeren van meerdere consulten in de tijd. Tevens waren 1 e uitgave 2017 de onderzoekers benieuwd of dit ook bij excellente en matig presterende aios zo is. De lezende opleiders onder u zullen nu al JA zijn aan het knikken want de ervaren opleiders in deze studie bevestigden inderdaad dat een aios een patroon kan vertonen in zijn consulten. De onderzoekers deduceerden uit de interviews dat dit consistente gedrag (ofwel patroon) zowel in de arts-patiënt interactie kan optreden alsook op het gebied van medische expertise van de aios. Voor de doorgewinterde opleiders is het hele artikel het lezen waard. Ik ben vooral benieuwd welke effecten deze bevindingen zullen hebben op de manier waarop we aios en ook coassistenten beoordelen en toch ook op de manier waarop we opleiden. Maatwerk bij schouderpijn Vraagt u wel eens een echo van de schouder aan? En deed u dat 10 jaar geleden ook? Ik durf te beweren dat u dat de laatste jaren vaker doet. Echografie is in opkomst, ook doordat veel fysiotherapeuten het toepassen en we daarmee ook op ons spreekuur te maken krijgen. Kaderhuisarts bewegingsapparaat Ramon Ottenheijm zette een unieke trial op om te bepalen of het inzetten van echografie bij patiënten met acute schouderpijn (<3 maanden) huisartsen kon helpen om gerichter de juiste aandoening te behandelen met de beschikbare behandelmogelijkheden (fysiotherapie, injectie, eventuele verwijzing naar de orthopeed). Zo wil je bij een bursitis of tendinitis calcarea liever een subacromiale injectie geven en stuur je de patiënt bij een tendinopathie liever naar de fysiotherapeut. In deze MUST studie waaraan huisartsen uit de Westelijke Mijnstreek deelnamen werden uiteindelijk 129 patiënten geïncludeerd, waarvan er 111 konden worden gerandomiseerd. Bij de helft kreeg de huisarts de echo uitslag, bij de andere helft niet. Na 1 jaar bleek 60% van de patiënten in de controlegroep hersteld. In de groep waarbij de huisarts op basis van de echo uitslag maatwerk kon bieden was 72,5% hersteld. Dat was niet statistisch significant. Op basis van deze trial hoeft de huidige NHG Standaard dus (nog) niet te worden aangepast. Het is wel een fraai voorbeeld van een gedegen wetenschappelijke evaluatie van de klinische waarde van een aanvullende diagnostische test die al heel breed wordt ingezet in de dagelijkse praktijk, maar waarbij in dit geval het effect op harde uitkomstmaten voor de patiënt ontbreekt. Referenties • Interprofessional primary care team meetings: a qualitative approach comparing observations with personal opinions. van Dongen JJ, van Bokhoven MA, Daniëls R, Lenzen SA, van der Weijden T, Beurskens A. Fam Pract. 2017 Feb;34(1):98-106. doi: 10.1093/fampra/cmw106. • Published diagnostic models safely excluded colorectal cancer in an independent primary care validation study. Elias SG, Kok L, Witteman BJ, Goedhard JG, Romberg-Camps MJ, Muris JW, de Wit NJ, Moons KG. J Clin Epidemiol. 2017 Feb;82:149-157.e8. doi: 10.1016/j. jclinepi.2016.09.014 • Should we assess clinical performance in single patient encounters or consistent behaviors of clinical performance over a series of encounters? A qualitative exploration of narrative trainee profiles. Oerlemans M, Dielissen P, Timmerman A, Ram P, Maiburg B, Muris J, van der Vleuten C. Med Teach. 2017 Mar;39(3):300-307. doi: 10.1080/0142159X.2017.1270427. • Ultrasound imaging to tailor the treatment of acute shoulder pain: a randomised controlled trial in general practice. Ottenheijm RP, Cals JW, Winkens B, Weijers RE, de Bie RA, Dinant GJ. BMJ Open. 2016 Nov 21;6(11):e011048. doi: 10.1136/ bmjopen-2016-011048 17 op één lijn 57
Pagina 18
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Onderzoek doen kan je leren Van idee naar een onderzoeksopzet DOOR ANOUK BAGHUS, AIOTHO Als kersverse AIOTHO heb ik in september deelgenomen aan de Start Class van The International Primary Care Research Training Curriculum. De cursus, die onderdeel is van de NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk Onderzoek, is bedoeld voor (huis)artsen en anderen die werkzaam zijn in de eerste en nuldelijn met nog weinig onderzoekservaring. Er namen dan ook niet alleen jonge onderzoekers deel, maar ook huisartsen met al tientallen jaren praktijkervaring die in hun eigen praktijk een project wilden opstarten. Omdat ik nog maar twee weken was gestart met mijn promotietraject, sloten de inhoud en het niveau van de cursus goed aan en was de week een goede voorbereiding om met mijn onderzoek van start te gaan. Alles wat nodig is om van een idee naar een goede onderzoeksopzet te komen kwam aan bod, zoals het opstellen van een onderzoeksvraag en het vinden van een passende methode. Ondanks dat niet alle onderwerpen die aan bod kwamen even relevant waren voor mijn eigen onderzoek, vond ik het nuttig om brede basiskennis over wetenschappelijk onderzoek op te doen. Bovendien was er volop aandacht voor onze individuele projecten, omdat de theoretische achtergrond door het interactieve karakter en de kleinschalige opzet meteen kon worden toegepast. Het meest leerzaam vond ik om dagelijks een aantal projecten in subgroepen te bespreken onder leiding van een ervaren onderzoeker. Dit heeft me geleerd om kritisch naar mijn eigen onderzoeksprotocol te kijken en mee te denken met de projecten van anderen. De sfeer was erg goed. Alle docenten en deelnemers waren erg gemotiveerd en Karin Aretz en Geert-Jan Dinant hebben vol enthousiasme de week in goede banen geleid. Ook het internationale tintje van de cursus zal hebben bijgedragen: er waren niet alleen deelnemers uit Nederland, maar ook uit België, Duitsland, Indonesië, Brazilië en Uganda. Tijdens de pauzes en een avondprogramma met een stadswandeling en diner in Maastricht was er dan ook genoeg om over te praten. Ik kan alle startende onderzoekers aanraden om de cursus te volgen. Het heeft mij enorm geholpen om goed van start te gaan met mijn onderzoek en om in contact te komen met andere onderzoekers. Binnenkort staat het tweede deel van de cursus, de Advanced Course, op het programma, waarvan wij als deelnemers zelf hebben mogen meedenken over de inhoud. Ik hoop weer net zoveel waardevolle kennis en vaardigheden op te doen als tijdens het eerste deel. Ook kijk ik er naar uit om te horen hoe de andere deelnemers van start zijn gegaan met hun projecten. Informatie: www.familymedicinemaastricht.nl/what-we-do/ courses/researchtraining/ 18 1 e uitgave 2017 Crossing borders Health in slums DOOR ONNO VAN SCHAYCK, HOOGLERAAR PREVENTIEVE GENEESKUNDE Tijdens een eerdere kerstborrel bij Huisartsgeneeskunde ontving Onno van Schayck (collega’s konden suggesties aandragen) een bijdrage namens de vakgroep Huisartsgeneeskunde voor zijn India pilotproject ‘Health in slums’. Intussen is hij zover dat hij graag over de voortgang rapporteert. In de afgelopen jaren is er in sloppenwijken in Bangalore in India gewerkt aan het vinden van een oplossing om de blootstelling aan rook door het koken op open vuur te verminderen. Blootstelling aan rook is volgens de WHO de belangrijkste doodsoorzaak bij kinderen die in sloppenwijken wonen. Moeders ontwikkelen op jonge leeftijd COPD of overlijden aan longkanker zonder ooit sigaretten gerookt te hebben. In sloppenwijken kan men nauwelijks buiten koken, vooral door ruimtegebrek. Daarom wordt binnen gekookt en wordt men vele uren per dag aan rook blootgesteld. In het verleden heeft de Indiase overheid geprobeerd om ovens te maken en te distribueren maar dat is mislukt. De ovens waren te duur voor sloppenwijkbewoners die vaak niet meer dan 1 euro per dag verdienen. Bovendien waren ze te klein voor de grote gezinnen in sloppenwijken en pasten ze niet bij hun kookgewoonten. In een uitgebreid proces van luisteren, feedback en creatief samenwerken zijn nu oventjes ontwikkeld die weinig tot geen rook produceren, zeer goedkoop zijn en voldoen aan alle wensen en verlangens van sloppenwijkbewoners. De prototypen zijn af en worden nu binnenkort getest in een grote randomized clinical trial gesubsidieerd door NWO, waarbij de helft van een sloppenwijk doorgaat met de traditionele wijze van koken en de andere helft de oventjes krijgt. De persoonlijke blootstelling aan fijnstof (PM2.5) en CO wordt 24 uur gemeten bij alle deelnemers en de longfunctie en klachten worden bij kinderen en moeders meerdere malen vastgesteld gedurende minimaal een jaar. Daarnaast wordt bij alle deelnemers goed geëvalueerd hoe tevreden ze met deze oplossing zijn. Radio 1 en het NOS journaal hebben verslag gedaan van het in gebruik nemen van deze oventjes. Op de foto zie je de opnamen van het NOS journaal. Inmiddels heeft de regering in Delhi gevraagd of wij advies willen geven ten aanzien van de luchtvervuiling. Delhi is momenteel volgens de WHO de meest vervuilde stad in de wereld. Meer informatie vindt u op www.healthinslums.nl Onno van Schayck (links\0 tijdens een interview door de NOS 19 op één lijn 57
Pagina 20
1 e uitgave 2014 2017 WESP-studenten: Jolijn Bohnen en Rachèl Verhoeven Paracetamolgebruik bij kinderen BEGELEIDERS: JOCHEN CALS, EEFJE DE BONT EN KIRSTIN PEETOOM Paracetamolgebruik bij kinderen met koorts na bezoek aan de huisartsenpost Vraagstelling Uit de praktijk en literatuur blijkt dat ouders hun kind vaak paracetamol geven wanneer het koorts heeft. Dit is echter niet altijd nodig of aanbevolen. Onderzoek laat zien dat onnodig geven van paracetamol nadelen kan hebben voor het herstel en het effect op algemeen welbevinden van een kind is nooit aangetoond. Richtlijnen adviseren daarom enkel bij pijn en ongemak paracetamol. Onderzoek naar paracetamolgebruik bij kinderen met koorts in de eerstelijn is schaars. Er is nog nooit onderzoek gedaan naar het gebruik van paracetamol bij kinderen met koorts na een bezoek aan de huisartsenpost. Hier worden echter de meeste kinderen gezien. Wij onderzochten dat wel. Studiedesign In deze studie hebben we 553 ouders van kinderen onder de 12 jaar met koorts twee weken na bezoek aan de huisartsenpost gebeld. Tijdens dit telefonische interview vroegen we naar paracetamolgebruik. Primair resultaat en conclusie 83,8% van de ouders gaf hun kind met koorts paracetamol na het bezoek aan de huisartsenpost. Gemiddeld werd in twee weken 11 tabletten paracetamol per kind gegeven, met uitschieters van 50 en 72 tabletten. Mogelijke verklaringen voor het frequent geven van paracetamol zijn angst van ouders voor ernstige complicaties en het vrij verkrijgbaar zijn van paracetamol in winkels. Bovendien hebben ouders het gevoel dat het algemeen welzijn van hun kind verbetert door paracetamol te geven en het idee dat ze daarmee iets kunnen doen voor hun kind. Het geven van paracetamol kan een manier zijn om met een ziek kind om te gaan in deze drukke, moderne maatschappij Deze studie laat zien dat we in de spreekkamer niet alleen dienen te letten op de juiste dosering paracetamol, maar ook op de juiste indicatie (pijn en ongemak). WESP-student: Eline Vere Urlings Pesten BEGELEIDERS: MAARTJE WILLEBOORDSE EN ONNO VAN SCHAYCK Pesten is een groot probleem met ernstige gevolgen. Er bestaan dan ook vele pestinterventies maar in geen van deze interventies komt een gezonde levensstijl terug. Tijdens ‘de gezonde basisschool van de toekomst’ (dGBvdT), waarbij een gezonde levensstijl wordt gerealiseerd, namen leerkrachten subjectief een afname in pesten waar. Wij onderzochten daarom de invloed van dGBvdT op pesten. Studiedesign Door middel van semigestructureerde interviews en een focusgroep met de directeur, projectleider en leerkrachten 20 van twee gezonde basisscholen zijn meningen over en ervaringen met pesten op school in kaart gebracht. Primair resultaat en conclusie De deelnemers zagen een afname in frequentie en ernst van pesten sinds dGBvdT. Dit leek te ontstaan door de structuur en professionaliteit die de pedagogisch medewerkers boden, een gevoel van samenhorigheid tijdens de gezamenlijke lunch en afname van verveling tijdens middagpauzes. Leerlingen lieten een verbeterde mentaliteit zien ten aanzien van pesten, en de rol van leerkrachten veranderde positief. op één lijn 57 WESP-student: Eline Meijs D-dimeertest BEGELEIDERS: JOCHEN CALS, EEFJE DE BONT EN ANGEL SCHOLS Gebruik van de bij trombo-embolische aandoeningen in de huisartsenpraktijk Vraagstelling Een D-dimeer point-of-care test (POCT) zou mogelijk een waardevolle toevoeging kunnen zijn aan het diagnostische arsenaal van de huisarts. Echter, alvorens de D-dimeer POCT in de huisartsenpraktijk te implementeren, is het zinvol om het huidige gebruik van de D-dimeertest in de diagnostische keten rondom longembolie en DVT in kaart te brengen. Studiedesign Een retrospectieve dossierstudie in een specifieke huisartsenpopulatie in de regio Sittard-Geleen; alle patiënten die in 2015 een DBC-code longembolie of DVT kregen of waarbij de huisarts een D-dimeer bepaalde werden geanalyseerd. Primaire resultaat en conclusie Ongeveer een derde van de met spoed verwezen patiënten naar de tweedelijn had een longembolie of DVT en bij circa een derde hiervan had de huisarts voorafgaand een D-dimeer bepaald. Van alle verwezen patiënten waarbij de huisarts geen D-dimeer had bepaald, had bijna 75% van de patiënten een longembolie of DVT. WESP-student: Niek van den Nieuwenhof ECG’s in het kader van CVRM BEGELEIDERS: JELLE STOFFERS, ROBERT WILLEMSEN, KAREN KONINGS Vraagstelling Wat is de kwaliteit van ECG beoordelingen door huisartsen in het kader van cardiovasculair risicomanagement (CVRM) en wat komt er uit deze ECG’s? Studiedesign Door middel van retrospectief dossieronderzoek bij 12 geselecteerde huisartsenpraktijken zijn er 852 in het kader van CVRM en DM zorg gemaakte ECG’s verzameld. 300 daarvan werden door een panel van experts (cardiologen en kaderartsen HVZ) geëvalueerd. Primair resultaat en conclusie Huisartsen achtten 53% van de totale 852 ECG’s normaal. De meest voorkomende afwijkingen waren: verdenking op oude infarcten en intraventriculaire geleidingsstoornissen. Het panel was het in 67% van de 300 gevallen volledig eens met de ECG interpretatie van de huisartsen. De meest voorkomende misinterpretaties waren oude infarcten en kamer hypertrofie. In 70% van de gevallen waren ze het ook eens met het gevoerde beleid. Deze resultaten kunnen gebruikt worden voor scholing. 21 op één lijn 57
Pagina 22
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Hoofdzaken Nieuwigheden BAS MAIBURG, HOOFD VAN DE HUISARTSOPLEIDING “Daar sta je dan. Je zag dit moment al zo vaak in je dromen, daar is ’t dan. De dag die je wist dat zou komen is eindelijk hier”. De eerste strofen van het Koningslied passen wel bij mijn overgang naar het hoofdschap. Per 1 januari was het zover: Jean Muris nieuwe vakgroepvoorzitter, Bas Maiburg nieuw hoofd van de huisartsopleiding. En ja, je voelt je wel een beetje staan. Eigen kweek – ik werk sinds 1991 bij de opleiding – en nu in een positie waarvan ik lang vond dat je die beter bij een andere opleiding zou kunnen gaan bekleden (“vreemde ogen”). Hoe is dat, als je formeel eindverantwoordelijk bent voor de opleiding? Hoe kijken je directe collega’s nu tegen je aan? Een beetje kroonprins voel je je ook wel als je gevraagd wordt voor zo’n functie. Het Koningslied vervolgt met: “Ben je er klaar voor? Kun je dat ooit echt zijn?”. Deze ietwat retorische vraag neemt niet weg dat ik me er aardig voor toegerust voel. Zeker na de afgelopen twee jaar de “hoofd-portefeuille” Personele Zaken behartigd te hebben. De nodige landelijke hoofdenoverleggen heb ik al meegemaakt en met Jean Muris heb ik de afgelopen vijf jaar nauw samengewerkt in een soort duo-hoofdschap. De evaluatie na twee maanden is in ieder geval positief. Er is al veel werk verricht, en de stemming en sfeer is goed. Niet op de laatste plaats door de soepele samenwerking binnen het managementteam van de opleiding. Met Gerrie Waagenaar – naast curriculumcoördinator nu ook adjuncthoofd van de opleiding – en Joost Dormans – coördinator logistiek en plaatsvervangend hoofd – is het goed toeven én werken. Samen met de overige coördinatoren wordt op daadkrachtige wijze aan het optimaal aansturen van de opleiding gewerkt. Waar wordt nu zoal aan gewerkt? Op de eerste plaats loopt het nodige beleid gewoon door, ondanks het aantreden van een deels nieuw managementteam. De werkgroepen blijven bezig met het vertalen van de nieuwe landelijke thema’s en KBA’s van het landelijk opleidingsplan naar een lokaal, Maastrichts en Eindhovens curriculum. De al eerder gegenereerde ideeën over de integratie van de diverse 22 sectoren binnen de vakgroep worden verder uitgewerkt. Ontwikkelingen staan nooit stil. Zo heeft de visie op Eindhoven rond de jaarwisseling een update gekregen. Streven naar een evenredige verdeling van opleidingsplaatsen over Maastricht en Eindhoven blijft van belang. Nieuw is dat we hierbij nu ook kijken hoe de voorkeuren van aios voor de twee opleidingslocaties van de huisartsopleiding Maastricht evolueren. En dat we toewerken naar een Noord- en Zuid team van docenten, afhankelijk van de locatie waar zij hun groepen begeleiden. De allocatie (=plaatsing van aios na het succesvol doorlopen van de selectieprocedure) speelt daarbij een rol. De hele procedure heeft niet de verwachte optimale verdeling en invulling van opleidingsplaatsen opgeleverd. Het is hard werken om voldoende aios in opleiding te krijgen. Desondanks toch enkele niet gevulde plaatsen, waardoor de werving van aios nog steviger aangezet gaat worden. Zo staat een duidelijkere positionering richting aios van de beide opleidingslocaties hoog op de agenda, en wordt er hard gewerkt aan de website en het inzetten van andere sociale media. En gaan we ons sterker profileren richting de groep basisartsen die in de diverse regionale ziekenhuizen werkzaam zijn, en bezig zijn hun definitieve keuze voor een vervolgopleiding te maken. Daarnaast heeft de allocatie van aios gevolgen voor de organisatie van opleidingsgroepen in Maastricht en Eindhoven. We willen complete (lees: driejarige) opleidingstrajecten van praktijk- en instituutsonderwijs aanbieden in Noord en Zuid. Logistiek gezien een behoorlijke uitdaging! Er is begin dit jaar meer veranderd dan het aantreden van de nieuwe vakgroepvoorzitter en het hoofd van de opleiding. Per 1 januari is nieuwe landelijke regelgeving voor de huisartsopleiding van kracht geworden. De CHVG heeft een nieuw kaderbesluit uitgebracht en ook het Besluit Huisartsgeneeskunde is op de schop gegaan. Belangrijke uitkomst hiervan is dat nog meer maatwerk voor aios in de opleiding mogelijk wordt. Zo is in het tweede jaar meer ruimte voor keuzestages en er lijkt meer inhoudelijke diversiteit mogelijk in de verplichte klinische stage van zes maanden. De CGS heeft het nieuwe landelijke 1 e uitgave 2017 opleidingsplan goedgekeurd, waardoor de nieuwe aios die in maart 2017 gestart zijn onder dit nieuwe plan met thema’s en KBA’s gaan werken. Zij krijgen te maken met de nieuwe programmatische toetsing: geaggregeerde beoordeling van kennis- en consulttoetsen, KPB’s, Zelfie’s en opleider- en mentorbeoordelingen. De vertaling van de landelijke plannen naar lokaal is nog een hele klus, waar we gestuurd door kwaliteitscoördinator Marie-Louise Schreurs, projectmatig mee aan de slag zijn gegaan. Niet alleen voor onszelf, want in november van dit jaar volgt een visitatie van de RGS waarbij de lokale plannen onder de loep genomen worden. Niet minder dan een onvoorwaardelijke herregistratie van het opleidingsinstituut voor vijf jaar is daarbij de inzet die we nastreven. Over de RGS gesproken, vanaf begin dit jaar gaan zij de herregistratie-voorwaarde wat betreft praktijkaccreditering handhaven. Onze HAO-coördinatoren Marieke Kools en Paul Schrijver zijn in dat kader al begonnen om de stand van zaken bij diverse opleidingspraktijken opnieuw te inventariseren. Inzet is om het verlies aan opleidingspraktijken door het eventueel niet voldoen aan deze herregistratie-voorwaarde tot een absoluut minimum te beperken. Ook op het eerder genoemde vlak van Personele Zaken zit de opleiding niet stil. Adriaan van de Sande gaat begin maart als huisartsbegeleider aan de slag met zijn eerste groep aios in Eindhoven. Cécile Henquet start op hetzelfde moment als gedragswetenschapper met haar eerste groep in Maastricht. Met Adriaan hebben we een ervaren huisarts in ons team erbij gekregen en met Cécile een ervaren psychotherapeut. Twee aanwinsten voor ons docententeam! De sollicitatieprocedure voor een nieuwe huisartsbegeleider per mei is in volle gang, en de inkt van de contracten van Oda Bauhuis (gedragswetenschapper, start 1 mei) en Cristel Achterberg (gedragswetenschapper per 1 augustus) is net droog. Beiden ervaren psychologen en therapeuten, van wie we de komst als docent met veel vertrouwen tegemoet zien. 23 Als nieuw hoofd van de opleiding wil ik graag een nieuw accent toevoegen aan de missie van de huisartsopleiding. Merkwaardig genoeg, in mijn ogen, ontbreekt daarin dat de huisartsopleiding een “gezondheid-bevorderende” organisatie is. Daarbij gaat het niet alleen over het opleiden van aios als nieuwe “gezondheid-bevorderaars”. Ook dient de opleiding als organisatie er oog voor te hebben dat aios op gezonde wijze opgeleid worden en medewerkers op gezonde wijze kunnen werken binnen de organisatie. Ik denk daarbij, naast een gezonde verhouding van werk en privé, aan zaken zoals voldoende afwisseling tussen staan en zitten (oeps, hoe lang zit ik nu al aan dit stukje te werken?), het nemen van pauzes en mail- en smartphone hygiëne. Het Koningslied eindigt met de regels: “Ik zal strijden als een leeuw, tot het jou aan niets ontbreekt, hou je veilig zo lang als ik leef “. Gaat wat ver als onderdeel van de functieomschrijving van hoofd. Een poging tot gezond houden, wil ik graag op mij nemen zolang ik hoofd ben. op één lijn 57
Pagina 24
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Equilibre Ons opleidersbestand: een dynamisch gegeven DOOR MARIEKE KOOLS EN PAUL SCHRIJVER, COÖRDINATOREN HUISARTSOPLEIDERS Deze keer twee thema’s in onze rubriek: de plaatsing van aios en feedback op de trainingsdag in januari. De koppeling van aios aan opleiders is geen sinecure. De aios, de hao en de opleiding hebben ieder hun eigen belangen. Ook fietst er regelgeving doorheen waar we ons aan moeten houden. Opleiders die teleurgesteld worden omdat ze geen aios krijgen, denken “Waarom ik?”, en “Hoe kan het, dat ze nog nieuwe opleiders aannemen, als ze er toch teveel hebben?”. Bij deze een poging om die vragen te beantwoorden en inzicht te geven in de dynamiek van ons opleidersbestand. Begin 2014 schreef Stijn de Vries hier ook al over in zijn ‘Lijn van Stijn’. Het ging toen om de wisselvalligheid tussen vraag en aanbod: het ene moment zijn er 14 opleiders tijdelijk zonder aios, terwijl enkele maanden later iedereen voorzien is. In dat laatste geval hopen we, dat er nergens een ontkoppeling plaatsvindt, want dan hebben we geen opleider meer achter de hand. Die golfbewegingen zijn er nog steeds: op het moment van schrijven hebben we in de regio noordoost slechts twee opleiders die onvrijwillig zonder aios zitten, waardoor ik een probleem heb bij een mogelijke ontkoppeling in het zuiden. Dit voelt erg krap. Daarentegen zijn er vanaf juni negen opleiders zonder aios, en dat is, in ieder geval voor mijn gevoel, teveel. Er zijn periodes waarin bijna al onze opleiders actief zijn en dat wijst er op dat we niet standaard te veel opleiders hebben. “Vroeger was dit anders”, denken de oudere opleiders. Dat klopt. In de tijd van continuïteit in het opleiden, zaten we in een groeiscenario: de opleiding (lees: aantal aios-plaatsen) groeide en er werd continu heel actief geworven om die vraag bij te benen. Omdat de groei van het aantal aios harder ging dan de aanwas van nieuwe opleidingspraktijken, moesten aios vaker dan nu verder reizen. Tegenwoordig zitten we in een consolidatiefase: De instroom van het aantal aios is stabiel. Een even stabiel aantal opleiders voldoet daarbij niet omdat: • de variatie in waar de aios wonen groot is en behoorlijk wisselt per startmoment (maart, juni, september en december). In totaal kunnen we genoeg opleiders hebben, maar een overschot in noord en een tekort in zuid. De middenregio proberen we zo veel mogelijk mee in te zetten, gericht op die noord-zuid variaties, maar daarmee heb je nog steeds niet altijd alle aios bediend. 24 • opleiders met pensioen gaan of voortijdig stoppen, waardoor opleidingspraktijken wegvallen, • opleiders zelf vragen om tijdelijk niet op te leiden, • aios met een parttime opleiding of tijdelijke uitval vanwege zwangerschapsverlof, een opleider langer dan 1 jaar bezig houden, we steeds meer op kwaliteit focussen, wat o.a. inhoudt dat we een spreiding nastreven van verschillende typen praktijken in onze regio’s. Dit alles maakt dat we speelruimte nodig hebben en dat we per periode bekijken of we voldoende opleiders hebben voor de volgende koppelrondes. Zeker weten we dat pas, als we weten waar de aios wonen, en daar zit een ander probleem: in de regio’s Midden-Limburg en Noordoost Brabant zitten de laatste tijd relatief minder aios. Ondanks dat we proberen de pijn wat te spreiden, is daardoor de discontinuïteit van het opleiden niet helemaal gelijk te verdelen en worden opleiders in die regio’s vaker teleurgesteld dan we willen. We hanteren zoveel mogelijk de reistijd van één uur voor de aios om praktijken te kunnen includeren, maar ook hier is het zoeken naar een balans. Laat duidelijk zijn: we gebruiken aios niet om goede opleiders te belonen en minder goede opleiders te straffen. Opleiders voelen dat soms zo, maar zo gaan we niet met hen om (ook al vinden sommige opleiders en aios dit best een gedachte om serieus te overwegen). Als iets niet goed is, vinden we, dat we dit duidelijk moeten maken, en dat we samen moeten kijken hoe het beter kan. En je kunt opleidersvaardigheden niet verbeteren, als we de aios weg houden waarmee je dat juist zou moeten oefenen en laten zien. Bovendien: welke criteria hanteer je om wel of niet die aios toe te kennen? Een gedachtenoefening waar je niet uit komt, want er zijn erg veel factoren die bijdragen aan de kwaliteit van een opleider en diens praktijk. Evaluatie trainingsdag voor opleiders januari 2017 Door Paul Schrijver We hebben de huisartsopleiders gevraagd om de trainingsdag van januari te evalueren. De respons was heel groot, waarvoor dank. Het was interessant om te zien, dat er een verschil van waardering zat tussen jaar 1 en 1 e uitgave 2017 jaar 3 opleiders betreffende de voordracht van Peter Lucassen over SOLK. De jaar 1 opleiders waren enthousiast, sommigen gaven wel aan dat het iets korter had mogen zijn. Jaar 3 opleiders gaven vaker aan dat de voordracht te lang was en sommigen onder jullie kenden de voordracht al van andere bijscholingen. Al met al werd de voordracht goed gewaardeerd. Ook de workshop SOLK kwam positief uit de evaluatie. Over het algemeen werden de rollenspelen en de aanwezigheid van aios zeer op prijs gesteld. EBM, of liever gezegd Academisch Opleiden, was de klapper van de dag! Nog nooit hebben we zulke leuke reacties van opleiders gehoord. Een greep uit de opmerkingen: ‘Verfrissend’ ‘Verrassend’ ‘Toepasbaar in de praktijk’ ‘Snelle manier om een artikel te doorgronden’ en als uitsmijter: ‘EBM gaat weer leven’! Academisch opleiden zal dus zeker een vervolg krijgen. Verder kwam naar voren dat kleine-groepen-onderwijs erg op prijs werd gesteld. Hier gaan we dan ook zeker mee door. De klimaatbeheersing was niet optimaal; dit hebben we al teruggeven aan van der Valk, omdat we de locatie voorlopig zullen handhaven. Erg prettig, zoveel evaluaties! Daarmee kunnen wij weer verder om ook in de toekomst de trainingsdagen nog uitdagender en praktischer te maken. Eindhovengroep Brengt de huisartsopleidingen van Nijmegen en Maastricht samen DOOR LOVAH EINDHOVEN Twee opleidingen met een Eindhovense stroming, één gezamenlijke locatie in Eindhoven, maar... nog twéé LOVAH afdelingen met ieder hun eigen activiteiten in Nijmegen en Maastricht. Vanuit de ‘Eindhoven groep’ ontstond steeds meer vraag naar leuke activiteiten, nascholingen en gezamenlijk onderwijs in en rondom Eindhoven om te zorgen voor meer binding tussen deze twee opleidingen. In augustus 2016 is een enthousiaste groep AIOS gestart met de oprichting van LOVAH Eindhoven. Op 14 oktober 2016 hebben we groen licht gekregen, we vormen nu de jongste afdeling van de LOVAH! Een unieke situatie, een afdeling vanuit twee verschillende opleidingsinstituten. Een belangrijk streven van LOVAH Eindhoven is om te zorgen voor een betere samenwerking tussen Maastricht en Nijmegen, met daarbij onder andere een betere stroomlijning van het onderwijs. Binnenkort zal bijvoorbeeld de eerste gezamenlijke onderwijsdag georganiseerd worden. Verder zetten we ons in om nieuwe geneeskunde studenten enthousiast te maken voor de huisartsenopleiding, met natuurlijk aandacht voor onze dependance in Eindhoven. Ook willen we leuke activiteiten en nascholingen in en rondom Eindhoven organiseren, waarbij ook weer de cohesie tussen AIOS uit Nijmegen en Maastricht nagestreefd wordt. Inmiddels hebben we een aantal geslaagde activiteiten achter de rug: de pubquiz met aanwezigheid van maar liefst een derde van alle Eindhovense AIOS, de eerste nascholing over melanomen en de LHK pubquiz, een gezellige voorbereiding op de halfjaarlijkse kennistoets. Komende maanden staan nog veel leuke activiteiten en nascholingen op het programma. Zo zal er deze maand een gezellige activiteit georganiseerd worden om de nieuwe AIOS welkom te heten, natuurlijk zijn de overige AIOS ook welkom! Om al het bovenstaande te kunnen bewerkstelligen, zijn we nog altijd op zoek naar enthousiaste leden voor onze LOVAH afdeling. Suggesties of ideeën zijn altijd welkom. Contactgegevens eindhoven@lovah.nl | www.lovah.nl www.facebook.nl/lovah.eindhoven 25 op één lijn 57
Pagina 26
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Onderzoek van onderwijs Opleiders: het zijn net mensen DOOR LAURY DE JONGE, HUISARTSONDERZOEKER “Aangezien de denkwijzen van mensen verschillen, zodanig dat sommigen gemakkelijker dan anderen de een of andere vorm van geloof omarmen, want wat de een leidt tot gebed kan de ander tot spotternij leiden, concludeer ik, dat iedereen vrij zou moeten zijn om voor zichzelf de basis van zijn overtuiging te kiezen, en dat geloof alleen zou moeten worden beoordeeld op de vruchten die het voortbrengt.” (Spinoza: Tractatus Theologico Politicus (1670)) Als begeleider van coassistenten of opleider van huisartsen in opleiding heeft u er vrijwel dagelijks mee te maken: de beoordeling op de werkplek. Werkplekbeoordelingen zijn belangrijk om een aantal redenen. Ten eerste omdat een beoordeling nuttige feedbackback kan genereren, wat het leren van een (huis)arts-in-opleiding kan sturen. Van goede feedback kan je immers (veel) leren: het kan wijzen op hiaten in medische kennis of verbeterpunten in communicatieve vaardigheden, kortom: op alles wat nog geleerd kan (of moet) worden. Ten tweede kan een beoordeling gebruikt worden om vast te stellen of een lerende “aan-de-maat” is. Daarmee heeft een opleider-beoordelaar een belangrijke rol in het adviseren of een lerende basis- of huisarts kan worden. Uit medisch onderwijskundig onderzoek blijkt dat de waarde van werkplekbeoordelingen niet zozeer afhangt van de kwaliteit van de beoordelingsinstrumenten of -methoden. De waarde hangt vooral af van de manier waarop deze instrumenten gebruikt worden. En dat hangt weer af van welke ideeën een opleider en lerende hebben over leren en beoordelen op de werkplek. Hier heb ik onderzoek naar gedaan. De deelnemers aan dit onderzoek waren beoordelaars die werkzaam in de praktijk of op de Universiteit waren, en huisartsen in opleiding. Hen werd gevraagd om stellingen over werkplekbeoordelen te sorteren. Een voorbeeld van een stelling was: “beoordelen moet vooral het leren van de AIOS sturen”. Deze, en nog 47 andere stellingen, moesten worden gerangschikt naar de mate waarin de beoordelaar het met de stelling eens of oneens was. De uitkomst zal u niet verbazen: de deelnemers verschilden in hun denkwijze. Door middel van factoranalyse kon een aantal groepen opleiders onderscheiden worden. Sommige opleiders vonden het prettig als een lerende zelf zijn leren stuurde, ook als dat betekende dat hij zelf in hoge 26 mate bepaalde waarop hij beoordeeld werd. Voor anderen ging dat te ver, zij vonden dat (ook) de opleider of het opleidingsinstituut zou moeten bepalen wat geleerd moet worden. Een tweede thema waarover opleiders van inzicht verschilden was de mate van standaardisering van een beoordeling. Sommige opleiders vonden het prettig om een scorelijst te hebben waarin precies staat waar een lerende aan moet voldoen. Anderen ervaarden ’de gedetailleerde scorelijst als een keurslijf; een beoordeling zou aangepast moeten kunnen worden aan de context van de beoordeling of aan de leervraag van de lerende. Zijn die verschillende denkwijzen een probleem? Of, om met Spinoza te spreken, beïnvloedt dit de kwaliteit van de vruchten die worden voortgebracht? Mijn antwoord : het hoeft geen probleem te zijn. Maar dan zullen opleider en lerende wel moeten spreken over verwachtingen en consequenties van gelijkeen verschillende denkwijzen over werkplekleren en-beoordelen. Het doel van zo’n gesprek zou zijn om te komen tot een gemeenschappelijk denkwijze; met ruimte voor eigenheid maar ook voor afstemming tussen de verschillende betrokkenen. Tijd dus om een leergesprek te wijden aan uw opvattingen over beoordelen en leren! Bent u geïnteresseerd in meer details? Het hele artikel staat online op: link.springer.com/article/10.1007/s10459-017-9760-7 Voetnoot Sjef Swaans, HAB en redactielid “ Het belang van de beoordeling op de werkplek kan niet genoeg benadrukt worden. Mijn ervaring als HAB is dat de opleider het meest van de AIOS ziet en daarom ook het best een beoordeling kan geven. Op welke manier dat gebeurt is van secundair belang en hangt ook af van de persoonlijkheid van HAO en AIOS. Maar: van cruciaal belang is dat alle beoordelingen feitelijk onderbouwd zijn. Dat aangegeven wordt op welke concrete gedragingen of gebeurtenissen de beoordeling gebaseerd is. Ook als de interpretatie van de observatie niet gedeeld wordt, of als de norm waaraan het gedrag moet voldoen niet erkend wordt , is toch het bespreken van de observatie de basis van de beoordeling. Dat is dan het gesprek waaraan in dit artikel gerefereerd wordt. Een eindbeoordeling bundelt diverse werkplekbeoordelingen en compenseert dan voor de verschillen in aanpak van de beoordelingen.” 1 e uitgave 2017 In de leer “ Wie het oude niet eert, is het jonge niet weerd” DOOR KOEN VAN HELMOND, TWEEDEJAARS AIOS Het is de avond voordat ik aan mijn laatste opleidingsjaar ga beginnen. Onder het genot van een glaasje whisky maak ik de balans van het afgelopen halfjaar op. Ik schrijf een halfjaar, want door mijn werkervaring op de spoedeisende hulp heb ik vrijstelling gekregen voor mijn acute zorgstage. Het was een half jaar in het teken van de oudere medemens door stages in de ouderenpsychiatrie en daarna in de revalidatie voor ouderen. Vooraf zag ik er best wel tegen op, want ouderen… ik had er eerlijk gezegd niet zoveel mee. Sterker nog, de enige oudere waar ik wat mee heb is mijn oma, een 93-jarige dame die ik eens in de twee weken op bel om even bij te kletsen. Dat was tot voor kort mijn enige referentiekader als het om ouderen ging en misschien is mijn oma niet helemaal representatief voor haar generatie; daar ben ik inmiddels wel achter. Zo woont zij nog zelfstandig zonder thuiszorg, gebruikt ze slechts 1 aspirientje per dag, fietst ze dagelijks twee keer twintig minuten op een roestige hometrainer (die ik hoogstpersoonlijk 17 jaar geleden in elkaar heb gezet) en leest ze twee kranten per dag. Toch heeft mijn oma ook zo haar problemen natuurlijk, dat zal ik niet ontkennen. Onlangs vertelde ze me nog dat ze een Ipad air had gekocht, want de gewone Ipad die ze had werd toch wat zwaar voor haar ietwat artrotische vingers. Tja, dat zijn inderdaad lastige dingen natuurlijk. Maar goed, zoals ik in de eerste alinea al stelde: “ik had niet zoveel met ouderen” en de nadruk ligt daarbij op had. Inmiddels, na een half jaar alleen maar patiënten van boven de tachtig jaar, ben ik oprecht anders over ouderen gaan denken. Ik ben er namelijk achter gekomen dat er maar bar weinig ouderen zijn zoals mijn oma. De meeste ouderen hebben namelijk geen Ipad en met slechts 1 aspirientje op een dag komen ze ook niet weg. Wellicht hebben ze thuis een hometrainer staan die wat minder roestig is, maar daar houdt het dan ook wel mee op. Als huisarts in opleiding zat ik overwegend ruim in mijn tijd voor de patiënt en ik heb dan ook deze kans aangegrepen om “de gemiddelde oudere” in Nederland te leren kennen. Ik heb gemerkt dat een hoop ouderen tevreden zijn over het leven dat ze nu leiden en dat ze meestal berusten in de fysieke ongemakken die met de leeftijd komen. Helaas heb ik ook een hoop ouderen gezien die het wat minder hebben. Ze kampen met het gemis van een partner of hebben geen familie in de buurt wonen die zomaar even op de koffie komt. Sommigen zijn afhankelijk van anderen voor bijvoorbeeld hun dagelijkse boodschappen of een bezoekje aan de kapper, maar ze voelen zich bezwaard om om hulp te vragen. Mijn ervaring in het afgelopen half jaar is dat sommige ouderen zichzelf wegcijferen omwille van het algemeen belang. Echter, zoals Albert Camus in zijn boek “De Pest” al schreef, wordt het algemeen belang gevormd door het geluk van ieder individu. In deze column wil ik een kleine lans breken voor juist díe kwetsbare ouderen in onze samenleving. Ze hebben het namelijk echt niet altijd makkelijk. Ik nodig c.q. daag iedereen uit om gewoon eens een keer met een oudere te praten en te luisteren naar hun verhaal. Hoeveel moeite is het om 1 keer per week een sociale visite en een ‘bakkie te doen’ bij een kwetsbare oudere? Een klein gebaar met een groots effect. Die ouderen… ik heb er wel wat mee! 27 op één lijn 57
Pagina 28
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 In de leer Ontwrichte toestanden DOOR ELEANA ZHANG, TWEEDEJAARS AIOS Had je vroeger als kind ook het idee, dat je alles kon worden, als je het maar graag genoeg wilde? Nou, ik wel. Totdat ik er op mijn achtste achter kwam dat zangeres worden nogal problematisch werd met mijn krakende post-tonsillectomie klankkast. Of dat ik op mijn dertiende een bril kreeg en dus vaarwel moest zeggen tegen de vluchtige droom om piloot te worden. Niet dat ik er lang om heb gerouwd maar het is grappig om te bedenken dat zulke momenten er evengoed toe hebben geleid dat ik vandaag de dag huisarts in wording ben. Ook tijdens mijn SEH-stage had ik een soortgelijk moment. Mijn eerste week op de SEH vloog voorbij: afwisselend, lekker veel actie en van tijd tot tijd de nodige dosis adrenaline. Maar dan volgt dag één van week twee… De eerste patiënt van de dag: man, begin veertig, groot, pezig en met een massa van zo’n dertig kilo per ledemaat. En nu: schouder uit de kom. Zijn gezicht is verwrongen van de pijn, en hij blijft maar schreeuwen tijdens het maken van de röntgenfoto’s. Door de open, akoestische ruimte van de SEH worden mijn gehoorbeentjes om negen uur ’s ochtends dus al lekker losgetrild. Een bijzondere warming-up om de dag mee te beginnen. “Eleana, jij wilde trauma’s doen, toch?” vraagt mijn supervisor, nadat de foto’s zijn gemaakt en de patiënt de nodige pijnstilling heeft gehad. Ik gooi de laatste slok koffie achterover en snel naar Traumakamer 1, klaar om aan de slag te gaan. Ik heb er zin in. De SEH- arts staat bij het hoofd, houdt de patiënt op z’n plaats en zegt mij aan de geluxeerde arm te trekken. Het is negen uur ’s ochtends en ik als ochtendmens ben nu op mijn best: met bovendien een paar jaar gedateerde karate ervaring uit mijn studententijd ben ik ervan overtuigd, dat ik die arm er wel weer ingetrokken krijg. Ik sluit mijn handen en vingers om de onderarm van de patiënt en begin te trekken. Ik zet me af tegen de ondergrond, hang met mijn hele gewicht in de lengterichting van de arm, zet mijn kaken op elkaar, knijp nog iets harder in de onderarm om mijn grip niet te verliezen en trek alsof mijn leven ervan af hangt. Geen beweging in die schouder. Ik hou vol. Mijn perifere visus vervaagt, gevoelsmatig begint tetanie van mijn spieren in te treden en mijn ogen puilen uit door de intracraniële drukverhoging. Nog steeds geen verlossende klik. Ik ga door 28 maar krijg het warm en benauwd en bedenk nog net dat ik beter een dunner shirt had moeten aantrekken of in ieder geval mijn deo had moeten meenemen, wanneer de SEHarts de veelbetekenende woorden zegt: “Eleana, je mag al beginnen met trekken hoor…”. Als ik om me heen kijk, zie ik de vriendelijke reus van een verpleegkundige naast mij grinniken. Er zijn collega-artsen die hun roeping al hebben gevonden, toen ze nog rondliepen in hun rode Buurman en Buurman laarsjes of toen ze een vogelbekdier moesten nadoen tijdens de eerste balletles. Maar ik, ik ben er niet zo één. Ik moet dingen dóen om te weten. En al doende weet ik dat werken met grote botten niet mijn sterkste kwaliteit is (maar gelukkig ook dat het huisarts-zijn wel mijn ding is!). Later hoor ik – niet geheel tot mijn verbazing – dat de zwaargewichten van de SEH de hoogste succespercentages hebben met schouder- en heupluxaties, en reanimaties niet te vergeten. Met mijn een meter zestig ga ik ze natuurlijk never nooit evenaren, maar dat betekent niet, dat ik het niet kan proberen. De komende maanden vraag ik tijdens de koffiemomenten gewoon een groot stuk taart bij mijn cappuccino. 1 e uitgave 2017 Loyaliteiten Wat niet weet, wat niet deert DOOR T.E. GRIJS Dinsdagochtend, de ochtend van de psychosomatiek was ik dit spreekuur in de loop van de jaren gaan noemen. Al voor negen uur had ik onbegrepen hoofdpijn, onverklaarbare nekpijn en buikpijn zonder medisch verklaarbare oorzaak gezien. Een beetje moedeloos tjokte ik naar de wachtkamer en riep mevrouw Berends. Ze zat in elkaar gedoken in een hoekje, ze schrok op en liep vervolgens met een vinnige pas langs me heen, de weg kende ze namelijk goed. Ze zat al, voordat ik de deur van de spreekkamer gesloten had. In een keurig grijs mantelpakje gestoken en vanonder een onberispelijk kapsel keek ze me vanuit een spits gezichtje met een verwijtende blik aan. Aan een vraag wat ik voor haar zou kunnen betekenen kwam ik niet toe. Ze stak meteen van wal. Nee, de pillen hadden weer niet geholpen, dat had ze ook wel gedacht toen ze vorige week uit de spreekkamer wegging. Zo ging het echt niet langer, ze had alle vertrouwen in de Nederlandse specialisten verloren, maar bovenal in mij en nu zou de orthopeed in Genk wel uitkomst bieden. De afspraak was al gemaakt. Of ik maar even de verwijskaart kon schrijven. Ik schreef en gaf de verwijzing, met een diepe, hoorbare zucht. Met een tegelijk triomfantelijke en neerbuigende blik verliet ze de kamer. “Grijze muis”, dacht ik nog boos. Ik heb haar niet meer gezien op het spreekuur, wel vier maanden later haar echtgenoot Frans. Hij had maagklachten. Het was allemaal druk in zijn schildersbedrijf, dat hij tien jaar geleden van zijn vader had overgenomen. In het begin was het allemaal prima gegaan, maar het laatste jaar ging het moeilijk. Hij kon zich moeilijk concentreren en was op het eind van de middag doodop. Hij weet dit alles aan de moeilijkheden in de relatie met zijn vrouw. Na een lange dag in het bedrijf was er ’s avonds geen rust voor hem weggelegd. Niets deugde in de ogen van zijn vrouw, hij dacht alleen maar aan werken, en wat leverde dat op, te weinig, zo uitte ze zich geregeld. Een fatsoenlijke vakantiereis zat er niet in, het oude gammele huis van zijn ouders hadden ze al lang moeten inruilen. De puberzoon, zo verweet ze hem, was onhandelbaar, hij had ook geen steun van zijn pa. Van intimiteit tussen hem en zijn vrouw was geen sprake. “In de diepvries kan het niet kouder zijn dan in haar onderbuik”, verzuchtte Frans. Tja, ik kon het me voorstellen, maar ik heb er wijselijk niets over gezegd. Frans vroeg tabletten om zijn maagklachten te verminderen, “een van mijn schilders helpen ze goed en ach, thuis, laat maar zitten en verder onderzoek ook, zo’n vaart zal het niet lopen.” Ik schreef Frans een zuurremmer voor en maakte een vervolgafspraak over twee weken. Ik zag hem pas twee maanden later, vermoeid ogend, bleek, vermagerd. Onmiskenbaar helemaal mis. “Nee Frans, je krijgt geen hogere dosering van de medicatie! Ik bel vandaag nog de specialist.” Frans vond dat ik wel meteen kon bellen, hij zou wachten. Dezelfde middag kon hij terecht. Een week later had ik de MDL arts aan de lijn. Het was goed fout met Frans, een pancreascarcinoom met ingroei in de maagwand. Dat was de eerste reden van het telefoontje, een tweede was dat Frans ieder verder onderzoek en behandeling resoluut van de hand had gewezen, aan zijn lijf geen verdere polonaise. Maar er was nog iets, van Frans mocht de specialist geen mededeling doen aan zijn vrouw en zoon over de aard van de ziekte. Toch wel bizar vond de specialist, maar hij wilde het verder aan mij overlaten. De volgende dag zat Frans al op mijn spreekuur. Niks meer aan te doen, hij had het wel verwacht, twee pakjes sigaretten per dag, een halve fles jenever, dat kon gewoon niet goed blijven gaan, zo bekende hij. “Maar wat er precies aan de hand is, dat blijft tussen ons beiden dokter, geen woord over de ware aard van de ziekte naar mijn vrouw en zoon, het is een grote maagzweer en de genezing zal wel maanden op zich laten wachten en daar blijft het bij. Ik zou haar medelijden niet kunnen verdragen en wat niet weet, wat niet deert.” Twee dagen later legde ik een visite af bij Frans. Op de gang eiste zijn vrouw meteen, dat ik Frans dezelfde dag nog zou laten opnemen in het ziekenhuis. Frans hield resoluut de boot af, het zou beslist beter gaan als we de medicatie zijn werk zouden laten doen. Mevrouw kon het er niet mee eens zijn. Ik begreep haar, maar ik liet niets merken. Ik koos de kant van Frans. 29 op één lijn 57
Pagina 30
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 De volgende ochtend belde de specialist met de mededeling dat Frans in de vroege ochtend in het ziekenhuis was overleden aan een inwendige bloeding. De dienstdoende assistent had mevrouw verteld dat Frans was overleden aan een bloeding in de buik, omdat de al langer bekende kwaadaardige tumor in een bloedvat was ingegroeid. Mevrouw was witheet, zonder verder een woord te zeggen, vertrokken. Met lood in de schoenen ging ik na het spreekuur op huisbezoek. De zoon maakte de deur open, keek me met een vernietigende blik aan en zei dat moeder geen prijs op een gesprek stelde en wierp de deur voor mijn neus dicht. Ik heb haar nog enkele malen in het dorp gezien, altijd wendde ze haar hoofd af. Korte tijd later verhuisde ze naar geboortedorp. Jaren later las ik de krant over een rechtszaak tegen de heer S. in Wintersveld. De man was aangeklaagd wegens misbruik van zijn twee dochters op jonge leeftijd. De heer S., zo ging door mijn hoofd, ze heette toch Schermer met haar meisjesnaam en kwam uit Wintersveld? Zou het…? Ik had de naam van de heer S. aan mijn broer kunnen vragen, hij was in die tijd raadslid in de gemeente waar Wintersveld deel van uitmaakt. Ik heb het er met hem nooit over gehad. Wat niet weet, ….. Symposium & oratie Jako Burgers 16 juni 2017 ‘ Persoonsgerichte zorg in richtlijnen: contradictie of paradox?’ ‘Persoonsgerichte zorg in richtlijnen: contradictie of paradox?’ is de titel van de oratie van prof. dr. Jako Burgers op vrijdag 16 juni 2017 in de Aula Minderbroedersberg 4-6 in Maastricht. Dit is een openbare lezing . Voorafgaand aan de oratie is er een symposium (op uitnodiging) over het thema. Richtlijnen zijn niet meer weg te denken uit de Nederlandse gezondheidszorg. Mede dankzij de richtlijnen die zijn ontwikkeld binnen het NHG-Standaarden programma, floreert de huisartsgeneeskunde in ons land. Toch is er de laatste jaren fundamentele kritiek, zodanig dat er zelfs gesproken wordt van een crisis. De principes van evidencebased medicine die ten grondslag liggen aan de richtlijnen zouden leiden tot een technocratische en prestatiegedreven geneeskunde die een persoonsgerichte, holistische benadering in de weg staan. Het symposium is op uitnodiging. De oratie (start 16.30 uur) is een openbare academische zitting. Deze lezing wordt opgenomen en is naderhand -net als de oratietekstopvraagbaar bij onze redactie. 30 1 e uitgave 2017 Symposium Onbezorgd smullen van vlees, vis, groente en fruit: kan dat nog? DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID EN 60-PLUSSER Een intrigerende vraag, vond ook onze hoofdredactrice, en dus nam zij mij (als schrijvende pers) mee naar het symposium over voeding nu en in de toekomst, dat onder deze titel op 16 december 2016 gehouden werd in Maastricht. We zagen een paar bekende collega’s in de collegezaal.1 Na vele presentaties door professoren, voedingsdeskundigen, koks en zelfs een entomoloog is mijn antwoord op de beginvraag een volmondig ja! Alleen dat “onbezorgd” is een rekbaar begrip, want je moet wel op een aantal zaken letten, vooral als je al wat ouder bent. Of als je huisarts bent van een oudere. Over voeding voor ouderen en zorgbehoevenden werden veel, en zeker ook voor huisartsen belangwekkende zaken verteld door prof. dr. ir. Lisette de Groot, hoogleraar Voeding en Ouderen uit Wageningen, en door prof. dr. Luc van Loon, hoogleraar fysiologie van inspanning aan het MUMC+ te Maastricht. Veel van de informatie komt uit hun gezamenlijke ProMuscle studie. Van Loon liet zien, dat behoud van spiermassa en –functie afhankelijk is van 2 anabole stimuli, die elkaar beïnvloeden: eiwitintake (voeding) en spiercontractie (beweging). Per dag heb je een turnover van spierweefsel van 1 – 2 %, dus binnen 50 – 100 dagen hebben al je spieren zich vernieuwd. Daar is veel eiwit voor nodig, zo’n 1,5 gram/ kg lichaamsgewicht/dag. En als de intake goed verloopt, zijn de verorberde aminozuren al binnen 2 uur verwerkt in nieuwe spiermassa: “je bent wat je eet (of wat je zojuist gegeten hebt”). De tweede anabole stimulus is spiergebruik, en wel elke vorm van fysieke inspanning. Van Loon c.s. hebben aangetoond, dat bewegen vóór de maaltijd, maar ook daarna, ervoor zorgt, dat de aminozuren effectiever gebruikt worden bij de spiereiwitsynthese. Er bestaat synergie tussen de beide stimuli. Maar ook zonder fysieke inspanning worden aminozuren nog verwerkt tot spier. De andere kant van de medaille is, dat immobilisatie en insufficiënte voeding heel snel leiden tot spieratrofie en krachtsverlies: 1 week bedrust zorgt, zelfs bij een normaal voedingspatroon, voor een spiermassaverlies van 1,4 kg. En in een onderzoek van De Groot in Wageningen bleken ouderen zes maanden training 1 Een van hen, de pas afgestudeerde Rhea Heeringa, heeft ook een artikel over dit symposium geschreven nodig te hebben om die spiermassa weer terug te krijgen. Citaat van Van Loon: “wat je in één week verkloot, kost zes maanden om weer goed te maken!” De Groot liet in haar presentatie zien, dat voedingsdeficiënties bij veel senioren een probleem vormen bij het Gezond Ouder Worden. Dit laatste gedefinieerd als voorkómen en terugdringen van beperkingen in het functioneren. Naast voldoende eiwit gaat het ook om voldoende vitamine D. In 2015 waren er in Nederland drie miljoen 65-plussers, waarvan 95% thuis woonde. De helft van hen heeft één of meer chronische aandoeningen. In woon-, zorg- en welzijnsinstellingen verbleven in dat jaar 140.000 senioren. Van die groep lijdt 20% in meer of mindere mate aan ondervoeding! In ziekenhuizen ligt dat percentage tussen 25-40%. Maar ook die thuiswonende 95% zal niet nauwkeurig het door de Schijf van Vijf voorgeschreven, meer mediterrane dieet volgen, dus daar ligt zeker een taak voor de huisarts(praktijk). Let er bijvoorbeeld eens op, of ouderen in uw praktijk het suppletie-advies voor vitamine D volgen. Als zij de benodigde 20 microgram/dag halen, geeft dat 20%28 % fractuurreductie bij valincidenten! Maar dat halen de meeste niet, want uit voeding haal je zo’n 5 microgram, en bij lekker weer nog eens 7 microgram door het zonnetje op je huid. Dus suppleren: vrouwen van 50–70 jaar dagelijks 10 microgram, boven de 70 iedereen 20 microgram. Wat betreft de voeding voor ouderen adviseert De Groot om het door het Voedingscentrum voor een bepaalde leeftijd en geslacht (internet: De Schijf van Vijf voor jou) geadviseerde menu nog eens te verrijken met eiwit, bijvoorbeeld met eiwitshakes van de drogist. Samengevat luiden de adviezen van beide hooggeleerden ten behoeve van behoud van spiermassa en –functie bij ouderen: • Blijf zo actief mogelijk, beweeg waar mogelijk • Zorg voor meer eiwitrijke voeding • Verdeel die over de hoofdmaaltijden • Neem wat extra eiwit voor het slapen gaan Of het allemaal zo makkelijk in praktijk te brengen is, weet ik niet zeker, maar ik denk wel, dat het voor de gemiddelde huisarts goed is om te weten. Vandaar, dat ik u er bij deze deelgenoot van heb gemaakt. PS: in de rubriek “Weten is Eten” meer praktische tips voor een eiwitrijke voeding! 31 op één lijn 57
Pagina 32
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Weten is eten Bodybuilding voor senioren DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Eiwitrijke voeding, was dat niet iets voor topsporters, Schwarzeneggers en aanverwante types? Toch niet: tijdens de groei hebben kinderen en jongeren relatief meer eiwit in de voeding nodig, maar uit de ProMuscle studie van MUMC+ en WUR blijkt onomstotelijk, dat ook bij het klimmen der jaren een eiwitrijke voeding onontbeerlijk is om een beetje op de been te kunnen blijven (zie mijn artikel elders in dit blad). Het advies is een intake van 1,5 gram/kg lichaamsgewicht/dag. Voor een gemiddelde oudere van 75 kg wordt dat dan 112,5 gram eiwit per dag. Mijn volgende vraag, en natuurlijk ook de uwe, is meteen: wat is dat dan, eiwitrijke voeding? En valt daar nog iets smakelijks van te kokkerellen? Ik ben het gaan uitzoeken, en de opbrengst viel me niets tegen. Niet verrassend (want what’s in a name?) blijkt een ei het meeste eiwit per 100 gram te leveren: 27,3 gram! Dat komt voor een biologisch ei uit de M-klasse neer op 6 gram, waarvan 2/3 voor rekening komt van de dooier en niet van het wit... Ook kipfilet (altijd biologisch!) scoort hoog, 21,5 gram eiwit per 100 gram. Maar vis, en dan vooral zalm, scoort nog beter: 100 gram levert je 25 gram eiwit! En vergeet de zuivel niet: melk bevat 2 hoogwaardige eiwitten, wei en caseïne. Magere melk levert 3,9 gram eiwit per 100 gram (een glas is 200 gram), maar de wei is de grondstof voor al die poeiertjes en shakes die ik altijd alleen associeerde met de sportschool(types). Andere eiwitrijke voedingsmiddelen: peulvruchten, quinoa, schaal- en schelpdieren en allerhande noten, zaden en pitten. Genoeg houvast dus om de keuken mee in te gaan, en als oudere jongere had ik in een uurtje een smakelijke lunch op tafel voor 2 personen: spinazie-omelet met gerookte zalm. De omelet zelf levert in totaal 85,8 gram eiwit, dus 42,9 gram per persoon, wat al iets meer is dan 1/3 van de dagelijkse behoefte. Eigenlijk een heel goed idee voor de lunch na de anabole stimulans van het eieren zoeken: Vrolijk Pasen! Maak een mise-en-place van: - 4 eieren (24 gram eiwit) - 200 gram verse spinazie (10 gram eiwit) - 50 gram pijnboompitten (13,5 gram eiwit) - 10 gram gesnipperde bieslook (0,5 gram eiwit) (25 gram eiwit) Kluts de eieren, breng op smaak met peper en zout. Snijd de verse spinazie in reepjes en bak de groente met wat olie in de pan tot ze geslonken is. Schenk dan het eiermengsel erbij en bak de spinazie-omelet in c.a. 5-10 minuten gaar. Laat ‘m daarna een paar minuten afkoelen. Snijd in de tussentijd de bieslook fijn, en geef de pijnboompitjes een kleurtje door ze even te roosteren. Spreid een vel plasticfolie uit op het aanrecht en laat daar voorzichtig de omelet op glijden. Leg de plakken zalmfilet in het midden van de omelet. Verdeel hier de cottage cheese overheen, gevolgd door de fijngesneden bieslook en wat pijnboompitjes. Rol de omelet een beetje stevig op met behulp van het folie, draai de uiteinden dicht en laat hem body builden in de koelkast. Haal hem er na een half uurtje uit, verwijder de folie, snijd - 100 gram cottage cheese (12,8 gram eiwit) - 100 gram gerookte zalm in plakken in plakjes en serveer met wat tomaatjes en/of een frisse salade (avocado is ook heel eiwitrijk!) en wat lekker brood. En mocht je je willen voorbereiden op Maastrichts Mooiste, drink er dan een heerlijke eiwitshake bij uit de sportschoolpot. 32 1 e uitgave 2017 Ingezonden Practice what you preach DOOR RHEA HEERINGA, WAARNEMEND HUISARTS Na het symposium “onbezorgd smullen van vlees, vis, groenten en fruit; kan dat nog?”, ben ik teleurgesteld naar huis gegaan. De belangrijkste reden hiervoor: het falen van een rolmodel. Volgens de van Dale is een rolmodel: “iemand die op voorbeeldige manier voldoet aan een wenselijk geacht rollenpatroon”1. Als de meerderheid van de sprekers op een symposium staat te verkondigen wat gezonde voeding is terwijl ze zelf evident overgewicht hebben, dan vind ik dat op zijn minst gezegd geen voorbeeldige manier. Het maakt hun boodschap voor mij zelfs ongeloofwaardig. Weten we niet al jaren dat na-apen een belangrijke factor in opvoeding is? Het is een kwestie van volhouden: in de winkel zeg je iedere keer bedankt na het afrekenen van je boodschappen en warempel, op een dag bedankt je vierjarige dochter uit zichzelf de winkelier als ze haar mandarijntjes heeft betaald. Ik heb het gevoel dat we in ons werkende leven minder bewust bezig zijn met dit rolmodelschap of het effect van na-apen. Daar waar we weten dat rolmodellen ook in de geneeskunde en rol spelen2, zijn er nog steeds artsen die roken, overgewicht hebben of de hele dag op een stoel zitten. Gelukkig zijn er in ons vak, in mijn ogen, wel degelijk echte rolmodellen. Neem een huisarts die gaat wandelen met patiënten tussen de middag of een huisarts die 15 minuten per patiënt inplant omdat ze anders teveel stress ervaart. Een cardioloog die zich bewust is van het effect van na-apen en staand spreekuur houdt. Wat is het wenselijk geacht rollenpatroon? In hoeverre moeten we verantwoordelijkheid nemen? In welke mate kunnen we collega’s aanspreken op ongezond gedrag? Ik heb geen antwoorden op bovenstaande vragen maar vind het uitermate interessant en belangrijk om hier wel over in discussie te gaan met elkaar. Ben ik een goed rolmodel? Zeker niet altijd, maar ik ben me bewust van het effect van na-apen. Dus ga ik te voet of op de fiets mijn visites afleggen zodra dit ook maar een beetje kan qua afstand en tijdsplanning en geniet ik van de glimlach van de patiënten in het dorp waar ik regelmatig waarneem die de ‘wandelende dokter’ in de wijk inmiddels wel herkennen. Ik ben een voorstander van “practice what you preach”. Referenties 1 vandale.nl/opzoeken?pattern=rolmodel&lang=nn 2 Goed voorbeeld doet goed volgen: een zoektocht naar rolmodellen in het praktisch klinisch onderwijs; J.H. Stegeman NTVG Contextgeneeskunde, maar dan anders Ervaringen van een HAB in een vluchtelingenkamp INTERVIEW DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID “Mijn meest indrukwekkende consult was, denk ik, een van mijn laatste consulten. Ik zag een meisje van 8 jaar uit Congo met buikpijn. Ik vond na onderzoek eigenlijk geen goede medische verklaring voor de buikpijn, dus vroeg aan haar tante hoe het verder met het meisje ging. Het bleek dat ze pas 3 dagen geleden met de rubberboot waren aangekomen vanuit Turkije. De smokkelaar in Turkije had een andere vluchteling op de boot met een pistool gedwongen om de buitenboordmotor te besturen, zo gaat dat altijd. 33 op één lijn 57
Pagina 34
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 (maart 2016) zitten deze mensen zo goed als vast, want de immigratiediensten werken erg langzaam: per week worden ongeveer 100 vluchtelingen doorgeleid de EU in, maar in diezelfde week arriveren er 150 nieuwe. Dus is het kamp met ongeveer 5000 bewoners overvol, met getraumatiseerde mensen zonder uitzicht en ondergebracht in erbarmelijke omstandigheden, soms in containers, maar veelal in koepeltentjes met dunne matrasjes op de grond. In december dus, met ook op Lesbos nachtvorst en natte sneeuw. De gevolgen laten zich raden: veel lichamelijke klachten waaronder infectieziektes zoals scabiës, luchtweginfecties en veel psychische problematiek: slaapstoornissen, PTSS, paniekaanvallen, automutilatie, suïcidaliteit enz. Logisch dat de spanningen er regelmatig hoog oplopen, wat soms leidt tot opstootjes en verwondingen. De sfeer in het kamp is ook vaak geladen, er is continu politieaanwezigheid en er is zelfs een soort gevangenis op het terrein. Kort na vertrek was haar jongere zusje overboord gevallen en verdronken, omdat de bestuurder niet wist hoe hij met de boot moest draaien. Mijn patiëntje tegenover mij had dus haar zusje zien verdrinken. Geen wonder dat ze buikpijn had. Zoveel is een mensenleven waard op de grenzen van Europa.” Met dit verhaal begon het gesprek, dat ik had met Martijn Verhoeckx, huisarts en groepsbegeleider in het blok Acute Zorg in jaar 2 van de huisartsopleiding. In december jl. werkte hij 2 weken in vluchtelingenkamp Moria op Lesbos in Griekenland, voor de Stichting Bootvluchteling. Hij had zich aangemeld na het lezen van de oproep die een half jaar daarvoor circuleerde bij ons op het instituut. Het contact met en de begeleiding door de Stichting verliepen heel goed en professioneel. Bij aankomst op Lesbos kon Martijn zijn intrek nemen in de villa die beschikbaar is voor de tijdelijke medewerkers. Of villa… meer een studentenhuis: met z’n vieren op één kamer in wankele stapelbedden. Maar geen probleem, want het was een fijne, gemotiveerde groep van ongeveer 20 artsen, (GGZ-)verpleegkundigen en psychologen, ongeveer de helft uit Nederland, de rest uit Portugal, het UK, de USA en België. Deze groep verzorgde de eerstelijns spoedzorg tussen ’s middags 4 uur en ’s ochtends 9 uur. Overdag was Médecins du Monde verantwoordelijk. De zorg werd verleend vanuit twee cabins midden in het kamp, steeds door een team van 1 verpleegkundige voor triage en crowd control, 2 artsen en tolken uit het kamp zelf. Toen Martijn er was, bestond de kampbevolking voor ongeveer 50 % uit Syriërs, 15 % Irakezen, 15 % Afghanen, en de rest mensen uit Iran, Myanmar, Eritrea, Congo, Sierra Leone, Mali en Palestina. Een herkenbaar rijtje voor wie wel eens naar het journaal kijkt. Sinds de deal tussen de EU en Turkije 34 Het patiënten aanbod is een beetje vergelijkbaar met dat op de huisartsenpost in Nederland tijdens een avond-, nachtof weekenddienst, maar er zijn ook veel verschillen. Je ziet regelmatig mensen met on- of onderbehandelde chronische ziekten of lichamelijke klachten ten gevolge van geweld in het land waar men vandaan komt. Ook zijn er veel meer psychische klachten en het is veel moeilijker om te zorgen voor continuïteit van de zorg. Je moet veel improviseren, ook met medicatie dus dat zijn vaak interessante uitdagingen. Bij ernstiger casuïstiek worden de patiënten verwezen naar het ziekenhuis in de hoofdstad Mytilini, zo’n 20 minuten rijden verderop. Aan alles is wel te merken, dat de gezondheidszorg op het eiland volledig overbelast is. Het ziekenhuis beschikt bijvoorbeeld over maar één psychiater. Het geld, dat de EU beschikbaar heeft gesteld voor de opvang, was in december in ieder geval nog niet duidelijk aan verbetering van de omstandigheden op Lesbos besteed. Twee weken leverden een schat aan ervaringen en vaak heftige indrukken op en soms gevoelens van machteloosheid maar Martijn beschouwt het als een waardevolle tijd. Hij heeft het gevoel toch iets tastbaars te hebben kunnen doen voor de vluchtelingen. Hij overweegt ook zeker om nog een keer terug te gaan. Wie overweegt om zelf ook een bijdrage te gaan leveren kan voor meer praktische informatie of persoonlijke ervaringen contact opnemen met Reina Timmer, huisarts en medisch adviseur voor Stichting Bootvluchteling op Lesbos. Mail naar reinatimmer@hotmail.com of bel naar 0031-642268707. Martijn Verhoeckx is uiteraard ook bereikbaar voor het geven van verdere informatie via martijn.verhoeckx@maastrichtuniversity.nl 1 e uitgave 2017 Ex-aios: hoe vergaat het ze? Eindelijk een vaste stek DOOR GIDEON DEN OUDEN, HUISARTS IN ROERMOND Na een lange weg van herhaaldelijk uitloten voor de basisopleiding Geneeskunde, een jaar Nederlands Recht, HBO-Verpleegkunde en uiteindelijk het aanvechten van het niet meer mee mogen loten via de hardheidsclausule schrijven we juni 2014, eindelijk huisarts. Een nieuwe, spannende levensfase. Zal er wel genoeg werk zijn voor pas afgestudeerde huisartsen? Wordt het veel diensten doen? Of worden het korte dagwaarnemingen? Zal het me toch lukken een vaste stek te bemachtigen? Tijdens de laatste weken van mijn opleiding deed zich de kans voor een praktijk te gaan overnemen in Roermond. Helaas bleek dit net te vroeg te komen en waren er meerdere gegadigden waardoor uiteindelijk deze mogelijkheid aan mijn neus voorbij ging. De vaste stek moest even op zich laten wachten. Dan de overige opties maar exploreren. Via mijn laatste opleidingspraktijk kwam ik in contact met Medisch Centrum Elsloo, waar ik een langdurige ziektewaarneming kon doen. Gelijk een goede binnenkomer. Aan het begin van mijn opleiding was ik al eerder met mijn vrouw Mayke vanuit Maastricht naar Geulle verhuisd. Elsloo lag hier letterlijk om de hoek. Wat een geluk. In deze periode werd ook onze eerste zoon Samuël geboren. Toen het einde van deze waarneming naderde, deed zich de kans voor om als waarnemer aan de slag te gaan in Lindenheuvel te Geleen, bij huisartsenpraktijk Niessen. Ook direct voor langere tijd, zelfs met optie tot associatie, voor 3 dagen in de week. De overige dagen werden opgevuld met diensten en korte waarnemingen op andere plekken in de regio, zijnde Medisch Centrum Sittard Oost en Huisartsenpraktijk Munstergeleen. Via een oproep op het prikbord van de huisartsenpost Roermond kwam ik in contact met Huisartsenpraktijk G.H.M. ten Oever te Roermond. Collega ten Oever zocht een waarnemer en een mogelijke opvolger voor zijn praktijk. Het eerste jaar van mijn opleiding tot huisarts zat ik in een praktijk in Roermond, en in het ziekenhuis daar deed ik ook mijn spoedeisende hulpstage. Hierdoor voelde Roermond aan als thuiskomen. Er was direct sprake van een goede klik, niet alleen met collega ten Oever, maar ook met de assistentes en de rest van het ondersteunende personeel. Begin 2016 startte ik tevens met een mooi nieuw levensproject, de restauratie van een monumentale hoeve in Amby, Maastricht. Een jaar later, 1 januari 2017 volgde associatie, waarna in de nabije toekomst ook overname van de rest van de praktijk gaat komen. Hoe het allemaal kan lopen in een korte tijd, na een lange weg om huisarts te worden. En tijdens de afronding van dit artikel werd ook nog onze tweede zoon, Elíjah geboren. De praktijk in Roermond Gideon den Ouden, geboren 22-11-1978 te Tegelen Getrouwd met Mayke Janssens Twee kinderen, Samuël en Elijah den Ouden 35 op één lijn 57
Pagina 36
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Gezondheidsrechtelijke kwesties Interprofessioneel teamoverleg DOOR JERÔME VAN DONGEN, ONDERZOEKER BIJ ZUYD HOGESCHOOL EN VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE1 Interprofessioneel teamoverleg: wat mag wel1 en niet rond het delen van patiënt informatie? Inleiding door Mr. Arie de Jong, huisarts in Goirle en jurist In “Op één Lijn” nummer 51 heb ik geschreven over het beroepsgeheim in het doolhof van het sociale domein. De overleg structuren zijn sindsdien niet minder geworden. Iedere huisarts of POH-S zit minimaal in een of meerdere overleg structuren. Recent heeft Jerôme van Dongen, gezondheidswetenschapper en onderzoeker (met name naar Interprofessioneel teamoverleg), samen met Loes van Bokhoven en mij een artikel geschreven, dat in de maand februari is gepubliceerd in het tijdschrift voor verpleegkundig experts: TvZ 1 (februari 2017). Gezien de relevantie van dit onderwerp publiceren we dit artikel ook in “Op één Lijn”. Achtergrond Door een toenemende vergrijzing die leidt tot een steeds groter wordende groep van mensen die te maken hebben met multimorbiditeit, neemt ook het aantal complexe zorgvragen toe (Campen van, 2011). Bovendien verandert de kijk op wat gezondheid eigenlijk is. Niet langer is dat ‘de afwezigheid van ziekte’. De nieuwe definitie van gezondheid impliceert, dat er vanuit een breder perspectief naar de patiënt wordt gekeken (lichaamsfuncties, mentale functies en beleving, spirituele en existentiële dimensie, kwaliteit van leven, sociaal-maatschappelijke participatie en dagelijks functioneren) (Huber et al., 2011). Zorg wordt dichter in de buurt van patiënten georganiseerd, waarbij zorg en welzijn goed op elkaar moeten worden afgestemd. Hierbij wordt er vanuit de huisartspraktijk steeds meer samengewerkt met zorgprofessionals van verschillende disciplines, maar ook andere betrokkenen zoals, bijvoorbeeld, welzijnswerk en woningbouwvereniging, wat ook wel interprofessionele samenwerking wordt genoemd. Een belangrijke schakel in die samenwerking is de verpleegkundige 1 i.s.m. dr. Loes van Bokhoven, huisarts in Elsloo en staflid vakgroep Huisartsgeneeskunde UM die als praktijkondersteuner samen met de huisarts interprofessioneel teamoverleg initieert. ‘Korte lijntjes’ tussen zorgverleners worden daarbij als succesfactor voor interprofessionele samenwerking ervaren (Cobben, van Dongen, van Bokhoven, & Daniels, 2016). Door deze ‘korte lijntjes’ kunnen zorgprofessionals op gemakkelijke wijze informatie uitwisselen, taken verdelen, elkaar gericht bevragen en adequaat verwijzen. Een diversiteit aan overlegvormen is de afgelopen jaren ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn: het multidisciplinaire overleg (MDO), Hometeam, Sociaal Team, Wijkteam, en Interprofessioneel Teamoverleg. Al deze verschillende overlegvormen hebben een gemene deler, namelijk het afstemmen van zorg en delen van informatie rondom de hulpvraag van de patiënt. TEKSTBOX 1 geeft een beschrijving van de context van een dergelijk interprofessioneel teamoverleg. TEKSTBOX 1 Context Interprofessioneel Teamoverleg Een interprofessioneel team in de eerstelijn bestaat uit zorgprofessionals van verschillende disciplines, bijvoorbeeld huisarts, POH-ggz, POH ouderenzorg, maatschappelijk werker, fysiotherapeut, ergotherapeut en wijkverpleegkundige. Het team bespreekt regelmatig, bijvoorbeeld eens per maand, complexe zorgvragen. Denk aan kwetsbare ouderen en mensen met multimorbiditeit. Doel van het overleg is om samen te komen tot een gezamenlijk, integraal zorgplan. De voorzitter bereidt het overleg voor, maakt een agenda, bewaakt de tijd en structureert de bespreking. De teamleden brengen vooraf de te bespreken patiënten in, maar kunnen ook tijdens het overleg ad hoc acute zaken inbrengen. Bron: van Dongen et al. (2016) Voor het afstemmen van zorg en het delen van informatie, is uitwisseling van gegevens nodig. Voor het delen van patiënt-gerelateerde informatie zijn verschillende wetten en regels geldig. In dit artikel zetten we ze op een rijtje. Wanneer mogen we als team van zorgprofessionals 36 1 e uitgave 2017 patiëntgerelateerde informatie met elkaar delen? Patiëntgerelateerde informatie mag door zorgprofessionals niet zomaar worden gedeeld met anderen. Zorgprofessionals hebben namelijk een wettelijke geheimhoudingsplicht (KNMG, 2014). Op grond van artikel 88 Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) hebben artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen een medisch beroepsgeheim. Voor verpleegkundigen en verzorgenden zijn ethische uitgangspunten voor de beroepsuitoefening, zoals geheimhoudingsplicht, verder uitgewerkt in de “Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgden” (V&VN, 2015). Ook voor maatschappelijk werkers is de geheimhoudingsplicht geregeld in de vorm van een beroepscode. Voor Verpleegkundig Specialisten is dit geregeld in een overgangsregel en Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB). Professionals in een team van BIGgeregistreerde zorgprofessionals, die allemaal rechtstreeks betrokken zijn bij de behandeling van de patiënt, mogen toestemming van de patiënt voor het uitwisselen van informatie veronderstellen, tenzij uitdrukkelijk verboden door de patiënt. Echter, wanneer een van de aanwezige professionals niet rechtstreeks betrokken is, of geen BIG-registratie heeft (bijvoorbeeld een ouderenadviseur van de gemeente), moet er volgens de wet toestemming worden gevraagd aan de patiënt om informatie uit te mogen wisselen. De patiënt (of diens vertegenwoordiger) kan de zorgprofessionals van hun beroepsheim ontheffen door hen toestemming te geven bepaalde informatie te delen met derden. Volgens de wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) dient deze toestemming vrijwillig, geïnformeerd en doelgericht gegeven te worden. Een patiënt kan slechts toestemming geven, als deze vooraf is ingelicht over het doel van de teambespreking, de inhoud en de mogelijke consequenties van gegevensverstrekking. Deze toestemming mag zowel mondeling als schriftelijk worden gegeven door de patiënt. Een schriftelijke toestemming wordt ook wel een machtiging genoemd. Er is een aantal voorwaarden waaraan een schriftelijke machtiging moet voldoen. Uit de machtiging moet duidelijk naar voren komen welke informatie mag worden verstrekt, aan wie de informatie mag worden verstrekt en voor welk doel. Met andere woorden: de machtiging moet duidelijk zijn geformuleerd en zo specifiek mogelijk zijn toegesneden op het doel (KNMG). Het is wenselijk om deze toestemming in het patiëntendossier aan te tekenen of de schriftelijke verklaring hierin te bewaren. Hiermee geeft de patiënt toestemming aan het team dat betrokken is bij de chronische zorg, zodat bij toenemende zorg behoefte die zorg ook ingezet kan worden zonder dat het team iedere keer weer opnieuw toestemming hoeft te vragen om samen te overleggen. Bij een team met professionals waarbij niet alle leden een zorgrelatie hebben met de patiënt, mag er in principe geen uitwisseling van informatie plaats vinden. Echter, in sommige gevallen is het onmogelijk om toestemming te vragen, bijvoorbeeld in het geval van zorgmijders. In dergelijke gevallen is het vragen van toestemming en vervolgens uitwisselen van informatie tussen partijen ingewikkeld en is er sprake van bemoeizorg. Voor de situaties die gedefinieerd kunnen worden als bemoeizorg, is de handreiking “Gegevensuitwisseling in het kader van bemoeizorg” door GGD Nederland, GGZ Nederland en KNMG geschreven (GGD, GGZ, & KNMG, 2014). Bemoeizorg wordt in deze handreiking omschreven als het bieden van (ongevraagde) hulp aan (zorgwekkende) zorgmijders met een (vaak) complexe problematiek, waarbij verbetering van de kwaliteit van leven en reductie van overlast als uitgangspunten dienen (GGD et al., 2014). In de handreiking wordt beschreven, dat tot het tijdelijk beperken van de rechten van de patiënt (waaronder het uitwisselen van persoonlijke informatie met anderen zonder diens toestemming) in de bemoeizorg alleen wordt overgegaan, als daartoe een evident belang aanwezig is. Het zal daarbij altijd moeten gaan om een dringend gezondheidsbelang (vitaal belang) van de patiënt, al dan niet gecombineerd met ernstige overlast die deze patiënt voor anderen veroorzaakt. 37 op één lijn 57
Pagina 38
op één lijn 57 1 e uitgave 2017 In dergelijke gevallen is het van belang, dat de zorgprofessional die een signaal opvangt, de afweging maakt of er op basis van een van de Legitieme Uitzonderingsregels toch informatie mag worden uitgewisseld. Uitgangspunt binnen deze uitzonderingsregels is, dat informatie mag worden verstrekt, als er sprake is van een risico voor de gezondheid of veiligheid van de patiënt zelf, of anderen in diens omgeving, waarbij het belang van het doorbreken van de geheimhoudingsplicht en het adequaat ingrijpen zwaarder wegen dan de bescherming van de privacy van de betrokken patiënt. In de wet zijn de volgende uitzonderingen benoemd waarbij zonder toestemming informatie mag worden uitgewisseld. Legitieme Uitzonderingen 1. Een wettelijke verplichting Bij een wettelijke verplichting om gegevens te verstrekken is een zorgprofessional verplicht informatie aan derden te verstrekken. Een voorbeeld hiervan is de plicht voor de arts om bepaalde infectieziekten zoals hepatitis A, B en C of cholera te melden bij de gemeentelijke gezondheidsdienst (Wet Publieke Gezondheid). Verder verplicht de Wmo 2015 de arts informatie te verstrekken aan de gemeente, als de patiënt daarvoor toestemming heeft gegeven (ondubbelzinnig en doelgericht). 2 Conflict van plichten Als toestemming verkrijgen niet mogelijk is en een zorgprofessional ernstige schade aan de patiënt of aan een ander kan voorkómen door informatie aan derden te verstrekken, dan mag informatie met een beroep op een Conflict van Plichten aan derden worden verstrekt (KNMG, 2014). Voor zorgprofessionals die niet onder de WGBO vallen moet er sprake zijn van een ‘vitaal belang’. In TEKSTBOX 2 is een voorbeeld casus van een bemoeizorgtraject beschreven, waarbij het team de patiënt zonder toestemming toch mag bespreken. TEKSTBOX 2 Voorbeeld uitzondering: casus bemoeizorg Een praktijkondersteuner heeft van verschillende familieleden en buurtbewoners het signaal gekregen dat de (thuis)situatie van meneer X dermate ernstig is, dat hij een gevaar vormt voor zichzelf en voor buurtbewoners. Meneer is bekend met een drankverslaving en is in het verleden hiervoor meerdere malen onder behandeling geweest. De praktijkondersteuner brengt de situatie van meneer X en bijbehorende problematiek in tijdens het interprofessioneel teamoverleg en zoekt samen met het team naar een geschikte oplossing. Gezien de ernst van de situatie heeft de praktijkondersteuner voor het bespreken van de situatie van meneer X geen expliciete toestemming kunnen vragen. Van een conflict van plichten is slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake. Het moet gaan om een noodsituatie. Deze zorgvuldige afweging dient de hulpverlener zelf te maken. Hij of zij moet kunnen verantwoorden waarom inbreuk wordt gemaakt op de geheimhoudingsplicht ten opzichte van de patiënt. TEKSTBOX 3 geeft een overzicht van de toetsingscriteria die van toepassing zijn op het conflict van plichten (V&VN. & NU’91., 2015). TEKSTBOX 3 Conflict van plichten (toetsingscriteria van Leenen) 1. Het is niet mogelijk om toestemming te vragen dan wel te verkrijgen. Alles in het werk gesteld om dit wel te doen. 2. De professional is in gewetensnood door zijn beroepsgeheim te handhaven. 3. Het niet doorbreken van het beroepsgeheim kan voor een ander (verdere) ernstige schade opleveren. 4. Het doorbreken van het beroepsgeheim kan (verdere) ernstige schade aan een ander voorkomen. 5. Het geheim wordt zo min mogelijk geschonden. 6. De professional ziet geen andere weg dan doorbreking van het beroepsgeheim om het probleem op te lossen. 7. Uit de jurisprudentie blijkt dat overleg met een collega die niet direct betrokken is, eigenlijk ook als een toegevoegd criterium gezien wordt. 3. Meldrechten Een meldrecht kan worden gezien als een variant die ligt tussen een wettelijke verplichting en een conflict van plichten. Een voorbeeld hiervan is een vermoeden van huiselijk geweld of ouderenmishandeling, waarvoor in Nederland geen meldplicht, maar een meldrecht bestaat. (zie figuur 1) Welke informatie mogen we met elkaar delen? Wanneer er volgens wet- en regelgeving informatie mag worden gedeeld, of wanneer de patiënt hiervoor toestemming heeft verleend, resteert nog de vraag welke informatie mag worden gedeeld. De zorgprofessional die informatie wil delen, of hierom wordt gevraagd, moet kritisch bewaken dat alleen relevante informatie van feitelijke aard wordt gedeeld ten behoeve van het bereiken van het uiteindelijke doel. Hierbij moet er gestreefd worden naar het zo min mogelijk verstrekken van aanvullende en vaak niet relevantie informatie: Less is more! 38 1 e uitgave 2017 JA Ja Gegevens uitwisseling in interprofessioneel teamoverleg Hebben alle teamleden een wettelijke geheimhoudingsplicht en zijn ze rechstreeks betrokken* bij de zorgverlening van de patient? echtstreeks patiënt? NEE Nee Wettelijk voorschrift *Rechtstreeks betrokken Alleen diegenen die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelingsovereenko mst zijn betrokken Bron: Wet bescherming persoonsgegevens Meldrecht **Criteria toestemming: 1: Vrijwillig 2: Patient is volledig geinformeerd 3: Doelgericht Patiënt eïnformeerd Conflict van plichten Nee NEE Heeft de patient toestemming** tiënt gegeven voor informatie uitwisseling? JA Ja Gegevensuitwisseling toegestaan Figuur 1: Flowchart gegevens uitwisseling interprofessioneel teamoverleg Tot slot Wanneer je als zorgprofessional patiënt-gerelateerde informatie tijdens een interprofessioneel teamoverleg wil delen met derden, behoort de patiënt hiervan op de hoogte te zijn. Uitgangspunt hierbij is dat er niet over een patiënt, of over een gezin wordt gecommuniceerd, maar met een patiënt of gezin. Patiënt en/of mantelzorger kunnen bijvoorbeeld worden uitgenodigd voor deelname aan het teamoverleg. Als deelname niet mogelijk of gewenst is, kan de zorgprofessional de patiënt tijdens een persoonlijk gesprek informeren over het teamoverleg. Tijdens dit gesprek geef je als zorgprofessional duidelijk aan welke informatie je graag met welke disciplines of instanties wil uitwisselen en wat hiervan concreet het doel is. Juist wanneer de patiënt centraal staat en actief betrokken en geïnformeerd wordt, zal toestemming vragen voor het delen van informatie zelden een probleem zijn. In uitzonderingsgevallen waarin toestemming vragen aan de patiënt niet tot de mogelijkheden hoort, bijvoorbeeld in het geval van bemoeizorg, kan een beroep worden gedaan op: wettelijke verplichting, conflict van plichten of meldrecht. Daarnaast dienen conform artikel 453 van de WGBO zorgprofessionals altijd te (be)handelen volgens de principes en professionele standaard van een goede hulpverlener. Tot slot is het verstandig om als zorgprofessional altijd goed stil te staan bij het doel van de informatie die je verstrekt, welke informatie je verstrekt en welke eventuele gevolgen dit met zich mee kan brengen. Literatuur • Campen van, C. e. (2011). Frail older persons in the Netherlands. The Hague: The Netherlands Institute for Social Research (SCP). • Cobben, C., van Dongen, J., van Bokhoven, L., & Daniels, R. (2016). Best practices interprofessionele samenwerking. Tijdschrift voor praktijkondersteuning, 1(11), 6-11. • GGD, GGZ, & KNMG. (2014). Handreiking Gegevensuitwisseling in de bemoeizorg. • Huber, M., Knottnerus, J. A., Green, L., van der Horst, H., Jadad, A. R., Kromhout, D., . . . Smid, H. (2011). How should we define health? BMJ, 343, d4163. doi: 10.1136/bmj. d4163 • KNMG. (2014). Het beroepsgeheim in samenwerkingsverbanden: Een wegwijzer voor zorgprofessionals: Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. • V&VN. (2015). Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgden. Utrecht: V&VN. • V&VN., & NU’91. (2015). Hoe ga je om met het beroepsgeheim? Handreiking voor verpleegkundigen en verzorgden. Utrecht: V&VN. 39 op één lijn 57

Op één lijn 56


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2280 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Eefje de Bont en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 11999 Fotografie • Pagina 3 + 4 Gemaakt door Loraine Bodewes • Pagina 40 Gemaakt door Johannes Timmermans • Pagina 22 + 38 Gemaakt door Joey Roberts • Pagina 7 Gemaakt door Daphne Dumoulin • Audit certificaat: CCTM/MUMC+ • Pagina 12 kaderopleiding Gemaakt door stagiaire fotografie MUMC+ Deadline volgend nummer 1 maart 2017 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers “ Wij zijn de basis, het fundament” – Babette Doorn Afscheid Frank Buntinx – Marjan van den Akker Auditcertificaat voor Huisartsgeneeskunde Crossing borders Open deuren – Steffen Koopmans Research exchange guest – Candan Kendir Çopurlar Stellen zich voor Sandrine Tuerlinckx – Gedragswetenschapper Merle Sonntag – Huisartsbegeleider Matthijs Limpens – Huisartsbegeleider Jean-Marie Peeters – Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker (AIOTHO) Heiny Eilkes – Gedragswetenschapper Anouk Baghus – Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker (AIOTHO) Onderzoek Vervolgcursus 2017 – Karin Aretz Humane foie gras: de nieuwe delicatesse voor de arts – Pauline Verhaegh ‘Mijn Diabetes Profiel’ Studie – Stan Vluggen Gezondheidsmonitor – KlaasJan Hajema Afgestudeerden Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten WESP-en Partnergeweld – Krisje Huijs Pijn op de borst – Beatrijs Hoorweg en Lotte Cleef Huidkankerzorg – Khatera Ahmadi Relatie antibiotica en overgewicht bij kinderen – Karlijn Reijnders ECG op de huisartsenpost – Joep Walraven Samenwerking huisarts en gemeente – Thijs Leuven Bruikbare wetenschap– Jochen Cals Promoties Verbeteren van diagnostische aanvragen en voorschrijfgedrag – Jasper Trietsch Ziektelastmeter COPD – Annerika Slok Van ‘Communicatievaardigheden’ naar ‘Vaardige Communicatie’ – Esther Giroldi NTvG Jonge Auteursprijs voor Esther Giroldi Huisartsopleiding Im Norden nichts Neues? – Bas Maiburg Oproep (oud) studenten, basisartsen & anios Misschien bent u toch meer evidence-beest dan u dacht?! – Niels Beurskens 3 4 5 6 6 7 8 9 10 10 11 11 12 12 13 14 14 15 16 16 17 17 18 18 19 21 22 24 25 26 27 28 WONCA congres: GPtopia: onze zorg in 2084– Femke Wouters en Petra van der Linden 29 Fons Sips – Ingrid van der Heijden Zelfsturend leren – Greetje Sagasser In de leer Ondergedompeld in wetenschap – Eleana Zhang En? Bevalt het? – Koen van Helmond Het opleiderscontinuüm en de opleidingspraktijk – Marieke Kools STARclass spoedzorg – Albina Dansen Beverstaart met de kerst? – Hendrik Jan Vunderink Bicultureel dokteren op de Donderberg – Abdelkader Bennaghmouch Een blijvende herinnering aan de huisartsenopleiding – Sjef Swaans Dankbaar – T.E. Grijs Een frisse blik op de lijkschouw – Arie de Jong 2 32 33 34 35 36 37 38 39 40 30 30 Van de redactie Alle mens aan dek Een voordeel van een tijdschrift dat drie keer per jaar verschijnt is dat je niet de dagelijkse actualiteit hoeft te volgen om een redactioneel te schrijven. Mijn dagelijkse actualiteit bestaat momenteel onder andere uit bijdrages leveren aan een naderend afscheid van diverse collega’s. Waar dat uit bestaat, kan ik u niet verklappen want zij lezen ook dit blad. Een enkeling zit zelfs in onze redactie en hij moet mijn stuk nog becommentariëren. Maar er gaat best veel tijd zitten in goed afscheid nemen. In inwerken trouwens ook. Al onze nieuwe, ervaren collega’s kunnen dat vast beamen. Zij stellen zich aan u voor. Veel WESP-en zwaaiden af maar we weten dat de meesten terugkomen als aios. Maar waar is de vraag? We hopen dat de periferie zoals we liefkozend worden genoemd, voldoende aantrekkingskracht heeft of krijgt om voldoende (huis)artsen in deze regio te houden. Maastricht gaat half december weer licht zien aan het einde van de gloednieuwe tunnel. Maar dat is helaas niet voldoende om nieuwe aios te trekken, die willen vooral voldoende werkgelegenheid voor hun partner. Vandaar dat Eindhoven momenteel in trek is en alle groepen weer gevuld zijn. Dat betekent niet dat we Midden- en ZuidLimburg ‘vergeten’. Er wordt hard gewerkt op creatieve wijze om aan ‘marktvinding’ te doen zoals dat hip gezegd heet. Dat Maastricht een prima onderzoekklimaat heeft blijkt wel weer uit de fraaie promoties in de tweede helft van dit jaar. Bij het ter perse gaan van dit blad wisten we nog niet hoe de promotie van Esther Giroldi verliep, maar wel dat ze de NTvG-prijs heeft gewonnen. En Annerika Slok kan haar geluk niet op: ze promoveerde cum laude! Bij onze vakgroep is dat slechts drie keer eerder gebeurd: Jan Joost Rethans (1990), Bas Maiburg (2003) en Jochen Cals (2010) gingen haar voor. Andere onderzoekers zijn nog maar net begonnen met hun onderzoek en proberen u te werven of te informeren. Verder: crossing borders. Over het verblijf van Candan Kendir Çopurlar (een derdejaars aios uit Turkije) bij ons en een bezoek van onze huisartsdocent Steffen Koopmans aan Saoedi-Arabië. Eindelijk vonden we weer een oud-aios bereid om verslag te doen van het-leven-na-de-opleiding: de boomlange Abdelkader Bennaghmouch. Na de laatste redactievergadering renden Hendrik Jan Vunderink en ik achter hem aan in onze hal om hem te strikken. Gelukt! Laat dat strikken maar aan Hendrik Jan over. Behalve zijn inzet voor de werving & selectie van aios is hij ook bij toeval trendsetter op het gebied van voeding geworden. De bever staat op het (kerst)menu. Komt als geroepen nu het beverfokprogramma Limburg de das om doet. We zullen het Waterschap Roer en Overmaas een exemplaar van dit tijdschrift opsturen. Of we nog onbezorgd kunnen blijven smullen is maar de vraag. Op 16 december zullen wij voor u een culinaire, pardon geaccrediteerde Masterclass over voeding bijwonen en daarvan verslag doen in het volgende nummer. En ja, we blijven daar ook eten. Verder veel nieuws over, door en voor aios die in opleiding zijn. En voor opleiders idem dito. Tot slot onze oud gedienden TE Grijs en Arie de Jong. De een blikt terug, de ander kiest voor een frisse blik op de lijkschouw. Dat dit onderwerp zeer actueel is, kunnen we de laatste tijd geregeld in de media lezen. We zijn ze dankbaar dat ze hun verhaal willen delen. Uitwisseling van ervaring is leerzaam. Op één Lijn. Dat is wat ons ver-bindt. In de periferie, landelijk en een beetje internationaal. We zien u graag terug in 2017. Wij hebben dan een nieuwe vakgroepvoorzitter: huisarts en hoogleraar Jean Muris. Waar Schettino van de Costa Concordia zijn eigen hachje leek te redden, hoeft ons HAG-je geen kapitein aan boord terug te roepen. We zijn weer goed bemenst, het roer hoeft, denk ik, niet om en we hebben geen averij opgelopen. Alle mens aan dek! Fijne feestdagen en geniet als het kan, Babette Doorn 3 op één lijn 56
Pagina 4
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Van de voorzitter Tot slot DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Tot ziens, Bedankt, De laatste keer of Nog één keer. Al deze termen overwoog ik als titel voor mijn laatste bijdrage in “Op één Lijn” als voorzitter van de Vakgroep Huisartsgeneeskunde. Na 14 jaar draag ik per 1 januari 2017 het voorzitterschap van de Vakgroep Huisartsgeneeskunde over aan mijn collega Jean Muris, nu nog Hoofd van de Huisartsopleiding. Ik blijf nog een tweetal jaren actief binnen de vakgroep voornamelijk met onderwijstaken. Sommigen zullen 14 jaar een lange periode vinden, en dat is het misschien ook wel. Maar ik heb me geen moment verveeld. De (eerstelijns) gezondheidszorg is sterk veranderd in die 14 jaar. Ik zal geen chronologische opsomming geven van de zorginnovaties van die periode. Maar het zorglandschap, zeker in Limburg, ziet er wel heel anders uit met sterk ontwikkelde zorggroepen. Onze toenmalige academische praktijken hebben een belangrijke voortrekkersrol vervuld, en sommige praktijken vervullen die nog steeds. Voor de uitvoering van onze kerntaken: onderwijs, opleiding en wetenschappelijk onderzoek zijn we afhankelijk van “het veld” ofwel jullie huisartsen. En we hebben jullie steeds meer nodig. Het is belangrijk goed onderzoek te doen ten aanzien van huisartsgeneeskundig relevante vraagstukken die we in onze praktijken zien, en die ook in de huisartsgeneeskundige setting onderzocht dienen te worden. We leiden steeds meer studenten op tot basisarts, en het is ondenkbaar dat we die geen coschap huisartsgeneeskunde zouden kunnen aanbieden. Hoe zouden ze anders weten wat Huisartsgeneeskunde inhoudt? En we leiden meer huisartsen op waarvoor we ook weer huisartspraktijken, en meer (huisarts)-docenten nodig hebben. Ik heb regelmatig, mogelijk te vaak, om jullie hulp daarbij gevraagd. Mag ik het nog één keer zeggen: doe mee aan onderwijs/opleiding. De titel werd “Tot slot”, omdat ik jullie wil bedanken voor jullie bereidwilligheid, feedback, steun en waardering. Samen naar de toekomst, samen met Jean Muris, die ik heel veel succes wens. Tijdens de vergadering van de Wereld Organisatie van Huisartsen (WONCA) in Rio de Janeiro van 30 oktober - 1 november 2016 werd prof. dr Job FM Metsemakers benoemd tot Fellow van WONCA. Job Metsemakers was in de periode 2010-2013 President van de Europese afdeling van WONCA, en lid van WONCA World Executive. Hij is voor de periode 2016-2018 benoemd tot Honorary Treasurer (penningmeester) van WONCA. Op 12 november 2016 ontving Job Metsemakers ook het Honorary Membership of the Czech Society of General Practice tijdens de Annual Conference van de Czech Society of General practice in Karlovy Vary. De Czech Society of General Practice is onderdeel van de Czech Medical Association Jan Evangelista Purkyne. 4 3e uitgave 2016 Beeldvorming over huisartsen(vak) “ Wij zijn de basis, het fundament” DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Laat mij beginnen verslag te doen van de facultaire introductie voor eerstejaars studenten. Huisartsgeneeskunde is daarbij al jaren vertegenwoordigd als een van de vakgroepen die zichzelf voorstelt aan deze kersverse schoolverlaters. We zien de laatste jaren ongeveer een derde van de nieuwe studenten geneeskunde. We beginnen met een filmpje van coassistent Ernst van der Pasch die tijdens de huisartsenmanifestatie op 16 november 2011 het protestlied zingt: “De dokter die iedereen kent”. Het is een lofzang aan de huisarts. Deze zingende co is inmiddels huisarts in opleiding in Badhoevedorp. Elk jaar dat we dit filmpje laten zien, luisteren (!) de studenten aandachtig. Vragen we naar hun ervaringen met huisartsen, dan hebben ze die amper. Laten we zee vragen stellen aan de aanwezige huisartsen, dan komen ze erachter welk beeld zij hebben van de huisarts. Meestal is het grappig, maar soms ook zorgwekkend. We zien dit als een eerste kans om goede voorlichting aan studenten te geven. De wat oudere huisartsen onder u weten dat we vroeger een snuffelstage in Jaar 1 hadden: de eendaagse OELstage. OEL stond voor Oriëntatie Eerste Lijn. Het was een mooie manier om huisarts en student te laten kennismaken. Helaas is deze stage verdwenen, als ook de Adoptiestage in het derde jaar. Ons coschap is nog steeds de langste van Nederland, maar het is wel een combinatie coschap geworden met Sociale Geneeskunde. Het coschap is nog steeds erg bepalend voor de latere carrièrekeuze van studenten. Laatst nog kreeg ik een mail van een student die ‘zeker wist dat hij neurochirurg wilde worden’, maar die dankzij ‘een fantastische tijd tijdens zijn coschap HAG’ nu sterk overweegt om zich aan te melden voor de huisartsopleiding. De latere opties om je als huisarts verder te bekwamen zijn vrij onbekend, maar hebben wel extra aantrekkingskracht voor studenten. De voorlichtingspraatjes door enthousiaste aios tijdens het coschap zijn helaas wegbezuinigd. En mensen kan je niet vervangen door een flyer of een mail. Gelukkig gaat het bij onze WESP-studenten prima: een onderzoeksstage bij HAG in de masterfase zorgt voor goede contacten met huisartsgeneeskunde. De zesdejaars GEZP-en ervaren hun langdurige zorgstage ook vaak als een bevestiging dat ze huisarts willen worden. Dit is geen pleidooi voor ‘vroeger was alles beter’. Wel zien we, dat we veel meer studenten en basisartsen zouden willen bereiken om over het huisartsenvak te vertellen. Deels doen we dit door overal waar studentenvoorlichting over beroepskeuze plaatsvindt, aanwezig te zijn. We staan dan met een stand op diverse beurzen op de eigen universiteit, maar ook op de landelijke KNMG carrièrebeurs. We werken samen met Huisartsopleiding Nederland. Zij zorgen voor voorlichtingsmateriaal en leuke hebbedingetjes. Daarnaast proberen we ook zoveel mogelijk huisartsen te betrekken bij het opleiden van nieuwe collega’s. Niets beter dan persoonlijk contact. Toch zien we dat niet alle beschikbare opleidingsplaatsen voor aios gevuld worden. We zouden landelijk meer sollicitanten in totaal willen krijgen. Meer sollicitanten betekent meer keuze. De uithoeken van het land, waartoe Maastricht ook behoort, zijn minder populair dan de Randstad. En omdat sollicitanten mogen kiezen waar ze geplaatst willen worden, gebeurde het in de ronde van het voorjaar van 2016, dat we niet al onze opleidingsplekken konden invullen. We willen niet dat dit een trend wordt. We moeten op twee fronten aan de bak: het vak huisarts veel meer promoten en onze twee opleidingslocaties (Eindhoven en Maastricht) letterlijk op de kaart zetten. Dat wordt onze uitdaging de komende maanden. Doet u mee? Denk aan opleider bij het coschap, of meldt u aan voor ons ‘campagneteam’, dan kunnen we u vragen om mee te doen aan PR- en voorlichtingsbijeenkomsten. Suggesties zijn ook welkom, neem gerust contact op via op1lijn@maastrichtuniversity.nl. 5 op één lijn 56
Pagina 6
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Afscheid van een hoogleraar Academische Viering Frank Buntinx DOOR MARJAN VAN DEN AKKER, UNIVERSITAIR HOOFD DOCENT MAASTRICHT EN LEUVEN Op vrijdag 14 oktober jl. heeft Frank Buntinx officieel afscheid genomen als hoogleraar Huisartsgeneeskunde bij zowel de Maastrichtse als de Leuvense vakgroep. De bijeenkomst vond plaats in het sfeervolle Leuvense Groot Begijnhof. Tijdens het korte symposium met presentaties van prof. Carl Moons (Utrecht) en emeritus hoogleraar David Mant (Oxford) werd het wetenschappelijke en huisartsgeneeskundige belang van het grote aantal diagnostische studies waar Frank bij betrokken is geweest duidelijk. Van de in totaal bijna 300 internationale publicaties heeft bijna de helft betrekking op diagnostische vragen en studies. De andere publicaties laten de lezer alle hoeken van de huisartsgeneeskunde zien. Daarna volgde het ceremoniële deel. Ook hier een bont palet van werkbazen, promovendi, collega’s en de Vlaamse Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin die ieder vanuit hun perspectief herinneringen ophaalden aan de samenwerking met Frank. Dit geeft het beeld van een vasthoudende, deskundige en een beetje eigenwijze wetenschapper maar altijd in combinatie met veel praktijkwerk als huisarts in Maasmechelen. Als mentor heeft hij veel jonge onderzoekers naar een hoger niveau gebracht met veel warmte, motivatie, gastvrijheid en gedrevenheid. Ik denk dat ik namens alle Leuvense en Maastrichtse collega’s Frank van harte een fijne periode na het emeritaat toe mag wensen, met tijd voor familie, lekker koken, Italiaans leren en filosoferen. Maar dat we ook nog een beetje rekenen op zijn doorlopende betrokkenheid bij het Nederlandse en Vlaamse huisartsgeneeskundig onderzoek! Auditcertificaat voor Huisartsgeneeskunde Op 17 november 2016 heeft Arno Škrabanja van het Clinical Trial Center Maastricht (CTCM) van het MUMC+ het auditcertificaat aan de afdeling Huisartsgeneeskunde uitgereikt. Aanleiding hiervoor is een positieve follow up van een audit die werd uitgevoerd in 2015. Deze audit heeft geleid tot het vastleggen van procedures voor het uitvoeren van studies in een kwaliteitshandboek beschreven door Luc Gidding, promovendus. Het certificaat werd uitgereikt aan: Prof. J. Metsemakers, Prof. G.J. Dinant en Drs. L. Gidding. Het handboek dient nu als leidraad, maar zal zeker een levend document zijn. 6 3e uitgave 2016 Crossing borders Open deuren DOOR STEFFEN KOOPMANS, HUISARTSDOCENT Zoals u waarschijnlijk weet is er binnen de Geneeskunde opleiding in Maastricht een internationale tak; deze wordt tot nu toe hoofdzakelijk door studenten uit Saoedi-Arabië gevuld. Deze studenten moeten net als alle Geneeskunde studenten een coassistentschap huisartsgeneeskunde lopen. Dit is opgedeeld in twee stukken: het CPC (Clinical Presentation Course), bestaande uit werkcolleges op het Debyeplein 1 door inhoudsdeskundigen van het wetenschappelijk personeel. Daarnaast moeten de studenten een coschap in een huisartsenpraktijk volgen. Dit doen ze vanwege de taal in Saoedi-Arabië, in de steden Damman en Medina. Deze onderwijsactiviteit dient ook gevisiteerd te worden en daarom ging ik erheen in mei van dit jaar. Een deel van mijn ervaringen wil ik met jullie delen. Dat de huisartsgeneeskunde in Saoedi-Arabië anders is dan die in Nederland, dat is vast een open deur. Ik zal proberen een indruk te geven van de huisartsenzorg daar. Het grootste verschil wordt veroorzaakt door de overheid. De huisartsgeneeskunde daar is een door de overheid gestarte en geleide organisatie. Hierdoor zijn alle praktijken qua indeling en vorm gelijk. Ik spreek dan over Damman en Medina waar ik geweest ben, in de plattelandsgebieden zal een andere invulling zijn. De inhoud van de zorg verschilt eveneens. In Saoedi-Arabië worden geen visites door de huisarts gereden. De patiënten komen naar de praktijk. Als dat niet lukt gaan ze naar het ziekenhuis, een verwijskaart is niet nodig. De praktijken zijn geopend van 08.00 uur tot ongeveer 17.00 uur. ’s Avonds, ’s nachts en in het weekeinde is er geen huisartsenzorg. Ook dan moeten de patiënten naar het ziekenhuis. Er wordt wel gedacht over eventuele avond-nacht-weekeinddiensten, maar daar wordt nu niet hard aan getrokken. De patiënten komen gewoon naar de praktijk, hoeven geen afspraak te maken, gaan zitten en wachten hun buurt af: het is één groot inloopspreekuur. De patiënt is ook minder aan een dokter gebonden, hij kijkt wel wie beschikbaar is. Wat ziet de huisarts? In de huisartsenpraktijk wordt ook verloskundige zorg gedaan. Vrouwen worden voor hun zwangerschap gecontroleerd tot 36 weken door de huisarts, daarna gaan ze naar het ziekenhuis, waar de bevalling plaatsvindt (thuisbevalling bestaat niet in de gebieden waar ik ben geweest). Daarna komt de moeder met kind weer terug naar de huisartsenpraktijk, het consultatiebureau inclusief vaccinaties (‘well baby clinic’) is voor de huisarts. Anticonceptie komt in Saoedi-Arabië (officieel) niet voor. Natuurlijk zijn er ook de infectieziekten en kinderziektes zoals wij die hebben en die worden door huisartsen gezien. Naarmate de leeftijd vordert komen de mensen vaker naar de huisarts. In Medina was een verpleegkundige speciaal voor werkgerelateerde ziekten, maar dat was nieuw en experimenteel. De sociale geneeskunde is, ten opzichte van Nederland, veel minder ver doorgevoerd. Verder komen er in de huisartsenpraktijk net als in Nederland ook patiënten met wonden of ongevallen binnen, met een grote verscheidenheid aan ziektebeelden, maar als het wat uitzonderlijker is, is de weg naar het ziekenhuis toch wat sneller gevonden dan bij ons. Als inwoners van Saoedi-Arabië 60-65 jaar zijn, is de kans op diabetes mellitus 25-30 procent. Zulke prevalentiecijfers kan het ziekenhuis niet aan, dus dat zit ook vaak bij de huisarts, inclusief eventueel insulinegebruik. De daar vaak aan gerelateerde hart- en vaatziekten komen ook veel voor. Zeker omdat de gemeenschappelijke factor, leefstijlproblematiek, zichtbaar vaak voorkomt. De huisarts ziet ook regelmatig oudere mensen, maar er is minder ouderenzorg. Dit komt door het belang van de familie. De kinderen en kleinkinderen wonen vaak op hetzelfde erf als opa en oma, en de zorg wordt vaak door een dochter gedaan, of er wordt een verpleegkundige ingehuurd. Palliatieve en terminale zorg is niet des huisarts; wel wordt er in Medina geëxperimenteerd met een soort thuiszorgorganisatie. Hierbij is er een systeem van staf met meerdere verpleegkundigen, geleid door een huisarts, die bij patiënten langsgaan om te adviseren. Vaak zijn deze patiënten uit het ziekenhuis ontslagen met restverschijnselen, bijvoorbeeld status na CVA, status na maligniteit of na een ongeval. De verpleegkundige geeft adviezen aan de verzorgende, veelal een familielid, hoe de verzorging van de patiënt zo efficiënt mogelijk kan. Dat kan verpleegkundig advies zijn, zoals opstarten van fysiotherapie/ergotherapie, wat te gebruiken bij decubituswonden, et cetera. De verpleegkundige geeft zelf geen zorg, maar ze adviseert de verzorgende. Ook dit is niet landelijk, maar het lijkt wel een weg te zijn waar men naartoe wil. In de palliatieve zorg bij ons zit ook een deel weetjes en oplossingen voor kleine lasten die prima door een verpleegkundige opgelost kunnen worden. Zou dat ook niet iets voor ons kunnen zijn? 7 op één lijn 56
Pagina 8
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Crossing borders Research exchange guest BY CANDAN KENDIR ÇOPURLAR, GP TRAINEE FROM TURKEY I am a last year Family Medicine (FM) / General Practitioner (GP) resident in Izmir, Turkey. I’m also the West side exchange coordinator of the Vasco da Gama Movement in Turkey (a network of GP residents and GPs) and European Co-Liaison Person for the ASPIRE Global Leader program. In the second year of my residency, I decided to do an exchange in the Netherlands. By doing this, I hoped to improve myself as a researcher, practice my teamwork, and learn from different approaches to patients in primary care. Searching the internet, I decided to apply for a research position with CAPHRI. After the approval, I have spent three months in Maastricht, from April 2016 to July 2016. Application, Approval and Preparations I contacted the head of the Department of Family Medicine in Maastricht (Prof. Job Metsemakers) about my plan. We started an online conversation. I wanted to observe Primary Health Care (PHC) settings and spend time in the department. We agreed on combining research at the department with daily PHC visits. In September 2015, I met Prof. Job Metsemakers at the WONCA Europe Conference in Istanbul, Turkey. He introduced me to dr. Marjan van den Akker who would be my research coordinator at the UM and she helped me to define my research question. In Turkey, we have a small department, but no research school such as CAPHRI. If you manage to find an e-mail address of one of the supervisors, then the process is similar to the ways of collaborating in the Netherlands. However, finding a contact person at our Department, can be challenging, but everyone is welcome as well. Though unfortunately, we have few exchange researchers coming over. Research My research in The Netherlands focused on the “Relationship of Cardiovascular Diseases with Comorbidity” using data from the Registration Network called RNH (RegistratieNet Huisartsen). I was asked to lead the group meetings which is different from what I am used to in Turkey. In addition, most junior researchers in Maastricht present their results in the department and they follow-up each other’s work. In Turkey we form a team with our supervisors but we don’t schedule regular meetings and our supervisors 8 usually lead the meetings. That results in less selfconfidence, more delays and many unfinished studies. Also, we don’t present our results within our department which causes unawareness among other researchers about each other’s work. Specialty training in both countries During my research exchange, I also had a chance to meet young GP residents and join them during patient consultations and a GP training session. In The Netherlands, the trainees take an active role in PHC settings and gain experience there. The important part from my point of view is that altough they do their own consultations, they always have access to supervision. Furthermore, they have a chance to discuss their cases with other trainees during training sessions (= terugkomdag). They also record their patient consultations at regular intervals and watch the videos with other residents in these sessions. In Turkey, a new system called “Educational Primary Health Care Centers” has been developed and GP residents see patients in these settings. The difference between our countries is that in these settings patients are registered to trainees and supervisors do not see or treat the patients. Another difference is that Turkish trainees have to deal with all the administrative work. They have to follow up pregnant women, children, elderly people and if they miss a follow up period, their salaries are cut by the Ministry of Health. On the other side, in these settings, Turkish trainees get experience in future work and develop their skills to manage a PHC and staff. Health Care System During my visit, I got the privilege to visit a PHC in a rural area and a PHC in an urban area. In the Netherlands, Dutch Health care centers are well organized compared to Turkey. ‘Huisartsen’ are gate keepers and all patients have to be registered with a GP. They deal with acute diseases, chronic diseases, prevention and health promotion. In addition to that, they do minor surgeries. They are organised in teams where everyone is aware of their position and function. In Turkey, PHCs only started to develop after 2005. That’s why there are still some gaps in the system. GPs are not gatekeepers and patients can access secondary and tertiary care directly. This results in some problems: unawareness of physicians about their patients’ up-to-date status, 3e uitgave 2016 communication problems with other specialists, higher health care costs etc. In the meantime every patient is registered to a GP and now the Ministry of Health is trying to enhance these problems. Altough there are physicians who are not pleased about the system in the Netherlands, it is obvious that the health care system is well organized compared to other countries. Since Turkey is still a developing country, there have been many improvements in the primary health care system and there are many things to learn from other countries and apply to national health care system properly. At the end of this exchange, I reached my professional and personal goals. In my opinion, if we want to improve our skills, get experience and share our knowledge and differences with colleagues from other countries, the number of exchanges should be increased. Social life in Maastricht During my exchange period, I visited neighbour cities and countries, learnt some Dutch words and sentences, tasted Dutch food and gained many friends. Additionally, I had a chance to attend to a few social acitivities in Maastricht. One of them was participating in “Maastricht Mooiste.” I ran 5 kilometers in the HAG-team with other colleagues from the department. Another great experience was the “Food Truck Festival” which was one of the most amazing food festivals I have ever seen and makes the memory of my period in Maastricht taste extra good. Acknowledgement I would like to thank all the colleagues at the Department and the PHCs I visited for their help and making my exchange period amazing. Stelt zich voor Sandrine Tuerlinckx GEDRAGSWETENSCHAPPER Ik ben Sandrine Tuerlinckx en sinds 1 augustus werkzaam als gedragswetenschapper bij de vakgroep huisartsgeneeskunde. Ik ben geboren en getogen in Brussel. Daar heb ik eerst een opleiding afgerond als sociaal verpleegkundige om vervolgens verder te studeren aan de Universiteit Maastricht waar ik in 2000 als Master Mental Health afstudeerde. Mijn afstudeerscriptie “bewegingsvrees bij acute lage rugpijn” heb ik voltooid binnen de vakgroep huisartsgeneeskunde. Sindsdien heb ik niet stilgezeten zowel op professioneel als op privé gebied. Ik heb eerst een tweetal jaren gewerkt binnen de medische opvang voor asielzoekers en werk ondertussen sinds 16 jaar als therapeut. Gedurende deze periode volgde ik verschillende opleidingen wat erin heeft geresulteerd dat ik nu Psychotherapeut, systeemtherapeut NVRG en seksuoloog NVVS ben. Actueel werk ik bij PSYQ-Mondriaan in Heerlen en Maastricht op de afdeling persoonlijkheidsstoornissen, seksuologie en systemische consultatie. Ik behandel voornamelijk koppels waarbij partner-relatieproblemen spelen, en geef individuele psychotherapie en groepspsychotherapie aan mensen met persoonlijkheidsproblematiek. Werken met patiënten blijft me boeien en verbazen, elke week leer ik nog steeds bij. Naast mijn werk als therapeut, draag ik onderwijs ook een warm hart toe en ben ik sinds enkele jaren gastdocent in de GZ-opleiding. Ik heb zelf mogen ervaren hoe belangrijk docenten, mentoren en supervisors kunnen zijn. Als GW’er hoop ik hier ook mijn steentje in te kunnen bijdragen. Als echte Belgische ben ik nogal Bourgondisch ingesteld. Ik houd van lekker eten en we besteden best veel tijd aan reizen en het samenzijn met vrienden. Met mijn partner en onze twee dochters leven we net over de grens met Maastricht in de Jekervallei, in een Waals dorpje. Op deze manier hopen we ook het de Franse taal wat te kunnen meegeven aan de kinderen. A bientôt!! 9 op één lijn 56
Pagina 10
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Stelt zich voor Merle Sonntag HUISARTSBEGELEIDER Ruim drie jaar geleden rondde ik mijn huisartsopleiding in Maastricht af. Ik had toen niet gedacht dat ik in de rol als HAB terug zou keren. De afgelopen jaren bleek mijn interesse voor het onderwijs echter groter dan gedacht. Ik startte als facultair begeleider bij de coassistenten en organiseerde scholingen binnen de WDH (Werkgroep Deskundigheidsbevordering Huisartsen). De combinatie van deze onderwijsactiviteiten met mijn werk als waarnemend huisarts bleek me goed te bevallen. Vandaar dat ik halverwege dit jaar besloot te solliciteren als HAB bij de huisartsopleiding. En de kop is er inmiddels af. In september ben ik, samen met Jos Sleijpen, begonnen met het begeleiden van een groep eerstejaars aios in Eindhoven. Als jonge HAB merk ik goed te kunnen aansluiten bij de aios en dat blijkt samen met de ervaring van collega Jos een goede combinatie. Naast mijn werkzaamheden bij de universiteit ben ik waarnemend huisarts in een dorpspraktijk in Haelen. En privé? Ik ben 31 jaar, geboren en getogen in Limburg. Ik ben alweer ruim zeven jaar samenwonend met Gus in Herten. We hebben de afgelopen jaren veel mooie reizen over diverse continenten gemaakt, maar met de verwachting van ons eerste kindje zullen de bestemmingen de komende tijd wellicht iets minder ver en exotisch worden. Ik hoop nog vele jaren met enthousiasme en plezier binnen de huisartsopleiding werkzaam te blijven. Op dinsdag ben ik te vinden in kamer B0.110 op het Debyeplein 1 in Maastricht, loop gerust eens binnen! Stelt zich voor Matthijs Limpens HUISARTSBEGELEIDER Mijn naam is Matthijs Limpens. Velen van jullie zullen mij al kennen. Ik ben ruim 15 jaar opleider en in die hoedanigheid al vaak op het instituut geweest. Ik ben huisarts in Hoensbroek, getrouwd en heb drie zonen, die inmiddels alle drie studeren in Eindhoven. Sinds 1 september 2016 ben ik begonnen als HAB eerste jaar. Samen met Marscha Luijkx en Heiny Eilkes ga ik op de donderdagen de nieuwe, grote, zuid groep begeleiden. Op de dinsdag zal ik er zijn voor voorbereiding en overige taken. De andere dagen blijf ik werken in de Huisartsenpraktijk Hoofdstaat in Hoensbroek. Na bijna 20 jaar was het tijd voor een nieuwe uitdaging. Opleiden was altijd al een passie, zowel in de praktijk als in de sport. Ik ga deze nieuwe uitdaging dan ook met veel enthousiasme aan. 10 3e uitgave 2016 Stelt zich voor Jean-Marie Peeters ARTS IN OPLEIDING TOT HUISARTS EN ONDERZOEKER (AIOTHO) Ik ben 26 jaar oud en woon sinds 6 jaar in Maastricht, waar ik de opleidingen Moleculaire Levenswetenschappen en Arts-Klinisch Onderzoeker heb gevolgd. Binnen deze studies heb ik mij beziggehouden met klinisch wetenschappelijk onderzoek binnen de cardiologie en de oogheelkunde. In maart 2016 ben ik gestart met de opleiding tot huisarts en vanaf september mag ik deze als AIOTHO combineren met het onderzoek: “Proscript UM. Towards a limited but relevant set of prescription quality indicators for (internal) quality assurance”. Bij dit project word ik begeleid door Trudy van der Weijden, André Knottnerus, Bjorn Winkens en Jos Boesten. Zoals de titel van het onderzoek aangeeft focust Proscript UM op het gebruik van prescriptie indicatoren in de huisartspraktijk. Kwaliteitsindicatoren worden reeds jaren door huisartsen gebruikt voor interne kwaliteit waarborging. De laatste jaren worden deze echter toenemend gebruikt voor externe kwaliteitsbeoordeling. Dit zorgt voor een toenemende administratieve last voor huisartsen en spanningen in het gebruik van deze indicatoren. Binnen het kader “het roer moet om” trachten wij de validiteit en waarde van prescriptie kwaliteitsindicatoren in de praktijk te onderzoeken en mogelijk te verbeteren. Tevens zal er gekeken worden naar praktijk- en populatiefactoren die van invloed zijn op prescriptie kwaliteit en naar de ontwikkeling van prescriptie kwaliteit in de tijd. Tenslotte zullen wij de effecten van “pay for performance” op prescriptie kwaliteit in de Nederlandse huisartspraktijk onder de loep nemen. Contact: Jean-Marie.peeters@maastrichtuniversity.nl Stelt zich voor Heiny Eilkes GEDRAGSWETENSCHAPPER Ik ben Heiny Eilkes en sinds 1 september werkzaam als gedragswetenschapper in jaar 1 en 2. Geboren in Enschede, getogen in Helmond, een jaartje Economie gestudeerd in Amsterdam en daarna naar Maastricht gegaan om te studeren. Hier was ik veel beter op mijn plek. In 1992 heb ik mijn studie Gezondheidswetenschappen afgerond. Daarna heb ik met veel plezier de Toneelacademie in Maastricht gevolgd (regie/docent drama) en ben GZ-psycholoog geworden. Mijn hart ligt bij werken met mensen, of dat nou voor de lol zoals bij toneel, bij psychische problemen (bijvoorbeeld 11 bij patiënten van U-center waar ik ook werk) of bij iemands’ persoonlijke en professionele ontwikkeling is, zoals nu bij de huisartsopleiding. De afgelopen 10 jaar heb ik vooral gemanaged. Ik wilde weer wat meer terug naar de inhoud en ben blij dat ik dat binnen HAO kan oppakken. Ik vind het boeiend en spannend om nu deel uit te maken van deze club. Mijn verschillende interesses lijk ik hier uitstekend in te kunnen combineren! op één lijn 56
Pagina 12
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Stelt zich voor Anouk Baghus ARTS IN OPLEIDING TOT HUISARTS EN ONDERZOEKER (AIOTHO) Mijn naam is Anouk Baghus, ik ben 26 jaar en na de start van de opleiding Geneeskunde vanuit het Midden-Limburgse Echt verhuisd naar Maastricht. In september 2016 ben gestart als Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker (AIOTHO) bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. Momenteel ben ik fulltime bezig met het opstarten van het onderzoeksproject en vanaf maart 2017 zal ik dit gaan combineren met de huisartsopleiding. Voor mijn onderzoeksproject ‘When and how to train GP trainees in shared decision making’ word ik begeleid door Trudy van der Weijden, Angelique Timmerman en Esther Giroldi. Het doel van het onderzoek is om een competentiegericht onderwijsprogramma te ontwikkelen, geïntegreerd in de huidige curricula van de verschillende opleidingsinstituten, waarin huisartsen in opleiding getraind worden in Samen Beslissen. Het is namelijk van belang dat huisartsen hierin opgeleid worden omdat patiënten steeds actiever betrokken raken bij de medische besluitvorming. Allereerst zullen we de benodigde competenties voor het succesvol integreren van Samen Beslissen in de dagelijkse praktijk beschrijven. Vervolgens zal het huidige niveau van eerste- en derdejaars huisartsen in opleiding aangaande deze competenties in kaart worden gebracht. Op basis van deze gegevens zal een opleidingsprogramma worden ontwikkeld waarmee uiteindelijk een pilot zal worden gedaan binnen de huisartsopleiding. Om een optimaal en praktisch inzetbaar programma te kunnen ontwikkelen, zullen naast experts op het gebied van Samen Beslissen, communicatie en medisch onderwijs vooral ook praktiserende huisartsen, huisartsen in opleiding en hun opleiders verbonden aan verschillende opleidingsinstituten worden betrokken. Mijn interesse om de huisartsopleiding te combineren met een promotietraject is gewekt tijdens de opleiding Geneeskunde waarin ik onder andere als student-assistent kennis heb gemaakt met wetenschappelijk onderzoek en als semi-arts mijn wetenschapsparticipatie heb gevolgd bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. In mijn vrije tijd breng ik graag tijd door met familie en vrienden en ga ik regelmatig op reis. Contact: anouk.baghus@maastrichtuniversity.nl Kaderopleiding Wetenschappelijk Onderzoek Vervolgcursus 2017 DOOR KARIN ARETZ, CURSUSMANAGER Van 19 tot en met 23 september was de laatste cursusweek voor beginnende onderzoekers (jaar 1) van de NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk Onderzoek. Momenteel zijn we bezig met de voorbereiding van de vervolgcursus van een week voor jaar 2. Deze staat gepland van 27 tot en met 31 maart 2017 in Maastricht. De vervolgcursus is bedoeld voor mensen die jaar 1 (of een equivalent hiervan) succesvol doorlopen hebben of 12 gevorderde onderzoekers die bezig zijn met een project. Thema’s voor deze cursusweek zijn o.a. randomisatie, stratificatie en blindering, researchnetwerken, het verwerven van subsidies, het opzetten van een journalclub en complexe onderzoeksdesigns. Voor meer informatie: karin.aretz@maastrichtuniversity.nl 3e uitgave 2016 NAFLD-studie Humane foie gras: de nieuwe delicatesse voor de arts DOOR PAULINE VERHAEGH, ARTS-ONDERZOEKER MDL Uit een recente enquête onder huisartsen in de regio Zuid-Limburg blijkt dat er behoefte is aan meer kennis en bewustwording met betrekking tot niet-alcoholische leververvetting (non-alcoholic fatty liver disease: NAFLD). NAFLD is de belangrijkste leverziekte in de Westerse maatschappij en komt voor bij één op de vier mensen. Leververvetting is een stapeling van vet in de levercellen. Deze aandoening komt het meest voor bij patiënten met overgewicht, suikerziekte, hoge bloeddruk en afwijkende cholesterolwaarden. Bij 30% van de mensen met leververvetting ontstaat na verloop van tijd een chronische ontsteking: NASH (niet-alcoholische steatohepatitis). De oorzaken hiervoor zijn nog niet helemaal bekend. Deze ontsteking geeft een verhoogde kans op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten, gecompliceerde diabetes en kanker. Voor de lever, de metabole motor, leidt NASH tot een afname van functie en een voortschrijdende verlittekening die uiteindelijk leidt tot levercirrose met complicaties en leverkanker. Het is belangrijk om ontsteking van de lever bij mensen met leververvetting vroeg op te sporen om de kans op complicaties te stoppen. Op dit moment kan dat alleen via een leverbiopt. Dit jaar is er een nieuwe internationale richtlijn gepubliceerd waarin handvatten worden geboden om patiënten met metabole risicofactoren, verdacht voor NAFLD, te screenen1. Handige websites zijn: NAFLD fibrosis score (nafldscore.com) en FIB-4 (www.hepatitisc.uw.edu/page/clinical-calculators/fib-4). Heeft u patiënten met mogelijke leververvetting, al dan niet met ontsteking? U kunt dan een screenend onderzoek laten doen naar het vetgehalte en de leverelasticiteit (FibroScan meting). Het aanmelden van patiënten voor een FibroScan kan via: leverziekten.mdl@mumc.nl. In Limburg zijn we al enige tijd bezig de verschillende aspecten van NAFLD te onderzoeken. Een van de projecten 1 “EASL-EASD-EASO Clinical Practice Guidelines for the management of non-alcoholic fatty liver disease.” by European Association for the Study of the Liver (EASL); European Association for the Study of Diabetes (EASD); European Association for the Study of Obesity (EASO). J Hepatol. 2016 Jun;64(6):1388-402. is het NAFLD cohort (vetlever studie). Dit wetenschappelijk onderzoek vindt plaats in het Maastricht Universitair Medisch Centrum+, in samenwerking met het Zuyderland Medisch Centrum, CO-EUR en de huisartsen uit de regio Zuid-Limburg. Het doel van het NAFLD onderzoek is om factoren op te sporen die een rol spelen bij het ontwikkelen van leverontsteking. Een tweede doel is het vinden van een manier om de leverontsteking in een vroeg stadium vast te stellen met minder belastende methodes zoals beeldvorming en markers in bloed, ontlasting en uitademingslucht. Via deze weg willen wij u graag informeren en vragen om patiënten te verwijzen voor deelname aan het NAFLD cohort. Het uiteindelijke doel is het vinden van nietinvasieve markers die in de huisartspraktijk kunnen worden gebruikt om de patiënt at risk voor het ontwikkelen van gecompliceerde vetleverziekte op te sporen. Hiervoor doen we een beroep op u om patiënten over onze studie te informeren en door te verwijzen via onderstaand email adres. Wilt u aanvullende informatie, patiëntinformatiefolders of patiënten aanmelden: dat kan allemaal via: p.verhaegh@maastrichtuniversity.nl. 13 op één lijn 56
Pagina 14
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Doet u mee? ‘Mijn Diabetes Profiel’ Studie DOOR STAN VLUGGEN, PROMOVENDUS VAKGROEP GEZONDHEIDSBEVORDERING Therapietrouw verhogen door zelfmanagement ondersteuning voor patiënten met diabetes type 2. Mijn Diabetes Profiel (MDP) is een online zelfmanagement ondersteuningstool voor patiënten met diabetes type 2. Therapietrouw wordt driemaal (start, na 6 en 12 maanden) in kaart gebracht (voeding, beweging, medicatie en roken) en tussentijds krijgen patiënten uitgebreid persoonlijk advies om dit te verbeteren. Er wordt geworven via huisartsenpraktijken, om precies te zijn via praktijkondersteuners. U wordt na aanmelding ingedeeld bij de interventie- of de controlegroep. Praktijkondersteuners in de interventiegroep werven minimaal 10 diabetespatiënten die toegang krijgen tot MDP en bijbehorende faciliteiten. U krijgt via MDP een overzichtelijke terugkoppeling van de activiteiten van uw deelnemer in de interventiegroep. Deze terugkoppeling geeft u grip op het ziekte- en behandelproces van uw patiënt, en is te gebruiken om het consult met uw patiënt effectiever in te richten. Praktijkondersteuners in de controlegroep werven minimaal 10 patiënten die enkel driemaal een vragenlijst invullen en geen toegang krijgen tot MDP. In de controlegroep krijgt u als praktijkondersteuner dus geen terugkoppeling van de activiteiten van uw deelnemer. Als praktijkondersteuner werft u dus deelnemers, verder verloopt alles via MDP. Start: begin 2017. Aanmelden voor de MDP studie of info via: www.mijndiabetesprofiel.nl, info@mijndiabetesprofiel.nl of via 043-3882379 (Stan Vluggen). GGD Gezondheidsmonitor Op uw gezondheid! DOOR KLAASJAN HAJEMA, EPIDEMIOLOOG GGD ZUID LIMBURG In september ontvingen 95.000 inwoners in Zuid-Limburg een uitnodiging om deel te nemen aan de gezondheidsmonitor. Waarom een gezondheidsmonitor? De gezondheidsmonitor is een taak van gemeenten en de GGD. Dit staat in de Wet publieke gezondheid. De gemeente dient de gezondheid van burgers in kaart te brengen. De GGD voert dit uit, onder andere via de gezondheidsmonitor die eens in de vier jaar plaatsvindt. Daarbij gaat het om leefstijl en gezondheid, zorggebruik en zorgbehoefte en om thema’s zoals zelfredzaamheid en participatie. Een juist beeld van de gezondheid(sbeleving) van burgers is essentieel voor het vaststellen van zorgprioriteiten en het opstellen van beleidsplannen door gemeenten, provincies en het Rijk. De monitor bestaat uit een vragenlijst met gestandaardiseerde meetinstrumenten. Het is een landelijke monitor die wordt uitgevoerd door de GGD’en. De GGD gebruikt daarnaast ook gegevens van registraties, zoals van de jeugdgezondheidszorg of van sterfte en doodsoorzaken. 14 3e uitgave 2016 Wie krijgt een uitnodiging? Het CBS trekt een bevolkingssteekproef en de GGD nodigt die geselecteerde mensen uit. De GGD’en in Limburg worden hierbij ondersteund door I&O Research. Gemiddeld in Zuid-Limburg wordt ongeveer één op de zes inwoners vanaf 17 jaar uitgenodigd, in sommige wijken en dorpen ligt dit nog een stuk hoger, elders wat lager. Het meeste recente onderzoek is gestart op 29 september en loopt door tot begin december. Degenen die zijn uitgenodigd maar nog niet gereageerd hebben ontvangen tweemaal een herinnering. Hoe zit het met de privacy? De verzamelde gegevens worden strikt vertrouwelijk behandeld en verwerkt. Dat is wettelijk verplicht. De onderzoeksgegevens worden niet gekoppeld aan naam en adres (NAW-gegevens). Daardoor is het niet mogelijk te achterhalen wie welke antwoorden heeft gegeven. Deelname is altijd vrijwillig. Om een goed beeld te krijgen is het belangrijk dat zoveel mogelijk mensen meedoen. Waar vind ik de resultaten? De resultaten uit 2012 van het onderzoek in de gemeenten in Zuid-Limburg vindt u hier: www.ggdzl.nl/gemeenten. Deze rapportages bevatten vaak ook informatie over wijken en de grotere dorpskernen. U kunt de resultaten van de plaats waar u woont of werkt opzoeken. In de loop van 2017 worden de eerste nieuwe resultaten gepubliceerd. Voor meer informatie: klaasjan.hajema@ggdzl.nl. Afgestudeerden Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten Dit is een afstudeerfoto van de cursistengroep K4 (Qudrat Alikhil, Abdelkader Bennaghmouch, Mireille ter Berg, Fop Bos, Heleen Ditvoorst, Erik van Duin, Birgitte EversRoeten, Christine Greb, Myrna Jacobs-Leine, Jeroen Levert, Erik Oudshoorn, Karlijn Ravenshorst, Marieke Schoenmakers, Marieke Schouwink, Jaap van Soest, Vincent Voorbrood, Rene Wijland, Jasper Wijpkema). In september 2017 start de vijfde ronde (K5) van de Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten. U kunt zich hiervoor aanmelden via anneke.germeraad@maastrichtuniversity.nl. Voor meer informatie, kijk op www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/wat-bieden-wij/ nascholing/hart-en-vaatziekten Nascholingsdata MINC infectieziekten • 23 februari 2017 • 22 juni 2017 • 28 september 2017 • 14 december 2017 Virussen in de luchtwegen; hoe te voorkomen, hoe te behandelen. Antimicrobial stewardship en resistentie preventie Een bacterieel SOA kwartet Diagnostiek voor infecties: kan het sneller? Geaccrediteerd door Huisartsgeneeskunde Maastricht (ID 270526). Locatie: Van der Valk Maastricht, 17.45-21.30 uur. www.minc.eu 15 op één lijn 56
Pagina 16
1 e uitgave 2014 3e uitgave 2016 WESP-student: Krisje Huijs Partnergeweld BEGELEIDER: YVONNE WINANTS Vraagstelling Partnergeweld is een maatschappelijk probleem. Juist in de huisartsenpraktijk ziet men bewust of onbewust veel vrouwelijke patiënten die slachtoffer zijn (geweest). Dit onderzoek tracht de huidige stand van zaken in de eerstelijns hulpverlening aan vrouwelijke slachtoffers van partnergeweld te onderzoeken vanuit het oogpunt van professionals uit de eerste lijn. Studiedesign Via semigestructureerde interviews zijn 7 huisartsen, 3 praktijkondersteuners GGZ en 3 doktersassistenten geïnterviewd. Hierbij is ingegaan op het signaleren, bespreekbaar maken, handelen en algemene visie. De interviews zijn thematisch geanalyseerd. Primair resultaat en conclusie Deelnemers vinden signaleren en bespreekbaar maken lastig door een onzeker en machteloos gevoel. De kennis omtrent signalen, seksuele gevolgen en therapieën lijkt beperkt. Om dit te verbeteren, adviseren de deelnemers scholing. De wachttijden in de GGZ worden als problematisch ervaren, aangezien juist een snelle aanpak van belang is. WESP-studenten: Beatrijs Hoorweg en Lotte Cleef Pijn op de borst BEGELEIDERS: ROBERT WILLEMSEN EN GEERT JAN DINANT Vraagstelling kwantitatieve studie Een huisarts wordt vaak geconfronteerd met patiënten met pijn op de borst. In deze studie onderzochten we verschillende aspecten van deze veelvoorkomende klacht: de incidentie, verdenking van ACS gedurende het consult, werkdiagnose, definitieve diagnose en overeenkomst tussen deze diagnoses. Studiedesign Een observationele, eerstelijns studie in Nederland waarin 78 huisartsen alle patiëntcontacten gedurende een periode van twee weken registreerden. Contacten met patiënten met pijn op de borst werden uitgebreider geregistreerd. Huisartsen vulden na 30 dagen een follow-up formulier in om de definitieve diagnose te verkrijgen. Primair resultaat en conclusie Pijn op de borst in de huisartsenpraktijk kent een 16 incidentie van 1.3% van alle patiëntcontacten, met een verwijzingspercentage van 33.8% naar de tweede lijn. Intercostaalpijn werd het vaakst geregistreerd als onderliggende oorzaak, slechts 7.5% van de patiënten met pijn op de borst werd uiteindelijk gediagnosticeerd met een potentieel levensbedreigende ziekte. Het acuut coronair syndroom (ACS) kwam in 2.5% bij pijn op de borst patiënten voor. Uiteindelijk kwam 39% van de werkdiagnosen overeen met de definitieve diagnosen. Vraagstelling kwalitatieve studie Pijn op de borst is een veelvoorkomende klacht in de huisartsenpraktijk die vaak gepaard gaat met twijfel. Het is niet bekend of huisartsen veranderingen in de incidentie en presentatie van deze klacht ervaren en hoe dit hun handelswijze beïnvloedt. Welke overwegingen zijn belangrijk bij de beoordeling van patiënten met pijn op de borst en hoe gaan huisartsen om met twijfel rondom deze klacht? op één lijn 56 3e uitgave 2016 Studiedesign Een kwalitatieve studie bestaande uit semi-gestructureerde interviews met 12 huisartsen. Primair resultaat en conclusie Huisartsen ervaren een toename van atypische presentaties van pijn op de borst, vooral bij vrouwen en angstige patiënten, wat de beoordeling van deze patiënten bemoeilijkt. De anamnese en het pluis/niet-pluisgevoel blijven het belangrijkste in de diagnostiek van pijn op de borst. Een additionele diagnostische tool kan in de toekomst waardevol zijn om die twijfel te verminderen. WESP-student: Khatera Ahmadi Huidkankerzorg BEGELEIDERS GEERT-JAN DINANT EN JEROEN SMEETS Vraagstelling Objectivering en evaluatie van de huidige aanpak van huisartsen omtrent huidlaesies die worden verdacht van maligniteit. Studiedesign Retrospectief dossier-onderzoek in een drietal huisartsenpraktijken in regio Zuid-Limburg. Identificatie van alle huidkankergerelateerde consultaties in 2015. Analyse van de huidkankerzorg (anamnese, onderzoek, diagnose, behandeling) bij een verdenking op huidkanker. Primair resultaat en conclusie Laesies werden als benigne afgegeven in 69% van de gevallen. Diagnostische hulpmiddelen werden zelden gebruikt (22%). Er werd vaak expectatief gehandeld (40%). We zagen een tekort aan adequate herkenning van maligne laesies door huisartsen (diagnostische accuratesse 54%). Gebruik van aanvullende diagnostiek zoals biopsie zou onnodige verwijzingen kunnen verkomen. WESP-student: Karlijn Reijnders Relatie antibiotica en overgewicht bij kinderen BEGELEIDER: JEAN MURIS Vraagstelling Behandeling met antibiotica op kinderleeftijd is geassocieerd met een verandering van de microflora van het lichaam, wat kan leiden tot een verhoogd risico op het ontstaan van overgewicht en obesitas. Wij onderzochten of antibioticagebruik vóór de leeftijd van 2 jaar gerelateerd is aan overgewicht op kinderleeftijd, waarbij we verschillende confounders hebben meegenomen. Studiedesign Binnen de LucKi studie, een prospectieve geboortecohort studie, werden kinderen met data van de apotheek, CB en GGD geïncludeerd. Associaties werden bepaald met behulp van uni- en multivariate logistische en lineaire regressie en GEE modellen. Primair resultaat en conclusie Blootstelling aan antibiotica voor de leeftijd van 2 jaar is geassocieerd met een verhoging van gewicht en lengte bij kinderen tot een leeftijd van 3 jaar. Deze associaties lijken het meest evident wanneer kinderen in het eerste levensjaar aan hun eerste kuur werden blootgesteld. De studie laat geen associatie zien tussen antibiotica en overgewicht op driejarige leeftijd. 17 op één lijn 56
Pagina 18
1 e uitgave 2014 3e uitgave 2016 WESP-student: Joep Walraven ECG op de huisartsenpost BEGELEIDERS: JELLE STOFFERS, ROBERT WILLEMSEN, KAREN KONINGS Vraagstelling Het gebruik en diagnostische waarde van ECG op de huisartsenpost zijn twee onderbelichte onderwerpen. Primaire doel van deze studie was het evalueren van de prestaties van huisartsen, die zelf ECG diagnostiek gebruiken op huisartsenpost. We hebben gefocust op de onderdelen ECG aanvragen, ECG interpretatie en beleidsimplicaties. Studiedesign Design: retrospectieve, crosssectionele studie. Anonieme waarneemberichten inclusief bijbehorende ECG’s (n=226) werden verzameld op drie verschillende huisartsenposten. Evaluatie door een expertpanel bestaande uit cardiologen en kaderhuisartsen hart- en vaatziekten. Primair resultaat en conclusie Het expert panel stemde in met de ECG aanvraag, ECG interpretatie en beleid van de huisarts in respectievelijk 77%, 77% en 85% van de toetsbare casus. Een aantal aangevraagde ECG’s op de huisartsenpost was niet medisch noodzakelijk. Wat betreft interpretatie zijn huisartsen het beste in het herkennen van een ‘normaal ECG’. Ze missen wel verschillende klinisch relevante en irrelevante ECG afwijkingen. Huisartsen op de huisartsposten scoorden beter op het gebied van ECG interpretatie, aangezien daar vaker overlegd werd met cardiologen/specialisten. Onze data bevestigen, dat huisartsen op de HAP redelijk goed weten wanneer ze een patiënt moeten verwijzen, ondanks lagere scores m.b.t. ECG interpretatie. WESP-student: Thijs Leuven Samenwerking huisarts en gemeente BEGELEIDERS: ANNA HUIZING EN MARIËLLE KROESE Vraagstelling Hoe is de samenwerking tussen huisarts en gemeente in het kader van de nieuwe WMO en Jeugdwet? Specifiek: wat zijn nu de problemen op het gebied van organisatie, communicatie en financiering? Hoe kan de toekomstige samenwerking verder verbeterd worden? Studiedesign Een explorerend kwalitatief onderzoek met behulp van semigestructureerde interviews met 10 huisartsen uit regio Maastricht-Heuvelland, 2 medewerkers van de gemeente Maastricht (WMO/Jeugd) en 1 medewerker van VGZ. 18 Primair resultaat en conclusie De visies van huisartsen en gemeente op hun samenwerking verschillen, er bestaan onderling cultuurverschillen en de gemeente heeft moeite toenadering tot de huisarts te vinden. Alle partijen hebben een andere kijk op de rol die huisarts moet spelen. Gelukkig is de samenwerking pril en hebben alle betrokkenen de wens om de samenwerking te verbeteren en toekomstbestendig te maken en toekomstbestendig te maken. op één lijn 56 3e uitgave 2016 Bruikbare Wetenschap Dagelijkse kost DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Echt met de patiënt om tafel? De (verzoeken tot) multidisciplinair overleg (mdo) vliegen je als huisarts soms om de oren. Iedereen wil overleggen en het liefst schuift de huisarts ook aan. Het mdo ouderenzorg is wellicht het meest bekend, en ofschoon deelnemers deze meetings vaak als nuttig beoordelen, is het echte effect op uitkomstmaten voor de oudere patiënt inmiddels wel onderzocht, maar toch echt niet aangetoond. Maar wie nodigt de patiënt eigenlijk uit voor zo’n overleg? Onderzoeker Jerôme van Dongen bestudeerde de deelname van patiënten aan interprofessionele meetings. Daartoe observeerde hij vele reguliere mdo’s en interviewde hij nadien zowel professionals als patiënten of hun naasten. Niet geheel verrassend: alle partijen waren enthousiast. Voor wie deze opzet een keer overweegt, staan in het artikel belangrijke factoren die van invloed zijn op het succes van zo’n meeting met de patiënt aan tafel, waarbij met name de voorbereiding (voor patiënt en professional) eruit springt. In de literatuur staat beschreven dat patiënt en professional vaak een andere ‘taal’ spreken, waardoor de patiënt een en ander lastig kan volgen vanwege het medische jargon. De onderzoekers vonden dat niet in deze studie. Mogelijk pas je het jargon ook aan als de patiënt aan tafel zit, net zoals we dat in de spreekkamer (hopelijk) ook doen. Alcohol – medisch of privé probleem? We kennen de beruchte alcoholisten vaak goed. Elke praktijk heeft er enkelen die alle zorgverleners in de praktijk zo kunnen noemen. Maar hebben we de stille alcoholisten goed in beeld? In de Europese ODHIN studie waarin Ben van Steenkiste de Nederlandse kartrekker was, ondervroeg men maar liefst 2345 huisartsen over hun attitudes ten aanzien van alcoholproblematiek in de huisartsenpraktijk. De gemiddelde respons van 27% (19% in Nederland) maakt het onderzoek wellicht wat onderhevig aan vertekening, maar het totaal aantal respondenten is indrukwekkend. De deelnemende huisartsen begeleidden 11 patiënten met alcoholproblematiek in het afgelopen jaar. De collegae die meer onderwijs hadden gevolgd over het thema behandelden niet alleen meer patiënten met een alcoholprobleem, maar voelden zich ook zekerder in hun rol. Het internationale team vond een grote diversiteit aan redenen om er in de spreekkamer niet aan toe te komen. Een bekende reden als drukte kwam natuurlijk voorbij, maar ook de houding van de huisarts lijkt bepalend. Dokters met een positieve attitude over preventie zien het bespreken van alcoholgebruik en –misbruik in de spreekkamer meer tot hun taak dan de artsen die meer werken volgens het ‘ziektemodel’. Tot welke groep behoort u? Psychische triage onder de loep Veel POH-GGZ maken gebruik van e-diagnostiek door het (online) laten invullen van lijsten om tot een gerichte DSMdiagnose en eventueel verwijsadvies te komen. Een nieuwe wereld, een wereld vol systemen, die vaak nauwelijks tot niet wetenschappelijk onderzocht zijn. Telepsy besloot dat anders te doen door in samenwerking met de vakgroep huisartsgeneeskunde Maastricht en psycholoog Ies Dijksman hun eigen systeem tegen het licht te houden. Kloppen de diagnoses die we voorgeschoteld krijgen of zijn ze afhankelijk van de psycholoog die ze beoordeelt? Dijksman selecteerde 100 willekeurige lijsten van patiënten die door de huisarts of POH voor reguliere GGZ problematiek waren verwezen voor diagnostiek. Het Telepsy systeem genereert een eventuele DSM-werkhypothese die de psycholoog controleert, verifieert en eventueel aanpast aan de hand van eigen bestudering van de scores, informatie over de patiënt en informatie verkregen tijdens het telefonische interview met de patiënt. De 100 dossiers werden steeds door twee psychologen (uit een groep van 4) geblindeerd beoordeeld. Dijksman keek naar de betrouwbaarheid tussen de twee psychologen. Die betrouwbaarheid bleek voor de meeste as-1 en as-2 aandoeningen voldoende tot uitstekend. Op as 1 scoorde depressieve stoornis NAO wat minder, en op as-2 gold dat voor OCD persoonlijkheidsstoornis. Ze keek ook hoe de e-diagnostiek op zich het deed ten opzichte van door de psycholoog gestelde definitieve diagnose. Het e-diagnostiek systeem beoordeelt het verwijsechelon goed met een sensitiviteit 0,85-0,95 en specificiteit van 0,88 tot 0,98. Het systeem heeft wel problemen met het juist classificeren van Asperger, en seksuele- en aanpassingsstoornissen. Ik kan me voorstellen dat hiervoor inderdaad zeker aanvullende persoonlijke gesprekken voor nodig zijn om dit helder te 19 op één lijn 56
Pagina 20
op één lijn 56 3e uitgave 2016 krijgen. De afwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis ‘herkent’ het systeem vrij aardig, maar de positieve voorspellende waarde van as-2 diagnoses was laag. Een aanduiding door de e-diagnostiek alleen geeft dus een overschatting op as-2 aandoeningen. Telepsy doet het op vele vlakken dus goed, en de uitslag is niet afhankelijk van welke Telepsy psycholoog het beoordeelt. Die beoordeling kan wel helpen en soms nodig zijn om de DSM diagnose aan te passen c.q. aan te scherpen, met name op as-2. Minder koorts op het spreekuur door informatie op het consultatiebureau? Kinderen met koorts zie je vaak in de spreekkamer, met name in de koude maanden. Vooral tijdens diensten op de huisartsenpost kan het een behoorlijke belasting voor het spreekuur betekenen. Vaak zoeken ouders geruststelling, goed onderzoek en informatie over de verwachte duur van de klachten. Behandeling blijkt vaak niet nodig, goede informatie des te meer. Gezondheidswetenschapper Kirsten Peetoom onderzocht of het geven van informatie over koorts en infectieziekten op het consultatiebureau kan leiden tot minder huisartsenbezoek. Het is een interessante gedachte omdat ouders dan informatie kunnen krijgen als hun kind (nog) niet ziek is. Ze dook de literatuur is en vond 8 gerandomiseerde studies met een totale deelname van meer dan 3000 ouders. Het geven van informatie over koorts en veelvoorkomende infecties op momenten dat een kind niet ziek is, zorgt voor minder huisartsbezoeken, telefoontjes naar de praktijk en betere toediening van antipyretica door ouders. Het bleef wel onduidelijk in hoeverre de complexiteit van de interventie (simpele folder, of meerdere sessies met herhaling) dit effect bepaalde. Geen enkele studie was in Nederland uitgevoerd. Dat geeft wel te denken. De enige informatie over koorts op het consultatiebureau wordt nu gegeven in het kader van vaccinaties. Wellicht reden om eens regionaal met de centra van Jeugd en Gezin op te pakken? CRP: ja of toch ook nee? Vrijwel alle praktijken prikken tegenwoordig CRP met een sneltest. Er zijn slechts twee indicaties om dit te doen in de huisartsenpraktijk: bij verdenking op een onderste luchtweginfectie om de ernst te bepalen en eventueel antibioticabeleid te sturen en bij verdenking op een diverticulitis om eventuele verwijzing naar de chirurg te sturen. Recent verscheen een studie die bevestigt dat CRP bij acute hoest een prima aanvullend diagnosticum is. In een grote meta-analyse uit Utrecht waarin CRP onderzoekers van het eerste uur Geert-Jan Dinant en Rogier Hopstaken deelnamen, bleek dat ook na samenvoegen van 8 internationale studies met meer dan 5000 patiënten de aanvullende diagnostische waarde van CRP werd bevestigd. Een ernstige pneumonie uitsluiten blijft daarbij de kracht van de sneltest. Toch wordt er her en der ook nog wel eens voor andere indicaties geprikt. Doet u dat stiekem ook wel eens? Ik denk dat u zich op glad ijs begeeft, dus doe het niet. Prikt u wel eens een kindje? In de herziene NHG Standaard kinderen met koorts kreeg CRP terecht geen 20 plek, want wetenschappelijk bewijs voor toepassing bij kinderen is er nog niet. Een indrukwekkende studie van Jan Verbakel en Frank Buntinx brengt daar mogelijk in de toekomst een beetje verandering in. Meer dan 3200 kinderen met infectieklachten werden gerandomiseerd naar het ondergaan van de CRP test of enkel het ondergaan van deze test bij risicoverhogende factoren (kortademigheid, koorts hoger dan 40 graden, diarree bij leeftijd 12-30 maanden of niet pluis gevoel van de arts). De strategie om enkel de hoog-risico kinderen te prikken bleek het meest succesvol. Er werden daarmee geen ernstige infecties gemist, en indien in deze hoger-risico groep een CRP < 5 mg/l wordt gevonden dan maakt dat de kans op een ernstige infectie zeer gering. De auteurs stellen voorzichtig dat daarmee mogelijk verwijzingen naar de kinderarts te voorkomen zijn. Voor nu lijkt het zinvol om het advies van de nieuwe NHG Standaard aan te houden: CRP bij kinderen niet doen. Referenties • Successful participation of patients in interprofessional team meetings: A qualitative study. van Dongen JJ, Habets IG, Beurskens A, van Bokhoven MA. Health Expect. 2016 Oct 7. doi: 10.1111/hex.12511. [Epub ahead of print] • Managing Alcohol Problems in General Practice in Europe: Results from the European ODHIN Survey of General Practitioners. Anderson P, Wojnar M, Jakubczyk A, Gual A, Segura L, Sovinova H, Csemy L, Kaner E, Newbury-Birch D, Fornasin A, Struzzo P, Ronda G, van Steenkiste B, Keurhorst M, Laurant M, Ribeiro C, do Rosário F, Alves I, Scafato E, Gadin C, Kolsek M. Alcohol Alcohol. 2016 Sep;51(5):630. • The concurrent validity of a new eDiagnostic system for mental disorders in primary care. Dijksman I, Dinant GJ, Spigt M. Fam Pract. 2016 Aug 11. pii: cmw069. [Epub ahead of print] • Does well-child care education improve consultations and medication management for childhood fever and common infections? A systematic review. Peetoom KK, Smits JJ, Ploum LJ, Verbakel JY, Dinant GJ, Cals JW. Arch Dis Child. 2016 Jul 18 • The added value of C-reactive protein measurement in diagnosing pneumonia in primary care: a meta-analysis of individual patient data. Minnaard MC, de Groot JA, Hopstaken RM, Schierenberg A, de Wit NJ, Reitsma JB, Broekhuizen BD, van Vugt SF, Knuistingh Neven A, Graffelman AW, Melbye H, Rainer TH, Steurer J, Holm A, Gonzales R, Dinant GJ, van de Pol AC, Verheij TJ. CMAJ. 2016 Sep 19. pii: cmaj.151163 • Should all acutely ill children in primary care be tested with point-ofcare CRP: a cluster randomised trial. Verbakel JY, Lemiengre MB, De Burghgraeve T, De Sutter A, Aertgeerts B, Shinkins B, Perera R, Mant D, Van den Bruel A, Buntinx F. BMC Med. 2016 Oct 6;14(1):131. 3e uitgave 2016 Promotie Verbeteren van diagnostische aanvragen en voorschrijfgedrag DOOR JASPER TRIETSCH, HUISARTS IN KERKRADE EN EEFJE DE BONT, REDACTIELID aangeboden. Iedere FTO groep mocht daaruit drie onderwerpen kiezen en zij stelden veranderdoelen op voor hun eigen praktijk. Er werd geen verschil gevonden in de omvang van het diagnostisch aanvraag- en voorschrijfgedrag tussen interventie- en controlegroep. Wel lieten de huisartsgroepen die het meest afweken van het gemiddelde bij aanvang van de studie, de grootste verandering zien in de gewenste richting. Zinvol en gericht aanvragen van diagnostische tests en adequaat voorschrijven van medicatie blijft uitdagend in deze tijd van stijgende gezondheidszorgkosten. Zo steeg van 2004-2011 het gemiddeld aantal geneesmiddelenvoorschriften in Nederland jaarlijks met 5,7 %. Daarnaast was de groei van ons nationale inkomen minder dan de groei van het gezondheidszorgsbudget. Daarom onderzochten huisarts Jasper Trietsch en zijn promotieteam een complexe implementatiestrategie met als doel om het diagnostisch aanvraag- en voorschrijfgedrag van huisartsen te verbeteren. Jasper Trietsch en zijn promotieteam richten zich hiervoor op het farmacotherapie overleg (FTO) en het diagnostisch toets overleg (DTO), want bijna elke huisarts doet mee aan een FTO. Tijdens de promotie op 21 oktober 2016 legde Trietsch uit waarom destijds voor deze aanpak gekozen is. Eerder onderzochte interventies van dit type waren gericht op verandering van diagnostisch aanvraag- of voorschrijfgedrag van artsen, maar nooit op beide tegelijk. Door de keuze voor een pragmatisch onderzoek kregen de deelnemers de vrijheid om de strategie aan te passen aan hun eigen behoeften en omstandigheden. Dit bleek ook meteen een complicerende factor voor het onderzoek. Het onderzoeksteam voerde een complex cluster-experiment uit binnen Nederlandse huisartsgeneeskundige FTO groepen. Deelname bestond uit 21 FTO groepen: 197 huisartsen uit 88 praktijken. Zij werden aan één van beide onderzoeksgroepen toegewezen. De implementatiestrategie in beide groepen bestond uit audit en feedback in combinatie met intercollegiale toetsing. Beide groepen kregen een verschillende set (van vijf) klinische onderwerpen Een belangrijke reden voor het uitblijven van een verbetering was volgens betrokkenen de toch al hoge werkbelasting en een grote weerstand tegen het werken met cijfers. Een bevinding die past bij “Het roer moet om.” Dit proefschrift laat zien dat implementatie van een DTOFTO met spiegelinformatie mogelijk is. De effecten zijn echter klein en de inspanningen groot. Een suggestie voor verbetering zou een betrouwbare, niet te bediscussiëren afkomst van de data zijn, zoals het eigen HIS. Hier ligt mogelijk een rol voor de Erkend Kwaliteits Consulent (EKC), die een deel van deze belasting door een goede (financiële) impuls en ontlasting op ander gebied mogelijk kan wegnemen. Ook roept het de vraag op of toekomstig onderzoek zich beter op “afwijkende” huisartsen zou kunnen richten in plaats van op het hele veld. Jasper Trietsch 21 Implementation of local quality improvement collaboratives to improve test ordening and prescribing performance of general practioners op één lijn 56
Pagina 22
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Promotie Annerika Slok Cum laude DOOR ANNEKE VAN DIJK, PARANIMF Screenshot ziektelastmeter “De Ziektelastmeter helpt. Daarom vind ik het geweldig dat Annerika Slok vandaag promoveert.” Dit waren de woorden van Minister Schippers op woensdagmiddag 9 november jl. die klonken via een scherm tot alle aanwezigen bij het symposium Ziektelastmeter COPD. Ruim 150 patiënten, (long)verpleegkundigen, huisartsen, onderzoekers, ICT-ontwikkelaars en beleidsmakers waren naar Maastricht afgereisd voor een symposium over de betekenis van de uitkomsten van het onderzoek naar de ziektelastmeter. Het evenement ging vooraf aan de cum laude (!) verdediging door Annerika Slok van haar proefschrift over de Ziektelastmeter COPD, getiteld: “Towards personalised management using the Assessment of Burden of COPD (ABC) tool.” De aftrap van het symposium werd gegeven door onderzoeker Annerika Slok. Kort en helder vertelde ze over de ontwikkeling, effectiviteit en ervaringen met de Ziektelastmeter COPD. Voordat het onderzoek in 2010 van start ging, werd in de zorgstandaard COPD al benadrukt om in de zorgverlening uit te gaan van de ziektelast van de patiënt en niet alleen van de mate van luchtwegobstructie. Wat is ziektelast en hoe meet je ziektelast bij een patiënt die tegenover je zit in de spreekkamer? Met subsidie van de Long Alliantie Nederland (LAN) is vanuit een landelijke werkgroep gestart met het definiëren van het concept ziektelast. Gezamenlijk werd bepaald dat ziektelast betrekking heeft op ‘de fysieke, emotionele, psychologische en/of sociale ervaring van de patiënt met COPD, die het omgaan met de gevolgen in het dagelijks leven en de behandeling van COPD beïnvloedt’. De bekende vragenlijst CCQ (Clinical COPD Questionnaire), aangevuld met vragen over vermoeidheid en over emotioneel welbevinden, vormt de basis van de Ziektelastmeter. De patiënt beantwoordt 14 vragen. Aangevuld met objectieve maten zoals roken en luchtwegobstructie, worden de antwoorden ingevoerd in een computerprogramma. Vervolgens zien patiënt en zorgverlener de bevindingen (met ballonnen) visueel weergegeven op het scherm. Hoe beter het gaat met een patiënt, hoe hoger de (groene) ballonnen op het scherm. Hoe meer ruimte voor verbetering, hoe lager de (oranje/rode) ballonnen. In één blik zien zowel patiënt als zorgverlener de integrale gezondheidstoestand van de patiënt, waar ziektelast een onderdeel van is, weergegeven met 11 ballonnen. Samen kan een keuze worden gemaakt voor de thema’s die besproken worden tijdens het consult. Bovendien kan de zorgverlener eenvoudig de behandeladviezen tevoorschijn ‘klikken’ die passen bij het betreffende thema. Het computerprogramma biedt ook de optie om de ziektelast van een patiënt te monitoren. De uitkomsten uit een vorig consult worden namelijk weergegeven met grijze ballonnen. Samenvattend biedt de Ziektelastmeter een concreet instrument voor gezamenlijke besluitvorming in de dagelijkse zorg aan COPD-patiënten. De achterliggende gedachte is dat bij de patiënt het kwartje gaat vallen: hoe voel ik mij en wat kan ik er aan doen? Hiermee kan de patiënt aan het roer komt te staan van 22 3e uitgave 2016 zijn of haar eigen behandeling. Annerika verwoordde dit als volgt in een stelling: het visueel maken van de integrale gezondheidstoestand bij een COPD patiënt geeft inzicht in de ziekte. Beelden zeggen vaak meer dan woorden. De Ziektelastmeter helpt. Dit is de conclusie van de evaluatie van de Ziektelastmeter. Annerika Slok en haar onderzoeksteam hebben de effectiviteit van het gebruik van de Ziektelastmeter COPD kunnen aantonen in het onderzoek bij 357 patiënten in zorg van 39 huisartsenpraktijken en 27 ziekenhuizen. Na 18 maanden waren in de interventiegroep significant meer mensen met een klinisch relevante verbetering van kwaliteit van leven ten opzichte van patiënten die gebruikelijke zorg ontvingen. Ook de ervaren kwaliteit van zorg nam toe. Uit de procesevaluatie bleek dat patiënten en zorgverleners positief waren over de tool en deze graag zien als vast onderdeel van de zorg en van de ICT. Het enthousiasme over het nut en de noodzaak van de Ziektelastmeter COPD wordt breed gedeeld, zo bleek tijdens het symposium. Een van de deelnemende patiënten uit het onderzoek illustreerde met diverse voorbeelden hoe de Ziektelastmeter tegemoet komt aan het gebrek aan communicatieve vaardigheden van Nederlanders. Een andere patiënt in de zaal die ervaring had met het gebruik van Ziektelastmeter, was volgens zichzelf vooruit gegaan in kwaliteit van leven. Een huisarts in de zaal liet zijn teleurstelling blijken dat hij in de controlegroep moest deelnemen. De Ziektelastmeter biedt niet alleen een hulpmiddel voor de dialoog tussen zorgverlener en patiënt, maar helpt ons ook in de onderlinge communicatie tussen 1e lijn en 2e lijn, zo spraken huisarts prof. dr. Niels Chavannes en longarts dr. Hans in ’t Veen. Hoogleraar Maureen Rutten uit Rotterdam presenteerde vervolgonderzoek, waarbij een ‘ziektelast index’ is ontwikkeld. Aan elk afzonderlijk item is een gewicht toegekend. Zo kan er een gewogen totaalscore worden berekend, waardoor patiënten kunnen worden ingedeeld in lichte, matige of ernstige ziektelast. Ook kan met de totaalscore bekeken worden of de patiënt overall vooruit of achteruit is gegaan ten opzichte van een vorig consult. Uiteraard kwamen tijdens het symposium ook diverse dilemma’s aan bod ten aanzien van het implementeren van de Ziektelastmeter COPD. Er werd regelmatig verzuchtend verwezen naar “de Hissen, Zissen en Kissen” als grootste struikelblok voor implementatie in de zorg. Voormalig Minister prof. dr. Ab Klink, nu voorzitter van de raad van bestuur van een zorgverzekeraar, nam het publiek mee in ingewikkelde dilemma’s over wie er betaalt en waar de opbrengsten liggen. Daarna volgde een levendige paneldiscussie. Conclusie: iedereen hing aan Annerika’s lippen om de resultaten van het onderzoek te horen. Alle betrokken partijen werden opgeroepen zich te beraden over de vraag: wat kan ik bijdragen aan de implementatie? “Er zullen weinig mensen zo mooi promoveren” klonk tijdens het symposium. En zo was het. Een vierde cum laude promotie voor de vakgroep huisartsgeneeskunde! Een felicitatie waard voor Annerika Slok en haar promotieteam bestaande uit de promotoren Onno van Schayck, Daniel Kotz en Niels Chavannes (Leiden) en copromotor Hans in ’t Veen (Rotterdam). Annerika Slok blijft aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde verbonden om de Ziektelastmeter ook geschikt te gaan maken voor andere chronische aandoeningen. 23 op één lijn 56
Pagina 24
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Promotie 7 december Van ‘Communicatievaardigheden’ naar ‘Vaardige Communicatie’ DOOR ESTHER GIROLDI, PROMOVENDUS Effectieve communicatie tussen huisarts en patiënt is essentieel voor goede zorg. Ondanks dat aios worden getraind in communicatieve vaardigheden, laten studies zien dat deze vaardigheden onvoldoende worden toegepast in de praktijk. Arts-patiënt communicatie is een complex proces dat bepaald wordt door de doelen en context van het consult. Maar hoe kunnen we deze doelgerichtheid en contextspecificiteit (in tegenstelling tot generieke vaardigheden) in de (onderwijs)praktijk brengen? patiënt’. Vervolgens probeerden we te begrijpen hoe aios ondersteund kunnen worden bij het leren van contextspecifieke en doelgerichte communicatie. Het verzamelen van informatie Om doelgerichte adviezen te ontwikkelen die aansluiten bij waar aios behoefte aan hebben, hebben we allereerst via observaties en interviews situaties geïdentificeerd die door aios als lastig worden ervaren tijdens de informatieverzameling. Aios ervaren bijvoorbeeld problemen in de informatieverzameling als: • het conflicteert met andere doelen (bijv. het opbouwen van een arts-patiënt relatie en tijdmanagement • de geleerde communicatievaardigheden ineffectief zijn • hun eigen emoties open communicatie belemmeren. Een situatie waarbij meerdere van deze moeilijkheden zich voordeden, en als zeer lastig werd ervaren door alle aios, is de informatieverzameling bij breedsprakige patiënten. Aios benoemden expliciet dat ze in deze situatie niet beschikken over de benodigde vaardigheden. We besloten om deze specifieke uitdagende context nader te exploreren door middel van individuele en groepsinterviews met ervaren huisartsen. Om met breedsprakigheid om te gaan, proberen huisartsen allereerst de oorzaak van de breedsprakigheid te achterhalen om vervolgens een passende aanpak te kunnen kiezen. Ze gebruiken veelal gebruikelijke communicatiestrategieën, maar hanteren hierbij een directievere communicatiestijl. Om te voorkomen dat deze benadering de relatie schaadt, passen artsen specifieke strategieën toe zoals het ‘empathisch onderbreken’ van de patiënt. Dit proefschrift is een eerste verkenning van deze vraag. Hiervoor probeerden we eerst te begrijpen wat effectieve communicatie is binnen een bepaald(e) doel/context. We hebben hiervoor twee consultdoelen die belangrijk zijn voor artsen als ‘case studies’ geselecteerd: ‘het verzamelen van informatie’ en ‘het geruststellen van de Het geruststellen van de patiënt Via interviews waarbij opnames van consulten bekeken werden, hebben we geruststellingsstrategieën van ervaren huisartsen in kaart gebracht, als ook hoe patiënten deze strategieën ervaren. Een belangrijk doel bij geruststelling is het creëren van vertrouwen, zowel in de expertise van de arts als in de arts-patiënt relatie. Dit vertrouwen werd beschouwd als geruststellend op zichzelf en ondersteunend aan het accepteren van geruststellende informatie. 24 3e uitgave 2016 Verder is het belangrijk om de gedachte dat de klacht duidt op ‘iets ernstigs’ weg te nemen, eventueel gevolgd door de gedachtes te versterken dat de klacht ‘onschuldig’ is en/ of dat de klacht weer overgaat. Afhankelijk van de context passen artsen acties toe die via mechanismes leiden tot deze doelen. Uit de patiënt interviews bleek dat wat als geruststellend werd ervaren in grote mate wordt bepaald door het soort ongerustheid en onderliggende cognities, hetgeen het belang onderstreept van een adequate exploratie van en afstemming op de ongerustheid. Het leren van communicatie Met onze laatste studie wilden we inzicht krijgen hoe aios leren communiceren en hoe opleiders dit proces ondersteunen. Ervaringen van aios en opleiders werden geëxploreerd in focusgroepen, discussies tijdens trainingsbijeenkomsten en individuele interviews. We identificeerden een leercyclus van zes opeenvolgende fases: 1. impactvolle ervaring 2. bewustwording en verandering van het referentiekader 3. identificeren van communicatiestrategieën 4. experimenteren met communicatiestrategieën 5. evalueren van communicatiestrategieën 6. het beheersen van een gepersonaliseerd communicatie repertoire. Opleiders ondersteunen de fasen door onder ander voorbeeldstrategieën aan te reiken en herhaaldelijke oefening en reflectie te stimuleren. Conclusie Een belangrijke les voor communicatietraining die we op basis van onze bevindingen getrokken hebben is dat aios ondersteund moeten worden bij het kiezen van passende communicatiestrategieën. Een concrete aanbeveling hiervoor is om hun inzicht te vergroten in de werkingsmechanismes van deze strategieën. Voor de ontwikkeling van een gepersonaliseerd communicatie repertoire, waaruit aios strategieën kunnen kiezen die passen bij de context, zijn concrete voorbeelden, ruimte voor flexibiliteit en authenticiteit, en gelegenheid voor herhaalde oefening en reflectie belangrijke voorwaarden. NTvG Jonge Auteursprijs voor Esther Giroldi VAN DE REDACTIE Links op de foto: Esther Giroldi Op 5 november jl. in de Rode Hoed in Amsterdam ontving de Maastrichtse promovendus Esther Giroldi de “Jonge Auteursprijs 2016” van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG). Ze kreeg die prijs voor haar wetenschappelijke artikel “Consultvoering bij breedsprakige patiënten: 10 tips”. Dit artikel is te vinden op: www.ntvg.nl/artikelen/consultvoering-bij-breedsprakigepatienten-10-tips In dit artikel beschrijft ze een aantal tips hoe u effectief kan omgaan met breedsprakige patiënten. Wie wil dat nu niet leren? Gouden tip: neem de tijd om de onderliggende reden van de breedsprakigheid te achterhalen, zodat u daarop uw communicatie kunt aanpassen. Esther Giroldi is een promovendus van de Vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht. Haar onderzoek is ingebed in het CAPHRI-programma ‘Promoting Health & Personalised Care’ en bij de School of Health Professions Education (SHE). Het artikel is ook opgenomen in haar proefschrift “Towards skilled doctor-patient communication. Putting goal-directed and context-specific communication into (educational) practice.” Hierop promoveerde zij op 7 december 2016 in Maastricht. 25 op één lijn 56
Pagina 26
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Van de dikke deur Im Norden nichts Neues? DOOR BAS MAIBURG, OPLEIDINGSDIRECTEUR HUISARTSOPLEIDING begonnen met een eerstejaarsgroep in september. Ik geef het u te doen om een relatief grote groep van 13 aios aan de praat te krijgen. Iets waar zij met Jos Sleijpen glansrijk in geslaagd lijkt. En we hebben nog meer docenten in de startblokken staan als ik dit schrijf. In november starten zowel Ineke Hussaarts als Suzanne Teunisse met het vak van huisartsbegeleider. Beide ervaren huisartsen, die hun ervaring voor de opleiding gaan inzetten. Ineke in een derdejaars Noord-groep, Suzanne in het Psychisch blok. Strijp-Z in Eindhoven is inmiddels ingewijd en daar gebeuren mooie dingen: nieuwe docenten, nieuwe programma’s. En in het “hoge” Noorden (HN: Huisartsopleiding Nederland) zit men ook niet stil: vanuit Utrecht komen het landelijk opleidingsplan 2017 en het landelijk toetsplan op ons af. Goed om ook even naar het Zuiden te kijken. Strijp-Z is alweer bijna een jaar in bedrijf. Het is de tweede onderwijslocatie van de huisartsopleiding Maastricht (en van Nijmegen) en het loopt als een trein. Tijd om de term dependance van stal te halen. Aan de aios zal dat niet liggen. Zij zijn er in geslaagd om een heuse LOVAHEindhoven op te richten: een uniek samenwerkingsverband van Nijmeegse en Maastrichtse aios. We wensen deze tweeeiige eenling natuurlijk veel succes en zien uit naar een goede samenwerking! En nog meer mooie plannen. Na een onderwijsmiddag in juni met diverse zorggroepen die deels ook in Strijp-Z huizen en andere gezondheidszorgorganisaties, heeft nu het interdisciplinaire programma over Levenseinde (hoe actueel kun je zijn) gedraaid. Met aios van Maastricht en Nijmegen én van de omliggende ziekenhuizen. Plannen over samenwerking en gezamenlijk onderwijs met de opleiding voor specialisten ouderenzorg zijn volop in de maak. Zorgroepen bieden mogelijkheden voor keuzestages aan. Zo’n gonzende ambiance wordt zeker versterkt door de komst van nieuwe, ambitieuze docenten. Luc Maartens is al weer even bezig als huisartsbegeleider van een derdejaarsgroep, voor Merle Sonntag is het nog maar net 26 En het rijtje is nog niet volledig. In maart start Adriaan van de Sande, een ervaren huisartsopleider uit Waalre. Met deze groep nieuwe huisartsbegeleiders, alle wonend in of (ruim) rond Eindhoven komen we dichter bij het uitgangspunt van de dependance in Strijp-Z: opleiding voor de regio, door de regio. Met die regio’s is iets opvallends aan de hand. Aios worden tegenwoordig, na gebleken geschiktheid voor de opleiding, vanuit Utrecht gealloceerd op één van hun opgegeven voorkeursplaatsen. En daarbij is een duidelijke ‘drift’ naar de Randstad zichtbaar, ten koste van de periferie (Groningen/Nijmegen/Maastricht met hun dependances). Even opvallend: de opleidingscapaciteit wordt tegen de verwachting in niet volledig gebruikt. Geschikte aios kiezen niet voor een regio waar de arbeidsmogelijkheden voor hun partners beperkt zijn. Reden om met de perifere opleidingen aan tafel te gaan zitten en in verhevigde mate in te zetten op goede wervingsstrategieën. Laat als opleiding zien waar je voor staat. En daar kan iedere aios, docent en opleider vanuit zijn ervaring aan bijdragen! Quote van een aios (uit Amsterdam), lid van de visitatiecommissie die ons in maart bezocht: “Als ik eerder deze kennis had gehad over de opleiding in Maastricht, dan was ik hier gestart”. Via Groningen en omstreken een stukje terug naar het Zuiden. In de Schola Medica in Utrecht gonst het ook. Daar overleggen niet alleen de hoofden van de opleidingen, 3e uitgave 2016 maar vinden ook de werkconferenties plaats over het nieuwe Landelijke Opleidingsplan, komt de werkgroep Toetsing bij elkaar over het landelijke toetsplan en heeft de werkgroep herziening Competentieprofiel van de huisarts zijn bijeenkomsten gehad. De beoogde invoeringsdatum van het nieuwe landelijke opleidingsplan is januari 2017. De stukken liggen momenteel bij het CGS, het college dat de regelgeving formeel goedkeurt. Inhoudelijk al eerder besproken: de praktijk centraal, instituutsonderwijs ondersteunend en waar mogelijk op maat voor de individuele aios, ondersteund door bekwame opleiders en docenten. Twee nieuwe elementen zijn minder, of nog niet bekend. Op de eerste plaats de programmatische toetsing als uitgangspunt voor het protocol toetsing en het landelijk toetsplan. Een Maastrichts concept waar Cees van der Vleuten als hoogleraar onderzoek en ontwikkeling van onderwijs aan de wieg gestaan heeft. Geen zak/slaag examens aan het eind van een opleidingsjaar, maar frequente toetsing van aios gedurende het jaar door opleider en docent. In lijn met het onderwijs en met het doel om het beeld van de aios gedurende het jaar steeds scherper te laten worden. Verdwijnen de landelijke kennistoets, consulttoets en ComBel dan uit de opleiding? Zeker niet, zij worden onderdeel van een integrale beoordeling, waarbij alle toetsing geaggregeerd wordt, en competenties waar mogelijk vanuit verschillende bronnen bekeken worden (triangulatie). En de digitale ComBel blijft als aggregatie-instrument van belang. Meer en meer gevuld door frequentere beoordelingen in de praktijk. En daar hebben we dan weer de nieuwe KBA’s en thema’s van het nieuwe landelijke opleidingsplan als hulpmiddel bij. Het tweede punt betreft de herziening van het Competentieprofiel van de Huisarts. Geactualiseerd aan de hand van de nieuwe Toekomstvisie en het Aanbod huisartsgeneeskundige zorg van LHV/NHG en het Raamwerk Medisch Leiderschap. Inleidende teksten bij de competentiegebieden zijn hier en daar vernieuwd, maar wat blijkt? Alle 22 competenties uit het profiel van 2005 hebben de tand des tijds kunnen doorstaan! Dus geen inhoudelijke aanpassing van de ComBel. Wel de opdracht aan de gebruikers van de ComBel om dit te doen in het licht van de nieuwe ontwikkelingen. Ook het herziene competentieprofiel ligt nu bij het CGS. In het Noorden zit men niet stil. Begin volgend jaar verschijnt, als een nieuw Noorder-licht, een aantal belangrijke documenten met betrekking tot de huisartsopleiding. En in het Zuiden? Daar is het team versterkt met een tweetal ervaren - zoals we al hebben mogen waarnemen - gedragswetenschappers, Heiny Eilkes en Sandrine Tuerlinckx. Het zal u ook niet ontgaan zijn dat in aansturende zin er wat te veranderen staat. Jean Muris verruilt het hoofdschap van de huisartsopleiding voor het voorzitterschap van de vakgroep huisartsgeneeskunde. De vraag is wat dit betekent voor “de dikke deur”, alias voor deze opleidingsdirecteur huisartsopleiding. De directeur wikt, de (huidige) vakgroepvoorzitter beschikt. Ik kan u als “dikke deur” wel verklappen dat ik voor een nieuwe uitdaging binnen de opleiding open sta! Oproep (oud) studenten, basisartsen & anios Tot en met 31 januari 2017 kan er weer gesolliciteerd worden voor de huisartsopleiding Maastricht (start in september 2017). Deze ronde bieden we respectievelijk 24 plaatsen aan in Maastricht en 12 plaatsen in Eindhoven. Wil je meteen solliciteren, ga dan naar: uitdepraktijk.huisartsopleiding.nl/solliciteren Wie meer wil weten over de Maastrichtse huisartsopleiding kijkt op onze website: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/ wie-ben-jij/student/huisarts-worden.html Heb je nog vragen of twijfels: kom dan vrijblijvend naar een van onze voorlichtingsavonden van 19.00-20.30 uur: • Woensdag 18 januari 2017 in Strijp-Z in Eindhoven • Donderdag 19 januari 2017 in sportcafé “Time-Out” in UM sport Maastricht 27 op één lijn 56
Pagina 28
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Evidence-based medicine in de opleidingspraktijk Misschien bent u toch meer evidence-beest dan u dacht?! DOOR NIELS BEURSKENS, HUISARTS IN VENRAY EN DOCENT/COÖRDINATOR EBM Als huisarts maken we gemiddeld elke 11 minuten1 de afweging tussen de wensen en voorkeuren van de patiënt, onze professionele mening en de beste wetenschappelijke argumenten die beschikbaar zijn. Vaak gaat deze afweging heel natuurlijk en impliciet: iets wat veel huisartsen(opleiders) “als vanzelf” doen. Tijdens de opleiding wordt deze afweging explicieter gemaakt door dit uit te werken bij verschillende onderwijsmomenten, zoals het uitwisselen van ervaringen, arts-patiënt communicatie en evidence-based medicine (EBM), maar ook tijdens de leergesprekken. Een van mijn doelen als coördinator EBM is om misvattingen over EBM weg te nemen. De nadruk bij het toepassen van evidence-based medicine lijkt namelijk te liggen op de “harde evidence”, maar niets is minder waar! De “evidence” is slechts een onderdeel van EBM zoals die ooit bedoeld is. De waarde van EBM zit ‘m juist in het afwegen van de beste beschikbare wetenschappelijke argumenten, uw professionele expertise én de wensen en voorkeuren van de patiënt (zie figuur). Maar net als kennis over consultvoering, is kennis over de wetenschappelijke basis van ons vak belangrijk voor een goed consult. Niet voor niets schreef Glasziou in 2008: “…Individual practitioners therefore need to be able to find and use evidence themselves – a 21st century clinician who cannot critically read a study is as unprepared as one who cannot take a blood pressure or examine the cardiovascular system”.2 In de (opleidings)praktijk ligt vaak de nadruk op de domeinen arts en patiënt, en minder op het wetenschappelijke bewijs. Het gebrek aan tijd, onzekerheid ten aanzien van EBM-vaardigheden en de beperkte toegang tot medische literatuur zijn redenen die daarvoor worden aangedragen.3 Maar wat huisartsopleiders zich vaak niet realiseren, is dat ze al veel met wetenschap werken. Weliswaar niet in de rol van onderzoeker, maar wel als u de wetenschappelijke stand van zaken (een standaard!!) gebruikt bij de patiëntenzorg, of als u met een aios een standaard of een recent nieuwtje uit H&W bespreekt. Wist u overigens dat u als opleider via eleum (eleum. maastrichtuniversity.nl) toegang heeft tot de medische bibliotheek en dus ook de voor u relevante medische tijdschriften en databases? 28 Niels Beurskens is huisarts in Venray (huisartsenpraktijk Antoniusveld). In 2014 heeft hij de praktijk van Frans Schmeetz overgenomen. Zijn promotieonderzoek voorafgaand aan de huisartsopleiding werd gedaan bij de kinderchirurgie in het Erasmus MC – Sophia Kinderziekenhuis, naar de rol van vitamine A bij het ontstaan van congenitale hernia diafragmatica. Als differentiatie tijdens de huisartsopleiding ontwikkelde hij mede een discipline-overstijgende cursus EBM. Sinds 2015 is hij aangesteld als docent en coördinator EBM aan de huisartsopleiding Maastricht. In de basisopleiding wordt veel aandacht besteed aan de “techniek” van het kritisch beoordelen van een artikel. In het onderwijs aan onze aios proberen we juist het toepassen van deze vaardigheden te oefenen. Hoe kun je een goede zoekvraag formuleren, zodat je snel en efficiënt kunt zoeken, maar ook: wat zegt dit artikel nu, hoe verhoudt zich dit tot mijn eigen ervaring en kennis, en wat heb ik eraan in de context van de patiënt die tegenover mij zit? Vervolgens gebeurt het toepassen en oefenen van deze vaardigheden in de opleidingspraktijk. De opleider kan hierbij de rol van “expert opinion” ten volle uitbuiten om samen met de aios de 3 cirkels uit de figuur te integreren. Voorwaarde hierbij is dat u zich als opleider ook prettig voelt in de rol van “EBM-coach”. In het opleiderscurriculum willen we u daarom graag handreikingen bieden in het toepassen van EBM bij de opleiding van uw aios. Bij de komende opleidersdagen in januari krijgt u hiervan alvast een voorproefje! Ps voor vragen of suggesties sta ik altijd open. U kunt mij bereiken via niels.beurskens@maastrichtuniversity.nl. Referenties: 1. Schäfer W, van den Berg MJ, Groenewegen PP. Workload of Dutch general practitioners from an international perspective. Huisarts en Wetenschap. 2016;59(3):94-101. http://www.henw.org/archief/volledig/ id12123-de-werkbelasting-van-huisartsen-in-internationaal-perspectief. html#werkurenentijdsbesteding. 2. Glasziou P, Burls A, Gilbert R. Evidence based medicine and the medical curriculum. BMJ. 2008;337(sep24 3):a1253-a1253. doi:10.1136/bmj.a1253. 3. Zwolsman S, Pas te E, Hooft L, Wieringa-de Waard M, van Dijk N. Barriers to GPs' use of evidence-based medicine: a systematic review. br j gen pract. 2012;62(600):511-521. doi:10.3399/bjgp12X652382. Als aios naar het WONCA congres GPtopia: onze zorg in 2084 DOOR FEMKE WOUTERS EN PETRA VAN DER LINDEN1, AIOS Vol verwachting stapten wij met 56 andere AIOS huisartsgeneeskunde uit Nederland, het vliegtuig in richting Kopenhagen. Het voelde als een schoolreisje, maar dan nog beter. Voor slechts 100 euro eigen bijdrage, gingen wij een congresreis naar Kopenhagen tegemoet. Een week vol leerzame, sociale, interculturele en sportieve momenten waar wij jullie een fractie van willen laten meemaken! Wonca staat voor The World Organization of National Colleges, Academies and Academic Associations of General Practitioners and Family Physicians. De missie van Wonca is om de kwaliteit van leven van mensen over de wereld te behouden en te verbeteren. Dit doet de Wonca door het voorzien van een forum waar onder andere kennis en ontwikkeling van academische organisaties van en voor huisartsen worden gesteund Petra volgde het pre-event van de Wonca, georganiseerd door de Vasco Da Gama movement. Oftewel een netwerk van jonge huisartsen (in opleiding) uit Europa, die vooral wetenschap en onderwijs uitwisselen. Dit jaar stond GPtopia ter sprake, oftewel de huisartsenzorg in 2084. Tijdens een tweedaagse sessie werd er druk gebrainstormd over te verwachte problemen in de toekomst. Zoals veroudering van de mens, leegstand op het platteland, de gevolgen van globalisering en e-health. Wist je dat een huisarts in opleiding in Italië gemiddeld 800 euro per maand verdient? Zodoende wonen vele AIOS nog thuis bij hun ouders, of proberen ze hun opleiding in bijvoorbeeld Luxemburg te kunnen volbrengen. Wist je dat Turkse huisartsen verplicht zijn na hun opleiding enkele jaren op het platteland te werken? Om zo de leegstroom van huisartsen op het platteland op te vangen. Wist je dat een huisartsen consult in Denemarken 15 minuten duurt? En dat een praktijkgrootte vaak uit 1200 patiënten bestaat? Petra verwonderde zich over de breed uiteenlopende verschillen tussen Europese landen. Op woensdag begon het congres. Overdiagnostiek, overbehandeling, consultatie in de toekomst, ongelijkheid in gezondheidszorg, de veroudering van Europa, geriatrische syndromen en de zorg voor vluchtelingen stonden in 1 Inmiddels waarnemend huisarts (ex-secretaris Werkgroep Politiek & Maatschappij LOVAH) de plenaire sessies centraal. Daarnaast waren er tal van workshops en lezingen te volgen in alle breedte van het huisartsen vak. Op donderdag was de traditionele lunchbijeenkomst voor de Nederlandse huisartsen en AIOS, georganiseerd door de Werkgroep Europese Samenwerking (Wes) van de Landelijke Organisatie van Aspirant Huisartsen (LOVAH), Landelijke Huisartsen Opleiders Vereniging (LHOV), en de Stichting Beroepsgroep Opleiding Huisartsen (SBOH). Hierbij werden de tegenstellingen tussen praktijkhouders en niet-praktijkhouders druk bediscussieerd. De laatste groep neemt in omvang toe en blijkt behoorlijk ambitieus te zijn! Zo bleek dat niet-praktijkhouders graag meer medeverantwoordelijkheid willen hebben in de organisatie van praktijken. Naast het congres was er tijd om lopend of op de fiets Kopenhagen te leren kennen. Doordat we met 56 AIOS waren, kwam je altijd wel een bekende tegen om iets leuks mee te doen. Er werd een spetterende avond in pretpark Tivoli georganiseerd. We gingen naar de receptie van het Nederlands Huisarts Genootschap (NHG) en de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) in de Deense Domus Medica. En eindigden de week met een spetterend internationaal feest georganiseerd door de WES. Op vrijdagochtend was er om 7 uur ’s ochtends een WONCA run. Dit was ons iets te vroeg, dus deden wij totaal onverwacht en onvoorbereid mee met de 10 kilometer ladies run van Kopenhagen. Een fantastische afsluiting van een leerzame, interculturele en inspirerende week! Wil jij ook een blik verruimende kijk op het huisartsenvak krijgen? Schroom dan niet en solliciteer voor WONCA 2017 in Praag op 27 juni tot en met 1 juli 2017! Wil je zelfs een stapje verder gaan en actief bezig zijn met het organiseren van zo een dergelijk congres? Neem dan vooral contact op met de Werkgroep Europese Samenwerking (WES) van de landelijke LOVAH! Voor meer informatie: www.lovah.nl • www.woncaeurope.org www.facebook.com/lovahnl 29 op één lijn 56
Pagina 30
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Post scriptum Fons Sips DOOR INGRID VAN DER HEIJDEN, HUISARTSDOCENT/INTERNATIONALISERING De Vasco da Gama Movement (VdGM) preconference is een ingeburgerde, jaarlijks terugkerende en bruisende bijeenkomst voor onderlinge discussie en uitwisseling van ervaringen tussen internationale aios, voorafgaand het Europese WONCA congres. In 2004 stond Fons Sips aan de wieg van de Junior Doctor Preconference en hij was intensief betrokken bij de oprichting van de Vasco da Gama Movement. Fons kreeg deze zomer officieel erkenning voor zijn inspirerende en verbindende rol: het bestuur van VdGM eerde hem met het instellen van de ‘Fons Sips outstanding achievement award’. Eerder werd hij al benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau, lid van verdienste van het NHG, Honorary Fellow of the Royal College of General Practitioners en Honorary Life Member of WONCA. Fons was gedurende zijn carrière op vele vlakken betrokken bij de ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde: hij was praktiserend huisarts in Vught en promoveerde in 1981, hij was lid van het dagelijks bestuur van NHG en droeg bij aan de ontwikkeling van de NHG richtlijnen. Ook internationaal speelde hij een belangrijke rol bij het ontstaan van WONCA Europe en de oprichting van ‘The European Journal of General Practice’. Daarnaast was hij van 1996 tot aan zijn pensionering in 2006 parttime huisartsbegeleider bij de huisartsopleiding Maastricht. Op 22 juli 2016 overleed Fons Sips. Wij gedenken hem met groot respect. Redactionele voetnoot: In september 2016 verscheen een In Memoriam in the British Medical Journal: www.bmj.com/content/354/bmj.i4892 Onderzoek van onderwijs Zelfsturend leren DOOR GREETJE SAGASSER, ONDERWIJSKUNDIGE1 Op woensdag 14 september jl. promoveerde Greetje Sagasser, onderwijskundige, aan de Radboud Universiteit te Nijmegen, op het proefschrift ‘Self-regulation and entrustment in workplace learning – An exploratory study in postgraduate training for general practice’. Zelfsturend leren is belangrijk tijdens én na de opleiding. Door zelf patiëntenzorg te verlenen, krijgen aios veel mogelijkheden om hun leren te sturen. Echter, zij moeten 1 Sinds haar promotie werkt Greetje Sagasser bij Huisartsopleiding Nederland te Utrecht eerst het vertrouwen van hun opleider hebben om die patiëntenzorg te mogen verlenen. Opleiders bepalen wanneer en welke patiënten zij aan hun aios toevertrouwen (entrustment). Het doel van dit promotieonderzoek was om te onderzoeken hoe zelfsturend leren en entrustment plaatsvinden in de praktijk. Via kwalitatieve studies werd onderzocht: 1. Hoe zelfsturend leren plaatsvindt in de praktijk 2. Wat bevorderende en belemmerende factoren zijn 3. Hoe zelfsturend leren zich verhoudt tot entrustment. 30 3e uitgave 2016 Veel leerervaringen en leervragen blijven in de beslotenheid van de praktijk. Dit onderstreept het belang van opleiders om de kwaliteit van dit leren goed te bewaken, door het bediscussiëren van ervaringen, kennis en professionele zaken, het bevestigen van aios, het signaleren van onbewuste onbekwaamheid, het toetsen van competenties en het borgen van patiëntveiligheid. Opleiders hebben een voorkeur voor een coachende stijl. Ze bepalen hoe actief aios hun leren sturen en passen hun ondersteuning daarbij aan. Dit geeft soms conflicterende emoties als aios passief zijn en opleiders daardoor directief moeten worden. De opvattingen van opleiders over hun eigen rol, de rol van aios en het nut van onderwijsinstrumenten beïnvloeden de ondersteuning die ze geven. Self-regulation and entrustment in workplace learning An exploratory study in postgraduate training for general practice Greetje Sagasser De motivatie van aios om een goede huisarts te willen worden én de stimulans van hun opleiders bevorderen zelfsturend leren. De praktijk is daarop van invloed aangezien er veel mogelijkheden zijn om te leren. Soms is de praktijk belemmerend als door drukte en onvoorziene omstandigheden geplande nabesprekingen of leergesprekken niet doorgaan. Aios en opleiders hebben veel waardering voor hun terugkomdag. Entrustment ontwikkelt zich in drie fasen. Al voorafEerst werden eerste- en derdejaars aios geïnterviewd over wat zij doen als ze tijdens hun consulten iets niet (voldoende) weten, welke leeractiviteiten ze ondernemen, hoe ze toetsen of ze het weten, wat de rol van de opleider daarbij is, en wat hen helpt of belemmert hierbij. Daarna werden opleiders van (andere) eerste- en derdejaars aios geïnterviewd over wat zij zien van het zelfsturend leren van hun aios, hun opvattingen over hun eigen rol en die van de aios, en wat hen helpt of belemmert bij het ondersteunen van aios. Om meer inzicht te krijgen in de dynamiek van zelfsturend leren op de werkplek en entrustment, observeerde ze daarna koppels van eerstejaars aios en opleiders. Ze observeerde de zelfstandige consulten van aios, en de dagelijkse nabesprekingen en leergesprekken met opleiders. Daarna interviewde ze aios en opleiders ieder apart. Het onderzoek toont aan dat zelfsturend leren een dynamisch en context-gebonden proces is. Aios zijn actief in het sturen van hun leren. Zowel voor, tijdens als na consulten ontplooien ze leeractiviteiten. Zo zoeken ze bijvoorbeeld informatie op, zien specifieke patiënten/ ziektebeelden, zien ze het resultaat van eigen handelen terug, of ze raadplegen opleider/collega’s. Aios bepalen zelf of ze zich in staat voelen en zich vertrouwd voelen om het consult zelfstandig te doen. Hierbij wegen zij het mogelijke risico voor de patiënt mee. Reflectie en feedback, ook in interactie met de opleider, zijn cruciaal bij zelfsturend leren. gaand aan de opleiding start de ontwikkeling van vertrouwen, gebaseerd op informatie over de aios en de kennismakingsgesprekken. Binnen twee weken na de start van de opleiding vertrouwen opleiders aios toe om zelfstandig consulten te doen. Opleiders hanteren een holistische benadering van vertrouwen, gebaseerd op algemene competenties, kennis en vaardigheden, en intuïtie. Na deze twee weken blijven opleiders hun vertrouwen toetsen, waarbij ze vooral letten op de algehele ontwikkeling van de aios. Daarnaast letten opleiders op signalen van onbewuste onbekwaamheid. Aios nemen een belangrijk aandeel in het opbouwen van vertrouwen, door hun opleider inzicht te geven in hun competenties. Implicaties voor de praktijk richten zich er op zowel aios als opleiders bewust te (blijven) maken van verwachtingen en rollen, en van de mogelijkheden in de praktijk tot leerervaringen, reflectie, feedback, en interactie, en daarnaast ook bewust te maken van het proces van entrustment. Investeren in de training van opleiders blijft belangrijk, waarbij het longitudinale karakter erg waardevol is. Dit proefschrift laat zien hoe de kenmerken van de huisartsopleiding, zoals de langdurige één-op-één opleidingsrelatie met voldoende gelegenheid voor (geplande) interactie, nabesprekingen en leergesprekken, bijdragen aan zelfsturend leren en entrustment. Het proefschrift is te downloaden via: http://books. ipskampprinting.nl/thesis/504145-sagasser/#undefined Voor vragen of informatie: g.sagasser@huisartsopleiding.nl. 31 op één lijn 56
Pagina 32
op één lijn 56 3e uitgave 2016 In de leer Ondergedompeld in wetenschap DOOR ELEANA ZHANG, TWEEDEJAARS AIOS Wat moet een huisarts met een promotieboekje bij de neurologie?! Nu ik net begonnen ben aan mijn tweede jaar betekent dat nieuwe kennismakingen en voor mij weer nieuwe pogingen om uit te leggen waarom ik in godsnaam aan het promoveren ben bij de neurologie, terwijl ik de huisartsopleiding doe. Reacties lopen dan uiteen van ‘Leuk, interessant!’ tot ‘Ben je de huisartsopleiding gaan doen? Ach, het is prima om minder hoge ambities te hebben…’ gevolgd door een troostend schouderklopje. Weer anderen blijven gewoonweg leeg voor zich uit staren. Feit blijft dat ik niet helemaal in het plaatje pas. Vandaag staat er weer een onderzoeksdag op de planning: ik heb een afspraak met twee professoren van mijn promotieteam. Twee espresso’s achter de kiezen, een goede boterham met kaas om eventueel uitloop uit te kunnen zitten, en met schrijfblok en pen in de aanslag. Ik ben gisteren nog net niet extra vroeg naar bed gegaan om vandaag in opperst energieke staat aanwezig te zijn. Bij zulke besprekingen heb ik er helaas weleens spijt van gehad dat ik me fysiek en mentaal niet voldoende heb voorbereid en gevoelsmatig als een microcefaal de vergaderkamer weer uitliep. Deze keer gaat het eerste uur over nieuwe onderzoeksresultaten en de betekenis hiervan. De espresso’s doen hun werk, ik discussieer enthousiast mee en kom er met niet al te veel kleerscheuren van af. Natuurlijk ben ik wel doorlopend mentale notities aan het maken van de onderwerpen waar ik me nog eens in moet gaan verdiepen om het hele plaatje rond te krijgen, maar de bespreking loopt goed. Et ergo: een kleine overwinning voor mij. Voor het tweede uur verhuizen we naar een andere kamer. Dat valt zwaar. Het cafeïnegehalte in mijn lichaam is nu zodanig doorgeschoten dat de hartkloppingen me beginnen af te leiden, maar dat is niet het enige. De discussies zijn nu van een heel ander kaliber: terwijl ik hiervóór nog actief participeerde, kan ik nu alleen geluiden voorbrengen die suggestief zijn voor een staat van hyperventilerende bewustzijnsvermindering. De professoren schudden moeiteloos formules uit hun mouw, passen ze toe op de onderzoeksbevindingen, bedenken een nieuwe theorie eromheen die ze onderbouwen met fysiologische mechanismen waar ik nog nooit eerder van heb gehoord, gevolgd door weer een andere, nieuwe theorie, en nog één, om uiteindelijk het lijntje door te trekken naar nieuwe vraagstellingen en mogelijkheden voor vervolgonderzoek. Ze maken elkaars zinnen af, praten steeds geanimeerder en binnen no time staat het hele whiteboard vol met wiskundige vergelijkingen en abstracte tekeningen in alle kleuren van de regenboog. Zo nu en dan vallen er bij mij puzzelstukjes op hun plaats. Vaker maken mijn hersenen echter simpelweg kortsluiting. Twee uur later verlaat ik dodelijk vermoeid de vergaderruimte met vier volle, dubbelzijdig volgekrabbelde blaadjes, maar ik ben ook geïnspireerd, en onder de indruk van wat zich zojuist voor mijn ogen heeft afgespeeld. Dan besef ik dat dít de reden is waarom ik aan een promotietraject ben begonnen: ergens hoop ik een klein beetje slimmer te worden door me te begeven tussen zulke ontiegelijk intelligente mensen. European General Practice Research Network � � 11-14 mei 2017, Riga, Letland Thema: “Reducing the Risk of Chronic Diseases in General Practice / Family medicine”. Call for abstracts: tot 15 januari 2017 32 http://meeting.egprn.org/ � � � � � � ����� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �� � � � � � � � 3e uitgave 2016 In de leer En? Bevalt het? DOOR KOEN VAN HELMOND, TWEEDEJAARS AIOS Over het wel en wee van de jonge vader Het is de nacht van zondag op maandag. Na een redelijk ontspannen weekend maakt mijn lichaam zich klaar voor de drukte van de werkweek die nog gaat komen. Ik zeg ‘redelijk ontspannen’, want met een bijna 41 weken zwangere vrouw ben je als toekomstige papa toch in een soort constante staat van paraatheid. Ik rijd al een maand rond met een Maxi-Cosi, een eerste set babykleertjes en een overlevingspakket voor mezelf (schoon shirt, deodorant en Snelle Jelle’s) in de auto. Nog nooit heb ik zo vaak op mijn telefoon gekeken of ik wel bereikbaar was, want stel dat… Overigens staat deze onzekerheid over het moment waarop je leven totaal gaat veranderen in schril contrast met datgene wat mijn vrouw allemaal heeft moeten doorstaan in afgelopen 9 maanden. Variërend van brandend maagzuur tot een actieradius van 500 meter terwijl je 30 jaar oud bent. Gelukkig zijn er ook leuke dingen, zoals de eerste keer dat er iemand voor je opstaat in een overvolle trein. Maar goed, we gaan door in de nacht van zondag op maandag. Mijn vrouw is er al enkele keren uit geweest om te plassen, ook zo’n zwangerschapsongemak, als ik merk dat ze af en toe een beetje zucht. Zou het dan toch??? “Rustig blijven Koen”, is wat ik steeds maar tegen mezelf zeg. Het is frappant dat iets waarvan je al 35 weken weet dat het eraan zit te komen, je toch nog verrast. Rond half zeven ’s ochtends heb ik toch maar de verloskundige gebeld, nota bene zelf 32 weken zwanger, en die kwam poolshoogte nemen. De weeën kwamen inmiddels gestaag om de drie à vier minuten, dus nog geen reden tot onrust. Die kwam er echter wel toen de verloskundige nog geen kwartier weg was, want toen werd alles heviger en gingen de ‘rondetijden’ omlaag, om in termen van Max Verstappen te spreken. Opnieuw gebeld en we spraken af in het ziekenhuis. Na een hectische autorit met vier weggepufte weeën, twee genegeerde rode stoplichten en een structurele overschrijding van de maximumsnelheid, kwamen we dan eindelijk op de verloskamers. Vanaf dat moment voelde ik me iets veiliger en ging alles in een sneltreinvaart. Na een half uur heb ik hoogstpersoonlijk mijn zoon op de wereld gezet. Een heel bijzonder gevoel! En dan is het toch echt begonnen. Een tijdperk van gebroken nachten en vieze poepluiers is aangebroken! Ongelooflijk 33 hoe een baby het voor elkaar krijgt om poep tot halverwege zijn schouderbladen te krijgen, maar dat terzijde. Het is trouwens niet alleen maar kommer en kwel wat de klok slaat hoor, laat dat duidelijk zijn. Het mooie aan clichés is dat ze echt waar zijn, zo ook hier. Het is fantastisch om zo’n klein slapend hoopje mens op je arm te hebben en ook de laatste avondvoeding heeft zo zijn charme. Mama slaapt en het is stil in huis terwijl papa er samen met zijn zoon nog eentje drinkt, dat schept toch een band als mannen onder elkaar. Proost! Dit keer dus geen verhaal uit de huisartsenpraktijk, maar wel een speciale ervaring uit het leven van deze aios. Voor de een zal het een feest der herkenning zijn en voor de ander niet. Voor mij is het in ieder geval het volgende hoofdstuk in mijn leven: een leven als trotse echtgenoot en trotse vader. op één lijn 56
Pagina 34
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Rubriek voor huisartsopleiders Het opleiderscontinuüm en de opleidingspraktijk DOOR MARIEKE KOOLS, GEDRAGSWETENSCHAPPER1 Laatst bezocht ik een praktijk in Tilburg. Eén van de twee huisartsen daar wilde na jarenlang coassistenten te hebben opgeleid, nu graag een aios gaan opleiden. Ik vertelde onze gedachtes over de opleidingspraktijk: een praktijk waar zowel aios als coassistenten opgeleid worden, tegelijk of afwisselend. Eén van beide opleiders vroeg mij: “Waarom?”. Een goede vraag. Huisartsopleiders zijn bijzondere huisartsen. Ze vallen op door hun grote enthousiasme voor- en plezier in het vak en een behoefte om dat over te dragen op toekomstige jonge collega’s. Daarbij laten ze anderen in hun ‘praktijk-keuken’ kijken, vragen om feedback en ze laten de kwaliteit van hun praktijkvoering toetsen. Ze maken tijd vrij voor het opleiden, kijken voortdurend wat iedere opleideling nodig heeft om zich te ontwikkelen en faciliteren dat optimaal. Huisartsen die tijdens hun werk ook coassistenten of aios opleiden, zijn de meest tevreden huisartsen in Nederland. Dat blijkt uit onderzoek dat Irene van Ham deed bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Groningen waarop zij in 2006 promoveerde onder de titel “De arbeidssatisfactie van de Nederlandse huisarts”. Huisartsopleiders bezitten allemaal kwaliteiten, die wat ons betreft een buitengewoon mooie voorbeeldfunctie vormen voor toekomstige huisartsen. Dat willen we niet verloren laten gaan voor de coschappers op het moment dat een opleider toe is aan een aios. We zien graag dat huisartsen co’s en aios combineren. Met de eerste aios is dus wat ons betreft het opleiden van coassistenten niet passé, maar blijven beide tot de mogelijkheden behoren. Het coschap is een heel belangrijk moment voor studenten omdat ze dan meestal de keuze maken voor een latere specialisatie. Een inspirerend en leerzaam coschap is cruciaal voor de aanwas van voldoende sollicitanten voor de huisartsopleiding. Door zowel coassistenten als aios in je praktijk te ontvangen, krijg je een grotere continuïteit en variatie in het opleiden. Net zoals een eerstejaars aios andere vaardigheden van de opleider aanspreekt dan een derdejaars, zo is een coassistent die meestal voor het eerst in de huisartspraktijk komt kijken (!), weer verfrissend anders om mee te werken. Dit houdt de zaag scherp van de opleider en het versterkt de didactische 34 bekwaamheid van opleiders. Kortom: je wordt er een betere opleider (en huisarts?) van. Iedere aios is ooit coassistent geweest. Sommige coassistenten steken hun affiniteit voor het huisartsenvak niet onder stoelen of banken. Anderen zien meer toekomst in een specialisatie in de tweedelijn en starten het coschap huisartsgeneeskunde met frisse tegenzin. Uit de coschapevaluaties weten we dat juist deze aanstaande collega’s prettig verrast zijn over wat er allemaal wèl mogelijk is in de eerste lijn. Dat resulteert vrijwel altijd in meer begrip voor het huisartsenvak. Niet zelden wordt de optie huisarts alsnog aan het rijtje van beroepsmogelijkheden toegevoegd! Terug naar het praktijkbezoek in Tilburg. Ik vroeg deze opleider waarom hij hier koos voor de huisartsopleiding. Het antwoord stemde mij positief: hij was oprecht enthousiast om te helpen bij de ontwikkeling van jonge toekomstige collega’s. Hij ervoer dat een opleideling je dwingt om kritisch stil te staan bij zijn eigen handelen als huisarts (reflectie) waar hij zelf ook van leert: dat vond hij aantrekkelijk. Het enthousiasme van deze opleider was aangewakkerd door de positieve verhalen van collega’s in de regio die met plezier aios opleiden. In deze Tilburgse praktijk waren al 80 coassistenten door beide opleiders opgeleid. Het was duidelijk dat zij dit als zinvol en plezierig hebben ervaren en niet als opstapje naar het opleiden van aios beschouwden. Hun interne motivatie voor het opleiden bleek uit een vrolijke twinkeling in de ogen van een van hen. Hij vertelde over een co die na 8 weken een enorme ontwikkeling doormaakte; hij baalde van de recente teruggang van het nieuwe coschap in de huisartspraktijk van 10 naar 8 weken, omdat je juist in die laatste weken het zelfvertrouwen van de coassistent zag groeien. Deze opleiders hadden een visie op het opleiden, met doelen waar ze samen met coassistenten aan werkten. Ze zagen het als hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om hun vak over te brengen op toekomstige collega’s. En dat is wat wij zoeken. Wij als hao-coördinatoren werken binnen het opleiderscontinuüm steeds nauwer samen met het basiscurriculum, in de personen van Laury de Jonge 3e uitgave 2016 (sectorhoofd onderwijs basiscurriculum), Marion van Lierop (coördinator coschap) en Lilian Aarts (onderwijscoördinator). De huisarts die start met de eerste coassistent beschouwen wij als ‘huisartsopleider 0.0’: opleiders hebben dezelfde didactische vaardigheden te ontwikkelen bij het opleiden van zowel co’s als aios. Je begint dus met je eerste co al met ‘het echte werk’. Ook de stageplaats zelf zien wij het liefst als onderdeel van een continuüm, met opleidingsmogelijkheden voor zowel aios als coassistenten. Het optimaal benutten van deze stageplaatscapaciteit past binnen onze maatschappelijke verantwoordelijkheid om voldoende huisartsen af te leveren voor de toekomst. Lilian Aarts vraagt al actief naar de mogelijkheid voor co’s vanaf het moment waarop blijkt dat een aios niet op korte termijn wordt geplaatst. In de positieve reacties herkennen we de opleiders in hart en nieren. Vraag jezelf dus eens af: “Hoe benut ik mijn enthousiasme en potentieel voor de huisarts van de toekomst?”. Boven verwachting STARclass spoedzorg DOOR ALBINA DANSEN, HUISARTSOPLEIDER IN THORN Misschien herkennen mede-opleiders mijn gedachtes bij het zien van de jaarlijkse uitnodiging van de STARclass Spoedzorg in de huisartspraktijk: • Allereerst: “Hé daar is de jaarlijkse uitnodiging weer”, en vervolgens • Die wil ik nog een keer doen • Die cursus werd me aangeraden door een collega die hem al eens gedaan heeft • De vorige keer was hij al vol • Wel intensief, zoveel dagen • Mijn aios leert het beter dan ik indertijd • Kan ik de aios met mijn kennis goed begeleiden? Dus dit keer heb ik de website in november bezocht om me in te schrijven. Er waren nu verschillende cursussen, waaronder een in een mogelijk zelfstandige periode van de aios. Na overleg met mijn collega, heb ik me ingeschreven voor het volgend jaar om niet weer in een herhaling te vallen van al mijn bovengenoemde gedachtes en voornemens. Nu hoop ik dat jullie nieuwsgierig zijn naar mijn ervaringen. Allereerst overtrof het mijn verwachtingen in positieve zin. De Organisatie door Schola Medica was strak en goed georganiseerd die 3,5 dag. Gezien de afstand heb ik de dagen in het aanbevolen hotel overnacht. Het eten en het avondprogramma op de aankomstdag waren prima in orde. De cursus/ opleiding wordt gegeven door deskundige mensen, die huisartsgericht zijn en opleiders gerichte feedback en instructie geven. De opleiders hebben een open en flexibele houding en zij staan open voor problemen die wij tegen komen in het werkveld. Veel, veel oefenen van praktijksituaties. We begonnen met vaardighedentrainingen en eindigden met 1,5 dag oefenen met LOTUS-patiënten. De oefengroepjes bestaan uit 3-5 deelnemers, dus er is veel ruimte om aan de beurt te komen in verschillende rollen. Zowel als aios , als opleider en jezelf. Ik vond het programma erg intensief. Mijn belangrijkste eyeopener was dat spoedzorg (stress) je blikvernauwing geeft en de aangeleerde structuur je blik ruimer maakt, waardoor je betere zorg kunt leveren. De tweede verrassing van de cursus is de alertheid op het belang van goede communicatie en samenwerking in de spoedsituatie (70-80% van vermijdbare fouten komt door gebrekkige communicatie); hiermee zijn dus levens te redden. Door zelf te ervaren dat je niet alles hoort onder stress, leer je extra alert te zijn op onderlinge communicatie in spoedsituaties. Op de tweede werkdag (na het volgen van de cursus) had ik een spoedvisite en kon ik de nieuwe verworven kennis en vaardigheden meteen in praktijk brengen. Heerlijk zo’n cursus waar je direct profijt van ervaart. ‘Weetje’: de opleiding wordt flink gesponsord door Huisartsopleiding Nederland; wij betalen ongeveer een kwart van de totale prijs. Tip: begin goed voorbereid en uitgerust aan de opleiding. Nieuw voornemen: het volgend jaar of het jaar erna ga ik opfriscursus van 1,5 dag doen! Informatie: www.scholamedica.nl/cursussen/spoedzorg-algemeen 35 op één lijn 56 Spoedzorg in de huisartspraktijk 4-daagse cursus voor huisartsopleiders 2017 28 t/m 31 maart • 4 t/m 7 juli • 26 t/m 29 september • 12 t/m 15 december
Pagina 36
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Weten is eten Beverstaart met de kerst? DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Verrassend nieuws op L1: de bever begint een probleem te worden in de Limburgse wateren! En dat, terwijl natuurbeschermingsorganisaties zoveel moeite hebben gedaan om dit grootste Europese knaagdier (1.30 meter met staart!) te herintroduceren. Een dubieus succes dus, en men heeft nog geen echte oplossing gevonden. Vroeger deed men daar minder moeilijk over: het beest was geliefd om zijn pels, zijn vlees en het geur- en smaakmiddel bevergeil. De laatste wilde bever werd dan ook in 1826 geschoten in het Overijsselse Zalk (later beter bekend van Klazien). Even tussendoor over dat bevergeil: het wordt, wat chiquer, ook castoreum genoemd, en omdat het nogal wat salicylzuur bevat, dat de bever binnenkrijgt door de bijeengeknaagde wilgenschors, werd het door amice-collega Willem Bilderdijk in 1807 nog geadviseerd tegen krampen. Bij de Aldi liggen in de diepvries 500grams verpakkingen Nieuw-Zeelands hertenvlees. Misschien niet heel erg wild, vermoed ik, maar het smaakt prima! Zeker als je er een hartverwarmende goulash van stooft, en dan opdient met een romige aardappelpuree en van die echte wintergroenten, zoals spruitjes met uitgebakken spekjes, rode kool met appeltjes of echte stoofpeertjes. Dep na het ontdooien (in de koelkast!) het vlees droog, en braad het snel aan in 50 gram boter. Daarna 2 in halve ringen gesneden uien erbij, en twee in stukken gesneden rode paprika’s. Twee dessertlepels In Duitsland heeft de bever het echter weten vol te houden, en dus vond ik in het Praktisches Kochbuch van Henriette Davidis – Holle, 32e druk uit 1907 een recept voor Gebratener Biberschwanz: eine grosse Delikatesse! Een dagje marineren, ontschubben, zacht koken in azijn en water en daarna bereiden als een Wiener schnitzel. Serveren met schijfjes citroen. In hetzelfde hoofdstuk ook recepten voor Visotter met fijne kruiden, Blauwe reiger (alleen de borstfilet te gebruiken), Zwabische pauwenpastei, Dassenpeper en Berenklauwen (en dan niet de bekende schermbloemige!). Helaas denk ik niet, dat het Waterschap Roer en Overmaas zal overgaan tot een culinaire oplossing van het beverprobleem, maar nu het jaar ten einde loopt, wil ik u toch het genoegen van een wildschotel niet onthouden. En dat hoeft niet altijd ingewikkeld te zijn. paprikapoeder erbij, één scherp, één mild, en wat zout. Even doorroeren en dan afblussen met een glas rode wijn en een liter groentebouillon. Deksel er op en 11/2 uur laten sudderen. Erg lekker is ook om wat gedroogd eekhoorntjesbrood o.i.d. een half uurtje te weken, even aan te bakken en het laatste half uur mee laten stoven. Als laatste proeven, misschien nog wat peper en zout er bij, en dan afmaken met 2 eetlepels crème fraîche en een eetlepel tomatenpuree. Gaat er prima in na een lange, gezonde wandeling op tweede Kerstdag! Fijne feestdagen en een mooi 2017 gewenst! 36 Ex-aios: hoe vergaat het ze? Bicultureel dokteren op de Donderberg DOOR ABDELKADER BENNAGHMOUCH, HUISARTS IN ROERMOND Het is was een aangename verrassing om een verzoek te krijgen om mijn ervaringen te schrijven als oud AIOS. Het is alweer 7 jaar geleden dat ik de huisartsenopleiding heb afgerond en ruim 10 jaar geleden dat ik voor een sollicitatiecommissie van de opleiding mocht verschijnen in Maart 2005. Ik heb mijn basis opleiding ook mogen genieten aan de Universiteit Maastricht. Hoewel ik het vak huisartsgeneeskunde een fantastisch vak vind, ging mijn voorkeur destijds niet meteen uit naar huisartsgeneeskunde. Mijn loopbaan nam pas zijn wending richting huisartsgeneeskunde nadat ik enkele jaren basaal wetenschappelijk vasculair onderzoek had gedaan en een assistentschap periode voor de vakgroep cardiologie. Ik kwam namelijk gauw achter dat ik geen ziekenhuisdokter wilde worden en zag het huisartsenvak het meeste passen bij mijn persoon en mijn ambities. Ik heb mijn opleidingstijd als zeer prettig ervaren. Ik kan gerust zeggen dat de huisartsenopleiding in Maastricht een hele bijzondere is. Op basis van mijn ziekenhuis ervaringen, denk dat er weinig medische vervolgopleidingen zijn waar buiten de medisch inhoudelijke vorming zoveel geïnvesteerd wordt in de mens achter de dokter. Dat is ook nodig! want huisartsgeneeskunde is een van de meeste veelzijdige en omvangrijke disciplines binnen de geneeskunde: Inhoudelijk van reumatologie tot KNO, van acute geneeskunde tot psychiatrie, zelfs tot enige kennis van management en organisatie, van een rol als behandelende medicus tot een regisseur binnen de hulpverlening. Wat de opleiding zo bijzonder maakt is het maatwerk dat geleverd wordt. Maastricht investeert enorm in de integrale ontwikkeling van de arts met behoud van entiteit en eigenheid. Er is veel aandacht voor de menselijke ontwikkeling, zelfkennis en herkennen van eigen kwaliteiten. De duale begeleiding vanaf de eerste dag van een huisarts EN een gedragswetenschapper/psycholoog is getuige van die aandacht. De jonge arts krijgt bijzonder veel ruimte om eigen talenten te ontwikkelen met name in de laatste fase van de opleiding, denk aan keuze trajecten en differentiatie mogelijkheden. Zo mocht ik persoonlijk als een van de eersten een eigen keuzetraject maken in mijn derde jaar en mocht onder andere een onderwijsprogramma organiseren over interculturele gezondheidszorg. Dat laatste lag mij aan het hart gezien mijn biculturele achtergrond als iemand die binnen twee culturen heeft geleefd en die daar ook zeer bewust van is. Ik kwam vervolgens ook op het idee om circumcisie als een competentie te ontwikkelen en te gaan leren (keuzetraject). In mijn Marokkaanse islamitische achtergrond is het heel gebruikelijk dat kinderen worden besneden. Het is ook soort ritueel om kinderen in te wijden in het islamitisch geloof. Circumcisie was toen uit het basisvergoedingenpakket gehaald, wat leidde tot een nieuwe ontwikkeling van eerstelijns klinieken met onder andere huisartsen die circumcisie aan gingen bieden. Ik vond dat ik daarmee mijn technisch arsenaal kon uitbreiden en een steentje kon bijdragen in het medisch verantwoord handhaven van deze diep gewortelde traditie. Gezien het beperkte aanbod en leerplekken in de omgeving, moest ik één keer per maand in de leer in een besnijdeniskliniek in Rotterdam. Ik heb daar vervolgens circumcisies verricht gedurende 2,5 jaar. Met de stap van waarnemer tot praktijkhouder kwam een einde aan mijn circumcisiewerk. Uit behoefte tot meer verdieping in het vak heb ik vervolgens de NHG kaderopleiding hart- en vaatziekten gevolgd die aangeboden wordt door het Maastrichtse instituut. Dat gaf mij de kans om wat meer diepte te krijgen in het vak en een steentje bij te dragen in de verankering en verbetering van cardiovasculaire zorg in de eerstelijn. Zo mocht recent met veel genoegen als kaderarts deelnemen in het onderwijs van de hartcursus. noot van de redactie: zie foto elders in dit blad. Momenteel ben ik een tevreden gevestigd huisarts in Roermond in een duo maatschap samen met mijn collega Eveline van den Nieuwenhuijzen. Wij zijn gevestigd in een mooie levendige wijk de Donderberg waar het werkelijk “dondert” van de culturen en levendigheid. Wij hebben een mooie mengeling van allochtoon en autochtoon, socioeconomische achterstand en -middenstand, jong en oud. Kortom: een mooie illustratie van de huidige veranderende sociale en demografische ontwikkelingen in Nederland met de passende verscheidenheid aan problematiek. Van armoede en complexe psychosociale problematiek tot vergrijzende samenleving, (verouderende) allochtone patiënt en asielzoekers problematiek in de gezondheidszorg. Dat maakt het vak voor ons complex maar vooral uitdagend. Wij zijn sinds 2015 ook een opleidingspraktijk en hopen veel jonge artsen in de toekomst te mogen verwelkomen en iets bij te brengen. 37 op één lijn 56
Pagina 38
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Afstuderen als huisarts Een blijvende herinnering aan de huisartsenopleiding DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE Het is een al zeer lang bestaande traditie om de afsluiting van de huisartsenopleiding in een feestelijke bijeenkomst te vieren. Zeer velen, zowel opleiders als kersverse huisartsen hebben hier goede herinneringen aan. De bijeenkomst is inderdaad een de allerlaatste stap in een lange academische carrière. En dus is het een moment dat lang herinnerd zal worden. De ambiance is voortreffelijk: het koetshuis van kasteel Rijckholt geeft een speciaal cachet, tijdens het officiële gedeelte van de bijeenkomst zijn er treffende toespraken door opleiders en docenten, waarna het getuigschrift wordt uitgereikt. En de borrel na afloop zal sommigen ook nog lang heugen; maar een onderdeel van blijvende waarde is het geschenk van de huisartsenopleiding zelf. Althans: het is de bedoeling iets tastbaars en blijvends mee te geven, dat de herinnering aan de huisartsenopleiding levendig moet houden en misschien ook wel als herkenningspunt fungeert als teken voor anderen: ik ben opgeleid in Maastricht. In de afgelopen jaren zijn er verschillende geschenken geweest : boeken, beeldjes, schilderijen, en de laatste keren een stemvork met inscriptie. Dat brengt mij op de vraag: wat vinden jullie een mooi, betaalbaar en blijvend geschenk voor onze nieuwe collega’s? Iedere keuze heeft zijn voor en zijn tegen, maar het gaat uiteindelijk om wat de doelgroep aanspreekt. Graag wil ik jullie uitnodigen te reageren. Welk cadeau sprak je aan? Wat lijkt je het meest geschikt ? Wil je eigenlijk wel herinnerd worden ? Stuur je reacties naar sjef.swaans@maastrichtuniversity.nl Misschien kiezen jullie wel voor de meest recente activiteit van het relatiebeheer van de Vakgroep Huisartsgeneeskunde. Dat is een foto-reportage van de uitreiking als herinnering. Babette Doorn deelt bij de uitreiking relatiekaarten uit aan de kersverse afgestudeerden en vraagt ze om in contact te blijven met de ‘Family’. In ruil voor het geven van het persoonlijke email adres, krijgen alumni de foto’s van hun afstuderen doorgestuurd. Er zijn al zeer veel feestelijke afsluitingen geweest en het wordt normaal gevonden dat ze er zijn. Maar vanzelfsprekend is het niet, het is iets typisch voor Maastricht. Ik hoop dat de traditie van de feestelijke afsluiting nog lang mag blijven bestaan en wil die dag daarom eens in het zonnetje zetten. 38 3e uitgave 2016 Sigaar uit eigen doos Dankbaar DOOR T.E. GRIJS Uitwisselen van ervaringen vormt een belangrijk bestanddeel van de terugkomdagen van de aios. Allerlei thema’s komen aan de orde, verwachte en onverwachte. Voor de zomervakantie bracht een aios het gebrek aan dankbaarheid van de patiënt in. Gaan we het nog meemaken dat patiënten je bedanken voor het werk dat je voor hen gedaan hebt? Vindt de patiënt het vanzelfsprekend dat de dokter in zijn zorg geen grenzen bepaalt en straft hij het tekortkomen af met een klacht? In haar betoog vervolgde ze met de vraag of het vak de komende generatie huisartsen nog voldoening zou geven. Had ze niet vijfentwintig jaar eerder huisarts moeten zijn? Toen kon je het vak met plezier uitoefenen. Dan vraag je je toch af, hebben wij als huisartsopleiders en huisartsbegeleiders ons vak in de gesprekken met de aios geromantiseerd? Hebben we het te mooi verteld en worden de jonge artsen tegenwoordig met een andere werkelijkheid geconfronteerd? Denken we dat het vroeger beter was, omdat we zelf moeite hebben met de verharding in de contacten met de patiënten? Vragen die door mijn hoofd schoten, maar die zij niet stelde. Ze vroeg me wel hoe ik dankbaarheid ervaren heb in mijn werk en hoezeer ik dankbaarheid nodig had. Ik antwoordde haar, dat ik iets zeker nodig heb gehad en wel een blijk van waardering. In een kleinigheid kan een dergelijke blijk zitten. Zeep in een zilveren doosje. De zeep mocht alleen de dokter gebruiken. Het kopje thee van de vrouw van de gepensioneerde schoolmeester, dat ze bij elk huisbezoek serveerde. “Drinkt u de thee van melisse en kamille dokter, dat kalmeert.” Ik maakte klaarblijkelijk een gejaagde indruk. Bij iedere visite aan een oud-mijnwerker met een ernstige vorm van stoflongen verzocht hij zijn vrouw: “Oma, schenk de dokter eerst een kopje koffie in, voordat ik begin te klagen” en dan kon hij een minuut lang geen woord uitbrengen. Tijdens het uitwisselen van ervaringen bleef één patiënt door mijn hoofd spelen. Ik heb er niets over verteld in de groep, maar het verhaal van Jan liet mijn gedachten niet los. Ik kende hem van de lagere school, hij zat twee klassen boven mij. Ik was al jaren in het dorp gevestigd, toen hij zijn vrouw vergezelde bij een spreekuurbezoek. Terloops merkte zijn vrouw op dat Jan twee vetbulten op zijn hoofd had. Die kunt u toch zeker weghalen? “Ja, dat kan” zei ik neutraal om mijn gretigheid te verbergen, “voor een sigaar valt dat te regelen”. Jan glimlachte zuinig, hij kende het verhaal dat ik dagen goed ziek was geweest in de vierde klas nadat ik een sigaar uit de Uiltje doos van mijn vader gerookt had. Jan kwam twee weken later op het kleine chirurgie spreekuur, duidelijk niet op zijn gemak. Hij ging op de onderzoek bank liggen en ik spoot de lokale verdoving. Ik frommelde het mesje aan de scalpelhouder. Jan keek met grote ogen toe, sprong plots op, trok zijn jas aan vertrok zonder een woord, de assistente en mij sprakeloos achterlatend. Ik heb ’s avonds met Jan gebeld, hij gaf verder geen verklaring, hij zag gewoon af van de ingreep. Jaren later zag ik Jan weer. Zijn vrouw had ik verwezen naar de internist en de onheilspellende diagnose was snel duidelijk geworden. Pancreaskopcarcinoom luidde het oordeel van de specialist. Een resectie bleek niet mogelijk, de chirurg combineerde een biliaire bypass met chemotherapie. Thuis ging de vrouw van Jan snel achteruit. Ik bezocht haar in de laatste drie weken van haar leven dagelijks. Ik zat naast haar bed en aan de overkant stond Jan, stil, geen woord, geen vraag. Klaarblijkelijk had hij het er moeilijk mee. “Mag het”, dacht ik, “als je beiden 48 bent?” Als ik wegging, zei hij steevast “tot morgen dokter”. Hij sprak het uit als een vanzelfsprekendheid, bijna als een eis, zo voelde ik het. Ik voelde geen waardering en dat deed pijn. Drie dagen na de begrafenis van zijn vrouw belde Jan op een avond bij ons thuis aan. Hij gaf mij een klein doosje met drie sigaren, Cohiba Esplendido, vrij prijzige Cubaanse sigaren, zo hoorde ik de volgende dag van de sigarenwinkelier in het dorp. “Voor u dokter” was alles wat Jan zei. “Maar Jan?” begon ik. “Nee dokter, het is goed zo, ik kan het niet”, hij draaide zich om en liep weg. Ik kreeg geen contact met hem in de weken erna. Op de avond van de zeswekendienst van zijn vrouw stond hij om tien uur voor onze deur. “Mag ik even binnen dokter, vijf minuten?” “Natuurlijk Jan, kom binnen” was mijn reactie. 39 op één lijn 56
Pagina 40
op één lijn 56 3e uitgave 2016 Jan ging zitten. “Ik vind het moeilijk dokter, maar ik wil het met u bespreken. Hebt u nooit gedacht, dat ik een ondankbaar mens ben?” “Hoezo Jan?” “U bent dagelijks naar mijn vrouw gekomen en ik heb geen keer dank u wel gezegd. Ik kan het niet, dokter! Mijn vader is gestorven toen ik tien jaar was, ik bleef alleen met moeder. Mijn moeder kon het alleen zijn niet verdragen en ging zich week na week vreemder gedragen. Op een middag wilde ik naar buiten om met vriendjes te spelen. Moeder stond in de deuropening en zei mij om binnen te blijven, ze kon niet alleen blijven. Plots zag ik het schilmesje in haar hand glimmen. Ik ben gevlucht door het keukenraam. De buurvrouw heeft me opgevangen en de volgende dag was moeder weg. Ik ben naar een tante gegaan en later naar een oom. Zij hebben me goed verzorgd, maar voor alles moest ik dankjewel zeggen, niets was vanzelfsprekend, zoals dat thuis was bij moeder. Dagelijks verlangde ik terug naar huis, maar ik zag vaak het mesje, ik heb de steek gevoeld. Maar als moeder naar huis was gekomen, was ik teruggegaan.” Ik wist niks te zeggen. Jan stond op en gaf me een hand. “Dank voor alles wat u voor ons gedaan hebt dokter en dank dat ik mijn verhaal mocht vertellen”. Jan ging naar buiten, de duisternis in. Het doosje met de dure Cubaanse sigaren staat thuis nog altijd op mijn bureau. Gezondheidsrechtelijke kwesties Een frisse blik op de lijkschouw DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE EN JURIST Wie mag de dood vaststellen? Wie mag schouwen? Wat is het verschil tussen de dood vaststellen en schouwen? Wat is lijkvinding en wanneer is daar sprake van? Hoe zat het ook alweer met het verschil tussen een niet-natuurlijke en een natuurlijke dood? Met wie mag je overleggen? Zo maar wat vragen die regelmatig gesteld worden. De Wet op de Lijkbezorging uit 1991, met wat aanpassingen o.a. in 2010 en 2014 blinkt niet uit in helderheid en duidelijk omschreven begrippen. Daarnaast was er dit jaar nogal wat kritiek op de kwaliteit van de lijkschouw: “de meeste artsen kunnen geen blauwe plek van een lijkvlek onderscheiden” en “huisartsen doen meestal een drempel schouw.”1. Uit registraties van het Centraal Bureau voor de Statistiek is gebleken dat behandelend artsen geregeld op de doodsverklaring een niet-natuurlijke doodsoorzaak invullen, terwijl zij tegelijkertijd een verklaring van overlijden afgeven2. Daarom alles nog eens op een rij, mede ingegeven door de in juni van dit jaar verschenen Richtlijn Lijkschouw voor Behandelend Artsen3 waarin ook de werkwijze en samenwerking met gemeentelijke lijkschouwers en de politie is meegenomen. Al eerder dit jaar heeft de Inspectie voor de Volksgezondheid de Handreiking-(Niet) natuurlijke dood4 uitgebracht. Ik zal een chronologische volgorde aanhouden vanaf de melding van overlijden door een niet-medicus5. Melding van overlijden Als er een melding van overlijden wordt gedaan door een niet-medicus, zal de eerste vraag zijn of het een te verwachten overlijden was en hoe zeker men is dat de patiënt is overleden. Valt er geen hulp meer te bieden dan moet de lijkschouw ‘zo spoedig mogelijk na het overlijden’6 plaatsvinden. In de praktijk is dat binnen 3 uur. Voor een overlijden in een verpleeghuis of soortgelijke zorginstelling wordt een uitzondering gemaakt als het overlijden plaatsvindt tussen 23.00-07.00, dan mag de lijkschouw plaatsvinden om 08.00, mits het gaat om een verwacht overlijden en de familie geen bezwaar heeft. Daarnaast moet duidelijk zijn welke handelingen verpleging en verzorgenden wel en niet mogen verrichten en of het stoffelijk overschot verplaatst mag worden. 40 3e uitgave 2016 Lijkvinding Het kan voorkomen dat men thuis, in het verpleeghuis of verzorgingshuis onverwacht een overledene aantreft, in de volksmond is er dan een lijk gevonden. Wezenlijk anders is het als er een lijk in de openbare ruimte gevonden wordt of uit zee of binnenwater is aangebracht. Dan is er sprake van juridische lijkvinding. Dit is niet geregeld in de Wet op de Lijkbezorging (Wlb) maar in het Burgerlijk Wetboek7. De essentie is dat als de plaats, de dag en het tijdstip van overlijden niet voldoende nauwkeurig kan worden vastgesteld, er geen verklaring van natuurlijk overlijden door de behandelend arts mag worden afgegeven. Thuis en in een zorginstelling is dit meestal wel redelijk vast te stellen. Mocht dit niet zo zijn, dan is ook daar sprake van juridische lijkvinding en moet de gemeentelijk lijkschouwer worden ingeschakeld. Voorwaarden vooraf aan de lijkschouw Voordat je aan de lijkschouw kan beginnen gelden deze voorwaarden: • Ben je behandelend arts/waarnemer? • Staat de identiteit van de overledene vast? • Is er geen bloedverwantschap tussen arts en overledene? • Is het inschrijfadres bij de burgerlijke stand bekend? • Is de datum van overlijden zeker? • Is de overledene niet minderjarig?8 Als aan deze voorwaarden is voldaan, kan de schouw plaatsvinden. Zo niet, dan dient er minimaal overleg te zijn met de Gemeentelijke lijkschouwer. De schouw start met het controleren van het overlijden. Normaal gesproken is dat geen probleem, al moet je extra attent zijn bij onderkoeling, verdrinking of intoxicatie9 zodat je geen schijndood mist. Daarna begint de eigenlijke schouw en worden de volgende zaken gecontroleerd; • Onderzoek naar medische voorgeschiedenis10 • Onderzoek naar omstandigheden waaronder de dood intrad11 • Lichamelijk onderzoek, inspectie, zonodig palpatie, percussie en temperatuur12 • Vaststellen datum, tijdstip, doodsoorzaak en aard overlijden • Afgeven van A en B formulier bij natuurlijk overlijden Natuurlijk overlijden Van natuurlijk overlijden is sprake als het overlijden het gevolg is van een natuurlijke oorzaak, een spontane ziekte, inclusief een complicatie13 van een lege artis14 uitgevoerde medische handeling. Als de doodsoorzaak onduidelijk is, mag tot ‘natuurlijk overlijden’ besloten worden als de aanwijzingen voor ‘niet-natuurlijk overlijden’ ontbreken (vaak bij ouderen met meerdere chronische ziekten). Ouderdom is als doodsoorzaak uit de Wet15 verdwenen, en kan niet meer als doodsoorzaak opgegeven worden. Bij ouderen met meerdere chronische kwalen, kiest men dan als oorzaak het meest waarschijnlijke falende orgaan/systeem, of multi organ failure. A en B Formulier en patiëntendossier Als aan alle bovenstaande voorwaarden is voldaan, worden door de behandelend arts het A en het B formulier ingevuld en de bevindingen van de lijkschouw in het patiëntendossier genoteerd. Niet-natuurlijk overlijden Er is sprake van niet-natuurlijk overlijden als het overlijden een direct of indirect gevolg is van: • Ongeval, geweld of van buiten komende oorzaak • Schuld of opzet van een ander • Zelfmoord • Verdrinking • Verstikking • Geweld (moord, doodslag, mishandeling) • Vergiftiging ( interactie medicatie) • Overdosis, zelfdoding • Euthanasie16 • Actieve levensbeëindiging zonder verzoek • Abortus na 24 weken • Door een medische of paramedische calamiteit17 In al deze gevallen schakelt de behandelend arts de gemeentelijk lijkschouwer in. Aanwijzingen voor een niet-natuurlijke dood Soms is het niet zo duidelijk hoe of waaraan iemand is overleden, met name als het niet een eigen patiënt betreft in een waarneemsituatie. Aanwijzingen voor een nietnatuurlijk overlijden kunnen komen vanuit de omstanders, omgeving of het stoffelijk overschot. Omdat het niet mogelijk is om alle aanwijzingen voor een niet-natuurlijke dood uitputtend te behandelen, volgt hieronder een klein overzicht van typerende situaties18, met name omdat de kritiek dat behandelend artsen niet goed schouwen zich hier op richt. Omstanders • Vreemd gedrag van omstanders • Mededelingen van omstanders die niet rijmen met omgevingsfactoren of postmortale veranderingen • Medici, paramedici of verpleegkundigen melden dat een handeling onjuist dan wel door onbevoegden is uitgevoerd. Er is dan sprake van een calamiteit die ook aan de IGZ moet worden gemeld. Omgeving • Sporen van inbraak in de woning of wanordelijkheid op de plek van overlijden • Ligging van de overledene onderaan een trap • Sporen van drank-, drugs- of medicijngebruik • Sporen van bloed 41 op één lijn 56
Pagina 42
op één lijn 56 3e uitgave 2016 • Wapens of munitie bij of in de buurt van het stoffelijk overschot • Afwijkende geur • Aanwijzingen voor onjuist of nalatig (para)medisch handelen waarbij niet volgens het protocol is gehandeld. Er is dan sprake van een calamiteit die ook aan de IGZ moet worden gemeld. Lichaam • Tekenen van geweld zoals verwondingen en blauwe plekken, mogelijk pas waarneembaar na gedeeltelijke of gehele ontkleding van het lichaam, of breuken (in het bijzonder in de schedel). • De grootte van de pupillen: zeer wijde of juist nauwe pupillen kunnen wijzen op drugsgebruik. • De aanwezigheid van puntvormige bloedinkjes (petechiën) op de oogleden en de bindvliezen van de ogen (conjunctivae), de binnenkant van de lip, in de hals en achter de oren (kan wijzen op verwurging of verhanging) die niet verklaarbaar zijn door ziekte (hersenvliesontsteking, stollingsafwijkingen). Sporen van horizontale insnoering en letsels van samendrukkend geweld in de hals en de nek wijzen op verwurging, diagonale sporen duiden op verhanging. • Vreemde voorwerpen in de mondholte. Grote brokken eten, braaksel of een gebitsprothese in de keel kunnen duiden op verstikking. • Niet-wegdrukbare lijkvlekken aan de bovenliggende kant van het lichaam. Deze wijzen erop dat het lijk is verplaatst. Dit is verdacht, zeker wanneer omstanders verklaren dat het lijk daar altijd gelegen heeft. Voor dit onderzoek is gedeeltelijke of gehele ontkleding van het lichaam nodig. • Een afwijkende kleur van de lijkvlekken. Dit kan wijzen op vergiftiging. Helderrode tot kersenrode lijkvlekken kunnen verband houden met vergiftiging door koolmonoxide of cyanide, zodat de arts ook moet letten op zijn eigen veiligheid. Voor nadere beoordeling van de lijkvlekken is gedeeltelijke of gehele ontkleding van het lichaam nodig. Mocht het bovenstaande aanleiding zijn voor een nietpluis gevoel of dat er daadwerkelijk aanwijzingen zijn voor een niet-natuurlijk overlijden, dan dient de gemeentelijk lijkschouwer ingeschakeld te worden. Lastig zijn ook situaties waarbij iemand een heup breekt en na enkele maanden aan een longembolie of een pneumonie overlijdt. Zijn dit allemaal complicaties bij een heupfractuur? Is er voldoende causaliteit? Ook dit zijn situaties om te overleggen met de gemeentelijk lijkschouwer. Voor de volledigheid nog even alle overleg situaties met de gemeentelijk lijkschouwer op een rij19: • Conform artikel 10a Wlb indien de overledene minderjarig is • Indien de arts niet overtuigd is van een natuurlijke dood • Indien de arts na het afgeven van een verklaring van overlijden alsnog gaat twijfelen aan een natuurlijke dood • Bij onduidelijkheid over de aard van overlijden kan de arts met de gemeentelijk lijkschouwer overleggen en alsnog tot de slotsom komen dat er sprake is van een natuurlijke dood • Indien er tussen de arts en de overledene of de moeder van de doodgeborene bloed- of aanverwantschap tot in de derde graad, een huwelijk of een geregistreerd partnerschap bestond of bestaat • Wanneer de patiënt bij binnenkomst op een SEH-afdeling al is overleden en de toedracht niet meer achterhaald kan worden door het inwinnen van informatie bij de insturende arts of het ambulancepersoneel • Wanneer er geen arts bekend of voorhanden is om de lijkschouw te verrichten. In de praktijk gebeurt dit vaak bij lijkvinding en zeker wanneer er overduidelijk sprake is van een niet-natuurlijke dood. Als er sprake van een niet-natuurlijke dood vult de gemeentelijk lijkschouder de formulieren in. Samenwerking en uitwisseling van medische gegevens Uitwisseling van medische gegevens Vanwege het beroepsgeheim van artsen is de uitwisseling van medische gegevens in verband met het vaststellen van de aard van het overlijden en/of het invullen van de B-verklaring aan beperkingen gebonden. In diverse situaties gelden de volgende restricties: • Behandelend artsen onderling. Als bij het vaststellen van de aard van het overlijden en/of bij het invullen van de B-verklaring medische gegevens van een andere behandelend arts nodig zijn, mag die informatie uitgewisseld worden indien tussen deze artsen een verwijsrelatie bestond of als beide artsen rechtstreeks bij de behandeling waren betrokken. In algemene zin geldt dat slechts relevante gegevens uitgewisseld mogen worden. Welke dat zijn, hangt af van het specifieke geval. 42 3e uitgave 2016 • Dienstdoend arts en behandelend arts. In algemene zin geldt dat de waarnemer en de dienstdoend arts in de rechten en plichten treden van de behandelend arts. Dit geldt ook voor het gebruik van medische gegevens met het oog op het vaststellen van de aard van het overlijden en/of het invullen van de B-verklaring. De waarnemer en/of de dienstdoend arts mag deze gegevens gebruiken en deze gegevens mogen uitgewisseld worden. • Arts en gemeentelijk lijkschouwer. Wanneer de arts de gemeentelijk lijkschouwer inschakelt, verstrekt hij hem de relevante medische informatie en die gegevens die verband houden met de beslissing om geen verklaring van overlijden af te geven. Voor het verstrekken van een volledig medisch dossier bestaat doorgaans geen juridische grond, tenzij de arts kan motiveren dat hij daarvoor toestemming van de overledene heeft. Komt de gemeentelijk lijkschouwer tot de conclusie dat er sprake is van een natuurlijke dood, dan mag hij de doodsoorzaak aan de huisarts melden. Bij een niet-natuurlijke dood verstrekt hij de huisarts geen inlichtingen. • Arts en politie. Het beroepsgeheim van de arts is ook van kracht tegenover de politie. Dit geldt eveneens na het overlijden van een patiënt. Slechts in zeer uitzonderlijke situaties kan een arts het beroepsgeheim ten opzichte van de politie doorbreken. Dat kan alleen als dit de enige mogelijkheid is om ernstige schade voor een ander te voorkomen en in geval van een zwaarwegend belang van een ander. • Arts of gemeentelijk lijkschouwer en nabestaanden. Vanwege zijn geheimhoudingsplicht verstrekt de arts of de gemeentelijk lijkschouwer die de lijkschouw heeft verricht in beginsel geen medische gegevens over de overledene aan nabestaanden. Dit kan wel als de patiënt bij leven toestemming voor gegevensverstrekking heeft gegeven, als de behandelend arts die toestemming kan veronderstellen of in geval van zwaarwegende belangen van nabestaanden. Hopelijk draagt bovenstaande informatie bij aan een betere kennis over lijkschouw en helpt het de behandelende arts “over de drempel” om daadwerkelijk de lijkschouw te verrichten en we de kritische opmerkingen kunnen weerleggen. 1 Medisch contact 17-02-2016, Forensische geneeskunde is van groot maatschappelijk belang, maar in bar slechte staat, weten bijzonder hoogleraren Bela Kubat en Udo Reijnders. 2 3 Richtlijn lijkschouw voor behandelend artsen, Utrecht juni 2016, p.7 Utrecht, juni 2016, Richtlijn Lijkschouw voor behandelend Artsen, (NHG, Verenso, de Nederlandse Internisten Vereniging, de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde, de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie, het Forensisch Medisch Genootschap en de KNMG) 4 Handreiking-niet natuurlijke dood, IGZ, januari 2016 5 Vandaag de dag mag iedereen de dood constateren! 6 Wet op de lijkbezorging, Wlb art. 3 7 Art 19f, lid 2, BW 1, Indien een lijk is gevonden en de plaats of de dag van overlijden niet met voldoende nauwkeurigheid kan worden vastgesteld, wordt de akte van overlijden opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waarin het lijk is gevonden of aan land gebracht. 8 Per 1 januari 2014 is de NODO (Nader Onderzoek Naar de Doodsoorzaak bij minderjarigen) procedure gestopt, maar moet er nog wel overleg plaats vinden met de gemeentelijk lijkschouwer 9 Alcohol, koolmonoxide, (slaap)medicatie, hypoglycaemie 10 Zie Richtlijn lijkschouw voor behandelend artsen, pag. 11 11 Zie Richtlijn lijkschouw voor behandelend artsen, pag 11 12 Zie richtlijn lijkschouw voor behandelend artsen, pag 12 13 Een complicatie is: “een onbedoelde en ongewenste uitkomst tijdens of volgend op het (niet) handelen van een hulpverlener, die voor de gezondheid van de patiënt zodanig nadelig is, dat aanpassing van het medisch (be)handelen noodzakelijk is dan wel dat er sprake is van (onherstelbare) schade” 14 Lege artis handelen: Het handelen was juist, was geïndiceerd, was gedoseerd, was technisch juist uitgevoerd 15 Heeft nooit in de wet gestaan, maar in de onderliggende literatuur en definities 16 Voor Euthanasie is er een speciale procedure: Richtlijn uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding 17 Een calamiteit is: “een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg en die tot de dood van of een ernstig schadelijk gevolg voor een cliënt heeft geleid”. 18 Ook te vinden in de Richtlijn lijkschouw voor behandelend artsen, p. 14 19 Uit de richtlijn 20 Uit de richtlijn 43 op één lijn 56

Op één lijn 55


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2280 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Noot Na dit nummer verlaat Luc Gidding (redacteur onderzoek) onze redactie vanwege zijn werk. We danken hem van harte voor alle jaren (2009-2016) dat hij intensief aan dit blad heeft meegewerkt! Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 11833 Fotografie • Pagina 3 & 4 Gemaakt door Loraine Bodewes • Pagina 14 www.carladevriesfotografie.nl • Pagina 20 & 24 Gemaakt door Johannes Timmermans • Pagina 21 Gemaakt door Joey Roberts Deadline volgend nummer 28 oktober 2016 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 2 Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers International Family Internationaal: Indonesisch bezoek in Maastricht – Marlieke Bouwmans Onderzoek Het RNH – Marjan van den Akker, Jos Boesten en Annemiek Nijholt NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek gaat weer van start – Geert-Jan Dinant Hotspot: hepatitis C in Zuid-Limburg – Jeanne Heil en Jochen Cals Kinkhoestdiagnostiek in Limburg; van huisartsaanvraag tot GGD melding – Jeanne Heil en Jochen Cals Bruikbare wetenschap – Jochen Cals COPD ketenzorg – Sally Hees Leer alcoholmisbruik beter signaleren en bespreken – Latifa Abidi MINC nascholing: rotavirus en kinkhoest – Redactie ECG’s in de huisartspraktijk – Leonore Wagenvoort Vroege opsporing COPD – Jos Dirven Aankondiging nieuwe promoties Access to care for children under-five across high pneumonia mortality countries in sub-Saharan Africa – Camielle Noordam COACH – Redactie Veilig Thuis – Anne Custers Onzichtbare eetstoornissen? – Iris Janssen en Sandra Mulkens Nieuwe hoogleraar: Jako Burgers – Redactie Huisartsopleiding Uit het hoofd – Jean Muris Kort Lijntje – Afgestudeerden Huisarts als etnograaf? – Klasien Horstman In de leer: Afscheid van de groene kaart – Eleana Zhang Verhuisperikelen – Koen van Helmond Moet ik naar de dokter? – Remco Dinjens Weten is eten – Hendrik Jan Vunderink Voetbalwedstrijd Aios – Huisartsopleiders – Huub Schepers Kort Lijntje – Maastrichts Mooiste In manu medici – TE Grijs Equilibre – Marieke Kools en Paul Schrijver Gezondheidsrechtelijke kwesties. De beste preventie tegen disfunctioneren is focus op goed functioneren! – Arie de Jong 3 4 4 5 6 7 8 9 10 12 12 13 13 14 14 15 15 16 18 19 20 21 22 24 25 26 28 29 30 31 32 35 Van de redactie Serengeti Geen idee hoe ik opeens op zo’n titel kom. Ik was nog nooit in de Serengeti, laat staan in Afrika. Wel ken ik de streek van de prachtige natuurdocumentaire ‘The Great Migration’ (BBC) met de onmiskenbare vertelstem van krasse senior David Attenborough. Het liedje ‘Serengeti’ van Heather Nova uit 2015 is eveneens een aanrader, tenminste, als u van dat genre houdt. Maar hoe komt mijn brein dan wel aan die titel op deze zwoele vrijdag van 24 juni? Juist, het weer en de moessons van de laatste weken in ons kikkerland zullen hier mede de oorzaak van zijn. Het is bijna tijd voor ‘De Grote Vakantie’ voor de meesten van ons. Gedachten dwalen af naar uitgestrekte, warme oorden. In mijn geval trouwens het frissere noorden. Rust en natuur. Een andere reden dat ik aan Afrika moest denken: Arie (de Jong) was weer op safari. Voor hij vertrok, leverde hij zijn artikel in over het onderwerp “disfunctioneren”. Arie schiet graag wild, met zijn camera welteverstaan. En we hebben een promotie van Camielle Noordam, geboren in Nederland, opgegroeid in Kenia. Ze promoveerde op “Toegang tot zorg voor kinderen jonger dan vijf jaar in landen ten zuiden van de Sahara waar sterfte als gevolg van longontsteking hoog is”. Tot slot: The Great Migration. De grote uittocht, niet voor de vakantie, maar van mensen die vertrekken bij onze afdeling en praktijken. De grootste groep vertrekt, veelal babyboomers. Een aantal heeft al meer dan één keer afscheid genomen ergens. En terecht dat er aandacht wordt besteed aan zo’n vertrek want doorgaans heeft men meer tijd op het werk doorgebracht dan thuis. We zouden een hele editie kunnen vullen met stukjes over vertrekkende mensen, maar dat doen we niet. We kijken liever vooruit. En dat hebben onze gepensioneerden wat te lezen als zij straks het blad thuis ontvangen. Want zij blijven graag betrokken. Met wie we ook betrokken willen blijven, zijn onze alumni. Over het hoe en waarom leest u in dit blad. Onder de noemer ‘Join our Family’, zou u ook de oproep van het RegistratieNet Huisartsen (RNH) kunnen scharen: er kunnen weer nieuwe praktijken toetreden. En we hebben een nieuw hooggeleerd lid van onze Family: professor Jako Burgers. In mei hadden bezoek uit de verre Oriënt, uit Indonesië. Wie dat waren en waarom, dat vertelt Marlieke Bouwmans. Veel onderzoek: Jochen Cals en collegae blijven productief. Ook in Nederland is genoeg te doen op het gebied van infectieziekten. Wilt u bijblijven, lees dan de artikelen of kom naar de MINC avonden. Wilt u zich verdiepen en bekwamen in de wetenschap: volg de Kaderopleiding Onderzoek. We starten weer in het najaar. Wie zich al eerder in onderzoek verdiepte en zich nu heeft bekwaamd is huisarts Jos Dirven: hij promoveerde dit voorjaar. Een andere huisarts, Jasper Trietsch, volgt zijn voorbeeld in oktober. Onderzoekers van collega vakgroepen spreken u ook aan in de hoop dat u nog meer gaat signaleren op het gebied van mensen, voedsel en alcohol. Uw bord zit goed vol, maar misschien uw buik nog niet. In dat geval kan Hendrik Jan Vunderink u nog weer lekker maken met zijn rubriek. Met het tropische weer zijn er ook altijd veel insecten, en dus ook WESP-en. Een aantal zwaaide af en een aantal eerder afgezwaaiden gaan of hebben gesolliciteerd voor de Huisartsopleiding. Prima passend in een zomernummer is een beschouwend verhaal van hoogleraar Klasien Horstman over 'Maatschappelijk handelen'. Gaat u er goed voor zitten! Wie al gestart zijn met die opleiding en al bijna weer hun eerste jaar erop hebben zitten, zijn Eleana Zhang en Koen van Helmond, onze eerstejaars ‘In de leer’. Leuk om ze te volgen in hun ontwikkeling als mens en arts. Derdejaars Remco Dinjens schreef ons spontaan over zijn belevenissen als patiënt. Als ik me goed herinner schreef hij ook ergens ‘alsof je zand hapt in de Sahara’. Hoe het een gevraagde oud aios vergaat, hoort u later dit jaar van ons. Verder: opleiders en aios gingen voetballend de strijd met elkaar aan. Van piedi medici naar manu medici met T.E. Grijs. Zo zijn we equilibre. Laat dat nu net het laatste artikel zijn waar ik u op wilde wijzen: de rubriek voor huisartsopleiders, geschreven door de opvolgers van Stijn de Vries, te weten Marieke Kools en Paul Schrijver. Ik wens u voor de zoveelste keer, maar daarom niet minder gemeend: een fantastische zomer(vakantie)! Babette Doorn 3 op één lijn 55
Pagina 4
op één lijn 55 2e uitgave 2016 Van de voorzitter Een gezamenlijke visie? DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM In een recente bijeenkomst van de Vakgroep met een van de Zorggroepen hoorde ik een opmerkelijk verhaal. In een overleg tussen huisartsen over palliatieve zorg en de afspraken over tijdig informeren van de huisartsenpost in de laatste fase, gaf een huisarts aan dat hij juist in die fase de patiënt buiten kantooruren zelf wilde bezoeken. Niet alleen bleken andere huisartsen een andere mening te hebben in de trant van “daar is juist de dienst voor”, maar ze gaven duidelijk aan dat deze collega daarmee moest stoppen, omdat anders iedereen dat zou moeten gaan doen. Hebben we als huisartsen een gezamenlijke visie of heeft iedere huisarts zijn eigen interpretatie van de Toekomstvisie Huisartsenzorg? NHG en LHV hebben in 2012 die Toekomstvisie in elk geval als een door de beroepsgroep gedragen product gepresenteerd. Nu geeft die Toekomstvisie geen antwoord op bovenstaand onderwerp. Gelukkig maar, want ik moet er niet aan denken dat alles tot op de laatste letter wordt afgesproken. Persoonlijke invulling moet mogelijk zijn, en geaccepteerd worden, binnen grenzen. Welke grenzen wordt dan de vraag, of binnen welke kaders? En dan zijn we toch weer bij onze gezamenlijke visie. Is die dan wel zo gezamenlijk, of is die opgesteld door voorlopers, en is er een grote “silent majority” die afwacht en denkt “we zien wel wat er van komt. Gaan we wel genoeg met elkaar in gesprek over de Ambities uit de Toekomstvisie? Letten we daarbij ook voldoende op ontwikkelingen die spontaan in de zorg ontstaan en die niet verwoord zijn in dat document? Zo zullen de vluchtelingen die in ons land verblijven een beroep op onze zorg doen, waarbij wij andere ziektebeelden moeten leren onderkennen, en moeten leren omgaan met kinderen/ volwassenen die traumatische ervaringen hebben. In welke mate sturen we zelf of worden we gestuurd door bijvoorbeeld zorgverzekeraars als het gaat om het hele indicatoren verhaal? Ik denk dat we het debat over die ambities en de implementatie ervan voortdurend moeten blijven voeren, zodat we ook tijdig kunnen besluiten dat iets niet werkt, dat er onbedoelde prikkels voor ongewenst gedrag ontstaan, kortom dat we de problemen tijdig aanpakken. Dergelijke debatten zijn nuttig voor huisartsen, maar zeker ook voor de huisartsen in opleiding. Hoe beleven zij de Toekomstvisie, en hoe willen zij daaraan vorm geven? En op welke wijze kan en moet de huisartsopleiding inspelen op die veranderingen? Ik heb de Zorgroep laten weten wel een gezamenlijk debat te willen organiseren. Wilt u meedoen, laat het me (job.metsemakers@maastrichtuniversity.nl) weten, dan zorgen we voor voldoende stoelen. International Family Fons Sips Outstanding Achievement Award Vasco da Gama werd in 2004 opgericht als organisatie van jonge toekomstige huisartsen in Europa onder WONCA Europe. Een van de oprichters is een voormalig medewerker van de Huisartsopleiding in Maastricht: Fons Sips. Op de laatste WONCA bijeenkomst in juni in Kopenhagen, verklapte de organisatie dat zij deze prijs heeft ingesteld ter ere van hun ‘culturele erfgoed’, ter ere van Fons Sips. De award zal in 2017 in Praag voor het eerst uitgereikt gaan worden aan een aios of huisarts die in de eerste vijf jaar na afstuderen een ‘outstanding’ prestatie heeft geleverd. Meer informatie: vdgm.woncaeurope.org 4 Health for all Bezoek Indonesische delegatie DOOR MARLIEKE BOUWMANS, PROJECTMANAGER SHE EN AIOS Met Wim Heres op huisbezoek in Helmond Afgelopen mei heeft de vakgroep huisartsgeneeskunde, samen met de School of Health Professions Education (SHE) een groep van 19 Indonesiërs te gast gehad. De groep bestond uit artsen en docenten van diverse Indonesische universiteiten en uit medewerkers van het ministerie van gezondheid. Zij waren in Maastricht voor een tweeweekse cursus op maat over de huisartsopleiding. Momenteel bestaat er geen huisartsopleiding in Indonesië en wordt de eerstelijns zorg geleverd door afgestudeerde basisartsen (de zogeheten GP’s). In augustus 2013 heeft de overheid huisartsgeneeskunde (primary care physicians) erkend als een nieuw medisch specialisme. Voor de opleiding van deze nieuwe groep specialisten zijn programma’s volop in ontwikkeling, waarbij ervaren GP’s een verkort traject van zes maanden gaan volgen en basisartsen het volledige programma van drie jaar moeten doorlopen. De eerste groep zal naar alle waarschijnlijkheid in september 2016 met de opleiding starten. Het doel van het bezoek afgelopen mei was kennisoverdracht over wat komt kijken bij het organiseren van een gespecialiseerde opleiding tot huisarts. De delegatie wilde graag naar Nederland vanwege de ruime ervaring met huisartsenzorg en het opleiden van huisartsen. De groep heeft de Universiteit in Maastricht hiervoor benaderd vanwege succesvolle samenwerking tussen de UM en Indonesische partneruniversiteiten in het verleden en vanwege de onderwijsexpertise in Maastricht. In het tweeweekse programma hebben zij geleerd over onze ervaringen met huisartsgeneeskunde en de huisartsopleiding, zowel op nationaal niveau, als in Maastricht. Hierbij is steeds geprobeerd om het geleerde te vertalen naar de situatie in Indonesië, om zo de toepasbaarheid te vergroten. Onderwerpen die aan bod zijn gekomen zijn o.a. curriculumontwikkeling, EPA’s, praktijkmanagement, ontwikkeling van professionaliteit, training van docenten en huisartsopleiders en kwaliteitsbewaking. In vrijwel alle sessies was er sprake van veel interactie en ontstonden er interessante discussies. De delegatie was erg onder de indruk van de didactische kwaliteiten van de docenten, vooral omdat zij steeds de leerbehoeften van de groep inventariseerden en hierbij goed wisten aan te sluiten. Naast onderwijsactiviteiten heeft de groep ook de mogelijkheid gehad om Nederlandse opleidingspraktijken te bezoeken om mee te kijken op het spreekuur en in gesprek te gaan met opleider en aios. De Indonesiërs hebben praktijken in het hele land bezocht, van Utrecht tot Hoensbroek en Maastricht. De praktijkbezoeken leverde zeer enthousiaste verhalen op, waarbij vooral de huisbezoeken, het praktijkmanagement en het contact tussen aios en opleider eruit sprongen. Het resultaat is een tweeweeks programma waar alle betrokkenen, zowel de docenten als de deelnemers, met trots en plezier op terugkijken. Het was een hele waardevolle ervaring om het enthousiasme voor het huisartsenvak en voor het opleiden met een groep uit Indonesië te delen. Met het oog op de toekomst hopen wij dan ook de samenwerking met deze groep verder voort te zetten. Het is een bijzondere ervaring om aan de wieg te staan van de huisartsopleiding in Indonesië, waar veel aspecten van de huisartszorg en -opleiding nog vorm moeten krijgen. In een land met zo’n 250 miljoen inwoners, verspreid over meer dan 900 bewoonde eilanden, is lokale zorg van goede kwaliteit een belangrijk stap om ‘health for all’ te bereiken. Het programma is tot stand gekomen door de inzet van velen: de staf van huisartsgeneeskunde en SHE, externe experts, lokale huisartspraktijken, de WHIG en de Indonesische Diaspora. Hartelijk dank allemaal! Terima kasih! Groepsfoto na de afsluitende presentatie van de delegatie. 5 op één lijn 55
Pagina 6
op één lijn 55 2e uitgave 2016 RegistratieNet Huisartspraktijken Een nieuw begin, met 28 jaar ervaring DOOR MARJAN VAN DEN AKKER, JOS BOESTEN EN ANNEMIEK NIJHOLT, LEDEN RNH TEAM v.l.n.r. Annemiek, Marjan en Jos RNH wat was dat ook alweer? Door het RegistratieNet Huisartspraktijken, kortweg RNH, wordt al sinds 1988 geanonimiseerde patiëntgegevens uit 18 Limburgse huisartspraktijken verzameld. Het was een tijdje stil rond het RNH. Dat had enkele oorzaken; de status van het RNH binnen het onderzoeksinstituut CAPHRI en de Faculteit was lang onduidelijk. Inmiddels is de structurele ondersteuning (lees: financiering) van ons registratienetwerk ondergebracht bij de Faculteit waardoor het voortbestaan voorlopig is gegarandeerd. Nu we verder kunnen, is het moment rijp voor hernieuwde kennismaking. Wat hebben we te bieden? De primaire doelstelling van RNH is het vormen van een steekproefkader voor wetenschappelijk onderzoek. Het RNH verzamelt daartoe een beperkte set patiëntgegevens (o.a. geboortedatum, geslacht, en postcode cijfers) uit het computersysteem van de huisarts en daarnaast de complete ‘probleemlijst’ d.w.z. het overzicht van relevante ziekten en diagnosen en daarnaast alle medicatievoorschriften. De onderzoeker die voor zijn onderzoek patiënten zoekt met bepaalde kenmerken (bekend met ziekte x of y, leeftijd, geslacht e.d.) hoeft niet zelf naar huisartspraktijken. Wij hebben van deze patiënten goed geregistreerde medische gegevens en kunnen onderzoekers in contact brengen met de huisartspraktijken. De database bevat ruim 125.000 patiënten (ca 85.000 actuele patiënten en 40.000 verhuisde of overleden patiënten) uit 18 praktijken, van 65 huisartsen. De gegevens kunnen uiteraard ook voor epidemiologisch onderzoek gebruikt worden; de betrouwbaarheid van onze cijfers is groot; de overheid gebruikt onze gegevens o.a. bij de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen, een door RIVM samengesteld beleidsinstrument. Omdat al in 1988 werd gestart met registratie, zijn van een deel van de patiënten vrijwel complete dossiers beschikbaar, voor veel zelfs tot en met overlijden. Het historisch cohort dat is ontstaan, biedt veel mogelijkheden om uiteenlopende onderzoeksvragen te beantwoorden. Dus niet alleen voor het rekruteren van patiënten voor klinische onderzoeken, maar ook voor data-analyses. Zo is het historisch cohort gebruikt om de relatie tussen depressie en dementie te onderzoeken. In de loop van 28 jaar hebben veel onderzoekers het RNH gevonden. Dit leidt per jaar tot ongeveer vijf internationale publicaties en bijdragen in een of twee proefschriften. Nieuwe activiteiten De aftrap voor nieuwe activiteiten is al gemaakt tijdens RNH artsenvergaderingen op 3 maart en 2 juni 2016. Een belangrijk deel werd gewijd aan spiegelinformatie over de geregistreerde gezondheidsproblemen. Tijdens die RNH-artsenvergaderingen werd ook de nieuwe medewerker kwaliteit, RNH-huisarts Annemiek Nijholt (uit Gezondheidscentrum Heer) voorgesteld. Ons team is weer compleet en we kunnen volop aan de slag. De belangrijkste nieuwe activiteiten zijn: • het werken met nieuwe computersystemen • het zoeken van huisartspraktijken die willen deelnemen aan het RNH • bijeen brengen van informatie over kleine kwalen, zoals voorhoofdsholteontsteking of wratten (naast ingrijpende diagnoses zoals hartinfarct of nieuwe heup). Daarnaast blijft het belangrijk om het RNH bij onderzoekers onder de aandacht te brengen; zowel voor identificeren en rekruteren van eerstelijns patiënten, als ook voor het gebruik van de RNH data. Aanvankelijk werd binnen de RNH praktijken alleen met MicroHIS© als huisartsinformatiesysteem (HIS) gewerkt. Dat was toen huisartsen-automatisering nog in de kinderschoenen stond en het vastleggen van gegevens speciale training vereiste. Inmiddels is die situatie ingrijpend gewijzigd en worden ook gegevens uit andere HIS’en door ons verwerkt. Nu de episodegerichte registratie (het koppelen van alle medische handelingen aan een diagnose) in het elektronisch patiëntendossier gemeengoed is, kunnen we het netwerk uitbreiden. Daarnaast worden nu stappen gezet om niet alleen de grotere medische problemen (tegenwoordig heten die episodes met attentiewaarde, of episodes-plus) maar álle episodes uit te spoelen naar onze centrale database. 6 2e uitgave 2016 Gebruikmaken van RNH-patiënten of RNH-cijfers? Denk aan het RNH: attendeer onderzoekers op RNH en bespreek tijdig de mogelijkheden die RNH aan onderzoekers biedt met een van onze teamleden. Waarom deelnemen als praktijk aan het RNH? We staan open voor aansluiting van nieuwe praktijken die registreren volgens de landelijke registratie richtlijnen. In onze beginjaren vergde dat veel discipline van de deelnemende huisartsen en waren er veel specifieke registreer- en codeerafspraken. Die tijd is voorbij: de HIS’en hebben episodegericht registreren ingebouwd en het coderen, aanmaken van episodes en dergelijke, gebeuren semiautomatisch. Kortom: RNH-registreren kost feitelijk niet meer dan het volgen van de landelijke registratierichtlijnen zoals door de beroepsgroep vastgelegd. Wat levert dat op? De praktijk wordt betrokken bij de nieuwste ontwikkelingen en draagt bij aan de groei van wetenschappelijke kennis. Wij verzorgen regelmatige feedback op de registratie in vergelijking met andere RNH praktijken. Wat vindt de patiënt? Onze ervaring is dat patiënten betrokkenheid bij wetenschappelijk onderzoek door hun huisarts erg op prijs stellen. Deelname aan dit soort onderzoek stuit zelden op bezwaar. Voor meer informatie mail naar rnh@maastrichtuniversity.nl De NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek gaat weer van start DOOR GEERT-JAN DINANT, HOOFD KADEROPLEIDING EN KARIN ARETZ, MANAGER OPLEIDING In september dit jaar gaat de NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek weer van start met een éénweekse cursus (19-23 september) in het NH Hotel in Maastricht. De opleiding kent een lange voorgeschiedenis. In 1993 werd de Vlaams-Maastrichtse Opleiding tot Huisartsonderzoek (OHO) opgericht en jaren later ontving de opleiding de titel NHG Kaderopleiding. Inmiddels is de opleiding internationaal, met vooral deelnemers uit Nederland, België, Duitsland en Frankrijk. Derhalve is de cursus Engelstalig, alhoewel alle, overigens ervaren, docenten afkomstig zijn uit Nederland. De cursusweek is geaccrediteerd voor 40 punten. De cursus in september aanstaande is bedoeld voor (huis) artsen en anderen die werkzaam zijn in de eerste en nuldelijn, maar nog slechts weinig tot geen ervaring hebben met het opzetten, uitvoeren, presenteren en eventueel publiceren van wetenschappelijk onderzoek. De opleiding kent een sterk interactief karakter en het eigen (idee voor) onderzoek van de deelnemers vormt de rode draad. Zo vindt dagelijks met alle deelnemers een bespreking van zijn/haar (idee voor) onderzoek plaats. Dat laatste kan een kort geleden begonnen promotieproject betreffen, maar evengoed en minstens zo belangrijk een kleine compacte studie die iemand wil gaan doen in zijn of haar eigen praktijk of gezondheidscentrum. Bij dat laatste kunt u denken aan de vraag hoe de zorg aan ouderen in uw wijk kan worden geëvalueerd of verbeterd, of de vraag welke diagnostische tests (inclusief ICT) u in de praktijk moet gaan gebruiken, dan wel de vraag welk antistollingsbeleid u het beste kunt initiëren. Het kan ook gaan over de vraag hoe de taakverdeling binnen uw praktijk of centrum verbeterd kan worden. Kortom, er is bijna geen onderwerp dat zich niet leent voor het doen van onderzoek. Daarmee komen ook de meeste methoden van onderzoek aan bod: kwantitatief, kwalitatief, patiëntgebonden, epidemiologisch, kwaliteit van zorg, interventie en observationeel onderzoek. De cursusweek sluit af met een korte presentatie van alle deelnemers over zijn of haar onderzoek of plannen daartoe. De voorlaatste avond van de cursus is gereserveerd voor een social evening in Maastricht. Voor meer informatie en voor een (voorlopige) aanmelding kunt u het beste contact opnemen met Karin Aretz: karin.aretz@maastrichtuniversity.nl of 043-3882328. 7 op één lijn 55
Pagina 8
op één lijn 55 Met Wim Heres (huisarts in Helmond) mee op huisbezoek 2e uitgave 2016 Hepatitis C in Zuid-Limburg Op zoek naar hepatitis C in hotspots DOOR: JEANNE HEIL, ONDERZOEKER GGD-ZL EN MUMC+ EN JOCHEN CALS, HUISARTS EN UNIVERSITAIR DOCENT Geschat wordt dat twee derde van de chronische Hepatitis C-geïnfecteerden niet bekend zijn met hun infectiestatus. Daarnaast is recent grote vooruitgang geboekt in de behandeling van hepatitis C (hoger therapiesucces, minder bijwerkingen, verkorte behandelduur en vergoed in basispakket). Daarom is actief opsporen meer relevant dan voorheen. Maar hoe vind je de mensen die misschien twintig of dertig jaar geleden zijn geïnfecteerd? GGD en huisartsgeneeskunde werkten hierin nauw samen. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat vooral mensen van middelbare leeftijd en mensen met een lage sociaal economische status meer dan gemiddeld drager zijn van hepatitis C. In de VS wordt het aanbevolen om ieder geboren tussen 1945 en 1965 eenmalig op hepatitis C te testen. Op basis van risicofactoren en het voorkomen van hepatitis C in het verleden hebben we in Zuid-Limburg de postcodegebieden in kaart gebracht waar de meeste besmettingen te verwachten zijn, de zogenaamde hotspots. Inmiddels zijn in goede samenwerking tussen de GGD en de lokale huisartsen (Maastricht nr. 3 en Heerlen nr. 1 in figuur) de mensen tussen de 40 en 70 jaar opgeroepen om zich binnen dit project gratis te laten testen op hepatitis B en C. In totaal werden 6.743 mensen door middel van een persoonlijke brief uitgenodigd door elf huisartsen. Dit was aangekondigd in het wijkblad, door de wijkverpleegkundigen en door informatie in de praktijk. De GGD verzorgde drie testdagen in de buurtcentra van de wijken. We ontwikkelden deze uitnodigingsbrieven met huisartsen, psychologen, epidemiologen en taalambassadeurs (mensen die voorheen laaggeletterd waren) om de informatie zo begrijpelijk te maken én een hoge respons te halen. In totaal lieten 3.434 mensen zich testen, met dus een zeer hoge respons van 51% in beide hotspots. We vonden daarbij echter geen enkele chronische hepatitis C infectie. De gevonden doorgemaakte hepatitis C infecties (0.20%) en actieve hepatitis B infecties (0.26%) zijn vergelijkbaar met de prevalentie in de algemene Nederlandse populatie. Wel vonden we meer doorgemaakte hepatitis B infecties (4.14%) dan in de algemene bevolking. Deze benadering waarbij de huisarts(-geneeskunde) en GGD zeer nauw samenwerkten was dus zeer zinvol voor het 8 bereiken van een hoge respons. De benadering was echter niet effectief in het opsporen van chronische hepatitis C infecties en zal daarom niet in andere delen van Nederland worden uitgezet. Chronische hepatitis C blijft daarmee een (voorlopig) goed verborgen infectie. Bij wie moet u nu als huisarts wél bedacht zijn op een eventuele chronische hepatitis C infectie? Dat zijn injecterende drugsgebruikers, personen die niet getest(e) bloed(producten) ontvingen en personen afkomstig uit endemische gebieden. We bedanken de deelnemende praktijken: Huisartsenpraktijk Nazareth, Huisartsenpraktijk Hendriks en De Wit, Huisartsenpraktijk Mol, Medisch Centrum Amby, Maatschap Huisartsenpraktijk Bots, Huisartsenpraktijk de Wit, Gezondheidscentrum Heerlen Zuid, Huisartsenpraktijk Onder de Luifel, Medisch Centrum Aarveld, Huisartsenpraktijk van der Plas en Huisartsenpraktijk Weyts. Voor vragen over het onderzoek kunt u contact opnemen met Jeanne Heil (jeanne.heil@ggdzl.nl, T: 045-8506232). Dit project maakt deel uit van de samenwerking infectieziekten GGD (projectleiders Christian Hoebe en Nicole Dukers) en huisartsgeneeskunde (projectleider Jochen Cals). 2e uitgave 2016 Kinkhoestdiagnostiek in Limburg Van huisartsaanvraag tot GGD melding DOOR: JEANNE HEIL, ONDERZOEKER GGD-ZL EN MUMC+ EN JOCHEN CALS, HUISARTS EN UNIVERSITAIR DOCENT Kinkhoest kan voornamelijk bij zuigelingen ernstig en zelfs fataal zijn. Het beschermen van niet (voldoende) gevaccineerde zuigelingen is daarom het belangrijkste doel van de kinkhoestpreventie in Nederland. Surveillancedata zijn daarbij leidend voor de monitoring en het nemen van preventieve maatregelen. Maar hoe accuraat zijn deze surveillancedata eigenlijk? We combineerden daartoe een unieke combinatie van databronnen in Limburg (2010-2013), bestaande uit 122 gestandaardiseerde huisartsvragenlijsten, diagnostiekdata van de medisch microbiologische laboratoria en alle meldingen aan de twee GGD’en. Hierbij willen we graag de resultaten met u delen. Huisartsen Allereerst verschilden het aantal testaanvragen, diagnoses en behandelingen tussen huisartsen. Huisartsen waren meer geneigd te testen op basis van typische symptomen (57%) dan op basis van risicogroepen (25%). Juist die risicogroepen (zwangere vrouwen en jonge zuigelingen) zijn een harde indicatie voor diagnostiek. Bij zuigelingen is een PCR/kweek aan te raden, terwijl bij 44% van de geteste zuigelingen serologie werd gedaan. We vroegen de huisartsen naar hun redenen om te testen op kinkhoest; 70% deed dit ‘ter bevestiging van de diagnose’, 57% ‘op verzoek van patiënt’, en 43% ‘om preventieve maatregelen te starten’, slechts 7% gaf als reden ‘om behandeling te starten’. Laboratoria en GGD In totaal werd 12.090 maal kinkhoest diagnostiek gedaan tussen 2010 en 2013, waarvan het merendeel door huisartsen werd aangevraagd (81%). Net zoals bij de huisartsen zagen we ook grote variatie tussen de laboratoria, waar verschillende testprocedures en interpretaties in gebruik zijn. Dit vraagt om meer uniformiteit. Kinkhoest is een meldingsplichtige ziekte, maar van alle laboratorium bevestigde kinkhoestinfecties werd 18% niet gemeld aan de GGD. Door gebruik te maken van geautomatiseerde meldingen kan deze onderrapportage worden gereduceerd. Bij de GGD worden alle meldingen vervolgens geëvalueerd. In slechts 1% van de meldingen waren preventieve acties nog mogelijk, omdat een melding vaak pas laat komt. Waar ligt dan die vertraging (delay)? Delay Uit onze gegevens bleek dat het gemiddeld 46,4 dagen (SD=41,3) van eerste ziektedag tot melding duurt. Hierbij bevond de grootste delay zich bij de patiënt, deze meldde zich (natuurlijk) niet meteen bij klachten. Van alle kinkhoestgevallen werd slechts 28% binnen drie weken getest en 11% binnen drie weken gemeld aan de GGD. Eventuele maatregelen van de GGD waren dus vrijwel altijd te laat . Daarmee toont onze studie dat dit systeem zeer ineffectief is. Andere preventieve maatregelen zoals het invoeren van vaccinatie van zwangere vrouwen staan momenteel in de aandacht (Advies Gezondheidsraad 2015). Samenvattend wordt de nauwkeurigheid van kinkhoest surveillancedata beperkt door onderrapportage, alsmede door verschillen in aanvraaggedrag van huisartsen en verschillende diagnostische methodes van laboratoria. Door de vertraging in het diagnostisch traject is het huidige preventieve systeem om transmissie naar zuigelingen te voorkomen in de meeste gevallen simpelweg te laat. We bedanken de deelnemende huisartsen, laboratoria en GGD voor de waardevolle data. Voor vragen over het onderzoek kunt u contact opnemen met Jeanne Heil (jeanne.heil@ggdzl.nl, T: 045-8506232). Dit project maakt deel uit van de samenwerking infectieziekten GGD (projectleiders Christian Hoebe en Nicole Dukers) en huisartsgeneeskunde (projectleider Jochen Cals) 9 op één lijn 55
Pagina 10
op één lijn 55 2e uitgave 2016 Bruikbare wetenschap Generalistisch bijleren DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Zwaar en piepend, lastig te bewegen Astma is al geen prettige ziekte voor een kind, maar als dat kind ook nog fors overgewicht heeft, dan wordt het conditioneel niet beter. Onderzoekers Maartje Willeboordse en Kim van de Kant onderzochten in een grote gerandomiseerde studie onder 87 kinderen met astma en overgewicht of het volgen van een intensief leefstijlprogramma het leven makkelijker kan maken voor deze kinderen. Het interventieprogramma was niet mis; maar liefst 18 leefstijlsessies (met dieetadvies en cognitieve therapie), tien sessies voor ouders, acht individuele sessies, en regulier sporten in Maastricht. De kinderen werden uiteindelijk 18 maanden gevolgd. Na die tijd bleek de BMI score in beide groepen verbeterd, maar zonder relevant verschil tussen beide groepen. De gerapporteerde astmaklachten en kwaliteit van leven, inclusief enkele spirometriescores, bleken wel duidelijk verbeterd in de kinderen die het intensieve leefstijlprogramma hadden gevolgd. De auteurs zijn reëel en merken op dat ofschoon het programma lijkt te werken op een aantal uitkomstmaten het effect op BMI toch teleurstellend is. Zo blijft duurzame leefstijlverandering een van de grootste uitdagingen. Dat weten we al van volwassenen en deze studie bevestigt het in kinderen met een chronische aandoening. Mogelijk moeten we gewoon nóg eerder beginnen. Niet in de spreekkamer, maar alvast op het schoolplein. Laat deze onderzoekers met hun team nu ook net de kartrekkers zijn van 'De Gezonde Basisschool van de Toekomst’, dat momenteel in Parkstad loopt. Doel van ‘De Gezonde Basisschool van de toekomst‘ is te onderzoeken of kinderen die op de basisschool een gestructureerd dagritme aangeboden krijgen met voldoende tijd voor onderwijs, sport, bewegen, spelen en aandacht voor gezonde voeding een betere fysieke, emotionele en intellectuele groei doormaken. Meer informatie: www.degezondebasisschoolvandetoekomst.nl ‘Dat witte pilletje dokter’ Een van mijn patiënten heeft een fruitschaal op tafel staan waarin hij alle pillen kiept. Zo ontstaat er een kleurrijke schaal, en af en toe loopt hij langs deze snoeppot en dan kiest hij een paar pilletjes. Laten we het maar praktische polyfarmacie noemen. Deze patiënt vaart er in ieder geval prima bij. Maar wat weten ouderen eigenlijk van hun medicijnen? Toch wel weinig laat onderzoek van huisarts-onderzoeker Donna Lenders zien. In het kader van haar polyfarmacie interventie Limburg (PIL) studie bevroeg zij meer dan 700 ouderen (>60 jaar) die meer dan vijf geneesmiddelen gebruikten. De patiënten konden de juiste indicatie noemen voor 64% van de geneesmiddelen. De orale antidiabetica konden ze het beste thuisbrengen met 81%. Toch niet heel slecht op het eerste oog. Maar het feit dat maar 15% al hun tabletten correct kon benoemen geeft natuurlijk wel te denken. Mannen met veel pillen en hoge leeftijd (>80 jaar) scoorden het slechtst. Zelfstandig wonende ouderen met een partner doen het relatief goed, maar opleidingsniveau maakt dan weer niet uit. Goede (herhaalde) uitleg over de indicatie voor het geneesmiddel en eventueel een blisterverpakking kan de medicatieveiligheid ongetwijfeld verbeteren. De blister kun je dan weer mooi in de fruitschaal leggen. Interprofessioneel samenwerken Als we bij de ouderenzorg blijven, dan kunt u zich vast een multidisciplinair overleg herinneren in het kader van de ouderenzorg. Hoe gaat dat er aan toe bij u in de praktijk? Van gezellig chaotisch tot kordaat afwerken van een lijst met patiënten, en alles ertussenin? Jerôme van Dongen en Stephanie Lenzen onderzoeken interprofessioneel samenwerken. Zij hielden focusgroepen bijeenkomsten met professionals en experts. Ze onderscheiden duidelijke factoren die interprofessioneel samenwerken kunnen bevorderen bij de zorg voor patiënten met chronische aandoeningen, waarbij ze deze splitsen op patiëntfactoren (zelfmanagement, actieve doelen), en factoren van de betrokken professionals (individuele competenties, domeindenken en motivatie), maar ook factoren op organisatieniveau. De leider c.q. voorzitter van het overleg speelt wel een belangrijke rol in het bewaken van het patiëntenperspectief en het coördineren en 10 leiden van het team. Dat geeft toch de denken. Want wellicht schuiven we vaak ‘even aan’ bij een MDO, maar voor effectief interprofessioneel samenwerken is meer nodig. Het team van Hogeschool Zuyd en de vakgroep huisartsgeneeskunde hoopt nadere tools te ontwikkelen die dit proces kunnen ondersteunen. Meer ziek, maar toch minder diagnostiek We mopperen wel eens over het percentage echt spoedeisende klachten tijdens de diensten op de huisartsenpost, maar toch laten de cijfers zien dat de relatieve kans op ernstige acute pathologie tijdens diensturen hoger is dan in de eigen dagpraktijk. Eigenlijk is het dan ook vreemd dat we tijdens de daguren toegang hebben tot zeer veel diagnostiek in eigen beheer (lab, röntgen, ECG) terwijl dat op de post niet zo is. Maar welke diagnostiek is er eigenlijk aanwezig op Nederlandse huisartsenposten, en bestaan er grote verschillen? Promovendus Angel Schols beschrijft in het European Journal of General Practice de uitkomsten van een inventarisatie onder alle huisartsposten in Nederland. Een respons van 100% zien we zelden in onderzoek, maar hier is dat gelukt, en over representeerbaarheid hoeven we ons dus geen zorgen te maken. Van de 117 huisartsenposten heeft slechts 29% een ECG apparaat, terwijl de toegang tot reguliere laboratoriumdiagnostiek varieerde van 37 tot 65%. Op slechts 22 posten kan de huisarts in eigen beheer een röntgenfoto aanvragen tijdens de dienst. Opmerkelijk was dat huisartsposten gelegen naast een spoedeisende hulp niet meer toegang tot diagnostiek hebben. Met de komst van de spoedposten waarbij de HAP en SEH achter één loket werken, lijkt het zinvol om goed af te spreken dat er meer toegang komt tot het inzetten van eenvoudige diagnostiek om ernstige pathologie te kunnen uitsluiten. Arbeid op het spreekuur Werk en gezondheid zijn nauw met elkaar verbonden en dagelijks gaat het over werk in de spreekkamer. Kees de Kock, huisarts uit Deurne, kijkt in zijn promotieonderzoek naar de rol van de huisarts bij werk-gerelateerde problemen. In een focusgroep studie onder huisartsen vond een aantal thema’s. Huisartsen onderkennen het belang van werk in de spreekkamer en dat aandacht daarvoor hoort bij goede zorg, ook binnen de context van de patiënt. Wel zijn ze terughoudend in het geven van advies over ‘fit-for-work’ en doen ze dat met meer gemak wanneer er evidente pathologie aanwezig is. Samenwerking met bedrijfsartsen is er nauwelijks, en dat blijft vooral bij incidentele contacten. De huisartsen gaven ook aan dat het soms niet duidelijk is bij wie de bal ligt om interprofessioneel contact te leggen; bij de bedrijfsarts of bij de huisarts. De quotes bij het artikel zijn zeer herkenbaar. Als je de studie van een afstand leest, daagt het echter ook uit om in sommige gevallen gewoon even de telefoon te pakken en met de collega te overleggen. De dokter of de beslisregel bij verdenking embolie? In elke klapper met calamiteiten is er wel casuïstiek te vinden waarin de longembolie voorkomt. Makkelijk te missen en daarom zo lastig. De AMUSE onderzoekers met daarbij Jelle Stoffers keken in hun bekende cohort van bijna 600 patiënten met de verdenking longembolie hoe de inschatting van de huisarts (kans op een longembolie op een VAS schaal van 0-100) het doet ten opzichte van de Wells beslisregel. De inschatting van de huisarts is helemaal niet verkeerd. Uiteindelijk bleken 73 patiënten (12%) een trombo-embolie te hebben en in die groep gaven ze een mediane VAS score van 70, terwijl men de patiënten die geen embolie hadden een mediane score van 30 gaf. Bij een VAS score van minder dan 20 én een negatieve D-dimeren zou je 152 laag-risico patiënten hebben. Daarvan bleken er twee toch een embolie te hebben. Pas je de Wells beslisregel toe, dan zou je bij een score van vier of lager én een negatieve D-dimeren 272 laag-risico patiënten hebben, waarvan er toch nog 4 een embolie hadden. De auteurs concluderen dat zowel de inschatting van de dokter, alsook de Wells regel in combinatie met de D-dimeren een zinvolle manier is om veilig embolieën uit te sluiten. De Wells regel heeft dan lichte voorkeur, omdat je bij die strategie minder patiënten hoeft te verwijzen voor aanvullende diagnostiek. Wederom een mooie studie van deze onderzoeksgroep. Voorlopig is het wel nog wachten op een betrouwbare D-dimeren sneltest om dit alles in de praktijk te kunnen brengen. Referenties op aanvraag bij de redactie: op1lijn@maastrichtuniversity.nl 11 op één lijn 55
Pagina 12
op één lijn 55 2e uitgave 2016 WESP-student: Sally Hees Ketenzorgprogramma COPD BEGELEIDER: ANNA HUIZING Het in 2008 gestarte ketenzorgprogramma COPD in de regio Maastricht-Heuvelland blijkt nog niet optimaal te verlopen. Onze eerste vraag is waar COPDpatiënten in zorg zijn? Ten tweede of er patiënten bestaan die geen ketenzorg (willen) ontvangen en zo ja, wat hun beweegredenen zijn. Daarnaast onderzochten we waarom geleverde COPD-ketenzorg in deze regio niet altijd ( juist) wordt geregistreerd. Studiedesign Met HIS analyses in twee huisartsenpraktijken keken we waar COPD-patiënten in 2015 zorg ontvingen. In die praktijken werden zorgverleners en patiënten ook geïnterviewd aan de hand van het Health Belief Model (HBM) waarin wordt gepoogd gezondheidsgedrag te verklaren en voorspellen. Redenen van onjuiste en/of ontbrekende registratie werden in kaart gebracht aan de hand van in augustus 2014 uitgestuurde vragenlijsten naar huisartsenpraktijken in de regio Maastricht-Heuvelland. Primair resultaat en conclusie In de regio zijn daadwerkelijk COPD-patiënten aanwezig die zorg mijden. Ondanks dat het merendeel van de ASK studie Alcohol Signalering & Kortdurend advies Alcoholgebruik bespreekbaar maken met uw patiënt De ASK-studie (Alcohol Signalering en Kortdurend advies) biedt huisartsen de mogelijkheid beter en gemakkelijker problematisch alcoholgebruik te signaleren en patiënten kort advies te geven. U wordt ingedeeld in de interventie- of controlegroep. U krijgt een online geaccrediteerd programma van ruim twee uur aangeboden dat u in eigen tempo, binnen 12 drie weken, waar en wanneer het u uitkomt, kunt doorlopen. U vult twee keer online een vragenlijst in en houdt gedurende de voormeting (twee weken) en nameting (twee weken) bij wanneer u naar alcoholgebruik vraagt. Deelname aan de ASK studie duurt twee maanden. Aanmelden kan per e-mail: latifa.abidi@maastrichtuniversity.nl Meer informatie op www.ask-studie.nl COPD-patiënten in de eerste lijn behandeld wordt, is ongeveer 33% van deze patiënten niet in ketenzorg ingestroomd. Regelmatig blijkt dit op eigen verzoek te zijn. De belangrijkste, in interviews genoemde, voordelen van ketenzorg zijn de bevestiging van het ziekteverloop en begeleiding. Het grootste nadeel is de lichamelijke impact van spirometrie. Zorggedrag wordt het negatiefst beïnvloed wanneer weinig klachten worden ervaren. Een positieve invloed geven oproepen vanuit de praktijk. Over het algemeen zijn zorgverleners en patiënten tevreden met de ketenzorg. Het belangrijkste verbeterpunt is tijdens consulten meer te praten en minder te onderzoeken. Bij patiënten die nog deelnemen aan ketenzorg blijkt (juiste) registratie vaak te ontbreken omdat zorgverleners de zorg in verschillende systemen registreren of alleen voor comorbiditeit (keten)zorg registreren. Waarom zorgverleners hiervoor kiezen is onduidelijk. Het is dus belangrijk de COPD-ketenzorg meer persoonsgericht te maken. Aangrijpingspunten zijn de aandacht verplaatsen van meten naar praten, controlefrequenties meer aanpassen aan klachten en behoeften en het belang van controles benadrukken bijvoorbeeld door herinneringsoproepen. Bij zorgverleners moet het belang van (juiste) registratie worden benadrukt. 2e uitgave 2016 2e uitgave 2016 MINC-symposium 6 oktober 2016 Tweeluik rotavirus en kinkhoest: what’s new? Deze interessante MINC avond gaat in op de praktijk en de nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van kinkhoest (Bordetella pertussis) en rotavirus infecties: twee infectieziekten die ernstige infectie kunnen veroorzaken bij jonge kinderen en waarvoor vaccinatie voorhanden is. Als potentieel ernstige ziekte bij zuigelingen en jonge kinderen is kinkhoest één van de ziekten waartegen kinderen via het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) sinds jaar en dag worden ingeënt. De allerjongsten zijn echter onvoldoende beschermd en daarom heeft de gezondheidsraad in december 2015 geadviseerd om zwangeren in het derde trimester van de zwangerschap te vaccineren tegen kinkhoest. Het rotavirus is berucht vanwege de heftige diarree en braken die het voornamelijk bij jonge kinderen kan veroorzaken. Sinds een aantal jaar zijn vaccins tegen rotavirus beschikbaar, maar de Gezondheidsraad buigt zich nog over eventuele opname in het RVP. Meer info: www.minc.eu | Datum: 6 oktober 2016 Tijd: 18.30-21.10 uur | Van der Valk Maastricht WESP-student: Leonore Wagenvoort ECG’s uit de dagelijkse (huisarts)praktijk BEGELEIDER: JELLE STOFFERS, ROBERT WILLEMSEN EN KAREN KONINGS Vraagstelling Elektrocardiografie (ECG) is een snel en informatief diagnosticum. De klinische waarde van ECG hangt af van de indicatie- en de interpretatievaardigheden van de huisarts. Waarom maken huisartsen een ECG? Welke diagnosen stellen ze? Wat doen ze met de uitkomst? Wat is de overeenstemming tussen een expertpanel (een kaderhuisarts hart- en vaatziekten (HVZ) en een cardioloog) en de huisarts? Studiedesign Retrospectief dossieronderzoek. Uit tien deelnemende praktijken werden van driehonderd ECG’s, relevante data uit de medische dossiers geëxtraheerd, geanonimiseerd en door een expertpanel beoordeeld. Resultaat De meest voorkomende indicatie voor een ECG was verdenking op een ritmestoornis (44%). De huisarts interpreteerde 53% van de ECG’s als ‘geen (relevante) afwijkingen’. Atriumfibrilleren was de meest gediagnosticeerde afwijking (10%). Het beleid was in 43% ‘expectatief/geruststelling’. Het panel was het in 84% van de gevallen eens met de interpretatie van de huisarts. In 15 gevallen (6%) stelde het panel een andere diagnose dan de huisarts en zou de kaderhuisarts ook een ander beleid voeren. Conclusie Het ECG ondersteunt in veel gevallen op een zinnige manier de besluitvorming van de huisarts. De deelnemende huisartsen zijn in het algemeen bekwaam genoeg om ECG’s te beoordelen en er hun beleid op te baseren. 13 op één lijn 55
Pagina 14
op één lijn 55 2e uitgave 2016 Promotie huisarts Jos Dirven 29 april 2016 Eerder opsporen COPD bij ‘gezonde’ mensen haalbaar SAMENVATTING PERSBERICHT UM Als COPD eerder wordt opgespoord bij mensen zonder klachten, is dit beter voor de behandeling en kan het leiden tot lagere directe zorgkosten. COPD is een sluipende ziekte; je voelt er niets van totdat een deel van de longfunctie is weggevallen. De ziekte dreigt in 2020 derde doodsoorzaak in Europa te worden. Politiek en beleidsmakers kunnen met financiële ondersteuning ervoor zorgen dat huisartsen COPD-patiënten eerder kunnen opsporen. Dit concludeert Jos Dirven in zijn proefschrift ‘Early detection of COPD in general practice’ gebaseerd op het ontwikkelen van strategieën om COPD vroegtijdig in huisartsenpraktijken op te sporen. Ongeveer de helft van de mensen met COPD weet niet dat zij de ziekte heeft. De diagnose COPD is dan niet bekend bij de huisarts, wordt te laat gesteld of is incorrect. Dit komt omdat patiënten de ernst van lichte luchtwegklachten onderschatten; ze wennen aan de klachten en hebben geleerd te leven met de beperkingen. Rokers en mensen in achterstandswijken die vaker werken in een stoffige omgeving of met een ongezondere levensstijl zijn gevoeliger voor longproblemen en hebben meer kans op COPD. Jos Dirven: “Mijn proefschrift is gebaseerd op het ontwikkelen van de meest efficiënte strategie om COPD vroegtijdig in huisartsenpraktijken op te sporen. Daarom ben ik actief op zoek gegaan naar COPD bij ‘gezonde’ mensen. Circa 10.000 mensen tussen de 40 en 70 jaar, hebben een vragenlijstje (acht vragen) per post ontvangen. Uit het onderzoek bleek dat circa twee derde van deze ‘gezonde’ personen wél klachten aangaf, terwijl ze nooit een dokter hiervoor geraadpleegd hadden. Deze groep bleek na een longfunctieonderzoek (spirometrie) vaak COPD te hebben. Dit is vooral zorgwekkend omdat COPD de derde doodsoorzaak in 2020 in Europa dreigt te worden. Ik doe een beroep op de politiek en beleidsmakers voor financiële ondersteuning van de infrastructuur, zodat huisartsen COPD patiënten eerder kunnen opsporen.” Aankondiging nieuwe promoties 14 Jasper Trietsch, huisarts in Kerkrade Implementation of local quality improvement collaboratives to improve prescribing and test ordering performance of general practitioners. Vrijdag 21 oktober 2016 om 12.00 uur in Maastricht. Annerika Gidding-Slok, promovendus Towards personalised management using the Assessment of Burden of COPD (ABC) tool. Woensdag 9 november 2016 om 16.00 uur in Maastricht. 2e uitgave 2016 Promotie Camielle Noordam Dodelijke impact pneumonie bij Afrikaanse kinderen DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Op 4 juli 2016 verdedigde onze externe promovendus Camielle Noordam haar proefschrift getiteld: ‘Access to care. For children under-five across high pneumonia mortality countries in sub-Saharan Africa’. Noordam bracht haar jeugd door in Kenia en werkte later in Ghana, Sudan, New York, Indonesië, Zambia, Uganda, Burkina Faso en Denemarken. Haar proefschrift behandelt de toegang tot zorg voor kinderen jonger dan vijf jaar in landen ten zuiden van de Sahara waar sterfte als gevolg van longontsteking hoog is. Ondanks de verbeterde toegang tot gezondheidszorg, sterven jaarlijks nog steeds miljoenen kinderen reeds voor hun vijfde verjaardag. Kinderen in Afrika die leven ten zuiden van de Sahara lopen de grootste kans op sterfte, vooral als gevolg van infecties, waarvan de meest voorkomende longontsteking is. Het zoeken en bereiken van medische zorg bleek erg te variëren, zowel binnen landsgrenzen als tussen landen in Afrika waar kindersterfte als gevolg van een longontsteking hoog is. In Tanzania bereikte 85% van de kinderen met symptomen van longontsteking een medische voorziening, terwijl dit in Ethiopië maar 30% was. Omdat de kans op herstel gerelateerd is aan de snelheid waarmee medische hulp wordt verkregen, was een doel van dit proefschrift beter inzicht te krijgen in de redenen waarom kinderen met symptomen van een longontsteking te laat medische zorg ontvingen. Daarnaast inventariseerden Noordam en haar team, een mogelijke oplossing voor uitstel van medische zorg; het inzetten van mobiele telefoons, als een manier om de communicatie tussen zorgvrager en zorgverleners, alsmede tussen zorgverleners onderling te verbeteren (mHealth). Access to care for children under-five across high pneumonia mortality countries in sub-Saharan Africa Camielle Noordam Het proefschrift laat zien dat er nog onvoldoende inzicht is in de mogelijkheden en beperkingen van mHealth. Ondanks de potentie van mHealth, zijn de bestaande problemen dusdanig complex dat mHealth, dan wel het gebruik van SMS’jes, niet per se de oplossing is. Noordam concludeert dat, terwijl betere communicatiemiddelen nodig zijn om vertraging in het zoeken en krijgen van goede zorg te verminderen, er eerst noodzaak is om te beoordelen hoe nieuwe technologie in de praktijk het beste functioneert en geïmplementeerd kan worden. COACH is een expertisecentrum van het MUMC+ dat zich richt op de zorg en langdurige zorg-op-maat begeleiding voor kinderen en jong volwassenen met overgewicht en obesitas. Op 17 november 2016 is er een (openings)symposium en kunt u kennismaken. www.coachmaastricht.com/zorg-professionals/coach-experience 15 op één lijn 55
Pagina 16
op één lijn 55 2e uitgave 2016 Samenwerken met Veilig Thuis Wat gaat goed, wat moet beter? DOOR ANNE CUSTERS, KINDERARTS MUMC+ gesubsidieerd door de Provincie Limburg Bij vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld dient iedere arts zich te houden aan de verplichte Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (KNMG 2013) en met name aan het stappenplan uit deze Meldcode. De eerste Meldcode voor artsen van de KNMG stamt al uit 2003, echter er wordt nog steeds weinig contact opgenomen met Veilig Thuis (VT)1 door medisch professionals. In 2015 onderzochten wij met een subsidie van de Provincie Limburg de samenwerking tussen VT en professionals uit de gezondheidszorg (waaronder huisartsen) met als doel te komen tot een “best practice” gericht op deze samenwerking. Daarnaast wilden we meer zicht krijgen op de ervaringen van medisch professionals met het signaleren en handelen bij kindermishandeling. Methode Twee online vragenlijsten werden ontwikkeld voor zowel VT medewerkers als medisch professionals in Zuid-Limburg. De eerste vragenlijst (54 vragen) werd gestuurd aan 506 huisartsen, 27 jeugdartsen 0-4 jaar, 26 jeugdartsen 4-19 jaar, 52 kinderartsen, 6 SEH artsen en 6 kinderneurologen. De tweede vragenlijst (36 vragen) werd gestuurd aan de medewerkers van VT. De data zijn eind 2015 geanalyseerd. Hiervoor zijn de respondenten vanwege de kleine aantallen in drie groepen geclusterd: huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten. Binnen VT vond gezien het kleine aantal medewerkers, bovendien een groepsinterview plaats voor meer toelichting op een aantal open antwoorden en ogenschijnlijk tegenstrijdige antwoorden uit de vragenlijst. Resultaten De gemiddelde respons onder medisch professionals was 20% (n=128), onder huisartsen stokte dit percentage op 13% ondanks meerdere pogingen dit te verhogen (zie figuur 1). Op twee na vulden alle medewerkers van VT de vragenlijst in (n=13). Figuur 1: respons percentages gezondheidszorg De medisch professionals waren gemiddeld 14 jaar werkzaam binnen hun huidige functie. Bijna iedereen bleek vermoedens te hebben gehad van kindermishandeling binnen hun praktijk. Huisartsen (88%) en jeugdartsen (92%) bleken het vaakst zelf hulp in te zetten bij vermoedens en minder vaak over te gaan tot het doen van een melding bij VT (respectievelijk 45 en 40%). Huisartsen bleken het meeste ervaring te hebben met (getuige zijn van) huiselijk geweld, een vorm van verwaarlozing en/of fysieke mishandeling. Redenen om te melden bij VT staan weergegeven in figuur 2. Figuur 2: Redenen om een melding te doen bij VT In sommige gevallen werd afgeweken van de meldcode vanwege: • Twijfels over eigen inschatting en beoordeling • Vrees om patiënt kwijt te raken • Vrees voor escalatie en eigen veiligheid • Onvoldoende vertrouwen in VT • Meldingsprocedure is te complex 1 In 2015 is het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) samengegaan met het Steunpunt voor huiselijk geweld (SHG) tot AMHK/Veilig Thuis 16 2e uitgave 2016 De meerderheid van de medisch professionals gaf aan dat de communicatie met VT naar wens verliep, met name aanwezige kennis en ervaring werd als positief ervaren; slechts 41% van de huisartsen bleek voldoende op de hoogte van de taken en functies van VT. Als verbeterpunten voor VT werd onder andere de bereikbaarheid, de wachtlijsten en terugkoppeling na een melding genoemd. (figuur 4). Alle VT medewerker vond de bereikbaarheid van medisch professionals niet goed. Figuur 4: Algemene ervaring communicatie tussen medisch professional en Veilig Thuis Figuur 3: beschouwt de medisch professional zich als voldoende competent op gebied van signaleren van kindermishandeling en huiselijk geweld? Huisartsen hadden moeite met de definitie van kindermishandeling en mede hierdoor met het signaleren van/omgaan met bepaalde vormen van kindermishandeling zoals verwaarlozing. Dit ondanks dat 89% van de medisch professionals aangaf de relevante richtlijnen te kennen en 92% op de hoogte te zijn van de KNMG meldcode. Naast het reeds aanwezige scholingsaanbod bleek er behoefte aan meer scholing in de vorm van regionale bijeenkomsten en e-learnings. Vergeleken met de overige groepen hadden huisartsen minder de beschikking over een aandachtsfunctionaris of een duidelijk protocol. Veilig Thuis VT medewerkers waren gemiddeld negen jaar werkzaam binnen hun huidige functie. De meerderheid vond dat medisch professionals voldoende weten wat kindermishandeling inhoudt en in staat zijn kindermishandeling te herkennen. Echter, de kennis over de KNMG meldcode en de taken en functies van VT werden als verbeterpunt genoemd. Communicatie en samenwerking met de medisch professionals werd over het algemeen als redelijk tot goed ervaren met daarbij wel duidelijk individuele verschillen tussen de medisch professionals Conclusies Signalering van en omgaan met kindermishandeling is en blijft lastig maar het is de verantwoordelijkheid van elke medisch professional om hier volgens de stappen van de meldcode mee om te gaan. Er blijft behoefte bestaan aan meer (na)scholing, bij voorkeur in de vorm van regionale nascholing of e-learnings. Daarnaast is er ondanks het feit dat men de samenwerking als positief beschouwt onder andere behoefte om meer inzicht te krijgen in de taken en verantwoordelijkheden van VT. Voorstel voor de “best practice” Vanaf juli 2016 start een tweemaandelijks overleg tussen aandachtsfunctionarissen en/of andere afgevaardigden vanuit de huisartsgeneeskunde, jeugdgezondheidszorg en VT, georganiseerd en gefaciliteerd door de Provincie. Doel van dit overleg is te komen tot concrete werkafspraken en daarmee de drempel om contact op te nemen met VT te verlagen. Via deze afvaardiging zal terugkoppeling plaatsvinden aan alle huisartsen en jeugdartsen. Na een half jaar zal er een evaluatiemoment plaatsvinden. Daarnaast zullen er regionale scholingsbijeenkomsten georganiseerd gaan worden voor medisch professionals. Hierover volgt meer informatie in de nabije toekomst. Voor meer informatie over het onderzoek of andere vragen kunt u een email sturen aan: samenwerking.jeugdzorg.gezondheidszorg@mumc.nl 17 op één lijn 55
Pagina 18
op één lijn 55 2e uitgave 2016 Gerichte tips om vragen te stellen Onzichtbare eetstoornissen? DOOR IRIS JANSSEN, PROMOVENDUS1,2 EN SANDRA MULKENS, UNIVERSITAIR DOCENT PSYCHOLOGIE EN KLINISCH PSYCHOLOOGPSYCHOTHERAPEUT1,2 Op het spreekuur verschijnt een man van midden twintig, met een normaal postuur zonder opvallende lichamelijke klachten. Hij zegt dat hij niet lekker in zijn vel zit, somber is en ontevreden over zijn poging om spiermassa op te bouwen. Hoewel deze man geen stereotiep iemand lijkt met een eetstoornis (eerder Muscle Dysmorphia), zou hij hier wel degelijk aan kunnen lijden. Eetstoornissen komen vaker voor bij vrouwen, maar zijn bij mannen zeker niet uitgesloten.1,2 Gemiste eetstoornissen Bij sommige patiënten ziet u vrijwel meteen aanknopingspunten voor een mogelijke eetstoornis. Zichtbaar ondergewicht zou u op het spoor van anorexia nervosa kunnen zetten. Uit onderzoek blijkt dat 43% van de anorexia nervosa gevallen herkend wordt door huisartsen. Daarnaast is aan andere potentiële eetstoornispatiënten ‘niets te zien’; maar 15% van de boulimia nervosa gevallen worden herkend door de huisarts. Redenen kunnen zijn: de korte consulttijd en terughoudendheid bij patiënten uit schaamte en vrees voor stigmatisering. Patiënten die op het spreekuur komen met comorbide klachten of gerelateerde symptomen zoals somberheid, menstruatieproblemen, duizeligheid en vermoeidheid, geven niet direct het eetprobleem bloot. Als ze al aangeven met hun gewicht te worstelen, is de huisarts wellicht eerder geneigd dieetadviezen te geven. We hopen de alertheid te kunnen vergroten voor minder duidelijke eetstoornisbeelden zodat meer patiënten de weg naar behandeling vinden. Boulimia nervosa Bij een patiënte met normaal gewicht die erg bezig is met haar eten en uiterlijk, kán sprake zijn van boulimia nervosa. Het is (diagnostisch) van belang dat zij een negatief beeld heeft over haar gewicht en lichaamsvormen en dat deze haar zelfbeeld negatief beïnvloeden. Vraag bijvoorbeeld: “Zijn uw lichaamsvorm of gewicht belangrijke aspecten die bepalen hoe u zich voelt?”. Daarnaast kan zij vaag blijven over haar eetgedrag, maar als het eetgedrag wordt gekenmerkt door herhaaldelijke eetbuien (het eten van grote hoeveelheden in korte tijd waarbij controleverlies 1 Universiteit Maastricht, capaciteitsgroep Clinical Psychological Science 2 Virenze Riagg Maastricht, afdeling volwassenzorg 18 ervaren wordt), dan is dit een aanwijzing voor boulimia nervosa. Het gaat om het helder krijgen of er objectieve eetbuien (bijv. één zak chips, een half pak koekjes, en vier broodjes met zalmsalade) of subjectieve eetbuien (bijv. drie koekjes) zijn. Hoewel beide soorten eetbuien klinisch relevant zijn, zijn alleen objectieve eetbuien een diagnostisch criterium voor boulimia nervosa. Vragen die u kunt stellen zijn: “Heeft u weleens het gevoel de controle over uw eetgedrag te verliezen?” en “Zijn er momenten waarop u binnen twee uur meer eet dan anderen in dezelfde omstandigheden zouden eten?”. Een tip is te vragen naar de hoeveelheid ‘zakken’ (chips, snoep) en ‘pakken’ (koek, snoep, chocolade) in plaats van naar het exacte aantal chipjes of koekjes omdat dit de schaamte zal verminderen. Boulimia nervosa wordt bovendien gekenmerkt door compensatiegedrag om het overeten te neutraliseren, bijvoorbeeld in de vorm van extreem veel sporten, vasten, laxeren of opzettelijk overgeven. Obesitas: zit daar nog iets achter? Obesitas is een probleem met veel lichamelijke gevolgen. Iemand die te zwaar is, geeft u wellicht dieetadviezen. Maar mensen met obesitas hebben, veel vaker dan mensen met normaal gewicht, ook nog last van psychopathologie zoals post-traumatische stressklachten (PTSS), depressie en alcoholmisbruik. Obesitas is een gedragsprobleem en geen officiële DSM-5 diagnose. Onder obesitas kan echter wel een echte eetstoornis, zoals eetbuienstoornis, schuilgaan. Eetbuienstoornis Bij eetbuienstoornis (Binge Eating Disorder) zijn herhaaldelijke objectieve eetbuien aanwezig. Deze stoornis gaat vaak gepaard met overgewicht omdat niet gecompenseerd wordt voor de eetbuien. De doorvraagmogelijkheden zoals bij boulimia nervosa zijn hierbij bruikbaar. Daarnaast kunnen specifieke aspecten van eetbuien nagevraagd worden zoals dooreten ondanks vol zitten, eten zonder hongergevoel en negatieve gevoelens rondom de eetbuien, zoals schaamte en schuldgevoelens. In plaats van eetbuien kan sprake zijn van ‘grazen’ waarbij mensen over een langere periode steeds opnieuw eetmomenten hebben. Iemand eet bijvoorbeeld verspreid over de dag acht koekjes, een stukje taart, twee handjes chips en tien dropjes, naast de gewone maaltijden. Deze manier van overeten is alleen pathologisch als de 2e uitgave 2016 patiënt hierbij controleverlies ervaart. ‘Grazen’ komt ook vaak voor bij patiënten die een gastric bypass hebben ondergaan. Comorbiditeit en risicofactoren bij eetstoornissen Naast eetstoornisklachten zijn bij veel patiënten comorbide stemmingsproblematiek, angststoornissen zoals obsessieve-compulsieve klachten, sociale angstklachten, en PTSS, of middelenmisbruik aanwezig. Ook zijn er verschillende risicofactoren voor de diverse eetstoornissen. Zo zijn anorexia nervosa patiënten vaker perfectionistisch terwijl mensen met obesitas in de kindertijd, overeten in de familie, en middelenmisbruik vaker eetbuienstoornis ontwikkelen. Lichaamsontevredenheid is een belangrijke algemene voorspellende factor voor eetstoornisontwikkeling. De aanwezigheid van deze comorbiditeit of eigenschappen kan een aanwijzing zijn om het eetgedrag en het lichaamsbeeld te bevragen. Behandelmogelijkheden Eetstoornissen worden behandeld binnen de SGGZ. Cognitieve gedragstherapie (CGT) is de voorkeursbehandeling. Het betreft meestal 15-20 sessies door een gespecialiseerde CGT-therapeut. Eetstoornissencentrum Virenze Riagg Maastricht heeft een gespecialiseerd team voor behandeling van boulimia nervosa en eetbuienstoornis en breidt momenteel uit naar Virenze Hoensbroek en Brunssum, en later ook naar Tilburg en Utrecht. Behandeling voor anorexia nervosa is mogelijk bij Maastricht UMC+. Met behulp van CGT wordt gewerkt aan eet- en eventueel compensatiegedrag en lichaamswaardering met behulp van verschillende therapeutische technieken. De POH-GGZ kan een belangrijke rol spelen in het verhelderen van de klachten en comorbide problemen, en het stellen van de diagnose. Dit is van belang voor een correcte verwijzing. Daarnaast kan de POH-GGZ een rol spelen bij het motiveren voor behandeling omdat patiënten veelal ambivalent zijn jegens therapie, die zij associëren met aankomen in gewicht (waarvoor zij doodsbang kunnen zijn). Naar eetgedrag, lichaamsbeeld, eetstoornissen en behandelmogelijkheden wordt veel innovatief onderzoek gedaan aan de Universiteit Maastricht in samenwerking met de klinische praktijk. Voor meer informatie www.eetonderzoek.nl. Referenties opvraagbaar bij de redactie: op1lijn@maastrichtuniversity.nl Nieuwe bijzonder hoogleraar bij Huisartsgeneeskunde Maastricht Dr. Jako Burgers DOOR BABETTE DOORN, BELEIDSMEDEWERKER Dr. Jako Burgers (1962), hoofd van de afdeling Richtlijnontwikkeling & Wetenschap bij het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en praktijkhoudend huisarts in Gorinchem, is op 2 juni 2016 benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Promoting Personalised Care in Clinical Practice Guidelines’ aan de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML) van de Universiteit Maastricht. De inaugurale rede zal in het voorjaar van 2017 plaatsvinden. Deze strategische leerstoel (0.2 fte) wordt ondergebracht bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Inbedding in CAPHRI geschiedt binnen het programma ‘Promoting Health and Personalised Care’ waarvan Prof. Hein de Vries (vakgroep Gezondheidsbevordering) en Prof. Trudy van der Weijden (vakgroep Huisartsgeneeskunde) de programmaleiders zijn. De gemiddelde patiënt bestaat niet Richtlijnen kunnen gezien worden als instrumenten om vernieuwingen in de zorg te introduceren. Zij gaan meestal uit van een ‘gemiddelde patiënt’. In de praktijk is elke patiënt uniek door zijn voorgeschiedenis, sociale context en individuele wensen en voorkeuren. Als hier geen rekening mee wordt gehouden, vormen richtlijnen een belemmering voor het leveren van persoonsgerichte zorg. Persoonsgerichte zorg in de praktijk De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor de inbreng van het patiëntperspectief en de integratie van gezamenlijke besluitvorming in richtlijnen zoals de NHG-Standaarden. Het onderzoek binnen de nieuwe leerstoel richt zich vooral op de persoonlijke aspecten en uitkomsten van het zorgproces. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de wijze waarop professionals kunnen worden ondersteund om met hulp van richtlijnen persoonsgerichte zorg in de praktijk te leveren. 19 op één lijn 55
Pagina 20
op één lijn 55 2e uitgave 2016 Uit het hoofd Van breedspraak naar samenspraak DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Het roer is om Totdat het manifest “Het Roer Moet Om” er was, leek het alsof de huisarts betaald werd omdat ‘ie zich aan de regeltjes hield. Er ontstond een afvinkcultuur in relatie tot de zorgverzekeraars. Nu het roer om is, gaat het steeds meer over het leveren van goede zorg. Huisartsenzorg is generalistische, persoonsgerichte zorg die zich uitstrekt over de medische, psychische en sociale zorg voor haar patiënten in de context van hun leefomgeving. Het intrinsieke kwaliteitsbeleid in de huisartspraktijk bestaat uit de eisen voor herregistratie, met als belangrijkste pijlers voldoende werkzaam zijn als huisarts (overdag en in ANW-uren), voldoende geaccrediteerde nascholing, deelname aan toets-groepen en de individuele visitatie (vanaf 2016). Het gaat dus om vertellen en niet om tellen. Dit laatste kan heel goed aansluiten bij opleiden als we de vijf uitgangspunten van de huisartsopleiding bekijken: 1. Het leren van de aios in de praktijk staat centraal 2. Het leren in de praktijk wordt ondersteund door onderwijs op het opleidingsinstituut 3. Het leren van de aios wordt gestimuleerd door observatie, feedback, toetsing en beoordeling 4. De opleiding sluit aan op de ontwikkeling en ambities van de individuele aios 5. De opleiding wordt verzorgd door vakinhoudelijk en didactisch bekwame opleiders en docenten. De aios, opleider en docenten zien erop toe dat de aios zich evenwichtig ontwikkelt, binnen zo veel mogelijk uiteenlopende situaties, dus binnen alle 10 huisartsgeneeskundige thema’s die in het Landelijk Opleidings Plan van Huisartsopleiding Nederland worden onderscheiden. Met behulp van het overzicht van thema’s en kenmerkende beroepsactiviteiten (KBA’s) kunnen we nagaan of de aios voldoende brede ervaring opdoet, passend bij de fase van de opleiding. Zo nodig organiseren we dat de aios ervaring op kan doen met voor hem/haar leerzame, uitdagende activiteiten, bijvoorbeeld door het sturen van patiëntenstromen of het koppelen van de aios aan andere medewerkers in en om de praktijk (collega huisartsen, praktijkondersteuners) of stage-opleiders die expertise hebben op bepaalde thema’s/ KBA’s. De aios vraagt actief feedback op het eigen handelen en plant leergesprekken, gekoppeld aan leervragen. De opleider geeft feedback op basis van gerichte observaties en het stellen van vragen in de leergesprekken. De opleider geeft tevens ‘feed-forward’ door samen met de aios te benoemen wat de volgende keer van de aios wordt verwacht (gedrag, niveau) en op welke manier de aios dit kan bereiken. Door actief leervragen in te brengen tijdens het cursorisch onderwijs krijgt de aios bovendien ondersteuning en feedback van docenten en medeaios. De opleiding sluit aan bij de fase van ontwikkeling en de leerbehoeften van de aios als groep en de individuele aios (onderwijs op maat). De leeractiviteiten in de opleidingspraktijk/ stage en op het instituut zijn gericht op dat wat de aios nog niet volledig zelfstandig beheerst. Waar mogelijk worden keuzemogelijkheden geboden, rekening houdend met individuele leervragen en leerstijlen, zowel in het reguliere aanbod als in keuzeonderwijs en differentiaties. Hoe willen we dit bereiken in de huisartspraktijk en huisartsopleiding? Naast de reguliere programma’s op de terugkomdag is dit vooral de keuze van opleidingspraktijken. Het instituut stemt de plaatsing van de aios in opleidings- en stagepraktijken zoveel mogelijk af op de leerbehoeften van de aios. Het leerwerkplan van de opleidingspraktijk ondersteunt hierbij door de leermogelijkheden van de praktijk voor de 10 opleidingsthema’s te beschrijven. In de opleidingspraktijk en stages organiseren de aios, opleider en docent actief dat de aios ervaring opdoet met uitdagende, leerzame activiteiten, hier doelbewust mee oefent en feedback op vraagt. De aios werkt zijn of haar persoonlijke leerdoelen uit in het Individueel Opleidingsplan dat onderdeel is van het e-Portfolio. Een eerste experiment Het nieuwe, multifunctionele gebouw Strijp-Z in Eindhoven biedt huisvesting aan eerstelijnsorganisaties en opleidingen. Een unieke mogelijkheid om onderwijs en praktijk op optimale wijze te integreren. 20 2e uitgave 2016 De Kring Zuidoost-Brabant en scholingsorganisatie KOH zorgen voor randvoorwaardelijke en inhoudelijke aspecten van de huisartsenzorg. De zorgroepen zetten zich in voor het realiseren van vernieuwende zorgprogramma’s. Zowel huisartsopleiders als (nog) niet aan de opleiding verbonden huisartsen zijn bij hen aangesloten. Praktijken verschillen in de mate waarin zij met alle zorgprogramma’s werken. Er zal hier worden getoetst wat de meerwaarde is van het vanuit de opleiding inzetten van aios binnen de eerstelijnsorganisaties. De deelnemende aios leert daar: • Aspecten van ketenzorg (beleid zorgroepen) • Rol van kaderartsen • Zorgprogramma’s als kwetsbare ouderenzorg, jeugdzorg, psychiatrische zorg • Rol POH, ook als het gaat om persoonsgerichte zorg • ICT-ontwikkelingen (patiënten-hub, domotica, telemonitoring) • Gebruik bestaande databestanden en kennisnetwerken • Regionale proeftuin Slimmer met Zorg; het “Living Lab” van Brainport en coöperatie “Slimmer Leven” Experimenteren met de inzet van deze organisaties voor het onderwijs zal uitstralen op het onderwijs in Maastricht zelf als eerstelijnsorganisaties in de zuidelijkere regio’s ook gaan meedoen met deze ontwikkeling. Join our Family! Afgestudeerden DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER VERGEET NIET JE ACTUELE GEGEVENS AAN ONS DOOR TE GEVEN WWW.HUISARTSGENEESKUNDEMAASTRICHT.NL Dinsdag 14 juni vond het afstuderen van 11 kersverse huisartsen plaats. Locatie van de plechtigheid: koetshuis van kasteel Rijckholt. Het afstuderen van groepen huisartsen vindt een aantal keer per jaar plaats. Onder de gasten zijn ook de opleiders van de afstuderende aios. Vanaf heden proberen we hier ook een Join our Family activiteit aan te haken: we vragen de afstudeerders om met ons in contact te blijven via een speciale afstudeerkaart die ze terug kunnen sturen. Zo blijven we hopelijk beter in contact met onze alumni. Zo kunnen we ze vragen voor zakelijke vragen zoals een artikel schrijven voor dit blad, of mailen over vacatures (bij de universiteit of een huisartspraktijk) of om bijvoorbeeld mee te rennen met een hardloopevenement. GRAAG BLIJVEN WE MET JOU ALS KERSVERSE HUISARTS IN CONTACT 21 op één lijn 55
Pagina 22
op één lijn 55 2e uitgave 2016 Maatschappelijk handelen Huisarts als etnograaf? DOOR KLASIEN HORSTMAN, HOOGLERAAR FILOSOFIE VAN DE PUBLIEKE GEZONDHEIDSZORG Tijdens een alledaags consult in de huisartspraktijk komt een tamelijk laag opgeleide, benauwde mevrouw M. met chronische luchtwegklachten bij een mannelijke huisarts O. van middelbare leeftijd. Dit consult werd improviserend gespeeld op de Mertensdag in Nijmegen. Ik gaf daar een lezing over het hedendaagse ideaal van ‘participatie’. Het leuke van de consult-act was dat ze drie keer werd opgevoerd. De eerste keer werd eenvoudig het gesprek getoond tussen dokter en patiënt: na tien minuten nemen ze aardig afscheid van elkaar. Daarna hetzelfde consult nog een keer maar nu zagen we wat de huisarts dacht in plaats van zei: ‘daar is ze weer... ze is natuurlijk weer haar pufje kwijt... nee natuurlijk kan ze nog niet stoppen met roken… stom dat die vervanger cortisone gaf, van je collega’s moet je het hebben’. Tenslotte datzelfde consult nog een keer, maar nu werd getoond wat de patiënte dacht in plaats van zei: ‘gut meneer is terug van zijn vakantie met de Volvo en de vier kinderen… hij zal weer beginnen over dat roken… stuurt hij me weer met dat pufje naar huis...’. Deze schets was hilarisch, voor veel huisartsen herkenbaar, maar stemde ook droevig. Ze toonde immers hoezeer de werelden van huisarts en patiënt uiteen kunnen liggen en hoe beiden samen in tien minuten een rituele dans opvoeren om die gapende kloof te overbruggen. Nu zijn rituele dansen deel van langdurige relaties en als zodanig helemaal niet verkeerd: het is een manier om met ons menselijk tekort om te gaan, met imperfectie en machteloosheid. Deze rituele dans in de alledaagse praktijk van de zorg toont aan dat patiëntparticipatie nog heel ver weg lijkt. De oproep tot participatie heeft op veel zaken betrekking: zelf kiezen, zelf beslissen, regisseren, meepraten, meedoen. Hoewel dit mooi klinkt, wordt in publieke debatten over participatie in de zorg, op de arbeidsmarkt en in de maatschappij gewezen op het onvermogen van veel mensen om aan participatie- en zelfredzaamheidsnormen te voldoen. Omdat de wereld te ingewikkeld voor hen is, omdat ze hulpnetwerken ontberen, of omdat ze hun kwetsbaarheid tonen op een manier die in weinig hokjes past. Mogen we van mevrouw M. bijvoorbeeld wel zelfmanagement en regie verwachten? De kritische opmerkingen bij de huidige normen voor zelfredzaamheid en participatie roepen de vraag op hoe participatie-idealen recht kunnen doen aan de verscheidenheid van mensen. Een thema dat in discussies over participatie in de zorg onderbelicht blijft, is de relatie tussen participatie-idealen en wetenschappelijke kennisidealen. Het is intrigerend dat waar patiëntparticipatie, zelfredzaamheid en regie omarmd worden, kennis wordt gezien als toebehorend aan experts. Waar men wel wil erkennen dat patiënten percepties, meningen, ervaringen en voorkeuren hebben, blijft kennis voorbehouden aan experts, aan wetenschappers. De evidence is van de dokter. Patiënten, zo luidt de redenering, moeten ziekte voorkomen, moeten leven met ziekte, en moeten zorgen dat ze beter worden, maar kennis van ziekten blijft voorbehouden aan experts. In de huidige medische kenniscultuur heeft de ideale evidence betrekking op gemiddelden die geproduceerd zijn in een Randomised Controlled Trial (RCT). Kennis van patiënten voldoet niet aan die eis: patiënten doen weliswaar experimenten (met medicatie, voeding etc.), maar deze zijn niet gecontroleerd, en ze schrijven er ook niet zo veel over. Een van de grote problemen in de gezondheidszorg is het verschil in gezondheid tussen hoog- en laagopgeleiden. In de huidige kenniscultuur wordt dit probleem vaak verwoord in termen van ‘bereik’. Er zijn veel rituele dansen zoals die tussen mevrouw M. en huisarts O. en professionals vragen zich af hoe we patiënten zoals mevrouw M kunnen bereiken. Hoe kunnen we interventies ontwikkelen die ervoor zorgen dat ze onze adviezen opvolgen, compliant zijn, kuren afmaken, stoppen met roken, pufjes niet kwijtraken etc. De veronderstelling hierbij is dat kennis van dokters (evidence uitgedrukt in richtlijnen en standaarden) op de een of andere manier naar patiënten moet worden gebracht. In de omgang met lager opgeleiden gaat het daarbij om ’zenden’ (=niet luisteren) door ‘interventies’(=vijandelijke ingrepen) te ‘implementeren’ (= top down invoeren) in hun leven (nb!). In een maatschappij waar zelfsturing en zelfmanagement de nieuwe idealen zijn, gaat deze sturende benadering natuurlijk wringen. Hoeveel evidence er ook is, een groot deel 22 2e uitgave 2016 van laag opgeleide patiënten is daar weinig gevoelig voor.1 Een participatiemaatschappij kan niet zonder een participatieve kenniscultuur. In zijn beroemd geworden TED talk in 2011 schetste Bas Bloem hoe hij als Parkinsonspecialist afhankelijk is van de kennis van patiënten: hij had geen idee dat patiënten die amper konden lopen wel konden fietsen. Deze kennis van patiënten zorgde ervoor dat hij zijn eigen kennis over Parkinson kon finetunen en verbeteren. Hoewel de lezing een succes werd, wordt de notie patiëntkennis toch nog weinig gebruikt. De invloed van patiënten op onderzoeksagenda’s is lang niet zo groot als de invloed van industrie en overheden. Toch wil dat niet zeggen dat patiënten niet effectief kunnen zijn. In zijn klassieke studie over trials om een middel tegen HIV te vinden, laat Epstein zien dat de hoogopgeleide gay-community in de VS in staat is om RCT designs met homogene groepen te veranderen in pragmatische trials met proefpersonen die soms ook nog aan andere trials meedoen. Het ‘verhaal van de geschiedenis van lichamen’ die de facto meedoen in onderzoek werd belangrijker dan dat er ‘schone lichamen’ mee zouden moeten doen.2 Maar wie patiëntkennis belangrijk acht, zal ook kennis van patiënten die niet op de dokter lijken serieus moeten nemen. Participatie veronderstelt eigenaarschap terwijl evidence-based benaderingen in de praktijk vaak als onteigeningsstrategieën werken. De zend-methode bijvoorbeeld gaat ervan uit dat mensen hun eigen lichaam en leven niet kennen en dat hun kennis zich niet ontwikkelt. Maar door kennis van patiënten, van rokers, drinkers, dikke mensen, dunne mensen, vaccineerders, niet1 2013 Horstman, K. (2013). Struggling with science and democracy. Citizenship and public health in the Netherlands, in F. Huisman, H. Oosterhuis (Eds.), Health and Citizenship. Political Cultures of Health in Modern Europe. London: Pickering and Chattoo Publ. (191-208). Mare Knibbe, Marten de Vries, Klasien Horstman, Bianca in the neighborhood: moving beyond ‘’the reach paradigm’’ in public mental health, Critical Public Health, doi: 10.1093/pubmed/fdw036. K.Smith (2013) Beyond evidence based public health. The interplay of ideas. Palgrave Macmillan. 2 S. Epstein (1996) Impure Science: AIDS, Activism, and the Politics of Knowledge. Berkeley: University of California Press. vaccineerders niet te gebruiken, wordt hen hun taal, hun ervaringen en hun reflecties op ervaringen ontnomen. Hun werkelijkheid speelt geen rol en het consult speelt zich af in een vacuüm. Mevrouw M wordt daardoor machtelozer dan ze al was, maar huisarts O ook. Goede zorg vraagt niet om patiënten die op bevel door hoepeltjes springen, maar om eigenaarschap: dat begint met een uitnodiging om hun eigen kennis tot uitdrukking te brengen. Dat is de enige manier om te zorgen dat kennis van patiënten van hun eigen lichaam/leven en kennis van dokters over gemiddelde lichamen samenkomen. Maar hoe kan kennis worden ontsloten van patiënten, die zich in vergaande staat van onteigening bevinden omdat ze laag zijn opgeleid en in een andere culturele laag vertoeven dan de huisarts? In een interessant artikel van Pols over patiëntkennis stelt zij dat een grote rol is weggelegd voor de etnograaf3. Een etnograaf zoekt niet naar gemiddelden, maar naar het particuliere; die intervenieert niet, maar reconstrueert de werkelijkheid van patiënten; die vraagt niet naar keuzes, maar brengt kennis achter keuzes in kaart. De geneeskunde kan veel leren van de etnograaf. Een huisarts zou een goede etnograaf kunnen zijn door patiëntenkennis in het consult boven tafel te halen. Dat geeft patiënten de kans om zich te verdiepen in de kennis van artsen en daar vragen bij te stellen. Dan kan een gesprek ontstaan in plaats van een rituele dans en misschien zouden zowel mevrouw M. als huisarts O. zich allebei minder machteloos voelen. Dan kan ze hem vragen waarom hij iets anders doet dan de waarnemer en waarom hij geen cortisone wil geven. De spreekkamer van de huisarts is dan geen plek meer waar ‘implementatie van evidence’ plaatsvindt, maar het wordt een ‘kenniswerkplek’ waar arts en patiënt beiden iets leren. Misschien kunnen we daar een mooie nieuwe maatschappelijke rol voor de huisarts aan verbinden: publiek verslag doen van hun etnografisch kennisveldwerk in de alledaagse huisartspraktijk als een route naar eigenaarschap voor arts en patiënt. www.klasienhorstman.nl 3 J. Pols (2014) Knowing patients. Turning patient knowledge into science. Science, Technology & Human Values, 39 (1) 73-97. 23 op één lijn 55
Pagina 24
op één lijn 55 2e uitgave 2016 In de leer Afscheid van de groene kaart DOOR ELEANA ZHANG, EERSTEJAARS AIOS Maandagochtend 8.00 uur. Ik ben nog bezig om wakker te worden als ik de eerste patiënt uit de wachtkamer ga halen: een negentienjarige jongedame. Ik roep haar naam en tot mijn verbazing springt er een vrouw op die ik ondanks mijn ruimdenkendheid echt niet minder dan vijftig kan geven. Ik kijk voor de zekerheid nog eens rond, maar geen van de meer ‘gepaste’ dames reageert. De 50-plusser komt naar me toe en schudt me driftig de hand. Terwijl we richting de spreekkamer lopen, perst mevrouw zich tussen mij en de gangmuur. Persoonlijke ruimte was duidelijk niet haar ding. Twee stappen verder trekt ze haar linker arm abrupt omhoog en roept met geluidsniveau veelte-hoge decibel “Dit is de dokter!” Ik draai me weer om in de verwachting dat ik alsnog haar dochter of nichtje achter me zou zien. Niks. Alleen verwonderde gezichten in de wachtkamer die mijn gevoel van verwarring duidelijk delen. In de kamer raak ik nog niet de zetel van mijn stoel of ik krijg een iPhone scherm frontaal in mijn gezicht geduwd. “Ze is in Azië aan het backpacken, heeft al drie weken een wondje onder haar voet dat niet dichtgaat en ze wil echt niet naar een Aziatische arts voordat ze een Nederlandse arts heeft gesproken.” Tja, en dan besluit haar moeder naar mij te komen… Ik schuif wat naar achteren om een minder bijziende positie in te nemen, en zie nu op het scherm een meisje dat beter bij mijn beeld van een negentienjarige past. Ik zit blijkbaar al een minuut of twee ongevraagd in een of andere Skype-sessie. Te perplex om me af te vragen of ik überhaupt op deze manier een consult wil voeren, neem ik maar provisorisch de anamnese af terwijl mijn patiënte aan de andere kant van de wereld op een strand onder een palmboom aan een cocktail zit te slurpen. Het lichamelijk onderzoek is uitdagender. Een volledig door een voetzool gevuld scherm is, ondanks de huidige technologie, toch niet hetzelfde als een zweetvoet die gewoon in je hand ligt en waar je in kunt duwen en aan kunt trekken. Mijn magere conclusie is dan ook dat ze niet per se acuut naar een arts hoeft te gaan, maar dat ze er binnen een dag of twee toch wel iemand naar moet laten kijken. Het lijkt mij een waardeloos consult, maar de moeder ziet er een stuk opgeluchter uit als ze de spreekkamer verlaat. Met een onwennig gevoel blijf ik achter. Zou dit slechts een voorproefje zijn van wat er gaat komen in de zorg? E-health is booming. Wat begonnen is met het elektronische patiëntendossier breidt zich als een olievlek uit over alle zorglagen. Pilots om diabetici op afstand te monitoren zijn hot, net als fysiotherapeutische hulverlening via videoconference. Mooie initiatieven, maar toch vraag ik me af of deze ondernemingen de huidige zorg wel verbeteren. Ondanks de drukgevoelige schermen van de nieuwste smartphones lijkt een goed buikonderzoek op afstand me nog iets te hoog gegrepen. En hoe wenselijk is het om steeds meer face-to-face interactie te vervangen door digitale contacten? Diezelfde dag viel ik in voor het middagsspreekuur in Kentalis: een woonverband voor autistische kinderen. Na een korte kennismaking met de coördinator ging ik aan de slag. Op het bureau was geen pc-scherm of toetsenbord te bekennen, maar toen zag ik ze: waarschijnlijk de laatste overlevende groene kaarten… Heerlijk! 24 2e uitgave 2016 In de leer Verhuisperikelen DOOR KOEN VAN HELMOND, EERSTEJAARS AIOS Al bij mijn kennismakingsgesprek voorafgaand aan mijn eerste jaar werd er gevraagd of ik een beetje handig was. Ik vertelde dat ik de nodige ervaring had op de SEH en bij de orthopedie, en dat ik, naar eigen zeggen, best vaardig was betreffende het medische vak. Er werd toen instemmend geknikt en gezegd dat ik wel aan mijn trekken zou komen wat handigheid betreft. Nu, tien maanden later, besef ik pas de dubbele bodem van deze vraag. Gezondheidscentrum Heer te Maastricht, waar ik huisarts in opleiding ben, is per 23 mei jongstleden verhuisd naar de nieuwe locatie 200 meter verderop in de straat. We zijn nu onderdeel van Gezondheidsplein Heer, samen met een apotheek, een andere huisartsenpraktijk en diverse paramedici. Als huisarts in opleiding heb ik niet alleen de bouw van het nieuwe pand van dichtbij meegemaakt, maar ben ik ook betrokken geweest bij alle andere facetten die hierbij komen kijken. Ik heb de zolder van het oude pand ontdaan van oude dossiers, kasboeken en spreekuren-agenda’s van voor mijn geboortejaar. Het is trouwens maar de vraag of je nek breken op een oude vlizotrap onder het ‘risico van het vak’ valt bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Los van het feit of je dit allemaal in dat veel te kleine vakje van ‘omschrijving ongeval’ weggeschreven kunt krijgen. Maar goed, ik leef nog en heb me dus ondergedompeld in de verhuisperikelen. Opvallend is trouwens hoe overzichtelijk het bestaan van de huisarts in opleiding eigenlijk is; het past in tweeëneenhalve verhuisdoos om precies te zijn, maar dat terzijde. Wat duidelijk naar voren is gekomen, is dat patiënten bang zijn dat we eerder zouden verhuizen naar het nieuwe pand dan aangegeven stond op het verhuisbericht dat ze in de bus hebben gehad. Toen we met de eerder genoemde oude dossiers, etc. in de weer waren, zijn er toch zeker drie patiënten komen vragen of we toch al eerder naar het nieuwe pand gingen. Verandering blijkt toch lastig zijn, zowel voor patiënten als voor medewerkers van het nieuwe gezondheidsplein. Zo ben ik zelf al drie keer midden in een consult van onze POH binnen gevallen, terwijl ik eigenlijk op de trap mikte die een deur eerder in de gang zit. Verder moet ik gemiddeld vijf laden open trekken in de behandelkamer voor ik heb gevonden wat ik zoek, voorheen waren dat er 25 drie (en hadden we ook maar drie laden in totaal, gebiedt de eerlijkheid te zeggen). Het duurt dus even voordat vooruitgang ook echt een verbetering wordt. Hoe zit het nou met die handigheid, vraagt u zich wellicht af. Welnu, er was een dag vrij geroosterd om na de verhuizing de praktijk gebruiksklaar te maken en dat heb ik geweten. Na een warm welkom met “aaah, daar ben je! Heb je je gereedschap bij je, want dan kun je meteen aan de slag”, heb ik me op de kapstokjes, handdoekendispensers en alles wat in het verlengde hiervan ligt, gestort. Met een RSI-hand van het schroeven dacht ik terug aan de kennismaking met mijn opleider. Ik ben inderdaad aan mijn trekken gekomen qua handigheid. Resumé: Ja, ik raad het iedereen aan om naar een nieuw, fris en licht gebouw te gaan verhuizen. Het is een bijzondere ervaring voor een huisarts in opleiding om met alle facetten van dit proces in aanraking te komen. Het is voor iedereen even wennen en het zal voor de betrokkenen echt af en toe wel stressvol geweest zijn, maar uiteindelijk is het resultaat er ook naar. Een volwaardig gezondheidsplein waar alles te vinden wat een patiënt in de eerste lijn nodig heeft en dat is waar het toch om draait. “Salus aegroti suprema lex”. www.gezondheidscentrumheer.nl op één lijn 55
Pagina 26
op één lijn 55 2e uitgave 2016 Doe-het-zelf dokteren Moet ik naar de dokter? DOOR REMCO DINJENS, DERDEJAARS AIOS Als derdejaars AIOS huisartsgeneeskunde probeer ik iedere week de literatuur bij te houden om nieuwe kennis en ontwikkelingen te kunnen toepassen in de praktijk. Deze week was mijn oog gevallen op de nieuwe app “Moet ik naar de dokter?”. Deze app wordt omschreven als hét hulpmiddel dat de vraag beantwoordt óf en wanneer iemand naar de dokter moet. Net zoals wij als artsen vaak twijfelen of iemand ingestuurd moet worden, kunnen patiënten ook twijfels hebben wanneer zij wel of niet aan de bel moeten trekken. Hartstikke handig, toch? Na installatie van de app op mijn eigen telefoon probeerde ik een aantal klachten uit. Al snel kwam ik tot de conclusie, dat je uiteindelijk bijna altijd contact dient op te nemen met je arts. Subjectieve vragen, zoals “voelt u zich ernstig ziek?”, dragen hier sterk aan bij, want bij een positief antwoord dien je direct contact op te nemen. Echter, hoe definieer je “ernstig ziek”? Iemand met een stevige buikgriep of aanhoudende virale verkoudheid voelt zich al snel zeer ellendig. En kom je een keer tot de zeldzame conclusie dat je tot de volgende dag kunt wachten of paracetamol afdoende is, dan staat er voor de zekerheid nog gemeld om bij enige twijfel aan dit antwoord contact op te nemen met de huisarts. Over de gebruiksvriendelijkheid en het design valt in ieder geval niet te klagen, de app werkt bij mij vlekkeloos. Aan het eind van de werkdag kreeg ik zelf last van enige lichte buikpijn en algehele malaise waarbij ik het gevoel kreeg dat de buikgriep zijn intrede ging maken. Niets bijzonders gezien de tijd van het jaar. Eenmaal thuis was mijn eetlust verdwenen en had ik een zeurende pijn in mijn maagregio met enige misselijkheid, maar tot braken kwam het niet. Thee en Paracetamol vergezelden mij op de bank, helaas zonder veel resultaat. Gedurende de avond bleef dit aanhouden en werd de pijn er toch niet minder op. Vreemd, want mijn eerdere ervaringen met buikgriep bestonden toch uit fors braken en diarree, en als dit allemaal eruit was bleef er een ellendig gevoel bestaan, maar niet deze pijn. ’s Nachts zag ik de uren wegtikken op de klok en de pijn zakte vanuit mijn maag via de navel naar de onderste kwadranten van mijn buik. Ik voelde mij echt niet lekker en differentiaal diagnostisch kreeg ik een appendicitis niet meer uit mijn hoofd. Wat moest ik nu doen? Mijn vriendin, ook arts, durfde ook geen objectief oordeel te vellen. Moet ik naar 26 de dokter? Ga ik nu die app gebruiken? Voel ik mij ernstig ziek? Aangezien ik de huidige pijn niet herkende, besloot ik de huisartsenpost te bellen. Een half uur later zat ik toch iets beschaamd, maar ook opgelucht, op de huisartsenpost. Als ik maar niet voor een buikgriep was gekomen, dacht ik. Vervolgens was ik niet zeker of ik moest vertellen dat ik zelf ook arts ben. Zou dit voor- of nadelig uitpakken? In mijn geval pakte dit nadelig uit. De huisarts van dienst vond het na deze mededeling namelijk noodzakelijk meerdere flauwe grappen te introduceren (“Pijn rechts onder in de buik?” “Dat zijn je eierstokken”) en van het lichamelijk onderzoek een leermoment te maken (“Vertel maar eens wat je nu allemaal bij jezelf zou willen onderzoeken”). Gezien mijn ellendige situatie heb ik hier geen opmerkingen over gemaakt. Na een niet conclusief lichamelijk onderzoek en een negatief CRP ben ik uiteindelijk met extra pijnstillers thuis in slaap gevallen. Een buikgriep of beginnende appendicitis waren allebei nog mogelijk. De volgende ochtend was de pijn nagenoeg verdwenen en ben ik gaan werken. Ik heb nog lang nagedacht over hoe moeilijk het was om in te schatten óf en wanneer je naar de huisarts moet gaan met je klachten. De reden van ontwikkeling van de app was nu meer invoelbaar geworden. Gedurende de dag nam de pijn geleidelijk aan weer iets toe, maar buiten de opmerking dat ik iets bleek zag volgens een patiënte, bleef alles stabiel. Mijn CRP was wederom normaal en ik kon met een gerust hart naar huis. 2e uitgave 2016 De zaterdagochtend werd ik wakker met de bekende buikpijn. De enige verandering die had plaatsgevonden was dat ik voor het eerst diarree had gekregen. Gelukkig, misschien dat die buikgriep nu toch ging doorzetten. En dat doorzetten kreeg in de middag een nieuwe dimensie, want van het ene op het andere moment had ik het gevoel dat er een bom was ontploft in mijn buik. Ik wist mij geen houding meer te geven van de intens stekende buikpijn. Ik kon eigenlijk alleen nog maar kruipen. Ik had hier geen app voor nodig om te beseffen dat dit niet gezond was. Conclusie: opnieuw naar de huisartsenpost. Ondanks de duidelijke vervoerspijn onderweg in combinatie met de rest van de klachten, voelde ik mijzelf toch alweer iets opgelaten in de wachtkamer. Als ze mij maar niet voor een aansteller aanzien. Tijdens het uur dat ik moest wachten had ik een tiental patiënten voor mij allemaal de huisartsenpost weer zien verlaten. Ik vroeg mij af wat hun in het weekend naar de post had gedreven en of zij daarvoor de app hadden gebruikt. De empathische huisarts die mij onderzocht liet mij nog net niet tegen het plafond aanspringen. Zij had zojuist loslaatpijn getest en ik wist nu zeker dat een messteek zo zou aanvoelen. Mijn buik was geprikkeld en dat moest toch echt door de chirurg beoordeeld worden. Terwijl ik nog aangeslagen was van de loslaatpijn, werd bloed geprikt, bloeddruk en pols gemeten en de temperatuur opgenomen, allen niet afwijkend. Zelf lopen ging in de tussentijd steeds moeizamer en ik had meer en meer het gevoel te collaberen. Op deze momenten interesseerde het mij totaal niet wie er aan mijn bed stond of naast me in de kamer lag en wat voor een onderzoeken mij te wachten stonden, zolang ik maar geholpen werd! De geoliede ziekenhuisfabriek met al zijn hiërarchie en structuur is mij maar al te bekend, maar ik had dit nog nooit vanuit patiënten perspectief bekeken. Ondanks mijn misère moest ik inwendig toch lachen dat eerst de semiarts chirurgie mij kwam onderzoeken, vervolgens de AIOS een hand in mijn buik drukte en als laatste de chirurg zelf nog even kwam vertellen dat hij een appendicitis toch zeer waarschijnlijk achtte. Om vier keer als proefkonijn te fungeren voor loslaatpijn, is echt niet aan te bevelen. Na vier uur op de SEH en een echo abdomen verder, werd ik met een appendicitis opgenomen op een tweepersoonskamer op de acute opname afdeling in afwachting van de operatie die ging volgen. Dus toch geen last van aanstelleritis of een buikgriep. Enigszins gespannen, maar ook opgelucht, wachtte ik af. Gelukkig duurde het niet lang en was de narcose een verademing na een dag vol pijn. De uiteindelijke diagnose luidde: geperforeerde necrotische appendicitis met beiderzijds paracolisch pus. Het bekende verhaal over patiënten die na hun appendectomie de volgende dag alweer huiswaarts gingen was op mij helaas niet van toepassing. Naast de benodigde antibiotica via het infuus zat mijn bolle paralytische ileus buik in de weg. Mijn normaal zo bovengemiddelde eetlust was als sneeuw voor de zon verdwenen en tijdens mijn opname gedurende zes dagen heb ik geen enkele warme maaltijd naar binnen kunnen krijgen. Het leven ging in ieder geval niet over rozen, maar je ligt dan ook niet voor je lol in het ziekenhuis. Wat mijn ogen heeft geopend en mijn voorschrijfgedrag beïnvloed, zijn de kommer en kwel omtrent medicijnen. Augmentin i.v. prikkelde mijn smaak- en geurpapillen met een zoete sensatie. Antagel werkt als een fantastisch blusmiddel tegen zuurbranden. Een schoorsteentje moet je echt eenmaal in je leven geprobeerd hebben. En trombosespuitjes die geen pijn doen bestaan niet, maar misschien kwam dit ook omdat mijn hoeveelheid subcutaan vet beperkt is. De kers op de taart waren drie bekers naturel Macrogol naast het kauwen op magnesiumhydroxide tabletten wanneer je toch al niks binnen kunt houden! Alsof je zand hapt in de Sahara. Over het beoogde effect van deze middelen had ik echter niet te klagen, want de ontlasting kwam vlot op gang. Hiermee kwam eindelijk licht aan het einde van de tunnel. Met wat kracht ingeleverd en met nog wat zeurende pijn in mijn buik mocht ik naar huis en dat was het beste medicijn dat ze mij hadden gegeven. Ik wil dit liever nooit meer meemaken, maar door deze ervaring over de eventuele onzekerheid wanneer wel of niet een dokter te bezoeken, het abracadabra van artsen, medicijnen met hun bijwerkingen en verschrikkelijke smaken en het lief en leed in ziekenhuiskamers waar tijd kruipt, ben ik als arts completer geworden. En het antwoord op de vraag “Moet ik naar de dokter?” Luister naar je lichaam, daar is geen app voor nodig! 27 op één lijn 55
Pagina 28
op één lijn 55 2e uitgave 2016 Weten is eten Pinda, Pinda Lekka, Lekka DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Ingrediënten: Een keus uit bijv. spercieboontjes, witte kool, wortel, champignons, en zeker taugeh. Voor de garnering gebakken tahoe, komkommer, fruitjes, emping melindjo en/of kroepoek, hardgekookt ei Voor de pindasaus: 1 fijn gesnipperd uitje, 2 tenen knoflook, 2 tl laos, 2 tl ketoembar, 1 tl trassi, sambal oelek naar smaak, 2 tl suiker, 1 el ketjap, 2 el santen, 4 deciliter water en/of melk, 250 gr biologische pindakaas, zonnebloemolie om in te bakken gekookte of gestoomde rijst. En dan aan de slag: snij de groentes in hapklare plakjes en reepjes, stoom ze of kook ze kort (!) beetgaar, en spoel ze meteen af met koud water om doorgaren te voorkomen. Snij de tahoe in plakken en zet die een half uur onder een verzwaarde snijplank om overtollig vocht weg te persen, snij daarna in blokjes en marineer die een half uur in een sausje van ketjap, water en wat limoensap met knoflook en kruiden naar keus. Daarna in de olie mooi bruin en knapperig bakken. Voor de pindasaus een pan met dikke bodem nemen, anders brandt hij geheid aan. Fruit ui en knoflook 2 minuten, voeg de specerijen, zout, suiker, trassi en sambal toe. Nog 1 minuut fruiten, dan ketjap, pindakaas, santen en water erbij. Vuur laag en vanaf nu gestaag roeren met een houten lepel, en eventueel water toevoegen totdat de saus de gewenste dikte heeft. Mocht er olie komen bovendrijven: geen water maar wat melk toevoegen, een perfecte emulgator. Tijd om de borden op te maken, serveer de groentes en garnering lauwwarm of minstens op kamertemperatuur. De rijst en de pindasaus goed warm. En zet voor de liefhebbers extra fruitjes, kroepoek en emping, en sambal op tafel. Selamat makan! 28 Door de crisis in de jaren 30 bleven er nogal wat vrachtschepen steken in de havens van Amsterdam en Rotterdam. De merendeels Chinese bemanning moest noodgedwongen afmonsteren, en begaf zich in de straathandel. Pindarepen verkochten ze, en Willy Derby zong er een liedje over, waarvan u de rest van de tekst maar op google moet zoeken, want publicatie in ons lijfblad zou bepaalde bevolkingsgroepen kunnen kwetsen. Maar het is duidelijk: sinds de introductie van deze ZuidAmerikaanse peulvrucht door de Portugezen in de 16e eeuw heeft de pinda een snelle opmars gemaakt, in allerlei vormen. Onder andere in de vorm van pindakaas, en dat aten wij thuis veel, omdat de Eerste Nederlandsche Pindakaasfabriek in het begin van de vorige eeuw was opgericht door twee broers van mijn oma! Het is mij nooit gaan tegenstaan, en wie schetst dus mijn vreugde, toen ik in de nieuwe Schijf van Vijf (maart 2016) de aanbeveling tegenkwam: “dagelijks een handje ongezouten noten of pinda’s”! Want pinda’s bevatten veel vezels, verlagen het LDL-cholesterol, verlagen de kans op diabetes type 2, en ook die op Alzheimer en bevatten een veelheid aan mineralen en vitamines. Onder meer. Petje Pitamientje had toch gelijk! Eén van de lekkerste dingen die je wat mij betreft met pinda’s kunt doen, is er saus van maken. En die saus hoort dan weer over de gado-gado, één van mijn favoriete Indonesische gerechten, want boordevol groente, en nog vegetarisch ook, als je de kroepoek (garnalen) vervangt door emping melindjo (geplette palmnoten). Heel erg Schijf van Vijf!Het recept dus, mede geïnspireerd door het bezoek van onze collega’s van de Perhimpunan Dokter Layanan Primer, de vereniging van Indonesische Huisartsen: het waren lekkerbekken met wie je een mooi gesprek kon hebben over de enig echte daging rendang. Om maar iets te noemen. Gado-gado (gado betekent mix of mengsel) is een echt zomerse schotel: geblancheerde en afgekoelde groenten die worden overgoten met een warme pindasaus. Neem minstens twee verschillende groenten, liefst méér. Reken per persoon op 150 tot 300 gram groenten, afhankelijk van wat je er nog meer bij serveert. De tahoe/tempeh en het gekookte ei maken van deze Indonesische groenteschotel een volwaardige maaltijd. 2e uitgave 2016 Voetbalwedstrijd Aios – Huisartsopleiders Alweer om de eer DOOR HUUB SCHEPERS, KEEPER De lente komt, het gras begint weer lekker te ruiken en dan komen ook de voetbalkriebels bij aios en opleiders. Gelukkig laat Koen Vanwersch er geen gras over groeien en stelt eind maart datum, plaats en tijd vast. Vrijdag 20 mei, Sportpark Neerhagerbos in Bocholtz, de thuishaven van WDZ en van keeper Huub Schepers, volgens Koen een extra stimulans om de nul te houden. Genoeg tijd dus voor een gedegen voorbereiding. Links en rechts worden spelers geronseld voor de alweer vijfde confrontatie, de opleiders weten aan het respectabele aantal van elf spelers te komen, in leeftijd variërend van bijna veertig tot vijfenzestig jaar. Als het team rond is, begint ieder jaar het werk van meester tacticus Sjoerd Hobma. In een wekelijkse nieuwsbrief legt hij op voor iedereen begrijpelijke wijze de te volgen tactiek uit. Uit het eerste weekbulletin van Sjoerd: “Dit jaar moeten we ons concentreren op het uitvoeren van ieders opdracht, anders werkt het tactische concept niet. Als de looplijnen kloppen, en dat doen ze, kan er niets meer fout gaan. Als dit goed wordt uitgevoerd, creëren we een man meer situatie op het middenveld. Daar hebben we de vorige keer de slag verloren. Plan B is dat we creatief wisselen, bijvoorbeeld één aanvaller voor twee verdedigers geeft hetzelfde effect. We spelen met een flexibele driehoek, punt wisselend van achteren en naar voren, we maken die aios helemaal gek dit jaar. Voor de komende weken goed werken aan de conditie, voldoende rust inbouwen en pas op voor overconcentratie.” Scheidsrechter, tenues en drie kleedlokalen worden geregeld, er spelen immers dames mee en WDZ is een Rooms-katholieke voetbalvereniging. In een volgend nieuwsbericht spreekt Sjoerd zijn waardering uit voor de randvoorwaarden, maar hij uit toch zijn zorgen of zijn tactische uitwerking wel doordringt ‘in het veld’. Hij noemt als alternatief het maken van afspraken over een aantal standaardsituaties: “Wat doen we met de afvallende bal? Wie neemt de eerste pienantie? en wie de laatste?” Koen deelt de zorgen van Sjoerd, maar vreest dat met het grote aantal activisten onder de opleiders van afspraken weinig terecht gaat komen. Verder weet hij te melden dat tot zijn vreugde het opleidersteam voor het eerst een vrouw mag verwelkomen en wel Marjolein Oerlemans. Hij gaat er gemakshalve van uit dat met dit gegeven de Hobmasche tactiek geen wijzigingen behoeft. Om dit te kunnen beamen heeft Sjoerd wel iets meer gegevens over de spelkwaliteiten van de nieuwe speler nodig. Het antwoord van Koen is voor weinig misverstand vatbaar: “Weinig balgevoel, veel enthousiasme. Ze zoekt graag de diepte op, ze houdt ervan om in de voeten aangespeeld te worden met de juiste balsnelheid. Ze heeft een groot loopvermogen en een ijzersterke conditie, opgedaan tijdens bootcamp op het terrein van de Broeders van Liefde in Eindhoven.” 29 op één lijn 55
Pagina 30
op één lijn 55 2e uitgave 2016 In de laatste weken voor de wedstrijd komen iets minder positieve berichten binnen. Koen overstrekt zijn knie, maar herstelt gelukkig vlot. Peter Meulesteen kneust een rib bij een val tijdens skeeleren en is niet inzetbaar. Zijn techniek, zijn snelheid en zijn fluwelen passes zullen we node missen. Sjoerd past noodgedwongen zijn tactisch concept aan: “Er wordt nog meer van ons loopvermogen gevraagd, maar we houden gewoon vast aan onze tactiek: 2x scoren in de eerste drie minuten. Helder en overzichtelijk. Niet focussen op balbezit. Veld klein houden. Oerlemans pakt de afvallende bal. Leenders in de punt (naar achteren!)”. En dan nog als klap op de vuurpijl het bericht van Sjoerd dat zijn aios, speler in de hoofdklasse amateurs, zich bij de tegenstander heeft aangesloten. Even paniek, we kunnen hem niet mentaal onder druk zetten, omdat de beoordelingen al achter de rug zijn, maar de wetenschap dat de speler een zwakke knie heeft is voldoende om Sander “het mes” Jongschaap een speciale opdracht mee te geven. De grote dag is aangebroken. In het kleedlokaal zaait Koen nog enige twijfel. Hadden we toch niet enkele Meldonium tabletjes moeten nemen of zou matchfixing nog mogelijk zijn? Beide ideeën worden snel verworpen. Op onze leeftijd werkt het middel niet meer en omkopen bij het huidige salaris van een aios is een tot mislukken gedoemde missie. De line-up bij de aios: Denny Maessen, Jack Pham, Stephan Widjaja, Jan Gootjens, Laurens Starmans, Rik Schoemakers, Sofie Broen, Jean-Marie Peeters, Bjorn Bekkers, Remco Dinjens, Jasper Dijcks, Bart Groen en Stijn van den Broek. Bij de opleiders: Marjolein Oerlemans, Micha Lutgens, Gaston Peek, Sjoerd Hobma, Stephan van de Brand, Freek Leenders, Charles Wijnands, Sander Jongschaap, Pepijn Aarts, Koen Vanwersch en Huub Schepers. We besluiten om op een half veld negen tegen negen te spelen. Vanaf de eerste minuten zetten de aios grote druk, maar met ongekende felheid bieden de opleiders weerstand. Pas op het kwartier valt de eerste treffer, op een droge schuiver van Denny in de rechter benedenhoek heeft keeper Huub geen antwoord, net zo min als vijf minuten later Remco vrij voor doel een niet te missen kans krijgt. Enkele minuten verder scoort Jan met een schitterende lob over de keeper in de kruising de 3-0. Een ziedend schot van Sofie scheert de lat, maar in de stand komt voor rust geen wijziging meer. Tijdens de thee drukt Sjoerd nog eens alle spelers de tactische afspraken op het hart. In de tweede helft gaat de tweede adem van de opleiders een grote rol spelen. De aios behouden weliswaar een licht veldoverwicht, maar er komen steeds meer kansen voor de opleiders. Dit leidt tot de 3-1 door Sjoerd. En er had zowaar meer in gezeten als Sjoerd en Charles iets zorgvuldiger met de kansen waren omgesprongen. Helaas, meer zit niet in het vat, het wordt zelfs 4-1 door Jasper vlak voor het laatste fluitsignaal. Dan maar snel naar de derde helft om de teleurstelling enigszins weg te spoelen. Gelukkig heeft Gaston Peek er helemaal niet aan gedacht om een beker aan te schaffen, zodat ons het pijnlijke ritueel van het uitreiken van de bokaal bespaard blijft. Join our Family! Hardlopen DOOR BABETTE DOORN, COÖRDINATOR Zondag 12 juni vond weer het jaarlijkse hardloopevenement Maastrichts Mooiste plaats. We hadden een bedrijventeam van 21 lopers (m/v) ingeschreven, verdeeld over drie afstanden. In ons team zaten studenten, aios, huisartsonderzoekers en -docenten en een hoogleraar. De lopers op de 10 Engelse Mijl (circa 16 km) mochten dit jaar als eerste starten. Helaas moesten twee goede lopers verstek laten gaan wegens blessures. Of het door het benauwde weer kwam of door de fuik in het parcours waardoor in het begin gewandeld werd in plaats van gerend: in 2015 werden snellere tijden gelopen. Nee, daar heeft leeftijd natuurlijk niets mee te maken! Wel was er door het slechte weer minder getraind dan het jaar ervoor. Tussen de middag startte onze enige 10km loopster – ondanks een forse verkoudheid – voor haar ruime uur rennen. Boven verwachting goed! Er viel een bui en de lucht werd wat frisser: prettig voor de laatste groep die meedeed aan de 5 km. Daar werd prima gepresteerd. De onderlinge uitwisselingen waren weer goed om elkaar beter te leren kennen. Helaas geen beste-team-prijzen (we stonden na de race traditiegetrouw bij het podium te wachten) en dat was teleurstellend. Vanwege deze en andere knelpunten in de organisatie van Maastrichts Mooiste gaan we ons beraden over deelname aan een hardloopevenement in Meerssen in september. Doet u ook mee? Team 5km 30 2e uitgave 2016 In manu medici “ Vater, in deine Hände lege ich meinen Geist” DOOR T.E. GRIJS Met Pasen waren we met een groep vrienden in Limburg an der Lahn, waar we op Paaszondag de hoogmis bezochten in de fameuze Domkerk van de stad. De vicarisgeneraal was voorganger in de mis, omdat de bisschop op non-actief was gesteld vanwege een fors uit de hand gelopen verbouwing van het bisschoppelijk paleis. De celebrant vertelde aan het begin van de mis dat hij recent in het ziekenhuis had verbleven en behandeld was door verschillende dokters. Het was gelukkig allemaal goed afgelopen en hij uitte zijn dankbaarheid dat hij nu op het altaar de gelovigen mocht voorgaan. In de Duitse bisschoppelijke kerken kijk ik altijd uit naar de preek. Een mooie diepzinnige gedachte uit het Nieuwe Testament uitgewerkt naar het heden met een plastisch taalgebruik in lange volzinnen. En ook deze keer werd ik niet teleurgesteld. De vicaris nam ons mee in het passieverhaal uit het evangelie van Lukas, naar Goede Vrijdag, als tegen het negende uur Jezus Christus zijn laatste woorden uitspreekt: “Vater, in deine Hände lege ich meinen Geist.” Met deze woorden begon de priester zijn preek. Hij stapte vervolgens al snel af van het passieverhaal. Hij stelde een retorische vraag: “Wat betekent het wel niet als iemand zijn essentie in je handen legt?” Na een korte stilte vervolgde hij: “Hij moet een absoluut vertrouwen hebben in je uitgestoken en helemaal geopende handen. En wat toen volgde was een uitermate boeiend betoog over hetgeen je allemaal met je handen kunt doen en aangeven. Je kunt ze inderdaad uitsteken en openen om uit te nodigen en te ontvangen. Met het maken van een vuist weer je af, maar pak je ook stevig vast en hou je vast, geef je houvast. Je kunt de handen uitstrekken met de palmen naar voren om af te weren of met de handrug naar voren en met korte bewegingen van de hand naar je toe iemand uitnodigen naderbij te komen. Met de palm naar boven en een draaibeweging in je pols nodig je uit om verder te vertellen. Bedek je je ogen en oren, dan geef je aan niet te willen zien en te horen, je kunt ook je hand achter de oorschelp houden om beter te horen. Met de hand op je mond druk je schrik of verbazing uit. Je kunt voelen, tasten en aftasten met je handen, sommigen kijken zelfs met hun handen (en toen moest ik toch even aan de aios denken). Je kunt je handen vouwen om te bidden of te smeken. Met handenwringen geef je wanhoop aan. Je kunt met je vinger wijzen om richting te geven, maar ook om te beschuldigen. De duim omhoog betekent vind ik tof. Met warme handen neem je kou weg. Je kunt met het opleggen van je hand steunen en geruststellen. Je houdt je hand boven het hoofd van een ander om te zegenen of om toe te dekken. Je kunt met de handen ver uit elkaar uitnodigen of onschuld of onbegrip tonen. En zo bleef de man maar voorbeelden geven, alle even sprekend, maar iets bleef me gedurende de rest van de dienst dwarszitten, hij duidde op iets, maar waarop? De priesters en misdienaars hadden het koor al verlaten en ik bleef zitten. Er was mij iets ontgaan tijdens de preek, maar wat? De priester had het over handen gehad, maar wat was de achterliggende gedachte? Het leek alsof hij mij iets persoonlijk had willen zeggen, maar het ontging mij. Op het eind van de ochtend mochten we koffie drinken in de woning van religieuzen van de Geestelijke Familie “Het Werk”. We waren uitgenodigd door een Belgische zuster, die ons de dag tevoren had rondgeleid in de Domkerk. Al gauw bleken ook de dames geïntrigeerd te zijn door de preek van de vicaris. Uitgebreid werden de handen bestudeerd, hun eigen handen wel te verstaan. Ik kon het niet laten om mijn handen uit te steken. “En de mijne dan…?” De Belgische zuster legde haar handen op de mijne en met een vriendelijke en aangename Vlaamse tongval sprak ze: “Ach, ge steekt uw handen zo uitnodigend uit, ze voelen zacht en warm, het lijken we doktershanden”. Op dat moment kwam het besef. Waar had de hulpbisschop het eigenlijk over gehad? Zo moeilijk was het echt niet te begrijpen, hij had het over het handelen van de dokters gehad, de dokters die hem in het ziekenhuis hadden behandeld en de dokters eerder in zijn leven. De patiënten hebben het op allerlei manieren tegen me gezegd, maar het kwam op hetzelfde neer: “Dokter, in uw handen leg ik mijn lot.” Met name in de begeleiding van patiënten naar het levenseinde toe voelde dat enerzijds als een zware last op de schouder, anderzijds als een uitdaging of misschien nog beter gezegd een plicht om alles in te zetten wat in mijn vermogen lag om het lijden te verzachten, er te zijn en te staan voor de patiënt en zijn naasten, de essentie van ons vak. En dat dient ook de essentie van het opleiden van onze jonge dokters te zijn: er klaar voor zijn om er te zijn en te staan voor onze patiënten als ze ons het hardst nodig hebben. 31 op één lijn 55
Pagina 32
op één lijn 55 2e uitgave 2016 Rubriek voor huisartsopleiders Equilibre DOOR MARIEKE KOOLS, GEDRAGSWETENSCHAPPER EN PAUL SCHRIJVER, HUISARTS Sinds 1 juni heeft Stijn de Vries als opleiderscoördinator het stokje overgedragen aan een evenwichtig duo. Marieke Kools, een vrouwelijke gedragswetenschapper met een thuisbasis in Maastricht, en Paul Schrijver een mannelijke huisarts in Eindhoven. Keurig in evenwicht: equilibre. Marieke Kools ‘Tame birds have only longings, wild birds fly’. Met die woorden stelde ik me ruim zes jaar geleden voor in “Op één Lijn” als nieuwe gedragswetenschapper bij de huisartsopleiding. Niet dat ik zo’n wilde vogel was - mensen typeren mij eerder als rustig- maar het ging over het aangaan van een nieuw avontuur. En dat is nu weer het geval. Opleiderscoördinator-Individueel. Zo zou ik in één woord (nou ja, eigenlijk twee want dit is een onrechtmatige samentrekking) mijn functie omschrijven. Het houdt in dat ik verantwoordelijk ben voor alles dat voor jullie persoonlijk speelt rondom het opleiden. Koppelingen, ontkoppelingen, de tweejaarlijkse voortgangsgesprekken, individuele coaching hier en daar, en verder alle persoonlijke praktijkgerelateerde kwesties waarover jullie contact met ons opnemen en waarmee we iets moeten. Het komt allemaal bij mij langs. Wat mij erg leuk lijkt en ook wel spannend, want heel nieuwe vraagstukken en uitdagingen dienen zich aan. ‘Hoe behouden we ons door-opleidersgewaardeerde maatwerk in de koppelingen, ondanks een groeiende groep opleiders?’, ‘Hoe zorgen we dat duoopleiders en maatjes van opleiders ook kunnen werken aan hun didactische vaardigheden?’, ‘Hoe zorgen we dat onze ‘reservebank’ van opleiders klein blijft, zonder de instroom van jonge, enthousiaste opleiders stop te zetten?’, ‘Wat is onze visie op kwaliteit van opleiders precies, en hoe gaan we dat uitdragen?’, ‘Hoe betrekken we meer actief groepsbegeleiders bij de kwaliteitsbewaking van onze opleiders?’. Het is maar een greep uit de vragen die me bezighouden. Tot nu heb ik als gedragswetenschapper (GW-er) vooral ‘met de voeten in de klei’ gestaan: eerste- en derdejaars aios-groepen begeleid en in het hao-team meegedacht over jullie curriculum en hier uitvoering aan gegeven. Dat blijf ik erg leuk vinden en dus ook doen; die jaar-1 groep geeft me steeds weer enorm veel energie en ook goede feeling met wat er zoal speelt bij aios en opleiders. Een bijkomende uitdaging van andere orde is mijn werkprivé balans: waar ik tot nu toe mijn taken in mijn reguliere werkdagen (maandag t/m donderdag) meestal afkreeg, merk ik nu dat ik vaker werk mee naar huis neem. En met een druk gezin - de oudste deed vandaag zijn eerste spreekbeurt en de jongste mag in januari volgend jaar pas naar school- komt dat niet altijd goed uit. Gelukkig is mijn man als zzp-er heel flexibel en wonen we in Maastricht vlakbij werk, school en opvang; dat scheelt een hoop. Nu ik het toch over mijn persoonlijke context heb: ook in dat opzicht stel ik me hier graag voor. Van oorsprong Brabants, maar sinds de middelbare school verhuisd naar Brunssum, voel ik me helemaal thuis in de Limburgse heuvels. Mijn man Maarten (een selfmade ICT-er), heb ik leren kennen tijdens onze studie cognitieve ergonomie; een vorm van psychologie die ik combineerde met onderwijspsychologie. We hebben twee jongens van negen en vijf, en hun zusje van drie doet in stoerheid niet voor hun onder. Ik noem mezelf onderwijspsycholoog en mag de titel ‘doctor’ voeren: mijn promotieonderzoek destijds ging over de cognitieve ergonomie van schriftelijke gezondheidsvoorlichting. Maar onderwijs geven en personal coaching is waar ik me binnen de universiteit en enkele jaren in het bedrijfsleven, in heb gespecialiseerd. En momenteel volg ik een supervisie-opleiding die veel inspiratie geeft voor mijn werk hier. Paul en ik zijn erg blij dat we ‘de lijn van Stijn’ op onze manier kunnen voortzetten, en dat we jullie via dit medium op de hoogte kunnen houden van de ontwikkelingen. Hiermee geef ik het stokje door aan mijn maatje. 32 2e uitgave 2016 Paul Schrijver Ik ben 15 jaar huisarts in Eindhoven, heb 12 Aios en een hele serie coassistenten opgeleid en ik heb zes groepen begeleid als HAB (huisartsbegeleider). Huisarts zijn is een mooi vak, maar als ik heel eerlijk ben, is het opleiden van jonge artsen voor mij wel de jus ervan. Daarom ben ik een aantal jaren geleden een dag minder gaan werken in mijn praktijk en ben ik begonnen als HAB. Dat heb ik met ontzettend veel plezier gedaan, maar ik merkte wel dat ik als opleider meer kan betekenen voor de AIOS dan als HAB. Opleiders te helpen een betere opleider te zijn, daar is volgens mij voor de AIOS de meeste winst te behalen. Ik ben verantwoordelijk voor het curriculum voor opleiders en ga mijn uiterste best doen om voor alle opleiders een mooi, leerzaam programma te maken. Voordat ik wat meer vertel over mijn plannen voor het curriculum, even wat meer over mezelf. Ik ben geboren en getogen in Noord-Limburg (Blitterswijck voor de kenners onder u). Voor mijn opleiding Geneeskunde had ik me ingeschreven voor Maastricht, maar kwam via het lotingssysteem in Groningen terecht. Een fantastische stad, maar voor mijn vriendin (nu mijn vrouw) was daar geen werk te vinden. Daarom heb ik mijn huisartsopleiding in Rotterdam gevolgd. We merkten daar dat wij beter passen onder de rivieren en zo kwamen we na de opleiding in Eindhoven terecht waar ik een boeiende praktijk heb in een gezondheidscentrum in een volksbuurt. Gelukkig was ik tijdens mijn opleiding in Rotterdam-Zuid goed voorbereid op de uitdagingen die ik in Strijp voorbij zie komen. Inmiddels ben ik al jaren getrouwd met Ali (communicatieadviseur, vandaar mijn meer dan normale interesse in Arts Patiënt Communicatie) en heb ik twee zoons van 10 en 14 jaar oud. Dan weer terug naar mijn plannen voor het curriculum. Zo’n opleiding komt niet zomaar uit de lucht vallen. Voor een groot deel is de inhoud landelijk bepaald, maar dat serveren wij uiteraard met een Maastrichts/Eindhovens sausje. Maar er is ook ruimte voor eigen plannen. Daarbij vind ik het vooral belangrijk dat die goed aansluiten bij de dagelijkse praktijk en bij de opleiding van de AIOS. Ik heb laatst de ABCDE cursus voor opleiders in Utrecht gedaan. Ik merkte dat ik achterliep op mijn AIOS op het gebied van spoedeisende hulp. Nu kunnen we elkaar versterken en het komt ook tijdens iedere dienst op de huisartsenpost erg goed van pas. Misschien een leuk idee voor het curriculum? Laat het me vooral weten. Marieke en ik hebben in ieder geval veel zin om samen aan deze nieuwe uitdaging te beginnen. We hebben vier jaar samen een groep begeleid en weten dus dat we een goed team vormen. We hopen dat jullie dat ook gaan merken. 33 op één lijn 55
Pagina 34
op één lijn 55 2e uitgave 2016 Gezondheidsrechtelijke kwesties De beste preventie tegen disfunctioneren is focus op goed functioneren! DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE EN JURIST Heeft u de laatste tijd nog een goede tip van een collega gehad? Feedback? Een compliment? Per 1 januari 2016 is een individuele evaluatie van het persoonlijk functioneren onderdeel van de herregistratie geworden. In ‘Op één Lijn 45’1 is al eens een stukje verschenen over vermeend disfunctioneren en hoe ermee om te gaan. Disfunctioneren blijft een ongrijpbaar fenomeen. Er is nauwelijks onderzoek naar gedaan; de cijfers zijn schattingen en komen allemaal rond de 3-5 % uit. Voorafgaande aan disfunctioneren zijn er vaak momenten of perioden van suboptimaal functioneren. Blijft dit bestaan, dan neemt de kans op disfunctioneren toe met het risico van schade voor de patiënt. Hoe kunnen we voorkomen dat suboptimaal functioneren uiteindelijk disfunctioneren wordt? Definities van disfunctioneren Wanneer is er nu sprake van disfunctioneren? De definitie die de KNMG hanteert: Een structurele situatie van onverantwoorde zorg, waarin een patiënt wordt geschaad of het risico loopt te worden geschaad, en waarbij de betreffende arts/medisch specialist niet (meer) in staat of bereid is zelf de problemen op te lossen. De IGZ2 hanteert een iets andere definitie: Disfunctioneren is een (veelal) structurele situatie van tekortschietende beroepscompetenties of onverantwoorde zorgverlening, waardoor patiënten worden geschaad of het risico lopen te worden geschaad en waarbij de beroepsbeoefenaar niet (meer) in staat of bereid is zelf de problemen op te lossen. IGZ heeft de definitie van de KNMG dus wat aangescherpt. Het woordje veelal sluit incidenteel disfunctioneren niet uit3. Er wordt gekeken naar alle beroepscompetenties4. Ook kijkt de IGZ niet alleen naar artsen en specialisten, maar naar alle beroepsbeoefenaren. 1 Voorjaar 2013 2 IGZ, Inspectie voor de Gezondheidszorg, heeft definitie in 2013 herzien 3 Denk aan seksueel grensoverschrijdend gedrag 4 CANMEDS zie verder Normen en waarden Om goed te functioneren zijn wettelijke normen vastgelegd zoals in de WGBO, de Zorgverzekeringswet, de Wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg en de Wet BIG. Daarnaast zijn er normen op grond van de wet die door organisaties van beroepsbeoefenaren uitgewerkt zijn in diverse regels en besluiten zoals; registratie in specialistenregisters, herregistratie regels (CGS en RGS) , kaderbesluiten CCMS, CHVG of CSG, beleidsregels RGS. Zoals al gezegd, nieuw per 1 januari 2016 is de evaluatie van het individueel functioneren, als registratie eis. Naast deze, op de wet gebaseerde normen, zijn er ook nog onze professionele normen zoals de KNMG richtlijnen, KNMG gedragsregels voor artsen, CANMEDS 2015 en diverse kwaliteitsdocumenten, kwaliteitsnormen, beroepscodes enzovoorts. Vergeet ook niet dat we, naast deze normen en waarden, natuurlijk ook nog onze eigen meetlatjes hebben waarmee we de ander de maat nemen. Maar wat zijn wetten en regels waard als onze eigen waarden zwak zijn? Of in de woorden van Donald Berwick5: “When values are weak, rules are not sufficient, when values are strong, rules are not necessary” De drie pijlers voor ‘professional performance’6 De beste preventie voor disfunctioneren is aandacht voor goed functioneren. Wat is dan goed functioneren? Hoogleraar Professional Performance Kiki Lombarts (AMC), heeft het over de drie pijlers van professioneel functioneren7: • Het continu streven naar excellentie: door intrinsiek gemotiveerd en bescheiden te zijn, verbeteringsgericht en toegewijd aan kennis • Handelen vanuit medemenselijkheid: behandel zoals je zelf behandeld wil worden • Rekenschap geven: je houden aan professionele standaarden/ gedragscodes en bereid zijn zich hier op te laten toetsen (voer uit of leg uit) 5 Donald Berwick, Amerikaans pediater en oprichter van het Institute of Healthcare Improvement 6 MJMH Lombarts, Professional performance van artsen: tussen tijd en technologie, Rotterdam: 2010 7 Zie 5 34 2e uitgave 2016 Professional performance; risico’s8 Individuele factoren Werkomgeving Opleiding en professionele ontwikkeling Suboptimaal functioneren uit zich in • Fysieke en mentale gezondheid • Persoonlijkheid en gedrag • Persoonlijke keuzen • Kennis en houding • Organisatie/RvB • Maatschap/vakgroep • Werkdruk/last/sfeer • Onderwijs en opleiding • Aandacht voor professional performance (CANMEDS) • Incidenten • Calamiteiten • Schade aan de patiënt • Klachten • Claims • Tuchtrecht Kenmerken van disfunctioneren Voortbestaan disfunctioneren door • Structureel ( bij herhaling) • Schade of potentieel schade aan de patiënt • Niet corrigeerbaar • Cultuur • Structuur • Gebrek aan professionele normen en adequate juridische context • Individuele verantwoordelijkheid • Gebrek aan leiderschap Professionele competenties De professionele competenties vinden we terug in de CANMEDS 2015 Preventie van disfunctioneren? Focus op goed functioneren! Disfunctioneren wordt het beste tegengegaan door te focussen op goed functioneren. Dit kan op aantal momenten. Preventie aan de poort Tijdens de rit (preventie en bijsturing) • Eisen bij werving en selectie • Functionerings- en beoordelingsgesprekken, IFMS, VIM • Onderhoudsgesprekken in samenwerkingsverbanden (maatschap, team, hagro, vakgroep, Intercollegiale toetsing) • Herregistratie eisen, kwaliteitsvisitaties, accreditaties Reactief na melding (toetsend en eventueel corrigerend) • Feedback of klachten van patiënten • Aansprakelijkheidsstelling ( civiel-, strafen tucht-rechterlijk) • Meldingen van vermeend disfunctioneren • Meldingen of signalen aan IGZ 8 C. Wagner, K. Lombarts, P. Mistiaen en M. de Bruijne; De problematiek van disfunctionerende artsen: zelfreinigend vermogen moet beter Advies Reactief reageren moet het ultimum remedium zijn. Laten we aandacht voor elkaar hebben en voor elkaar zorgen omdat we allemaal wel eens suboptimaal functioneren. Je kan het beter van jouw collega horen dan van de tuchtrechter of de inspectie. Dus geef eens een compliment of een tip en ga eens met elkaar “hokje 4” verkennen en verkleinen. 35 De competenties waarbij suboptimaal functioneren als eerste zichtbaar worden zijn vooral de Professional (‘er worden fouten gemaakt’), de Communicator (‘bejegening van de patiënt en collega’s’) en de Collaborator (‘het wordt zichtbaar in de samenwerking’). Wat zichtbaar is voor de een, hoeft niet altijd direct duidelijk te zijn voor de ander. Vanuit het Johari raamwerk is het als professional mogelijk om feedback te geven en te vragen, jezelf te laten zien of om, al dan niet gezamenlijk, blokje 4 te verkennen. op één lijn 55

Op één lijn 54


Pagina 2
Colofon Oplage 2380 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 11667 Fotografie • Coverfoto Maastricht UMC+ • Foto’s pag. 3 en 4 gemaakt door Loraine Bodewes • Foto’s pag. 6 gemaakt door Alf Mertens en Joey Roberts • Foto pag. 10 gemaakt door Joey Roberts • Foto pag. 15 gemaakt door Anouk Machielsen Deadline volgend nummer 24 juni 2016 Inhoudsopgave Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Home Zweed home – Babette Doorn Clinici van het jaar – redactie Van de redactie – Zeer werkbare wetenschapper en huisarts Stelt zich voor – Gaston Peek Stelt zich voor – Lorette Stammen Stelt zich voor – Floor van den Brand Kort Lijntje – Maastrichts Mooiste Bruikbare proefschriften – Luc Gidding Kort Lijntje – Kaderopleiding wetenschap onderzoek in Maastricht Bechterew: Snel herkennen en handelen – Marloes van Onna Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals D2Af studie is gestart! – Nicole van Gurp Evaluatie keuzehulpmiddel voor prostaatkankerpatiënten – Esther Bloemen Van de dikke deur. I want you! – Bas Maiburg Opleiders Tweedaagse in Heeze – Hendrik Jan Vunderink en Sjef Swaans Tussen Maas en Waal – Joost Dormans Ervaringen van een opleider – Thea Toemen Weten is eten – Hendrik Jan Vunderink In de leer: “Succes hè, doc” – Koen van Helmond In de leer: To bare or not to bare – Eleana Zhang Lijn van Stijn – Stijn de Vries Ex aios: De toekomst op een Kubus – Jolanda Verstraten Vaardighedencarrousel bestaat 15 jaar! – Paul Schrijver Lotte – T.E. Grijs All in the Family – Familie Rozestraten Gezondheidsrechtelijke kwesties. Nieuwe wet, nieuwe kansen? – Arie de Jong 3 4 5 6 6 7 8 9 9 10 13 14 15 17 18 20 21 22 23 25 26 27 28 30 31 32 33 34 Kort lijntje © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De inauguratie van prof. Jany Rademakers vindt plaats op vrijdag 13 mei om 16.30 uur in de aula van de Universiteit Maastricht. De titel van haar lezing luidt: “De actieve patiënt als utopie”. Professor Rademakers is werkzaam bij het NIVEL als hoofd onderzoek en is sinds 2015 (zie Op één Lijn 53) verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde. 2 Van de redactie Uitgelijnd Na een klein weekje buikloop had ik zó de titel van dit stukje te pakken. Niet geheel toevallig, want zo’n titel moet wel ergens op slaan. Wie ‘uitgelijnd’ is, is Stijn, de opleiderscoördinator. Hij schreef voor dit nummer zijn laatste Lijn van Stijn. We hopen, dat hij goed van zijn welverdiende pensioen kan genieten. Wie nooit met pensioen mag, is onze columnist T.E. Grijs. Op geheel eigen wijze tovert hij een prachtige verhaallijn tevoorschijn. Teveel lijnen is niet goed, dus ik ben blij dat de rubriek ‘Weten is eten’ er weer is, over de nieuwe voedingsrichtlijn. Geheel in de lijn van onze voormalige aios Sophie van der Voort (inmiddels is ze behalve huisarts ook moeder geworden), lijkt ook onze vrouwelijke aios-columnist aan het Dertigersdilemma te lijnen, pardon, lijden. Geheel tegen de lijn der verwachting in, breekt haar mannelijke equivalent aios Koen van Helmond zijn hoofd over het levenseinde. De lange lijn van leren is divers. Onderhand bent u mijn flauwe woordspelingen zat, ik begrijp het. We hebben veel wetenschap: drie promoties en een selectie van relevante artikelen samengevat voor ‘Bruikbare Wetenschap’. Tot onze verbazing hebben de afgezwaaide WESP-en deze keer niets meer laten horen over de resultaten van hun stage. Wel op de vakgroep in de vorm van een praatje, maar geen stukje tekst voor “Op één Lijn”. Wel weten we, dat een deel nog bezig is aan de afronding van een wetenschappelijk artikel, dus dat vinden we belangrijker. Ze komen dan vanzelf wel voorbij in de zojuist genoemde rubriek van Jochen Cals. Sommige WESP-en hebben een woelige tijd na hun afrondende stages: verhuizen, reizen, solliciteren, beroepskeuzes etc. Een deel houdt met ons contact en een aantal solliciteert na korte of iets langere tijd voor de huisartsopleiding. Voor je er erg in hebt (…) zijn ze huisarts. Tenminste, als we voldoende goede stageplekken blijven houden. Zonder goede praktijkopleiding word je geen goede dokter, zie ook mijn ervaringen in Zweden elders in dit blad. Doet u nog niet mee als opleider: begin met het begeleiden van de werkplekstage in het coschap. De meeste studenten zijn echt heel erg leuk en leergierig, en die enkele dwarsligger die ‘per se geen huisarts wil worden en niets met die stage heeft’, die kunt u het tegendeel bewijzen. Wie wel meedoet als opleider, wordt zeer gewaardeerd, ik schreef het al meermalen en ik blijf het gemeend herhalen. Ook weet ik dat u ondanks alle drukte blijft deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek. Het grote onderzoek D2AF naar atriumfibrilleren houdt derhalve geen klaagzang; AIOTHO Nicole van Gurp schrijft enthousiast over de voortgang. Onderzoekers van elders in het MUMC+ weten u ook met succes te vinden. Ik ben blij dat ze ook via ons medium rapporteren. U houdt nog de terugkoppeling over de evaluatie van ‘Veilig Thuis’ tegoed van kinderarts Anne Custers. We feliciteren de Vaardighedencarrousel met het 15-jarig jubileum. Op de dagen dat de carrousel in ons gebouw plaatsvond, was het altijd een gezellige hectiek met stralende, vrolijke docenten. Voorheen Frie Bekkers en Lili Keyzer, de laatste jaren Paul Schrijver. Hilarisch als dan iemand per ongeluk een verkeerde ruimte binnentrad en werd ‘verrast’ door het fantoom om het ‘spiraaltje inbrengen’ te oefenen… Eindelijk weer een artikel van een oud aios en wel een hele bijzondere al zeg ik het zelf: Jolanda Verstraten. Over toekomstvisie gesproken: zij heeft een geheel eigen visie. All in the Family, het themadeel van het vorige nummer, krijgt nog een staartje via het stukje van de familie Rozestraten. Fraai uitgelijnd tot slot is de vaste rubriek van Arie de Jong. Weet u waar ‘Wkkgz’ voor staat? Op het eind van het jaar gaan we de meest recente artikelen toevoegen aan het digitale verzamelboekje “Gezondheidsrechtelijke kwesties” dat te vinden is op onze website en al vele malen is gedownload: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/ wie-zijn-wij/op-een-lijn.html Het blad vullen we altijd op met korte lijntjes: ze zijn het lezen waard en niet enkel bedoeld ter uitlijning! Babette Doorn 3 op één lijn 54
Pagina 4
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Van de voorzitter Wij komen Leerwerkplekken tekort! DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Ik wil er eigenlijk niet over schrijven. De hoofdredacteur Babette vraagt me: “Moet je er nu echt over schrijven?” Ik denk ook: “moet ik weer bedelen ?” of moet ik “brand!” roepen. Natuurlijk kan ik verwijzen naar het stukje van Gaston Peek, die beschrijft met hoeveel plezier hij coassistenten heeft begeleid. Het merendeel van de coassistenten is ook heel enthousiast over hun verblijf bij de huisarts, ook al zijn ze niet van plan huisarts te worden. Jullie (huisartsen) slagen er steeds in om elke co persoonlijk te benaderen, te begeleiden en te beoordelen. De evaluaties laten zien, dat de waardering van het co schap hoog is. Bij de herziening van de co schappen was het “lange” co schap huisartsgeneeskunde een voorbeeld: terugkomdagen, één op één begeleiding, regelmatige observaties en feedback. Kortom, daar konden de andere coschappen nog wat van leren. Maar de werkelijkheid van alle dag is, dat we niet genoeg huisartsen bereid vinden c.q. in staat zijn om co’s op te leiden . Ook voor de huisartsen in opleiding (aios) is het soms zoeken. Ons secretariaat vecht de laatste jaren tegen de klok om alle co’s te plaatsen. Soms lukt dat nog op de eerste dag van het coschap. Ons secretariaat belt, en belt, en belt. Natuurlijk kennen we de vele oorzaken: het aantal studenten is blijven stijgen, het aantal huisartsen in opleiding is toegenomen, parttime werken neemt toe, het nieuwe pand is nog niet klaar, huisartsen zijn meer gaan samenwerken, en dan worden twee plaatsen veelal één leerwerkplek, beschikbare ruimte in de huisartspraktijk wordt benut door de praktijkverpleegkundige, de psycholoog. Allemaal waar en begrijpelijk. Maar ik roep heel hard “BRAND!”, want als we de studenten niet kunnen plaatsen, dan wil de Faculteit ze elders plaatsen, zoals in een verpleeghuis. Natuurlijk valt daar voor studenten veel te leren, maar het is geen huisartsgeneeskunde. En we willen vasthouden aan ons uitgangspunt, dat een stage huisartsgeneeskunde-sociale geneeskunde voor elke student verplicht blijft. Om ze te laten ervaren wat huisartsgeneeskunde is, en om ze te motiveren voor ons vak. Maar dan moeten we die leerwerkplekken wel kunnen aanbieden. 4 Wat doen we eraan: optimaal benutten van de plekken door coassistenten en huisartsen in opleiding. Er zijn geen leerwerkplekken die niet ingezet worden. Opsporen van mogelijk beschikbare leerwerkplekken, zodat we 30 nieuwe leerwerkplekken in ons bestand krijgen. Wij gaan naar u op zoek, maar u mag natuurlijk ook zelf even contact met ons opnemen. En de huisartsen die al meedoen, vraag ik: doet u er één, mogen het er dan twee worden? Ik hoor u al zeggen: dat is wel sprokkelen. Helemaal mee eens, maar op dit moment geldt: elke leerwerkplek telt. Als u mijn noodkreet hoort, maar niet echt weet wat u zou moeten doen bij de begeleiding van een coassistent of huisarts in opleiding: laat het ons weten, we leggen het graag uit. Kan ik beloven, dat dit dan de laatste keer is dat ik hierover schrijf? Ja, want als we het nu niet oplossen dan heeft het schrijven erover ook geen zin. Dat zei de hoofdredacteur nu ook al. Maar ik ben een beetje eigenwijs en wilde het toch nog eens doen. Het werkt echt. Roep “Brand” en ik (job.metsemakers@maastrichtuniversity.nl) krijg reactie. PS: Voor de begeleiding van coassistenten en huisartsen in opleiding ontvangt u een vergoeding en uw inzet wordt geaccrediteerd. Daar doet u het niet voor, maar het is mooi meegenomen. Onderwijscoördinator en aanspreekpunt werving Lilian.Aarts@maastrichtuniversity.nl (043-3882921) of het onderwijssecretariaat (043-882337) Marlies.Noevers@maastrichtuniversity.nl U kunt de informatiefolder van het coschap downloaden op: http://www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/data/ downloadables/5/4/flyer-coschap-hag-2015.pdf 1 e uitgave 2016 Kijken in een andere keuken Home Zweed home DOOR BABETTE DOORN, BELEIDSMEDEWERKER Eudebeudebeu? Recent liep ik een paar dagen mee met huisartsen in midden Zweden, in Örebro (spreekt uit: Eurebroe) län. Dat waren niet allemaal Zweedse huisartsen. De ‘buitenlanders’ vertelden eerlijk dat ‘huisarts zijn’ in Zweden bij lange na niet zo boeiend en veelzijdig is als in hun land van herkomst. Velen keren na een aantal jaren terug. Ik zag heel weinig productiviteit en het woord efficiency leek onbekend. De Zweedse huisartsen die ik sprak, maakte het niet zoveel uit. Ze schrokken van de gemiddelde consultduur in Nederland en concludeerden meteen dat er dan wel veel antibiotica zullen worden voorgeschreven. In Zweden zijn huisartsen bijna allemaal in loondienst van een overheidsinstantie. Je ziet daar zelden een huisartsondernemer en wie het wil proberen, krijgt een berg aan blokkades voorgeschoteld. Aangezien ik niet teveel negativiteit over u wil uitstorten, maak ik een sprongetje naar mijn primaire leereffect: we hebben het in Nederland erg goed voor elkaar, en ook bij uitstek in de huisartsgeneeskunde. Het is zoals het is Het lijkt soms zo banaal dat ‘alles is zoals het is’. Ik sprak daarover in de wandelgangen van ons Debyeplein met emeritus hoogleraar Harry Crebolder. Hij vertelde dat hij in een werkgroep van H&W zit, die zich buigt over de geschiedenis van de Huisartsgeneeskunde. Harry heeft een groot deel van die geschiedenis zelf meegemaakt, dus hij lijkt mij een vrij betrouwbare bron. Het eerste artikel in die reeks is net verschenen in H&W. Ga het lezen, ook de jongere huisartsen onder u. Dat ‘het is zoals het is’, is te danken aan de beroepsgroep zelf. Alles wat we hebben in de eerstelijn, is door en voor huisartsen ontstaan. Dat lijkt heel normaal, maar toen ik in Zweden was, viel me meteen op dat het daar totaal anders is. Daar is het, zoals anderen willen dat het is, inclusief standaard bedrijfskleding (een soort OK-outfit met klompen) voor iedereen die in hetzelfde gebouw werkt. Zie dat maar eens te veranderen! De jonge generatie aldaar komt regelmatig in het buitenland, ook in Maastricht of elders in Nederland. Zij willen graag hun situatie veranderen, maar dat is enorm lastig gezien hun geschiedenis en ‘systemen’. De wetenschap van de huisartsgeneeskunde, daar wordt in Zweden ook jaloers naar ons gekeken, dat staat nog in de kinderschoenen. Ze doen wel ‘iets aan EBM’, er is een aantal gepromoveerde huisartsen maar die hebben weinig met de dagelijkse praktijk van doen. Research schools zoals CAPHRI, bestaan daar niet en het verklaart onder andere het gebrek aan samenhang in het onderzoek en de beperkte overdracht van kennis. Tot slot: het opleiden Ik vroeg een uit Australië afkomstige huisarts wat en hoe zijn studenten en aios in opleiding leerden in het centrum waar hij werkte. Hij liet me de agenda’s van het spreekuur van alle artsen zien in één scherm. Ik zag ‘geblokte middagen’ voor zelfstudie en bij twee van de vijf artsen stonden 2 patiënten die ochtend ingepland, verder wat telefoontjes en een lange lunch. “Any questions left?” Huisarts in opleiding worden gaat daar ook totaal anders dan in Nederland. Als een student of anios interesse heeft, dan meldt hij zich bij de ‘director of studies’ (elke specialisatie heeft er een), en die vraagt dan aan een centrum of die persoon zijn opleiding daar kan volgen. Als de praktijk en de contactpersoon van de lokale overheidsinstantie (i.v.m. de arbeidsvoorwaarden) instemmen, dan krijgt de aios een vijfjarig contract met die (vaste) praktijk. Vragen naar een opleiderscurriculum leek me niet meer echt nodig. Voor het eerst dat ik in Zweden was, verlangde ik naar huis. De moraal van dit verhaal Blijf gerust klagen, want het kan altijd beter. Blijf vooral ook positief, want het kan ook altijd slechter. Je hoeft daar niet ver voor te reizen. Aangezien we alle huisartsen die onze studenten een werkplek in de huisartsgeneeskunde bieden en of aios opleiden en zelf mee-leren, dus niet genoeg kunnen koesteren, hebben we als blijk van erkenning een dubbelzijdig leesbare sticker voor in de praktijk laten maken. Een aantal van u heeft ons feedback op het ontwerp gegeven waarvoor dank. Zoveel mensen zoveel wensen, dus het is een compromis geworden. U krijgt er een paar, zodat u, waar u wilt, kunt laten zien dat bij u ‘(huis)artsen van de toekomst’ worden opgeleid. Zichtbaar voor patiënten en iedereen die de praktijk bezoekt. U krijgt ze t.z.t. vanzelf toegestuurd. Gezondheidscentrum Heer in Maastricht heeft de afbeelding al op hun website gezet: www.gezondheidscentrumheer.nl/praktijkinformatie Hopelijk blijft u zelf ook nog lang bij ons ‘plakken’! 5 op één lijn 54
Pagina 6
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Onderwijsprijzen Pulse Master Clinici van het jaar 2014-2015 VAN DE REDACTIE Sonja Soudant, AVG Maandag 25 januari 2016 vond de uitreiking plaats van de prijzen voor de “Clinicus van het jaar verkiezing”, georganiseerd door MSV Pulse, belangenvereniging van geneeskundestudenten. Huisartsgeneeskunde deed mee in de categorie ‘Beste facultaire begeleider bij het coschap’. In eerste stemronde kwam een top-3 van genomineerden tot stand: • Merle Sonntag, waarnemend huisarts • Sonja Soudant, AVG • Mieke Winten, huisarts np De uitreiking vond traditiegetrouw plaats in het azM in café Au Coin. Merle en Sonja konden erbij zijn, maar Mieke was op vakantie. Aangezien Mieke al een aantal jaren op rij de eerste prijs won, was het een extra grote verrassing dat zij dit jaar niet de winnaar was. Sonja Soudant ging er glunderend met de eerste prijs vandoor: een zilveren stethoscoop speldje, een oorkonde, bloemen en last but not least: een bedrag van € 500 van Stichting Annadal te besteden aan een onderwijsdoel in ruime zin. Een enorme opsteker voor onze fantastische docenten! Hopelijk kunnen we volgend jaar ook meedoen met de categorie “Beste stageplaats van het jaar”. Dus, hoe meer co’s uw praktijk opleidt, des te groter de kans op een glansrijke overwinning. Huisartsgeneeskunde doet mee aan alle activiteiten van Pulse: de Facultaire Introductie, het Speeddaten met Specialisten, de Carrièremiddag en de Clinicus van het Jaar verkiezing. Prijs voor Loes van Bokhoven Zeer werkbare wetenschapper en huisarts VAN DE REDACTIE 1. Binnen de zorg door het binnenhalen en uitvoeren van multidisciplinaire praktijkgerichte zorginnovatieprojecten voor kwetsbare patiëntgroepen (zoals frail elderly), waarbij ze zowel oog heeft voor effectieve patiënten participatie als het betrekken van alle professionele stakeholders. Op de CAPHRI-dag op 2 december 2015 is door prof. Maurice Zeegers, directeur van CAPHRI, de Health Care Award uitgereikt aan dr. Loes van Bokhoven. Ze ontving de prijs voor haar onafzienbare inzet om als praktijkhoudend huisarts en senior onderzoeker duurzame verbindingen te leggen, waarbij ze breed en out of the box durft te denken, tussen de drie pijlers van haar werk: 6 2. Binnen het onderzoek door zich aanhoudend in te zetten voor kennisvermeerdering over complexe patiënt groepen (zoals patiënten met somatisch onverklaarde lichamelijke klachten). 3. Binnen het onderwijs door promovendi en studenten te prikkelen met scherp klinisch redeneren, innovatieve designs, kwantitatieve en kwalitatieve methodieken, en met interprofessionele onderwijsmethodieken. Stelt zich voor Gaston Peek HAB 1 JAAR In het voorjaar 2014 schreef ik voor dit blad over ‘Het achtste competentieprofiel’. Toen als derdejaars AIOS in de groep van Sjef Swaans en Ria Huygen. De conclusie was: ‘See one, do one, teach one. Het achtste competentieprofiel ‘Opleiden’ is een aanrader voor iedere AIOS huisartsgeneeskunde!’ Ik deed destijds mee aan een pilot om als AIOS binnen de driehoeksverhouding ‘coassistent-aios-opleider’ een coassistent onder mijn hoede te nemen in de praktijk om te proeven aan het ‘opleider zijn’. Maandelijks werd dit geëvalueerd onder supervisie van Lilian Aarts, Henk Goettsch en Laury de Jonge. Een leerzame, leuke ervaring met voor mij absoluut een toegevoegde waarde voor mijn opleiding tot huisarts. En het heeft vruchten afgeworpen, amper twee jaar later start ik als HAB van de eerstejaars aios in maart 2016, samen met Marieke Kools. Na mijn afstuderen in juni 2014 begon ik direct als vaste waarnemer in Gezondheidscentrum Heer in Maastricht. Een praktijk met een lang bestaande academische visie, waar alle huisartsen betrokken zijn bij de universiteit en waar coassistenten en aios worden opgeleid, kortom voor mij dé ideale plek om mij verder te ontwikkelen tot een deskundig huisarts met een academische blik. Al snel werd ik binnen het gezondheidscentrum het aanspreekpunt voor de coassistenten en binnen enkele maanden fungeerde ik als vaste begeleider van een aantal co’s en semiartsen. Daarnaast ben ik mentor van een aantal masterstudenten geneeskunde. De liefde voor didactiek bleef groeien. Vanaf 2015 heb ik de vervolgstap gemaakt om als facultair begeleider te gaan werken tijdens de terugkomdagen voor coassistenten huisartsgeneeskunde/ sociale geneeskunde van de Universiteit Maastricht. Twaalf weken heb ik de jonge, aanstaande collega’s begeleid tijdens de terugkomdagen op woensdag, samen met een sociaal geneeskundige. Het begeleiden van groepen is een andere uitdaging dan de één op één begeleiding in de praktijk, maar daarom niet minder leuk. Integendeel! Onderwijs geven in verschillende werkvormen, de studenten prikkelen tot het delen van ervaringen, mijn eigen medische kennis bijschaven voor het geven van deskundige inhoudelijke workshops, dat smaakte naar meer. Gelukkig heb ik in deze periode (in totaal drie groepen) gebruik kunnen maken van de kennis van een aantal ervaren docenten, waardoor mijn leercurve als docent snel groeide. Terugkijkend merk ik dat ik steeds meer aandacht krijg voor het groepsproces, de verschillende rollen binnen een groep hebben, het hanteren van een helicopterview als docent en de groep verantwoordelijk te stellen voor haar functioneren. Als (jonge) docent word ik door studenten gewaardeerd, omdat ik nog dicht bij de fase in hun carrière sta (herkenning). In december 2015 kreeg ik via Bas Maiburg te horen dat er een vacature was voor HAB jaar 1 en ik greep mijn kans. Nog vers van de pers en redelijk groen achter de oren, maar met veel enthousiasme zal ik in maart de groep startende aios gaan begeleiden. Een nieuwe stap in mijn carrière met nieuwe uitdagingen. Gelukkig heb ik veel ervaren collega’s om mij heen die continu bereikbaar zijn voor vragen en feedback. En mijn privéleven? Zoals reeds vermeld werk ik als waarnemer binnen Gezondheidscentrum Heer en doe ik regelmatig diensten op de huisartsenposten in Maastricht en regio Parkstad. Ik ben 31 jaar oud, geboren én getogen in Mestreech. Ik woon samen met mijn vriendin Maureen in Maastricht, momenteel zijn we druk bezig met de bouw van ons eigen huis in Amby en de voorbereidingen van onze bruiloft in 2017. Mijn vrije tijd gaat op aan sporten, vooral hardlopen en wielrennen. Daarnaast drink ik graag een goed glas wijn (Primitivo heeft mijn voorkeur) en/of een speciaal biertje samen met onze vrienden en familie. De wereld is groot, wij willen er veel van zien. Weekendjes weg en jaarlijks een ontdekking naar verdere oorden proberen we dan ook te blijven plannen. Voor tips (geven en ontvangen): kamer 0.054! Het voelt als thuiskomen, toen ik in juni 2014 als jonge huisarts het DEB verliet wist ik dat dit niet definitief was en dat ik snel zou terugkomen. De cyclus begint opnieuw: see one, do one, teach one. Alleen nu in een andere rol, als die van docent. De conclusie uit 2014 blijft: ‘Het achtste competentieprofiel ‘Opleiden’ is een aanrader voor iedere huisarts!’ 7 op één lijn 54
Pagina 8
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Stelt zich voor Lorette Stammen AIOTHO Bij onnodige zorg kun je bijvoorbeeld denken aan een overbodig antibioticum recept, een ik-heb-gewoon-allevakjes-aangekruist-labformulier, of een verwijzing naar een specialist die niet past bij de daadwerkelijke hulpvraag van de patiënt. High-value, cost-conscious care, ook wel doelmatige zorg genoemd, speelt niet alleen een rol in de huisartsenpraktijk, maar zeer zeker ook in de tweedelijn. Het gebruik van beeldvormende technieken, het toepassen van medicamenteuze behandelingen en het aantal controlebezoeken bij de specialist zijn terugkerende thema’s in de tweedelijn. De laatste tijd is er veel aandacht voor dit onderwerp. Veel artsen zijn zich bewust van de invloed die zij hebben op doelmatige zorg. Onze eerste studie is eind vorig jaar gepubliceerd in het onderwijskundig-thema nummer van het Journal of the American Medical Association (JAMA, referentie onderaan dit stuk) en beschrijft welke elementen kenmerkend zijn voor effectieve onderwijsprogramma’s. Momenteel zijn wij als onderzoeksteam aan het kijken hoe informeel leren plaatsvindt op de werkvloer, zowel in de eerste- als tweedelijn. “A little bit of everything”, zo zou je mijn huidige werk het beste kunnen omschrijven. Ik ben docent, onderzoeker, dokter en het merendeel van de tijd student. Sinds september 2015 volg ik de huisartsenopleiding in Maastricht als AIOTHO1. Na twee jaar fulltime onderzoek gedaan te hebben, werk ik momenteel een dag per week bezig aan mijn promotieonderzoek. De overige dagen werk ik met veel plezier als huisarts in opleiding in Huisartsenpraktijk Deckers te Haelen. Na het afronden van mijn geneeskundeopleiding in Maastricht ben ik gestart met mijn promotieonderzoek bij de afdeling onderwijsontwikkeling en -onderzoek. In het licht van de stijgende zorgkosten en verspilling in de zorg richt mijn onderzoek zich op “high-value, cost-conscious care”. Ons onderzoeksteam houdt zich bezig met de vragen: 1. Hoe kunnen wij de medische expertise van artsen gebruiken om bewuste keuzes te maken in de zorg? 2. Op welke manier kan de opleiding hierin een rol spelen? 1 Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker 8 Privé ben ik actief in het volleyballen. Voor het vijfde jaar op rij speel ik met veel plezier in dames 1 van VCS te Sittard waar we momenteel uitkomen in de 2e divisie nationaal. Verder probeer ik het land regelmatig te verlaten voor een korte of lange reis. Zo ben ik net terug van 1 heerlijk weekje IJsland, inclusief noorderlicht (een echte aanrader!). Ik werk en studeer met veel genoegen aan/bij de huisartsenopleiding en verwacht dit nog geruime tijd te blijven doen. Contact: l.stammen@maastrichtuniversity.nl Referenties • Training Physicians to Provide High-Value, Cost-Conscious Care: A Systematic Review • Lorette A. Stammen, MD1; Renée E. Stalmeijer, MSc, PhD1; • Emma Paternotte, MD2; Andrea Oudkerk Pool, MSc1; Erik W. Driessen, MSc, PhD1; Fedde Scheele, MD, PhD2,3,4; Laurents P. S. Stassen, MD, PhD5 JAMA. 2015;314(22):2384-2400. doi:10.1001/jama.2015.16353. • Stelt zich voor Floor van den Brand PROMOVENDUS Mijn naam is Floor van den Brand en ik ben sinds 1 december 2015 gestart als promovendus bij huisartsgeneeskunde op het project ‘CATCH’. Ik ben geboren in Oosterhout, Noord-Brabant, maar sinds het begin van mijn studie (gezondheidswetenschappen en psychologie) woon ik met veel plezier in Maastricht. Naast mijn aanstelling als promovendus werk ik ook bij UM SPORT. Ik geef lessen conditietraining en Bootcamp Outdoor, en ik organiseer mountainbike- en wielrenactiviteiten. Wielrennen en mountainbiken zijn een grote hobby van mij, en op vakantie gaat dan ook altijd de fiets mee. Voor mijn onderzoeksproject Continuous Abstinence Through Corporate Healthcare (CATCH) word ik begeleid door Onno van Schayck, Gera Nagelhout, Niels Chavannes, Silvia Evers en Bjorn Winkens. Het doel van dit door KWF Kankerbestrijding gefinancierde project is te onderzoeken of een beloning in de vorm van cadeaubonnen een stoppen-met-rokenprogramma binnen bedrijven extra effectief maakt. In een aantal in het buitenland uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat een beloning in de vorm van geld of cadeaubonnen het percentage succesvol gestopte rokende werknemers flink kan verhogen. Wij onderzoeken of een beloning voor stopsucces ook binnen bedrijven in Nederland tot meer gestopte rokers leidt. We streven ernaar 640 rokende werknemers te includeren in ons onderzoek, verdeeld over 44 bedrijven. Alle deelnemers zullen met hun collega’s een stoppen-met-roken groepstraining volgen. De training bestaat uit zeven wekelijkse bijeenkomsten van 1,5 uur en wordt gegeven door een bedrijf dat gespecialiseerd is in stoppen-met-roken groepstrainingen op de werkvloer. In totaal kunnen deelnemers in de interventiegroep voor 350 euro aan cadeaubonnen verdienen als het ze lukt om een jaar te stoppen met roken. Naast de effectiviteit van de beloning op stoppen met roken zal ook de kosteneffectiviteit van de interventie onderzocht worden, zowel vanuit het perspectief van de werkgever als de maatschappij. Het zal een grote uitdaging worden om genoeg bedrijven te vinden die deel willen nemen aan ons onderzoek. Ik kijk ernaar uit om er de komende jaren een succesvol project van te maken. Zie ook www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/ onderzoek/floor-van-den-brand U vindt hier ook de onderzoeksfolder. Kort lijntje: Maastrichts Mooiste Wil je meelopen met Huisarts-geneeskunde? Zondag 12 juni vindt het hardloopevenement Maastrichts Mooiste plaats. Een sportieve dag waarbij meedoen belangrijker is dan winnen: de bedrijvenloop heet niet voor niets “Feel Good Run”. We schrijven ons altijd in voor de 5 kilometer en de 10 Engelse Mijl (ruim 16 kilometer). Ons team bestaat uit studenten, aios, (huisarts-) docenten en onderzoekers. Geef je op bij babette.doorn@maastrichtuniversity.nl 9 op één lijn 54
Pagina 10
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Bruikbare proefschriften Voor u verdedigd in Maastricht DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Huisarts Ramon Ottenheijm Op donderdag 19 november 2015 promoveerde kaderhuisarts bewegingsapparaat Ramon Ottenheijm, huisarts te Geulle op zijn proefschrift: ‘Ultrasound imaging to tailor treatment of shoulder pain in general practice’. Naast de combinatie van zijn promotieproject met het huisartsenvak, is Ottenheijm betrokken bij vele kwaliteitsprojecten in de Westelijke Mijnstreek. bepalen van “behandeling op maat” van patiënten met acute schouder pijn in de huisartspraktijk, door de behandeling te richten op de echografie diagnose. Om dit doel te bereiken moest ook een aantal andere studies worden uitgevoerd. In een meta-analyse bestudeerde het onderzoeksteam de beschikbare literatuur met betrekking tot de diagnostische waarde van echografie bij subacromiale aandoeningen voor de patiëntenpopulatie uit de huisartspraktijk en het ziekenhuis. Op basis hiervan adviseerden zij bij patiënten met persisterende klachten een echografie te maken om volledige-dikte rupturen aan te tonen dan wel uit te sluiten en een partiëledikte ruptuur aan te tonen. Voor het aantonen en uitsluiten van tendinopathie, subacromiale bursitis en tendinitis calcarea leek echografie ook geschikt. Omdat subacromiale aandoeningen ook eerder in het beloop aanwezig zijn en dus echografisch zijn vast te stellen, kunnen huisartsen de echografie resultaten gebruiken bij het opstellen van een behandelplan. Schouderpijn is een veelvoorkomende klacht in de huisartspraktijk, die het gevolg kan zijn van diverse aandoeningen. Het ziekteverloop heeft een slechte prognose en patiënten met schouderpijn zorgen voor aanzienlijke kosten. Meestal is sprake van een subacromiale aandoening, zoals een tendinopathie of ruptuur van een rotator cuff pees. Voor elk van deze specifieke aandoeningen zijn behandelingen beschikbaar. Het probleem doet zich echter voor dat de huisarts voor het diagnosticeren van de specifieke aandoening slechts gebruik kan maken van de anamnese en het doen van lichamelijk onderzoek, en dat is in de praktijk vaak onvoldoende. Dientengevolge start de huisarts veelal een behandeling die is gericht op de pijnklachten en niet op de onderliggende oorzaak van de pijn. Deze aanpak is niet optimaal, omdat hij vaak niet afdoende blijkt te zijn. Bovendien zorgt het voor uitstel van een adequate behandeling, die wel gericht is op de onderliggende oorzaak. Toch is een meer gerichte behandeling wel degelijk mogelijk. Daartoe moet in een zo vroeg mogelijk stadium een meer betrouwbare diagnose worden gesteld. Ottenheijm en zijn team veronderstelden dat dit mogelijk is door echografie op te nemen in het diagnostisch proces. Het doel van dit promotieonderzoek was om de klinische effectiviteit te 10 Ook verrichtten zij semigestructureerde interviews met 18 huisartsen. Het diagnostisch proces bij schouderpijn bleek complex en huisartsen gingen hier verschillend mee om. Het aanvragen van beeldvormende diagnostiek en intercollegiale consultatie of verwijzing werden genoemd om meer grip te krijgen op deze complexiteit. Er was weinig overeenstemming over de plaatsbepaling van echografie. De onderzoekers adviseerden onderzoek te doen naar de voorkeur van diagnostische classificatie en de plaatsbepaling van echografie in het diagnostisch proces. Daarnaast het advies om huisartsen te trainen in besluitvorming rondom diagnostiek en het omgaan met bijbehorende onzekerheden. Verder bekeek Ottenheijm retrospectief de diagnostische opbrengst van echografieën aangevraagd door huisartsen bij patiënten met een pijnlijke schouder. Met 29% was tendinitis calcarea de meest voorkomende subacromiale aandoening. Subacromiale bursitis kwam voor bij 12% van de patiënten, terwijl tendinopathie en partiële-dikte rupturen met 11% even vaak voorkwamen. Artrose van het AC-gewricht werd vastgesteld bij 0,4% van de patiënten. Bij 40% procent van de patiënten werden ‘geen echografische afwijkingen’ geconstateerd. Volledige dikte-rupturen werden significant vaker gediagnosticeerd bij patiënten van 65 jaar en ouder, terwijl ‘geen echografische afwijkingen’ significant 1 e uitgave 2016 vaker voorkwam bij patiënten jonger dan 65 jaar. De meeste aandoeningen kwamen voor in de supraspinatuspees. Op basis hiervan werd geconcludeerd dat patiënten met schouderpijn ingedeeld kunnen worden in diagnostische subgroepen, waardoor er meer gericht behandeld kan worden dan momenteel geadviseerd in de richtlijnen. Als afsluiting van het proefschrift voerden Ottenheijm en co de MUST-studie uit (Maastricht Ultrasound Shoulder pain Trial). Dit betrof een pragmatische, gerandomiseerde interventiestudie naar het klinische effect van ‘behandeling op maat’ van patiënten met acute schouder pijn in de huisartspraktijk, door de behandeling te richten op de echografie diagnose. Patiënten, die na twee weken standaard behandeling niet genezen waren, werden door loting verdeeld over twee studiegroepen: behandeling op basis van de echografie diagnose (interventiegroep) en gebruikelijke zorg volgens de NHG-standaard (controlegroep). De patiënten werden een jaar gevolgd. Er werden 129 proefpersonen geïncludeerd, waarvan er na twee weken 18 waren genezen. De overige 111 proefpersonen werden gerandomiseerd en gelijk verdeeld over de twee studiegroepen: 56 in de interventiegroep en 55 in de controlegroep. Hoewel er na één jaar meer patiënten in de interventiegroep waren genezen dan in de controle groep (72.5% vs. 60%), was dit verschil niet significant (Odds Ratio 1.86, (95% BI 0.79-4.36), p=0.15). Ook voor de secundaire uitkomstmaten werden geen significantie verschillen gevonden. Er werden tevens geen verschillen gevonden tussen de percentages patiënten die verwezen zijn voor fysiotherapie (59% vs. 64%), verwezen naar een specialist (20% vs. 13%) of corticosteroïd injecties kregen (39% vs. 31%). De resultaten van deze trial suggereren dat een behandeling op basis van een echografie diagnose het door de patiënt ervaren herstel na 1 jaar niet verbetert. Echter, een definitief antwoord kunnen we niet geven, omdat er te weinig patiënten waren geïncludeerd. De conclusie was dat ondanks dat echografie bijdraagt aan een meer gerichte behandeling, de resultaten van de trial suggereren, dat behandeling op basis van echografie diagnose bij patiënten met acute schouderpijn het door de patiënt ervaren herstel na 1 jaar niet verbetert. Daarom is het vanuit een klinisch perspectief raadzaam, dat huisartsen geen echografieën aanvragen bij patiënten met acute schouderpijn. Desalniettemin concludeerde Ottenheijm, dat echografie het mogelijk kan maken om gerichter te behandelen. Daarom zal toekomstig onderzoek zich moeten richten op subgroepen van patiënten met schouderpijn en niet langer op de heterogene groep van patiënten met een variëteit aan aandoeningen van de schouder. Anneke van Dijk – de Vries Op 16 december 2015 verdedigde promovendus Anneke van Dijk met succes haar proefschrift: ‘Towards integrated nurse-led self-management support in routine diabetes care’. In de zorg voor chronisch zieken in de Nederlandse eerstelijnszorg wordt steeds meer nadruk gelegd op het belang van zelfmanagementondersteuning. In dit proefschrift ging het om de ondersteuning van zelfmanagement bij mensen met diabetes mellitus type 2. Mensen met diabetes kunnen allerlei sociaal-emotionele problemen ervaren. Toch is de zorgverlening vooral gericht op de biomedische aspecten van het omgaan met deze chronische aandoening. Het proefschrift ging uit van een brede definitie van zelfmanagementondersteuning, waarin naast aandacht voor biomedische aspecten ook ondersteuning werd geboden bij het omgaan met de emotionele en sociale gevolgen van diabetes in het dagelijks leven. In een voorgaand wetenschappelijk onderzoek was de kosteneffectiviteit aangetoond van een minimale verpleegkundige interventie, uitgevoerd bij ouderen met diabetes en een milde tot matige depressie. Deze interventie bestond uit het aanleren van probleemoplossende vaardigheden en reattributie, een aanpak die gebaseerd is op de leertheorie en ook wordt toegepast in de cognitieve gedragstherapie. In samenwerking met een regionale zorggroep en een zorgverzekeraar werd deze interventie aangepast en geïmplementeerd in de reguliere zorg van praktijkondersteuners in de huisartsenpraktijk. In het proefschrift stonden drie vraagstellingen centraal. De eerste betrof de visie van stakeholders in de eerstelijnszorg in Nederland op het verbeteren van aandacht voor het psychosociale welzijn in de zorg voor mensen met een chronische aandoening. De tweede vraag ging over de mogelijkheden en barrières ten aanzien van implementatie van biopsychosociale zelfmanagementondersteuning in de reguliere diabeteszorg, als ervaren door praktijkondersteuners, huisartsen en patiënten. De derde vraag ging over de effectiviteit van biopsychosociale zelfmanagementondersteuning tijdens reguliere diabetesconsulten ten aanzien van het dagelijks functioneren van patiënten. Van de aangepaste interventie ‘Self-Management Support’ (SMS) werden het implementatieproces en de effectiviteit gelijktijdig geëvalueerd. SMS bestond uit twee fasen: een detectie-fase om patiënten met sociaal-emotionele problemen in het dagelijks functioneren te identificeren en, indien nodig, een follow-up fase met het aanbod van ondersteuning door de praktijkondersteuner. Bij ernstige klachten ontving een patiënt een consult bij de huisarts voor eventuele verdere psychologische behandeling. De strategieën om SMS te verankeren in de reguliere zorg bestond uit training voor praktijkondersteuners, opgevolgd 11 op één lijn 54
Pagina 12
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 door intervisiebijeenkomsten, bekostiging van extra zorg, en het faciliteren van een geïntegreerd systeem om de uitkomsten van SMS te registeren. De effectevaluatie van SMS betrof een cluster-gerandomiseerd onderzoek. Hieraan deden 40 praktijkondersteuners mee, van wie 19 werden ingeloot voor de training in SMS. De overige 21 praktijkondersteuners boden reguliere zorg gedurende het jaar van onderzoek. In totaal 264 patiënten stemden toe om deel te nemen aan het onderzoek. Dit hield in dat zij een vragenlijst hebben ingevuld vóór het eerste consult en na vier en 12 maanden. De patiënten werden geselecteerd met behulp van een schriftelijke screeningslijst die naar de patiënten thuis gestuurd werd. Deze screeningslijst bevatte vragen over het dagelijks functioneren en emotionele distress die ook door de praktijkondersteuners tijdens het consult werden gesteld. Tijdens de studie bleek dat slechts 16 van de 117 patiënten uit de interventiegroep (14%) in het consult werden opgespoord door de praktijkondersteuner. Extra consulten voor de follow-up fase van SMS door de praktijkondersteuner werden aan slechts 11 onderzoekdeelnemers aangeboden. Daarmee kwam de vergelijking tussen de 117 patiënten uit de interventiegroep en de 147 patiënten uit de controlegroep op losse schroeven te staan. Op basis van analyses kon geen significant verschil worden aangetoond tussen interventie- en controlegroep ten aanzien van het dagelijks functioneren van patiënten. Hetzelfde gold voor de secundaire uitkomstmaten zoals diabetes gerelateerde emotionele distress, kwaliteit van leven, autonomie en participatie, zelfeffectiviteit, zelfmanagement en bloedsuikercontrole. Slechts op twee domeinen van autonomie en participatie (bezigheden thuis en gezinsrol) werd na vier maanden een significant verschil ten gunste van de interventiegroep gevonden, maar dit was na 12 maanden weer verdwenen. De conclusie was dat SMS in deze vorm niet effectief was. Hierin heeft de inconsistentie tussen de schriftelijke en mondelinge screening een cruciale rol gespeeld. De implementatie van SMS illustreerde de complexiteit van daadwerkelijke invoering in de dagelijkse praktijk van een effectief gebleken interventie. De specifieke uitdaging in het SMS-project was de integratie van een psychosociale benadering in een biomedische setting. Dit vergt een omslag in het denken van zowel de zorgverleners als de patiënten, die allen zijn gesocialiseerd in het denken vanuit een medisch model. Er is tijd nodig voor deze paradigmaverandering. Hetzelfde geldt voor het werken volgens principes van zelfmanagement. Ten slotte formuleerde Van Dijk implicaties voor de praktijk en voor verder onderzoek. Voor de praktijk werden twee opties uitgewerkt. De eerste optie was om de huidige context als vertrekpunt te nemen, waarin praktijkondersteuners biomedische zorg bieden en bij sociaal-emotionele problemen verwijzen naar een andere 12 zorgprofessional. In de tweede optie werd SMS verder ontwikkeld en alsnog geschikt gemaakt voor toepassing door praktijkondersteuners in de reguliere diabeteszorg. Thema’s voor verder onderzoek waren behoeften van patiënten aan zelfmanagementondersteuning, onderzoek naar geschikte detectiemethodieken voor gebruik in de chronische zorg, determinanten van succesvolle implementatie van zelfmanagementondersteuning, en het ontwikkelen van indicatoren om inzicht te krijgen in de kwaliteit van biopsychosociale zorgverlening. Viola Voncken-Brewster Op 2 maart 2016 vond de openbare verdediging plaats van het proefschrift genaamd: ‘A web-based computertailored intervention to improve self-management of people with or at risk for COPD’ door promovendus Viola Voncken. Voncken coördineerde een groot deel van dit promotietraject vanuit de Verenigde Staten, waar zij woont en werkt. Chronische obstructieve longziekte (COPD) is wereldwijd een van de belangrijkste oorzaken van ziekte en sterfte met een hoge sociale en economische belasting tot gevolg. COPDpatiënten ervaren symptomen als aanhoudende hoest en benauwdheid. Doordat luchtwegvernauwing onomkeerbaar is, wordt het aanbevolen om zelfmanagement en gedragsverandering, zoals stoppen met roken, bewegen en medicatietrouw, op te nemen in het behandelplan, teneinde het ziekteverloop te vertragen en de gezondheidsstatus te verbeteren. Een klein aantal COPD-zelfmanagementprogramma’s is geëvalueerd, maar bewijs voor effectiviteit blijft onzeker. COPD-zelfmanagementprogramma’s geven vaak standaardinformatie aan patiënten. Echter, door middel van persoonlijke voorlichting door een zorgverlener biedt een groeiend aantal programma’s ook geïndividualiseerde informatie aan. Een andere trend op het gebied van gezondheidsbevordering is het gebruik van ICT om patiënten online informatie te verstrekken om ziektes te voorkomen en te managen. Dit is een vorm van eHealth. De informatie die deze eHealth-interventies verstrekken, kan worden geïndividualiseerd door middel van computergestuurd advies op maat. Bij de algemene bevolking heeft deze interventietechniek positieve effecten laten zien op diverse gezondheidsrisicogedragingen, zoals roken en bewegen. De ‘AdemDeBaas’-interventie, die beschreven en geëvalueerd werd in dit proefschrift, had 1 e uitgave 2016 als doel om het zelfmanagement van COPD-patiënten te bevorderen door middel van computergestuurd advies op maat. De doelstellingen van de studies die beschreven staan in dit proefschrift waren 1) verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid van het AdemDeBaas-programma met computergestuurd advies op maat; 2a) onderzoeken van de haalbaarheid om het programma in te bedden in de eerstelijnszorg; 2b) nagaan welke veranderingen nodig zijn in het ontwerp van de interventie om een succesvol gerandomiseerd onderzoek met controle groep uit te voeren; 3) evalueren van het effect van de AdemDeBaasinterventie met computergestuurd advies op maat op rook- en beweeggedrag; 4a) onderzoeken van het gebruik door patiënten van AdemDeBaas en hun tevredenheid met de interventie, alsmede het achterhalen van redenen voor suboptimaal gebruik en tevredenheid; 4b) onderzoeken welke persoonskenmerken het gebruik van en de tevredenheid met AdemDeBaas voorspellen. In het proefschrift beschrijft Voncken onder andere de effectiviteitstudie van de AdemDeBaas-interventie. Naast mensen met COPD werden ook mensen met een verhoogd risico op COPD test in het onderzoek betrokken. De interventie richtte zich specifiek op stoppen met roken en meer bewegen. In het gerandomiseerde onderzoek werd een interventiegroep die de AdemDeBaas-interventie ontving, vergeleken met een controlegroep die geen interventie ontving. Deelnemers (n=1.325), waren online en in de huisartsenpraktijk geworven en willekeurig geplaatst in de interventiegroep (n=662) of controlegroep (n=663). De resultaten van het onderzoek lieten geen behandeleffect zien bij meting door de zelfgerapporteerde ‘zevendaagse puntprevalentie abstinentie’ voor roken en de ‘International Physical Activity Questionnaire – Short Form’ voor bewegen. Deze resultaten zouden kunnen worden verklaard, tenminste gedeeltelijk, door het lage gebruik van het AdemDeBaas-programma. Het werd immers aangetoond dat de betrokkenheid van deelnemers met een interventie essentieel is voor de effectiviteit van computergestuurde advies op maat interventies. Samenvattend concludeerde Voncken dat gesteld kan worden dat de effectiviteit van de AdemDeBaas-interventie in deze vorm niet kon worden aangetoond. Het programma werd onvoldoende gebruikt. Desondanks waren er onder de deelnemers die het programma wél gebruikten enige trends in positieve richting, maar het waren mogelijk te weinig deelnemers om een significant effect te bewerkstelligen. Problemen met de werving in de huisartsen praktijk weerhielden de onderzoekers ervan de interventie geïntegreerd in de eerstelijnszorg te evalueren, zoals oorspronkelijk het plan was. Toekomstig onderzoek moet zich richten op verbeteren van de werving van deelnemers in de huisartsenpraktijk, het vergroten van het gebruik van aangeboden eHealth-interventies en op maatregelen waardoor eHealth-interventies efficiënt kunnen worden ingezet tijdens huisartsenbezoeken en daarbuiten. Kort Lijntje Kaderopleiding Wetenschap Onderzoek in Maastricht Met groot genoegen kondigen we aan dat er dit najaar een nieuwe ronde van de Kaderopleiding Wetenschappelijk Onderzoek zal starten in Maastricht. In het verleden, vanaf 1993, organiseerde Maastricht al de voor velen bekende Opleiding tot Huisarts Onderzoeker (OHO). Deze opleiding is later uitgebouwd tot een officiële, geaccrediteerde NHG Kaderopleiding met een internationale bezetting. De voertaal is dan ook Engels. Doel van de cursus is kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om op kleine schaal wetenschappelijk onderzoek te doen en daarover te rapporteren. Gevorderden kunnen doorgaan richting wetenschappelijke publicatie of promotieonderzoek. In 2017 zal de gevorderden cursus (wederom een hele week) gepland worden, naar verwachting ergens in Duitsland bij onze collega’s. Van 19-23 september 2016 start de nieuwe ronde van deze cursus. De cursus is bedoeld voor iedereen met belangstelling om onderzoek in de eerstelijn te starten of voor beginnende c.q. net gestarte eerstelijns onderzoekers. Locatie: NH hotel in Maastricht. De cursuskosten zijn € 960. Inbegrepen zijn: cursuskosten en materiaal, drinken overdag, uitgebreide lunches, één diner en een sociaal evenement. Niet inbegrepen zijn: reiskosten, eventuele overnachtingskosten, ontbijten en de overige diners. Voor meer informatie en/of aanmelden: karin.aretz@maastrichtuniversity.nl (cursusmanager) 13 op één lijn 54
Pagina 14
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 De ziekte van Bechterew Snel herkennen en handelen DOOR MARLOES VAN ONNA, REUMATOLOOG Eén op de vijf patiënten die de huisarts voor een nieuwe klacht bezoekt, komt met een klacht van het bewegingsapparaat. Het is voor huisartsen vaak een uitdaging hieruit de patiënten te filteren die naar de reumatoloog moeten worden verwezen. Bij patiënten met de ziekte van Bechterew (ook wel: axiale spondyloartritis) duurt het gemiddeld zelfs negen jaar na het ontstaan van de eerste rugklachten voordat de diagnose wordt gesteld. Deze vertraging wordt gedeeltelijk veroorzaakt door het feit dat huisartsen moeite hebben met het herkennen van de aandoening. Inflammatoire lage rugpijn staat bij de ziekte van Bechterew centraal. Daarnaast zijn de zogenaamde ‘extra-articulaire manifestaties’ kenmerkend, bijvoorbeeld een regenboogvliesontsteking van het oog, psoriasis of inflammatoire darmziekten. Aanwezigheid van extra-articulaire manifestaties moet daarom een trigger zijn om te denken aan de ziekte van Bechterew. Inmiddels zijn er nieuwe, zeer effectieve behandelmogelijkheden. Snel starten met behandeling leidt mogelijk ook tot minder werkverzuim en arbeidsongeschiktheid. Door onderwijs voor huisartsen over het herkennen van de ziekte van Bechterew is het mogelijk de juiste patiënt tijdig naar de reumatoloog te verwijzen. Dit is een belangrijke conclusie uit het proefschrift ‘identifying patients with axial spondyloarthritis: on a mission to achieve timely recognition’ van Marloes van Onna. Zij promoveerde op 20 november 2015 aan de Universiteit Maastricht. Tijdens haar promotieonderzoek stuurde zij simulatiepatiënten met fictieve Bechterew-klachten langs bij huisartsen en huisartsen in opleiding. Deze wisten van tevoren niet welk medisch probleem ze kregen voorgeschoteld. Vervolgens werd in het bestaande curriculum van huisartsen in opleiding, drie maanden later, een interactief college gegeven over een aantal reumatische aandoeningen, waaronder de ziekte van Bechterew. Weer drie maanden later gingen de simulatiepatiënten nog eens langs voor een consult. De extra educatie bleek een aanzienlijk resultaat op te leveren. Voorafgaand aan de scholing werden de simulatiepatiënten in gemiddeld zeven procent van de gevallen doorverwezen naar de reumatoloog, na de educatie was tot opgelopen tot maar liefst 77%. Dankzij het simulatiepatiëntenproject is het belang van goede educatie aan huisartsen over de ziekte van Bechterew op de kaart gezet. De huisarts is onmisbaar bij het herkennen van deze patiënten. Huisartsen verkeren in een unieke positie: ze kunnen een patiënt gedurende zijn leven opvolgen en over een lange periode zorg leveren. Dit betekent dat juist de huisarts in staat is om het patroon van de ziekte van Bechterew als eerste te herkennen, bijvoorbeeld: het achtereenvolgens optreden van psoriasis en rugpijn. Bij het verbeteren van de kennis over de ziekte van Bechterew is het belangrijk dat huisartsen en reumatologen van elkaar kunnen leren. Beiden vullen elkaar mooi aan bij het leveren van kwalitatief goede zorg voor patiënten met deze ziekte. Over de onderzoeker Marloes van Onna (Beuningen, 1982) behaalde in 2008 haar artsenbul cum laude. In 2009 begon zij aan haar vooropleiding Interne Geneeskunde in het Maastricht Universitair Medisch Centrum+ (MUMC+). In hetzelfde jaar startte zij met het onderzoek dat heeft geresulteerd in dit proefschrift. Promotoren waren Robert Landewé en Annelies Boonen; copromotor was Astrid van Tubergen. Het simulatiepatiëntenproject werd mede begeleid door huisartsen Bas Maiburg en Gerrie Waagenaar. De vervolgopleiding tot reumatoloog werd in 2012 voorgezet in het MUMC+ en het Zuyderland ziekenhuis in Heerlen. Sinds 2015 werkt zij als staflid Reumatologie in het MUMC+. 14 1 e uitgave 2016 Bruikbare Wetenschap Kennis die van pas komt DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE ballonnen. We kunnen ons hopelijk dan meer gaan richten op de domeinen waar de patiënt de meeste ziektelast ervaart. Hopelijk worden de COPD controles dan minder eenheidsworst en meer kleurrijk maatwerk. Meer informatie over de COPD ziektelastmeter vindt u hier: www.longalliantie.nl/projecten/ziektelastmeter/ COPD – een makkelijkere ABC Wellicht ben ik te vrijpostig als ik de zorgprogramma’s COPD niet de meest motiverende werkzaamheden in de praktijk vind. Huisarts, POH en patiënt springen elke keer door een hoepeltje maar het wringt vaak wel een beetje. Want in de jungle van de pufjes gaat het eigenlijk toch vooral om stoppen met roken. En dat weten en voelen alle partijen. Ondertussen krijgen de patiënten van ons een etiketje met (GOLD) nummer 1 tot en met 4 en dan mogen de mensen met de lage nummers bij ons in de praktijk op controle komen en de mensen met de hoge nummers bij de longarts. Al jaren voelen we aan dat de echte ziektelast van de COPD patiënten zeker niet in te delen is in die vier simpele nummers op basis van de longfunctietest. Want sommige COPD patiënten met GOLD 4 hebben stukken minder last van hun longen dan patiënten met GOLD 2. Promovendus Annerika Slok sleutelt al jaren aan de COPD ziektelastmeter. Deel van die ziektelastmeter is een vragenlijst (de Assessment of Burden of COPD scale (ABC) die patiënten zelf kunnen invullen. 173 Patiënten vulden de lijst in en in deze deelstudie werd gekeken of de lijst ook echt meet wat hij moet meten, en of de lijst reproduceerbaar meet. Uit deze uitgebreide analyses blijkt de ABC ziektelastvragenlijst goed te meten én een goed onderscheidend vermogen te hebben. De vragenlijst wordt deel van de grotere COPD ziektelastmeter. Deze werkt met vrolijk gekleurde Positieve gezondheid Het onderwerp positieve gezondheid zal u ongetwijfeld niet zijn ontgaan het afgelopen jaar. De term dook vaak op in de media, en duikt ook steeds vaker op bij partijen die ‘iets met de zorg doen’. Zo hebben ook de zorgverzekeraars zich gecommitteerd aan het onderwerp. Maar wat is het eigenlijk? Machteld Huber (Louis Bolk Instituut) promoveerde afgelopen jaar bij André Knottnerus op deze nieuwe definitie van gezondheid. “Gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven” (Huber, 2012) Daarmee is het dus niet (meer) ‘de afwezigheid van ziekte’ zoals dit eerder wel eens werd gesteld. Om het draagvlak voor een nieuw dynamisch concept van gezondheid te toetsen, deed Machteld ook een zogenaamd mixed-methods onderzoek, waarbij ze kwalitatief onderzoek (interviews en focusgroepen onder 140 stakeholders) combineerde met kwantitatief onderzoek (vragenlijsten onder 1.938 respondenten). Ze vond veel steun voor het nieuwe concept, waarbij gezondheid werd gezien in termen van veerkracht, functioneren en participatie, in plaats van alleen in somatische of psychische zin. Juist bij dit soort abstractere onderwerpen leent video zich zoveel meer dan tekst: http://youtu.be/eNIVJptxJu0 Bent u online bereikbaar? Is uw praktijk goed online bereikbaar? Ik hoor u denken. Want een website hebben we allemaal. Maar echte interactie met de patiënt? Kunnen patiënten bijvoorbeeld een vraag stellen via e-mail, of kunnen ze afspraken online inplannen, krijgen ze e-mail reminders als ze bij de POH moeten komen? Nederland loopt voorop met allerlei e-health toepassingen en echte fanaten roeptoeteren dat het in de toekomst de dokter overbodig zal maken. Onderzoekster Martine Huygens bevroeg 1.500 Nederlanders uit een panel van de Consumentenbond, van wie 546 mensen antwoordden en tevens tenminste eenmaal bij hun huisarts 15 op één lijn 54
Pagina 16
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 waren geweest. De online interactie met hun huisarts bleek heel laag. Niemand had een beeldschermgesprek, slechts een enkeling had online toegang tot het medisch dossier (0,4%), kreeg e-mail herinneringen (0,6%), plande een online afspraak (2,2%) of stelde een vraag via e-mail (2,9%). Herhaalrecepten via internet was de meeste gebruikte online service (10,4%). Maakt onbekend (of onbeschikbaar) dan onbemind? De onderzoekers vroegen ook of de patiënt het (indien beschikbaar) zou willen gebruiken. Slechts 14.7% had een positieve intentie om beeldbellen toe te passen. Voor e-mail reminders, internetafspraken en vragen via e-mail waren er steeds ca. 35% van de respondenten met een positieve intentie. Uitschieters naar boven waren herhaalrecepten (45,8%) en toegang tot het medisch dossier (48,7%). Deze studie is enerzijds een bevestiging dat slechts een beperkt aantal mensen ‘iets’ digitaals met zijn huisarts doet, anderzijds geeft het aan dat maar een beperkt aantal mensen een positieve intentie heeft om dat in de toekomst te gaan doen, waarbij een eventuele digitale toegang tot het medisch dossier er wel uitschiet. Ook zet deze studie de fanatieke aanhangers van e-health in de huisartsenpraktijk een beetje met beide voeten aan de grond. Zou het onze patiënten dan toch echt om het menselijk contact gaan, gewoon in de spreekkamer of lekker ouderwets via de telefoon…? Veilig vangnet voor zieke kinderen Onze Vlaamse collegae Frank Buntinx en Jan Verbakel gingen op zoek naar strategieën van huisartsen om een veilig vangnet te creëren bij zieke kindjes. Ze interviewden daartoe 37 huisartsen en bevroegen hen hoe ze adviezen geven aan ouders wanneer ze een consult voor een ziek kind afsluiten. Ofschoon de meeste huisartsen de in het Engels gangbare term ‘safety netting’ niet kenden, blijkt dat ze het intuïtief wel doen. Door specifiek met ouders eventuele rode vlaggen te bespreken, de te verwachte duur van de klachten weer te geven, en advies te geven over wanneer en hoe ouders opnieuw contact kunnen opnemen. Het blijkt dat de Vlaamse collegae deze algemene regels vervolgens aanpassen aan de specifieke omstandigheden van het kind. Ik denk dat er geen reden te bedenken valt waarom wij als Nederlandse huisartsen dit anders doen. Uit de literatuur weten we dat ouders dit ‘veilige vangnet’ enorm belangrijk vinden én dat de dokter er beter van slaapt als hij het goed toepast. Momenteel komt u op huisartsenposten in ZuidNederland wellicht informatieboekjes tegen over kinderen met koorts. Daarin vindt u ook vangnet pagina’s om ouders gericht te informeren over wanneer ze terug moeten komen. Praatgraag Een blik in de agenda en je weet al dat je spreekuur gaat uitlopen. U herkent de praatgrage patiënten vast. Het blijkt niet makkelijk om zo’n spreekuurcontact tijdig af te ronden. Gezondheidswetenschapper en promovendus Esther Giroldi dook samen met geneeskunde student Maxime Rozestraten in deze boeiende materie en bekeek met zes ervaren huisartsen hun opgenomen consulten. De 16 bevindingen hiervan relateerden ze aan drie focusgroepen met huisartsen over dit onderwerp. Want wat doen huisartsen nu om het allemaal een beetje binnen de perken te houden? Het blijkt dat we eerst proberen uit te vinden wat de breedsprakigheid verklaart. Daarnaast gebruiken we de algemene communicatieve vaardigheden, maar daarbij nemen we een wat directievere houding. Dat doen we stapsgewijs, om zo de arts-patiënt relatie te waarborgen. Uiteindelijk proberen we de patiënt mede verantwoordelijk te maken voor de tijdsbewaking en we maken gebruik van empathische interrupties. Dat laatste houdt in dat je een detail uit het verhaal neemt, daarop (empathisch) reageert, en vervolgens de regie van het gesprek weer overneemt. En zo blijven de communicatieve vaardigheden en uitdagingen in de spreekkamer toch telkens weer boeien. Mocht u eens af en toe kort willen oefenen, dan raad ik u de MedCom app aan van Remke van Staveren, gebaseerd op het boek Patiëntgericht Communiceren. In een minuutje krijg je inspiratie om een (lastig) gesprek in te gaan met beeldende voorbeelden. Zo zijn er tips voor consulten met claimende patiënten, hoe te reageren op emoties, wat te doen met een borderlinecrisis, en zo meer. Allemaal onderwerpen waardoor het spreekuur wel eens uitloopt... Referenties • The Assessment of Burden of COPD (ABC) Scale: A Reliable and Valid Questionnaire. Slok AH, Bemelmans TC, Kotz D, van der Molen T, Kerstjens HA, In ‘t Veen JC, Chavannes NH, Asijee GM, Rutten-van Mölken MP, v an Schayck OC. COPD. 2016 Jan 20:1-8. • Towards a ‘patient-centred’ operationalisation of the new dynamic concept of health: a mixed methods study. • Huber M, van Vliet M, Giezenberg M, Winkens B, Heerkens Y, Dagnelie PC, Knottnerus JA. BMJ Open. 2016 Jan 12;6(1):e010091. • Interact J Med Res. 2015 Nov 24;4(4):e21. doi: 10.2196/ijmr.4245. Internet Services for Communicating With the General Practice: Barely Noticed and Used by Patients. Huygens MW1, Vermeulen J, Friele RD, van Schayck OC, de Jong JD, de Witte LP • How do general practitioners use ‘safety netting’ in acutely ill children? Bertheloot K, Deraeve P, Vermandere M, Aertgeerts B, Lemiengre M, De Sutter A, Buntinx F, Verbakel JY. Eur J Gen Pract. 2015 Nov 18:1-6 • How to gather information from talkative patients in a respectful and efficient manner: a qualitative study of GPs’ communication strategies. Giroldi E, Veldhuijzen W, Dijkman A, Rozestraten M, Muris J, van der Vleuten C, van der Weijden T. Fam Pract. 2016 Feb;33(1):100-6. Nascholing infectieziekten MINC "Teek it or leave it" Donderdag 23 juni 2016 in Maastricht www.minc.eu Opsporing van atriumfibrilleren D2AF studie is gestart! v.l.n.r.: Nicole, Mariëlle, Ellen. DOOR NICOLE VERBIEST-VAN GURP, AIOTHO Twee jaar geleden las u in Op één Lijn over D2AF, een groot onderzoek naar opsporing van atriumfibrilleren. Toen was de studie nog niet gestart, maar inmiddels draait zij op volle toeren! Tijd voor een update. We vertellen u wat D2AF ook al weer inhield en hoe het er nu voor staat. Het doel van D2AF (Detecting and Diagnosing Atrial Fibrillation) is het opsporen van mensen met onontdekt atriumfibrilleren (AF). AF komt veel voor en de negatieve gevolgen zijn groot als het niet tijdig behandeld wordt. AF kan lang onopgemerkt blijven, omdat het vaak asymptomatisch en/of paroxysmaal voorkomt. Patiënten komen dus niet met klachten en de diagnose kan gemist worden door een normaal ECG. Vaak wordt het pas vastgesteld als er al een beroerte is opgetreden! Er is behoefte aan een manier om deze mensen te identificeren, vóór een ernstig gevolg optreedt. Voor D2AF worden huisartspraktijken willekeurig aangemerkt als interventie- of controlepraktijk. In de interventiepraktijken worden drie manieren van irregulaire pols detectie met elkaar vergeleken: pols palpatie, een hand-ECG apparaat en een elektronische bloeddrukmeter met speciale software om AF vast te stellen. Vervolgens wordt een ECG gemaakt en een deel van de mensen krijgt gedurende twee weken een Holter en het hand-ECG apparaat mee naar huis. De controlepraktijken verrichten ‘gebruikelijke zorg’. De primaire uitkomst is het verschil in aantal nieuwe gevallen van AF. Met deze studie wordt de beste route naar de diagnose AF vastgesteld. Hoe eerder mensen gediagnosticeerd zijn, hoe meer mensen tijdig behandeld kunnen worden en hoe meer complicaties voorkomen kunnen worden. In de afgelopen twee jaar is D2AF gegroeid tot een project van flinke omvang, waarbij naast de huisartspraktijk en patiënten veel partijen betrokken zijn. De studie wordt geleid door onderzoekers uit Maastricht en Amsterdam, NIVEL levert geanonimiseerde data uit de medische dossiers van de patiënten, verschillende bedrijven verzorgen de diagnostiek (MyDiagnostick, Microlife, Retomed, Fysiologic) en MEMIC levert de elektronische infrastructuur die als een rode draad door de studie loopt. Dankzij de grondige voorbereiding is D2AF vliegend gestart. Op het moment van schrijven zijn 57 van de benodigde 96 huisartspraktijken geïncludeerd. 21 Praktijken zijn al gestart met de studie, de overige praktijken worden voorbereid. De eerste resultaten worden in 2018 bekend gemaakt. We vroegen Mariëlle en Ellen, twee praktijkondersteuners van deelnemende huisartspraktijk Feurtherpoort te Susteren, waarom de studie hen aansprak. Ze gaven aan de studie interessant te vinden, en benieuwd te zijn naar de toegevoegde waarde van opsporing van atriumfibrilleren in de praktijk. De studie is in de praktijk soms arbeidsintensief – met name bij patiënten die overal ‘ja’ op antwoorden – maar is ook goed te plannen. Deelname duurt per patiënt 15 minuten indien geen ECG gemaakt hoeft te worden, 30-45 minuten indien dat wel het geval is. Er blijkt veel animo te zijn onder patiënten. “Patiënten zijn allemaal heel enthousiast en willen heel graag meedoen! Partners van mensen vragen: Mag ik niet ook meedoen?” Soms zien patiënten op tegen de twee weken Holter meting. Mariëlle en Ellen lossen dit op door aan te geven dat ze de Holter ook eerder mogen inleveren als het niet bevalt. Uiteindelijk maken patiënten dan soms toch de twee weken vol. We vroegen welke tips ze willen mee geven aan andere praktijken die al meedoen aan D2AF. Dit waren er twee: 1. Reserveer vooral in het begin voldoende tijd voor de studie 2. Wees secuur in het maken van ECG’s, anders kan de uitslag niet geïnterpreteerd worden en moet het ECG opnieuw gemaakt worden. Mariëlle en Ellen vinden deelname aan de studie ook positief voor hun eigen ontwikkeling. Ze zijn nu meer alert op het bestaan van atriumfibrilleren en weten beter bij welke symptomen ze erop moeten letten. Daarnaast zien ze mogelijkheden om de apparatuur en de geleerde vaardigheden na afloop van de studie te integreren in het cardiovasculair spreekuur. De onderzoekers zijn nog op zoek naar huisartsen die willen deelnemen. Wordt u enthousiast van dit project? Neem dan contact op! De onderzoekers voorzien u graag van informatie. Drs. Nicole Verbiest - van Gurp, AIOTHO (Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker) vakgroep huisartsgeneeskunde UM, tel. 020-5661444, E-mail: studie@d2af.nl, website: www.d2af.nl 17 op één lijn 54
Pagina 18
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Gezamenlijke besluitvorming Evaluatie keuzehulpmiddel voor prostaatkankerpatiënten DOOR ESTHER BLOEMEN-VAN GURP, ONDERZOEKER MAASTRO CLINIC MAASTRICHT Onderzoek heeft aangetoond dat 70% van de patienten actief betrokken wil worden bij het nemen van belangrijke medische beslissingen1. In de praktijk komt participatie van de patiënt moeizaam van de grond. Waarom? Patiënten krijgen een stortvloed aan informatie. Mondelinge informatie beklijft beperkt2. Een voorlichtingsboekje geeft onvoldoende inzicht in de verschillen tussen de behandelopties en het is lastig om informatie aan de eigen situatie te koppelen. De voorkeur van de arts is ook van invloed op het keuzeproces. Een keuzehulp kan ondersteuning op maat bieden. Het geeft informatie over de verschillende behandelopties, bijwerkingen en risico’s. Via antwoorden op stellingen komt de patiënt tot een keuze voor een bepaalde behandeling. Die uitkomst kan de patiënt met de behandelend arts bespreken. In een gesprek kunnen zij dieper ingaan op die keuze. Uit onderzoek blijkt dat het gebruik van een keuzehulp diverse voordelen heeft ten opzichte van de gebruikelijke zorg3. MAASTRO clinic ontwikkelt actief keuzehulpmiddelen voor oncologische patiënten (zie www.treatmentchoice.info). Met urologen van verwijzende ziekenhuizen hebben we een prototype digitale keuzehulp voor prostaatkankerpatiënten ontwikkeld. Dit prototype is achtereenvolgens geëvalueerd door verschillende groepen hulpverleners en patiënten. In dit artikel lichten we de evaluatie door huisartsen toe. Waarom is het hulpmiddel voorgelegd aan huisartsen? Huisartsen kennen patiënten doorgaans veel beter dan de specialisten in het ziekenhuis. Hierdoor weten huisartsen meer over beweegredenen van een patiënt bij het maken van een behandelkeuze. De interviews met de huisartsen gaven dan ook een waardevolle aanvulling op de eerder verkregen informatie. Het doel was om de besluitvormingsbehoeften van patiënten vanuit het oogpunt van de huisarts, in kaart te brengen. We 1 Silverman J, Kurtz S, Draper J. Vaardig communiceren in de gezondheidszorg. Den Haag: Lemma; 2006. 2 https://www.ijic.org/index.php/ijic/article/view/720/1319 3 Stacey D, et al. Cochrane Database Syst Rev 2014;1:CD001431 18 interviewden hiervoor acht verschillende huisartsen in hun eigen praktijk. Daarna doorliepen de huisartsen het keuzehulpmiddel en vulden ze een online vragenlijst in. Interview De interviews duurden een halfuur. We bespraken: de ervaring van de huisarts met prostaatkankerpatiënten, de informatievoorziening door de huisarts, de aspecten bij het maken van de behandelkeuze en de keuzehulpen. Hieronder een samenvatting. Ervaring huisarts met prostaatkankerpatiënten Nadat de diagnose prostaatkanker is gesteld, komt een patiënt meestal terug bij de huisarts. De huisartsen gaven aan dat zij vooral gevraagd worden om de door de uroloog voorgelegde opties samen door te nemen. Patiënten vragen naar de visie van de huisarts, ze willen weten of de optie(s) die zijn voorgelegd ook de goedkeuring van de huisarts krijgen. Patiënten zoeken naar aanvullende informatie, hoop en geruststelling. Zij doen dit onder andere door bij huisartsen te rade te gaan. “Meestal komen ze me de opties even vertellen en dan hebben we het er even over en willen patiënten weten wat ik er van vind.” Informatievoorziening door huisarts De informatie van de huisartsen bestaat uit eigen kennis over de behandelingen. Het gaat dan om de wijze waarop de behandeling wordt uitgevoerd, het verloop van het traject en de (mogelijke) bijwerkingen. Zij volgen in hun advies aan de patiënt over het algemeen de voorgelegde optie van de uroloog. De meeste deelnemers benadrukken dat de uroloog leidend is. De keuze ligt bij de patiënt en de tweedelijns zorgverlener. “Als naar mijn mening wordt gevraagd, kijk ik vooral terug naar wat er al is geadviseerd. Ik wil daar absoluut niet haaks op gaan staan want dat bemoeilijkt het verdere behandeltraject. Daarnaast moet een patiënt vertrouwen hebben in zijn behandelend arts.” Aspecten waar keuze van afhangt Patiënten kiezen in eerste instantie voor zekerheid. Ze willen genezen en ervan op aan kunnen dat het de juiste 1 e uitgave 2016 verschillende niveaus. “Ik vind dat je beide moet doen, ik zou ervoor kiezen om een voor de meeste mensen geschikte korte uitleg te geven. Met de mogelijkheid om hier en daar wat achtergrondinformatie aan te klikken. Want mensen zijn gewoon heel erg verschillend.” behandeling voor hun ziekte is. Afwachtend beleid vinden sommigen verschrikkelijk eng. Veel patiënten kennen iemand die ook prostaatkanker heeft gehad. Die ervaringen zijn zeker van invloed op de keuze die de patiënt maakt. “Sommige patiënten gaan daar ver in, die willen exact de behandeling krijgen die degene die ze kennen ook heeft ondergaan. Dan kiezen ze niet alleen voor dezelfde operatie maar dan willen ze ook in hetzelfde ziekenhuis behandeld worden en bijvoorbeeld ook robotchirurgie krijgen.” Beslishulp De beslishulp moet voor iedereen te begrijpen zijn. De deelnemende huisartsen gaven aan dat het belangrijk is om de informatie zoveel mogelijk te visualiseren. “Een plaatje van de prostaat is nodig, het is verbazingwekkend hoeveel mensen niet weten wat een prostaat eigenlijk is en waar die ongeveer zit.” “Wat ik merk is dat als ik spreek van een kans van 5% op een bepaalde bijwerking dat patiënten dat hoog vinden, terwijl als je dit uittekent en je hebt 5 bolletjes rood en 95 bolletjes groen de patiënt hier al heel anders tegenaan kijkt.” Patiënten kunnen zich volgens de geïnterviewden moeilijk voorstellen wat een bijwerking met zich meebrengt. Hoe patiënten beter op bijwerkingen kunnen worden voorbereid, wisten de meeste huisartsen niet aan te geven. Twee huisartsen gaven hierover wel tips: “De patiënten moeten er in ieder geval een langere tijd goed over nadenken. Zo’n beslishulp moet de patiënt niet even snel gaan invullen in de wachtkamer. Daarnaast is het goed als er in de beslishulp zou staan dat als de patiënt vragen heeft hij ook bij de huisarts terecht kan.” “Om te voorkomen dat patiënten informatie missen over de bijwerkingen en zich een beter beeld kunnen vormen is het belangrijk om ervaringen van andere patiënten in een filmpje te verwerken waar mensen indien zij het wensen op kunnen klikken.” Op de vraag of de informatie diepgaand of oppervlakkig moest zijn gaf het merendeel aan dat de informatie volledig moet zijn en daardoor automatisch ook diepgaand is. Wel moet rekening worden gehouden met patiënten van Vragenlijst na het doorlopen van het keuzehulpmiddel Na het digitaal doorlopen van het hulpmiddel kregen de huisartsen een online vragenlijst. Uit de resultaten blijkt, dat huisartsen verwachten dat de meeste patiënten het liefst zelf de behandelkeuze maken, hierbij gebruik makend van het advies van de arts. Gezamenlijk een beslissing nemen scoort hoog. De huisartsen denken dat een patiënt minder graag alleen de beslissing maakt. De beslissing over laten aan de arts zullen patiënten waarschijnlijk niet snel overwegen, zelfs niet als de arts de mening van de patiënt meeneemt. De huisartsen ervaren dat patiënten moeite hebben met het maken van een behandelkeuze. Ze beseffen dat hun mening invloed heeft op de beslissing van de patiënt. De huisarts vindt het belangrijk om de voorkeuren van de patiënt mee te nemen in de behandelkeuze. Huisartsen willen alle prostaatkankerpatiënt een keuzehulpmiddel aanbieden. De huisartsen zijn tevreden over het keuzehulpmiddel en denken dat het bij kan dragen tot gezamenlijke besluitvorming en het verbeteren van de patiëntzorg. Ze vinden de informatie duidelijk, begrijpelijk en makkelijk te volgen voor de patiënt. Vooral de heldere plaatjes, video’s, gesproken tekst, de keuzevragen en de mogelijkheid om informatie uit te printen werden genoemd als positieve aspecten. De huisartsen raden het gebruik van de keuzehulp aan en willen het hulpmiddel in de toekomst graag blijven gebruiken, al zal dit mogelijk invloed hebben op de consultduur. Als mogelijke barrières voor het gebruik noemt de huisarts dat patiënten moeten beschikken over een computer en dat enige handigheid met computers vereist is om te kunnen navigeren door het programma. De resultaten van het onderzoek worden gebruikt om de keuzehulp verder te verbeteren en de toepassing ervan in de praktijk te optimaliseren. Het doel is om het keuzehulpmiddel medio 2016 gereed te hebben. We zijn dankbaar dat de betrokken huisartsen, ondanks de drukke spreekuren, tijd hebben willen en kunnen maken voor het interview en het doorlopen van de keuzehulp. Namens de werkgroep ‘gezamenlijke besluitvorming’, MAASTRO clinic, Maastricht (op alfabetische volgorde): Adriana Berlanga, Esther Bloemen- van Gurp, Liesbeth Boersma, Philippe Lambin en Ben Vanneste 19 op één lijn 54
Pagina 20
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Van de Dikke Deur1 I want you! DOOR BAS MAIBURG, OPLEIDINGSDIRECTEUR HUISARTSOPLEIDING Van de Nederlandse Handbalbond tot La Caverne de Geulhem: velen voor mij gebruikten de slogan van Uncle Sam om leden, dan wel personeel te werven. Nu zet de Huisartsopleiding Maastricht deze bekende joker in voor de werving van docenten. Onze vacatures vindt u via onze homepage: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl De priemende vinger van Uncle Sam wijst in de richting van u, als lezer van dit blad. Nee, geen grap, hoewel de afbeelding ook in veel cartoons over Amerika voorkomt. Ik ben uiterst serieus. Tien stafleden gaan de huisartsopleiding dit jaar verlaten. Pensioen en praktijk zou een aardige titel voor een glossy voor rentenierende huisartsen zijn, maar voor ons houdt het in dat veel kennis en ervaring ons gaat verlaten. Dat roept om vervanging. Neem bijvoorbeeld Huub Schepers. Deze zeer ervaren huisarts en huisartsopleider ’draait’ zowel een eerste- als derdejaarsgroep en gaat nu met pensioen. Daar helpt keepen in het eerste van de Huisartsopleiding geen moedertje lief aan. In zijn kielzog sleurt hij nog een andere troef van ons voetbalelftal mee, Koen Vanwersch. Sterke spits en huisartsbegeleider jaar 1. De combinatie van de huisartspraktijk en het werk voor de opleiding legt een forse claim op hem. Het hab-schap is niet een ‘dat-doe-ik-er-wel-even-bij’ baan. Het betekent een aanstelling van twee dagen, die stevig zijn gevuld met onderwijs(ontwikkeling), toetsing en… vergaderen. Dit alles in een gemotiveerd en goed samenhangend team, dat de nodige tijd inruimt voor sociale contacten. “Een warm bad”, hoor je van zittende en nieuwe stafleden. Zo’n seventies party tijdens het laatste team-uitje, dat is ook de huisartsopleiding: 40 jaar jong en steeds in beweging! De eerste afzwaaiers dit jaar waren Rianne Smals en Frans Schmeetz. Van Rianne begrijp je dat, als je het enorme voormalige pand van het kadaster in Roermond en haar nieuwe bewoners ziet: daar ligt gewoon meer (samen-) werk. Voor Frans ligt dit weer anders. Hij renteniert al even, maar hij is zich blijven inzetten voor de begeleiding van aios die niet vanzelfsprekend door de opleiding walsen. De eigen tijd die hij inmiddels heeft, vertaalde hij in een aantal prachtige 1 Verbastering van de naam van circusdirecteur uit Pipo de Clown schilderijen waarmee hij de opleiding ‘tekende’: transparantie en teambuilding, zo maar twee titels van zijn doeken. Gelukkig wordt het stokje van zijn begeleidingswerk overgenomen door Katrien Boots. Dat lag niet meteen voor de hand. Aan haar capaciteiten twijfelen we niet, maar het overnemen van een ander stokje, dat van een eigen praktijk, vergt ook haar nodige andere aandacht. En met haar praktijkswitch brengt dat het aantal vacante begeleidersplekken, als u goed met mij meegeteld heeft, op vijf. Wie missen we dan nog in dit afscheidsrijtje? Wie gaan we óók echt missen? Een zekerheidje is Mark Brueren, maar ook Paul Schrijver is hab-schap-afvaller-kandidaat. Mark wil zich na de nodige jaren als huisartsbegeleider meer focussen op zijn praktijk, en voor Paul lonkt, heb ik uit betrouwbare bron vernomen, de horizon van een hao-coördinatorschap. Dat laatste kan alleen maar als de huidige hao-coördinator verdwijnt. Helaas is dat zo. Stijn de Vries kiest, met o.a. het nieuwe leerwerkplan voor de huisartsopleider in zijn nalatenschap, als fervent roeier voor het ruime sop van de AOW-gerechtigheid. Als aandachtig lezer van dit blad vraagt u zich natuurlijk af hoe ze dat bij de opleiding nu gaan redden met het nieuwe landelijke opleidingsplan. Tien thema’s implementeren, deels nieuwe erbij zoals preventie, met tien ervaren stafleden minder. Uw vraag verwijst direct naar Tonnie van Kessel, één van onze curriculumcoördinatoren. Inderdaad, ook zij neemt dit jaar afscheid. Maar niet zonder stevig vóórwerk achter te laten voor dit omvangrijke plan. Ook zij ‘wants you’! Voor de diverse thema-groepen die zij met Gerrie Waagenaar aan het opstarten is, zijn nog enkele plaatsen beschikbaar. Een tweetal coördinatoren dus, die wij qua ervaring node gaan missen. Toch is de nood hier deels gelenigd. Voor de vacatures voor het HAO-coördinatorschap (u leest het goed, de functie wordt opgedeeld in twee vacatures) hebben we maar liefst vijf sollicitaties uit eigen staf mogen ontvangen. En voor de opvolging van Tonnie is Merijn van de Laar, gedragswetenschapper en voor een deel uit eigen kweek, gevonden. U komt hem nog tegen, houdt ook de medische TV-programma’s hiervoor in de gaten! Toch is inzetten van die eigen kweek slechts een doekje voor het bloeden. Zo laat Merijn elders in onze ploeg een gedragwetenschapper-gat achter. 20 1 e uitgave 2016 De staf zit niet stil zoals ik al zei. Liefst drie nieuwe huisartsbegeleiders zijn voor dit jaar al aangetrokken. Marjolein Oerlemans en Gaston Peek pakken beiden een eerstejaarsgroep op. Gaston liep ik bijna letterlijk tegen het lijf bij het hardloopevenement Zweit Veur Leid, en Marjolein is een zeer verdienstelijk pedaleur. U begrijpt het al, voor een functie als huisartsbegeleider paren wij graag ambitie aan conditie. Als derde nieuwkomer verwelkomen we Mathijs Limpens in de loop van dit jaar. Een zeer ervaren huisartsopleider. Met hun komst zien we de toekomst met veel vertrouwen tegemoet. De snelle rekenaars onder u sputteren nu waarschijnlijk even. En zij hebben gelijk: er staan dit jaar nog zeker drie habschappen open, twee voor een groep in Eindhoven en een voor een groep in Maastricht. Een extra beroep dus op onze collega’s “over-Maas”. Als lokkertje voor hen bieden we sinds januari onze nieuwe Eindhovense onderwijslocatie aan, Strijp-Z. Op de nominatie om - wat design en catering betreft - de evenknie van het al befaamde Strijp-S te worden, ook in Eindhoven. En over lokkertjes gesproken: huisartsbegeleiders ontvangen een fraaie arbeidsmarktoelage én eigen laptop/iPad met toegang tot de medische wereldliteratuur! Mogelijk verwondert u zich over onze gedragswetenschappers, gaan zij ook niet langzaam richting pensioen of (meer) praktijk? Dit jaar meldt zich alleen Jos Sleijpen als serieus pensioengerechtigde, maar voor hem behoort een jaartje bijtekenen zeker tot de opties. Dat neemt niet weg dat er absoluut plek is voor en nood aan een nieuwe gedragswetenschapper in onze staf. Uncle Sam’s I want you was overigens gebaseerd op een andere, Britse poster, drie jaar daarvoor. Hierop figureerde Lord Horatio Kitchener, veldmaarschalk van de Royal Army, als aandachtstrekker voor nieuwe manschappen voor het Britse leger. Hopelijk kan ik u, man én vrouw, verlokken tot een aantrekkelijke job in een aantrekkelijk team. Ik hoor graag van u! Opleiderstweedaagse Tel je zegeningen! DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Nog niet zo lang geleden was de Kapellerput in Heeze een klooster, waar de paters Jezuïeten hun zegenrijke werk verrichtten. Inmiddels is het een conferentieoord, waar al vele malen de huisartsopleiders van het Maastrichtse instituut één van hun vele beloningen krijgen in de vorm van de traditionele Tweedaagse. Op 24 en 25 februari jongstleden was het samenzijn op veler verzoek georganiseerd rond het thema Praktijkmanagement (PM). De onderwijslijn PM voor de aios was uitgangspunt voor een inspirerend programma. Woensdagochtend in kleinere groepen brainstormen in de workshop: “Werk ik als huisarts zoals ik dat zou willen?”. Medisch leiderschap was de kern, en veel opleiders hebben daar veel van meegenomen. Na de lunch het Lagerhuisdebat, voor de eerste keer, maar zeker niet de laatste: het was een groot succes! Rond verschillende prikkelende stellingen (avondspreekuur, praktijkmanager) staken steeds twee sprekers een vurig voor- of tegenbetoog af, waarna onder bekwame leiding van opleidingsdirecteur Bas Maiburg (“the Speaker of the House”) vanuit de zaal geprobeerd kon worden om collega’s van kamp te laten wisselen. Waarna het hoog tijd was voor ontspanning in de vorm van een workshop zang bij Felix Punt of mindfulness door Marscha Luijkx. Het prachtige weer lokte velen ook naar buiten voor een wandeling door de omringende bossen. Na borrel en diner schijnt iedereen toch een gezonde nachtrust genoten te hebben, want op de tweede dag hadden alle opleiders geen moeite om zich in twee workshoprondes te buigen over een selectie van thema’s uit het aios-curriculum Praktijkmanagement: Patiëntveiligheid, Functioneringsgesprek, Verbeterplan, Conflicthantering of Time-management. Na de lunch een buitengewoon inspirerende afsluiting rond het LEAN-principe. Onder het motto “nooit meer zoeken” voerde huisarts Ulrich Schultz ons op levendige wijze langs de, veelal simpele, mogelijkheden voor verbetering van de logistiek in de huisartsenpraktijk. Het waren prachtige dagen, waarop hao-coördinator Stijn de Vries na zijn pensioen binnenkort met plezier en voldoening kan terugkijken! 21 op één lijn 54
Pagina 22
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Een stille revolutie Tussen Maas en Waal DOOR JOOST DORMANS, COÖRDINATOR BEDRIJFSVOERING HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Terwijl de vlag ‘40 jaar UM’ vrolijk wappert, heeft zich een stille revolutie voltrokken. De huisartsopleidingen van Maastricht en Nijmegen (inclusief ouderengeneeskunde) hebben in januari 2016 samen in Eindhoven een nieuwe onderwijslocatie, het STRIJP-Z-gebouw (zie www.strijp-z.nl), in gebruik genomen. Wat hieraan vooraf ging De ondertunneling van de A2 bij de Geusselt (we voorzagen lange files), het doortrekken van de A73 en de uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen maakten dat het managementteam (Paul Ram, Bas Maiburg en ondergetekende) van de huisartsopleiding besloten om een onderwijslocatie buiten Maastricht in te stellen. Enerzijds wilden we onze noordelijke aios een lange autorit en fileleed besparen en anderzijds was het al snel duidelijk dat als we moesten groeien het logisch zou zijn meer naar het noorden te schuiven. Zuid-Limburg leek verzadigd qua aantal stageplaatsen en de periferie was te klein om ons te voorzien van voldoende plekken in de klinieken. De regio Eindhoven is ‘booming’, veel high tech bedrijven zijn er gevestigd en veel grote bedrijven verplaatsten afgelopen jaren hun vestigingen van Zuid-Limburg naar noordelijke regio’s. De partners van onze aios zijn veelal hoogopgeleid en het vinden van een baan in ons ‘noorden’ lijkt gemakkelijker. Zoals de bakermat van de UM in 1974 begon met pionieren en vooral niet te bestuurlijk ingebed opereren, zijn we in 2011 pragmatisch gestart met een eerste onderwijsgroep in Eindhoven in voormalig huisartsenpraktijk ‘Het Schip’ van SGE. ‘Het Schip’ lag naast huisartspraktijk Strijp van Paul Schrijver. Met diens praktijkmanager konden we regelen dat iemand het pand opende en sloot en er een vrijwilliger (Henk) was om koffie te zetten en te zorgen dat de verwarming aan stond. De Strijp was nog niet ‘hot’ zoals nu, de naweeën van harde industriële saneringen waren en zijn nog voelbaar. Visies op samenwerking, onderwijskundige inzichten en allerlei innovatieve gedachten volgden later pas, misschien hadden we gewoon een goed voorgevoel. De financiering van de huisartsopleiding is altijd onafhankelijk geweest en de SBOH stond ons toe 1,5 ton te gebruiken om hiermee te experimenteren. De aios en huisartsopleiders waren al snel enthousiast; het voordeel voor hen was evident. Docenten moesten reizen en dat leverde gemopper 22 op, maar ook zij zagen de voordelen voor de betrokkenen. Geleidelijk aan kwamen noordelijke (externe) docenten en groepsbegeleiders in beeld, want ons-kent-ons in het Brabantse en doceren in Eindhoven voor en door de regio is aantrekkelijk. Een nieuwe dynamiek ontstond. Door de instroom van aios op woonplaats te ordenen konden we meer noord-groepen formeren. Zorgen zijn er natuurlijk ook altijd, zoals het verlies van couleur locale, minder overlegmomenten, waar is al dat ‘gedoe’ goed voor… Fase twee ontstond toen SGE besloot het pand waarin haar hoofdkantoor was gevestigd te verkopen. ‘Het Schip’ werd gekozen als nieuwbouwlocatie (direct aan de ring van Eindhoven, dicht bij Strijp-S en schuin tegenover het Evoluon). Het afbreken van ‘Het Schip’ was een serieuze hobbel, want het was een van de eerste producten van Jo Coenen, de voormalig rijksbouwmeester. Een voorwaarde voor nieuwbouw was dat er een markant gebouw voor moest terugkomen. In oktober 2012 kwam architect Michael Bol tijdens een uitje van de opleiding z’n plannen ontvouwen en luisteren naar de wensen van onze staf. Het werd een enerverende avond met mooie ideeën en concepten die de basis vormden voor meer. Plannen zijn mooi, maar er is ook geld nodig om de plannen tot uitvoering te brengen en dat was in die tijd nog niet zo gemakkelijk. Na een financier te hebben gevonden werd een bouwteam opgericht. De SBOH speelde hierbij een belangrijke rol. De SBOH heeft zich de afgelopen jaren ontpopt van financier tot facilitator. Een voorbeeld hiervan is de Schola Medica in Utrecht en de expertise van met name Cees Esser hierbij was zeer welkom. Globale schetsen werden bouwtekeningen en 1 e uitgave 2016 bouwtekeningen werden werkelijkheid. Ging het allemaal maar zo soepel. “Een WCD is een wandcontactdoos”. “Waar en hoeveel wil je er hebben?” Niet onze corebusiness dus. In de periode januari 2015 tot oktober verrees er een nieuw gebouw met twee verdiepingen. Het resultaat is een modern gebouw in een booming omgeving waarbij de hele verdieping op onderwijs is ingericht inclusief alle moderne audiovisuele apparatuur die daarbij hoort. Het nu en de toekomst De pay-off, dat is de tekst onder het logo, van het STRIJPZ-gebouw is ‘samen voor zorg en vernieuwing’. Samen betekent hier dat tal van organisaties onder een dak verblijven. Het gaat om KOH, Zorggroep DOH, Meetpunt Kwaliteit, LHV-huisartsenkring ZOB, Slimmer Met Zorg, SGE, RadboudUMC en Huisartsenpost Oost-Brabant. Ook hier verwachten we veel van in de zin dat een natuurlijke interactie, en dat begint bij de koffieautomaat, zal leiden tot nieuwe initiatieven. Voor opleiders zou je kunnen denken aan docentenoverleg en intervisie in de ochtend en ’s middags nascholing op dezelfde locatie in hetzelfde lokaal. Bijzonder is dat de huisartsopleidingen van Nijmegen en Maastricht samenwerken op één locatie. Gezamenlijk onderwijs aanbieden aan aios is de volgende stap. Nu is dat nog ieder voor zich (Maastricht negen groepen en Nijmegen twee groepen) maar het verweven van onderwijsprogramma’s is een kwestie van tijd. Ook is er een groep aios-ouderengeneeskunde van Nijmegen. In stilte heeft zich daarmee een revolutie voltrokken. Onderwijs voor en door de regio is de nieuwe realiteit. Uiteraard is dit alles inmiddels vervat in visiestukken en samenwerkingsintenties, maar de kern is samen onder een dak en dat samenwonen maakt de afstand tot elkaar letterlijk en figuurlijk klein. Het idee van onderwijslocaties in de regio krijgt landelijk opvolging zo is er een onderwijslocatie in Zwolle en Twente (bestaat al langer) en komt er een locatie in Den Haag. Aios solliciteren naar een opleidingsplaats op een locatie. De huisartsopleiding heeft daarmee een instrument ten behoeve van het allocatiebeleid. Zo starten er per maart 2016 twee groepen ‘Eindhoven’ en één groep ‘Maastricht’. In september 2016 twee groepen ‘Maastricht’ en één groep ‘Eindhoven’. Gevolg is dat niet langer de woonplaats van de aios bepalend is, maar de opleidingsplaats waar de aios voor is aangenomen. Hetzelfde geldt voor Nijmegen die Eindhoven ook als opleidingsplaats aanbiedt. U vindt gebouw Strijp-Z aan de Tilburgseweg-West 100 in Eindhoven. www.strijp-z.nl 'Nijmegen' ook in Eindhoven… Wat is daar aantrekkelijk aan? DOOR THEA TOEMEN, HUISARTS IN EINDHOVEN EN HUISARTSBEGELEIDER NIJMEGEN1 Zoals Joost Dormans hierboven vertelt over ‘Maastricht in Eindhoven’ en de Maastrichtse ‘noordgroepen’, zo vertel ik het hoe en van Nijmegen in Eindhoven, op dezelfde prachtige locatie Strijp-Z. En waarom we daar blij mee zijn. Nijmegen bestrijkt de provincies Gelderland, delen van Noord-Brabant en heeft van oudsher ook veel opleiders in Zuidoost-Brabant. Als Katholieke universiteit trok Nijmegen immers veel katholieke studenten en die kwamen veelal uit Brabant en Limburg. Zij keerden na hun studie terug om ‘thuis’ te gaan werken. Alhoewel menig opleider het leuk vindt om op een terugkomdag terug te gaan naar de voormalige studentenstad, werd ook steeds gevraagd naar onderwijs op locatie. Daarnaast vroegen organisaties in de regio aan Nijmegen 1 HAB Eindhovengroep voor de huisartsopleiding Nijmegen om hetzelfde om de opvolging in de regio te borgen. Bijna een kwart van de huisartsen in Zuidoost-Brabant is ouder dan 60 jaar. Er zijn in die regio straks veel nieuwe huisartsen nodig. Hoe kun je deze beter interesseren voor en binden aan een regio dan daar ook de opleiding aan te bieden? Zo heeft Nijmegen besloten om ook naar Eindhoven te komen. Maximaal 25% van de groepen (dat zijn er vier) gaat in Eindhoven plaatsvinden. Ter vergelijking: Maastricht heeft daar 50% oftewel negen groepen zitten. Logisch dat Maastricht met Joost Dormans als locatiemanager voor twee dagen vanuit de SBOH de logistieke kar trekt in Eindhoven. De huisartsopleiding in Nijmegen is anders georganiseerd dan die in Maastricht. In plaats van drie opleidingsjaren kent Nijmegen twee opleidingsfases: 23 op één lijn 54
Pagina 24
op één lijn 54 Docenten 1e fase (de eerste jaars aios) Eindhoven vlnr: Eric Aalsma, Thea Toemen, Docenten 2e fase Yvon Siebelink en Hans van Gestel Fase 1 bestaat uit het eerste huisartsenjaar en een klinische stage van een half jaar. Fase 2 bestaat uit een tweede huisartsenjaar en stages van drie maanden bij respectievelijk GGZ en CCZ. Gedurende die fases blijven de aios in dezelfde onderwijsgroepen. In Maastricht is dat anders: daar worden voor elke stage nieuwe onderwijsgroepen gemaakt. Onze docenten (zie foto’s) zijn enthousiast: Yvon Siebelink en Hans van Gestel (2e fase) en Eric Aalsma, Thea Toemen , Petra Wopereis en Alfons Olde Loohuis (1e fase ). Het is een kans om met docenten van een andere huisartsopleiding te kijken waar we met behoud van onze ‘couleur locale’ kunnen uitwisselen en samenwerken om zo elkaars sterke punten kunnen benutten. Wat maakt Eindhoven voor ons aantrekkelijk? De regio Zuidoost-Brabant is met Eindhoven tegenwoordig een booming regio in Nederland, dat weten we allemaal. Denk aan Brainport waar vanuit de Technische Universiteit en bedrijven als Philips en voorheen chipfabrikant NXP een bakermat is ontstaan voor veel start ups, ook op medisch gebied. Het bruist in Eindhoven: op Strijp-S tijdens de Dutch Design Week in oktober, tijdens de lichtweek ‘Glow’ in november en op de vele (muziek)festivals en andere activiteiten. De regio is aantrekkelijk voor jonge ondernemende mensen (en voor de partners van onze aanstaande huisartsen?). Ook binnen de (eerstelijns)gezondheidszorg loopt de regio Zuidoost-Brabant mee voorop. In ons gebouw Strijp-Z zit ook een aantal verschillende eerstelijnsorganisaties: hoe goed gefaciliteerd wil je het hebben? Onze aios kunnen meekijken op allerlei gebieden van het vak en hier en daar hun steentje bijdragen, bijvoorbeeld in korte stages. Het geeft ons mogelijkheden voor onderwijs (kaderhuisartsen), stages, onderzoekjes en ideeën die we ook voor onze opleiding en aios in Maastricht en Nijmegen kunnen gebruiken. Voor de samenwerking met en inbedding in de regio trekken we samen de kar. Hiervoor hebben de opleidingen en organisaties regelmatig om de tafel gezeten. Daarna hebben Elsje van Beek, huisarts Eindhoven/juniordocent Nijmegen en Paul Schrijver, huisarts Eindhoven/docent Maastricht concrete mogelijkheden geïnventariseerd. Petra Wopereis, Alfons Olde Loohuis Enkele voorbeelden die gerealiseerd zijn of in de opstartfase zitten Een aios met extra interesse in cardiologie participeert in een mooi transmuraal project over hartfalen van huisartsen en specialistenen. Twee aios gaan binnenkort een workshop geven op het KOH2 congres voor doktersassistenten. Begeleiding van (intervisie) groepen van jonge huisartsen wordt via Stichting KOH aangeboden. Binnen de Huisartsen Kring Zuidoost-Brabant wordt momenteel serieus werk gemaakt van het oprichten van wagro’s (waarneemgroepen). Vanuit het Palliatief Netwerk Zuidoost-Brabant is een aios betrokken bij transmurale scholingen over de levenseinde problematiek. Het huisartsenlaboratorium “Diagnostiek voor U” draagt met haar uitgebreide samenwerking met huisartsen bij aan versterking van de eerstelijnszorg. Een docent van de opleiding droeg bij aan een Diagnostisch Toets Overleg module, die nu uitgerold wordt bij alle huisartstoetsgroepen in de regio. Last but not least: de zorggroepen in de regio (SGE, POZOB, DOH en Elan) werken graag samen. De SGE heeft gefaciliteerd in onze nieuwe behuizing. Bij POZOB en DOH lopen projecten over persoonsgerichte zorg door de praktijkondersteuner (en de huisarts) met docenten van de huisartsopleiding. Met innovatie- en organisatieprojecten timmeren deze Zuidoost-Brabantse zorggroepen ieder op eigen wijze aan de weg. Zij willen graag met hun kaderhuisartsen en expertise bijdragen aan ons onderwijs en aios de kans geven om deel te nemen aan hun activiteiten. Kortom, een uitdaging om met onze opleidingen Maastricht en Nijmegen alle mogelijkheden te benutten. En daarmee aan onze ‘moederinstituten’ bij te dragen. Wie eens wil komen kijken op onze mooie locatie is van harte welkom. 2 Stichting Kwaliteit en Ontwikkeling Huisartsenzorg, zie www.stichtingkoh.nl Op 28 juni 2016 is er een ontmoetingsdag ‘met de regio’. Huisartsen in opleiding uit Maastricht en Nijmegen ontmoeten eerstelijnsorganisaties en ziekenhuizen in Zuidoost- Brabant. Tijd: 13.30-17.00 uur in Strijp-Z. Dagvoorzitter is Thea Toemen. Info: thea.toemen@gmail.com 24 1 e uitgave 2016 Weten is Eten Nieuwe richtlijn Gezonde Voeding. Alweer? DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Patiënten verwachten dat huisartsen met hen over voeding praten. Ze vinden huisartsen de beste bron voor voedingsinformatie en geven hoog op van hun betrouwbaarheid, deskundigheid, toegankelijkheid en duidelijkheid (Huisarts Wet 2007;50(4):155-8). Ja ja… Huisartsen zelf zien zich niet zo terug in het door hun patiënten geschetste ideaalbeeld. Een niet genoeg te prijzen houvast is dan heel vaak Thuisarts.nl. Het hoofdstuk “Ik wil gezond eten” helpt patiënt èn huisarts een heel eind verder. Maar het is voor het laatst bijgewerkt in september 2015, en op 4 november publiceerde de Gezondheidsraad alweer nieuwe richtlijnen voor gezonde voeding! Het Voedingscentrum vertaalt deze richtlijnen nog steeds in de Schijf van Vijf, de nieuwe is zojuist in maart 2016 aangeleverd. Naast de oude, vertrouwde adviezen (veel groente en fruit, minder zout, meer vis dan vlees, gezonde vetten, zuivelproducten enz.) wijzen we onze patiënten vanaf nu ook op het nut van meer peulvruchten, dagelijks een handje ongezouten noten, dagelijks thee, alleen gefilterde koffie , minder vruchtensappen (suiker!) en liever geen alcohol. Nou, daar kan ik in de keuken toch wel wat mee, althans grotendeels. Nu de beginnende lente bij mij het verlangen naar zomerse dagen al iets begint los te woelen, neem ik een voorproefje met deze Spaanse vissoep van Jamie Oliver: veel groente, olijfolie, peulvruchten, vis en zeevruchten, wat zuivel en geen toegevoegd zout. Alleen een glaasje verdejo kan ik er niet bij laten staan. Of twee…. Spaanse vissoep: Doe 1 ui, 1 venkelknol, 1 dikke wortel, 1 stengel bleekselderij en 2 knoflooktenen, alles in snippers, plakjes en blokjes, in een grote pan met 2 eetlepels olijfolie. Bak ze zacht in 12 – 15 minuten, de laatste paar minuten een theelepel paprikapoeder erbij. Rasp intussen de schil van een biologische sinaasappel (een vleugje Valencia!) en snij 5 tomaten in blokjes (of maak een blikje open) en voeg alles bij de groenten. Meteen 2 liter visbouillon erbij (mag van blokjes) en aan de kook brengen. Snij nu een kilo stevige vis in stukken van ongeveer 3 centimeter. Bijvoorbeeld kabeljauw en/of roodbaars en/of zeeduivel. Voeg zo’n handig bakje gemengde zeevruchten bij de soep en laat dit 5 minuten meekoken op laag vuur. Oh ja, doe er nog 8 grote tijgergarnalen of gamba’s bij, samen met 440 gram kekererwten uit blik. Serveren in mooi servies, met geroosterde stukken brood en (zelfgemaakte) aïoli. Zet er een bak geraspte manchego-kaas bij. Verantwoord smullen volgens de nieuwe voedingsrichtlijnen! 25 op één lijn 54
Pagina 26
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 In de leer “Succes hè, doc” DOOR KOEN VAN HELMOND, EERSTEJAARS AIOS Met verbijstering heb ik gekeken naar de inmiddels veelbesproken documentaire over de Levenseindekliniek, die onlangs op de publieke omroep werd uitgezonden. Voor degenen die het niet gezien hebben; het is de moeite waard om dit nog eens terug te kijken. Ook de hieraan gelieerde documentaire over de totstandkoming van de euthanasiewet, met als groot voorvechtster wijlen oud-minister van Volksgezondheid Els Borst, is een aanrader. Het is niet mijn intentie om in deze column een betoog te houden voor of tegen euthanasie, want daarvoor is dit niet het juiste medium. Daarbij is het ieders eigen keuze om, al dan niet vanuit persoonlijke overtuiging, mee te werken aan euthanasie of niet. Wat ik echter wel hoop is dat wij, als huisartsen en huisartsen in spe, met elkaar en met de patiënten de dialoog aan gaan. We verkeren namelijk in ons kleine kikkerlandje in de unieke positie dat euthanasie onder strikte voorwaarden gelegaliseerd is. Ik pleit ervoor dat we ons bewust zijn van deze mogelijkheid in de Nederlandse wetgeving en hier zorgvuldig mee omgaan. Na deze ietwat zware introductie wil ik het nu over het wel en wee van een eerstejaars aios hebben. Onlangs hebben we de jaarlijkse videotoets/consulttoets in moeten leveren ter beoordeling van de communicatieve vaardigheden. In tegenstelling tot de voorgaande jaren waren het dit keer geen 40 consulten waaruit 6 willekeurige werden gekozen, maar ging het om een selectie van je beste werk. Uren hebben ik opnamen teruggekeken om de selectie van de 6 beste te maken en uiteindelijk met een gunstig eindresultaat. Moeilijkheid was nog wel de voorwaarde dat het 6 verschillende ICPC-categorieën moesten zijn, waaronder 1 psychisch consult. Deze laatste categorie patiënten komt al liever bij de eigen dokter, maar zijn sporadisch ook bij de aios in de spreekkamer te vinden. Helaas blijkt aldaar dat ze liever geen toestemming voor een video-opname, waardoor je als aios achter het net vist. Ik had ditzelfde probleem terwijl de deadline met rasse schreden naderbij kwam. Tja, hoe moest ik dit nou gaan oplossen? Met mijn opleider besprak ik de penibele situatie en hij stelde voor om Harry* wat eerder te laten komen. Harry is een drank- en drugsverslaafde man van rond de 30 jaar oud die al enkele keren bij mij op het spreekuur is geweest. Hij is uitvoerig bekend geweest bij verslavingszorg en meldde zich enkele maanden geleden bij mij om te vertellen dat hij merkte dat hij steeds meer aan het gebruiken was. Harry schildert niet alleen graag, maar hij praat ook graag en is wat dat betreft een prettige gesprekspartner. Door de verscheidene consulten was er sprake van een beginnende vertrouwensband in de arts-patiënt relatie. Harry zou de week erop pas komen voor een vervolgconsult, maar was op mijn verzoek wel bereid om een week eerder te komen en vond video-opnamen geen bezwaar. Na een “succes hè, doc” begon het consult en al na 5 minuten wist ik dat dit een consult werd wat waardeloos was. Geen structuur, geen hulpvraag, geen duidelijk plan, etc. Uiteindelijk heb ik het, met wat tekst en uitleg over de context, toch ingeleverd op hoop van zegen. De beoordelaar vond het prettig dat ik een psychisch consult erbij had gedaan, maar heeft zijn oordeel vooral gevormd op de andere 5 consulten. Gelukkig! Met een gunstige uitslag en een “er moet nog wel een hoop ontwikkeld worden” ga ik vol goede moed aan de slag met mijn leerpunten. We komen er uiteindelijk wel! En Harry…..Harry meldt zich over enkele weken wel weer een keer. *Harry is een fictieve naam. 26 1 e uitgave 2016 In de leer To bare or not to bare1 DOOR ELEANA ZHANG, EERSTEJAARS AIOS Het is opvallend hoe vaak het kindervraagstuk ter sprake komt binnen de huisartsenopleiding. Wel of niet? Wanneer? En hoe combineer je dat met een carrière en duizend andere dingen? Als ik zou zeggen dat ik precies weet wat voor praktijk ik later wil, hoeveel ik wil werken, wanneer ik kinderen wil krijgen en hoeveel, en ook hoe ik dit alles moet combineren met een rijk sociaal leven, sporten, hobby’s, persoonlijke ontwikkeling, reizen etc. en dat ik nóóit last heb van twijfels over wat ik moet kiezen… dan lieg ik. Tegenwoordig worden we overspoeld met mogelijkheden. In plaats van, zoals vijftig jaar geleden, te kiezen tussen twee opties, worden wij geacht te weten wat uit een palet van honderd verschillende dingen het beste voor ons is. Het komt dan ook niet uit de lucht vallen, dat het aantal gefrustreerde twintigers en dertigers exponentieel toeneemt. We worden er tot op het pathologische af aan herinnerd, dat onze meest vruchtbare periode (voor de dames evenals voor de heren) reeds achter ons ligt en dat het toch echt wel tijd wordt om te baren. Zelfs de enkeling die puur in het moment leeft en nog niet volop toekomstplannen maakt, wordt gedwongen om te overdenken of hij/zij al dan niet aan recyclebare luiers toe is. Het is net een draaikolk waar je in wordt gezogen, als je niet oppast. Je werkgever benadrukt het, je hele vriendengroep lijkt te bezuinigen op anticonceptie en zelfs de patiënten die je onbevangen in je spreekkamer uitnodigt, laten er geen gras over groeien. Zo zag ik een kindje met hoestklachten. De moeder was zelf huisarts en vroeg me geïnteresseerd hoe het met de opleiding ging. Vervolgens stak ze geheel ongevraagd een epos af over haar eigen opleidingstijd: ze werd in de eerste maand van haar opleiding bezwangerd van haar eerste kind, om dat proces twee jaar later nog eens te herhalen. Terwijl ze uit de doeken deed hoe goed ze het allemaal had geregeld, drukte ze me op het hart dat ik écht hetzelfde, ‘superhandige’ procedé moest volgen. Intussen begon het resultaat van haar inspanningen voor mijn neus de hele praktijk bij elkaar te krijsen: een anticlimax van het kaliber Grieks drama. Na een hele reeks van gelijksoortige adviezen van ouders van patiëntjes, ging ik me toch maar afvragen wat ik nu wil. Gelukkig was daar Het dertigersdilemma: een boek dat belooft bijna alle aspecten van het leven van een dertiger te behandelen, gevolgd door praktische tips. Als wetenschapper heb ik het uiteraard niet erg op de psychobabbles uit zelfhulpboeken, maar vriendlief werd toevallig bijna dertig en een paar dagen eerder had hij met wat gemompel laten blijken, dat hij daar toch wat moeite mee had. Tien minuten later liep ik met een plastic tas met het boekje over straat - onder het mom dat het voor hém bedoeld was uiteraard. Volgens het boek kampt zo’n drie kwart van de hoger opgeleide dertigers met dilemma's rondom carrière, relaties, kinderen en huis. Het gepieker over de talloze keuzemogelijkheden en de weerstand tegen het beslissen, heeft zelfs de term quarterlife crisis de wereld in geholpen. Vroeger kwamen de existentiële vragen rond het vijftigste levensjaar; nu hebben wij als twintigers en dertigers al last van deze premature overgang. Maar volgens het boek kunnen we het beslissen ook niet uitstellen, omdat we dan het gevaar lopen, dat we de boot missen. De gepresenteerde cijfers over ongewenste kinderloosheid liegen er niet om. Na het schetsen van deze rampscenario’s volgt er echter een gapend hoofdstuk in het boekje, waarin ‘tips’ worden gegeven waar ik persoonlijk niet veel wijzer van werd. In een zich voortzettende staat van vertwijfeling, bezocht ik enkele weken later tijdens de visiteronde de heer en mevrouw M. Beiden zijn de negentig gepasseerd, maar nog even kwiek en scherp van geest alsof ze nog geen vijftig zijn. Ze vertelden, dat ze in hun tijd niet veel te kiezen hadden, “maar je maakt je eigen mogelijkheden”. Ondanks de wens van de ouders en de maatschappelijke maatstaven van die tijd besloten ze maar één kind te nemen, terwijl zussen en broers met niet minder dan een dozijn nageslacht thuiszaten. “Omdat dat is wat wíj zelf wilden.” Durven kiezen en doen wat goed voelt, is hun motto. Daar kan ik wel wat mee. Bovendien, waarom zien we al die keuzemogelijkheden eigenlijk als dilemma’s? Toen ik hun deur achter me dichttrok, wist ik wat me te doen staat: vieren dat ik nog alle vrijheid van de wereld heb om te kiezen. En mocht ik ooit tinnitusklachten krijgen van rinkelende eierstokken, dan zien we wel weer verder. 1 De titel is fictief en betreft "schijn-Engels" 27 op één lijn 54
Pagina 28
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Rubriek voor huisartsopleiders De laatste lijn van Stijn DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOÖRDINATOR Opleidersenquête Vorig jaar heeft meer dan de helft van de huisartsopleiders in Nederland (54% van de 2099 opleiders) meegedaan met de opleidersenquête. Hierin werden vragen gesteld over allerlei aspecten van het opleiden. De laatste opleidersenquête dateert uit 2007. De frequentie is lager dan de aios enquête. De twee hoofdvragen waren hoe vaardig opleiders zich voelen met betrekking tot de zes thema’s van het Landelijk Plan Scholing en Toetsing huisartsopleiders. De thema’s zijn: 1. Eigen expertise overdragen 2. Een leeromgeving van de praktijk maken 3. Inhoudelijk begeleiden 4. Toetsen en beoordelen van de aios 5. Begeleiden van het leerproces van de aios 6. Persoonsgericht begeleiden Het scholingsplan is te vinden op www.huisartsopleidingnederland.nl. Daarnaast werd per thema gevraagd in welke mate men zich ondersteund voelde door het eigen instituut. De resultaten zijn uitgesplitst per instituut waardoor je meteen kunt zien hoe Maastricht scoort ten opzichte van de andere opleidingen. “Wij” doen het over het algemeen goed, net als andere instituten. De verschillen tussen de instituten zijn niet groot 28 voor de meeste items. Ik noem enkele punten die mij zijn opgevallen: Maastrichtse opleiders voelen zich goed ondersteund bij het helpen van de aios om zich als persoon in de beroepssituatie te ontwikkelen en bij het omgaan met aios met afwijkende standpunten, stijl en manier van werken. Bij “zich vaardig voelen in het toetsen en beoordelen van de aios” scoren we laag in vergelijking met elders. Hoe dat komt, zijn we nog niet achter, het was een verrassende uitkomst voor ons. In vergelijking met andere instituten is er bij ons vaker (slechts) één opleider per praktijk met hulp van collegae die geen erkend opleiders zijn (“maatjes”). Het doet me goed om te zien dat de opleiders uit Maastricht het hoogst scoren bij “voldoende contact en uitwisseling met de opleiderscoördinator” evenals bij het belang van de terugkomdagen voor opleiders. De waardering voor onze voortgangsgesprekken is hoog. We scoren laag bij het “bijwonen van een patiëntencontact van de aios gevolgd door een nabespreking”. Dit bleek eerder al uit de aios-enquête en daar wordt momenteel aan gewerkt (verbeterplan HAO-team). We menen zelfs dat het al aan het verbeteren is. Opleiders uit Maastricht vinden dat dat er bij de koppeling voldoende rekening wordt gehouden met hun voorkeuren. Ze vinden ook dat de rol van de regionale opleidersvereniging binnen het instituut voldoende is, in tegenstelling tot andere instituten. Tot slot, het responspercentage was het hoogst voor Maastricht. Voor degene die de tabellen zelf wil bekijken: www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/ huisartsopleiding_peiling_2015.pdf Wij gebruiken de gegevens om sturing te geven aan ons beleid met betrekking tot scholing. Parttime werkende aios en opleiders Rond 30% van onze aios doet de opleiding parttime. Bij de meest voorkomend variant is de aios drie dagen per week in de praktijk in plaats van vier. De opleidingstijd wordt op een later moment, vaak in het derde jaar ingehaald. Opleiders werken ook regelmatig parttime en bij die combinatie kan het voorkomen dat beiden elkaar maar twee dagen per week zien. Dat is te weinig voor het leren van een vak waarbij continuïteit van zorg een van de hoofdkenmerken is. 1 e uitgave 2016 Daarom, voor opleiders die parttime werken: Als je een kennismakingsgesprek hebt met een aios, vraag dan of de aios in deeltijd wil werken. Als het antwoord ‘ja’ is, geef dan aan op welke dag(en) je er niet bent. Om te zorgen dat de gelijktijdige aanwezigheid in de praktijk van opleider en aios maximaal is, dient dat afgestemd te worden. Ik vind dat de aios daarbij bereid moet zijn om te schuiven met haar/zijn vrije dag om gelijktijdige aanwezigheid te maximaliseren. Certificering Een van de erkenningseisen voor een huisartsopleider is dat hij zijn praktijkvoering heeft laten toetsen via een door de beroepsgroep erkende methode. De RGS, de erkennende instantie, is met die eis lankmoedig omgegaan: bij veel opleiders is de erkenning verlengd, zonder dat de praktijk geaccrediteerd was. De RGS heeft nu vastgesteld hoe ze hiermee zal omgaan. De opleider zal uiterlijk per 1 januari 2019 aan moeten tonen, dat in de voorafgaande erkenningsperiode met de praktijktoetsing is begonnen of dat de toetsing heeft plaatsgevonden. Praktisch gezien houdt dat in dat als de lopende erkenning als opleider eindigt vóór 1 januari 2017 en de toetsing van de praktijkvoering in de afgelopen erkenningsperiode niet heeft plaats gevonden of als de opleider er niet daadwerkelijk mee begonnen is, de erkenning éénmalig verlengd wordt voor de duur van twee jaren (in plaats van de gebruikelijke vijf jaar). Aan deze verlenging is de voorwaarde verbonden dat de opleider voor de vervaldatum de toetsing heeft laten uitvoeren of er daadwerkelijk mee gestart is. Het einde van de gedoogperiode komt dus in zicht. Sinds medio 2015 zijn er meer instanties erkend die de praktijkvoering mogen certificeren. Voorbeelden zijn: TÜV, DEKRA en HaZo24. De opzet van de NPA- praktijkaccreditatie is de laatste jaren veranderd, niet zo vreemd gezien het gegeven dat men niet langer het monopolie op praktijkaccreditatie bezit. Een overzicht van de huidige aanbieders is te vinden op de site van de Landelijke Huisarts Opleiders Vereniging (LHOV), zie www.lhov.nl. De laatste jaren ligt de aansturing en de begeleiding van certificeringstrajecten (toetsing en borging van de kwaliteit) in handen van zorggroepen, daar moet je je ook als huisarts aanmelden. Centrale kwaliteitsmedewerkers overzien de stand van zaken in die regio. Voor de Limburgse opleiders is het goed om te weten dat alle Limburgse zorggroepen HaZo24 aanbieden. Vaak vindt de begeleiding van het certificeringsproces plaats in groepen van huisartsen. Omdat het in ons belang is dat onze opleiders gecertificeerd zijn, gaan we in overleg met de diverse zorggroepen om te zien of en hoe wij kunnen samenwerken en of faciliteren. Er is nog voldoende tijd om het proces te doorlopen. Mijn advies aan jullie is om contact op te nemen met diegene in je zorggroep die certificering onder haar hoede heeft. Veranderingen in het Opleidersteam Dit jaar nemen twee mensen uit het opleidersteam afscheid om een goede reden, te weten hun pensioen. Het gaat om Jos Sleijpen in december 2016 en mijzelf in juni van dit jaar. We hebben deze gelegenheid gebruikt om het team te evalueren. De uitkomst is dat mijn fulltime functie zal worden overgenomen door 2 parttime collega’s van wie er een zich vooral bezig zal houden met de opleiders en de ander vooral met het opleiderscurriculum. De sollicitatierondes vinden binnenkort plaats. Daarbij bestaat de wens om het team ook te versterken met actieve opleiders. Ik zal dat vanuit Roermond met interesse volgen zoals jullie zullen begrijpen. Dit is dus ook mijn laatste Lijn Het ga jullie allen goed. Ga vooral door met het opleiden van onze opvolgers. Dat dienen goede vaklui te worden en ook dienen ze -mede door jullie- voorbereid te worden op de rol van de huisarts van 2022. Zie daarvoor de LHV toekomstverkenning 2022, www.lhv.nl/uw-beroep/toekomstvisie-2022. Niet tot de volgende keer dus, opmerkingen en vragen zijn welkom (tot 7 juni): stijn.devries@maastrichtuniversity.nl telefoon: 043-3882993 29 op één lijn 54
Pagina 30
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Ex aios: hoe vergaat het ze? De toekomst op een Kubus DOOR JOLANDA VERSTRATEN, HUISARTS IN PANNINGEN professionals op die gebieden. Maar wellicht ook een stap verder. Zou het mogelijk zijn om daadwerkelijk gezonde voeding aan te bieden voor specifieke doelgroepen. Ik wilde graag de mening weten van mijn huidige patiënten. Creativiteitsversneller Ik wilde op een leuke manier een klein onderzoekje opzetten om te zien waar de behoeften van patiënten liggen. Daarom had ik een creativiteitsversneller nodig. Ik zocht wederom contact met een ondernemer, een ontwerpster, en liet kubussen maken zodat patiënten me konden vertellen en konden opschrijven waar zij behoefte aan hadden. Uitgaande van mijn globale bedrijfsplan had ik inmiddels drie pijlers waarop mogelijk verbeteringen konden plaatsvinden. Na het behalen van mijn huisartsdiploma ligt mijn toekomst in zekere zin weer open. Het biedt me in ieder geval nieuwe kansen. Kansen om origineel, inventief en daadkrachtig te zijn. Veel ondernemers die ik ken zijn erg creatief. De afgelopen jaren combineerde ik mijn opleiding met een eigen bedrijf en sport. Door de sport en het werken in een bedrijfsverzamelgebouw kwam ik snel in contact met ondernemers. En als afgestudeerd huisarts ben je immers ook ondernemer. Bedrijfsplan Waar wil je over vijf jaar staan? Wat doe je als zich 6000 patiënten bij je willen aanmelden? Schrijf daarop gericht een bedrijfsplan en we willen je wel helpen aldus de ondernemers die ik aansprak. Ik begon bij mijn eigen uitgangspunten, hoe werk ik zelf prettig? Ik wil gezond zijn, blijven sporten, lekker eten en goede koffie drinken. En als ik dat wil, willen anderen dat dan ook? Toekomst in preventie Mijn voorliefde voor (klachten van) het bewegingsapparaat wilde ik combineren met een aanbod voor preventie door het aanreiken van kennis over een gezonde leefstijl. Middels workshops, lezingen of door het aantrekken van andere 30 Leuke gesprekken Ik wilde graag weten hoe organisatie, communicatie en excellente zorg verbeterd konden worden. Per onderwerp liet ik een kubus maken. Het was even spannend of mensen daadwerkelijk iets op mijn kubussen zouden schrijven. Het resultaat was echter overweldigend. Het leverde nieuwe inzichten op en leuke gesprekken. Mijn enthousiasme groeide. Naar de praktijk De inventarisatie fase is nog niet helemaal afgerond. Direct na mijn afstuderen ben ik als waarnemer gaan werken in mijn opleidingspraktijk van het derde jaar. Ik heb de toestemming gekregen daar nu ook mijn kubussen te plaatsen. Daarna zal ik de vertaalslag naar de praktijk moeten gaan maken. Grote haast heb ik niet, de komende tijd wil ik nog graag gebruiken om mijn persoonlijke record in de atletiek aan te scherpen. Jolanda Verstraten • September 2015 afgestuurd als huisarts aan Huisartsopleiding Maastricht • 3-voudig Nederlands Kampioene 3000m steeple. Diverse deelnames aan EK • Bedrijf: Verstraten Medico • Website: www.jolandaverstraten.com/medico • Twitter: @jolanda_medico 1 e uitgave 2016 Vaardighedencarrousel bestaat 15 jaar! Op naar Eindhoven met de fantomen DOOR PAUL SCHRIJVER, DOCENT HUISARTSOPLEIDING EN HUISARTS IN EINDHOVEN De vaardighedencarrousel is inmiddels een begrip in Maastricht. Een strak geregisseerd, educatief programma, waarin eerstejaars aios een zestal vaardigheden doorlopen. Ze worden geobserveerd door huisartsopleiders of derdejaars aios. Al 15 jaar is dit een, door aios en observatoren, zeer gewaardeerd onderdeel van de opleiding. Het is telkens een geweldig karwei om alles in kannen en kruiken te gieten. Logistiek is het een enorme puzzel. Vooral de medewerking van OBP is hierin onmisbaar. We maken gebruik van heel veel mensen: Huisartsopleiders, derdejaars aios, eerstejaars aios, HAB’s en simulatiepatiënten. Deze moeten allemaal op tijd zijn en er moet vooral niemand ziek worden of in de file staan. De carrousel beslaat een zestal verschillende vaardigheden. Denk bijvoorbeeld aan het plaatsen van een spiraal (Mirena en T-Safe), het injecteren van een schoudergewricht, en de anamnese en onderzoek van schouder of knie. Van al deze vaardigheden zijn Praktijk Scorings Lijsten aanwezig (te downloaden via site www.huisartsopleiding.nl, kopje toetsing, kopje vaardighedentoetsen). Deze lijsten worden gebruikt door de observatoren om feedback te geven aan de AIOS. Vooral voor vaardigheden zoals het onderzoek van schouder en knie zijn simulatiepatiënten onmisbaar. Het is fantastisch om te werken met simulatiepatiënten. Zowel met de professionele simulanten van het Skillslab als de scholieren van een plaatselijke middelbare school. We betrekken deze scholieren bij de carrousel, omdat we het belangrijk vinden om te laten zien hoe een onderdeel van de opleiding tot huisarts eruit ziet. We kiezen scholieren, die geïnteresseerd zijn in gezondheid en geneeskunde. Ze worden door ons goed getraind in hun rol, een week vóór de carrousel. Erg leuk om te zien hoe ze deze rollen met enthousiasme spelen! Na één carrousel van anderhalf uur gaan de scholieren met een presentje naar huis en worden ze afgelost door twee nieuwe collega-scholieren. Op 21 april 2016 is de eerste vaardighedencarrousel in Eindhoven! Een unicum! Weer een nieuwe uitdaging erbij. Krijg maar eens alle fantomen van Maastricht naar Eindhoven. Volgens ondersteuner Kirsten Ritter is dat geen probleem. We zijn nu druk bezig in Eindhoven een nieuw netwerk voor simulatie-scholieren te regelen. Er zijn al gesprekken gaande met een middelbare school aldaar. De school reageerde erg enthousiast, dus dat zal wel lukken. Na elke carrousel gaan we flink aan de slag met alle evaluaties van observatoren en aios. Deze evaluaties leiden telkens tot kleine of grote veranderingen in de carrousel. Zo hebben we het station refractioneren eruit gehaald, omdat dit uit de NHG standaard is verwijderd. We hebben dit station vervangen door blaaskatheteriseren. In 15 jaar heeft de carrousel zich op deze manier ontwikkeld tot een professioneel en zeer gewaardeerd onderwijsmoment voor de aios. Zonder Kirsten Ritter, Arie de Jong en onze voorgangers (waaronder Frie Bekkers en Lilian Keijzer-Bors!) was de carrousel nooit geworden wat hij nu is. 31 op één lijn 54
Pagina 32
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Column Lotte DOOR T.E. GRIJS Een eerste ontmoeting met bepaalde mensen vergeet je nooit. Zo ook niet mijn eerste ontmoeting met Lotte. Ik was pas enige maanden bezig in mijn leven als dorpsdokter. Het zal een ochtend geweest zijn in het vroege voorjaar van 1980, ik vroeg in een gevulde wachtkamer naar de volgende patiënt, mevrouw Erhardt. Een afsprakenspreekuur kenden we in die tijd nog niet, de assistente legde de groene kaarten op mijn bureau op volgorde van binnenkomst van de patiënten in de wachtkamer. De kaart van mevrouw Erhardt bestond uit een pakketje van een viertal kaarten en ik had met een snelle blik gezien dat ze 53 was. Op mijn vraag stond ze op en kwam naar mij toe, tot in de puntjes verzorgd, ogend als begin veertig en heel mooi. Ze stak me een hand toe en zei kortaf “Lotte”. Ik liep voor haar uit naar de spreekkamer. Zachtjes voelde ik een klopje op mijn schouder: “Junger Herr, ein Herr lässt eine Frau vorgehen”, merkte ze fijntjes op en liep langs me de kamer in. Na deze bijzondere kennismaking heb ik haar in ruim dertig jaar vaak gezien. Zo’n twee tot drie keer per maand zat ze wel in de spreekkamer met klachten die geregeld van tractus wisselden, maar meestal in de buik gesitueerd waren. Voor de meeste klachten kon ik geen somatische verklaring vinden en kon haar ook niet overtuigen van de afwezigheid ervan, waardoor ze geregeld bleef aandringen op nader specialistisch onderzoek. En als ik haar dat al niet in Nederland gunde, stak ze snel de grens over waar het toch heel wat makkelijker was om in het specialistisch circuit rond te gaan. Van SCEGS had ik in die tijd nog niet gehoord, maar was toch al overtuigd van de noodzaak om te exploreren naar emoties en sociale omstandigheden in heden en verleden. Mondjesmaat gaf ze informatie prijs. Ze woonde alleen in een woningwetwoning in het dorp, ze had één zoon, die inmiddels het huis had verlaten. Na toch al een aardig aantal contacten was ze bereid om me iets mee terug te nemen in de tijd. Ze was geboren in Berlijn. Haar vader was gesneuveld in de Blitzkrieg in Polen, vijf jaar later onderging haar broer eenzelfde lot in Normandië. Ze bleef met haar moeder achter in Berlijn, waaruit ze in 1948 vluchtte naar het vrije westen en na de nodige omzwervingen kwam ze in Aken terecht. Hier vond ze haar man en een jaar later kwam hun zoon ter wereld. Van haar man ontbreekt vervolgens elk spoor in haar verhaal, “er ist fort”, verder kreeg ik er niets uit. 32 Jaren later, ze was inmiddels de zeventig gepasseerd, kreeg ik een telefoontje van de orthopeed, waar ze voor heupklachten onder behandeling was. Bij bloedonderzoek bleek de TPPA positief. Bij de “orthopedisch” voorzichtige exploratie had ze ziedend uitgeroepen: “Ich habe total nichts mit Männer, Männer sind Wölfe” en was de deur uitgevlogen. Met de nodige omzichtigheid zonder verder iets te weten te komen over eventuele bron heb ik haar naar de dermatoloog gekregen. In de jaren hierna takelde ze langzaam steeds verder af, haar hart en longen konden het lichaam alsmaar minder ondersteunen en ook het bewegingsapparaat begon haar behoorlijk in de steek te laten. In die tijd kwam ze al nooit meer in de praktijk en bezocht ik haar geregeld in haar woninkje. Telkens werd mijn aandacht getrokken naar een foto op het dressoir. Twee vrouwen Unter den Linden in Berlijn, een oudere en jongere versie van eenzelfde uitgave, waarvan de jongste zo uit de Babelsberg studio’s in Potsdam afkomstig leek te zijn. Bij een van de bezoeken begon ze over haar naderend levenseind. Ze stopte me een wilsverklaring in mijn hand en zonder verdere omhaal drong ze aan: “Wenn die Zeit kommt, haben Sie mich zu töten, Sie sollen Hermine töten, ich weiß dass Sie das tun können, sprechen Sie nur mit meinem Sohn. Ze wilde verder geen toelichting geven en totaal verbluft verliet ik het huis, in verwarring door haar koude bevel en de naam die ze noemde. Het gesprek met haar zoon was kort, op zijn achttiende was hij het huis uitgegaan, hij had weinig contact met moeder. Hij omschreef haar als een goed zorgende, maar gevoelskoude vrouw, een knuffel kon er nooit vanaf. Zij had heel wat relaties gehad, die echter nooit langer dan een week geduurd hadden. Na het neerleggen van mijn praktijkwerkzaamheden verloor ik Lotte uit het oog en hoorde later dat ze was opgenomen op de gesloten afdeling van het verzorgingshuis. Op oudejaarsavond kwam ik langs het huis. Terwijl her en der al heel wat vuurwerk werd afgeschoten, besloot ik even binnen te wippen en vroeg naar mevrouw Erhardt. Daarginds zit ze, wees de verzorgende, ze heeft al een tablet gehad, maar ze kalmeert maar niet. Ik liep naar haar toe, bevend over haar hele lijf zat ze in een hoekje voor het raam, helemaal in zichzelf gekeerd, voortdurend murmelend: “Die Russen kommen, die Russen kommen”. Er was geen enkel contact mogelijk. Ik ging weer naar buiten, een vuurpijl spatte in een helder kleurenpalet uiteen. Die Russen kommen, april 1945, overal wraakzuchtige soldaten, een kapotgeschoten stad, een bloedmooie vrouw, een weerloze prooi voor de wolven van de Russische steppen. Ik zette de kraag van mijn jas hoog langs mijn oren op en trok de muts wat dieper in mijn ogen. 1 e uitgave 2016 All in the Family ‘Blij omdat ze kiest voor een van de mooiste vakken die ik ken’ DOOR MAXIME EN HANS ROZESTRATEN, DOCHTER-AIOS EN VADER-HUISARTS Na een jaar als ANIOS op de SEH te Roermond miste ik de continuïteit van de patiëntenzorg en was de huisartsopleiding een bewuste keuze. Maxime Ik ben opgegroeid in een medisch gezin en zal in 2017 afstuderen als huisarts. Mijn zus Fleur is momenteel in opleiding tot cardioloog en mijn oudste zus Renée is oncologieverpleegkundige. Mijn vader Hans Rozestraten is praktijkhoudend huisarts in Spaubeek, mijn moeder is hier praktijkondersteuner en -manager. De praktijk ligt aan huis en is een echt familiebedrijf, een van de assistentes werkt er al meer dan dertig jaar! Dat ik huisarts zou worden, had ik vroeger nooit gedacht. Van jongs af aan zag ik mijn vader lange werkdagen maken. Er was toen nog geen HAP en de AIOS-en sliepen tijdens diensten bij ons in huis. De praktijk aan huis vond ik in die tijd vooral leuk voor slaapfeestjes. Al sinds mijn VWO-opleiding vind ik fanatiek sporten leuk en belangrijk. Tot vorig jaar heb ik gehandbald in de Nederlandse eredivisie en momenteel rijd ik met mijn paard dressuur. Ik heb veel respect en waardering voor de zorgvuldigheid waarmee mijn vader zijn beroep uitoefent. Hij kent zijn patiënten door en door en staat altijd voor ze klaar. Nu ik af en toe spreekuur heb in de praktijk, vertellen patiënten over wat ze met mijn vader of moeder hebben gedeeld. Op deze manier hoor ik veel mooie ervaringen. Veel patiënten reageren enthousiast als ze merken dat ik de dochter ben. Enkelen zeggen dat ze hopen dat ik de opvolger word. Een patiënte, bij wie ik de eerste keer op visite kwam, reageerde meteen nadat ik me had voorgesteld: “Dan weet ik tenminste dat ik een goede dokter krijg”. Vertrouwen tussen patiënt en arts is enorm belangrijk, mogelijk heb ik hierin dus een streepje voor. Of ik de praktijk ga overnemen is een veel gestelde vraag, maar die kan ik nog niet beantwoorden. Mijn vriend Hein en ik moeten eerst beslissen waar we ons willen vestigen; momenteel is hij bezig met zijn promotieonderzoek in Utrecht. Ongeacht waar ik zal gaan werken, gaat mijn voorkeur uit naar een duo- of groepspraktijk. Op deze manier kan ik met diverse collega’s ervaringen en kennis delen. Ik kijk met veel vertrouwen en enthousiasme uit naar mijn toekomst als huisarts. Hans Zoals Maxime al schreef, hebben onze kinderen het medische vak genetisch meegekregen. Toen Maxime vertelde dat ze huisarts wilde worden, was ik enerzijds verbaasd, anderzijds ook blij. Verbaasd, aangezien ik deze beroepskeuze nooit bewust gestimuleerd heb, blij omdat ze kiest voor een van de mooiste vakken die ik ken. Een vak met heel veel mogelijkheden waar ze zelf invulling aan kan geven. Natuurlijk spreken we ook wel eens over praktijkovername. Dit is vooralsnog onduidelijk en hangt onder andere af van de toekomstige arbeidssituatie van haar vriend. Het lijkt me prachtig om nog enkele maanden tot een jaar de praktijk samen te doen, maar daar wil ik niet te zeer op vooruitlopen. Eerst moet ze de opleiding maar eens afmaken en dan zien we wel verder. 33 op één lijn 54
Pagina 34
op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Gezondheidsrechtelijke kwesties Nieuwe wet, nieuwe kansen? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE EN JURIST Wat betekent de nieuwe Wet kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg voor uw praktijk? Per 1 januari 2016 is de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) ingevoerd. Daarmee zijn de Kwaliteitswet Zorginstellingen (Kwzi) en de Wet Klachtenrecht Cliënten Zorgsector (Wkcz) komen te vervallen. Wat gaat dat voor u betekenen? Wat moet u doen om weer in de pas te lopen met deze wet? Minder administratieve lasten in het kader van “het roer moet om”? Voor praktiserende artsen zijn vooral hoofdstuk 2 (Goede zorg) en hoofdstuk 3 (Effectieve en laagdrempelige klachten en geschillenbehandeling) van belang en van directe invloed op de praktijkvoering. Hoofdstuk 1 van de Wkkgz gaat over de begripsbepalingen en de reikwijdte van de wet, waarbij opvalt dat ook solistisch werkende zorgverleners en aanbieders van andere zorg zoals cosmetische zorg en alternatieve zorg, er ook onder vallen. Goede zorg De nieuwe wet beoogt de kwaliteit van de zorg aan te scherpen en slechte en ondoelmatige zorg te weren. Daartoe is een aantal regels in de wet opgenomen; • Bij het in dienst nemen van een zorgverlener dient gecontroleerd te worden hoe deze in het verleden heeft gewerkt • De zorgaanbieder mag alleen zorg laten verlenen door zorgverleners en opdrachtnemers met wie een schriftelijke overeenkomst is gesloten1 • Voor alternatieve zorgaanbieders geldt de verplichting zorg te bieden die niet leidt tot schade of een aanmerkelijke kans op schade voor de gezondheid van de cliënt • Bij bepaalde zorgverleners kan een Verklaring omtrent gedrag (VOG) nodig zijn. Dit is het geval bij instellingen en solisten die Wlz-zorg2 verlenen en zorgaanbieders die GGZ verlenen met nachtverblijf 1 Met een overgangsregeling van een jaar 2 Wlz, Wet langdurige zorg • Werkgevers in de zorg moeten verplicht een melding doen bij de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) als een arbeidsrelatie wordt beëindigd wegens ernstige functioneringsproblemen en bij geweld in de zorgrelatie3 Kwaliteitseisen Er wordt van artsen verwacht dat ze gegevens verzamelen voor kwaliteitsdoeleinden. Er moet een systeem zijn voor veilig incidenten melden4 (VIM), waarbij nu meer dan in het verleden een wettelijke basis bestaat voor bescherming van de melder. Melden mag ook zonder toestemming van de patiënt5. Informatieplicht Er komt een uitbreiding van de informatieplicht voor artsen en andere zorgaanbieders. De patiënt dient geïnformeerd te worden over6: • De tarieven, kwaliteit en wachttijden van de zorg • De ervaringen van andere patiënten • Het al dan niet evidence based zijn van de zorg • Incidenten waarbij de patiënt een risico loopt of gelopen heeft7 • De Inspectie dient geïnformeerd te worden over calamiteiten en, anders dan onder de Kwzi, geldt dit niet alleen voor instellingen maar ook voor solistisch werkende hulpverleners (daar hoort ook bij het op voorgeschreven wijze rapporteren over het gedane onderzoek naar deze calamiteit) Effectieve en laagdrempelige klachten en geschillenbehandeling In het kader van verbeteren van zorg en wegnemen van onvrede bij patiënten, acht de wetgever een laagdrempelige klachten en geschillenregeling nodig. Het is niet langer voldoende om, conform de oude Wet Klachtrecht, een klachtenregeling te hebben en aangesloten te zijn bij een 3 Hieronder viel al seksueel misbruik 4 Met een overgangsregeling van een half jaar 5 Het is nog steeds mogelijk dat onder omstandigheden de officier van justitie beslag kan leggen op de VIM gegevens, dus 100% veiligheid is er nog steeds niet 6 Het zogenaamde recht op keuze-informatie 7 Deze plicht is sterker dan onder de WGBO, deze informatie moet ‘onverwijld’ worden gegeven, in het dossier worden opgetekend, onder vermeldingen van de betrokken personen 34 1 e uitgave 2016 klachtencommissie met een onafhankelijke voorzitter8. De aanscherping van de klachtenregeling onder de Wkkgz betreft de volgende eisen: • Een schriftelijke regeling voor laagdrempelige opvang en afhandeling van klachten • De zorgaanbieder stelt deze regeling vast in overeenstemming met een representatief te achten organisatie van cliënten • De zorgaanbieder brengt de klachten- en geschillenregeling onder de aandacht van cliënten • In de ketenzorg is een afgestemde behandeling van klachten verplicht • De zorgaanbieder is verplicht om een klachtenfunctionaris te hebben • De zorgaanbieder beslist binnen zes weken over een klacht9 • De zorgaanbieder is aangesloten bij een erkende geschilleninstantie10 die representatief is ingesteld Wat nodig was onder de Wkcz en niet meer nodig is onder de Wkkgz: • De zorgaanbieder hoeft geen klachtencommissie meer te hebben • De zorgaanbieder hoeft geen openbaar verslag van de klachtencommissie naar de IGZ te sturen Aan de slag? Heeft u al een VIM regeling? Voor die praktijken die nog geen VIM regeling hebben, is werk aan de winkel. Er is een overgangsperiode van een half jaar en per 1 juli 2016 moet de regeling werkzaam zijn en dient gerapporteerd te worden. Iedere praktijk dient alle VIM meldingen te registeren in een VIM systeem. Een incident is een niet beoogde gebeurtenis in de zorg met schadelijke gevolgen voor de patiënt. In het dossier moet informatie komen over de aard, toedracht en tijdstip van het incident en wie er bij betrokken waren. Bij overlijden11 is er een informatieplicht naar vertegenwoordigers en nabestaanden. Deze signalen over incidenten vastgelegd in een VIM systeem, moeten verdere analyse naar oorzaken van een bijna incident makkelijker en mogelijk maken. Deze gegevens zijn niet openbaar en mogen in procedures niet gebruikt worden12. Hoe zit het met uw keuze- informatie, is dat al inzichtelijk conform de nieuwe regeling? En dan de laagdrempelige klachten en geschillenregeling die per 1-1-2017 klaar moet zijn. Is er al een klachtenfunctionaris in de praktijk en is de regeling afgestemd met patiëntenorganisatie? Aansluiting bij een erkende geschilleninstantie is nog lastig omdat die er nog niet zijn. Wel is duidelijk dat deze erkende 8 Met een overgangsregeling van 1 jaar 9 Een eenmalige verlenging van 4 weken max. is mogelijk 10 De geschilleninstantie moet voldoen aan diverse eisen conform de Uitvoeringsregeling Wkkgz 11 En bij een calamiteit ook bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg 12 Alleen in uitzonderlijke gevallen mag het Openbaar Ministerie gegevens opvragen, zie ook noot 5 geschilleninstanties naast de behandeling van, de op praktijk niveau, niet opgeloste klachten, zich ook mag buigen over een schadevergoeding tot 25.000 euro! Deze onafhankelijke wettelijk erkende geschilleninstantie doet een bindende uitspraak binnen zes maanden. Knelpunten rond de nieuwe Wkkgz Behoudens de toename van de administratieve lasten voor de zorgverlener, is nog een aantal zaken niet geheel helder. Terecht heeft de KNMG een position paper13 doen uitkomen en heeft prof. mr. dr. Hendriks een artikel in het NtvG geschreven over deze nieuwe wet met vergaande gevolgen voor artsen14 waarin knelpunten en zorgen zijn neergelegd. Er zal nog een aantal zaken nader uitgewerkt moeten worden. Daarnaast is in de Wkkgz vastgelegd dat er na vijf jaar een evaluatie van deze wet zal plaatsvinden. De hoofdbezwaren van de KNMG tegen de Wkkgz waren: • De regeling ‘veilig melden’ biedt te weinig bescherming van melders tegen strafrechtelijke vervolging. Dat ondermijnt de meldingsplicht en verhindert het leren van fouten • De Wkkgz ontbeert waarborgen voor de positie van zorgverleners, die door een zorgaanbieder zijn gemeld omdat zij zijn ontslagen wegens ernstig verminderd tekortschieten in diens functioneren • Het ontbreken van minimale waarborgen voor de rechtspositie van artsen en andere zorgverleners in de klachtfase ondermijnt openheid • Met het afschaffen van de wettelijke verplichte klachtencommissie verliezen ook patiënten hun wettelijk recht op een laagdrempelige, onafhankelijke en deskundige beoordeling van hun klacht dicht bij de zorgaanbieder • De vermenging van klachten en schadeclaims bij de geschilleninstantie bevordert de claimcultuur en ondermijnt de kwaliteitsfunctie van het klachtenrecht Deze punten hebben echter niet kunnen verhinderen dat deze wet toch is aangenomen. Bij de vijfjaarlijkse evaluatie zullen deze punten ongetwijfeld terugkomen. Deze nieuwe wet, die de kwaliteit en veiligheidsregels aanscherpt en daarnaast een andere vorm van klacht- en geschillenbehandeling regelt, heeft flinke consequenties voor eerstelijnszorgverleners met een nog deels onduidelijke rechtspositie wegens het nog ontbreken van rechtswaarborgen voor aangeklaagden. Ook is er in eerste instantie weer een administratieve lastenverzwaring. Onduidelijk is wat dit gaat betekenen voor uw aansprakelijkheidsverzekering en uw rechtsbijstandverzekering. Het komende jaar zal wat dat betreft wel meer duidelijkheid komen. U kunt alvast aan de slag om uw praktijk weer aan te passen aan de eisen van de tijd. 13 Position Paper KNMG ten behoeve van plenaire behandeling wetsvoorstel Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg 17 september 2015 14 NTvG 2015; 159; A9799, 22-12-15 En toen was er de Wkkgz 35 op één lijn 54

Op één lijn 53


Pagina 2
Colofon Oplage 2380 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 11504 Fotografie • Foto's pagina 21 gemaakt door Bilbo Schickenberg www.bilbos.nl • Foto’s pagina 5, 6, 8, 13, 14 en 15 gemaakt door Appie Derks, bedrijfsfotograaf MUMC+ • Foto's pagina 26 en 27 gemaakt door Janneke Holten, Canon Business Services • Foto's pagina's 3, 4 en 20 gemaakt door Loraine Bodewes Deadline volgend nummer 1 maart 2016 Inhoudsopgave Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Stelt zich voor – Jany Rademakers Stelt zich voor – Hanneke Hamers Facultaire Introductie – Babette Doorn Pelerin Lezingen – Lucie Bastiaens Onrust in de Opleidingspraktijk? – Marion van Lierop en Laury de Jonge Aios-co model – Sanne Scheepers GRGE – Rob Houtepen Een arts met regie?! – Marlous Vermeulen European General Practice Research Network – Hanny Prick WESP-en ECG's in de huisartspraktijk; deel 1 – Sofie Compiet Patronen in poly-auto-immuniteit? – Laura Vandermaesen en Marissa Meegdes Distress bij oudere patiënten met kanker – Robbie van Kraaij Patiëntparticipatie in het multidiciplinair overleg – Iris Habets Cardiopulmonale klachten op de huisartsenpost – Tessa van Boekholt en Lex Oversier De STER studie – Dennis de Ruijter De CAPiTA studie Promotie Selamawit Mengesha Bilal – Mark Spigt en Luc Gidding Bruikbare wetenschap – Jochen Cals MINC nascholingsdata 2016 Uit het hoofd – Jean Muris Onder professoren – van de redactie Het Paleo perspectief – Birgit Spoorenberg Kort Lijntje – Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten Wetenschapsdag – Sjef Swaans Aankondiging promoties De Lijn van Stijn – Stijn de Vries In de leer: de slechtnieuwsverwarring – Eleana Zhang In de leer: nog drie jaar om een goede huisarts te worden – Koen van Helmond Gezondheidsrechterlijke kwesties – Arie de Jong Themadeel: all in the Family?! “Eens unne Schniedusch, ummer unne Schniedusch – Gitte Snijders Huisartsen Boesten stoppen maar dochter Jolien blijft In de nieuwe setting wil ik graag werken – Ester Klaassen Het moet haar praktijk worden – Tjeu Klaassen It's all in the Family – Henk, Charlotte en Anne Schiffelers © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 3 4 5 6 6 7 8 9 10 11 13 13 14 14 15 15 16 16 17 18 19 20 21 22 22 Symposium Netwerk Specialisten rondom Kwetsbare patiënten – Koen van Helmond 23 Tijd voor herstel – T.E. Grijs 24 25 25 26 28 29 30 32 32 33 34 34 35 2 Van de redactie Hulde aan de huisarts! We leven in een verbetermaatschapppij. Alles moet sneller, beter en efficiënter (lees: goedkoper). En het fantastische is, dat het ook nog eens leidt tot ‘meer kwaliteit’ en ‘meer service’. Dit geldt voor elke branche, profit of non-profit, dus ook voor uw huisartspraktijk. De minister begint niet voor niets weer over de bereikbaarheid in de huisartspraktijk. U wordt geacht binnen twee minuten de telefoon te beantwoorden. En niet alleen snel beantwoorden, nee, u dient daar ook een goed gekwalificeerde medewerkers voor in te zetten, de juiste apparatuur te hebben, voor scholing en training te zorgen, de patiënt voor te lichten en een klachtenregeling op te tuigen. Wat ik merk is dat de verbeterdrang leidt tot veel geklaag. En iedereen weet het uiteraard beter. Zelfs vrijwilligers wijzen we graag op hun plichten en wat er allemaal beter kan. Onbetaald klachten afhandelen: ga er maar aan staan. En dat, terwijl een groot deel van de maatschappij tegenwoordig draait op en niet om vrijwilligers. Daar vallen mantelzorgers ook onder, al is dat niet helemaal eerlijk, want meestal hebben zij geen keus. Complimenten zijn gratis, maar wie krijgt of geeft ze nog? U als huisarts heeft geleerd om georganiseerd te ‘klagen’, en dat werpt zijn vruchten af. U vulde in 2011 massaal het congrescentrum RAI in Amsterdam. Neuriet u nog wel eens het liedje ‘De dokter die iedereen kent’ van Ernst van der Pasch? Wij draaien het lied tijdens de facultaire introductie voor de nieuwe eerstejaars. En recent lukte het u weer: het Roer moest om. Schippers kon de boot niet missen en ging overstag. Goed gedaan! Na dit lange bruggetje kom ik bij een volgend compliment: die van de universitaire wereld. We zijn jullie veel dank verschuldigd voor het bieden van werkplekken en opleidingsplaatsen. De vraag naar meer blijft gezien de groei van de aantallen studenten. Zo kunnen we met elkaar voldoende huisartsen opleiden voor de toekomst. Het goede nieuws is dat de KNMG overstag is gegaan wat betreft het accrediteren van het opleiden van coassistenten. Velen van u zouden gelukkig ook zonder accreditatiepunten een co opleiden, maar de extra honorering is een prettige bijkomstigheid. We danken u ook namens de wetenschap, het onderzoek. We hebben momenteel heel veel onderzoekers die iets van u of uw praktijk willen. Soms moet dat gratis, want helaas kan niet altijd worden voorzien in een vergoeding voor de praktijk. U bent soms ook een vrijwilliger. Een andere keer krijgt u een mantelzorgcompliment: een attentie. Ik zal u eerlijk zeggen: ik krijg ook liever salaris dan attenties. En als ik een attentie krijg, dan zeg ik netjes dat het mijn werk is, al vind ik het wel fijn om gewaardeerd te worden. Dat heeft u vast ook. Want ondanks al die vele projecten, zegt u nog steeds voldoende ‘ja, ik doe mee’ en zo behalen de onderzoekers hun respons. En dat onderzoek komt weer ten goede aan de ontwikkeling van uw vakgebied: de huisartsgeneeskunde. Dus namens al die onderzoekers, junior of senior: Een hele dikke pluim voor u! Zo, dat is eruit. Wat hebben we deze editie te bieden? Uiteraard de vaste rubrieken die u van ons gewend bent, ik hoef ze niet op te sommen. Wat is nieuw? We gingen op zoek naar een opvolger voor Sophie van der Voort, een aios die vrijwillig verhaalde over haar leerervaringen tijdens haar opleiding. We deden een oproep onder de kersverse eerstejaars van de septembergroep. We kregen twee reacties. De eerste kwam van Eleana Zhang, de tweede van Koen van Helmond. We gaan ze volgen. Onze oudere columnist, T.E. Grijs, wellicht weemoedig door de tijd van het jaar, schrijft dit keer over zeer indringende zaken. Tot slot wilden we op het eind van het kalenderjaar weer een special edition uitbrengen. Eén ervan is de bundeling van de columns van Arie de Jong. U vindt het boekje op onze website.1 Het tweede is een katern over huisartsenfamilies. Over opvolging in de familie. Lust of last? We komen hier een volgende keer ook op terug. Mochten we u deze keer vergeten zijn te vragen om mee te doen: laat het ons weten. Fijne feestdagen, Paleo of een variant op de Schijf van Vijf, Babette Doorn 1 www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/wie-zijn-wij/op-een-lijn.html 3 op één lijn 53
Pagina 4
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Van de voorzitter Nieuwe doelen, maar waar is de eerste lijn? DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Begin september hebben de Verenigde Naties de 8 Milleniumdoelen vervangen door 17 Sustainable Development Goals (SDG’s). Het is de bedoeling dat deze SDG’s de richtlijn voor verder beleid vormen in de komende decennia. De doelen zijn als slogans geformuleerd: No Poverty (SDG 1), Zero Hunger (SDG 2). De derde SDG gaat over gezondheid en luidt: Good Health and Well- being. Nu lijken de eerste twee genoemde doelen niet direct relevant voor de Nederlandse situatie. Maar dat is onjuist. In Nederland leven ook steeds meer mensen in armoede en honger. Het treft mensen met een lagere scholing het hardst, terwijl die mensen juist een slechtere gezondheidstoestand en levensverwachting hebben. Deze is op 25-jarige leeftijd voor mensen met lagere scholing maar liefst 20 jaar minder dan de levensverwachting van iemand met universitaire opleiding. Investeren in bestrijding van honger en armoede, en stimuleren van onderwijs en opleiding is dus belangrijk. Een dergelijke aanpak heeft op termijn effect op de gezondheidsstatus van de populatie. En omgekeerd geldt dat een gezonde populatie nodig is om andere doelen, zoals economische groei (SDG 8: Decent Work and Economic Growth), te behalen. Naast waardering voor deze nieuwe doelen is er ook kritiek op de soms wat kort door de bocht geformuleerde statements. Natuurlijk worden deze weer uitgewerkt in een aantal concrete “targets”, alhoewel die soms ook nog vaag zijn. Good health (SDG 3) wordt uitgewerkt in: “Ensure healthy lives and promote wellbeing for all at all ages.” Om dat doel te bereiken, geldt voor iedereen “access to quality essential health-care services”. Maar wat zijn “essential health-care services”? De benoeming van primary health care services als onderdeel van de relevante zorg zou wel op zijn plaats geweest zijn. Eigenlijk is het een grote omissie om die rol niet veel duidelijker te benoemen en te verbinden met andere doelen zoals Decent Work and economic growth (SDG 8), Sustainable Cities and Communities (SDG 11), Reduced Inequalities (SDG 10). Verschillende partijen waaronder de World Organisation of Family Doctors (WONCA) zijn er niet in geslaagd om “Primary Care” op dit moment, in de tekst te laten opnemen. Bij de 4 verder uitwerking zullen we onze unieke waarde moeten blijven bevechten. De nieuwe Sustainable Development Goals laten zien hoeveel werk er nog te verrichten is op wereldniveau en dicht bij huis. Als artsen hebben we de neiging om ons op het doel “Good Health” te richten. Laten we beseffen dat de interactie tussen de doelen ook betekent dat wij als huisartsen ons moeten uitspreken over de aanpak van goed onderwijs, ongelijkheid, honger en armoede. We zijn dan ‘health advocate’; belangenbehartiger voor onze patiënten en de gemeenschap waarin ze wonen. Dit past bij wijkgericht werken en de samenwerking van huisartsen met medewerkers van gemeentelijke instellingen. De optimale samenwerking zal langzaam moeten groeien op basis van wederzijds vertrouwen. Ik begrijp dat niet iedereen zal instemmen met deze meer politieke opstelling, die ik voorsta. Juist nu hebben we een kans om gemeentelijke beleidsmakers te laten zien hoe welzijn van belang is voor gezondheid. Interessante vraag is ook, hoe we de rol van ‘health advocate’ in het onderwijs en de huisartsopleiding inbrengen. Laten we beginnen er kennis van te nemen en erover te praten. Wellicht kan een praktijkanalyse zicht geven op enkele SDG’s zoals armoede, honger, gezondheidstoestand en deelname aan onderwijs. Door praktijken te vergelijken kan duidelijker worden waarom er verschillen in zorgvraag bestaan tussen praktijken. Het is de opzet dat de geformuleerde SDG’s in 2030 gerealiseerd zijn. Dat blijft ambitieus. Maar het is goed ambities te hebben. The Global Goals For Sustainable Development: 3e uitgave 2015 Stelt zich voor Jany Rademakers BIJZONDER HOOGLERAAR ‘GEZONDHEIDSVAARDIGHEDEN EN PATIËNTPARTICIPATIE’ Met ingang van 27 augustus 2015 is dr. Jany Rademakers, psycholoog en hoofd onderzoeksafdeling van het NIVEL1 in Utrecht, benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Gezondheidsvaardigheden en patiëntparticipatie’ aan de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML) van de Universiteit Maastricht. Deze strategische leerstoel wordt ondergebracht bij de School of Public Health and Primary Care (CAPHRI), met als thuisbasis de vakgroep Huisartsgeneeskunde2. CAPHRI en NIVEL werken al veel jaren nauw samen op het gebied van onderzoek, ook binnen het kader van de landelijke onderzoeksschool CaRe. CAPHRI kan zich via deze leerstoel verder profileren op een innovatief domein. Voor het NIVEL betekent de leerstoel een verdere verankering in de wetenschappelijke wereld. Inhoud van de leerstoel Gezondheidzorgbeleid, zowel landelijk als internationaal, is de laatste jaren steeds meer gericht op actieve participatie van patiënten en burgers ten aanzien van hun eigen gezondheid. Hier is in Europa nog weinig onderzoek naar gedaan, terwijl er wel behoefte bestaat vanuit het veld en beleidsmakers. Niet iedereen kan of wil actief participeren, daarvoor zijn vaardigheden nodig. Wie niet over deze vaardigheden beschikt, loopt een hoger risico op een slechtere gezondheid en maakt ook meer gebruik van zorg. De WHO beschouwt gezondheidsvaardigheden als een centrale determinant van ongelijkheid in gezondheid. Gezondheidsvaardigheden is een vertaling van het Engelstalige begrip ‘Health literacy’. Met gezondheidsvaardigheden worden de competenties van burgers en patiënten bedoeld in het vinden, begrijpen en toepassen van informatie op het gebied van gezondheid, ziekte en zorg. Enerzijds gaat het om basale vaardigheden als lezen en rekenen. Anderzijds betreft het ook psychosociale aspecten als motivatie, zelfvertrouwen, communicatieve vaardigheden en het hebben van een netwerk. Het onderzoek binnen de leerstoel zal zich richten op vier hoofdthema’s: 1 Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidzorg, www.nivel.nl 2 www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl 1. Ontwikkelen en valideren van meetinstrumenten; 2. Kijken op welke manier gezondheidsvaardigheden en de mate van participatie samenhangen met verschillende gezondheidsuitkomsten; 3. Inzicht krijgen in wensen, mogelijkheden en behoeften van patiënten rondom actief participeren en ondersteuning daarbij; 4. Ontwikkelen van evidence-based interventies op dit terrein en evalueren van hun effectiviteit. Persoonlijk Jany heeft inhoudelijk een afwisselende professionele carrière, waarbij wetenschappelijk onderzoek en de begeleiding van onderzoekers altijd centraal heeft gestaan. Aan het begin van haar carrière werkte zij op het terrein van seksuele en reproductieve gezondheid. Haar proefschrift ging over de preventie van ongewenste zwangerschap door jongeren in Nederland (1991). Later was zij werkzaam bij de directie Onderwijs en opleiding van het UMC Utrecht en deed zij onder meer onderzoek naar verschillende aspecten van toetsing van medische studenten. Daarnaast was ze betrokken bij een landelijk project om seksespecifieke aspecten ten aanzien van diagnostiek en behandeling beter in de basiscurricula geneeskunde te integreren. Sinds 2007 is zij in dienst bij het NIVEL. Naast het thema gezondheidsvaardigheden houdt zij zich bezig met onderzoek naar het patiëntenperspectief in de zorg. Jany is gehuwd met Anton Kunst, hoogleraar sociale epidemiologie aan het AMC-UvA in Amsterdam. Samen wonen ze in Vleuten, onder de rook van Utrecht. Op dinsdag is zij aanwezig op de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. 5 op één lijn 53
Pagina 6
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Stelt zich voor Hanneke Hamers HUISARTSBEGELEIDER HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Sinds 1 augustus ben ik aangesteld als huisartsbegeleider van het derde jaar. Vanaf 1992 ben ik werkzaam in de huisartsgeneeskunde. Van 1999 tot 2014 ben ik praktijkhoudend huisarts geweest in de Huisartsenpraktijk Heugem, Maastricht. In deze periode heb ik een aantal AIOS opgeleid als huisartsopleider. Respectvolle en heldere communicatie met patiënten, werknemers en collega’s heeft een belangrijke waarde voor mij. Mede vorm geven aan het APC onderwijs (2010-2012), de verantwoordelijkheid voor het personele management in de praktijk en tot slot het volgen van de kaderopleiding Supervisie en Coaching zijn daar een uitvloeisel van. Sinds 2014 ben ik binnen mijn eigen bedrijf werkzaam als supervisor, (team)coach en trainer. Daarnaast ben ik werkzaam als waarnemend huisarts. Met veel plezier ben ik gestart met deze functie van HAB. De expertise op het gebied van de huisartsgeneeskunde, didactiek en begeleidingskunde kan ik bij uitstek in deze functie combineren. Facultaire introductie “ Hoeveel patiënten komen met onzin naar de huisarts?” DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Het vorige nummer van Op één Lijn verscheen in juli. Eind augustus is traditiegetrouw de eerste activiteit van Huisartsgeneeskunde na de zomervakantie: de Facultaire Introductie. Nieuwe eerstejaars studenten maken kennis met een aantal vakgroepen en universitaire voorzieningen zoals het Skillslab. Wij geven voorlichting over het huisartsgeneeskundig onderwijs tijdens hun studie en de huisartsopleiding, en ze krijgen een attentie. We laten studenten ook elk jaar vragen stellen aan onze huisartsen. De stellers van de leukste vragen per mentorgroep winnen dan een (drink) beker. Veel vragen gaan over onderwerpen als: omgaan met geweld in de praktijk, werkbelasting, of de dokter zelf een dokter heeft, verwijzen naar de tweedelijn, werk en privé (de medische vraag van iemand als je boodschappen doet bij de supermarkt), medische missers, euthanasie, minder leuke 6 kanten van het vak, vieze, vreemde of zeldzame kwalen en over de beroepskeuze. De vragen die volgens ons dit jaar anders-dan-anders waren: • “Heeft u een favoriete patiënt?” • “ Voelde u zich ooit aangetrokken tot één van uw patiënten of vice versa? En zo ja, wat heeft u toen gedaan?” • “ Wat was uw meest ongemakkelijke moment bij een patiënt?” • Last but not least: “Hoeveel patiënten komen met onzin naar de huisarts?” Bent u huisarts en denkt u nu: ik zou ook graag eens dit soort vragen willen krijgen van studenten en beantwoorden, mail ons dan op op1lijn@maastrichtuniversity.nl. We hebben diverse momenten in het jaar waarop wij voorlichting geven over de opleiding en het vak. Wie weet bent u daar een volgende keer bij?! 3e uitgave 2015 Vrouwengeneeskunde in de middeleeuwen: een mannenzaak? “ Menstruerende vrouw doet honden dood neervallen” DOOR LUCIE BASTIAENS, LID WERKGROEP MEDISCHE GESCHIEDENIS MUMC+ In oktober 2015 is de derde reeks van de Pelerin Lezingen gestart, het zijn lezingen over medische geschiedenis. Dit jaar is het thema ‘Voortplanting en Verloskunde door de eeuwen heen’. Op 20 oktober was de lezing door Orlanda Lie, emeritus hoogleraar Middeleeuwse cultuur aan de Universiteit van Utrecht, het ging over vrouwengeneeskunde in de middeleeuwen. “Menstruatiebloed werd gezien als een giftig goedje waarvan spiegels dof uitsloegen, bomen zouden verdorren en honden dood neervielen” aldus Orlanda Lie. Deze ‘menstruatie-mythe’ trof men vooral aan in natuurwetenschappelijke verhandelingen over het vrouwelijk lichaam. In de meer praktisch en therapeutisch gerichte traktaten over de behandeling van vrouwenaandoeningen ontbreekt de mythe. Orlanda Lie benadrukt het belang om het verleden te beschouwen tegen het licht van de geldende normen en waarden in die tijd. Welke kennis had men in de middeleeuwen over het vrouwelijk lichaam en seksualiteit? Welk werelden mensbeeld lag hieraan ten grondslag? Er volgt een levendig en boeiend verhaal over vrouwengeneeskunde in de middeleeuwen. Ze legt uit hoe fysiologische kennis, verweven met denkbeelden over man-vrouw verhoudingen, tegen de achtergrond van de groei van universiteiten en de ontwikkeling van de boekdrukkunst, er langzaam maar zeker voor zorgden dat vrouwengeneeskunde steeds meer een mannenzaak werd. De middeleeuwse geneeskunde is gebaseerd op de elementen- en humorenleer uit de Griekse Oudheid. Aristoteles kende primaire eigenschappen (heet, koud, droog en vochtig) toe aan de elementen en het lichaam. Een disbalans in het lichaam, bijvoorbeeld te koud en te vochtig, veroorzaakte ziekte. Behandeling bestond uit het herstellen van de balans. Deze kijk op de fysiologie hing samen met de toenmalige man-vrouw verhouding. Het mannelijk lichaam, heet en droog, zou van nature gezonder zijn dan het vochtige en koude lichaam van een vrouw. De man was het volmaakte product, terwijl men de vrouw als een mislukte man zag. Vrouwen hadden lichter bloed en hersenen dan mannen en zouden wankelmoediger zijn. Daarom vond men vrouwen destijds niet geschikt om bestuursfuncties te vervullen. In de meeste Middelnederlandse1 gynaecologische verhandelingen werd fysiologische kennis gecombineerd met therapeutische en/ 1 Voorloper van de moderne Nederlandse taal, werd gesproken tussen 1200-1500 of obstetrische informatie. Naast medische naslagwerken, zorgden in volkstaal geschreven encyclopedieën en voorlichtingsboekjes voor mannen ervoor, dat kennis over het vrouwelijk lichaam en seksualiteit voor een steeds breder publiek toegankelijk werd. Verloskunde werd een universitair vakgebied, maar vrouwen waren daar niet welkom om te werken. Daarnaast kregen mannelijke artsen de supervisie over vroedvrouwen. Al met al schoof de groeiende claim die mannen op vrouwengeneeskunde legden, de ervaringsdeskundigheid van (vroed)vrouwen opzij: vrouwengeneeskunde werd een mannenzaak. Met haar enthousiasme zou Orlanda Lie nog uren kunnen doorvertellen. Toch blijft het niet bij een historisch verhaal. Ze vraagt de zaal na te denken over de waarde van historisch besef voor huidige artsen in hun dagelijkse praktijk en benadrukt het belang van vermogen tot inleven in de wereld van de patiënt. Met deze gedachten eindigt de eerste van een reeks lezingen. Er volgen nog vier lezingen binnen dit thema. U kunt daarbij zijn. De Pelerin Lezingen worden georganiseerd door de Werkgroep Medische Geschiedenis MUMC+. De lezingen zijn gratis en vrij toegankelijk. Locatie: Greepzaal op nivo 4 van het academisch ziekenhuis Maastricht, van 17.00-18.15 uur. 15 december 2015 Reinier de Graaf en zijn bijdrage aan de ontwikkeling van de verloskunde in de 17e eeuw, door Dr. H. Houtzager (Delft) 19 januari 2016 Vroedvrouwen in de 19e en 20e eeuw, door Dr. M. Nieuwenhuijze (Maastricht) en drs. P. Boselie (Sittard) 8 maart 2016 De technologische wending in de verloskunde na 1960, door Dr. M. Nieuwenhuijze (Maastricht) en prof.dr. E.S. Houwaart (Maastricht) 10 mei 2016 Anticonceptie en Organon, door prof.dr. T. Pieters (Utrecht) Informatie en vragen: pelerin-lezingen@maastrichtuniversity.nl 7 op één lijn 53
Pagina 8
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Werving, stageplaatsen en accreditatie Onrust in de Opleidingspraktijk? DOOR MARION VAN LIEROP, COÖRDINATOR COSCHAP HUISARTSGENEESKUNDE EN LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM HUISARTSGENEESKUNDE Werving Het zal u niet ontgaan zijn: de stageplaatsen in de huisartspraktijk zijn gewilder dan ooit. Zeer waarschijnlijk bent u door ons gemaild, gebeld, kreeg u bezoek van of bent u aangeschreven door onze onderwijscoördinator Lilian Aarts. Daarnaast kregen we de laatste maanden regelmatig signalen van opleiders die benaderd waren door coassistenten van andere medische faculteiten uit het land, op zoek naar een stageplaats. In Maastricht wordt de werving gedaan vanuit de Universiteit, door onze vakgroep. Het is Maastrichtse studenten niet toegestaan om zelf hun stageplek te zoeken. Er is een aantal redenen waarom dit niet gewenst is. De medische faculteit in Maastricht is hier heel duidelijk over: geneeskundestudenten mogen niet werven voor hun eigen reguliere coschap plaatsen. Dat geldt niet alleen voor huisartsgeneeskunde, maar voor alle disciplines. Maar al te vaak blijkt de zelf geworven coschapstageverlener een persoonlijke band te hebben met de coassistent: hij/zij is familie, een kennis of het betreft de eigen huisarts. Deze relatie is niet gewenst bij een officiële programma-activiteit waarbij de coassistent zich moet laten beoordelen op zijn kennen en kunnen door de huisarts-opleider. Tegelijkertijd willen wij voorkomen dat coassistenten gaan rondbellen in wervingsgebieden van andere faculteiten, waardoor de stageplaatscapaciteit van de dichtstbijzijnde faculteit in het gedrang kan komen. Landelijke afspraken Over de wervingsgebieden zijn landelijk afspraken gemaakt. Net zoals de klinische disciplines Onderwijsen OpleidingsRegio’s (OOR) hebben vastgelegd, zo hebben sinds 2009 de Huisartsopleidingen en de basiscurricula Huisartsgeneeskunde hun eigen wervingsregio’s besproken en vastgelegd. Deze verdeling is gebeurd op basis van capaciteit van de verschillende universiteiten, en geschiedt op basis van postcode, vandaar ook wel de naam postcodegebied. Zo strekt het postcode gebied van Maastricht zich uit van 4600 (Bergen op Zoom) tot Venlo (5900) en alles wat daar onder zit. In de grensgebieden hebben we goede afspraken over gemeenschappelijke werving met buurfaculteiten Nijmegen, Utrecht en (in mindere mate) Rotterdam. 8 De vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht plaatst geen coassistenten buiten het eigen postcode gebied. Vraag stijgt De vraag naar stageplaatsen/werkplekken blijft toenemen door: • De toename van het aantal geneeskundestudenten, momenteel 350 studenten per jaar (UM) • Ruimtegebrek in de praktijk (andere disciplines hebben ook stageplaatsen nodig) • De toegenomen werkdruk in de praktijk (tijdgebrek) • Meer deeltijdwerkende huisartsen • De doorstroom van opleiders van coassistenten naar de groeiende Maastrichtse huisartsopleiding Dit speelt niet alleen in Maastricht; landelijk kampen alle acht instituten met tekorten, waardoor soms zelfs wachtlijsten ontstaan. Dat maakt het des te belangrijker om landelijk goede afspraken te maken om alle beschikbare stageplaatsen zo optimaal mogelijk te benutten. Hierbij vragen wij ook van u, als zelfstandig opererend opleider van coassistenten om uw medewerking, waarbij wij uiteraard begrijpen dat u zelf bepaalt met welk opleidingsinstituut u samenwerkt. Blijft de accreditatie van het coschap? Er is nog onrust in het coschap ontstaan door een brief in juli aan alle opleiders afkomstig van het Accreditatie Bureau Cluster 1 van de KNMG: het opleiden van coassistenten in de praktijk werd niet langer accreditabel geacht. Het afschaffen van deze regeling was voorzien voor 1 september 2015, maar werd stilzwijgend door iedereen verschoven naar 1/1/16. Voor alle duidelijkheid: de afschaf van accreditatiepunten betrof alleen het opleiden van de coassistent op de werkplek, niet de aangeboden scholingsactiviteiten. Zo bieden wij in Maastricht bijvoorbeeld twee maal per jaar een geaccrediteerde scholingsmiddag aan. In Medisch Contact (22 september 2015) konden we lezen dat deze beslissing bij een aantal betrokken collega’s op onbegrip stuitte. Sommigen gaven aan geen co’s meer te willen opleiden, en enkelen riepen collega’s op hetzelfde te doen. Over deze kwestie zijn alle faculteiten al geruime 3e uitgave 2015 tijd in overleg met elkaar en met ABC1. Met succes, want half oktober heeft ABC1 aangegeven dat er mogelijkheden zijn om het praktijkopleiden te blijven accrediteren. Alle coschapcoördinatoren gaan hun programma’s ter beoordeling aanbieden aan ABC1. In ons programma is helder weergeven wat wij van u verwachten als opleider wat betreft het geven van feedback, het observeren, beoordelen en nabespreken van patiëntcontacten en het evalueren hiervan. Wij verwachten dan ook, dat voor ons gecombineerde coschap huisartsgeneeskunde- sociale geneeskunde er geen problemen zullen zijn om ook na 1 januari 2016 het opleiden van coassistenten te accrediteren. Dank voor jullie inzet en betrokkenheid. Aios-co model ‘ See one, do one, teach one’1 DOOR SANNE SCHEEPERS, AIOS JAAR 3 Sanne, Free en Paul Al1schrijvende besef ik opnieuw hoe snel (opleidings)tijd voorbij gaat als je je kunt bezighouden met afwisselende, leerzame of bijzondere dingen. De afgelopen acht weken, waarin ik van AIOS ineens ook opleider werd, zijn hier een goed voorbeeld van. Bij de start van mijn derde opleidingsjaar besprak ik al met mijn opleider dat ik graag een coassistent wilde begeleiden. Een perfecte manier, dacht ik, om te zien of opleiden bij me past en of het onderwijs een uitdaging voor mij in de toekomst zou zijn. Ik vond het best spannend, ondanks het feit dat mijn opleider, deskundig in onderwijzen, een prima vangnet was. Tijdens een voorbereidend leergesprek bespraken we dat we het in het begin op ons af zouden laten komen, om te kijken wat voor karakter en leerstijl ‘onze coassistent’ zou hebben en hoe we hier vervolgens op in zouden spelen. Wel hadden we vooraf eenzelfde hoofddoel. We wilden ons open en benaderbaar opstellen om een veilige leeromgeving te creëren. Hierdoor zou ‘onze co’ een groei kunnen doormaken en zichzelf kunnen profileren als toekomstig dokter. Ik denk dat het coschap huisartsgeneeskunde zich perfect leent om die groei te observeren. Vooral omdat je als opleider continuïteit kunt bieden en daardoor gedegen feedback kunt geven (en ontvangen), als basis voor een betekenisvolle beoordeling. Terugkijkend op mijn eerste échte ervaring met opleiden, heb ik veel geleerd. Het toetsbaar opstellen zijn we als 1 Vanaf mijn eerste coschap meegekregen maar nooit gedacht dat het credo opnieuw zo passend zou zijn. huisartsen in opleiding wel gewend door o.a. (video) beoordelingen in diverse vormen. Een derde frisse partij in de praktijk geeft toch net een andere kijk op dingen. Zo kunnen patiënten je, als krap twee jaar oudere jonge dokter, best een beetje verbaasd aankijken als je aankondigt dat er een jonge toekomstig collega meekijkt. Je ziet ze denken: hoe jong kan een dokter zijn? Het levert nog leukere blikken op als de jonge dokter i.o. ook nog eens een lineaallengte langer is dan de eigen jonge dokter, ik dus. Best grappig en een ideale ijsbreker. Verder is het leuk te merken dat patiënten zich aan jou als AIOS hechten en ietwat teleurgesteld kunnen zijn wanneer ze een ander gezicht zien. Maar dit maakt ook dat je als opleider moet inzien dat (verantwoord) loslaten, erg belangrijk is. Ik heb nu ook zelf ervaren dat tijdens spreekkamer observatie menig patiënt geneigd blijft naar jou als dokter te kijken. Dit kan de sfeer en soms ook lering van de coassistent beïnvloeden. Weten jullie dat het begeleiden van een co en het doorlopen van je opleiding prima valt te combineren? Ik liet regelmatig een eigen leerdoel of vraagstuk leidend zijn in een driegesprek met mijn Huisartsopleider en de coassistent. Zo keken we bijvoorbeeld in de tweede week al video’s via ALOBA (Agenda-led Outcome-based Analysis). Deze methode creëert een systemische aanpak in geven en ontvangen van feedback. Hierin is de gewenste uitkomst van het consult leidend. Dit zorgde voor efficiënte leergesprekken. Allereerst kreeg ik feedback op mijn video. Later was ik feedbackgever en bevrager via dezelfde methode. 9 op één lijn 53
Pagina 10
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Hierop kreeg ik dan ook weer feedback van mijn opleider, wat de leercirkel rond maakte. Vanaf het begin leerden we niet alleen door NHG standaarden of basisleerdoelen. Veel interessanter vonden we de gedachten achter bepaalde keuzes. Wat voor impact bepaalde gebeurtenissen op je hebben als jonge dokter en hoe je hierop reflecteert. Door verdiepende vragen kwamen we samen tot waardevolle persoonlijke leerdoelen, wat niet alleen de coassistent maar ook mijzelf inzicht gaf in belemmerende en helpende overtuigingen. Het bracht ons drieën extra verdieping tijdens de leergesprekken en dit maakte het voor mij pas echt interessant. Mijn leerpunten Wist je dat wanneer je verbeter- of knelpunten direct bespreekbaar maakt en teruggeeft aan de hand van casuïstiek, een evaluatiegesprek weinig nieuws brengt en dus een heel stuk minder spannend is voor beide partijen? Wist je dat het begeleiden van een coassistent een perfecte voorbereiding is voor je kennistoets? En dat dit vooral geldt wanneer je een leergierig iemand treft die doorvraagt en basisprincipes van bijvoorbeeld (patho) fysiologie wellicht nog iets minder diep in het geheugen heeft liggen als jijzelf? Laat dit je niet afschrikken maar zie het als een meerwaarde die jou scherp houdt. Wist je dat we het als AIOS huisartsgeneeskunde zo slecht nog niet hebben met het aantal KPB’s2 en andere beoordelingen die we moeten scoren? Wist je dat hoe catchy de zin ‘elke co is een risico’ ook mag klinken, het enkel een weergave blijft van je eigen manco? Je gaat een intensieve samenwerking aan en zult altijd scherp moeten blijven. Je blijft eindverantwoordelijk en je moet zeker zijn van passende, correcte huisartsenzorg. Wist je dat de huisartsopleiding Maastricht altijd zoekt naar geïnteresseerde AIOS die een kijkje willen nemen in de onderwijswereld en het opleiden net als ik als een uitdaging zien? Tot slot een kort bedankje aan Laury de Jonge en Henk Goettsch voor de prettige evaluatiegesprekken en spuisessies. En Paul Schrijver, mijn huisartsopleider. Hij heeft me gecoacht en kans gegeven dit te doen. En last but not least: Free Sandmann, alias ‘onze co’. Bedankt voor je enthousiasme en de fijne samenwerking. Veel succes met de afronding van je opleiding tot basisarts! 2 KPB=Korte Praktijk Beoordeling GRGE Wat mogen we redelijkerwijs van een (goede) arts verwachten? DOOR ROB HOUTEPEN, DOCENT VAKGROEP HEALTH, ETHICS AND SOCIETY GRGE heet zo omdat het is gestart als een combi van GezondheidsRecht en GezondheidsEthiek. Sinds 2001 maakt dit programma deel uit van de Maastrichtse basisopleiding geneeskunde, in Jaar 3 en in de coschappen. In die periode krijgen studenten ook met echte patiënten te maken. Van meet af aan is er voor gekozen om niet theoriegestuurd te werken, maar praktijkgestuurd, specifieker: discussiegestuurd. In jaar 3 dragen wij zelf nog de casus voor uitwerking in een werkstuk en voor discussie aan. Daarna werken studenten een eigen casus (of breder: praktijkobservaties) uit binnen de door ons aangeboden thema’s. In totaal bieden we enkele tientallen thema’s met 10 literatuurpakketten aan. Een student kiest er steeds één uit. De GRGE-docent beoordeelt de ingestuurde werkstukken per groep (van 10 tot 15 studenten) en plant op grond daarvan het verloop van de bespreking. Daar worden de thema’s besproken aan de hand van een selectie van de ingestuurde casus. In de loop der jaren is het accent verschoven van de ‘vakken’ ethiek en recht naar discussies over de vraag uit de titel, dus over medische professionaliteit in bredere zin. Uiteindelijk draait de discussie om drie V’s: 1. Wat is de verantwoordelijkheid van de arts? 2. Hoe krijgt en behoudt de arts vertrouwen? 3. Waarover moet de arts aan wie verantwoording afleggen? 3e uitgave 2015 Als het gaat om ‘wiens vertrouwen?’ en ‘verantwoording aan wie?’ gebruiken we een structuur van vier P’s: 1. De professie 2. De patiënt (en naasten) 3. Het publiek 4. Je eigen persoon (cognitief en emotioneel) Als arts moet je handelen naar de normen van je beroepsgroep. Je bereikt niets zonder het vertrouwen van patiënten en naasten. Maar het uitoefenen van de artsenrol is ook afhankelijk van het draagvlak bij allerlei publieke ‘derden’: organisatie, sector, verzekeraars, publieke opinie(s), overheidsregulering en –financiering. Wil je het volhouden, dan moet je er als persoon achter staan. De drie V’s zijn nooit vanzelfsprekend en tussen de vier P’s bestaat vaak spanning. Binnen dit geheel zullen ethische en juridische aspecten, mede door ons bronnenaanbod, vanzelf hun weg vinden. Binnen het coschap ’Sociale Geneeskunde en Huisartsgeneeskunde’ bieden we drie hoofdthema’s aan: • Privacy, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim • Grenzen aan preventie? • Verantwoordelijkheidsverdeling in en rond de eerstelijnsgeneeskunde Bij het laatste thema is hét referentiedocument het NHGStandpunt Kernwaarden Huisartsgeneeskunde uit 2011. We nodigen studenten uit om te reflecteren op de vraag hoe relevant en realistisch deze waarden zijn voor de door hen waargenomen huisartspraktijk. Marlous Vermeulen is zo’n coschapstudent die de opdracht GRGE in het coschap Huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde uitvoerde. Hieronder haar verslag. Column Een arts met regie?! DOOR MARLOUS VERMEULEN, COSCHAPSTUDENT Tijdens mijn coschap in de huisartsenpraktijk is mij opgevallen dat de ouderenzorg vaak voor leuke discussies in de koffiekamer zorgt. “Je weet wel, meneer Janssen,*1vader van P. Janssen, met dat CVA in de voorgeschiedenis waardoor halfzijdig verlamd, diabetes en een darmtumor? Ja, hij kwam vandaag weer langs, had ditmaal last van vergeetachtigheid. Gek hè, als je 87 jaar bent!? Wilde hij ook nog een scan!” Het vervolg van dit gesprek gaat meestal hetzelfde, niemand durft het beste advies te geven qua in te zetten diagnostiek of behandeling. Elke optie is discutabel en de discussie eindigt vrijwel altijd zonder conclusie, omdat de pauze dan weer voorbij is. Wat wel duidelijk wordt in deze discussies is dat de huisarts hier de touwtjes in handen heeft om meneer Janssen wel of niet door te sturen voor aanvullend onderzoek. Om te voorkomen dat meneer Janssen bij de ene praktijk anders behandeld wordt, dan bij de andere praktijk, zijn er richtlijnen opgesteld. Deze richtlijnen zouden de huisartsen handvatten moeten geven ten aanzien van de behandeling, maar tegenwoordig worden ze eerder als richtlijn gebruikt om aan te geven of de huisarts wel of niet goed gehandeld * Fictieve patiënt heeft. Vroeger was de mening van de (huis)arts heilig voor de patiënt, maar in de loop der jaren is de mening van de patiënt steeds belangrijker geworden. Patiënten denken mee of denken het beter te weten. “Mijn buurman is ook 85 jaar en daarbij werd nog wel een MRI-scan gedaan.” Als deze situatie zich voordoet, zal de patiënt om shared decision making vragen. Een hip begrip in de laatste ontwikkelingen omtrent de regie van de huisarts. Patiënten praten mee over de behandeling. Hierdoor zijn ze ook minder snel tevreden als de dokter een beslissing maakt. Doet hij het niet goed, dan loopt de arts het risico dat hij voor het tuchtcollege moet komen. Als dan blijkt dat hij afgeweken is van de richtlijnen, moet hij daar een hele sterke onderbouwing voor hebben om er mee weg te komen. Maar tijdens deze koffiekamerdiscussies – die zich ook al hebben voortgezet in de media – gaat het juist om het feit dat artsen ten aanzien van de ouderenzorg steeds vaker van de richtlijnen moeten of mogen afwijken. Artsen zouden niet meer eindeloos diagnostiek en behandelingen hoeven inzetten binnen de ouderenzorg, maar de consequenties voor de toekomst in overweging nemen. ‘Iedereen’ lijkt dit te beamen, maar ik zie er nog maar weinig van terug op de werkvloer. Hoe kan dat toch? Artsen krijgen de optie om 11 op één lijn 53
Pagina 12
op één lijn 53 3e uitgave 2015 te doen wat goed voor ze voelt, maar doen het nog veel te weinig. Zijn we bang? Zijn we onzeker? Denken we er achteraf toch spijt van te krijgen? “Beter spijt van iets dat je wel gedaan hebt, dan van iets wat je niet gedaan hebt”, dat principe? Misschien dat de literatuur meer duidelijkheid kan bieden… In De huisarts en de tijdgeest1 wordt gezegd dat je als arts moet meedenken met de wens van de patiënt en toegeven aan diens wensen zolang je de patiënt daar niet mee schaadt. Maar zou dit ook betekenen dat je overbodige onderzoeken en behandelingen moet starten omdat de patiënt dat graag wil? Want ook in dit artikel wordt gezegd dat dit mogelijk voor extra kosten kan zorgen. En laat het nou zo zijn dat de kosten binnen de zorg het andere kritische media topic van dit moment zijn. In Medische dogmatiek spreekt Ignace Schretlen zijn waardering uit voor het weloverwogen afwijken van een richtlijn in tegenstelling tot het roekeloos volgen ervan. Hierin lijkt Schretlen2 wel goed op de hoogte van de overwegingen van de arts. Daarnaast verafschuwt hij dat er ook artsen zijn die verkondigen zich keurig aan de richtlijnen te houden als er wat verkeerd gaat. Zou het niet net zo strafbaar moeten zijn dat je je eigen hersens niet gebruikt wanneer je een richtlijn volgt? Een huisarts heeft drie kernwaarden die hij/zij zal nastreven: de zorg is generalistisch, continu en persoonsgericht.3 Met name dat laatste zou natuurlijk suggereren dat zij geen richtlijnen volgen, maar per patiënt bekijken wat het beste voor diegene is. Dus die ene patiënt van 87 jaar krijgt nog wel een MRI, maar die andere niet. Klinkt plausibel, maar is het aan de arts om te bepalen welke zorg voor welke patiënt goed is? In Ondersteunend personeel in de huisartsenpraktijk4 wordt aandacht besteed aan de toenemende belasting van de huisarts, in verband met de vergrijzing en bezuinigingen binnen de tweede lijn. Een steeds groter deel van de patiënten in de huisartsenpraktijk krijgt te maken met multiproblematiek, waardoor een ziektebeeld niet meer op zichzelf gezien en behandeld kan worden, dus de meeste richtlijnen dan dus ook niet. Zijn we hier nu veel wijzer van geworden? Simpel is het in ieder geval niet. Ik denk dat we blij mogen zijn met de mening van de patiënt, want dit zorgt voor meer uitdaging binnen de medische wereld. Ook de multiproblematiek zorgt voor het nodige denkwerk in de praktijk. Richtlijnen zijn handig, maar moeten niet de regie nemen over de zorg voor een patiënt. Mocht het zo zwart-wit zijn, dan konden we ook een robot de regie laten overnemen. Laten we elke patiënt als een uitdaging zien, en afhankelijk van de patiënt en zijn/klacht bepalen hoeveel regie we in eigen hand nemen. Dus wat wil en kan meneer Janssen nog? Tuchtcollege Helaas werd de zitting van 16 maart afgezegd, waardoor ik – na toestemming van R. Houtepen – dit onderdeel niet heb kunnen maken. Reflectiebijlage: Waar en hoe kan een arts inspelen op de betekenis van veroudering en ouderdom voor de patiënt? Goed oud worden, is jong blijven.5 De Grey6 zegt dat veroudering het resultaat is van twee krachten: verval en het onvermogen tot herstel. De arts kan hier op in spelen door het verval te beperken en het onvermogen te ondersteunen. Dit remt het verouderingsproces wel enigszins, maar voorkomt het natuurlijk niet. Ik vind dat de rol van de arts hierin moet zijn om sommige klachten of ziektebeelden wel als passend bij de veroudering te beschouwen. De arts zal deze klachten zo veel mogelijk moeten behandelen, zolang de patiënt er beter van kan worden. Maar de arts moet wel weten waar de grens ligt. Soms is deze grens erg dun, waardoor de arts moet blijven evalueren wat hij nu aan het behandelen is. Bereik je er nog wat mee? Of moet je de veroudering zijn gang laten gaan, waardoor de patiënt op de meest natuurlijke manier zal overlijden? Twee termen worden hiervoor in de literatuur genoemd: ‘life span’ en ‘health span’.7 Hierover vind ik dat een arts bij ouderen in het algemeen moet streven naar een verlengd gezond leven, in plaats van een zo lang mogelijk leven. Met als kanttekening dat de arts dit altijd moet bespreken met de patiënt en dit zo nodig moet kunnen bijstellen. Bronnen 1. Jolanda Dwarswaard, Margo Trappenburg, De huisarts en de tijdgeest, Huisarts & Wetenschap 2012; 55(11):504-8 2. Ignace Schretlen, Medische dogmatiek, Arts&Auto, 16 februari 2015 3. NHG-Standpunt: Kernwaarden huisartsgeneeskunde: generalistisch, persoonsgericht en continu. Vastgesteld in de Algemene Ledenvergadering van het NHG op 9 juni 2011 4. NHG/LHV-Standpunt: Het (ondersteunend) team in de huisartsenvoorziening. Actualisering van het NHG/LHV-Standpunt ‘Ondersteunend personeel in de huisartsenvoorziening’ uit 2005. Vastgesteld in de Algemene Ledenvergadering van het NHG op 9 juni 2011 5. Jan Baars, De ouderdom komt steeds eerder, De verdieping - Trouw 6. Coen Verbraak, Vitaal worden is hard werken, NRC 7. Andrea Maier, Verouderen als een Rolls-Royce, Zomerportret, Nr. 29/30 - 17 juli 2014 12 3e uitgave 2015 European General Practice Research Network (EGPRN) Call for abstracts: Medical Overuse DOOR HANNY PRICK, ORGANISATIE De EGPRN is een Europese netwerkorganisatie voor onderzoek in de Huisartsgeneeskunde. De EGPRN bestaat al 40 jaar. Twee keer per jaar komen uit diverse Europese landen onderzoekers en belangstellenden bij elkaar om hun ervaringen rondom een bepaald thema uit te wisselen. Er zijn diverse soorten lezingen van plenair tot posterpresentaties. Voor junior onderzoekers is het een prima platform om laagdrempelig internationale ervaring op te doen. De locatie (stad en land) wisselt telkens. Komende EGPRN wordt gehouden in Tel Aviv, Israël van 21-24 mei 2016. Het thema is: “Research on Medical Overuse: Overdiagnosis and Overtreatment in Family Medicine and Primary Care”. De deadline om een abstract in te dienen is 15 januari 2016. Voor meer informatie, kijk op www.meeting.egprn.org of stuur een email naar Hanny.Prick@maastrichtuniversity.nl van de organisatie. WESP-student: Sofie Compiet ECG’s in de huisartspraktijk; Deel 1 BEGELEIDERS: JELLE STOFFERS, ROBERT WILLEMSEN EN KAREN KONINGS Vraagstelling Naar aanleiding van een in 2014 gepubliceerd nascholingsartikel van Chan, Konings en Willemsen in Huisarts en Wetenschap, laaide de discussie over indicatiestelling voor ECG’s in de huisartspraktijk opnieuw op. Voor welke indicaties willen huisartsen ECG’s maken? En verschilt dit van huisartsen die niet zelf ECG’s beoordelen en cardiologen (vanuit perspectief van de huisarts)? Studiedesign Een vignetstudie met negen casus. Deelnemers waren huisartsen die zelf ECG’s beoordelen, huisartsen die dit uitbesteden en cardiologen. Primair resultaat en conclusie De overeenstemming over indicaties tussen alle deelnemersgroepen was het hoogst bij verdenking atriumfibrilleren (93%) en verdenking ritmestoornis op basis van tachycardie (96%). De overeenstemming met de huidige NHG-standaarden voor ‘non-indicaties’, zoals verdenking myocardinfarct (66%), screening na plotse hartdood in de familie (60%) en sportkeuring (66%), was in deze vignetten minder groot. Conclusie Zowel huisartsen als cardiologen (vanuit perspectief van de huisarts) maken in deze vignetstudie vooral afwijkende keuzes ten opzichte van de NHG-standaarden met betrekking tot eerder genoemde non-indicaties voor ECG’s in de huisartspraktijk. 13 op één lijn 53
Pagina 14
1 e uitgave 2014 3e uitgave 2015 WESP-studenten: Laura Vandermaesen en Marissa Meegdes Patronen in polyauto-immuniteit? BEGELEIDERS: GEERT-JAN DINANT EN LUC GIDDING Titel Kunnen we patronen herkennen in poly-auto-immuniteit? Vraagstelling Wanneer een patiënt meer dan één auto-immuunziekte heeft, wordt dit poly-auto-immuniteit genoemd. Door de vergrijzing is er steeds meer multimorbiditeit en de incidentie van auto-immuunziekten stijgt ook volop. De hypothese van ons onderzoek, dat meerdere autoimmuunziekten binnen eenzelfde patiënt voorkomen, leidde tot de vraagstelling: Kunnen we patronen herkennen in poly-auto-immuniteit? Studiedesign Retrospectief onderzoek naar huisartsinformatiesysteem data van Stichting Gezondheidscentra Eindhoven, met een totaal van ruim 96.000 patiënten. Wij hebben 14 veelvoorkomende auto-immuunziekten bekeken. Per combinatie analyseerden we de mate van polyauto-immuniteit. Primair resultaat en conclusie Van de 84 bekeken combinaties bleken 35 paren significant geassocieerd. Psoriasis had de meeste significante combinaties; tien. We hebben ook een tijdsvolgorde aangebracht en precieze patronen aangetoond. Wanneer een patiënt een auto-immuunziekte heeft, is de kans op een tweede auto-immuunziekte groter dan bij patiënten zonder auto-immuunziekte. WESP-student: Robbie van Kraaij Distress bij oudere patiënten met kanker BEGELEIDERS: MARJAN VAN DEN AKKER & FRANK BUNTINX Vraagstelling Hoe vaak komt distress voor bij oudere kankerpatiënten (70+) vergeleken met jongere kankerpatiënten (50-69 jaar) en oudere patiënten zonder kanker binnen drie en na zes maanden na de diagnose? Welke factoren bij baseline beïnvloeden de prevalentie? Studiedesign Deze cohortstudie is onderdeel van KLIMOP (Kanker bij Limburgse Ouderen Project). Distress werd geanalyseerd in relatie tot socio-demografische factoren, coping, kwaliteit van leven, functioneren en kwetsbaarheid. Primair resultaat en conclusie Rond de diagnose kanker kwam distress voor bij 31% van de oudere kankerpatiënten vergeleken met 34% van de jongere kankerpatiënten en bij 20% van ouderen zonder kanker. Na zes maanden was dat respectievelijk 25%, 25% en 20%. De belangrijkste geassocieerde factoren waren pijn en kwaliteit van leven. 14 op één lijn 53 3e uitgave 2015 WESP-student: Iris Habets Patiëntparticipatie in het multidisciplinair overleg BEGELEIDERS: LOES VAN BOKHOVEN EN JERÔME VAN DONGEN Vraagstelling Om meer regie en een centrale rol in het zorgproces te krijgen, participeren patiënten met chronische aandoeningen steeds vaker in multidisciplinair overleg (MDO). Wij hebben in verschillende settingen onderzocht wat de frequentie is van dit type overleg en welke succesfactoren en knelpunten worden ervaren door zowel patiënt als zorgprofessional. Studiedesign Een combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek waarbij een enquête is afgenomen, MDO’s zijn geobserveerd en zorgprofessionals, patiënten en familieleden individueel zijn geïnterviewd. Primair resultaat en conclusie In veel organisaties is patiëntparticipatie tijdens een MDO nog niet vanzelfsprekend. Het succes van deze MDO’s kan worden verbeterd door het realiseren van: een relatie gebaseerd op vertrouwen, een lage drempel tussen patiënt en zorgprofessionals, een goede voorbereiding, een gezamenlijk doel, een duidelijke structuur met adequaat voorzitterschap en niet teveel deelnemers aan tafel. WESP-student: Tessa van Boekholt en Lex Oversier Cardiopulmonale klachten op de huisartsenpost BEGELEIDERS: ANGEL SCHOLS EN JOCHEN CALS Vraagstelling Veel patiënten met cardiopulmonale klachten op de huisartsenpost (HAP) worden verwezen naar de tweedelijn. Vaak blijkt er echter geen sprake te zijn van ernstige pathologie en worden patiënten naar huis gestuurd. We wilden meer inzicht krijgen in ervaringen en meningen van en mogelijke ondersteuning voor huisartsen bij het diagnosticeren en beleid van patiënten met cardiopulmonale klachten op de HAP. Studiedesign Een kwalitatieve studie bestaande uit face-toface interviews met 15 huisartsen werkzaam op huisartsenposten in Limburg. Primair resultaat en conclusie Huisartsen vonden cardiopulmonale consulten tijdens diensturen lastig, waarbij potentiële cardiale klachten als moeilijker werden ervaren dan longklachten, uitgezonderd longembolie. Huisartsen associeerden cardiopulmonale consulten met spanning en onzekerheid, die leidden tot defensief gedrag. Ze verschilden van mening over de toegevoegde waarde van aanvullende diagnostiek op de HAP. Deze nieuwe inzichten in ervaringen van huisartsen met cardiopulmonale consulten kunnen beleidsmakers ondersteunen bij het verminderen van het aantal verwijzingen naar de tweedelijn en meer begrip tussen eerste- en tweedelijns artsen stimuleren. 15 op één lijn 53
Pagina 16
op één lijn 53 3e uitgave 2015 De STER studie Doe mee met de STER studie! DOOR DENNIS DE RUIJTER, PROMOVENDUS VAKGROEP GEZONDHEIDSBEVORDERING Helpt online advies om stoppen met roken richtlijnen beter te gebruiken? Bent u praktijkondersteuner, praktijkverpleegkundige of verpleegkundig specialist werkzaam in de huisartsenpraktijk en geeft u stoppen met roken begeleiding? Doe dan mee met de STER studie! De STER studie beoogt u, zorgprofessional in de huisartsen-praktijk, te ondersteunen om bewezen effectieve stoppen met roken richtlijnen zoals de STIMEDIC, de Minimale Interventie Strategie (MIS) of de Nederlands Huisartsen Genootschap- Standaard (NHG), optimaal uit te voeren. Zulke richtlijnen werken namelijk het beste als alle stappen volledig worden uitgevoerd. In de STER studie krijgt u, via een online programma, adviezen die aansluiten bij uw persoonlijke situatie. Deze adviezen kunnen u helpen bewezen effectieve stoppen met roken richtlijnen optimaal te gebruiken. U kunt als zorgprofessional in de huisartsenpraktijk gebruik maken van het programma waar en wanneer u dit het beste uitkomt. Begin 2016 zal er gestart worden met een grootschalig onderzoek naar het effect van het online advies op maat programma. De STER studie wordt gesubsidieerd door KWF Kankerbestrijding en uitgevoerd binnen de vakgroep Gezondheidsbevordering van de Universiteit Maastricht. Hierbij wordt nauw samengewerkt met de vakgroep Persuasieve Communicatie van de Universiteit van Amsterdam. Wat levert deelname op? • Het doel van het advies op maat is om rokers nóg beter te kunnen ondersteunen • Bij volledige deelname aan het onderzoek (als u alle drie de vragenlijsten invult) ontvangt u een cadeaubon ter waarde van € 50,• U draagt bij aan een onderzoek naar het effect van een online advies op maat programma • Deze studie kan de kwaliteit van stoppen met roken begeleiding in de huisartsenpraktijk verbeteren Wat kunt u verwachten als u deelneemt aan de STER studie? • Deelname aan de STER studie duurt 12 maanden • Deelnemers worden willekeurig in twee groepen ingedeeld: de interventiegroep of controlegroep • Beide groepen vullen 3 online vragenlijsten in, nodigen rokers uit voor deelname aan de STER studie en vullen een checklist in na elk consult • De interventiegroep krijgt advies op maat en toegang tot verschillende e-learning modules en een online forum Aanmelden? Voor meer informatie over (de opzet van) het onderzoek en om u aan te melden voor deelname aan de STER studie kunt u onze website www.sterstudie.nl bezoeken of een e-mail sturen naar sterstudie@maastrichtuniversity.nl De CAPiTA studie Eind goed al goed In maart 2015 werden de resultaten van de CAPiTA trial gepubliceerd in The New England Journal of Medicine. Hierin werd het effect van pneumokokkenvaccinatie op het voorkomen van community-acquired pneumonie (CAP) en invasieve pneumokokkenziekte (IPD) onder ouderen onderzocht. Aan de studie werkten meer dan 2200 huisartsen uit heel Nederland mee en 84.496 deelnemers. Er werd een vaccin-effectiviteit van 45% aangetoond in het voorkomen van vaccintype pneumokokken-CAP en een vaccin-effectiviteit van 75% in het voorkomen van vaccintype IPD, beide sterk significant. Een effect op mortaliteit werd niet gevonden. De effectiviteit van het vaccin nam niet af over de studieduur (gemiddeld 4 jaar). Het vaccin bleek veilig: ziekenhuisopnames en sterftes waren in beide groepen gelijk. (Bron: Nieuwsbrief Julius Centrum Utrecht) 16 3e uitgave 2015 Promotie Papa, do preach! DOOR MARK SPIGT EN LUC GIDDING, ONDERZOEKERS Op 14 oktober 2015 promoveerde onze Ethiopische collega Selamawit Mengesha Bilal in Maastricht. Haar proefschrift luidde: “The fathers’ role in child nutrition in Ethiopia”. Zij was een van de Afrikaanse promovendi die door onze hoogleraar Geert-Jan Dinant en Universitair Hoofd Docent Mark Spigt werd begeleid als onderdeel van de internationale samenwerking tussen Mekelle University in Ethiopië, Alcalá University te Madrid en Maastricht University. Bilal en haar team hebben onderzocht in hoeverre in Ethiopië de betrokkenheid van de vader van invloed is op de gezondheid van het kind. Zij hebben gekeken of kindjes beter te eten krijgen, als hun vader met ze speelt, hun luiers verschoont, op de hoogte is van opvoedingszaken, etc. Daar bleek een sterk verband tussen te bestaan, in de richting die je zou verwachten. Dat wetende heeft ze ook gekeken hoe we de vaders meer kunnen betrekken bij de opvoeding. Uit dat onderzoek bleek dat veel hulpverleners er bij voorbaat al vanuit gingen dat de vader toch niet geïnteresseerd was in de opvoeding en om die reden werd de vader ook niet betrokken bij de voorlichting. Zodoende kwam Bilal tot de volgende stelling: “ If there would have been a welcoming environment for fathers in child care and feeding education programs, especially in developing countries, where decision making and house hold income are the father’s responsibilities, children under-nutrition would not be such a huge public health problem as it is now.” The fathers’ role in child nutrition in Ethiopia Selamawit Mengesha Bilal Gedurende het onderzoek waren de onderzoekers zich voortdurend bewust dat dit thema niet alleen in Ethiopië actueel is. Wel als het gelinkt is aan ondervoeding misschien, maar ze konden zich goed voorstellen dat de betrokkenheid van de vader bij de opvoeding ook belangrijk is voor de gezondheid van kinderen in ‘rijke’ landen. Zijn al die papa-dagen misschien toch niet alleen leuk, maar wellicht ook gezond? Maar zowel in ontwikkelingslanden als in ‘rijke’ landen, is dit thema nog verassend weinig onderzocht. Gelukkig hebben wij goede vrouwelijke onderzoekers om ons op de vaderrol te wijzen! 17 op één lijn 53
Pagina 18
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Bruikbare wetenschap Gevarieerd voer voor generalisten DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Veilig rook blussen Stoppen met roken is lastig. Wellicht zullen de gesprekken over stoppen met roken in de spreekkamer weer toenemen nu de goede voornemens er weer aankomen. In de NHG Standaard is varenicline opgenomen als farmacotherapeutische ondersteuning, maar de laatste jaren was toch regelmatig twijfel over de zeldzame, maar mogelijke ernstige bijwerkingen van het middel. Hartaanvallen en zelfmoordpogingen doken op in het nieuws. Daniel Kotz kreeg toegang tot een enorme database in Engeland en vergeleek gegevens van 165.000 mensen die een stoppoging ondernamen met varenicline, bupropion of nicotinevervangende middelen. Beide geneesmiddelen (varenicline en bupropion) blijken geen verhoogd risico op cardiovasculaire of neuropsychiatrische bijwerkingen te geven. Varenicline is significant veiliger op vele uitkomstmaten waaronder cardiale aandoeningen, depressie en ‘self-harm’. Het is dus een veilig middel om patiënten te ondersteunen om de rook veilig uit de longen en het dagelijkse leven te verbannen. Piepende kinderen De appel valt vaak niet ver van de boom, en de bloesem ook niet (hatsjoe!). Kinderen van ouders met een allergische predispositie krijgen relatief vaker atopische klachten van piepen (soms astma), jeuk (eczeem) en niezen met rode ogen (rhinoconjunctivitis). Dianne de Korte onderzocht via grote GGD vragenlijsten in 2001, 2005 en 2010 wat de prevalentie was van atopische klachten en aandoeningen onder kinderen van 8 tot 11 jaar. In het decennium voor 2000 nam de prevalentie van piepende kinderen af, maar die trend heeft niet doorgezet. De prevalentie van eczeem (10,5% in 2010), piepen (6,2%) en astma (3,8%) bleef stabiel, terwijl die van rhinoconjunctivitis iets toenam (8,4% naar 12,3%). De kinderen uit de twee laatste vragenlijsten waren echter wat ouder. Voorlopig kunnen we dus geen afname verwachten van kinderen met jeuk, piepen en niezen op het (telefonische) spreekuur. Gelukkig zijn het dankbare aandoeningen om te behandelen. Een SOA test je nooit alleen Chlamydia is verreweg de meest geteste en de meest gevonden SOA in Nederland. In de huisartsenpraktijk diagnosticeren we jaarlijks 38.000 chlamydia infecties. 18 Maar de patiënt kan zijn SOA-test ook elders krijgen: bij de GGD of in het ziekenhuis. Juist de grootste risicogroep qua leeftijd (16-29 jaar) maakt vaak gebruik van meerdere zorgverleners, al dan niet gedreven door bewustzijn van het eigen risico en de kosten van SOA-diagnostiek. Casper den Heijer, ooit aios huisartsgeneeskunde, daarna gepromoveerd bij microbiologie en nu arts infectieziektenbestrijding bij de GGD, verbond deze werelden door de chlamydiadiagnostiek van alle zorgverleners uit de regio Parkstad te analyseren voor een periode van vijf jaar. Er werden in totaal bijna 23.000 chlamydia testen gedaan door huisarts, GGD of ziekenhuis (meestal gynaecoloog), waarvan 8,2% positief was. 75% van de positieve testen werden door de huisarts of GGD gevonden en behandeld. Wist u dat u ook een anorectaal wattenstaafje kunt laten testen op chlamydia? U doet het vast niet, want al deze testen in het onderzoek kwamen van de SOA kliniek. Van die testen was 7,5% positief. Dat zijn dan vast allemaal mannen-die-seks-hebben-metmannen, hoor ik u denken. Toch niet, want ook vrouwen kunnen anorectale chlamydia hebben. Opvallend was dat 55% van de mensen met een anorectale chlamydia infectie géén positieve urogenitale chlamydiatest had op dat moment. Wie weet, dienen we de manier van chlamydiadiagnostiek in de toekomst dus aan te passen. Meer angst in de spreekkamer? Angst zien we in alle facetten langskomen in de praktijk. Van gezonde ongerustheid tot invaliderende paniekstoornissen waarbij het überhaupt al lastig is om de patiënt het huis uit te krijgen. Luc Gidding ging in de medische registratie van de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven na hoeveel angst symptomen en gerelateerde diagnoses werden geregistreerd over een periode van 10 jaar. De prevalentie van angst symptomen verdubbelde in 10 jaar tot 0,9% en de prevalentie van angststoornissen verdriedubbelde tot 1,1%. Over de tijd zetten de huisartsen voor zowel angst symptomen als angststoornissen meer minimale interventies in en schreven ze minder vaak antidepressiva voor. Dit laatste past mooi bij de opkomst van de POHGGZ in onze praktijken. Sterk punt van deze studie is dat het team niet alleen naar ICPC-codes keek, maar ook naar ‘angst’ zocht in de vrije SOEP-tekst. Daarmee voorkwam het onderzoeksteam dat ze alleen het verbeterde muisklikgedrag van dokters over de jaren heen in kaart brachten. Overigens op één lijn 53 3e uitgave 2015 bleek slechts 1 op de 18 patiënten met angst geen passende ICPC te hebben gekregen. Dat lijkt me een heel nette score in de praktijk van alledag. Meer cohesie in omgaan met adhesies Buikoperaties kunnen ook na lange tijd nog narigheid geven. Ofschoon de meerderheid van de snijdende specialisten het daarover eens is, doet niet elke beroepsgroep evenveel aan voorlichting en preventie van adhesies bij buikoperaties. Raymond Leclercq onderzocht samen met onderzoekers van de vakgroep Heelkunde in Maastricht of en hoe huisartsen abdominale adhesies meenemen in hun differentiaal diagnose bij patiënten met buikpijn in het algemeen en met mogelijke darmobstructie in het bijzonder. Van de 190 deelnemende huisartsen gaf 75% aan dat ze tot drie patiënten per jaar zien met een mogelijke darmobstructie. In de DD bij een mechanische ileus werden maligniteit (78%), faecale impactie (72%) en adhesies (64%) het vaakst genoemd als mogelijk onderliggende oorzaak. Overall gaf men aan dat ileus geen grote klinische uitdaging in de huisartspraktijk is. Over eventuele effectieve stappen bij gerichte verdenking op adhesies bij patiënten met buikklachten waren de meningen meer verdeeld, waarbij verwijzingen voor adhesiolyse zeldzaam zijn. Zelfsturende diabeten of niet-te-sturen zelfmanagement? Zelfmanagement bij chronische aandoeningen is de toekomst als je alle zorginspirators en –innovators mag geloven. Anneke van Dijk en haar team gingen op zoek naar klinische effectiviteit voor zelfmanagement ondersteuning gegeven door praktijkondersteuners in de huisartspraktijk aan diabetes patiënten. Ze zette daartoe een fraaie gerandomiseerde studie op waarbij de helft van de praktijkondersteuners uitgebreid getraind werd om bij patiënten die behoorlijke (emotionele) beperkingen bij het dagelijks functioneren ervaarden, op te pikken en hen te begeleiden bij het dagelijkse management van de diabetes met een focus op persoonlijke doelen. De 40 deelnemende praktijkondersteuners hadden 3.800 diabeten in hun bestand, waarvan uiteindelijk slechts 117 patiënten in de interventiegroep terecht kwamen en 147 in de controlegroep. Schokkender was echter dat slechts 14% van deze overgebleven patiënten in aanmerking kwam voor de zelfmanagement ondersteuning door de praktijkondersteuner, waardoor het inhoudelijke verschil tussen interventie en controle volledig verwaterde. De onderzoekers konden dan ook begrijpelijkerwijs geen effect op verbetering in dagelijks functioneren aantonen. Wederom blijkt de implementatie van zelfmanagement al lastig voor de gezondheidszorg, laat staan voor de patiënt zelf. Referenties • Cardiovascular and neuropsychiatric risks of varenicline: a retrospective cohort study. • Kotz D, Viechtbauer W, Simpson C, van Schayck OC, West R, Sheikh A. • Lancet Respir Med. 2015 Oct;3(10):761-8. doi: 10.1016/S2213-2600(15)00320-3. Epub 2015 Sep 6. • Stabilizing prevalence trends of eczema, asthma and rhinoconjunctivitis in Dutch schoolchildren (2001-2010). • de Korte-de Boer D, Mommers M, Gielkens-Sijstermans CM, Creemers HM, Mujakovic S, Feron FJ, van Schayck OC. Allergy. 2015 Aug 20. doi: 10.1111/all.12728. • • Who tests whom? A comprehensive overview of Chlamydia trachomatis test practices in a Dutch region among different STI care providers for urogenital, anorectal and oropharyngeal sites in young people: a cross-sectional study. • Den Heijer CD, van Liere GA, Hoebe CJ, van Bergen JE, Cals JW, Stals FS, Dukers-Muijrers NH. • Sex Transm Infect. 2015 Aug 11. pii: sextrans-2015-052065. doi: 10.1136/ sextrans-2015-052065. • Shifts in the care for patients presenting in primary care with anxiety; stepped collaborative care parameters from more than a decade. • Gidding LG, Spigt MG, Maris JG, Herijgers O, Dinant GJ. • Eur Psychiatry. 2015 Sep;30(6):770-7. doi: 10.1016/j.eurpsy.2015.06.002. Epub 2015 Jul 10 • Postoperative abdominal adhesions and bowel obstruction. A survey among Dutch general practitioners. • Leclercq RM, Van Barneveld KW, Schreinemacher MH, Assies R, Twellaar M, Bouvy ND, Muris JW. • Eur J Gen Pract. 2015 Sep;21(3):176-82. doi: 10.3109/13814788.2015.1055466. • Lessons learnt from a cluster-randomised trial evaluating the effectiveness of Self-Management Support (SMS) delivered by practice nurses in routine diabetes care. • Van Dijk-de Vries A, van Bokhoven MA, Winkens B, Terluin B, Knottnerus JA, van der Weijden T, van Eijk JT. • BMJ Open. 2015 Jun 25;5(6):e007014. MINC nascholingsdata 2016 Het Maastricht Infectieziekten Centrum (MINC) organiseert in 2016 weer vier geaccrediteerde nascholingsavonden voor huisartsen (in opleiding) en overig geïnteresseerden. De data en de onderwerpen zijn: • 18 Februari 23 Juni • 6 oktober Microbioom: een aha-erlebnis of toch gewoon van jezelf? Teek it or leave it Rotavirus en Kinkhoest, what’s new?! • 15 December Sepsis diagnostiek & behandeling: Snel, sneller, snelst… Locatie: Van der Valk Maastricht. Tijd: 17.45-21.30 uur Meer informatie op www.minc.eu 19
Pagina 20
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Uit het hoofd Het roer gaat om DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Totdat het manifest “Het roer moet om” er was, leek het of de huisarts betaald werd als hij zich aan de regeltjes hield. Er ontstond een afvinkcultuur in relatie tot de zorgverzekeraars. Nu is het roer om en gaat het meer over goede zorg leveren. Huisartsenzorg is generalistische, persoonsgerichte zorg die zich uitstrekt over de medische, psychische en sociale zorg voor patiënten in de context van hun leefomgeving. Het intrinsieke kwaliteitsbeleid in de huisartspraktijk bestaat uit eisen voor herregistratie, met als belangrijkste pijlers voldoende werkzaam zijn als huisarts (overdag en in ANW-uren), voldoende geaccrediteerde nascholing, deelname aan toetsgroepen en visitatie van de individuele huisarts. Dit betreft medische professionaliteit. Het kwaliteitsbeleid omvat ook praktijkvoering- en organisatie. De partijen zien intervisie als belangrijk instrument om kwaliteit te bevorderen. Het gaat dus om vertellen en niet om tellen. Dit laatste kan heel goed aansluiten bij opleiden als we de vijf uitgangspunten van de huisartsopleiding bekijken: 1. Het leren van de aios in de praktijk staat centraal 2. Het leren in de praktijk wordt ondersteund door onderwijs op het opleidingsinstituut 3. Het leren van de aios wordt gestimuleerd door observatie, feedback, toetsing en beoordeling 4. De opleiding sluit aan op de ontwikkeling en ambities van de individuele aios 5. De opleiding wordt verzorgd door vakinhoudelijk en didactisch bekwame opleiders en docenten. De aios, opleider en docenten zien er op toe dat de aios zich evenwichtig ontwikkelt, binnen zo veel mogelijk uiteenlopende situaties, ofwel binnen alle tien huisartsgeneeskundige thema’s. Met behulp van het overzicht van thema’s en kenmerkende beroepsactiviteiten (KBA’s) gaan zij na of de aios voldoende brede ervaring opdoet, passend bij de fase van de opleiding. Zo nodig organiseren zij dat de aios ervaring op kan doen met voor hem/haar leerzame, uitdagende activiteiten, bijvoorbeeld door het sturen van patiëntenstromen of het koppelen van de aios aan andere medewerkers in en om de praktijk (collega huisartsen, praktijkondersteuners) die expertise hebben op bepaalde thema’s/KBA’s. De aios vraagt actief feedback op het eigen handelen en plant leergesprekken, gekoppeld aan leervragen op het gebied van competentiegebieden, thema’s en KBA’s. De opleider geeft feedback op basis van gerichte observaties en het stellen van vragen in de leergesprekken. De opleider geeft tevens ‘feed-forward’ door samen met de aios te benoemen wat de volgende keer van de aios wordt verwacht (gedrag, niveau) en op welke manier de aios dit kan bereiken. Door actief leervragen in te brengen tijdens het cursorisch onderwijs, krijgt de aios bovendien ondersteuning en feedback van docenten en mede-aios. De opleiding sluit aan bij de fase van ontwikkeling en de leerbehoeften van de aios als groep en de individuele aios (onderwijs op maat). De leeractiviteiten in de opleidingspraktijk/ stage en op het instituut zijn gericht op wat de aios nog niet volledig zelfstandig beheerst. Waar mogelijk worden keuzemogelijkheden geboden, rekening houdend met individuele leervragen en leerstijlen, zowel in het reguliere aanbod als in keuzeonderwijs en differentiaties. Hoe willen we dit bereiken in de huisartspraktijk? Naast de reguliere programma’s op de terugkomdag is dit vooral de keuze van opleidingspraktijken. Het instituut stemt de plaatsing van de aios in opleidings- en stagepraktijken zoveel mogelijk af op de leerbehoeften van de aios (met name in jaar 2 en 3). Het leerwerkplan van de opleidingspraktijk ondersteunt hierbij door haar leermogelijkheden voor de tien opleidingsthema’s te beschrijven. In de opleidingspraktijk en stages organiseren de aios, opleider en docent actief dat de aios ervaring opdoet met uitdagende, leerzame activiteiten, hier doelbewust mee oefent en feedback op vraagt. De aios werkt zijn of haar persoonlijke leerdoelen uit in het Individueel Opleidingsplan, onderdeel van het e-Portfolio. Het nieuwe, multifunctionele gebouw KIEZ aan de Noord Brabantlaan in Eindhoven gaat huisvesting bieden aan eerstelijnsorganisaties en opleidingen. De oplevering is voorzien in november 2015 en de eerste aios zullen hun intrek nemen per januari 2016. Een unieke mogelijkheid om onderwijs en praktijk op optimale wijze te integreren. 20 3e uitgave 2015 Kring- en scholingsorganisatie KOH zorgen voor randvoorwaarden en inhoudelijke aspecten van de huisartsenzorg. De zorgroepen realiseren vernieuwende zorgprogramma’s. Zowel huisartsopleiders als (nog) niet aan de opleiding verbonden huisartsen zijn bij hen aangesloten. Praktijken verschillen in de mate waarin zij met alle zorgprogramma’s werken. Het vanuit de opleiding inzetten van aios binnen de eerstelijnsorganisaties, voor zover dit past binnen de opleiding, is nuttig. De aios leert daar: • Aspecten van ketenzorg (beleid zorggroepen) • Rol van kaderartsen • Zorgprogramma’s als kwetsbare ouderenzorg, jeugdzorg, psychiatrische zorg • Rol Praktijkondersteuner • ICT-ontwikkelingen (patiënten-hub, domotica, telemonitoring) • Gebruik bestaande databestanden en kennisnetwerken • Regionale proeftuin Slimmer met Zorg1; het “Living Lab”2 van Brainport in Eindhoven en coöperatie “Slimmer Leven”3 Experimenteren met inzet van deze organisaties voor het onderwijs zal ook het onderwijs in de moederinstituten Maastricht en Nijmegen gaan beïnvloeden doordat eerstelijnsorganisaties in de andere regio’s gaan meedoen met deze ontwikkeling. 1 www.slimmermetzorg.nl 2 www.brainportdevelopment.nl/project/living-lab-ehealth 3 www.brainportdevelopment.nl/project/slimmer-leven-2020 Onder professoren De oratie “Opgelucht door de eerstelijn” van prof. Jean Muris was op vrijdag 25 september 2015. Wie de lezing niet kon bijwonen, kan deze bekijken op het televisiekanaal van onze Faculteit (FHML): http://bcove.me/sjy35uvs. Daarnaast houdt u van ons een samenvatting van de lezing tegoed. Ook aanwezig die middag, was prof. Niels H. Chavannes, een van de eerste Maastrichtse AIOTHO’s1. Niels promoveerde destijds bij Jean Muris op 6 december 2015 op het proefschrift “Tracking and Treating COPD in Primary Care”. Beiden zijn lid van CAHAG2, de COPD & Astma Huisartsen Advies Groep. 1 Arts In Opleiding Tot Huisarts (en) Onderzoeker 2 cahag.nhg.org De redactie van Op één Lijn wil graag vermelden dat Niels ook in de eerste jaren van Op één Lijn zitting had in de redactie (1999-2003). Per 1 januari 2015 is Niels Chavannes (1972) benoemd tot hoogleraar huisartsgeneeskunde aan de Universiteit van Leiden met als leeropdracht ‘eHealth toepassingen in Disease Management’. Op 11 december houdt hij daar zijn inaugurele rede getiteld “eHealth in disease management: doel of tool?” Namens de vakgroep Huisartsgeneeskunde en onze redactie feliciteren we Niels Chavannes met het behalen van zijn professoraat. 21 op één lijn 53
Pagina 22
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Ancestral Health Symposium 26 september 2015 Het Paleo perspectief DOOR BIRGIT SPOORENBERG, HUISARTS(DOCENT) Zet een bioritme-expert, een microbioom onderzoeker, een professor in menselijke beweging en een evolutionair denkend chemicus aan één tafel, en hoor hoe evolutionaire puzzelstukjes in elkaar schuiven. Dat is exact wat gebeurde tijdens het diner voorafgaand aan het eerste Ancestral Health Symposium in Groningen, eind september. Wat prees ik me gelukkig aan diezelfde tafel, aan een meertje bij zonsondergang! De grote kracht van het evolutionaire denken zit hem naar mijn idee in het elimineren van hokjes-denken. Het gaat om ecosystemen. Het Woordenboek van de Nederlandse Taal geeft aan: “een ecosysteem is een geheel van planten en dieren in een gebied en hoe ze in verhouding staan tot elkaar en hun omgeving.” Zo ging het in het uitverkochte Institute for Evolutionary Life Sciences in Groningen dus over ecosystemen, en in het bijzonder over het ecosysteem van het zoogdier mens beschouwd door de troebele lens van de evolutie, zoals medeorganisator Melchior Meijer dat zo mooi omschrijft op zijn prikkelende blog melchiormeijer.wordpress.com. Onze eigen Maastrichtse hoogleraar Fred Brouns ging in gesprek met de Zuid-Afrikaanse professor Tim Noakes over de relatie tussen voeding en inspanning. Professor Frits Muskiet vertelde ons over de ontwikkeling van het menselijk brein door de tijd en professor Bert Otten leerde ons de consequenties van lopen op twee benen voor onze hersenen en onze lichaamsbouw. En dat was nog lang niet alles. Je had er bij moeten zijn, want dan ging je naar huis met een totaal nieuwe kijk op gezondheid en ziekte en zes accreditatiepunten. Volgend jaar een nieuwe kans?! Intussen kunnen we misschien bedenken hoe we de kennis over evolutie een plekje kunnen geven binnen het curriculum van de (huis)arts? Literatuur: “Making evolutionary biology a basic science for medicine” www.pnas.org/content/107/suppl_1/1800.short Kort lijntje Op zoek naar K5 Terwijl de televisiezenders SBS6 en VTM zoeken naar het nieuwe K3, zijn wij op zoek naar K5. We zoeken kandidaten voor de vijfde ronde van de Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten (HVZ). We kondigen dit ruimschoots op tijd aan zodat u er goed over kunt nadenken, kunt overleggen met uw collega’s en de cursus kunt inplannen. De Kaderopleiding HVZ duurt twee jaar. In januari 2015 is de vierde cursistengroep gestart. Dat betekent dat we naar verwachting begin 2017 met de volgende groep kunnen starten mits er voldoende aanmeldingen zijn. Meer informatie (o.a. de cursusfolder) vindt u op onze website: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/ wat-bieden-wij/nascholing/hart-en-vaatziekten Yvonne van Leeuwen: Wie zich wil laten inspireren door heel enthousiaste en ambitieuze collega’s moet een kaderopleiding volgen. En met liefde voor het hart is de keuze voor de kaderopleiding hart- en vaatziekten snel gemaakt. Er zijn inmiddels 55 kaderhuisartsen HVZ klaar. Ik ken niemand met spijt van deze ‘investering’. De kaderhuisartsen zijn erg gewild: voor allerlei onderwijs en overleg worden ze gevraagd. Ze vormen, verenigd binnen de NHG- expertgroep HartVaatHAG, inmiddels een hecht team. 22 3e uitgave 2015 Symposium Netwerk Specialisten rondom Kwetsbare patiënten Wat leren wij van Jaap? DOOR KOEN VAN HELMOND, AIOS HUISARTSGENEESKUNDE EN DEELNEMER SYMPOSIUM Op 22 oktober was de start van het MUMC+ Netwerk Specialisten voor mensen met een verstandelijke beperking. Hiervoor was een symposium georganiseerd door het Maastricht UMC+ en de Koraalgroep, met medewerking van de werkgroep kwetsbare patiënt1. Spelers in het web rondom deze patiënten werden aan elkaar voorgesteld. De belangrijkste drijfveer achter dit initiatief is het beter coördineren van zorg door korte lijnen tussen de eerste- en tweedelijn. Dit netwerk is bedoeld voor de kwetsbare patiënten binnen de Nederlandse samenleving. De nadruk ligt op verstandelijk gehandicapten die onder de verantwoordelijkheid van de Arts Verstandelijk Gehandicapten (AVG) vallen. Dat kunnen patiënten zijn die thuis wonen (dat zijn de meesten) of in instellingen. In diensttijd is de huisartsenpost het eerste aanspreekpunt voor deze groepen. De opening van het symposium was in handen van dr. J. Fiolet, medisch directeur van het Maastricht UMC+. Hij is verantwoordelijk voor de transmurale zorg waar deze zorggroep kwetsbare patiënten onder valt. Na zijn inspirerende woorden over het belang van continuïteit van zorg, was het de beurt aan de eerste spreker, klinisch geneticus dr. Maaike Vreeburg. Zij nam ons mee in de wereld van syndromen en syndromale afwijkingen. Tevens introduceerde zij een casus over Jaap. De casus liep als een rode draad door de avond. Jaap is een jongeman met het Kabuki-syndroom, een zeldzame aandoening die gekenmerkt wordt door een verstandelijke beperking en een opvallende gelaatsuitdrukking. Deze gelaatsuitdrukking doet denken aan de make-up die acteurs in traditioneel Japans theater (kabuki) gebruiken. Hierna vertelde kinderarts dr. Merel Klaassens over de kinderjaren van Jaap. Welke problemen hebben gespeeld in zijn kindertijd? Hoe is hiermee om gegaan? Ook kwam de vraag van de ouders met betrekking tot de erfelijkheid van dit syndroom naar voren. De impact voor de omgeving is 1 een samenwerking tussen huisartsen en diverse zorginstellingen enorm en het is mooi om te horen hoe het specialistisch team van Maastricht UMC+ hier op ingespeeld is. Annemiek Nijholt, huisarts in gezondheidscentrum Heer te Maastricht en dr. Annemieke Wagemans, AVG vervolgden het verhaal over Jaap. Hij is inmiddels volwassen en heeft afscheid moeten nemen van de vaste kinderarts die bij hem de controles deed. Die taak is nu in handen van de huisarts en de AVG. Het is een van de vele voorbeelden van kwetsbare patiënten die tussen eerste- en tweedelijn vallen. Ze vallen niet direct onder de tweedelijn, maar de eerstelijn is vaak te breed gedifferentieerd voor deze complexe problematiek. Gelukkig biedt het samenwerkingsnetwerk en de zorggroep kwetsbare patiënten uitkomst voor hen. Dit laatste bleek bijvoorbeeld uit de twee presentaties na de pauze, waarbij onder andere KNO-arts dr. Laura Baijens en logopediste Esther Mulkens (Maasveld) uitleg gaven over slikproblemen bij patiënten met een verstandelijke beperking. Aan de hand van treffende beelden werd duidelijk hoe groot het risico op verslikken is en welke impact dit heeft op de dagelijkse verzorging. Het is dan ook niet meer dan terecht om waardering uit te spreken voor alle mensen die dagelijks met deze specifieke patiëntengroep werken. Chapeau! De laatste spreker was dr. Rob Rouhl, neuroloog/ epileptoloog. Hij ging, samen met Wiesje Bressers, AVG in Maasveld, nader in op de neurologische afwijkingen aan de hand van insulten. Met behulp van YouTube-filmpjes liet hij diverse insulten zien. Menigeen in de zaal werd op het verkeerde been gezet door de soms zeer subtiele verschillen tussen absences en insulten. Leerzaam en interactief! Na afloop van het symposium was er nog gelegenheid tot nadere kennismaking onder het genot van een hapje en een drankje. Er werden telefoonnummers en visitekaartjes uitgewisseld. De aanwezigen waren vol lof over dit initiatief. 23 op één lijn 53
Pagina 24
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Column Tijd voor herstel DOOR T.E. GRIJS Mijn herinneringen komen in flarden. Sommige momenten zijn nog haarscherp. Ik loop aan de hand van moeder door de grote deur van de kerk. De klokken luiden oorverdovend. Op het pleintje staat de zwarte auto. Hij tekent scherp af tegen het dunne laagje sneeuw op de stenen. Weinig kan ik terughalen van de lange tijd van zijn ziektezijn. Ruim negen maanden van langzame aftakeling, een ongelijke strijd waarin hij zich aanvankelijk dapper weerde, maar zich vlak voor Kerst en kort na mijn veertiende verjaardag gewonnen moest geven. In gefragmenteerde beelden zie ik de uitgemergelde man in het bed in de woonkamer liggen. Was hij wanhopig, had hij pijn, had hij de komende dood aanvaard? Wilde hij niet tot de allerlaatste snik lijden? Ik weet het niet en mijn oudere broers en zussen willen of kunnen er niet over praten. Iets voel ik nog heel sterk, de angst om mijn vader te verliezen. Ook al was hij nog zo ziek, ik wou hem onder geen beding kwijtraken. Ruim vijfendertig jaar later nam ik de zorg op me van een patiënt met slokdarmkanker. Hij was enkele jaren ouder dan ik, voor in de vijftig en eigenaar van een groot bedrijf. Ik kende hem al van vroeger uit het voetbal. Voor niks en niemand bang en recht door zee. Al heel snel na het bekend worden van de diagnose en het feit dat er geen curatie mogelijk was, besprak hij met mij zijn euthanasiewens. Hij wilde de beker niet tot op de bodem leegdrinken. Hij zag op tegen het aftakelingsproces tot een omhulsel dat weinig meer te maken had met zijn krachtige persoonlijkheid. Lange gesprekken volgden met hem en zijn vrouw, gesprekken waarin hun beide zoons van 15 en 12 jaar soms werden betrokken. Een goede dood verdiende hij en daar zou ik bij helpen. Op de avond van de euthanasie vergezelde mijn collega mij. Ik injecteerde de vloeistof en op het moment dat het leven de zieke verliet, keek ik op naar de twee jongens aan de overkant van de tafel, recht in de ogen van de jongste. Hij keek me met grote angstige ogen aan en heel even voelde ik het verwijt. Een flits door mijn hoofd: “Ik heb hem zijn vader afgenomen”. 24 Ik weet ook wel dat ik niet het leven heb weggenomen, maar de ziekte, zo suste ik mezelf. In de weken daaropvolgend was ik behoorlijk uit mijn doen. En juist in die periode zag ik op het spreekuur een oud klasgenoot van me met al enkele maanden bestaande pijn in de bovenbuik. Zijn maag speelde op en dat was ook volgens mij wel begrijpelijk. Een wat zonderlinge man, alleenstaand, niet gebonden aan familie en zeker niet aan conventies, tot diep in de nacht werkend in zijn bedrijf, kettingrokend en grote hoeveelheden koffie gebruikend. Heel wat avonden hebben we samen in het bedrijf doorgebracht, zijn werk en mijn hobby pasten heel goed bij elkaar. Ik wilde de verklaring van de klacht maar al te graag geloven en met aanpassing van zijn leefstijl en met een zuurremmer zou het wel gaan lukken. Maar het lukte me niet om me zelf iets wijs te maken, zeker niet toen mijn vrouw zei dat ze mijn makker er allerbelabberdst vond uitzien. Na verder onderzoek in het ziekenhuis kwam de verwachte onheilspellende boodschap, hij had een grote maagzweer, macroscopisch vrijwel zeker maligne, biopten waren naar de patholoog anatoom gestuurd. Hier werd de sterke verdenking op een maligniteit al snel bevestigd. Hij vroeg me te komen, niet naar zijn woning, maar naar zijn bedrijf. Tot heel laat hebben we bij elkaar gezeten. Hij vertelde me dat hij afzag van ieder verder onderzoek en verdere behandeling. Hij wilde thuis blijven en vroeg wat daar allemaal voor geregeld moest worden en of hij voor de medische zorg op mij mocht rekenen. Hij begon over euthanasie en hij moet de aarzeling in mijn ogen hebben gezien, want hij gaf meteen aan dat dit voorlopig nog niet aan de orde was. Hij wist van de recente euthanasie, hij kende immers het gezin heel goed en had er met hen over gesproken. In de daaropvolgende weken kwam het thema euthanasie herhaalde malen ter sprake, maar telkens gaf hij aan er nog niet aan toe te zijn. Vier weken na het stellen van de diagnose kreeg hij in het weekend, waarin ik met mijn vrouw in het buitenland verbleef, een maagbloeding en werd hij opgenomen in het ziekenhuis. 3e uitgave 2015 Op zondagavond laat, we waren net thuis, kreeg ik een bericht uit het ziekenhuis dat zijn toestand kritiek was, hij zou snel gaan overlijden. Ik wilde hem nog zien. Op de gang kwam de verpleegster me tegemoet met de boodschap dat hij overleden was. Er was iets dat ze niet helemaal begreep, hij had haar een half uur voor zijn dood gevraagd om aan mij door te geven dat hij het in zijn eentje zeker wel zou klaren. Ik heb nog enige minuten aan het bed gestaan, maar vond geen rust in mijn hoofd. Had hij de dood aanvaard, had hij naar een eerdere dood verlangd en heb ik het niet willen horen? Ik laat hem alleen. Buiten was het inmiddels licht gaan sneeuwen, de sneeuw bleef liggen op de stenen, ik zette de kraag van mijn jas omhoog en liep met flinke passen de duisternis in, de zwarte schaduwen op de witte grond maakten me bang. De wetenschapsdag van 20 oktober 2015 Wendy in de huisartspraktijk DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE Een van de interessante aspecten van de aios wetenschapsdag is, dat je geïnspireerd wordt over de bronnen van informatie die je als huisarts ten dienste staan. Bas Maiburg wees nog eens op service Evidence Updates van British Medical Journal, maar er is meer! Naast het lezen van de krant blijkt ook het inzien van tijdschriften een goede zaak om bij te blijven, al is maar om te weten wat je patiënten bezighoudt. Een van de referaten werd geïnitieerd door de vraag van een patiënt of de dokter de “Wendy” gelezen had, want daarin stond dat ADHD bij kinderen te verhelpen was met een dieet. De dokter had de Wendy gelezen geloof ik, maar deed het nog eens nauwkeuriger. De verdere analyse door een groepje aios was de basis voor hun referaat. Bij de prima verzorgde presentatie bleek dat Wendy wel het goede artikel te pakken had, maar niet de goede interpretatie. Bij het publiek bleek ook dat de invloed van Wendy nou niet direct een wetenschappelijke was. Promoties Ramon Ottenheijm (huisarts in Geulle), Ultrasound imaging to tailor treatment of shoulder pain in general practice, 19 november 2015. Samenvatting 1e uitgave 2016 van “Op één Lijn”. Anneke van Dijk-de Vries, Towards integrated nurse-led self-management support in routine diabetes care, 16 december om 12.00 uur. De wetenschapsdag van 20 oktober 2015 bestond uit 6 presentaties. Alle hadden een therapeutisch onderwerp. Naast de ADHD kwamen aan bod: de behandeling van hypertensie, de behandeling van schimmelnagels, maar ook diarree bij kinderen en wondbehandeling. Door deze verschillende onderwerpen en de gevarieerde manier van presenteren, was het een dag van prima niveau. Zowel de publieksjury als de deskundigenjury kozen als winnaar: “Het nut van lokale verdoving bij het plaatsen van een spiraal “ door Simone Feijen, Samantha Smeets, Suzanne Lagarde en Lonneke Rietjens. Zij onderzochten of verdoving van de cervix duidelijk minder pijnklachten gaf. Het bleek niet simpel: het maakt verschil uit hoe de verdoving gegeven wordt en dan nog worden er verschillende conclusies getrokken, zo bleek ook al uit een Cochrane review die dezelfde onderzoeken bestudeerd had. De conclusie van de aios: voorlopig maar niet aan beginnen. De wetenschapsdag was zeer leerzaam, dankzij de inzet van de deelnemende aios en het betrokken publiek, en wat Wendy betreft: we kunnen ook zonder. 25 Cover van 'de Wendy' op één lijn 53
Pagina 26
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Rubriek voor huisartsopleiders De lijn van Stijn DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOÖRDINATOR LOP LOP staat voor Landelijk Opleidings Plan. Dit acroniem is dit najaar veel te horen bij ons op de Opleiding. Het LOP beschrijft ons vakgebied in tien thema’s, zoals ‘Spoedeisende Zorg’, ‘Zorg voor ouderen’ of ‘Korte episode zorg’. Voor elk thema zijn “Kenmerkende Beroeps Activiteiten” (KBA’s) opgesteld. Een voorbeeld. Bij het thema ‘Chronische Zorg’ is een van de KBA’s: “Verleent en organiseert zorg na ontslag uit het ziekenhuis”. Of bij het thema ‘Korte episode Zorg’: “Superviseert (telefonische) contacten van de assistente en geeft feedback”. Niet alle zorgtaken van een huisarts kunnen expliciet aandacht krijgen tijdens de opleiding. De thema’s en de KBA’s moeten in ieder geval aan de orde komen en helpen opleider en aios om keuzes te maken. Het LOP is geen vervanging van de Eindtermen waarin ook het domein van de huisarts is beschreven. Het LOP is wel een handzaam instrument bij het individualiseren van de opleiding. Immers, aios en opleider kunnen aansluiten op praktijkervaringen van de aios en zo nagaan welke activiteiten (KBA’s) al goed beheerst worden en welke nog aandacht nodig hebben.Opleiders geven aan dat deze beschrijving van het vak goed aansluit bij het dagelijks werk van de huisarts. De KBA’s zijn herkenbaar als min of meer regelmatig terugkerende activiteiten in de praktijk. Voor het uitvoeren van een KBA zijn verschillende competenties nodig, zoals Vakinhoud, Samenwerken, en Communicatie. Voor de beoordeling van de aios blijft daarom de Combel (Competentie beoordelingslijst) in gebruik. Dit Landelijk Opleidings Plan is op initiatief van Huisartsopleiding Nederland ontwikkeld, de definitieve vorm is beschikbaar vanaf januari 2016 op www.huisartsopleidingnederland.nl. Aios Monique Beld Starters en Stoppers in 2015 De volgende opleiders hebben het opleiderschap in 2015 beëindigd. We danken hen hartelijk voor hun inzet! • Arthur Gieles • Toos Goddijn • Wouter van Kranen • Paul Meurs • Rob Pustjens • Loek Stouten In 2015 zijn de volgende collegae gestart met opleiden: • Joep van den Broek • Mieke Bruggeman • Wim Heggen • Michelle Gilissen • Daniëlle Hendriks • Nancy Janssen • Maud Kertzman • Hans Leistra • Wim Linders • Micha Lutgens • Paul Meuffels • Yvonne Nooijen • Wim Niessen • Marjoleine Schoenmaekers • Paulien Schunck • Jeroen Smeets • Pieter Stempvoort • Katrien Verstraete • Maurits Westein Koppelen en ontkoppelen Per jaar starten er in Maastricht 72 aios met de opleiding. De ene helft start in het voorjaar, de andere helft in het najaar. Dat houdt in dat er in het eerste jaar en derde jaar 2 x 72 = 144 aios aan een opleider worden gekoppeld. De opleiders onder u kennen het systeem dat we voor deze koppeling gebruiken in jaar 1 en jaar 3. Ik ga het daarom hier niet uitleggen, maar ik wil wel enkele punten noemen die vaak onderwerp van gesprek zijn. “Hoe komt het dat ik niet gekoppeld word aan de opleider/aios van mijn eerste of tweede voorkeur?” Hierbij is het goed om de overwegingen te kennen die voor ons belangrijk zijn: 26 Huisarts Jos Ridderbeks in gesprek met aios Monique Beld 1. We willen voor álle deelnemers in de groep een goede koppeling realiseren. Een wederzijdse voorkeur van aios en huisartsopleider is geen garantie voor een koppeling wanneer dat betekent dat de koppeling van een collegaaios daardoor aanmerkelijk ongunstiger uitvalt. 2. Als een opleider of aios niet goed te koppelen is, zoeken we naar een andere oplossing zoals bijvoorbeeld een alternatief buiten de koppelgroep. Soms blijkt dat een match, die op grond van voorkeuren niet voor de hand ligt, na een kennismakingsgesprek tot een succesvolle leerrelatie leidt. Het is bij dit alles goed om te weten dat onze gemiddelde koppelingsscore per groep ligt op 1.7. De koppelingsscore wordt bepaald door het gemiddelde te berekenen van alle opleider-aiosscores zoals die in de uiteindelijk vastgestelde koppelingen staan. We proberen om voor de jaar 3 koppelgroepen, diversiteit in het type opleiders te brengen: solisten, groepspraktijken, platteland, stad, et cetera. Het kan dat een aios, om in een praktijk van zijn voorkeur opgeleid te worden, moet reizen. Voor sommige aios kan dat een probleem zijn, bijvoorbeeld vanwege verplichtingen als ouder. Wat dient dan zwaarder te wegen? De praktijk van voorkeur of een korte reisafstand? Het antwoord verschilt per aios. Maastrichtse aios zijn tevreden over de koppelprocedure, maar soms worden ook bij ons opleidingssituaties voortijdig ontkoppeld. Het draaiboek dat we hierbij gebruiken, hebben we aangepast naar aanleiding van enkele recente ervaringen. Het bleek dat sommige opleiders de indruk hadden dat er al voor ontkoppeling gekozen was voordat er een gesprek met groepsbegeleider, opleider en aios had plaatsgevonden. Vandaar de aanpassing dat de groepsbegeleider voor dat groepsgesprek contact opneemt met de opleider om zijn visie te horen. Ook is er de mogelijkheid van een time-out van een week ingevoerd om te voorkomen dat men zich overvallen voelt en om te kunnen reflecteren op de situatie en de eigen rol daarin. In die week is de aios niet in de praktijk en bezoeken aios en opleider geen terugkomdagen. Na een ontkoppeling nemen we als opleidersteam contact op met een ontkoppelde opleider om te kijken of er achteraf geleerd kan worden van de situatie, zowel voor de opleider en voor ons als instituut. Ook krijgt de opleider het aanbod van ondersteuning door de regionale opleidersvereniging. De aios meldt zich ziek Die situatie doet zich niet vaak voor: het ziekteverzuim bij aios is laag (1,6 %) vergeleken bij het verzuim in de zorg (4,8%). Voor een opleider is het vaak niet zo duidelijk wat er van hem/haar wordt verwacht. Als een aios zich ziek meldt, geeft hij/zij ook een verwachting over de duur: als dit enkele dagen is, dan is er geen probleem. Als de aios verwacht langer dan een week ziek te zijn, volgt er een afspraak bij de arbo-arts. Het advies van de arbo-arts wordt doorgegeven aan onze arbocontactpersoon, Joost Dormans. Hij neemt dan met de aios en de praktijk contact op om de praktische invulling van het advies te bespreken. Soms is het advies van de arbo-arts bij een langer durende ziekmelding, dat de aios kan beginnen met re-integratie. Wij zoeken (en vinden) dan een opleider die bereid is om de aios zonder dat sprake is van opleiding, de mogelijkheid te geven om weer werkritme als huisarts op te doen. Een belangrijke taak voor de opleider kan vóór een ziekmelding liggen (signaleringsfunctie). Als hij merkt dat de aios op haar tenen loopt om het werk rond te krijgen, om welke reden dan ook, is het verstandig om te overleggen met de betrokken groepsbegeleider of om de aios te verwijzen naar de arbo-arts van de SBOH (verzuimpreventiegesprek). Tot de volgende keer, opmerkingen en vragen zijn welkom: Stijn.devries@maastrichtuniversity.nl Telefoon: 043-3882993 27 op één lijn 53
Pagina 28
op één lijn 53 3e uitgave 2015 In de leer De slechtnieuwsverwarring DOOR ELEANA ZHANG, EERSTEJAARS AIOS “Het huisartsgeneeskundige vak is generalistisch en de relaties met de patiënten zijn van duurzame aard”, dat werd veelvuldig en met trots tijdens het introductiepraatje van de opleiding verkondigd. Wat er niet bij werd verteld, was dat dit betekent dat je allerlei kanker en andersoortige ellende voorbij gaat zien komen. En dat juist bij de mensen met wie je – als het goed is – een zekere duurzame band hebt. Neem nu meneer S., het toonbeeld van een leuke patiënt: hij is vrolijk, heeft humor, is een enorme levensgenieter en hij is kort en bondig van stof – zeker dat laatste is niet vervelend voor een structuurzoekende aios als ik. En uitgerekend zo’n patiënt krijgt de volle laag. Uitslag bloedonderzoek: leukemie. Niet dat ik terugschrik voor een slechtnieuwsgesprek, maar ik blijf zulke existentiële confrontaties lastig vinden. Drie jaar geleden heb ik bewust mijn ‘roeping’ om neuroloog te worden laten varen, onder andere omdat ik aan de lopende band leeftijdsgenoten mocht vertellen dat ze een glioblastoom hadden, dat de insulten mogelijk niet bij die ene keer zouden blijven, en dat het over 3-18 maanden einde verhaal was. Onwijs voldoening gevend, maar niet heus. Dat waren patiënten die ik hoogstens een dag of twee kende. Wat voor vooruitzicht voor mijn mentale welzijn heb ik dan bij de huisartsgeneeskunde? Meneer S. heb ik slechts een paar keer gezien, en zelfs bij hem kreeg ik al een dysenterie opwekkend gevoel in mijn buik toen ik zijn bloeduitslag zag. Tijdens een reactief moment van paniek vlogen er allerlei gedachten door mijn hoofd: kan ik dit wel loslaten aan het einde van de werkdag? Ga ik nu de hele avond de chagrijnige heks uithangen en de sfeer thuis verpesten? En gezien dit zeker niet het laatste Eleana Zhang heeft in 2011 haar bul behaald aan de Universiteit Maastricht. Daarna heeft ze als ANIOS gewerkt bij de neurologie en psychiatrie. Ze is in september 2015 gestart met de huisartsopleiding en loopt nu stage bij Maarten Joossens, in het gezondheidscentrum Granida, te Eindhoven. 28 slechte nieuws zal zijn: moet ik mijn toekomstige kinderen tegelijkertijd met hun aangifte in het gemeentelijke register ook maar alvast op de wachtlijst voor de GGZ zetten? Na deze kortstondige aanval van zelfdestructief gepieker, kreeg mijn nuchterheid gelukkig weer de overhand. Het toeval wilde dat ik die middag langs de koffietent liep waar ik regelmatig mijn maatschappelijke verplichting als consument vervul. Door het raam zag ik een tijdschrift aan het wandrek hangen, waarop in schreeuwerige letters stond geschreven: Wat zou je doen als je nog 30 dagen [te leven] hebt? Nu vind ik zo’n kop behoorlijk afgezaagd en enigszins morbide, maar het weerhield mijn brein er niet van om te willen antwoorden. Zou ik me nog suf ergeren aan de epidemie van hemianopten in het verkeer als ik wist dat ik nog dertig dagen te leven heb? Zou ik me nog steeds frustreren over het feit dat de zoveelste patiënt bij de verkeerde praktijklocatie staat en dus te laat komt waardoor mijn spreekuur in de soep loopt? En zou ik nog steeds tijd ‘verspillen’ door me steeds af te vragen of ik iets goed (genoeg) doe? Nee! Of nou ja, bíjna een volmondige ‘nee’. Dat laatste is wel handig als ik weer eens een ComBeL1 moet scoren bij mijn opleider, maar het idee is hopelijk duidelijk. In tegenstelling tot wat ik vreesde, had ik na het slechtnieuwsgesprek met meneer S, een prima avond. Zijn verhaal spookte nog wel ergens door mijn achterhoofd, maar daar zat ook het besef dat ik op dit moment een prima leven en niks te klagen heb. En als ik nog maar dertig dagen zou hebben, tja, ik weet niet of ik anders zou leven dan ik nu doe. Misschien dat ik me wat minder druk zou maken over peanuts: dan sta ik maar wat langer voor het stoplicht omdat er tig auto’s nog net in willen voegen en me afsnijden. Die extra tijd die ik uitloop door patiënten die van de andere locatie moeten komen, gebruik ik wel om een extra koekje uit de keuken te pakken. En die ComBeL van aankomende december, dat komt vast ook wel in orde… Eh... Toch Maarten? 1 competentiebeoordelingslijsten 3e uitgave 2015 In de leer Nog drie jaar om een goede huisarts te worden DOOR KOEN VAN HELMOND, EERSTEJAARS AIOS Daar sta je dan, op je eerste werkdag als huisarts in opleiding. Hoewel ik mezelf al tijdens mijn coschappen had voorgenomen nooit meer zenuwachtig te zijn voor “de eerste dag”, kreeg ik vanochtend toch met moeite enkele happen door mijn keel. Spannend is het toch wel een beetje. Op basis van een gesprek van een half uur beslis je of je voor een jaar met iemand door één deur kunt in een meester-gezel-situatie. Ik had het geluk een match te hebben met iemand uit mijn top-3, maar is dat een garantie voor de toekomst? De tijd zal het leren! Mijn eerste dag Ik wilde een goede indruk maken op mijn eerste dag, want daar krijg je maar een kans voor. Hoe kan dat in Limburg beter dan door een vlaai mee te nemen? Veel te vroeg ging ik naar de bakker in dezelfde straat als de praktijk en haalde een abrikozenvlaai. Een veilige keuze die altijd in de smaak valt, zo hield ik mezelf voor. Na enkele minuten gewacht te hebben in de auto, stapte ik de praktijk binnen. “Hoi, ik ben Koen en het komende jaar zullen jullie het met mij moeten doen”. Zo brak ik het ijs bij de assistente en zette vol trots de vlaai op de balie. Een goed begin van een prettige samenwerking met iedereen in de praktijk, zo bleek achteraf. “Size does matter” Dat gevoel van een goed begin had ik gelukkig ook op de eerste terugkomdag van dit jaar. Helaas geen vlaai dit keer, tip voor de volgende keer, maar wel een warm welkom van de vakgroep huisartsgeneeskunde. Na diverse praatjes was het tijd om mijn groepsgenoten beter te leren kennen. Wat onwennig keken we elkaar aan bij het introduceren en het voelde weer als een nieuwe schooldag. Na een kort voorstelrondje was gelukkig ook hier het ijs gebroken. De groep is gezellig en de sfeer is goed. Noemenswaardig is nog de informatiemarkt waar de vrouwelijke aios zich direct op de dokterstassen-leverancier stortten. Een van de verschillen tussen mannen en vrouwen werd hier al snel duidelijk. Waar een man vooral praktisch naar zo’n ding kijkt, kijken vrouwen meer naar het uiterlijk van de tas en vooral of hij groot genoeg is voor al hun spullen. “Size does matter”, zo blijkt maar weer. De dokterstas Het huisartsenvak beschikt volgens mij als enige tak binnen de geneeskunde over een dergelijk herkenbaar symbool. In de korte periode die ik nu werk als huisarts in opleiding, heb ik de bijna magische uitwerking van die tas al gemerkt. Er komt een soort rust en respect over de mensen wanneer je met je dokterstas aan komt. Het straalt iets uit van “No worries, de dokter is in aantocht, nu komt alles goed”. Gelukkig voor mij weten ze niet dat ik eigenlijk pas net kom kijken in de huisartsenwereld. Tja, wat moet ik daar nou mee? Ik denk dat elke jonge dokter soms te kampen heeft met zijn/haar geloofwaardigheid. Mensen denken bij een dokter toch vaak aan een oudere man met grijs haar en een bril, zo is mijn ervaring. Het is dan even wennen als er opeens een jonge krullenbol op de stoep staat. Een stuk geplooid leer geeft je dan wat extra geloofwaardigheid en daar maak ik graag gebruik van. Toolbox Verder zie ik in de dokterstas een tastbaar voorbeeld van de “toolbox” waar men tijdens de geneeskunde studie over sprak. Iedereen kent vast het verhaal dat je aan het begin van je coschappen te horen krijgt: Je krijgt de kans om je eigen gereedschapskist te vullen met kennis en vaardigheden, “tools”, die jij belangrijk vindt. Dat je datgene mee moet nemen uit je coschap, wat jij de moeite waard vindt. Welnu, een blik in mijn dokterstas leert me dat ik al een hoop “tools” bij me heb, maar dat er nog een heleboel aangevuld en verzameld moet worden. Ik heb gelukkig nog drie jaren om een goede huisarts te worden. Mijn naam is Koen van Helmond en ik ben 27 jaar. Na mijn artsexamen in 2014 was ik anios op de spoedeisende hulp. Een leuke tijd waarin ik een hoop heb meegemaakt en geleerd als jonge dokter. Met een wachtkamer die nooit leeg was, leerde ik werken onder druk. Na negen maanden heb ik de drukte van de SEH verruild voor de wereld van de botten en gewrichten bij de orthopedie. Daar had ik een mooie tijd, maar toch miste ik de breedte van het vak. Daarom heb ik gesolliciteerd bij de huisartsopleiding, waar ik in september mocht beginnen. 29 op één lijn 53
Pagina 30
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Gezondheidsrechtelijke kwesties Verantwoordelijkheid huisarts bij rijvaardigheidsproblematiek DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE EN JURIST Bij het voorschrijven van een medicament geeft de medicatiebewakingsmodule in uw HIS aan: “kan de rijvaardigheid beïnvloeden”. U stelt zelf bij een patiënt de diagnose dementie of krijgt die diagnose per brief van een geriater. Wat doet u dan? Hoe zit dat na een TIA? Of na een epileptisch insult? Wat als u een alcohol- of drugsafhankelijkheid bij uw patiënt constateert? Mogen deze patiënten nog autorijden? Maakt het nog uit of hij of zij beroepschauffeur is op een bus of taxi? Het zijn allemaal vragen die zich regelmatig op uw spreekuur voordoen. In hoeverre is de huisarts verantwoordelijk voor de rijgeschiktheid van een patiënt bij medicatiegebruik, ziekte of andere afwijkingen? Waar ligt onze taak? Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) Omdat de eisen aan rijgeschiktheid ingewikkeld en continu aan aanpassing onderhevig zijn, is het lastig voor de huisarts om continu van de actualiteit op de hoogte te zijn. De eisen zijn door de Minister van Verkeer en Waterstaat neergelegd in de “Regeling Eisen en Geschiktheid 2000”1. Het CBR kan ook telefonisch benaderd worden om anoniem een casus voor te leggen. Hulpvraag patiënt Als de patiënt zelf een hulpvraag heeft, is het natuurlijk een stuk makkelijker. Het is uw taak om de patiënt zo goed mogelijk te informeren als er risico’s verbonden zijn aan een behandeling, waaronder de bijwerkingen van een medicament. Ook bij diagnostisch onderzoek dient de patiënt op de hoogte te zijn van de consequenties en mogelijke uitkomsten van de onderzoek. Het gevolg van dementieonderzoek kan zijn dat iemand wellicht niet meer mag autorijden. Dit is overigens geen vaststaand feit, het is 1 Te vinden op de website van het CBR, www.cbr.nl, zoeken in rechtermenu onder: Info voor-> artsen www.cbr.nl/voorartsen.pp. Er is ook een “Regeling coderingen beperkingen rijbevoegdheid” om via een codering de reden van de rijbeperking te vinden, www.cbr.nl/11273.pp goed mogelijk dat iemand na een rijtest2 bij het CBR toch nog mag autorijden3. De patiënt heeft geen hulpvraag Lastiger wordt het als de patiënt geen hulpvraag heeft, maar er wel uit het contact met de patiënt bij u twijfels rijzen over diens rijgeschiktheid. Dit kan zijn op basis van verminderd cognitief functioneren of na een recente TIA of epileptisch insult. Negeren we deze signalen? Mag je dan het CBR bellen, of de politie? Verantwoordelijkheden arts bij rijvaardigheidsproblematiek Als eerste dient de arts, zoals hierboven al gesteld, de patiënt te wijzen op de mogelijke schadelijke gevolgen van een behandeling of diagnostiek4 en te adviseren geen auto te rijden gedurende deze behandeling of een bepaalde tijd na de diagnostiek. Vaak weet de huisarts ook niet precies hoe de eisen liggen, het advies is dan om de patiënt een eigen verklaring te laten opsturen naar het CBR. Eventueel aangevuld met een onderzoeksrapport van een medisch specialist (neuroloog, geriater of psychiater). Wijs de patiënt ook op de verzekeringstechnische aspecten en strafrechtelijke consequenties. Ziet de patiënt de gevaren niet en weigert hij de auto te laten staan, dan kan de arts als ultiem redmiddel terugvallen op zijn conflict van plichten. Conflict van plichten situatie bij rijvaardigheidsproblematiek Bij een ‘conflict van plichten’-situatie gaat het erom, dat de cumulatieve eisen zorgvuldig worden nagegaan voor de betreffende situatie alvorens men het beroepsgeheim 2 Rijtest: Mensen met een score van 0,5 of 1 op de Clinical Dementia Rating ( CDR) worden op basis van de Eigen Verklaring uitgenodigd voor een rijtest. Tijdens de rijtest kan de deskundige van het CBR in de praktijk zien in welke mate de dementie het rijgedrag beïnvloedt. 3 Zie rapport: Rijgeschiktheid van personen met dementie. Een advies tot herziening van de regelgeving 2008. 4 Bijwerking medicatie, oogonderzoek met mydriatica, maar ook consequenties van diagnosen zoals dementie, TIA, CVA en epilepsie. 30 3e uitgave 2015 CAPHRI School for Public Health and Primary Care gezondheidsrechtelijke kwesties Special Edition Wist u dat wij een digitale brochure hebben gemaakt van de artikelen van Arie de Jong? De titel is: ‘Gezondheidsrechtelijke kwesties. Recht, wetten en de zorg: wat moet de (aankomend) huisarts weten?’ Aangezien Arie nog steeds nieuwe artikelen schrijft, wordt er ieder jaar een update van de brochure gemaakt. De nieuwste artikelen staan dan vooraan. Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML) U kunt het boekje vinden en gratis downloaden op www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/wie-zijn-wij/ op-een-lijn.html, onder Special Edition. Feedback is welkom! mag doorbreken en bijvoorbeeld de politie of het CBR in te schakelen. Nog even de eisen van een conflict van plichten situatie op een rij5. Conflict van plichten, toetsingscriteria van Leenen 1. Alles in het werk stellen om de patiënt te overtuigen niet auto te rijden, of toestemming krijgen dit te melden bij het CBR 2. De arts is in gewetensnood door zijn beroepsgeheim te handhaven 3. De arts ziet geen andere weg dan doorbreking van het beroepsgeheim om het probleem op te lossen 4. Het niet doorbreken van het beroepsgeheim kan voor een ander (verdere) ernstige schade opleveren. 5. Het doorbreken van het beroepsgeheim kan (verdere) ernstige schade aan een ander voorkomen. 6. Het geheim wordt zo min mogelijk geschonden. 7. (Uit de jurisprudentie blijkt dat overleg met een collega, die niet direct betrokken is, eigenlijk ook als een toegevoegd criterium gezien wordt). Deze stappen lijken duidelijk, bij stap 3 zijn er evenwel in bepaalde situaties andere mogelijkheden om het probleem op de lossen. Bijvoorbeeld bij dementie geeft de stichting Alzheimer tips om het autorijden voor dementerend te voorkomen6, deze mogelijkheden dienen onderzocht te worden. Tips wanneer iemand niet wil stoppen met rijden: • Maak de auto onklaar. U kunt bijvoorbeeld bij de garage een startonderbreker laten installeren die moet worden gedeactiveerd om de auto te starten. • Bied uw diensten als chauffeur aan, of stel met de familie een rijschema op. 5 Zie ook Op een Lijn nummer 51. 6 www.alzheimer-nederland.nl. Tips als iemand niet wil stoppen met autorijden. • Vraag de persoon met dementie of hij u wil leren goed te handelen in een bepaalde verkeerssituatie. (‘Je voegt zo handig in op de snelweg; wil je dat mij ook leren?’) • Ruil de auto in voor een ander merk of model. Als de persoon met dementie de auto niet kent, is de kans groter dat hij een ander laat rijden. • Parkeer de auto om de hoek en leg de autosleutels weg. De persoon met dementie wordt er dan minder aan herinnerd dat hij auto wil rijden. Conclusie Bij lichamelijke veranderingen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, is het vooral de taak van de patiënt om dit via een Eigen Verklaring bij het CBR te melden. De verantwoordelijkheid van de arts bestaat eruit dat hij de patiënt hier op wijst als de behandeling en of de diagnostiek dat vraagt. Bij cognitieve problematiek is het ook aan de arts om betrokkene te wijzen op de verzekeringstechnische aspecten en de mogelijk strafrechtelijke aansprakelijkheid, in het uiterste geval via een conflict van plichten situatie, waarbij dan wel eerst alternatieve oplossingen in beschouwing moeten worden genomen. Als de patiënt beroepschauffeur is, worden er zwaardere eisen aan de rijvaardigheid gesteld. Bij niet reageren op signalen die van invloed zijn op de rijvaardigheid of het melden van de risico’s die aan een bepaald medicament of behandeling verbonden zijn, loopt u in het uiterste geval, zelf het risico aansprakelijk te worden gesteld voor de gevolgen. Werk en rij voorzichtig. 31 op één lijn 53
Pagina 32
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Themadeel All in the Family?! DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Vijf jaar geleden (nummer 38) hadden we als thema ‘Huisarts (in) families’. We constateerden dat het bloed graag kruipt waar het niet gaan kan. De gebroeders Kuijpers, beiden huisarts in onze regio, deden toen mee. De drive om huisarts te worden zat in hun genen. Zij spraken over ene “Pake” Snijders, familie van hun moeders kant. Pake was een begrip in Landgraaf, een voorbeeld. Deze keer hebben we een katern over een vergelijkbaar thema: jonge huisartsen, opgeleid in Maastricht, die de huisartspraktijk van een of beide ouders over(gaan)nemen. In de praktijk komt dit vaak neer op dochters die hun vader (en moeder) opvolgen. De generaties Snijders (van Pake tot Gitte) zitten er nu ook bij. De familie Boesten stond al eerder in de Landgraaf Koerier. Dochter Jolien vormt samen met haar ouders Maril en Harry een familiepraktijk. De familie Schiffelers wilde meedoen maar ze lieten weten dat er van overname nog geen sprake is, maar dat de tijd het ons zal leren. Andere families komen in 2016 aan bod. Huisartsenpraktijk Snijders te Nieuwenhagen, Landgraaf “ Eens unne Schniedusch, ummer unne Schniedusch” DOOR GITTE SNIJDERS, PAS AFGESTUDEERD HUISARTS In 2019 bestaat de praktijk Snijders in Nieuwenhagen maar liefst honderd jaar. De praktijk is een familiepraktijk dat overging van Pake op Leon, van Leon op Hans en van Hans (binnenkort) op Gitte. Hans (J.J.G.M.) Snijders: de derde generatie huisarts te Nieuwenhagen De vader van Gitte studeerde in 1979 af als huisarts, toen een eenjarige opleiding. Hij vestigde zich in 1980 in Landgraaf, bij zijn vader Leon (L.E.J.) Snijders. Diens voorganger was Pake Snijders. Hans bleef tot 1990 geassocieerd met zijn vader, totdat Leon met pensioen ging. Daarna had Hans een tijdje een duopraktijk met drs. W. Niessen, maar die is nu weer solist. Hans wist altijd al dat hij huisarts wilde worden; hij was aangestoken door het familievirus: “Huisarts is het mooiste vak dat er is. Je ziet namelijk heel de mens in alle facetten. Ziek, niet ziek, van kind tot volwassene. Je deelt lief en leed, met hele families. Het huisartsenvak is zowel een 32 lust als een last, gelukkig overheerst nog altijd de lust. Bureaucratische zaken nemen tegenwoordig nog altijd te veel tijd in beslag en dit gaat ten koste van de patiënt, hopelijk gaat dit roer nu echt om.”Hans werkte eerst een tijdje in Utrecht als huisarts. Daar zag hij 1 à 2 spoedgevallen per maand. Toen hij in de regio Parkstad ging werken, zag hij dagelijks spoedgevallen door de multiproblematiek en multimorbiditeit. “Een enorme overgang, maar het wende ook zeer snel. Ik heb nooit spijt gehad, maar heb wel gemerkt dat het huisartsenvak zwaar kan zijn; het vraagt offers van jezelf en je gezin.” “ Als men tijd en aandacht geeft, zal men ook oogsten” Naast veel positieve opmerkingen, krijgt de praktijk soms ook kritiek op het reilen en zeilen. Mensen zeggen wat ze vinden en wat er beter moet. De praktijk heeft een verbeterpuntenlijst. Hans noteert ook ‘gekke’ verhalen van patiënten. Wie weet komt daar ooit een boekje van. Hans verwacht over vijf jaar ‘pensionado’ te zijn, hij denkt dat dochter Gitte dan de praktijk heeft overgenomen. Gitte (B.I.Y.M.) Snijders: de vierde generatie huisarts te Nieuwenhagen “Recent heb ik de Huisartsopleiding afgerond en ben ik begonnen als waarnemer. Als dochter van een huisarts heb ik veel meegekregen over het vak. Als kind zag ik mijn vader vaak tot laat bezig in de praktijk, die was aan huis. Ik wilde toen dierenartsassistente worden. Als jong meisje zag ik al spoedgevallen aan de deur staan. Daardoor groeide de nieuwsgierigheid en interesse. Daarnaast maakten diverse voorvallen binnen de eigen familie waarbij mijn vader ook optrad als huisarts, veel indruk. Vanaf mijn 10e jaar, na hersenvliesontsteking doorgemaakt te hebben, wilde ik arts worden. Omdat ik opgroeide met een hard werkende, vaker afwezige vader, dacht ik er niet direct aan huisarts te worden. Tijdens mijn coschappen merkte ik snel dat het bloed kroop waar het niet gaan kon: de breedte van het vak en de betrokkenheid bleken voor mij cruciaal om voldoening te halen uit mijn werk. Je begeleidt mensen van kraambed tot aan de dood, met allerlei verscheidene aandoeningen. Mijn coschap Huisartsgeneeskunde liep ik bij mijn oom drs. P. Snijders, huisarts te St. Willebrord. Ik weet hoe tijdsintensief een eigen praktijk is. Niet alleen de patiëntenzorg, maar ook de administratie en bureaucratie, de lasten van het vak. Gelukkig zijn er ook heel veel lusten. De praktijk in Nieuwenhagen heeft een geweldige historie. Mijn overgrootvader heeft deze vanuit het niets opgezet. Door veel inzet, plezier en goede zorgen van zijn kant en vervolgens van mijn opa en mijn vader, is deze uitgegroeid tot een zeer grote, boeiende en bloeiende praktijk. De patiënt staat altijd centraal en we staan voor goede, verantwoorde zorg. Ik heb even getwijfeld of ik de praktijk zou gaan overnemen. Nu mijn man een opleidingsplek in de regio heeft, zijn deze twijfels weg. De werkstijl van mijn vader komt erg overeen met die van mij. Ik bewonder mijn vader om hoeveel hij over de patiënten weet; van details in privélevens, van veelvoorkomende tot zeer zeldzame aandoeningen; hij weet het allemaal. Ik noem hem soms een wandelende encyclopedie. Daarnaast is hij heel sterk in lichamelijk onderzoek en klinisch redeneren. Zo hoop ik nog wat kneepjes van het vak te kunnen leren. De meeste patiënten waren al geruime tijd op de hoogte van mijn komst; sommigen denken dat ik al direct de praktijk overneem. Vaker eindigt een consult met een traktatie voor me: een “goede Wiets”. De uitspraak van veel patiënten “Eens unne Schniedusch, ummer unne Schniedusch” vind ik geweldig, dat geeft me een enorm trots gevoel: vertrouwen! De keuze maakt dat ik nu vaker laat thuis ben. Mijn twee jonge kinderen (3,5 en 2 jaar) zie ik minder als ik dienst heb. Als waarnemer kan ik mijn tijd nog zelf invullen, betere balans werk-privé. Ik heb sterke drang om de praktijk beter te leren kennen, maar ik moet mijzelf wat afremmen. Patiënten vertellen graag over het feit dat ze de “vierde generatie” meemaken. Ze kunnen geweldige verhalen vertellen over Pake, Leon en Hans. Daarnaast zijn sommigen nog zo gewend dat de huisarts een man is. Ze noemen me dokterin, dokteres of zuster. Tijdens mijn opleiding had ik wilde ideeën over veranderingen in de praktijk. Nu zie ik dat veranderingen tijd nodig hebben. Mijnvader staat open voor verandering. Over vijf jaar ben ik praktijkhoudend huisarts, de vierde generatie in Huisartsenpraktijk Snijders te Nieuwenhagen. In 2019 bestaat de praktijk 100 jaar. Dat jubileum gaan we groots vieren!” Huisartsen Boesten stoppen Dochter Jolien blijft ‘Afbouwend’ is te lezen bij huisartsenechtpaar Harry Boesten en Maril Boesten-Ie in Landgraaf. Na dertig jaar laten zij (straks) vol vertrouwen de praktijk over aan hun oudste dochter Jolien, die werd opgeleid in Maastricht. In 1985 besloot Harry Boesten om zich samen met zijn vrouw te vestigen als huisarts in de Driessenstraat in Landgraaf (Ubach over Worms). Zonder patiënten en met één assistente gingen zij vol enthousiasme en goede hoop van start met huisartsenpraktijk Boesten. De praktijk groeide uit tot een 33 succesvolle familiepraktijk. Met de komst van hun dochter als huisarts in familiepraktijk Boesten, hopen de ouders nu meer tijd te hebben voor hun hobby’s. De patiënten zijn uitvoerig geïnformeerd over de praktijkveranderingen die stapsgewijs vanaf 2012 werden ingevoerd. Op hun praktijkwebsite kunt u er meer over lezen: www.docvadis.nl/huisartsenpraktijkboesten-landgraaf op één lijn 53
Pagina 34
op één lijn 53 3e uitgave 2015 Familie Klaassen ‘ In de nieuwe setting wil ik graag werken’ DOOR ESTER KLAASSEN, HUISARTS IN OPLEIDING Ik zal halverwege 2017 afstuderen als huisarts. Mijn vader is Tjeu Klaassen, apotheekhoudend huisarts te Oirsbeek sinds 1978. Als ik afgestudeerd ben, zal ik zijn huisartsenpraktijk overnemen. Het artsenvak heeft sinds mijn kindertijd mijn interesse. Toen ik drie jaar oud was, was ik al met de stethoscoop poppen aan het onderzoeken. Op de middelbare school wist ik zeker dat ik geneeskunde wilde studeren en heb ik, met succes, gepoogd cum laude af te studeren zodat ik niet hoefde te loten en mijn plaats binnen de basisopleiding zeker was. Ik ben bewust met een brede blik de opleiding gestart, zonder directe focus op huisartsgeneeskunde. Huisartsgeneeskunde heeft mij desondanks al die tijd bijzonder geïnteresseerd. Na de basisopleiding, heb ik besloten eerst 1 jaar ervaring op te doen als arts assistent niet in opleiding op een afdeling neurologie. Daarna heb ik een promotietraject doorlopen binnen de afdeling kindergeneeskunde. In maart 2014 ben ik gestart met de opleiding huisartsgeneeskunde. Tijdens het maken van mijn keuze voor de opleiding, hebben mijn ouders zich bewust afzijdig gehouden en mij (en mijn zussen) weinig betrokken bij de praktijkvoering. Dit omdat ze graag wilden dat ik een eigen keuze zou maken. Vanaf het moment dat ik geneeskunde ben gaan studeren, en nog meer vanaf het moment dat ik heb gekozen voor de specialisatie huisartsgeneeskunde, word ik door mijn ouders met veel enthousiasme betrokken. In eerste instantie was de setting van de praktijk, solist in een apotheekhoudende huisartspraktijk, niet de setting die ik zocht. Per 1 juli 2016 gaat de praktijk van mijn vader verhuizen naar het nieuwe gezondheidscentrum ‘Healths and Sports’ in Oirsbeek. In deze omgeving wil ik wel graag als huisarts werken. Helaas kan de apotheek vanwege de wetgeving dan geen onderdeel meer uitmaken van de huisartspraktijk. Wel zal in het pand een medicatievoorziening aanwezig zijn. Inmiddels is algemeen bekend dat ik de praktijk van mijn vader over zal gaan nemen. Ik word hier in het dorp ook regelmatig op aangesproken en krijg dan enthousiaste reacties. Veel mensen vinden het bijzonder dat de praktijk van vader op dochter overgaat. Ook ik vind het heel bijzonder. Uiteraard twijfel ik soms, dan vraag ik me af of ik wel kundig genoeg ben voor het zelfstandig ondernemerschap of dat het niet te druk wordt met een gezin en een eigen praktijk. Hoe ga ik om met alle druk en verantwoordelijkheid? Meestal zie ik echter met name de uitdaging en denk ik dat het juist goed bij me past. In de beginfase zou ik het prettig vinden, dat mijn vader een dag per week blijft werken in mijn praktijk. Hierdoor kan mijn vader mij belangrijke informatie geven die de continuïteit van de patiëntenzorg kan bevorderen. Daarnaast kan ik me voorstellen dat het prettig is voor patiënten om een overgangsfase te hebben. Voor mij is het ook fijn dat ik mijn drukke baan beter kan combineren met zorg voor de kinderen. In de toekomst hoop ik dat ik met een collega huisarts kan samenwerken, Ook wil ik een kaderopleiding gaan volgen. In de verdere toekomst hoop ik zelf huisartsen in opleiding te begeleiden en mogelijk zelfs huisartsen in opleiding te begeleiden in hun promotietraject aangezien ik zelf epidemioloog en gepromoveerd ben. Een mooie toekomst met veel mooie plannen. Ik ben benieuwd of mijn leven er over tien jaar zo uitziet als ik me nu voorstel en hoe ik dan zal terugkijken op deze spannende jaren. Met de passie en het plezier dat ik voor dit vak voel, zie ik mijn toekomst met vertrouwen tegemoet. ‘Het moet haar praktijk worden’ Door Tjeu Klaasen, vader van Ester Het starten als huisarts is een bijzondere gebeurtenis, het stoppen met een praktijk is dat zeer zeker ook. Aanvankelijk dacht ik ‘dat doe je gewoon’ maar naarmate dat moment naderbij komt, lijkt het steeds minder eenvoudig. Ik weet al lang dat een van mijn dochters arts is. Aanvankelijk leek het erop, dat zij een andere richting zou kiezen dan de huisartsgeneeskunde. Ik heb haar daar nooit toe proberen over te halen. In de privésfeer heb ik ook niet veel over de praktijk gesproken. Wellicht heeft ze wel gemerkt dat ik het altijd een prachtig vak heb gevonden, en nog steeds vind. Mogelijk dat de uitstraling van mijn arbeidsvreugde haar wel aan het denken heeft gezet. 34 3e uitgave 2015 En dan ineens komt de ommekeer en wil ze toch huisarts worden. Daar kon ik natuurlijk geen enkel bezwaar tegen hebben, integendeel. Voorzichtig heb ik toen wel gevraagd waar en in welke setting ze dacht huisarts te willen zijn. Temeer omdat het einde van mijn carrière steeds meer in zicht kwam. Eerlijk is eerlijk, het was zeer bijzonder om te horen dat ze mij wilde opvolgen in mijn praktijk. En nu worden de plannen steeds concreter. Ik zie er met plezier naar uit. Maar voor mij staat vast als een huis, dat zij vanaf dag één de leiding heeft en de beslissingen moet nemen. Het moet haar praktijk worden en zij moet het huisartsenvak op haar manier uitoefenen. Bij mijn praktijkovername ben ik meteen op mijn manier gaan werken en daar heb ik nu nog steeds plezier van. Dat ik nog een beetje kan meehelpen in de praktijk is fijn, dan is het afscheid niet zo abrupt. It’s all in the Family We zijn Charlotte en Anne Schiffelers, derdejaars aios. Wij zullen samen afstuderen in het voorjaar van 2016. Onze vader is Harry Schiffelers, huisarts in Simpelveld en sinds 4 jaar ook huisartsopleider. Wisten jullie altijd al dat je huisarts wilde worden? Onze vader was de dokter in het dorp, waardoor we al van jongs af aan met het vak in aanraking kwamen. In die tijd kwamen de mensen nog tijdens de dienst bij ons aan huis. Ook werd onze vader vaak bij uitstapjes met het gezin aangesproken door patiënten. Als kind vonden we dit niet altijd even leuk. Pas later op de middelbare school raakten we geïnteresseerd in de geneeskunde en mede door het enthousiasme van onze vader ook in de huisartsgeneeskunde. Sinds we geneeskunde studeerden hebben we het veel met z’n drieën over het vak gehad. Harry: ik vond het al leuk dat beide dochters geneeskunde gingen studeren. Dat ze nu ook beiden huisarts worden vind ik helemaal bijzonder. Het is leuk om te sparren over medisch inhoudelijke dingen, maar ook over de ontwikkelingen binnen het vak. Lust of last? Sinds we zelf arts zijn heeft het vooral voordelen, omdat we bij elkaar kunnen ‘spuien’. Dit heeft onze band zeker versterkt. De sterke verhalen tijdens etentjes wordt ons door onze andere familieleden niet altijd in dank afgenomen, zeker niet door degene met een wat minder sterke maag. Persoonlijk denk ik wel dat het ook andere voordelen heeft, immers ik kan de praktijk veel beter overdragen en nog een tijd lang aanvullende informatie verstrekken. Niet alles staat in het medisch dossier, in mijn hoofd zit nog veel meer. En dat kan ik dan, als het aan de orde is, vertellen. Hoewel de patiënten aangeven dat ze het fijn vinden als ik door mijn dochter word opgevolgd, vind ik dat maar relatief van belang. Zoals ik het vak geleerd heb, en wellicht ook uitoefen, is van lang geleden. Ik merk dat de huidige generatie huisartsen anders in het vak staat, andere dingen doet dan ik. Langzamerhand word ik een soort anachronisme en voel ik me ‘eenzaam’ worden, immers, ik ken geen praktiserende collegae, die al meer dan 37 jaar huisarts zijn. Het wordt wellicht tijd om te stoppen. Heb je wel eens getwijfeld om de praktijk over te nemen? Op dit moment zal onze vader nog enkele jaren werkzaam zijn in de praktijk, hij werkt nog veel te graag, dus dit is voorlopig nog niet aan de orde. Het zou wel heel bijzonder zijn om in de toekomst samen te werken. Verschil je van stijl met je familie? Charlotte: ik zie mijn vader als de ouderwetse dorpsdokter die dag en nacht betrokken is bij zijn patiënten. Dit bewonder ik. Ik hoop net zo betrokken te zijn, maar ik probeer daarnaast als moeder een goede balans te vinden tussen werk en gezin. Anne: ik zie dat mijn vader een geïnteresseerde en makkelijk benaderbare huisarts is voor patiënten. Dit is iets wat ik zelf ook belangrijk vind, dit probeer ik ook uit te stralen. Harry: ik zie dat de tijden veranderd zijn, toentertijd was het gangbaar in het praktijkgebied te wonen. Ik zie dat dit voor de huidige generatie huisartsen niet meer vanzelfsprekend is. Ik vind het fijn dat mijn dochters door deze ontwikkeling nu de vrijheid hebben om zelf deze keuze te maken. Over 5-10 jaar dan…….? We zouden het alle drie leuk vinden om in de toekomst in wat voor hoedanigheid dan ook samen te werken, om kennis en ervaring aan elkaar over te dragen. Harry, Anne en Charlotte 35 op één lijn 53

Op één lijn 52


Pagina 2
Colofon Oplage 2350 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 11331 Fotografie • Foto op de cover en foto's van de (meeste) WESP-en gemaakt door Appie Derks, MUMC+ • Foto's pagina 3 en 4 gemaakt door Loraine Bodewes • Foto pagina 9 gemaakt door Joey Roberts • Foto pagina 25 gemaakt door Tim Linssen • Foto's pagina 30 en 31 gemaakt door Janneke Holten, Canon Business Services Deadline volgend nummer 23 oktober 2015 Inhoudsopgave Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers A study visit from Slovenia – Marija Petek Šter Stelt zich voor: AIOTHO – Krista Koetsenruijter HartVaatHag Top publicatie in JAMA – van de redactie Korte Lijntjes Er was eens... Roos Jongejan – Babette Doorn Benoeming Dr. Mark Spigt – Babette Doorn Aankondiging oratie Dagje uit: HAG slaat haar slag – Marissa Meegdes, Joris Korevaar en Lot Sivré Coschap – Marion van Lierop en Miriam Janssen Coach Experience Annerika Slok in de prijzen – van de redactie Parter in balans – Lizzy Boots WESP-en To do or not to do: ECG’s in de huisartsenpraktijk – Jelle Stoffers Hoe kijken ouderen naar veroudering? – Liza Diels Communicatie onderwijs – Romy du Long Relatie SES en sedentair gedrag kinderen – Fleur Francken SOLK – Dion Rietjens Kinderen met koorts – Luc Laumen en Inge Alleleijn Videotoetsing – Jasper Hurenkamp Moeheid – Lot Sivré Huisarts en colonoscopie – Joris Korevaar Onderzoek Bruikbare Wetenschap – Eva van Eerd en Jochen Cals Aankondiging EGPRN IBS in de eerstelijn – Maastricht IBS Cohort team Blended care – Btissame Massoudi Promotie Joris Linmans – Luc Gidding Symposium internationalisering – LOVAH Maastricht Van de dikke deur – Bas Maiburg In de leer: stage in een Brits hospice – Eefje de Bont De Lijn van Stijn – Stijn de Vries Wetenschapsdag – Sjef Swaans Aankondiging Ancestral Health Symposium Nederland Psychiatrie en een klein Belgisch dorp – Yvonne van Leeuwen Maastrichts Schoonste(n) – Babette Doorn Theorie in praktijk: de feedbackcarrousel – Paul Schrijver Weten is Eten: Veelzijdig, dat wel... – Hendrik Jan Vunderink Videotoetsing: de ‘skinny’ versie, nieuwe mode ? – Katrien Boots Ex aios: De dokter komt op de fiets – Ban Ibrahim Aller voir ailleurs? – T.E. Grijs 3 4 5 6 6 7 7 8 9 9 10 11 12 13 14 15 16 16 17 17 18 18 19 19 20 20 22 23 24 25 26 27 30 32 32 33 34 35 36 37 38 39 2 Van de redactie Uw toekomst Wie nog nooit een student in zijn of haar praktijk heeft begeleid, komt er niet achter hoe leuk het is om samen te scholen. Het aantal studenten neemt ieder jaar toe. We zijn daarom heel blij met het grote aantal huisarts(praktijken) dat wel meedoet aan het opleiden van artsen en aios. In feite hebben we bijna iedereen in de regio nodig, willen we de jonge mensen goede leerplekken kunnen blijven aanbieden. Het verplichte coschap is een zeer belangrijk kennismakingsmoment met de huisarts(geneeskunde). U kunt letterlijk het verschil maken bij die studenten. Ze weten dan nog weinig van de eerstelijn, hebben niet altijd een juist beeld en gaan niet uit zichzelf overwegen om later huisarts te worden. Die keuze wordt echter vaak wel tijdens het coschap gemaakt. Het is dus geen toeval dat steeds meer studenten de Huisartsopleiding zijn gaan overwegen en ervoor kiezen. De reden hiervoor is, dat we al vele jaren fantastische opleiders hebben. En dat opleiden, dat begint bij het coschap. Wie eenmaal heeft gesolliciteerd voor de Huisartsopleiding, die heeft zijn keuze al gemaakt. Bij de basisartsen ligt dat anders. Veel kersverse studenten maken kennis met ons tijdens de Facultaire Introductie eind augustus, ook dit jaar doen we weer mee. Ook geven we uitgebreid voorlichting over de huisartsenzorg in en rond Maastricht. Daarnaast proberen we op elke carrièremarkt en voorlichtingsbijeenkomst aanwezig te zijn met echte rolmodellen, uit de praktijk of in opleiding. Dat werkt. Daarnaast solliciteren studenten bij ons voor een wetenschapsstage, de WESP. Elke 10-18 weken komen nieuwe, jonge enthousiaste studenten onze gangen opvrolijken. Een frisse wind waait door de afdeling. We zien ze bij elke activiteit. We praten met ze en begeleiden ze. Velen van hen willen misschien huisarts worden, maar twijfelen nog tussen dit vak of een aanverwante professie. Korte lijnen op de gang kunnen veel twijfels snel wegnemen. Een aantal ‘doet’ ook nog de GEZP stage in Jaar 6: 18 weken patiëntenzorg of minder, voor wie de AKO-opleiding doet. Het is fantastisch om te zien hoe enthousiast, ambitieus en leergierig deze studenten zijn. Het is leuk om ze te leren kennen. Bij het maken van de groepsfoto van de huidige lichting WESP-en, kreeg ik het idee van de coverfoto en het bijschrift ‘uw toekomst’. Al wordt niet iedereen uit die groep huisarts, zij of hij wordt wel een specialist in opleiding, meestal in uw buurt. Op de foto kan zomaar uw toekomstige aios staan, of collega, of opvolger, of zelfs… uw eigen dokter in de iets verdere toekomst. Maak tijd, en maak er werk van. We hebben u nu en hen straks, heel hard nodig. Hoe leuk enkele studenten het nieuwe geïntegreerde coschap vinden, kunt u lezen vanaf pagina 11. Eefje de Bont verraste ons met fantastische verhalen uit haar stagetijd. We konden het niet over ons hart verkrijgen om in die mooie verhalen te schrappen. Verder veel prijzen en benoemingen. Tijd om te zaaien en tijd om te oogsten, ik schreef het eerder. Andere onderzoekers weten ons ook te vinden als het gaat om onderzoek. Soms lopen er heel veel onderzoeken, vanuit verschillende organisaties. Dat is voor iedereen lastig. We doen ons best om elk nieuw onderzoek goed te bestuderen op relevantie voor het veld. Mocht u vragen of opmerkingen hebben: mail gerust naar op1lijn@maastrichtuniversity.nl. Dat HAG sportief is, blijkt weer uit deelname aan Maastrichts Mooiste op 7 juni 2015. Ex-aios Ban Ibrahim ‘komt op de fiets’ naar u toe. Dat zien we meer huisartsen doen, helemaal nu het volop zomer is geworden. Wie met zijn praktijkgenoten de wei in wil, volgt de tip van Paul Schrijver uit Eindhoven op: organiseer een feedbackcarrousel. Nuttig en aangenaam kunnen hand in hand gaan. Dat niet elke huisarts beschikt over een talenknobbel, bewijst T.E. Grijs. Gniffel met ons mee! Wie tijd over heeft voor slow food, buigt zich over de ‘henne’ van Hendrik Jan Vunderink. Als geboren en getogen Tukker kan ik zijn herinneringen aan het Twentse landleven extra goed waarderen. En mr. Arie (de Jong), die was de laatste weken op safari, in Afrika. De volgende keer is hij er weer bij. Tot slot, omdat we niet alleen goed nieuws brengen, een slecht bericht: het overlijden van Roos Jongejan. Ze kwam in heel veel praktijken in onze academische regio. Met een blauw randje in plaats van een rouwrandje, wil ik haar gedenken en via tekst ‘vereeuwigen’. Zo goed en kwaad als het kan, met de beste bedoelingen. Geniet van een hele fijne zomervakantie! Babette Doorn 3 op één lijn 52
Pagina 4
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Van de voorzitter Heeft succes een keerzijde? DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM De wekelijkse nieuwsbrief van de LHV sla ik niet over. Niet dat ik alle bijdragen volledig lees, maar er zijn altijd wel berichten die relevant zijn. Vandaag trof ik er weer een aan: “De manier waarop huisartsen betaald worden voor het inbrengen van spiraaltjes en het geven van Cyriax-injecties wordt – onder druk van de LHV en verzekeraars – met ingang van 1 januari 2016 teruggedraaid. Dat blijkt uit de dinsdag gepubliceerde NZa-beleidsregel 2016 voor de huisartsenzorg”. Volledig terecht dat de maatregel wordt teruggedraaid, maar het moet klaarblijkelijk een jaar duren voordat een domme maatregel weer wordt ingetrokken. Opvallend is het tussenzinnetje: “ – onder druk van de LHV en verzekeraars –”. In dit dossier zijn LHV en verzekeraars bondgenoten, in andere dossiers niet. En toch zeggen alle partijen hetzelfde doel na te streven: zorg van hoge kwaliteit dicht bij de patiënt voor een realistische prijs. Deze voortdurende golfbewegingen van een beetje ruzie maken, maar samen optrekken als het uitkomt, zijn al jaren aan de gang tussen alle ‘marktpartijen’. Huisartsen worden gestimuleerd zorg anders in te richten en iets te gaan doen wat eerder ziekenhuiszorg was. We doen het met plezier en inzet, want we zien ook dat we daarmee zorg dicht bij onze patiënten brengen. Geleidelijk wordt het bord van de huisarts steeds voller. In de programmatische chronische zorgprogramma’s hebben de praktijkverpleegkundige of de praktijkondersteuner een centrale plaats gekregen. Zonder hen zouden we alle zorg niet kunnen leveren. Voor POH-GGZ wordt in hetzelfde bericht ook goed nieuws gemeld: “De maximumtarieven voor POH-GGZ worden per 2016 verruimd”. Dus ook nog meer middelen om de zorg te leveren. Succes en blijdschap alom? Nee, zeker niet. De discussies rond het manifest: “Het Roer Moet Om” hebben duidelijk gemaakt dat er weeffouten, knelpunten, oplossingspunten, verbeterpunten aan de orde zijn. Werken daaraan is noodzakelijk, maar mijn zorg ligt bij de zorg. Blijven we niet in te smalle geprotocolleerde zorgprogramma’s aan de gang? Ik ben niet de eerste die het zegt, ik hoor directeuren van zorggroepen ook zeggen dat we de diabetespatiënt uit het dwangbuis van vier contacten per jaar moeten halen. Maar lukt dat? Lukt het, om tegen het protocol in te gaan? Moet een patiënt met COPD, verhoogd cardiovasculair risico en diabetes niet per definitie steeds door de huisarts gezien worden, vanwege de complexiteit van de protocollen, en de direct aanwezige polyfarmacie? Natuurlijk zijn er onderdelen van de zorg voor deze complexe patiënten waar de ondersteuning door de praktijkverpleegkundige noodzakelijk is. Maar moet de huisarts in het patiëntencontact niet zichtbaar in beeld en aan het roer blijven staan bij dergelijke complexiteit? Hebben we wel goed genoeg in de gaten wat de consequenties zijn van de veranderingen in de jeugdzorg voor onze positie ten opzichte van alle partijen die daarin een rol spelen? Het is een sector waar ‘budget’ een grote rol speelt en dat kennen wij huisartsen niet tot nauwelijks. Grosso modo doen we als huisartsen steeds meer. Iedereen is daar om verschillende redenen zeer tevreden mee. We zijn natuurlijk terecht trots op de goede zorg die we leveren. Maar tegelijkertijd moeten we onze grenzen goed bewaken. Laten we de knelpunten die we zelf in de programmatische chronische zorg zien, niet alleen benoemen, maar echt aanpakken. ‘Bijsturen om succes te behouden’ zal ik dat maar noemen. 4 2e uitgave 2015 Crossing borders A study visit from Slovenia BY MARIJA PETEK ŠTER, GP IN SLOVENIA My name is Marija Petek Šter, general practitioner and associate professor of family medicine at the University of Ljubljana, Slovenia. I came to a point in my career in which I found out that it would be useful for me personally and for the development of the discipline in Slovenia, to have a study visit abroad. I presented the idea of having a three-month study visit to the head of the Department of Family Medicine in Ljubljana, prof. Igor Švab. He agreed with my idea and strongly recommended me to visit the FHML in Maastricht. In the preparatory phase of the visit – after a few emails and a short trip to Maastricht – I realised that we had made a wise decision: Maastricht is the right place to learn. I started making the preparations for my stay by discussing the programme of the visit with prof. Job Metsemakers, the head of the Department. Furthermore, I had to organise my personal life since I am a mother of three children in the period of puberty. I also needed to make arrangements for my (teaching) practice; together with the trainees, I am taking care of 2200 patients. Finally, I had to make arrangements with my Department. What I have observed and learnt Good organisation of the Department is of utmost importance to enable a safe and encouraging working environment. I found out that the staff members in Maastricht are aware of their responsibilities and, on the other hand, they have enough autonomy. This allows them to actively participate in the process of decisionmaking. Satisfied employees make the atmosphere at the Department positive and friendly - you can feel it. The health care system in the Netherlands works well, the level of service is on a high professional level. Sometimes I found the general practitioners even ‘too strict’ in adhering to the Dutch national guidelines. I very much support the idea of guidelines as an instrument of improving the quality of care, but it might be necessary to take into account the professional expertise of the physician and patient preferences as well. The process of teaching based on EBM is a significant advantage – a medical student in the sixth year, could work almost like a physician. In the FHML in Maastricht, they learn for life, not just for getting an enormous amount of knowledge. Coaching students and researchers (undergraduates and PhD students) is very supportive and student-friendly. The role of a teacher here is not trying to find weak spots in students’ knowledge and skills, but rather leading students to reach their goals. With a positive student-centred approach, a teacher can contribute to the student’s selfesteem and can serve as a positive role model. To conclude, my study visit in Maastricht was a very useful experience, and it will definitely influence my work in the future. Hopefully, some ideas will be implemented in our teaching, research and practice. I would like to thank the staff of the Department of Family Medicine and the Postgraduate Specialty Training. I appreciated your hospitality and willingness to talk with me, to give me advice and help, or sometimes just to chat with me about the similarities and differences between our countries. 5 op één lijn 52
Pagina 6
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Stelt zich voor Krista Koetsenruijter AIOTHO Mijn naam is Krista Koetsenruijter en per 1 april 2015 ben ik gestart als AIOTHO bij de vakgroep huisartsgeneeskunde. Ik ben 30 jaar en woon samen met mijn vriend in Maastricht. Sinds september 2014 ben ik als huisarts in opleiding gestart in MC Putstraat te Landgraaf. Van kinds af aan ben ik geïnteresseerd in geneeskunde. Ik heb ook altijd geroepen dat ik dokter wilde worden. Het onderwijs zit ook in mijn bloed, aangezien ik uit een echt onderwijsgezin kom. Zelf ben ik actief met het verbeteren van onderwijs sinds mijn studententijd. In deze periode, in 2005, was ik student-lid van de Faculteitsraad Gezondheidswetenschappen en vicevoorzitter van de Opleidingscommissie Geneeskunde in 2006-2009. Gedurende deze tijd heb ik het verbeteren van onderwijs als een leuke en leerzame, maar ook uitdagende bezigheid gezien. De interesse voor onderzoek is gewekt vanuit mijn WESPstage bij de KNO. Na mijn studie ben ik in 2011 gaan werken als ANIOS heelkunde, gevolgd door ANIOS SOG bij Daniel Den Hoed in Rotterdam en ANIOS psychiatrie op de Psychiatrisch Medische Unit in Heerlen. Gedurende deze periode heb ik mezelf verder kunnen ontwikkelen op onderzoeksgebied. Nu ik deze werelden kan combineren in de vorm van een AIOTHO-plek, doet mij dit heel goed. Mijn promotieonderzoek zal gaan over het ouderenonderwijs binnen de huisartsopleiding: • Welke competenties zijn nodig om complexe zorg te leren? • Hoe werkt dit complex leren? • Hoe kan het ouderenonderwijs verbeterd worden? In totaal doen vier onderzoekscentra mee, te weten: Leuven, Maastricht, Nijmegen en Rotterdam. Tijdens dit proces zullen Jean Muris, Yvonne van Leeuwen en Wemke Veldhuijzen mijn begeleiders zijn. In het beetje vrije tijd dat ik heb, vind ik het heerlijk om te sporten (wielrennen, tennissen), muziek te maken, tijd door te brengen met familie en vrienden en te reizen. De toekomst zie ik als een drukke, maar vooral als leuke en leerzame periode tegemoet! HartVaatHag voor alle huisartsen 6 Vrijdag 25 september 2015 is het Jaarcongres HVZ in de Jaarbeurs in Utrecht. Thema’s: • CVRM met een blik in het verleden en een blik in de toekomst • Diagnostiek van longembolieën • Dient iedere patiënt met angina pectoris naar de cardioloog verwezen te worden…?! Doelgroep: huisartsen (i.o.) en kaderhuisartsen. Deelnamekosten: €145 inclusief. Informatie en aanmelden: www.bsl.nl/hartvaathag2015 2e uitgave 2015 Top publicatie in JAMA Zin en onzin van medicinaal cannabis gebruik VAN DE REDACTIE Professor Jos Kleijnen is hoogleraar systematic reviews in health care en verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht. Hij was projectleider en senior auteur voor de systematic review waarvan de resultaten in het prestigieuze tijdschrift JAMA (The Journal of the American Medical Assocation) zijn gepubliceerd. Niet alleen een bijzondere wetenschappelijke prestatie, maar ook vele landelijke en internationale media ‘ontdekten’ dit en pakten de uitkomsten gretig op. Aan de 79 studies deden in totaal 6462 deelnemers mee. “De meeste studies wekten de suggestie dat cannabinoïden de symptomen verbeterden, maar die verbanden waren niet in alle studies statistisch significant’’, aldus de onderzoekers. Het bewijs voor een gunstige werking van cannabis bij chronische pijn en spasmen door Multipele Sclerose bleek bijvoorbeeld matig. Wiet roken om de misselijkheid na chemotherapie tegen te gaan, zou eveneens weinig effect hebben. De Volkskrant kopte op vrijdag 25 juni jl.: “Bewijs dat medicinale wiet helpt tegen pijn ‘matig’”. De Telegraaf een dag eerder: “Matig bewijs voor medisch nut cannabis”. Tegenstanders vinden we (uiteraard) op het Wietblog. Het thema leeft duidelijk bij journalisten en het brede publiek gezien de vele reacties (societal impact). Korte lijntjes Bijzondere jubilea • Op 1 september 2015 viert Ine Siegelaer, algemeen secretaresse van de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht, haar 40-jarig jubileum • Op 1 december 2015 is het 40-jarig ambtsjubileum van professor André Knottnerus Promotor Reacties of vragen? Mail naar jos@systematic-reviews.com Referentie Cannabinoids for Medical Use: A Systematic Review and Meta-analysis JAMA 2015; 313 (24): 2456-2473 Promotie Datum Wie Onderwerp 4 september 2015 om 14.00 uur, aula Minderbroedersberg Maastricht Drs. Stephanie Ament “Sustainability of changes in health care routines achieved through two different implementation strategies and the ensuing effects on policy cost effectiveness” Prof. dr. Trudy van der Weijden 7 op één lijn 52
Pagina 8
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Er was eens Roos Jongejan DOOR BABETTE DOORN, BELEIDSMEDEWERKER/PROJECTMANAGER “Waar was u toen?” Ik zat achter mijn bureau op dinsdagochtend 16 juni toen er om 8 uur een mail binnenkwam met in de titel “Roos Jongejan”. Aangezien ik net uitnodigingen had verstuurd voor de oratie van de afzender van die mail, dacht ik ”leuk, Roos komt ook”. Zo opende ik de mail. Ik las dat mijn collega uit zeer betrouwbare bron had vernomen dat hun praktijkmanager Roos Jongejan plotseling overleden zou zijn. Van schrik antwoord ik “Wat?!” en druk op verzenden. Het bleef stil. Betrouwbare bron of niet, ik kon het niet geloven. Nu nog steeds niet. Roos was wat mij betreft ‘gewoon’ op vakantie, in Frankrijk, met de hele familie. Eindelijk eens lekker vrij. Welverdiend ook. Ik mailde een mij goed bekende huisarts uit Maastricht, die wist me vast te vertellen dat het een misverstand betrof. Hij heeft ook een betrouwbare bron, zijn moeder, en die is dik bevriend met ons aller Roos. Binnen 7 minuten krijg ik een ongewenst antwoord. Het bericht was waar. Ik snotter mijn Kleenex doos vol. Een collega redactielid komt binnen en weet zich niet goed raad met me. Ik huil namelijk bijna nooit. Nu wel. Forever young Mijn laatste mailwisseling met Roos was zo rond haar 62e verjaardag half mei. Ik feliciteer haar al jaren met haar vijftigste verjaardag en ze bleef het grappig vinden. Ik vond het leuk om haar te complimenteren, ze was er de vrouw naar. Ze liet me weten op haar verjaardag ‘bediend’ te willen worden en ging niet thuis met gebakjes zitten. Dat idee heb ik een paar jaar geleden van haar overgenomen. Praktijkaccreditering Ik denk dat Roos en ik elkaar leerden kennen vlak voor de beginjaren van de praktijkaccreditatie. Onze vakgroep had een netwerk van praktijken die voorop wilden lopen, dus ook met het verkrijgen van een kwaliteitsstempel voor huisartspraktijken. Later kwamen daar alle praktijken van de Huisartsopleiding bij. Ruim 10 jaar geleden was dat nog helemaal nieuw. Nu is het niet meer weg te denken. Roos was de toenmalige VIP1-consulent, de voorloper van de NPA. Ze zal nog tientallen andere functiebenamingen in de jaren erna gekregen hebben. Maar titels zijn niet zo interessant, interessant was de persoon die de functie uitvoerde: Roos. Roos is de moeder van het kwaliteitsbeleid in de huisartspraktijk. Zo, laat dat gezegd zijn. Iedereen was een beetje bang voor haar, maar vooral dankbaar. Je kon haar 24/7 mailen en bellen. De VP2’s vlogen je om de oren, net als protocollen en pdf-jes. Ik was haar vaste aanspreekpunt (lees: secretaresse) voor de bij ons aangesloten praktijken. We hielden kwaco3-vergaderingen en kwaakten wat af. Wat een feest de eerste keren dat een accreditatie werd behaald! Veel werk, maar het was de moeite waard. Het stempel van de accrediteur werd in het bijzijn van Roos toegekend. Roos kende iedereen en anticipeerde op wie komen ging. “Als die en die komt, dan moet je een doos met handschoenen met de juiste NENnorm klaar zetten”. Of tegen de assistente van dokter X: “haal die ouwe ampullen uit die rommelige tas”. Het veld Je hoorde via Roos veel ‘uit het veld’. Ze zat of op de weg of in een praktijk. Het Nieuwe Werken had zij al uitgevonden voor het bestond. Haar bazen moesten daar soms aan wennen. Roos was altijd de baas, op een leuke manier. Het was niet makkelijk voor haar, denk ik, om te werken in een tijd, waarin de organisaties in het veld voortdurend veranderden. Reorganisaties, verloop van dokters, nieuwe eisen, concurrentie, noem maar op. Ze had haar handen meer dan vol aan het ‘gewone’ werk. Ik vond het soms gekkenwerk. Zat ze bij je op de kamer, dan rinkelden verschillende mobiele telefoons door elkaar. Bellende kinderen werden nooit weggedrukt. Zo kreeg je en passant dingen te horen over haar familie. Mensen die je nooit in het echt had gezien, maar waarvan het was, alsof je ze al jaren kende. 1 2 Visitatie Instrument Praktijkvoering Verbeter Plannen 3 Kwaliteitscoördinatoren 8 2e uitgave 2015 Als je Doorn heet en de ander Roos, dan is een naamgrapje zo gemaakt. Dat had die huisarts die ik in het begin noemde, jaren geleden ook al door. Roos zelf noemde me Babbels. Dat vond ik dan weer grappig. Clichés zijn altijd waar Roos was een mensenmens, dat schreef ze in haar bio voor haar (korte) Twitter avontuur. Ik vond het vreemd dat Roos ‘aan social media’ ging doen, want ze was sociaal genoeg om echte contacten te hebben en te onderhouden. Ze runde al dik 8 jaar op vrijdag praktijk De Baandert in Sittard. Ze had evenveel emailadressen als telefoonnummers. Ik sprak met haar over studenten, over huisartsvacatures en zelfs wel eens over een doodzieke patiënt met wie we het beste voor hadden. En nu is Roos weg. Opeens, zo maar. Je leest wel eens in een overlijdensbericht dat iemand ‘plots uit ons midden is weggerukt’. Ik heb dat altijd een enorm cliché gevonden. Tot voor kort. Het cliché is op niemand meer van toepassing dan op Roos. De collega’s die ik de laatste dagen sprak, reageren vol ongeloof, maar bovenal: verdrietig. Onze ‘kwaliteitsmoeder’ is weg. Er was eens… en Doornroosje, die ging toch enkel slapen? Benoeming Dr. Mark Spigt benoemd tot UHD DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Per 1 juni 2015 is onderzoeker Mark Spigt (41 jaar) benoemd tot Universitair Hoofd Docent (UHD). Mark is opgeleid als fysiotherapeut en gezondheidswetenschapper en startte als promovendus in juli 1999 bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Hij promoveerde in december 2004 op een onderzoek naar water drinken en plasklachten bij oudere mannen. Na zijn promotie bleef Mark verbonden aan onze vakgroep, maar tevens heeft hij een deelaanstelling bij de vakgroep huisartsgeneeskunde aan de Universiteit van Tromso (Noorwegen) en een honoraire aanstelling bij de vakgroep ‘Public Health’, Mekelle University (Ethiopië). Naast onderzoek en epidemiologie zijn sporten en koken zijn grote hobby’s. Met collega dr. Daniel Kotz richtte hij in 2006 de Journal Club Mesch op. De junioren van toen combineerden de wetenschap met culinaire bijeenkomsten met Mark als chefkok en sommelier. Eerst eten en drinken, dan discussiëren. De club bracht zelfs een kookboek uit: “The delicate taste of Science”. Al enkele jaren deelt hij zijn werkkamer op het DEB 1 met huisartsonderzoeker Jochen Cals. Er heerst een competitieve, maar vooral sportieve sfeer. De laatste jaren is hij vooral bekend van zijn rol als senioronderzoeker en begeleider van verschillende promovendi die allerlei innovaties bedenken en onderzoeken, ter verbetering van de eerstelijns zorg. Een aantal promovendi is gepromoveerd (zie ook elders in dit blad: promotie Joris Linmans), anderen zijn bezig met de laatste loodjes (zoals Luc Gidding, tevens redactielid Op één Lijn). Samen met prof. Geert Jan Dinant werkt hij ook samen met onderzoekers in Ethiopië en Noorwegen. Ook daar wordt volop geïnnoveerd en ‘gepromoveerd’. Mark is ook docent bij Gezondheidswetenschappen. Binnen de bachelor Gezondheidswetenschappen coördineert Mark de afstudeerrichting Biologie en Gezondheid en zo is de cirkel rond. Mark Spigt is gehuwd met huisarts Maud Kertzman; innovatie tussen de soep en de aardappelen. Ze hebben 2 kinderen en wonen in het mooiste en zuidelijkste plaatsje van Nederland, Mesch. We feliciteren Mark van harte met zijn welverdiende benoeming! Inaugurele rede Op vrijdag 25 september van 16.30-17.30 uur is de lezing van de oratie van prof. Jean Muris. Dit is een openbare zitting dus iedereen mag komen luisteren. De aula is berekend op 250 zitplaatsen. 9 op één lijn 52
Pagina 10
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Dagje uit HAG slaat haar slag! DOOR MARISSA MEEGDES, JORIS KOREVAAR EN LOT SIVRÉ, WESP-STUDENTEN Op 5 juni 2015, vierde de vakgroep haar jaarlijkse dagje uit op de Golfclub Maastricht. Een verslag van drie van onze wetenschapsstudenten. Aan het begin van de dag werd onze creativiteit direct onder ons direct op de proef gesteld met een sessie portretschilderen. Iedereen was eerst nog wat lacherig, maar al snel werd met veel gedrevenheid getekend en geschilderd. Het portret van de persoon aan de overzijde werd op vele uiteenlopende manieren nagemaakt, soms heel realistisch, soms toch wat meer abstract. Deze activiteit maakte de sfeer ontspannen en liet zien dat in ieder een kunstenaar sc(huilt). ’s Middags volgde een Golf clinic. Een onderzoeker zonder een goede swing is net zoiets als een student zonder boeken. Gelukkig konden we tijdens dit dagje uit hier goed aan werken. Ondanks al het harde werken bleek de meer ervaren ‘oude garde’ te sterk voor de jonge WESP studenten in een bloedhete finale. Onze tijd komt nog wel. Kortom, een gemoedelijk sfeertje op een zonnige dag. Huisartsen, promovendi, ondersteuners, secretaresses, WESP studenten en andere HAG medewerkers maakten op een speelse wijze nader kennis met elkaar, wat zorgde voor een glimlach op ieders gezicht. Deze dag zal de samenwerking en werksfeer zeker ten goede komen! 10 2e uitgave 2015 Ervaringen van studenten Wat vinden de coassistenten van het nieuwe coschap? DOOR MARION VAN LIEROP EN MIRIAM JANSSEN, COÖRDINATOREN COSCHAP In nummer 50 van ‘Op één Lijn’ hebben we u bijgepraat over het geïntegreerde coschap Huisartsgeneeskunde en Sociale Geneeskunde. We hebben het met name gehad over de veranderingen voor u als opleider: het competentiegericht opleiden en beoordelen. Ook voor de coassistenten brengt het nieuwe coschap veranderingen met zich mee. Zij zijn al wel enigszins gewend aan competentiegericht opleiden en beoordelen op de werkplek vanuit de kliniek, maar op de werkplek huisartsgeneeskunde blijft de begeleiding en het werken in een team voor velen heel bijzonder. We hebben een paar coassistenten gevraagd hun ervaringen op papier te zetten zodat u kunt lezen hoe coassistenten de werkplekken in dit coschap waarderen. Elske, Job en Judith zijn alle drie gestart in januari 2015 en inmiddels al weer klaar met het coschap. Elske van den Burg Tijdens het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde heb ik een aantal ervaringen opgedaan die volgens mij typerend zijn voor een coschap in de eerstelijn. Voor aanvang van mijn coschap werd ik al gebeld door de huisarts of ik alvast een dienst mee wilde doen. Dit zou namelijk een visitedienst zijn, en die zouden niet meer voorkomen tijdens mijn coschap. Het was ontzettend leerzaam om mee te gaan. Daarnaast merkte ik meteen hoe betrokken de huisarts was bij mijn leerproces. Ik was verbaasd dat er zelfs voor mijn coschap al aan me werd gedacht, zoiets zou in het ziekenhuis niet snel gebeuren. De feedback die ik kreeg tijdens het coschap was ook een stuk persoonlijker (en vaak nuttiger) dan in het ziekenhuis. Dit was vooral omdat ik constant met dezelfde artsen meeliep, en ze dus een goed beeld konden krijgen van hoe ik functioneer. Ook bij de Arts voor Verstandelijk Gehandicapten was dat het geval. Hier merkte ik verder hoe leuk het is om in een klein team te werken. De artsen en de paramedici kennen elkaar écht, en dat merk je. Wat me het meeste aansprak bij beide werkplekken was het contact met de patiënt. De arts-patiënt relatie is anders dan in het ziekenhuis, omdat er veel meer ‘geschiedenis’ is in het contact. Niet alleen kennen arts en patiënt elkaar, maar de arts kent vaak ook de ouders, de kinderen en de buren. Door deze en andere ervaringen die ik op heb gedaan tijdens dit coschap, zie ik mezelf wel werken in de eerste lijn! Job Verdonschot Langzaam duw ik de deur van de huisartsenpraktijk open en word ik vriendelijk verwelkomd door twee doktersassistenten. “Zo, dit is nog eens een andere setting dan in het ziekenhuis”, was het eerste wat door me heen ging. Niet alleen de setting, maar ook de hele manier van werken was anders. Diezelfde (eerste) dag draaide ik al direct een half spreekuur. Ook de begeleiding, de kwaliteit van feedback en het teamgevoel was nergens zoals bij de huisarts. De somatiserende instelling en het ‘moeten-behandelen’ principe, kenmerkend voor menig jonge enthousiaste arts, maakte steeds meer plaats voor het psychosociale aspect binnen de geneeskunde. Daarnaast veranderde de paternalistische attitude in een vraagstelling van “wat verwacht deze patiënt van mij en waarom komt deze vandaag op mijn spreekuur?”. Een belangrijke switch in visie op de patiëntenzorg welke ik heb kunnen maken door de betrokkenheid en tijd welke de huisarts voor mij nam. Het mooie van dit nieuwe coschap is dat de hele eerste lijn in (maar) 12 weken aan bod komt. Tijdens de terugkomdagen is er een gemengde groep waarbij coassistenten op verschillende werkplekken zitten, hierdoor is het interessant om te horen hoe het op andere werkplekken eraan toegaat. Voor mijn sociale werkplek zat ik bij de bedrijfsarts. Dit vormde weer een heel ander werkklimaat waar je een heel ander type patiënten aantrof waarbij ook nog een derde partij betrokken was. Deze werkplek heeft een ander licht doen schijnen op mijn visie van de bedrijfsgeneeskunde als enkel keuringsartsen. “In de eerste lijn werken? 11 op één lijn 52
Pagina 12
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Absoluut niet.” was de opvatting welke ik en vele medecoassistenten deelden aan de start van de coschappen is inmiddels veranderd in: “Werken in de eerste lijn? Dat lijkt me wel wat.” Judith Polak Na bijna 1,5 jaar van klinische stages in het ziekenhuis, was het begin 2015 tijd voor het coschap sociale en huisartsgeneeskunde. Ik had erg uitgekeken naar deze stage en verwachtte er dus ook veel van. Ik begon met 4 weken sociale geneeskunde bij de jeugdgezondheidszorg van GGD Zuid-Limburg. Hier werd ik blij verrast met de ontvangst: op mijn eerste dag nam mijn stagebegeleider uitgebreid de tijd om mijn startdocument te bespreken en ook werd er veel tijd gestoken in observatie en beoordelingen van patiëntcontacten. Hetzelfde gold voor de huisartsenpraktijk in Tilburg waar ik stage liep. Hier werd altijd de moeite genomen om mij iets te leren. Op beide werkplekken voelde ik mij deel van het team, iets wat ik bij eerdere stages nog niet heb gehad. In het ziekenhuis ben je toch vaker ‘één van de co’s’, terwijl je op de werkplekken in de eerste lijn echt de kans hebt om iets bij te dragen, wat het leven van de coassistent een stuk leuker maakt! Ook voor de werkplekbegeleiders kan het heel handig zijn om een coassistent in de praktijk of op de werkplek erbij te hebben! Zo kan de coassistent nieuwe patiënten uitgebreid zien of wat langer de tijd nemen voor patiënten waarbij dit nodig is. Samenvattend denk ik dat dit coschap voor de coassistent een uitgelezen kans is om zichzelf te ontwikkelen op het gebied van medische kennis, communicatie en Coach Experience Tell me and I forget. Show me and I remember. Involve me and I understand. COACH, het Centre for Overweight Adolescent and Children’s Healthcare, is een centrum dat zich richt op de gezondheidszorg en langdurige zorg-op-maat begeleiding voor kinderen en jong volwassenen met overgewicht en obesitas. Vijf jaar geleden hebben wij het eerste kind verwelkomd. Begin 2016 willen we graag samen met u vieren dat inmiddels bijna 400 kinderen gestart zijn met het programma. 12 samenwerking! Mijns inziens een onmisbare stage van de masterfase! Tot slot Bovenstaande verhalen geven een goed beeld van de ervaringen van coassistenten in het coschap Huisartsgeneeskunde en Sociale Geneeskunde. Dit onderschrijft eens te meer hoe belangrijk het is voor een toekomstig arts om kennis te hebben van de zorg in de eerste lijn en de kernwaarden van de huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde. Immers, 90% van de patiënten die met klachten naar de huisarts gaan worden niet doorverwezen naar de tweede lijn, zij kunnen uitstekend worden behandeld in de eerste lijn. Om alle coassistenten deze (door de Universiteit verplicht gestelde) ervaring op te laten doen, is het natuurlijk van belang voldoende stageplaatsen ter beschikking te hebben. Ruim 360 coassistenten per jaar kloppen bij ons aan voor een werkplek huisartsgeneeskunde van 8 weken. Op dit moment hebben we echter door deze grote aantallen nog steeds een groot tekort aan stageplaatsen. Vergeet ook niet hoe belangrijk het coschap is in de beroepskeuze van deze studenten. In heel veel gevallen wordt de keuze voor een vervolgopleiding gemaakt tijdens het coschap. Voldoende en enthousiaste opleiders zijn ook in het coschap onmisbaar. Mocht u dus interesse hebben om ook een of meer co assistenten te begeleiden, of bent u al werkplekbegeleider en wilt u een keer extra een coassistent ontvangen en begeleiden? Laat het ons weten! Stuur dan een e-mail naar: • Lilian Aarts Onderwijscoördinator Huisartsgeneeskunde lilian.aarts@maastrichtuniversity.nl, of; • Marion van Lierop Coördinator coschap, werkplek Huisartsgeneeskunde marion.vanlierop@maastrichtuniversity.nl Wij nodigen u van harte uit om kennis te maken met het COACH programma. Wij laten u de resultaten zien die het programma opgeleverd heeft voor de kinderen en laten u ervaren wat het COACH programma inhoudt. De exacte datum is halverwege september bekend. Als u interesse heeft, dan kunt u dat doorgeven via de mail. Dan houden we u op de hoogte en sturen we u een uitnodiging. Hartelijke groeten namens het COACH team, Dr. Anita Vreugdenhil Oprichter COACH, kinderarts Maastricht UMC+ Contact: coach.kindergeneeskunde@mumc.nl Website: www.coachmaastricht.com 2e uitgave 2015 In de prijzen Annerika Slok blaast concurrentie omver! VAN DE REDACTIE Eind mei 2015 werd de vierde scientific meeting georganiseerd van de International Primary Care Respiratory Group (IPCRG), dit jaar voor het eerst in Azië. De IPCRG heeft als doel om onderzoek in de eerstelijn te promoten en zorgprofessionals te onderwijzen om betere zorg te leveren voor hun patiënten met respiratoire klachten. Tweehonderd onderzoekers en eerstelijns zorgprofessionals vanuit de hele wereld waren aanwezig in Singapore. Er werd een podium geboden aan 90 onderzoekers die hun werk presenteerden over onderzoek binnen het veld van astma en COPD, uitgevoerd in veel verschillende settings. De meeting bood veel ruimte om te discussiëren, te netwerken en samenwerkingsverbanden te creëren en te versterken. Er waren drie categorieën waarin een onderzoekbeschrijving (abstract) kon worden ingediend: • Implementation Science • Research Ideas • Clinical Research Vinh Nguyen (Vietnam), Kenny Kung (Hongkong) & onze eigen promovendus Annerika Slok wonnen de prijs voor beste abstract in deze 3 categorieën. Daarnaast was er nog een award voor het beste overall abstract. Slok mocht ook deze in ontvangst nemen met haar abstract over de ontwikkeling en evaluatie van de Ziektelastmeter COPD (Assessment of Burden of COPD (ABC) – tool). Dit instrument is onderwerp van haar promotieonderzoek en is ontwikkeld vanuit de gedachte dat COPD meer is dan alleen luchtwegobstructie en dat behandeling uit moet gaan van de totale ervaren ziektelast. Het instrument bestaat uit een vragenlijst en een visualisatie van de uitkomsten (via ballonnen) die patiënt en zorgverlener samen bespreken. Daarnaast biedt het Ziektelastmeter COPD programma een behandelalgoritme. Het doel daarvan is om een op maat gemaakt behandelplan te formuleren gebaseerd op een persoonlijk streefdoel dat de patiënt zelf heeft geformuleerd. In haar promotieonderzoek, dat eind 2015 afgerond wordt, bekijkt Slok onder andere de invloed van het gebruik van de Ziektelastmeter op de ziekte-specifieke kwaliteit van leven van de COPD patiënt. De prijs houdt in dat Slok de volgende IPCRG bijeenkomst gratis mag bijwonen. Ook ontvangt zij een jaarabonnement op het journal Primary Care Respiratory Medicine en eenmalig een vrijstelling van het betalen van de Article Processing Charge (APC) van 3300 euro wanneer zij een artikel wil indienen bij dit open access journal. 13 op één lijn 52
Pagina 14
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Partner in Balans (PrepAD Studie) Prepare for Alzheimer Dementia DOOR LIZZY BOOTS, ONDERZOEKER VAKGROEP P&NP1 Waarom dit onderzoek?1 Vier op de vijf mensen die zorgt voor een naaste met dementie is overbelast. De relatie verschuift namelijk van een gelijkwaardige, naar een afhankelijke (zorg)relatie. Het behouden van een gezonde balans is erg belangrijk. Wat is het doel van het onderzoek? De cursus ‘Partner in Balans’ heeft als doel om mantelzorgers sterker te maken om zo overbelasting en latere depressieve klachten te voorkomen. Het is een cursus voor partners van mensen met beginnende geheugenklachten en/of dementie. Als we partners helpen om hun zelfvertrouwen te vergroten en hun mogelijkheden te verbreden, dan kan dat overbelasting voorkomen. Het is erg belangrijk dat partners van mensen met dementie beschikken over ‘eigen tijd’ en dat blijven koesteren in plaats van op bezuinigen. Dit is niet egoïstisch, maar essentieel om de verzorging vol te kunnen houden. Als de mantelzorger wegvalt, dan heeft de persoon met dementie daar ook niets aan. Bij dementie is het moeilijk om iets te ondernemen zonder de zieke partner, want laatstgenoemde ziet de partner als een baken, hun houvast. Het bijkomende schuldgevoel wordt vaak van twee kanten gevoed. Daar wordt in de cursus aandacht aan besteed. Ook komen communicatietips en omgaan met spanning en piekeren aan bod. Veel mensen willen liever geen vreemden in huis, anderen hebben weer moeite met het vragen van familie of vrienden. Het zijn factoren die ervoor kunnen zorgen dat (de noodzakelijke) hulp te laat wordt ingeroepen. De cursus De cursus duurt ongeveer acht weken en bestaat uit negen thematische modules. De cursist leert reflecteren op de eigen situatie. Op basis hiervan worden, samen met een coach, doelen opgesteld. Elke module bevat een videofragment, achtergrondinformatie, een opdracht en een stappenplan. Er worden ook tips gegeven door 1 Department of Psychiatry & Neuropsychology | School for Mental Health and Neuroscience | Maastricht University | Alzheimer Centrum Limburg Rechts op de foto: Lizzy Boots lotgenoten, hetgeen als zeer prettig wordt ervaren. Met de coach wordt besproken waar men aan wil werken en samen kiezen ze vier modules. Veel mensen volgen zelfs alle negen modules. Bijzonder is dat de cursus samen met de coach wordt gevolgd en geheel op maat is. Voordeel voor huisartsen en POH Partner in Balans wordt op dit moment aangeboden via de geheugenpoli van het azM, het Elkerliek Ziekenhuis in Helmond, het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven, de Riagg Maastricht, Met ggz Roermond en Hulp bij Dementie in heel Limburg. Deelnemers aan deze cursus kunnen eerlijk zijn, omdat ze de modules volgen op een moment dat ze er de tijd en ruimte voor hebben. Als praktijkondersteuner kun je dan veel meer inzicht krijgen in wat er daadwerkelijk speelt en gerichte tips geven. Ook zijn er patiënten die nog geen diagnose hebben of die niet verder onderzocht willen worden. In die situaties kunnen we met deze cursus de mantelzorgers in elk geval wat bieden om ze te helpen de zorg vol te houden. Zelfmanagement Het programma is gebaseerd op effectief gebleken zelfmanagementstrategieën. Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met de behoeften en ervaringen van de doelgroep. De toekomst Een aantal kinderen van mensen met dementie heeft de cursus ook gevolgd. Ze hebben dit positief ervaren en gaan nu met meer plezier naar hun ouders. Daarnaast hebben ze meer begrip voor hun vader of moeder die mantelzorger is. Er wordt druk gewerkt om de cursus ook aan andere kinderen aan te bieden, omdat de praktijk daar om vraagt. Wij zijn voor deze studie nog op zoek naar deelnemers! Heeft u interesse heeft om de modules te volgen, neemt u dan contact op met onderzoeker Lizzy Boots. L.Boots@maastrichtuniversity.nl of bel naar 043-3881994. 14 2e uitgave 2015 Drie WESP projecten in 2015 To do or not to do: ECG’s in de huisartsenpraktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTSONDERZOEKER Sommige huisartsen maken en beoordelen ECG’s zelf, andere bewust niet. Die laatsten missen de mogelijkheid om zelf een ECG te kunnen maken soms wel. Er zijn cardiologen die huisartsen afraden om zelf ECG’s te maken. Ook ziektekostenverzekeraars stellen zich kritisch op ten aanzien van huisartsen die – veel – ECG’s maken. Het artikel van Chan, Konings en Willemsen in Huisarts en Wetenschap van april 2014 over de indicatiestelling voor ECG’s door huisartsen, leverde dan ook discussie op. In juni 2014 kreeg ondergetekende een e-mail van Suzanne Hundscheid, huisarts te Roggel, doorgestuurd door Stijn de Vries van de Maastrichtse Huisartsopleiding. Suzanne suggereerde n.a.v. het artikel in H&W om een onderzoekje te doen naar de kwaliteit van huisartsenECG’s. Er is niet veel onderzoek gedaan naar de kwaliteit van indicatiestelling en beoordeling van ECG’s door huisartsen die daarin geschoold zijn. Daarom hebben we de handschoen opgenomen en een project uitgeschreven voor WESP studenten (wetenschapsstage geneeskunde) rond de centrale vraag wat het maken van ECG’s (in eigen beheer) door de huisarts toevoegt aan de kwaliteit van de zorg. Nu, een jaar later, is één WESP aan de slag, en staan twee WESP-projecten op de rol. Momenteel (juni 2015) wordt een vignettenstudie uitgevoerd door Sofie Compiet. We nodigen huisartsen, die al dan niet zelf ECG’s interpreteren, uit om in een halfuurtje achter computer of tablet, negen levensechte casus te maken. Hierbij vragen we telkens óf men een ECG zou (laten) maken en hoe het beleid is. Huisartsen die zelf ECG’s beoordelen, wordt bovendien gevraagd om de ECG’s die ze zouden maken, ook te beoordelen. We leggen dezelfde casus ook aan cardiologen voor. U kunt proberen of u nog mee kunt doen; het is echt leuk! Reageer op: ecg.hag@gmail.com. In augustus 2015 start een volgende WESP, Leonore Wagenvoort, met een retrospectief onderzoek, waarbij we aan huisartsen die zelf ECG’s maken, vragen om ons twintig ECG’s op te sturen, vergezeld van indicatie, diagnose en beleidsconsequenties. Deze aspecten zullen door een expert-panel beoordeeld worden. Tenslotte zal in november 2015 een AKO-student (Joep Walraven) starten met een prospectief onderzoek naar ECG’s in ‘acute’ situaties in de huisartsenpraktijk en op de huisartsenpost. Ook hier gaat het om indicatiestelling, ECG-diagnostiek en beleidsimplicaties. Alle projecten worden begeleid door Karen Konings, Robert Willemsen ( ja, die van het H&W artikel) en ondergetekende. Maar u begrijpt: voor het zo goed mogelijk slagen van deze projecten, hebben we enthousiaste collega-huisartsen nodig, met of zonder ECG-ervaring. We hopen dan ook op uw aller sportieve medewerking. Namens de projectgroep ‘Huisarts en ECG’ Jelle.stoffers@maastrichtuniversity.nl 15 op één lijn 52
Pagina 16
1 e uitgave 2014 2e uitgave 2015 Master student Mental Health: Liza Diels Hoe kijken ouderen naar veroudering? BEGELEIDERS MARJAN VAN DEN AKKER EN FRANK BUNTINX Vraagstelling De laatste jaren is zowel het aantal ouderen toegenomen, als hun leeftijd (dubbele vergrijzing). Veroudering wordt vaak geassocieerd met verlies, maar is dit ook zo? Uit eerder onderzoek bleek dat een negatieve attitude ten opzichte van veroudering kan leiden tot slechtere lichamelijke en mentale gesteldheid. Daarom hebben we de attitude ten opzichte van veroudering in een oudere patiëntenpopulatie onderzocht. Welke invloed hebben depressie, kwaliteit van leven, functionele status, coping en eenzaamheid op veroudering (na 3 jaar)? Studiedesign Deze studie is een onderdeel van de KLIMOP studie: een studie naar oudere patiënten met kanker. Er wordt gebruik gemaakt van gegevens van de baseline en data van drie-jaar follow-up interviews van ouderen. Primair resultaat en conclusie Uit de cross-sectionele analyse blijkt, dat de meerderheid van de ouderen een positieve en optimistische attitude heeft ten opzichte van veroudering. Vrouwen staan in vergelijking met mannen gemiddeld wat negatiever tegenover veroudering. Het wel of niet hebben van kanker blijkt echter geen effect te hebben. Uit de longitudinale analyse kunnen we concluderen dat de factoren ‘vrouw’, ‘een hogere leeftijd’, ‘vermoeidheid’ en ‘een palliatieve copingstrategie’ samenhangen met een meer negatieve attitude ten opzichte van veroudering. Het ‘zoeken naar sociale steun’ en ‘emotionele stabiliteit’ leiden tot een positievere kijk op veroudering. WESP-student: Romy du Long Communicatie onderwijs BEGELEIDERS ANGELIQUE TIMMERMAN EN RAMONA GUERRIERI Titel Toepassing vernieuwd communicatie onderwijs in de huisartsopleiding: effect voor leren en beoordelen in de praktijk. Vraagstelling Worden de principes van doelgericht en context specifiek communiceren, zoals omschreven in het curriculum, toegepast bij leren in de praktijk en wat is de kennis en attitude ten aanzien van dit curriculum? Dit onderzoek is gekoppeld aan de invoering van het nieuwe communicatiecurriculum binnen de huisartsopleiding Maastricht. 16 Studiedesign Een kwalitatief explorerende studie met 8 aios en hun opleiders op basis van observatie van opgenomen consulten en leergesprekken en een online vragenlijst. Primair resultaat en conclusie Zeven van de acht koppels hanteert de principes en onderschrijft het nut en noodzaak van het nieuwe curriculum. Slechts 1 koppel maakt gebruik van leermiddelen volgens het curriculum. Attitude van de arts speelt een belangrijke rol bij implementatie van communicatievaardigheden. Regelmatiger aanbieden van trainingen aan opleiders en aios vergroot bewustwording en geeft inzicht in de rol van attitude van de arts bij consultvoering in de praktijk. op één lijn 52 WESP-student: Fleur Francken Relatie SES en sedentair gedrag kinderen BEGELEIDERS MAARTJE WILLEBOORDSE EN ONNO VAN SCHAYCK Vraagstelling Kinderen zijn inactiever ten opzichte van een aantal decennia geleden. Dat heeft belangrijke gevolgen voor de gezondheid. Sociaaleconomische klasse (SES) lijkt een belangrijke determinant van het beweeggedrag van kinderen te zijn. Wat is de associatie is tussen SES en sedentair gedrag (SG) bij kinderen van lagere school leeftijd? Studiedesign Systematische review. Primair resultaat en conclusie Van de 11 geïncludeerde artikelen tonen 3 studies een positieve associatie aan tussen SES en SG bij kinderen, waarbij kinderen van hogere SES meer sedentair gedrag tonen dan kinderen van lagere SES. Drie andere studies tonen een gedeeltelijk positieve associatie aan met dezelfde uitkomst. Twee studies tonen een niet significante relatie aan tussen SES en SG en drie studies laten geen associatie zien. Concluderend: kinderen van hogere SES lijken meer tijd sedentair te besteden dan kinderen van lagere SES, wat afwijkt van de hypothese waarin gedacht werd dat kinderen van lage SES meer SG tonen. WESP-student: Dion Rietjens SOLK BEGELEIDER LOES VAN BOKHOVEN Vraagstelling Dokters ervaren veel moeilijkheden in de omgang met patiënten met SOLK (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten). Het creëren van een goede artspatiëntrelatie is erg belangrijk in de behandeling van deze patiënten. Wat zijn kenmerken van een goede arts-patiëntrelatie bij patiënten met SOLK? Zijn er verschillen hierin tussen de eerste- en de tweedelijn? Studiedesign De studie is gebaseerd op kwalitatieve data-analyse aan de hand van semi-gestructureerde interviews met eerste- en tweedelijns experts op het gebied van SOLK in Nederland. Data zijn verzameld via purposive (=doelgericht benaderen) expert sampling. Primair resultaat en conclusie SOLK experts stellen vertrouwen als belangrijkste factor in een goede arts-patiëntrelatie. De dokter als persoon, zijn/haar ervaring, houding, kennis van SOLK en komen tot gezamenlijkheid zijn de belangrijkste kenmerken voor het opbouwen van een goede arts-patiëntrelatie. Grenzen stellen, autoriteit, samenwerking en tijd zijn kenmerkende aspecten waarover de inhoudelijke meningen nog verdeeld zijn. Er is amper sprake van samenwerking tussen de eerste- en tweedelijn in de behandeling van patiënten met SOLK. 17 op één lijn 52
Pagina 18
1 e uitgave 2014 2e uitgave 2015 WESP-studenten: Luc Laumen en Inge Alleleijn Kinderen met koorts BEGELEIDERS JOCHEN CALS EN KIRSTEN PEETOOM “Ik ben geen dokter.” Defensieve houding op het kinderdagverblijf als de koorts bij kinderen stijgt. Vraagstelling Betere informatievoorziening voor ouders over koorts bij kinderen zou kunnen leiden tot een afname van het aantal onnodige huisartsconsulten en antibioticavoorschriften. Mogelijk is het kinderdagverblijf een geschikte plek voor deze informatievoorziening. Wat weten de pedagogisch medewerkers eigenlijk over koorts, hoe staan ze er tegenover en wat adviseren ze ouders? Studiedesign We hebben 23 semigestructureerde interviews gehouden met pedagogisch medewerkers van zes kinderdagverblijven van twee verschillende organisaties. Vervolgens werden de transcripten thematisch geanalyseerd. Primair resultaat en conclusie Pedagogisch medewerkers zijn bang voor koorts en vooral voor koortsstuipen: “.. want zo gauw als een kind dan echt boven de 40°C of rond de 40°C, dan heb ik al zoiets van: oooh, geen stuipjes.. geen stuipjes!” Zij willen deze verantwoordelijkheid liever niet dragen en deze het liefst zo snel mogelijk verleggen naar de ouders. Zij stellen zich dan ook zeer defensief op als ouders om advies vragen. Ze zeggen allemaal “ik ben geen dokter” en verwijzen kinderen met koorts vaak voor de zekerheid naar de huisarts. WESP-student: Jasper Hurenkamp Videotoetsing BEGELEIDERS ANGELIQUE TIMMERMAN EN RAMONA GUERRIERI Vraagstelling In jaar 1 en 3 van de huisartsopleiding worden communicatievaardigheden getoetst via de videotoets. Vanwege het selectieve karakter en een hoog percentage onvoldoendes (35-40%), wordt er een remediëringstraject aangeboden. De vraagstelling van het onderzoek luidde: Wat is het door AIOS ervaren leerrendement tijdens het remediëringstraject, en welke factoren beïnvloeden dit? Studiedesign De kwalitatieve studie bestond uit een vragenlijst die door 15 van de 20 benaderde AIOS met een onvoldoende op de videotoets is ingevuld. Deze vragenlijst werd gebruikt als basis voor 11 semigestructureerde interviews. Primair resultaat en conclusie De huidige manier van toetsing sluit niet optimaal aan op de praktijk, en het gebrek aan structuur in het remediëringstraject heeft mogelijk een negatieve invloed op de motivatie van AIOS en het ervaren leerrendement. 18 op één lijn 52 WESP-student: Lot Sivré Moeheid BEGELEIDER LOES VAN BOKHOVEN Titel Kwalitatief onderzoek naar het verwijsgedrag van huisartsen bij patiënten met moeheid. Vraagstelling Somatisch onvoldoende verklaarde klachten, waaronder moeheid, zijn veelvoorkomend en kunnen grote gevolgen hebben zoals in 20-30% chroniciteit. Voor huisartsen is de aanpak van deze klachten vaak lastig. Eén van de strategieën is verwijzen. Er blijken onderlinge verschillen te zijn in het verwijsgedrag van huisartsen. Het doel van dit onderzoek is om hier zicht op te krijgen. Studiedesign Een kwalitatief onderzoek bestaande uit semigestructureerde interviews met 9 deelnemers. Dit betrof huisartsen werkzaam in minder- en meer welvarende wijken in de Westelijke Mijnstreek met uiteenlopende leeftijden en jaren werkervaring. Primair resultaat en conclusie Naast invariabele factoren zoals een dwingend karakter van de patiënt of een huisarts met weinig werkervaring, blijkt de arts-patiënt relatie en met name diagnostische onzekerheid een belangrijk motief te zijn voor een huisarts om te verwijzen. Interventies zoals scholing gericht op diagnostische onzekerheid i.c.m. SOLK, kan wellicht zorgen voor een andere aanpak waardoor chroniciteit, werkverzuim en een hoge gezondheidszorgconsumptie voorkomen kunnen worden. WESP-student: Joris Korevaar Huisarts en colonoscopie BEGELEIDERS LUC GIDDING EN MARK SPIGT Vraagstelling Huisartsen kunnen in de Westelijke Mijnstreek direct een colonoscopie aanvragen zonder consultatie bij de MDLarts. Wat is de invloed van toegang tot colonoscopie op de gezondheidszorgconsumptie van eerstelijns diagnostische beeldvorming en tweedelijns behandelingen? Studiedesign Wij vergeleken gezondheidszorg-consumptie van patiënten met een colonoscopie tussen februari 2014 en december 2014, aangevraagd door de huisarts, MDLarts en andere specialisten in het Orbis Medisch Centrum. Primair resultaat en conclusie Directe toegang tot colonoscopie faciliteert continuïteit van zorg door de huisarts en andere specialisten. Patiënten die vanuit de huisarts verwezen zijn voor colonoscopie, hebben een lagere tweedelijns gezondheidszorgconsumptie. Wij adviseren om richtlijnen op te stellen, om te bepalen welke patiënten het beste via de huisarts verwezen kunnen worden voor colonoscopie. 19 op één lijn 52
Pagina 20
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Bruikbare wetenschap Dat ligt voor de hand! DOOR EVA VAN EERD, AIOTHO EN JOCHEN CALS, HUISARTSONDERZOEKER Handen wassen met zeep en wekelijks nagels knippen, voorkomt (nieuwe) parasitaire darminfecties bij kinderen. Je zou zeggen ‘dat ligt voor de hand!’ want in Nederland is het alom bekend dat handen wassen de beste manier is om verspreiding van infectieziekten te voorkomen. Maar in gebieden met beperktere hygiënische voorzieningen is handhygiëne en het voorkomen van infecties nog een grote uitdaging. Mahmud Abdulkader Mahmud, een externe promovendus uit Ethiopië, onderzocht in een gerandomiseerde interventiestudie of handen wassen met zeep en wekelijks nagels knippen het opnieuw voorkomen van parasitaire darminfecties bij kinderen in Ethiopië kon verminderen. Het werkte allebei, maar handen wassen bleek het grootste effect te hebben. Toepassing op grote schaal is de volgende uitdaging, ook om de gehele gemeenschap in dergelijke gebieden ervan te laten profiteren.[1] Handig! Van een les in handen wassen, naar een les in handen schudden. Joke Rijk en collegae onderzochten in de literatuur wat de voorspellende waarde is van de kracht van de handdruk voor de kwetsbaarheid van de 60-plusser. Een krachtigere handdruk bleek geassocieerd te zijn met minder achteruitgang in cognitie, beter algeheel functioneren, betere mobiliteit en minder mortaliteit. Zo kun je met een handknijpkrachtmeter op efficiënte wijze de algehele kwetsbaarheid inventariseren. EGPRN Van 17-20 oktober 2015 is de volgende bijeenkomst van de European General Practice Research Netwerk. Plaats Thema Edirne, Turkije. “Research on Active Ageing in Family Medicine/General Practice”. Informatie www.egprn.org Organisatie Hanny.Prick@maastrichtuniversity.nl Het is niet meteen een geschikte vervanger voor de uitgebreidere kwetsbaarheidsmetingen, maar wel een handig screeningsinstrument in de huisartspraktijk. Een stevige hand in de wachtkamer is dus een goed teken![2] Stoppen COPD’ers anders? In de huidige eerstelijns stop-roken richtlijnen wordt nauwelijks onderscheid gemaakt tussen rokers mét en rokers zónder COPD. Het lijkt echter dat rokers met COPD meer moeite hebben te stoppen en daarom onderzocht één van de schrijvers van deze rubriek welke factoren en ervaringen met betrekking tot roken en stoppen, specifiek zijn voor COPD’ers. Vergeleken met rokers zonder COPD, bleken rokers met COPD net zo gemotiveerd om te stoppen en om hulpmiddelen te gebruiken. Opmerkelijk daarbij was wel dat rokers met COPD aangaven minder vertrouwen te hebben in het gebruik van hulpmiddelen en zich daarnaast nog minder bewust leken te zijn van de negatieve gezondheidseffecten van roken. Daarom is het extra belangrijk rokers met COPD te informeren over de gezondheidseffecten van roken en de beschikbaarheid van hulpmiddelen. Daarnaast relevant voor uw spreekkamer en die van uw praktijkondersteuner: Rokers met COPD hebben een hogere mate van depressieve symptomen, een hogere nicotine afhankelijkheid en een lagere eigen-effectiviteit om te stoppen met roken. Dit betekent dat intensieve counseling met aandacht voor depressieve symptomen, in combinatie met farmacotherapie voor rokende COPD’ers de beste optie lijkt.[3] Mijn kind heeft koorts Het aantal kinderen met koorts dat we tijdens de dag- en diensturen zien, is aanzienlijk. In verschillende studies keek huisarts in opleiding en onderzoeker Eefje de Bont naar de zorg voor deze kinderen op de huisartsenpost. Bij ruim 17.000 telefonische contacten voor kinderen jonger dan 12 op de Nightcare huisartsenpost in Heerlen, bleek bij ruim 5000 van de kinderen een koorts gerelateerde aandoening aanwezig. Zeventig procent van hen werd gezien op de post. Geïnterviewde huisartsen van de post gaven aan dat de grote groep kinderen met koorts mede 20 voor een hoge werkdruk zorgen, wat weer tot enige frustratie kan lijden. Het zou kunnen dat mede hierdoor het aantal antibiotica voorschriften oploopt; 1 op de 4 kinderen met koorts dat gezien werd op de post, ging richting apotheek voor een kuur. Mogelijk helpt het om de informatievoorziening over koorts voor jonge ouders tijdens, maar ook voor en na een consult te verbeteren. Want informatievoorziening, zo blijkt uit een review van de koortsgroep uit Maastricht lijkt in ieder geval te zorgen voor minder antibiotica voorschriften en mogelijk ook minder herconsultaties.[4-6] Huisarts en genetica Eerder rapporteerden we al de korte termijn resultaten van een oncogenetische training, opgezet door huisartsonderzoeker Isa Houwink en collegae, bestaande uit een individueel en een regionaal programma, en een website (www.huisartsengenetica.nl). Eén jaar na start van dit project zeggen de deelnemende huisartsen hiervan profijt te hebben bij consulten waarbij genetica mogelijk een rol speelt en zich meer bewust te zijn van de mogelijkheden van verwijzing naar een klinisch genetisch centrum. De klinisch genetische centra merken dat overigens nog niet aan het aantal verwijzingen, maar wellicht is dat een lange termijn effect, nu een mooie basis voor genetisch onderwijs aan huisartsen is gelegd.[7] Hebt u een vraag over stambomen, overerving, of een specifieke genetische aandoening? Bovenstaande website is een aanrader. Wat is uw hulpvraag? Was het maar zo gemakkelijk. Kon iedere patiënt maar duidelijk zeggen wat er dwars zit en exact benoemen wat hij of zij van u als huisarts wil. Tijdens de huisartsopleiding wordt er terecht veel aandacht besteed aan het verhelderen van de hulpvraag van de patiënt. De zoektocht naar deze hulpvraag gaat echter niet zonder slag of stoot. Esther Giroldi observeerde AIOS tijdens het spreekuur om ze vervolgens te ondervragen over de informatieverzameling tijdens die consulten. AIOS vonden het moeilijk als meerdere doelen in een consult met elkaar in conflict waren, ook gaven ze aan dat hun vaardigheden in bepaalde situaties tekort schoten. Soms leek onzekerheid over bepaalde onderwerpen de communicatie dwars te zitten, of AIOS twijfelden aan de betrouwbaarheid van de informatie die ze van de patiënt kregen, terwijl ook tunnelvisie voorkwam. Een complex geheel dus, die hulpvraag. De vraag is of het huidige onderwijsprogramma arts-patiënt communicatie voldoende handvaten biedt voor de specifieke barrières die de AIOS tegenkomen in de spreekkamer, want algemene communicatievaardigheden helpen daarbij onvoldoende.[8] 1. Mahmud MA, Spigt M, Bezabih AM, Pavon IL, Dinant GJ, Velasco RB. Efficacy of Handwashing with Soap and Nail Clipping on Intestinal Parasitic Infections in School-Aged Children: A Factorial Cluster Randomized Controlled Trial. PLoS Med. 2015; 12:e1001837. 2. Rijk JM, Roos PR, Deckx L, van den Akker M, Buntinx F. Prognostic value of handgrip strength in people aged 60 years and older: A systematic review and meta-analysis. Geriatr Gerontol Int. 2015; 3. van Eerd EA, van Rossem CR, Spigt MG, Wesseling G, van Schayck OC, Kotz D. Do We Need Tailored Smoking Cessation Interventions for Smokers with COPD? A Comparative Study of Smokers with and without COPD Regarding Factors Associated with Tobacco Smoking. Respiration. 2015; 4. de Bont EG, Lepot JM, Hendrix DA, Loonen N, Guldemond-Hecker Y, Dinant GJ, Cals JW. Workload and management of childhood fever at general practice out-of-hours care: an observational cohort study. BMJ Open. 2015; 5:e007365. 5. de Bont EG, Peetoom KK, Moser A, Francis NA, Dinant GJ, Cals JW. Childhood fever: a qualitative study on GPs’ experiences during out-ofhours care. Fam Pract. 2015; 6. de Bont EG, Alink M, Falkenberg FC, Dinant GJ, Cals JW. Patient information leaflets to reduce antibiotic use and reconsultation rates in general practice: a systematic review. BMJ Open. 2015; 5:e007612. 7. Houwink EJ, Muijtjens AM, van Teeffelen SR, Henneman L, Rethans JJ, Jacobi F, van der Jagt L, Stirbu I, van Luijk SJ, Stumpel CT et al. Effect of comprehensive oncogenetics training interventions for general practitioners, evaluated at multiple performance levels. PLoS One. 2015; 10:e0122648. 8. Giroldi E, Veldhuijzen W, de Leve T, van der Weijden T, Bueving H, van der Vleuten C. ‘I still have no idea why this patient was here’: An exploration of the difficulties GP trainees experience when gathering information. Patient Educ Couns. 2015; 98:837-42. 21 op één lijn 52
Pagina 22
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Het Prikkelbare Darm Syndroom Een vergelijking van klachten tussen eerste- en tweedelijn DOOR HET MAASTRICHT IBS COHORT TEAM Bijna 20% van de Nederlandse bevolking heeft last van een prikkelbare darm. De meeste patiënten worden in de eerstelijn door de huisarts behandeld. Een klein deel wordt doorverwezen naar de Maag-, darm-, leverarts (MDL) voor verdere analyse en behandeling. Sinds 2009 is de afdeling MDL van het Maastricht UMC+, in samenwerking met Prof. Jean Muris van de vakgroep Huisartsgeneeskunde, bezig met includeren van patiënten met het Prikkelbare Darm Syndroom (Irritable Bowel Syndrome, IBS) voor het zogeheten Maastricht IBS Cohort. De studie Doel van deze studie is de aandoening fenotypisch en genotypisch te karakteriseren en aanknopingspunten te identificeren voor een passende behandeling in de toekomst. Eerstelijns patiënten helpen ons om een beter beeld te krijgen van de algemene PDS-patiënt. We kijken naar verschillen in klachtenpatronen en naar klinische, psychosociale en demografische factoren van patiënten uit de eerste- en de tweede lijn. Huisartsen uit het Heuvelland hebben ons tot nu toe zeer goed geholpen bij het beantwoorden van deze vraagstelling. Graag delen we de eerste resultaten hiervan met jullie. Resultaten tot op heden Inmiddels zijn de gegevens van 291 PDS patiënten via de poli MDL en 87 PDS-patiënten via huisartspraktijken uit de regio geanalyseerd. We zien dat patiënten die behandeld worden door de MDL-arts in vergelijking met patiënten uit de eerstelijn, significant hogere klachtenscores hebben voor abdominale pijn en diarree. Ook rapporteren ze significant hogere depressiescores en een lagere kwaliteit van leven. Ze zijn relatief jonger, roken minder en consumeren minder alcohol. Er worden geen verschillen gezien in PDS-subtypes en angstscores. Geslacht (man), leeftijd (jong), klachtenduur (kort) en kwaliteit van leven (laag) zijn geassocieerd met behandeling in de tweedelijn. Oproep Voor een betere vergelijking tussen de eerste- en de tweedelijn en om subgroep analyses uit te kunnen voeren, willen we meer eerstelijns PDS-patiënten includeren. Na de zomer starten we een nieuwe wervingsactie met de focus op patiënten uit de Westelijke Mijnstreek. We vragen de huisartsen uit die regio of ze willen meedoen aan het onderzoek. Mocht u nu al geïnteresseerd zijn om deel te nemen of meer informatie willen, mail dan naar ibs-intmed@maastrichtuniversity.nl. 22 2e uitgave 2015 Blended care E-health bij depressieve klachten DOOR BTISSAME MASSOUDI, ARTS IN OPLEIDING TOT HUISARTS EN ONDERZOEKER (AIOTHO) GRONINGEN Ongeveer 70% van de volwassen patiënten met een depressie wordt met een antidepressivum behandeld. In het merendeel van de gevallen wordt dit middel door de huisarts voorgeschreven. Uit onderzoek is gebleken dat een psychologische behandeling een goed alternatief kan zijn voor een antidepressivum. Praktijkondersteuners GGZ maken in toenemende mate gebruik van deze vorm van behandeling van depressie. Daarnaast wordt er steeds meer gebruik gemaakt van E-health behandelmodules. Het afwisselen van E-health behandelmodules met reguliere gesprekken (blended care) is populair en is waarschijnlijk effectiever dan niet-begeleide E-health modules. Blended care is zelfs in potentie even effectief als een reguliere psychologische behandeling. Blended care heeft alles in zich wat een reguliere behandeling omvat en is mogelijk kostenbesparend aangezien een deel van de behandeling zelfstandig kan worden gevolgd. Het is nog niet bewezen of blended care daadwerkelijk kosteneffectief is in de eerste lijn. Door de afdeling Huisartsgeneeskunde in het UMC Groningen is een pragmatisch, gerandomiseerde studie gestart naar de (kosten)effectiviteit van blended care vergeleken met antidepressiva. In samenwerking met de afdeling Klinische psychologie van de Universiteit Utrecht en Rijksuniversiteit Groningen is de blended care behandelmodule ‘Doe en Voel’ ontwikkeld voor de behandeling van volwassenen met een depressie. Doe en Voel is gebaseerd op gedragsactivatie en is gericht op het veranderen van gedrag. Bij depressie ondernemen patiënten steeds minder activiteiten die ontspannend en prettig zijn met als gevolg dat zij minder voldoening ervaren en somberder worden. Zij komen in een vicieuze cirkel van minder doen, minder beloning ervaren en toenemende somberheid. Het concentreren op gedrag (gedragsactivatie) blijkt een effectieve behandeling voor depressie, vergelijkbaar met cognitieve gedragstherapie. Doe en Voel bestaat uit online sessies. De patiënt gaat aan de slag met psycho-educatieve teksten, videofragmenten en opdrachten. Daarnaast wordt de patiënt op vaste momenten en naar behoefte begeleid door de eigen huisarts of POH-GGZ. Blended care heeft de potentie om een (kosten-)effectieve behandelmethode te zijn in de huisartsenpraktijk, een mogelijk evenwaardig alternatief voor de behandeling met een antidepressivum. In het onderzoek Blending (Blended care for depressive symptoms in general practice) onderzoeken wij of blended care een evenwaardig alternatief biedt voor een antidepressivum. Het onderzoek wordt gefinancierd door ZonMw. Patiënten met depressieve klachten waarvoor de huisarts een antidepressivum overweegt worden willekeurig aan een van de twee behandelingen toegewezen: blended care of reguliere zorg. Alle patiënten blijven in de huisartsenpraktijk onder behandeling. Depressieve klachten en zorggebruik worden gedurende één jaar gevolgd. Inmiddels hebben 25 huisartsenpraktijken (50 huisartsen) toegezegd om mee te werken aan dit onderzoek dat in heel Nederland wordt uitgevoerd. Heeft u interesse en wilt u als huisarts/POH een bijdrage leveren aan het onderzoek, aarzel dan niet om contact op te nemen via blending@umcg.nl of 030-3632969. Kijk ook op onze website: www.blending.umcg.nl 23 op één lijn 52
Pagina 24
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Promotie Joris Linmans Linmans bouwt bruggen DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Op 29 mei 2015 verdedigde huisarts Joris Linmans succesvol zijn proefschrift getiteld: “Lifestyle and Diabetes Type 2 – Closing the evidence gap between research and practice”. Hieronder leest u enkele hoofdzaken van zijn promotieproject dat hij als AIOTHO doorliep. Type 2 diabetes mellitus (T2DM) is een chronische metabole ziekte, die het risico verhoogt op microvasculaire en macrovasculaire aandoeningen. Het aantal mensen met T2DM is de afgelopen jaren fors toegenomen en die trend zal blijven. T2DM is geassocieerd met overgewicht en obesitas. Deze factoren zijn weer sterk geassocieerd met inactieve leefstijl en ongezond dieet. Hierdoor is aanpassen van leefstijl een van de belangrijkste pijlers in de behandeling van T2DM. Onderzoeken hebben getoond dat leefstijlprogramma’s de incidentie van T2DM bij patiënten met prediabetes kunnen verlagen. Vergelijkbare programma’s toonden ook positieve effecten op cardiovasculaire risicofactoren en diabeteswaarden bij T2DM. Pogingen om deze onderzoeksresultaten te vertalen naar de dagelijkse praktijk, hadden wisselende resultaten. Om het gat tussen onderzoek en praktijk te overbruggen, onderzocht Linmans c.s. diverse vragen. Ten eerste hoe ze delen van wetenschappelijk bewijs kunnen kiezen voor zorgprogramma’s via gebruik van het Pragmatic Explanatory Continuum Indicator Summary (PRECIS) instrument. Ten tweede onderzochten ze de effecten van de gebruikelijke zorg voor patiënten met T2DM en inventariseerden ze, of data uit huisarts informatie systemen (HIS) gebruikt kon worden om deze vragen te beantwoorden. Ten derde zijn de resultaten van het behalen van de doelen van een leefstijlprogramma in de eerstelijn voor patiënten met T2DM bestudeerd. De vierde vraag onderzocht barrières en vereenvoudigende factoren bij ontwikkeling van een eerstelijns leefstijl programma voor T2DM. Tenslotte onderzochten ze hoe gemotiveerd patiënten met T2DM zijn om leefstijl te verbeteren. Resultaten gebruikelijke zorg Om nieuwe leefstijlinterventies te implementeren, is kennis over effectiviteit van geboden zorg voor T2DM noodzakelijk. De onderzoekers bestudeerden de effecten 24 van normale zorg op HbA1c en gewicht. Met HIS-data van 10 gezondheidscentra, onderzochten ze een groep van 2.549 patiënten met T2DM gedurende 972 dagen. Ze vonden geen significante verandering in gewicht en HbA1c. Daarnaast werden de meeste patiënten niet actiever. De meerderheid was te weinig actief (51% aan het begin van de periode en 54% aan het einde). Twaalf procent verbeterde de lichamelijke activiteit, 17% verslechterde en 70% behield het niveau. Het bleek dat HIS-data goed gebruikt kunnen worden voor wetenschappelijk onderzoek. Translatieprobleem In Nederland startte in 2008 een landelijk leefstijlprogramma voor patiënten met (een hoog risico op) T2DM, gebaseerd op grote wetenschappelijke studies. Hoofddoelen waren verhogen van lichamelijke activiteit en verbeteren van (di)eetgewoontes. 186 Eerstelijns patiënten die hieraan meededen, werden vergeleken met 2.632 patiënten die de normale zorg kregen. Na 1 jaar waren er geen significante verschillen tussen beide groepen. Het bleek dus problematisch om wetenschappelijke resultaten te vertalen naar de huisartspraktijk en om leefstijl te verbeteren. Bottom-up aanpak Dit landelijke programma was een voorbeeld van het vertalen van onderzoek naar de praktijk: een top-down methode. De onderzoekers wilden echter ook bottom-up onderzoeken hoe de gebruikers zelf de inhoud zouden ontwikkelen. Linmans verwachtte dat hierdoor meer kennis zou komen over processen die samenhangen met leefstijlverbetering uit de praktijk. Hij vroeg twee huisartspraktijken om een pragmatisch programma te maken om leefstijl bij T2DM te verbeteren binnen hun praktische en financiële mogelijkheden en evalueerde het proces en de uitkomsten. Deelnemers en zorgverleners waren positief over de ontwikkelde programma’s. Patiënten werden lichamelijk actiever, verloren gewicht en kregen een lager HbA1c. Echter, patiënten hadden een passieve houding tijdens de consulten en stelden geen vragen over hoe hun ziekte beter te reguleren viel of hun lichamelijke activiteit. 2e uitgave 2015 De praktijkondersteuner gaf moeilijk te begrijpen informatie. Ook waren praktijkondersteuners snel tevreden over de inzet van de patiënten. Ze waren bang dat de patiënt niet meer zou komen, als ze te streng waren. Een ander belangrijk resultaat was dat patiënten moeilijk over te halen waren om mee te doen aan het programma. Slecht 1.1% van de potentiële deelnemers participeerde. Het blijkt erg moeilijk om patiënten met T2DM in de huisartsenpraktijk mee te laten doen met een leefstijlprogramma. Gemotiveerd te zijn, of niet? Motivatie is nodig voor langdurige leefstijlverbetering. Linmans liet 150 patiënten en hun praktijkondersteuners een vragenlijst invullen over motivatie van de patiënt om leefstijl te verbeteren. Hij vergeleek de inschattingen van de praktijkondersteuners met de antwoorden van de patiënten. Veel patiënten rapporteerden te weinig lichamelijke activiteit (35% volgens de patiënten, 47% volgens de zorgverlener) en geen motivatie om leefstijl te verbeteren (29% volgens de patiënten, 43% volgens de zorgverlener). Er is dus weinig overeenstemming tussen patiënten en zorgverleners. Bovendien hebben patiënten de neiging om hun lichamelijke activiteit en motivatie te overschatten. Aanbevelingen Linmans beveelt aan om leefstijlmanagement een belangrijk aspect te maken van geprotocolleerde diabeteszorg. Pragmatische programma’s zijn nodig. Motivatie van de patiënt is een essentiële eerste stap en zorgverleners zouden deze motivatie routinematig moeten vaststellen om zo samen met de patiënt de zorg beter af te stemmen op de individuele patiënt. AIOS symposium Internationalisering DOOR LOVAH MAASTRICHT Op 1 april jongstleden heeft de LOVAH Maastricht na de LHK een symposium georganiseerd voor alle AIOS huisartsgeneeskunde, docenten en stafleden. Het centrale thema van deze middag was internationalisering in de huisartsgeneeskunde. Met een gevarieerd programma van plenaire sessies en electieve voordrachten kon iedereen het programma naar eigen wens vormgeven. Ondanks de initiële vermoeidheid die de meeste AIOS voelden na het afronden van de LHK, was iedereen weer opgefrist na een lekkere lunch en kon de middag beginnen. De opening werd verzorgd door Guus Busser die sprak over cultuursensitieve huisartsgeneeskunde. De deelnemers gingen vervolgens uiteen in kleinere groepen en konden kiezen uit diverse onderwerpen: reizigersadvisering, ervaringen van Artsen zonder Grenzen, psychiatrie bij migranten, palliatieve zorg bij moslims en ervaringen van een oud-tropenarts nu werkzaam als huisarts. Een gevarieerd programma, waarbij kiezen erg lastig was! De middag werd afgesloten met een interactieve sessie over het recht op zorg in zowel internationale als Nederlandse context. Een leerzame afsluiting van een inspirerende middag! De geluiden achteraf, van zowel AIOS als stafleden, waren erg positief. Wat ons betreft dus voor herhaling vatbaar! Namens de LOVAH Maastricht: Inge Rutten, Jeanny Zuijlen, Simon Kleijkers, Marlieke Bouwmans 25 op één lijn 52
Pagina 26
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Van de Dikke Deur Never a dull moment DOOR BAS MAIBURG, OPLEIDINGSDIRECTEUR HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Wie herinnert zich nog de televisieserie Pipo de Clown met de enigszins corpulente, taartjes-etende circusdirecteur Dikke Deur? En hoe komt deze figuur weer tot leven bij de huisartsopleiding? Het antwoord komt in de vorm van de Opleidingsdirecteur Huisartsopleiding Maastricht. Toegegeven, een verse grenache taart doet mij watertanden. Maar daar houdt de vergelijking wel op. De huisartsopleiding is geen circus. Een opleidingsdirecteur, naast het hoofd van de opleiding, is wel nodig. Voortgaande academisering van de opleiding met een hoogleraar aan het hoofd, de groei van de opleiding en het aantal stafleden, vroegen om een nieuwe verdeling van taken tussen hoofd en adjunct-hoofd. En zo kwam vanaf januari de vermelding Opleidingsdirecteur op mijn visitekaartje te staan. HR-management is de belangrijkste taak die naar mij verschoven is. De personele zorg voor ruim 60 stafleden bij de huisartsopleiding. Saai? Never a dull moment! Ik tel de afgelopen vijf maanden maar liefst 14 personele mutaties. Stafleden die vertrekken, vanwege hun pensioenleeftijd (Huub Peeters, docent Chronisch Blok) of een minder passend curriculum (Nadine van Nierop, docent Acute blok). Nieuwe stafleden die instromen, zoals de jonge huisartsen Fleur Prinsenberg (docent Chronisch Blok) en Niels Beurskens (coördinator EBM onderwijs). Bestaande aanstellingen die uitgebreid worden om meer groepen te kunnen draaien (dit jaar starten namelijk 81 aios in Maastricht), of juist wat teruggeschroefd worden vanwege werkzaamheden in de praktijk. Vanaf het begin van iemands aanstelling gaat docentprofessionalisering, een belangrijke pijler van het HR-management, van start. Inwerkprogramma’s, onderlinge intervisie en eigen docprof-sessies worden naast landelijke programma’s gevolgd. Standaardonderdelen die in combinatie met individuele scholingswensen, leiden tot maatwerk. Van ISW-opleidingen van secretariaatsmedewerkers, via kaderopleidingen Coaching en Supervisie van docenten tot leiderschapscursussen voor coördinatoren en management. En niet te vergeten de congressen in binnen- (Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs, NVMO) en buitenland (Association for Medical Education in Europe, AMEE) die nieuwe inspiratie voor 26 onderwijsontwikkeling leveren. Ruim 60 stafleden die met al hun kennis en kunde het hele circus (toch!) in Maastricht draaiende houden. Naast, en met hun praktijk- en privébeslommeringen zoals de zorg voor kinderen of ziekte van partners. Stiekem voel ik me, naast collega, weer een beetje huisarts in gesprekken hierover. Het is een positie waarin je wat kunt betekenen. De nieuwe taakverdeling binnen het management van de huisartsopleiding en de ontwikkeling van een nieuwe visie op management en onderwijs zijn stevig aangezwengeld tijdens de stafdagen van de huisartsopleiding. De onderwijsvisie is vervolgens nog eens stevig aan de tand gevoeld door feedback van docenten. Het centraal staan van het leren in de opleidingspraktijk in deze visie wekt geen verwondering. Frequente en directe feedback en tijd voor reflectie van aios, worden in één adem genoemd. En bij het onderwijs op de terugkomdag staat het leveren van maatwerk aan aios(-groepen) hoog in het vaandel, naast de koppeling tussen praktijk en instituut, binnen bepaalde kaders. Het nieuwe landelijk opleidingsplan vormt één van die kaders. Met 10 belangrijk thema’s en 82 kba’s (kenmerkende beroepsactiviteiten) een bron voor de ontwikkeling van nieuwe leerlijnen in het curriculum. Daarmee zijn onze docenten nu druk bezig, liefst samen met aios en opleiders. Het praktische nut van de thema’s en kba’s ligt ook voor de hand: een handig sjabloon om te toetsen waar een aios staat wat de inhoud van zijn opleiding betreft. Een andere nieuwigheid in opleidingsland zijn de landelijke differentiaties. Maastricht kende al de lokale Keuzetrajecten in jaar 3. Aios werken een eigen gekozen onderwerp (Sportgeneeskunde, Beleid en beheer, Spoedzorg, ICT etc.) planmatig uit en presenteren de opbrengst in het onderwijs. Vanaf maart 2016 komen daar de differentiaties bij die gekoppeld zijn aan alle kaderopleidingen. Een mooie opstap in die richting. De Maastrichtse opleiding ‘doet’ Hartvaatziekten. Dé uitdrukking van de (echte) Dikke Deur “Oh, wat heb ik toch weer een pech”, kan ik ver achter mij laten. Opleidingsdirecteur bij de huisartsopleiding is een bevoorrechte positie. En na dit schrijfwerk loop ik zo naar ons keukentje waar ik een vers stronkje selderij kan gaan wegkauwen: anderen zorgen weer goed voor mij! In de leer Stage in een Brits hospice DOOR EEFJE DE BONT, AIOTHO Gedurende de chronische zorgstage in jaar 2 van de huisartsenopleiding, biedt Maastricht AIOS de mogelijkheid om gedurende zes weken stage te lopen in een hospice in Engeland. Begin dit jaar was Eefje de Bont één van de AIOS die is afgereisd naar Engeland. Ze heeft voor haar aios-groep wekelijks een verslag gemaakt over haar ervaringen en leermomenten. Week 1 – All about the P’s De eerste week van mijn tijd in het hospice in Engeland had alles te maken met de letter P. Ik ben op zaterdagmiddag met koekjes en thee ontvangen door mijn hospita Pam. Een lieve, intelligente vrouw van middelbare leeftijd. Ik ben niet iemand die van nature graag bij een vreemde in huis zou verblijven, maar ik moet zeggen, dat ik dat gevoel vanaf nu misschien van me af moet zetten. Het is werkelijk gezellig om hier bij haar te zijn, haar broer (tijdelijk over uit Frankrijk) en haar studerende dochters die binnen komen waaien in het weekend. Ook in het hospice in Woking heb ik tot nu toe niets dan vriendelijke mensen getroffen. Iedereen is vriendelijk, opgewekt en geïnteresseerd. Dat brengt me op de P’s van Planning en Praten rondom Palliatieve zorg. Als ik iets mee naar huis ga nemen, dan is het wel de open manier waarop hier door iedereen over de dood en het einde van het leven wordt gepraat. Bij iedere patiënt die binnenkomt, wordt gesproken over de voorkeuren met betrekking tot de plaats waar ze zorg willen krijgen en ook waar ze zouden willen sterven. Patiënten in een hospice in Engeland komen veelal ook binnen voor behandeling van symptomen, of voor een week rust, ook voor het thuisfront. Het is dus zeker niet, zoals in de meeste gevallen in Nederland, een one-way ticket. Ik krijg het gevoel, dat de spanning en de taboes die rondom een hospice kunnen heersen hier daardoor ook niet aanwezig zijn. Ik heb deze week patiënten zien opknappen en naar huis zien gaan, maar ben ook getuige geweest van de laatste adem die een jonge patiënt onverwacht uitblies, terwijl we naast haar stonden. Opvallend daaraan was voor mij ook, dat de verpleegkundigen en artsen enkele momenten later in het kantoor zelf een traan van hun wang moesten wegvegen. Al met al is het dus een hele prettige plek om over sterven, gevoel van patiënten, maar ook gevoel van zorgverleners te praten. En dat dan ook nog met de beste, meest optimistische sfeer die ik ooit heb gezien op een palliatieve afdeling. Zijn er dan alleen maar positieve dingen, zal je misschien denken? Nou nee, er is ook de P van Papier. Voor een digitaal wezen als ik die haar Iphone met Twitter en Email als derde hand heeft, is er één ding tot nu toe verschrikkelijk. Alle statussen en zelfs de brieven worden met de hand geschreven! Naast het feit dat het verspilling van kostbare tijd is, is de patiëntveiligheid voor mijn gevoel op sommige momenten ook echt in het geding. Waar ze hier Advanced Care Planning tot een kunst hebben verheven, zijn de handschriften zeker geen kunstwerken. Dan is er nog de P van Penny. Ik ben een echt familie- en hondenmens en mis mijn hond (Penny!), vriend en familie natuurlijk enorm. Ook daarvoor is deze stage zeer geschikt. Je leert meteen waarderen wat je thuis hebt en moet koesteren. Palliatieve zorg laat me inzien dat het leven eindig is en je van iedere dag moet genieten. De samenvatting brengt me tot mijn laatste P, namelijk die van Prima! Ik kijk met Plezier (Ah, toch nog een!) uit naar de tweede week. Week 2 – Relativeren BENG! Maandagmorgen, ik kijk omlaag en zie, dat alle spaken uit mijn achterwiel zijn geknald. “Zucht”, ik stap af en begin te rennen naar het station om als alternatief de trein te nemen van West Byfleet naar Woking. De man achter het loket verkoopt me vriendelijk voor vijf pond (!) een kaartje en ik stap 2 minuten later in de trein. Ondertussen begin ik mezelf een beetje zielig te vinden, eerst onze auto kapot en mijn fiets mee naar Engeland. Nu in de tweede week mijn fiets al kapot. Met een trillende lip stuur ik Sander (mijn vriend) een sms’je: Slecht begin van de feestweek. Feestweek, zo noemen we de week waarin ik jarig ben altijd (op vrijdag de 13e…). Wonder boven wonder ben ik toch op tijd in het hospice. Terwijl ik binnenloop, denkend aan mijn arme fietsje, zie ik een van de artsen ernstig kijkend bij de verpleegkundigen staan. Het gaat niet goed met een van onze patiënten. Het betreft een jonge vrouw van 40 met gemetastaseerd mammacarcinoom die we de week ervoor met een paraplegie hebben opgenomen (ten gevolge van uitzaaiingen in haar ruggenmerg). Haar opname was een andere dan alle andere tot nu toe. Ze zat vrolijk opgemaakt met een blos op haar wangen in bed. 27 op één lijn 52
Pagina 28
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Enorm positief, dat de bestraling van haar ruggenmerg ervoor zal zorgen dat ze het gevoel en de functie van haar benen terug zal krijgen (kans is kleiner dan 5%...). Ze is een fenomeen op social media, constant druk met tweeten en schrijven op haar blog. Op ditzelfde blog deed ze een oproep aan iedereen die ze kende om taarten te sturen naar het hospice: “Let’s have a great British bake-off!”. Dit weekend is ze echter toenemend benauwd geworden. Na uitvoerig overleg met de oncoloog over de mogelijke oorzaak (Longembolie? Pneumonie i.c.m. leukopenie? Interstitieel longprobleem door de bestraling? Toch een cerebraal probleem met haar hersenmetastasen?) is besloten haar toch antibiotica te geven, haar steroïden te verhogen en haar op therapeutisch laagmoleculair heparine om te zetten. Wanneer ik haar kamer binnenloop, lijkt ze in de verste verte niet meer op de vrouw die ik vorige week zag. Met een zuurstofmasker op snakt ze naar adem en de mooie blos op haar wangen is verbleekt. De hele ochtend blijven we met haar bezig. Eén ding weet ze zeker, ze wil niet terug naar het ziekenhuis, maar in het hospice blijven. Terwijl ik met een van de artsen praat over haar slechte prognose, komt de hoofdverpleegkundige ons halen. “I think she is dying within a couple of minutes.” Terwijl we de kamer inlopen, denk ik, dat ze gelijk heeft. De verpleegkundige zet meteen twee stoelen neer voor de moeder en vriend van de patiënte. Ze zet haar zuurstof iets lager (zodat het niet zo’n kabaal maakt) en ik sluit de deur achter me zodat er niemand binnen komt lopen. De andere arts legt uit wat zij denkt, dat er aan de hand is en dat er, zoals eerder vanochtend besproken, niet meer is dat we kunnen doen. Terwijl we daar zo een paar minuten staan, wordt haar ademhaling oppervlakkiger. Het voelt ongepast, dat ik er ben, maar er is fysiek geen mogelijkheid om de kamer uit te glippen zonder hun moment te verstoren. Ik blijf dus stilletjes in een hoekje staan, terwijl haar ademhaling onregelmatig wordt. Dan opeens hoor ik op de radio “Baby, please don’t go” spelen en blaast ze haar laatste adem uit. Voor het eerst is een patiënt op deze manier in mijn bijzijn gestorven. We lopen terug naar kantoor waar iedereen glazig voor zich uit staart. Een van de verpleegkundigen en een van de artsen moeten zelfs weer een traan wegvegen. We praten over wat er is gebeurd, hoe treurig het is en het feit, dat het eigenlijk alsnog een heel vredig moment was en gaan dan enkele minuten later terug tot de orde van de dag. Wanneer ik naar huis wil gaan denk ik opeens weer aan mijn kapotte fiets. Precies op dat moment komt de eerste doos binnen. In de doos zit een taart met een prachtige foto van de patiënte en de tekst “You are a rockstar!”. Ik neem me voor om mezelf nooit, maar dan ook NOOIT meer zielig te vinden over zoiets onbenulligs als een fiets. De taarten blijven de hele week binnenkomen. Week 3 – What hides underneath De tijd vliegt, week drie in de UK is omgevlogen. Ik zou over iedere dag een Epos en boek kunnen schrijven. Van sterfgevallen, levomepromazine, Starbucks tot 28 Oxford en de zee. De ervaring is tot nu toe geweldig en ik zou het voor geen goud willen missen. Inmiddels krijg ik een steeds beter beeld van de palliatieve zorg hier. Waar ik eerder dacht dat ze geen palliatieve sedatie kennen, ben ik erachter gekomen, dat dit wel degelijk het geval is, maar dat ze het simpelweg niet zo noemen. Een illustratief voorbeeld hiervan is de man die we vorige week hebben opgenomen. Een man achter in de 70 die opvallend fris en gezellig rechtop in bed zit. Ik ben verbaasd over de indruk die hij maakt, omdat ik weet dat hij wordt opgenomen voor pijnbestrijding bij oncontroleerbare pijn ten gevolge van een gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom. Oorspronkelijk begonnen op zijn bil (zou hij met zijn billen in de zon hebben gelegen schiet door mijn hoofd als ik dit de eerste keer hoor?!), nu wonden in zijn liezen, op zijn dijen en billen met uitzaaiingen naar zijn lymfeklieren. Naast de ongewone vorm van kanker die hij heeft, is het bijna bizar om te zien, dat je helemaal niets aan hem ziet. We hebben een open gesprek over zijn wensen, verwachtingen en sterven, voordat we hem onderzoeken. Wanneer hij zijn kleren uitdoet, moet ik mijn best doen om de schrik op mijn gezicht te verbergen. Alleen al op zijn rechterdij heeft hij een gapende, necrotiserende wond van minimaal handpalmgrootte. “Fungating wounds” noemen ze dat hier, niet te verwarren met de voor ons zo bekende “dermatomycoosjes”, zoals je ze zou noemen vergeleken hiermee. Als ik het aantal wonden dat hij heeft tel, wordt me al snel duidelijk dat deze man er veel slechter aan toe is dan je op het eerste oog zou zeggen. Hij overlijdt dan ook een kleine week later, nadat hij in enkele dagen snel achteruit is gegaan. Iets dat een schok is voor zijn zoon, die niet meer wist, dan dat zijn vader een “huidkanker” plekje had. En wie krijgt dat tegenwoordig nu niet, als hij maar oud genoeg wordt? Ik heb hem twee dagen niet gezien, omdat ik heb meegelopen met het palliatieve team in St. Peter’s Hospital. Waar overigens niet één witte jas te zien was. Engelse dokters hebben geen behoefte aan een witte heldencape, is het antwoord, als ik er naar vraag (Go UK!). Terug naar onze patiënt die tijdens zijn laatste dagen plots in toenemende mate onrustig werd. Nadat hij nog behandeld is voor een hypercalciëmie 2e uitgave 2015 wordt de beste man met een pomp voorzien van niet alleen morfine, maar ook van Midazolam (30mg) EN Levomepromazine (50mg!). Opvallend hieraan is dat het feit dat hij gesedeerd werd niet van te voren heel duidelijk met de familie besproken en de patiënt zelf was niet meer in staat om zijn wensen aan te geven. Wanneer zijn familie aanwezig is, hebben de artsen wel een heel open gesprek over het feit dat hij onrustig was en leggen ze ook uit, dat hij daarom gesedeerd is. Wanneer ik dit nabespreek met een van de artsen zegt ze, dat nu ze er op terugkijkt, ze de patiënten inderdaad wel sederen vanuit het oogpunt van comfort. De belangrijkste reden is voor hen echter terminale agitatie en niet pijn als refractair symptoom. Dat maakt, dat ze het als een medische beslissing beschouwen en meestal dus niet van te voren met de patiënt of naasten bespreken. Als ik hoor, dat hij is overleden, denk ik terug aan de man die hij was tot een week geleden. Een van de lessen voor mij als huisarts in spé is hiervan dat een “even snel binnenlopen” visite bij een palliatieve patiënt meestal niet genoeg zal zijn. Je weet immers nooit wat mensen allemaal kunnen verbergen… Week 4 – Ben jij mens? Week vier in Engeland bracht verschillende interessante ervaringen met zich mee. Zo had ik voorafgaand aan de journal club op woensdagmorgen een rondleiding in het Princess Alice Hospice in Esher. Een prachtig gebouw met fonteinen, luxe kamers, een nog mooiere tuin en drie keer zoveel bedden als Woking. Toch ben ik liever in het hospice in Woking. Naast het feit, dat ik de kleinschaligheid enorm waardeer ( je kunt het meisje wel uit het dorp halen, maar…) is iedereen gewoon zo vriendelijk en gezellig, dat ik me er inmiddels echt thuis voel. Nog belangrijker vind ik echter het verschil in artsen. Na de rondleiding schuif ik aan bij de journal club die wekelijks daar plaatsvindt en ga naast “mijn consultant” Emily (staflid) en “mijn registrar” (de AIOS) Sarah zitten. Vandaag hebben we het over sedatie en de verschillen tussen landen. Zoals ik vorige week schreef, wordt er in Woking wel gesedeerd, vooral bij terminale agitatie. Al gauw blijkt echter, dat er in Esher artsen zijn die hier heel anders over denken. Twee van de consultants daar zijn hier, zo blijkt, fel op tegen en een van hen zegt letterlijk: “We horen niet te sederen, dat is fout. Ook leven waarin je alleen maar lijdt, heeft waarde en als dat betekent, dat iemand het uitkrijst van de pijn, dan is dat jammer.” BAM! In mijn ogen stort ze zo diep naar beneden, dat het diepste punt van de aarde niet eens de goede metafoor is. Ik moet oprecht mijn best doen om nog met haar in één kamer te zijn. Het probleem is dat de AIOS die haar als achterwacht hebben in het weekend, de patiënten dus letterlijk moeten laten creperen, als ze hun symptomen niet onder controle krijgen. Iets dat in een hospice met dusdanig complexe casussen regelmatig voorkomt. “Mijn consultant” (inmiddels voelt ze nog meer als “mijn” , omdat ik op dat moment immens trots ben op het feit, dat ik met haar mag werken gewoon om de arts en persoon die ze is en omdat ze haar AIOS niet haar wil oplegt) trekt haar wenkbrauw op en zegt alleen: “Ik kan niet eens bedenken wat ik daar op moet zeggen, gelukkig denken wij daar anders over.” Terwijl we naar buiten lopen, hoor ik een AIOS in het oor van de andere fluisteren: “Laat me er aan denken, dat ik haar (de consultant die tegen sedatie is) daaraan herinner, mocht ze hier ooit zelf krijsend worden opgenomen.” De rest van de dag is heel anders. We zijn op bezoek geweest bij het kinderhospice. Een hele leerzame ervaring, omdat hier nog meer dan in het volwassenhospice aandacht is voor familie en een holistische aanpak. Als de kinderen komen voor “respite”, komt de hele familie mee en blijven ze twee weken. In die twee weken is er een scala aan mogelijkheden voor ontspanning. Van gamekamers met een X-BOX, tot een high-tech kamer met lampen, trillend waterbed (zodat ook slechthorenden de muziek kunnen voelen) tot een levensgroot Barbiekasteel en een rolstoel schommel. Wanneer ik die avond thuiskom, laat ik de dag nog eens aan me voorbij gaan. Hierbij moet ik terugdenken aan mijn eerste jaar. Een geweldige tijd waarbij ik met mijn opleider veel heb stil gestaan bij het soort arts dat ik wil zijn. Als ik dit betrek op de dag die ik heb gehad, realiseer ik me twee belangrijke dingen. Ten eerste: al zijn de faciliteiten nog zo mooi, aan het einde van de dag gaat het om de mensen die de zorg leveren. En ten tweede: juist omdat dat zo belangrijk is, denk ik, dat je je als arts ook heel bewust moet zijn van het soort mens dat je bent. En ik als mens vind, dat je het geen enkel mens mag weigeren, als een patiënt je als arts vraagt je lijden te verlichten, indien noodzakelijk met sedatie. 29 op één lijn 52
Pagina 30
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Rubriek voor huisartsopleiders De lijn van Stijn DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOÖRDINATOR Nascholingsaanbod Regelmatig hoor ik over interessante nascholingsmogelijkheden voor huisartsen/opleiders en ik geef die graag aan jullie door. De selectie is persoonlijk en dus subjectief. Ook komt de Duitse uitdrukking “ohne Gewähr” bij me op. Deze uitdrukking wordt door de Duitse Lotto gebruikt om aan te geven dat aan de uitslag geen rechten ontleend kunnen worden. Ik bedoel hiermee, dat ik enthousiast ben door verhalen van deelnemers, ik heb de cursussen niet zelf gevolgd. Deze scholingsmogelijkheden die ik nu ga noemen zijn geen onderdeel van het opleiderscurriculum. De keuze om deel te nemen is aan jullie. Training “Deep Listening” ‘Luisteren’ is een basiselement in ons professioneel handelen. We besteden er vele uren per week aan en beschouwen het als een essentiële beroepsactiviteit. Toch staan we er zelden bij stil. Binnen het communicatieonderwijs is minimaal aandacht voor het onderdeel ‘luisteren’. Is er dan niets over te zeggen? Deze training is ontwikkeld door Rosamund Olivier (GB) en onderzoekt het eigen luisteren op een praktische manier. De methode mindfulness wordt toegepast op het luisteren. Bij de VU heeft een aantal opleiders de training gevolgd en ze hebben deze zeer goed gewaardeerd. Engels is de voertaal. Voor meer informatie ben ik beschikbaar. Starclass Een echte aanrader afgaande op de mening van opleiders die deze “Cursus Spoedzorg voor opleiders” gevolgd hebben. Een promotekst op de site www.huisartsopleiding.nl zegt: “Deze intensieve vierdaagse cursus traint opleiders in de spoedeisende zorg volgens de modernste inzichten. Na deze training kunt u reguliere zorg aanbieden op topniveau en het rolmodel zijn voor de aios zoals Huisartsopleiding Nederland dat graag ziet: scherp en up to date”. Een aantal van jullie zal van jullie eerstejaars aios ook enthousiaste verhalen gehoord hebben. Nog belangrijker: u zal gezien hebben dat de aios spoedsituaties systematisch benadert (ABCDE). De training is voor 30 punten geaccrediteerd en de certificaten gelden als 30 bewijs van actuele reanimatievaardigheid. Meer info op www.scholamedica.nl. Workshop “Organiseer je praktijk“ De collega opleiders in Nijmegen zijn erg enthousiast over deze cursus. Het onderwerp is het persoonlijke tijdmanagement van de huisarts. De workshop gebruikt de pijlers van de methode: Taken, Tools, Tijd en Team. Je kunt individueel of met meer mensen van je team deelnemen. Eén van de makers is een collega opleider. Meer info op www.organiseerjepraktijk.nl. Overige punten “Halve” opleidersterugkomdagen Deze rubriek is ook de plek om correcties te geven op eerder gegeven informatie. Bij de introductie van het nieuwe opleiderscurriculum met kortere terugkomdagen in Maastricht en Eindhoven, heb ik in de folder gesproken over “halve terugkomdagen”. Als je om 13.30 klaar bent en dan naar de praktijk gaat, is er geen halve dag meer over. Het was beter geweest om over “kortere terugkomdagen” te spreken. We horen van veel opleiders dat de terugkomdagen veel tijd innemen. Het is goed om hier te noemen dat de opleider volgens de RGS regels minimaal 8 dagen scholing per opleidingsjaarjaar dient te volgen, georganiseerd door het instituut. Met wat we nu aanbieden in het curriculum, inclusief de voortgangsgesprekken, komen we (nét) aan die 64 uur. We hebben de docenten gevraagd naar hun mening over de invulling van het docentenoverleg en we zijn hierover in gesprek met de opleidersvereniging. Aios Kirstin Ponse. Huisarts Anniek Nilwik in gesprek met aios Kirstin Ponse. Beoordeling van de Videotoets De videotoetsen (VT) van de eerste- en derdejaars aios worden beoordeeld door huisartsen die hiervoor een training hebben gevolgd. De organisatie van de VT ligt bij het videoteam dat bestaat uit Helga Liègois, Berna Schouten en Katrien Boots. Het beoordelen van een VT (ik spreek uit ervaring) traint je in het proces van beoordelen. Wat zie ik? Wat wordt er verwacht? Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Vooraf krijgen beoordelaars een training in het geven van feedback. Opleiders die in het verleden de training gevolgd hebben, geven aan dat het bekijken en beoordelen van consulten van andere aios helpt in het begeleiden van hun eigen aios op het gebied van Arts Patiënt Communicatie. Het lijkt logisch om bij de werving en keuze van beoordelaars juist te denken aan opleiders die hun verworven extra vaardigheden in feedback geven en beoordelen dagelijks kunnen inzetten. Een aantal beoordelaars is gestopt en de groei van het aantal aios in Maastricht is toegenomen. Het videoteam heeft met mij besproken of er een mogelijkheid is dat opleiders de VT beoordelen. We hebben dit besproken met de stuurgroep en het bestuur van de regionale opleidersvereniging. Duidelijk werd dat men niet voelde voor een verplichte invoering van deze taak voor alle opleiders. Daarom hebben we ervoor gekozen om het beoordelen van een VT op te nemen in het programma voor startende opleiders. Praktisch: een startende opleider krijgt in het tweede jaar een training beoordelen van de VT en zal daarna jaarlijks een VT beoordelen (niet van de eigen aios). De ComBel-training wordt hierin opgenomen. Dat betekent dat sommige opleiders wel beoordelaar zijn en anderen niet. Dit is zorgvuldig afgewogen. Misschien maakt die opleider die wel meedoet, zijn collega ook enthousiast om mee te doen? “Er komt steeds iets bij” Deze opmerking/verzuchting horen Marieke Kools, Jos Sleijpen en ik regelmatig tijdens de voortgangsgesprekken. Het opleiden van een aios betekent in verhouding tot een aantal jaren geleden meer werk: wij verwachten als instituut meer aandacht voor zaken als live observaties, gebruik van toetsinstrumenten als Korte Praktijk Beoordeling (KPB) en “Zelfie”, observeren van vaardigheden, het gebruiken van de ALOBA manier om feedback te geven op consultvoering, enzovoorts. Ook is de beoordeling van de aios arbeidsintensiever geworden: de ComBel (Competentie BeoordelingsLijst) moet ieder kwartaal ingevuld worden en vormt de onderlegger voor het gesprek over de aandachtspunten voor de komende periode. Ik ga nog even door: de verschillende zelfstandigheidsverklaringen voor het werken op de huisartsenpost worden door de opleider ingevuld. Hierbij vragen we de opleiders om “eigen materiaal” zoals video-opnames van leergesprekken met de aios mee te nemen naar de intervisiebijeenkomsten tijdens de opleidersterugkomdagen. Het bespreken daarvan in een kleine groep opleiders is een goede manier om te reflecteren op het eigen handelen en om nieuwe ideeën op te doen. Dat wordt hoog gewaardeerd door opleiders. Met de opmerking dat deze opsomming niet volledig is (ik heb bijvoorbeeld de woorden ‘certificering’ en ‘visitatie’ nog niet eens genoemd), stap ik over naar de vraag: “Wat heeft het voor zin om deze trend te benoemen?” Ik doe dat om duidelijk te maken dat we jullie signalen wel degelijk oppikken. De signalen komen aan bod in onze teambespreking en we denken na over de ondersteuning van opleiders. Ik realiseer me terdege dat ons belang als instituut is, om de beste opleidingsplekken voor onze aios te realiseren. De huisartsopleidingen gaan mee in de maatschappelijke trend van meer vastleggen en verantwoorden. Zoals Jos Sleijpen zegt: “we willen niet onderaan de takenlijst van de opleider staan”. We luisteren goed naar waar jullie pijn als opleider zit en we proberen daar rekening mee te houden. Tot de volgende keer, opmerkingen en vragen zijn welkom: Stijn.devries@maastrichtuniversity.nl Telefoon: 043-3882993 31 op één lijn 52
Pagina 32
op één lijn 52 2e uitgave 2015 De wetenschapsdag Let op voeding! DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE Op de wetenschapsdag van 21 april jl. werden zeven presentaties gehouden die allemaal waarde hebben voor de dagelijkse huisartsenpraktijk. Zes presentaties bespraken therapie, slechts 1 diagnostiek. De eerste prijs, naar mening van zowel de wetenschapsjury als van de publieksjury, ging naar de presentatie: “Acne en voeding” door Kim van Baardwijk, Susan Otten en Gitte Snijders. Zij kregen een geldprijs (die waarschijnlijk in voeding wordt omgezet) en het boek: ‘Oogklepdenken: waarom we allemaal idioten zijn’. Of deze titel nu echt de deelnemers van deze wetenschapsdag betreft, laat ik maar in het midden. Feit is wel dat Kim, Susan en Gitte hebben kunnen aantonen hoe belangrijk voeding is, ook bij het ontstaan of verergeren van acne. Dientengevolge bevelen ze aan dat de huisartsenstandaard en de richtlijn voor dermatologen bijgesteld wordt. De kernboodschap was dat de invloed van vetten op acne niet aangetoond kon worden, maar wel die van koolhydraten met een hoge glycemische index. De glycemische index (GI) is een maat om aan te geven hoe snel koolhydraten in de darm worden verteerd en als glucose in het bloed worden opgenomen. Producten met een hoge GI zijn bijvoorbeeld gebakken aardappelen, brood, cornflakes en popcorn. Pasta, peulvruchten en fruit vallen onder producten met een lage GI. Waar het afzetten van oogkleppen niet toe kan leiden! De tweede prijs, ook van beide jury’s, ging naar Nick Janssen, Kirsten Graffius, Tom van der Horst Biologie laat niet met zich spotten Evolutionaire geneeskunde goedkoper alternatief tegen welvaartsziekten Zijn de conventionele methoden om welvaartsziekten, zoals diabetes en hart- en vaatziekten, te voorkomen en te behandelen wel optimaal? Inzichten uit de evolutiegeneeskunde maken duidelijk dat het beter kan, 32 en Lieve Penris voor hun presentatie over corticosteroïdinjecties bij hielspoor/fasciitis plantaris. De meerwaarde van deze injecties werd niet aangetoond. Dat de andere presentaties niet het hoogste aantal punten haalden, betekent niet dat ze niet relevant waren. Ik heb geleerd dat vitamine D de klachten van myalgie door statinegebruik kan verminderen. En ook dat een aantal patiënten met IBS, vooral de vorm met diarree, baat kan hebben bij een FODMAP-vrij dieet, een dieet zonder fermenteerbare oligo- di- en monosachariden en polyolen) Welke van deze producten de oorzaak is, moet een eliminatiedieet uitmaken. Het is minder spectaculair als je negatieve resultaten publiceert, bijvoorbeeld dat bepaalde therapieën echt niet werken, toch is dit van groot belang. Zo hoef je echt geen buscopan bij niersteenkolieken te geven, of benzodiazepines bij lage rugpijn. Toch wordt dat nog veel gedaan en de vraag blijft: waarom? Ten slotte: in tijden van SARS of Ebola hebben we gezien dat op vliegvelden infraroodmeting van de temperatuur van grote groepen mensen gedaan wordt om de koortsende passagiers er uit te halen. Zou dezelfde techniek bruikbaar zijn in de huisartsenpraktijk? Het advies van de referenten op deze dag was: toch maar wachten tot er meer bewijs is, de resultaten zijn nu nog te wisselend. Al met al goede onderwerpen, gericht op de praktijk en zo zal de wetenschapsdag ook in de toekomst blijven bestaan, met accent op korte, snelle, praktische vragen. tegen een fractie van de kosten. Op het Ancestral Health Symposium Nederland lichten zorgverleners en wetenschappers deze nieuwe inzichten toe. Ancestral Health Symposium Nederland Zaterdag 26 september Groningen Evolutionary Life Sciences Institute Informatie: www.ancestralhealth.nl E-mail: birgit.spoorenberg@maastrichtuniversity.nl. Accreditatie cluster ABC1 wordt aangevraagd. Een bijzondere geschiedenis GEEL Psychiatrie en een klein Belgisch dorp DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT Sinds eeuwen worden in het Belgische plaatsje Geel honderden (soms duizenden) psychiatrische patiënten opgevangen in gezinnen. De ‘gezinsverpleging’ was en is het hart van Geel. Hoe kwam dat zo? In de 12e eeuw leefde in Ierland een koning. Hij was heiden, zijn vrouw christen. Deze goede en beeldschone vrouw stierf en de koning was ontroostbaar. Hij vroeg zijn dienaren het rijk af te zoeken naar een even mooie en lieve vrouw. Ze vonden haar niet maar lieten weten “behalve uw dochter, Dimpna”. “Dan trouw ik haar”, was zijn antwoord. In paniek vluchtte de diepgelovige dochter, naar het vasteland, naar Geel, begeleid door een bisschop. Ze werd achtervolgd, gegrepen, weigerde op het aanzoek van haar vader in te gaan, en werd uiteindelijk door hem gedood. Dimpna werd martelares en heilige. ‘De vermoorde onschuld’, zou men kunnen zeggen, maar ze schoof al snel op naar beschermheilige van krankzinnigen. Pelgrims, met name geesteszieken, kwamen van heinde en verre, werden opgevangen in het plaatselijke gasthuis, maar waren al snel zo groot in getal, dat de bevolking werd gevraagd mee te helpen door mensen in huis te nemen. Zo is het gekomen. Aan de voor Geel kenmerkende Gezinsverpleging heeft Geel haar bijnaam ‘De Barmhartige Stede’ te danken. Al eeuwen lang leven psychiatrische patiënten in huis bij de inwoners van Geel, werken mee op het land, krijgen kost en inwoning en zijn deel van het gezin. Zoals een mevrouw bij ons bezoek op straat zei: “we weten niet beter, we zijn er mee opgegroeid”. Als ouders doodgaan, nemen de kinderen de kostganger over. We zagen veel bijzondere dingen, maar hoorden vooral veel bijzondere verhalen. Over de schoonouders van een vrouw die we troffen: zij vluchtten in de oorlog voor de naderende Duitsers. De kostganger wilde niet mee. Hij bleef op de boerderij. Toen ze na maanden terugkwamen, midden in de nacht, troffen ze hun kostganger aan, slapend, zittend bij de drie goed verzorgde koeien in de stal, met een zeis over de schouder, zoals hij later zei: om plunderaars op afstand te houden. Meer indrukwekkende verhalen: over een kostganger die zijn demente kostverleenster tot de dood verzorgde 33 nadat haar man was gestorven. Over hoe vreemd het begrip privacy voor een Gelenaar klinkt in verband met de gezinsverpleging. “ik zou haar toch niet zomaar kunnen missen, onze Lieve”. Hoe fier men is op Dimpna en Geel. Duidelijk is, dat Dimpna leeft in Geel. De plaatselijke snackbar tot en met de garage zijn naar haar genoemd. Mensen vertellen, zomaar op straat, met een houding van Noblesse Oblige. Het systeem van gezinsverpleging wordt bedreigd. Om heel simpele redenen: de boerenstand slinkt en vrouwen gaan buitenshuis werken. Waren er een generatie geleden nog zo’n 1500 kostgangers, nu zijn het er nog 200. Onlangs hoorde ik op de radio over een project in Utrecht waar studenten gaan samenwonen met psychiatrische patiënten. Geel in een oranje jasje? Ik heb ze gemaild dat ze ook naar Geel moeten gaan, ‘op bedevaart’. Hoe dan ook: Geel verdient meer bekendheid, bewondering, navolging. Ga erheen. Wie meer wil weten maile mij, yvonne.vanleeuwen@maastrichtuniversity.nl op één lijn 52 ! Gezinsverpleging
Pagina 34
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Maastrichts Schoonste(n) Huishoudgeneeskunde DOOR BABETTE DOORN, TEAMCAPTAIN Het is inmiddels een traditie: de vakgroep Huisartsgeneeskunde doet mee aan hardloopevenement Maastrichts Mooiste. Vlak na de winter stuur ik de eerste mails uit aan de medewerkers, de aios en de HAG-studenten met de oproep ‘wie loopt mee met het HAG-team?’. Succes verzekerd. Binnen luttele minuten komen de eerste reacties. Dit jaar kwam de eerste officiële aanmelding van Maartje Willeboordse, postdoc onderzoeker van de Gezonde Basisschool en bootcamper in haar vrije tijd. Niet geheel toevallig, want al vanaf 5 februari waren zij en Mark Spigt iedereen aan het oproepen (met literatuurreferentie) om samen te gaan trainen. En zo geschiedde. Traditioneel hebben we een team op de 5 km en een team op de langste afstand, de 10 Engelse Mijl (ongeveer 16 kilometer). Het korte afstandenteam vulde zich aanvankelijk vooral met vrouwen. Later volgden ook Jochen Cals (‘niet getraind’) en Luc Gidding. Opvallend was dat op de 10 Engels Mijl al snel de eerste dames volgden, het grootste aantal tot nu toe in alle jaren. Ik had niet voor niets 20 nieuwe damesshirts besteld. Waar studenten veelal inschreven voor de 5km, deden de aios dat op de langste afstand (chapeau!). Slechts twee personen vielen voortijdig uit door blessures. Een vrijgekomen plek werd op de valreep ingevuld door Kelem, promovendus uit Ethiopië. Gastloper Erik Haakma van HRM vroeg na aanvankelijk afgemeld te hebben, ‘of er nog plek was’. Met die naam erbij begonnen we alweer te fantaseren over een podiumplek. Wie was er nog meer superfit? Mark dacht van wel. En Joris, zijn WESP, die kon ook wel eens… Het slechte voorjaar ging net op tijd over in een warme voorzomer. Het weekend van 6 en 7 juni werd een zomers weekend. Om 9 uur wachtte ik de meute op bij een café aan de Kesselskade in Maastricht. Ik had de startnummers en de shirts bij me. Om 10 uur ging de 5 km van start. Het was weer enorm druk dit jaar. Leuk om te zien hoe alle hardlopers voorbij denderen. Annerika was de eerste die ik voorbij zag komen na de start; zij kwam ook als eerste van ons team binnen. En nog hartstikke fris ook. Gauw een teamfoto gemaakt van alle HAG lopers die op dat 34 moment bijeen waren. Dat is lastig, want een deel was er nog niet of liep alvast warm voor de 16 km. Dit jaar ook collega’s die nog niet eerder meededen. Het ging ze allemaal goed af. Een mooi visitekaartje. En dan… zijn de eerste lopers op de 16km ook binnen. Ze zijn hartstikke snel. Zouden we weer iets winnen? De prijsuitreiking start terwijl het gros van de renners nog bezig is. Zo gaat dat. Wij wachten met een grote groep op de Markt in Maastricht, gewapend met camera. Dit jaar werd alleen de nummer 1 in elke categorie omgeroepen. Het verliep rommelig en het geluid was bar slecht. Omgeroepen winnaars kwamen niet opdagen. Wat een deceptie. Voor we het in de gaten hadden, was de winnaar op de 16 km al omgeroepen, maar niemand haalde de prijs op. Ik las het blaadje van de omroeper. Huisartsgeneeskunde kwam niet eens op zijn lijstje voor! Ik kletste me langs de beveiliging van het VIPpaviljoen en sprak met de wedstrijdleiding. Legde uit dat we ongetwijfeld gewonnen hadden. De man zette het vinkje ‘bedrijventeam’ aan bij onze naam en voilà: we waren inderdaad eerste geworden. Erik, Joris en Mark waren onze tijdsnelsten. In de haast van het typen veranderde de man niet alleen de uitslag, maar ook onze naam: HUISHOUDGENEESKUNDE. Een domper op de feestvreugde want alle toeschouwers op de Markt waren naar huis. De naamswijziging leverde vele leuke reacties op, ook via sms van collega’s uit het land. Het maakt dus niet uit wat ze over je schrijven, als ze maar over je schrijven! Wil je volgend jaar ook met ons meelopen? Mail dan naar op1lijn@maastrichtuniversity.nl (deel van) het winnende team 10 Engelse Mijl. Vlnr: Joris, Maartje en Job. 2e uitgave 2015 Theorie in praktijk De Feedbackcarrousel DOOR PAUL SCHRIJVER, HUISARTSOPLEIDER IN EINDHOVEN Wat is een feedbackcarrousel? Sommige kennen hem misschien wel, anderen hebben er nooit van gehoord: de feedbackcarrousel. Binnen de huisartsopleiding heb ik samen met mijn collega gedragswetenschapper diverse groepen AIOS en opleiders kennis laten maken met de feedbackcarrousel. De Evaluatie- en Trainingsdagen (ET dagen) van AIOS zijn perfecte momenten om dit instrument te gebruiken om snel individuele feedback te geven en te ontvangen. De begeleiders doen gewoon mee en zo draaien we een treintje in anderhalf uur! Voor de carrousel start, beginnen we met een stukje theorie over het Joharivenster (zie inzet) en richten ons op de zogeheten blindspot. Vervolgens komen de regels van feedback voorbij. Kortweg: geef feedback in de ik-vorm, kijk de ontvanger aan, geef feedback liefst met voorbeelden. Start met 2 tops en daarna 2 tips. Alle tops en tips zijn van te voren opgeschreven. De ontvanger luistert, gaat niet in discussie, vraagt zo nodig om voorbeelden en besluit met het bedanken van de feedbackgever. Tijdens de carrousel heeft de feedbackgever twee minuten de tijd, daarna wordt de ontvanger feedbackgever. Uiteindelijk wordt er doorgedraaid, zodat je de volgende feedback kan geven. De laatste jaren hebben wij tijdens ons afsluitend docentenoverleg in Heeze ditzelfde gedaan met de groep opleiders. De opleiders waren telkens zeer enthousiast. Toepassing in mijn eigen praktijk. Nadat zowel AIOS als opleiders enthousiast bleken na het doen van deze carrousel ben ik het gaan implementeren in mijn eigen praktijk, SGE Strijp te Eindhoven. Een groot gezondheidscentrum met huisartsen, AIOS, assistenten, POH, psycholoog, manager, fysiotherapeuten, apotheker en apothekersassistenten. Het idee hierachter was om het resultaat van de carrousel als leidraad te gebruiken voor de jaarlijkse functioneringsgesprekken. Elk teamlid haalt 1 of 2 leerdoelen uit de carrousel en maakt hierop een SMART plan. Dit wordt tijdens het functioneringsgesprek besproken en later geëvalueerd. Feedback geven en ontvangen werd als zeer waardevol ervaren en de functioneringsgesprekken leiden tot verdieping en groei van het individuele teamlid. We hebben net de tweede carrousel gehad en het is prachtig om te zien dat collega’s iets gedaan hebben met 35 de feedback die ze vorig jaar gekregen hebben. Sommige tips van vorig jaar zijn nu tops geworden. Als voorbeeld kan ik een huisarts noemen, die altijd erg kortaf werd naar de assistenten toe als hij het druk had. Nadat hij in de carrousel ongeveer 10 keer hierover een tip kreeg, is hij er mee aan de slag gegaan. Nu kreeg hij veel lof over de duidelijke verbetering hierin. Hoe ging dat? Vrijdagavond 5 juni was het zover. Het team van ons gezondheidscentrum, 19 mannen en vrouwen, zat op een rijtje in de grote tuin van een mooi landgoed. We zaten één op één tegenover elkaar. Het was lekker warm met 30 graden. Iedereen was klaar voor de feedbackcarrousel. Twee minuten feedback geven en twee minuten ontvangen en dan naar de volgende. Duur: 19 keer x 2 minuten geven x 2 minuten ontvangen . Het is dus de tweede keer dat wij dit als team doen en we zijn van plan dit jaarlijks te blijven herhalen. De evaluaties zijn lovend. Iedereen vindt het spannend, maar ondertussen heel leuk en leerzaam! Quotes van deelnemers • Coördinerend centrumassistente: “Goed om eens over elkaar na te denken.” “Mooi jaarlijks moment voor het team.” • Centrumassistente: “Spannend en toch weer meegevallen.” “Leerzaam.” • Huisarts: “Beste uitvinding ooit!” “Goed smeermiddel.” “Geeft enorme boost, goed om een pluim te krijgen, goed om tips te krijgen, waar je op dat moment voor open staat.” “Goede oefening om de rest van het jaar vol te blijven houden.” • Clustermanager: “Zo’n carrousel is erg intensief, maar levert veel op. Ik ga hem ook gebruiken voor de andere teams.” • POH GGZ: “In een hoog tempo een groot bereik!” op één lijn 52
Pagina 36
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Weten is Eten Veelzijdig, dat wel… DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID “Ie kriegt ‘ne henne”. Vertederd door het 4-jarig broekemannetje, dat vanuit het westen op bezoek was bij de boerenfamilie in Twente, greep Tant’ Anna een kip van het erf en draaide die in één beweging vakkundig de nek om. Ik mocht helpen plukken. Verguld met dit vorstelijk geschenk aanvaardden mijn ouders later die dag de terugreis naar Hilversum. Want kip at je in de jaren 50 hooguit met Kerstmis. Kip was in die dagen namelijk duur, maar dan kreeg je ook wat. Dat is in de decennia daarna helaas uit de hand gelopen: een vicieuze cirkel van massaproductie en massaconsumptie. Gemiddeld eet elke Amerikaan per jaar 36,4 kg kip, dat zijn ongeveer 16 kippen per persoon, die elk in 6 weken hun slachtgewicht van 2,3 kg bereikten. Een blije bioscharrelkip doet daar minstens 2 keer zo lang over. Ik ga u verder niet vermoeien met wat er nog meer uit de hand gelopen is met het product kip, want daar doet Wakker Dier via de media en hun eigen website al genoeg aan. Daarbij word ik er licht depressief van, en dat was ik toch al, nu kort geleden drs. P van ons is heengegaan. Onvergelijkelijke teksttovenaar die zijn eigen rouwadvertentie schreef in de vorm van zijn allerliefste rijmvorm: ollekebolleke. Ter zijner ere hier mijn ode aan de kip, op ollekebolleke-rijm: Ingrediënten voor de kip: • 1 Biologische boerderijkip, bijvoorbeeld Label Rouge • 1 Biologische citroen • Paar tenen knoflook, gepeld • Paar takken tijm en rozemarijn • Peper uit de molen Gooi de boerderijbiokip eerst een dag van te voren in een afgekoeld pekelbad van 2 liter water, eerst even opgekookt met 200 gram zout, 200 gram suiker, eetlepel gekneusde jeneverbessen, eetlepel mosterdof venkelzaad, eetlepel peperkorrels, paar gekneusde laurierbladeren. Na 24 uur eruit halen, droogdeppen en nog een uurtje in de koelkast verder laten drogen voor een knapperig korstje. De oven aanzetten op 180 graden en aan de slag: Knoflook en kruiden fijnhakken, citroenschil raspen (ca. 1 el), wat peper erbij malen en een scheutje olijfolie erdoorheen. Wrijf daarmee de kip in, stop stukken citroen en wat takjes tijm/rozemarijn in het beest, en dan in een ingevette braadslee in 1,5 uur goudbruin bakken. Water in de mond, en geen schuldgevoel! 36 Kip of ei, vraagt u mij Doe mij dan maar de kip Want die is, zegt men, een Veelzijdig stuk vlees Maar dan in godsnaam een Boerderijbiokip Plofkippen echt niet Een ramp, naar ik lees En om de herinnering aan mijn jeugd met u te delen, verklap ik u hier het recept voor een ècht sappig kippetje! 2e uitgave 2015 Videotoetsing De ‘skinny’ versie, nieuwe mode? DOOR KATRIEN BOOTS, HUISARTSDOCENT/COÖRDINATOR VIDEOTOETS HUISARTSOPLEIDING Als we over een tijdje op de zomer van 2015 terugkijken, stellen we dan dat de trend daar gezet werd? Dat die zomerse collectie geen bevlieging was, maar een dermate grote aanwinst voor de garderobe, dat hij niet meer uit het modebeeld weg te denken is? De alom bekende of beruchte videotoets, gaat in pilotvorm als ‘skinny’ versie de zomer in. De drie eerstejaars groepen die in maart zijn gestart en die in de eerste week van augustus hun toets inleveren, leveren geen 40 consulten aan, maar slechts 6! De enige instructie die de aios bij het verzamelen van deze zes consulten krijgen is dat ze hun ‘beste werk’ mogen laten zien. De enige voorwaarde is, dat het niet zesmaal dezelfde ICPC-categorie mag zijn. Alle overige criteria –waaronder het gehate tijdscriterium- zijn losgelaten. Het idee achter deze vernieuwing is, dat de Maastrichtse videotoets in de huidige vorm veel werk en vooral stress voor de aios oplevert, omdat ze 40 consulten moeten verzamelen in een kort tijdsbestek. We vragen van aios immers om in een maand tijd deze consulten op te nemen en daar niet al eerder mee te beginnen en bijvoorbeeld consulten van drie maanden geleden aan te leveren –het moet immers representatief zijn voor waar de aios nu staat en het APC-onderwijs maakt dat een aios in maand vijf verder is in zijn communicatieve vaardigheden dan in maand drie van zijn opleiding. De toets heeft zoveel impact dat ook opleiders en docenten hier last van hebben: aios komen niet tot leren zoals ze dat op andere momenten wel kunnen. Dit komt omdat het opnemen en verzamelen van beeldmateriaal teveel tijd in beslag neemt. We zijn ons doel dan voorbij zijn geschoten. Het gaat om de kwaliteit, niet om de kwantiteit. Het gaat erom dat we een beeld krijgen van hoe de aios consulten medisch inhoudelijk en op communicatief vlak kan voeren. Het gaat er niet om de aios en met hem of haar zijn/haar opleider en docent overspannen te maken. Wat we willen is dat de observator een beeld kan vormen van wat de aios in huis heeft met betrekking tot de consultvoering. Wat is er hot aan de ‘skinny’ toets ? • 6 consulten, dus minder opneem- en verzamelwerk • Er wordt ‘overall’ beoordeeld, dus de aios hoeft niet in iedere consult iedere (communicatieve) vaardigheid te laten zien, maar er wordt gekeken naar wat de aios laat zien als totaalplaatje • Er wordt beoordeeld naar het moment van de opleiding: dus niet einde jaar 3 niveau maar niveau van een aios die 5 maanden bezig is en 5 maanden APC-onderwijs heeft gehad De observator hoeft nu niet meer uit 40 consulten een selectie van 6 consulten te maken omdat er al een setje van 6 consulten wordt aangeleverd. Daarnaast beoordeelt de observator naar het moment van in opleiding zijn en niet naar een referentiepunt dat in het einde van jaar drie ligt. Verder verandert er voor de observatoren niets: het bekijken en beoordelen van de toets blijft op dezelfde manier gebeuren. De Maas-Globaal scorelijsten blijven onderlegger voor het beoordelen van de toetsen. De observator gebruikt ze om zijn oordeel uiteindelijk in een feedbackbrief te verwoorden. De toets blijft selectief en de punten voor zowel medisch inhoudelijke kennis als communicatieve vaardigheden worden op een ComBelschaal van 1-7 gegeven. Skinny betekent natuurlijk niet dat we onder evaluaties uitkomen. Maastricht zou Maastricht niet zijn zonder evaluaties. De aios uit de drie recent gestarte groepen wordt om hun evaluatie/feedback gevraagd, evenals de observatoren, opleiders en docenten. Ter vergelijking zullen we de eerstejaars groepen die de toets nog in het oude maatje-meer-model maakten, dezelfde vragen stellen. Wordt ‘skinny’ de nieuwe mode? Als de pilot goed geëvalueerd wordt en past binnen de in ontwikkeling zijnde landelijke APC-lijn, dan wordt deze toetsvorm verder uitgerold. Wellicht is hij over een paar jaar niet meer uit het Maastrichtse straatbeeld weg te denken. 37 op één lijn 52
Pagina 38
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Ex-aios: hoe vergaat het ze? De dokter komt op de fiets DOOR BAN IBRAHIM, HUISARTS IN ASTEN Het is een zonnige woensdagmiddag. Er staan 3 visites gepland. Een visite bij een terminale patiënt, een kraamvisite en een sociale visite voor kwetsbare ouderen. Ik pak mijn tas en zet hem op de fiets. Het is lekker weer. Onderweg gaan mijn gedachten terug naar 25 jaar geleden, toen ik net afgestudeerd was aan de universiteit van Bagdad als basisarts. Ik droomde van een goede baan, en vooral om een goede dokter te worden. In 1997 moest ik Irak verlaten en met mijn kleine gezin op zoek gaan naar een veilige plek. In Nederland was mijn Iraakse artsendiploma niet geldig. Ik moest eerst de taal leren en daarna terug naar de schoolbanken om weer basisarts te worden. Dus heb ik 2 jaar coschappen gelopen aan de Universiteit Maastricht. In 2002 heb ik mijn diploma gehaald en mocht ik weer aan de slag. Tijdens mijn coschappen in een huisartspraktijk in Nederweert was voor mij snel duidelijk, dat ik huisarts wilde worden. Omdat mijn zoon nog jong was, heb ik besloten om een paar jaar te wachten. Daarom heb ik eerst 3 jaar als Consultatiebureauarts gewerkt. In 2005 heb ik gesolliciteerd voor de opleiding tot huisarts en ik werd aangenomen. Maar weer moest ik een keuze maken tussen opleiding en mijn gezinsituatie. Ik heb toen afgezien van de opleiding. Mijn passie voor huisartsgeneeskunde bleef groot en in 2008 besloot ik weer te gaan solliciteren voor een opleidingsplek. Tot mijn grote vreugde werd ik nog eens aangenomen. Ik ben aangekomen bij de terminale patiënt. Hij heeft een pomp voor pijnbestrijding en tegen misselijkheid. Het gaat redelijk en hij kan goed slapen. Ik heb afgesproken dat ik morgen weer terug kom. In het derde jaar van mijn opleiding krijg ik een enorme kans. Een huisarts in het dorp waar ik woon, belde mij en vroeg, of ik interesse had om te gaan associeren na mijn opleiding afgerond te hebben. Ik had daar na een paar gesprekken een goed gevoel bij. Ik wilde de uitdaging aan gaan zonder werkervaring, maar wel met genoeg levenservaring om dit goed aan te pakken. Mijn opleider had ook alle vertrouwen in mij en zei, dat ik dat aan kan en dat zeker moet doen. Inmiddels sta ik aan de deur van de trotse ouders van Merel. Met een grote glimlach doet de kersverse mamma de deur open en ik mag binnenkomen. Merel ligt lekker te slapen in haar bedje. Moeder en vader vertelden hoe de bevalling is gegaan en hoe blij zij zijn met hun wonder. Het gaat goed met moeder en kind. Het is ook even wennen om een kind erbij te hebben. Merel drinkt goed en komt goed aan. Ik wenste hen veel geluk en vertrok. Ik heb een duo-praktijk met 2000 eigen patiënten. In het begin was het even spannend. Hoe zal de reactie van de patiënten zijn? Wij moesten natuurlijk aan elkaar wennen. Ook de assistenten moesten wennen aan mijn manier van werken. Het is altijd anders. Maar dat ging snel goed. Mijn maat heeft al jaren op een bepaalde manier gewerkt en ik kwam met nieuwe ideeën en ook hij moest wennen. Maar samen komen wij er altijd uit. Ik kom aan bij een grote boerderij aan de rand van Asten. Hier woont het echtpaar D. Mevouw D is 85 jaar en zij is net uit het ziekenhuis ontslagen na een pneumonie. Ze is weliswaar opgeknapt, maar er bestaat een zorgprobleem. Haar echtgenoot is ook 85 jaar en hij kan niet alleen voor haar zorgen. Er moet thuiszorg geregeld worden. Het echtpaar staat er open voor. Medicatie moet ik in de baxter regelen. Even een telefoontje naar de apotheek en de thuiszorg en alles is geregeld. Ze zijn er erg blij mee. Terug op de fiets naar de praktijk. Ik ben voldaan. Het is weer een mooie middag met gevarieerde visites geweest. Maar dat is niet alles, ik ben nog niet klaar. Ik heb meer ambitie. Ik wil in de toekomst een kaderopleiding gaan volgen. Palliatieve zorg spreekt me erg aan. Ik heb ook plannen voor praktijkaccreditatie. Maar patiëntenzorg gaat altijd voor en dat was de allerbelangrijkste reden, dat ik huisarts wilde worden. 38 2e uitgave 2015 Column Aller voir ailleurs? Neem Anna mee! DOOR T.E. GRIJS Zomertijd staat voor mij gelijk aan vakantietijd. En nu we thuis plannen maken voor onze vakantietrip van dit jaar, schiet me een consult te binnen van enige jaren geleden. Op een ochtend in oktober bezocht Jean Deliège, afkomstig uit Seraing en nu weer een dikke tien jaar in ons dorp wonend, mijn spreekuur. “Ah monsieur de docteur, ik wens u een excellente ochtend.” “Goedemorgen mijnheer Deliège, gaat u zitten. Wat kan ik voor u betekenen?” “Zegt u maar Jean, docteur, dat is toch moins formellement en plus agréable voor mij. Eh bien, wat kunt u voor mij doen? Het is een peu difficile voor mij om het uit te leggen, mais bon, ik moet het u maar vertellen, maar ik weet niet hoe het te zeggen in het Nederlands.” “Maar Jean, dat is toch helemaal geen probleem, zeg het toch in het Frans. Ik heb immers Frans op de middelbare school gehad en we wonen hier per slot van zake bijna in België. En de moeder van mijn vrouw komt uit Wallonië” “Merci docteur, cela me tranquillise. C’est-à-dire, il y a quelques mois je suis allé voir ailleurs.‘’ “Maar Jean, daar weet ik toch van, je vrouw heeft het me in geuren en kleuren verteld.” “Quoi, Edith heeft u tout verteld? Oh, mon dieu!” “Ik zie het Jean, je bent er nog steeds erg van onder de indruk. Ik begrijp het helemaal.” “Mais docteur, u begrijpt het? Ik kan het zelf niet begrijpen. Qu’est-ce que j’ai fait? En…, je souffre, ik heb vanaf die tijd een sensation brûlante.” “Het doet wat met je, Jean. Heel begrijpelijk, ik heb zelf heel veel gelezen over Andalusië. Ik kan me voorstellen dat het geen pretje is om rond te reizen onder de brandende zon, maar Granada, Cordoba en Sevilla zijn toch zeker prachtige steden en daarbij dat warmbloedige volk, helemaal opgaand in de flamenco. En natuurlijk niet te vergeten, de tapas.” “Tout à fait vrai, docteur, en particulier les femmes, mais sont exactement le problème.” “Ik hoor een diepe zucht, Jean. Maar dat is toch nergens voor nodig. Ik begrijp dat je nog helemaal vol zit van de herinneringen aan de steden en de dorpen van Zuid Spanje. En even tussen twee mannen: Jean, dromen mag toch je toch zeker van die mooie donkerharige vrouwen, daar is toch helemaal niks mis mee?” “Je le comprend docteur, mais tu peux aller ailleurs, mais manger à la maison.” “Je kijkt een beetje sip, Jean, miste je in Spanje het eten van thuis zo? Ik kijk thuis wel eens in een Spaans kookboek, mijn vrouw is gek op de Mediterrane keuken, daar wordt toch wel erg veel met vis gewerkt, oesters bijvoorbeeld, maar ook met groente zoals artisjokken. Ja Jean, laat dat nou net middelen zijn die de lust opwekken, en dan die zwoele nachten daar, tsja. En dan heb ik het nog niet over de Spaanse vlieg gehad. In gedroogde vorm is dat Viagra in het kwadraat.” “La mouche espagnole, zou die me aangezet hebben tot …” “Ach nee, Jean, laat je niks wijsmaken, in dat mengsel zitten wat gemalen Spaanse pepers en daar krijg je een gevoel van warmte van, maar dat is dan ook alles. Maar dat nu allemaal even terzijde, als ik kort mag samenvatten, ben je enige maanden geleden op vakantie geweest in Andalusië, waar het bloedheet was. Je hebt daar met je vrouw nogal wat rondgebanjerd in de felle zon en nu heb je nog steeds een branderig gevoel. Zeg ik het zo goed? En wat is nu je hulpvraag aan mij, Jean?” “Cher docteur, ik ben un peu confus. Ik weet het niet meer, ik vind het zo vreemd wat u zegt. Ik geloof dat ik het maar eens ailleurs moet gaan zoeken. Ik dank u voor uw begrip.” Jean verliet de spreekkamer mij in opperste verbazing achterlatend. Toen ik dit voorval zonder namen te noemen tijdens het eten aan mijn vrouw vertelde, barstte zij in schaterlachen uit. “Gebruikte de patiënt op het eind het woord vreemd?” vroeg ze lachend. “Nou, denk over dat vreemd maar eens goed na en vraag straks maar eens aan oma of zij iets weet over aller voir ailleurs.” U raadt het zeker al, ik heb het opgezocht en vervolgens niet meer aan oma gevraagd. Als je al hoon over je heen krijgt, is eenmaal op een dag meer dan voldoende. Anna: Altijd Navragen, Nooit Aannemen. 39 op één lijn 52

Op één lijn 51


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2350 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 11197 Fotografie • Foto pagina's 3, 4 en 25 gemaakt door Loraine Bodewes • Foto pagina 6 gemaakt door Wim Roefs • Foto's pag 16 en 18 gemaakt door Joey Roberts • Foto pag 20 uit het Adelante archief www.adelante-zorggroep.nl • Foto's huisarts S. Klarenbeek & aios Job Gerver pagina 33 gemaakt door Janneke Holten, Canon Business Services Deadline volgend nummer 19 juni 2015 Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Vasman on tour – Jurriën Wind Maasveld test zorgmodule Palliatieve Zorg 1.0 uit – Annemieke Wagemans Stelt zich voor: Huisartsbegeleider Acute Zorg – Martijn Verhoeckx Korte Lijntjes Broodje Verspilling in de zorg – Floris de Bok Vrijwillig avondcollege – Babette Doorn Basiscursus STOOHN – Yvonne van Leeuwen en Martin Brassé RAAK-PRO studie – Loes van Bokhoven Eerste ervaringen nieuwe coschap – Marion van Lierop en Miriam Janssen WESP-en Buikpijn bij kinderen – Anouk Baghus Social Media in de zorg – Davy Quadackers Lzeen en shicrejvn is neit voor iereeden vezlafneksprend – Kylie Souljé Kinderen met koorts – Luc Ploum en Jacqueline Smits Onderzoek GOUDen promotie – Mandy Stijnen KLIMOP promotie – Laura Deckx Hand hygiene in Ethiopia – Promotie Mahmud Abdulkader Mahmud Back on Track – Reni van Erp, Ivan Huijnen en Rob Smeets 2B Active – Carolien Dekker STER-studie – Dennis de Ruijter Actifcare – Liselot Kerkershoek Aankondiging promoties Huisartsgeneeskunde Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals Uit het hoofd – Jean Muris Discussieavond anderhalvelijnszorg – LOVAH ETT dagen; Tover-STAF – Marieke Strijker en Huub Schepers ‘De weegschaal maakt het varken niet vet’ – Bert ten Berge Empathie, is het te leren? – T.E. Grijs De Lijn van Stijn – Stijn de Vries Vereniging van Huisartsopleiders – Sjef Swaans Interview met Ruud Heg, ambassadeur – Babette Doorn 'Komt een vrouw bij de dokter...' – Marieke Kools en Jos Sleijpen Geef ons heden ons dagelijks brood! - Hendrik Jan Vunderink Gezondheidsrechterlijke kwesties – Arie de Jong 3 4 5 6 7 7 8 9 10 11 12 14 14 15 15 16 17 18 19 20 21 22 22 23 25 26 27 29 31 32 34 35 36 37 38 2 Van de redactie Wij van Wc-eend Kent u hem nog? In 1989 werd de slagzin ‘Wij van Wc-eend adviseren Wc-eend’ voor het eerst in de reclame gebruikt. Ik blijf hem leuk en briljant vinden. Straks snapt u misschien waarom. In datzelfde jaar (1989) ging ik studeren en kwam ik in aanraking met de vakken (inderdaad meervoud) methodologie en statistiek. Geen makkie voor een alfaatje die de bovenbouw op de middelbare school zonder wiskunde doorliep. Gelukkig kreeg ik bijles van een wiskundeleraar die op de MAVO les gaf en wel raad wist met ‘types als ik’. De kunst was blijkbaar om mij eerst te overtuigen van het nut van die kennis, om vervolgens pragmatisch onderwerpen als kansberekening uit te leggen. Alfaatje-eitje. Statistiek is onlosmakelijk verbonden met wetenschappelijk onderzoek. Niet iedere onderzoeker beheerst die kunst van nature, maar net als bij scholieren en studenten kan ook ‘onderzoeker worden’ geleerd worden. Onze vakgroep biedt zelfs een Kaderopleiding Onderzoek aan, voor beginners en gevorderden. Daarnaast is er veel aandacht voor Evidence Based Medicine in de opleiding en de training van opleiders. Je leven lang leren, dat is geen luxe, helemaal niet bij deze voor velen lastige materie, die regelmatig onderhoud behoeft. Wij van Geneeskunde adviseren evidence based onderzoek, dat zit in onze genen, al is dat laatste niet wetenschappelijk bewezen (denk ik). Maar ook onderzoek begint altijd met een idee, een vermoeden, een gedachte, iets kleins: een hypothese. Zeg maar, de peuter die vraagt ‘waarom?’. Populaire Tv-programma’s en filmpjes op YouTube zoals AsapScience maken dankbaar gebruik van die kinderlijke nieuwsgierigheid. Dankzij onze fantastische multimediale wereld konden wij niet ontsnappen aan het grote wereldvraagstuk: ‘is dit jurkje nu blauw-zwart of goud-wit?’. Iedereen wilde (moest?) het weten en ook (zelfs?) voor dit probleem was wetenschappelijk bewijs voorhanden. Goed uitleggen, is trouwens een vak apart, heb ik gemerkt. Het Wc-eend effect: de vraag naar deze jurk steeg explosief naar het schijnt (vraag me niet naar de getallen). De moraal van dit verhaal: ga niet met wetenschap aan de haal. Zij van de Belastingdienst beweren ‘het niet leuker te kunnen maken’, maar ik heb best nog wat suggesties voor ze. Ik heb ook suggesties voor u: lees dit blad. In deze editie is er veel aandacht voor onderzoek. U ontdekt welke vragen onderzoekers (inclusief de WESP-en) hebben, hoe ze u erbij willen betrekken, wat dit wetenschappelijk opleverde (of niet) en last but not least: wat u eraan heeft, de bruikbare wetenschap. Dat laatste, die transferfunctie, de kennisoverdracht, daar moeten Wij van de Wetenschap nog meer ons best voor gaan doen om een breed publiek te kunnen bedienen. Naast veel wetenschap vindt u de vaste, vertrouwde rubrieken. Heel HAG bakt dankzij Hendrik Jan Vunderink. Een nummer vol nieuwsgierigheid; links van mij ziet u de inhoudsopgave. Wat ons (weer) niet gelukt is, is om een oud aios te vinden die wil schrijven over diens belevenissen na het afstuderen. Op de een of andere manier slagen we erin om aios te selecteren, die we op een totaal verkeerd moment in hun leven benaderen. Daar kan geen kansberekening tegenop. Dus ben je een jonge oud aios en denk je: vraag mij dan, mail ons: op1lijn@maastrichtuniversity.nl. Ik heb geen geheimhoudingsplicht om u te laten weten dat Felix Punt (gedragswetenschapper bij de Huisartsopleiding) op eigen verzoek is gestopt met zijn column in ons blad. Gelukkig hebben wij een waardig opvolger gevonden in columnist T.E. Grijs (‘nooit te oud om te leren’). Intussen zoeken we ook naar een nieuwe eerstejaars aios die vaste columnist (‘In de leer’) wil worden (na Sophie van der Voort). Vergeet niet het opleiden: doe mee aan het nieuwe coschap, wie al meedoet, wordt vanzelf benaderd voor deelname aan de Huisartsopleiding. Wie opleider is: neem kennis van het doen en laten van de Vereniging van Huisarts Opleiders. Wij doen ons best om hun informatie in ons blad op te nemen. De meer inhoudelijke zaken laten we graag over aan Stijn de Vries in zijn Lijn. Als u dit leest, maak ik een lange reis. Daar kijk ik naar uit (want de inhoud van dit blad ken ik al). Wij van Kantoor, bevelen vrije tijd aan, frisse lucht en beweging! Babette Doorn 3 op één lijn 51
Pagina 4
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Van de voorzitter Geen empirisch bewijs DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM ‘Er is geen empirisch bewijs voor de effectiviteit en kosteneffectiviteit van Zorg uit Voorzorg’. Zo luidt de samenvattende conclusie van het proefschrift waarop Silke Metzelthin in maart 2014 promoveerde.1 Afgelopen februari verdedigde Mandy Stijnen haar proefschrift waarin ze schreef ‘We vonden géén overtuigende effecten van het [G]OUD-project vergeleken met de gebruikelijke zorg.2’ Beide onderzoeken maakten deel uit van het Nationaal Programma Ouderenzorg wat beoogde wetenschappelijk te onderbouwen welke zorg (in de brede zin van het woord) moest worden ontwikkeld voor de ouder wordende populatie. Dan gaat het om te bepalen wie een oudere is, hoe een oudere in een kwetsbare positie onderkend en opgespoord wordt, welke interventies te bedenken zijn om beperkingen in activiteiten in het dagelijkse leven te reduceren, hoe hulpbehoevendheid te voorkomen is en hoe zelfstandig functioneren te handhaven en te bevorderen valt. Beide genoemde onderzoeken richten zich op het opsporen/benoemen/identificeren van die ‘frail elderly people’ en het proactief benaderen van de kwetsbare groep via verschillende interventies. In het ‘Zorg uit Voorzorg’ onderzoek werd na het uitgebreid in kaart brengen van de kwetsbaarheid van de oudere door een interdisciplinair team, een aantal interventies voorgesteld, waarbij eigen keuze sturend was bij planning van activiteiten op het gebied van bewegen, sociaal netwerk, gezondheidsbevordering. Proactief met een duidelijke follow up. Ook in het [G]OUD project werd de oudere uitgebreid in kaart gebracht wat betreft gezondheid en welzijn. De gegevens werden daarna met de oudere en de huisarts besproken. Er kwam een zorgbehandelplan met eventuele verwijzing naar bijvoorbeeld fysiotherapie, ergotherapie. Ook in dit project was er een duidelijke follow up. In beide onderzoeken werden deze speciaal opgezette interventies vergeleken met de gebruikelijke zorg. Zoals in de eerste regels is aangegeven: er was geen echt verschil tussen deze interventies en de gewone zorg, ondanks de specifieke inzet en extra inspanning. Jammer? En nu? Allereerst is (kosten) effectiviteit natuurlijk maar één aspect van een onderzoek. In beide onderzoeken waren deelnemers en professionals heel tevreden over de aanpak. Dat is ook wat waard. Verder is het ook belangrijk om na te gaan waarom er geen verschil gevonden werd. De onderzoekers hebben dat ook gedaan. Dan blijkt dat de opgestelde interventieprotocollen niet volledig conform plan zijn uitgevoerd. Dan wordt het verschil tussen ‘interventie’ en ‘gebruikelijke zorg’ natuurlijk ook kleiner. Mogelijk zijn de opgestelde protocollen te ingewikkeld, of kost het zorgverleners meer tijd om die protocollen goed onder de knie te krijgen. Onder de tijdsdruk van het onderzoek wordt er eigenlijk nauwelijks tijd ingeruimd voor het langzaam implementeren van een bepaalde werkwijze. Het zou ook wel eens kunnen dat we niet lang genoeg wachten op het effect van de interventie. Meestal hanteren we een follow up van 12–18 maanden. Duurt het niet langer voordat je echt effecten van een bewegingsprogramma kunt aantonen in maat en getal? Is onze gebruikelijke zorg al niet van zeer hoge kwaliteit, waardoor extra activiteiten weinig effect hebben? Ik weet het antwoord op deze vragen niet. In het kader van het Nationaal Programma Ouderenzorg worden alle onderzoeken die in het land zijn uitgevoerd over ouderen geanalyseerd om tot enkele gedragen conclusies te komen. 4 1 e uitgave 2015 Vooralsnog geldt voor de huisarts: • Voer met het praktijkteam een proactief beleid. Dat is niet hetzelfde als alle ouderen oproepen of bezoeken. Iedereen die in de praktijk werkt, dient oren en ogen open te houden om signalen (van allerlei aard) op te pikken. • Identificeer de kwetsbare oudere. Dat hoeft niet altijd met meetinstrumenten, hoewel ze wel een goed hulpmiddel kunnen zijn. • Stel met de oudere gezamenlijk een plan van aanpak op, gebaseerd op onderkende behoeften, met een duidelijke follow-up. Doet u dat allemaal al? Des te beter! 1 Silke Metzelthin. An interdisciplinary primary care approach for frail older people. Feasibility, effects and costs. Maastricht, PhD Thesis, 2014 2 Mandy Stijnen. Towards proactive care for potentially frail older people in general practice. Development, feasibility, and effectiveness of the [G]OLD preventive home visitation program. Maastricht, PhD Thesis, 2015 Vasectomie door de mobiele gespecialiseerde huisarts ‘Vasman on tour’ DOOR JURRIËN WIND, HUISARTS IN WIJK & AALBURG EN ‘VASMAN’ Sommige verrichtingen of ingrepen kunnen uitstekend in de huisartsenpraktijk worden uitgevoerd. Alleen niet altijd door de eigen huisarts zelf, daarvoor is soms de incidentie te laag. Zo schat gespecialiseerd huisarts Jurriën Wind ‘dat er maar 1 tot 2 keer per jaar een verzoek tot vasectomie in een normpraktijk van een huisarts zal zijn. Dat is te weinig om deze vaardigheid zelf te leren en ook te kunnen onderhouden.’ Mannen zijn over het algemeen zeer tevreden wanneer een vasectomie in de huisartsenpraktijk kan worden verricht. Bewezen goede kwaliteit tegen transparantere en lagere kosten dan in het ziekenhuis, geen ‘gedoe’ of parkeerproblemen en inspraak in wanneer de ingreep plaatsvindt. Dat alles op een plek die de man kent: in zijn eigen huisartsenpraktijk waarbij de eigen huisdokter assisteert. Het vertrouwen in een goede afloop is groot: ‘wanneer mijn huisarts u uitnodigt dit te komen doen, zal het wel goed zijn’. Ondertussen heeft de man in kwestie zijn beide broeken uitgetrokken en is gaan liggen op de bank. Klaar voor de ingreep. Al meer dan 20 jaar heeft Wind ervaring met het steriliseren van mannen in de 1e lijn. Hij is zo enthousiast over dit urologische onderwerp dat hij besloten heeft vasectomie ‘op locatie’ mogelijk te maken: de mobiele ‘vasman’. Huisartsen kunnen Wind benaderen wanneer een man met sterilisatieverzoek zich bij hem / haar heeft gemeld. Desgewenst kan dit altijd ook op korte termijn. Op de afgesproken datum rijdt de vasman met zijn koffer met instrumentarium en benodigdheden naar de huisartsenpraktijk alwaar naast een patiënt ook een goede behandelbank en verlichting aanwezig dienen te zijn. Om op deze manier te kunnen werken, heeft Wind zich extra verzekerd (beroepsaansprakelijkheid). Een vasectomie vergt ongeveer een half uur tijd. Nogal wat sterilisaties worden op donderdag of vrijdag uitgevoerd met daarna het weekend ‘om bij te komen’. Een vasectomie valt buiten de basiszorg. De ingreep moet door de patiënt zelf betaald worden tenzij hij er aanvullend voor verzekerd is. Het M&I-tarief ‘vasectomie’ is bij CZ € 221,09. VGZ heeft het tarief per 1 januari 2015 met € 100,- verhoogd tot € 327,79 en hoopt hiermee substitutie van de vasectomie naar de 1e lijn te bevorderen. Na afloop van de ingreep declareert de eigen huisarts het (preferente) M&I-tarief. Een deel hiervan vormt het honorarium van Wind. In deze opzet wordt substitutie dus financieel beloond wanneer huisartsen patiënten door hun gespecialiseerde collega laten behandelen. Meer informatie: www.devasman.nl 5 op één lijn 51
Pagina 6
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Gehandicaptenzorg Maasveld test zorgmodule Palliatieve Zorg 1.0 uit DOOR ANNEMIEKE WAGEMANS, AVG EN ONDERZOEKER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Mensen met een verstandelijke beperking wonen vaak langdurig in een instelling. Maasveld in Maastricht is een zorginstelling waar sommige bewoners al dertig jaar wonen en anderen op het einde van hun leven komen wonen. Het is voor alle bewoners de bedoeling dat ze er tot het einde van hun leven kunnen blijven en kunnen doodgaan. Vanwege het feit dat mensen sterven in Maasveld is er altijd veel belangstelling geweest voor palliatieve zorg. Eind 2013 is er een landelijke module Palliatieve Zorg 1.0 uitgebracht, bedoeld om toe te passen in de hele breedte van de gezondheidszorg. Maasveld heeft van ZonMw subsidie gekregen om de Zorgmodule Palliatieve Zorg 1.0 te testen in de gehandicaptenzorg. De module wordt ook bij huisartsen, hospices en ziekenhuizen getest en zal vervolgens in een aangepaste 2.0 vorm worden uitgebracht. Bij het testen van de zorgmodule was de uitdrukkelijke wens van de directie van Maasveld dat de verzorgenden en verpleegkundigen van de afdeling niet te veel belast werden door het gebruik van de zorgmodule. Er ligt al veel druk op de afdelingen om gegevens bij te houden van patiënten. Werken in duo’s Daarom is een oplossing gevonden in de vorm van een checklist waarmee de verpleegkundige en de dokter samen de items van de zorgmodule doorlopen. Indien dokter en verpleegkundige samen het begin van het palliatieve traject markeren met de positieve beantwoording van de surprise question, organiseren ze de zorg met behulp van de checklist. De surprise question is: ‘zou het u verbazen als deze patiënt binnen een jaar zou komen te overlijden?’. De vraag is niet bedoeld om een voorspelling te doen, maar om het begin van de palliatieve fase te markeren. De arts beschrijft in het medisch dossier wat de bewoner nodig heeft. Dit verslag vormt de basis waarmee de verpleegkundige verder kan werken. Het doel waarover de verpleegkundige rapporteert, is geformuleerd als: ‘[Naam] brengt haar (of zijn) laatste levensfase comfortabel door, door het voorkomen en/of verlichten van het psychisch en/ of lichamelijk lijden’. De verpleegkundigen zijn positief over dit doel omdat ze de bewoner centraal kunnen stellen en toch goed op doelen kunnen rapporteren zoals het zorgkantoor van ze vraagt. Sterker nog, ze rapporteren uitgebreider dan voorheen omdat de huidige doelen passend geformuleerd zijn. Ze vinden dat hun werk daardoor wordt verlicht. Ze kunnen meer aandacht besteden aan de bewoner die aangeeft wat er nodig is. In gesprekken met familie, verpleegkundige van de afdeling en de arts wordt in het kader van palliatieve zorg het beleid zo goed mogelijk afgesproken. De uitkomsten van deze zogenaamde advance care gesprekken worden vastgelegd in het verpleegkundig en medisch dossier. Ook de huisartsenpost die avond-, nacht- en weekenddiensten verzorgt in Maasveld, is tevreden omdat het beleid goed is afgesproken en toegankelijk gerapporteerd. De checklist wordt maandelijks (indien nodig vaker) door de dokter en de verpleegkundige doorgenomen en waar nodig worden er afspraken aangepast. Het methodisch werken bevalt goed en de inhoud van de zorgmodule past uitstekend bij de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De zorgmodule heeft door de methodische aanpak het werk makkelijker gemaakt op de afdeling en heeft ervoor gezorgd dat het beleid regelmatig wordt geëvalueerd en bijgesteld en makkelijker beschikbaar is. 6 1 e uitgave 2015 Stelt zich voor Martijn Verhoeckx HUISARTSBEGELEIDER ACUTE ZORG Nadat ik een jaar werkzaam ben geweest als huisartsbegeleider binnen het coschap huisartsgeneeskunde in het basiscurriculum, heb ik vorig jaar de overstap gemaakt naar de huisartsopleiding waar ik ben gestart als huisartsbegeleider van de acute zorg stage. Een uitdagende functie in een terrein wat me erg ligt. Het is een essentiële taak van de huisarts om onderscheid te kunnen maken tussen spoedeisende en nietspoedeisende klachten en om spoedeisende klachten adequaat te kunnen beoordelen en behandelen. De meest uiteenlopende klachten kunnen een potentieel spoedeisende oorzaak hebben dus een gedegen kennis van spoedeisende huisartsgeneeskunde is van groot belang. AIOS leren dit deels op de stageplekken in het eerste en derde jaar maar vooral tijdens de acute zorg stage in het tweede jaar. Op de eerste hulp zien zij een scala aan spoedeisende klachten en ziekten, natuurlijk wel soms met een erg specialistische bril maar dit is juist ook leerzaam zodat zij een kader kunnen vormen waarbinnen zij spoedeisende klachten in de huisartsgeneeskundige praktijk kunnen plaatsen. Op de terugkomdagen tijdens de acute zorg stage wordt daarom steeds getracht de vertaalslag te maken naar de huisartsgeneeskundige setting. Met alle betrokkenen van de acute zorg stage zijn we het terugkomdag onderwijs verder aan het ontwikkelen zodat vanaf september 2015, wanneer het aantal terugkomdagen zal toenemen van negen naar dertien dagen, er een nieuw programma ligt met oude en nieuwe elementen. JubileUM Op 1 april 2015 was Emile Mom, huisarts(opleider) in Bocholtz en universitair docent bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde, 25 jaar in dienst bij de UM. Gefeliciteerd! Spoedeisende geneeskunde heeft altijd mijn speciale interesse gehad. Voordat ik de huisartsopleiding in 2008 in Nijmegen voltooide, had ik ondermeer gewerkt als poortarts en kortdurend als tropenarts. Ook als huisarts heb ik affiniteit met spoedeisende geneeskunde. Zo ben ik lid van de Bestuurs Advies Commissie (BAC) van de Huisartsenpost Maastricht en werk ik soms als scheepsarts op expeditie-cruises naar de noord- en zuidpool. Dit zijn keer op keer onvergetelijke ervaringen. Naast mijn functie als huisartsbegeleider ben ik twee dagen per week werkzaam als waarnemend huisarts in een erg leuke praktijk in Meerssen. De combinatie van praktijk en onderwijs bevalt me erg goed. Ik woon in Maastricht. Samen met mijn vriendin heb ik een klein zoontje en er is een tweede op komst! Maastrichts Mooiste De vakgroep Huisartsgeneeskunde doet weer mee met Maastricht Mooiste op zondag 7 juni. Wil je meelopen op de 5km of de 10 Engelse Mijl (16km), geef je dan op via op1lijn@maastrichtuniversity.nl. Supporteren mag ook! 7 op één lijn 51
Pagina 8
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Broodje verstand Verspilling in de zorg DOOR FLORIS DE BOK, PROGRAMMALEIDER ‘HOOGSTE KWALITEIT VAN ZORG’ HUIS VOOR DE ZORG ‘Mijn zorguren worden gehalveerd, maar mijn dure medicijnen worden weggegooid, ik snap dat niet’. Deze reactie van een patiënt verwoordt de roep om samen bewust om te gaan met het zorgstelsel dat we hebben opgebouwd. Dat geldt voor de beleidsmaker, de zorgaanbieder, de zorgverzekeraar en de zorgvrager. Het voorkomen van verspilling is nodig om de kwaliteit van de zorg op peil te houden. De stijging van de zorgkosten moet worden afgeremd en elke euro moet goed worden besteed. Politieke akkoorden bevatten bezuinigingsmaatregelen waarvan iedereen de gevolgen ondervindt, zeker de mensen die afhankelijk zijn van zorg. Het Huis voor de Zorg heeft veel contact met zorgvragers en vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen. Zij begrijpen dat de stijging van zorgkosten om maatregelen vraagt. Dit is echter moeilijk te accepteren als je ziet dat er ook geld weglekt door inefficiëntie. Steeds vaker zijn het zorgvragers die ons op verspilling in de zorg wijzen, omdat zij dat in de dagelijkse praktijk merken. Meldactie verspilling Het Huis voor de Zorg heeft in 2014 een meldactie en een provinciale manifestatie gehouden over verspilling in de zorg. Zorgverleners hebben ook ervaringen met ons gedeeld. De resultaten hiervan zijn in een brief aangeboden aan een groot aantal organisaties in de zorg. Ervaringen kunnen nog steeds bij ons gemeld worden: www.huisvoordezorg.nl/eikpunt/meld-uw-ervaring.html De 400 meldingen maakten duidelijk dat verspilling veel vormen en oorzaken heeft. De grootste ergernis bij zorgvragers is de hoeveelheid ongebruikte geneesmiddelen. Er wordt teveel voorgeschreven of meegegeven, wat vervolgens wordt weggegooid. Dit geldt ook voor grootverpakkingen verbandmateriaal en ongebruikte rollators. Veel meldingen betreffen onnodige behandelingen en dubbele onderzoeken. Verspilling leidt tot onbegrip en frustratie bij zorgvragers én zorgverleners. Als geld niet doelmatig wordt besteed, 8 gaat dit ten koste van de kwaliteit van de zorg, vaak met direct nadelige gevolgen voor de patiënt. Daarnaast heeft het op termijn gevolgen voor de toegang tot goede zorg. Voorbeeld Een patiënte heeft na ontslag uit het ziekenhuis in de thuissituatie een apart kussen nodig. Dit kan alleen op recept van de specialist. Het kussen kost € 400. De specialist wil niet op huisbezoek gaan en vraagt de patiënt om naar het ziekenhuis te komen. Dit moet per ambulance (dit kost ongeveer € 700). De medewerker van de zorgverzekeraar laat weten dat mevrouw zich hier niet druk om hoeft te maken, want het wordt toch vergoed. Uiteindelijk weet de fysiotherapeut een bevriende specialist zover te krijgen dat deze een recept afgeeft. Bewustwording Naast aantoonbare verbeteringen valt er nog meer te winnen. We zien de verspilling om ons heen, keuren het af en kunnen blijkbaar de zwakke plekken niet eenvoudig aanwijzen en oplossen. Verspilling wordt niet minder door te roepen dat het erg is en aan ‘anderen’ ligt. Iedereen die met de zorg te maken heeft, zal bewust moeten omgaan met de zorg en de beschikbare middelen, zelf dingen anders moeten doen en bespreekbaar maken waar mogelijk. Stel jezelf (ongeacht je beroep) de vraag: ‘Wat doe ik zelf?’ Groei zorguitgaven op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Vrijwillig avondcollege volgen: Sportblessures DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE De sprekers In de Huisartsgeneeskunde is men bekend met alledaagse klachten. Sportblessures zou je daartoe ook kunnen rekenen. Veel sportende Nederlanders komen met klachten meestal eerst bij hun huisarts, vooral met chronische klachten. De acute sportletsels worden meestal gezien op de Huisartsenpost. Topsporters gaan naar hun clubarts. Dat kan een sportarts zijn, maar zoals bij de Maastrichtse Voetbal Vereniging (MVV), kan dat ook een huisarts zijn. Huisarts Bèr Huijnen is als clubarts verbonden aan MVV. Aangezien voetballers en sportblessures een prima combinatie zijn, werd Bèr gevraagd om op te treden als spreker op de IFMSA avond. De organisatie wilde ook een fysiotherapeut uitnodigingen. Allereerst de sportfysiotherapeut van MVV, Erik Wintjens. Zijn tweelingbroer Danny was keeper bij MVV van 2001-2005. Daarnaast werd Noor Bastiaens, sportfysio (en praktijkeigenaar) en voormalig topzwemster, gevraagd om de studenten wat te vertellen over sportblessures. De verdeling voetballen versus zwemmen: de onderste versus de bovenste extremiteiten. Het publiek De organisatie had prima campagne gevoerd via Facebook, posters en collegepraatjes. Dit sprak veel studenten aan, want we zagen de teller tot meer dan 120 aanmeldingen oplopen en dat aantal is ongekend hoog. Het bijwonen van een dergelijke avond is extra curriculair, vrijwillig. Docent Bèr heeft bij verplichte colleges aan beduidend kleinere groepen les gegeven. Chapeau voor de studenten! De leden van de organisatie waren te herkennen aan hun rode sweaters. Rode wangen had bijna iedereen, want de temperatuur liep al snel op in deze volle, smalle zaal. De bachelor-studenten kwamen uit verschillende jaargangen en het was zaak om die hele groep zó aan te spreken dat iedereen het kon volgen, en dat niemand zich verveelde. Voor Maastrichtse begrippen is deze vorm van frontaal onderwijs geen reclame, want interactie was amper mogelijk. Toch zag ik alle studenten aandachtig luisteren, soms met elkaar praten (maar wel over het onderwerp) en slechts enkelen zochten iets op via een mobiel apparaat. Enge en ‘vieze’ foto’s en filmpjes doen het altijd goed, je krijgt direct feedback uit de zaal via wegkijkende gezichten en binnensmondse geluiden. De inhoud De titel van het praatje van huisarts Bèr Huijnen was: ‘Wat doet een ‘nog niet dokter’ bij sportblessures?’ Iedere geneeskundestudent krijgt vroeg of laat vragen uit zijn omgeving over kwalen en klachten. Wat doe je dan (of vooral niet)? Hij liet de kengetallen inclusief de kosten van sportblessures zien op bomvolle dia’s (‘nooit doen behalve bij een slim publiek’). De grapjes tussendoor werden gewaardeerd. Ook gaf Bèr aan de hand van praktische voorbeelden bij MVV uitleg over hoe je moet leren kijken (belang van symmetrie). Al mag je dan als student niet overal aankomen, je leert wel. Andere aspecten die aan bod kwamen: trainen, voeding en casuïstiek. Noor nam vervolgens het roer over en ging dieper in op het schoudergewricht, bekend terrein voor zwemmers. Via een filmpje van een werper bij honkbal, liet ze zien dat de schouder onderdeel is van een veeal groter plaatje als iemand (top)sport bedrijft. Daar komt ook de toegenomen aandacht voor ‘de core(stability)’ vandaan. De boodschap ‘leer verder kijken dan’ beklijfde goed omdat ze na de theorie over de schouder, het filmpje nogmaals toonde. Blessures kregen veel aandacht en niet onterecht. Hoe zorg je dat iemand niet terugvalt na een behandeling? Als laatste voor de pauze: een filmpje van internet. Twee doorsnee pubers en een luchtbed in een sloot. IFMSA is een internationale vereniging van medische studenten. De Maastrichtse afdeling organiseert op projectbasis diverse activiteiten voor bachelor-studenten zoals het Teddyberenziekenhuis en Movies & Medicine. De werkgroep Medisch Onderwijs (commissie Aches & Pain) benaderde ons al vaker met de vraag of we docenten/sprekers konden leveren (zie Op één Lijn 45, 2013). Dit keer was het thema ‘Sportblessures’. Datum: dinsdag 24 februari, 19.30-21.30 uur, in het azM, Greepzaal. 9
Pagina 10
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 De jongen in zwembroek maakt een verkeerde beweging en zijn schouder hoor en zie je uit de kom vliegen. De harde vloek en het gelach van de jongens brengt de zaal tegelijk aan het lachen en afkeurend kijken. Na de pauze Erik nam tot slot de onderste extremiteiten voor zijn rekening. Van enkel tot knie, via kruisbanden tot hamstrings. Bij de contact blessures waren ook ‘heerlijke’ foto’s te zien. Belangrijkste boodschap: kijk naar het totaal, naar de beweegketen. Speciale aandacht voor beginnende hardlopers. Erik ziet veel van beginnende hardlopers (1:3 maar liefst) met klachten op zijn spreekuur. Hij legt uit waarom en wijst op het belang van goed dempend schoeisel (vraag of die ze meenemen). Alle aanwezigen bleven tot het laatst zitten en luisteren. Bèr had in de pauze nog wat vragen verzameld van studenten en beantwoorde deze ter afsluiting. Applaus! V.l.n.r. Bèr, Noor en Erik STOOHN De ‘Baggencursus’ DOOR FLORIS DE BOK, PROGRAMMALEIDER ‘HOOGSTE KWALITEIT VAN ZORG, HUIS VOOR DE ZORG Het zuiden van huisartsgeneeskundig Nederland heeft iets unieks: al bijna 25 jaar aandacht voor oogheelkundige problemen en vaardigheden om deze te diagnosticeren. Jo Baggen, huisarts in Brunssum, begon ermee in 1990. Nog steeds draait de ‘Baggencursus’ voor wie meer wil dan alleen ‘het rode oog’ behandelen. Gegeven het groeiend aantal ouderen is het meer dan ooit zaak om het gezichtsvermogen zo goed mogelijk te houden en bijvoorbeeld blindheid door chronisch glaucoom, vaatafsluitingen en diabetische retinopathie te voorkomen. De Stichting (STOOHN) zet zich in voor het doorgeven van opgebouwde ervaring, via cursussen, boeken en artikelen. Basiscursus oogheelkunde 2015 Zoals gezegd heeft de ‘Baggencursus’ al een lange traditie, maar ook een uitgekiende didactische methode. Het is een unieke vorm van patiëntgebonden onderwijs. Op een locatie worden 4 units met oogheelkundige apparatuur neergezet, van visuskaart tot spleetlamp, fundoscoop en drukmeter. Per unit leren en discussiëren vier cursisten en een docent, twee en een halve dag lang, aan de hand van life gepresenteerde patiënt-problemen. Aan het eind is men in staat te bepalen wat de aard van de visusstoornis is en wat ermee te doen. De cursus, inmiddels meer 10 dan 100 keer gegeven, mag zich verheugen in een ongekende waardering. Na twee cursussen en aanschaf van apparatuur krijgt men een CHBB-certificatie die recht geeft op een verhoogd tarief voor oogheelkundige consulten. In november 2015 is wederom een nieuwe basiscursus van 2,5 dag gepland in Venlo. Aanvullende informatie en de mogelijkheid tot inschrijven via de site van de STOOHN: www.stoohn.nl In mei 2015 wordt voor ‘gevorderden’, sc. voor CHBBgecertificeerde huisartsen, een theoriemiddag gegeven, in Eindhoven. Ook anderen zijn welkom, maar het niveau is afgestemd op de eerst genoemde groep. Informatie vanaf half maart eveneens op de website van STOOHN. 1 e uitgave 2015 RAAK-PRO studie De eerste interessante bevindingen DOOR LOES VAN BOKHOVEN, SENIOR ONDERZOEKER1 EN HUISARTS IN ELSLOO ‘Stimuleren van zelfmanagement’, ‘verbinden van zorg en welzijn’, ‘sociale wijkteams’, ‘de doelen van de patiënt centraal’, ‘interprofessioneel samenwerken’, ‘individueel zorgplan’. Het is maar een greep uit de strategieën die zijn ontwikkeld om de zorg voor het toenemende aantal mensen met een chronische aandoening efficiënter en meer patiëntgericht op te zetten. Maar hoe doe je dat in de praktijk? Je kunt toch niet de klaverjasavond van je oudere patiënten gaan regelen? En een uitgebreid gesprek over wat de patiënt wil, kost toch gewoon teveel tijd? Moeten we het dan tijdens het multidisciplinair overleg hebben over hoe vaak de patiënt onder de douche wil?1 Uit literatuuronderzoek blijkt dat er nog maar heel weinig bekend is over hoe je in de praktijk een zorgplan opstelt, waarin de doelen van de patiënt centraal staan en zorgt dat de verschillende bij de zorg betrokken professionals goed op één lijn komen. Promovendi Stephie Lenzen en Jerome van Dongen proberen met hun onderzoek praktische handvatten te ontwikkelen die direct toepasbaar zijn in de praktijk. De afgelopen periode hebben ze daarvoor eerst de knelpunten in de dagelijkse praktijk in kaart gebracht. Dat leverde een paar interessante bevindingen op. Veel zorgplannen blijken zich te concentreren op de biomedische problemen. De sociale en emotionele problemen zijn wel heel belangrijk, maar veel lastiger om te zetten in (behandel)doelen. Om een goed zorgplan te kunnen maken, hebben niet alleen professionals, maar ook patiënten nog wat te leren. Zij moeten leren bedenken welke activiteiten waardevol voor hen zijn in hun dagelijks leven. Bij het opstellen van een zorgplan denken we als professionals dat we patiëntgericht werken, maar in het zorgplan blijken vaak toch vooral de doelen van de professionals terecht te komen. Die te rooskleurige inschatting van het eigen functioneren, is ook te zien als professionals hun activiteiten onderling 1 Namens het RAAK projectteam; RAAK-PRO richt zich op het versterken van het praktijkgericht onderzoek aan hogescholen, in samenwerking met de beroepspraktijk, en op het intensiveren van de relaties met andere kennisinstellingen. afstemmen tijdens een interdisciplinair overleg. De professionals blijken in interviews tevreden over het verloop van de bijeenkomst, maar bij observatie van wat er in de praktijk gebeurt, blijkt het vaak vooral een uitwisseling van ervaringen (door een collega plastisch ‘sociaal vlooien’ genoemd), worden vaak geen afspraken geformuleerd en staan ook hier vooral de vragen en doelen van de professionals centraal. Daardoor is het overleg niet efficiënt en niet erg patiënt gericht. Herkenbaar? Op basis van deze knelpunten hebben Stephie en Jerome twee interventies ontwikkeld met als doelen: • Zowel zorgverlener als patiënt te ondersteunen in het gezamenlijk opstellen van doelen en actieplannen van de patiënt • Teams ‘op maat’ te ondersteunen in het verbeteren van de interprofessionele samenwerking rondom de doelen en actieplannen van de patiënt om zo de zorgkwaliteit te verbeteren. Op dit moment worden de interventies in een paar praktijken uitgeprobeerd. De deelnemende professionals en patiënten geven voortdurend feedback. Op die manier kunnen de interventies nog beter worden aangepast aan de dagelijkse praktijk. In september zijn de interventies klaar voor meer grootschalig gebruik in de praktijk. We willen dan nog wel een tijdje de vinger aan de pols blijven houden om eventuele kleinere knelpunten eruit te halen. Meer weten of interesse om in het najaar ervaring te gaan opdoen met het efficiënter opstellen van patiëntgerichte individuele zorgplannen en het verbeteren van het interprofessionele overleg? Stuur een mail aan Stephie Lenzen (stephanie.lenzen@zuyd.nl) of Jerome van Dongen (jerome.vandongen@zuyd.nl) 11 op één lijn 51
Pagina 12
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Het geïntegreerde coschap Nieuwe coschap is van start DOOR MARION VAN LIEROP EN MIRIAM JANSSEN, COÖRDINATOREN COSCHAP De eerste ervaringen In nummer 49 van ‘Op één Lijn’ hebben we u voor het laatst bijgepraat over het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde nieuwe stijl. De bouwfase is achter de rug en de eerste coassistenten zijn 5 januari 2015 gestart. In dit nummer willen we graag de eerste ervaringen met u delen. Wat er aan de start vooraf ging Het Raamplan artsopleiding 2009 (fig. 1, www.nfu.nl) beschrijft de gezamenlijke landelijke eindtermen van de opleiding tot basisarts. Patiënten moeten immers de verzekering krijgen dat de juist afgestudeerde arts een bepaald niveau bereikt heeft. Dit niveau wordt beschreven in het Raamplan Artsopleiding en is voor alle medische faculteiten in Nederland leidend bij het vormgeven van de masterfase van de opleiding tot basisarts. De eindtermen zijn gebaseerd op de zeven Canmedscompetenties: medisch deskundige, communicator, samenwerker, organisator, gezondheidsbevorderaar, academicus en beroepsbeoefenaar. Het raamplan is de onderlegger voor het onderwijs op de werkplek en tijdens de terugkomdagen in de nieuwe masterfase en daarmee ook voor het nieuwe geïntegreerde coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde. Competentieontwikkeling is derhalve een belangrijke doelstelling van de coschappen ‘nieuwe stijl’. Op de werkplek en tijdens het facultair onderwijs op de terugkomdagen kunnen voldoende momenten benoemd worden om feedback te verkrijgen omtrent alle competenties. Deze feedback wordt schriftelijk vastgelegd en opgenomen in het elektronisch portfolio EPASS. Elke coassistent is gekoppeld aan een mentor, die veelal praktiserend arts is. De mentor is in deze voor de 12 coassistent een resultaatgerichte coach. Voor de start van een coschap heeft de coassistent een voortgangsgesprek met zijn of haar mentor. Er wordt een startdocument met leerdoelen gemaakt op basis van een sterkte zwakte analyse van het voorafgaande coschap. Daarnaast vinden er gedurende de masterfase drie beoordelingsmomenten plaats waarbij de mentor een advies over de voortgang van de coassistent uitbrengt aan de masterbeoordelingscommissie op basis van de feedback die in het portfolio aanwezig is. Het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde is het laatste coschap van de 5 reguliere longitudinale coschappen (figuur 2). Dit nieuwe coschap duurt 12 weken, waarbij de coassistent 8 weken werkzaam zal zijn op de werkplek huisartsgeneeskunde en 4 weken op de werkplek sociale geneeskunde. Er is een wekelijkse terugkomdag waarbij de facultair begeleiders (huisarts en sociaal geneeskundige) een belangrijke rol hebben. Zij begeleiden een groep van 15 coassistenten en helpen bij het reflecteren op ervaringen opgedaan op de werkplekken. Werkplekervaringen worden gekoppeld aan de vraagstukken rondom gezondheid en ziekte zoals die in het Raamplan Artsopleiding 2009 beschreven zijn. Het terugkomdagonderwijs kan zo zorgen voor verdieping van het geleerde op de werkplekken. Figuur 2: Nieuwe masterfase Eerste ervaringen Figuur 1: Raamplan Artsopleiding 2009 (www.nfu.nl) Eerste ervaringen Op maandag 5 januari 2015 zijn de eerste coassistenten (30) begonnen met het nieuwe coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde. Het was voor de coassistenten wennen na ruim een jaar klinische stages. De meesten waren onmiddellijk positief verrast over de ontvangst op de verschillende werkplekken. Ze 1 e uitgave 2015 voelden zich welkom in het team, er was belangstelling voor ‘de student die bij de dokter komt’ (figuur 3). Ook voor de werkplekbegeleiders is het wennen, onder andere vanwege het werken met EPASS Er komt bij het beoordelen van de coassistent in principe geen papierwerk meer kijken, maar digitale formulieren invullen is ook niet alles. Met de hulp van de coassistent, die hier inmiddels al ruim een jaar ervaring mee heeft, lukt het de meeste huisartsen en sociaal geneeskundigen echter goed om de feedbackformulieren digitaal in te vullen. Naast de digitale formulieren blijft het gesprek waarin betekenisvolle feedback wordt gegeven uiteraard heel belangrijk. Dit kan nooit vervangen worden door het digitaal invullen van een formulier. Betekenisvolle feedback is een van de belangrijkste onderdelen die de coassistent kunnen helpen in zijn of haar competentieontwikkeling. Directe observatie van de coassistent is daarbij van wezenlijk belang. De coassistenten waren dan ook erg blij dat op de werkplekken in dit coschap directe observatie een heel vanzelfsprekend onderdeel is van het werkplekleren. Figuur 3: Poster Huisartsopleiding Nederland Wat is er nog meer veranderd? De soepels zijn vervangen door casus besprekingen (de zogenoemde case based discussion). Deze zijn bedoeld om feedback te geven op het klinisch redeneren van de coassistent in een ongeselecteerde patiëntenpopulatie. Dat is een grote verandering waar zowel de werkplekbegeleider als de coassistent nog aan zullen moeten wennen. Een andere verandering is de nieuwe Kwaliteit van Zorg opdracht. Deze opdracht betreft een groepsopdracht waarbij coassistenten bestaande kwaliteitsindicatoren gebruiken voor het meten en bespreken van de kwaliteit van zorg aan de hand van gevonden praktijkvariatie. De coassistenten presenteren hun bevindingen aan de hand van een poster tijdens het minisymposium op de laatste vrijdag van het coschap. Ingezonden ‘We zijn buitengewoon tevreden/gelukkig met onze stap om coassistenten te gaan opleiden in onze solohuisartspraktijk en zijn ook zéér tevreden over/met onze allereerste coassistente Jette van ’t Noordende. Ze functioneert uitstekend binnen onze huisartspraktijk.’ Erik Ficken, huisarts, Medisch Centrum Maasgouw www.huisartspraktijkewjficken.nl 13 Dit minisymposium over de zorg in Nederland zullen de coassistenten zelf vorm en inhoud geven. Uiteraard krijgen ze hierbij de nodige logistieke ondersteuning. Ook nieuw in het coschap is de mogelijkheid voor de coassistenten van het bijwonen van een zitting van het Regionaal Tuchtcollege in Eindhoven in een van de eerste weken van het coschap. De eerste coassistenten zijn inmiddels geweest en zijn erg onder de indruk van het geheel. Tijdens een van de terugkomdagen in het laatste deel van het coschap worden de ervaringen van de coassistenten onder leiding van een docent gezondheidsrecht en ethiek besproken aan de hand van een reflectieopdracht over de zitting. Tot slot vindt er in week 10 van het coschap een gesimuleerd wijkteamoverleg plaats samen met paramedisch studenten van Zuyd Hogeschool. Daarin zullen vijf coassistenten en vijf paramedisch studenten (bv fysiotherapie, ergotherapie, verpleegkunde) de zorgplannen bespreken die de coassistenten gemaakt hebben over een kwetsbare oudere patiënt in de huisartspraktijk. Het doel van deze opdracht is leren interprofessioneel samen te werken en over de grenzen van de eigen discipline leren kijken. Dokteren doe je immers niet alleen! Eind maart zijn de eerste coassistenten klaar met het coschap. Er zullen dan evaluaties plaatsvinden van de werkplekken en van het facultair onderwijs. Wij zijn erg benieuwd naar de uitkomsten hiervan, wij horen graag welke verbeterpunten coassistenten en werkplekbegeleiders zien. Tot slot Wij hebben altijd behoefte aan huisartsen die jaarlijks een of meer coassistenten van de Universiteit Maastricht willen begeleiden in hun competentieontwikkeling tot basisarts. We hebben werkplekken nodig voor ruim 360 coassistenten per jaar. Wanneer u interesse heeft om ook werkplekbegeleider te worden van coassistenten, laat het ons weten. Ook als u eerst meer informatie hierover wenst, stuur dan een mail naar de onderwijscoördinator Lilian Aarts (lilian.aarts@maastrichtuniversity.nl). Zij zal dan contact met u opnemen. op één lijn 51
Pagina 14
1 e uitgave 2014 2015 WESP-student: Anouk Baghus Buikpijn bij kinderen BEGELEIDERS LUC GIDDING EN TRUDY VAN DER WEIJDEN Vraagstelling Buikpijn bij kinderen is een veelvoorkomende klacht in de huisartsenpraktijk. In 2013 werd door Medisch Coördinerend Centrum Omnes gestart met het transmurale zorgpad Buikpijnpoli. De Buikpijnpoli biedt een tweesporenbeleid met kinderarts en kinderpsycholoog aan kinderen met onverklaarde buikpijn. Wij hebben het gebruik van de Buikpijnpoli geëvalueerd. Studiedesign Een dossierstudie naar kinderen met buikpijn verwezen naar de Buikpijnpoli en verwezen naar de reguliere kinderpoli, en een interviewstudie met huisartsen, kinderartsen en kinderpsychologen. Conclusie 25 kinderen werden in één jaar verwezen naar de Buikpijnpoli. Bij slechts 9 kinderen werd de diagnose functionele buikpijn gesteld, wat een tweesporenbeleid rechtvaardigt. Huisartsen verwijzen vooral om ter geruststelling een somatische oorzaak te laten uitsluiten en hebben zelden behoefte aan een tweesporenbeleid, terwijl kinderartsen bij onverklaarde buikpijn willen samenwerken met een kinderpsycholoog. Concluderend: huisartsen maken weinig gebruik van de Buikpijnpoli omdat er niet altijd behoefte is aan een uitgebreid tweesporenbeleid voor kinderen met onverklaarde buikpijn. WESP-student: Davy Quadackers Social media in de zorg BEGELEIDER HUIBERT TANGE Vraagstelling Leidt de aanvullende inzet van sociale media tot een hogere rookabstinentiegraad en een betere levenskwaliteit bij COPD-patiënten op korte termijn (10 weken) in vergelijking met ‘gebruikelijke zorg’ in de eerste lijn? Studiedesign De initiële opzet was een mixed methods design met een gerandomiseerd onderzoek bestaande uit 3 groepen COPD-patiënten: (1) lid van een door een POH gemodereerde social media community, (2) lid van nietgemodereerde community en (3) geen lid van community en enkel ‘gebruikelijke zorg’ en een kwalitatief onderzoek met semigestructureerde interviews. Conclusie De oorspronkelijke studieopzet werd vanwege het lage deelnemersaantal aangepast. De vier geïncludeerde patiënten werden anoniem lid van één besloten POHgemodereerde Google+ community. In deze community vond echter geen adequate interactie tussen deelnemers plaats. Geen enkele patiënt is volledig abstinent gebleven en de levenskwaliteit is niet significant verbeterd. Toekomstig onderzoek dient zich te richten op het includeren van een groter aantal studiedeelnemers. Dit vergroot de kans op het vormen van een kritische massa, waardoor een adequate interactie plaats kan vinden die idealiter voorziet in de diverse aangegeven behoeftes (o.a. emoties/gebeurtenissen delen en tips uitwisselen). 14 op één lijn 51 1 e uitgave 2015 WESP-student: Kylie Souljé COPD en laaggeletterdheid BEGELEIDERS ANNERIKA HM SLOK EN DANIEL KOTZ Titel Lzeen en shicrejvn is neit voor iereeden vezlafneksprend. De ziektelastmeter COPD en laaggeletterdheid. Vraagstelling In de zorg gebruiken we steeds vaker Patient Reported Outcome Measures (PROM) maar als iemand niet goed kan lezen en schrijven, is het invullen van een vragenlijst lastig, waardoor er minder passende zorg kan worden geleverd. Ons onderzoek heeft gekeken naar de vragenlijst die hoort bij de ziektelastmeter COPD. Moet deze worden aangepast om het begrijpelijker te maken voor laaggeletterde COPDpatiënten, en hoe zou deze aangepast kunnen worden? Studiedesign Kwalitatief semigestructureerd interview met drie verschillende groepen deskundigen; (1) taalambassadeurs (mensen die voorheen laaggeletterd of matig laaggeletterd waren), (2) laaggeletterde patiënten met chronische ziekten (bij voorkeur COPD) en (3) taaldeskundigen (regiocoördinatoren van de taalambassadeurs). Primair resultaat en conclusie Om de ziektelastmeter toegankelijker te maken, had men voorkeur voor een groter lettertype, meer witregels en grotere antwoordvakjes. Verbetersuggesties voor begrijpelijkheid waren; minder antwoordopties en het vervangen van moeilijke woorden en begrippen door alternatieven, uitleg tussen haakjes of veranderingen van de zinsopbouw. De ziektelastmeter, in zijn huidige vorm, was niet erg toegankelijk en begrijpelijk voor laaggeletterde mensen. WESP-studenten: Luc Ploum en Jacqueline Smits Kinderen met koorts BEGELEIDERS JOCHEN CALS, KIRSTEN PEETOOM, EEFJE DE BONT Vraagstelling Aangepaste informatievoorziening over koorts bij kinderen op het consultatiebureau zou mogelijk het aantal onnodige koortsconsulten in eerste- en tweedelijnszorg kunnen verminderen. Vraagstelling: Wat zijn de ervaringen van artsen en verpleegkundigen op het consultatiebureau met de huidige informatievoorziening over koorts bij kinderen en wat zijn hun behoeften om deze informatievoorziening te verbeteren? Studiedesign Een kwalitatieve studie met 22 deelnemers verspreid over vier focusgroepen. Dit betrof zowel jeugdartsen als jeugdverpleegkundigen werkzaam bij het consultatiebureau Envida in Maastricht. De transcripten werden thematisch geanalyseerd. Primair resultaat en conclusie Artsen en verpleegkundigen op het consultatiebureau worden frequent geconfronteerd met vragen over kinderen met koorts. Inconsistente informatievoorziening over paracetamoldosering tussen consultatiebureau en zorgverleners in de eerste- en tweedelijnszorg resulteert in meer vragen van ouders. Er is een behoefte aan consistente verbale en geschreven informatie, idealiter uitgedragen door alle betrokken zorgverleners. 15 op één lijn 51
Pagina 16
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 GOUDen promotie Opsporen van kwetsbare ouderen DOOR MANDY STIJNEN, ONDERZOEKER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Als promovendus van de Universiteit Maastricht en de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Limburg ben ik eind 2009 mijn promotietraject gestart. Na jaren met veel enthousiasme aan mijn onderzoek te hebben gewerkt, was het op donderdag 12 februari jl. zover. Buiten een heerlijk zonnetje en carnavalsversieringen, binnen op de Minderbroedersberg opperste concentratie en gezonde zenuwen gedurende de verdediging van mijn proefschrift getiteld ‘Towards proactive care for potentially frail older people in general practice. Development, feasibility, and effectiveness of the [G]OLD preventive home visitation programme’. In mijn onderzoek stond het project [G]OUD (‘Gezond Oud in Limburg’) centraal. Tijdens een preventief huisbezoek, het zogeheten [G}OUD-consult, brengt de praktijkondersteuner (POH) met behulp van de [G] OUD-vragenlijst het lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren, leefstijl en medicatiegebruik van zelfstandig wonende 75-plussers systematisch in kaart. De POH bespreekt de uitkomsten met de huisarts. Als de antwoorden daartoe aanleiding geven, stellen huisarts en POH in overleg met de oudere een zorgbehandelplan op. In samenwerking met de huisartsenorganisaties ZIO en HOZL werd [G]OUD uitgerold in de regio’s Maastricht-Heuvelland en Parkstad. Uiteindelijk namen 24 huisartsprakijken deel aan het onderzoek waarvan 13 interventiepraktijken in Maastricht-Heuvelland en Parkstad waar [G]OUD werd ingezet. De uitkomsten van deze huisartspraktijken werden vergeleken met de uitkomsten van 11 huisartspraktijken in Parkstad en Midden-Limburg (huisartsenorganisatie Meditta) die de methodiek niet inzetten (de controlepraktijken). In totaal namen 721 ouderen uit de interventiepraktijken en 1.016 ouderen uit de controlepraktijken deel. Zij vulden een vragenlijst in voorafgaand aan het huisbezoek en nog eens na zes, twaalf en achttien maanden. Daarnaast werden verscheidene interviews uitgevoerd met huisartsen, praktijkondersteuners en ouderen in het kader van een uitgebreide procesevaluatie. Tijdens het promotietraject stond het onderzoeken van de effectiviteit en praktische uitvoerbaarheid van [G]OUD 16 binnen huisartsenpraktijken centraal. Geconcludeerd kan worden dat huisartsen en praktijkondersteuners over het algemeen positief zijn over [G]OUD. De methodiek helpt hen om ouderen in de praktijk beter in beeld te krijgen en dat is iets waar huisartsen duidelijk behoefte aan hebben. Wel constateren zij dat het moeilijk blijft om juist die ouderen op te sporen die echt baat hebben bij een huisbezoek. Bovendien is [G]OUD erg arbeidsintensief en vragen zij zich af of de kosten en tijdsinvestering opwegen tegen de baten. Uit de effectstudie kwam naar voren dat ouderen bij wie [G]OUD werd ingezet na zes en achttien maanden gemiddeld iets minder beperkingen door een lichamelijk probleem ervoeren. Er waren géén overige effecten op de kwaliteit van leven en zelfredzaamheid van ouderen. Het feit dat het onderzoek weinig effect laat zien, betekent overigens niet dat [G]OUD een methodiek is die moet worden afgeschreven. Integendeel. Zo laat het onderzoek ook zien dat al meer resultaat kan worden geboekt als huisartsen niet alle 75-plussers voor een huisbezoek benaderen, maar een selectie maken. Bijvoorbeeld op basis van medicatiegebruik en chronische aandoeningen. Tot slot is het belangrijk om aan te sluiten bij vergelijkbare projecten. Een goed voorbeeld vormen de keukentafelgesprekken die in veel gemeenten gevoerd worden om de zorgbehoeften van ouderen in beeld te krijgen. Met een betere aansluiting en afstemming kan in onderlinge samenwerking de ouderenzorg worden vormgegeven. 1 e uitgave 2015 Promotie Laura Deckx DOCTORAL SCHOOL of BIOMEDICAL SCIENCES ‘The older cancer survivor’ SAMENVATTING PROEFSCHRIFT, BEWERKT DOOR DE REDACTIE Laura Deckx Supervisory Committee: Prof. Dr. Frank Buntinx Prof. Marjan van den Akker Prof. Dr. Mieke van Driel Dissertation presented in partial fulfi llment of the requirements for the degree of Doctor in Biomedical Sciences March 2015 Op 4 maart 2015 promoveerde Laura Deckx aan de KU Leuven. Proefschrift: Promotoren: ‘The older cancer survivor. Consequences of cancer and ageing’. prof. Frank Buntinx en dr. Marjan van de Akker. Samenvatting KLIMOP onderzoek (bewerkt door de redactie) Oudere patiënten met kanker creëren enorme uitdagingen voor de organisatie van de gezondheidszorg door het grote en toenemende aantal patiënten en door de complexe combinaties van problemen die oudere patiënten met kanker vaak hebben. Voor oudere kankerpatiënten is het behoud van kwaliteit van leven of algemeen welzijn één van de belangrijkste behandeldoeleinden. Het doel van deze studie was inzicht verwerven in de impact van de diagnose en behandeling van kanker, veroudering en de wisselwerking tussen beiden op het welzijn van oudere patiënten met kanker. We onderzochten welzijn, comorbiditeit, eenzaamheid, depressie, cognitieve problemen en vermoeidheid. Het merendeel van onze onderzoeksvragen werd beantwoord in de KLIMOP-studie. KLIMOP is een observationele longitudinale studie met Belgische en Nederlandse 70-plussers met kanker en twee controlegroepen; patiënten van 50 tot 69 jaar met een eerste diagnose van kanker en ouderen zonder een eerdere diagnose van kanker (≥70 jaar). Comorbiditeit werd onderzocht met het RegistratieNet Huisartspraktijken (RNH) van de Universiteit Maastricht, een database met zorggegevens van ongeveer 135.000 personen. Daarnaast bestudeerden we eenzaamheid ook met een systematische literatuurstudie en meta-analyse. We toonden aan dat comorbiditeit frequent voorkwam bij oudere patiënten met kanker, maar dit leek vooral THE OLDER CANCER SURVIVOR CONSEQUENCES OF CANCER AND AGEING inherent aan de hogere leeftijd. De toename in comorbiditeit door kanker was beperkt. Eenzaamheid bleek een belangrijk en veel voorkomend probleem bij patiënten met kanker. Oudere kankerpatiënten waren minder eenzaam dan hun leeftijdsgenoten zonder kanker. We zagen wel bij iedereen de eenzaamheid tijdens het eerste jaar na de diagnose stijgen (emotionele eenzaamheid). Alleenstaanden en personen die vermoeider werden of slechter verstandelijk functioneerden, hadden een hoger risico om eenzaam te worden. Bij alle kankerpatiënten kwam in het eerste jaar na de diagnose meer depressie voor. In beide groepen verslechterde het verstandelijk functioneren licht en de mate van vermoeidheid bleef relatief onveranderd, hoewel ruim de helft van de kankerpatiënten vermoeidheid rapporteerde. De tweede doelstelling was het identificeren van oudere kankerpatiënten met een hoog risico op achteruitgang in zelfstandig functioneren, kwaliteit van leven of depressie. We toonden aan dat de geriatrische screeningsinstrumenten achteruitgang in het dagelijks functioneren of kwaliteit van leven na één jaar beperkt voorspellen. Daarnaast onderzochten we ook of mate van vermoeidheid uitmaakt voor verder onderzoek naar depressie. Vermoeidheid kan een klinische evaluatie niet vervangen, maar wel als trigger gebruikt worden om alert te zijn op depressie. De algemene boodschap is redelijk optimistisch: het gaat beter met oudere kankerpatiënten dan we aanvankelijk verwachtten. Dit geldt echter alleen voor de beschreven populatie: voornamelijk vrouwelijke patiënten met borstof darmkanker. Toch kan een diagnose en behandeling van kanker veel impact op iemands leven hebben. Ruimte voor verbetering zien we dan ook vooral in de aandacht die besteed wordt aan de sociale en geestelijke aspecten van functioneren na een diagnose en behandeling van kanker. 17 op één lijn 51
Pagina 18
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Promotie Mahmud Abdulkader Mahmud Hand hygiene in Ethiopia – clipping the soap bubble? DOOR LUC GIDDING, REDACTIE On March 11 2015 Mahmud successfully defended his PhD thesis in Maastricht. Mahmud was one of the external PhD students at our department supervised by Geert-Jan Dinant and Mark Spigt, in a joined PhD trajectory with the University of Alcala Madrid, Spain. His thesis titled ‘Intestinal Parasitosis and Under-nutrition in Ethiopia: Prevalence, Risk factors and Prevention’ describes how intestinal parasitic infections (IPIs) and under‐nutrition remain major health and socioeconomic challenges among underserved populations worldwide. Diseases caused by IPIs and under‐nutrition are of particular importance in terms of global burden, and their control has been recently recognised as a priority for achieving the United Nations Millennium Development Goals (MDGs). IPIs and under‐nutrition show similar geographic distribution, usually among poor populations which suffer from their combined effects. In such settings, infection and undernutrition are highly interlinked. Children, particularly those of school‐age, are heavily burdened by IPIs and malnutrition. In a preliminary study, Mahmud and his team studied 600 school children from 12 primary schools and found a high prevalence of parasitic infections (72%) and protein-energy malnutrition, including stunting (35%) and thinness (34%). Anaemia prevalence in the study group was of a mild public health importance (11%). Although there were slight differences between urban and rural schools, problems of infection and undernutrition were of the same magnitude. Overall, children with poor personal hygiene habits had higher prevalence of intestinal parasitosis. Similarly, the prevalence of anaemia and protein‐energy malnutrition was higher among unhygienic children. Because of these preliminary results, Mahmud identified a need for randomised trials to address the causal relationship between personal hygiene, parasitic infection, and malnutrition. Therefore the team conducted a randomised controlled 18 trial among rural school‐aged children to assess the impact of hand‐washing with soap and nail clipping in the prevention of intestinal parasite re‐infection, reduction of worm burden and anaemia prevalence. 367 children aged 6‐15 who screened negative for IPIs were randomised to one of four groups: hand‐washing with soap; nail clipping; hand-washing with soap and nail clipping; or standard habit and practice controls. Children were monitored for six months. The primary hypothesis of the study stated that hand‐washing with soap and nail clipping would significantly reduce the prevalence of intestinal parasite re‐infection rates and worm burden among the study population of school‐aged children. Regarding the study’s primary outcome, only 14% (26/185) of children in the hand-washing with soap intervention were re‐infected compared to 29% (53/182) of children in the control group (Odds Ratio (OR) 0.32). Similarly, the prevalence of re‐infection was lower among children in the nail clipping group, at 17% (33/189), compared to 26% (46/178) of children in the control arm (OR 0.51). Further, a significant reduction in worm burden was observed among children in the hand‐washing group than the control group. At the end of the trial, 13% (24/185) of children in the hand‐washing intervention were anaemic compared to 23% (41/182) in the control group (OR 0.39). There was also a reduction in the prevalence of anaemia among children of the nail clipping intervention; however the observed difference did not reach statistical significance. In summary, the six‐month hand‐washing with soap and weekly nail clipping interventions demonstrated a significant reduction in intestinal parasite re‐infection rates and the size of worm burden acquired after a successful treatment. A significant reduction in the prevalence of anaemia was also observed in children of the hand‐washing with soap intervention. Given that school‐aged children bear peak worm intensity in a community and that the size of the worm burden is the central determinant of transmission dynamics, proper hand‐washing with soap and weekly nail trimming could have potential flow‐on benefits to the community by reducing parasite transmission, in addition to immediate benefits in improving the health of children. op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Chronische lage rugpijn Helpt u mee de zorg te verbeteren? DOOR RENI VAN ERP, IVAN HUIJNEN EN ROB SMEETS, ONDERZOEKERS VAKGROEP REVALIDATIEGENEESKUNDE UM v.l.n.r. Ron, Reni en Ivan In de praktijk ziet u ze vaak; patiënten met aspecifieke lage rugklachten. De ene patiënt is binnen een aantal dagen tot weken klachtenvrij, de ander sukkelt nog maanden, soms zelfs jaren door. Deze laatste patiënt wordt ook wel de chronische lage rugpijnpatiënt genoemd. Deze patiënt komt maar niet van zijn rugklachten af, raakt hierdoor beperkt in het dagelijks leven en blijft op zoek naar een verklaring voor de lage rugpijn. Bij velen is de verklaring voor de pijn niet (voldoende) te vinden. Er zijn misschien degeneratieve afwijkingen, maar deze verklaren vaak niet beperkingen. Vaak blijken psychosociale factoren een rol te spelen in het ontstaan en/of onderhouden van het pijnprobleem. Denk hierbij aan negatieve gedachten over pijn, bepaalde mate van bezorgdheid, onzekerheid of angst ten aanzien van pijn, en familie of werk-gerelateerde factoren. Welke behandeling? Wat zou dan een juist behandelbeleid zijn? Een multidisciplinair behandelprogramma gericht op psychosociale factoren met als doel mensen beter te leren functioneren met hun pijnklachten wordt door (inter-)nationale richtlijnen geadviseerd en blijkt effectief te zijn in het verlagen van het functionele beperkingenniveau en het verminderen van pijn. Zo’n multidisciplinair biopsychosociaal behandelprogramma is echter duur en bevat vaak lange wachtlijsten. Het Back on Track onderzoek wil daarom onderzoeken of een geprotocolleerd biopsychosociaal behandelprogramma ook effectief is in de eerstelijn wanneer uitgevoerd door geschoolde fysiotherapeuten, onder regie van de revalidatiearts. Voor het onderzoek komen patiënten in aanmerking die normaliter ook in de eerstelijn worden behandeld. Zij ervaren vaak psychosociale factoren, maar zijn niet complex. Het gerandomiseerde onderzoek zal achterhalen of het Back on Track behandelprogramma wel of niet effectiever is dan reguliere eerstelijns fysiotherapie. De fysiotherapiebehandelingen behorende tot het onderzoek worden vergoed vanuit het onderzoek. Samen sterk Het onderzoeksteam wil huisartsen vragen mee te helpen aan het Back on Track onderzoek. De werving van patiënten met onderstaande in- en exclusiecriteria verloopt via revalidatieartsen in het azM (consult revalidatiearts valt onder het basispakket van de zorgverzekering). Indien huisartsen mogelijk geschikte/ geïnteresseerde patiënten in hun praktijk zien, kunnen zij patiënten doorverwijzen naar afdeling Revalidatiegeneeskunde (azM) met als notitie op verwijsbrief ‘Back on Track’. In totaal tracht het Back on Track 86 patiënten te includeren. Inclusiecriteria • Aspecifieke chronische lage rugklachten (≥3mnd) • Psychosociale factoren aanwezig maar niet complex • Leeftijd 18-65 jaar • Voldoende Nederlandse taal machtig • Wonend in regio Maastricht/ Heuvelland óf bereid zijn in deze regio behandeld te worden Exclusiecriteria • Chronische lage rugklachten verklaarbaar door specifieke pathologie • Elke verdenking van een (onderliggende) psychiatrische ziekte • Zwangerschap Voor vragen over het onderzoek kunt u contact opnemen met Reni van Erp (reni.vanerp@maastrichtuniversity.nl, T: 043-3882168). 19
Pagina 20
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Jongeren met chronische pijn Nieuwe behandeling DOOR CAROLIEN DEKKER, ONDERZOEKER VAKGROEP REVALIDATIEGENEESKUNDE UM Chronische pijn bij jongeren is een veelvoorkomend en gelukkig een steeds meer erkend probleem. Jongeren met chronische pijnklachten ondervinden vaak een heel scala aan negatieve gevolgen, zowel op fysiek, psychologisch maar ook op sociaal vlak. En ook de familie blijft niet onaangeroerd. Ook de huisarts wordt vaak geconfronteerd met de problematiek die in deze families speelt. Jongeren en hun ouders hebben vaak al een lange zoektocht achter de rug naar de oorzaak van de pijnklachten. Deze kan echter niet altijd gevonden worden. Voor chronische pijnklachten aan het houdings- en bewegingsapparaat (zoals Complex Regionaal Pijnsyndroom (CRPS), fibromyalgie, klachten aan arm, nek en schouder (KANS), Whiplash Associated Disorder (WAD) en pijnklachten in rug, armen of benen) kan een revalidatiebehandeling wellicht uitkomst bieden. Revalidatiebehandeling bij chronische pijn heeft als doel om jongeren die beperkt zijn geraakt door hun pijnklachten te helpen om weer alle activiteiten op te pakken die zij graag in het dagelijks leven willen uitvoeren, ondanks de pijnklachten. Dat betekent dat de jongere geholpen wordt om weer normaal naar school te gaan, hobby’s weer uit te voeren en allerlei leuke activiteiten met vrienden en vriendinnen te doen. Ook de ouders worden intensief betrokken. Revalidatiebehandeling richt zich dus niet op het verminderen van pijnklachten, maar op het verbeteren van functioneren en verhogen van de participatie. Behandelingen voor jongeren met chronische pijn zijn volop in ontwikkeling. Om jongeren met chronische pijn zo goed mogelijk te helpen zijn Maastricht University Medical Center (MUMC) en Adelante (kinder)revalidatie gestart met het aanbieden (naast bestaande behandelingen) van een nieuwe poliklinische behandeling waarin gebruikt wordt gemaakt van de principes van Graded Exposure therapie. Dat doen zij niet alleen. Rijndam Revalidatiecentrum te Rotterdam, Revant Revalidatiecentrum Breda en het Laurentius Ziekenhuis Roermond, afdeling revalidatiegeneeskunde gaan deze nieuwe behandeling ook aanbieden. De nieuwe behandeling is een individuele poliklinische behandeling en wordt uitgevoerd door een multidisciplinair team van behandelaars o.l.v. de revalidatiearts. Wetenschappelijk onderzoek Naast de bredere implementatie van deze nieuwe behandeling in de vier revalidatiecentra is ook een wetenschappelijk onderzoek opgestart, om het (lange termijn) effect van de nieuwe behandeling te bestuderen: het 2B Active onderzoek. De Universiteit Maastricht voert dit onderzoek uit, in samenwerking met de eerder genoemde zorginstellingen. Tijdens dit onderzoek wordt de nieuwe behandeling vergeleken met de gebruikelijke zorg. Meer informatie? Wilt u graag meer informatie ontvangen Over de behandeling? Neem dan contact op met Prof. Jeanine Verbunt, Revalidatiearts MUMC/Adelante en vraag naar de informatiefolder voor verwijzers, via j.verbunt@mumc.nl Over het wetenschappelijke onderzoek 2B Active? Neem dan contact op met Carolien Dekker via 2bactive-rehabil@maastrichtuniversity.nl Juliëtte van Moorsel, cliënt Adelante 20 1 e uitgave 2015 STER studie Stoppen met roken DOOR HET STER ONDERZOEKSTEAM In de door KWF Kankerbestrijding gefinancierde STER studie wordt een online advies-op-maat programma voor praktijkondersteuners in de huisartspraktijk (POH’s) ontwikkeld dat hen kan ondersteunen bij stoppen met roken begeleiding van hun patiënten. De verwachting is dat dit programma ertoe zal bijdragen dat rokers betere stoppen-met-roken begeleiding krijgen, resulterend in meer stoppers, een toegenomen levensverwachting en een verbeterde kwaliteit van leven. Onderzoek laat zien dat POH’s door het geven van stopadviezen en -begeleiding een positieve impact kunnen hebben op rookgedrag van patiënten. Er zijn verschillende richtlijnen die deze begeleiding kunnen structureren, zoals de STIMEDIC richtlijn, de NHG standaard en de MIS. Het blijkt voor POH’s echter vaak moeilijk deze volledig toe te passen, wat kan leiden tot tegenvallende stopresultaten onder patiënten. Om een advies-opmaat programma te ontwikkelen dat zo goed mogelijk aansluit op de wensen en behoeften van de POH’s en daarbij de juiste elementen bevat, hebben we een tweetal voorstudies gedaan. Ten eerste interviewden we 19 POH’s over knelpunten in hun huidige toepassingen van stoppen met roken richtlijnen, en hoe het advies-op-maat programma ingericht zou moeten worden om die knelpunten aan te pakken. Hieruit bleken bijvoorbeeld het verhogen van de motivatie van patiënten en de opvolging van patiënten na de stopdatum lastig. Bovendien wilden de POH’s een makkelijk programma, dat snel te gebruiken is en goed aansluit bij hun huidige werkzaamheden. Daarna toetsten we de interviewresultaten bij een grotere groep POH’s in een online vragenlijst. Zo probeerden we erachter te komen of deze ervaringen breed gedragen werden. In de vragenlijst werd de mate van richtlijnnaleving gemeten en onderzocht welke factoren geassocieerd zijn met naleven van de verschillende stappen binnen de richtlijnen. De resultaten hiervan volgen op korte termijn. Tot op heden bestaat er nog geen online advies-op-maat programma dat de richtlijnnaleving onder POH’s tracht te verbeteren. De meerwaarde van een dergelijk programma is dat POH’s persoonlijk advies zullen ontvangen dat enkel relevant is voor hen en voor hun eigen specifieke situatie. Door dit advies online aan te bieden kunnen er veel POH’s bereikt worden tegen lage kosten en kunnen POH’s van het programma gebruik maken waar en wanneer hen dit het beste uitkomt. Het STER onderzoeksteam zal dit programma ontwikkelen en testen op (kosten)effectiviteit. Het project duurt in totaal vier jaar. Het project is gestart in 2014 en loopt tot eind 2017. De resultaten van de twee voorstudies worden gebruikt om het online advies-op-maat programma te ontwikkelen dat POH’s zal ondersteunen in het naleven van stoppen met roken richtlijnen. Na de ontwikkeling, zullen we de gebruiksvriendelijkheid testen met zowel POH’s als specialisten op het gebied van gedragsverandering. Hierna zal eind 2015 een onderzoek starten waarin gekeken wordt naar het effect van het programma op de mate van richtlijnnaleving door POH’s en het aantal patiënten dat stopt met roken. Voor meer informatie en updates over het verloop van het project kunt u terecht op onze website www.sterstudie.nl. Hier kunt u zich tevens aanmelden voor de nieuwsbrief, zodat u op de hoogte bent van de laatste ontwikkelingen binnen de STER studie. POH’s die geïnteresseerd zijn in deelname aan ons onderzoek, kunnen contact opnemen via onderstaande contactpersoon of via: sterstudie@maastrichtuniversity.nl Het STER onderzoeksteam bestaat uit: drs. Dennis de Ruijter, dr. Ciska Hoving, dr. Eline Smit, prof. dr. Hein de Vries en onderzoeksassistenten drs. Claire Schoren en drs. Linda Goossens. Contactpersoon: Dennis de Ruijter, d.deruijter@maastrichtuniversity.nl 21 op één lijn 51
Pagina 22
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Toegang tot zorg voor mensen met dementie Actifcare DOOR LISELOT KERPERSHOEK, ONDERZOEKER VAKGROEP P & NP Helaas blijkt het zo te zijn dat in Nederland de toegang tot zorg voor mensen met dementie niet altijd even makkelijk is. Zelfs al bestaat er zorg, mensen weten deze niet altijd te vinden of besluiten om deze niet te gaan gebruiken. Wij zijn erg geïnteresseerd in de redenen hierachter, en komen graag naar de mensen toe om hierover te praten. Kort geleden is het onderzoek Actifcare van start gegaan. Dit project is een samenwerking van acht Europese landen, waarin de verschillen in toegang tot zorg voor mensen met dementie onderzocht wordt. Door in elk land hetzelfde onderzoek uit te voeren kunnen we van elkaar leren en zien wat er in de praktijk het beste werkt. Door het contact met mensen met dementie en hun mantelzorgers hopen we meer informatie te kunnen krijgen over hoe de toegang tot zorg momenteel ervaren wordt: waar loopt men tegenaan, wat maakt het makkelijker en wat had u graag anders gezien? We zijn op zoek naar mensen met dementie en hun mantelzorgers die hun ervaringen met ons willen delen. Het gaat hierbij om mensen met een diagnose dementie die nog geen professionele zorg gebruiken (gebruik van huishoudelijke hulp mag wel). Indien u meer wilt weten over Actifcare kunt u contact opnemen met: Liselot Kerpershoek liselot.kerpershoek@maastrichtuniversity.nl Telefoon 043-3881027 www.actifcare.eu Aankondigingen promoties Huisartsgeneeskunde 9 april 2015 Annemieke Fastenau ‘Exercise training and pshysical activity in patients with mild to moderate COPD in primary care’. Promotoren: prof. Jean Muris en prof. Onno van Schayck 29 mei 2015 Joris Linmans ‘Lifestyle and Diabetes Type 2 Closing the evidence gap between research and practice.’ Promotor: prof. André Knottnerus co-promotor: dr. Mark Spigt 22 1 e uitgave 2015 Bruikbare Wetenschap Met kop en schouder DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Bewegende diabeten Ik hoor u al zuchten bij het lezen van deze titel, of niet? Als het over leefstijlverandering bij diabeten gaat, zakt ons de moed vaak in de schoenen. Huisarts en onderzoeker Joris Linmans onderzocht of onze praktijkondersteuners eigenlijk wel goed kunnen inschatten of een patiënt met diabetes te bewegen is om te gaan bewegen. Daartoe vulden 12 praktijkondersteuners en 150 van hun patiënten een vragenlijst in over leefstijl en de motivatie. 35% Van de patiënten vond dat ze te weinig bewogen, terwijl de praktijkondersteuners een stuk strenger waren: ze oordeelden dat 47% te inactief was. Bij 56% waren patiënt en praktijkondersteuner het eens. Die overeenkomst was nog lager wanneer men keek naar de motivatie om te gaan bewegen (41%). Onze praktijkondersteuners schatten leefstijl dus niet altijd goed in. En nog belangrijker: ze zitten er ook vaak naast als het gaat om de motivatie om wél in beweging te komen. Ik ben vooral benieuwd of de gemotiveerde patiënten ook echt zouden gaan bewegen, als we ze beweging op maat zouden kunnen bieden. Dat zou behoorlijk wat zuchten schelen. Stakende rokers Carolien van Rossem dook in de wereld van het stoppenmet-roken. Hoor ik u nu alweer zuchten? Ze voerde discussiegroepen met rokers én ex-rokers en interviews met huisartsen. De belangrijkste punten uit haar studie zijn dat rokers vaak onvoldoende op de hoogte zijn van de opties om hulp te ontvangen bij het stoppen en dat de huisartsen vooral weerstand hebben tegen de preventieve taken, waaronder ook geven van stoprook-adviezen. De huisartsen zien een goed gesprek of dringend advies om te stoppen met roken overigens niet als gevaar voor de arts-patiënt relatie, omdat het uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de patiënt zelf is. De huisartsen vinden dat medicatie alleen geen garantie voor succes is, terwijl de patiënten medicatie wel heel hoog in aanzien hebben. Is die medicatie dan superieur? Senior stoppen-met-roken onderzoeker Daniel Kotz onderzocht met zijn Londense collegae in een prospectieve studie stoppogingen van 270 rokers. Deze rokers kregen minimale professionele hulp, maar gebruikten wel varenicline of nicotinevervangende middelen. Er waren geen ingewikkelde randomisatie of geselecteerde groepen in deze studie, want de onderzoekers wilden zoveel mogelijk kijken wat nu in de ‘echte wereld’ het beste helpt. Daarbij won varenicline het toch van de nicotinevervangende middelen (3,8 keer vaker succes). De varenicline gebruikers waren wel jonger en waren minder geneigd om acuut te stoppen. Goed om te weten dat de aanbevelingen in de NHG Standaard overeenkomen met deze studie. Multimorbiditeit: meer, meer, meer! De episodelijsten puilen tegenwoordig uit, door het trucje van de variabiliseringsgelden1. We moeten alles registreren. Maar wat willen we nu eigenlijk in die episodelijst hebben staan? Ik wil toch vooral de belangrijke chronische aandoeningen zien, eventuele operaties, en botbreuken die blijvende schade hebben gegeven. Marjan van den Akker en haar team analyseerden uitvoerig de RNH database, waaraan veel huisartsen in het Zuiden een mooie bijdrage leveren. Ze zochten daarbij naar patiënten die in hun leven meer dan 10 chronische aandoeningen verzamelden (vijf procent van onze populatie). Ze staan daardoor garant voor 20% van de chronische aandoeningen in de RNH populatie. Net als met geld is ook multimorbiditeit oneerlijk verdeeld. Uiteindelijk draagt het artikel ook een belangrijk toekomstperspectief aan, dat zeer relevant is bij de toenemende vergrijzing: meer dan een derde van onze praktijkpopulatie ontwikkelt vier of meer chronische gezondheidsproblemen gedurende het leven. Herpes zoster en simplex, of is dat te simpel? Ook in Vlaanderen hebben ze een database zoals het RNH. Frank Buntinx en landgenoten onderzochten daarin of het hebben van een koortslip (herpes simplex) een associatie vertoont met het (gehad) hebben van gordelroos (herpes zoster) bij patiënten jonger dan 60 jaar in een mooie case-controle onderzoek. Binnen 5 jaar na gordelroos blijkt de kans op herpes simplex aanzienlijk verhoogd (OR 5,15). Maar ook in de vijf jaar vóór gordelroos blijken patiënten vaker een koortslip te krijgen. 1 Beloning van de LHV voor goed presterende huisartsen 23 op één lijn 51
Pagina 24
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Ofschoon het hier een kip en ei verhaal betreft, en de ontstaanswijze van beide aandoeningen zeer complex is, lijkt er toch een kwetsbaarheid te zijn voor beide soorten herpes virussen, als je een van de twee ontwikkelt. Vaak zijn infectieziekten voor ons in de spreekkamer en voor de patiënt toevallige, doch frequente, voorbijgangers, maar het wordt steeds duidelijker, dat ze niet geheel op zichzelf staan. Schouders eronder, of echokop erop? Ergens dit jaar worden de resultaten bekend gemaakt van de MUST studie waarbij huisarts en onderzoeker Ramon Ottenheijm kijkt of het (laten) maken van een echografie bij acute schouderklachten ons kan helpen om betere therapie op maat te geven, waardoor de patiënt eerder herstelt. Hij publiceerde nu al de resultaten van de echo uitslag van 129 patiënten met acute schouderpijn die bij de huisarts kwamen. Maar liefst 81% van de mensen had een aandoening van de rotator cuff. Daarbij kwam een calcificerende tendinitis het vaakste voor. Patiënten van 40 jaar of ouder hadden maar liefst in 91% van de gevallen één relevante afwijking op de echo, en soms meerdere. Vaker echo van de schouder aanvragen dus? Dat is te snel geredeneerd, en daarvoor hebben we de uitkomsten van de eerdere genoemde interventiestudie nodig. Maar als u dan toch een overweging maakt bij een patiënt met acute schouderpijn, dan is de kans op een afwijking bij oudere (>40 jaar) patiënten relatief groot. Zegt u wel eens nee? Zeg eens eerlijk: hoeveel onnodige zorg levert u? Extra vinkjes bij een diagnostiekaanvraag of een verwijzing naar een gespecialiseerde collega, waarvan u eigenlijk wel weet dat dat geen meerwaarde heeft? Dit zijn letterlijk de eerste zinnen van een commentaar in het NTvG (De kunst van het ‘nee’ zeggen. Belangrijk voor het gesprek in de spreekkamer of daarbuiten?). Hierin reflecteer ik op een rapport dat de Gezondheidsraad publiceerde. Ze beschrijft daarin factoren die bijdragen aan onnodige zorg. Nu hoor ik u denken; daar ken ik wel wat voorbeelden van! Dat is precies waarom het rapport echt lezenswaardig is. Het rapport is niet lang en geeft aardig weer hoe de gezondheidszorg in een vreemde medische mallemolen verandert. Die ontwikkelingen vinden vaak ver buiten onze spreekkamers plaats, maar we hebben er ín de spreekkamer veel mee te maken. Het rapport vindt u hier: www.gezondheidsraad.nl/nl/nieuws/de-kunst-van-hetnee-zeggen Het commentaar in het NTvG vindt u hier: www.ntvg.nl/artikelen/de-kunst-van-het-nee-zeggen Referenties • Linmans JJ, et al. How motivated are patients with type 2 diabetes to change their lifestyle? A survey among patients and healthcare professionals. Prim Care Diab 2015. • Van Rossem, C, et al. Smoking cessation in primary care: Exploration of barriers and solutions in current daily practice from the perspective of smokers and healthcare professionals. EJGP, 2015; Early online 1-7. • Kotz, D, et al. Prospective cohort study of the effectiveness of varenicline versus nicotine replacement therapy for smoking cessation in the “real world”. BMC Public Health 2014, 14:1163. • Vos, R, et al. Trajectories of multimorbidity: exploring patters of multimorbidity in patients with more than ten chronic health problems in life course. BMC Family Medicine 2015, 16:2. • Ogunjimi, B, et al. Herpes zoster is associated with herpes simplex and other infections in under 60 year-olds. Journal of Infection 2015, 70, 171177. • Ottenheijm RPG, et al. Ultrasound Imaging for Tailored Treatment of Patients With Acute Shoulder Pain. Ann Fam Med 2015; 13:53-55. Gezondheidsraad De kunst van het nee zeggen Factoren die bijdragen aan onnodige zorg Achtergrondrapport 24 A14/03 De kunst van het nee zeggen op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Uit het hoofd Binnenste buiten DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT In vervolg op het themanummer ‘40 jaar huisartsopleiding’ (december 2014), is het goed om terug te komen op mijn rol als hoofd van de huisartsopleiding. Wat zijn mijn rollen nu ik per 1 september 2014 ben benoemd tot bijzonder hoogleraar astma en COPD in de eerste lijn? Wat betekent dit voor het onderwijs aan aios en de docentprofessionalisering van de opleiders en staf? Sinds november 2010 ben ik hoofd van de Maastrichtse Huisartsopleiding met de opdracht om ook mijn voelhorens extern uit te steken. Ik heb dat ingevuld door iedere maand het hoofdenoverleg in Utrecht te bezoeken, te overleggen met de landelijke opleidersvereniging (LHOV), regelmatig bij het overleg met onze eigen VHAO te zitten én door lid te worden van de Verenigingsraad van het NHG. Ik was al lid van een aantal werkgroepen voor het ontwikkelen van NHG standaarden (astma bij volwassenen, COPD etc.). In het begin was ik ook lid van een commissie die Huisartsopleiding Nederland adviseerde over allerlei zaken met betrekking tot huisartsopleiders: hier voerde ik o.a. discussies over de praktijkaccreditatie en de ‘ont-stapeling’ van verplichtingen van opleiders. Op basis van al die externe informatie kwam ik met ons adjunct-hoofd Bas Maiburg tot een passende herverdeling van onze taken. Bas gaat de personele zaken van mij overnemen en ik ga me meer bezighouden met de aiotho’s en de werving en selectie van nieuwe aios huisartsgeneeskunde. Ik houd niet van wij-zij (management versus stafleden). Om die reden en gesteund door mijn nieuwe tijdsverdeling, zal ik het komende jaar enkele prioriteiten stellen: een belangrijke daarvan is zichtbaarheid van mijzelf in het onderwijs. Als rolmodel (namelijk huisarts in Venlo en Geulle vanaf 1986), gepromoveerd in 1993 op niet acute buikklachten, lid van de expertgroep CAHAG (COPD & Astma Huisartsen Advies Groep) en hoogleraar astma/COPD, zal ik als zodanig voor het voetlicht dienen te komen en bekend te worden bij de aios. Ik zal sessies verzorgen bij het landelijk onderwijs aan aios met het thema chronische zorg rondom respiratoire aandoeningen. In Maastricht gaat mijn belangstelling ook uit naar het verzorgen van interactief onderwijs op dit terrein en wellicht ook op dat van Evidence Based Medicine (EBM). EBM lijkt geen groot onderdeel van ons dagelijkse, huisartsgeneeskundig handelen te zijn. Denk maar eens aan het toepassen van de standaard acuut hoesten in de afgelopen griepepidemie. Het hangt heel erg van je kennis van de context en vraag van de patiënt af of je puur evidence based kan werken of dat je hier van af moet wijken. Codeïne is bijvoorbeeld niet evidence based, maar onmisbaar in influenza tijden. Naast EBM zou ik dan ook de andere vormen van kennis die je als huisarts haast natuurlijk toepast, inbrengen. Een andere prioriteit voor dit jaar is voor mij de zorg voor (pas) afgestudeerde aios. Wat komt die nog te kort? Welke nazorg kunnen wij nog bieden: intervisie of hulp bij de praktijkorganisatie? Moet er een (aanvullende) opleiding komen voor praktijkhoudende huisartsen? Welke andere wensen leven er, zowel lokaal als landelijk? We gaan dit uitzoeken op basis van de resultaten van interviews bij aios, opleiders en stafleden. Zo, nu weten jullie meer en hoop ik jullie in ieder geval te ontmoeten bij mijn inaugurele rede op vrijdag 25 september 2015 om 16.30 uur in de Aula aan de Minderbroedersberg in Maastricht. Inaugurele rede Op vrijdag 25 september van 16.30-17.30 uur is de lezing van de oratie van prof. Jean Muris. Dit is een openbare zitting dus iedereen mag komen luisteren. De aula is berekend op 250 zitplaatsen. Het avondprogramma is op uitnodiging en die worden in mei digitaal verstuurd. . 25
Pagina 26
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 LOVAH Maastricht Huisarts en Internist: 1 + 1 = > 1,5 DOOR KIRSTIN PONSE, DERDEJAARS AIOS Op maandag 9 februari 2015 organiseerde LOVAH Maastricht een discussiebijeenkomst getiteld: 'Samenwerking Anno Nu: Huisarts en Internist: 1 + 1 = > 1,5'. Tijdens deze avond kwamen 11 AIOS Huisartsgeneeskunde samen met 6 AIOS Interne Geneeskunde uit het MUMC+ en Orbis MC. Het doel van deze bijeenkomst was brainstormen over anderhalvelijnszorg en de toekomst van de samenwerking tussen eerste- en tweedelijn. De avond stond onder leiding van internist Jeroen Nijhuis (werkzaam in de anderhalvelijnszorg) en huisarts Annemiek Nijholt. Er werd gestart met een introductie over de ervaringen in de anderhalvelijnszorg van Jeroen en Annemiek. Jeroen houdt regelmatig spreekuur in Gezondheidscentrum Heer, waarbij hij intensief samenwerkt met de huisartsen daar. Deze anderhalvelijnszorg levert volgens hen veel voordelen op voor de patiënt en voor de gezondheidszorg (onder andere m.b.t. kosten). De prikkelende introductie leverde al enige vragen en opmerkingen op van de aanwezige AIOS. Vervolgens discussieerde men over een aantal stellingen: • Anderhalvelijnszorg is tweedelijns zorg op een andere plek Deze stelling werd door beide kanten (huisarts en internist) ontkracht. Juist door het contact met de specialist te verleggen van de tweede naar de eerstelijn, verandert de context van het consult. Voorafgaande aan het consult heeft de specialist de mogelijkheid om de casus voor te bespreken met de huisarts. Dit geeft op een unieke manier extra inzicht in de patiënt en diens klacht, waarmee anderhalvelijnszorg zeker geen tweedelijns zorg is. • Anderhalvelijnszorg voor verscheidene disciplines (bijvoorbeeld dermatoloog, internist, neuroloog, orthopeed) is voor de huisarts niet uit te voeren. Als in de toekomst meerdere specialisten anderhalvelijnszorg gaan leveren, zal dit een verandering voor de huisartspraktijk betekenen. Meer patiënten blijven in de eerste (anderhalve) lijn, waardoor bijvoorbeeld controles van complexe chronische zorg, door de huisarts geleverd dienen te 26 worden. Tijdens de discussiebijeenkomst, kwam op tafel dat dit wel mogelijk is voor de huisarts om bol te werken. Echter hierbij is het essentieel dat er voldoende ondersteunend personeel (POH of NP) is en daarnaast dient de samenwerking met de specialist dusdanig te zijn, dat de specialist ook betrokken is bij de patiënt (bijvoorbeeld voor raadpleging). • Een anderhalvelijns internist is geen echte internist Een anderhalvelijns internist ziet andere casussen in de anderhalvelijn dan in de tweedelijn, echter het werk wordt er zeker niet minder interessant op! Echter werkt een anderhalvelijns internist, anders dan een internist die enkel in de tweedelijn werkzaam is. Het zou voor de continuïteit van zorg, wenselijk zijn dat anderhalvelijns internisten ook werkzaam zijn in de tweedelijn. Op het moment dat het namelijk noodzakelijk is, dat de patiënt opgevolgd wordt in de tweedelijn (poliklinisch of klinisch), kan de anderhalvelijns internist ofwel de zorg in de tweedelijn verzorgen, ofwel laagdrempelig een goede overdracht naar zijn of haar collega’s verzorgen. • Door anderhalvelijnszorg blijft de patiënt te lang in de eerstelijn Patiënten die voorheen intensief in de tweedelijn gecontroleerd werden, kunnen door anderhalvelijnszorg vaak in de huisartsenpraktijk blijven. Mogelijk zijn er hierdoor situaties mogelijk waarin biochemische achteruitgang (bv hyperkaliëmie bij nierinsufficiëntie) minder snel opgemerkt wordt. Echter het gecontroleerd blijven in de huisartsenpraktijk, biedt voor veel patiënten een hogere kwaliteit van leven. Het is essentieel om met de patiënt in gesprek te blijven over zijn of haar wensen, om zorg op maat te kunnen blijven bieden. De algemene conclusie van het discussie onderdeel, was dat anderhalvelijnszorg de zorg van de toekomst is. Er dienen hiervoor echter meer internisten opgeleid te worden. Daarnaast is het noodzakelijk om meer ondersteunend personeel in de huisartsenpraktijk aan te stellen. Samen moeten we de klus klaren en dit is een uitdaging die de huisartsen en internisten van de toekomst zeker zullen aanpakken! 1 e uitgave 2015 Afsluitend werd een kennisquiz gespeeld, met vragen uit de kennistoets voor huisartsen en internisten. Hierop behaalden AIOS Huisartsgeneeskunde en Interne een gelijke score. Dit toont maar weer eens dat internisten zeker niet slimmer zijn dan huisartsen. Al met al was het een succesvolle avond, die hopelijk zal lijden tot meer samenwerking en innovatieve zorgontwikkelingen in de toekomst! Voor de liefhebber; hier twee vragen uit de kennisquiz om te oefenen. Huisartsenvraag De heer Thijs, 49 jaar, komt op het spreekuur vanwege pijn in zijn linkerschouder. Hij zegt zich door de pijn niet lekker te voelen en geen eetlust te hebben, hij is 3 kg afgevallen. Hij is altijd goed gezond geweest, wel rookt hij. Bij lichamelijk onderzoek is de beweeglijkheid van de schouder goed en ook een röntgenfoto van de schouder is zonder afwijkingen. De huisarts overweegt referred pain als oorzaak van de schouderklachten. Welke van de onderstaande aandoeningen is het meest waarschijnlijk als veroorzaker van deze referred pain? a. Grawitz tumor b. Schildkliervergroting (struma of carcinoom) c. Splenomegalie (door M. Pfeiffer of M. Hodgkin) Internistenvraag Een 21-jarige IV-drugsgebruiker komt ziek aanlopen op de SEH. Hij heeft koorts, spierpijn, gewrichtspijnen, buikpijn en diarree. Bij het lichamelijk onderzoek stelt u een gegeneraliseerde lymfadenopathie vast. Laboratorium: verhoogd aantal leuko’s met 1% atypische lymfocyten, Monospot negatief; in de ontlasting geen leukocyten. Welke diagnose is het meest waarschijnlijk? a. Hiv-infectie b. Mononucleosis infectiosa c. Salmonella sepsis d. St. aureus bacteriëmie Antwoorden: 1: C. 2: A. ETT dagen Tover-STAF DOOR MARIEKE STRIJKER, GEDRAGSWETENSCHAPPER (GW) EN HUUB SCHEPERS, HUISARTSBEGELEIDER (HAB) Met het begrip ‘ET dagen’ is iedere aios, huisartsopleider, docent en andere medewerker van de huisartsopleiding in Maastricht vertrouwd. De Evaluatie- en Trainingsdagen (ET) vinden twee keer per opleidingsjaar plaats. De ene groep kiest voor één dag, de andere groep voor twee dagen met overnachting. In het kader van teambuilding neemt ook het sociale deel een belangrijke plaats in op deze dagen. De tweede serie van ET dagen vindt meestal plaats in de laatste week van het opleidingsjaar. Zo zou het ook gaan gebeuren voor de groep die op 1 maart klaar is met jaar 1. Maar de ‘Tweedaagse voor huisartsopleiders’ (zie: de Lijn van Stijn, pag. 32+33) gooide roet in het eten. Eerder was geen optie door de vele wintersporters in de groep. Dan maar de week vóór Carnaval. Onze coördinator ‘begeleiding en beoordeling’ had spreektijd gevraagd om de nieuwe landelijke richtlijnen over toetsing van Arts Patiënt Communicatie (APC) uit de doeken te doen op de ET dagen. Haar betoog: er moeten meer toets momenten in het opleidingsjaar komen. De voorgestelde vier extra toets momenten zouden samen met de videotoets, in de beoordelingsgesprekken aan de hand van de ComBel aan bod moeten komen. Bij de bespreking van de toetsing van Arts Patiënt Communicatie (APC) trad een bekend fenomeen op. In een discussie met mannen, geven vrouwen blijkbaar elkaar altijd gelijk en keren ze zich ‘en bloc’ tegen de man. 27 op één lijn 51
Pagina 28
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Zo ook nu. De gedragswetenschapper was zo enthousiast dat ze meteen besloot om het element toetsing in te brengen: de Evaluatie, Trainings- en Toetsingsdagen; de ETT-dagen! Op donderdagochtend keken de aios vol verwachting uit naar hun training. Mogelijk waren hun gedachten zelfs al bij het avondprogramma, een bezoek aan het Auw Wieverbal in Valkenburg. Maar mochten die gedachten er al zijn, bij de opening haalde de gedragswetenschapper de groep rauw bij de les. Ze vertelde dat er cognitieve gedragstherapie op het programma stond, maar dat ze met iets anders wilde beginnen. Het APC-onderwijs heeft het afgelopen jaar veel aandacht gekregen op de wekelijkse terugkomdagen. Ze vond het daarom terecht om nu te toetsen wat er allemaal van was blijven hangen. Daarvoor had ze een toets samengesteld met twintig open vragen. Voor elk antwoord kon de aios maximaal vijf punten scoren. Bij minimaal 70 punten werd de toets als voldoende beoordeeld. Het resultaat zou worden meegenomen op het overdrachtsformulier naar Jaar 3, zodat de opleider in dat jaar goed inzicht zou krijgen in kennis en kunde van de aios over APC. Terwijl de HAB papier en pennen uitdeelde, keken de aios totaal verbluft toe. Hier en daar een glimlach van ongeloof, maar over het algemeen strakke gezichten. Enkele opmerkingen: • ‘Dit is toch niet te geloven, APC schriftelijk toetsen!’ • ‘Het is altijd hetzelfde bij de opleiding, nooit wordt iets op tijd aangekondigd!’ • ‘Zie je wel, de ene begeleider weet niet wat de ander doet!’ • ‘Weten ze nog steeds niet of we het goed doen?’ De gedragswetenschapper verzocht om stilte en zei met een grote glimlach: ‘Laat ik jullie eerst nog een formulier geven en het daar eens over hebben’. Ze deelde het zogeheten GGGG formulier uit en verzocht aan de aios het volgende te noteren: Onder Gebeurtenis: Wat gebeurt er nu? Wat is de situatie? Geef een objectieve schets van de situatie. Onder Gedachten: Wat gaat er op dit moment allemaal door mijn hoofd? Hoe geloofwaardig zijn mijn gedachten op dit moment (0-10)? Onder Gevoel: Wat voel ik op dit moment? Hoe heftig is mijn gevoel (0-10)? Onder Gedrag: Wat is mijn reactie op deze situatie? De laatste G was duidelijk zichtbaar geweest bij de aios. Naast degenen die eerder opmerkingen maakten, waren er ook AIOS die plotseling heel stil werden, zenuwachtig naar de grond keken, bleek wegtrokken of nerveus begonnen te giechelen. Bij een ieder was de opluchting groot toen bleek dat ze geen toets vragen hoefden in te vullen, maar hun eigen gedachten en gevoelens van dat moment. Ze hadden er zelf om gevraagd: een training over cognitieve gedragstherapie. Waarom een training over dit onderwerp? De aios wilden handvatten om patiënten met SOLK en psychische problematiek te kunnen benaderen. Daarnaast omdat ze nieuwsgierig waren of ze er zelf ook wat aan zouden kunnen hebben. Want als er één ding irritant was geweest het afgelopen jaar, dan was dat wel dat doorgevraag van die gedragswetenschapper bij het uitwisselen van ervaringen naar hun gedachten en gevoelens. Als huisarts doe je toch gewoon wat je hebt geleerd? En als de patiënt dat vervolgens ook gewoon doet, dan is er toch geen probleem? Vervelend is het wanneer situaties niet zo zijn als in de leerboeken beschreven staat. Nog vervelender zijn lastige patiënten, die zich niet gedragen zoals je zou willen. En dan nog al die zaken aan je eigen hoofd. Huisje, boompje, beestje misschien? Je blijft nieuwe kanten aan jezelf ontdekken, zowel sterktes als zwaktes. Wat zou het fijn zijn als je die vervelende situaties, patiënten, dagelijkse zorgen en jezelf gewoon kon veranderen. Want als die moeilijke situaties in de praktijk, die lastige patiënt, die stugge opleider, mijn zeurende vriendin en de kapotte dakgoot er niet waren, dan waren er geen problemen. In plaats van te klagen over al die moeilijkheden, is het leuk om te onderzoeken of de manier waarop wij aankijken tegen situaties, anderen en onszelf iets kan veranderen. Onze gedachten beïnvloeden immers ons gevoel en gedrag. Gevoel en gedrag zijn wel te veranderen wanneer we een situatie, de ander of onszelf met een andere bril kunnen aanschouwen. Het gaat hierbij niet om een positieve blik, maar om een reële en functionele kijk op zaken. Hierdoor kunnen we gezond weer verder, met die lastige situatie, met de patiënt en met onszelf. Geldt dat ook voor die vervelende, onverwachte APCtoets? Het was opvallend dat niemand enthousiast op de toets opdracht reageerde. Want het was een hele mooie kans om te laten zien wat de aios het afgelopen jaar had geleerd. Echter, de toets maakte hen boos en bang. De negatieve consequenties die de toets zou kunnen hebben, werd erg overschat en hun eigen kwaliteiten en vaardigheden wellicht onderschat. Het werd duidelijk dat niet voorbereid zijn, voor veel spanning zorgt. Gelukkig voor de aios was dit een bijzondere uitzondering waarbij de situatie met een ‘toverstaf’ kon verdwijnen. De gedragswetenschapper veranderde van ‘boze heks’ in een ‘toverfee’ en kon de APC-toets dit keer laten verdwijnen. Helaas biedt dit geen garanties voor de toekomst. 28 1 e uitgave 2015 Dertig jaar toetsing ‘ De weegschaal maakt het varken niet vet’ DOOR BERT TEN BERGE, GEPENSIONEERD HUISARTS EN OUD MEDEWERKER HUISARTSOPLEIDING Terugblik van een videotoets-observator Sinds de start van de huisartsopleiding in Nederland bestaat de behoefte om de ‘huisartsen in opleiding’ (aios, voorheen haio’s) onderwijs te geven op het gebied van de consultvoering en voor zover mogelijk de resultaten te toetsen. In de bijna 50 jaar die sindsdien verstreken zijn, is er met wisselend succes veel geëxperimenteerd met toetsinstrumenten. Aangezien ik die gehele periode heb meegemaakt als huisarts in opleiding, huisarts, huisartsopleider en huisartsbegeleider wil ik in dit artikel stilstaan bij een aantal constanten en variabelen in de rijke toetshistorie. Een constante in al die 50 jaar is de behoefte van huisartsopleidingsinstituten om over de aios die zij opleiden aan het eind van het opleidingstraject een oordeel te kunnen geven: geschikt of ongeschikt als huisarts. Zij hebben hiertoe ook de plicht, omdat onze samenleving verwacht dat er gekwalificeerde huisartsen worden afgeleverd. Naast het oordeel ‘geschikt of ongeschikt’ willen zij ook inzicht krijgen in de mate waarin het onderwijs garant staat voor een goede opleiding. Wanneer je wilt toetsen is de eerste grote vraag die zich aandient: over welke kwaliteiten moet een huisarts op communicatief en vakinhoudelijk gebied beschikken om het oordeel ‘geschikt’ te krijgen? Het moge duidelijk zijn dat in een tijd waarin er nog geen NHG-standaarden waren deze vraag op vakinhoudelijk gebied nauwelijks te beantwoorden was. Het gevolg was dat de performance van de huisartsopleider bijna als ‘gouden standaard’ beschouwd werd. Een tweede gevolg was dat de opleidingsinstituten zich meer gingen richten op de communicatieve aspecten van het huisartsenvak: ‘het praten met de patiënt’. Dit leidde in de wereld van de specialisten toentertijd tot karikaturale voorstellingen van de opleiding tot huisarts. Toen ik mij als pas gevestigd huisarts voorstelde aan een specialist zei hij tegen de hoofdzuster: ‘Kijk dat is nu zo’n moderne arts: maatschappelijk werker met medische aantekening’. Over de communicatieve kwaliteiten waarover een goede huisarts altijd diende te beschikken kon men het snel eens worden. De huisarts moest belangstelling laten zien voor de mens tegenover hem, hij moest in staat zijn een goed contact tot stand te brengen en hij moest duidelijk krijgen wat de patiënt van hem wilde of verwachtte om daar vervolgens een passende oplossing voor kunnen bedenken. Deze onderdelen van de communicatieve vaardigheden zijn nog verder uit te werken maar laat ik in het kader van dit artikel nu rusten. De tweede grote vraag die dan op tafel komt is: hoe meten we deze kwaliteiten? Tijdens mijn opleiding en tijdens mijn eerste jaren als opleider waren directe observatie of luisteren naar geluidsbandjes de enige middelen om een indruk te krijgen van het functioneren van een huisarts in opleiding. Wat de opleider goed of slecht vond was het enige referentiekader, net zoals te grote of te kleine testikels altijd afgemeten werden aan de grootte van de testikels van de onderzoeker. Weinig objectief dus. Maar in de loop van de jaren tachtig gloorde er licht aan de toetshorizon. De MaasGlobaal werd ontwikkeld als meetinstrument voor de consultvoering van de huisarts. Eindelijk was er een instrument om de communicatie met de patiënt te kunnen beoordelen. De consulten van de aios werden nu beoordeeld volgens de toets-items van de Maas-Glo-baal. Dit leidde tot de nodige wrevel bij aios en opleiders. De klacht luidde: als al deze items in een consult moeten zitten dan wordt consultvoering een kunstje en dat kun je een aap ook leren. En daar voelde men zich uiteraard te goed voor. Hier deed zich het probleem voor dat het meetinstrument geen onderwijsinstrument was. De weegschaal maakt het varken niet vet, de Maas-Globaal leidt niet tot fantastische consulten. De instituten kregen toen wel in de gaten dat de vakinhoudelijke beoordeling nog wel bij de opleiders kon berusten, maar het beoordelen van de consultvoering moest mede een taak van het instituut zijn. En zo werd begin jaren negentig de videotoets ontwikkeld 29 op één lijn 51
Pagina 30
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 en uitgevoerd. Aanvankelijk vond deze toets plaats in een laboratoriumsetting op het Skillslab met Simulatiepatiënten. Maar al gauw werd observatie in de dagelijkse praktijk van groter belang geacht en terecht. Het kijken naar de performance van een aios in de praktijk levert meer informatie op dan in een nagebootste situatie. En dan volgt er een cascade van ontwikkelingen. In 1989 zag de eerste NHG-standaard het licht en in de jaren die volgden werd het dus ook mogelijk om het vakinhoudelijk functioneren objectiever te beoordelen. Het instituut en gaandeweg ook de opleiders gingen beseffen dat de videopnamen ook een uitstekend educatief middel waren. Voordeel daarbij was dat de standaarden zowel als toetsinstrument maar ook als onderwijsinhoud gebruikt konden worden. In de laatste jaren van de vorige eeuw en de eerste jaren van deze eeuw werd door het instituut dan ook zwaar ingezet op het geschikt maken van alle opleidingspraktijken voor het opnemen van volledige consulten in de praktijk, uiteraard met vooraf gegeven toestemming van de patiënt. Het mes sneed nu aan twee kanten: de aios kon getoetst worden en de aios kon leren aan de hand van zijn eigen optreden. De praktijk van de videotoets zag er eind jaren negentig als volgt uit. Een of twee weken lang liet je in de praktijk de videocamera lopen tot je 40 consulten opgenomen had, tevens hield je daarvan een logboek bij. Je leverde de banden in bij het instituut en vervolgens ging de observator aan de gang om een beoordeling te maken. De observatoren zijn stafleden of daartoe opgeleide huisartsopleiders. Het beoordelingsinstrument is de Maas-Globaal, waarin ook vier items voor het vakinhoudelijk functioneren zijn opgenomen. Er werden 6 representatieve consulten beoordeeld. De aios kreeg de beoordelingsformulieren en een A4 met de visie van de beoordelaar. De toets gold als educatief. En nu maar hopen dat aios en opleider er iets aan hebben, dat zij het geschetste beeld herkennen en leerpunten vinden. Na een aantal jaren ervaring bleek dat het A4 belangrijker voor de aios was dan de Maas-Globaalformulieren. Dus 30 werd er in de opleiding van de observatoren aandacht besteed aan het standaardiseren van de feedbackbrief. Een A4 was niet meer genoeg, het moesten er twee of drie zijn. Daarnaast ging de technische ontwikkeling rap verder zodat videobanden vervangen werden door DVD’s en USB-sticks of externe harde schijven. Dit bood de aios nieuwe mogelijkheden. Hij was nu in staat om consulten te gaan selecteren die volgens hem wel of niet voor beoordeling geschikt waren. En dan ging het niet alleen om te lange consulten. Als observator viel het mij op dat de vrouwelijke aios op dezelfde DVD regelmatig andere kleding droeg. Of dat de geselecteerde consulten in 75% vrouwen betrof omdat de aios vond dat die consulten lekkerder liepen. Na het selectief maken van de toets is het selecteren door de aios van consulten alleen maar toegenomen. Deze selectie hoeft een goede beoordeling niet in weg te staan mits het aantal consulten dat aangeboden wordt niet minder dan veertig is. Begin deze eeuw kwamen de competenties in zwang en het bood de huisartsopleiding de gelegenheid om de Maas-Globaal te vertalen naar competenties. En deze competenties waren te vertalen naar leerdoelen die dichter bij de dagelijkse praktijk stonden. De ComBeL1lijsten zagen het licht. Dit had ook invloed op de nog altijd zo genoemde videotoets. Er werd een videtoets+ ontwikkeld. Uit dertig consulten werden er nu vijf geselecteerd ter beoordeling. Uit deze 5 werd een consult gepakt dat een gedragspatroon liet zien dat exemplarisch was voor het functioneren van deze aios. Dit consult werd tijdens een nabespreking tussen observator en aios samen bekeken, nadat de aios eerst een zelfanalyse aan de observator had gegeven met zijn sterke en zwak ontwikkelde competenties. Uit de evaluaties bij zowel aios als observatoren bleek dat deze toets hoge waardering kreeg. Helaas is de uitvoering van deze toets erg arbeidsintensief en bij de grote aantallen aios van dit moment niet haalbaar. Het gevolg is dat op dit moment de toets bestaat uit een beoordeling van opgenomen consulten met een uitgebreide feedbackbrief volgens vastgestelde criteria. Daarna vindt een gesprek plaats tussen aios en observator. In de loop van vele jaren heb ik de consultvoeringstoets zich zien ontwikkelen tot het instrument en de methode die het momenteel is. Mijn ervaring van de laatste vijf jaar met deze toets geeft mij de overtuiging dat er nu een toetsinstrument en toetsmethode gebruikt worden die op waardering mogen rekenen van alle bij de opleiding tot huisarts betrokken partijen: instituut, aios en opleiders. 1 Competentie Beoordelings Lijst op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Column Empathie, is het te leren? DOOR T.E. GRIJS In het onderwijs in arts-patiënt communicatie wordt veel aandacht besteed aan exploreren en empathie. Is dat nodig? Iedere arts en verpleegkundige moet zich kunnen inleven in de belevingswereld van een ander, dat wordt als een basale eigenschap verondersteld. Empathie is onmisbaar om lijden te kunnen begrijpen en in te voelen. Kennis en kunde alleen is onvoldoende om lijden te verzachten en nood te lenigen. Je zou denken dat die eigenschappen er toch gewoon zijn? Zit daarin niet de intrinsieke motivatie van een persoon om medicus of verpleegkundige te worden? Zou Florence Nightingale onderwijs in empathie gehad hebben? We toetsen in de huisartsenopleiding geregeld op empathie in de arts patiënt communicatie. Helaas zijn er wel eens teleurstellende resultaten. Wat is het probleem bij empathie? Zijn de eigenschappen van empathie onvoldoende aanwezig in de hulpverlener of is het moeilijk om empathie aan anderen zichtbaar of tastbaar te maken? En zo ja, is dat laatste te trainen? Mijn meest recente garagebezoeken schoten me te binnen tijdens de voorbereiding van het onderwijsprogramma exploreren en empathie. Enige tijd geleden, op weg naar Maastricht, lichtte plots een rood symbool op in het dashboardschermpje. Een doosje met een plusje en een minnetje. Bij zo’n brandend lampje schiet ik altijd meteen in de stress. Dezelfde dag nog ging ik naar de garage. De baliemedewerker vroeg vriendelijk: ‘Waar kan ik u mee helpen, mijnheer de huisarts?’ ‘Ja, er ging een lampje branden en….’. ‘Heel goed dat er een lampje bij u ging branden, geeft u maar de sleutel.’ ‘De sleutel? Ik heb nog eens in de handleiding gekeken en ..’ ’Al goed mijnheer, geeft u nu maar de sleutel.’ Hij stopte de sleutel in een klein kastje en keek op zijn beeldscherm. ‘Ik zie het al: de dynamo is naar de knoppen.’ ‘De dynamo? Wat..?’ ‘Nou mijnheer, reken maar op een kleine zeshonderd euro. Breng morgenvroeg de auto.’ Ik antwoordde perplex: ‘Goed, morgen dus. Een vraagje nog: moet dat allemaal zo kort door de bocht?’ ‘Kort door de bocht mijnheer? Ik was onlangs bij de huisarts met klachten van …..’ En toen werd ik toch zo kortaf bejegend, je wilt het niet weten! Een dag later toen ik mijn auto ophaalde, gaf de chef werkplaats extra uitleg: ‘Mijnheer de dokter, de dynamo is vervangen in uw auto. Dat is echt geen gemakkelijke klus. De turbo en luchtfilter heb ik verwijderd, ik heb met veel moeite de dynamo vervangen. De turbo en luchtfilter heb ik weer teruggeplaatst en alle verbindingen met de boordcomputer zijn hersteld. Ik zie u wat benauwd kijken, is er wat?’ ‘Is alles wel weer op zijn plek gezet?’ ‘Gewis mijnheer, we hebben hooggekwalificeerd personeel met een kans van minder dan 5% op fouten. U fronst uw wenkbrauwen, begrijpt u het niet helemaal? Luister, de dynamo wekt stroom op, u weet wel, de inductiewet van Faraday, door een magnetische staaf in een spoel te bewegen kun je immers elektrische stroom opwekken. U wordt zo stil’. ‘Is er nu wel genoeg stroom in de auto?’, vroeg ik voorzichtig. De chef leek wat ongeduldig te worden. ‘De dynamo’s zijn afkomstig van Bosch mijnheer. Dat is Duitse Gründlichkeit. Onderzoek heeft uitgewezen, dat slechts 1% van de geleverde dynamo’s gebreken vertoont, die tot brand kunnen leiden.’ ‘Brand???’, riep ik geschrokken. ‘U kijkt wat angstig mijnheer, geen zorgen, er is een brandblusser aan boord: een poederblusser met een mengsel van ammoniumfosfaat en ammoniumsulfaat. Verder nog vragen?’ ‘Eigenlijk heb ik nog een laatste vraag: Doet hij het nou of doet hij het niet? De auto bedoel ik.’ ‘Dat mag ik hopen, mijnheer; in de laatste vijf jaar bleek slechts 3,87% van de reparaties niet naar behoren te zijn uitgevoerd.’ ‘Eigenlijk nog iets, mompelde ik. ‘Dank dat u mijn zorgen deelde, maar uitleg met zoveel woorden…..?’ ‘Uitleg? Dat zal ik u zeggen, ik was onlangs bij de huisarts met klachten van…..’. Op weg naar Maastricht spookten allerlei gedachten in mijn hoofd. Gaat het nou echt zo mis in de spreekkamer? En levert onderwijs in empathie wel iets op? 31
Pagina 32
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Rubriek voor huisartsopleiders De Lijn van Stijn DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOÖRDINATOR Zelfstandig werken aios tijdens de zomervakantie Tijdens de zomermaanden, in juli en augustus, gaan veel patiënten en huisartsen (lees opleiders) op vakantie. Als het past in de opleidingsfase van de aios, dan leent deze tijd zich voor een (of twee opeenvolgende) zelfstandige weken voor de aios. Het komt voor, vooral in grotere praktijken, dat de aios gevraagd wordt om een bijdrage te leveren in de vakantiewaarnemingsregeling tijdens de zomervakantie. Deze vraag staat los van de afspraken die opleider en aios maken over de keuze van de twee zelfstandige periodes die de aios vanwege de opleiding dient te werken (de ‘zelfstandige weken’). Het kan in het belang van aios zijn (met name in jaar 3) om extra ervaring op te bouwen met zelfstandig werken. Anderzijds zijn er in zo’n periode geen leergesprekken als de opleider met vakantie is. De aios moet vrij zijn in de keuze om de opleidingspraktijk hierin al of niet ter wille te zijn. De do’s en don’ts van de zelfstandige periode (onder andere niet in de eerste 3 maanden van een opleidingsjaar) staan op EleUM onder ‘Algemeen’. Hoe eerlijk is een aios? ‘Even eerlijk als wij allemaal’ lijkt me het goede antwoord. Als we kijken naar de evaluatie van de opleider door de aios ligt het misschien anders. Ik bedoel de Landelijke Evaluatie Opleider- huisarts (de LEO-h). Dit is een vragenlijst over het doen en laten van de opleider die de klant/gebruiker (=de aios) invult na 6 en na 12 maanden in de opleidingspraktijk. De vragen zijn verdeeld over categorieën als ‘eigen expertise overdragen’ en ‘een leeromgeving maken van de praktijk’. De opleider is gebaat bij feedback. Opleiders zijn (net als wij) altijd benieuwd naar de feedback die de aios geeft in de LEO-h. Als coördinator zie ik ook de beperkingen van deze evaluatie: het kan in het belang zijn van een aios om diens opleider mild te beoordelen. Een reden daarvoor kan te maken hebben met de toekomstplannen van de aios: als hij van plan is om waarnemingen te gaan doen of zich te vestigen in de regio van de opleider, dan wil hij deze het liefst te vriend houden. Dat kan de reden zijn van verschillen tussen wat wij horen van de aios op de terugkomdagen en wat we zien in de schriftelijke evaluaties. Die discrepantie kan het ons moeilijk maken om met een opleider in gesprek te gaan als er – herhaaldelijk – kritiek is op zijn/haar functioneren. Als ik aios was, zou ik misschien wel hetzelfde doen. Starters en stoppers in 2014 De volgende opleiders hebben het opleiderschap in 2014 beëindigd. We bedanken hen van harte voor hun inzet! • Paul van Aubel • Emanuel Campman • Peter Hezemans • Math Hundscheid • Philippe Knaeps • Frans Macco • Jean Paul Reinartz • Vincent van Roessel • Constance de Vries In 2014 zijn de volgende huisartsen gestart met opleiden: • Marleen ten Doeschate • Ronald van der Endt • Suzanne Klarenbeek • Mario Kochen • Marian van Montfort • Anke Pril • Marcel van Putten • Joris Slangen • Corien van der Sluijs Waarnemen als aios In de laatste maanden van het derde opleidingsjaar weet de aios hoe de selectieve beoordeling uitgevallen is en of het diploma wordt behaald. De aios zijn in die periode vaak al bezig met wat ze willen gaan doen na hun afstuderen: waarnemen, HIDHA worden of meteen een praktijk overnemen. Het is dan lastig voor opleider en aios om motivatie en enthousiasme op te brengen voor die laatste periode van de opleiding. Enkele docenten van de opleiding hebben een plan bedacht om de aios in die laatste maanden van de opleiding te laten waarnemen in 32 op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Opleider Suzanne Klarenbeek in gesprek met aios Job Gerver (Stijn de Vries observeert) de praktijk van een collega-opleider. De aios die hiervoor belangstelling heeft, kan waarnemen in een praktijk van een collega aios. De aios die gaat waarnemen vervangt dan in principe de opleider. Deze opleider laat de praktijk over aan de aios, zoals hij of zij dat ook zou doen wanneer een waarnemer zou zijn ingehuurd. Alle verplichte afspraken en overdracht worden nu ook gemaakt. Er wordt niet extra rekening gehouden met het feit dat het hier een aios betreft. Er wordt gehandeld, alsof het een waarnemer is. Alleen de afspraak over ‘financiële vergoeding’ ontbreekt. Meestal vindt er van te voren een kennismaking plaats. Omdat het een aios betreft die nog niet bevoegd is het vak zelfstandig uit te oefenen, is de betreffende opleider wel beschikbaar om te worden geconsulteerd in bijzondere situaties. De opleider bij wie wordt waargenomen, fungeert dus wel degelijk als opleider voor deze aios, maar vanuit het principe van fade-away. Deze afstand zorgt ervoor, dat de aios voldoende zelfstandig kan werken. Komende zomer gaat dit idee uitgeprobeerd worden. Ik vind het een leuk idee, dat de aios nog tijdens de opleiding kan proeven hoe het is om als waarnemer te werken. Voor details van dit plan zijn Jos Sleijpen (jos.sleijpen@maastrichtuniversity.nl) en Mark Brueren (mark.brueren@maastrichtuniversity.nl) beschikbaar. Onderzoek van de knie U kunt hier ook lezen: onderzoek van de mond, de keel en de hals, of onderzoek van het hart. Een groepje opleiders en docenten heeft gekeken naar de plek van vaardigheden in het praktijkonderwijs. Ze kwamen tot de conclusie, dat er relatief weinig aandacht voor is. Ze onderscheiden daarbij een aantal basisvaardigheden van overige vaardigheden. De basisvaardigheden betreffen uitsluitend het lichamelijk onderzoek, zoals die in het begin van deze alinea worden genoemd. Ze vallen allen binnen het niveau van de basisopleiding. Bij de start van de huisartsopleiding blijkt het beheersingsniveau van deze basisvaardigheden te variëren. Leiden heeft een lijst van deze vaardigheden opgesteld, die we in Maastricht gaan gebruiken bij de aios die in maart starten. De lijst zit in het elektronisch portfolio van de aios. De opleider wordt gevraagd om deze vaardigheden te observeren en te beoordelen. Een praktische aanpak hierbij zou kunnen zijn, dat de aios iemand vraagt om proefpersoon te zijn, zodat zij/hij in een relatief korte tijd aan de opleider kan laten zien hoe het lichamelijk onderzoek uitgevoerd wordt. De andere vaardigheden hebben betrekking op uitgebreidere delen van het lichamelijk onderzoek en op therapeutische vaardigheden zoals het geven van schouderinjecties, het verwijderen van een corpus alienum uit het oog of het plaatsen van een spiraal. De aios bekijkt samen met de opleiders welke vaardigheden waar en wanneer te leren zijn. Meer lezen? Inhoudelijk: ‘Praktische Vaardigheden’, van T.O.H. De Jongh (et al), ISBN 9789031388974 Didactisch: ‘Huisarts en opleiden’, hoofdstuk over Vaardigheden, van R. van Hemert (et al), ISBN 9789085621362 (nieuwste editie) Tot de volgende keer, opmerkingen en vragen zijn welkom: Stijn de Vries, opleiderscoördinator Stijn.devries@maastrichtuniversity.nl Telefoon: 043-3882993 33
Pagina 34
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Jaarvergadering van de vereniging van huisartsopleiders Meer contact met leden gewenst DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE Tijdens de Opleiders Tweedaagse in de Kapellerput in Heeze in februari, was ook tijd gereserveerd voor een vergadering van de regionale tak van de vereniging van opleiders (VHAO). Deze regionale vereniging (de VHAOUM) bestaat zelfs langer dan de landelijke vereniging. Het bestuur komt vier keer per jaar bijeen o.l.v. (afscheidnemend) voorzitter Peter Hezemans. De besproken onderwerpen van het afgelopen jaar zijn: • Capaciteitsvraagstuk • Kwaliteit van opleiders • Inbreng van opleiders in/via de organisatie van de tweedaagse • Forfaitaire nascholingspunten • Rol VHAO-UM bij kritiek op de opleiding • 30-jarig bestaan • Uitbreiding bestuur i.v.m. noord-groep • Afvaardiging LHOV • Coschap Huisartsgeneeskunde • Ontkoppelingsprotocol • Leo-H digitaal • Videotoetsing • Huisartsenpost • Nieuwe sollicitatieprocedure • Verandering Terugkomdag • Praktijkaccreditatie • Bestuurszaken algemeen Het bestuur* geeft aan meer contact met de leden • te willen. Wellicht dat via HAweb intensiever contact mogelijk is? Maar dan moeten zich wel veel meer leden inschrijven bij HAweb! De veranderingen in de opleiding houden het bestuur bezig, maar die worden ook centraal door de landelijke vereniging besproken: juist via HAWeb kan de regionale vereniging daarover meepraten. Een belangrijk punt van Alle bestuursleden zijn beschikbaar voor vragen. Nieuwe voorzitter is Manfred Driessen. Email: m.driessen@maastrichtuniversity.nl Secretaris is Hans Rozestraten. Email: hrozestraten@hetnet.nl 34 zorg van opleidingspraktijken werd besproken: namelijk de bemoeienissen van de ziektekostenverzekeraars met het gemiddelde aantal consulten, dat groter is in opleidingspraktijken juist door die onderwijsfunctie. Hierover wordt contact met verzekeraars opgenomen. Financieel zit de vereniging er goed bij: hoe zou het positief saldo nuttig besteed kunnen worden? Hiervoor zijn nog geen suggesties gegeven. De vergadering eindigde met de uitnodiging van HAB Koen Vanwersch voor de voetbalwedstrijd ‘Opleiders tegen AIOS’. Meldt u aan! * het bestuur bestond ten tijde van de vergadering uit de leden: - Peter Hezemans, voorzitter / stuurgroep - Hans Rozestraten, secretaris / stuurgroep - Maurice Severens, penningmeester - Alfons Notermans, noord-groep - Hein Locht, noord-groep, afvaardiging naar centraal - Gerrit ten Oever, coassistenten - Ralph Laven, lid (nieuw) - Manfred Driessen, stuurgroep CAPHRI School for Public Health and Primary Care op één lijn 45 ambassadeurs Join our family Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML) 1 e uitgave 2015 Kent u ze nog? ...de ambassadeur voor het opleiden DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Twee jaar geleden, in Op één lijn nummer 45, stelden we u de regionale ambassadeurs voor het opleiden voor. Ambassadeurs zijn enthousiaste, ervaren huisartsopleiders. Zij informeren collega’s in hun regio (bijvoorbeeld tijdens de dienst op de HAP) over het opleiderschap. Ze vormen een schakel tussen de opleiding van de Universiteit Maastricht en het huisartsenveld. In februari spraken we met Ruud Heg, huisartsopleider in MC Mosae Forum in Maastricht. Collega Rop Simon van Huisartsenpraktijk Heugem uit Maastricht is de andere ambassadeur in Maastricht, regio zorggroep ZIO (Zorg In Ontwikkeling). In het verleden waren er in de regio Maastricht minder opleiders dan in andere regio’s. De ambassadeursactie probeerde wat aan deze achterstand te doen. We vroegen Ruud Heg wat hij had gedaan en wat het heeft opgeleverd. Wat hij niet heeft gedaan, was het ophangen van de poster met zijn portretfoto op de HAP. Dat vond hij niet prettig. Zijn Maastrichtse collega’s weten bovendien wel wie hij is, aldus Heg. Hij gelooft stellig in ‘headhunten’ en ‘scouten’. Zijn eigen personeel werd ook zo geworven. Een paar jaar geleden werd hij zelf gevraagd om opleider te worden. Hij dacht dat hij er nog niet klaar voor was; dat bleek onterecht. Ruud Heg beschrijft zijn ‘aanvalsplan’. De start van zijn ambassadeursinzet was het bekijken van de huisartsgegevens samen met Stijn de Vries, de coördinator van de Huisartsopleiders (zie ook ‘De Lijn van Stijn’) en collega ambassadeur Rop Simon van Huisartsenpraktijk Heugem. Uit die gegevens bleek wie wat deed (of niet). Samen maakten ze een lijst van 15-20 huisartsen die volgens hen potentie hadden om opleider te worden. Het werk werd onderling verdeeld. Hij heeft de aan hem toebedeelde collega’s tussen de bedrijven door benaderd en gesproken. Veel van hen is daarna bereid gevonden om opleider te worden. Ruud gelooft in een eerlijke, positieve benadering. Opleider zijn biedt vele voordelen: • Een aios ontlast je, vergroot je werkplezier • Je krijgt veel input en feedback uit het onderwijs en het opleiden, je leert zelf ook • Je ontmoet andere opleiders en dat is leuk en leerzaam, je krijgt nascholing • Je hebt of brengt je praktijk op orde • Onderzoek bewijst dat de kwaliteit in een opleidingspraktijk hoger is dan gemiddeld • Last but not least: een financiële prikkel, 10.000-15.000 euro extra omzet per jaar Extra inzet van ambassadeurs is nuttig als er schaarste is of dreigt te ontstaan. Wie binnengehaald wordt, dient goed behandeld te worden (lees: dient een student of aios te krijgen). Niet altijd was er direct een aios beschikbaar voor de kersverse opleider. Dat had te maken met de organisatie (keuze regio aios) maar het is lastig te verkopen aan de nieuwe huisartsopleider. Alle huisartsopleiders dienen eerst ervaring op te doen met de begeleiding van co’s. Niet iedereen had die ervaring al. Zijn eigen ervaringen met co’s zijn wisselend, al weet hij goed uit eigen onderzoek dat de invulling van een goede rolmodel aan co’s de beeldvorming over, of een keuze voor het vak kan maken of breken. Niet iedereen is even geschikt om opleider te worden. Je moet openstaan voor het opleiderschap, jezelf toetsbaar durven opstellen, onderwijs-minded zijn. Leeftijd speelt geen rol. Het gaat om de mentaliteit en de inzet. Trainingen veranderen met de jaren, ten goede vindt hij. Zoals de nieuwe ALOBA (Agenda-Led OutcomeBased Analysis, red.) methode. Het is wel even wennen. Hetzelfde geldt voor de STARR methode die bij de aiossollicitaties wordt gebruikt. Dat is een wetenschap, een vak; die methode werd 20 jaar geleden al gebruikt in andere sectoren. Of hij nog een laatste boodschap heeft? Misschien. Het betreft de carrièrefasen van een huisarts: opbouw, stabiliteit en afbouw. Als opleider krijg je extra bagage mee die je kan helpen tijdens je carrière, vooral, als je je in de laatste fase verder wil ontwikkelen als supervisor of coach. Volgens Ruud Heg is die rol voor een huisarts een mooie kroon op een carrière. In elk geval ziet hij dat zelf als een mooi doel om na te streven. 35 op één lijn 51
Pagina 36
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Tweedaagse huisartsopleiders Komt een vrouw bij de dokter… DOOR MARIEKE KOOLS, STAFLID HUISARTSOPLEIDING …en dat is anders dan wanneer een man bij de dokter komt. Zowel qua klachten en de presentatie van die klachten, als de verwachtingen van en naar de huisarts. ‘Gendersensitief werken in de opleidingspraktijk’ was het thema van de tweedaagse training van onze huisartsopleiders. In de Kapellerput in Heeze, inmiddels een vertrouwde locatie voor onze jaarlijkse Tweedaagse. Dit keer streken we er neer met 110 opleiders en 28 leden van de staf, voor wederom intensieve, interessante en zeker ook gezellige dagen. Prof. Toine Lagro-Janssen, huisarts en goeroe op het gebied van sekse specifieke geneeskunde en gendersensitiviteit, deed de plenaire aftrap. Als de koffie ons nog niet goed wakker had gemaakt, dan deed haar quiz dit wel: menige zekerheid moest bijgesteld of zelfs radicaal overboord gezet worden. Naarmate de vragen volgden, durfden steeds minder mensen hun hand op te steken of ze een stelling ‘juist’ of ‘onjuist’ achtten en er werd druk gespeculeerd over details van iedere stelling. ‘Hebben vrouwen van 35 jaar en ouder, die de pil gebruiken en daarbij roken, twee keer zoveel kans op een hartinfarct? Of is dat iets meer?’ Uit de reacties in de zaal bleek dat slechts weinigen hadden gedacht dat dat 50 keer meer was. Pijngrens Als medisch-inhoudelijke leek, maar privé redelijk ‘ervaringsdeskundig’, dacht ik te weten dat mannen een behoorlijk lagere pijngrens hebben dan vrouwen. Maar nee, het omgekeerde bleek het geval! In de zaal brak discussie los over hoe het kwam dat men (vrouwen én mannen) dit vaak andersom ervaren. Lag het antwoord in psychosociale verschillen in beleving en zelfzorg? En inderdaad: mannen zorgen beter voor zichzelf dan vrouwen, die vaker het welzijn van de ander centraal stellen. Naast de nodige hilariteit, bleek uit de plenaire vragen en discussies, dat men er zin in had. Met de nadrukkelijke waarschuwing van Toine in ons achterhoofd, dat je bij dit onderwerp steeds moet waken voor stereotypering op individueel niveau, gingen we uiteen in kleine groepjes voor de workshops. De tweede dag stond in het teken van gendersensitiviteit in het opleiderschap: hoe presenteren mannelijke en vrouwelijke aios hun leervraag en waar zitten de valkuilen van de vrouwelijke en mannelijke opleider? In leergesprekken met echte aios gingen opleiders aan de slag. In een persoonsgericht leergesprek van nog geen half uur, werden overtuigingen, normen en waarden en deels de onderliggende identiteit blootgelegd; indrukwekkend! Drie uur vlogen om en ik was niet de enige die met een hoofd vol indrukken en voornemens de workshop uit kwam. Om vervolgens na een heerlijke lunch en de jaarvergadering van de opleidersvereniging, de tweedaagse af te sluiten in een docentenoverleg over de aios, waar het uiteindelijk allemaal om draait. Aan ons, staf en opleiders, nu de uitdagende taak om gevoelig te zijn voor genderspecifieke thema’s bij onze mannelijke en vrouwelijke aios. Wordt vervolgd! Gender en socialisatie In twee aparte rondes werd met professionele acteurs geoefend met het naar boven halen van genderspecifieke thema’s, bij een mannelijke en een vrouwelijke patiënt. Met de vraag in ons achterhoofd ‘welke gendergerelateerde thema’s spelen bij deze patiënt?’ werd intensief nabesproken en probeerden meerdere groepsleden een voorgenomen aanpak uit. Ieder jaar vind ik het weer bijzonder om te zien hoe bereidwillig iedereen is om in een gelegenheidsgroepje van die twee dagen, het in een rollenspel erop te wagen: de allereerste toont het meeste lef en vervolgens staan anderen te popelen om in te springen. In de workshop rondom de eigen socialisatie als man of vrouw en in dat verlengde als mannelijke en vrouwelijke dokter, werd heel open de blik op de eigen identiteit met elkaar uitgewisseld. De gewenste 5-puntsschaal maakte op een leuke manier de discussie los. Valkuilen opleiders Tijdens een heerlijk diner constateerde het groepje dames aan mijn kant van de tafel dat ze zéér goede zelfzorg toepasten toen ze een tweede tableau zoete toetjes bestelden, dat niet doorgegeven werd aan de heren iets verderop. 36 Weten is Eten Geef ons heden ons dagelijks brood! DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Brood en Spelen: de Romeinse keizers waren zich welbewust van deze twee basisvoorwaarden voor een rustig volk, en koesterden de door Marcus Antonius veroverde graanschuur Egypte. Natuurlijk was brood al veel ouder, er zijn aanwijzingen voor bakactiviteiten van 10.000 jaar geleden! En voordat Columbus c.s. de aardappel van over zee meebrachten, was het onze belangrijkste koolhydraatbron. Ook voor de naoorlogse jeugd, waar ik deel van uitmaak. De bakker kwam aan de deur, twee maal per week. Met een gesloten bakfiets met klep, moeizaam voort gepedaleerd door de bakkersknecht. Eén knip wit en een halfje bruin graag. En kan het opgeschreven tot volgende week? Op school had ik al gehoord van het Zweedse wittebrood, dat gelijk het Bijbelse manna aan het eind van de hongerwinter uit de lucht was komen vallen. Een onverslaanbaar product, en daarmee werd het de ondergang van de inmiddels gemotoriseerde huis-aanhuisbakker. Want een broodfabriek gooide begin jaren 60 datzelfde Zweedse wittebrood als verpakt massaproduct op de markt onder de naam King Corn. De nog niet lang bestaande STER reclame maakte het jochie, dat bij Japie ging wonen, onsterfelijk. Bij Japie hadden ze namelijk King Corn. En fabrieksbrood werd een hit! Een concurrerende fabriek sneed het deeg in vieren, waarna de stukken dwars naast elkaar in de vorm werden gezet. Het resultaat zag eruit als twee paar billen en het heette dan ook Bums. Dwarsgebakken wel te verstaan! Ene molenaar Vos bakte iets gezonder brood van ongebuild tarwemeel, en dat bestaat zowaar nog: Tarvo. Maar inmiddels heeft echt brood de laatste 2 decennia een ware comeback gemaakt, en levert een bezoek aan de Warme Bakker of de broodhoek in de supermarkt een lichte vorm van keuzestress op. Wat een schrik dus, dat sinds enkele jaren een anti-tarwe en anti-zetmeeltrend op is komen zetten in het kader van het Paleo-dieet. De aanhangers van deze stroming gaan er van uit, dat de al 2 miljoen jaar rondwarende mens pas sinds 10.000 jaar granen nuttigt, waarvoor hij genetisch dus niet toegerust is. En zich daarmee dan blootstelt aan darmbeschadiging door gluten en diabetesbevorderende insulinepieken. Broodliefhebber als ik ben, heb ik mijn kop in het zand gestoken en me verder niet verdiept in de al dan niet aanwezige evidence voor deze these. Mijn vage schuldgevoel daarover werd onlangs gelukkig verholpen door de uitkomsten van een groot en langdurig onderzoek van collega Hongyu Wu (et al.) aan de Harvard School of Public Health in Boston. Het levert onverdachte evidence voor verminderd algeheel mortaliteitsrisico en met name risico van mortaliteit door cardiovasculaire aandoeningen, door een ruimere consumptie van volkorenproducten. Ik blijf dus genieten van mijn dagelijks brood. En weet u, wat helemaal zinnenprikkelend is: de geur van versgebakken brood! Dat doe ik dan ook graag zelf, zeker sinds ik onlangs een recept tegenkwam, waarbij je je niet meer de kramp in je vingers hoeft te kneden. Je hebt er een afsluitbare ovenvaste schaal of pan voor nodig. Een römertopf bijvoorbeeld is prima. Die zijn erg jaren 70, en dus voor een habbekrats te verkrijgen in een goed gesorteerde kringloopwinkel. De bakmethode is kinderlijk eenvoudig, en je krijgt een fantastisch brood, waarmee keizer Nero zich een hoop bloedvergieten had kunnen besparen: ondanks, dat het geen zoet brood is, had hij die er toch mee kunnen bakken bij zijn volk. 37 op één lijn 51 Meng 200 gram bloem en 200 gram volkorenmeel (echt Limburgs is biologische spelt!) met anderhalve theelepel zout en een pakje instant gist. Voeg daar 350 cc warm water, een eetlepel honing en een paar druppels rode wijnazijn aan toe en meng tot er een deegmassa ontstaat. Zet dat mengsel afgedekt weg op kamertemperatuur gedurende 12 uur. De lange rijstijd (ja: met een lange IJ!) is de prijs die je betaalt voor het niet hoeven kneden. Laat de oven, met de pan erin, op 260 graden komen en doe het opgevouwen, bebloemde deeg in de pan. Leg het deksel erop, sluit de oven en laat het brood een half uur bakken. Het brood moet dan zonder deksel nog een kwartier verder garen en op kleur komen.
Pagina 38
op één lijn 51 1 e uitgave 2015 Gezondheidsrechtelijke kwesties Ons beroepsgeheim in het doolhof van het sociale domein DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE EN JURIST Wie heeft nog nooit het verzoek gehad om informatie te verstrekken aan een sociaal wijk team, home team of netwerk (jeugd) hulpverlening? Vaak betreft dit veelplegers, multiprobleemgezinnen, huiselijk geweld of bemoeizorg, maar sinds 1 januari 2015 kan het ook een verzoek zijn van het gemeentelijke intaketeam bij toegang tot de jeugdzorg. Hoe zat het ook alweer met ons beroepsgeheim? Van de actualiteitenrubrieken op TV worden we niet veel wijzer. Mag je als geheimhouder, in de casus van Els Borst, wel informatie aan Peter R. de Vries geven, maar niet aan de politie? Vaak wordt vanuit de genoemde teams ook nog beweerd dat informatie verstrekken mag, omdat we met zijn allen in het team zitten en dus een behandeleenheid vormen. Een ander gebruikt argument is, dat het achteraf informeren van de patiënt ook goed is. De nieuwste trend is dat het beroepsgeheim ondergeschikt is, wanneer er sprake is van bescherming van de menselijke waardigheid, vastgelegd in internationale verdragen. De nationale wetgeving is ondergeschikt aan internationale verdragen. Tijd om het beroepsgeheim in relatie tot wijkteams, in samenwerking met Gemeenten en andere samenwerkingsverbanden onder de loep te nemen. Beroepsgeheim Artsen en andere BIG-geregistreerden zijn geheimhouders op grond van de wet. Dit beroepsgeheim bestaat uit zwijgplicht en het verschoningsrecht. De zwijgplicht garandeert een geheimhouding van alles wat in de behandelrelatie ter kennis komt van de arts. Het verschoningrecht garandeert dat ook ten opzichte van de rechter de zwijgplicht wordt gehandhaafd. Dit waarborgt het beginsel van de persoonlijke autonomie, het recht op zelfbeschikking en de vrije toegang tot medische hulp. Alle drie zijn nodig als waarborg voor de menselijke waardigheid, in een bredere uitleg dan de hierboven genoemde menselijke waardigheid. Tegenover het zelfbeschikkingsrecht staat het beschermingsbeginsel, waar alleen in uitzonderlijke gevallen gebruik van gemaakt mag worden om de patiënt tegen zichzelf te beschermen. Er zal altijd een belangenafweging moeten worden gemaakt tussen deze beginselen. 38 Doorbreking beroepsgeheim Het beroepsgeheim is echter niet absoluut. Met uitdrukkelijke toestemming mag de geheimhouder doorbreken, maar hij hoeft dat niet altijd te doen. Op grond van een wettelijke verplichting moet de geheimhouder informatie verstrekken1 en in een conflict van plichtensituatie mag de geheimhouder zijn of haar beroepsgeheim doorbreken mits aan alle voorwaarden is voldaan2. Door recente nieuwe wetten3 is er veel veranderd en dus kunt u om informatie worden gevraagd over uw patiënten door samenwerkingsverbanden, sociale wijkteams, veiligheidshuizen maar ook in de ketenzorg. Vaak zijn dit geen BIG-geregistreerde zorgprofessionals, maar andere deelnemers van deze sociale teams. Het is soms lastig laveren met het beroepsgeheim, maar de BIG-geregistreerde loopt wel als enige het risico dat hij of zij zich voor de tucht-, straf- of civiele rechter moet verantwoorden. Daarom hieronder alles nog eens op een rij4. Doorbreking met toestemming Met toestemming van de patiënt mag de geheimhoudingsplicht worden doorbroken. Voorwaarden: • de toestemming moet vrij5, geïnformeerd en doelgericht6 worden verleend • duidelijk moet zijn aan wie de informatie mag worden verleend • er mag niet meer informatie worden verstrekt dan strikt noodzakelijk om het doel te bereiken Ook met toestemming is de geheimhouder niet verplicht om informatie te verstrekken als: • de verstrekking niet in het belang van de patiënt is • in strijd is met goed hulpverlenerschap • het algemeen maatschappelijk belang, dat burgers zich vrij tot een arts moeten kunnen wenden, in het geding is7 1 Denk aan de Wet op de lijkbezorging, de Wet publieke gezondheid 2 Denk aan de 6 cumulatieve criteria van Leenen (zie Op één lijn 41, 2011) 3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugdwet 4 Zie ook ‘Het beroepsgeheim in samenwerkingsverbanden, een wegwijzer voor zorgprofessionals’, december 2014 5 Vrij wil zeggen dat de patiënt zo nodig de tijd krijgt om te beslissen 6 Met welk doel wordt de informatie gevraagd en een gerichte vraagstelling 7 Hoge Raad 26 mei 2009 (LUMC) 1 e uitgave 2015 Als er dan informatie wordt verstrekt, dient deze ook nog aan voorwaarden te voldoen: • de informatie moet feitelijk, juist en betrouwbaar zijn • geen conclusies of waardeoordelen te bevatten • geen informatie te bevatten die buiten het medisch terrein van de arts liggen of buiten zijn/haar competentie valt • niet meer informatie te bevatten dan voor het doel noodzakelijk • let op bij het bijsluiten van specialistenbrieven, dat daar niet meer informatie instaat dan waarvoor toestemming is. Tevens opletten dat er geen informatie in staat over andere personen dan de patiënt (familie anamnese, ziekte van familieleden) Doorbreking als wettelijk verplichting Als de wet het verplicht dan moet de zorgprofessional informatie aan derden verstrekken. Voorbeelden zijn: • De Wet op de lijkbezorging (invullen van de overlijdenspapieren) • De Wet publieke gezondheid (aangifte van besmettelijke ziekten) • De Zorgverzekeringswet (de zorgverzekeraar heeft het recht te controleren of de gedeclareerde zorg ook de geleverde zorg is) • De Wet BOPZ (melding dwangbehandelingen) Informatie op grond van bovengenoemde wetten moet ook, als er geen toestemming is van de patiënt. Een vreemde eend in de bijt is de Wet maatschappelijk ondersteuning 2015, ingegaan op 1 januari 2015. Hierbij wordt de zorgverlener verplicht om informatie aan de gemeente te verstrekken mits de patiënt daarvoor zijn ondubbelzinnige en vrij gegeven toestemming heeft verleend! Dus een geval van wettelijke plicht mits toestemming8 (hier zal het laatste woord nog niet over gezegd zijn). In het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) mogen we ook wat van de gemeente verlangen. Het verdient aanbeveling om na te gaan of de gemeente aan haar verplichtingen heeft voldaan. We mogen, in het kader van de Wmo verwachten dat: • er waarborgen zijn omtrent privacy, met name beveiliging en geheimhouding van medische gegevens • dat bekend is wie er verantwoordelijk is voor deze gegevens en wie inzage heeft • de doelbinding wordt nagekomen (de informatie niet voor een ander doel gebruikt wordt dan waarvoor het gevraagd is) • dat de subsidiariteit en de proportionaliteit wordt nagekomen (kan het anders, kan het minder) • bewaartermijnen worden aangehouden • de registratie van de gegevens is gemeld aan het CPB • de bezwaar en beroepsprocedures geregeld zijn voor de burger met betrekking tot zijn medische gegevens 8 Wmo 2015, artikel 5.2.5 • dat de informatie plicht aan en het inzage recht van de patiënt geregeld is. Dit alles zou moeten volgens de stappen in de Privacy Scan VISD9 voor gemeenten. Tot dat dit allemaal duidelijk is, mag je als arts terughoudend zijn met het verstrekken van medische gegevens aan niet BIG geregistreerden, zeker in het begin, omdat lang niet alle gemeenten hun zaken op orde hebben. Conflict van plichtensituatie Als er geen toestemming is verkregen of verkregen kan worden maar de arts ernstige schade aan de patiënt of een ander kan voorkomen door informatie aan een derde te verstrekken, dan mag die informatie worden verstrekt met een beroep op een conflict van plichten, als aan alle onderstaande voorwaarden (cumulatief) is voldaan: Conflict van plichten, toetsingscriteria van Leenen10 1. Het is niet mogelijk om toestemming te vragen dan wel te krijgen. Alles is in het werk gesteld om dit wel te doen. 2. De arts is in gewetensnood door handhaving van zijn beroepsgeheim. 3. Het niet doorbreken van het beroepsgeheim kan voor een ander (verdere) ernstige schade opleveren. 4. Het doorbreken van het beroepsgeheim kan (verdere) ernstige schade aan een ander voorkomen. 5. Het geheim wordt zo min mogelijk geschonden. 6. De arts ziet geen andere weg dan doorbreking van het beroepsgeheim om het probleem op te lossen. 7. Uit de jurisprudentie blijkt dat overleg met een collega, die niet direct betrokken is, eigenlijk ook als een toegevoegd criterium gezien wordt. Noteer bij een conflict van plichten ook de gemaakte afwegingen in het dossier! Bij huiselijk geweld en kindermishandeling bestaat er bij een vermoeden al een meldrecht op basis van het stappen plan uit de meldcode.11 Tot slot Het beroepsgeheim en het verschoningsrecht hebben een belangrijke maatschappelijke functie in het waarborgen van de vrije toegang voor iedereen tot de gezondheidszorg. Onder de veiligheid van het beroepsgeheim kunnen vele moeilijke en vervelende zaken besproken worden en vaak tot een betere oplossing worden gebracht. Praat liever met uw patiënt dan over uw patiënt en beslis samen wat de beste oplossing is, waarbij het soms van belang kan zijn het beroepsgeheim te doorbreken, indien mogelijk met toestemming. Noteer uw overwegingen en afwegingen in het dossier en gebruik het bovenstaande als richtlijn in het doolhof van het sociale domein. 9 VISD, Verkenning Informatievoorziening in het Sociale Domein 10 H.J.J. Leenen, zie Handboek Gezondheidsrecht 11 ‘Op één lijn’ , nr. 49, 3e uitgave 2014 39 op één lijn 51

Op één lijn 50


Pagina 2
Colofon Oplage 2340 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 10965 Fotografie • Pagina 3: foto Babette Doorn Gemaakt door Loraine Bodewes • Pagina 4: foto Job Metsemakers Gemaakt door Loraine Bodewes • Pagina 5: foto Jean Muris Gemaakt door Loraine Bodewes • Pagina 12: foto's Maartje Willeboordse Gemaakt door Janneke Holten Canon Business Services • Pagina 21: foto's Interstavendag Gemaakt door Felix Punt • Pagina 26-27: foto's huisarts C. Stuurman & aios S. Lenaers Gemaakt door Janneke Holten Canon Business Services • Foto's uit het archief: speciale dank voor Jean Franssen, archivaris UM Deadline volgend nummer 2 maart 2015 Inhoudsopgave Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Benoeming Jean Muris tot hoogleraar – redactie Inspiratiesessie II – Yvonne Winants Stelt zich voor Sandrien Wansink, secretaresse Nascholing MINC Maartje Vinken, HAB Huisartsopleiding Uitreiking 'Clinicus van het jaar 2013-2014' Nadine Blankvoort, junior researcher Onderzoek Bruikbare Wetenschap – Eefje de Bont en Jochen Cals Promotie Maartje Willeboordse – Luc Gidding WESP-en Ziektelast – Leslie Jutbo Social media in de zorg – Floor Reinders SPES – Nico Handels PSYCHLOPS (DM type 2) – Jill Fuss Grip op ouderen – Paul Roos en Joke Rijk Promotie Mandy Stijnen CHILI (kinderen met koorts) – Famke Falkenberg en Marleen Alink Promotie Lieke Raaijmakers Huisartsopleiding Workshop Palliatieve zorg voor aios succesvol – Simon Kleijkers Uit het hoofd – Jean Muris NIVEL enquête 2014 – Marie-Louise Schreurs Over het verschijnsel volgzaamheid – Felix Punt Interstavendag 2014 ‘Innovatie van onderwijs’ – Babette Doorn In de leer; Een terugblik – Sophie van der Voort De aios wetenschapsdag: Weten we het nu….? – Huub Schepers Weten is eten: en toen was er cholesterol – Hendrik Jan Vunderink De Lijn van Stijn – Stijn de Vries Gezondheidsrechtelijke kwesties: gezag – Arie de Jong Themadeel: ‘Veertig jaar Huisartsopleiding Maastricht’ Inleiding op het thema – Babette Doorn Het begin – Jos op ’t Root Filosoferen met Yvonne van Leeuwen – Babette Doorn Toen een vrouwelijke dokter nog een noviteit was – Mieke Winten Huisartsopleider eerste lichting: een spannend avontuur – Math Muris Samen – Ine Siegelaer Al doende leert men: Haio Gerrie Waagenaar – Hendrik Jan Vunderink Terugblik periode 1993-1998: Professionalisering – Paul Höppener Opleiding tot praktijkhoudend huisarts – Yvonne Guldemond-Hecker Wie kent ze allemaal nog? 3 4 5 6 7 7 8 8 9 10 12 13 13 14 14 15 15 16 16 17 18 19 20 21 22 23 25 26 28 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 2 Van de redactie i Oud & nieuw Eindejaarskriebels: wie heeft ze niet? Voor de één zijn die sensaties positief, een ander schiet acuut in premature kerststress. Een nieuw kalenderjaar heeft nog steeds iets magisch. Je kan weer fris beginnen in veel opzichten. Wij kijken terug en blikken vooruit. We kijken terug met het themadeel over 40 jaar Huisartsopleiding in Maastricht. We voelen ons nog steeds jong, want het leven begint pas bij veertig (toch?). Een andere mijlpaal is deze 50e editie van ‘Op één Lijn’. Zes jaar geleden, in december 2008, hebben we ons jasje verruild voor de huidige huisstijl. Het jasje past ons nog steeds prima. Wat we wel hebben vernieuwd, is het archief van ‘Op één Lijn’ op de website www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl (wie zijn wij > op één lijn). Voorheen stonden daar de edities als pdf, maar vanaf heden is het volledig gedigitaliseerd. U kunt makkelijker bladeren, zoeken en delen, ook losse artikelen. Was dat nodig? Zo op het oog misschien niet, maar technisch gezien wel. Deze overgang biedt voor ons nieuwe (technische) mogelijkheden om verschillende mediavormen met elkaar te verbinden: crossmedia. Je kan daarbij denken aan het doorklikken naar een filmpje (op internet) over hetzelfde onderwerp als in het geschreven artikel. Oud en nieuw. En wie schrijft, blijft, dus wij blijven ook ‘ouderwets’ doen. In 2015 gaan we zeker ook meer met video doen, video on demand. Werkbare wetenschap, we blijven in beweging. U vraagt, wij draaien. U hoort van ons. In dit nummer, vindt u naast het themadeel, ook de gewone artikelen zoals u die gewend bent. Nieuwe medewerkers stellen zich voor en alle WESP-en beschrijven kort hun resultaten. Er viel ook weer wat te vieren: een benoeming (Jean Muris mag zich professor noemen) en een promotie (van Maartje Willeboordse, die intussen al gestart was met een postdoc onderzoek). Ook hebben tal van evenementen plaatsgevonden: de Interstavendag, de workshop palliatieve zorg voor aios en de aios wetenschapsdag. Tussen de bedrijven door zijn er dit najaar weer sollicitatierondes voor nieuwe aios geweest. Kortom: we zijn wel toe aan wat rust op het eind van het jaar. Tot slot: de vaste schrijvers. Het lijkt eenvoudig om elk keer een stukje te schrijven, maar dat kan soms best lastig zijn al zeg ik het zelf. De ene keer heb je meer inspiratie dan de andere keer en soms heb je wel een goed idee maar krijg je het lastig in woorden gevat. Al doende leert men geldt in dit geval. Dat geldt eveneens voor onze vakgroepvoorzitter Job Metsemakers en het hoofd van de opleiding Jean Muris. Zij krijgen dezelfde (soms pittige) feedback, net zoals alle andere schrijvers. Daar doen we niet moeilijk over. We danken wederom Arie de Jong voor het permanent opvijzelen van onze juridische kennis; hier hebben we allemaal wat aan. Vergeet niet de ‘Lijn van Stijn’ voor huisartsopleiders. En, Felix Punt, die ons elke keer verbaast met zijn (soms vreemde) hersenspinsels. Daarnaast maakt hij mooie foto’s (zoals op de Interstavendag). Wie ook veelzijdig is, is onze ‘eigen’ (=redactielid) Hendrik Jan Vunderink. Zijn nieuwe rubriek ‘Weten is eten’ is een appeltje-eitje. De combinatie gezondheid in relatie tot eten en drinken, is een beproefd concept (recept?) gebleken. Ik lach me telkens rot bij zijn stukjes. Heel herkenbaar, maar ook inspirerend door de bijpassende receptuur. Deze keer verging me bijna het lachen. Ik zei dat de foto van de Torta Caprese van onvoldoende kwaliteit was. Dat heb ik geweten: diezelfde middag verscheen op mijn bureau een grote, vers gemaakte caloriebom. Je hoort mij niet zo snel meer ‘veel is lekker’ zeggen! ’s Avonds, tijdens mijn zwemtraining, klotste het ‘chlooresterol’ door mijn lijf. Weer wat geleerd. Tot slot wil ik in het kader van het leren onze levenslustige en leergierige aios Sophie van der Voort bedanken. Ik zal niet beweren dat we haar met de jaren zagen groeien, want ze is een kop groter dan de meesten van ons. Sophie was vaste columniste gedurende haar opleiding en daar schreef ze over. Van huisarts in spé(culum) in 2011 tot en met de terugblik 2014. De cyclus is rond: Sophie is afgestudeerd op 1 december jongstleden. Onze dank en felicitaties voor haar. She is all yours, zoals de Engelsen zouden zeggen. Fijne feestdagen en we zien elkaar weer in 2015. Gezond en wel mag ik hopen! Babette Doorn 3 r op één lijn 50 J a a H i u i s s a r t M s o p l e d i n g a a t r c h t
Pagina 4
op één lijn 50 3e uitgave 2014 40 jaar Small steps for man, a giant leap for HAG! DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Tijdens de Opening van het Academisch jaar in september 2014 werd erbij stilgestaan dat in september 1974 de eerste cursisten begonnen aan de studie Medicijnen aan de toenmalige Medische Faculteit Maastricht (MFM). De start kreeg toen veel aandacht omdat er nog geen officiële universiteit was, en omdat Maastricht gekozen had voor een nieuwe opzet van het onderwijs: onderwijsgroepen en (patiënt) problemen waren belangrijke kenmerken. Bijna onopgemerkt begon op dat moment in Maastricht ook de eenjarige opleiding tot huisarts. De start daarvan kreeg veel minder aandacht hoewel die opleiding een directe uitstraling had op de regio. Opleiders werden geworven en de afgestudeerde huisartsen zochten een praktijk in (Zuid-)Limburg. Voor ‘de ouderen’ is dit 40-jaar moment bij uitstek een gelegenheid om terug te kijken, terwijl ‘de jongeren’ naar de toekomst willen kijken. Goed om te zien dat kleine stapjes in de jaren toch grote veranderingen tot stand hebben gebracht. En dat kan ook de les zijn voor de toekomst. Kleine stapjes hebben ook effect en ontmoeten mogelijk minder weerstand. Als ik terugkijk, dan stel ik vast dat infectieziekten momenteel weer helemaal op de agenda staan. In de jaren zeventig leken we ze de baas. Pokken waren in 1980 zo goed als uitgeroeid. We moesten bedacht blijven op Tuberculose, maar onze antibiotica waren krachtig en effectief. De HIV/Aids epidemie bereikte in het begin van de jaren ‘80 plots ook ons land en noopte tot massale nascholing van alle (huis)artsen. Geleidelijk kregen we meer grip op preventie, vroege opsporing en effectieve behandeling van HIV/Aids. Daarna kwamen vogelgriep (H5N1) en varkensgriep (H1N1) waarbij in Nederland geen epidemie ontstond maar wel veel onrust. Wel kregen we in Limburg en Brabant te maken met Q-koorts. Meer recent is er dreiging van het Middle East Respiratory Syndrome Corona virus (MERScoV). Op dit moment is Ebola in enkele landen in Afrika de grote bedreiging. Kenmerkend is dat de toename van het internationale reisverkeer de verspreiding bevordert, maar ook bijdraagt aan wereldwijde onrust. Zorg van Chronische ziekten als Diabetes Mellitus, COPD en hartfalen is ook fors veranderd. In mijn studententijd was het nog gebruikelijk dat de meeste diabetespatiënten door de internist gezien werden. Later kwam de zorg voor deze en andere chronische ziekten stap voor stap onder ons beheer. In eerste instantie zonder veel structuur, maar daarna in protocollen met praktijkverpleegkundigen. Onze zorg is meer proactief geworden. Uiteraard had deze verschuiving ook consequenties voor de opleiding en nascholing van huisartsen. Onze rol in de aanpak van multimorbiditeit en complexe zorg wordt onderkend. Daarbij moeten we als huisartsen ook voor deze patiënt goed zichtbaar, aanspreekbaar en verantwoordelijk blijven. Een gebied waarop de eerste moeilijke stappen zijn gezet, is preventie. We moeten bij leefstijl forse vorderingen maken om het gewenste effect op persoonlijk en populatieniveau te bereiken. Maar gedragsverandering blijft voor veel mensen moeilijk, waarvoor we nog niet de juiste aanpak hebben. Het moet echt persoonlijk maatwerk worden. Op leefstijlgebied is de winst nog beperkt. Hoewel veel is ingezet op voorlichting om gedragsverandering te bevorderen, lijkt men de laatste jaren gedragsverandering te willen sturen via juridische regelgeving (rookverbod in openbare ruimtes, restaurants en cafés; minimum leeftijd alcoholaankoop en gebruik). Als er zo veel verandert in de zorg, dan is de conclusie dat de opleiding zich steeds in afstemming met de zorg zal moeten aanpassen. De praktijkwerkzaamheden van de AIOS geven een directe sturing van het leerprogramma, terwijl de opleiding natuurlijk ook de ontwikkelingen moet volgen. Dat het belangrijk is dat AIOS en huisartsen het belang van voortdurende scholing, nascholing en verdieping (blijven) zien, is een open deur. Waag ik me ook aan een blik in de toekomst zoals trendwatchers? Bij mijn oratie in 2003 koos ik als titel: ‘de huisarts blijft!’. Die uitspraak was volgens velen gewaagd in een tijd dat er ambtelijke plannen waren om de positie van de huisarts uit te kleden. 4 3e uitgave 2014 Maar de huisarts is gebleven, zijn positie is sterker dan voorheen. Ik herhaal dus die uitspraak maar zeg er wel bij dat de ontwikkeling van de schaalvergroting doorzet. Ik voorzie dat de zorgorganisatie veel meer op regioniveau zal worden vormgegeven, waarbij we strikte scheiding tussen eerste- en de tweedelijn zien vervagen, maar de zorgstroom zo gereguleerd wordt, dat wat bij de huisarts kan, ook bij de huisarts gebeurt, samen met consulterende specialisten. Schaalvergroting is niet dat de zorgcentra meer patiënten moeten bedienen. Afhankelijk van de omgeving (stad/platteland) wordt de omvang bepaald. Wel groeperen eerstelijns zorg en hulpverleners zich meer in één centrum. Daarbij denk ik aan de huisartspraktijk met alle zorgverleners, de apotheek, de fysiotherapeut, het fitness centrum, de verloskundige, de psycholoog, de tandarts, maar ook zorg voor personen met visus- en gehoorstoornissen, gemeentelijke ondersteuning voor hulp, maar ook voor wonen. Je zou bijna zeggen: het klassieke sociale werk. Alleen door goede samenwerking op korte afstand van elkaar zal de toenemende zorgbehoefte met een beperkte groep zorgverleners beheersbaar blijven. In de directe zorg zal minder snel dan verwacht, de personalized medicine vorm krijgen. We kunnen op basis van genetische analyse bepalen of een geneesmiddel bij een persoon wel of niet het gewenste effect zal hebben. Die ontwikkeling zal ook de therapietrouw verhogen, omdat de patiënt immers weet dat het middel voor hem/haar werkzaam zal zijn. Het zal natuurlijk weer multifactorieel blijken, dus niet zo eenvoudig als nu gedacht. Maar het moet er nu maar eens van gaan komen. Laten we wel even opletten dat we personalized medicine niet verwarren met persoonlijke zorg. Dat heeft niets met moleculen en genen te maken, maar met zorg dicht bij de patiënt als persoon in zijn context en de huisarts als mens, die samen een zorgrelatie vormgeven. We hoeven niet pas over 40 jaar dit stukje uit het archief op te duiken om te weten wat er is geschied. Laten we eens over 5 jaar kijken of het de beschreven richting opgaat. Benoeming Jean Muris Dr. Jean Muris (1959) is per 1 september 2014 benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Asthma and COPD in Primary Care’ aan de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences van Maastricht University. Jean Muris studeerde geneeskunde in Maastricht (1977-1983) en volgde direct daarna ook de Huisartsopleiding te Maastricht (1983-1984). Van 1985 tot 1993 werkte hij als huisarts in Gezondheidscentrum Withuis te Venlo. In de jaren erna werkte hij als huisarts in Gezondheidscentrum Geulle. Jean Muris promoveerde in 1993 op het onderwerp ‘Niet acute buikklachten’. Op dat onderzoeksgebied bleef hij wetenschappelijk actief, evenals op dat van astma/ COPD. Samen met professor Geertjan Wesseling van de afdeling Longgeneeskunde MUMC+, is hij op dit terrein een van de programmaleiders binnen de School of Public Health and Primary Care (CAPHRI). In het onderwijs voor studenten geneeskunde heeft hij een veelheid en diversiteit aan rollen en functies vervuld. Hij was coördinator van het coschap Huisartsgeneeskunde, tutor en lid van de Examencommissie. In 1996 werd hij benoemd tot Universitair Hoofddocent. Hij heeft ervaring als huisartsopleider en als docent bij onderwijsprogramma’s (zoals de lokale en nationale astma/COPD cursus). Hij heeft nationaal en internationaal een uitgebreid netwerk opgebouwd. Sinds november 2010 is Jean Muris hoofd van de huisartsopleiding Maastricht. In zijn leeropdracht als hoogleraar zijn astma/ COPD belangrijke aandachtspunten, alsook de vertaling van onderzoeksbevindingen in het curriculum van de huisartsopleiding. Zijn inaugurele rede vindt plaats op vrijdag 25 september 2015, 16.30-18.00 uur, in de Aula van de Universiteit Maastricht, Minderbroedersberg (MBB) 4-6. Dit is een openbare zitting. 5 op één lijn 50
Pagina 6
op één lijn 50 3e uitgave 2014 Inspiratiesessie 28 augustus 2014 Out of the box DOOR YVONNE WINANTS, UNIVERSITAIR DOCENT De eerste inspiratiebijeenkomst op 3 juli jl. was geanimeerd, boeiend en smaakte naar meer. Frisse ideeën over oude thema's werden voor het voetlicht gebracht. Professionals met uiteenlopende achtergronden werden uitgedaagd om hun eigen denkwereld los te laten en andere manieren van denken, voelen en ervaren toe te laten: out of the box denken. De geneeskunde en de hulpverleners dienen nieuwe vormen van behandelen en benaderen te overdenken, passend bij de huidige tijdsgeest. Zeker in een periode waarin evidence based medicine en de daarop gebaseerde richtlijnen en protocollen de wereld veroverd hebben, kan het goed zijn om ruimte open te laten voor creativiteit en originele invalshoeken. Bied ruimte voor het onvoorziene, het toevallige dat niet alleen met behulp van epidemiologische studies of Randomised Controlled Trials is te vatten. Maak ruimte voor de ervaringskant, de subjectieve ervaring van ziekten en lijden als aanvullend en relevant perspectief in de zorg. De academie is, ondanks haar nobele streven naar intellectuele dialoog en uitwisseling, niet altijd hiertoe bereid. De huisartsgeneeskunde heeft in dit verband wel een goede naam. Huisartsen staan dicht bij de werkelijkheid van alledag met haar eigentijdse dynamiek. Dit keer ging de sessie over de onbewuste krachten die ons handelen, soms meer dan ons lief is, sturen en beïnvloeden. Zowel ons groeps- en organisatiegedrag als ons individuele gedrag blijken sterk beïnvloed te worden door onbewuste krachten en emoties. Dit kan zichtbaar zijn in non-verbale taal en innerlijke fysieke ervaringen. Recent breinonderzoek geeft verrassend genoeg soms onderbouwing voor sommige alternatieve of spirituele praktijken. Er werd ingegaan op de meerwaarde van werken met opstellingen voor de huisartsgeneeskunde. Invloeden vanuit het familiesysteem kunnen voor een breed scala aan klachten zorgen. Terugkerende relationele problemen thuis of in het werk veroorzaken veel emotioneel en fysiek lijden. Een systeemgerichte benadering met als belangrijkste methodiek het ‘opstellen’ van belangrijke actoren in het leven van de patiënt, maakt het web zichtbaar waarin de patiënt als het ware verstrikt zit. Hiermee kan een helingsproces op gang worden gebracht. Huisarts-supervisor en coach F. Martens wees op de beeldende kwaliteiten van deze methodiek die in haar werk als teamcoach van artsen vaak uitstekende diensten bewees. Men ziet de dynamiek als het ware voor zich, wanneer men teamleden vraagt om zichzelf te plaatsen in het veld van collegae, bazen en organisatie. Daarna volgde een bijdrage over het vergroten van de veerkracht door de integrale aanpak van PRI (past reality integration) therapie bij stress en emotionele gezondheidsproblemen. Psycholoog N. Neijzen en voormalig huisarts C. Winkens deden een poging om de essentie van deze methode kort voor het voetlicht te brengen. ‘Het doel van PRI is om steeds meer vanuit een open hart te leven: vanuit compassie en verbinding met onszelf, de ander en de omgeving. De sleutel daarvoor ligt in onszelf en niet daarbuiten’. Volgens PRI ligt in ons de bron van levenskracht en liefde, maar ook de oorzaak van onze blokkades. Deze blokkades zijn het gevolg van negatieve invloeden in onze vroegste levensfase, wanneer ons kwetsbare brein zich snel ontwikkelt. ‘PRI is gestoeld op moderne neurowetenschappelijke inzichten en geeft een model om uw eigen leven beter te begrijpen. PRI kan concrete, praktische en tegelijkertijd diepgaande instrumenten geven, waarmee mensen blokkades zelf kunnen leren aanpakken en opheffen. Deze instrumenten zijn eveneens effectief bij klachten als angst, depressie, stress- en relatieproblemen’. Het waren prikkelende bijdragen die aanleiding waren voor een levendige discussie. Het laatste woord hierover is wat mij betreft nog niet gesproken. 6 Stelt zich voor Sandrien Wansink SECRETARESSE Sinds 1 juli 2014 werk ik als secretaresse voor Onno van Schayck. Als secretaresse van Onno beheer ik zijn agenda, notuleer vergaderingen, regel reizen en ben ik intensief betrokken bij de projecten ‘Health in Slums’ en ‘De Gezonde Basisschool’. Met de inhoud van beide projecten voel ik veel affiniteit. Dat maakt voor mij het werk interessant. ‘Health in Slums’ richt zich op het verbeteren van het leefklimaat in sloppenwijken in India. ‘De Gezonde Basisschool’ onderzoekt of een dag arrangement waarin ruimte is voor meer beweging, gezonde voeding en cultuureducatie de leerprestaties van kinderen verhoogt. Voor deze baan was ik al ruim bekend met de universiteit als werkomgeving. Al vanaf 1992 werk ik als secretaresse, management assistante of onderzoekassistente bij de Universiteit Utrecht, VSNU en Universiteit Maastricht. Regelmatig ben ik verhuisd en heb nu met mijn hart Nascholing Het Maastricht Infectieziekten Centrum (MINC) organiseert in 2015 weer 4 nascholingen. Locatie: Vander Valk Maastricht van 17.45-21.30 uur. Zie www.minc.eu. 5 februari 2015 ‘Chronische luchtweginfecties’ o.l.v. Prof. dr. Miel Wouters Sprekers • Prof. dr. Edward Dompeling Chronische luchtweginfecties bij kinderen • Dr. Frits Franssen Pathogenese van COPD • Dr. Marlies Mooij (ovb) COPD en het microbioom • Prof. dr. Jean Muris Lessen voor de huisartsenpraktijk voor Maastricht gekozen. Ik houd van het Limburgs landschap en internationale karakter van Maastricht. Op loopafstand van België en dichtbij Duitsland vind ik nog steeds een privilege. Mocht ik nog eens vertrekken, dan zal het naar het buitenland zijn. Mijn werkweek bij de universiteit bestaat uit 24 uur. De rest van de week besteed ik aan mijn eigen kunstpraktijk (www.sandrienwansink.com). Regelmatig exposeer en verkoop ik mijn werk en doe mee aan kunstprojecten. Daarnaast geef ik handvaardigheidsles op diverse scholen. Eén daarvan is de SO/VSO Jan Baptist in Kerkrade. Elke vrijdagmiddag neem ik deze leerlingen mee op een creatief avontuur. We maken van alles: schilderen, tekenen, boetseren, monotypes. Ik werk graag met deze kinderen, die een op een andere manier begeleid moeten worden. 25 juni 2015 1 oktober 2015 ‘Te water’ o.l.v. Prof. dr. Christian Hoebe ‘Unwanted souvenirs’ o.l.v. Dr. Astrid Oude Lashof 17 december 2015 ‘Infectiepreventie en menselijk gedrag’ o.l.v. Dr. Frank van Tiel 7 op één lijn 50
Pagina 8
op één lijn 50 3e uitgave 2014 Stelt zich voor Maartje Vinken HAB ACUTE BLOK HUISARTSOPLEIDING Via enkele omwegen (gynaecologie, vrijwilligerswerk in Haïti en deels de opleiding tot SEH-arts) ben ik uiteindelijk uitgekomen bij het mooiste vak dat er voor mij is. Nog niet zo lang nadat ik zelf mijn opleiding tot huisarts in Maastricht had voltooid, kon ik weer mijn voetstappen op het Debyeplein 1 zetten in een andere rol. Een uitdagende en vooral inspirerende taak! Het Acute Blok is een dynamische stage waarin veel competenties worden uitgedaagd. Samen met mijn collega’s zijn we bezig om het onderwijscurriculum binnen het blok een hernieuwde invulling te geven, toegespitst op de klinische beroepsactiviteiten die in het toekomstige opleidingsprofiel van de huisarts centraal zullen komen te staan. De focus zal hierbij komen te liggen op het klinisch redeneren vanuit het huisartsenperspectief met de beoordeling van toestandsbeelden via het ABCDE-model. Daarnaast zal er vooral ook aandacht besteed worden aan de ontwikkeling van de overige competentiegebieden op gedragswetenschappelijk, organisatorisch en juridischethisch niveau. Gecombineerd met de begeleiding van de groepen op de terugkomdagen, de samenwerking met de stageopleiders en het mentorschap vormt deze taak voor mij een uitdagende mogelijkheid om op een andere manier met het huisartsenvak bezig te zijn. Op dinsdag en woensdag ben ik dan ook te vinden in Maastricht, de andere dagen van de week ben ik werkzaam als vaste waarneemster in twee hele leuke dorpspraktijken. Ik heb altijd affiniteit met de spoedeisende geneeskunde gehad en ben daarom regelmatig op de huisartsenpost te vinden of als vrijwilligster voor medische ondersteuning van sportevenementen. De ervaringen uit de spoedeisende wereld tijdens de spuirondes klinken dan ook niet altijd vreemd in de oren. Het eerste jaar als HAB is inmiddels bijna voorbij en is erg goed bevallen! Ik verheug me op de komende tijd en alle (nieuwe) ontwikkelingen die daarin zullen volgen. Mocht je vragen hebben of meer willen weten, loop gerust een keer binnen in kamer A0.054 op DEB 1. Clinicus van het jaar 2013-2014 Op 12 december 2014 zijn de jaarlijkse onderwijsprijzen door studenten (Pulse Master) uitgereikt over het afgelopen academische jaar. In de categorie ‘Beste Huisartsbegeleider 2013-2014’ waren er drie genomineerden: • Marleen van Mulken-Kooning, waarnemend huisarts • Jeroen Smeets, huisarts in GC Heer Maastricht • Mieke Winten-Huisman, huisarts np Mieke was voor de zesde keer genomineerd en won de laatste twee keren. Helaas voor alle anderen: ook dit jaar heeft ze weer de prijs voor beste HAB in de wacht weten te slepen met belachelijk hoge punten. Studenten zeiden over haar: ‘Ontzettend enthousiast, geen verbetering mogelijk!’ ‘Geweldige begeleiding’ ‘Goede HAB, veel aandacht voor begeleiding’ ‘Erg leuke huisartsbegeleider’ 8 Stelt zich voor Nadine Blankvoort JUNIOR RESEARCHER EXHALE Breathing new life into Indian cooking! My name is Nadine Blankvoort and I am a member of the project team ‘Health in Slums’, which is a joint team consisting of professionals from Maastricht University and Zuyd University of Applied Sciences. I grew up in Canada where I completed my Bachelor of Psychology in Winnipeg, Canada and following that completed my Master of Medical Rehabilitation in Occupational Therapy. Following my education I worked in the hospital environment in diverse areas of rehabilitation such as geriatrics, neurology and stroke, acute care, emergency medicine and cardiac surgery. In 2012, I came to the Netherlands and completed the Global Health Masters where I took the elective ‘Innovations in Global Health’. Following a trip to India for the Global Health Symposium I completed my masters thesis in Indonesia on a project entitled ‘The Embodied Experiences of Stroke Rehabilitation in Indonesia’. Since graduating from the masters program, I have been working as an instructor in the global health program, as well as assisted on a research project on Point of Care testing in South Africa. As of September I continue to teach in the Global Health department, and will now begin my appointment as part of the Health in Slums team. Health in Slums aims to conduct projects on health issues currently existing in slums, and we aim to focus on a broad area of topics. Our first topic within our research group is Project Exhale, a project aimed at tackling the negative health effects caused by indoor cooking in urban slums in India. Our project team has decided to take a unique approach to this issue. We have recognized that there are many working in the field of clean cooking technology, yet a small number of these technologies are actually implemented, and when they are, not on a large, and long-lasting scale. The lack of adopting of innovations is linked to the fact that they are often designed outside of a context, in this case the urban slum, and delivered into the context, without acknowledging the complex context and needs of the end users that affect the how and whether the technology is used. This leaves a lack of a “fit” between the technology, the user, and the context. Therefore, we aim to produce a solution to indoor cooking with the individuals in the slums, using a co-production approach, this way increasing the relevance and fit between the technology and the end user. To carry out this process we have first sent two students from the Global Health Masters to Bangalore, to investigate cooking practices. They conducted an ethnographic study where they found the complex needs, social, traditional, cultural, gender and infrastructure factors that all must be considered when implementing a change in cooking practices. From this, we aim to return at the start of next year, to conduct a field visit where we will start the process of co-production. This will involve an iterative process of cooking on traditional stoves, and having slum dwellers, along with teams of engineers, global health professionals and technological designers, identify small changes that can be made. These small changes will again be tested through cooking and this process will continue until possible solutions in either technology, fuel or practices are identified. Throughout the work of Project Exhale we hope to involve interdisciplinary teams of students, from the Global Health faculty at Maastricht and the allied health professionals faculties, as well as the technology design faculties from the Hogeschool Zuyd. We think this interdisciplinary structure, as well as our co-development approach, will contribute to a rich and interesting project process and India, which will provide us with knowledge on this approach that can be applied to future projects within Health in Slums. More information on www.healthinslums.com 9 op één lijn 50
Pagina 10
op één lijn 50 3e uitgave 2014 Bruikbare Wetenschap Hoe zit het met…? DOOR EEFJE DE BONT, AIOTHO EN JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Als het geen longembolie is, wat dan wel? Longembolie komt in de huisartspraktijk weinig voor en patiënten met een longembolie hebben vaak aspecifieke symptomen. Het kan daardoor een uitdaging zijn om bij patiënten met onverklaarde dyspneu of pijn tijdens ademhaling juist diegene eruit te selecteren met een klinisch relevante diagnose. Onderzoeker Petra Erkens promoveerde eerder op dit onderwerp en liet zien dat de Wells beslisregel en een D-dimeren sneltest gebruikt kunnen worden om een longembolie uit te sluiten. Met een tweede analyse onderzocht zij wat de meest voorkomende diagnoses waren onder 516 patiënten bij wie een longembolie werd uitgesloten. Van die patiënten had 42.6% aspecifieke thoracale klachten en 13% een pneumonie. Het aantal patiënten met een pneumonie was bijna even groot als het aantal dat een longembolie had. Heel opvallend was dat wanneer een patiënt een Wells score had hoger dan 4 én een positieve D-dimeren uitslag dit niet alleen geassocieerd was met longembolie maar ook met een grotere kans op een andere klinisch relevante diagnose. Als we dus aan een longembolie denken, dan zal dat gelukkig in veel gevallen niet zo zijn. Maar wanneer het vervolgens niet lukt die diagnose uit te sluiten met de Wells criteria en de D-dimeren sneltest, dan is er gegronde reden nader onderzoek te doen. Huisartsopleiding: het ‘niet-pluis gevoel’ tijdens het leergesprek Dat het niet-pluis gevoel een belangrijke rol speelt voor huisartsen weten we al geruime tijd. Dankzij het werk van huisarts-onderzoeker Erik Stolper en zijn collega’s is ook objectief aangetoond dat dit niet-pluis gevoel inderdaad een grote rol speelt in het diagnostisch redeneren. De vraag is nu of dit niet-pluis gevoel ook te trainen is, mogelijk in de huisartsenopleiding. Daarom onderzochten Stolper en zijn ‘gut-feelings groep’ hoe het niet-pluis gevoel naar voren komt in leergesprekken tussen aios en hun opleider. Het niet-pluis gevoel werd besproken in 7 van de 17 bekeken leergesprekken. Daarbij kan het bespreken van het niet-pluis gevoel ervoor zorgen dat aios zich bewust worden van het niet analytische deel van hun diagnostisch redeneren. Het leren bewust worden van het niet-pluis gevoel kan de diagnostische competentie van aios vervolgens stimuleren. Dit vraagt echter om specifieke kennis en training van de opleiders. Dat is al met al geen eenvoudig onderwerp. Voor wie verdieping zoekt is www.gutfeelings.eu een mooie bron. ‘Maakt u zich geen zorgen!’: hoe stellen huisartsen patiënten gerust? Ook een patiënt kan een niet-pluis gevoel hebben. Maar is dat terecht? Een belangrijk onderdeel van het huisartsen vak is patiënten geruststellen. Niet iedere patiënt is echter hetzelfde. Welke manier van geruststellen is het beste voor welke patiënt? En op welk moment? Onderzoekster Esther Giroldi onderzocht dit fenomeen met haar collega’s en kwam tot de conclusie dat huisartsen verschillende doelen hebben wanneer zij proberen patiënten gerust te stellen. Allereerst proberen huisartsen de emoties van patiënten te beïnvloeden door een basis van vertrouwen en veiligheid te creëren. Daarnaast proberen ze cognities van patiënten te veranderen door de opvatting dat het een ernstige ziekte betreft, uit te dagen en vervolgens uit te leggen waarom de huidige symptomen daar niet op wijzen. Huisartsen beschrijven hierbij verschillende strategieën om deze doelen te bereiken. Welke echodiagnoses bij schouderpijn? Huisartsen maken steeds meer gebruik van echo’s bij het diagnosticeren van schouderklachten. Toch weten we weinig over hoe vaak de verschillende mogelijke diagnoses bij schouderklachten voorkomen. Huisartsonderzoeker Ramon Ottenheijm onderzocht dit onder 240 patiënten met schouderklachten. De resultaten lieten zien dat een calcificerende tendinose het meest voorkwam, gevolgd door bursitis (subacromialis-subdeltoïdeus), tendinopathie en spierrupturen. Volledige spierscheuren kwamen significant vaker voor bij patiënten boven de 65 jaar. Juist bij een leeftijd onder 65 jaar werd vaker geen enkele afwijking op echo gezien. Wellicht kan een diagnose op de echo het behandelplan op maat sturen. De resultaten van de MUST studie waarbij de rol van echografie bij acute schouderklachten wordt geëvalueerd, worden begin 2015 verwacht. 10 op één lijn 50 3e uitgave 2014 Piepen bij kinderen Ziet u ook wel eens kinderen in de spreekkamer, die bij elke verkoudheid weer beginnen te piepen? Dokter, is het astma? Maar welke kinderen piepen nou het vaakst? Twee van deze mogelijk beïnvloedende factoren zijn geboortegewicht en groeisnelheid op jonge leeftijd. Dianne de Korte-de Boer van de vakgroep epidemiologie onderzocht met onder meer Onno van Schayck in een cohort onder 566 kinderen of er een relatie was tussen deze twee factoren en episodisch piepen tot een leeftijd van drie jaar. Ze vond hierbij wel een relatie tussen een hoog geboortegewicht en het latere risico op overgewicht, maar geen relatie tussen geboortegewicht en risico op episodisch piepen. Wel hadden kinderen die piepten tot een leeftijd van 14 maanden een langzamere groei. Deze groep onderzoekers onderzocht in een andere studie onder 3.339 schoolgaande kinderen ook of het toenemend gebruik van astma medicatie een verklaring kan zijn voor de afname van piepen onder kinderen. Dat was niet het geval, dus het dalende aantal kinderen dat piept, wordt niet veroorzaakt door meer gebruik van puffers, maar de incidentie lijkt daadwerkelijk af te nemen. Welke snelle testen in de praktijk? Gebruikt u sneltesten in de praktijk? Er komen steeds meer sneltesten op de markt die gebruikt zouden kunnen worden in de huisartsenpraktijk. Het is echter de vraag welke testen huisartsen nu gebruiken en aan welke testen ze behoefte hebben. Ondergetekende ondervroeg daarom met een groot internationaal samenwerkingsverband 2.770 huisartsen uit Nederland, België, Engeland, de V.S. en Australië. In Nederland gaven 639 huisartsen antwoord. De meest gebruikte sneltesten waren zwangerschapstesten, urine dipstick en bloed glucose. Dat klinkt als een logisch rijtje. En inmiddels gebruikt ook bijna de helft van de ondervraagde huisartsen de CRP sneltest. Huisartsen hadden behoefte aan meer sneltesten, en dan voornamelijk aan D-dimeren, troponines en chlamydia. Opvallend hierbij was, dat Engelse en Amerikaanse huisartsen meer gebruik maken van sneltesten en ook hier meer behoefte aan hadden dan Nederlandse, Belgische of Australische huisartsen. Toekomstig onderzoek moet echter laten zien of de gewenste sneltesten ook daadwerkelijk leiden tot verbetering van zorg. Referenties • Erkens PM, Lucassen WA, Geersing GJ, van Weert HC, Kuijs-Augustijn M, van Heugten M, et al. Alternative diagnoses in patients in whom the GP considered the diagnosis of pulmonary embolism. Family practice. 2014 Sep 12. • Stolper CF, Van de Wiel MW, Hendriks RH, Van Royen P, Van Bokhoven MA, Van der Weijden T, et al. How do gut feelings feature in tutorial dialogues on diagnostic reasoning in GP traineeship? Advances in health sciences education: theory and practice. 2014 Sep 4. • Giroldi E, Veldhuijzen W, Leijten C, Welter D, van der Weijden T, Muris J, et al. ‘No need to worry’: an exploration of general practitioners’ reassuring strategies. BMC family practice. 2014;15:133. • Ottenheijm RP, van’t Klooster IG, Starmans LM, Vanderdood K, de Bie RA, Dinant GJ, et al. Ultrasound-diagnosed disorders in shoulder patients in daily general practice: a retrospective observational study. BMC family practice. 2014;15:115. • de Korte-de Boer D, Mommers M, Thijs C, Jaminon M, Jansen M, Mujakovic S, et al. Early Life Growth and the Development of Preschool Wheeze, Independent from Overweight: The LucKi Birth Cohort Study. The Journal of pediatrics. 2014 Oct 1. • de Korte-de Boer D, Mommers M, Gielkens-Sijstermans CM, Creemers HM, Feron FJ, van Schayck OC. Trends in wheeze in Dutch school children and the role of medication use. Pediatric pulmonology. 2014 Jul 3. • Howick J, Cals JW, Jones C, Price CP, Pluddemann A, Heneghan C, et al. Current and future use of point-of-care tests in primary care: an international survey in Australia, Belgium, The Netherlands, the UK and the USA. BMJ open. 2014;4(8):e005611 11
Pagina 12
op één lijn 50 3e uitgave 2014 Promotie MIKADO – dr. Willeboordse geeft het stokje over DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Op 7 november jl. verdedigde een van onze onderzoekers1, Maartje Willeboordse, haar proefschrift getiteld ‘Astma, overgewicht en inspanning bij kinderen: secundaire preventie van astma middels een gewichtsreductie interventie’. Hierin wordt de relatie tussen astma en overgewicht/obesitas bij kinderen onderzocht en de effecten van een gewichtsverliesprogramma bij kinderen met astma worden gepresenteerd. Astma en obesitas zijn de meest voorkomende chronische ziekten onder kinderen. De meerderheid van de studies beschrijft dat kinderen met obesitas vaker astma hebben dan leeftijdgenoten met een gezond lichaamsgewicht. In Limburg bleken de prevalenties van astma, overgewicht en obesitas respectievelijk 8%, 15% en 2%. Kinderen met obesitas hadden vaker astma dan kinderen met een gezond lichaamsgewicht. Echter, obesitas was alleen significant gerelateerd aan astma bij meisjes, en niet bij jongens. De ontwikkeling van obesitas lijkt in de meeste gevallen voor te gaan aan de ontwikkeling van astma en astmatische klachten. Echter is het niet duidelijk of gewichtsreductie zal leiden tot betere astmacontrole bij kinderen met astma en obesitas. Daarom ontwikkelde Willeboordse een gewichtsreductie interventie voor kinderen met astma en overgewicht/ obesitas, genaamd MIKADO (Multifactoriële Interventie voor Kinderen met Astma en Overgewicht). Kinderen met astma en overgewicht/obesitas werden willekeurig verdeeld over een controlegroep die reguliere zorg ontving en een interventiegroep die een intensief groepsgebaseerd gewichtsverliesprogramma ontving. MIKADO was gebaseerd op componenten van eerdere effectieve gewichtsverlies programma’s en bestond uit een intensief programma van 18 maanden bestaande uit sport-, lifestyle-, ouder,- en individuele sessies. De resultaten van de MIKADO studie waren als volgt. In totaal werden 43 kinderen gerandomiseerd in de interventiegroep en 44 in de controlegroep. De meeste leefstijl parameters (waaronder dieet, stappenaantal, fysieke fitheid) veranderden niet gedurende 18 maanden in zowel de interventie als de contolegroep. Na 18 maanden verminderde de mate van obesitas significant in de interventiegroep, echter in de controlegroep was dezelfde afname van lichaamsgewicht te zien. Klinische astma karakteristieken (waaronder astma controle en kwaliteit van leven) en longfunctie verbeterden in zowel de interventie en controlegroep evenveel. Ondanks herhaalde pogingen om de effectiviteit van de interventie te verbeteren, bleek de interventie niet effectief. In zowel de interventie als controlegroep waren verbeteringen in de mate van obesitas, longfunctie, astma controle en astma gerelateerde kwaliteit van leven te zien. Willeboordse presenteerde daarop nieuwe strategieën en benaderingen om obesitas bij kinderen te voorkomen. Haar proefschrift geeft meer inzicht in de astma-obesitas relatie bij kinderen, en benadrukt de behoefte voor meer onderzoek naar effectieve gewichtsverliesstrategieën voor kinderen. 1 Maartje Willeboordse is in februari 2014 gestart als post-doc onderzoeker op het project ‘Gezonde basisscholen in de regio Parkstad; over dit project verscheen in Op één Lijn nummer 49 een artikel 12 3e uitgave 2014 WESP-student: Leslie Jutbo Ziektelast COPD BEGELEIDERS: ANNERIKA SLOK EN DANIEL KOTZ Vraagstelling Het nieuwe concept ‘ziektelast’ wordt gedefinieerd als de fysieke, psychische, emotionele en/of sociale last ervaren door COPD-patiënten. Hiervoor is het Ziektelastmeter COPD-programma ontwikkeld. Dit is een computeralgoritme dat de ziektelast visueel weergeeft, waaruit een behandelplan voortvloeit. Het doel van deze procesevaluatie was om te inventariseren hoe zorgverleners dit nieuwe programma waarderen. Studiedesign Verspreid over Nederland doen 30 zorgverleners mee aan het Ziektelastmeter COPD-onderzoek. Hiervan wilden 28 deelnemen aan de procesevaluatie. Wij deden één focusgroep met vier deelnemers en 11 individuele interviews. Primair resultaat en conclusie Zorgverleners waren enthousiast over het programma. Het is gebruiksvriendelijk, inzichtelijk voor patiënten en het biedt structuur. Het kost echter nu nog extra tijd, voornamelijk door het dubbel invoeren van gegevens in het ziektelastmeterprogramma en het eigen registratiesysteem. Een voorwaarde voor gebruik is dat het programma geïmplementeerd wordt in de informatiesystemen (HIS, KIS en ZIS). WESP-student: Floor Reinders Social Media in de zorg BEGELEIDER: HUIBERT TANGE met welke doelen en hoe beïnvloedt dit gebruik burgers in hun keuzes in de zorg? Studiedesign Literatuuronderzoek, onderzoek van bronnen zoals Facebook-pagina’s van ziekenhuizen, interviews met actieve social-media-gebruikers in de zorg en een enquête onder burgers. Vraagstelling Social media in de zorg. Vanwege het toenemende gebruik van social media in de maatschappij kan de gezondheidszorg hier niet in achterblijven. Daarom hebben we de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Hoe worden social media gebruikt in de zorg, Primair resultaat en conclusie Social media wordt steeds vaker gebruikt voor zorgdoeleinden door burgers en zorgaanbieders, onder andere als informatiekanaal, om kennis op te doen en te verspreiden, maar ook voor feedback. Ook worden ze gebruikt als marketingkanaal, netwerkfunctie zoals lotgenotencontact en contact met collega’s. Verder hebben social media nog weinig invloed op keuzes die burgers maken. 13 op één lijn 50
Pagina 14
1 e uitgave 2014 3e uitgave 2014 WESP-studenten: Nico Handels SPES BEGELEIDERS: HANS KRAGTEN, CARDIOLOOG ATRIUM MC, HEERLEN EN PAUL HÖPPENER, OUD HUISARTS EN ONDERZOEKER ATRIUM MC, HEERLEN Titel Chirurgische correctie van patiënten met een Symptomatische Pectus Excavatum (SPES) boven de 40 jaar, leidt tot een drastische verbetering in cardiovasculaire functie en kwaliteit van leven. Vraagstelling Recent werd SPES gezien als niet bestaande ziekte. Patiënten werden verwaarloosd door artsen, omdat het werd beschouwd als een cosmetisch probleem. Echter, eerdere studies toonden al een gunstig effect aan op de hartfunctie en kwaliteit van leven op korte termijn. Dit onderzoek richt zich op de lange termijn effecten van chirurgische interventie. Studiedesign In dit case-control onderzoek werd een uitgebreide klinische evaluatie uitgevoerd via poliklinisch en/of telefonisch contact binnen de poli Cardiologie van het Atrium MC te Heerlen. Primair resultaat en conclusie Klinisch is er bij 30 SPES patiënten een drastische toename van kwaliteit van leven, kort na de operatie, die na 4,4 jaar nog aanwezig is. Dit was o.a. te danken aan een daling in houdingsafhankelijke dyspneu (voor OK 82% en erna 19%) en vermindering van palpitatieklachten (voor 72%, erna 32 %). http://congres.nvvc.nl/wp-content/uploads/2014/10/ abstracts_NLC_2014.pdf (pagina 9) WESP-student: Jill Fuss Wat kunnen we leren van de PSYCHLOPS? BEGELEIDERS: LOES VAN BOKHOVEN EN ANNEKE VAN DIJK Titel Psychosociale problemen bij patiënten met diabetes mellitus type 2. Wat kunnen we leren van de PSYCHLOPS? Vraagstelling Patiënten met diabetes mellitus hebben uitdagingen op medisch, emotioneel en sociaal gebied. Er zijn vele instrumenten, welke specifieke symptomen uitvragen, om te bepalen wie voor zelfmanagementondersteuning in aanmerking komt. PSYCHLOPS (psychological 14 outcome profiles) is een vragenlijst waarin mensen zelf formuleren waar ze zich de meeste zorgen over maken. We gebruikten PSYCHLOPS om inzicht te krijgen in de problemen van diabetespatiënten. Studiedesign We gebruikten gegevens van deelnemers aan de Self Management Support (SMS) studie. We analyseerden de uitkomsten op PSYCHLOPS van 245 diabetespatiënten en vergeleken die met uitkomsten van diabetes-gerelateerde stress op Distress Screener en PAID. op één lijn 50 3e uitgave 2014 Primair resultaat en conclusie 190 Patiënten hebben een probleem geformuleerd waarover zij zich zorgen maakten. Dit betrof somatische problemen, angst over de toekomst, problemen met het controleren van diabetes, en het sociaal functioneren. Bij de helft werd dit expliciet gerelateerd aan diabetes. Het zelf formuleren van een diabetes gerelateerd probleem was niet geassocieerd met hogere diabetes-gerelateerde stress. De studie onderstreept het belang om mensen zelf te laten benoemen waar zij zich het meest zorgen over maken doordat vooraf geformuleerde problemen op vragenlijsten niet altijd het hoofdprobleem van de individuele patiënt weergeeft. PSYCHLOPS zou hiervoor gebruikt kunnen worden in de huisartsgeneeskunde. WESP-studenten: Paul Roos en Joke Rijk Grip op ouderen BEGELEIDERS: MARJAN VAN DEN AKKER EN FRANK BUNTINX Titel Grip op ouderen: de voorspellende waarde van handknijpkracht voor cognitie, depressie, functionaliteit en mortaliteit. Vraagstelling Op oudere leeftijd krijgen mensen steeds meer gezondheidsproblemen, waarvan de impact lastig in kaart te brengen is. Uitgebreid onderzoek met een Complete Geriatric Assessment is erg tijdrovend en screeningsinstrumenten zijn van onvoldoende kwaliteit. Wat is daarom de waarde van handknijpkracht screening? Studiedesign Systematische review met een meta-analyse en een empirisch onderzoek. Bij de laatste gebruikten we de database van de KLIMOP-studie, een studie naar het welzijn van de oudere kankerpatiënt die op dit moment loopt in België en Nederland. Primair resultaat en conclusie Systematische review en meta-analyse: We includeerden 34 artikelen met uitsluitend patiënten boven de 60 jaar, waarin een significante positieve relatie werd gevonden tussen handknijpkracht op baseline en cognitie, mobiliteit, functionele status en mortaliteit tijdens follow-up. Dit betekent dat een sterke handknijpkracht op baseline beschermend is voor achteruitgang of overlijden. Empirisch onderzoek: 600 70-Plussers werden geïncludeerd waarbij een significante cross-sectionele relatie werd gevonden tussen een lagere handknijpkracht en cognitieve beperking, depressie en een verslechterde functionele status. Voor de longitudinale analyse over een periode van een jaar waren beperkt gegevens beschikbaar en werden geen significante resultaten gevonden. Conclusie: De gevonden relaties suggereren dat de handknijpkracht van mogelijk aanvullende waarde is in de evaluatie van ouderen. Verder onderzoek is nodig om de klinische waarde hiervan te bepalen. Promotie Mandy Stijnen Titel: GOUD project (Gezond Oud) 12 februari 2015 om 12.00 uur 15 op één lijn 50
Pagina 16
1 e uitgave 2014 3e uitgave 2014 WESP-studenten: Famke Falkenberg en Marleen Alink Childhood Infections Limburg (CHILI) BEGELEIDERS: EEFJE DE BONT EN JOCHEN CALS Titel Childhood Infections Limburg (CHILI). Het stoplicht staat op oranje voor kinderen met koorts op de huisartsenpost! Vraagstelling Op de huisartsenpost worden veel kinderen gezien met koorts. Meestal is behandeling niet nodig, toch worden in 30-40% van de consulten antibiotica voorgeschreven. Onzekerheid en angst van ouders spelen hierbij een belangrijke rol. Uit de systematische review die wij uitvoerden, blijkt dat patiëntinformatiefolders over veelvoorkomende infecties binnen de huisartsgeneeskunde effectief kunnen zijn om antibioticagebruik en het aantal herconsultaties te verminderen. Wij wilden een evidence based informatietool ontwikkelen om de informatievoorziening op de huisartsenpost te verbeteren, het aantal antibioticum voorschriften terug te dringen en de zelfredzaamheid te vergroten. Studiedesign We hebben een 7-stappen plan gehanteerd bij de ontwikkeling van de informatietool waarbij we met focusgroepen en semigestructureerde interviews met ouders, huisartsen en kinderartsen continu de conceptversie aan hebben gescherpt. Marleen Alink Famke Falkenberg Primair resultaat en conclusie De interactieve informatietool is gebaseerd op een stoplichtsysteem vergelijkbaar met (inter) nationale richtlijnen over kinderen met koorts. Echter ons stoplichtsysteem dient als handvat voor de informatievoorziening door de huisarts tijdens het consult en als betrouwbare take-home informatiebron voor ouders. Alle deelnemers waren enthousiast en dachten dat het boekje positief zou bij dragen aan de consulten met kinderen met koorts op de huisartsenpost. Gepromoveerd Op 10 december 2014: Lieke Raaijmakers Vakgroep Gezondheidsbevordering UM 'Diabetes care and the introduction of a new standard in the Netherlands: a closer look from the perspectives of health care professionals and patients’ Exemplaar in pdf op te vragen via op1lijn@maastrichtuniversity.nl 16 op één lijn 50 3e uitgave 2014 LOVAH Maastricht Workshop Palliatieve zorg voor aios succesvol DOOR SIMON KLEIJKERS, DERDEJAARS AIOS Vanuit LOVAH Maastricht wordt er 4-6 maal per jaar een inhoudelijke workshop georganiseerd. Het onderwerp van de workshops wordt bepaald aan de hand van lacunes die de leden van LOVAH Maastricht opmerken in de reguliere opleiding, of naar aanleiding van wensen van aios. Input van aios Huisartsgeneeskunde wordt hier zeer op prijs gesteld en kan gestuurd worden naar maastricht@lovah.nl. Op 24 september jl. organiseerde de LOVAH Maastricht een workshop over palliatieve zorg. Mark Martens, specialist Ouderengeneeskunde werkzaam bij Verpleegtehuis de Zeven Bronnen in Maastricht en lid van het Palliatief team en Paul Oyen, verpleegkundige van het palliatief team, waren de sprekers van de avond. De opkomst wat succesvol, ongeveer vijftig aios namen deel. Het lijkt erop dat vooral eerste- en tweedejaars aios behoefte hebben aan meer onderwijs over Palliatieve Zorg. Mark Martens behandelde een aantal onderwerpen: dyspnoe en reutelen bij de terminale patiënt en de mogelijkheid van bewust versterven. Aan de hand van de fysiologie/pathofysiologie benaderde hij dyspnoe en reutelen. Het blijkt dat het gebruik van zuurstof in de palliatieve fase nauwelijks bijdraagt aan het comfort van de patiënt, alleen een ventilator met stromende lucht kan de dyspnoe-sensatie al grotendeels wegnemen. Het uitzuigen van slijm bij reutelen is achterhaald: de secretie neemt er alleen maar van toe! Paul Oyen gaf ons tekst en uitleg over de functie van het palliatief team aan de hand van enkele casussen. Het Palliatief Team adviseert huisartsen vooral over papieren casussen, maar ze werken ook veel met bedside consulten. Hierdoor kunnen huisartsen geadviseerd worden over moeilijke palliatieve situaties. Al met al was het een interessante avond, die zorgde voor extra verdieping van het reguliere onderwijs. In de toekomst zal er nogmaals een workshop gehouden worden over palliatieve zorg. Op 6 november wordt de volgende workshop over gynaecologie vanuit LOVAH Maastricht georganiseerd, tijdens deze avond worden door kaderhuisarts Cecile Romans de ins en outs van menstruatie stoornissen, vaginaal bloedverlies en pessaria besproken. LOVAH Maastricht is de Maastrichtse afdeling van de Landelijke Organisatie Voor Aspirant Huisartsen. De LOVAH is de belangenbehartiger en vertegenwoordiger van alle aios Huisartsgeneeskunde in Nederland. De belangrijkste doelen van de LOVAH (zowel landelijk als regionaal) zijn: • Inspraak hebben en een bijdrage leveren aan de verbetering van de huisartsopleiding • Kennisverbreding van aios stimuleren • Aios informeren over relevante zaken omtrent de huisartsopleiding en het vak • Verbinder zijn van aios door organiseren van leuke en interessante activiteiten • Aios een platform bieden voor het opdoen van organisatorische/bestuurlijke ervaring 17 op één lijn 50
Pagina 18
op één lijn 50 3e uitgave 2014 Uit het hoofd Onderwijs in 40 jaar DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT In een Amerikaanse vallei, genaamd Death Valley, groeit helemaal niks. Eind 2004 heeft het daar geregend. In het voorjaar ontsproten prachtige bloemen aan de aarde. Blijkbaar kun je met voldoende vocht ook op een dorre ondergrond niet zichtbare voorraden tot leven wekken. Dat is heel iets anders dan wat op veel middelbare scholen gebeurt. Het schoolse systeem is ontwikkeld in de tijd van de Verlichting en industrialisatie. Destijds waren er snel veel werkkrachten noodzakelijk. Het accent lag niet op toetsen en leren, maar vooral op ‘productie’ van scholieren. Deze moesten een standaardpakket hebben, liefst allemaal eenvormig, liefst per leeftijdsbatch tegelijk afgeleverd. Deze fabrieksmatige aflevering lijkt tot in onze tijd te worden doorgezet. Als ik zie hoeveel kinderen uit dit systeem vallen door allerlei oorzaken maar zeker ook door het verlies van intrinsieke motivatie voor leren of beroep, lijken we toch in een onderwijscrisis te zitten. Het industriële model gericht op productie en standaardisatie is failliet. Het is tijd voor een meer agrarisch model: op tijd water geven, gericht aandacht voor het individu en voor de verschillen tussen individuen. Bij de Huisartsopleiding heeft de tijd niet stil gestaan. Veertig jaar geleden gaf de opleider vooral gelegenheid aan de huisarts in opleiding om mee te kijken en te leren van hem als rolmodel: de zogenaamde meester/gezel verhouding. De opleiding is intussen gemoderniseerd. Inmiddels heeft elke aios een eigen persoonlijk curriculum en individueel opleidingsplan (IOP geheten); dit IOP is dus verre van gestandaardiseerd en eenvormig. Bovendien wordt het in de tijd continu bijgesteld in overleg met de huisartsopleider en de universitaire mentor. Op basis van het IOP krijgt de aios geen gefixeerd en standaard curriculum voorgeschoteld, maar een curriculum op maat. Dit krijgen we ook als positieve feedback terug van de aios: op maat aandacht voor zowel het leren als ook de andere aspecten van de opleiding. Ook de opleiders bewegen mee met dit gegeven en bewegen af van het alleen gelegenheid geven en louter rolmodel zijn. Ook de opleider moet functioneren in een veranderende omgeving en de veranderingen in het werk van de huisarts zullen worden vertaald in een aangepast curriculum. De grootste verandering is de professionalisering van de opleider, niet meer gelegenheidsbieder maar partner in het opleiden. Misschien is over enkele jaren een groot deel van de terugkomdagen wel gereserveerd voor bijzondere nascholing van opleiders. Misschien gaan universitaire docenten veel vaker op locatie meekijken en feedback geven. Moet daarvoor de opleiding langer gaan duren voor de aios? Het antwoord ligt in het woord volwassenenonderwijs. Een langere opleidingsduur dan de huidige drie jaar zou uitstel van volwassenheid betekenen. 18 3e uitgave 2014 NIVEL enquête 2014 Meningen van aios & alumni DOOR MARIE-LOUISE SCHREURS, KWALITEITSCOÖRDINATOR HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT In 2014 is opnieuw het oordeel van aios en alumni over de kwaliteit van de huisartsopleidingen in Nederland onderzocht. Hiervoor is gebruik gemaakt van een eerder door het NIVEL ontwikkelde enquête uit 2011. In 2014 zijn enkele items toegevoegd. De landelijke respons van de aios op de enquête is 59% en voor de alumni is de respons 48%. Voor Maastricht: aios 59%, alumni 47%. De vragenlijst werd vrijwel door iedereen volledig ingevuld. Waarop scoort Maastricht o.a. goed? In vergelijking met de andere instituten komt Maastricht zeer goed uit de bus. In de lijst met 19 aspecten, scoort Maastricht op 8 punten als hoogste en slechts op 2 punten als laagste. De aios waarderen vooral de kwaliteit van de opleidingspraktijk, met name de mate waarin huisartsopleiders een goede leeromgeving creëren (82%), de mate waarin ruimte is voor zelfstandig werken (91%) en zelfstandig leren gestimuleerd wordt (80%) en de frequentie van leergesprekken met de huisartsopleiders. Ook de koppelingsprocedures in jaar 1 en 2 worden opnieuw hoog gewaardeerd door aios, hoewel dit jaar hierbij de kanttekening wordt gemaakt dat de begeleiding na een ontkoppeling verbeterd zou moeten worden. Aios stellen het op prijs dat rekening wordt gehouden met hun inbreng en voorkeuren. Verder is er lof voor de aandacht voor de competentiegebieden ‘Arts-patiënt communicatie’, ‘Medisch handelen’, ‘Professionaliteit’ en ‘Samenwerken’ tijdens vrijwel alle opleidingsonderdelen en de aandacht voor het individuele leerplan van de groepsbegeleider. Op het gebied van de informatievoorziening over de opzet van de leerjaren en met betrekking tot de tevredenheid met procedures, informatie en evaluaties, springt Maastricht er in positieve zin uit. Waarover zijn de Maastrichtse aios en alumni (relatief) minder tevreden? Een belangrijk aandachtspunt is patiëntencontacten in het bijzijn van de opleider. Hoewel de opleider nu vaker observeert dan in 2011 (van een diepe onvoldoende in 2011 naar een zesje in 2014) kan dit nog verder worden verbeterd. De huisartsopleider in jaar 1 wordt op enkele punten relatief laag beoordeeld: • ‘Maakt ruimte voor onderwijs en patiëntenzorg’ • ‘Geeft duidelijke uitleg/ verklaring voor zijn/haar mening, adviezen en handelingen’ • ‘Geeft duidelijkheid over wat ik geacht word te weten en te doen binnen de opleidingspraktijk’ • ‘Integreert standaarden, richtlijnen en gegevens uit wetenschappelijk onderzoek in het onderwijs’ • ‘Stelt vragen die het leren stimuleren’ • ‘Besteedt in het onderwijs aandacht aan de afstemming van zorg en kosten’ • ’Stimuleert deelname aan relevante wetenschappelijke activiteiten’. Voor de laatste 2 punten geldt dit ook voor opleiders in het 3e jaar (zie ook rubriek De Lijn van Stijn elders in de dit blad, redactie). Ook al wordt de leeromgeving in de praktijken hoog gewaardeerd, de verwachtingen van eerstejaars aios sluiten blijkbaar niet goed aan bij de houding van opleiders. Ook het mentoraat kan beter. Het belang van verschillende leer- en toetsmomenten voor het formuleren of bijstellen van leerdoelen (o.a. landelijke huisartsgeneeskundige kennistoets) wordt onvoldoende onderkend. En er is kritiek van de aios en alumni op de begeleiding en ondersteuning bij problemen, onder andere wanneer er een ontkoppeling plaatsvindt. In 2011 sprong onze zorg voor aios met problemen er nog in positieve zin uit. De kwaliteit van de elektronische leeromgeving krijgt ook een onvoldoende. Hoe kan dit worden verbeterd binnen de beperkingen van Eleum? Wat gaan we doen met deze resultaten? Huisartsopleiding Maastricht bespreekt op dit moment deze resultaten en met name welke punten uit deze enquête dermate belangrijk zijn dat hierop actie zou moeten worden ondernomen. En we gaan uiteraard ook ons best doen om de hoge scores te behouden. http://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/ Rapport-kwaliteit-huisartsenopleiding.pdf 19 op één lijn 50
Pagina 20
op één lijn 50 3e uitgave 2014 Puntig Over het verschijnsel volgzaamheid DOOR FELIX PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Weet u wat het leuke is aan het schrijven van columns? Je kan van alles poneren zonder dat je je hele grote zorgen hoeft te maken over de fundering en het waarheidsgehalte van wat je zegt. Als wetenschapper bijvoorbeeld, ben je verplicht om met naam en toenaam je bronnen te noemen dan wel om door eigen onderzoek te staven wat je beweert. Als columnist daarentegen kom je heerlijk weg met frasen als: ‘Ik ken ergens een ...’ (vul maar in), ‘Het schijnt zo te zijn, dat ...’, ‘Men beweert ...’, ‘Ik meen ...’ et cetera. Als columnist mag je zelfs stellen: ‘Onderzoek wijst uit, dat ...’, zonder dat je dit onderzoek nader hoeft te specificeren. Om deze reden ben ik dus graag een columnist: ik kan dan alles zeggen wat ik wil en ik hoef niets nader te verbijzonderen. Heerlijk! Amusant! En met een beetje geluk smult u er ook van. Over het thema ‘Veertig Jaar Maastrichtse Huisartsopleiding’ op dit moment echter even geen tendentieuze woorden, ook niet op het artikel in het Lovah-bulletin (mei 2014) ‘Omgaan met een disfunctionerende collega tijdens de opleiding’. In dit artikel voert de auteur ‘een’ derdejaars aios op aan ‘een’ - eveneens - niet nader gespecificeerd instituut. We ontwaren hier een columnist-in-de-dop vanwege zijn niet geheel waarheidsgetrouwe betoog. Ik kén namelijk de docent uit het verhaal van de auteur. Deze docent onderschrijft het belang van een goed protocol inzake disfunctionerende collega’s, maar heeft een andere kijk dan de betreffende aios op dat wat er in diens derde opleidingsjaar tezamen is besproken en besloten. Maar let nu op: juist het gegeven van het uit elkaar lopen van twee verhalen over hetzelfde voorval, vind ik een verontrustend feit en nu ben ik zelfs even uiterst serieus. Ik constateer dat er in de relatie van aios tot instituut c.q. docent c.q. opleider, en dit ondanks een leerperiode van veertig jaar, nog altijd sprake is van afhankelijkheid en macht. Hoe je het ook wendt of keert: het instituut gradueert de aios en de aios weet zich hierom afhankelijk van het instituut. We zien dit bijvoorbeeld terug in de omzichtigheid waarmee aios hun opleiders evalueren in de halfjaarlijkse hao-aios toets c.q. de tegenwoordige LEOh. Tijdens terugkomdagen betwijfel ik echt af of aios het onderwijs werkelijk zo ‘oké’ vinden als op de evaluatieformulieren wordt ingevuld. Besluiten aangaande het leerproces, zoals het besluit om het opleidingsjaar van een aios te verlengen, worden wel ogenschijnlijk maar niet altijd daadwerkelijk in gezamenlijkheid genomen. Mijn conclusie: aios schikken zich. Aios zeggen ‘ja’ terwijl van binnen regelmatig ‘neen’ wordt geschud. We ontwaren hier een universeel fenomeen binnen de relaties waarin sprake is van macht. Als columnist is het mij nu toegestaan het bij deze woorden te laten. Het hoeft ook allemaal niet te kloppen, wat ik hierboven zo poneer. Maar ik ken ergens een (!) huisartsinstituut waar alle muren bestaan uit wanden en deuren van glas. Alle gesprekken, alle correspondentie en alle gedachten en motieven zijn zichtbaar en hoorbaar voor iedereen. Binnen dat instituut schijnt het zo te zijn (!) dat er op geen enkele wijze macht wordt ingezet. Management, docenten, overig wetenschappelijk personeel en aios zoeken allen uit hoofde van hun functie wel invloed uit te oefenen, maar zij zijn daarover uiterst transparant - en corrigeerbaar. Dit instituut kent een zorgzame cultuur, en men beweert (!) dat het juist daarom een vitale organisatie is: iedere betrokkene voelt dat er oprecht naar verbetering wordt gezocht. Ik meen (!) dat met name de openheid van de betrokkenen hier wel eens de essentiële sleutel zou kunnen zijn. Immers: het mogen en kunnen uiten van wat je werkelijk beweegt, is een voorwaarde om te kunnen leren. Aha. U denkt wellicht dat ik het nu over Utopia heb? Wel, onderzoek wijst uit (!) dat mensen niet echt leren als zij zichzelf niet durven te zijn. Ja, ze doen de voorbeelden na. Maar van binnen schudt het neen. 20 Interstavendag 2014 Weer met beide benen op de grond DOOR BABETTE DOORN, ORGANISATIE Op donderdag 2 oktober 2014 werd de Interstavendag (bedoeld als landelijke stafdag voor alle 8 huisartsopleidingen in Nederland) gehouden in het Evoluon in Eindhoven. Maastricht had deze keer de organisatie. Het thema was ‘Innovatie van onderwijs’. In die lijn was ook de opzet van de dag: anders dan anders. Het idee hiervoor werd bedacht door Yvonne van Leeuwen, universitair hoofddocent en voormalig hoofd van de Huisartsopleiding in Maastricht. De dag had geen plenaire lezingen, geen zaaltjes, geen workshop en geen powerpoints. Wel een open markt met stands, vrije verkoop, ongedwongen deelname, discussiecapsules en veel tijd voor informele contacten. De dokters van de toekomst (aios) openden de dag met een interactieve presentatie vanaf een soort lanceerplatform in het Evoluon. Met beelden, vragen en filmpjes hielden ze aanwezigen geboeid tot aan hun boodschap: laten we samen de opleiding scherp houden! Geen revolutie, maar evolutie. De ruim 300 aanwezigen kon je amper terugvinden in het kolossale Evoluon-gebouw. Het gebouw heeft drie lagen (=ringen) en op elke ring stonden stands. Tussen de stands waren zitbanken (‘out of office’ plekken) geplaatst. Het was een genot om te zien hoeveel moeite alle standhouders hadden gedaan om een interactieve, leuke vorm te kiezen om hun ‘koopwaar’ aan de mens te brengen. Op ring 1 kon spelenderwijs geleerd worden. De dames van Huisartsopleiding Nederland waren verkleed als stewardessen en hadden een spel rondom de landelijke allocatie van aios bedacht waarbij stedentrips gewonnen konden worden. Naast hun stand kon je ‘ervaringsleren’ met de mensen van Stichting GIPS. Communiceren zonder gêne met mensen met een beperking. Gezien de drukte op die ring waren die keuzes een succes. Op ring 2 vooral inhoudelijke bijdragen van alle afdelingen. We zagen stafleden met een schort voor, een koksmuts op, op ski’s, met een koffer, met pingpongballen en een communicatiewiel. En elke stand kon rekenen op vast aantal bezoekers. Helemaal boven in het gebouw, op ring 3, stonden stands van veelal externe gasten, zowel profit als non profit. De afstanden die je die dag kon afleggen waren stevig, heel wat anders dan de doorsnee dagen achter een bureau met beeldscherm. John, de geleende robot gastheer van Zuyd Hogeschool, speelde een prominente rol gedurende de dag. Hij heeft aardig wat kunstjes en dansjes vertoond en hij poseerde op menig selfie. De discussiesessies in de mini theaters (‘capsules’) werden goed bezocht, al was het best lastig om die plekken op de juiste tijd te vinden. Een aantal discussieleiders werd na afloop uitgedaagd om in een ‘elevator pitch’ de belangrijkste bevinding op beeld te laten vereeuwigen door de Maastrichtse mediadienst Science Vision. Deze en andere beelden zijn in een sfeerimpressie (film die ook aan het einde van de dag werd vertoond) van de dag terug te bekijken op het you tube kanaal van de Vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht. Maastricht draagt het stokje over aan Groningen. Daar is namelijk de volgende interstavendag op dinsdag 6 oktober 2015 in het futuristische Infoversum. Het thema is dan ‘Energie: wat geeft en wat neemt energie in je werk?’ Het antwoord op die twee vragen ga ik alvast beantwoorden met ‘het organiseren van de Interstavendag’! 21 op één lijn 50
Pagina 22
op één lijn 50 3e uitgave 2014 In de leer Een terugblik DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, DERDEJAARS AIOS Als dit nummer verschijnt, ben ik klaar met de huisartsenopleiding. Momenteel heb ik nog één maand te gaan. De tijd is omgevlogen, voor mijn gevoel zat ik een paar dagen geleden nog zwetend voor de sollicitatiecommissie te ‘STAR-ren’. Ik ben blij, dat ik het vak net zo leuk vind als ik van te voren had gedacht. Het scala aan klachten is immens, maar niet oneindig. De combinatie met een patiënt echter, geeft elke klacht een andere draai waardoor ieder consult weer anders is en ik me blijf verbazen. Het is dé tijd om de balans eens op te maken. Welke patiëntcontacten zijn me het meeste bijgebleven? Spannend Een ex-gedetineerde met een zeer gewelddadig verleden was net 3 maanden op vrije voeten. In een prettig gesprek bespraken we hoe we konden voorkomen dat hij weer tot misdaden zou vervallen. Ver van je bed maar toch dichtbij. Grensverleggend Een man die per ongeluk een vishaak op complexe wijze door zijn vinger had gespietst, verbood me om hem naar de SEH door te sturen. Hij wilde alle verantwoordelijkheid dragen als ik er maar ‘gewoon effe een flinke ruk aan wilde geven.’ Het liep goed af. Creatief Een man met terminaal longkanker was erg benauwd. Het hele arsenaal aan medicatie werkte niet of gaf teveel bijwerkingen, totdat we ontdekten dat gewoonweg het raam openzetten hem de meeste verlichting bracht. Onzeker Een 50-jarige vrouw kreeg na een buikecho de diagnose levermetastase met onbekende primaire tumor, het bleek ongeneeslijk. Bij mijn vertrek als AIOS nam ik dus afscheid van haar. Een jaar later bleek bij een second opinion dat het een goed- in plaats van kwaadaardige tumor was en mevrouw weer een normale levensverwachting had. Ironisch Een oudere dame kwam een zelfgebakken cake brengen om me te bedanken. Ze bleek enorm opgelucht, dat 22 ik een diagnose had gesteld bij een probleem dat ze maandenlang vanwege gêne niet had durven laten zien: genitale lichen sclerosus. Dankbaarheid voor een vervelende diagnose. Gezellig Een voormalig postbode die zijn vrouw en 2 kinderen reeds had verloren kwam iedere week bij me met een kleine klacht. De focus lag echter nooit op de klacht, integendeel, daar leek hij weinig hinder van te hebben. Nee, hij wilde gewoon even een praatje maken. Tweestrijd Een jongedame zonder klachten wil haar eigen risico behouden en eist in plaats van een SOA-test direct een ‘pilletje’ voor haar en haar vriend. Humor Een vrouw kwam met flinke hoestklachten op het inloopspreekuur. Om te achterhalen of het haar nachtrust hinderde, vroeg ik ‘hoe slaapt u?’ Haar antwoord was: ‘op mijn zij.’ Schrijnend Een man met uitgebreide SOLK-klachten belt dagelijks letterlijk honderden keren de verzorging of zijn kinderen omdat hij zo’n hoofdpijn heeft. De ZZP kan niet opgehoogd worden: zijn geheugen is te goed om opgenomen te worden op de psychogeriatrie en zijn somberheid te mild voor de GGZ. Familie staat een torenhoge rekening te wachten door zijn excessieve zorggebruik. Aandoenlijk Een bijna 95-jarige man noemt me bij iedere visite ‘zuster’, gevolgd door uitgebreide excuses en een directe correctie naar ‘dokter’. Waardenconflict Een vrouw van 35 jaar die zo graag kinderen wil, dat ze rond haar ovulatie met verschillende mannen aanpapt om zwanger te geraken. Ze komt bij mij voor een SOAtest en vaginitisklachten maar ook adviezen omtrent het juiste moment van bevruchting. 3e uitgave 2014 Verschillende mensen, verschillende gesprekken, verschillende emoties die worden losgemaakt. Dat kenmerkt voor mij het huisartsenvak. Het mooie is dat door over mijn belevenissen te schrijven, ik nog vaker heb stilgestaan bij hoe uniek dit beroep wel niet is. Dit was mijn laatste column in dit blad maar wie weet pak ik het ooit weer eens op. Nu eerst alle focus op de start als huisarts! Noot van dank Ik wil de redactie van Op één Lijn ontzettend bedanken dat ze drie jaar geleden zijn ingegaan op mijn aanbod om over mijn belevenissen als AIOS te schrijven. Ik vind het geweldig hoe ze me als onervaren schrijfster met enthousiasme en vertrouwen hebben verwelkomd om mezelf op dit gebied te ontplooien. Dankjewel daarvoor en succes verder met dit mooie blad, ook voor mijn eventuele opvolger! De aios wetenschapsdag Weten we het nu…? DOOR HUUB SCHEPERS, HUISARTSBEGELEIDER Op dinsdag 28 oktober was de grote onderwijsruimte tot in de kleinste hoek gevuld. Een kleine veertig aios gingen hun wetenschappelijke voordrachten houden. De vierkoppige jury bestaande uit Niels Beurskens, Mark Brueren, Yvonne van Leeuwen en Jelle Stoffers zat er helemaal klaar voor op de eerste rij. In de zaal gespannen gezichten, maar dagvoorzitter Henk Goettsch wist met een lichtvoetige opening al meteen de nodige nervositeit weg te nemen. Tien groepen namen het tegen elkaar op. De volgorde van optreden moest al meteen iets gewijzigd worden, omdat een van de sprekers zich behoorlijk ziek voelde. Zijn presentatie over het onderwerp fibromyalgie was er niet minder om. In alle presentaties gaven de referenten evident aan dat ze hard gezocht hadden naar evidence en dat ze daar hun uitspraken op wilden baseren en dan wekt het verzoek van de jury om eens te speculeren aanvankelijk enige verbazing, maar toch: begint niet elk wetenschappelijk onderzoek met speculeren? Een enkele groep had het advies om pakkend te beginnen verpakt in een luchtige intro. En als je daarbij als patiënt met een hoogzwangere buik aan de dokter vertelt, dat je zo’n last hebt van een opgeblazen gevoel in de buik, dan heb je wel alle aandacht van de zaal. Er is immers niets dat meer aandacht trekt dan humor. Zeker als hierop een zeer puntig verhaal over de heilzame werking van pepermuntolie op de pijn bij het prikkelbare darmsyndroom volgt. Bij het referaat over het gebruik van lokale of orale antibiotica bij otitis media met loopoor moest naast 23 de noodzakelijke overtuiging met wetenschappelijke argumenten ook het nodige missionariswerk verricht worden. Jelle Stoffers antwoordde de groep: ‘Jullie kunnen het wel aan mij vertellen, maar ik heb de neiging om het niet te geloven’. Dit verrast wel even bij een wetenschappelijke vakjury, waarin je alleen de ratio verwacht, maar gelukkig, het zijn toch gewone mensen met hun gevoelens, waarvan de uitspraak van een jurylid getuigde: ‘Ik heb hier een gevoel bij, zelfs twee gevoelens en dat is toch wel zeldzaam’. Een steeds terugkerende vraag bij alle referaten is de vraag wat je er nu in de praktijk mee doet. Het antwoord op deze vraag kan soms heel erg praktisch zijn. Bij het verwijderen van oorsmeer bleek het ook met water heel gesmeerd te verlopen volgens de referenten. In hun literatuursearch naar artikelen over oorsmeer verwijderen waren de groepsleden één naam heel vaak tegengekomen, een ware specialist op het gebied van cerumen en dat wekt toch ook enige verwondering. op één lijn 50
Pagina 24
op één lijn 50 3e uitgave 2014 Een van de belangrijke onderdelen van het referaat is de discussie met het publiek. Je kunt natuurlijk van de veronderstelling uitgaan dat je onderwerp genoeg stof tot discussie oplevert, je kunt eenvoudig ook het publiek al bij voorbaat uitnodigen om tot een levendige discussie te komen of als het al tegen het eind van een vermoeiende dag aanloopt zelf de discussiepunten aandragen. Soms kon de jury de discussie niet afwachten en begon al tijdens de presentatie met het stellen van vragen en aandragen van punten van discussie. Gelukkig werd wel aan de referenten vervolgens het recht gegeven om door te gaan. Na de tien referaten van hoge kwaliteit kwam de jury de moeilijke taak toe om een winnaar aan te wijzen en dat bleek gezien de lange duur van het beraad geen gemakkelijke klus. Er werd flink met cijfers gegoocheld en daarbij werd duidelijk dat hoofdrekenen zo langzamerhand een ondergeschoven kindje is. Terug in de zaal kon de voorzitter van de publieksjury, Mark Kiemeneij, de publieksprijs aan de winnende groep uitreiken. Het publiek had gekozen voor groep 6: Tanja van de Burgt, Bas van Galen, Yvonne Robben en Nathalie Zwier. Titel van hun referaat: ‘Voorbereiding cerumenlavage: olie versus water’. Jelle Stoffers maakte vervolgens de winnende groep naar het oordeel van de vakjury bekend. Deze eer viel ten deel aan groep 4: Sanne Havermans, Marij Hendriks en Sophie van der Voort met het referaat ‘Pepermuntolie bij IBS’. Op een half puntje eindigde op een goede tweede plaats groep 8: Michelle Bremers, Annelies Brouwers, Jeroen Eurlings, Janou Habets en Geertje Thuijls. Hun referaat droeg de titel ‘Behandeling getromboseerd hemorroid’. Beide groepen worden bij de NHG voorgedragen voor de Jan van Es prijs, een jaarlijkse prijs voor de beste scriptie of referaat van een aios huisarts. De afsluiting van de enerverende dag nam Bas Maiburg voor zijn rekening. Bas memoreerde dat er vandaag sprake was van enige jubilea. Dit was in twaalf en half jaar de vijfentwintigste referaten dag en zeker vermeldenswaard was het feit dat Henk Goettsch bij evenzoveel wetenschapsdagen als dagvoorzitter had gefungeerd. Bas eindigde met het aanhalen van een artikel van dr. Ioannidis met de titel ‘Why most published research findings are false’. De conclusie van de auteur was: ‘In de RCT’s met een goede power, een beperkte bias, in een vakgebied met een vooraf kans van 50% dat de uitspraak waar is, heeft de conclusie dat het waar is een positief voorspellende waarde van 85%. Liefst 15% is vals positief en dat onder de meest gunstige voorwaarden!’ Met recht kunnen we ons blijven afvragen: Weten we het nu….? En als we het zo gaan doen in de praktijk, doen we het dan goed….? 24 Weten is eten En toen was er... Cholesterol! DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS EN REDACTIELID Wat genoten we van onze nieuw verworven welvaart, waar we in de jaren 50 en 60 zo hard voor gewerkt hadden: elke dag vlees op tafel, èchte boter, volle zuivelprodukten. Twee keer opscheppen graag! En na het eten een lekker sigaretje, zonder filter. Alleen kregen vanaf de jaren zeventig wel erg veel mensen, mannen vooral, last van hart- en vaatziekten. Het hartinfarct werd verantwoordelijk voor één derde van alle sterfgevallen! Het woord cholesterol viel, voor het eerst bij voedselonderzoekers in Wageningen. En de toenmalig directeur van de Hartstichting, Dekker, vond in Amerika uit, dat een te hoog cholesterolgehalte in het bloed hart- en vaatziekten veroorzaakte, èn dat er een verband bestond tussen cholesterolgehalte en voeding. Cholesterol werd zijn missie: met de Snackwijzer en de Cholesterolwijzer ging de Hartstichting de strijd aan tegen de Binnenvetter. Eieren, lever, vis, kaas, boter en vlees werden in de ban gedaan. Niet makkelijk, want de beloningen voor het harde werken, zoals kroketten, gevulde koeken, pennywafels en huzarenslaatjes ruilde men niet zomaar in voor ‘konijnenvoer’. Voor mijzelf gold, dat het leven zonder garnalencocktail, roerei met spek en gestoofde paling toch wat aan glans verloor. Desalniettemin zag ik vanaf de tweede helft van de jaren 80 gestaag meer patiënten op het spreekuur die hun ‘chlooresterol’ wilden laten meten. Want inmiddels was er een superpil uitgevonden, Zocor geheten, waarmee je zonder al teveel te hoeven inleveren de ‘aderverkalking’ kon tegengaan. Stoppen met roken kwam later wel... Inmiddels is er wereldwijd nergens zoveel onderzoek naar gedaan als naar de risicofactoren voor hart- en vaatziekten in het algemeen en de rol van cholesterol in het bijzonder. Veel van die onderzoeken, al dan niet onder leiding van de producenten van de nogal lucratieve statines (26 miljard dollar jaaromzet), bleken resultaten te geven die achteraf bezien toch wel nuancering behoefden. Cholesterol was niet alleen maar slecht. Sterker nog: van een te laag gehalte ga je ook dood! Veel zin en onzin is al gepubliceerd, en een gezonde kritische blik biedt wat mij betreft nog het meeste houvast. Gelukkig hebben we ook de redelijk betrouwbare NHG-standaard Cardiovasculair Risicomanagement, en die schrijft zelfs 2x per week vette vis voor! Dus mag ik toch blijven genieten, maar wel met mate, want het konijnenvoer blijkt toch echt gezonder dan sudderlappen met een vetrandje. Alleen zijn er van die momenten, dat al die goede adviezen ineens zo belerend lijken, dat het tegen gaat staan. Dan gooi ik de kont tegen de krib, en bak een Torta Caprese: 6 eieren, 200 gram pure (70% cacao) chocolade, 200 gram boter, 200 gram suiker en 300 gram amandelen. Cholesterol….. hoezo? Komt van het eiland Capri, dus past in een mediterraan dieet! O ja, ook nog 2 eetlepels rum erdoor. 1. Splits de eieren voorzichtig in 2 kommen en zorg ervoor dat er geen spatje eigeel of ander vet in het eiwit komt, dan worden de eiwitten niet stijf 2. Mix de eidooiers met de rum en de helft van de suiker tot een dikke massa 3. Rooster de amandelen kort in een droge koekenpan en maal ze daarna fijn in de keukenmachine. Daarna de chocolade mee malen. 4. Smelt de boter in de magnetron of een steelpan en schenk de vloeibare massa bij het notenchocolademengsel. 5. Verwarm de oven voor op 175 °C. 6. Klop in een vetvrije kom de eiwitten met de rest van de suiker en een mespunt zout tot stijve pieken. 7. Roer het noten-chocolademengsel door het eidooiermengsel en spatel vervolgens de stijfgeslagen eiwitten er voorzichtig door. 8. Doe het geheel over in de springvorm. Strijk de bovenkant van de taart glad met een spatel. 9. Bak de taart in het midden van de oven in ca. 40 min. gaar; de bovenkant moet bij aanraking licht terugveren. Neem de taart uit de oven en laat hem even afkoelen voordat je de vorm verwijdert. Laat hem daarna op een rooster verder afkoelen. Bestrooi de torta Caprese voor serveren met poedersuiker. 25 op één lijn 50
Pagina 26
op één lijn 50 3e uitgave 2014 Rubriek voor huisartsopleiders De Lijn van Stijn DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOÖRDINATOR Deelname opleiders aan de LHK Als coördinator krijg ik veel ‘landelijke’ post. Vragen (en antwoorden) van collegae van andere instituten, nieuws rond bepaalde dossiers (bv certificatie-accreditatie) en ook soms vergelijkende overzichten van de verschillende instituten. Een voorbeeld van dat laatste is een overzicht van deelnemende opleiders en docenten aan de LHK (Landelijke Huisartsen Kennistoets), in dit geval de toets van april 2014. Zoals bekend krijgen jullie kosteloos en vrijblijvend 2x per jaar (mei/november) de LHK digitaal toegestuurd. Het is trouwens mogelijk voor alle huisartsen in Nederland om (tegen betaling) een abonnement op de (geaccrediteerde) LHK nemen. Vanuit Maastricht hebben in april 2014, 27 opleiders en drie docenten de toets gemaakt. Daarmee zitten we landelijk in het ‘rechter’ (lees: minder goede) rijtje. Het zou mooi zijn als meer Maastrichtse opleiders zich regelmatig medisch-inhoudelijk de maat nemen. Het kan de relatie met je aios herdefiniëren als je de uitslagen naast elkaar legt. Kanttekening is wel dat het verschil maakt of de toets al dan niet onder examenomstandigheden is gemaakt ( je kunt hem ook individueel maken en examenomstandigheden creëren). Tijdens de opleidersdagen in april 2015 in Urmond, willen we de toets weer op papier door alle opleiders laten maken. Aanbevolen Er is een nieuw boek verschenen over de huisartsopleider: ‘Huisarts en opleiden’ met een vrij volledig overzicht van aspecten van het opleider-zijn. Er zijn drie delen in het boek. Deel 1 geeft de huisarts die het opleiden overweegt of ermee begint, veel informatie. Denk daarbij aan de kennismaking met de aios, de samenwerking met het instituut, leergesprekken, regelgeving en spoedzorg. Deel 2 beschrijft stof waarmee het opleiden verdiept kan worden zoals eigen ontwikkeling, het rolmodel zijn, toetsen en beoordelen, de aios met wie het niet lekker loopt en andere onderwerpen. Deel 3 (‘De ervaren opleider’) verbreedt de kijk op opleiden: academisering, management, klachten, kwaliteit en gender komen onder andere aan bod. Ik vind het een uitstekend boek, specifiek op de huisartsopleider geschreven en een sterke opvolger van ‘Het medisch ambacht’ (2002). Huisartsenopleiding Nederland heeft er goed aan gedaan dit boek aan te bieden aan alle Nederlandse huisartsopleiders. Als het goed is, hebt u het boek al ontvangen wanneer u deze ‘Op één Lijn’ leest. Klachten Aios zijn net huisartsen: ook over hun doen en laten komen van tijd tot tijd klachten. Twee recente voorbeelden betreffen het niet diagnosticeren van een enkelfractuur (de patiënt was zondags gezien en op maandag niet op de geadviseerde controle bij de eigen huisarts geweest), en het niet kundig handelen bij vermoeden van een stukje glas in het oog (de aios kon niets vinden en verwees naar de oogarts; deze vond evenmin iets, de eigen huisarts verwijderde een dag later wel een stukje glas). Ik bespreek dit niet om een mening te geven over terecht zijn van de klachten. Ik wil jullie wijzen op regelgeving over het omgaan met klachten (en incidenten en calamiteiten). Hiertoe horen ook klachten die gemeld worden bij het regionale Klachtenregeling Huisartsenzorg of de klachtenregeling van de Huisartsenpost. Ik heb een deel van het stuk hierover op EleUM (onder Algemeen > regelgeving) gekopieerd: ‘De aios valt onder het klachtrecht en het tuchtrecht. De aios werkt onder supervisie van de (stage)opleider, die de zorgaanbieder is (WGBO). De (stage) opleider moet zijn aangesloten bij de klachtencommissie in zijn Kring-regio. In geval van een klacht tegen de aios dient de (stage)opleider altijd bij de behandeling van de klacht betrokken te worden, enerzijds omdat de (stage) opleider de eigenlijke zorgaanbieder is, anderzijds omdat hij medeverantwoordelijk kan zijn voor het handelen van de aios. Het hoofd dient te worden geïnformeerd over het bestaan van een klacht tegen een aios.’ Praktisch gezien: iedere klacht over een aios dient aan de opleider gemeld te worden en zal meestal ook met de groepsbegeleiders besproken worden. Daarnaast dient de klacht ook bij het Hoofd (Jean Muris) gemeld te worden. Dit laatste blijkt niet bij alle opleiders bekend. Bij dezen. 26 Huisarts Carla Stuurman in gesprek met aios Sybilla Lenaers Observatie van de aios Een van de vragen uit de nieuwe opleiderevaluatie (LEOh) is: ‘aantal keer per maand waarop de opleider mij observeert: ……‘. Uit de resultaten blijkt dat opleider-aios leermomenten vaak bestaan uit een (leer)gesprek: ‘het praten over wat de aios gedaan heeft’ en veel minder vaak uit het zelf observeren van de aios in actie. Video-nabesprekingen vinden meer plaats dan feitelijke observaties en hebben bepaalde voordelen: het tijdstip kan gekozen worden, er is geen interventie door de opleider tijdens het consult en er is selectie van fragmenten en herhaling mogelijk. Bij voortgangsgesprekken hoor ik van bijna alle opleiders dat ze hun aios observeren tijdens diensten, vaak bij de visites. Dat levert goede observaties en feedbackmogelijkheden op. Het is goed om te bedenken dat de dynamiek van een dienst anders is dan die van een spreekuur in de eigen praktijk: daar is er kans op verstoringen als telefoontjes, meegebrachte kinderen, etc. Ik heb nu met veel opleiders een voortgangsgesprek gehad en degenen bij wie ik op bezoek ben geweest, kennen mijn pleidooi voor het live observeren in de dagpraktijk (niet in plaats van maar naast videonabesprekingen). Het geeft de opleider een beeld van hoe de aios een regulier spreekuur doet, met andere informatie dan een video-nabespreking van een consult met een specifieke vraag erbij. Ook ziet de opleider hoe de aios een trommelvlies bekijkt, de longen onderzoekt of een buik palpeert. Vaak is de aanname dat de aios deze dagelijkse handelingen beheerst. Dat is ook zo, maar een opleider kan, als hij het ziet een advies geven om iets net even wat handiger aan te pakken. Het is een optie om bijvoorbeeld iedere twee weken een uur samen spreekuur te doen waarbij opleider en aios om en om een patiënt zien en elkaar observeren (en feedback geven). AIOS enquête 2014 Net als in 2011 is er door het Nivel (in opdracht van de SBOH) een enquête gehouden onder aios. Het is een uitgebreid document waarin de aios over allerlei facetten van de opleiding rapporteren en het biedt de instituten en de opleiders interessante gegevens (zie ook pagina 19). Er hebben 1.080 aios deelgenomen (respons 59%). Dit jaar is ook een groep alumni gevraagd om hun mening over de opleiding die ze recent hebben afgesloten. Er komen veel getallen uit gerangschikt per instituut. Ik was vooral geïnteresseerd in de mening over de opleiders (verdeeld over de groep met een jaar 1 en de groep met een jaar 3 aios) en noem wat mij opviel: • Op de stelling ‘integreert standaarden, richtlijnen en gegevens uit wetenschappelijk onderzoek in het onderwijs’ scoort Maastricht zowel voor opleiders jaar 1 als jaar 3 lager dan gemiddeld. • ‘Frequentie van patiëntencontacten in het bijzijn van de opleider’: 28% (variatie tussen de instituten 26-78%) van de eerstejaars aios zegt dat dit ≥ 1 x/week gebeurt tegen 29% (variatie 22-63%) van de derdejaars aios. • ‘We’ scoren hoog bij ‘frequentie van het opstellen van leerpunten op basis van de nabespreking’. • De opleider in jaar 1 scoort in Maastricht een 7,8 (variatie 7,5-8,0) en de jaar 3 opleider een 8 (variatie 7,7-8,1). • Alumni: in welke mate heeft de opleiding hen voorbereid op het huisartsenvak voor de verschillende competentiegebieden? Het blijkt dat de competenties Maatschappelijk handelen en Organisatie als het meest problematisch naar voren komen. Het is de moeite waard om te lezen wat ‘onze consument’ van onze inspanningen vindt. Het rapport is te vinden op www.sboh.nl onder Nieuws. Overigens gaat het NIVEL ook onderzoek doen naar de tevredenheid van huisartsopleiders (op verzoek van de SBOH). Dit werd eerder gedaan in 2008. Naar verwachting zullen de actieve huisartsopleiders in januari 2015 een internetenquête ontvangen. Wederom tot de volgende keer, opmerkingen en vragen zijn welkom: Stijn de Vries, opleiderscoördinator Stijn.devries@maastrichtuniversity.nl Telefoon: 043 38 82993 27 op één lijn 50
Pagina 28
op één lijn 50 3e uitgave 2014 Gezondheidsrechtelijke kwesties Gezag DOOR ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE & JURIST Wie heeft er nog gezag in de spreekkamer? De oppas-oma komt met haar kleinkind van 9 jaar naar het spreekuur. De onderwijzer van school loopt langs bij de praktijk met een kind van 7 dat een flinke snijwond heeft na een valpartij op het speelplein. Hebt u ook samengestelde gezinnen in de praktijk? Hoe zat het ook al weer met toestemming geven voor behandeling bij minderjarige1? Wie moet er toestemming geven voor behandeling? Is voogdij hetzelfde als gezag? Verandert er iets bij scheiding? Hoe zit het bij adoptie of bij ouderschap van twee mannen of lesbisch ouderschap? Als u niet meteen de antwoorden weet, wordt het tijd voor een update, mede gezien een aantal wetswijzigingen binnen het familierecht dat uiteindelijk ook in onze spreekkamer terecht komt. Hoe krijg je gezag over kinderen? Minderjarige kinderen staan onder gezag van een of meer volwassen, als dit de juridische ouders zijn, spreekt men van ouderlijk gezag, als het anderen zijn dan de juridische ouders spreekt men van voogdij. Wordt een kind geboren binnen een huwelijk of geregistreerd partnerschap, dan krijgen beide ouders het gezag. Sinds 1 januari 2002 geldt dat als een kind wordt geboren binnen een huwelijk of geregistreerd partnerschap van twee vrouwen, dat die twee vrouwen van rechtswege gezamenlijk gezag over het kind hebben, tenzij er nog een andere juridische ouder in het spel is, bijvoorbeeld een donor die het kind heeft erkend. Als er geen huwelijk of geregistreerd partnerschap is, krijgt alleen de biologische moeder het gezag. De biologische vader kan het kind erkennen. Na de geboorte moet hij dan alsnog het gezag aanvragen over het kind (dit wordt nog wel eens vergeten!). Per 1 april 2014 is de wet lesbisch ouderschap in werking getreden Tot 1 april 2014 konden de biologische moeder en de meemoeder na de geboorte met hulp van een advocaat gezamenlijk gezag aanvragen bij de Rechtbank, mits de meemoeder in nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat. Na toewijzing van dit verzoek, kon de beslissing van de rechter worden aangetekend in het gezagsregister van de Rechtbank. Sinds 1 april 2014 is het veel eenvoudiger om gezamenlijk gezag te krijgen. De meemoeder kan het kind namelijk (desgewenst al vóór de geboorte) erkennen, waardoor de moeders beiden de juridische ouders zijn. Door dit gezamenlijk juridisch ouderschap kunnen de moeders na de geboorte van het kind hun gezamenlijk gezag laten aantekenen in het gezagsregister van de Rechtbank, zonder dat daar een rechterlijke beslissing aan vooraf gaat2. Het aanvragen van gezamenlijk gezag is nu een administratieve handeling zonder noodzaak van advocaat. Let op: het aanvragen van gezamenlijk gezag kan niet vóór de geboorte geregeld worden. Denk er dus aan om dit na de geboorte te doen, ook al is het kind vóór de geboorte al erkend. Deze procedure is gelijk voor een heterostel dat niet gehuwd of geregistreerd is. Voor mannelijke stellen is een adoptieprocedure de enige mogelijkheid om gezag over een kind te krijgen (optioneel kan bij de rechter voogdij aangevraagd worden over een kind geboren uit een draagmoeder). Per 1 juli 2014 is de Transgenderwet in werking getreden Sinds 1 juli 2014 is het in Nederland mogelijk zowel vader als moeder van een kind te zijn. Een transgender kan met een verklaring van een deskundige (erkende Transgenderkliniek), bij de burgerlijke stand van de gemeente, het geslacht laten veranderen. Biologisch zijn ze echter nog steeds man of vrouw. Het is dus mogelijk om een kind te verwekken dan wel te baren en in die zin dus zowel de biologische moeder of vader van het kind te zijn, evenals de juridische ouder van het tegenovergestelde geslacht. 1 Zie ook Op een lijn 39, 1e uitgave 2011, WGBO en minderjarige. 2 Ervan uitgaande dat de biologische vader uit beeld is (verwekker, aanvankelijk anonieme donor (Nederland) of anonieme donor (Buitenland), omdat het voor dit artikel erg ingewikkeld wordt. 28 3e uitgave 2014 In de praktijk De oppas-oma heeft dus geen gezag, formeel moeten beide juridische ouders toestemming geven voor behandeling. Als het gaat om doorgaans regulier3 medisch handelen, mag u werken met veronderstelde toestemming. Worden er echter behandelingen gevraagd die niet ‘regulier’ zijn4, wees dan alert en check of beide ouders hiervoor toestemming geven. Als de ouders gescheiden zijn, is dubbele alertheid geboden: beide ouders dienen het ermee eens te zijn. De onderwijzer van de school heeft ook geen gezag. Gaat het om een pleister plakken of een eenvoudige wondbehandeling, dan zou veronderstelde toestemming kunnen gelden. Moet er echter gehecht worden of is een andere, meer ingrijpende behandeling nodig, probeer dan toestemming te krijgen. Is het zeer ernstig, een slagaderlijke bloeding of iets dergelijks, dan handelt u op basis van een goed hulpverlener bij een spoedgeval5. Bij samengestelde gezinnen met stiefkinderen en stiefouders geldt hetzelfde: voor huis, tuin en keuken geneeskunde kun je werken met veronderstelde toestemming, maar wees alert bij complexere hulpvragen, verwijzingen en ingrijpende behandelingen. Zorg voor toestemming van beide juridische ouders (behoudens een noodgeval). Het gezagsregister is altijd te raadplegen; sinds een recente wetswijziging hoeft dit niet meer via de Rechtbank in het arrondissement van de geboorteplaats van het kind, maar kan dit eenvoudig via raadpleging van het centrale gezagsregister via elke Rechtbank. Eenvoudiger is het om bij scheiding, dan wel bij kennismaking met nieuwe samengestelde gezinnen de gezagsverhoudingen vast te leggen. Recapitulatie WGBO en minderjarigen Bij een kind jonger dan 12 moeten beide juridische ouders toestemming geven voor behandeling en bij het ontbreken van ouders, de voogd(en)6. Beide ouders hebben recht op inzage en afschrift van het dossier. Het kind heeft recht op informatie, maar hoeft geen toestemming te geven. Na scheiding moeten nog steeds beide ouders toestemming geven, tenzij een van de ouders het gezag is ontnomen door de rechter. Beide ouders hebben recht op inzage en afschrift van het dossier. De nietgezaghebbende ouder heeft dan nog wel recht op informatie over zijn of haar kind op verzoek. Geen recht op inzage in en afschrift van het dossier. Van 12-16 jaar moeten beide juridische ouders toestemming geven en ook het kind. Als het kind een weloverwogen beslissing kan nemen en er zou schade kunnen dreigen als die beslissing niet zou worden gevolgd, dan mag het kind alleen beslissen! Vanaf 16 jaar is de minderjarige volgens de WGBO beslissingsbevoegd en geldt het beroepsgeheim ook voor de ouders. Als u op een juiste manier omgaat met informatie en toestemming en het beroepsgeheim, dan houdt u zelf ook het gezag dat van u verwacht wordt. 3 Zieke kinderen, bovenste luchtweg infecties, gastro-enteritis, eenvoudige behandelingen. 4 Denk aan verwijzingen naar psycholoog, vragen naar psychofarmaca of behandelingen voor autisme spectrum stoornissen o.i.d. let dan op en vraag of beide ouders het daar mee eens zijn. 5 De wettelijke toestemming volgt dan uit het handelen van een goed hulpverlener op basis van de professionele standaard. 6 Denk aan alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA’s). 29 op één lijn 50
Pagina 30
3e uitgave 2014 Inleiding op het thema ‘Veertig jaar Huisartsopleiding Maastricht’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Een veertig jarig bestaan of jubileum: wordt dat nog gevierd? De tijd dat je automatisch met pensioen mocht na veertig dienstjaren is geweest. Gemiddeld genomen worden we met z’n allen ouder, we mogen langer doorwerken, maar een pensioengarantie in vrije tijd en/of geld bestaat niet. We maken er met zijn allen het beste van. Dat doen we ook met ons veertig jarig bestaan van de Maastrichtse Huisartsopleiding. Er is geen feest en we delen geen cadeautjes uit. Wel ‘mocht de Interstavendag wat meer kosten dan gebruikelijk’, maar dat was het dan. Tot onze redactievergadering. Met drie redactieleden van 62+ jaar, is praten over vroeger zo gepiept. Sjef Swaans besloot oud gediende Jos op ’t Root te vragen om nog eens te verhalen over vroeger. Niet veel tijd later ontvangen we behalve een tekstoverzicht (met een aantal vraagtekens waar het de exacte jaartallen betrof), ook een aantal gedigitaliseerde foto’s uit de oude doos. Half ontblootte mannen (haio’s uit de jaren zeventig) verschenen op mijn beeldscherm! En je zal zien dat er dan altijd nèt iemand je kamer binnenkomt… de voorzitter van de vakgroep. Verwacht geen reprimande, integendeel: het beeldscherm wordt van dichtbij bekeken en dan komen de namen bij de half blote mannen. Ja mensen, dat kan alleen bij Huisartsgeneeskunde. Ken uw klassiekers Stilstaan bij vroeger is ook werk. Denk niet dat alles wat nu zo vanzelfsprekend is, altijd zo was. Dat zijn zaken die een breed lezerspubliek zullen boeien. Vandaar dat we een aantal personen uit de beginjaren met een specifieke vraag benaderd hebben. Deze stukken geven wat ons betreft een goed beeld. De redactie had niet de ambitie (lees: zin en tijd) om uitputtend en overzichtelijk te willen zijn. Wat op ons pad kwam, zouden we gebruiken. En als we niet alle namen van de mensen op de foto wisten, waarom zouden we dan toch niet de foto plaatsen in de hoop dat u ons laat weten (op1lijn@maastrichtuniversity.nl) wie het zijn? Inmiddels is ook een lijntje met de Kunst en Erfgoed Commissie (KEC) van de Universiteit Maastricht gelegd om te zien hoe we ons beeldige erfgoed kunnen digitaliseren en ontsluiten. 30 Het Paviljoen, de 'keet', het 'chalet'. huisvesting tot 2006 van de Huisartsopleiding op één lijn 50 op één lijn 50 3e uitgave 2014 Het begin ‘Een eindje meelopen’ DOOR JOS OP ’T ROOT In oktober 1974 begon in Maastricht, naast de in september gestarte reguliere opleiding geneeskunde, ook de eerste groep van de toen nog eenjarige huisartsopleiding. Vijf artsen, pas afgestudeerd in Utrecht, hadden zich hiervoor aangemeld. Ook hier was de voorbereidingstijd door Jaap Berkhout en Theo (‘They’) Lemmens onder begeleiding van Peter van den Hout kort geweest. De eerste groep werd begeleid door Jaap Berkhout als HAB en Jos op ‘t Root als GW-er. Een tweede groep begon in maart 1975 met They Lemmens als HAB en ook weer Jos op ‘t Root als GW-er. Het aantal van twee groepen per jaar zou nog diverse jaren worden gehandhaafd. Naast Utrecht kwam er instroom uit Nijmegen op gang en incidenteel nog, ook van andere faculteiten geneeskunde. De opleiding bestond uit vier dagen in de huisartspraktijk met de mogelijkheid van een stage elders van enkele weken en één terugkomdag. De eerste jaren van de opleiding was het aftasten en zoeken naar een vorm. Het was vooral ‘een eindje meelopen’, zoals Jos het zelf formuleerde. Het waren de jaren van het medisch model naast het sociaal model in de huisartsgeneeskunde en ook in de opleiding. Casuïstiek werd besproken, de ervaringen in de praktijk werden besproken (‘spuien’), sociale vaardigheden werden geoefend, huisartsgeneeskundige problemen besproken aan de hand van een kunstmatig opgetuigde familie (‘Peyton Place’ genoemd) en er kwamen sprekers van buiten. Vanaf 1979 kwam er aandacht voor methodisch werken en werd langzamerhand een begin gemaakt met wat later uitgebouwd zou worden tot het proces van consultvoering. Na Jaap Berkhout en They Lemmens werden Gijs Bak en Jacques van Thiel de reguliere HAB’s. Het was vooral Jacques van Thiel die zou gaan werken aan consultvoering als de belangrijkste leidraad in de opleiding. In 1985 werd Jos op ‘t Root coördinator van de huisartsonderzoekersopleiding. Helen Lionarons kwam als nieuwe GW-er. Toen Jos op ‘t Root in 1987 PMO-H coördinator werd en later sectorhoofd basiscurriculum voor huisartsgeneeskunde en tevens AIO-coördinator van de Faculteit Geneeskunde, ging hij weg bij de opleiding. Zijn plaats werd ingenomen door Henk Goettsch. Intussen was er een derde groep per jaar bijgekomen. Paul Ram werd aangetrokken als HAB. Het was met hem dat Jos nog een groep tot de helft van de opleiding begeleidde. Het afscheid van Jos markeerde tevens het begin van de tweejarige opleiding. 31
Pagina 32
op één lijn 50 3e uitgave 2014 Filosoferen met Yvonne van Leeuwen ‘Vrouwelijke huisartsen verenigt U’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Hoe het was om vroeger als vrouw huisarts te zijn, daar kan Yvonne genoeg anekdotes over vertellen. Ook zij werd aangezien voor de wijkzuster of bijvoorbeeld een vaag familielid van een patiënt. Ze schreef hierover jaren geleden al een ‘Praktijkperikel’ in Medisch Contact. In deze editie laat ze die gelegenheid graag over aan Mieke Winten en Gerrie Waagenaar. Wel kon ze zich weer opwinden toen recent presentator Jeroen Pauw werd gevraagd (interview AD) of er meer vrouwelijke gasten aan de tafel van zijn nieuwe programma zouden komen. Daarop gaf Pauw als antwoord: ‘Als ze langzamerhand iets in onze samenleving gaan betekenen wel. Maar feitelijk is dat niet zo.’ Dat zette haar weer aan het denken over de feminisering van het huisartsenberoep. Ze schetst de geschiedenis van de huisartsgeneeskunde van de afgelopen 40 jaar. Drie paradigma shifts: vlak nadat de huisarts ‘zich losmaakte ’ van de specialist, in de jaren 50, kwam het accent te liggen op de huisarts als trooster, begeleider. Gedragswetenschappers werden dé maatjes. Zo’n 15 jaar later schoven de epidemiologen en besliskundigen aan en schraagden de stoel van de huisarts met ‘harde evidence’ uit eerstelijns onderzoek. Op tijd werd ingezien dat klinisch vakmanschap gekoesterd moet worden. De kaderopleidingen zijn daar uiting van. Ook de organisatie van huisartsen ontsteeg het amateurisme en liefdewerk oud papier. Vrouwen in het vak Dit alles werd bereikt door veel idealisme en een straffe inzet van voltijdswerkenden. ‘Het vak als je leven, als roeping, bestaat dat nog?’ Yvonne antwoordt: ‘Niet meer zo uitgesproken’. Ze heeft daar best zorgen over. Kunnen we het vak kwalitatief sterk houden met een wat zakelijker groep van professionals die er minder tijd in wil steken? ‘Veel vrouwen in het vak’ heeft daar wel iets mee te maken, aldus Yvonne. Veel vrouwen zoeken naar een balans tussen werk en privé. In de opleiding begint dat zoeken al, maar niet iedereen vindt het. Er is een verschil tussen ‘goed combineren’ en ‘goed te combineren’. Het is te combineren, maar dan heb je een goed netwerk nodig en organisatietalent. Niet iedereen heeft dat, of heeft dat goed ontwikkeld. Yvonne heeft dan ook als belangrijkste boodschap: doe het samen. Bedenk als groep van parttime werkende vrouwen en mannen hoe je samen de toekomst van jou en je vak goed vormgeeft en de kwaliteit hoog houdt. Niet alleen klinisch maar ook met onderzoek, onderwijs en bestuur. Help elkaar om die inzet vorm te geven. Wat niet kan is ‘twee dagen spreekuur doen’ en de boel verder de boel laten. De opleiding mag gevraagd worden te helpen bij het ontwikkelen van een visie en debat. En ook de zorggroep zou een jongerenbeleid moeten voeren. Coaching bij inzet van kleine naar grote projecten. Maar laten we wel wezen. Veel-meer-dan-toen vrouwen in dit vak is winst! 32 Yvonne van Leeuwen en haar opvolger (als hoofd van de opleiding) Paul Ram 3e uitgave 2014 Feminisering: 40 jaar huisartsopleiding Maastricht Toen een vrouwelijke dokter nog een noviteit was DOOR MIEKE WINTEN, HUISARTS NP EN HUISARTSBEGELEIDER COSCHAP Toen ik in februari 1978 mijn artsenbul in Utrecht had behaald, was er een wachttijd van enkele jaren voor de huisartsopleiding aldaar. Omdat mijn partner in Zuid-Limburg gevestigd was als apotheker, lag het voor de hand te gaan solliciteren voor de pas enkele jaren bestaande opleiding in Maastricht. Tot mijn grote verbazing werd ik na een oriënterend gesprekje onmiddellijk aangenomen. Ik mocht zelf kiezen in welke praktijk ik geplaatst werd en kon een week na het afstuderen in Utrecht van start gaan. Ik kwam terecht als enige vrouw in een groep van tien haio’s, die allen van verschillende universiteiten kwamen. Het was de eerste kennismaking met het gloednieuwe onderwijssysteem, groepsonderwijs en terugkomdagen met een HAB en agoog. Als opleidingspraktijk had ik gekozen voor het Gezondheidscentrum in Neerbeek, een voor die tijd zeer moderne samenwerkingsvorm van huisartsen en vele andere eerstelijns disciplines. Bij de kennismaking reageerde men aanvankelijk heel verbaasd, een vrouwelijke haio, daar hadden ze nog niet eerder van gehoord. Ik werd met de nodige scepsis bekeken zowel door patiënten als collega’s en heb meer dan eens moeten uitleggen dat ik een echte dokter was, die niet alleen vrouwen en kinderen behandelde, maar zelfs ook mannen. Mijn HAO vroeg me na enkele maanden opleiding wat ik eigenlijk van plan was te gaan doen want ‘ik was toch getrouwd met een man met een goede baan en wilde ik dan geen kinderen?’ In deze tijd waarin vrijwel alle vrouwen (zeker de goed opgeleide) werken, is het ondenkbaar dat je zou overwegen thuis te blijven, maar in die tijd waarin er een overschot aan huisartsen was moest ik zelfs verdedigen dat ik me wilde vestigen. Toen ik aan het eind van het jaar een plek in hetzelfde gezondheidscentrum kreeg aangeboden werd ik dan ook met argusogen bekeken door de vele werkzoekende mannelijke collega’s. Nu vroeg men mij juist omdat ik een vrouw was als noviteit in de praktijk die voor veel patiënten deze praktijk extra aantrekkelijk maakte. De concurrentie was groot en de collega’s in de omgeving waren dan ook niet blij met mijn komst. Voor mij was het ook best spannend: in mijn eentje met mijn Renault 4 midden in de nacht een 33 spoedvisite rijden op een afgelegen boerderij zonder communicatiemiddelen behalve de telefoon van de patiënt. Als ik dan de patiënt wilde insturen moest ik steeds weer uitleggen aan de ambulancedienst en specialist dat ik de dienstdoende arts was en niet een doktersassistente of vroedvrouw. Er was nog een complicerende factor namelijk de partner als achterwacht: welke man deed dat naast zijn eigen werk? En dit, terwijl het voor mannelijke collega’s vanzelfsprekend was dat hun echtgenote deze taak op zich nam. Ook de patiënten waren erg argwanend, maar geleidelijk aan wende het. Vooral de vrouwen die voor hun halfjaarlijkse pilcontrole moesten komen waren blij met mij. Het gaf mij de kans om in korte tijd veel patiënten te leren kennen en hun vertrouwen te winnen. Daarnaast gaf ik vaak lezingen op voorlichtingsavonden van ons centrum, op de basisscholen en voor (vrouwen) verenigingen, waardoor men meer vertrouwd raakte met de ‘vrouwelijke dokter’. op één lijn 50
Pagina 34
op één lijn 50 3e uitgave 2014 Dan de discussie of je wel kon blijven werken na het krijgen van kinderen: arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap was in die tijd niet te verzekeren als zelfstandig ondernemer dus voor die kosten moest je zelf opdraaien. De VNVA, vereniging van Nederlandse vrouwelijke artsen, heeft jaren gevochten voor de rechten van vrouwelijke artsen waaronder deze verzekering. Nu klinkt het zeer onwaarschijnlijk dat we ons in die tijd moesten verdedigen als werkende moeder. Toen echter werd ik er meermaals op gewezen dat ik ofwel mijn kinderen ofwel mijn praktijk tekort deed. Ook vakinhoudelijk was het een heel andere tijd: de opleiding was slechts één jaar, de terugkomdagen waren voor een belangrijk deel gevuld met ‘spuien’ en differentiaties kenden we aanvankelijk niet. Toen ik een aantal jaren gevestigd was ben ik mijn belangstelling voor de gynaecologie in de eerstelijn en later de oogheelkunde gaan verdiepen door allerlei nascholingscursussen. Dit resulteerde in enkele onderwijsprogramma’s voor de huisartsopleiding, die ik met veel enthousiasme wel 20 jaar heb gedoceerd, waardoor ook onderwijs geven een onderdeel van mijn werk werd. Door de feminisering van het (huis)artsenberoep zijn deze herinneringen wellicht nauwelijks nog te begrijpen. Als je in de tachtiger jaren naar het NHG congres ging was je als vrouw (in een keurig mantelpakje) een bezienswaardigheid te midden van de talloze mannen. Hetzelfde congres nu wordt grotendeels door vrouwen bezocht, een mooie afspiegeling van de beroepsgroep anno 2014. Ik ben blij dat ik destijds heb doorgezet en hiermee een bijdrage heb kunnen leveren aan de toegankelijkheid voor de vrouwen van nu voor dit prachtige beroep. Huisartsopleider, eerste lichting Een spannend avontuur DOOR MATH MURIS, GEPENSIONEERD HUISARTS EN OUD HUISARTSOPLEIDER Je moest 5 jaar huisarts zijn om tot het gilde van huisartsopleiders te mogen toetreden. Ik was dat nog niet bij de start van de huisartsopleiding in Maastricht. Toch werd ik aangenomen als opleider, vast en zeker niet omdat ik zo goed was, maar ik werkte in een voor die tijd zeer modern gezondheidscentrum te Neerbeek. Een goede leerplek dus voor de jonge huisarts van de toekomst. Ik was ruim 4 jaar huisarts en was bezig aan mijn vijfde jaar. De 5 zat er in. Maar toch, ik had zelf nooit een huisartsopleiding genoten en wist dus absoluut niet waaraan ik begon. Een spannend avontuur: Wie kreeg je als haio in je praktijk? Hoe zouden de patiënten hier mee omgaan? Wat betekende het voor je praktijkorganisatie? We moesten nog een aparte spreekkamer voor de haio bouwen, dus de haio deed spreekuur als jij of je collega visites reed. In die tijd nam het visitedeel nog een halve werkdag in beslag, dus een spreekkamer was er altijd wel vrij. Je moest dagelijks nabesprekingen gaan houden met je haio. Had je daar wel tijd voor? Patiëntenzorg ging toch voor?! Spannend! Na een koppelingsmiddag, waarin elke opleider 5 minuten mocht babbelen met alle 12 aanstaande haio’s uit de groep, was in ieder geval duidelijk wie niet met elkaar aan de slag wilden, maar het was op die manier natuurlijk toch een kwestie van een dikke natte vinger. En dat heb ik geweten. Laat ik maar zeggen dat ik vogels van allerlei pluimage heb mogen begeleiden. En toen er in 1978 een jonge dame aan me gekoppeld werd, was het helemaal spannend. Mijn zoon, die nu ook huisartsopleider is, had de grootste moeite toen er een slecht Nederlands sprekende allochtoon als haio in zijn praktijk kwam. Welaan dat allochtonengevoel had ik ook een beetje in 1978, toen die jonge dame zich als haio meldde, alleen sprak zij wel goed Nederlands. De praktijk en de patiënten waren inmiddels gewend aan huisartsen in opleiding. Dat was in de eerste jaren 34 3e uitgave 2014 tot mijn verbazing min of meer vanzelf gegaan. Een spreekkamertje hadden we inmiddels ook al voor de haio, dus met de komst van het dametje was het alleen even de knop omzetten van man naar vrouw. Voor ons en voor de patiënten effe wennen dus. Maar het gewenningsproces liep voorspoedig mede dankzij de persoon en het goede functioneren van betrokkene natuurlijk. Na een korte periode van kindjes kijken, mocht ze zich zelfs verheugen op consulten met mannen. In die tijd hadden we uiteraard ook al terugkomdagen voor opleiders. Spuien was steeds het hoofdonderwerp. Elkaar vertellen wat je nu weer allemaal meegemaakt had met je haio en aan je collega’s vragen hoe met allerlei onverwachte haio-grillen om te gaan. De terugkomdagen werden toen ook begeleid door de huisartsbegeleider en de gedragswetenschapper van de groep. En ze heetten wel terugkomdagen, maar het waren meer bezoekdagen. Bij toerbeurt waren de opleiders van de groep gastheer. Koffie, vlaai en niet zelden een wijntje stonden borg voor een ontspannen huiselijke sfeer, waarin het goed praten (lees roddelen?) was over je haio, zeker als die haio een dame was. Een spannend avontuur met een happy end. Zij bleef na haar opleiding in de praktijk werken. Op de dag van vandaag is een praktijk zonder vrouw als huisarts een uitzondering, toen een praktijk met een vrouw. Tijden veranderen voortdurend en dat is maar goed ook. Thuisartsgeneeskunde Samen DOOR INE SIEGELAER, ALGEMEEN SECRETARESSE VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Lokatie Vijverdal Op 15 september 1975 ben ik begonnen als administratief medewerkster bij de capaciteitsgroep Huisartsgeneeskunde van de Rijksuniversiteit Limburg (i.o.). Ik moest me toen melden op Vijverdal. Jong, onervaren, nerveus ging ik werken met/bij huisartsen en wetenschappers, die achteraf ‘gewoon mensen’ bleken te zijn. Er was voor mij gekozen, omdat ik jong was en ‘veer kinnen diech un bitsje nao us hand zette’ aldus They Lemmens. Maar of dat nu gelukt is?! Wim Brouwer (voorzitter), Jaap Berkhout, They Lemmens, Jos op ’t Root: ik leerde ze al snel kennen. Allemaal bazen, beherend-, werkbaas! Weet ik niet, bestond dat al? Wel allemaal met hetzelfde doel voor ogen. Samen werken om de beroepsopleiding tot huisarts in Maastricht op de kaart te zetten. Met mijn stenoblokje naar de vergaderingen., Aa’s, hao’s, OEL, SOEP-formulieren, uitkristalliseren….waar hebben ze het over?? Samen vergaderen. Hele dagen. Stafdagen waren dat. En gezellig dineren aan het eind van de dag. Samen verjaardagen vieren tijdens de wekelijke stafvergaderingen die om 16.00 uur begonnen en eindigden op een niet vastgesteld tijdstip. Samen op zaterdagochtend een blokboek helemaal klaar maken. Typen op de typemachine. Knippen, plakken en weer kopiëren zodat het er goed uitzag. Samen tijdens kantooruren naar het terras in Bemelen. Te warm om te werken. Bij nieuwe medewerkers ging de hele club op bezoek. Zo leerden we elkaar goed kennen. Vieren van promoties in volle overgave. Want het waren er niet zo veel. Promovendi mochten zeker 10 jaar doen over hun promotieonderzoek. Niet meer in te denken tegenwoordig. Verhuizingen vonden heel vaak plaats. Van Vijverdal naar het Bio Medisch Centrum. Daarna ging het (onderzoeksdeel) van de vakgroep naar het Keizer Karelplein (KKP) en de overige medewerkers naar Randwijck. Het enige gebouw in een grote modderpoel. Vaak is er nog verhuisd binnen gebouw DEB 1. En ja, de KKP-ers kwamen uiteindelijk ook naar Randwijck. Niet te vergelijken met hoe het er nu uitziet. Capaciteitsgroep werd vakgroep, werd weer capaciteitsgroep en is nu al weer enkele jaren vakgroep. En voor iedere naamsverandering was een goede onderbouwing. Het gebeurde niet ‘zomaar’ of ‘zonder reden’. Onder het bewind van vele voorzitters zoals Wim Brouwer, Cees de Geus, André Knottnerus, Jan van Ree, Harry Crebolder en nu Job Metsemakers is het doel nooit uit het oog verloren. Samen Maastricht nationaal en internationaal op de kaart zetten wat onderwijs, onderzoek, huisartsopleiding betreft. Voor mij heel interessant om deze processen van zo nabij en zo lang te mogen meemaken. Het enthousiasme, de ideeën, de inzet, de saamhorigheid en de betrokkenheid is iets, dat er altijd is geweest. Huisartsgeneeskunde is een club met fijne, warme mensen. Het voelt een beetje als thuiskomen voor mij. Ik denk dat ik dan ook nog maar een paar jaartjes blijf. 35 op één lijn 50
Pagina 36
op één lijn 50 3e uitgave 2014 Al doende leert men Haio Gerrie Waagenaar DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Schinveld, september 1980. Dorpsarts Hans Hermans had zich voor de piepjonge huisartsopleiding in Maastricht beschikbaar gesteld als opleider. En als eerste maakte daar Gerrie Waagenaar gebruik van: een vrouw! Dat was even wennen, maar leverde toch verbazingwekkend weinig problemen op. Kort daarvoor was ze afgestudeerd, en eigenlijk had ze nog een reis naar India in de planning. Jaargenoot Job Metsemakers attendeerde haar er echter op, dat er nog plaatsen waren in het huisartsenopleidingsgroepje, dat weldra zou starten. Ach, de opleiding duurde maar een jaartje, India kon daarna ook nog wel (het staat trouwens nog steeds in de planning). Het was de eerste groep aios aan de Maastrichtse huisartsopleiding die geheel bestond uit in Maastricht opgeleide dokters. En Gerrie was ook hier de enige vrouw, te midden van o.a. Paul Hufman, Koen van Vugt, Godfried Saes en Job Metsemakers. De groep werd bijgestaan door HAB Theo Lemmens en GW-er Jos op ’t Root. De terugkomdagen stonden vooral in het teken van gezellig spuien en veel lachen, van medisch inhoudelijk onderwijs kan Gerrie zich weinig tot niets herinneren. Nee, dan Schinveld: daar moest aangepoot worden! Drukke spreekuren en veel visites. Die laatste afgelegd in een roestbruine Ford Escort, op een terugkomdag even tussendoor aangeschaft voor 300 gulden, toen een nog roestiger Renaultje definitief instortte. Tanken deed je in het goedkope Duitsland, via een bosweggetje makkelijk te bereiken. Tot natuurlijk een keer twee mitrailleurtypes haar snapten, ampullen met morfine aantroffen en niet wilden geloven, dat dit jonge meisje dokter was. Uiteindelijk werd ze door de opleider met moeite vrijgepraat. En dan natuurlijk de diensten, door de week om de dag avond-nachtdienst, en 1 x per 3 weken een heel weekend. De opleider had dan vrij (!), achterwacht was collega Paul Hufman die in het naastgelegen Brunssum haio was bij de illustere Jo Baggen. Want er moest iemand de telefoon aannemen en de semafoonoproepen doen in dit mobielloze tijdperk. Maagklachten waren allemaal psychisch. Toen Gerrie een keer het gloednieuwe wondermiddel Tagamet voorschreef, kreeg ze onomwonden te horen, dat dit absoluut niet kon: pillen in plaats van praten! Veranderingen waren sowieso verdacht. Hypertensie behandelde je met Aldomet, en niet met nieuwlichterij als beta-blokker propanolol! Ook voldeed dit 24-jarige meisje zonder witte jas niet aan het Schinveldse beeld van een dokter. Bij het visite rijden waren vragen als: ‘komt je vader straks nog?’ of ‘u bent zeker de Avonconsulente?’ niet ongebruikelijk. Didactisch stond alles nog niet zo op de rails. Wel was er elke dag nabespreking: braaf luisteren naar de preken van de opleider, en vooral bewonderend kijken! Alles dus karakteristiek volgens het meester-gezel model: leren door te werken, en hoe harder je werkt, hoe meer je leert. Gewoon voor de leeuwen gooien en aan de slag. Gelukkig paste dit onderwijsmodel wel bij Gerrie. Belangrijkste leeropbrengsten van dat jaar huisartsopleiding: zelfstandig denken en beslissen. En aan het eind van het jaar een groot compliment van de opleider: in al die tijd heb je me in de dienst nooit gestoord voor telefonisch overleg! O tempora, o mores… Maar Gerrie was wel klaar voor haar eerste baan: 1 jaar ziektewaarneming in het prachtige nieuwe gezondheidscentrum Hoensbroek, waar nieuwlichterij juist welkom was (en nog steeds). En nu is ze al weer jaren verbonden aan het, met 40 jaar toch wel volwassen geworden, Maastrichtse Huisartsen Opleidingsinstituut, als HAB en als curriculumcoördinator, waarbij didactiek in al z’n facetten dagelijkse kost is. En nog 1,5 dag in de praktijk in Heerlen, voor het broodnodige doktersgevoel. En misschien nog een keer die reis naar India? 36 3e uitgave 2014 Terugblik op de periode 1993-1998 Professionalisering DOOR PAUL HÖPPENER, VOORMALIG HOOFD HUISARTSOPLEIDING Bij mijn aantreden als coördinator van de huisartsopleiding in 1993 was het pad al uitgezet en geplaveid. Herman Muller had de eerste jaren als pionier de basisstructuur goed neergezet. Hij werd opgevolgd door Vic Dubois (zie onder op zijn Solex) die de opleiding verder heeft uitgebouwd en klaar gemaakt voor een verdere professionalisering, die vorm heeft gekregen in de huidige driejarige opleiding. We hadden alle drie als huisarts gewerkt zonder enige vooropleiding voor dit vak. We beseften goed wat we gemist hadden en dat was een extra motivatie om een goede huisartsopleiding neer te zetten. Onder Herman Muller duurde de opleiding één jaar, Vic Dubois begeleidde de overgang naar een tweejarige opleiding en mijn eerste klus was het opstarten van de driejarige opleiding. Gelukkig heeft deze tendens zich niet voortgezet bij mijn opvolgers… De driejarige opleiding De meeste haio’s (tegenwoordig aios) verzetten zich heftig tegen de verlenging van de opleiding in deze vorm en zelf had ik ook moeite met deze landelijk slecht voorbereide stap. De verlenging kwam vooral hard aan bij de haio’s die al eerdere extra ervaring hadden opgedaan in ziekenhuizen, en nu toch het volledige tweede jaar met externe leerwerkperiodes (ELWP) moesten volgen. In de vaak heftige discussies was je voor hen een soort ‘burgemeester in oorlogstijd’: je was het er niet mee eens maar moest het wel verdedigen om zo landelijk meer concessies te krijgen. Die kwamen er ook, eerdere klinische ervaring werd omgezet in vrijstellingen, die de opleiding weer korter maakten. Nieuwe opzet van het opleiderscurriculum, teaching the teachers In de 15 jaar als hao (huisartsopleider) heb ik een aantal lacunes in mijn opleiding tot arts kunnen aanvullen in de, vaak wederzijdse, leergesprekken met haio’s. Nieuwe kennis, nieuwe aanpak, communicatie en consultvoering. Dat zelfde doel werd nagestreefd in de terugkomdagen voor de hao’s. Maar als je daar dan 5 jaar had meegedraaid, kreeg je wel vaak de indruk dat de naald in de groef bleef hangen en dezelfde melodie keer op keer werd gespeeld. Toen de driejarige opleiding stevig op zijn poten was gezet, hadden we tijd om daar extra aandacht aan te besteden. Aanpassing van de logistiek van de terugkomdagen voor de hao’s was een eerste vereiste: concentratie van het terugkom-onderwijs en voortgangsbespreking op twee weekdagen. Het voorafgaand overleg met staf, Hao’s en Haios vroeg veel tijd, energie en overredingskracht, maar uiteindelijk wezen alle neuzen dezelfde kant op en kon gestart worden met de inhoudelijke invulling. Er is nu een verschil in niveau: beginnend, ervaren, oude rot. De deelname aan de voortgangstoets van de haio’s maakt het mogelijk om lacunes in kennis op te sporen en hierop gericht individueel Hao-curriculum samen te stellen. Aan mijn opvolgers Yvonne van Leeuwen en Paul Ram het compliment dat ze dit gerealiseerd hebben. De automatisering van de acht landelijke Huisartsopleidingen Halverwege de jaren ‘90 kwam de automatisering van de huisartspraktijken goed op gang. De huisartsopleidingen konden hier niet bij achterblijven. Een efficiënte en soepel lopende organisatie van de opleiding zou op den duur niet goed meer mogelijk zijn zonder de ondersteuning van een betrouwbaar en praktisch automatiseringssysteem. De huisartsopleiding in Maastricht heeft hierbij het voortouw genomen met de ontwikkeling van het HOSYS (Huisartsopleiding Systeem). De aanwezige expertise van staf en medewerkers maakte er een betrouwbaar digitaal werkpaard van, dat al snel zijn weg vond naar de andere zeven huisartsopleidingen. En nog steeds sjokt dit oude paard, aangepast en opgekalefaterd, onder de naam HAGSYS, voort… 37 op één lijn 50
Pagina 38
op één lijn 50 3e uitgave 2014 De samenwerkende huisartsopleidingen In het kader van de professionalisering werden de coördinatoren van de huisartsopleiding bevorderd tot ‘hoofd’. De reden hiervan werd me al snel duidelijk bij onze bijeenkomsten: ‘zoveel hoofden, zoveel zinnen’. We wisten dat naar buiten toe, in onze communicatie met hoogleraren en instanties, goed te verhullen. Gelukkig vond er snel een reshuffeling plaats en hebben we lange tijd goed en constructief met de andere zeven hoofden samengewerkt. En dat was hard nodig om de onafhankelijke positie van de opleidingen, die nauw verbonden zijn met de academie, te beschermen tegen kapers zoals LHV en NHG. Het vervolg De goede landelijke samenwerking en individuele inzet van de lokale afdelingen heeft geleid tot de huidige professionele, inhoudelijke en onderwijskundig sterke positie van de huisartsopleidingen. Met een bijbehorende goede financiële ondersteuning. Iets om met de nodige jaloezie, maar ook voldoening naar terug te kijken. Proficiat, huisartsopleiding met deze 40e verjaardag. Nog vele jaren, maar houd het bij een driejarige opleiding. Toekomstvisie Opleiding tot praktijkhoudend huisarts DOOR YVONNE GULDEMOND-HECKER, MEDISCH DIRECTEUR HUISARTSEN OZL EN PRAKTIJKHOUDEND HUISARTS IN UBACHSBERG De huidige huisartsopleiding leidt in drie jaar op tot uitstekende huisartsen met een gedegen actuele kennis, brede praktische vaardigheden, een goede artspatiënt communicatie en een degelijk wetenschappelijk fundament. Maar het zorgveld is sterk in beweging. De positie van de huisarts in de sociaal-maatschappelijke context is de laatste jaren veranderd. Denk daarbij aan het samenwerken in de ketenzorg, binnen maar ook buiten het medische domein. Van de huisarts wordt verwacht dat hij of zij de regie neemt in de wijk, waar zorg, welzijn en wonen steeds meer in samenhang bekeken worden. En er zijn nog veel nieuwe ontwikkelingen op komst. Een nieuwe rol voor gemeenten en overheid in de organisatie van de zorg. Het wegvallen van de schotten tussen eerste en tweede lijn. Een nieuw bekostigingssysteem. Het moge duidelijk zijn dat er met deze ontwikkelingen niet alleen een appèl gedaan wordt op het geneeskundig vakmanschap van de huisarts, maar ook op andere vaardigheden zoals overleg, beleid, beheer en onderhandelen. Als de huisarts van de toekomst een sleutelpositie in de eerste lijn wil behouden zal de praktijkhoudende huisarts meer in zijn mars moeten hebben dan zijn huisartsgeneeskundig vakmanschap. De praktijkhoudende huisarts zal behalve operationeel ook tactisch en strategisch moeten kunnen acteren. In de huidige opleiding is er weliswaar aandacht voor managementaspecten, maar dit is in mijn ogen onvoldoende voor de praktijkhoudende huisarts van de toekomst. Ook de aios gaven onlangs aan in de NIVEL-enquête aan dat dit onderdeel in de opleiding onderbelicht is (zie www.sboh.nl). 38 3e uitgave 2014 Hoe kun je huisartsen opleiden tot praktijkhouders? De huidige opleiding tot huisarts is inhoudelijk al overvol. Daarbij heeft de aios in die fase zoveel op inhoudelijk gebied te leren dat er weinig ruimte zal zijn om zich met overstijgende zaken als beleid bezig te houden. Ook ambiëren veel jonge huisartsen het praktijkhouderschap nog niet. Er zal dus gezocht moeten worden naar mogelijkheden om huisartsen na afloop van de huisartsopleiding aanvullend op te leiden voor het praktijkhouderschap. Daarom stel ik het volgende voor: beschouw de bestaande driejarige opleiding als een opleiding tot een Hidha, die als een goed opgeleide vakbekwame huisarts patiëntenzorg kan bieden. Maar biedt huisartsen, die zelfstandig een huisartsenvoorziening willen runnen, een aanvullende opleiding tot praktijkhoudend huisarts. Wat is het doel van de opleiding tot praktijkhoudend huisarts? Huisartsen die deze opleiding volgen worden niet alleen opgeleid om een huisartsenvoorziening te runnen, maar ook om op te treden als regisseur in het brede veld van zorg en welzijn, stakeholder in het overleg met andere partijen, zoals gemeenten, overheid, V&V, tweede lijn, zorgverzekeraars etc. Hoe zou zo’n opleiding tot praktijkhoudend huisarts er uit kunnen zien? De opleiding zou gericht moeten zijn op het ontwikkelen van managementkwaliteiten en beleidsmatige vaardigheden, waarbij de competentiegebieden samenwerking, organisatie en professionaliteit centraal staan. Met aandacht voor het ontwikkelen van projecten binnen en buiten de praktijksetting, maken van een business case, management, onderhandelen, besturen, enz. Huisartsen die de opleiding tot praktijkhouder willen volgen kunnen daarnaast als waarnemer of Hidha in een huisartsenpraktijk werkzaam zijn. Voor wie is de opleiding tot praktijkhoudende huisarts bedoeld? Deze opleiding komt tegemoet aan huisartsen die op een hoger niveau dan dat van Hidha willen acteren. De huisarts die deze opleiding heeft gevolgd is beter voorbereid op de eisen die aan de huisarts van de toekomst worden gesteld. Het is daarmee ook een mooie springplank voor huisartsen die carrière in hun vak willen maken (zie ook artikel MC 36 blz. 1674). Wat zijn de voordelen van een opleiding tot praktijkhoudend huisarts? • Huisartsen kunnen kiezen op welk niveau ze wil acteren (als Hidha of praktijkhoudend) • De praktijkhoudend huisarts wordt beter voorbereid op de eisen die gesteld worden aan de huisarts van de toekomst • De positie van de huisarts in het toekomstige zorgveld wordt beter geborgd. Bij een eerste presentatie van bovenstaand voorstel bleek het onderwerp sterk te leven. Graag zou ik dit onderwerp binnen de diverse huisartsgeneeskundige gremia op beleidsniveau onder de aandacht willen brengen. Wie kent ze allemaal nog? Laat het ons weten op1lijn@maastrichtuniversity.nl 39 op één lijn 50

Op één lijn 49


Pagina 2
Colofon Oplage 2330 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 10624 Fotografie • Pagina 15: foto's Araya Abrha Medhanyie Gemaakt door Janneke Holten, Canon Business Services • Pagina 27-28: foto's huisartsen - Dhr. M. Dirckx & AIOS - Dhr. P. Hulshof & AIOS - Dhr. M. Brassé & AIOS Gemaakt door Janneke Holten, Canon Business Services Deadline volgend nummer 24 oktober 2014 Inhoudsopgave Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers ‘Dat gaat naar Den Bosch toe…’ – Commissie Dagje Uit 2014 Stelt zich voor: Angel Schols, promovendus Stelt zich voor: Camielle Noordam, promovendus Stelt zich voor: Arie de Jong, HAB bij de Huisartsopleiding Stelt zich voor: Kirsten Peetoom, promovendus Lopen is een feest, vooral als je wint – Babette Doorn Ons veel te rationele zelfbeeld – Yvonne Winants Broodje Seksualiteit – Annemarie Niekamp Korte lijntjes: Prijs Jos Boesten – Redactie The Use of mHealth for Maternal Health Care in Ethiopia – Araya Medhanyie Persbericht: Elke dag sportdag op de basisschool Bruikbare wetenschap – Nicole Verbiest-van Gurp en Jochen Cals Samen werkt het beter – Jean Muris en Laury de Jonge Praktijkvariatie binnen de kenenzorg diabetes inde regio – Noortje Ficken Evaluatie van het zorgpad Pulmocheck – Joke Meuwissen Praktijkvariatie binnen de ketenzorg diabetes in de regio Maastricht-Heuvelland – Anne Timmermans Haalbaarheid HIS-extracties bij werkplekleren aios – Vera Wolvekamp Patiëntkenmerken en motieven van zelfmelders op de huisartsenpost Maastricht en Heuvelland – Ingrid Jansen Depressie oudere kankerpatiënten – Jurian Aarts Het nieuwe coschap: De huisartsopleider – Marion van Lierop en Miriam Janssen JubileUM prof. dr. Frank Buntinx – Redactie Afscheid Frans van der Horst – Redactie Kaderopleiding Hart - en vaatziekten – Karen Konings Interstavendag huisartsopleidingen – Yvonne van Leeuwen ADVICE studie – Ruud Oudega De STARtclass: nu ook voor de HAP! – Hendrik Jan Vunderink In de leer – Sopie van der Voort AIOS dag 2014 – Lidwien Neervoort Wetenschapsdag 22 april 2014 – Sjef Swaans Voetbalwedstrijd AIOS opleiders – Koen Vanwersch Weten is eten – Hendrik Jan Vunderink Over Eindtermen, competenties en KBA's – Bas Maiburg De Lijn van Stijn – Stijn de Vries Nascholen in Paramaribo – Stijn de Vries Puntig – Felix Punt Vijf jaar ‘Leiderschap & management – Marijn van Oord Minder machteloos met de nieuwe meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld – Arie de Jong 3 4 5 6 6 7 7 8 9 10 11 12 13 14 16 17 17 18 18 19 19 20 21 21 22 24 24 25 26 27 28 29 30 31 32 35 36 37 38 2 op één lijn 49 2e uitgave 2014 Van de redactie De ballen De kleur oranje associeer ik nog steeds met mijn oude waterpoloclub Hydrofiel uit Nijmegen. Het was altijd lastig om rondom een EK of WK voetbal (en Koninginnedag) aan nieuwe promotieartikelen in die clubkleur te komen. En als er al materiaal voorhanden was, dan hing er een exotisch prijskaartje aan. Ook nu kleurt Nederland oranje; veel collega’s durven na de eerste gewonnen ronde uit de kast te komen, getooid in vrolijke veren van de Plus, TUC-vlaggen en AHamsters. Wie net over de grens woont en hier met een Duits kenteken rijdt, kan zijn ‘lol’ op. Daar helpt geen oranje vlaggetje tegen, de vandalen zijn meedogenloos. Ook meedogenloos zijn deadlines. Wat moet er nog allemaal af voor de zomervakantie? Zo’n vakantie in het vooruitzicht helpt om de vaart erin te houden. Eén van de zaken die altijd af ‘moet’ voor de vakantie is de zomereditie van dit blad. Daarnaast blikken we ook al in gedachten vooruit op het thema eind 2014: veertig jaar Huisartsopleiding Maastricht. Daar komen we nog op terug. Al 40 jaar bestaat de Medische Faculteit Maastricht. Ons opperhoofd (zonder oranje veren) blikt terug in zijn rubriek. Andere feestelijkheden waren het Dagje uit en onze deelname aan de hardloopwedstrijd Maastrichts Mooiste. Eindelijk een eerste plaats behaald! Het leverde mooie plaatjes op. Net als plaatjes van een promotie: dit keer Araya Medhanyie uit Ethiopië. Twee jaar geleden liep hij (op zijn gemakje) mee met Maastrichts Mooiste, nu voltooit hij zijn wetenschappelijke eindsprint. Drie nieuwe promovendi stellen zich voor: Angel, Camielle en Kirsten. En een ‘oude’ bekende (en vaste columnist van dit blad) start als HAB in september. En www.seksindepraktijk.nl kan u op het verkeerde been zetten, maar wie erop klikt als hulpverlener, die wordt er wijzer van. Ons Broodje smaakte er niet minder om. Wie naast AIOS en opleiders (zie verslag Voetbalwedstrijd Koningsbosch) ook bedreven zijn in het in de lucht houden van alle ballen, zijn de AIOTHO’s. Jochen Cals hield hierover een praatje tijdens het AIOTHO symposium (15 jaar AIOTHO’s) in Groningen. Daarnaast zag hij kans om mee te rennen met eerder genoemde hardloopwedstrijd, (#ver)spreekuur te doen, promovendi en studenten te begeleiden en artikelen te schrijven. Onder andere in supervisie de rubriek Bruikbare Wetenschap, deze keer beschreven door AIOTHO Nicole Verbiest-van Gurp. De zomertijd is, ondanks tegenstrijdige berichten in de media, gunstig voor WESP-en (Wetenschapsparticipatiestudenten, 18 weken in Jaar 6). Een deel is uitgevlogen en schreef een korte samenvatting over zijn of haar bevindingen. We hopen een aantal straks weer terug te zien als kersverse AIOS, dus als u denkt ‘die komt me bekend voor’, dan zou dat heel goed kunnen. De achtergebleven WESP-en ploeteren de zomerdagen door totdat ook hun tijd erop zit. In augustus is het tevens sollicitatietijd voor WESP-en die in de nabije toekomst een plek bij HAG ambiëren. We hopen dat we genoeg fysieke plekken kunnen behouden, want het fenomeen ‘huisvesting’ is momenteel een wespennest: we moeten fors vierkante meters inleveren. Inleveren gebeurt ook bij het onderwijs in het basiscurriculum. Als er bezuinigd wordt, dan heb je weinig aan successen uit het verleden. Het zijn zware tijden en dat betreuren wij ten zeerste. We weten, dat we vele jaren kwalitatief uitstekend onderwijs bieden en daar blijven wij op focussen. Marion van Lierop gaat onverstoorbaar door met het nieuwe coschap. Laten we de bal hoog houden. Toch wat geleerd van Louis. En Marion. En hoe staat het met het leren van onze derdejaars AIOS Sophie? Is de eindstreep in zicht? Wijs word je door bescheidenheid, aldus Felix. Na een korte afwezigheid pakt hij zijn toetsenbord weer op. Stijn de Vries schreef een tweeluik: zijn Lijn van Stijn en een verslagje van zijn bezoek aan Suriname. Redactielid Hendrik Jan Vunderink gooit ook graag een balletje op. Deze keer de Startclass vernieuwing en een variant op zijn welbekende Bijzondere Bekwaamheden. Nu die medische recepten op zijn, geeft hij een kijkje in zijn eigen keuken. Dat Hendrik Jan niet zomaar een koekenbakker is, bewijst de foto. Na het schrijven van het stukje, startte hij diezelfde avond zijn witte motor en bakte ze bruin. Het resultaat mag er wezen. Tot slot onze ‘oude’ bekende: Arie de Jong. Zijn thema was snel gevonden dit keer: de nieuwe meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. Geen fijn thema, maar u moet wel ballen hebben om het te melden. Met Arie als coach komen we verder. Een fijne zomervakantie! Babette Doorn 3
Pagina 4
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Van de voorzitter Geschiedenis DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Op 16 september 1974 liep ik de trappen op van het voormalige Jezuïetenklooster aan de Tongersestraat 53 te Maastricht. Ik was, samen met 49 anderen, ingeschreven als cursist aan de MFM i.o. ofwel de Medische Faculteit Maastricht in oprichting. We begonnen aan een spannend avontuur. Dat de MFM i.o. een echte Universiteit zou worden stond helemaal niet vast. Sterker nog: de start van de MFM was door de Commissie Voorbereiding geforceerd vervroegd om te voorkomen dat het plan volledig geschrapt zou worden. Om haar start en bestaansrecht te rechtvaardigen schreef de Commissie Voorbereiding de ‘Basisfilosofie’. Nu de Universiteit Maastricht 40 jaar later stil staat bij de start van dat eerste cohort pioniers, is het een goede gelegenheid terug te kijken op die Basisfilosofie. Ik kijk naar twee elementen: 1) het nieuwe onderwijssysteem, 2) de voorgestelde ordening van de gezondheidszorg. Het nieuwe onderwijssysteem behelsde werken in onderwijsgroepen op basis van casus in plaats van colleges zoals gebruikelijk aan andere universiteiten. De onderwijsgroepen werden begeleid door stafleden die tutor werden genoemd. Er waren ook geen echte examens in die eerste jaren maar informatieve toetsen, waar we met elkaar de vragen trachten te beantwoorden. Hoe het onderwijs er moest uitzien, werd voortdurend tussen staf en studenten besproken. De wereld werd afgezocht naar innovatieve onderwijsmodellen die ingepast zouden kunnen worden. En de medische opleidingen uit andere Nederlandse universiteitssteden lieten niet na te benadrukken dat het niets zou worden in Maastricht met die opleiding voor maatschappelijk werkers. Ze hebben ongelijk gekregen en propageren en hanteren nu ook allemaal ‘student centered learning’. Ook in het buitenland werd Maastricht een synoniem voor innovatief Problem Based Learning (PBL). Niet voor niets voert de Universiteit Maastricht het motto ‘Leading in Learning’. De geschiedenis bewijst het gelijk van de basisfilosofie. De gewenste ontwikkeling van de gezondheidszorg is ook beschreven in de basisfilosofie. Zo was de Commissie Voorbereiding van mening dat speciale aandacht en onderzoek moest worden besteed aan de opleiding van artsen voor het 1ste echelon (huisarts, wijkverpleging, maatschappelijk werk) gezien de ontwikkelingen op dit terrein. Deze zin was voor velen de verwijzing naar de opleiding van maatschappelijk werkers. Maar ook deze focus heeft ervoor gezorgd dat Maastricht in onderwijs/ opleiding en wetenschappelijk onderzoek inderdaad meer en eerder eerstelijns gericht is geweest dan andere universiteiten. De basisfilosofie zet het begrip ‘academisch ziekenhuis’ letterlijk tussen aanhalingstekens, want er werd eerder gedacht aan een ‘medisch regionaal centrum’ voor intra- en extramurale zorg, als een samenwerkingsverband van allerlei zorgpartners. Daarbij werd niet gedacht aan één gebouw of gebouwencomplex maar aan organisatorische bundeling van geografisch gespreide voorzieningen en activiteiten. Kort gezegd ligt hier de kern van het debat over ofwel alle academische functies in één ziekenhuis (het academische ziekenhuis Maastricht), ofwel academische afdelingen in verschillende omliggende ziekenhuizen. De nieuwbouw van het azM leek de strijd definitief te beslechten in het voordeel van de voorstanders van volledige concentratie. Toch zie ik bewegingen in de richting zoals basisfilosofie die voorstelde: de eerste lijn met de huisarts als spil krijgt een steeds sterkere positie in de zorg, de samenwerking tussen huisarts (eerstelijn) en ziekenhuisspecialist (tweedelijn) is sterk verbeterd door transmurale projecten, zorgprogramma’s of wat dan nu heet anderhalvelijns zorg. Op basis van onderlinge afspraken zijn de academische functies niet meer voor 100% alleen in het academische ziekenhuis te Maastricht ondergebracht en bestaat er regionale samenwerking. Ook hier wees de basisfilosofie in de goede richting. De basisfilosofie is een inspirerend document wat nu nog steeds de moeite waard is om te lezen. Het is dan wel geschiedenis, maar ook nog steeds een visie op de toekomst. Wist ik veel waaraan ik begon toen ik die trappen opliep in 1974, nu 40 jaar geleden. Ik wilde dokter worden. 4 op één lijn 49 2e uitgave 2014 Verslag van een geweldig dagje uit ‘Dat gaat naar Den Bosch toe…’ DOOR DE COMMISSIE DAGJE UIT 2014 Op vrijdag 6 juni jl. verzamelden zich ongeveer 50 medewerkers van de vakgroep Huisartsgeneeskunde om 9 uur om met de bus naar Den Bosch te vertrekken. Tijdens de rit van anderhalf uur deed iedereen zich tegoed aan koffie, cappuccino, een krentenbol of een van de verschillende soorten snoepgoed. Om al die ongezonde snacks enigszins te compenseren, kreeg iedereen bij het verlaten van de bus een lekkere appel. Maar Frederik Hendrik had de hulp van ingenieur Leeghwater. Door op een slimme wijze de natte zone in te polderen en leeg te pompen, zorgde hij ervoor dat ‘s-Hertogenbosch werd afgesloten van het belangrijke water. Door loopgraven te graven, kon hij met zijn leger ‘s-Hertogenbosch onder vuur leggen en na vier en een halve maand zelfs bezetten. Het ochtendprogramma bestond uit twee onderdelen. De groep werd daartoe in twee groepen verdeeld. Een groep maakte een heerlijke wandeling langs verborgen plekjes in Den Bosch. De andere groep ging de boot in voor een mooie rondvaart over de Binnendieze. De wandeling was heel bijzonder. Er waren plekjes waar de doodgewone toerist nooit zou komen. Zeer frappant waren de volkomen stille stukjes park, waar het onmogelijk was je voor te stellen dat je hemelsbreed maar 200 meter van het centrum verwijderd was. Ook heel speciaal waren de steegjes tussen de huizen. Onze gids vertelde dat daar in de 17e eeuw hele families woonden. Als je de breedte van zo’n steegje bekeek, was het bizar om te geloven. De gidsen waren heel enthousiast en deskundig. Het jaartal 1629 kwam veelvuldig voor in hun verhalen. In 1629 kwam Frederik Hendrik ten tonele. Prins Mauritz lukte het niet om in 1591 de stad te bezetten. Na deze dosis geschiedenis te hebben opgesnoven, meldden de wandelaars zich bij lunchcafé Pilkingtons. De lunch bestond uit heerlijke Engelse specialiteiten zoals Shepards Pie. Dit café had een prachtig tuinterras, wat met het mooie weer geen overbodige luxe was. De wandelaars van de ochtend begonnen na de lunch met hun rondvaart. Met 16 personen per boot voeren zij een uur. De Binnendieze stroomt dwars door Den Bosch en vertakt zich op meerdere plaatsen. De boot ging voortdurend onder smalle poorten, huizen en kerken door. Met 25 graden was het heerlijk verkoelend, op sommige plekjes zelfs kil. Na dit programma had iedereen nog anderhalf uur om de stad verder te verkennen. De meesten verkozen een terrasje onder het genot van een heerlijk koel pilsje. Op de Markt werden de voorbereidingen getroffen voor Duketown, een jaarlijks terugkerend jazzfestival. De dag werd besloten met een gezamenlijk diner bij van Puffelen. Menigeen had een lekker kleurtje opgedaan tijdens deze fantastisch geslaagde dag! 5
Pagina 6
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Stelt zich voor Angel Schols PROMOVENDUS Sinds 12 mei 2014 ben ik werkzaam als promovendus bij Huisartsgeneeskunde in Maastricht. Ik ben 28 jaar en geboren en opgegroeid in Maastricht. Tussen 2005 en 2013 heb ik in Maastricht gestudeerd aan de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences, waar ik Gezondheidswetenschappen (major Bewegingswetenschappen) en Geneeskunde heb gestudeerd. Gedurende mijn opleiding ben ik werkzaam geweest als student-tutor en als student-assistent binnen verschillende projecten. Mijn promotieonderzoek, onder begeleiding van Jochen Cals en Geert-Jan Dinant, gaat over sneltest diagnostiek (point of care tests) in de eerstelijn. We willen de meerwaarde onderzoeken van sneltesten in het diagnostisch proces, bij het uitsluiten van ernstige cardiopulmonale aandoeningen bij patiënten op de huisartsenpost. Het promotieonderzoek zal plaatsvinden in samenwerking met huisartsenposten en de tweedelijn. In de toekomst wil ik graag de praktijk combineren met onderzoek en onderwijs. Indien jullie vragen hebben met betrekking tot mijn promotieonderzoek loop dan gerust even binnen op kamer A3.047 op het Debyeplein 1 in Maastricht of stuur een mail naar angel.schols@maastrichtuniversity.nl. Stelt zich voor Camielle Noordam PROMOVENDUS Ik ben Camielle Noordam en sinds kort verbonden aan de Universiteit Maastricht als externe PhD student. Sinds een half jaar wonen mijn man en ik weer in Nederland, in Eindhoven om precies te zijn. Hiervoor woonden en werkten we in de Verenigde Staten, mijn man bij een bedrijf genaamd ASML en ik bij UNICEF. Van jongs af aan ben ik verbonden met Afrika. Als kind groeide ik op in Turkana, Kenia en verder heb ik in landen zoals Ghana en Sudan gewerkt, zowel in een ziekenhuis als voor een noodhulporganisatie. Na het afronden van een Masters programma Internationale Gezondheidszorg aan het Koninklijke Instituut van de Tropen, ben ik naar New York verhuisd om daar voor UNICEF te werken. Ik had daar een geweldige baan waarbij ik veel reisde en bezig was met kwaliteitsbewaking van verschillende 6 projecten. Tijdens mijn werk ben ik begonnen met het schrijven van wetenschappelijke artikelen en besloot bij terugkeer naar Nederland hiermee verder te gaan. Mijn onderzoek richt zich op toegang tot zorg voor kinderen in gebieden met beperkte middelen in Afrika. De focus ligt op longaandoeningen: van de 18.000 kinderen onder 5 jaar die per dag sterven, sterft 17% hiervan als gevolg van longaandoeningen1. Door middel van dit onderzoek wil ik een beter idee krijgen van de factoren die dit hoge sterftepercentage beïnvloeden. Vragen die we proberen te beantwoorden zijn voornamelijk gericht op het identificeren van risicofactoren, kennis (van de moeder) van symptomen, kwaliteit van zorg en mogelijke programmatische oplossingen. 1 United Nations Children’s Fund (2013) Committing to child survival: A Promise Renewed. Progress report. New York. Available at: www.unicef.org/lac/ Committing_to_Child_Survival_APR_9_Sept_2013.pdf (accessed 13 June 2014). 2e uitgave 2014 Stelt zich voor Arie de Jong HAB BIJ DE HUISARTSOPLEIDING Een nieuwe HAB een nieuw geluid? 1 september is het zover: dan begin ik als HAB in Eindhoven met een groep eerstejaars AIOS. Ik was al eens benaderd maar heb de boot wat afgehouden totdat het in mijn praktijk goed geregeld was met de continuïteit van zorg. Inmiddels is dat gelukt met mijn laatste AIOS Eefke de Haas, die twee dagen bij mij komt werken met als doel de praktijk over te nemen. Dat geeft mij ruimte voor nieuwe uitdagingen en ik zie het HAB-schap dan ook als een logische vervolgstap. Na in 1988 gestart te zijn met OEL-ers (Oriëntatie Eerste Lijn), coassistenten, gevolgd door ongeveer 18 AIOS en het geven van gezondheidsrechtelijke nascholing, is het nu tijd om een groep een jaar lang te begeleiden en te coachen samen met een gedragswetenschapper. Met het opleiden van AIOS richt je je een jaar lang op één AIOS en tracht deze tot zelfsturende huisarts op te leiden door hem of haar de schoonheid van het beroep te laten zien en de lol van communiceren met patiënten. Met een groep is er direct al een andere dynamiek en interactie en dat lijkt mij een nieuwe uitdaging. Voor wie mij niet kent ik ben Arie de Jong, 59 jaar, huisarts sinds 1983 en sinds 1985 in Goirle in een ‘solo’praktijk , daarnaast ben ik gezondheidsrecht jurist en geef in die hoedanigheid les en ben ik verbonden aan de LHV-Academie. Ik ben lid van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg en het Tuchtcollege in Eindhoven en bezoek met regelmaat een zitting met AIOS ( wellicht straks met een groep HAB’s ?). Bestuurlijk ben ik actief als LHV kringvoorzitter in Midden-Brabant. Ik ben gehuwd en heb twee zonen die al zelfstandig zijn. In de tijd die rest mag ik graag op een fiets zitten (race of mountainbike) en lees ik graag. Stelt zich voor Kirsten Peetoom PROMOVENDUS Mijn naam is Kirsten Peetoom, 25 jaar oud en sinds 3 jaar woonachtig in Maastricht. In mei ben ik begonnen als promovendus op het CHILI project binnen de vakgroep huisartsgeneeskunde. Na mijn bachelor gezondheidswetenschappen (VUMC) ben ik in september 2010 naar Maastricht verhuisd om te beginnen aan de Health Sciences Research Master. Als geboren Randstadster heb ik sindsdien vaak de vraag gekregen: waarom een master in Maastricht? En als ze weten dat ik aan wielrennen doe: ‘ Vast vanwege de heuvels?!’ De reden was toch de studie-inhoud, want ik wilde altijd al alles tot de puntjes uitzoeken en dus onderzoeker worden, maar het heuvellandschap en de mooie binnenstad blijven mooie pluspunten! Mijn promotieonderzoek is onderdeel van het CHILI project en dit doe ik onder leiding van Jochen Cals en Geert-Jan Dinant. Het project heeft als doel om de voorlichting te verbeteren over kinderen met koorts. AIOTHO Eefje de Bont focust zich op de eerstelijn en ik zal mij richten op het consultatiebureau en kinderdagverblijven. Als ik aan het einde van de dag naar huis ga begint mijn andere ‘baan’ als wielrenster. Ik zit bij een professioneel wielerteam en dit jaar mocht ik onder andere mijn rugnummers opspelden voor de Ronde van Vlaanderen en de Waalse pijl. Naast mijn trainingstochten en wedstrijden op de racefiets maak ik ook regelmatig mooie tochtjes op de mountainbike. 7 op één lijn 49
Pagina 8
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Maastrichts Mooiste Lopen is een feest, vooral als je wint DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Zondag 15 juni 2014, we keken er lang naar uit: Maastrichts Mooiste, dé hardloopwedstrijd van Maastricht. Onder het motto ‘Lopen is een feest’ schreven we twee bedrijventeams in van de Vakgroep Huisartsgeneeskunde. Negen lopers voor de langste afstand, de 10 Engelse Mijl (ruim 16 kilometer) en de overige 17 lopers op de 5 kilometer. Het was een bewolkte, frisse dag, zeker vroeg in de ochtend. Om 10 uur was de start van de kortste afstand. Daarvoor zaten we al op het terras van ons ‘vaste’ Grand Café, maar de koffie werd nog niet geserveerd omdat het café nog niet open was. We hoopten dat onze lopers een betere timing hadden. had er zin in. Robert Willemsen en Erik Haakma trainen volgens mij drie keer per dag dus we hadden er ook alle vertrouwen in. Jochen Cals gaf aan tegenwoordig ‘beter te kunnen ouwehoeren dan hardlopen’, hij mocht vertrekken uit een later startveld. Philippe Hoogsteder was er gelukkig ook weer bij en eindigde vlak achter Cals. Job Metsemakers en Paul Ram waren eveneens fit en eindigden weliswaar iets later dan de anderen, maar ze haalden de finish zonder enige problemen. Hulde voor aios Marleen Alink die de dagen ervoor met griep was geveld maar toch de wedstrijd uitliep! Priska Israel huurde een gepromoveerde look-a-like in, overigens met dezelfde eindtijd als wat we van Priska gewend zijn. De wedstrijd verliep grotendeels buiten Maastricht met enkele venijnige klimmetjes in het parcours. Na een klein uur werd onze supportersgroep onrustig, we wilden richting de Finish op de Markt. Robert Willemsen finishte al eerste van HAG in een tijd van 1.00.34, goed voor de negende individuele plek. Erik Haakma kwam binnen op 1.05.22. Tot slot onze derde loper: Mark Spigt in 1.08.53. De meesten waren ruim op tijd en zochten een HAGshirt uit en speldden de borstnummers op. De WESP-en en enkele bevriende zesdejaars Geneeskunde studenten liepen volop mee. De op de valreep aangemelde Ethiopische hardlopers, promovendi van Mark Spigt, waren net op tijd. Helaas zitten ze niet bij de einduitslag, want beide (denk ik) mannen hebben twee rondes van 5 kilometer gerend… het parcours van die afstand is namelijk twee keer het rondje van 5 kilometer en intussen waren die lopers ook al gestart. Hulde voor hun inzet, al denken we niet dat het voor de teamuitslag enig verschil had gemaakt. Snelste loper in het team was Ghais Al Mansouri, die vorig jaar nog geblesseerd moest afzeggen. De rest van de lopers, veelal dames, deden weinig voor elkaar onder. Wel was het weer duwen en dringen geblazen op het volle parcours. Na een intermezzo van een uur, begonnen de kriebels voor de 10 Engelse Mijl. ‘We’ gingen voor een podiumplek, of beter gezegd: de eerste plek. Strakke koppies bij de vaste lopers uit dit gezelschap. Mark Spigt was in vorm en Vlnr: Robert, Geert-Jan en Erik 8 Het was vaker voorgekomen dat HAG niet (op tijd) bij de prijsuitreiking was. Dat zou ons nu niet gebeuren. Erik en ik stonden ruim op tijd voor het podium met 3 lege plekken. Na de individuele huldiging werd meteen omgeroepen dat de eerste plek bij de Bedrijvenloop op de 10 Engelse Mijl voor onze vakgroep was! Eindelijk, na al die jaren. Het was ook nu of nooit voor mijn gevoel. Wie dat ook dacht was Geert-Jan Dinant, vroeger liep hij mee, maar tegenwoordig is hij fietsende supporter en fotograaf met zijn vrouw Gerda. Geert-Jan beklom het podium, geflankeerd door Erik en Robert die ook net op tijd waren voor de uitreiking. Winnen is een feest, zo werd het een extra geslaagde dag! 2e uitgave 2014 Inspiratiesessie Mind & Body integration Ons veel te rationele zelfbeeld DOOR YVONNE WINANTS, UNIVERSITAIR DOCENT Op 3 juli jl. werd van 15-18 uur de eerste bijeenkomst van drie inspiratiesessies gehouden op het Debyeplein 1, thuisbasis van de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Het thema was Mind & Body integration. De organisatie was in handen van initiatiefneemster dr. Yvonne Winants. Op deze warme namiddag kwamen zo’n 35 deelnemers af, waarvan ongeveer een derde medici. Een experiment om bevlogen practici en wetenschappers in dialoog te brengen. Er heerst een brede revolutie waarbij subjectiviteit en gevoelens meer serieus worden genomen. Uitdrukkingsvormen zoals expressie, meditatie, lijfwerk, muziek en dans, beginnen wetenschappelijke aandacht te krijgen. Gevoelens en verstand zijn niet de vijanden die wij er in onze westerse cultuur van hebben gemaakt. Ze werken eerder hand in hand. Wie wil denken, moet voelen! Gevoelens geven ons doelen in het leven, daarom dolen we niet doelloos door de wereld . We proberen zo min mogelijk leed te ervaren en zoveel mogelijk lust. Ons verstand is de dienaar in dezen. Gevoelens zijn geen ‘denkfouten’ maar integraal bestanddeel van het denken. Gevoelens zetten ons brein steeds in een andere klankconfiguratie en sturen ons denken en onze waarneming. Om ons academische, veel te rationele zelfbeeld te overstijgen, lanceren we deze uitwisseling en dialoog tussen praktijk en academie. Doel van de reeks is om veelbelovende ‘praxis’ (ook als ze nog niet door het selectieproces van Evidence Based Medicine heen zijn) een kans te geven zich te laten zien opdat we kracht en meerwaarde kunnen ontdekken. Belangrijk hierbij is dat ook de geneeskunde, zoals we haar nu kennen, zich practice based heeft ontwikkeld. In die dagelijkse praxis zochten betrokken professionals oplossingen en genezing voor hun patiënten. Tweede motief voor dit initiatief is om het intellectuele gesprek of dialoog tussen praktijkmensen en wetenschappers weer te re-animeren. Een universiteit heeft van oudsher de missie om het academische denken met open, onbevooroordeelde blik te beoefenen en te cultiveren. Toch dreigt het intellectuele klimaat gemakkelijk overwoekerd te worden door hedendaags pragmatisme, bureaucratische regels en protocollen en de noodzaak tot efficiëntie en economische rentabiliteit. Vrije ruimte waar professionals , intellectuelen en praktijkmensen met elkaar van gedachten kunnen wisselen en elkaar inspireren is noodzakelijk. Deze sessie het verhaal van de bevlogen fysiotherapeut Bert Kallen uit Sittard over het allostase model. Dit integratieve model is de basis voor een door hen praktijk ontwikkelde aanpak van SOLK klachten. Deze aanpak genaamd ZEHM (Zelfactie Energie en Herstel Management programma), integreert psychologische aanpak met een fysiologische aanpak met beweging. Het programma loopt al 6 jaar en zou bij 250 deelnemers goede en duurzame effecten laten zien. Daarna kwam huisarts Guus Verheijen die zijn model (en tevens de titel van zijn boek) ‘Het Frame’ voor het voetlicht bracht. Het Frame biedt een uitgangspunt van waaruit de huisarts zijn patiënt kan benaderen en diens (bio/psycho/socio) thematiek kan analyseren en begeleiden. Het Frame werd door Guus na een lange zoektocht langs allerlei therapieën en stromingen ‘ontdekt’ als onderliggend en gemeenschappelijk. Het reikt te ver om hier het model kort in tekst te vangen, u moet het beleven. Guus geeft regelmatig workshops. Al met al een spannende bijeenkomst, die wellicht soms toch nog iets te talig en te academisch bleef, maar door de bevlogenheid van de sprekers bleef raken en verrassen en ons inspireert voor de volgende keer. Komt u dan ook? Tweede inspiratiesessie ‘Bevlogen dokters & out of the box denken’ 28 augustus van 15-18 uur in Maastricht, thema’s: 1. Wat is systemisch werken en wat kunnen we ermee in de Huisartsgeneeskunde? 2. Kan de veerkracht van cliënten vergroot worden door Past Reality Integration? 9 op één lijn 49
Pagina 10
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Broodje Verstand Seksuele gezondheid en seksueel geweld in Limburg DOOR ANNE-MARIE NIEKAMP, ARTS M&G, INFECTIEZIEKTEBESTRIJDING KNMG Op 10 juni hield Anne-Marie Niekamp (behalve arts ook antropoloog) een praatje in het kader van ‘Broodje Verstand’. Anne-Marie is werkzaam bij het Centrum voor Seksuele Gezondheid Limburg van de GGD’en in Limburg als arts en projectleider van het Centrum Seksueel Geweld. Het thema was de seksuele gezondheid van jongeren in Limburg en seksueel geweld. Uit het onderzoek ‘Seks onder je 25e’ blijkt dat, hoewel in het algemeen de seksuele gezondheid van jongeren in Nederland redelijk goed is, in ieder geval de ZuidLimburgse jongeren achterblijven. De jongeren in Zuid Limburg worden gemiddeld op jongere leeftijd seksueel actief, van de 12-13 jarigen is landelijk 3% en in ZuidLimburg 6% seksueel actief. Uit onderzoek weten we dat juist deze jonge starters vaker onbeschermd vrijen en vaker te maken hebben met seksueel geweld. Vergeleken met landelijk gebruiken Zuid-Limburgse jongeren gemiddeld minder vaak een condoom en lopen daardoor vaker het risico op een SOA of ongeplande zwangerschap. Dat zien we ook terug in het SOA-vindpercentage bij het Centrum Seksuele Gezondheid dat in Zuid-Limburg de afgelopen jaren is gestegen waar het Landelijk stabiel bleef. Het aantal tienermoeders is in Limburg bovendien veel hoger dan het landelijke gemiddelde. Het ligt op het niveau van steden als Rotterdam en Amsterdam. Maar terwijl in die steden tienermoeders vooral onder allochtonen veel voorkomen, is dat in Limburg met name bij de autochtone bevolking. Ook hebben jongeren vaak andere klachten, zo heeft 1 op de 3 meisjes pijn bij het vrijen. Jongeren hebben ook veel te maken met seksueel geweld: 39% van de meisjes en 19% van de jongens onder de 25 jaar is ooit gedwongen tot het verrichten van een seksuele handeling. Van de meisje in de leeftijd van 20 jaar heeft 1 op de 5 een verkrachting meegemaakt. De oorzaken waarom Zuid-Limburg jongeren het qua seksuele gezondheid minder goed doen dan in de rest van Nederland is onbekend, maar wordt mogelijk veroorzaakt doordat enerzijds de Zuid-Limburgse populatie sociaaleconomisch zwakker is en anderzijds structurele aandacht voor seksuele voorlichting ontbreekt. Zie voor meer informatie de factsheet1 ‘Zuid Limburgse jongeren seksueel ongezond’ Centrum voor Seksuele Gezondheid en Centrum Seksueel Geweld Limburg Het Centrum voor Seksuele Gezondheid Limburg probeert de seksuele gezondheid van jongeren te verbeteren enerzijds door preventieve activiteiten anderzijds door curatieve zorg in het kader van de landelijke regeling Aanvullende seksuele gezondheidszorg. In het kader van preventie gaat de GGD vanaf 2014 scholen motiveren en docenten trainen om seksuele voorlichting te geven, daarnaast geeft de GGD zelf voorlichting aan kwetsbare jongeren. Tijdens spreekuren biedt de GGD jongeren onder de 25 jaar onder andere gratis SOA screening, anticonceptie en counseling/voorlichting met betrekking tot alle vragen die jongeren hebben over seksualiteit. Daarnaast is in samenwerking met politie en forensische artsen sinds september 2013 het Centrum Seksueel Geweld gestart, waar slachtoffers 24/7 terecht kunnen voor integrale zorg na een verkrachting. Seksuele gezondheid van jongeren en de huisarts? Ook huisartsen kunnen een rol spelen in het verbeteren van de seksuele gezondheid. Seksualiteit is nog altijd vaak een lastig thema om bespreekbaar te maken in de spreekkamer, zowel voor artsen als voor de patiënt. Jongeren hebben daarbij schroom om hun problemen en vragen met de huisarts te bespreken, mede omdat het ook de huisarts van hun ouders is. Huisartsen kunnen dit vergemakkelijken door het thema zelf bespreekbaar te maken door er actief naar te vragen bij jongeren. Bij een jongere die komt voor een SOA-test of anticonceptie, is het belangrijk naar de reden te vragen en ook anticonceptie en/of condoomgebruik en problemen bij seks te bespreken. Maar ook bij jongeren die om een andere reden bij de huisarts komen is het goed te vragen of ze seksueel actief zijn of van plan zijn binnenkort te worden. In dat geval kan anticonceptie en condoom gebruik besproken worden. Verder is het goed om ook bij vage klachten, buikklachten etc. seksualiteit bespreekbaar 1 www.ggdzl.nl/fileadmin/files/ggdzl/Documenten/Factsheet_Zuid-Limburgse_ jongeren_seksueel_ongezond_2012.pdf 10 2e uitgave 2014 te maken en te vragen of ze negatieve ervaringen hebben met seksualiteit. Deze vraag biedt een opening om zowel seksueel geweld als ook klachten als pijn bij het vrijen of ejaculatie praecox te bespreken. Zie voor meer informatie en hoe u seks bespreekbaar kunt maken de speciaal voor zorgverleners recent gestarte website www.seksindepraktijk.nl Huisartsen kunnen altijd bellen met het Centrum voor Seksuele Gezondheid voor advies, overleg of andere vragen. Recent seksueel geweld: bel het direct het CSG Bij een recente verkrachting (minder dan 8 dagen geleden) is het advies altijd direct contact op te nemen met het Centrum Seksueel Geweld. Hier kan de zorg integraal worden geboden, inclusief PEP (HIV en hepatitis b profylaxe), psychologische en profylactische zorg. Relevante telefoonnummers • Centrum Seksueel Geweld Limburg: 088-1191888 (24/7) • Centrum Seksuele Gezondheid Limburg Zuid Limburg: • Patiënten: 045-8506613 (werkdagen 8.45-12.15 uur) • Huisartsen: 045-8506609 (werkdagen vraag naar achterwachtarts Centrum Seksuele Gezondheid) Noord- en Midden-Limburg: • Patiënten: 088 1191 200 (werkdagen 9.00-12.30) • Huisartsen: 088 1191 200 (werkdagen vraag naar arts of verpleegkundige Centrum Seksuele Gezondheid) Relevante websites • www.sense.info (landelijk website over seksualiteit en seksuele gezondheid voor jongeren, heeft ook een deel voor professionals) • http://www.centrumseksueelgeweld.nl (landelijke website centra seksueel geweld) • www.seksindepraktijk.nl (landelijke website voor zorgprofessionals) • https://sekshag.nhg.org (landelijke website van de expertgroep SOA HIV Seksualiteit van de NHG) • http://www.ggdzl.nl/fileadmin/files/ggdzl/ Documenten/Factsheet_Zuid-Limburgse _jongeren_seksueel_ongezond_2012.pdf Korte Lijntjes Huisarts Jos Boesten uit Elsloo en medewerker bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht, kreeg op 9 april 2014 de Doctor Paul Höppener-prijs uitgereikt. Deze prijs werd in 1990 ingesteld als eerbetoon op het gebied van de huisartsenautomatisering. Jos ontving de prijs uit handen van het Orego-bestuur. Orego is gebruikersvereniging van MicroHis waar hij al vele jaren lid van is (o.a. in de pakketcommissie). Daarnaast ontving hij de prijs ook voor zijn jarenlange inzet ten behoeve van het RegistratieNet Huisartsen (RNH) van de Universiteit Maastricht. 11 op één lijn 49
Pagina 12
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Promotie Araya Abrha Medhanyie Ver van moeders bed? Gebruik de app! DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Op 2 juli jl. verdedigde Araya Abrha Medhanyie zijn proefschrift getiteld ‘The Use of mHealth for Maternal Health Care in Ethiopia’ in Maastricht. Medhanyie is een van de Afrikaanse promovendi die door Geert-Jan Dinant en Mark Spigt wordt begeleid als onderdeel van de samenwerking met Mekelle University in Ethiopië. Op de voorkant van het proefschrift prijkt een afbeelding van ‘typical rural houses (Hidmo) in Tigray, Ethiopia’ in een wijds, afgelegen natuurgebied. Zorg daar maar eens op het juiste moment de juiste zorgverlener te krijgen! Een van de beweegredenen voor het promotieonderzoek was dat maternale sterfte nog steeds hoog is en inspanningen om dit te verminderen onvoldoende opleveren. In 2010 waren er 287.000 geschatte maternale sterfgevallen. Vrouwen in ontwikkelingslanden hadden 15 keer meer risico om te overlijden als gevolg van de zwangerschap of zwangerschap gerelateerde complicaties. Vanwege het gebrek aan voldoende geschoolde zorgverleners, heeft Ethiopië er zich sinds 2003 op gericht meer ‘zorgverlenerdekking’ te realiseren, vooral in de landelijke gebieden. Belangrijk speerpunt in deze campagne was het opleiden van 34.000 nieuwe ‘health extension workers’ (HEWs). Deze HEWs zijn vrouwen die de middelbare school voltooiden en een jaar training kregen om mensen in landelijke gebieden te kunnen voorlichten over gezondheid van moeder en kind en te assisteren bij veilige en schone bevallingen. Ook leerden zij de vroege identificatie van alarmsymptomen en complicaties om vrouwen direct te kunnen verwijzen als nodig. Ook groeide het aantal zorgposten met 413% en verdubbelde het aantal vroedvrouwen. Andere interessante cijfers zijn, zeker in vergelijking met Nederland, dat het percentage geboortes dat door een geschoolde zorgverlener werd geassisteerd in dezelfde 12 periode steeg van 6% naar 10% en het percentage geboortes in een zorginstelling steeg van 4% naar 10%. Helaas bleef de maternale sterfte stabiel. Medhanyie en zijn team formuleerden de hypothese dat de inzet van smartphones het effect van de HEWs zou versterken. Om dit te onderzoeken, voerde het onderzoeksteam een aantal deelstudies uit waaronder een inventarisatie van de rol van de HEWs in het gebruik van maternale gezondheidsdiensten door vrouwen. Hieruit bleek dat deze rol vooral antenataal was maar dat er rond de geboorte en postnataal nog weinig informatievoorziening en assistentie werd verzorgd. Een analyse van de kennis en prestaties van de HEWs met betrekking tot antenatale zorg en zorg rond geboortes liet zien dat 88% van de HEWs te weinig kennis had over alarmsymptomen en complicaties. Gemiddeld assisteerde een HEW bij één geboorte per maand. Slechts 20% van de HEWs kreeg hulp van een vroedvrouw. Op basis hiervan ontwikkelden Medhanyie en collega’s een aantal interventies om kennis en competenties van de HEWs te vergroten en smartphones in te zetten. Zo werden onder andere ‘slimme’ formulieren gemaakt die de HEW op de telefoon kan invullen om relevante maternale data te registreren. Op basis van de ingevoerde data geven deze applicaties (apps) interpretaties en adviezen. De HEWs waardeerden deze apps als nuttig, hoewel een aantal pre-condities hiervoor nog moesten worden verbeterd. Zo was bijvoorbeeld de dekking van mobiele netwerken in Ethiopië nog insufficiënt. Een evaluatie van het gebruik van de apps gedurende 6 maanden door 25 HEWs toonde dat deze werden gebruikt bij 59% van de zwangere vrouwen. De formulieren hadden een goede mate van accuraatheid en volledigheid en het team concludeerde dan ook dat de apps in de praktijk op een gepaste en betrouwbare manier gebruikt konden worden. Na deze grondige inventarisaties en evaluaties zal de volgende stap in dit onderzoeksveld zijn óf en welke effecten het smartphonegebruik uiteindelijk heeft op de maternale sterfte. Wij wensen Medhanyie en zijn team vast proficiat in het Amharisch: ! 2e uitgave 2014 Persbericht Elke dag sportdag op de basisschool In de strijd tegen overgewicht, suikerziekte en andere gezondheidsklachten als gevolg van een ongezonde levensstijl van kinderen, starten vier basisscholen in Limburg een proef met een nieuw onderwijsconcept. Naast de gebruikelijke gymles zullen de kinderen op deze basisscholen iedere dag een uur sporten en gezamenlijk gezond lunchen. Daarnaast kan het kind al vanaf zeven uur de schooldag beginnen met een gezond ontbijt. ‘In zuidoost Limburg zien we meer kinderen met gezondheidsklachten gerelateerd aan een ongezonde levensstijl dan in de rest van het land’, zegt Andrew Simons, projectleider onderwijsstichting Movare, een van de initiatiefnemers van het nieuwe onderwijsconcept De Gezonde Basisschool van de Toekomst. De verplichte schooluren op de ‘gezonde scholen’ starten vijf dagen lang om half negen in de ochtend en eindigen rond vier uur in de middag. Eventueel kunnen ouders hun kind al om zeven uur ’s morgens brengen en om zeven uur ’s avonds ophalen. ‘We rekken de schooldag op’, zegt Simons. ‘Hierdoor ontstaat meer tijd voor sport en een gezonde gezamenlijke lunch waardoor ook bewustwording wordt gecreëerd.’ Het sporten zal iedere dag minstens een uur in beslag nemen. ‘Op de meeste basisscholen krijgen kinderen nu een uur tot anderhalf uur per week gymles. Dat is absoluut te weinig’, zegt Simons. ‘Elke dag een uur bewegen, kan in het nieuwe onderwijsconcept op allerlei manieren worden gerealiseerd. Van een fietstocht in de buurt tot een spel in het bos of een traditioneel potje voetballen.’ Naast extra tijd voor beweging en voeding zal ook de dagindeling voor de kinderen anders worden. ‘Op de meeste scholen beginnen ze om half negen ’s morgens meteen met inhoudelijke vakken als rekenen. Maar wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de hersenen van kinderen pas optimaal werken vanaf ongeveer tien uur ’s morgens’, zegt Simons. ‘Op scholen met het nieuwe onderwijsconcept wordt gestart met creatieve vakken en de inhoudelijke vakken volgen later op de dag.’ 13 Eind juni werd het nieuwe onderwijsconcept gepresenteerd. Iets daarvoor ging Provinciale Staten van Limburg al akkoord met een subsidie van bijna 8 miljoen euro om het plan uit te werken. Uiteindelijk zal de pilot 22 miljoen euro gaan kosten. Vier faculteiten van de Universiteit Maastricht gaan onderzoeken welke effecten het nieuwe onderwijssysteem heeft. Eén ervan is de vakgroep Huisartsgeneeskunde, te weten prof. Onno van Schayck en post-doc onderzoeker Maartje Willeboordse. In het schooljaar 2014/2015 starten de eerste nulmetingen, waarna op 1 augustus 2015 de eerste vier scholen in Limburg daadwerkelijk in de praktijk beginnen met het nieuwe concept. Het uitgebreide onderzoeksplan kunt u vinden op de website van de Universiteit Maastricht > Kennis-As Limburg > projecten. op één lijn 49
Pagina 14
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Bruikbare wetenschap Een breed spectrum, het lijkt wel huisartsgeneeskunde DOOR NICOLE VERBIEST-VAN GURP, AIOTHO EN JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT Een prik tegen nicotineverslaving Stoppen met roken is een hot topic in de huidige welvarende maatschappij. Welke technieken we ook toepassen, voor veel mensen blijft het een strijd. Eén van de onderzochte strategieën die rokers zou moeten helpen bij het stoppen, is het nicotinevaccin. Het idee hierachter is dat het lichaam antilichamen gaat ontwikkelen tegen nicotine. Deze antilichamen binden zich aan de nicotine wanneer men rookt. De complexen die hierbij gevormd worden, kunnen de bloed-hersen barrière niet passeren, waardoor de positieve effecten van roken verdwijnen. In eerder onderzoek bleken deze vaccinaties nauwelijks effect te hebben op de slagingskans bij stoppen met roken. AIOTHO Philippe Hoogsteder onderzocht of het vaccin in combinatie met extra maatregelen meer kans van slagen had. Hiervoor werden 558 rokers ingedeeld in twee groepen. De ene groep ontving het vaccin en de andere placebo. Beide groepen kregen daarnaast varenicline en gedragsondersteuning. Het nicotinevaccin bleek echter geen aanvullend effect te hebben op de kans op stoppen met roken. Geen vaccin tegen rookverslaving dus. Hoogsteder en collegae publiceerden hun resultaten in het toepasselijke tijdschrift Addiction. Patiënt en dokter op één lijn? Voor een goede arts-patiënt relatie is het belangrijk dat arts en patiënt het in ieder geval eens zijn over welke aandoeningen een patiënt heeft. Marjan van den Akker onderzocht in hoeverre patiënt en huisarts het met elkaar eens zijn over de gestelde diagnoses. 2.893 Patiënten vulden een lijst in, waarop ze aangaven of ze 14 geselecteerde diagnoses wel of niet hadden. De onderzoekers vergeleken deze lijst vervolgens met het medisch dossier. Ze vonden een goede overeenkomst tussen de gerapporteerde diagnoses door de patiënt en de gestelde diagnoses door de huisarts. De diagnoses met de grootste overeenstemming waren overigens diabetes en beroerte. Zouden patiënten ook zo goed weten welke pil ze waarvoor slikken? Verband tussen geestelijke en lichamelijke gezondheid De groep van Marjan van den Akker heeft multimorbiditeit als speerpunt en in dat kader keek men ook of er 14 een verband zou kunnen zijn tussen verschillende psychosociale profielen en het risico op morbiditeit, mortaliteit en zelfgerapporteerde gezondheid. Patiënten kregen daartoe bij de huisarts een lijst met vragen over hun psychosociale eigenschappen en zelfgerapporteerde gezondheid. Deze gegevens werden vervolgens gekoppeld aan het medisch dossier, waaruit informatie over morbiditeit, mortaliteit en gebruik van gezondheidszorg werd gehaald. Er werden drie psychosociale profielen onderscheiden: gunstig, gemiddeld en ongunstig. Het ongunstige profiel bestond o.a. uit neurotische, angstige en depressieve kenmerken. Mensen uit het gunstige profiel waren – niet geheel verrassend – zelfredzaam en hadden ook meer zelfvertrouwen. Het onderzoek liet verder zien dat vooral de zelfgerapporteerde gezondheid lager was bij mensen met een gemiddeld of ongunstig psychosociaal profiel. Het verband met lichamelijke morbiditeit en mortaliteit was minder sterk. Toch zal de zelfgerapporteerde gezondheid leidend zijn in hulpzoekgedrag; mensen met een ongunstig profiel zullen waarschijnlijk eerder de weg naar onze spreekkamer vinden. Echo van de schouder: radioloog vs. fysiotherapeut Veel fysiotherapeuten kunnen tegenwoordig zelfstandig musculoskeletale echo’s maken. Voorheen was dit vooral het terrein van de radioloog. Huisarts Ramon Ottenheijm was betrokken bij Rotterdams onderzoek waarbij werd bekeken in hoeverre er overeenstemming is tussen deze verschillende professionals voor verschillende diagnoses. 65 Patiënten met schouderklachten bij wie een echo geïndiceerd was, ondergingen eerst een echo bij de fysiotherapeut en daarna bij de radioloog. Zowel de radioloog als de patiënt waren geblindeerd voor de uitslag van de echo die door de fysiotherapeut was gemaakt. Er was voldoende overeenstemming tussen radioloog en fysiotherapeut voor het vaststellen van volledige spierscheuren (kappa 0.63). De overeenstemming tussen verschillende radiologen onderling is op dit gebied wel hoger. Zowel de fysiotherapeut als de radioloog 2e uitgave 2014 blijkt overigens goed te zijn in het uitsluiten van deze spierscheuren. En dat is nu juist in de eerste lijn belangrijk, want die patiënten moeten we juist wel naar de orthopeed sturen. Gordelroos en kanker, de kip en het ei Naarmate men ouder wordt, komt gordelroos (Herpes Zoster) vaker voor. Dit heeft te maken met het verzwakken van het immuunsysteem met de leeftijd. Omdat kanker gepaard gaat met een verminderde afweer, komt het bij deze groep mensen dus ook vaker voor. Frank Buntinx bestudeerde de omgekeerde hypothese, namelijk of gordelroos een voorspeller zou kunnen zijn voor de aanwezigheid van kanker, in plaats van dat kanker een voorspeller is voor gordelroos. Uit de studie bleek dat er een matige associatie was tussen gordelroos en het risico op kanker bij vrouwen van 65 jaar en ouder. Het ging hierbij vooral om borstkanker en colorectale kanker. Per 102 mensen met gordelroos, kwam één extra geval van kanker voor. Bij mannen was er geen associatie, behalve voor hematologische maligniteiten. Antivirale behandeling van de gordelroos had geen invloed op deze uitkomsten. Als u kort na gordelroos een maligniteit ontdekt bij eenzelfde patiënt, dan kan de logische reflex zijn om bij een volgende oudere patiënt met gordelroos ook diagnostiek te gaan doen. Buntinx en collegae weerleggen die n=1 ervaring. Ze raden niet aan om mensen met gordelroos te testen op nog onontdekte maligniteiten. Dokter, vertel me alstublieft dat het niets ernstigs is Patiënten komen vaak om te horen dat ze zich geen zorgen hoeven te maken. Bovendien zullen veel huisartsen zich herkennen in de behoefte om hen gerust te stellen. Maar hoe stellen we nu effectief gerust? Esther Giroldi stelde dit probleem aan de kaak. Ze bekeek verschillende consulten tussen huisarts en patiënt, waarin een patiënt zich zorgen maakte. Vervolgens destilleerde ze hieruit de kerngedachten van de patiënt achter deze zorgen. Deze cognities waren: ‘ik heb een ernstige ziekte’, ‘mijn gezondheidsprobleem zal negatieve lichamelijke gevolgen hebben’, ‘mijn behandeling zal negatieve lichamelijke gevolgen hebben’ en ‘mijn gezondheidsprobleem zal een negatieve impact hebben op mijn leven’. Deze cognities liggen dichtbij elkaar, maar het lijkt van belang om die onderliggende gedachten te weten, om effectief te kunnen geruststellen. 15 jaar AIOTHO Dit jaar bestaan de AIOTHO’s (Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker) vijftien jaar. Deze constructie werd landelijk voor het eerst toegepast in Maastricht door pionierswerk van Geert-Jan Dinant. Hij schreef met Corine den Engelsen en Bart Knottnerus een aardige terugblik: wat is er terecht gekomen van de AIOTHO’s die gedurende 15 jaar bij de 8 instituten werden opgeleid? Het overgrote deel van de oud-AIOTHO’s blijkt werkzaam te zijn als huisarts (96%) en een deel combineert dit ook nog met onderzoek (39%). AIOTHO’s zijn verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de huisartsgeneeskundige publicaties (491) en ze nemen uitgebreid deel aan werkgroepen van de NHG-Standaarden. Maar er was ook een keerzijde, want niet iedereen maakte het traject af. Van de ex-AIOTHO’s die voortijdig met hun onderzoek stopten, zijn de meesten werkzaam als huisarts, maar geen van hen werkt nog als onderzoeker. Ex-AIOTHO’s gaven bij navraag aan dat uitval voorkomen had kunnen worden door een andere onderzoeksopzet en betere planning en begeleiding. Het programma levert dus succesvolle huisartsen en onderzoekers, maar het blijkt een pittig traject met ook afvallers. Recent maakte de SBOH overigens bekend dat men in de toekomst graag wil dat 10% van de huisartsen-in-opleiding de opleiding combineert met promotie onderzoek. Dat percentage ligt nu op 3%. Zoals u weet, vindt er veel, heel veel, onderzoek plaats op de Universiteit, ook bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Slechts een deel van dat onderzoek heeft directe consequenties voor de spreekkamer. We merken met plezier op dat veel promotieonderzoek van huisartsenin-opleiding bruikbare wetenschap voor de spreekkamer levert. Het is dan ook deels aan diezelfde AIOTHO’s te danken dat deze rubriek goed gevuld blijft. Referenties • Disease or no disease? Disagreement on diagnoses between self-reports and medical records of adult patients. van den Akker M, van Steenkiste B, Krutwagen E, Metsemakers J. Eur J Gen Pract. 2014 May 16:1-7. [Epub ahead of print] • “Doctor, please tell me it’s nothing serious”: an exploration of patients’ worrying and reassuring cognitions using stimulated recall interviews. Giroldi E, Veldhuijzen W, Mannaerts A, van der Weijden T, Bareman F, van der Vleuten C. BMC Fam Pract. 2014 Apr 23;15(1):73. • Association between recent herpes zoster but not herpes simplex infection and subsequent risk of malignancy in women: a retrospective cohort study. Buntinx F, Bartholomeeusen S, Belmans A, Mathei C, Opdenakker G, Sweldens K, Truyers C, Van Ranst M. Epidemiol Infect. 2014 May;142(5):1008-17. Epub 2013 Aug 2. Erratum in: Epidemiol Infect. 2014 May;142(5):1018. • Do psychosocial profiles predict self-rated health, morbidity and mortality in late middle-aged and older people? Klabbers G, Bosma H, Kempen GI, Benzeval M, van den Akker M, van Eijk JT. J Behav Med. 2014 Jun;37(3):357-68. Epub 2013 Feb 6. • Efficacy of the nicotine vaccine 3’-AmNic-rEPA (NicVAX) co-administered with varenicline and counselling for smoking cessation: a randomized placebo-controlled trial Philippe H. J. Hoogsteder, Daniel Kotz, Paul I. van Spiegel, Wolfgang Viechtbauer, Onno C. P. van Schayck. Addiction. 2014 Jun 3. Epub ahead of print • Inter-professional agreement of ultrasound-based diagnoses in patients with shoulder pain between physical therapists and radiologists in the Netherlands. Thoomes-de Graaf M, Scholten-Peeters GG, Duijn E, Karel YH, van den Borne MP, Beumer A, Ottenheijm RP, Dinant GJ, Tetteroo E, Lucas C, Koes BW, Verhagen AP. Man Ther. 2014 May 14. Epub ahead of print • Het aiothotraject, 15 jaar na de start C. den Engelsen, B. Knottnerus, G-J. Dinant. H&W april 2014 15 op één lijn 49
Pagina 16
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Samen (werkt het) beter Werkbare wetenschap in de praktijk DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT EN LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Het belangrijkst doel van onze zorg is dat de patiënt er beter van wordt. Maar hoe doen we dat? We moeten daarvoor weten wat de beste zorg is en wat de patiënt die tegenover ons zit, op dat moment nodig heeft. Kennis van de stand van de wetenschap is hierbij van belang. Onderzoek heeft ons van alles afgeleerd zoals dieet en psychotherapie bij zweren van de twaalfvingerige darm, digitalis bij acuut hartfalen en behandelen van astma en COPD met aminophylline/theophylline. De meeste huisartsen worden via NHG en haar standaarden op de hoogte gehouden van de laatste stand van zaken. Op deze grote lijnen kan het handelen in de praktijk worden aangepast. Bedenk dat de update tijd van een standaard 7 (!) jaar is; in die tijd kan er van alles veranderen. Zo kwam recent in het nieuws: oordruppels bij een loopoor is effectiever dan antibiotica. Betere behandeling, minder resistentieontwikkeling. Dit staat nog niet in een standaard. Hoe pik je dit op in de praktijk? Tijdens het spreekuur komen zo allerhande vragen boven, of tijdens een leergesprek in de huisartsopleiding. De standaarden geven niet altijd antwoord op vragen die in de praktijk leven. Je kan dan zelf of met je aios een search doen met een zoekmachine zoals Pubmed. Maar dan dien je wel te leren hoe dat in zijn werk gaat en hoe je kritisch kunt lezen en interpreteren. Al deze zaken worden kort door de bocht samengevat onder Evidence Based Medicine (EBM). Kort door de bocht, want het echte werk begint pas na het zoeken en het lezen. Samen met de patiënt zoek je uit waar het probleem zit en wat daarvoor de beste oplossing is. Hier komt ook arts-patiënt communicatie om de hoek kijken: wat is de hulpvraag? En wat zijn de verwachtingen en waarden van de patiënt? Het echte EBM ligt op het kruispunt van drie cirkels: de persoonlijke klinische expertise van de dokter, het beste bewijs uit de literatuur en waarden en verwachting van de patiënt. Een richtlijn kan uitspraken doen over het nut van een PSA bepaling bij een man met plasklachten, maar wat blijkt? Mannen die bezorgd zijn over het verliezen van hun seksuele- en plasfuncties kunnen een aantal voor kwaliteit gecorrigeerde jaren verliezen door de screening, terwijl andere mannen jaren zouden winnen. 16 Het is dus van belang bij de vertaling van een richtlijn in de praktijk de waarden en verwachtingen van betrokkenen te kennen. Het NHG is dan ook van plan in de nieuwe versies van de standaard hulpmiddelen aan te reiken (keuzenhulpen) die huisarts en patiënt samen kunnen doornemen om tot een op de persoon gericht juiste beslissing te kunnen nemen. EBM bij ouderen is een stuk moeilijker omdat de standaarden tot heden op één specifieke klacht of aandoening zijn gericht, zonder een uitspraak te doen over comorbiditeit. Een huisartspraktijk kent echter veel oudere patiënten met multipele, chronische aandoeningen. Voor de huisarts is het vaak een puzzel om uit te maken welke richtlijn voor welk consult van de oudere van toepassing is. De enige uit weg is hier om samen met de patiënt af te wegen welk effect gewenst is, welke risico’s op bijwerkingen er zijn en wat de patiënt wil ondergaan. In de Toekomstvisie Huisartsenzorg staat, dat elke huisartsenpraktijk structureel dient mee te werken aan onderwijs, onderzoek of innovatie ten behoeve van de continuïteit en de ontwikkeling van het vakgebied. In 1950 was 7% van de huisartsen gepromoveerd (=schreven een proefschrift). Momenteel volgt 5% van alle huisartsen in opleiding een (AIOTHO) traject waarbij opleiding en promotieonderzoek worden gecombineerd. Daarnaast zijn er ook altijd huisartsen die tijdens hun loopbaan besluiten een promotie onderzoek te doen, veelal op een thema wat aansluit bij de eigen expertise. De huisartsopleiding stimuleert ook de wetenschappelijke ontplooiing van alle aios door ontwikkeling van en onderwijs in wetenschappelijk vorming. Ook de opleiders worden geacht deel te nemen aan deze scholing. Dit laat onverlet dat jaren van training de huisarts voorziet van diagnostische en therapeutische expertise. Met intuïtie en ervaring blijven dit belangrijke bepalende factoren in de dagelijkse praktijkvoering. Bovendien stelt de langdurige arts-patiënt verhouding de huisarts in staat om de waardes, de noden en verwachtingen van elke patiënt te begrijpen. De moderne wetenschappelijke huisarts verlaat de positie als controleur/bepaler van het besluitvormingsproces en functioneert meer als een adviseur in keuzes. Onzekerheid kan je als wetenschappelijk onderlegde adviseur, prima delen met de patiënt. WESP-student: Noortje Ficken Praktijkvariatie binnen de ketenzorg diabetes in de regio BEGELEIDERS: TRUDY VAN DER WEIJDEN EN LOES VAN BOKHOVEN Vraagstelling In 2013 is in Medisch Centrum Elsloo een zorginnovatie ingevoerd voor kwetsbare ouderen, bestaande uit geriatrische assessments – met speciale aandacht voor persoonlijke doelen en eenzaamheid – en multidisciplinair overleg. Hiermee werd beoogd om individuele zorgplannen op maat samen te stellen. De vraag is hoe de ouderen deze zorginnovatie hebben ervaren. Studiedesign In een kwalitatief onderzoek interviewde ik een selecte groep van 11 kwetsbare ouderen en mantelzorgers in de thuissituatie over hun ervaringen met de nieuwe zorgaanpak. Deze interviews duurden ongeveer een uur. Primair resultaat en conclusie De ouderen en mantelzorgers waardeerden de aandacht en ondersteuning bij het zelfmanagement, maar er leek veel onduidelijkheid te bestaan over het definiëren van en communiceren over doelen. Zo was het onduidelijk dat ook onderwerpen die niet direct medisch zijn, zoals eenzaamheidsproblematiek of de belasting van de mantelzorgers, aan bod konden komen. Het is het aan te bevelen dat ouderen en mantelzorgers beter geïnformeerd worden over de rol van de POH en het stellen van persoonlijke doelen in de zorginnovatie. WESP-student: Joke Meuwissen Evaluatie van het zorgpad Pulmocheck BEGELEIDERS: TRUDY VAN DER WEIJDEN, BRECHTJE WISSINK EN JEAN MURIS Vraagstelling Ondanks veel richtlijnen en onderzoek naar astma, is er nog altijd sprake van onderdiagnostiek van astma bij kinderen. Daarom is de Pulmocheck ingevoerd voor kinderen met luchtwegklachten, met als doel om longproblemen vroegtijdig op te sporen en adequate adviezen te krijgen over de behandeling. Doel van mijn onderzoek was de Pulmocheck te evalueren. Studiedesign We analyseerden de artsenbrieven van de kinderen die Pulmocheck hebben doorlopen in het Orbis Medisch Centrum in de periode 1 januari 2010 tot 1 januari 2013. 17 Primair resultaat en conclusie 121 Kinderen werden verwezen naar het zorgpad, door 51 huisartsen. 72 Patiënten (60%) kregen de diagnose astma, van deze hadden 18 patiënten (15%) voor de Pulmocheck geen luchtwegmedicatie. 24 Kinderen (20%) mét luchtwegmedicatie, bleken geen astma te hebben. 9 Patiënten (7%) kregen het advies tot verwijzing naar Kindergeneeskunde. op één lijn 49
Pagina 18
1 e uitgave 2014 2e uitgave 2014 WESP-student: Anne Timmermans Praktijkvariatie binnen de ketenzorg diabetes in de regio Maastricht-Heuvelland BEGELEIDER: ANNA HUIZING Vraagstellingen 1. In hoeverre leidt ketenzorg diabetes type 2 tot betere kwaliteit van zorg in de periode 2009-2013 in de regio Maastricht-Heuvelland? 2. Bestaat er praktijkvariatie binnen de geleverde kwaliteit van de ketenzorg DM2 in deze regio? 3. Welke factoren zijn van invloed op deze praktijkvariatie? Studiedesign Retrospectief cohort onderzoek, met data verzameld uit de consultformulieren binnen MediX, het regionale registratieprogramma. De onderzoekspopulatie bestond uit 4939 diabetes type 2 patiënten, verdeeld over 57 huisartspraktijken, aangesloten bij deze keten vanaf 2009 t/m 2013. Primair resultaat en conclusie Er is een statistisch significante verbetering zichtbaar bij de belangrijkste procesmaten: de controlefrequentie, de frequentie bepaling van het HbA1c, de systolische bloeddruk en het LDL-cholesterol. Opvallend is verder dat het gemiddelde HbA1c juist achteruitgaat en de gemiddelde systolische bloeddruk en het LDL-cholesterol statistisch significant verbeteren. Vooral de slecht gereguleerde patiënten laten een duidelijke verbetering zien op deze parameters. Praktijkvariatie bestaat bij alle belangrijke proces- en uitkomstmaten. Analyse van mogelijke verklarende factoren hiervoor volgt. WESP-student: Vera Wolvekamp Haalbaarheid HIS-extracties bij werkplekleren aios BEGELEIDERS: BAS MAIBURG EN TRUDY VAN DER WEIJDEN Vraagstelling De huisarts in opleiding leert voornamelijk al doende. Enigszins in contrast daarmee staat dat AIOS noch opleider noch opleidingsinstituut goed zicht heeft op de patiëntproblemen waaraan een AIOS blootgesteld wordt. In dit onderzoek wordt nagegaan hoe haalbaar HIS-extracties zijn ten behoeve van werkplekleren bij huisartsen in opleiding. Studiedesign Er zijn 10 opleidingspraktijken geïncludeerd die het MicroHIS systeem gebruiken. Er is data geëxtraheerd 18 van AIOS en opleider. Naast de feasibility-vraag zijn de geëxtraheerde data inhoudelijk verwerkt in SPSS en gedeeltelijk geanalyseerd. Primair resultaat en conclusie De extractie verloopt soepel, kost weinig tijd, geld of inzet van de zorgverlener. Echter de verwerking van de data tot interpreteerbare grafieken kost nog veel tijd en vergt specialistische kennis. Dit onderzoek wordt de komende maanden voortgezet ter verdieping en verbreding. op één lijn 49 2e uitgave 2014 WESP-student: Ingrid Jansen Patiëntkenmerken en motieven van zelfmelders op de huisartsenpost Maastricht en Heuvelland BEGELEIDERS: INGE DUIMEL-PEETERS EN BEN VAN STEENKISTE Zelfmelders zijn patiënten die geen telefonische afspraak maken voorafgaand aan hun bezoek aan de huisartsenpost (HAP). De HAP Maastricht & Heuvelland (HMH) ondervindt veel hinder van zelfmelders, ze zorgen voor oplopende wachttijden en verhoogde werkdruk. Eind 2011 is door de HMH gestart met informatiecampagnes om het aantal zelfmelders te verminderen. Deze campagnes halveerden het aantal, maar blijft sindsdien steken op ongeveer 4.000. Vraagstelling We wilden patiëntkenmerken van zelfmelders, motieven om zonder afspraak te komen, kennis over doel en werking van de HAP en de bekendheid met uitgevoerde informatiecampagnes nader onderzoeken, teneinde het aantal zelfmelders in deze regio te verminderen. WESP-student: Jurian Aarts Depressie oudere kankerpatiënten BEGELEIDERS: MARJAN VAN DEN AKKER EN FRANK BUNTINX Vraagstelling Depressie komt voor bij 17-25% van de oudere kankerpatiënten. Er is weinig bekend over het gebruik van coping stijlen en health locus of control bij ouderen met kanker, en de relatie tussen deze factoren en het risico op depressie. Studiedesign Cross-sectionele analyse van cohort met 332 oudere kankerpatiënten (≥70 jaar), 452 oudere nietkankerpatiënten en 533 jongere kankerpatiënten (50-69 jaar). Coping stijl (UCL), health locus of control (MHLC) en depressie (GDS-15) werden met een vragenlijst gemeten. Primair resultaat en conclusie De prevalentie van depressie was 12%. Oudere kankerpatiënten gebruiken vaker een vermijdende, en minder vaak een actieve coping stijl dan jongere. Gebruik van een actieve stijl is geassocieerd met een verlaagd, en een vermijdende stijl met een verhoogd depressierisico. Bij patiënten die ziekte actief aanpakken in tegenstelling tot vermijding, blijken kort na diagnose minder depressieve symptomen voor te komen. Het zoeken van sociale steun leidt bij vrouwen tot een lager depressierisico. De interne locus of control, de overtuiging dat iemand zijn gezondheid zelf sterk beïnvloedt, is geassocieerd met een hoger depressierisico. 19 Studiedesign Retrospectieve analyse van kenmerken van alle zelfmelders op de HMH in 2013 en 36 semigestructureerde interviews met zelfmelders op deze HAP. Primair resultaat en conclusie Zelfmelders zijn vooral jonge mannen met laagurgente traumata (o.a. snijwonden). Een groot deel van de zelfmelders woont buiten het verzorgingsgebied van de HMH. De belangrijkste motieven om zonder afspraak te komen waren gevoel van spoed of urgentie. Het merendeel was bekend met het doel van de HAP, maar slechts de helft wist dat men vooraf had moeten bellen. Bekendheid met de uitgevoerde informatiecampagnes was laag. op één lijn 49
Pagina 20
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde De huisartsopleider DOOR MARION VAN LIEROP, COÖRDINATOR COSCHAP HUISARTSGENEESKUNDE EN MIRIAM JANSSEN, COÖRDINATOR COSCHAP SOCIALE GENEESKUNDE In nummer 48 van ‘Op één Lijn’ hebben we u bijgepraat over de nieuwe manier van toetsen in het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde nieuwe stijl. Dit vernieuwde coschap is onderdeel van de herziening van de masterfase van de opleiding geneeskunde aan de Universiteit Maastricht. Daarbij zullen de 11 klassieke coschappen plaats maken voor 5 nieuwe grote geïntegreerde coschappen die in een vaste volgorde tijdens master jaar 1 en 2 doorlopen zullen worden. De eerste studenten zijn inmiddels in september 2013 gestart met deze nieuwe masterfase. Zij zullen in januari 2015 starten met het nieuwe coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde. In dit nummer willen we u graag bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen in het nieuwe coschap en welke gevolgen dit heeft voor de huisartsopleider van coassistenten. Vast staat dat het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde 12 weken zal gaan duren. In deze 12 weken zal de coassistent 8 weken stage lopen bij een huisarts en 4 weken op een sociaal geneeskundige werkplek. Wekelijks is er een terugkomdag op woensdag in Maastricht. Tijdens de terugkomdag is er gelegenheid om de kennis opgedaan op de werkplek te verdiepen door het aangeboden onderwijs. Dat zal gebeuren aan de hand van de zorgvraagstukken zoals die in het Raamplan Artsopleiding 2009 staan vermeld (figuur 1) onder begeleiding van deskundige docenten, met name huisartsen en sociaal geneeskundigen. Klachten van de patient • algemeen • veranderde kleur • pijn • zwellingen • afscheiding • gestoorde functie Bevindingen bij lichamelijk onderzoek Bevindingen bij aanvullend onderzoek Zorgvraagstukken • preventie • vroege opsporing • acute en intensieve zorg • gevolgen van chronisch ziekzijn • vraagstukken in specifieke levensfasen • sociale context • afwijkende zorgcomsumptie Figuur 1: vraagstukken rondom gezondheid en ziekte (Raamplan Artsopleiding 2009) Jaarlijks zullen er zo’n 360 studenten geneeskunde voor het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde bij ons aankloppen. Zij hebben een werkplek nodig bij een huisarts in de regio Brabant of Limburg. Gezien deze grote aantallen coassistenten, maar ook gezien het belang van huisartsgeneeskunde binnen de opleiding tot basisarts aan de Universiteit Maastricht, hebben we een groot aantal huisartsopleiders nodig voor het begeleiden van coassistenten in de praktijk. We zijn dan ook druk bezig om (nieuwe) opleiders te werven. Wat betekent deelname aan het coschap huisartsgeneeskunde voor een huisartsopleider? De coassistent zal voortaan altijd tijdens het laatste deel van de studie (einde masterjaar 2) gedurende 8 weken (gemiddeld 3,5 dag per week) in de huisartspraktijk werkzaam zijn. Daarmee is huisartsgeneeskunde de langste stage op een werkplek binnen de nieuwe masteropleiding! De huisartsopleider hoeft de 20 2e uitgave 2014 begeleiding van de coassistent niet alleen op zich te nemen. Een collega kan opleidingstaken overnemen bij afwezigheid van de opleider, bijvoorbeeld wanneer de opleider niet de gehele week in de praktijk werkzaam is of tijdens afwezigheid van de opleider door vakantie. De huisartsopleider vervult de rol van werkplekbegeleider, een belangrijke rol, waarin hij of zij de student frequent en vooral narratieve (beschrijvende) feedback zal geven op alle competenties die van belang zijn voor een toekomstig arts. De patiënten van de huisarts staat het te allen tijden vrij om aan te geven dat ze de huisarts liever alleen willen spreken (figuur 2). Wat levert deelname als opleider aan het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde op? Allereerst natuurlijk voldoening omdat de huisartsopleider een bijdrage levert aan de competentieontwikkeling van een toekomstig arts, een toekomstige collega in de eerste- of tweede lijn. Daarnaast levert men uiteraard een bijdrage aan de PR voor het specialisme huisartsgeneeskunde, door te laten zien welke belangrijke rol de huisarts speelt in onze Nederlandse gezondheidszorg. Op verzoek van de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit Maastricht Is van tot een aanstaand arts in de praktijk werkzaam. Indien u uw huisarts alleen wilt spreken, laat dit dan even weten aan de assistente. Figuur 2: wachtkamerposter voor de huisartspraktijk De huisarts ontvangt een passende vergoeding voor het begeleiden van de coassistent. Daarnaast levert het opleiden van een coassistent extra werkplezier op: het begeleiden van een coassistent houdt u scherp! Wij zijn steeds op zoek naar nieuwe huisartsopleiders die jaarlijks een of meer coassistenten van de Universiteit Maastricht willen begeleiden. Een huisartsgeneeskundige bijdrage aan de opleiding tot basisarts kan immers niet gemist worden! Heeft u ook interesse om huisartsopleider te worden? Of heeft u behoefte aan meer informatie, stuur dan een mail naar onze onderwijscoördinator Lilian Aarts (lilian.aarts@maastrichtuniversity.nl). Zij zal dan contact met u opnemen. JubileUM Op 1 september mag prof. dr. Frank Buntinx (huisarts in Maasmechelen, België), verbonden sinds 1989 aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht en het Academisch Centrum voor Huisartsgeneeskunde van de KU Leuven, zijn 25 jarig jubileum als ambtenaar vieren. Buntinx is betrokken bij ons wetenschappelijk onderzoek zoals studies naar kanker (KLIMOP studie). U komt hem ook elders in het blad tegen bij de rubriek Bruikbare Wetenschap. Daarnaast kennen velen hem als kartrekker van de Medion database (diagnostische studies en reviews). Afscheid Frans van der Horst (70 jaar) startte als medisch socioloog bij de Medische Faculteit Maastricht op 1 augustus 1974. Vanaf zijn beginjaren schreef hij wetenschappelijke artikelen: zoals over diabetes (hij ontdekte als student dat hij diabetes had) en registratie. In de jaren erna volgde een breed scala aan wetenschappelijke onderwerpen waarover hij publiceerde. Later werd het thema ‘De patiënt centraal’. Frans zwaaien we uit op vrijdag 31 oktober 2014 in de Mensa aan de Tongersestraat 53 in Maastricht. 21 op één lijn 49
Pagina 22
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Kaderopleiding HVZ Afstuderen, de Carel Bakx prijs & nieuwe ronde DOOR KAREN KONINGS, NAMENS DE KADEROPLEIDING HVZ Afstuderen derde lichting NHG-Kaderartsen HVZ Op 23 mei jl. zijn de 18 deelnemers van de derde NHGkaderopleiding HVZ afgestudeerd. Ze deden dit met drie eindpresentaties. Hierbij demonstreerden ze op ludieke, maar wetenschappelijk verantwoorde wijze hun kwaliteiten als huisartsgeneeskundig experts in onderwijs en wetenschap over hart- en vaatziekten in de eerstelijn. De onderwerpen die gepresenteerd werden waren: • ‘Hebt u het ooit zo zout gegeten?’ Over de risico’s van teveel zout in de voeding. • ‘Kom in beweging’ Over de preventieve effecten van voldoende lichaamsactiviteit. • ‘Op uw gezondheid’ Over mild alcoholgebruik bij preventie van HVZ. Deze verse kaderartsen HVZ zullen in de komende jaren de eerstelijns HVZ-zorg bevorderen via regionaal en landelijk onderwijs, richtlijnontwikkeling, advies en implementaties waarbij steeds de verbinding wordt gezocht tussen collega huisartsen en specialisten, zorggroepen, verzekeraars, en de wetenschap. De kaderartsen HVZ van alle lichtingen vormen samen de huisartsenadviesgroep de HartVaatHAG. De HartVaatHAG heeft bij de afstudeermiddag, ook de 1e Carel Bakx HartVaatHAG-prijs uitgereikt. Carel Bakx HartVaatHAG-prijs De Carel Bakx HartVaatHAG-prijs wordt uitgereikt aan een persoon of organisatie die een buitengewone bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van de huisartsgeneeskundige HVZ-zorg in Nederland. Deze bijdrage kan bestaan uit klinische activiteiten, gezondheidszorginitiatieven, onderzoek, onderwijs of andere innovaties. De prijs is ter ere van Carel Bakx, voormalig huisarts in Doesburg, in het leven geroepen na diens overlijden in 2013. Bakx was een zeer betrokken huisarts die, om zijn patiëntenzorg te optimaliseren, steeds de verbinding zocht met de wetenschap en collega-specialisten. Op deze manier heeft hij de HVZzorg in de eerstelijn naar een hoger plan gebracht, vooral op het gebied van hypertensie. Bakx was daarnaast ook een begenadigd docent, scherpe wetenschapper, en een inspirerende man. Hij was mede stuurgroep-lid en vaste docent bij de kaderopleiding hart- en vaatziekten. Samenwerking eerste en tweede lijn De winnaar van de eerste Carel Backx HartVaatHAG-prijs Jaap Deinum. Hij is vasculair internist in het Radboud UMC en voorzitter van de Nederlandse Hypertensie Vereniging. De jury prijst zowel de inhoud van het werk, als de spirit van Deinum. Jaap Deinum 22 2e uitgave 2014 Daag jezelf uit: doe de kaderopleiding HVZ! Hij werkte vele jaren samen met Carel Bakx aan het wetenschappelijk onderbouwen van het CVRM in de eerstelijn, met focus op hypertensie. Hij initieerde diverse studies waarin de diagnostiek en therapie van hypertensie en cardiovasculaire risicofactoren werden verbeterd. Daarbij werd gestreefd om minder, maar kwalitatief beter van de eerste naar de tweede lijn te verwijzen. Voor Deinum zijn huisartsen een natuurlijke samenwerkingspartner. Ook hij is een begenadigd docent. Vermeldenswaardig is ook dat Deinum de Nederlandse Hypertensie Vereniging heeft opengesteld voor huisartsen. Volgens hem ligt de sleutel van goede hypertensiezorg in de eerstelijn. Werving deelnemers 4e NHG-Kaderopleiding HVZ Nu de derde lichting kaderartsen is afgezwaaid, is de organisatie van de volgende kaderopleiding HVZ in volle gang. Er zijn nog plaatsen beschikbaar. De NHG Kaderopleiding is een intensieve tweejarige opleiding voor huisartsen met affiniteit voor HVZ die hun werkgebied willen verbreden buiten hun eigen praktijk, naar regionale en landelijke experttaken. Tijdens de opleiding worden ze intensief geschoold in onderwijs- en wetenschappelijke vaardigheden op het gebied van HVZ. Het onderwijs wordt iedere twee maanden op twee aaneengesloten dagen in Roermond verzorgd door top-docenten die zich geheel richten op de behoefte van de deelnemers. Daarnaast zijn de deelnemers circa 1 dag per week in hun eigen praktijk bezig met zelfstandige opdrachten, stages en regionale taken. Ter begeleiding voor deze eigen ontwikkeling is er een mentoraat waarin de deelnemers uit hetzelfde gewest bijeen komen. De NHG-kaderopleiding HVZ biedt direct al een intensief netwerk van gelijkgestemde collega’s en een platform voor uitwisseling. Daarnaast kan men meteen aansluiten en gebruik maken van het netwerk en de activiteiten van de HartVaatHAG. De vierde lichting van de NHG kaderopleiding HVZ gaat in januari 2015 van start. Voor meer informatie: huisartsgeneeskundemaastricht.nl/ wat-bieden-wij > nascholing > kaderopleidingen > Harten Vaatziekten. Kaderopleiding Hart – en vaatziekten Start Nieuwe Groep Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten voor huisartsen 28 januari 2015 Meer info op www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl 23 op één lijn 49
Pagina 24
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Innovatief Interstavendag huisartsopleidingen DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, ORGANISATIE De huisartsopleiding Maastricht bestaat dit najaar 40 jaar. We vieren dat door op 2 oktober een flitsende en feestelijke Interstavendag te organiseren. Een dergelijke dag vindt jaarlijks in een van de 8 steden plaats en is bedoeld als dag van ontmoeting en uitwisseling tussen de medewerkers van alle Huisartsopleidingen. Een jubileum is bij uitstek een gelegenheid om ons te richten op de toekomst! De locatie is het jaren geleden gebouwde, maar immer futuristische Evoluon in Eindhoven. Het onderwerp is innovatie van onderwijs. We gaan met elkaar experimenten en nieuwe vormen van onderwijs ‘aan de hand doen’. Geen workshops en geen powerpoint-presentaties, maar stands waar (virtueel) iets te halen valt. Naast de stands zijn er spaceshuttles (discussiecapsules) waar in een klein groepje kan worden gediscussieerd over prikkelende stellingen: moet de opleiding verlengd worden? Meer of ander managementonderwijs in de opleiding, of juist erna(?!) Meer mannen selecteren? etc. Bij de ‘out of office’ corners kan worden gerust, gedronken en ontmoet. Er is geen indeling of volgorde. Iedereen kan aansluiten bij wat hem/haar op dat moment het meest interessant lijkt. Nog meer spannends houden we nog even in portefeuille! We hopen veel stafleden te mogen ontvangen, als ook de delegatie van opleiders. Aios zijn ook vertegenwoordigd. Via een website worden de inschrijvingen geregeld en krijgen alle genodigden een aankondiging en uitnodiging. Frits Philips zei al bij de opening van het Evoluon: hier wordt geschiedenis geschreven. Laten we dat weer doen! ADVICE studie Panta Rhei – Alles is in beweging DOOR RUUD OUDEGA, HUISARTS-PROJECTLEIDER Deze uitspraak van de Griekse filosoof Heraclitis geldt zeker ook voor de huisartsgeneeskunde op het gebied van veneuze trombo-embolie. In een beperkt aantal jaren heeft de huisarts beschikking gekregen over een beslisregel en een D-dimeer test om de diagnose diepveneuze trombose (DVT) te kunnen uitsluiten. Nu onderzoeken we hoe we de longembolie kunnen uitsluiten. Dit wordt onderzocht door het Julius Centrum van het UMC Utrecht via de ADVICE studie. Wij vragen veel huisartsen om gegevens te registreren van patiënten bij wie een DVT is overwogen. Deze gegevens worden anoniem verwerkt en dienen als controle voor de ADVICE patiënten en om de beslisregel en het gebruik van D-dimeer testen te evalueren. 24 U heeft als huisarts daarvoor de formulieren ontvangen. Wij vragen u om komende jaar bij iedere patiënt met verdenking DVT enkele gegevens betreffende anamnese en lichamelijk onderzoek in te vullen en het formulier naar de onderzoekers te retourneren. Het gaat om alle patiënten met verdenking DVT, ongeacht welk diagnostisch beleid u verder inzet. Dus ook als u een afwachtend beleid volgt of verwijst naar de tweede lijn.Mocht u vragen hebben of nieuwe formulieren willen aanvragen, neem dan contact op met de projectleider Ruud Oudega. Mail: r.oudega@knmg.nl of bel 06-53152059. De ADVICE groep bestaat uit: prof.dr. Carl Moons epidemioloog, dr. Roger Schutgens, hematoloog, dr. Geert-Jan Geersing huisartsonderzoeker en dr.Ruud Oudega, huisarts-projectleider. 2e uitgave 2014 Onderwijsvernieuwing De STARtclass: nu ook voor de HAP! DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, STAGE-COÖRDINATOR HUISARTSOPLEIDING Sinds maart 2008 volgen alle aios de landelijke STARtclass als voorbereiding op de 6 maanden stage op de Spoedeisende Hulp in het tweede jaar van de huisartsopleiding. Wat destijds begon als een ‘ontbibberingscursus’ met als doel om aios niet met twee linkerhanden het slagveld in te sturen, is in de afgelopen jaren uitgegroeid tot één van de meest gewaardeerde onderwijsdelen uit het hele opleidingscurriculum. Inmiddels zijn aangepaste en afgeleide cursussen ontwikkeld voor onder andere huisartsopleiders, aios ouderengeneeskunde, en anios-SEH. Toch wordt nu het succesvolle concept aangepast, met als reden, dat de aios tijdens het dienstdoen op de HAP ook al de nodige kennis en vaardigheden nodig heeft om spoedeisende eerstelijnszorg te kunnen verlenen. Daartoe zijn 4 van de 10 STARtclassdagen overgeheveld naar de derde maand van Jaar 1. De aios die in maart 2014 zijn begonnen, hebben de cursus al achter de rug. In het programma komen, in de vorm van scenarioonderwijs, de volgende thema’s aan bod: • de benauwde patiënt • de patiënt met pijn op de borst • de patiënt in shock • de patiënt met acute buikpijn • het ernstig zieke kind Alles natuurlijk op gedegen basis van de ABCDEbenadering, met daarnaast oefening in een aantal specifiek huisartsgeneeskundige vaardigheden, zoals inbrengen neustampon, hechten, verwijderen corpus alienum oog en urinecatheter inbrengen. De STARtclass in Jaar 2 duurt nu nog zes dagen, waarin naast herhaling en verdieping van de eerstejaars onderwerpen, meer SEH-specifieke thema’s belicht worden, zoals letsels van steun- en bewegingsapparaat, röntgendiagnostiek, ziekenhuisreanimatie en samenwerking met andere disciplines op de SEH. Ik ben erg benieuwd naar het effect van dit nieuwe specifieke onderwijs in Jaar 1 van de opleiding, maar verwacht eigenlijk, dat het heel positief zal uitwerken, zowel voor aios zelf en hun opleiders, als ook voor de verleende zorg op de huisartsenposten. Wie nieuwsgierig is naar meer informatie over alle cursussen, vindt die zeer uitgebreid op www.sboh.org, de website van Schola Medica (dochter van SBOH en Huisartsopleiding Nederland). 25 op één lijn 49
Pagina 26
op één lijn 49 2e uitgave 2014 In de leer ‘Consultje cultuur’ DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, DERDEJAARS AIOS MAASTRICHT Afgelopen donderdag Het ochtendspreekuur begon met een Chinese vrouw van 36 jaar. De diagnose was me vrij snel na binnenkomst duidelijk: pityriasis versicolor. Dat wordt een makkie, dacht ik, nu kan ik wat verloren tijd inhalen. Helaas ging dat niet op. Ik werd overladen met vragen die ik nooit had voorzien: ‘is het chronisch?’ ‘Is het besmettelijk?’ ‘Komt het door een allergie?’ ‘Kan het uitbreiden naar mijn hoofd?’ ‘Moet ik iets in mijn voeding aanpassen?’ ‘Moet ik niet naar de dermatoloog?’ Al snel werd duidelijk dat ze meer angst had dan ik vermoedde bij een -in mijn ogen- onschuldige aandoening en dus iets meer aandacht vereiste. Gelukkig leverde Google de oplossing met enkele Engelstalige patiëntbrieven, zodoende dat mevrouw met een klein boekwerk ‘Pityriasis versicolor’ tevreden huiswaarts kon keren. Tussendoor meldde zich een spoedgeval: een gepensioneerde Amerikaanse dame, die bij haar zoon op bezoek in Nederland was. Ze bezocht onze praktijk omdat ze extreme pijn rond haar linkeroor had. De in de anamnese gebruikte woorden ‘extremely, extraordinary, killing’ deden een ernstig probleem vermoeden. Inspectie van haar oor toonde gelukkig ‘slechts’ een otitis externa. In mijn beste Engels vertaalde ik dit als ‘the ear canal is infected’. Ik dacht haar gerust te kunnen stellen met deze woorden, de vrouw was het echter niet met de diagnose eens. Ze dacht zelf dat er tenminste een zenuwprobleem speelde. Pas toen ik wat meer overtuigingskracht gebruikte en opperde om ‘amazing’ oordruppels voor te schrijven, ging ze akkoord en was ze erg dankbaar voor de snelle hulp. Aan het eind van de ochtend verscheen een Turkse vrouw van middelbare leeftijd met haar dochter, zus, tante, vriendin en nog een vrouw met een voor mij onduidelijk verwantschap. De dochter fungeerde als tolk en vertelde dat de maagpijn van haar moeder verergerde ondanks de maagtabletten die ze sinds kort nam. Onbewust had ik mijn verweer al klaar om mevrouw uit te leggen dat er nu niet direct een ziekenhuisbezoek nodig zou zijn. Maar wat bleek: ze was niet zozeer ongerust over de oorzaak van de 26 klachten, maar ze maakte zich zorgen omdat de ramadan naderde en hierbij overdag geen medicatie genomen mag worden. Ik heb de groep vrouwen uitermate tevreden naar huis kunnen sturen met het eenvoudige beleid de H2-receptorantagonist die ze al tweemaal per dag innam om te zetten in de eenmaal-daagse PPI. Op de visitelijst stond een Surinaamse vrouw van achter in de tachtig. De week ervoor was ik al enkele keren bij haar geweest vanwege misselijkheid en diarree. De diagnose: een ongecompliceerde buikgriep die met ORS goed op te lossen was. Ik was benieuwd wat vandaag de reden van visite-aanvraag was. Nog steeds klachten? Of is er nu iets heel anders aan de hand? Wat bleek na aankomst? Ze had om een visite verzocht om me te bedanken met een complete Surinaamse rijsttafel. Ik hoefde niet aan tafel aan te sluiten maar kreeg het eten mee naar huis, opgedeeld in Tupperwaredoosjes. Weigeren was geen optie, dit was haar manier om haar dankbaarheid te uiten. Een veelgehoorde motivatie van sollicitanten voor de Huisartsopleiding is dat de variatie in mensen en problemen ze aanspreekt. Dat lijkt een cliché, maar bij deze is voor mij bevestigd dat dit wel degelijk is wat het beroep leuk maakt. Het is soms een uitdaging, maar met steeds een net iets andere manier van aanpak, afgestemd op de culturele afkomst, is het toch een geweldig kleurrijk vak! 2e uitgave 2014 AIOS dag 2014 ‘In Motion’ DOOR LIDWIEN NEERVOORT, TWEEDEJAARS AIOS Dit jaar viel de AIOS dag op 20 juni 2014, als thema werd dit jaar gekozen voor ‘In Motion’. De AIOS dag werd gehouden in congrescentrum Fortunato, in het stadion van voetbalclub Fortuna Sittard. Onze dag begon goed met dag voorzitter Rens Blom, een oud polsstokhoog-springer. Als openingspreker werd neuropsycholoog Erik Scherder ingezet, die een gepassioneerd betoog hield over de effecten van bewegen op ons brein. Wat blijkt: door iedere dag 30 minuten intensief te bewegen, worden we slimmer, innovatiever en origineler. En wie wist bijvoorbeeld dat zitten het nieuwe roken is? Of kauwen het nieuwe bewegen? Nadat de warming-up voltooid was, ging het programma verder met de workshops. De aanwezige AIOS en stafleden hadden de mogelijkheid om een viertal workshops te volgen. Men ging aan de slag met injecteren onder leiding van Ramon Ottenheijm, zag hoe softcast in de huisartspraktijk goed ingezet kan worden, luisterde naar de sportarts Paul Dobbelaar over veel voorkomende sportblessures in de huis- artspraktijk, leerde van Anne Spies hoe je bewogen kunt spreken en zag hoe Frans Sleypen ontwikkelingsstoornissen bij kinderen in beeld bracht. Na de welverdiende rust, waarin een heerlijk lunch genuttigd werd, ging de 2e helft van start. Cor Lammers gaf inzicht in de financiële ins en outs van praktijkovername, kinderarts Birgit Levelink sprak over beweging in de jeugdzorg en neuroloog Erik Hoff stelde ons op de proef en spijkerde ons bij over duizeligheid en bewegingsstoornissen, In de verlenging gaf huisarts en LHV kringlid Louis de Wolf een mooie beschrijving van de beweging van de afgelopen 20 jaar in zijn eigen huisartspraktijk en de huisartsenzorg. LOVAH bestuurslid Maarten van Woelderen gaf inzicht in de visie Coach, Cure & Care 2025. Wat gaat er allemaal veranderen in de (organisatie van) zorg de komende jaren? Dit was genoeg stof voor pittige stellingen die aanleiding geven tot een debat, dit werd vorm gegeven door deelnemende (toekomstige) huisartsen, LHV en LOVAH. Zijn de veranderingen wel vernieuwend? En staan wij achter deze visie? Al met al was de AIOS dag een zeer geslaagd, bewogen en enerverend congres, die mede mogelijk gemaakt werd door alle enthousiaste sprekers en deelnemers. De volgende AIOS dag zal in januari 2016 georganiseerd worden, waarbij alle stafleden, opleiders en AIOS weer van harte welkom zijn! 27 op één lijn 49
Pagina 28
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Wetenschapsdag 22 april 2014 Het nut van oogverband, gemeten in groepsverband DOOR SJEF SWAANS, HUISARTSBEGELEIDER HUISARTSOPLEIDING De zaal was overvol bij de presentaties van de acht groepen AIOS die hun literatuuronderzoek presenteerden in het kader van jaar 3 van de huisartsopleiding. De presentaties werden gegeven onder de strakke leiding van Henk Goettsch, die dit al vele jaren onafgebroken doet vanaf het begin van de wetenschapsdagen. De beoordeling was in handen van twee jury’s: de deskundigenjury onder voorzitterschap van Job Metsemakers en de publieksjury, die gevormd werd door alle aanwezige AIOS. De onderwerpen waren divers en duidelijk voortkomend uit vragen die ontstaan in de praktijk van alledag. Het viel op dat de Cochrane-reviews erg hoog scoorden bij de conclusies, dit naast analyses van publicaties gevonden via PubMed. Ook werd gebruik gemaakt van korte peilingen via internet van collega- AIOS en HAO’s, en van de meningen van specialisten. Bij de prijsuitreiking bleek dat zowel deskundigen als publiek de eerste prijs wilden toekennen aan Ernst Fluitman, Willeke de Louw en Sandra Blokhuis voor hun onderzoek naar ‘Het nut van een oogverband na het verwijderen van een corpus alienum van de cornea’. De werkwijzen van verschillende collega’s binnen een en hetzelfde centrum, met ieder een eigen aanpak, werden onderling vergeleken en dat leidde tot een prima onderzoek. De conclusie was dat een oogverband niet nodig was, maar wel oogzalf, afhankelijk van de grootte van de laesie. Proficiat met de prijs! De andere presentaties gaven voldoende adviezen mee voor de praktijk: ik noem de methode om een vinger te verdoven via slechts een subcutane injectie volair. Of dit voor de teen ook werkt, kon nog niet opgehelderd worden, en zoals zo vaak, ontstaan hier weer ideeën voor nieuw onderzoek. Van andere goede ideeën voor de praktijk kan ik noemen: het gebruik van teledermatologie, en ook het gebruik van honing bij prikkelhoest als vervanger van codeïne. Gezien alle discussies die de presentaties opwierpen, ook in de wandelgangen, mag je zeggen dat de wetenschapsdag weer geslaagd was. Hoe lang de wetenschapsdag nog blijft bestaan, is een grote vraag. 28 Want Bas Maiburg liet weten, dat het refereren van artikelen in het kader van een nieuwe EBM-cursus naar Jaar 1 verplaatst is, waardoor de referaten in kleinere groepen gepresenteerd zullen worden. Dat betekent voor Jaar 3 dat er andere vormen gezocht moeten worden om de wetenschappelijke benadering vorm te geven. Wie heeft suggesties? Mail ons op op1lijn@maastrichtuniversity.nl 2e uitgave 2014 Voetbalwedstrijd AIOS–opleiders Vele blunders op het veld DOOR KOEN VANWERSCH, HAB HUISARTSOPLEIDING Zelfvertrouwen Na de overwinning van vorig jaar hadden wij als opleiders veel verwacht van het treffen met de AIOS. In Koningsbosch zou de grote finale plaatsvinden. De AIOS hadden twee jaar geleden gewonnen. Voor de wedstrijd bulkten de opleiders nog van het zelfvertrouwen, ze liepen nog naast hun schoenen. Opleider Peter Meulesteen had voor shirtjes van FC Eindhoven gezorgd, gesponsord door zijn gezondheidscentrum. Tegenspoed De tegenslagen kwamen snel. Vaste keeper Huub Schepers was voor het tweede jaar op rij geblesseerd. Hij werd gepromoveerd tot coach, overigens zonder succes. Onze spits Stephan van de Brandt moest plaats nemen in het doel. Tot overmaat van ramp was onze topscoorder Sjoerd Hobma vertrokken op zeilkamp. Zonder mee te doen heeft hij die status behouden. Deceptie Zonder reserves begonnen de opleiders aan de wedstrijd. Combineren lukte nog wel, maar voorin waren de opleiders krachteloos. Onze spits Norbert Egelie merkte dat voetballen tegen de AIOS toch andere koek is dan het lopen van marathons. Al snel stonden de AIOS met 3-0 voor. Wat waren de opleiders blij met het fluitsignaal van de goed leidende scheidsrechter en een kopje thee in de rust! Geheime wapen In de tweede helft speelden Gaston Peek en Peter Oostveen met de opleiders mee. Sociaal voelend als ze zijn, konden ze de ellende bij de opleiders niet langer aanzien en maakten de overstap, temeer daar ze al bijna afgestudeerd zijn. Gaston Peek liet zich meteen poorten door Yrsa Doekes en ook aanvallend had hij niets in de melk te brokkelen. Yrsa was het geheime wapen van de AIOS. Ze had op het hockeyveld geleerd hoe je vrij moet lopen en trok steevast enkele opleiders naar zich toe, zodat de andere AIOS herhaaldelijk vrij voor doel kwamen. Yrsa zelf scoorde ook nog een keer door een voorzet van HAB Koen Vanwersch (ook al geen aanwinst voor de opleiders) binnen te werken. Eindstand Het was een wonder dat de AIOS nog maar drie keer tot scoren kwamen. De opleiders hadden Norbert Egelie uit de spits bevrijd en op doel gezet. Daardoor kon Stephan van de Brandt als eenzame spits in twee pogingen een keer scoren. Peter Oostveen, bijna AIOS-af, bezorgde de opleiders het tweede doelpunt. De uiteindelijke uitslag is voor de opleiders te pijnlijk om aan het papier toe te vertrouwen. Ik weet nu hoe ze zich in Spanje moeten voelen. Derde helft Met beide voeten weer op de grond en in de schoenen begonnen we aan de derde helft. Op een breed en zonovergoten terras voelden de opleiders zich eindelijk weer gelijkwaardig. Met plezier werd teruggekeken op de vele blunders op het veld, zoals Hans Rozestraten, die vrij voor de keeper miste, omdat zijn voeten niet meer doen wat zijn brein ze opdraagt. Koen Vanwersch mocht de beker uitreiken aan opper AIOS Philippe. Gaston Peek werd bedankt voor het organisatorische werk van de afgelopen drie jaren en zijn opvolger werd gezocht in het talent Stijn van de Broek. Hopelijk is er komend jaar een vervolg. Huub L’Ortye vroeg zich af of er ook wedstrijden komen in andere sporten? Roeien of hockey? 29 op één lijn 49
Pagina 30
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Weten en eten An apple a day keeps the doctor away! DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS, REDACTIELID In de afgelopen dertig jaar heb ik op het spreekuur een heleboel vragen over voeding gekregen. Elke keer realiseerde ik mij, dat noch de basisopleiding, noch de (toen nog éénjarige) huisartsopleiding mij daar goed op voorbereid hadden. En dat gevoel van onbekwaamheid hield stand gedurende al mijn praktijkjaren, niet in de laatste plaats, omdat veranderende wetenschappelijke inzichten en onwetenschappelijke hypes elkaar in hoog tempo afwisselden. Eén van mijn houvasten was de wijsheid van mijn moeder, zoals verwoord in de kop van dit artikel. Paste zowaar in de Schijf van Vijf en zijn opvolger: de Maaltijdschijf. In mijn jonge jaren bestond er nog zo’n waarheid als een koe: ‘Melk moet, melk doet je goed’. In de jaren vijftig werd de landbouw één van de belangrijkste pijlers onder de zich rap herstellende economie, en onder de bezielende leiding van boer Mansholt ontstond er een forse melkplas waarin zich een fraai landschap van boterbergen spiegelde. En dus spande het Nederlands Zuivelbureau zich met Joris Driepinter en zijn Melkbrigadiertjes in om schoolmelk uit te delen onder nog meer motto’s, zoals ‘Melk, de Witte Motor’ en ‘Met Melk Meer Mans’. - Haal een flinke bos munt uit de tuin of uit de winkel, en hak de blaadjes fijn. - Klop dan wat eieren los (per persoon 2) en voeg per ei 1 eetlepel melk toe. - Roer de gehakte munt erdoorheen, zout en peper naar smaak. - Bak 2 omeletten in evenzoveel koekenpannen. - Stort de eerste omelet op een bord, strijk de brocciu (of de Hüttenkäse) eroverheen, en dek af met de tweede omelet. - Garneer met wat takjes munt, en serveer met warm brood, het liefst met zo’n rurale uitstraling als bijvoorbeeld focaccia heeft. - Lekkere salade erbij, en als je geen dienst hebt, een fles Nielluccio opentrekken, heerlijke droge witte wijn van het Île de Beauté, zoals Corsica terecht genoemd wordt. 30 Inmiddels is onze kijk op melk als gezonde voedingsbron toch wel veranderd, onder meer nu we weet hebben van bijvoorbeeld lactasedeficiëntie. Maar vooral in de laatste 10 jaar heeft gedegen onderzoek, onder meer van Harvard-epidemioloog Walter Willett (google maar eens!) ook aangetoond, dat melk, en de daarin aanwezige calcium, helemaal geen preventief effect heeft op osteoporose! En mannen hebben bij meer dan 3 glazen melk per dag een verhoogde kans op prostaatkanker! Er wordt nog veel meer tegen melk te berde gebracht, onder andere uit de veganistische hoek, maar kijkt u dat zelf maar even na, anders wordt dit verhaal me al te treurig. Eén ding is zeker: niets is zeker. Voor dokters altijd handig om deze waarheid voor ogen te houden. Maar moet ik nu mijn hele voedingspatroon rigoureus gaan wijzigen? Want melk en andere zuivelproducten zijn toch de basis voor heel erg veel lekkere, en tot voor kort gezonde, voedingsmiddelen. Wat bijvoorbeeld prima smaakt op zomerse dagen, is een Corsicaanse omelet. Op dat prachtige eiland, waar ik menige zomervakantie doorbracht, loopt het vee los op kruidige bergweiden, en dat leidt tot een scala aan smakelijke zuivel. Wellicht kent u het Asterix album waarin de walmen van de ongeëvenaarde stinkkaas een schip tot ontploffing brengen? Minder heftig is de brocciu, een jonge schapenkaas, die figureert in de omelet. Hier links het recept, de brocciu is goed te vervangen door een bakje Hüttenkäse. 2e uitgave 2014 Over Eindtermen, competenties en KBA’s Kenmerkende beroepsactiviteiten: de missing link in het opleiden? DOOR BAS MAIBURG, ADJUNCTHOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Huisartsopleiding Nederland werkt momenteel hard aan een nieuw Landelijk Opleidingsplan Huisartsgeneeskunde. Het leren van het huisartsenvak is geen sinecure vanwege het generalistische karakter. In het nieuwe opleidingsplan is daarom gekozen voor een focus op tien thema’s. Naast korte episode zorg, spoedeisende, chronische en palliatieve zorg, komen zorg voor ouderen met complexe aandoeningen en zorg voor patiënten met somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten aan de orde. Verdere thema’s zijn zorg voor patiënten met psychosociale en psychiatrische klachten en aandoeningen en zorg voor het kind. Tenslotte zijn preventie en praktijkmanagement in het plan opgenomen. Naast de focus op deze tien thema’s duiken in het opleidingsplan de kenmerkende beroepsactiviteiten, kortweg KBA’s, als nieuwe entiteit op. Nieuw? Ja! Nuttig? Ja! Belangrijkste winst is dat de KBA’s, meer dan de bestaande competenties, geformuleerd zijn in de taal van de beroepsgroep: ‘Handelt getrieerde consulten en visites naar urgentie af’. Deze KBA Spoedeisende zorg klinkt heel anders dan ‘Past communicatietechnieken- en middelen doelgericht toe’ zoals in de competentie ‘communicatie’ staat. Uit het voorbeeld blijkt, dat KBA’s zich uitstrekken over diverse competentiegebieden (zie CANMEDS), in dit geval: medisch handelen, communicatie en samenwerken. Een competentie beperkt zich per definitie tot één competentiegebied. Het gebruik van KBA’s is dus ook winst voor de beoordeling van aios in de praktijk, die zich met patiënten ook steeds op diverse competentiegebieden beweegt. Gaan de competenties nu verdwijnen, hoor ik u denken? Gelukkig niet! Competenties zijn zeer nuttig om te onderscheiden als aandachtpunt voor het leren van aios. Als bouwsteen van diverse KBA’s verdienen zij de nodige aandacht van aios als te beheersen kennis, vaardigheid en/of attitude. In het nieuwe opleidingsplan is het als volgt bedacht. Het plan is geordend volgens de tien genoemde thema’s, ieder thema omvat een overzichtelijk aantal KBA’s. Aan de KBA’s zijn op hun beurt weer competentiegebieden en competenties gekoppeld. Iedere KBA heeft daarnaast inhoudelijke aandachtspunten en een aanduiding in welk deel van de opleiding deze aan de orde moet komen. Het lijkt erop dat we daarmee afscheid gaan nemen van de Eindtermen die in 2000 geformuleerd zijn. Zeker voor het gebruik in de praktijk. Wel blijven deze eindtermen nuttig bij het vormgeven van onderwijsprogramma’s gekoppeld aan bepaalde competentie(gebieden). KBA’s bieden, alles bijeen genomen, een nieuw hulpmiddel om zich het brede huisartsenvak eigen te maken. Nauwer aansluitend bij de praktijk qua inhoud en daardoor behulpzaam bij het begeleiden en beoordelen van het functioneren van aios in de praktijk. Wanneer gaat u er mee te maken krijgen? Momenteel hebben een flink aantal expertgroepen hun thema al op bovenstaande wijze uitgewerkt, een aantal is daar nog mee bezig. Eind van dit jaar volgen nog enkele werkconferenties over dit onderwerp bij Huisartsopleiding Nederland. Begin 2015? Wij, curriculumcoördinatoren Gerrie Waagenaar en Tonnie van Kessel en de schrijver van dit stukje, houden een vinger aan de pols en u op de hoogte. Meer weten? bas.maiburg@maastrichtuniversity.nl 31 op één lijn 49
Pagina 32
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Rubriek voor huisartsopleiders De Lijn van Stijn DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOÖRDINATOR Wat verwachten wij van opleiders? ‘Een heleboel’, zo hoor ik van huisartsopleiders en: ‘er komt steeds meer bij’. Ik denk dat dat klopt: recent de EBM cursus, leergesprekken met de aios voeren met ALOBA als leidend principe, voorbereidingsopdrachten voor de Startclass van de aios en actieve deelname aan de begeleide intervisie. Hoe anders is het nu dan in de periode toen ik zelf opleider was voor Maastricht (van 1994 tot 1999). Anderzijds, het is normaal dat het curriculum voor huisartsopleiders dynamisch is en ontwikkelingen in het werkplekleren volgt. We hebben als opleidersteam, in overleg met de opleidersvereniging, een lijst gemaakt die de vraag bovenaan dit stukje beantwoordt. We hebben dat gedaan om bestaande, versnipperde informatie te bundelen en omdat het goed is voor opleiders om te weten waar we hen op aanspreken. Ik weet dat niet iedereen voldoet aan alle punten, maar ik verwacht tegelijkertijd dat opleiders dit een redelijke lijst vinden. De lijst ‘wat verwachten opleiders van de huisartsopleiding? ’ is helaas nog niet beschikbaar, maar het lijkt me een goed idee om daarover te overleggen met de opleidersvereniging. Wat verwacht de huisartsopleiding Maastricht van haar opleiders? • Kennis van de eigen kwaliteiten als huisarts en als opleider en deze doelbewust kunnen inzetten (rolmodelfunctie) • Vakbekwaamheid en kennis van nieuwe ontwikkelingen, zowel medisch-inhoudelijk als wat betreft Arts Patiënt Communicatie (APC); in consultvoering het goede voorbeeld kunnen neerzetten • Zorgen voor een leeromgeving: het betrekken van het praktijkteam bij de opleiding van de aios. Bereidheid tot opleiden van coassistenten in een periode dat er geen aios in de praktijk is • Een eigen spreekkamer voor de aios met een afscheidbaar onderzoeksdeel • Moderne, digitale opnamemogelijkheid (storingvrij geluid, twee camera systeem met wisselknop • Kunnen hanteren van diversiteit, bieden van respect en veiligheid aan alle aios 32 • Een vast moment voor het (ongestoord) leergesprek van gemiddeld een uur. Beheersing van de verschillende vormen van het leergesprek en regelmatige tijd besteding aan het persoons- en het procesgerichte leergesprek • De aios tot reflecteren kunnen aanzetten • Een open houding voor feedback op de manier van opleiden • Naleven van gemaakte afspraken met de aios • Eerlijk en fair kunnen beoordelen wanneer daarom gevraagd wordt, kennis van de ComBel en van het belang van toelichting bij de scores • Aandacht voor de ontwikkeling van de aios over de langere termijn • Kunnen inschatten wanneer de samenwerkingsrelatie of kenmerken van de aios het opleiden niet toestaan en daaruit consequenties trekken • Regelmatige (minimaal 3 per maand) observaties van de aios, ook tijdens de dagpraktijk, dit kan live (en wederzijds) of via opnames. Hierbij is aandacht voor APC en vaardigheden zoals het lichamelijk onderzoek en diagnostische en therapeutische vaardigheden. Het gebruik van een toetsinstrument (KKB, ALOBA-verslag) wordt hierbij aanbevolen • Bieden van 20 diensten per jaar aan de aios • Voldoende patiënten aanbod voor de aios. Praktijkgrootte: 1646-2710 (normpraktijk = 2168 plus of min 25 %) • Minimaal 50% werken, verdeeld over drie dagen • Een goed bijgehouden registratiesysteem volgens ADEPD; hiertoe horen actuele episodelijsten en medicatieoverzichten van alle patiënten • De opleidingspraktijk neemt deel aan een kwaliteitssysteem • Duidelijke afspraken over vervanging bij afwezigheid en de rol in de opleiding van andere huisartsen in de praktijk. Deze afspraken staan met dag en persoon beschreven in het opleiderprofiel/het leerwerkplan • Aanwezigheid en actieve deelname bij het opleiderscurriculum. Opleiders zonder aios onderzoeken de mogelijkheid om – delen van – het opleiderscurriculum bij te wonen • Goede samenwerking met het opleidingsinstituut, specifiek met de groepsbegeleiders 2e uitgave 2014 Huisarts M. Brassé en AIOS, Vlodrop Huisarts M. Dirckx en AIOS, Geleen • Professionaliteit als opleider, zich uitend in zichtbare reflectie op het handelen als opleider en huisarts en het werken aan eigen ontwikkeling (eigen leerplan) Bronnen: Plan scholing en toetsing opleiders (HON), Competentieprofiel huisartsopleiders, Maastrichts instituutsreglement, Regelgeving RGS, Leer-werkplan, LEOh. Deze lijst staat ook op EleUM bij de ‘opleiders organisation’ (altijd up to date). De verantwoordelijkheid van de opleider voor (het medisch handelen) van de aios In 2013 werd in Medisch Contact een uitspraak van het Tuchtcollege besproken. Het ging om een derdejaars aios interne geneeskunde, die bij een ingestuurde patiënt met buikpijn een verdenking op een geperforeerd ulcus ventriculi (maagzweer) had. Na overleg met chirurg en longarts, werd besloten de patiënt niet te opereren, maar op te nemen voor observatie. De patiënt verslechterde en overleed een aantal uren later. De familie diende een klacht in tegen de aios en de opleider, wegens onvoldoende observatie en het nietopereren. Het regionale Tucht College (TC) gaf de aios een waarschuwing, omdat ze in haar DD geen infectie had opgenomen. De aios ging in hoger beroep en het Centraal Tucht College verklaarde dit beroep gegrond want over het algemeen (zeker aan het begin van de opleiding) ligt in een opleidingssituatie de verantwoordelijkheid primair bij de opleider. Naarmate de opleiding vordert, kan de aios steeds meer op zijn eigen handelen worden aangesproken. In deze situatie, waarbij de aios steeds uitgebreid overlegd had met de opleider en de opleider verklaart dat de behandeling steeds onder haar supervisie heeft plaatsgevonden, oordeelt het college dat de aios niet zelfstandig verantwoordelijk gehouden kan worden. De opleider krijgt een waarschuwing. Dit voorbeeld laat zien hoe er gedacht wordt over de verantwoordelijkheid van opleider en aios: het is geen zwart-wit verdeling, maar een gedeelde verantwoordelijkheid waarin het accent verschuift. Arie de Jong, huisartsopleider en jurist en lid van het regionaal medisch TC, heeft hierover in 2012 een artikel geschreven in ‘Op een Lijn’ (nummer 44, pagina 26) dat uitgebreider op deze materie ingaat. Het is te vinden op www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl bij ‘Wie zijn wij?’ en dan onder ‘Op een lijn’. Wie begeleidt de aios op de Huisartsenpost? In principe wordt de aios door de eigen opleider begeleid. Meestal kan de opleider de aios de gevraagde 20 diensten in het opleidingsjaar bieden, waarbij hij/zij zelf ook op de HAP aanwezig is. Soms is dat niet mogelijk. Een voorbeeld is dat sommige opleiders voornamelijk of alleen telefoondiensten doen. Zo’n opleider kan de aios die in jaar 1 consult- en visitediensten doet, niet superviseren. Een andere situatie betreft een opleider die door omstandigheden zelf geen 20 diensten kan bieden aan de aios. In deze situaties is het mogelijk dat de begeleiding/supervisie door een andere huisarts gebeurt. Bij voorkeur is dit een collega huisartsopleider. Als dit niet mogelijk is, dan kan ook een niet-opleidende huisarts deze taak waarnemen. Deze moet dan wel minimaal 5 jaar praktijkervaring hebben en tenminste 20 diensten per jaar te doen op de betreffende HAP. Meestal wordt alleen de verantwoordelijkheid voor de patiëntenzorg (en niet voor de opleiding) overgedragen. Bij deze overdracht, die schriftelijk vastgelegd moet worden, dient de waarnemend opleider geïnformeerd te worden over het zelfstandigheidsniveau van de aios. Ik adviseer om de brochure ‘AIOS op de HAP’ hierover nog eens door te lezen. Je vindt er ook een model voor een verklaring van overdracht (www.aiosopdehap.nl > ‘Leidraad voor het leren dienstdoen’ > verklaring van overdracht). De eigen opleider blijft verantwoordelijk voor het afgeven van de bekwaamheidsverklaringen. Opleiders die een collega zoeken voor bovenstaande rol, kunnen bij Huub L’Ortye informeren of er beschikbare collega’s in de buurt zijn die tijdelijk niet opleiden. 33 op één lijn 49
Pagina 34
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Huisarts P. Hulshof en AIOS, Voerendaal De Huisarts Kennis Quiz Huisarts Opleiding Nederland (HON) en de Huisartsopleiding van Maastricht hebben een app (applicatie)gemaakt. Met die app kan een huisarts, huisartsopleider en aios iedere twee weken zijn of haar kennis testen. Dat gebeurt via een nieuwe meerkeuzevraag die wordt vergeleken met andere huisartsen en aios. Na beantwoorden van de vraag, krijg je het juiste antwoord te zien met daarbij een korte toelichting en digitale verwijzing naar de literatuurbron. De Huisarts Kennis Quiz is gratis (!) beschikbaar voor alle digitale informatiedragers. Kijk op www.huisartsopleiding.nl. Rechts in beeld ziet u het icoontje van de Quiz. De app is een manier om op een vrijblijvende en innovatieve manier je kennis te verbreden en up tot date te houden. Het gebruik staat los van de beoordelings- of voortgangsdossiers van de huisartsopleiding. Een week na ingebruikname, waren er al 650 geregistreerde gebruikers. Hierop zijn we als mede initiatiefnemer, erg trots op. Eindhoven en Maastricht Vanaf september is het zover: we stappen dan grotendeels af van terugkomdagen in Urmond en gaan deze verdelen over Maastricht en Eindhoven. Het programma van die terugkomdagen bestaat uit docentenoverleg en begeleide intervisie. Dat gebeurt ’s ochtends zodat jullie ’s middags weer terug kunnen zijn in de praktijk. In november en in april gebruiken we ‘Urmond’ wel voor een hele terugkomdag. Voor opleiders Jaar 1 op dinsdag en voor opleiders Jaar 3 op donderdag (op die manier missen de aios geen terugkomdagen). De Tweedaagse in februari blijft in die maand. We hebben recent in Urmond (met enige weemoed) afscheid genomen van de plenaire terugkomdagen. Het schema en de locatie/ routebeschrijving van de terugkomdagen vanaf september, krijgen jullie nog toegestuurd (staat ook op EleUM bij de ‘opleiders organisation’). Huisarts Kennis Quiz De Huisarts Kennis Quiz is een app om op vrijblijvende en innovatieve wijze je kennis te verbreden en up to date te houden. De gratis app is beschikbaar voor Iphone, Ipad, Android en Windows Phone via de appstores. Veel plezier met de Huisarts Kennis Quiz! So you think you can teach? We zijn geïnteresseerd in huisartsen die nog niet betrokken zijn bij onderwijs en die daar wel eens wat meer over zouden willen weten. We kunnen nieuwe opleiders gebruiken in alle regio’s (Limburg en Oost- en Midden Brabant). Met een aios in de praktijk zal je van tijd tot tijd gevraagd worden om toe te lichten waarom je doet zoals je doet. Het is leuk om betrokken te zijn bij de opleiding van volgende generaties huisartsen, die het vak vooral en nog steeds leren in de (opleidings)praktijk. In ruil voor uw deelname krijgt u 20 accreditatiepunten per jaar, digitale toegang tot de Universiteitsbibliotheek en een financiële vergoeding. De basisvoorwaarde is dat u 5 jaar werkzaam bent als huisarts. Er is een checklist als u meer wil weten, ik stuur u die graag toe. Bellen kan ook. Tot een volgende keer, opmerkingen en vragen zijn welkom: Stijn de Vries, opleiderscoördinator stijn.devries@maastrichtuniversity.nl Telefoon 043-3882993 34 2e uitgave 2014 Over de grenzen Nascholen in Paramaribo DOOR STIJN DE VRIES, STAFLID HUISARTSOPLEIDING In april was ik een van de deelnemers aan deze jaarlijks georganiseerde nascholing. Deze bestond uit een weekend (!) congres waarop een aantal workshops meerdere keren werd gehouden (kleine chirurgie, burn-out, dermatologie, ABCDE-denken, Arts Patiënt Communicatie, kleine orthopedie, intervisie, KNO). De workshops zijn gemaakt en gepresenteerd door groepjes Nederlandse en Surinaamse huisartsen. Het congres is goed verlopen en werd goed gewaardeerd, zo hoorde ik en zo blijkt ook uit de evaluaties. Voor de duidelijkheid: ik was er als individu en niet specifiek namens Maastricht, men vond het wel nuttig dat er ook iemand uit Maastricht bij was. Ook Paul Meurs, een van onze Maastrichtse opleiders was erbij. Bijzonder is dat men in Suriname bezig is met het opzetten van een eigen Huisartsopleiding, momenteel bestaat die niet. Er zijn 12 huisartsen die dit jaar opgeleid worden tot huisartsopleider en als alles qua organisatie (ministerie van Volksgezondheid, lokale autoriteiten, financiën) meezit wil men per 2015 starten met een (éénjarige) opleiding. Nijmegen ondersteunt dit initiatief, de Nederlandse deelnemers waren grotendeels Nijmeegse opleiders en ook het hoofd van de Nijmeegse huisopleiding, Lidwien Bernsen, was er bij. Een Nijmeegs plan waarvoor momenteel een subsidieaanvraag in Nederland loopt is het ‘Twinning-project’. Dat houdt in, dat als de opleiding in Suriname gestart is, ieder Surinaams koppel van opleider-aios gedurende 6 weken een identiek Nederlands koppel ontvangt waarbij dan twee aios door twee opleiders begeleid worde. Daarvoor is natuurlijk geld nodig voor de waarneming in Nederland en er dienen Nederlandse aios gevonden te worden die hiervoor voelen en in staat zijn om zes weken van huis te zijn. We hebben ook enkele dagen het binnenland bezocht waar we een lokaal gezondheidscentrum bekeken en ons als toerist hebben gedragen, heerlijk. 35 op één lijn 49
Pagina 36
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Puntig Wijsheid kenmerkt degene die bescheiden is DOOR FELIX PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Sinds enige maanden heb ik een nieuwe theorie. Aan wie wil luisteren, vertel ik dat uiteindelijk ieder van ons, vroeg of laat, in een steegje belandt waar we niet meer uit zullen kunnen wegkomen. Kijk, sinds gisteren heb ik een griep waar ik waarschijnlijk wel van herstel. Maar eens zag ik op televisie een interview met een dakloze uit Amsterdam. Een voormalig docent die ten gevolge van achtereenvolgens een scheiding, de gedwongen verkoop van zijn huis, schulden, ziekte en tenslotte ontslag ‘op straat’ was beland. Zo kan het dus verkeren: op een gegeven moment geraken we in een steegje en zijn we niet meer in staat ons lot te keren. Daarom, onmachtig als we zijn om verlies (van wie of wat dan ook), ziekte en tenslotte de dood te ontlopen, passen ons vooral schoenen van bescheidenheid. En een mantel van medemenselijkheid, aangezien het morgen onze beurt kan zijn. Sterker nog: het zal dan onze beurt ook zijn. Morgen worden we niet ‘sterker’ maar ‘zwakker’. Maar als we daarvan ‘wijzer’ worden in plaats van ‘dommer’, betreft het misschien nog niet zo’n heel ongunstig proces. Dan schijnt er ergens in het steegje wel nog een heel helder licht. Bij sommigen van ons kondigt zich het steegje al vroeg in het leven aan. U kent allemaal de verhalen van mensen wier wieg al in het schemer stond. Hoor eens naar de krachtsinspanningen die zo iemand zich getroost om, gewoonweg, door het leven te komen. Bij anderen keert pas op latere leeftijd het lot en ik denk dan bijvoorbeeld aan mevrouw van de Weggen, het pseudoniem voor een van de patiënten van een bevriende arts. Zij leed aan pancreaskopkanker en was in een terminale fase beland. Hoe ruimhartig was het, dat zij mij toestond om bij haar euthanasie aanwezig te zijn, omdat zij begreep dat dat veel zou betekenen voor mijn functioneren als docent van huisartsen in opleiding. Zo vond ik op een afgesproken dinsdagochtend, ‘s morgens om elf uur, bij haar thuis een passende plek voor mijzelf naast een groep mensen die bestond uit haarzelf, haar zoon en diens echtgenote, drie broers met hun partners, de arts en zijn aios. En ik was geraakt door wat ik vanaf de zijlijn zag: een heldere en gedecideerde mevrouw van de Weggen, meerdere artsen die de 36 zinloosheid van haar lijden hadden erkend, familieleden die allen achter de wens tot levensbeëindiging stonden, een in alle aspecten zeer zorgvuldig uitgevoerde euthanasie en tenslotte de overheersende dankbaarheid. Ik kon dan ook niet anders dan instemmen met wat ik zag aan unanimiteit en medemenselijkheid. ‘s Nachts dwaalde ik wakend nog wat na. Ik geloof dat ik zelf geen euthanasie zou kunnen uitvoeren, daarvoor is mijn karakter te zacht. Maar dat gegeven verplicht mij om wél deel te nemen aan het maatschappelijke debat over euthanasie. Ik kan de verantwoordelijke artsen niet alleen laten staan en moet daarom meespreken over goed of fout. Verder zag ik steeds weer die half ingevulde sudoku liggen en een pen, op de tafel naast mevrouw van de Weggen. Ik dacht: wat zou ikzelf aan het einde van mijn leven eigenlijk nog doen? Zou ik op de avond daarvoor nog het Journaal gaan zien of een aflevering van Boer Zoekt Vrouw? Mijn vader las aan het einde van zijn steegje de boeken van Karl May nog een keer en ik heb daar jarenlang een heel negatief oordeel over gehad. Maar misschien was het wel een heel wijs besluit. Zo bescheiden kunnen we dus zijn. 2e uitgave 2014 Onderwijs aan de Huisartsopleiding Maastricht Vijf jaar ‘Leiderschap & management’ DOOR MARIJN VAN OORD, HUISARTSDOCENT ‘LEIDERSCHAP & MANAGEMENT’ Waarom aandacht voor Leiderschap & Management (L&M)? We leiden onze AIOS op in misschien wel het mooiste vak dat er bestaat. Een vak ook, dat continu aan verandering onderhevig is, waarbij zowel de zorgvragen als de praktijkorganisaties steeds complexer worden. Ik zie L&M als tools om in al deze hectiek plezier in het werk te houden. Plezier dat zich uit in positieve energie en het gevoel in balans te zijn. Plezier dat tegelijk oorzaak en gevolg is van goede patiëntenzorg. Wat zijn mijn uitgangspunten in het onderwijs? Om L&M te kunnen zien als tools voor werkplezier is het volgende nodig. Ten eerste: aandacht voor je praktijkorganisatie is niet iets wat bovenop je gewone werk komt, maar het is de basis voor je werkzaamheden. Als je wilt dat je praktijkorganisatie uitstraalt wat jij wilt betekenen voor je patiënten, en als de praktijkorganisatie het middel is om je doelen te bereiken, besteed dan eerst aandacht aan je organisatie. Een soepel lopende praktijkorganisatie komt immers niet uit de lucht vallen. Ten tweede: neem je eigen doelen als vertrek – en ijkpunten bij het (in)richten van je organisatie. Het bepalen van je eigen koers vraagt om drie oriëntaties: • de persoonlijke oriëntatie, waarin je nadenkt wie jij als arts wilt zijn en wat jij onder goede zorg verstaat • de oriëntatie op de omgeving, waarin je kijkt welke ontwikkelingen er zijn en wat daarin voor jou kansen en bedreigingen zijn • de oriëntatie op de praktijk, waarin je kijkt naar de sterke en zwakke kanten van de praktijkvoering • welke koers ga ik varen en hoe richt ik mijn praktijkorganisatie daarvoor in? Ik laat de AIOS ervaren dat het bij het runnen van een praktijk gaat om het – proactief – gebruiken van je gezonde verstand en de sociale vaardigheden die je als huisarts ‘in huis’ hebt. Hoe ziet het programma er uit? Bovengenoemde uitgangspunten worden verduidelijkt en praktisch toepasbaar gemaakt in 8 dagdelen, verdeeld Jaar 1 en Jaar 3. Thema’s die hierbij aan de orde komen zijn: de principes van leiderschap (Stephen Covey), de drie oriëntaties, samenwerken in de stuurhut, leiding geven aan medewerkers, het inrichten van de werkprocessen en leiding geven aan veranderingen. In het eerste jaar ligt de nadruk op het leren kijken naar de praktijk als bedrijf. In het derde jaar gaat het om leren verwezenlijken van je droom: waar wil je naar toe en wat helpt je om daar te komen? Daarnaast zijn er drie dagdelen door externen met als thema’s waarnemen, HIDHA of associatie en de regionale huisartsenorganisatie. Wat zijn de ervaringen? Zelf ervaar ik de discussies met de AIOS als zeer boeiend en inspirerend. Het is leuk om te zien dat het gevoel van L&M als een ‘black box’ plaats maakt voor de ervaring van de AIOS dat ze met hun gezonde verstand en sociale vaardigheden al veel managementvragen kunnen hanteren. Opvallend is dat vrijwel alle AIOS aan het einde van het derde jaar zichzelf zien als toekomstig praktijkhouder. Wat zijn de plannen? De komende tijd zal er een verandering optreden van mijn rol als docent. De gedachte is dat ik van uitvoerend docent steeds meer begeleidend docent word en dat de programma’s gegeven gaan worden in samenwerking met de HABs en de groepsbegeleiders. Tevens zal het programma aangepast moeten worden op basis van de nieuwe landelijke opleidingseisen (in de vorm van de ‘kenmerkende beroepsactiviteiten’). Daarnaast ben ik bezig met de oprichting van G&P leiderschapsontwikkeling (www.gripenplezier.nl), waarmee ik mij wil bezig houden met training, coaching en praktijkadvisering op het gebied van L&M voor gevestigde of pas startende huisartsen. Een logisch vervolg van de succesvolle programma’s op de terugkomdagen voor opleiders in 2012 en 2103. 37 op één lijn 49
Pagina 38
op één lijn 49 2e uitgave 2014 Over de grenzen Minder machteloos met de nieuwe meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE & JURIST Voelt u zich ook zo vaak machteloos bij vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld? ‘Kloppen de signalen die ik zie of krijg?’ ‘Moet ik nu wat of kan ik afwachten?’ ‘Wat betekent dat voor mijn relatie met de patiënt?’ Het zijn allemaal gedachten die vragen om afwegingen, vaak leidend tot handelingsverlegenheid. Kindermishandeling komt nog steeds veel voor.1 Melding is en blijft nodig. Artsen kunnen en moeten daar een krachtige bijdrage aan leveren. Het is gebleken dat professionals die een meldcode hanteren, driemaal vaker melden dan professionals die geen meldcode hanteren. Het geeft houvast en bescherming (mits de zorgvuldigheidseisen in acht zijn genomen) bij de centrale vraag: wanneer, bij wie en hoe trek ik aan de bel? Historie De eerste KNMG-meldcode kindermishandeling is uit 2008 en werd geactualiseerd in 2012. De nieuwe KNMGmeldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld is in werking getreden op 22 april 2014. De laatste aanpassingen betreffen vooral de per juli 2013 in werking getreden Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en het bijbehorende besluit. Het betreft een aantal accentverschuivingen en twee aanvullingen, namelijk de invoering van de kindcheck en de mogelijkheid van een deskundige voor letselduiding. Indeling nieuwe meldcode De huidige KNMG-meldcode bestaat uit twee delen: kindermishandeling en volwassenengeweld. Beide onderdelen hanteren een analoge opbouw, indeling en stappenplan. De beide codes beginnen in de eerste drie artikelen met heldere definities van kindermishandeling en huiselijk geweld, de algemene verantwoordelijkheden van de arts en dossiervoering. De artikelen zijn systematisch opgebouwd: eerst een heldere omschrijving of definitie, daarna een toelichting en zo nodig een verdere onderbouwing. De meldcodes kunnen dus gelaagd gelezen worden. Artikel 4 van beide codes bevat de kern van de code: het stappenplan bij (vermoedens van ) kindermishandeling en volwassenengeweld. In het overzicht zijn alle stappen te zien en in de toelichting wordt per stap de essentie weergegeven (zie schema’s). De stappen in het stappenplan wijken iets af van de voorgeschreven volgorde in het Besluit Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. De stappenplannen in beide codes zijn duidelijk en overzichtelijk. De essentie is niet dat de stappen in de juiste volgorde gezet worden maar dat alle verplichte stappen gezet worden en indien mogelijk ook de andere stappen. Artikel 5 is ook in beide codes gelijk en gaat over anoniem melden. Vanaf artikel 6 lopen de beide codes uiteen. Bij kindermishandeling zijn er na Artikel 5 nog zes artikelen die gaan over: • Informatie op verzoek van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) • Terugkoppeling door het AMK • Informatie aan de gezinsvoogd • Informatie aan andere betrokken professionals • Contact met de Raad voor de Kinderbescherming • Contact met politie en justitie Ook hier weer eerst de omschrijving met daarna de toelichting. Deze artikelen kunnen worden gelezen al naar gelang de situatie zich voordoet. 1 Er worden in Nederland naar schatting 119.000 kinderen mishandeld, waarvan 80-100 met dodelijke afloop, Kindermishandeling in Nederland Anno 2010: de Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (NPM 2010). 38 2e uitgave 2014 Stappenplan Kindermishandeling Stappenplan Volwassenengeweld = verplichte stappen! 1 2 3 4 5 Onderzoek en kindcheck bij oudersignalen Verzamel aanwijzingen en leg vast in dossier = verplichte stappen! Advies AMK en bij voorkeur ook collega AMK: 0900 - 123 1230 (24 uur p/d) Zo mogelijk gesprek betrokkenen Zonodig overleg betrokken professionals Taxeren risico op kindermishandeling Risico af te wenden A Monitoring Mishandeling (mogelijk) niet gestopt 5 B Melding bij AMK 0900 - 123 1230 (24 uur p/d) 5 Acuut gevaar? Schakel eerst Raad voor de Kinderbescherming en/of politie in! (Regionaal kantoor: www.rvdk.nl / Politie: 112 (nood)) KNMG-meldcode / Kindermishandeling & Volwassenengeweld © herziene versie maart 2014 Bij de meldcode huiselijk geweld zijn er na Artikel 5 nog twee artikelen: • Informatie op verzoek van het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) • Informatie aan politie en justitie Bij beide meldcodes zijn nuttige bijlagen gevoegd. Bij kindermishandeling zijn dat: • Zorgplicht, beroepsgeheim en melden • Het AMK • Tips voorgesprekken met ouders en kinderen • Risicofactoren en signalen • SPUTOVAMO-formulier (acroniem voor de relevante onderwerpen) Bij volwassenen geweld zijn er bijlages over: • Tips voorgesprekken met slachtoffers • Risicofactoren en signalen • Steunpunt huiselijk geweld • Zorgplichtberoepsgeheim en melden Al met al een helder document dat alleen al via de twee schema’s een belangrijk overzicht geeft en die naar A Monitoring Reële kans op schade 1 2 3 4 Onderzoek en kindcheck Verzamel aanwijzingen en leg vast in dossier Advies SHG en bij voorkeur ook collega SHG: 0900 126 26 26 (24 uur p/d) Zo mogelijk gesprek betrokkenen Zonodig overleg betrokken professionals Risico niet meer af te wenden Risico af te wenden Reële kans op schade Toestemming slachtoffer? Dreigt zwaar letsel of dood? Nee Nee 5 Ja B Melding bij SHG 0900 126 26 26 (24 uur p/d) Acuut gevaar? Schakel eerst politie in! (Bel 112 (nood)) KNMG-meldcode / Kindermishandeling & Volwassenengeweld Ja © herziene versie maart 2014 gelang de situatie, op onderdelen gelezen kan worden. Hierdoor wordt het machteloze gevoel hopelijk wat minder. Het gericht en schematisch te werk gaan, is in het belang van het kind of het slachtoffer van huiselijk geweld. 39 op één lijn 49

Op één Lijn 48


Pagina 2
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Colofon Inhoudsopgave Oplage 2330 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 10196 Fotografie • Pagina 12: foto Eefje de Bont Gemaakt door Harry Heuts www.harryheuts.com • Pagina 19 & 20: foto's Isa Houwink Gemaakt door Jaap Maars www.fotojaapmaars.nl • Pagina 21: foto Martine Ickenroth Gemaakt door Bilbo Schickenberg www.bilbos.nl • Pagina 22 & 23: foto's Jonne van der Zwet Gemaakt door Bilbo Schickenberg • Pagina 34 & 35: De lijn van Stijn Gemaakt door Janneke Holten Canon Business Services • Pagina 37: foto Rob Kijzer Gemaakt door Hoedemaekers Venray www.fotohoedemaekers.nl Deadline volgend nummer 20 juni 2014 Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Mountainbiken voor betere zorg in Afrika – Raymond Lonij Broodje Orthomanipulatie – Jos Overtoom Stelt zich voor Maartje Willeboordse, post-doc onderzoeker Sandra Beurskens, bijzonder hoogleraar Cara Valk, gedragswetenschapper Huisartsopleiding Korte lijntjes: dagje uit & ambtsjubilea – redactie Onderwijs Het nieuwe coschap: Toetsing in de nieuwe masterfase – Marion van Lierop en Miriam Janssen Opleiden: theorie en praktijk – Jean Muris en Laury de Jonge Studentprijs Eefje de Bont – redactie Het achtste competentieprofiel? – Peter Oostveen en Gaston Peek Onderzoek Detectie van atriumfibrilleren – Nicole Verbiest-van Gurp Immunologische familieperikelen? AÏDA! – Tanja Maas Maastricht Mooiste – redactie Zelfmanagement ondersteuning; Pijn bij kanker – Laura Hochstenbach Bruikbare Wetenschap – Joris Linmans en Jochen Cals Promoties Genetica onderwijs voor huisartsen? – Isa Houwink Zelftesten: meer aandacht voor de betrouwbaarheid nodig – Martine Ickenroth Over arts-student interactie tijdens de coschappen – Jonne van der Zwet WESP-en De betrouwbaarheid en validiteit van de ziektelastmeter COPD – Thomas Bemelmans Aanvraag MRI door huisarts bij verdenking HNP – Simone Creemers Beschikbaarheid van diagnostiek op de HAP: grote verschillen! – Femke Stevens & Camiel Zeijen Kinderen met koorts – Een probleem? – Nicole Loonen, Julie Lepot en Dagmar Hendrix Ouderen met kanker: prevalentie van depressie bij mantelzorgers – Suzanne Hendriks Huisartsopleiding In de leer: (Crisis-)Dienst op de huisartsenpost – Sophie van der Voort STARR training; Over het aannemen van Esso-pompbediendes – Babette Doorn AIOS congresdag Maastricht 2014 – LOVAH Ex-aios: Dagboek van een eilanddokter – Fanneke de Winter Uit de put met ALOBA – Sjef Swaans Bijzonder bekwaam – Hendrik Jan Vunderink Afscheid van Gerard Benthem – Sjef Swaans Maart roert zijn staart – Katrien Boots en Ramona Guerrieri De Lijn van Stijn – Stijn de Vries Interstavendag 2014 – redactie Wie heeft er verhalen uit vervlogen tijden? – redactie In de media – redactie Heeft een patiënt ook plichten? – Arie de Jong 3 4 5 6 8 8 9 9 10 12 12 13 14 15 15 16 17 19 21 22 24 24 25 25 26 27 28 29 30 31 32 33 33 34 36 36 37 38 2 op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Van de redactie 1974 Back to the future Bijna iedereen kent wel deze filmklassieker uit 1985, waarin het fenomeen ‘tijdreizen’ centraal staat. Door heen en weer te reizen in de tijd, belandde de hoofdrolspeler soms in benarde, dan weer in hilarische situaties. Wij hebben dat gevoel momenteel ook. ‘Ken uw klassieken’ In september 1974, twee jaar voor de officiële oprichting van de Rijksuniversiteit Limburg, startten vijftig studenten (‘cursisten’) met hun onderwijs aan de achtste medische Faculteit in Nederland: de Faculteit Geneeskunde in Maastricht. Eén van die cursisten was onze huidige vakgroepvoorzitter Job Metsemakers. De medische Faculteit van de UM zal dit jaar aandacht besteden aan dit heuglijke feit. In 2014 bestaat de Huisartsopleiding in Maastricht 40 jaar. Een broekie onder de Nederlandse Huisartsopleidingen, maar oud genoeg voor een midlife crisis. Het cliché dat het leven bij veertig begint, daar trappen we niet (meer) in. Leading in learning is het Maastrichtse motto, maar wie leading wil blijven, moet voortdurend bijscholen en innoveren. Dit najaar organiseert het Maastrichtse Huisartseninstituut de jaarlijkse interstavendag, een uitwisseling tussen de afdelingen. Het thema is dan ‘Innovatie van onderwijs’. Wij willen ook ‘back to the future’ en zetten aios aan het roer op zoek naar heroïsche ontdekkingen. Zoals Doc Brown in de film zei: ‘Where we’re going, we don’t need roads’. In ons digitale tijdperk klinkt dit al lang niet vreemd meer. Maar ook een relatief eenvoudig concept zoals een onderwijs dependance scheelt heel wat tijdreizen. Deze editie Voormalig cursist Metsemakers schrijft in zijn column over harmonisatie en kortsluiting binnen Europa. Huisartsdocent Raymond Lonij neemt u in gedachten mee naar Afrika, waar hij later dit jaar zal meedoen aan de Kenya Classic voor het goede doel (Amref). Een aantal medewerkers behaalde het 25-jarig ambtsjubileum. Voor de meeste nieuwe medewerkers is dit nog ver weg: zij stellen zich aan u voor. De onderwijzers praten u bij over theorie en praktijk en de voortgang rondom het nieuwe coschap. In de wetenschap is het een komen en gaan: we hebben een aantal prachtige promoties te melden (waarvan één cum laude!). Onze vijver is weer volop gevuld; intussen wordt er ook stevig gepubliceerd. Deze artikelen worden voor u samengevat in de rubriek ‘Bruikbare Wetenschap’ die deze keer door Joris Linmans werd geschreven onder supervisie van Jochen Cals. De naaste collega van Jochen, AIOTHO Eefje de Bont, won weer een prijs; deze keer betrof het haar prestatie als beloftevolle student. Onze andere beloftes, de 6e-jaars geneeskundestudenten die bij ons hun wetenschapsstage volgen (WESP-en), zijn in deze vroege lente grotendeels uitgezwermd; een aantal van hen schreef over de stage. De nieuwe lichting WESP-en vult onze kamers, zij zullen tot de zomer bij ons rondzwermen of mee rennen met ons team bij Maastrichts Mooiste op zondag 15 juni. U mag ook met ons meelopen! Onze bijna 40-jarige Huisartsopleiding vergrijst ten dele. Soms met opzet, omdat huisartsen die afscheid nemen van hun praktijk (de eerste lichtingen!), nu weer hier komen werken als staflid. Een aantal stafleden heeft nu definitief de opleiding verlaten, meestal gevierd in kleine kring, maar we proberen u nog wat beelden mee te geven. Buiten beeld maar opnieuw in beeld: ex-aios Fanneke de Winter. Hoe een Limburgse aios eilanddokter op Texel werd. Zij en haar man wonen en werken daar met veel plezier. De huidige aios leren nu: Sophie, inmiddels derdejaars aios, vertelt over haar ervaringen op de HAP. De LOVAH Maastricht organiseert het eigen jaarcongres onder de naam ‘In Motion’, in beweging. Opleiders hebben de tweedaagse in de Kapellerput achter de rug en opleidercoördinator Stijn de Vries heeft nog een aantal leerpunten te melden. Opleider mr. Arie de Jong zocht voor u uit of de patiënt ook plichten heeft. Wat denkt u? Redactielid Hendrik Jan sluit zijn serie ‘bijzonder bekwaam’, maar komt spoedig terug. Tot die tijd verveelt hij zich niet, want de nieuwe sollicitanten voor de opleiding komen er aan en wij gaan met ze praten over gedrag in het verleden en de toekomst. Zo blijft de leercirkel rond. The future is now! Babette Doorn 3
Pagina 4
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Van de voorzitter Harmoniseren van Huisartsgeneeskunde in Europa? DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM1 Met een zekere regelmaat hebben we als huisartsen discussies over de wijze waarop we de zorg voor onze patiënten inrichten. We zetten veel experimenten in gang, maar wachten voordat we overgaan tot invoering van de innovatie op grotere schaal, de evaluaties niet altijd af. Dat hebben we op het gebied van de Huisartsenposten gezien en zien we nu op het gebied van ‘anderhalvelijnszorg’.1 Die innovatiekracht (het zelf (her)inrichten van de zorg en beschrijven van de resultaten) maakt dat de Nederlandse huisartsgeneeskunde voor veel huisartsen uit andere Europese landen als voorbeeld geldt. Belangrijke kenmerken die genoemd worden: de overheid erkent het belang van een sterke eerste lijn met een centrale positie van de huisarts, de structuur staat innovaties toe waarbij de overheid niet de sturende machtsfactor is, de huisarts is door zijn goede opleiding ook in staat kwaliteit te leveren waardoor hij/zij ook gewaardeerd wordt door klinische specialisten. Het is dus logisch dat huisartsen uit andere landen elementen van de Nederlandse, maar ook Deense en Engelse gezondheidszorg willen invoeren, liefst via Europese regelgeving in Brussel. Als huidig voorzitter van de Europese huisartsen (verenigingen), hoor ik dat streven tot harmonisatie van de zorg en daarmee ook harmonisatie van de huisartsopleiding regelmatig genoemd worden als oplossing. Nu heeft harmonisatie zeker zijn voordelen. Omdat ik wel eens reis, zou ik heel graag zien dat we in de hele wereld hetzelfde soort stopcontact en stekker zouden hebben. Maar of harmonisatie voor de huisartsenzorg en de huisartsopleiding ook opgaan, vraag ik me af. Elk land heeft zijn eigen geografie (denk aan rural/remote areas) en demografie. Afstanden tussen dorpen en steden (de bevolkingsdichtheid) en de daarbij behorende structuur van de gezondheidszorg verschillen sterk. Kijk maar naar verschillen tussen Nederland, Noorwegen, en Kazachstan. Het ‘Europe van de WHO’ is dus groter dan het ‘Europa van de EU’. In Nederland kun je grofweg zeggen dat iedere patiënt met de verdenking op een gebroken been binnen 20-30 1 En President of WONCA Europe vanaf 2013 4 minuten in een ziekenhuis kan zijn. Dat is in Noorwegen en Kazachstan zeker niet altijd het geval. In Nederland is het gipsen van een gebroken ledemaat iets voor de specialist in de tweede lijn, terwijl in een deel van het dunbevolkte Noorwegen en Kazachstan dat meer een vaardigheid is die beheerst moet worden door de (huis) arts in de eerstelijn. Harmoniseren van de opleiding neigt dan snel naar maximaliseren. Immers de in Europa opgeleide huisarts mag/moet in alle Europese landen kunnen werken, en zou dan alles moeten beheersen wat in een van die landen een relevante vaardigheid zou zijn. Dat zou een enorme verspilling van opleidingstijd tot gevolg hebben. We zouden immers heel veel huisartsen vaardigheden aanleren die ze vervolgens niet of nauwelijks in hun praktijk zullen toepassen c.q. te weinig toepassen om hun vaardigheid op peil te houden. We zullen een middenweg moeten vinden tussen een goede, voor iedereen acceptabele definitie van huisartsgeneeskunde en de daarvan af te leiden competenties, die als uitgangspunt voor de huisartsopleiding dienen. Die zijn naar mijn mening al beschreven in de European Definition of General Practice c.q. Family Medicine, en de EURACT Educational Agenda.* Het beschouwen van de definitie en de Educational Agenda iets als gemeenschappelijks en daarop harmoniseren, is genoeg werk. Laten we erkennen dat er verschillen zijn, die niet te harmoniseren zijn. Maar de stopcontacten en stekkers wel s.v.p. * Zie links: www.woncaeurope.org/gp-definitions www.euract.eu/publications/official-documents/viewcategory/ 3-official-documents op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Kenya Classic Mountainbiken voor betere zorg in Afrika DOOR RAYMOND LONIJ, HUISARTS (IN UBACHSBERG) EN DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Van 11 tot en met 18 oktober 2014 vindt de vierde editie van de Kenya Classic plaats. Een mountainbiketocht van 400 km in 6 dagen langs projecten van Amref Flying Doctors in zuidelijk Kenia, in de buurt van het Nationaal Park Amboseli. Een groot deel van de tocht zal worden verreden over rode aarde en dirty tracks, met de indrukwekkende Kilimanjaro aan de horizon. Naast het avontuur, de fysieke inspanning en mentale uitdaging, heeft de Kenya Classic een veel belangrijker doel: een bijdrage leveren aan een betere gezondheidszorg in Afrika. Sponsorgeld voor Amref Flying Doctors Komende tijd train ik hard voor deze uitdaging, samen met mijn schoonzusje. Wij strijden als team onder de naam ‘Biking for Africa.’ We willen zoveel mogelijk sponsorgeld voor Amref Flying Doctors ophalen. Ons doel is om minimaal € 10.000 bij elkaar te krijgen. Voor het belangrijke werk van Amref Flying Doctors klimmen wij (en nog 98 andere deelnemers) graag een week op de fiets. Als groep kunnen wij veel bereiken. In 2013 bracht de Kenya Classic ruim 550.000 euro op voor Amref Flying Doctors. Dat willen we dit najaar overtreffen. De organisatie Amref Flying Doctors is een onafhankelijke organisatie en heeft als doel een goede en toegankelijke gezondheidszorg voor alle Afrikanen. Amref Flying Doctors is de grootste Afrikaanse gezondheidsorganisatie. Met voorlichting, preventie, opleiding en onderzoek richten zij zich op het behoud van gezondheid. Zo werken zij samen met de lokale bevolking aan goed functionerende gezondheidssystemen en een gezonde toekomst. Ze zijn pionier op het gebied van community based gezondheidszorg en een regionale leider in moeder- en kindzorg. Een heel bekend onderdeel van hun werk is outreach: met kleine vliegtuigen worden specialisten naar afgelegen plaatsen vervoerd om daar te opereren en tegelijkertijd het lokale zorgpersoneel op te leiden. Meer dan 97% van alle medewerkers zijn Afrikanen. Alle projecten en programma’s worden ontwikkeld en uitgevoerd door mensen die hun wortels hebben in lokale gemeenschappen en die alle tradities en gebruiken heel goed kennen. Amref heeft ruim 50 jaar ervaring in Afrika en weet – op alle niveaus – de weg in dit bijzondere continent. Voor meer informatie, kijk op www.amref.nl. Wat gebeurt met het sponsorgeld? Het geld van ons team ‘Biking for Africa’ komt direct ten goede aan de projecten van Amref Flying Doctors. Enkele voorbeelden wat geld voor hen kan betekenen: • Voor € 15 kan Amref een verloskundige-set aanschaffen. Voor een veilige bevalling is hygiëne voorwaarde nummer één. Met deze set kan de verloskundige haar werk goed doen. • Voor € 30 kan Amref 2 personen toegang tot schoon water geven. • Voor € 60 kan een gezondheidsmedewerker een fiets kopen om patiënten in afgelegen dorpjes te bezoeken en te helpen. • Voor € 140 kan Amref 20 kinderen beschermen tegen malaria door het kopen van malarianetten. Malaria is een van de belangrijkste doodsoorzaken in Afrika. • Voor € 300 krijgt een lokale verpleegkundige een opleiding basisgezondheidszorg. Een bijdrage leveren? Dat kan op twee manieren. U kunt zelf deelnemen aan de Kenya Classic en minimaal € 5000 sponsorgeld bijeen zien te krijgen voor dit geweldige doel. U moet wel wat doorzettingsvermogen hebben en uzelf op de proef willen stellen. Daarnaast moet u bereid zijn € 1750 deelnamegeld te betalen. Hiervoor overnacht u dan wel ‘erg luxe’ in tenten en lemen hutjes en zijn alle overige kosten inbegrepen (vlucht, transport van uw mountainbike, maaltijden en de service voorzieningen onderweg). Door deel te nemen kunt u met eigen ogen zien waar je sponsorgeld terecht komt en wat het doet met en voor de mensen daar. Ga om in te schrijven naar www.kenyaclassic.nl. Wilt u liever minder avontuur, fysieke inspanning en mentale uitdaging? Ik zou het geweldig vinden als collega’s een financiële bijdrage willen leveren door ons team ‘Biking for Africa’ te sponsoren. Ga dan naar onze website www.bikingforafrica.nl en sponsor via de ‘sponsor ons!’- button. Ook voor meer informatie over het doel en ons team kunt u terecht op onze website. Alvast mijn hartelijke dank voor uw steun! 5
Pagina 6
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Broodje Orthomanipulatie en aspecifieke klachten van de wervelkolom DOOR JOS OVERTOOM, ARTS ORTHOMANUELE GENEESKUNDE TE NEERBEEK Tijdens de wekelijkse presentatiecyclus ‘Broodje’ bij onze vakgroep, hield Jos Overtoom in het najaar van 2013 een voordracht over orthomanipulatie. Orthomanipulatie is onderdeel van de orthomanuele geneeskunde (OMG) (www.nvomg.nl; www.romg.nl). Vakinhoudelijk aan te duiden als niet-invasieve orthopedie en vergelijkbaar met de vakinhoud van de in Duitstalige landen alom erkende Facharzt für Orthopedie (www.bvou.net). Zoals in Duitsland, zou OMG in Nederland dezelfde rol kunnen spelen in het kader van screening en nazorg voor orthopedie, als neurologie en cardiologie dit doen voor de daar bijbehorende chirurgie. De voordracht behelsde op verzoek van onze vakgroep een weergave van de visie op ontstaan en behandeling van klachten van het bewegingsapparaat, in het bijzonder van de wervelkolom(1), geen wetenschappelijke verhandeling daarover. De incidentie en prevalentie van acute en chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat, is in de huisartsenpraktijk zeer hoog. Orthopedisch gaat het in pathologische zin om contusie, distorsie, (sub)luxatie, (partiële) ruptuur, fractuur, arthrose of inflammatie. Algemeen wordt geaccepteerd, dat deze pathologie in en rondom gewrichten voorkomt en diagnostisch als zodanig wordt benoemd. In vrijwel alle leerboeken orthopedie en ook in de standaarden HAG wordt deze nomenclatuur gebruikt bij acute en chronische aandoeningen van de gewrichten van bovenste en onderste extremiteit(2,3) met vrijwel altijd een mechanische oorzaak (trauma, overbelasting) met soms verstoring van de normale anatomische configuratie. Opvallend genoeg gebeurt dit niet bij diagnostiek van aandoeningen van de wervelkolom. Er is in >90% sprake van aspecifieke rugklachten.(1) Maar zijn die wel zo aspecifiek? De wervelkolom bevat 135(!) gewrichten, inclusief uncovertebrale, intervertebrale synchondrosen (disci) en de SI-gewrichten. In de orthomanipulatie gaat men ervan uit, dat ook in de wervelkolom eerder genoemde pathologie de oorzaak is van klachten en veroorzaakt wordt door mechanische factoren, met name traumata, vooral sacraal, lumbaal en cervicaal als mechanisch onnatuurlijk zwaarst belaste delen. 6 De kans hierop wordt groter wanneer de normale anatomische verhoudingen al verstoord zijn. Dit is het geval bij de aanwezigheid van een structurele of functionele scoliose, waarbij eigenlijk sprake is van driedimensionale vertebrale standsafwijkingen t.o.v. het normale, in orthomanuele zin geduid als dislocaties, tweedimensionaal waarneembaar op iedere röntgenfoto, waarop een scoliose zichtbaar is! Vreemd genoeg definieert de orthopedie een scoliose pas, wanneer de Cobbse hoek meer dan, volstrekt arbitrair, 10 graden bedraagt. Minder dan 10 graden wordt afgedaan als niet relevant en bij jongeren zelfs oneerbiedig een ‘schooliose’ genoemd.(2) Echter is bij minder dan 10 graden ook sprake van verstoring van de normale biomechanische balans. De prevalentie van alle scolioses is bijzonder hoog. Exacte cijfers zijn niet bekend. Onderzoek in de eigen praktijk bij meegebrachte foto’s en verslagen levert een percentage op van >60 (alle scolioses meegeteld, ook <10 graden). Behalve wellicht het gebit kent geen enkel andere groep organen of mechanische keten een dergelijk hoog percentage afwijkingen t.o.v. het normale! Opvallend genoeg is in tegenstelling tot de disbalans in de wervelkolom de aandacht voor preventie en behandeling bij het gebit zeer groot en vindt al op jonge leeftijd plaats. De meeste scolioses zijn functioneel/ compensatoir op basis van dislocatie van het sacrum, vooral bij bekkenscheefstand en/of bekken(ver)wringing, veelal mechanisch veroorzaakt in de jeugd op basis van onnatuurlijke belasting, vooral traumata (sport en spel) en versterkt door eenzijdige dominantie of mechanische belasting op volwassen leeftijd (vallen, bevallen). Slechts in circa 10% is een absoluut beenlengteverschil de oorzaak, wat duidelijk wordt bij onderzoek van het bekken in zit en in stand! Overigens kan ook bij een niet-scoliotische wervelkolom een trauma leiden tot dislocatie op lokaal niveau en eveneens kan dit in elk perifeer gewricht. De (scoliotische) verandering van de normale anatomie leidt in de inter-, en perivertebrale structuren in de anatomische houding tot ongelijke druk (disci, facetgewrichten) en ongelijke spanning (kapsel, ligamenten en spieren). En zoals in of rondom elk perifeer gewricht kan bij – al dan niet traumatische – mechanische op één lijn 48 1 e uitgave 2014 overbelasting één of meerdere van deze structuren pathomorfologisch beschadigen en klachten veroorzaken, bv. distorsie of (partiële) ruptuur van spier, ligament, annulus of kapsel, contusie van discus of kapsel, arthrose en inflammatie van (facet)gewricht(en), vooral lumbaal en cervicaal, de mechanisch zwaarst belaste delen in de ADL. De kans daarop is in een scoliotisch veranderde wervelkolom evident groter! (NB. als dit aspecifieke oorzaken zijn, zou men dezelfde aandoeningen in perifere gewrichten ook aspecifiek moeten noemen). De pathologie leidt meestal tot acute pijn, in 80% van de gevallen spontaan herstellend binnen 4 weken. 20% gaat over in een chronisch pijnsyndroom. In de praktijk en ook in de literatuur worden al anamnestisch en fysischdiagnostische classificaties gebruikt, die zowel bij acute als chronische klachten gerelateerd kunnen worden aan de pathologie, en fysisch-diagnostisch en therapeutisch van waarde (kunnen) zijn.(4) Behandeling van (chronische) klachten van wervelkolom en/of perifere gewrichten wordt meestal gedaan door fysiotherapeuten, maar zeker bij chronische klachten ondergaan veel patiënten manuele therapie, osteopathie, chiropractie of orthomanuele geneeskunde. Desondanks is er binnen het curriculum geneeskunde nog altijd weinig of geen aandacht voor deze disciplines en weten vooral huisartsen niet welke behandeling hun patiënten ondergaan. In de orthomanipulatie is vooral aandacht voor de scoliotische dislocaties, maar ook voor geïsoleerde dislocaties in de wervelkolom en ook dislocaties in perifere gewrichten. Therapeutisch worden op systematische wijze low-energy manipulaties (geen ‘kraken’) van bekken, wervelkolom en perifere gewrichten gebruikt met opvallend resultaat, bij acute klachten vooral door afname van de hersteltijd, bij chronische pijn door opvallende reductie van de pijn en vaak ook volledig herstel.(5,6) Op dit moment wordt aan het EMGO-instituut van de VU in Amsterdam onderzoek gedaan naar de effectiviteit van orthomanuele geneeskunde. Huisartsen krijgen een verzoek bij te dragen aan dit onderzoek. Aanbevelingen: • Onderzoek naar pijnsyndromen en een mogelijke pathofysiologische basis daarvoor, rekening houdend met de algemeen aanvaarde orthopedische nomenclatuur, is gewenst. • Het is aan te bevelen onderzoek te doen naar de incidentie/prevalentie van elke vorm van scoliose en of er correlatie bestaat tussen de aanwezigheid van scoliose en het ontstaan van klachten van de wervelkolom. • Er zou gekeken kunnen worden naar orthomanuele geneeskunde i.c.m. sportgeneeskunde als voorportaal (preoperatieve screening) en nazorg voor orthopedische ingrepen: als orthopedie versus orthopedische chirurgie (vgl. Duitsland). • In het curriculum geneeskunde/ HAG zou meer aandacht moeten zijn voor de inhoud van de verschillende disciplines, die zich bezighouden met behandeling van patiënten met aandoeningen van het bewegingsapparaat, zodat de huisarts met voldoende kennis over de veelgebruikte therapievormen de patiënt kan adviseren.(7) Bronnen: 1. M54 NHG-standaard aspecifieke lage rugpijn en M55 NHG-standaard lumboradiculair syndroom. NHG-standaarden voor de huisarts 2013 deel 1, pag. 695. 2. Leerboek orthopedie, 3e herziene druk 2013 onder redactie van Verhaar et al. 3. NHG-standaarden voor de huisarts 2013, sectie L: o.a. M04, M67, M08, M66. 4. O’Sullivan, P. Diagnosis and classification of chronic low back pain disorders: Maladaptive movement and motor control impairments as underlying mechanism. Man. Therapy 10 (2005) 242-252. 5. Alberts, JWB en Keizer, ED, Een onderzoek naar de waarde van orthomanuele geneeskunde. Proefschrift. Uitgever: Eburon Delft 1990. ISBN 90-5166-178-9. 6. Lindroos, S., Nix, R. en Bie de, Academisch Ziekenhuis Maastricht, effectonderzoek naar de waarde van de orthomanuele geneeskunde. 2003. 7. Elise A. van de Veen, MSc, Henrica C.W. de Vet, PhD, Jan J.M. Pool, Wouter Schuller, MD, Annemarie de Zoete, DC, and Lex M. Bouter, PhD.: variance in manual treatment of nonspecific low-back pain between orthomanual physicians, manual therapists, and chiropractors 7
Pagina 8
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Stelt zich voor Maartje Willeboordse POST-DOC ONDERZOEKER Mijn naam is Maartje Willeboordse en ik ben sinds februari 2014 werkzaam als post-doc onderzoeker bij huisartsgeneeskunde. Ik ben 26 jaar, en woon in de binnenstad van Maastricht samen met mijn vriend. Ik ben opgegroeid in Dongen (Brabant) en ben in 2005 naar Maastricht gekomen om Gezondheidswetenschappen met de major Bewegingswetenschappen te studeren. Ik kwam er tijdens mijn studie achter dat mijn interesse vooral lag bij de preventieve mogelijkheden van beweging en een gezonde leefstijl. De afgelopen 4 jaar heb ik bij de afdeling kindergeneeskunde in het azM gewerkt als PhD student aan een onderzoek naar overgewicht, astma en beweging bij kinderen (de Mikado-studie). Tijdens dit promotie onderzoek heb ik in een groep kinderen met astma en overgewicht de effecten van een gewichtsverliesprogramma op astma onderzocht. Dit was een leuke kennismaking met de vele facetten van onderzoek, en het heeft mij enthousiast gemaakt om verder te gaan in het onderzoek. Ik hoop na de zomer mijn proefschrift in het openbaar te verdedigen. Mijn onderzoek bij huisartsgeneeskunde gaat over gezonde basisscholen in de regio Parkstad. Dit is een ambitieus project, waarbij basisscholen in Parkstad hun leerlingen een lesprogramma zullen aanbieden met meer aandacht voor beweging, sport en gezonde voeding. Ik zal meehelpen met het onderzoeken van de effecten van dit lesprogramma op een heleboel uitkomstmaten zoals fysieke en mentale gezondheid, schoolprestaties, voedselkeuze, kosteneffectiviteit etc. Dit is een project van scholengroep MOVARE, Universiteit Maastricht, de GGD en vele lokale partners. Afgelopen maand is een grote subsidieaanvraag over dit project ingediend bij de Provincie Limburg. Ik zal me de komende tijd bezig houden met het coördineren van de vele onderzoeksvragen en uitkomstmaten, en het schrijven van andere subsidie aanvragen. Een hele spannende periode dus! In mijn vrije tijd sport ik graag, vooral hardlopen, spinning of een groepsles zoals conditietraining. Daarnaast zeil ik af en toe, hou ik van tv series zoals Breaking Bad, festivals, en ben ik gek op vakanties en weekendjes weg. Tot snel bij HAG! Stelt zich voor Sandra Beurskens BIJZONDER HOOGLERAAR Sinds 1 september 2013 ben ik bijzonder hoogleraar ‘Doelgericht meten in de zorgpraktijk’ bij onze vakgroep Huisartsgeneeskunde, binnen het CAPHRI programma Implementation of Evidence van Trudy van der Weijden. Het doel van mijn onderzoek is om het meten eenvoudiger, leuker, simpeler, en vooral doelgerichter te maken en na te gaan waar het vooral wat minder kan. 8 Er wordt veel gemeten; in wetenschappelijk onderzoek, in de dagelijkse praktijk en steeds meer om kwaliteit van zorg in kaart te brengen. Meten moet in deze context breed gezien worden. Het betreft niet alleen functietesten of testen waarbij een patiënt op een gestandaardiseerde wijze geobserveerd en op één lijn 48 1 e uitgave 2014 gescoord wordt. In de dagelijkse zorgpraktijk wordt steeds vaker gebruik gemaakt van ‘Patient Reported Outcome Measures’ (PROMs), waarbij met behulp van vragenlijsten of interviews informatie direct van de patiënt verkregen wordt. Het gaat dan om subjectieve informatie over functioneren of participatie. Bij de ontwikkeling van meetinstrumenten is veel aandacht voor de meetkwaliteiten zoals betrouwbaarheid en validiteit, maar er is nagenoeg geen aandacht voor de hanteerbaarheid en implementatie in de praktijk. De meeste meetinstrumenten zijn ontwikkeld voor gebruik in wetenschappelijk onderzoek en vaak veel te lang en moeilijk voor gebruik in de praktijk. Ook worden meetinstrumenten te pas en onpas aanbevolen zonder dat er stil gestaan wordt wat je met de resultaten kunt doen en hoe ze te gebruiken in de praktijk. Onderzoek binnen hogescholen Ik combineer het hoogleraarschap met een functie als lector ‘Autonomie en Participatie van Chronisch Zieken’ binnen de Faculteit Gezondheidszorg, Zuyd Hogeschool in Heerlen. Ik vind het een uitdaging om deze werelden met elkaar te verbinden. Het onderzoek binnen hogescholen is georganiseerd binnen lectoraten, het varieert van kleine projecten tot promotieprojecten. Onze promotieonderzoeken zijn ondergebracht bij CAPHRI. De onderzoeksprojecten worden altijd uitgevoerd in intensieve samenwerking met de zorgpraktijk, onderwijs en professionals met als achtergrond fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, biometrie, verpleegkunde en creatieve therapie en natuurlijk huisartsgeneeskunde. Om een indruk te krijgen waar we mee bezig zijn verwijs ik naar de sites: www.zuyd.nl/lectoraat/aenp, www.meetinstrumentenzorg.nl en www.m-i-n-d.org. Stelt zich voor Cara Valk GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING Na een hartelijk welkom bij de huisartsopleiding ben ik in november 2013 aan de slag gegaan als gedragswetenschappelijk docent. Ik studeerde Pedagogische en Andragogische wetenschappen aan de Radboud Universiteit in Nijmegenen heb me gespecialiseerd in het opleiden en leren van volwassenen. De rode draad in mijn loopbaan is het begeleiden van zorg- en medische professionals en het ontwikkelen van opleidingstrajecten, steeds pendelend tussen praktijk en wetenschap. Aan het Radboud UMC was ik docent, supervisor en coördinator van het opleidersonderwijs voor de opleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde en trainer Persoon en Beroep en supervisor voor de huisartsopleiding. Sinds december begeleid ik samen met Charles Verhoeff een Maastrichtse derdejaars aiosgroep in Eindhoven. Hopelijk groeien zij uit tot stevige en bekwame professionals, daar draag ik met plezier een steentje aan bij. Naast mijn werk als docent ben ik supervisor voor toetsgroepen, werk ik als NHG-teamcoach en verzorg trainingen. Voor wie meer van me wil weten: in Maastricht ben ik geregeld te vinden op maandagmiddag en dinsdag. Loop gerust een keer binnen op kamer B0.078. Of mail me: cara.valk@maastrichtuniversity.nl Korte Lijntjes Dagje uit Op vrijdag 6 juni is het Dagje uit voor medewerkers van de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Houdt u rekening met verminderde telefonische bereikbaarheid op die dag. 1 juni 2014 Ambtsjubilea 25 jarig ambtsjubilea: 1 januari 2014 1 maart 2014 Jos Boesten, huisartsonderzoeker Arno Goudsmit, gedragswetenschapper Huisartsopleiding Trudy van der Weijden, hoogleraar implementatie 9
Pagina 10
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde nieuwe stijl Toetsing in de nieuwe masterfase DOOR MARION VAN LIEROP, COÖRDINATOR COSCHAP HUISARTSGENEESKUNDE EN MIRIAM JANSSEN, COÖRDINATOR COSCHAP SOCIALE GENEESKUNDE In nummer 47 van Op één Lijn hebben we u iets verteld over het facultaire onderwijs tijdens de terugkomdagen in het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde nieuwe stijl. Dit nieuwe geïntegreerde coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde zal in januari 2015 van start gaan. Het nieuwe coschap is onderdeel van de herziening van de masterfase van de opleiding geneeskunde aan de Universiteit Maastricht, waarbij de 11 klassieke coschappen plaats maken voor 5 nieuwe grote coschappen die in een vaste volgorde tijdens master jaar 1 en 2 doorlopen zullen worden, inclusief twee keuze coschappen van respectievelijk 10 en 8 weken (figuur 1). De eerste studenten in de nieuwe masterfase zijn inmiddels september jongstleden gestart in de coschappen snijdend en beschouwend. Masterjaar 1 & 2 12 weken Coschap beschouwend (o.a. interne geneeskunde, cardiologie, ouderengeneeskunde) 12 weken Coschap snijdend (o.a.heelkunde, urologie, orthopedie) 10 weken 20 weken 12 weken Moeder en kind (o.a. gynaecologie, kindergeneeskunde) Neurowetenschappen (o.a. neurologie, psychiatrie, KNO, oogheelkunde) Huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde Figuur 1: volgorde coschappen: de eerste twee coschappen kunnen ook in omgekeerde volgorde doorlopen worden, eerst snijdend, dan beschouwend; keuzecoschappen (2) zijn niet opgenomen in dit schema; Coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde wordt altijd aan eind masterjaar 2 doorlopen Uitgangspunt voor de toetsing in de masteropleiding nieuwe stijl is het Raamplan 2009 en de daarin omschreven eindtermen en competenties (uit: Toetsplan voor de masteropleiding geneeskunde nieuwe stijl, mei 2013). Toetsing in de masterfase vervult daarbij een aantal doelen: • Sturen en stimuleren van het leren • Ondersteunen van beslissingen over voortgang • Feedback over het curriculum en kwaliteit van de opleiding Bovenstaande impliceert dat de toetsing uitdagend moet zijn en ingebed moet worden in het leerproces van de student. Daarnaast dient de toetsing longitudinaal te zijn en zijn uitspraken over competenties en competentieontwikkeling altijd gebaseerd op feedback die op meerdere momenten tijdens een coschap c.q. de coschappen, in verschillende leer-/werksituaties (op de werkplek en tijdens de terugkomdagen) en door verschillende beoordelaars is gegeven. Individuele evaluatiemomenten zijn daarbij leermomenten en geen beslismomenten. 10 De aanleiding voor de herziening van de masterfase is de komst van het nieuwe Raamplan arts opleiding 2009. In dit Raamplan is het profiel van de arts beschreven aan de hand van 7 rollen c.q. competentiedomeinen (zoals die beschreven worden voor de vervolgopleidingen) conform het model CanMEDS-2005 (figuur 2) . Rollen in raamplan artsopleiding Medisch deskundige Communicator Samenwerker Organisator Gezondheidsbevorderaar Academicus Beroepsbeoefenaar Figuur 2: model CanMEDS-2005 In dit nummer willen we u graag bijpraten over de nieuwe manier van toetsing in de herziene masterfase en het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde. Competentiedomeinen in vervolgopleidingen Medisch handelen Communicatie Samenwerking Organisatie Maatschappelijk handelen Kennis en wetenschap Professionaliteit op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Wat is er nieuw? Elke student gaat tijdens de driejarige masterfase begeleid worden door een mentor. Deze mentor is doorgaans een praktiserend arts en betrokken bij het onderwijs aan coassistenten op een van de werkplekken in de eerste of tweede lijn. De mentor heeft naast een belangrijke rol als coach van de student ook een rol als beoordelaar van de student. Het longitudinale karakter van competentieontwikkeling vormt het uitgangspunt bij de begeleiding en beoordeling van studenten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een elektronisch portfolio, Epass. Het portfolio is een verzamelinstrument waarin de student relevante feedback en informatie over zijn/ haar competentieontwikkeling kan opslaan. Het is de bedoeling dat de student vooral narratieve feedback krijgt, bijvoorbeeld door directe observatie tijdens een patiëntencontact of door toetsing aan de hand van een product , zoals een verwijsbrief. Er worden geen rapportcijfers meer gegeven. kan zien waar hij/zij staat in de competentieontwikkeling, bijvoorbeeld in de vorm van een spinnenwebdiagram (figuur 3) waarin zijn/haar functioneren op de 7 onderscheiden competenties wordt afgezet tegen het functioneren van de andere studenten in zijn opleidingscohort. De student maakt voor de start van elk coschap een startdocument waarin hij/zij reflecteert op de eerder verkregen feedback (op de 7 competenties) en vervolgens een leerplan en leerdoelen maakt voor het coschap waaraan hij/zij gaat beginnen. Dit document wordt besproken met de mentor. Op drie momenten wordt er door de mentor een zwaarwegend advies gegeven aan de masterbeoordelingscommissie over de voortgang van de student in de masterfase. Voor het eerst gebeurt dit na de eerste twee grote coschappen, snijdend en beschouwend. Dat kan in voorkomende gevallen betekenen dat de mentor het zwaarwegende advies geeft dat de student niet verder kan zonder eerst te remediëren bijvoorbeeld op het gebied van medische kennis, communicatie of professioneel gedrag, omdat het niveau op deze competenties op dat moment beneden verwachting is. Er zijn voor de studenten en mentoren duidelijke criteria/ richtlijnen opgesteld om deze beoordelingsmomenten goed vorm te geven. Het coschapspecifieke toetsplan voor het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde is nog in ontwikkeling. Natuurlijk zal de huisartsopleider net als nu in het huidige coschap de coassistent feedback gaan geven naar aanleiding van geobserveerde patiëntencontacten. Ook zal de coassistent feedback krijgen op een aantal ‘producten’. Daarbij kunt u denken aan een casuspresentatie tijdens de terugkomdag of het maken van een verwijsbrief. Figuur 3: Epass: spinnenwebdiagram Het portfolio is voor de student een instrument dat de basis vormt voor reflectie en zelfsturend leren. De student Hebt u nog tips of ideeën over toetsing op de werkplek? Deze zijn altijd welkom, mail gerust naar marion.vanlierop@maastrichtuniversity.nl. 11
Pagina 12
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Uit de Hoofden Opleiden: theorie en praktijk DOOR JEAN MURIS EN LAURY DE JONGE1 Heeft u recent ook gelezen in Huisarts & Wetenschap dat huisartsopleiders minder werkdruk en werkbelasting ervaren dan huisartsen die geen opleider zijn? Ook is de aanwezigheid van een opleider in de praktijk geassocieerd met meer kwaliteit van zorg.2 Gelukkig zijn velen van u betrokken bij het opleiden van coassistenten en huisartsen in opleiding! U wordt daarin, zo blijkt ook uit onze evaluaties, hoog gewaardeerd. Bewust of meer onbewust speelt u zo een cruciale rol in het leren van de student of collega-in-spe. Daarbij maakt u optimaal gebruik van de langere één-op-één relatie die u hebt met uw pupil. Maar wat gebeurt er nu precies in die interactie? Welke ingrediënten zijn nodig voor een positief leerklimaat waarin leren en ontwikkeling mogelijk is? Welke factoren worden hierin juist als belemmerend ervaren? Jonne van der Zwet promoveerde recent op dit onderwerp, met een zeer lezenswaardig proefschrift getiteld ‘Identity, Interaction and Power’.3 Zie elders in dit blad op pagina 22 en 23. Een ervaren opleider leidt waarschijnlijk anders op dan een huisarts in opleiding. In het ziekenhuis is het heel gewoon dat de coassistent wordt opgeleid en wordt mede beoordeeld door de aios. Een aantal huisartsen in opleiding begeleidt coassistenten: het aios-co model. Gaston Peek en Peter Oostveen werden – uiteraard goed begeleid door stafleden – voor de leeuwen geworpen. In het laatste jaar van hun opleiding gingen zij de uitdaging aan en begeleidden een coassistent huisartsgeneeskunde. Zo beleefden zij de overgang van lerende naar leraar. Als er meer van dit soort leersituaties zouden kunnen ontstaan, zou het goed zijn via onderzoek van onderwijs erachter te komen hoe coassistenten leren van aios: geldt voor hen ook de één-op-één relatie, het rolmodel? Voer voor een nieuw proefschrift! 1 Hoofd Huisartsopleiding en Laury de Jonge, hoofd onderwijs basiscurriculum vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht 2 Pieter van den Hombergh et al. Hogere kwaliteit bij praktijken van huisartsopleiders. Huisarts en Wetenschap 2013; september. 3 Jonne van der Zwet. (30-01-2014). Identity, Interaction and Power. Explaining the affordances of doctor-student interaction during clerkships. Maastricht, Maastricht University. Studentprijs Eefje de Bont Op vrijdag 10 januari 2014 vierde de Universiteit Maastricht haar 38e verjaardag. Traditiegetrouw werden er tijdens deze ‘Dies Natalis’ verschillende prijzen uitgereikt waaronder de Studentprijs voor beste afstudeerscriptie van het afgelopen jaar. Zeven afgestudeerden kregen namens de Stichting Wetenschapsbeoefening een studentprijs. Eén van hen was Eefje de Bont, inmiddels AIOTHO bij onze vakgroep Huisartsgeneeskunde. De titel van haar scriptie luidde: ‘Oral and topical antibiotic prescriptions for children in general practice’, FHML 12 op één lijn 48 1 e uitgave 2014 See one, do one, teach one Het achtste competentieprofiel DOOR PETER OOSTVEEN EN GASTON PEEK, DERDEJAARS AIOS Veel derdejaars AIOS zullen het wel herkennen; het einde van de opleiding is in zicht, je voelt je steeds meer gemotiveerd en bekwaam om het huisartsenvak zelfstandig uit te voeren, weg onder de vleugels van je opleider en het instituut. De leergesprekken worden anders, het gaat minder over medisch inhoudelijke zaken en communicatie, je rol als arts en persoon worden steeds meer besproken en tegen het licht gehouden. Is er nog meer uit te halen die laatste maanden? Begin november werden wij gevraagd om in een driehoeksverhouding coassistent-AIOS-opleider, een coassistent huisartsgeneeskunde onder onze hoede te nemen en binnen tien weken de kennis, kunde en schoonheid van ons vak bij te brengen. Dit alles onder maandelijkse supervisie van Lilian Aarts, Henk Goettsch en Laury de Jonge. Hierin werd de voortgang besproken, geëvalueerd, gereflecteerd, maar vooral: hoe ontwikkelt jouw competentie als opleider zich? Buiten het feit dat het enorm leuk en gezellig is om een jonge collega in de praktijk erbij te hebben, draagt de rol als opleider ook bij aan de ontwikkeling van de AIOS als medisch professional en persoon. Voor de ontwikkeling van klinische competentie van coassistenten is goede begeleiding natuurlijk heel belangrijk. Ik merkte meer scherpte bij mezelf, want de co komt af en toe met medisch inhoudelijke vragen waarbij je diep moet graven in je medische kennis. De uitvoering van een wigexcisie, onder nieuwsgierig oog van de co, moet uiteraard uitmuntend gebeuren. Tevens word je meer bewust van je eigen leerstijl en die van de jonge collega. Hoe laat je deze stijlen op elkaar aansluiten tijdens de leergesprekken? Dit doet een groot beroep op je didactische vaardigheden als coassistentenbegeleider. Het beoordelen van een coassistent is ook een vak op zich. Er ontstaat bij jezelf een bewustwording van alle competenties die van de coassistent worden verwacht. Je kunt je maar al te goed in hun belevingswereld verplaatsen, immers zes jaar geleden stonden we zelf met pareltjes zweet op het voorhoofd te wachten op onze observatiebeoordeling. En vooral, hoe kan de coassistent van mij leren en hoe kan ik hem/haar enthousiasmeren voor ons vak? Na enkele weken begin je te groeien in je rol als opleider, zo was onze ervaring. De klik is gemaakt, een leerplan is opgesteld en de ‘Kwaliteit van Zorg-opdracht’ begint vorm te krijgen. Je probeert de coassistent meer zelfstandig te laten werken onder jouw kritische oog, je bent meer bewust van alle details op medisch inhoudelijk gebied, communicatie en organisatie. In de ogen van de patiënten verandert ook je positie als arts, immers ‘de dokter komt later ook nog bij u!’ De leergesprekken tussen opleider en AIOS hebben nieuwe inhoud; hoe beoordeel je een jonge collega? Hoe ging dat vroeger? Hoe kun je het beste uit de co halen? In plaats van video’s worden nu leergesprekken geobserveerd. Voordat je het door hebt, zijn de 10 weken alweer voorbij. Voor ons was het begeleiden van een coassistent een extra uitdaging en een leerzame, maar ook erg leuke ervaring tijdens het derde opleidingsjaar. Een goede basis om in de toekomst als opleider aan de slag te gaan. See one, do one, teach one. Het achtste competentieprofiel ‘Opleiden’ is een aanrader voor iedere AIOS huisartsgeneeskunde! See one, do one, teach one 13
Pagina 14
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Detectie van atriumfibrilleren Hoe eerder hoe beter! DOOR NICOLE VERBIEST-VAN GURP, AIOTHO U herinnert zich de AMUSE-projecten nog wel: onderzoeken naar verbeterde diagnostiek van trombosebeen en longembolie met behulp van een beslisregel en een point-of-care d-dimeer test. Velen van u spanden zich in voor deze projecten. De uitkomsten werden meegenomen in de NHG-standaard ‘diepe veneuze trombose’. We verleggen nu de aandacht naar het opsporen van atriumfibrilleren. Atriumfibrilleren (AF) is een veel voorkomende hartritmestoornis in de huisartsenpraktijk, vooral onder ouderen. De negatieve gevolgen van AF zijn groot: een verhoogde mortaliteit, een afgenomen kwaliteit van leven en een vijfmaal verhoogd risico op een beroerte. Bloedverdunners verlagen het risico op een beroerte met 60%. Uit onderzoek blijkt dat 25-35% van de mensen met AF hiermee niet bekend is bij de huisarts. Redenen zijn dat het vaak asymptomatisch en/of paroxysmaal is. Patiënten komen dus niet met klachten en de diagnose kan gemist worden door een normaal ECG. Vaak wordt AF pas vastgesteld als er al een beroerte is opgetreden! Dit motiveerde onderzoekers in Maastricht en Amsterdam om samen een project te starten, gericht op het beter en eerder detecteren van AF in de eerste lijn: Detecting and Diagnosing Atrial Fibrillation (D2AF). Projectleiders zijn prof. dr. Henk van Weert en dr. Jelle Stoffers, laatstgenoemde ontving voor dit doel een ZonMw subsidie. De kern van het onderzoeksteam bestaat verder uit prof. dr. André Knottnerus, prof. dr. Harry Crijns (cardioloog), dr. Wim Lucassen, dr. Petra Erkens, drs. Steven Uittenbogaart en drs. Nicole Verbiest-van Gurp. In D2AF worden huisartspraktijken willekeurig aangemerkt als interventie- of controlepraktijk. In de interventiepraktijken worden drie manieren van irregulaire pols detectie met elkaar vergeleken: pols palpatie, een hand-ECG apparaat en een elektronische bloeddrukmeter met speciale software om AF vast te stellen. Vervolgens wordt een ECG gemaakt en een V.l.n.r. Jelle Stoffers, Nicole Verbiest-van Gurp, Petra Erkens. D F 2 Detecting & Diagnosing Atrial Fibrillation deel van de mensen krijgt een automatic triggered event recorder en het hand-ECG apparaat mee naar huis. De controlepraktijken verrichten ‘gebruikelijke zorg’. De primaire uitkomst is het verschil in aantal nieuwe gevallen van AF. Bijzonder is dat het hand-ECG apparaat door een jong Maastrichts technologiebedrijf gemaakt wordt en al diverse prijzen heeft behaald. De elektronische bloeddrukmeter wordt in Engeland aanbevolen voor gebruik in de huisartsenpraktijk. Met deze studie wordt de beste route naar de diagnose AF vastgesteld. Hoe eerder en beter mensen gediagnosticeerd zijn, hoe meer mensen tijdig behandeld kunnen worden en hoe meer complicaties voorkomen kunnen worden. Op het moment van schrijven zijn de onderzoekers druk bezig met de details in het protocol. De verwachting is dat het werven van huisartspraktijken start in de lente van 2014. Wordt u enthousiast van dit project? Neem dan contact op! De onderzoekers voorzien u graag van informatie. Drs. Nicole Verbiest - van Gurp, AIOTHO (Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker) vakgroep huisartsgeneeskunde UM. Tel: 043-3882947, E-mail: nicole.vangurp@maastrichtuniversity.nl 14 op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Immunologische familieperikelen? AÏDA DOOR TANJA MAAS, SENIORONDERZOEKER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Zijn allergie en auto-immuun aandoeningen wel zo verschillend als veelal wordt aangenomen? Als we de uitingsvormen van de ziekten of het gezamenlijk voorkomen van allergie en auto-immuniteit bij patiënten bekijken, dan is het antwoord een volmondig ‘Ja’. Literatuuronderzoek wees echter uit dat er meer overeenkomsten zijn dan alom wordt aangenomen. Beide overreacties van het immuunsysteem tegen niet schadelijke stoffen van binnen of buiten het lichaam komen steeds vaker voor en lijken geassocieerd met dezelfde omgevingsfactoren. De gedachte achter AÏDA, onderzoek naar ‘Auto-Immune Disease and Allergy’ was geboren. Uit ons vooronderzoek met data van het RegistratieNet Huisartspraktijken (RNH) bleek inderdaad dat allergische aandoeningen vaker voorkomen bij kinderen van patiënten met Reumatoïde Artritis/Ziekte van Bechterew (ICPC L88), (Maas et al. Transgenerational occurrence of allergic disease and autoimmunity: general practicebased epidemiological research. Primary Care Respiaratory Journal, accepted November 4, 2013). Omdat het aantal families in dit vooronderzoek niet heel groot was en er in het RNH binnen de ICPC-codering geen onderscheid wordt gemaakt tussen Reumatoïde Artritis en de ziekte van Bechterew zijn we recent gestart met het AÏDA onderzoek naar het transgenerationeel voorkomen van allergie en Reumatoïde Artritis of de ziekte van Bechterew. Via de poli’s reumatologie in Maastricht en Heerlen worden patiënten met deze reumatische diagnosen en hun ouders en/of kinderen geworven. Controledeelnemers zonder deze diagnosen en hun eerstegraads familieleden zullen geworven worden via huisartspraktijken. De deelnemers wordt gevraagd eenmalig een vragenlijst in te vullen over allergische ziekten die bij hen zijn vastgesteld en de mate van blootstelling aan omgevingsfactoren die daarmee geassocieerd lijken (fijnstof, borst(voeding), infecties, zonlicht/vitamine D etc.). Huisartsen met interesse in en die controlepatiënten willen uitnodigen zonder Reumatoïde Artritis of de ziekte van Bechterew (geen ICPC L88), kunnen zich melden bij: Dr. Tanja Maas, projectleider AÏDA Tel: 043-3882169 E-mail: tanja.maas@maastrichtuniversity.nl Maastricht Mooiste Join Our Family! Wie loopt mee met een van de HAG-teams op zondag 15 juni 2014 bij Maastrichts Mooiste? Meedoen aan deze ‘Feel good run’ kan op de 5 km of de Engelse 10 Mile (ruim 16 km). Van te voren organiseren wij een paar keer een sportieve kennismakingsactiviteit. Meld je aan bij Babette.Doorn@maastrichtuniversity.nl 15
Pagina 16
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Zelfmanagement ondersteuning Pijn bij kanker DOOR LAURA HOCHSTENBACH, PROMOVENDUS UM Pijn is een groot probleem in de zorg voor patiënten met kanker. Uit de praktijk en de wetenschappelijke literatuur weten we dat verschillende factoren invloed hebben op dit probleem: een gebrek aan kennis bij de patiënt, een gebrek aan monitoring van symptomen en een gebrek aan communicatie met de zorgprofessional. In dit KWFproject kijken we of zelfmanagement ondersteuning en innovatieve technologie uitkomst bieden voor patiënten in de thuissituatie. Effectief zelfmanagement: hoe? Voor zelfmanagement zijn een aantal voorwaarden van belang. Patiënten hebben kennis en vaardigheden nodig, evenals inzicht in hun eigen situatie. Op die manier kunnen zij symptomen beoordelen, besluiten nemen en daaropvolgend acties uitzetten. Ondersteuning van zorgprofessionals is hierbij uitermate belangrijk: het geeft patiënten ruimte om ervaring op te doen en het vertrouwen te krijgen dat ze daadwerkelijk in staat zijn om zelf te managen. Bij de ontwikkeling van de interventie zijn al deze voorwaarden meegenomen. Dagboek, medicatie, kennis en contact De interventie, die in samenwerking met twee partners (IDEE en Sananet) tot stand is gekomen, bestaat uit een iPad applicatie voor patiënten en een web applicatie voor verpleegkundigen. Patiënten registreren dagelijks pijn, gerelateerde symptomen en medicatiegebruik. Zij krijgen een terugkoppeling van de gegevens in de vorm van een grafiek. Ook wordt informatie over pijn en pijnbehandeling aangeboden en hebben patiënten de mogelijkheid om tekstberichten met de verpleegkundige uit te wisselen. De verpleegkundige, die gespecialiseerd is in pijn en palliatieve zorg, heeft ook toegang tot de geregistreerde gegevens en kijkt op afstand mee. De verpleegkundige adviseert de patiënt en overlegt met de behandelend arts die regie houdt over de pijnbehandeling. De verpleegkundigen die aan dit project meewerken zijn Paul Oyen, Eliane Perrée en Marij Schielke. Pilot: Kunnen patiënten en verpleegkundigen ermee overweg? Na afloop van het ontwikkeltraject zijn beide applicaties getest op gebruiksgemak en technisch functioneren in een pilotstudie met 11 patiënten. Patiënten waren positief over de applicatie en de verpleegkundige begeleiding. Het monitoren en adviseren op afstand werd door de verpleegkundigen als een uitdagende en zinvolle activiteit gezien. RCT: Werkt het? In februari zijn we* gestart met een randomized controlled trial om het effect van de interventie op pijnintensiteit en kwaliteit van leven te evalueren. Kernpunten van het onderzoek Design Regio Patiënten Inclusie Follow-up RCT met interventiegroep (zelfmanagement ondersteuning) en controlegroep (reguliere zorg) Regio: MUMC+ en Atrium MC Patiënten: diagnose kanker (curatief / palliatief), kankergerelateerde pijn (NRS ≥4) gedurende >2 weken, thuiswonend Inclusie: via de behandelend arts (oncoloog, radiotherapeut, huisarts) Follow-up: 12 weken (vragenlijst op baseline, na 4 en 12 weken) Als u huisarts bent en één van uw patiënten doet mee, dan krijgt u bericht van ons. Ziet u in uw praktijk patiënten die mogelijk mee kunnen doen? Neemt u dan contact op. De onderzoeker geeft u meer informatie en zal de procedure starten. Wellicht goed om te vermelden: wij verwachten geen extra inspanningen van u als huisarts. Laura Hochstenbach, onderzoeker Vakgroep Health Services Research UM Tel: 043-3881691 E-mail: l.hochstenbach@maastrichtuniversity.nl * Het onderzoeksteam bestaat verder uit: Annemie Courtens, coördinator palliatieve zorg en psychosociale oncologie, MUMC+, Sandra Zwakhalen, universitair docent, MUMC+ Maarten van Kleef, hoogleraar Anesthesiologie en Pijnmanagement, MUMC+, Luc de Witte, hoogleraar Technologie in de Zorg MUMC+ 16 op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Bruikbare Wetenschap Piept u mee? DOOR JORIS LINMANS, HUISARTS EN PROMOVENDUS EN JOCHEN CALS, HUISARTS EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren we voornamelijk artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Prematuren en piepen tijdens de kinderjaren Kinderarts Jasper Veen en Onno van Schayck (o.a.) onderzochten in een systematische review het risico op astma/piepen bij kinderen die te vroeg geboren zijn. Zij bekeken 30 studies met ruim 1,5 miljoen kinderen. Ze vonden een relatie tussen prematuren (<37 weken) en het risico op het krijgen van astma/piepen tijdens de kinderjaren (0.5 tot 18 jaar). Prematuren hadden een 1,5 maal groter risico op het krijgen van astma/piepen. Als gekeken werd naar prematuren die werden geboren vóór 32 weken, dan was dit risico zelfs 3 maal groter. Lichamelijke activiteit en zelfmanagement bij COPD patiënten Lichamelijk beweging is zeer belangrijk voor mensen met COPD. Door kortademigheid zijn veel mensen met COPD echter geneigd om juist minder te bewegen. De meeste revalidatieprogramma’s bij COPD zijn bedoeld om de inspanningscapaciteit te vergroten. Maar is er een relatie tussen de mate waarin COPD patiënten zouden kunnen bewegen (de functionele capaciteit) en wat ze daadwerkelijk bewegen op een dag? Bij mensen met matig tot ernstige COPD bleek de prestatie op de zesminuten looptest (functionele capaciteit) gerelateerd te zijn met de daadwerkelijke dagelijkse lichamelijk activiteit. Fysiotherapeut Annemieke Fastenau en haar team onderzochten of deze relatie ook te vinden was bij mensen met mild tot matig COPD, want dat zijn juist de patiënten die wij in de chronische zorgprogramma’s begeleiden. Dat bleek niet het geval. Het blijft dus noodzakelijk om vast te leggen wat deze patiënten echt in het dagelijks leven bewegen, en daarop proberen in te haken. Maar hoe krijg je patiënten aan het bewegen? Viola Voncken-Brewster et al. ontwikkelden een e-health applicatie met als doel om zelfmanagement – waaronder bewegen – bij patiënten met COPD te verhogen. De e-health applicatie bevatte een vragenlijst met feedback over ziekterisico’s en -gedrag, en verschillende modules om gedrag (roken, bewegen of medicatie gebruik) te veranderen. Ze onderzochten of deze applicatie bruikbaar was in de dagelijkse praktijk door vragenlijsten af te nemen en data uit het huisartsendossier aan het begin van de studie en 12 maanden later te bestuderen. Ook hielden ze interviews met patiënten en praktijkondersteuners. De 11 patiënten hadden het idee dat hun zelfmanagement beter werd door de applicatie. Wel bleek dat de applicatie gedurende het jaar steeds minder vaak gebruikt werd. Praktijkondersteuners vonden ook dat de applicatie de zorg rondom COPD patiënten ten goede kwam. Echte verbetering in gezondheid kon in deze studie vooralsnog niet aangetoond worden. Risico op fracturen De herziene NHG Standaard draagt terecht niet meer de naam osteoporose, maar fractuurpreventie, want daarop dient de focus te liggen. Tineke van Geel onderzocht of je het risico op het krijgen van een fractuur goed kan schatten met 2 verschillende meetmethoden in de huisartsenpraktijk: de FraxÒ en Garvan Fracture Risk calculator. Ze volgden ruim 4000 postmenopauzale vrouwen gedurende 5 jaar. Beide methoden bleken in de praktijk redelijk goed gebruikt te kunnen worden om aan te geven of er een verhoog risico is of niet. Het absolute risico blijft echter moeilijk in te schatten, 17
Pagina 18
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 ook omdat de twee methoden verschillende risico’s gaven. Om het absolute risico te berekenen moet dus altijd naar de omstandigheden van de individuele patiënt gekeken worden. Daarop ligt dan ook de nadruk in de herziene NHG Standaard, waarvan Van Geel medeauteur is. Paracetamol bij kinderen met koorts Een paracetamolletje bij je kind, dat kan toch geen kwaad? Huisarts-in-opleiding Eefje de Bont onderzocht de bewijslast voor paracetamol bij kinderen met koorts. Ze vond opmerkelijk weinig studies die het effect goed bekeken, maar haar conclusies in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde zijn helder. Paracetamol is effectief en aan te raden bij koorts én pijn. Bij koorts alleen is het niet zinvol om paracetamol te geven. Koorts is een natuurlijk afweermechanisme en onderdrukking hiervan kan nadelige gevolgen hebben voor de immuunrespons, en er zijn aanwijzingen dat het kind dan langer ziek is. De juiste dosering blijft ook een aandachtspunt vanwege mogelijk hepatotoxiciteit. Daarnaast is paracetamol niet effectief om koortsconvulsies te voorkomen. Al met al voldoende om in de volgende dienst weer eens bij stil te staan. Zelf-testers Martine Ickenroth, huisarts in Midden-Limburg, promoveerde op 19 december 2013 op haar onderzoek naar het gebruik van zelftesten in Nederland. Ze onderzocht onder andere de motivatie en ervaringen van mensen die cardiovasculaire zelftesten gebruikten. Ze hield interviews bij 20 gebruikers van zelftesten voor glucose, cholesterol en albuminurie. Ze kon globaal drie groepen consumenten onderscheiden. De eerste groep gebruikte de test omdat het werd aangeboden zonder dat ze kennis hadden over de ziekte of risicofactor. Aan de tweede groep werd de test ook aangeboden, maar zij hadden wel al enige kennis over de ziekte of risicofactor. De laatste groep tenslotte bestond uit mensen die actief op zoek waren gegaan naar de test. Gebruikers hadden geen moeite om de test te gebruiken en werden snel gerustgesteld door een goede uitslag. Opvallend genoeg, leidde een foute uitslag niet direct tot een zorgvraag. Zelftesten worden dus vooral gebruikt voor geruststelling zonder stil te staan bij de mogelijke nadelen van de test (bijvoorbeeld geen professionele informatie, foutpositieve/negatieve resultaten). Het zijn belangrijke bevindingen, zeker gezien de recente berichten dat een apotheekketen wederom een cholesteroltest gaat aanbieden. De aanpak van depressie in de huisartsenpraktijk Depressie in de huisartsenpraktijk kan op verschillende manieren aangepakt worden. Een stapsgewijze multidisciplinaire aanpak is een van deze methodes. Deze aanpak is op de individuele patiënt gericht met 18 minimale intensiteit en minimale kosten. Promovendus Luc Gidding onderzocht de effecten van deze aanpak in de huisartsenpraktijk van Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE). In tegenstelling tot veel (inter)nationaal wetenschappelijk onderzoek waarin onderzoekers deze aanpak intensief implementeren en begeleiden, werd in SGE de implementatie tot verantwoordelijkheid van de huisartsen en praktijkondersteuners zelf gemaakt. Gidding gebruikte data uit het huisartsendossier over een periode van 9 jaar; voor en na implementatie van deze methode. Hierbij keek hij naar verschillende depressie parameters: prevalentie, gebruik van de Beck Depression Inventory-2 (BDI-2) om de ernst te monitoren, gebruikte minimale interventies, antidepressivum gebruik, GGZ verwijzing en zorgconsumptie. Het bleek dat na introductie van deze stapsgewijze multidisciplinaire aanpak er beter onderscheid gemaakt werd tussen de mate van depressie, het gebruik van de BDI-2 toegenomen was, meer patiënten behandeld werden met minimale interventies en er minder antidepressiva werden voorgeschreven. De implementatie van de aanpak ging echter langzamer dan wanneer onderzoekers deze aanpak intensief implementeren. De vraag is echter welke implementatiestrategie op lange termijn het beste beklijft en de beste zorg oplevert: snelle intensieve externe implementatie die ook vooral snel scoort in onderzoek of implementatie gedragen en naar eigen wens vormgegeven vanuit de eigen zorgverleners. Methoden om te stoppen met roken De meeste studies over de beste manier om te stoppen met roken zijn gedaan onder gecontroleerde omstandigheden, die weinig lijken op de praktijk van alledag. Onderzoeken in die dagelijkse praktijk laten nogal eens wisselende resultaten zien. Daniel Kotz vergeleek in een normale populatie van ruim 10.000 mensen, vier verschillende groepen rokers die een stoppoging ondernamen. De eerste groep deed een stoppoging met medicatie (nicotinevervangers, bupropion of varenicline) en kreeg professionele gedragsondersteuning. Groep 2 gebruikte ook medicatie om te stoppen maar kreeg hierbij geen gedragsondersteuning, alleen kort advies. Groep 3 gebruikte alleen vrij verkrijgbare nicotinevervangers. De laatste groep gebruikte geen hulpmiddelen bij hun stoppoging. Deze laatste groep had het laagste slagingspercentage. Mensen die vrij verkrijgbare nicotinevervangers (groep 3) gebruikten, hadden dezelfde lage slagingskans. Medicatie en professionele ondersteuning gaven een 3,25 maal grotere kans op een succesvolle stoppoging ten opzichte van groep 4 (zonder hulpmiddelen). Bij medicatie alleen was dit een 1,6 maal grotere kans op een succesvolle stoppoging. Daarmee lijkt nogmaals bewezen dat farmacotherapie eigenlijk altijd met gedragsondersteuning gecombineerd zou moeten worden bij stoppen met roken. op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Genetica onderwijs voor huisartsen? Waar wachten we nog op?! DOOR ISA HOUWINK, ONDERZOEKER EN HUISARTS, VUMC EN MAASTRICHT UNIVERSITY Isa Houwink promoveerde in december 2013 Cum Laude op het gebied van genetica in de huisartspraktijk. Hieronder leest u enkele van haar overdenkingen rond haar promotie. '' Er komt een vrouw bij de dokter, 25 jaar. Zij komt direct ter zake. Bij haar tante (zus van vader) en oma (moeder van vader) werd op jonge leeftijd (respectievelijk 30 en 35 jaar) borstkanker gediagnosticeerd. Haar oma is kort na de diagnose overleden. Haar tante leeft nog, nadat zij kon worden geopereerd en chemotherapie heeft gehad. De broer van haar vader had ook iets kwaadaardigs. Wat precies weet ze niet. De vrouw is bang, kan ik ook kanker krijgen dokter?'' Na een geweldige promotieperiode, denk ik hard na over de toekomst. Subsidies binnen en buiten Nederland worden in grote onderzoeksgroepen en alleen door mijzelf aangevraagd. Mijn passie voor genetica en het overbrengen naar artsen op een begrijpelijke en klinisch toepasbare wijze is alleen maar gegroeid. Er zijn nog zoveel uitdagingen: genetica onderwijs implementeren in de geneeskunde opleiding, de huisartsen van nu en in de nabije toekomst (die genetica zeker zullen tegenkomen) onderwijzen en de richtlijnen verder aanpassen (zoals wij eerder de richtlijn cardiovasculair risicomanagement konden aanpassen en daarmee lang QT, hypertrofische cardiomyopathie en familiaire hypercholesterolemie een plek konden geven). Daarnaast ICPC-codes aanpassen en toevoegen om zo een positieve familieanamnese te kunnen registeren en positieve genetische testen in de episodelijst te plaatsen. Verwijzen naar de afdeling klinische genetica efficiënter en effectiever maken. Maar nog steeds krijg ik de vraag: wat heeft genetica onderwijs nu voor zin voor de dagelijkse huisartsenpraktijk? Eigenlijk wil ik daarvoor teruggaan naar het begin van mijn promotieonderzoek. Eerder bleek uit onderzoek van dr. Marieke Baars, ook gepromoveerd bij prof. Dr. Martina Cornel (Community genetics, VUMC) dat artsen een tekort hebben aan kennis op het gebied van genetica. Maar ja, was er dan onder artsen wel een behoefte aan onderwijs hierover? Zag men wel een urgentie voor dit onderwerp in de dagelijkse praktijk? Tijdens focusgroep onderzoek vonden wij dat onder een groot aantal huisartsen, verloskundigen, experts in huisartsgeneeskundig en verloskundig onderwijs, patiëntvertegenwoordigers en klinisch genetici een grote behoefte bestaat aan genetica onderwijs. Er heeft in ieder geval een verschuiving plaatsgevonden van genetica naar de eerstelijns zorg met implicaties voor onderwijs. Hiermee gingen wij verder, want ons doel was op dat moment dat er onderwijs moest komen om zo de (genetische) zorg te verbeteren. Er werd een Top 10 aan onderwijsbehoeften samengesteld. De top drie was: het herkennen van signalen die mogelijk kunnen wijzen op genetische aandoeningen, gevolgd door de wens om te kunnen inschatten of iemand verwezen moet worden naar de afdeling klinische genetica. Daarnaast was er een grote behoefte aan meer kennis over het nut en de beperkingen van genetische testen, bijvoorbeeld wat levert een test op naar BRCA1/2 gen mutaties (geeft een verhoogd risico op het ontwikkelen van borstkanker) en bijvoorbeeld CYP450 gen mutaties (kan leiden tot een verminderde of verhoogde metabolisering van medicijnen). Wat kun en wil je met deze informatie als huisarts? Wij informeerden het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) dat wij op basis van deze eerste studiefase graag wilden samenwerken aan genetica onderwijs. Rob Dijkstra (toen directeur Implementatie) was erg geïnteresseerd en enthousiast over samenwerking. Het thema van dat jaar was kanker. Samen ontwikkelden we de online nascholing (ePIN) “PIN15/01 Kanker en erfelijkheid”, waarin vooral kennis over genetica en kanker centraal stond. Daarnaast organiseerden wij een live groepsnascholing over kanker 19
Pagina 20
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 en erfelijkheid waar de nadruk lag op: hoe neem ik een familieanamnese af, wanneer verwijs ik, hoe teken ik een stamboom en wanneer moet ik denken aan erfelijke vorm van kanker? Om deze nascholingen te ondersteunen en de huisarts in de dagelijkse praktijk informatie te bieden, werkten we wederom samen met het NHG maar daarnaast ook met het Erfocentrum aan de website “huisartsengenetica.nl.” Deze site geeft informatie over kanker en erfelijkheid, vele andere erfelijke aandoeningen, naar welke klinisch genetische centra je kunt verwijzen, geeft casus gebonden voorbeelden van stambomen tekenen en informatie over consequenties voor patiënten wat betreft levensverzekeringen en hypotheken. Deelnemers bleken tevreden na het volgen van beide nascholingen, hun kennis en consultvaardigheden bleken toegenomen en men vond het geleerde toepasbaar in de dagelijkse praktijk. Zij evalueerden de website “huisartsengenetica.nl” goed en vonden dat wat er op de website staat ook toepasbaar in de dagelijkse praktijk. De website wordt sindsdien in toenemende mate bezocht door vele nieuwe maar ook terugkerende bezoekers. Een effectief raamwerk om onderwijs over genetica te organiseren staat nu. Onderwijs is niet statisch en zal met nieuwe ontwikkelingen en ontdekkingen dus aangepast moeten blijven worden. Dit geldt ook voor andere onderwerpen, niet alleen op het gebied van genetica. Of het onderwijs ook tot efficiëntere verwijzingen naar de afdeling klinische genetica zal leiden is dus de vraag. We weten dat wij huisartsen communicatie hoog in het vaandel hebben staan en dat de patiënt ons een centrale en filterende rol geeft in de Nederlandse zorg. Ontdekkingen in de genetica, farmacogenetica, cardiogenetica, oncogenetica, multifactoriële aandoeningen waar genetica een rol kan spelen zoals hartfalen en diabetes, blijven doorgaan. Moeten wij blijven wachten tot de praktijk ons inhaalt en genetica dus alleen in het laboratorium blijft hangen, sommige onderzoekers met passie zal blijven aanjagen, families in angst zal blijven houden, jonge echtparen zal laten afvragen of zij een verhoogd risico lopen op het zwanger worden van een kind met Down syndroom? Op 20 december 2013 ben ik Cum laude gepromoveerd, de nascholingen over kanker en erfelijkheid blijven doorgaan, financiering voor de website is georganiseerd, de geneeskunde opleiding is geïnteresseerd. Ik word gevraagd lezingen te houden in binnen- en buitenland. Allemaal heel mooi. Maar gelukkig mag ik ook nog steeds genieten van mijn werk als huisarts, je staat weer met beide benen op de grond. Totdat je een familie 20 tegenkomt waar hypertrofische cardiomyopathie en acute hartdood voorkomt. Dhr. D. Komt bij mij op het spreekuur met zijn vrouw. Ze zijn zich te pletter geschrokken nadat ik hem vorige week na 2 weken vage klachten met spoed naar het ziekenhuis heb verwezen. ‘Als u hem niet had gestuurd, dan had ik hem nu kunnen begraven dokter!’. Er zit een brok in mijn keel. Mijn passie voor genetica mag ik gelukkig niet alleen ervaren door mijn succesvolle promotie. Nog veel belangrijker is het feit dat ik patiëntenzorg kan verbeteren en ik mij ervan bewust ben dat ik mensen soms net wat agressiever moet behandelen. Bijvoorbeeld door statines voor te schrijven, of, voordat borstkanker optreedt, te verwijzen naar de afdeling klinische genetica. Of als na een MRI-scan bij een jonge vrouw blijkt dat borstkanker in een beginstadium is gevonden en zij met een borstsparende operatie kan worden geholpen. De vertrouwensrelatie met de patient wordt er alleen maar beter op, ook de familieanamnese krijgt een grote rol als extra puzzelstukje bij het stellen van de waarschijnlijkheidsdiagnose in de dagelijkse huisartsenzorg. Dhr. D. , 45 jaar, heeft een triple bypass gehad. Door mijn communicatie vaardigheden om te praten over erfelijke aandoeningen en het bespreekbaar maken van angst voor erfelijke aandoeningen zoals acute hartdood, heb ik hem en zijn vrouw gestimuleerd om naar een lotgenotenbijeenkomst te gaan. Ze weten dat ik er voor hen ben. Hun dochter, 21 jaar, die al eens een TIA op jonge leeftijd heeft gehad, komt ook geregeld bij mij. Ze is bang. Kan ik wel kinderen krijgen dokter? Ja, het is waar: de huisarts moet op verschillende gebieden zijn kennis en vaardigheden bijhouden. Nascholingen over genetica zijn nog niet wijdverbreid en de huisartsenopleiding lijkt ook nog koudwatervrees te hebben. De urgentie om genetica onderwijs te implementeren is duidelijk en door verschillende organisaties wordt dit onderstreept. De patiënt vraagt ernaar. Komt met vragen na het lezen van artikelen in de Libelle, de voetballer valt plots neer op het veld, Angelina Jolie vertelde in een interview over haar borstoperatie nadat zij genetisch onderzoek had laten doen. Zo komt het ook in onze spreekkamer heel dichtbij. Meer scholing voor huisartsen (in opleiding) op het gebied van genetica is dus een kwestie van tijd, verantwoordelijkheden in de zorg rondom genetica problematiek worden steeds duidelijker. Competenties voor niet-klinisch genetici zijn opgesteld. Waar wachten we nog op? Kijk voor meer informatie en het proefschrift op www.huisartsengenetica.nl. op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Promotie Zelftesten: meer aandacht voor de betrouwbaarheid nodig DOOR MARTINE ICKENROTH, VOORMALIG AIOTHO Op 19 december 2013 promoveerde Martine Ickenroth op het proefschrift: ‘Testing self-testers: Diagnostic selftesting for cholesterol and diabetes’. Promotores: Geert-Jan Dinant, Trudy van der Weijden en Nanne de Vries. In maart 2008 begon ik als AIOTHO aan mijn promotieonderzoek naar diagnostisch zelftesten, samen met Janaica Grispen. Zij promoveerde eerder in 2013 op hetzelfde onderwerp. Na bijna 6 jaar, een huwelijk, een zoon en een huisartsdiploma verder, was het dan ook tijd om het AIOTHO-schap helemaal af te sluiten met bovenstaand proefschrift. Tijdens het onderzoek hebben wij gekeken naar diagnostische zelftests op lichaamsmateriaal. Voorbeelden hiervan zijn de cholesteroltests die in de apotheek of supermarkt worden aangeboden (streetcorner tests) en laboratoria waar men, zonder tussenkomst van een (huis)arts en op eigen kosten, bloed kan laten afnemen. Daarnaast zijn er ook thuistests verkrijgbaar: kant-en-klare testpakketten die men bij de drogist of via internet kan aanschaffen. Denk hierbij aan testpakketten om diabetes, chlamydia of bijvoorbeeld Pfeiffer aan te tonen. We waren vooral geïnteresseerd in hoe vaak deze tests gedaan worden, waarom consumenten deze tests doen en hoe consumenten het beste kunnen worden voorgelicht over zelftesten. De belangrijkste resultaten: • In 2008 had 18% van de deelnemers aan een online enquête, ooit een diagnostische zelftest gedaan. Kijkend naar de periode 2006-2011 lijkt dit stabiel te blijven. • De meest uitgevoerde diagnostische zelftests zijn die voor diabetes, cholesterol en nierziekten. • Consumenten doen deze tests vaak omdat ze er toevallig tegenaan lopen, ze willen graag algemene geruststelling over hun gezondheid. En ze willen hun huisarts niet lastig vallen met vragen over iets waar ze geen last/klachten van hebben. • Consumenten hebben groot vertrouwen in de betrouwbaarheid van zelftests. Dit terwijl het onduidelijk is hoe betrouwbaar beschikbare 21 thuistests precies zijn. Er zijn vanuit de overheid/ Europese wetgeving geen duidelijke eisen aan de betrouwbaarheid van zelftests, de goedkeuring is gebaseerd op het testrapport van de producent. • De bijsluiters bij thuistests zijn over het algemeen van redelijke goede kwaliteit, hoewel een aantal punten duidelijker en uitgebreider zou moeten worden uitgelegd (zoals de doelgroep van de test en de betrouwbaarheid). • Door middel van een online gerandomiseerd onderzoek onderzochten we het effect van een online keuzehulp over zelftesten voor cholesterol en diabetes. Hierbij vonden we dat mensen die van plan waren een diabetes zelftest te gaan doen, na het zien van de keuzehulp wat meer kennis hadden over deze tests ten opzichte van een groep die slechts beperkte informatie in de vorm van een flyer had gekregen. Ook maakten zij vaker een geïnformeerde keuze. Binnen een groep consumenten met een intentie tot het doen van een cholesterol zelftest vonden we geen verschil tussen de groep deelnemers die de keuzehulp had gezien en de groep die de flyer had gekregen. Concluderend denken wij dat het belangrijk is dat consumenten toegang hebben tot onafhankelijke informatie over zelftesten, en dat er mee aandacht moet zijn voor de betrouwbaarheid van beschikbare thuistests. Terugkijkend op het AIOTHO -schap kan ik zeggen dat het een boeiende, leuke periode was. Er was genoeg flexibiliteit om mijn eigen traject te maken, met een goede afwisseling praktijk – onderzoek. Ik heb de kans gekregen om me te verdiepen in onderzoek, onderzoeksmethoden en ook het presenteren van je resultaten (met als hoogtepunt presentatie op de International Shared Decision Making Conference in Lima, Peru). Inmiddels ben ik werkzaam als waarnemer in Midden-Limburg, en staat het onderzoek doen op een laag pitje, maar wie weet gaat het in de toekomst wel weer kriebelen om, naast het huisarts zijn, ook weer andere dingen te gaan doen.
Pagina 22
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Identiteit, Interactie en Macht Over arts-student interactie tijdens de coschappen DOOR JONNE VAN DER ZWET, ARTS-ONDERZOEKER Hora est In januari 2014 verdedigde ik mijn proefschrift: ‘Identity, Interaction and Power. Explaining the affordances of doctor-student interaction during clerkships’. Een deel van mijn promotietraject vond plaats onder het dak van de vakgroep Huisartsgeneeskunde: soms letterlijk, soms figuurlijk. De woorden ‘Hora est’ ontving ik met veel vreugde aangezien zij een einde symboliseerden van een lang en intens onderzoekstraject. De redactie van Op één Lijn interpreteerde deze woorden anders: het was tijd om ook nu terug te keren naar deze vakgroep en uiteen te zetten waar ik mij ook al weer mee bezig heb gehouden. Potentie van coschappen Coschappen bieden voor geneeskundestudenten mogelijkheden zich te ontwikkelen tot basisarts in een omgeving die nauw aansluit bij die waarin ze later waarschijnlijk zullen werken. Deze authenticiteit maakt dat coschappen potentieel rijke leeromgevingen zijn. ‘Potentieel’ omdat de leerzaamheid van deze stages ook als zeer wisselend ervaren worden. Uit eigen ervaring weet ik nog dat het soms meer een kwestie van overleven was, dan dat het over leren ging. Simpel gezegd is het ook een complexe bedoening: het leren en begeleiden van studenten in de vaak toch wat chaotische praktijk van alledag, gericht op goede en veilige patiëntenzorg, liefst zonder teveel uit te lopen. Sociale interactie In het onderzoek naar medisch onderwijs zoals coschappen, is het gangbaar om het leren te kaderen als het eigen maken van de juiste kennis, vaardigheden en attitude. Daarbij is het de taak van artsen om studenten te begeleiden, te toetsen, en het goede voorbeeld te geven. Zowel uit de praktijk als uit opkomende theorieën blijkt echter dat veel van het leren plaatsvindt in de manier waarop artsen, studenten en andere betrokkenen met elkaar omgaan. In deze omgang – sociale interactie – wordt bepaald welke positie studenten hebben, wat ze wel en niet mogen doen en laten, en in hoeverre zij onderdeel worden van het team en min of meer zelfstandig mogen gaan werken. Hieraan ontlenen studenten hun professionele identiteit. Kennis, vaardigheden, attitude, toetsing en een voorbeeldfunctie spelen hierbij wel degelijk een rol, maar komen samen in momenten van sociale interactie – in die complexe praktijk van alledag. Om uiteindelijk bij te dragen aan de leerzaamheid van de coschappen, heb ik in mijn proefschrift aan de hand van twee verschillende coschappen (Huisartsgeneeskunde en Interne Geneeskunde) uitgelegd hoe het leren én het begeleiden van studenten is ingebed in sociale interactie. Zowel voor artsen als studenten bleek de duur van arts-student relaties, maar vooral ook de mate van (on) gelijkwaardigheid ín deze relaties de mogelijkheden tot leren en begeleiden sterk te beïnvloeden. Begeleidingsrelatie Voor studenten was het belangrijk in hoeverre zij ruimte ervoeren om persoonlijke groei door te maken. ‘Eindelijk voelen wat het is om dokter te zijn’, had dan te maken met een manier van leren die verwachtingen of eisen van de universiteit of van een lokale arts oversteeg. De ruimte hiervoor werd onder andere bepaald door de duur en intensiteit van de begeleidingsrelatie met artsen, zoals deze vorm kreeg in lokale en persoonlijke gewoontes, cultuur, en mate van hiërarchie. Ook artsen waren in deze begeleidingsrelatie op zoek naar een bepaalde intensiteit in hun contact met studenten. Hierin waren zij afhankelijk van de inbreng van studenten, waarbij ze deze inbreng (vaak onbewust) spiegelden aan wat zij zelf normaal vonden of verwachtten, en hoe zij zelf vormgaven aan hun doktersrol in brede zin. Maar juist wanneer ‘het niet zo lekker loopt met een co’, kan het zinvol zijn voor artsen om hun eigen kaders wat los te laten en nieuwsgierig te zijn naar de ander, de coassistent. Artsen kunnen het idee hebben dat een student hele andere ideeën heeft over wat goed medisch handelen is, terwijl deze student eigenlijk eenzelfde ontwikkeling doormaakt als zij destijds zelf doormaakten. Een open dialoog met een student kan misconcepties aan het licht brengen en aanknopingspunten bieden voor een gedeeld kader – wat prettig bijdraagt aan de manier van omgang. 22 op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Hiërarchie Het stellen en beantwoorden van vragen – een bekend fenomeen in een opleidingssituatie – bleek hierbij echter niet altijd even onschuldig. De manier waarop zowel studenten als artsen vragen stelden en beantwoorden gaf ons inzicht in de complexiteit van de manier waarop artsen en studenten met elkaar omgingen in een hiërarchische leeromgeving waarbij arts-student relaties van korte en wisselende duur zijn, zoals vaak het geval is bij coschappen in een ziekenhuis. Een keurslijf van hiërarchisch getinte regels kon het voor studenten dan moeilijk maken om zich goed te ontwikkelen. Tegelijkertijd verminderde het ook de kans dat de begeleidende arts zélf baat had bij het begeleiden van studenten, omdat de manier van vragen stellen afstand creëerde in plaats van dat het gerelateerd was aan een mate van gelijkwaardigheid en wederkerigheid. Gelijkwaardigheid was vaak gekoppeld aan de uitwisseling van oprechte persoonlijke of professionele ervaringen. Schoonheid van imperfectie In een iets breder kader geplaatst betekent dit het volgende: alleen al de verwachting dat studenten leren van goede rolmodellen (zij die bij wijze van spreken alles weten en kunnen) kan onnodige druk veroorzaken. Juist een imperfect uitgevoerde wigexcisie (zie ‘Het achtste competentieprofiel’ elders in deze Op één Lijn) geeft voer voor dialoog én kan hiermee studenten dusdanig op hun gemak stellen dat zij zich (ook) kwetsbaar op durven stellen, fouten durven te maken, of juist actief bij kunnen dragen aan de zorg voor een ingegroeide teennagel. De schoonheid van imperfectie creëert dan een uitgangspositie waaruit zowel door artsen als studenten geleerd kan worden vanuit een meer gelijkwaardige positie. Toekomstvisie De uitdaging voor de toekomst is zoveel mogelijk continuïteit in begeleiding te creëren en de nadelen van hiërarchische machtsstructuren in coschappen terug te dringen. De coschappen nieuwe stijl zouden in het kader van de continuïteit een mooie stap kunnen zijn. En waar continuïteit in begeleiding een schaars goed blijft, kan deze mogelijk opgevangen worden door continuïteit in patiëntenzorg en het creëren van een vaste werkplek voor studenten. Wat betreft het terugdringen van de nadelen van hiërarchische machtsstructuren is er nog veel werk aan de winkel. Hoewel er verschillen lijken te zijn tussen de leeromgevingen in de eerstelijns setting ten opzichte van die in de tweede lijn, wordt de medische cultuur over het algemeen gekenmerkt door trage verandering. Toch hoop ik dat door zichtbaar maken van een aantal aspecten gerelateerd aan de hiërarchische cultuur er in ieder geval een bepaalde mate van bewustzijn wordt gecreëerd – een belangrijke eerste stap. Verder zouden artsen ondersteund kunnen worden bij het kritisch reflecteren op hoe zij de interactie met studenten vormgeven en de manier waarop dit plaatsvindt in het stellen en beantwoorden van vragen. Nieuwsgierig geworden? Het proefschrift is digitaal te vinden op: www.maastrichtuniversity.nl/web/Faculties/FHML/ Theme/Education/InstituteForEducationFHML/ SchoolOfHealthProfessionsEducationSHE/ PhDProgramme/PhDThesesExamples.htm 23
Pagina 24
1 e uitgave 2014 WESP-student: Thomas Bemelmans De betrouwbaarheid en validiteit van de ziektelastmeter COPD BEGELEIDERS: DANIEL KOTZ EN ANNERIKA SLOK Vraagstelling Het nieuwe concept ‘ziektelast’ wordt gedefinieerd als de fysieke, psychische, emotionele en/of sociale last zoals ervaren door een patiënt. Om deze definitie te operationaliseren voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) werd de ziektelastmeter, een 14-item vragenlijst, recent ontwikkeld. Het doel van mijn stage was om de betrouwbaarheid en validiteit van de ziektelastmeter te beoordelen. Studiedesign Patiënten uit de praktijken van 19 huisartsen en 9 longartsen verspreid door Nederland. Patiënten voltooiden vier vragenlijsten: een demografische vragenlijst, de Saint George Respiratory Questionnaire (SGRQ), de Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS) en de Ziektelastmeter. Primair resultaat en conclusie Complete gegevens werden verkregen van 162 patiënten. Interne consistentie, test-hertest betrouwbaarheid en validiteit waren sterk. Kortom: de nieuw ontwikkelde ABC schaal lijkt een valide en betrouwbaar instrument om het nieuwe concept ziektelast bij COPD-patiënten te meten. De gevoeligheid en het minimale klinische belangrijke verschil zullen worden beoordeeld in toekomstige studies. WESP-student: Simone Creemers Aanvraag MRI door huisarts bij verdenking HNP BEGELEIDERS: TRUDY VAN DER WEIJDEN, RAMON OTTENHEIJM, BRECHTJE WISSINK In januari 2011 is het Zorgpad Lumbosacraal Radiculair Syndroom (LRS) geïmplementeerd in de Westelijke Mijnstreek door Medisch Coördinerend Centrum Omnes, waardoor huisartsen een MRI kunnen aanvragen zonder verwijzing naar de neuroloog. Vraagstelling Hoe vaak wordt het Zorgpad gebruikt door huisartsen in de regio en in welke mate houden zij zich aan de richtlijnen van het Zorgpad? Welke pathologie komt voor in de onderzoekspopulatie en welk vervolgbeleid wordt ingezet door de neuroloog? Heeft dit Zorgpad geleid tot een snelle doorstroming voor patiënten naar de tweede lijn? We analyseerden MRI verslagen en neurologenrapportages. Primair resultaat en conclusie 245 Patiënten werden verwezen naar het Zorgpad, door 83 huisartsen. 89% Van de patiënten voldeed aan de periode van minimaal zes weken conservatief beleid. Bij 23 patiënten (9%) werd geen afwijking gevonden op de MRI. De meest voorkomende diagnose was hernia nucleus pulposus (HNP). Bij 111 patiënten (45%) stelde de neuroloog verlenging van het conservatieve beleid voor en 83 patiënten (34%) werden verwezen naar een ander specialisme. Het Zorgpad wordt door de meeste huisartsen adequaat gehanteerd. Echter, de snelle doorstroming die verwacht werd door implementatie van dit Zorgpad, is niet bereikt. 24 op één lijn 48 1 e uitgave 2014 WESP-studenten: Femke Stevens en Camiel Zeijen Beschikbaarheid van diagnostiek op de huisartsenpost: grote verschillen! BEGELEIDER: JOCHEN CALS Vraagstelling Het NHG-standpunt spoedzorg is: ‘De huisarts heeft zowel in de dagzorg als tijdens de ANW-diensten op de huisartsenpost voldoende mogelijkheden voor aanvullende diagnostiek, desgewenst inclusief interpretatie’. Overdag kan de huisarts steeds meer: röntgenfoto’s en laboratoriumdiagnostiek kunnen aangevraagd worden via diagnostische centra en ook het gebruik van sneltesten neemt toe. Maar hoe is het eigenlijk gesteld met de beschikbaarheid van diagnostiek op de Nederlandse huisartsenposten? Studiedesign In samenwerking met InEen1 hebben wij een telefonisch vragenlijstonderzoek gedaan, waarbij we alle 117 huisartsenposten in Nederland hebben benaderd. 1 Vanaf 1 januari 2014 vormen de LOK, LVG en VHN samen InEen Primair resultaat en conclusie We verkregen data van alle 117 huisartsenposten en zagen grote verschillen op het gebied van diagnostiek. Ondanks dat 68% van de huisartsenposten in/op het terrein van een ziekenhuis lag, konden huisartsen maar op 20% van de posten röntgenfoto’s aanvragen in eigen beheer en op 37% van de posten konden reguliere bloedbepalingen worden gedaan. De aanwezigheid van sneltesten op de huisartsenposten kwam goed overeen met het gebruik in de dagpraktijk. Zo heeft 43% van de posten een CRPvingerprik en 22% een sneltest voor D-dimeren. WESP-student: Nicole Loonen, Julie Lepot en Dagmar Hendrix Kinderen met koorts – Een probleem? BEGELEIDERS: EEFJE DE BONT EN JOCHEN CALS Achtergrond Bij huisartsen heerst het gevoel dat veel kinderen met koorts onnodig worden gezien op de huisartsenpost (HAP). Er is echter weinig bekend over de exacte aantallen en wat met hen gebeurt na contact met de HAP. Doel Wij onderzochten het aantal koortsgerelateerde (telefonische) contacten, consulten, antibioticavoorschriften, verwijzingen en re-contacten voor kinderen onder de 12 jaar die zich presenteerden met koorts op de HAP. Daarnaast onderzochten we kwalitatief, de motivaties, verwachtingen en ervaringen van ouders, wanneer zij besloten de HAP te contacteren. 25 op één lijn 48
Pagina 26
1 e uitgave 2014 Primair resultaat 70% Van de ouders die contact opnamen met de HAP Heerlen kreeg een consult. Vervolgens werd 25% van de kinderen met een consult, antibiotica voorgeschreven. Het merendeel van de ouders (90%) nam één keer contact op met de HAP tijdens dezelfde koortsepisode. Tijdens semigestructureerde interviews gaven ouders aan dat ze op zoek waren naar bevestiging van een arts, die ze als expert beschouwden. Ouders hadden geen specifieke verwachting van een consult, ook niet met betrekking tot antibiotica. Tevens hadden ouders behoefte aan betrouwbare en eenduidige informatie. Hierbij was het opvallend dat geen van de ouders de website www.thuisarts.nl kende. Aanbeveling/conclusie Er worden veel kinderen met koorts op de huisartsenpost gezien. Ouders zijn op zoek naar bevestiging van een arts. Daarom is het wellicht niet mogelijk het aantal consulten terug te dringen. Het is voor huisartsen goed zich te realiseren dat ouders geen antibiotica verwachten. Om de zelfredzaamheid en kennis van ouders te vergroten, is het belangrijk om hen te wijzen op het bestaan van www.thuisarts.nl. WESP-student: Suzanne Hendriks Ouderen met kanker: prevalentie van depressie bij mantelzorger BEGELEIDERS: MARJAN VAN DEN AKKER, FRANK BUNTINX Vraagstelling Door de vergrijzing van de populatie in Nederland en doordat kanker zich vooral manifesteert op oudere leeftijd, neemt het aantal ouderen met kanker sterk toe. Omdat een deel van de gezondheidszorg voor kankerpatiënten verschuift van professionele zorg in ziekenhuizen naar informele zorg thuis, wordt deze informele zorg toenemend complex en intensief. De mantelzorger van een kankerpatiënt kan hierdoor meer negatieve consequenties ervaren dan een mantelzorger van een patiënt zonder kanker. Studiedesign We hebben de prevalentie van depressie vastgesteld en haar relatie met andere factoren zoals zorglast en copingstijl bij 159 mantelzorgers van patiënten met en zonder kanker. Drie vragenlijsten zijn gebruikt: de Geriatric Depression Scale (GDS-15), de Zarit Burden Inventory (ZBI) en de Utrechtse Coping List (UCL). Voor de GDS zijn twee afkapwaarden gebruikt: ≥5 en ≥3. Primair resultaat en conclusie De prevalenties van depressie in de totale mantelzorger populatie waren 8,2% en 31,6% bij afkapwaardes ≥5 respectievelijk ≥3 van de GDS. Er was geen significant verschil in de prevalentie van depressie tussen de groep mantelzorgers van patiënten met kanker en de groep mantelzorgers van patiënten zonder kanker, mogelijk omdat de mantelzorgers kort na de kankerdiagnose bevraagd zijn. Een hoog percentage (52%) van de totale populatie mantelzorgers had een hoge tot ernstige zorglast. We vonden een hoger risico op het hebben van depressie met een hogere zorglast. Ook mantelzorgers met een meer palliatieve (afleiding zoeken) copingstijl hebben een lager risico op het hebben van een depressie, mantelzorgers met een meer vermijdende (afwachtende) copingstijl hebben meer risico op een depressie. 26 op één lijn 48 op één lijn 48 1 e uitgave 2014 In de leer (Crisis-)Dienst op de huisartsenpost DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, DERDEJAARS AIOS In mijn eerste jaar van de huisartsenopleiding deed ik dienst op een relatief rustige huisartsenpost. Omdat ik als leergierige AIOS het liefst zoveel mogelijk casuïstiek zie, gaf ik dit laatste jaar de voorkeur aan een praktijk die is aangesloten bij een drukke huisartsenpost. Dat is gelukt en mijn eerste avonddienst op de post trad ik dan ook met goede zin tegemoet. Na een man met transient global amnesia (TGA) en een jonge vrouw met een geperforeerde Mirenaspiraal (wauw, dat had ik in de dagpraktijk nog nooit gezien!) kwam er een man zijn compleet dronken vriend binnenbrengen. Meneer was bekend met alcohol- en drugsmisbruik en had ook nu de fles niet kunnen weerstaan. Hij at al langer slecht en het huis zou een puinhoop zijn. De vriend trok nu aan de bel omdat hij had geuit zichzelf iets aan te doen met een broodmes als hij geen hulp zou krijgen. Ook al had ik niet echt de indruk dat hij zichzelf iets aan zou doen, uit onzekerheid (of liever gezegd ‘ter indekking’) wilde ik graag overleggen met de tweedelijn. En daar begon mijn kruistocht. Gezien het feit dat hij, ondanks een alcoholische dysartrie en ataxie, somatisch stabiel leek, belde ik de verslavingskliniek. Maar met mijn minimale psychiatrische crisiservaring moest hun voicemail me eraan herinneren dat zij alleen doordeweeks tussen 9-17 uur bereikbaar was. Dan maar de GGZ crisisdienst. Het leek me verstandig om in een aparte kamer te bellen zodat ik vrijuit kon spreken. Ik was echter vergeten dat je nooit direct een hulpverlener aan de lijn krijgt, maar wordt teruggebeld. Dus weer teruggelopen en de twee heren verzocht in de wachtkamer plaats te nemen en ondertussen een nieuwe patiënt uit de overvolle wachtkamer binnengeroepen. Halverwege het relatief eenvoudige UWI-consult werd ik teruggebeld door de SPV-er van de GGZ. Weer even naar de andere kamer, want de urineweginfectie mocht natuurlijk niets horen van de voorgeschiedenis van haar wachtkamergenoot. Wat bleek: patiënt was welbekend bij zowel de GGZ als de verslavingszorg. Hij had al vele beschonken suïcidedreigingen gedaan en hulp geëist. Steeds was er actie ondernomen maar had hij, zodra hij weer nuchter was, alles afgewezen. Na langdurig overleg stelde de SPV-er voor om de man vannacht te laten observeren door zijn vriend, dan zou hij de volgende dag met de verslavingskliniek overleggen over spoedhulp. Dat klinkt goed, dacht ik, nu bied ik de patiënt de oplossing en kan ik verder met het spreekuur. Na afhandeling van de UWI en weer met de heren in mijn spreekkamer stelde ik het meesterplan voor. Maar helaas werd dit zo niet ontvangen, ze wilden nú actie. De geagiteerde vriend vroeg me wat er in hemelsnaam moest gebeuren om hulp te krijgen voor zijn vriend? Het zou onze schuld zijn als we hem dood zouden aantreffen! Het irriteerde me dat hij mij dwong tot directe actie, maar dat hij zelf te beroerd was om een nacht bij zijn vriend te slapen. Maar met deze uitspraak speelde hij slim in op mijn angst een suïcide te missen en besloot ik opnieuw te overleggen met de crisisdienst. Wederom gebeld, met het verzoek tot terugbellen. Ondertussen een andere patiënt binnengeroepen, en wederom dit gesprek met twee ongeruste ouders met een benauwd kindje verstoord door de telefoon. De SPV-er begreep dat ik door beide mannen met mijn rug tegen de muur werd geduwd en bood aan langs te komen. Fijn. Patiënt en vriend weer binnengeroepen, die ondanks dat ze hun zin kregen ontevreden waren door het vele gebel, heen-en-weergeloop en lange wachten. Waarbij ik ze ook nog moest vertellen dat de crisisdienst door een IBS-procedure pas 2 uur later kwam, en beóordeling niet automatisch zou betekenen dat er garantie was op opname. Boos gingen ze de deur uit om met sigaretten de tijd te overbruggen. Moegestreden kon ik in ieder geval direct bijkomen, want mijn dienst zat er alweer op. Het enthousiasme waarmee ik begon was omgeslagen in frustratie. Bijna de hele avond bezig geweest met één patiënt, waarbij ik de reële urgentie sterk betwijfelde, die uiteindelijk nog ontevreden was ook. Aanvankelijk baalde ik omdat ik het idee had door hem veel leerzame casuïstiek te zijn misgelopen. Achteraf denk ik: misschien was dit wel een van de meest leerzame patiënten tot nu toe. Zulke patiënten leren je steviger in je schoenen te staan en je niet zomaar te laten manipuleren. Bovendien mag ik ook meer vertrouwen op mijn inschattingsvermogen, dat toch aardig ontwikkeld lijkt. De patiënt bleek door de GGZ uiteindelijk niet te zijn opgenomen. 27
Pagina 28
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 STARR training Over het aannemen van Esso-pompbediendes DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Mijn collega Hendrik Jan Vunderink is behalve een bijzonder (&) bekwaam redactielid ook sterk betrokken bij de werving en selectie van nieuwe huisartsen. In de sollicitatieprocedure voor nieuwe huisartsen gaat het een en ander veranderen. De rollenspellen van vroeger en vragen als ‘overtuig ons waarom we jou als huisarts moeten aannemen’ zijn dan definitief van de baan. Vanaf 2014 selecteren alle acht huisartsopleidingsinstituten volgens dezelfde procedure. De selectieprocedure is competentiegericht. Kennis en competenties worden beoordeeld om daarmee de geschiktheid voor het starten met de huisartsopleiding vast te stellen. Dit gebeurt aan de hand van twee instrumenten: 1. Landelijke Huisartsgeneeskundige Kennistoets (LHK) – score op toets telt mee in de beoordeling 2. STARR-interview – ‘gedrag voorspelt gedrag’ Uit de voorbeelden tijdens het STARR interview moet duidelijk worden wat de situatie (S) was, wat de taak (T) was van de kandidaat, hoe de kandidaat gehandeld heeft (A van actie), wat het resultaat was (R) en hoe erop terug gekeken wordt (R van reflectie). In 2 gesprekken van elk 40 minuten worden 6 competenties op deze manier uitgevraagd. De nieuwe methode vergt veel extra inspanning van de instituten. Er zijn meer stafleden nodig om potentiële aios te interviewen en te beoordelen. Daarbij dient de ‘nieuwe’ STARR methode eerst aangeleerd te worden. Drie instituten hebben al een pilot doorlopen; Maastricht was nu aan de beurt om te trainen. Het is de bedoeling dat de nieuwe procedure meteen wordt toegepast in de sollicitatierondes voor maart 2014. Ook ik las de dringende oproep aan stafleden om zich in te zetten bij de selectie van aios. Gezocht werden interviewers (huisartsen, GW-ers en aios) en zogeheten beraadsvoorzitters (BV’s). Beraadsvoorzitters leiden op de selectiedagen de besprekingen over kandidaten waarover twijfel bestaat of ze toegelaten moeten worden. Die laatste categorie leek me wel wat om op in te tekenen. Iedereen (ook de BV’s) werd uitgenodigd om in te schrijven voor één van de trainingsdagen eind februari of begin maart in Urmond. Ik ontving alle informatie, inclusief 28 huiswerk, van Marleen van den Boogaart, assistente Werving en Selectie bij de Huisartsopleiding Maastricht. Een dag op de hei betekent meestal ‘een dag zonder buitenlucht maar met uitzicht op een snelweg’. Zo ook die dag. De plenaire zaal zat vol met bekende collega’s en voor mij deels bekende aios. De training werd gegeven door Arbeid- en Organisatiepsychologe Mariëlle Damoiseaux en haar team. De STARR methode werd toegelicht: via het vragen naar (praktijk)voorbeelden per competentie, moet je duidelijk krijgen hoe de persoon in kwestie gehandeld had. Het opschrijven van deze zin is echter veel eenvoudiger dan de uitvoering. De gedachte achter de methode is, dat gedrag uit het verleden ook gedrag in de toekomst voorspelt. Hiermee kan de eventuele ongeschiktheid van de kandidaat bepaald worden. Ja, u leest het goed: de ongeschiktheid. We werden immers niet getraind om goede kandidaten aan te nemen, maar om slechte kandidaten uit te sluiten. In goed Nederlands wordt dat het selecting-out principe genoemd. Gelukkig werden we al snel in kleinere groepen opgedeeld. Ik bleef in dezelfde ruimte zitten, tegenover huisarts en staflid Resi Sledsens. Ze zei meteen ‘maak jij een verslag voor Op één Lijn?’. Bij deze. Met huisarts en HAB Paul Schrijver aan mijn rechterkant, begon het steeds gezelliger te worden. Kritisch als (wij) academici zijn, werd meteen het instrument onder vuur genomen. Hoe het zat met de evidence?* Hoe weten we nu of kandidaten geschikt zijn voor het vak (> de opleiding) zelf? En de leukste vond ik: ‘met deze lijst kan je ook Esso pompbediendes aannemen!’. Ik tankte nog wat koffie bij. Eindelijk gingen we wat DOEN. Per tweetal werd geoefend met de interviews. Er waren verschillende Maastrichtse aios aanwezig die zich opwierpen als sollicitant. Net als op een echte selectiedag, moesten we per ronde per kandidaat drie competenties uitvragen via de STARR. De rest van de groep observeerde en schreef de voorbeelden van de kandidaat op. De interviewers moesten zowel vragen stellen als bevindingen noteren (zonder te interpreteren!). Dat bleek erg lastig, net als het bedenken van een Situatie die relevant was om de competentie op uit te vragen. op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Tot mijn schrik is dat ook vaak het geval tijdens de echte selectiegesprekken, zelfs met voorbereidingen schijnt dit erg lastig te zijn voor aios-in-spe. Uit beleefdheid lieten wij de kandidaat vaak doorreutelen. Je voelde de minuten verstrijken en de kans op goede antwoorden wegglippen. Directief moesten we zijn, maar zonder intimiderende vingers of blikken te gebruiken. Met een spervuur van doorvraagtechniek als gevolg. En dan slaat de kandidaat juist dicht. Alsof het nog niet genoeg was, moesten we ook opvallende bijzaken noteren: tips en tops en eventueel opmerkingen over de beheersing van de Nederlandse taal of opvallend gedrag. Een lunch als breekpunt doet het altijd goed. Vol frisse moed gingen we daarna door met oefenen, er kwam steeds meer flow in de gesprekstechniek maar in het noteren van voorbeelden werd het gros geen ster. Tot slot leerden we ook hoe we de scores moesten waarderen. Hierbij bleken we redelijk op één lijn te zitten, dat voelde goed. Ik stelde mezelf eveneens gerust met de gedachte dat ik ‘slechts’ beraadvoorzitter (BV) ging worden en dat ik niet zelf de gesprekken hoef te gaan voeren. Maar ook een BV is afhankelijk van de input op de scores genoteerd tijdens de selectiegesprekken. Juist de verschillen en de twijfelgevallen worden in een beraad besproken. We mogen niet (langer) vertrouwen op ons geheugen, onze indruk of een pluis-niet pluis gevoel. Maar ik vraag me wel af, hoe STARR we moeten zijn. De tijd zal het leren. * Noot redactie met betrekking tot de evidence van de methode (beschikbare literatuur): • www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/11596806 • http://psycnet.apa.org/index.cfm?fa=search.displayrecord&u id=1995-03663-001 • http://psycnet.apa.org/index.cfm?fa=buy. optionToBuy&id=1998-10661-006 Voor andere inhoudelijke vragen verwijzen wij naar psychologe Mariëlle Damoiseaux: info@md-tcc.nl . AIOS congresdag Maastricht 2014 Ook dit jaar is het weer zover, 20 juni 2014 zal de jaarlijkse AIOS congresdag worden gehouden, georganiseerd door huisartsen in opleiding met medewerking van de Universiteit Maastricht en LOVAH Maastricht. In 2014 heeft het congres het thema ‘In Motion’ en de dag zal in het teken staan van beweging. Het gaat hierbij om beweging in de brede zin van het woord: de beweging van de AIOS qua ontwikkeling, patiënten met stoornissen in beweging (orthopedie, sportgeneeskunde en neurologie) en de bewegingen op het gebied van de huisartsgeneeskunde. Medicine in Motion Door middel van enthousiaste sprekers en actieve workshops, zullen we een gevarieerde dag aanbieden. Hierbij kan gedacht worden aan een workshop injectie technieken, diagnosticeren van bewegingsstoornissen en een afsluitende ‘ scherpe/kritische’ activiteit. Al met al zal het zeker een ‘bewogen’ dag worden! Wij hopen alle AIOS en staf van de huisarts opleiding te mogen verwelkomen op 20 juni in Fortunato te Sittard. Verdere informatie zal verstrekt worden via de mail of via de AIOS congresdag Facebook pagina! 29
Pagina 30
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Ex-aios: hoe vergaat het ze? Dagboek van een eilanddokter DOOR FANNEKE DE WINTER, HUISARTS OP TEXEL Ik ben Fanneke de Winter, 34 jaar oud, getrouwd met Grischa, moeder van Daan en op het moment hoogzwanger. Sinds ruim 2 jaar woon en werk ik op Texel, na jaren genoten te hebben van Zuid Limburg. ‘Texel? Hoe ben je DAAR nou beland?’ of vanuit de andere richting: ‘Limburg? Hoe kom je hier dan verdwaald?’ Zelfs na 2 jaar hoor ik die vragen nog regelmatig. Eigenlijk is het heel eenvoudig. Natuurlijk zijn er persoonlijke motieven (getrouwd met een Texelaar), maar het lijkt hier verrassend veel op Limburg. Het kleinschalige, de gemoedelijkheid, ons-kent-ons, Bourgondische stijl (ja echt!), zelfs de vele toeristen. Alleen dan met het strand om de hoek en NoordHollandse directheid in de communicatie. Texel is het grootste Waddeneiland met zo’n 14.000 inwoners en nog meer schapen. De veerboot doet er vanuit Den Helder 20 minuten over en in een klein half uur sta je op het noordelijkste puntje bij de vuurtoren. Er zijn 11 huisartsen verdeeld over 5 praktijken, waarvan 4,5 in Den Burg, het grootste dorp. Reisafstand naar Maastricht; een goede 3,5 uur. Hieronder een dag uit mijn leven. In 5 minuten rijd ik naar de praktijk in Den Burg, geen file, geen verkeerslichten (het enige verkeerslicht staat bij de boot). Het is een centrum met 2,5 huisartspraktijk, kindertandarts, verslavingszorg, politie, brandweer, ambulancepost en…. verloskundigen. Ik hoef dus geen bevallingen te doen. Nee, ook niet van schapen, want er zijn diverse dierenartsen. Het ochtendspreekuur is een mengeling van kleine kwalen en sociale problematiek, zoals overal. Toch valt het op hoeveel ernstige, maar ook zeldzame pathologie hier voorbijkomt. Alleen in deze praktijk al enkele ALS-patiënten, diverse meldingen van Whipple-operaties en ook Guillain-Barré. Om over de preventie van carcinomen nog maar te zwijgen. Enerzijds schijnt dat te maken te hebben met de bollenindustrie in Noord Holland en heersende windrichting (was verhuizen wel zo’n goede keuze?), anderzijds is er zeker een invloed van het gemiddelde aantal packed years en genuttigde eenheden alcohol hier. Tijd voor de gezamenlijke koffie. Een mooi moment voor koetjes en kalfjes, maar ook voor overleg. Daarna nog een uurtje, tijd voor lunch (hier hoeft de boterham niet praktisch ingericht om in de auto te kunnen eten) en dan dienen zich de visites weer aan. Het zijn er weer veel, gezien de vergrijzing, reisafstanden vanuit de overige dorpen, maar vooral een erfenis van DE voorganger. Hoewel al jaren met pensioen, nog steeds op handen gedragen. Ergens had ‘ie het niet gek bekeken: visites in 5 minuten, een vaste dag per dorp en dan op vrijdag eindigen in Oudeschild om de vissersboten te zien binnenkomen en meteen een visje mee te nemen. Mijmerend rijd ik tussen de weilanden, schapen en boeten (kleine schuur voor schapen, redactie) naar de eerste boerderij. Voor de zekerheid liggen de laarzen al klaar. Aanbellen hoeft hier eigenlijk nergens, want iedereen komt door de achterdeur. Eenmaal weer weg van de stallen draai ik het raampje open voor de frisse zeelucht die met kracht naar binnen waait. Gelukkig hoef ik hier niet ‘Maastrichts-netjes’ te zijn, want voor het kapsel is die continue wind funest. Terug op de praktijk staat er een rijtje klompen in de gang; de eersten voor het middagspreekuur zijn er al. 30 op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Om 17.00 gaat de avonddienst in. Texel heeft geen huisartsenpost. We zijn aangesloten bij de kop van Noord Holland, zodat een assistente in Den Helder de telefoontjes aanneemt en het spreekuur plant. Dat is iedere avond 1 uur op de eigen praktijk, maar kan ook wel hevig uitlopen als er ‘s zomers 45.000 toeristen zijn. Wel fijn om rustig thuis te kunnen eten. De bereikbaarheid tijdens de nachtdienst blijft een uitdaging. Leuk hoor, slapen in je eigen bed, maar als ieder moment de telefoon kan gaan voor een visite komt er van slapen niet veel. Inmiddels ben ik voorbereid op nachtelijk huisbezoek zonder chauffeur; kaart in de auto en stevige Maglite (merk zaklamp, redactie), want straatverlichting is er in het buitengebied niet, laat staan werkende navigatie. En als je ‘s nachts naar het ziekenhuis moet, dan bellen we hier niet alleen een ambulance, maar ook de boot. Binnen 30 minuten is een patiënt op de SEH. Natuurlijk niet zomaar. Ik heb wel eens een gebroken kinderpolsje gespalkt met tongspatels, bij gebrek aan gips. We hebben hier goed toegankelijke reguliere zorg, een polikliniek op het eiland, mogelijkheid tot dialyse en fantastische thuiszorg. Toch blijft het nodig om creatief te zijn, stil te staan bij de portemonnee van patiënt en zorgverlener, belasting door reistijd en het risico van een overnachting aan de overkant. Mocht iemand van jullie geïnspireerd zijn geraakt, de kop van Noord Holland heeft een schreeuwend tekort aan huisartsen… De opleiders tweedaagse Uit de put met ALOBA DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE Voor huisartsopleiders is het een begrip: de tweedaagse in congrescentrum Kapellerput te Heeze. Ook dit jaar, op 19 februari, trokken meer dan 120 opleiders daar naar toe om bijgeschoold te worden in het geven van feedback. De inleider was Jonathan Silverman, een autoriteit op het gebied van het geven van onderwijs aan artsen in opleiding. Zijn boek ‘Vaardig communiceren in de gezondheidszorg’ is een van de twee standaardboeken in de huisartsenopleiding. Silverman wist met een geestige lezing en duidelijke voorbeelden van feedback-geven voor een volle zaal de aandacht zeer goed vast te houden en stimulerend te werken. Eén van onze AIOS mocht als voorbeeld dienen en dat deed hij met verve : hij had drie verschillende niveaus van zelfreflectie beschikbaar en diverse mensen uit de zaal mochten uittesten hoe hun feedback aankwam. Daarna mochten de opleiders in kleine groepjes oefenen met zelf meegebracht beeldmateriaal. De volgende ochtend kwamen 18 dappere AIOS om feedback op hun consulten te krijgen. Het enthousiasme was groot, zowel bij gevers als ontvangers van de feedback. De ALOBA-methode 31 (Agenda-Led Outcome-Based Analysis), zoals deze methode genoemd wordt , was voor de meeste opleiders nieuw en door het vele oefenen werd de overgang naar toepassen in de praktijk makkelijk gemaakt. Bij de evaluaties werd grote waardering uitgesproken voor deze grootse onderwijsbijeenkomst.
Pagina 32
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Bijzonder bekwaam ABCDE… enzovoorts DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS, REDACTIELID In de afgelopen jaren heb ik voor u 16 bijzondere bekwaamheden in een kader gezet. En dat is het aantal waar u zich op dit moment toe moet beperken om bijzonder bekwaam te worden. Want de koek is op. Voor nu, want er wordt nieuwe gebakken, waarover straks meer. Maar wat is het toch fantastisch, dat de Nederlandse huisarts zoveel mogelijkheden heeft om zich, met behoud van zijn volledige huisartsgeneeskundige takenpakket, op één of meer gebieden verder te ontwikkelen! Veel van onze aspirant-aios vertellen in het sollicitatiegesprek al, dat dit ook een reden is, waarom zij voor de specialisatie huisartsgeneeskunde kiezen. En eenmaal in opleiding, zouden veel van hen graag tijdens de opleiding al willen beginnen met een kaderopleiding. Tot voor enkele jaren kon dat ook, maar het NHG heeft er helaas voor gekozen om alleen geregistreerde huisartsen tot deze opleidingen toe te laten. Binnen de opleidingen wordt nu landelijk gewerkt aan het opzetten van differentiaties die aansluiten op de behoefte van veel aios om hun bijzondere bekwaamheden vorm te geven. Hoe dan ook: de opleiding tot en het vak van huisarts zijn door deze ontwikkelingen des te aantrekkelijker geworden! De laatste loot aan de bekwaamheidsboom heb ik u gepresenteerd in het vorige nummer: de kaderhuisarts Bewegingsapparaat. Ik concludeerde, dat die alleen boven de grote rivieren te vinden waren, maar het CHBB-register was nog niet bijgewerkt1: in Valkenswaard, Nederweert en Geulle kunt u ook terecht voor steun en ondersteuning als het bewegen niet meer soepel gaat! En, zoals ik hierboven al aangaf: er is een nieuwe knop aan het uitbotten, om binnenkort een verse groene twijg te worden! 1 Dank voor jullie spontane emails om ons hier meteen op te wijzen Zoals op het NHG-congres in november al aangekondigd, wordt er hard gewerkt aan de Kaderopleiding Spoedzorg. Daarin krijgen de eerste vijf letters van het alfabet een fundamentele rol. En als u al die informatie die ik u met plezier de laatste jaren heb doen toekomen, nog eens van A tot Z wilt doorlezen, dan is daar ons digitale archief: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/wie-zijn-wij /op-een-lijn.html 32 op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Afscheid van Gerard Benthem DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE Gerard Benthem, jarenlang de coördinator van de opleiders van de huisartsenopleiding, is met pensioen gegaan. Twee jaar geleden gaf hij de staf van het coördinatorschap over aan Stijn de Vries. Wel was hij nog landelijk bezig met het ontwikkelen van onderwijs voor opleiders. Op 29 januari was het dan zover: Gerard nam op zeer originele wijze afscheid van het huisartseninstituut, namelijk door voor zijn collega’s te koken. Een van zijn grote hobby’s is koken en de kookclub van Gerard wilde hem wel helpen om voor meer dan 30 man een voortreffelijke maaltijd voor te zetten. Er werd niet alleen gegeten en gedronken: er waren speeches en liedjes, en een mooi dankwoord van Gerard. De sfeer was uitstekend. Omdat veel opleiders Gerard nog kennen, willen we graag enkele impressies met jullie delen. Gerard, het ga je goed met je vele plannen voor de toekomst! E-portfolio aios Maart roert zijn staart? DOOR KATRIEN BOOTS, COÖRDINATOR E-PORTFOLIO EN RAMONA GUERRIERI, TOETSCOÖRDINATOR In september 2013 ging een zestal aios van start met dit digitale portfolio. Geen boek- en papierwerken meer, geen in te leveren combels maar een portfolio dat op ieder beeldscherm overal toegankelijk is. De afgelopen zes maanden hebben de zes aios, hun opleiders, Katrien als mentor en Ramona als flankerend toetscoördinator, tot grote tevredenheid met het e-portfolio gewerkt. De combels worden, evenals de overige beoordelingsformulieren, digitaal ingevuld nadat de aios een e-mail met daarin een uitnodiging-totbeoordeling-link gestuurd heeft. Ook de toetsgegevens staan online, evenals het Individueel Opleidings Plan (IOP). De opleider en mentor/docent zijn bevoegd om in het portfolio te kijken; ze kunnen hierin niets wijzigen of toevoegen: het e-portfolio kan alleen door de aios beheerd worden. Ter bescherming van de privacy van de aios is er een kopje ‘kladblok’ dat niet toegankelijk is voor opleider en docent; hierin kan de aios dus dingen kwijt die hij/zij wel wil bijhouden maar (nog?) niet wil delen. Het beperkte aantal kinderziektes is doorgegeven aan de ontwikkelaar van het e-portfolio. Kortom: het belooft een mooie lente te worden met een drietal nieuwe groepen die ook ‘digitaal gaan’. De aios van deze groepen en hun opleiders zijn al op de hoogte gebracht van het bestaan van het e-portfolio en de docenten krijgen momenteel uitleg. Wordt vervolgd. Voor meer informatie: katrien.boots@maastrichtuniversity.nl ramona.guerrieri@maastrichtuniversity.nl 33
Pagina 34
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Rubriek voor huisartsopleiders De Lijn van Stijn DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOÖRDINATOR De tweede aflevering van deze rubriek voor opleiders geeft me de kans om een aantal zaken te bespreken waarvan ik denk dat ze interessant en of belangrijk voor jullie. Think out loud Het artikel uit de Lancet ‘Inconvenient truths about effective clinical teaching’1 beschrijft een aantal kenmerken van goede leermeesters. Ik vind het een inspirerend stuk en ik heb een van die waarheden als titel van deze paragraaf gekozen. De auteur, Brendan Reilly, beschrijft waarom het belangrijk is om je eigen klinisch denken aan de student duidelijk te maken. Een van de redenen die hij geeft, is dat daardoor duidelijk wordt waarom in een individueel geval wel kan worden gekozen om af te wijken van de richtlijnen. Volgens hem is het vertalen van de resultaten van onderzoek naar de zorg voor de individuele patiënt, de essentie van wat dokters doen. Hij adviseert om dat hardop te zeggen zodat het voor de student inzichtelijk wordt. Een andere reden voor dit advies is het laten zien/horen dat praktische geneeskunde vaak ambivalent en niet rechtlijnig is maar messy. Studenten moeten het probleemoplossende traject van de opleider kunnen volgen, inclusief de misstappen en niet-werkende oplossingen. Het ongemakkelijke van deze waarheid is, dat het van de opleider naast ervaring en zelfvertrouwen, ook bescheidenheid vraagt. Medewerking aan onderzoek Ik krijg regelmatig vragen van onderzoekers die zich met huisartsgeneeskundige onderwerpen bezig houden of ik huisartsopleiders weet met wie ze hun onderwerp kunnen bespreken. Dat kan zijn in een focusgroep of iemand vraagt of ik een individuele huisarts/opleider weet die zou willen meewerken. Onderwerpen van die studies waren: ‘efficiënt informatie verzamelen bij breedsprakige chaotische patiënten’, ‘motiverende gespreksvoering’, ‘pluis-niet-pluis’ en ‘zelfsturing door aios’. Zo’n vraag betekent iedere keer een afweging maken tussen het onderwerp van de onderzoeker en het belang van opleiders die het vaak al druk genoeg hebben. Een aanbeveling van Huisartsenopleiding Nederland is dat wij 1 vol 370. pag. 705-711, 2007 34 Suzie Samveljan (aios Jaar 3) en Marc America (opleider) in Posterholt ‘duidelijk communiceren naar opleidingspraktijken dat dit deelname aan klinische onderzoeksprojecten een deel van het opleidingsproces van de aios is’. Ik zou het fijn vinden als opleiders die het leuk vinden om betrokken te worden bij lopend onderzoek, dat aan mij melden. Ik hoef bij een verzoek dan niet door mijn bestand te gaan scrollen op zoek naar welwillende collegae. Vastleggen waarneemregeling Wanneer je afwezig bent door vakantie, nascholing of ziekte, wordt de patiëntenzorg waargenomen door een collega huisarts. Deze neemt daarmee de geneeskundige behandelingsovereenkomst (conform de wet WBGO) over. Wanneer een aios in het kader van waarneming patiënten ziet van een andere huisarts, is er alleen sprake van een overeenkomst als de waarneming van de opleider met de andere collega schriftelijk is vastgelegd. Dit is de reden dat een van de erkenningseisen van de RGS (Registratiecommissie Geneeskundige Specialismen, de opvolger van de HVRC) luidt dat ‘een opleider alleen kan worden erkend wanneer er een schriftelijk vastgelegde adequate waarneemregeling is’. Dit is van belang ter bescherming van de aios, de opleider en ook de patiënt. Ik wijs hier op, wetende dat er in jullie praktijken vaak niet voldaan wordt aan deze regel. HON/HN H(O)N staat voor ‘Huisartsenopleiding Nederland”. Huisartsopleiding Nederland is opgericht in 2007 met als doel ‘één landelijke huisartsopleiding op acht locaties, met eigen accenten bij de instituten’. De laatste zin is afkomstig van hun website www.huisartsopleiding.nl. Ik wil deze organisatie graag meer onder de aandacht brengen. HON is een samenwerkingsverband van de hoofden van de huisartsenopleidingen en de opleiders (afgevaardigd door jullie organisatie, de LHOV, www.lhov.nl). HON organiseert vele zaken die voor de opleiding van belang zijn. Als je de site nog niet hebt bekeken, dan is mijn advies om dat eens te doen. Onder het kopje ‘huisartsopleiders’ is nuttige informatie voor jullie te vinden. op één lijn 48 1 e uitgave 2014 De gereserveerde opleiderscapaciteit Een van de taken waar ik minder reikhalzend naar uitkijk, is vertellen aan een opleider dat hij of zij een periode geen aios krijgt. Ik schets in het kort de verschillende belangen die hierbij spelen. De opleider wil graag continuïteit in het opleiden, de aios wil graag kiezen uit verschillende praktijkvormen (solo, groep, dorp, stad) en het instituut wil graag enige reservecapaciteit om op onverwachte situaties (zoals uitval van een opleider) te kunnen reageren. Zoals bekend starten er ieder jaar in maart en in september 36 aios in Maastricht met hun opleiding. Wij kijken bij de samenstelling van bijpassende opleiderscohorten, onder andere naar de bovengenoemde factoren. Daarnaast speelt ook de afstand/nabijheid van de woonplaats van de aios en de opleider een (beperkte) rol. We houden als bovengrens een reistijd van 1 uur aan (enkele reis). De spreiding in woonplaats van de nieuwe aios is onvoorspelbaar is. Binnen een jaar heb ik ervaren dat in de regio zuid 14 opleiders geen aios hadden, maar dat 6 tot 9 maanden later alle opleiders in zuid aan het opleiden zijn (en ik hoop dat zich geen ontkoppelingen voordoen). Plannen is lastig. Ik wil daaraan graag toevoegen, dat we proberen om ‘de pijn’ eerlijk te verdelen. We houden namelijk bij welke mensen gedurende welke periode niet opgeleid hebben. De niet ingedeelde opleiders geef ik door aan Lilian Aarts, onderwijscoördinator van de vakgroep huisartsgeneeskunde. Zij zal de opleider dan vragen of hij/zij een coassistent wil begeleiden in de aios-vrije periode. Zodra wij weten dat iemand geen aios krijgt, dan geven we dat zo spoedig mogelijk (meestal 3 maanden van te voren) aan jullie door. Opleiderscurriculum 10 april starten we in Urmond met het nieuwe opleiderscurriculum. Zoals bekend zijn we voor de terugkomdagen afgestapt van het onderscheid van opleiders naar ervaring (de blokken). Vanaf april 2014 heeft een opleidergroep eerst docentenoverleg, wat na een pauze wordt gevolgd door begeleide intervisie. De intervisiegroepen (6-7 opleiders met een begeleider) hebben vanaf dan een gemengd ervaringsniveau en, naar we verwachten, ook gevarieerde vragen. We gebruiken de terugkomdagen in de maanden april tot en met juni 2014 ook om een door collega opleiders in den lande goed gewaardeerde EBM-cursus te organiseren. Bas Maiburg heeft jullie hierover al een bericht gestuurd. Vanaf komend september splitsen we de opleiders-terugkomdagen ook naar locatie (Eindhoven en Maastricht) en naar aios-jaar (1 of 3). Ik zal daar van de zomer meer over kunnen vertellen. In en uit ‘dienst’ Per 1 maart 2014 zijn gestart: • Mario Kochen, Heerlen • Suzanne Klarenbeek, Elsloo In 2013 zijn gestopt als opleider: • Pieter Wassenberg, Eindhoven • Helmus Suijs, Bakel • Theo Mangnus, Tegelen • Hans Bressers, Breda • Gerard Verhaegh, Helmond • Hans van Gestel, Heeze • Martin Link, Obbicht • Frans Macco, Susteren • Huub Schepers, Bocholtz • Hanneke Hamers, Maastricht Startclass aios De eerstejaars aios die in maart zijn gestart, gaan vanaf het begin meedoen met de diensten van de opleider. Om hun beter voor te bereiden op wat er dan van hen gevraagd wordt, is landelijk besloten om een deel van de Startclass Spoedeisende Geneeskunde van Jaar 2 naar de beginperiode van Jaar 1 te verplaatsen. Dat betekent dat de in maart gestarte eerstejaars aios van dinsdag 13 tot en met vrijdag 16 mei de Startclass volgen en dus niet in de praktijk zal zijn. In het tweede jaar volgen er nog 6 dagen Startclass, voorafgaande aan de SEH-stage. Het leergesprek over acute casuïstiek kan mogelijk een andere dynamiek hebben/krijgen als de aios de opleider schoolt in het ABCDE denken, afhankelijk van het kennisen ervaringsniveau van de opleider hierin. Tot een volgende keer! Ik hoor graag jullie opmerkingen en of vragen over deze Lijn, Stijn de Vries, opleiderscoördinator Stijn.devries@maastrichtuniversity.nl T 043-3882993 35
Pagina 36
op één lijn 48 h 1 e uitgave 2014 Interstavendag Huisartsopleiding ‘Innovatie van onderwijs’ DOOR BABETTE DOORN, ORGANISATIE Ieder jaar wordt de zogeheten interstavendag georganiseerd voor alle medewerkers (=staf) van alle Huisartsopleidingen in den lande. De organisatie wordt door de opleidingen om toerbeurt georganiseerd. In 2014 is Maastricht weer aan de beurt. Op donderdag 2 oktober 2014 is deze interstavendag. Gekozen is voor een passende, goed bereikbare en stimulerende locatie: het Evoluon in Eindhoven. Thema dit jaar is ‘Innovatie van onderwijs’. De dag is bedoeld om elkaar (beter) te leren kennen, van elkaar te leren, te netwerken, te discussiëren, eieren te leggen / uitbroeden en om uit te uitwisselen. Behalve staf wordt per instituut ook een tiental huisartsopleiders uitgenodigd om deze dag bij te wonen. De hoogleraren Huisartsgeneeskunde zijn ook van de partij en we hopen ook enkele hoofden van basiscurricula om het onderwijscontinuüm te versterken. Gezien het thema ‘innovatie’, koos de voorbereidingsgroep naast de geweldige locatie ook voor prikkelende werkvormen. Geen schoolse zaaltjes met frontaal onderwijs, maar marktkraampjes en ‘denktank’ capsules waarin gediscussieerd kan gaan worden. We gaan elkaar bestoken met vragen waarom we dingen doen zoals we ze doen en wat het oplevert. We gaan elkaar onze beste waar aanprijzen, vermarkten. We zijn erg benieuwd wat didactisch nieuw/vernieuwend is, niet alleen op technologisch vlak, maar ook inhoudelijk, logistiek of qua vorm. De relevante projecten van ‘onderzoekers van onderwijs’ willen we ook aan bod laten komen. Wat wordt ons onderwijs van de toekomst? Wie maakt ons wat wijs? Voor informatie of feedback kunt u mailen naar Babette.Doorn@maastrichtuniversity.nl Wie heeft verhalen uit vervlogen tijden? d In september 2014 bestaat de Huisartsopleiding in Maastricht 40 jaar. Gestart werd in die tijd met een groep basisartsen die elders in Nederland waren opgeleid. De Faculteit Geneeskunde in Maastricht bestond immers pas vanaf 1974. Bent of kent u huisartsen van dat eerste uur die onder leiding van wijlen They Lemmens en de springlevende Jos op ’t Root de toen nog eenjarige huisartsopleiding volgden in Maastricht? Laat het ons weten! Het eindejaarsnummer van 2014 proberen we dan een themadeel over het 40-jarig bestaan samen te stellen. We zoeken verhalen, anekdotes maar ook beeldmateriaal. Neemt u s.v.p. contact op via: op1lijn@maastrichtuniversity.nl of bel 043-3882151 (Babette Doorn) of het algemeen secretariaat (sinds 1975!) (Ine Siegelaer) 043-3882302. 36 J a a r H c u i i s t a r t s o p l e i i n g M a a s r t op één lijn 48 1 e uitgave 2014 In de media Een Lintje voor Rob Keijzer DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE In januari kreeg onze voormalig medewerker (in dienst in 1996) Rob Keijzer een Lintje. Het hoe en waarom kunt u lezen in onderstaand nieuwsbericht van Omroep Venray1. Rob en zijn vrouw Lili, allebei zeer bevlogen docenten, werkten jarenlang bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. Koninklijke onderscheiding voor huisarts Rob Keijzer uit Ysselsteyn Burgemeester Hans Gilissen heeft de heer Rob Keijzer uit Ysselsteyn een Koninklijke onderscheiding uitgereikt. Hij is benoemd tot Ridder in de orde van Oranje Nassau. Rob Keijzer is een enthousiaste gedreven huisarts die gedurende zijn 33-jarige carrière zeer betrokken was bij zijn patiënten, maar vooral ook bij de gemeenschap in Ysselsteyn. Rob Keijzer was een groot pleitbezorger, tot in Den Haag aan toe, voor de huisartsen op het platteland. Hij zette zich jarenlang vol overgave in voor de leefbaarheid in 1 http://www.omroepvenray.nl/nieuws/2014/01/17/koninklijkeonderscheiding-voor-huisarts-rob-keijzer-uit-ysselsteyn de dorpsgemeenschap. Of het nu was voor de jongeren van de Jera of de ouderen van De Smidse. Met compassie was hij betrokken bij andere medewerkers in de zorg, als universitair- en praktijkdocent voor toekomstige artsen en verpleegkundigen. Hij was actief bestuurder van Cohesie (huisartsenorganisatie) en van de landelijke koepel van apotheekhoudende huisartsen.Als bestuurder was hij voortdurend bezig met motiveren, stimuleren en afstemmen met andere zorgorganisaties om de zorg voor de patiënt verder te verbeteren. In Ysselsteyn heeft hij zich sinds 2006 ingezet voor de oprichting van 't Zorghuus, een woon-zorgcomplex voor dementerende bejaarden en mensen met een verstandelijk en/of meervoudige beperking. Mede door zijn inspanning is dit unieke burgerinitiatief gerealiseerd in 2013. Een organisatie die grotendeels draait op vrijwilligers en die enorm belangrijk is voor de Ysselsteynse gemeenschap. 37
Pagina 38
op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Gezondheidsrechterlijke kwesties Heeft een patiënt ook plichten? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE Inleiding Op 26 maart 20131 heeft het Centraal Tuchtcollege in Den Haag een huisarts een waarschuwing opgelegd omdat hij een diabetes mellitus type I patiënt, die zich niet wenste te laten controleren en niet op het spreekuur kwam, wel insuline voorschreef. Vanaf 2000 tot aan zijn overlijden op 7 januari 2009 is betrokkene nooit gezien door de arts of zijn POH. De vorige huisarts had geen informatie overgedragen en de patiënt heeft nooit gereageerd op oproepen (voicemail, briefje in de brievenbus, briefjes bij de medicatie) om zich te laten controleren. Ook kreeg de huisarts geen brieven van specialisten of diabetes verpleegkundige. De patiënt kwam wel jaarlijks zijn griepspuit halen en hij nam insuline welke hij kreeg door middel van herhaalrecepten die door de huisarts werden gefiatteerd. De huisarts werd aangeklaagd door de Inspectie nadat deze geïnformeerd was door de forensische arts die betrokken was bij de lijkschouw en een verklaring van natuurlijk overlijden af heeft gegeven. Deze casus roept tal van vragen op. Hoe zit het met de verantwoordelijkheidsverdeling? Wat mag je van een patiënt verwachten? Hoe zit het met de zorgplicht van de huisarts? Wat zijn de plichten van een patiënt? Shared Decision Making (SDM) en Zelf Management (ZM)? Respecteren van de zelfbeschikking en autonomie van de patiënt? Is er door de huisarts proportioneel behandeld? In dit stukje zal nader ingaan worden op de plichten van een patiënt, wat we mogen verwachten van een patiënt en hoe het dan zit met de verantwoordelijkheidsverdeling en aansprakelijkheid? Goed patiëntschap Er zijn veel rapporten verschenen over rol van de patiënt in de spreekkamer met zijn rechten en plichten2, hieruit zijn de volgende 3 verantwoordelijkheden te onderscheiden: 1 CTG C2012.093, 26 maart 2011 (zie ook RTC Zwolle 023/2011, 12 januari 2012, die in eerste aanleg de klacht ongegrond heeft verklaard). 2 Sinds 2007 onder andere: Signalement ‘Goed patiëntschap’, Meer verantwoordelijkheid voor de patiënt, Raad voor de Volksgezondheid en Zorg(RVZ) 2007, Vertrouwen in de spreekkamer , RVZ februari 2008, Geven en nemen in de spreekkamer, veranderende verhoudingen, RVZ 2009, Nieuwe verhoudingen in de spreekkamer: juridische aspecten, Prof. Mr. J. Legemaate, februari 2013, Gezamenlijke besluitvorming door zorgverlener en patiënt- normatieve achtergrond, achtergrond studie 2013, centrum voor Ethiek en Gezondheid 38 • het in acht nemen van algemeen geldende omgangsvormen • het na komen van zakelijke verplichtingen • het meewerken door de patiënt aan de behandelrelatie en het behandelresultaat Algemeen geldende omgangsvormen Het uitgangspunt is respectvolle bejegening. Concreet betekent dit geen schade toebrengen aan de hulpverleners, geen agressie. Agressief gedrag dat voortkomt uit een ziekte valt hier niet onder. Aanhoudend agressief gedrag is een gewichtige reden om de behandelrelatie op te zeggen3. Minder schadelijk dan agressie is claimend gedrag, maar ook dit is niet acceptabel. Als zodanig is claimend gedrag niet te verbieden maar de zorgverlener is op grond van de WGBO gehouden aan de voor hem geldende professionele standaard; niet minder, maar ook niet meer. Ook afspraken nakomen valt onder algemeen geldende omgangsnormen en frequente no-shows kan de behandelrelatie schaden4. Zakelijke verplichtingen nakomen De WGBO vermeldt de betalingsplicht expliciet in artikel 7:461 BW, echter door de zorgverzekeringswet betaalt de patiënt de zorgverzekeraar een premie inruil waarvoor hij zorg ontvangt. Vele patiënten onttrekken zich echter aan deze zorgverzekeringsplicht5. Wanbetalers verliezen hun recht om van zorgverzekeraar te wisselen. In relatie hiermee wordt sinds 2006 fraude met verzekeringspasjes tegengegaan door invoering van een identificatieplicht, zonder geldige legitimatie kan behandeling geweigerd worden als er geen sprake is van spoed. 3 Zie ook Op één lijn 40, 2e uitgave 2011, Mag een arts een patiënt weigeren of uit de praktijk zetten? 4 Uit een onderzoek in 2002 bleek 14% van de polikliniek bezoekers de afspraak niet na te komen. Na invoering van een no-show tarief daalde dit percentage naar 8% in 2004 5 Op dit moment is er een betalingsachterstand van bijna een miljard euro, ruim 1/3 van het totale huisartsen budget in de zorg. Er wordt geschat dat 120.000 patiënten nog nooit een zorgpremie betaald hebben. Iedere maand loopt het te kort met 20 miljoen op (bron CBS). op één lijn 48 1 e uitgave 2014 Meewerken aan behandelrelatie en behandelresultaat Ook deze verplichting staat in de WGBO vermeld in artikel 7: 452 BW, ‘de patiënt geeft de hulpverlener naar beste weten de inlichtingen en de medewerking die deze redelijkerwijs voor het uitvoeren van de overeenkomst behoeft’. Hier is veel ruimte voor invulling. Goede wederzijdse informatieoverdracht is essentieel voor het slagen van een behandeling, dit wederzijdse zit ook in de eis van ‘Informed Consent’ en de informatieplicht van de arts. De patiënt moet meedenken en meebeslissen, maar ook adviezen opvolgen en meewerken wil er sprake zijn van SDM en ZM. Het veronderstelt een actieve rol van de patiënt. Maar hier zit ook een probleem, het vergt bepaalde competenties om dit te doen en niet iedere patiënt zal hierover beschikken6. Dit maakt het lastig om juridische consequenties te verbinden aan het niet nakomen van ‘goed patiëntschap’. Dit zou pas mogelijk zijn als de patiënt de hulpverlener welbewust verkeerd informeert over een gevolgde behandeling7, medicatiegebruik8 of middelengebruik9, op een daartoe gerichte vraag. Daarnaast heeft de patiënt ook het recht een deel of geheel behandeling te weigeren. In het uiterste geval kan de behandelovereenkomst worden opgezegd als de patiënt zo weinig medewerking verleent, dat elke behandeling zinloos wordt. Het streven zal echter zijn door communicatie en informatie de eigen verantwoordelijkheid en therapie van de patiënt te stimuleren, ook in het belang van patiëntveiligheid; artikel 7:452 schept slechts een morele, niet afdwingbare verplichting, die in het uiterste geval leidt tot het ontbinden van de behandelrelatie. Een minder vergaande optie is het bijstellen van het behandelplan waardoor de patiënt mogelijk wel aan zijn verplichtingen zou kunnen voldoen, dit kan echter alleen met toestemming en in samenspraak met de patiënt. Dat naleving van de verplichtingen niet alleen een individueel belang voor de patiënt betekent, maar ook een collectief belang. Een betaalbare en voor iedereen toegankelijke zorg, maakt dat er gezocht wordt naar maatregelen om goed patiëntschap te stimuleren. Dit gebeurt in de vorm van ondersteunen tot afdwingen binnen een toetsingskader vastgelegd in het Signalement van de RVZ uit 2007. SDM is een middel om het verkrijgen van een Informed Consent te faciliteren en de kwaliteit ervan te verbeteren10. 6 Het signalement van 2007 spreekt van ‘Patiënten variëren van mondige regisseurs tot stille volgers’ 7 Voorbeeld, al eerder IVF behandeling gehad en dit verzwijgen 8 Medicatie niet nemen terwijl wel geïndiceerd 9 Voorbeeld: roken terwijl gecontra-indiceerd bij bepaalde behandelingen (implantaten) 10 Legemaate 2013; Nieuwe verhoudingen in de spreekkamer juridische aspecten. Terug naar de casus De eerste reactie na het lezen van de casus zal zijn dat het mede te wijten is aan de patiënt dat het zo is afgelopen en dat de dokter zijn best heeft gedaan en verder geen blaam treft. Dat vond ook het regionaal tuchtcollege in Zwolle. De patiënt wilde niet en reageerde ook niet op briefjes en telefoontjes en een huisbezoek. Hoe dan verder als arts? In dit geval was er niets bekend van de patiënt, er was geen dossier van zijn vorige huisarts overgedragen, er was en kwam geen informatie uit de tweede lijn. Over de zakelijke verplichting is weinig bekend, het niet reageren op telefoontjes, briefjes en huisbezoek is weinig respectvol van de patiënt en past niet in goede omgangsvormen, maar is niet gewichtig genoeg om de behandelrelatie te beëindigen. Het derde aspect betreft het meewerken aan de behandelrelatie. Betrokkene nam wel zijn insuline en vanaf 2004 zijn griepvaccinatie, maar verder liet hij het hierbij. Van SDM en ZM was geen sprake, er was geen contact geweest. Ook vond het Centraal tuchtcollege het aantal pogingen dat de praktijk had ondernomen, onvoldoende. Er konden maar enkele pogingen worden aangetoond. Pas als er voldoende en adequate pogingen waren ondernomen om de patiënt te bereiken en er voldoende gewaarschuwd was voor de risico’s van zijn ziekte en de daarmee samenhangende regelmatige gezondheidscontroles en de patiënt weigert dan nog, dan pas mag de arts concluderen dat het een weloverwogen keuze van de patiënt is geweest. In voorkomende situaties dus niet volstaan met een briefje met het verzoek om contact op te nemen en alle contact pogingen noteren in het dossier. Wel een brief sturen (NHG patiëntenbrief) waarin het belang van het contact opnemen wordt vermeld evenals de gezondheidsrisico’s van het niet adequaat controleren van het ziektebeeld. Eventueel in samenspraak met de apotheek bij het ophalen van de medicatie de confrontatie aangaan. In het uiterste geval besluiten dat dit een gewichtige reden is om de behandelrelatie te beëindigen. In de ideale wereld, in een SDM situatie, met een wilsbekwame patiënt, had deze patiënt, na zeer goed voorgelicht te zijn door zijn behandelaar, deze beslissing mogen nemen en zou daar dan ook zelf verantwoordelijk voor zijn geweest, nu blijft een deel van die verantwoordelijkheid op de behandelaar rusten en levert die aansprakelijkheid een waarschuwing op. Hoeveel patiënten heeft u, die braaf hun medicatie herhalen, maar zich niet laten controleren? 39

Op één Lijn 46


Pagina 2
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Colofon Inhoudsopgave Oplage 2300 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 9590 Fotografie • Pagina 5: Opening La Famille Elsloo Gemaakt door Henk Helwig • Pagina 11: Portret Merijn van de Laar Gemaakt door Henk Pluijm Deadline volgend nummer 28 oktober 2013 Foto pagina 32, van links naar rechts: Daisy van der Woude, aios gynaecologie | Rianne Ronden, AIOS-H | Saskia Nicolai, AIOS-H | Mieke Heijmans, AIOS-H | Judith Brouns, AIOS-H | Celien Vreuls, assistentenverenigingAZM | Bart van der Heij, AIOS urologie | Charlotte Schiffelers, AIOS-H | Bas Maiburg, docent EBM | Marjan van den Akker, docent EBM | Sam Janneke van Sambeek, AIOS kindergeneeskunde | Niels Beurskens, docent EBM | Marleen Gulikers, onderwijsontwikkeling AZM Niet op de foto: Ingrid van der Heijden, onderwijsontwikkelaar hag (achter de camera) | Rhea Heeringa, AIOS-H | Hanneke Hall, AIOS anaesthesie | Renee Mertens, AIOS-H | Tessa Ubags, AIOS-H | Dennis Oerlemans, AIOS urologie | Jasper van den Berg, AIOS-H | Simon Kleijkers, AIOS-H | Yrsa Doekes, AIOS-H | Mariska Voss, AIOS-H © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 2 Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Opening La Famille Elsloo – Babette Doorn Broodje internationaal – Babette Doorn Maastrichts Mooiste – Babette Doorn Huisartsenzorg in een transcultureel perspectief – Frans van der Horst Stellen zich voor Jeanny de Groot – Promovendus Merijn van de Laar – Gedragswetenschapper Huisartsopleiding Petra Delahaije – Secretaresse Huisartsopleiding Ramona Guerrieri – Toetscoördinator Huisartsopleiding Aankondiging Nascholing – Redactie Raymond Lonij – HAB basiscurriculum Onderwijs Vanuit het onderwijs – Laury de Jonge Van Pasta naar planning – Lilian Aarts Het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde nieuwe stijl – Miriam Janssen en Marion van Lierop ‘Hij praat veel, maar zegt niet alles’ – Babette Doorn Nascholing – Yvonne van Leeuwen Onderzoek Bruikbare Wetenschap – Philippe Hoogsteder en Jochen Cals Zorg voor mensen met type 2 diabetes – Arianne Elissen en Inge Duimel Promotie Zelftesten – Janaica Grispen ‘Mix and mingle’ – Mandy Stijnen WESP-en Christianne Erens: kwaliteit van de ketenzorg Huisartsopleiding Uit het hoofd – Jean Muris MOVAH: Wijnproeverij – Hanneke Goossens In de leer: AIOS plant U voort! – Sophie van der Voort Medicina de familia y tapas en Madrid – Laura Navarro en Peter Oostveen Alcohol geen probleem, dokter?! – Wilma Noteborn en Diederd Kronjee Maastrichtse AIOTHO's winnen prijzen – Redactie Evidence Based Medicine – Ingrid van der Heijden De wetenschapsdag van 23 april 2013 – Sjef Swaans NHG congres 2013: Help! Een spoedgeval – Hendrik Jan Vunderink De context, de kijker en de tijd – Felix Punt Hartcursus jaar 1 – Tonnie van Kessel Iedereen huisarts – Joris van Alebeek AIOS congresdag – Eva van Sebille Bijzonder bekwaam: palliatieve zorg – Hendrik Jan Vunderink Voetbaltreffe AIOS versus Opleiders – Koen Verwersch Gezondheidsrechterlijke kwesties: het Tuchtcollege – Arie de Jong STARtclass maart 2013 – AIOS groep 113150 3 4 5 6 7 8 10 11 11 12 12 13 14 15 16 18 20 20 22 23 24 Dementie: is het tij te keren? – Marjan van den Akker en Martin van Boxtel 25 26 26 27 28 29 30 31 32 32 33 34 35 36 37 38 39 41 43 op één lijn 46 2013 Van de redactie Gelukkig Nieuwjaar Het is een rare titel voor het zomernummer maar wel relevant voor mensen die bij een universiteit of andere onderwijsinstelling werken. Het nieuwe jaar begint dan meestal niet op 1 januari (al wordt er dan boekhoudkundig heel wat afgerekend), maar rond 1 september. Het onderwijsbedrijf ligt tijdens de zomer al lang niet meer stil. Stages zoals het coschap starten en lopen gewoon door. Wel is het relatief rustig en worden diverse onderwijsruimtes vernieuwd, ook die op het DEB 1. Onze voorzitter, Job Metsemakers, zal na de zomer een andere baan ‘erbij’ hebben naast die van voorzitter van onze vakgroep. Hij wordt dan Opleidingsdirecteur geneeskunde bij de Faculteit en volgt daarin Ton de Goeij op. Het zal nog even knutselen worden om beide functies tegelijkertijd in goede banen te leiden, maar hij heeft er alle vertrouwen in. De keuze betekent wel dat hij nu definitief zal stoppen als huisarts in Geulle, waar hij in 1982 begon als collega (en opvolger) van wijlen Jacques Kuijpers. Onze afdeling bereidt zich weer voor op de facultaire introductie van kersverse geneeskunde studenten, beter gezegd: schoolverlaters. Traditiegetrouw ontvangen we de laatste maandag en dinsdag van augustus pakweg 80 studenten in totaal. We informeren ze over huisartsgeneeskunde in het onderwijs en het vak, en proberen ontspannen en informele momenten in te bouwen. Het is belangrijk dat we op verschillende momenten tijdens het academische jaar, voor verschillende doelgroepen gevarieerde voorlichting op maat blijven geven. Steeds vaker doen AIOS mee aan deze activiteiten, zij kunnen zich makkelijk verplaatsen in de belevingswereld van bijvoorbeeld derdejaars of coschappers. Niet iedereen hoeft van ons huisarts te worden, mits ze maar weten waarom. Diezelfde AIOS blijven druk met van alles. Los van leren in de praktijk of het onderwijs in Maastricht, zijn er tal van extracurriculaire activiteiten. De MOVAH-leden timmeren zichtbaar aan de weg. AIOS Sophie, die ploetert voort, maar laat het voortplanten voorlopig aan haar voorbijgaan; al wordt deze extracurriculaire activiteit goed ‘gefaciliteerd’. Er wordt op alle fronten binnen de vakgroep stevig doorgewerkt om onderwijs en onderzoek goed te laten verlopen, alsof er geen (doorlopende) bezuinigingen of wijzigingen aan de orde zijn. Dat is goed, daar moet u geen last van hebben. Klaagzangen zult u niet meer snel van ons vernemen, al blijft het aanpezen om telkens de benodigde aantallen (patiënten of stageplekken) te behalen. Fijn dat u blijft meedoen! Voor dit zomernummer hebben we geprobeerd om verdiepende artikelen aan te bieden zoals de gevarieerde interviews met Wil Keulers, Afshin Hooshiaran en Stephan van den Brand. Verder kunt u weer meekijken in onze keuken: het Broodje, uitwisselingen, nieuwe medewerkers, de onderwijsorganisatie (het nieuwe coschap komt eraan!), de hartcursus, de Startclass en de bruikbare wetenschap. Er valt bovendien altijd wel wat te vieren. Dat kan een opening van een praktijk zijn, of er worden prijzen gewonnen met onderzoek doen, voetballen of hardlopen. Als er iets vanaf spettert in dit nummer is het misschien wel ‘de trots’: op wie we zijn en wat we doen, met zijn allen. Zoals Wil Keulers zei ‘een goede sfeer is heel belangrijk’, dat voelde hij meteen op de gang. Onder de redactieleden heerst ook een prima sfeer. Dit wordt versterkt door ons jaarlijkse etentje, recent nog, op 30 mei. Gegeten met de handen (seafood), we hebben genoten. Met dat gevoel willen we de zomer in, weer of geen weer, op reis of thuis, het maakt niet uit. Maak er wat van! Wij zullen denkbeeldig op u toasten en wensen u alvast ‘een gelukkig Nieuwjaar’. Babette Doorn 3
Pagina 4
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Van de voorzitter Wie de jeugd heeft… DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.’ Als dat zo is, dan zit het wel goed met de toekomst van de Nederlandse huisartsgeneeskunde. Tijdens het wereldcongres van huisartsen (WONCA World Conference) in Praag eind juni was Nederland aanwezig met een delegatie van 219 personen waarvan zeker 100 AIOS en jonge huisartsen. Alleen Spanje had een grotere delegatie. Zoals gebruikelijk maakten we een grote indruk op de andere deelnemers door enthousiasme en betrokkenheid. Wat viel mij op? • Maastricht University is een internationaal bekende instelling. De naam wordt gekoppeld aan onze faam op onderwijsgebied, maar ook aan het onderzoekswerk van onze vakgroep; • De structuur van onze Nederlandse gezondheidszorg met een centrale positie van de huisarts blijft een voorbeeld voor heel veel landen; • De sterke en zelfstandige positie van de afdelingen huisartsgeneeskunde binnen de Universiteit/Faculteit met de daarin verankerde verbondenheid van studenten - onderwijs, huisartsopleiding en wetenschappelijk onderzoek is een voorbeeld voor veel buitenlandse afdelingen. De openingslezing werd gegeven door Dr. Magaret Chan, de Director-General van de WHO. En hoewel een van mijn Nederlandse collega’s na afloop ietwat cynisch opmerkte dat hij niets nieuws gehoord had, was het een belangrijke lezing. Het is politiek belangrijk (ook nog wel voor Den Haag) dat het hoofd van de WHO zegt dat landen zich moeten richten op de ontwikkeling van een sterke Primary Care/ Eerste Lijn met een Family Doctor als ruggengraat van het Primary Care team. Voor ons niets nieuws maar voor landen waar de druk van de ziekenhuis-specialisten groot is en er nog volop debat is, of en wat een huisarts toevoegt aan de gezondheidszorg, wel een duidelijke boodschap. Bovendien een herbevestiging van eerdere afspraken gemaakt in de General Assembly van de WHO enkele jaren geleden. Het statement van WONCA: ‘A family doctor for every family near their home’, werd door Chan krachtig onderschreven. Belangrijk daarbij ook de naamgeving. Wij bedoelen met huisarts iemand die een driejarige opleiding tot huisarts-specialist heeft doorlopen. We vertalen dat naar GP zoals de Engelsen doen. Maar in veel landen is een GP een arts die zó uit de basisopleiding in 4 de zorg mag werken. En dat geeft veel verwarring. Het is beter om de huisarts een Family Medicine Specialist of Family Doctor te noemen, anders dan de GP. Dat is ook de belangrijkste reden waarom de Engelse benaming van onze vakgroep gewijzigd is in Department of Family Medicine. Een andere zeer interessante lezing werd gegeven door Amanda Howe, hoogleraar Huisartsgeneeskunde uit Engeland. Zij sprak over de huisarts als patiënt. Zij presenteerde alarmerende getallen over depressie, burn-out, alcoholmisbruik, zelfmoord en drugsgebruik bij huisartsen. Ze meldde dat het moeilijk was geweest om dit soort gegevens boven tafel te krijgen en dat cijfers in veel landen helemaal niet beschikbaar zijn. Vaak bleek er sprake van disfunctioneren. Collegae vermoedden dat er iets mis was, maar hadden niet de moed om de collega aan te spreken. Een huisarts die dacht depressief te zijn, werd door zijn collegae lachend gerustgesteld en voelde zich volkomen alleen. De conclusie van Howe is, dat huisartsen een extreem hoog coping gedrag hebben: ‘wij worden niet ziek; wij kunnen alles aan’. Dat is dus niet waar. Een boodschap voor ons allen is dat we beter op elkaar moeten letten, en niet bevreesd moeten zijn om onze collega serieus te bevragen bij tekenen van disfunctioneren of veranderd gedrag. We mogen geen genoegen nemen met het antwoord ‘dat het een beetje druk is’. We zouden, net als bij onze patiënten, een stilte moeten laten vallen waarbij we de betrokkene aankijken en vragen: ‘is dat echt zo?’. Een van de manieren om depressiviteit en burn-out te voorkomen is met andere zaken dan alleen het vak bezig zijn. Nu is een congres natuurlijk wel vakgerelateerd, maar geeft het toch ook de gelegenheid tot netwerken, bezoek aan een veelal prachtige stad en omgeving. Ik sluit daarom af met een uitnodiging voor het Europese congres (WONCA Europe) in Lissabon 2-5 juli 2014. De Engelstalige naam van de vakgroep is gewijzigd van Department of General Practice in Department of Family Medicine. www.familymedicinemaastricht.nl op één lijn 46 2e uitgave 2013 Opening La Famille Elsloo ‘Als we straks in onze nieuwe praktijk zitten…’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE U kent het misschien wel, zeker als u al enige jaren meedraait als huisarts. Een verbouwing, een verhuizing, al dan niet met samenwonen met andere huisartsen uit de directe omgeving. Meestal was het oude huis simpelweg te klein voor alle hedendaagse hulpverleners (en niet te vergeten hun stagiaires). Of de aanleiding betrof een nieuwe zorgvisie, gepaard gaand met samenwerking met andere hulpverleners onder een gezamenlijk dak. Zo’n visie wordt meestal ingegeven door de populatie en hun zorgbehoefte in de toekomst. Wie nog verder kijkt, let daarbij ook op wonen en welzijn. In het vorige nummer beschreef dr. Loes van Bokhoven de ’Toekomstvisie in uitvoering’. Hoe hun droom werkelijkheid was geworden in het nieuwe Medisch Centrum Elsloo. Sinds 11 maart jl. werken zij vanuit hun nieuwe praktijkpand. Op enkele kinderziektes na, is het een enorme vooruitgang voor patiënten, hulpverleners en nieuwe stagiaires (eindelijk voldoende ruimte, ook voor onderwijsexperimenten). De laatste stress betrof die rondom het openingssymposium op 13 juni 2013. Vlak voor die datum waren ook het verpleeghuisgedeelte en de zorgwoningen klaar en (grotendeels) bewoond. Tijd voor een feestje. De centrale hal diende als ontvangstruimte voor alle genodigden. De organisatie was in handen van Vivantes. Een aantal sprekers uit de academische wereld was gevraagd om een verhaal te houden. Sandra Beurskens, lector aan Hogeschool Zuyd, gaf een lezing over interprofessioneel samenwerken. Samenwerken lijkt eenvoudig, maar kan lastig zijn omdat elke hulpverlener een specifieke opleiding heeft gevolgd en vanuit dat perspectief kijkt De sprekers worden bedankt naar een patiënt/cliënt. De een let op een been, de ander op het hele lichaam en weer een ander op diens participatie in de omgeving. Wie heeft de regie en wat spreek je onderling af (en vergeet de patiënt daar niet bij te betrekken)? Daarna was de beurt aan Loes van Bokhoven om te laten zien wat er in de regio Elsloo staat te gebeuren de komende jaren. Denk aan het niveau van de voorzieningen, de vergrijzing en meer complexe zorg, maar tegelijk ook ontvolking en minder hulpverleners. La Famille is landelijk niet uniek, maar wel voor deze regio. Ook heel nadrukkelijk worden mantelzorgers betrokken bij het peilen van de zorgbehoefte. Nu het gebouw is opgeleverd, hebben de dokters extra werkplezier gekregen. Na Loes sprak vakgroepvoorzitter en huisarts in Geulle Job Metsemakers de genodigden toe. Hij liet zien dat een academische praktijk zoals Elsloo de kern vormt van het universitaire netwerk. Dat die huisartsen niet alleen zorg bedrijven, maar die zorg ook inbrengen in het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek van heden en toekomst. Ze helpen de (huis)artsen van de toekomst te vormen. Ook zag Metsemakers nieuwe kansen in de samenwerking tussen huisartsen en specialisten Ouderengeneeskunde, zowel bij de uitvoering van zorg in La Famille, als tijdens hun opleidingen (meer samen optrekken in de leerperiode?). Hans Fiolet, geriater in het azM, sloot af met een inspirerend praatje voor (met name) hulpverleners. Fiolet maakte daarbij gebruik van grappige plaatjes om lastige begrippen te illustreren. Hij liet zien dat we allemaal op verschillende manieren in verschillende fasen in ons leven, afhankelijk zijn van anderen. Zijn belangrijkste boodschap was dat artsen (zelf) beter kunnen worden door meer te luisteren naar waar de patiënt behoefte aan heeft en dat er vaak nog veel communicatie mogelijk is, ook met een dementerende. Een mooie afsluiting van het academische deel. Hierna konden we rondkijken bij de disciplines waar we door uitgenodigd waren. Ik sprak ook met een tevreden bewoner die dankzij La Famille kon terugkeren uit revalidatiecentrum Hoensbroek naar een zorgwoning in haar eigen woonplaats. Hoe prettig voor haar echtgenoot annex mantelzorger om vaker en sneller te voet een bezoekje te kunnen brengen. Heeft u ook zo’n mooi initiatief: laat het ons weten, dan komen we graag in uw keuken kijken. 5
Pagina 6
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Broodje internationaal ‘The Freedom Formula’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE In het kader van de lunchbesprekingen genaamd 'Broodje', kregen wij op 30 mei jl. als spreker Robert West voorgeschoteld. Hij is professor in de gezondheidspychologie en leider van 'Tobacco Studies at the Cancer Research UK Health Behaviour Research Centre' aan het University College in Londen en hij bekleedt tal van noemenswaardige nevenfuncties. Kortom: een autoriteit. In de zaal zaten niet alleen wetenschappers van Huisartsgeneeskunde, maar ook van de vakgroep Gezondheidsbevordering. De aankondigingsposter had ik al gezien: 'The Freedom Formula'. Als er geen ondertitel bij had gestaan dat het over stoppen-met-roken ging, zou ik eerder aan een motorolie merk gedacht hebben. Die verkeerde verwachting bleek relevant, want Robert West wilde voor zijn nieuwe boek een goede pakkende titel voor de Nederlandse markt bedenken. Dat was een van de vragen aan het Broodje-publiek. Maar eerst vertelde hij waarom hij gevraagd werd een boek te schrijven en waarover. De reden voor het boek is dat er heel veel wetenschappelijk onderbouwde kennis is over rookverslaving en wat je kan doen om succesvol te stoppen met roken. Dus geen Alan Carr maar marketing van pure wetenschap. Doelgroep: mensen die succesvol willen stoppen (dus niet 'proberen om'). De titel The Freedom Formula is gekozen voor de Amerikaanse markt. De boodschap is simpel: 1. Blijf proberen om te stoppen 2. Gebruik bij elke stoppoging de meest recente kennis (aangeboden via internet) 3. De formule is een totaalpakket, voor elke roker wat wils De beschikbare middelen om te stoppen worden gerangschikt volgens een drie sterren systeem naar niveau van bewezen werkzaamheid: *** bewezen in een Randomised Controlled Trial ** er is evidence beschikbaar dat het kan werken onder bepaalde omstandigheden * amper tot geen bewijs, maar wie weet helpt het Het boek behandelt in hoofdstukken de volgende 9 stappen: 1. Personal advice and support (maatwerk) 2. Automated support (internet) 3. Nicotine products 4. Medicines 5. Your approach 6. Staying strong 7. Avoid temptation 8. Dealing with temptation 9. If you should slip Robert West is een vlotte spreker die de zaal boeit en hij heeft kennis van zaken. Geeft hoop aan mensen door te laten zien dat stoppogingen vaak niet lukken (zeg niet negatief 'mislukken') omdat ze simpelweg niet goed worden toegepast. En dat er op meer dan één front gedacht en gewerkt dient te worden. Het kritische Broodjes publiek had uiteraard pittige vragen en plaatste kanttekeningen bij de doelgroep van zijn boek. Het boek gaat eind dit jaar verschijnen in de USA maar of het zo snel op de Nederlandse markt zal komen? In elk geval zijn er voldoende tips voor een pakkende Nederlandse titel aangereikt. 6 op één lijn 46 2e uitgave 2013 Lopen is een feest! Maastrichts Mooiste 9 juni 2013 DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Op zondag 9 juni vond voor de 10e keer in haar geschiedenis 'Maastrichts Mooiste', een hardloopwedstrijd in en rondom Maastricht plaats. Traditiegetrouw doet onze vakgroep mee aan de Bedrijvenloop. Dit jaar met 2 teams: de 5 kilometer en de 15 kilometer. Door het kille voorjaar hadden veel ‘vaste’ lopers niet getraind en lieten ze weten (pas) in 2014 weer van de partij te zijn. Met kunst en vliegwerk kregen we 2 teams gevuld en schreven we 12 hardlopers in totaal in. Op de dag zelf was het prima hardloopweer, niet te warm, bewolkt maar droog. Ik zorgde voor de HAG-shirts (met dank aan sponsor CANON), de inschrijfnummers-mettijdwaarneemchip, bewaakte de persoonlijke spullen en maakte wat foto’s. De eerste beurt (start om 10 uur) was aan de 5 km teams. Helaas bleek het rugnummer van Onno van Schayck al vooraf zoek geraakt. Geluk bij een ongeluk: huisarts Ghais Al Mansouri moest op de valreep afmelden wegens een enkelblessure. Zo geschiedde dat Onno Al Mansouri meeliep en ook nog de snelste bleek van onze 5 km lopers. Vermeld moet worden dat als Onno onder zijn eigen naam en leeftijd had meegelopen, hij de 1e prijs in de categorie 55 jaar en ouder had behaald. De andere lopers waren de aios Simon (ongetraind) en Ernst en onderzoekers Mark en Berhe. Allemaal kwamen ze tamelijk fris de finish over, misschien volgend jaar toch maar een 10 km team inschrijven... Dan de 15 km. De verwachtingen waren stiekem hoog gespannen want we hadden Erik Haakma van personele zaken ingelijfd. En met de jonge goden Jochen en Philippe zou het moeten kunnen om een podiumplek te bemachtigen. De enige dame die bij ons meeliep (met haar moeder) was aios Pauline. En niet te vergeten Job en Paul ('moet je hiervoor trainen?'), onze 60+ deelnemers. Allemaal fit, blessurevrij en gretig om een goede tijd te halen. Erik stelde allerminst teleur en liep een tijd van 1.00.59 (de 6e plek in zijn leeftijdscategorie). Daarna verrassend Jochen 1.04.47, net sneller dan aiotho Philippe met 1.07.09. Pauline en Job liepen rond de 1.19, prima, net als Paul die sneller dan vorig jaar liep: 1.24.30. Allemaal winnaars! Er werd nog even nagepraat op het terras. Erik en Job besloten voor de vorm naar de prijsuitreiking te gaan rond 13.45 uur. Ze bleven lang weg. Niet zonder reden want het HAG-team had weer eens een podiumplek behaald: de 3e prijs (vorig jaar werd dit team 4e). Zo kreeg de frisse zondag alsnog een warme glans. Gezien de vele mails met aanmeldingen voor 2014, gok ik dat we 3 teams gaan inschrijven! Het 5 km team Het 15 km team (Paul was nog niet binnen) 7
Pagina 8
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Interview met Afshin Hooshiaran Huisartsenzorg in een transcultureel perspectief DOOR FRANS VAN DER HORST, GASTREDACTIELID Afshin Hooshiaran is als huisarts werkzaam in gezondheidscentrum Gestel Midden in Eindhoven. In 2002 kwam hij als vluchteling naar Nederland. In Iran heeft hij anderhalf jaar een AIO-KNO plaats vervuld. Deze heeft hij voortijdig afgebroken omdat hij om politieke redenen uit het land moest vluchten. Voordat hij in Iran met de opleiding startte, heeft hij een aantal jaren voornamelijk als huisarts gewerkt. Door zijn vlucht en zijn moeilijke situatie als asielzoeker heeft hij een aantal jaren achterstand opgelopen. Hij is daardoor echter niet minder gemotiveerd geraakt. Zo heeft hij zijn Nederlandse basisartsdiploma gehaald aan de UM. Na het behalen van zijn basisartsdiploma mocht hij nog niet aan de slag als arts omdat hij nog geen verblijfsvergunning had. In deze periode heeft hij zich bezig gehouden met enkele onderzoeken en publicaties. Zo deed hij kwalitatief onderzoek over de carrière van de buitenlandse artsen in Nederland1. In 2008 heeft hij zijn verblijfsvergunning gekregen. Toen is hij gestart met de opleiding Huisartsgeneeskunde aan de UM. Sinds anderhalf jaar is hij werkzaam als huisarts in Eindhoven. Ook is hij vanuit zijn praktijk werkzaam als somatische arts bij GGZ / TBS kliniek Eindhoven. Hij benadukt dat tijdens zijn studie aan de UM veel nadruk is gelegd op communicatieve vaardigheden en multiculturele gezondheidszorg. Goede communicatie (arts-patiënt en intercollegiaal) en actuele medische kennis en vaardigheden zijn twee pijlers om succesvol te functioneren. Wat hij aan de UM heeft geleerd komt goed van pas bij zijn verdere carrière als huisarts. Hij werkt in een (voormalige) achterstandswijk met een gemengde populatie van autochtonen en allochtonen. Hij geniet van zijn werk, inclusief de samenwerking met collega’s binnen de praktijk. We vroegen hem als huisarts van buitenlandse origine met ons terug te kijken op zijn ervaringen tot nu toe. Intervisie Eén van de leukste en meest leerzame onderdelen van zijn werk vindt hij de intervisie bijeenkomsten met circa negen collega’s. Daarbij blijkt dat zijn ervaringen uit Iran ook voor hen betekenis kunnen hebben. Dit is met name het geval wanneer zij patiënten ter sprake brengen die uit een Iraanse dan wel islamitische cultuur afkomstig zijn. Ervaringen van Afshin brengen niet zelden verheldering over de verwachtingen en gedragingen van die patiënten. De meeste vragen betreffen de positie van een moslimvrouw in het gezin en ook in de maatschappij. Ook de heiligheid van het huwelijk en het gezin en de taak van vrouwen als moeder komen af en toe ter sprake; bijvoorbeeld moeders die veel schrijnende situaties willen en kunnen tolereren alleen omdat ze hun kinderen in een conventioneel gezin met een vaderfiguur willen opvoeden en grootbrengen. In een niet-westers gezin ligt de grens tussen de opvatting over kindermishandeling en een ‘tikje op de vinger’ bij kinderen iets anders dan in een westers gezin. Het is belangrijk dat je als huisarts deze grens erkent en herkent en op tijd ingrijpt zonder de situatie te laten escaleren. Afshin zegt hieromtrent: ‘dit wordt als legitiem ervaren omdat je als huisarts ook een familieband wordt toebedeeld’ (Afshin komt hier later op terug). Ongevraagde en cultureel niet passende hulpverlening kan nadelige consequenties tot gevolg hebben. Zoals van oorsprong Nederlandse collega’s wel eens bij Afshin advies inwinnen over patiënten met een islamitische achtergrond, zo vraagt hijzelf ook wel eens adviezen aan collega’s over Nederlandse patiënten. Niet elke Nederlandse patiënt voelt zich op zijn of haar gemak bij hem zodra deze ontdekt dat hij een niet-Nederlandse achtergrond heeft. Bijvoorbeeld jonge Nederlandse vrouwelijke tieners kunnen de indruk van hem hebben dat hij niet open kan staan voor pilgebruik. Zij schatten in dat een Nederlandse huisarts daarvoor meer begrip heeft dan hijzelf. Het is gebleken dat zij dit niet gemakkelijk ter sprake brengen. Gelet op de beeldvorming van patiënten over artsen uit islamitische landen, begrijpt Afshin de weifeling bij deze patiënten. Hij staat hier even open in als de gemiddelde Nederlandse huisarts. ‘Op het gebied van spiritualiteit ervaart ook een gelovige moslim patiënt dat er meer is tussen hemel en aarde. 8 op één lijn 46 2e uitgave 2013 Afshin Hooshiaran Dit geldt evenzeer voor menige Nederlander met bijvoorbeeld een christelijke achtergrond’, aldus Afshin. Hij vervolgt: ‘Een ziek lichaam is meer dan een kapotte auto. Ziekte en gezondheid hebben niet alleen mechanistische oorzaken en achtergronden. Vanuit de islam is God de genezer. Dit maakt de arts in de islamitische traditie een beetje heilig, óók als deze een ander geloof aanhangt. Deze benadering maakt ruimte voor alternatieve geneeskunde die soms ongewenste resultaten geeft maar uitdrukkelijk ook ruimte maakt voor meer acceptatie en meer hoop op genezing. Dit perspectief blijkt een gelukkig makende factor te zijn die een positieve rol kan spelen bij het ziekte – en genezingsproces’. Afshin wijst erop dat dit ook in de literatuur terug te vinden is2. Hij stelt dat naarmate de eerste generatie immigranten ouder wordt, vaak andere accenten van belang worden zoals bij het bieden van zorg bij allochtone chronische mensen. ‘Vaak zijn beschikbare faciliteiten zoals verzorgingshuis of logeerhuis niet gewenst binnen het concept van een niet-westerse familie’. Positie van de huisarts De positie van de huisarts in het gezin van de patiënten is in Iran enigszins anders dan die in Nederland. Hij/zij maakt in Iran meer deel uit van het gezin. Als de huisarts het gezin thuis bezoekt, doet de vrouw des huizes niet haar hoofddoek om ter bevestiging van de vertrouwelijke band met de huisarts. Hij of zij wordt eerder beschouwd als broer of zus met een speciale positie dan als professionele buitenstaander. Dit betekent dat de problemen in het gezin voor een deel ook gezien worden als het persoonlijke probleem van de betrokken huisarts. Op het continuüm van betrokkenheid-distantie is de Iraanse huisarts meer betrokken en heeft de Nederlandse huisarts meer distantie. Het was voor Afshin een geruststelling om te ontdekken dat dit spanningsveld ook voor Nederlandse huisartsen soms problematisch kan zijn. Natuurlijk zijn er verschillen in de stromingen en diverse denkbeelden binnen het islamitische geloof die doorwerken in opvattingen over gezondheidsinterventies maar dit komt niet vaak ter sprake tijdens het consult of visite. Eenzelfde diversiteit vinden we volgens Afshin binnen het christelijke geloof en andere levensovertuigingen. Hij verwijst naar de recente uitbraak van mazelen in de Nederlandse Bible-belt. Multiculturele oriëntatie Afshin geeft aan dat zijn verhuizing van Iran naar Nederland, zijn integratie én zijn aanvullende medische opleiding in dit land bijgedragen heeft aan zijn multiculturele oriëntatie. Hij ervaart dit als een persoonlijke en professionele verrijking en voelt zich daarenboven geaccepteerd door allochtone en autochtone patiënten. In Nederland is Afshin er bewuster van geworden dat kennis van onderscheiden religies en levensvisies in samenhang met ziekte/gezondheid en gedrag, de relatie met de patiënt en diens ziekteproces ten goede komt. Hier komen we ook op het niveau van betekenisgeving aan het dagelijks functioneren, ziekte/gezondheid en beleving van lijden, verdriet en vreugde. Dit is essentieel wat Afshin betreft. Aan deze (derde) pijler van succesvol handelen van de huisarts mag volgens hem in de medische opleiding vanuit een transcultureel perspectief meer systematisch aandacht besteed worden. Heikele kwesties Dit perspectief snijdt volgens hem ook en vooral hout bij klassieke heikele kwesties als abortus, euthanasie en homosexualiteit. In de Iraanse cultuur zijn deze onderwerpen taboe. In de traditionele islamitische wereld wordt euthanasie niet zelden beschouwd als perfecte moord. Hij heeft zelf moeten wennen aan de culturele overgang als mens en als arts en zijn eigen positie hierin opnieuw moeten bepalen. Omdat patiënten kennelijk niet altijd weten wat zij van hem – als van oorsprong buitenlandse arts – inzake deze kwesties mogen verwachten, komt dit wel eens voorzichtig ter sprake. Een reden waarom zijn spreekuur soms uitloopt. Afshin stelt dat hij over deze onderwerpen genuanceerder is gaan denken. In de tijd van zijn huisartsopleiding heeft hij de gelegenheid gekregen en deze ook benut om zich in deze kwesties te kunnen verdiepen. Zo bleek een van zijn opleiders ook SCEN-arts te zijn. Met hem is hij ook uitgebreid in gesprek gegaan. Hij herinnert zich een vrouwelijke terminale patiënt met wie hij een persoonlijke relatie opgebouwd had. Mede daardoor kon ook over euthanasie op ontspannen wijze gesproken te kunnen worden als een waardig levenseinde. 9
Pagina 10
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Er werd door de patiënte bewust voor een euthanasie datum gekozen: 21 maart. Voor haar het begin van de lente en voor Afshin het begin van het Perzische Nieuwjaar. Tevens de dag waarop zij (gekscherend) zei, dat ze met roken stopt. Overbodig te vermelden dat euthanasie als indringend fenomeen een speciale verbondenheid geeft. Ter afsluiting van het interview heb ik Afshin de vraag voorgelegd of het transculturele perspectief bij alle contacten met patiënten betekenis heeft. Afshin antwoordde hierop bevestigend met de aanvulling dat hij zich van dit perspectief als relevante context steeds bewust is. Bij gewone alledaagse klachten en problemen behoeft dit veelal geen uitdieping. Naarmate deze problemen voor het dagelijkse leven van de patiënt indringender zijn, is het op geleide van de patiënt vaak van belang op dit perspectief in te gaan. Het transculturele perspectief maakt je, aldus Afshin, als huisarts bewust van -en biedt tegelijkertijd meer ruimte voor - de subjectieve leefwereld van patiënten. 1. Huijskens EG, Hooshiaran A, Albert Scherpbier & Frans van der Horst (2010). Barriers and facilitating factors in the professional careers of international medical graduates. Med Educ 44 (8): 795-804 2. Hoffer C (1994). Islamitische genezers en hun patiënten: gezondheidszorg, religie en zingeving, Het Spinhuis Amsterdam Stelt zich voor Jeanny de Groot PROMOVENDUS Mijn naam is Jeanny de Groot, ik ben 25 jaar en woon in het Noord-Limburgse Horst. In 2012 heb ik mijn studie Geneeskunde afgerond aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Ondanks dat ik elk coschap met veel plezier heb gelopen, was het voor mij altijd wel duidelijk welk specialisme echt mijn voorkeur had, namelijk de gynaecologie. Ik ben dan ook na mijn opleiding een jaar werkzaam geweest als arts-assistent gynaecologie en obstetrie in het Atrium Medisch Centrum in Heerlen. Daar heb ik de vele diverse kanten van het artsenvak mogen ervaren. Medio maart 2013 ben ik gestart als promovendus in het 'Implementation of evidence' programma van professor Trudy van der Weijden voor het onderzoek 'a cluster randomised controlled trial of a stepped implementation strategy that aims at the normalisation of the Enhanced Recovery After Surgery programme in major gynaecological surgery'. Dit onderzoek evalueert of een nieuw ontwikkelde stapsgewijze implementatiestrategie effectiever is dan de gebruikelijke strategie die in Nederland gebruikt wordt om veranderingen op grote schaal in te voeren. De studie focust zich op de landelijke invoering van het Enhanced Recovery After Surgery (ERAS) programma bij grote gynaecologische chirurgie. ERAS programma’s hebben als doel om het herstel na operatie 10 te versnellen en worden al jaren landelijk toegepast in de colorectale chirurgie. Mijn copromotoren zijn dr. José Maessen (implementatie fellow/senior researcher) en dr. Brigitte Slangen (gynaecoloog). Het leven als fulltime onderzoeker was voor mij na de drukte in de kliniek wel even wennen, desalniettemin kijk ik met veel enthousiasme uit naar de komende jaren. Mijn toekomstplannen? Na mijn promotie gynaecologe in opleiding worden en me verder verdiepen in oncologie. Jeanny de Groot op één lijn 46 2e uitgave 2013 Stelt zich voor Merijn van de Laar GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING Merijn van de Laar Ik werk vanaf januari 2013 twee dagen per week als gedragswetenschapper binnen de huisartsopleiding. De andere drie dagen werk ik als GZ-psycholoog/ gedragstherapeut en teamcoördinator bij Kempenhaeghe, Centrum voor Slaapgeneeskunde in Heeze. Na mijn studie (neuro)psychologie in Maastricht heb ik in verschillende instellingen binnen de gezondheidszorg gewerkt, o.a. bij Orbis Medisch Centrum waar ik de opleiding tot gedragstherapeut heb afgerond. In het Catharinaziekenhuis Eindhoven deed ik de praktijkstage voor de GZ-opleiding die ik in 2007 afrondde. Vanaf 2008 werk ik bij Kempenhaeghe. Naast mijn werk als psycholoog doe ik hier een promotiestudie naar de rol van persoonlijkheidsfactoren bij slapeloosheid. Deze bevindt zich inmiddels in de afrondende fase. Verder heb ik samen met mijn collega, Ingrid Verbeek, de boeken 'Behandeling van langdurige slapeloosheid' en 'Verbeter je slaap' geschreven als leidraad voor de protocollaire behandeling van chronische insomnie. Ik ben inmiddels een half jaar werkzaam binnen de huisartsopleiding en ik moet zeggen dat het werk binnen de huisartsopleiding me zeer goed bevalt. Het ontwikkelen van onderwijsprogramma’s en het geven van onderwijs vormt een mooi afwisseling voor het klinische werk en de wetenschappelijke taken binnen Kempenhaeghe. Ik ben dus erg blij dat ik deze switch gemaakt heb! Stelt zich voor Petra Delahaije SECRETARESSE HUISARTSOPLEIDING Sinds oktober 2012 werk ik als secretaresse van het hoofd en het adjunct-hoofd bij de Huisartsopleiding. Een mooie club gedreven mensen die met passie nieuwe huisartsen opleiden. Ik ben oorspronkelijk docent (2e graads bevoegdheid Nederlands en Engels) maar heb maar heel even daadwerkelijk voor de klas gestaan. Blijkbaar blijft het onderwijs toch lonken, maar dan op een andere manier... Ik heb eerder gewerkt bij Fontys, Ziggo en UWV maar voel me nu hier prima op mijn plek! Ik ben getrouwd met Jan en heb 4 kinderen: Jip (18 en al uitgevlogen), Puck 16, Binck en Door (10). En met 2 honden, geadopteerd uit een Spaans asiel is ons gezin wel compleet! Petra Delahaije 11
Pagina 12
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Stelt zich voor Ramona Guerrieri TOETSCOöRDINATOR HUISARTSOPLEIDING Ramona Guerrieri Mijn naam is Ramona Guerrieri. Nadat ik een paar jaar lesgegeven had in het middelbaar onderwijs ben ik in 2000 aan de studie psychologie begonnen aan de UM. Ik ben daar in 2004 afgestudeerd als cognitief psycholoog met als specialisatie onderwijspsychologie. Ik wilde na mijn afstuderen eigenlijk terug naar het onderwijs, maar besloot toch de kans te grijpen om in een promotietraject te starten. In 2008 ben ik gepromoveerd op een gezondheidspsychologisch onderwerp: impulsiviteit en overeten. Daarna volgde nog een post-doc periode van vier jaar rond hetzelfde onderwerp. Hoewel onderzoek doen me nauw aan het hart ligt, en ik als onderzoeker ook steeds betrokken ben gebleven bij het onderwijs aan de Faculteit der Psychologie (tegenwoordig Psychology and Neuroscience), wilde ik graag nog dichter bij mijn eerste liefde, het onderwijs, staan. Eens de kaap van 35 bereikt, vond ik dat het ‘nu’ moest zijn en anders ‘nooit’ zou worden. Ik heb de sprong gewaagd en ben geweldig goed geland bij de huisartsopleiding Maastricht waar ik sinds 15 april aangesteld ben als toetscoördinator. Het is een brede functie die stevig verankerd zit in het onderwijs. Ik heb te maken met implementatie en ontwikkeling van toetsing, maar ook met de opvolging van individuele trajecten van aios. Ik hoef zelfs mijn tweede liefde, onderzoek, niet uit het oog te verliezen. Op zijn Vlaams gezegd ben ik ‘met mijn gat in de boter gevallen’. In het Nederlands: ik ben erg blij dat ik de huisartsopleiding als toetscoördinator mag versterken en ik kijk ernaar uit jullie persoonlijk te ontmoeten! Aankondiging Nascholing Op 12 september 2013 is de 3e nascholingsavond van dit jaar georganiseerd door het Maastricht Infection Center (MINC). Het thema is ‘Maagdarminfecties’. Er zijn vier interactieve sessies: maagpijn en helicobacter pylori, acute pancreatitis, colitis ulcerosa en Morbus Crohn, en clostridium difficili infecties in de eerste- en de tweedelijn. In deze MINC komt alles aan bod; van de diagnostiek (in praktijk en lab) tot en met de voorlichting en behandeling in de spreekkamer, relevant voor ervaren dokters, maar ook artsen in opleiding. Inschrijven kan via www.minc.eu. Heeft u nu al vragen voor de sprekers? Laat het graag weten via minc@mumc.nl of via twitter op @jochencals. 12 op één lijn 46 2e uitgave 2013 Stelt zich voor Raymond Lonij HAB BASISCURRICULUM Zoals het een nieuwe collega betaamt, is het in Maastricht een goed gebruik je voor te stellen in het huisblad van de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Ik wil u allereerst meenemen naar het jaar 1982, te weten een zonnige en warme lentedag, zondag 4 april. Deze dag mocht ik het levenslicht in de 'legbatterij van Heerlen' zien. Na enkele jaren, in het gezondste stukje van Nederland, te hebben rondgezworven, heb ik uiteindelijk de kans gekregen geneeskunde in Maastricht te mogen gaan studeren. Na het voltooien van deze opleiding ben ik rechtstreeks met de huisartsenopleiding begonnen, wederom in Maastricht. Na de huisartsenopleiding heb ik mijn reis in het land van waarnemen voortgezet. Inmiddels heb ik in diverse praktijken door zuid- en midden- Limburg waargenomen. Momenteel werk ik als vaste waarnemer in een praktijk in Landgraaf en zal per september starten in het pittoreske dorpje Ubachsberg, om aldaar de dodo’s (dorpsdokters) Guldemond te versterken. Hoe mijn verdere reis zal verlopen? De tijd zal het leren. Ik zal u verder niet vermoeien met de overige details van mijn levensweg. Echter één detail wil ik u niet ontnemen, aangezien dit dé reden is van mijn schrijven. Namelijk, sinds eind 2012 ben ik als HAB-docent verbonden aan de vakgroep huisartsgeneeskunde in Maastricht. Begin 2013 heb ik mijn eerste groep coassistenten als HAB-docent mogen begeleiden. Mijn verwachtingen om dit werk te gaan doen zijn uitgekomen. De studenten zorgen ervoor dat je scherp en kritisch moet zijn over je eigen handelen en up-to-date moet blijven over de huidige stand van zaken. Het is enorm leuk om te zien hoe de coassistenten in 10 weken tijd in hun kennis en kunde groeien. Dat je als HAB-docent aan deze ontwikkeling bijdraagt, is voor mij enorm inspirerend. Veelal zijn de studenten goed gemotiveerd en leergierig. Soms trekken ze je expertise (terecht) in twijfel en zoeken ze naar verdieping. In de volgende teugkomdag vertellen ze dan enthousiast dat er inmiddels nieuwe onderzoeken zijn die jouw uitspraak onderbouwen dan wel tegenspreken. Aan ons als HAB-docent is het dan om dit wederom kritisch te beschouwen. Zoals ik u al eerder vertelde, de studenten houden ons als HAB-docent scherp! Met andere woorden, zoals de studenten van jou iets leren, leer je ook van de studenten. Het werk zorgt voor verdieping van je werk als huisarts, tevens is het een leuke afwisseling van de dagelijkse praktijk. En privé? Ik woon in Eygelshoven, een klein gehucht onder de rook van Kerkrade/Landgraaf. Aldaar woon ik samen met mijn vrouw Mieke. Wij hebben een dochter Sophie en een zoon Floris. Ik verdrijf mijn vrije tijd graag met uiteenlopende zaken, oa. vakantie vieren met het gezin, mountainbiken, bergbeklimmen en het beoefenen van een japanse verdedigingsport aikido. Hiernaast ben ik nog bestuurlijk actief bij een carnavalistisch herengenootschap en vind ik het ontspannend om kookkunsten onder begeleiding van een professionele chefkok te leren. Komende tijd ga ik met veel enthousiasme een nieuwe groep coassistenten begeleiden, want zoals de Amerikaanse theoloog Tryon Edward ooit verkondigde: 'If you would know anything thoroughly, teach it to others.' Raymond Lonij 13
Pagina 14
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Vanuit het onderwijs Waarom Op één Lijn van papier is DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM Onlangs werd mij verzocht om de advies-boekenlijst te herzien en zo nodig te actualiseren. De advies-boekenlijst is een door de universiteitsbibliotheek gebruikte lijst, waarop de boeken staan die docenten adviseren om te raadplegen rondom een bepaald thema of blok. Voor huisartsgeneeskunde betreft dit bijvoorbeeld boeken rondom klinisch redeneren, het diagnostisch proces of kleine kwalen, maar er zijn in de loop der jaren ook een aantal stokpaardjes opgenomen over meer specifieke onderwerpen als diabetes, kindermishandeling of gender issues. Om een enigszins onderbouwd advies te kunnen geven over deze boekenlijst, wilde ik graag weten of er uitleenof inzage gegevens bekend zijn over deze werken. Uitleengegevens zijn snel verkrijgbaar, het krijgen van inzicht in hoe vaak een boek ingezien/gebruikt wordt is echter veel lastiger. Dat geldt zeker ook voor het E-book, maar voor papieren boeken lijkt er wel een antwoord te zijn. De collectiemanager gaf mij aan dat hiervoor de Ezelsoorindex gebruikt werd, het aantal pagina’s in een boek dat door gebruik getekend is. Deze methode is niet erg praktisch, want tijdsintensief, terwijl de betrouwbaarheid ook niet groot lijkt. Voortbordurend op deze gebruikerssporen-methode ontwikkelde Kathryn Rudy, lecturer aan de Universiteit van St Andrews, een techniek om te bepalen welke pagina’s van middeleeuwse geschriften het meest gelezen werden.1 Zij bepaalde met behulp van een densitometer de lichtdoorlaatbaarheid van verschillende pagina’s van middeleeuwse, religieuze manuscripten waarbij zij concludeerde dat de veelgelezen beduimelde pagina’s minder licht door lieten dan minder gelezen pagina’s. Gebeden die bedoeld waren om te pleiten voor de eigen verlossing waren duidelijk vuiler waren dan gebeden voor de redding van anderen. Bij gebeden die in de nacht opgezegd moesten werden, waren alleen de eerste paar pagina’s vuil. Bewijs dat onze religieuze voorouders vaak in slaap vielen tijdens het lezen. Meer zelfs, Rudy concludeert dat de meeste gelovigen op ongeveer hetzelfde moment indommelden, omdat altijd hetzelfde aantal pagina’s besmeurd is. Al deze extra informatie ontbreekt bij het E-book, en dat is, naast allerlei nostalgische overwegingen, een verlies. Ik ben ervan overtuigd dat bij de bijdragen van Marion Van Lierop, Wil Keulers, Raymond Lonij en Lilian Aarts de densitometer hoog uit zal slaan. Vanaf papier, u weet nu waarom. 1 Rudy, Kathryn. Dirty Books: Quantifying Patterns of Use in Medieval Manuscripts Using a Densitometer. Journal of Historians of Netherlandish Art [1949-9833]. 2010 vol:2 iss:1-2 “ Books are no more threatened by e-books, than stairs were by elevators” Stephen Fry 14 op één lijn 46 2e uitgave 2013 Kijken en genieten Van Pasta naar Planning DOOR LILIAN AARTS, ONDERWIJSCOöRDINATOR VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Lilian Aarts Op 20 april van dit jaar vertrok ik samen met mijn man naar Italië voor een drieweekse vakantie. Beiden koesterden we de wens ooit naar Rome te gaan. Een stedentripje zagen we niet zo zitten dus besloten we er een grotere reis met de auto van te maken. Na een overnachting op 1500 m hoogte dicht bij de Brennerpas werden we wakker in een winters landschap: alles was bedekt met een dikke laag sneeuw. Vol goede moed hervatten we onze reis, op zoek naar de zon, en hopelijk zouden we die vinden aan de zuidwestkant van het Gardameer. Na 3 dagen regen kwam dan toch eindelijk de zon en hebben we tripjes gemaakt naar Verona en Venetië. Prachtige steden met ieder een eigen karakter. Van Venetië is me vooral de sfeer en gezelligheid op en rond het water bijgebleven, en natuurlijk de pracht en praal van alle palazzo’s langs het canal grande. Na één week zijn we 550 km zuidelijk gereden, en dan leidt de weg naar Rome. Die stad hebben we ervaren als één groot openluchtmuseum. Zeven dagen lang op ontdekking in een stad die zoveel moois te bieden heeft met in onze rugzak een voorraadje water én de OV-kaart. De metro in Rome brengt je in een mum van tijd van A naar B. De enorme mensenmassa in de brandende zon bij de Sint Pieter waar de paus een mis opdroeg, maakte toch wel indruk op ons. De hoger gelegen plekken zoals de achterkant van de Spaanse trappen, bieden een schitterend uitzicht over de stad waarbij je eindeloos foto’s blijft maken. Voor het laatste deel van onze vakantie zijn we naar de Toscaanse kust gereden. Van daaruit hebben we dagtochten gemaakt naar onder andere Siena en Florence en hebben we enorm genoten van de prachtige natuur. Het gras is natuurlijk altijd groener aan de overkant, maar nog nooit heb ik zulke prachtige groene heuvels gezien als in Toscane. De duomo in Florence vond ik verpletterend. Ineens doemt dit schitterende bouwwerk recht voor je neus op. Kijken en genieten, het motto gedurende onze vakantie. Maar daar wordt een mens ook hongerig van en tja, de Italiaanse keuken is ook bepaald geen straf. 15 Terug thuis wacht het werk. Het voorjaar is de tijd van planning. Niet alleen planning van onderwijs voor elke individuele docent, maar ook de planning van het coschap. Vanaf augustus begint weer een nieuw studiejaar. Ook in dat jaar zullen we 360 studenten voorzien van een stageplaats bij de huisarts. De afgelopen twee jaren zijn 40 opleiders met ruime ervaring in het coschap begeleiden, doorgestroomd naar de huisartsopleiding. Reden voor deze doorstroom is de toename van het aantal opleidingsplaatsen binnen de Huisartsopleiding. Eenmaal aan de slag met een huisarts in opleiding, binnen de beschikbare ruimte, verdwijnt de opleider een tijdje uit beeld van het basiscurriculum. Via het aioscomodel waarin de (3e jaars) aios de rol van opleider op zich neemt, biedt deze constructie de mogelijkheid een student in de praktijk te plaatsen. Om de toename van het aantal studenten en de groei van de huisartsopleiding te kunnen blijven bijbenen, hebben we steeds ‘nieuwe’ startende opleiders nodig. Hebt u er wel eens over nagedacht uw kennis en kunde over te brengen aan een 5e jaars student geneeskunde? Herkent u zich hierin? Aarzel niet en laat ’t mij weten. Dat kan per email: lilian.aarts@maastrichtuniversity.nl. Van maandag t/m donderdag ben ik telefonisch bereikbaar op 043-38 82 921. Ik wens iedereen een mooie zomer toe!
Pagina 16
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Het nieuwe coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde Een kwestie van gewoon gaan samenwonen? DOOR MIRIAM JANSSEN, COöRDINATOR COSCHAP SOCIALE GENEESKUNDE EN MARION VAN LIEROP, COöRDINATOR COSCHAP HUISARTSGENEESKUNDE In ‘Op één Lijn’ nummer 44 heeft u kunnen lezen dat de masterfase van de geneeskunde studie aan de Universiteit Maastricht met ingang van studiejaar 2013-2014 ingrijpend gaat veranderen. Dat heeft grote gevolgen voor het coschap huisartsgeneeskunde. Dit coschap van 10 weken werd altijd goed gewaardeerd, zowel door studenten als door huisartsopleiders en huisartsbegeleiders. Vanwaar dan die verandering, horen we u denken. Directe aanleiding voor de herinrichting van de masterfase vormt het Raamplan 2009. Dit document van de NFU (Nederlandse Federatie van Universitair medische centra) beschrijft de gezamenlijke landelijke eindtermen van de initiële opleiding tot arts. In dit Raamplan gaat men uit van competentiegericht opleiden op basis van de 7 rollen (of competenties) die de toekomstige arts zich eigen zal moeten maken: de medisch deskundige, de communicator, de organisator, de samenwerker, de gezondheidsbevorderaar, de academicus en de beroepsbeoefenaar. Naast het nieuwe Raamplan is er ook behoefte aan meer academische vorming in de geneeskunde opleiding, meer integratie van de basisvakken in de masterfase en terugkommomenten op de faculteit voor reflectie Miriam Janssen en Marion van Lierop op de werkplekervaringen. Ook wilde men het 'medisch toerisme' tijdens de coschappen aanpakken, de student neemt nu vaak een kijkje hier en een kijkje daar, te kort om op een goede manier 'het vak' te leren op de werkplek. Dit heeft geresulteerd in de herinrichting van de masterfase. De 11 klassieke coschappen maken plaats voor 5 geïntegreerde coschappen die in een vaste volgorde worden doorlopen, waarbij de studenten minimaal 5-6 weken op een werkplek werkzaam zijn met zinvolle taken, een grotere mate van verantwoordelijkheid dragen en onderdeel zijn van een team. Met ingang van januari 2015 betekent dit voor de coschappen huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde een kwestie van samenwonen. Maar zo eenvoudig ligt dat niet. Er zal behoorlijk wat werk verzet moeten worden om de uitgangspunten van de masterherziening succesvol te laten worden. In deze opzet zullen er altijd binnen een onderwijsgroep studenten stage lopen bij zowel de huisarts als de sociaalgeneeskundige, wat waarschijnlijk de integratie van beide vakken in de thematiek van de terugkomdagen zal bevorderen. Ook het toetsplan zal ingrijpend veranderen. De studenten zullen een elektronisch portfolio bijhouden en daarin alle feedback verzamelen. Het toetsen zal competentiegestuurd worden en er zal frequente feedback in alle coschappen moeten zijn. Elke student krijgt begeleiding van een mentor die naast coach ook beoordelaar is. Dat wordt een grote uitdaging! De verhuizing naar de gezamenlijke ‘nieuwe woning’ is in volle gang. Vanaf 5 januari 2015 zullen de coschappen huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde onder één dak samenwonen. Sommige dozen zijn best zwaar, het kan zijn dat we om uw hulp zullen vragen. Van sommige dozen weten we ook nog niet precies waar we de inhoud kunnen plaatsen in dat nieuwe huis, ook daarbij zijn uw ideeën altijd welkom. We houden u op de hoogte van onze vorderingen! 16 op één lijn 46 2e uitgave 2013 Werkplekleren • 12 Weken bij huisarts 6 fulltime, 6 parttime à 2 dagen/week • 6 Weken bij sociaalgeneeskundige 2 dagen/week Wekelijkse terugkomdagen met aandacht voor zorgvraagstukken (RaamplanArtsopleiding 2009) • Preventie • Vroege opsporing • Acute en intensieve zorg • Gevolgen van chronisch ziekzijn • Vraagstukken in specifieke levensfasen • Afwijkende zorg consumptie • Sociale context Inbreng basisdisciplines (bv. fysiologie, microbiologie) longitudinale leerlijn (metamedica, epidemiologie) academische vorming Januari 2015 Huisartsgeneeskunde Sociale geneeskunde Masterfase opleiding geneeskunde Universiteit Maastricht Oude opzet Coschappen (aantal weken) Chirurgie (10) Interne (10) KNO (5) Dermatologie (5) Oogheelkunde (5) Sociale geneeskunde (5) Huisartsgeneeskunde (10) Obstetrie/gynaecologie (6) Kindergeneeskunde (6) Psychiatrie (6) Neurologie (6) Nieuw coschap HAG en sociale geneeskunde • 12 weken met wekelijkse terugkomdagen, onderwijsgroepen 15 studenten • Elke 4 weken starten 2 groepen, jaarlijks 350 studenten in totaal • 12 Weken bij huisarts (6 fulltime, 6 parttime à 2 dagen/week) • 6 Weken bij sociaalgeneeskundige (2 dagen/week) • Continu 90 stageplaatsen nodig voor HAG-deel Tijdens terugkomdagen aandacht voor zorgvraagstukken Raamplan 2009: preventie, vroege opsporing, acute en intensieve zorg, gevolgen van chronisch ziek zijn, vraagstukken in specifieke levensfasen, afwijkende zorgconsumptie en sociale context met grote inbreng vanuit stageplek Nieuwe opzet Beschouwend - 12, o.a. interne, cardiologie, ouderengeneeskunde Snijdend - 12, o.a. heelkunde, orthopedie, urologie Moeder & kind - 10, o.a. gynaecologie, kindergeneeskunde Neurowetenschappen - 20, o.a. neurologie, oogheelkunde, KNO, psychiatrie Geïntegreerd huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde (12) 17 Opleiders 2009 Basisvakken Terugkomdagen Toetsplan feedback student Frequentie Competenties Raamplan Zelfstandigheid
Pagina 18
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Interview met Wil Keulers ‘Hij praat veel, maar zegt niet alles’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Onder het motto ‘er valt altijd wat te leren’ werd Wil Keulers, voormalig huisarts te Munstergeleen, geïnterviewd. Wil werd na zijn afscheid als huisarts 6 jaar geleden, docent aan de Universiteit Maastricht. Hij wilde dat doen tot zijn 65e. Zijn primaire onderwijsrol was die van huisartsbegeleider (HAB) bij het coschap. Een bevlogen docent die door studenten op waarde werd geschat met standaard hoge rapportcijfers. De docent in hem wil dat we altijd leren van zijn ervaringen. Zelfs van zijn ziekte. Een tijd geleden viel hij namelijk van de trap, liep hoofdletsel op en moest revalideren. Wat dat voor hem betekende, wil hij graag met ons delen. Ik zocht Wil thuis op in Munstergeleen. Via email kreeg ik uitgelegd hoe ik moest rijden, en als ik het niet zou kunnen vinden, dan moest ik aan de mensen vragen waar hij woonde. ‘Iedereen kent me’, voegde hij eraan toe. Uiteraard nam ik die proef op de som, met succes. Centraal in ons gesprek stond de ommekeer in zijn leven, de val van de trap en de gevolgen daarvan. Wil bracht meteen ter sprake hoe hij halverwege de trap met een stoeltje voor hun kleinkind viel en op zijn hoofd terecht kwam. Zelf kan hij zich niets herinneren van die gebeurtenis. Zijn vrouw Annie vond hem, zag bloed uit zijn oor komen en belde meteen 112. Wil werd per ambulance naar het academisch ziekenhuis Maastricht vervoerd op verdenking van een schedelbasisfractuur. Dat bleek ook zo. Zijn hersens waren gekneusd en hij had een subduraal haematoom. Door de artsen werd aangedrongen op een operatie om de druk op zijn hoofd te verlichten. Na 14 uur werd hij wakker, met geheugenverlies. Hij herkende enkele mensen maar kwam niet op hun naam, zelfs niet die van zijn eigen vrouw. Hij was bang dat dat altijd zo zou blijven. Hij lag een week in het azM. Het was tevens zijn eerste ervaring al patiënt, want in zijn 33-jarige huisartscarrière heeft hij in totaal naar eigen zeggen, slechts 4-5 dagen verzuimd. En die ervaring, die was niet best. Hij kreeg in het ziekenhuis door de blaaskatheter een infectie: opgelegd pandoer aldus Wil. Het infuus bestemd om de druk in zijn hoofd te verlichten druppelde wel, maar langs zijn lichaam in plaats van er in. Een etmaal lang. 18 ‘Mishandeling is het’, zegt Wil. Zijn vrouw kreeg te horen hoe goed haar man geslapen had, maar in werkelijkheid lag hij onverzorgd op bed gebonden met Zweedse banden. ‘In een academisch ziekenhuis notabene, niet in Ghana’, roept hij verontwaardigd. Hij lag twee dagen ongewassen en ongeschoren, en dokters lieten zich niet of nauwelijks zien. Het is meer dan slordigheid, het is gebrek aan empathie en betrokkenheid volgens Wil, hoe kwetsend ook als je zelf 40 jaar een betrokken huisarts en docent bent geweest. Na de opname in het azM werd hij – met half kaalgeschoren hoofd en een fors onderbehandelde blaasontsteking – per ambulance overgebracht naar het revalidatiecentrum in Hoenbroek. Hij zou er 2 maanden klinisch verblijven op afdeling 4, waarbij hij de weekenden naar huis mocht. Door de postoperatieve aangezichtsverlamming kon hij slecht eten en drinken, meed daarom het restaurant en viel 10 kilo af. De psychologische testen met rekensommetjes kon hij niet maken. Zijn zelfvertrouwen was ver te zoeken. Toch ging het elke dag een stukje beter in Hoensbroek. Aan het einde van zijn verblijf kreeg hij een uitgebreide kennistest en slaagde met vlag en wimpel. Hij kon het in Hoensbroek ook goed vinden met zijn kamergenoot, die ernstig hersenletsel had opgelopen na een infarct. De solidariteit onder bewoners was groot, ze steunden elkaar. Hoe anders was het met de medici aldaar. Wil vertelde hoe een medische equipe met agnio’s hun kamer binnen stormde en over de rug van de patiënt, in het bijzijn van hem en zijn vrouw, de status van de patiënt, zijn kamergenoot, bespraken. De zaalarts (een agnio) van die equipe had hij in 4 weken slechts een kwartiertje gesproken. De overige tijd zat zij volgens Wil op haar kantoortje. Deze ervaring vat hij samen als ‘gebrek aan zorgzaamheid en empathie, geen betrokkenheid bij noch aandacht voor de patiënt’. Dacht ik nog even dat het arts-zijn in zijn voordeel was: integendeel. Hij kreeg te horen dat hij van de ‘oude stempel’ was waarbij hij niet het gevoel had dat het als een compliment was bedoeld. De apotheker was in dienst van de instelling. Het viel Wil op dat de dosering op één lijn 46 2e uitgave 2013 Annie & Wil Keulers van zijn medicatie werd gehalveerd in 2 doses. ‘Twee keer afleverkosten’ liet hij zich ontvallen, maar wat ook werd vergeten is dat die werkwijze ook twee keer extra slikken betekent voor de patiënt. Dan zijn studenten, de co’s. Hij leerde ze altijd meteen dat ze eenvoudig moesten kunnen uitleggen aan patiënten. Ze dienden ervan uit te gaan dat 75% van de mensen alleen de lagere school heeft doorlopen, en dat je dan niet met een ‘BSE of glucose’ moet komen aanzetten. Sowieso niet doen, klare taal spreken. Als je ziek bent, staat de wereld van jou als patiënt op zijn kop. Daar wordt maar al te vaak veel te wiskundig mee omgegaan. Het inlevingsvermogen van veel dokters laat te wensen over. Wil kan tal van anekdotes opdiepen ter illustratie. Hij is niet mild over veel medici en zegt dat ze zichzelf onterecht op een voetstuk plaatsen, elitair gedrag vertonen of op de status van arts kicken in plaats van mensen willen helpen. Gelukkig is zijn eigen huisarts, zijn oude maat uit de praktijk. Je moet niet zelf gaan dokteren aldus Wil. Belangrijk voorval was de gang van zaken rondom de familiedag in Hoensbroek. Op zich een prima initiatief zegt hij waarbij de familie van de patiënt kennis maakt met alle hulpverleners (‘tal van peuten’) rondom de patiënt. In de planning was ook een evaluatiegesprek met de behandelende hoofdarts voorzien om 11 uur. Dat kwam goed uit want zijn vrouw Annie heeft ook de zorg voor haar moeder op zich genomen en zou daar ’s ochtends eerst langs gaan. Kort van tevoren liet de arts dat gesprek zonder overleg of reden vervroegen naar 9 uur; alsof je er niet toe doet als mens. Geen inlevingsvermogen voor de impact op het hele gezin. We roepen zijn vrouw Annie erbij. Wat betekent het gebeurde voor het gezin? Ze hebben een dochter en twee leuke kleinkinderen. Zijn vrouw zegt dat Wil het lijkt geaccepteerd te hebben dat ze gepensioneerd zijn. Weliswaar een jaar eerder dan gepland, maar toch. Eens in de zes weken schuift hij als medisch deskundige en verteller aan bij de lokale radiozender, voor de uitzending ‘Ouderenwijzer’. Soms neemt hij een coassistent mee om ervaring op te doen. Er zijn kleine mankementen, 19 maar soms denkt ze dat het ook ‘gewoon door de leeftijd komt’. Bijvoorbeeld als Wil even niet 1-2-3 op een naam kan komen. Als Wil zegt dat hij de regie over zijn eigen leven kwijt is (hij mag momenteel geen auto rijden door zijn medicatie), dan corrigeert ze hem. ‘De buurman die aan de dialyse ligt en op een nieuwe nier wacht, die is de regie kwijt, jij niet’, zegt ze glimlachend. ‘Hij praat veel’ zegt ze, ‘maar hij zegt niet alles’. Waar Wil op doelt, is dat hij een terugslag kreeg begin dit jaar. Hij was weer gevallen en werd door zijn vrouw gevonden. Het bloed dat uit zijn kin was gelopen, liep langs zijn oor. Zijn vrouw vond hem op de vloer liggen en dacht meteen het ergste. Het bleek een epileptisch insult aldus de deskundigen. En daarom kreeg hij medicatie. Kan hij zonder? Geen idee. Feit is wel dat hij gesedeerd is. Zijn vrouw denkt af en toe dat hij (‘cognitief’) doof is, hij zegt dan dat ze duidelijker moet spreken. Het klinkt mij allemaal gezond in de oren. Praten gaat in elk geval veel beter dan schrijven. Opschrijven is niet alleen lastig, maar hij maakt nu schrijffouten terwijl hij vroeger een taalfreak was. Dat is erg confronterend. Dat maakt terugkeer als docent voor hem bijna onmogelijk (‘ik wil niet voor joker voor de klas staan’). Studenten hebben recht op uitstekend onderwijs en continuïteit van docenten, vindt hij. Als we afscheid nemen en Wil met me meeloopt, benadrukt hij dat ‘het geen zielig verhaal moet worden’. Hij prijst zich wel degelijk gelukkig om zijn carrière (300.000 consulten gedaan, 1000 sterfgevallen gezien en tientallen kinderen op de wereld gezet) en zijn leven. Het had ook slechter kunnen aflopen. Maar als je, zoals hij nooit wat hebt gehad, kan ik me goed voorstellen dat elk stukje autonomie verliezen, er een teveel is.
Pagina 20
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Nascholing De vakgroep doet een stapje terug DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, NASCHOLINGSCOöRDINATOR VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Er wordt wat afgeschoold in huisartsgeneeskundig Nederland. Een flink aantal jaren deed de vakgroep een stevige duit in het zakje met kleinschalige meerdaagse cursussen, gericht op verdieping. TopEvent gaf daarbij altijd voortreffelijke ondersteuning. De summercourse palliatieve zorg spande de kroon: 5 dagen en je was in één klap zo bekwaam dat je nergens meer voor terugdeinsde in dit domein. Maar de tijden veranderen: steeds minder ruimte is er voor verdieping, want er is zo veel. Bovendien is veel verplicht: FTO, opleidersdagen en nascholing met de hele zorggroep. Voordeel van dat laatste is dat men ook goed kan netwerken tijdens die scholing, want je kunt collega’s even spreken die anders zo lastig bereikbaar zijn. Met spijt zetten we ons mooie curriculum voor 20132014 in de vriezer. Jullie weten niet wat je mist, maar ... ontdooid is het snel, dus als iemand een cursus ‘bestelt’ voor een groep of grote praktijk: we zijn er zo. Ook voor onverwacht bezoek hebben we nog van alles in huis. Gelukkig dat de heel erge diepgang blijft: de twee kaderopleidingen! Kaderopleiding hart- en vaatziekten en wetenschappelijk onderzoek. We hopen u toch gauw te mogen begroeten. Onderzoek Bruikbare Wetenschap DOOR PHILIPPE HOOGSTEDER, AIOTHO EN JOCHEN CALS, HUISARTS EN UNIVERSITAIR DOCENT In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren we voornamelijk artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Echocardiografie voor de eerste lijn De directe toegang tot echocardiografie, zonder verwijzing naar een cardioloog, is nog niet voor alle huisartsen beschikbaar. Jelle Stoffers onderzocht samen met collega’s of de beschikbaarheid van echocardiografie (bij hartfalen en kleplijden) in de eerste lijn kan leiden tot een afname van het aantal verwijzingen naar de cardioloog. Daarnaast onderzochten ze of huisartsen het advies op het echoverslag ook daadwerkelijk opvolgden. De resultaten mogen opvallend worden genoemd. Zonder de beschikbaarheid zouden 92% van de patiënten in eerste instantie verwezen zijn naar een cardioloog, 20 terwijl met een echoverslag nog slechts 34% van de patiënten verwezen zou worden. Daar waar het echoverslag een duidelijk advies gaf over de aandoening, volgden 81% van de huisartsen dit advies op. De beschikbaarheid van echocardiografie voor uw patiënten zou daarom van toegevoegde waarde kunnen zijn voor de behandeling van hartfalen binnen de eerste lijn. (Van Gurp) Exacerbatie COPD – wat wil de patiënt? We zien regelmatig patiënten met een exacerbatie COPD. Meestal kunnen we deze thuis behandelen. Toch zijn er ook patiënten die met een ernstige exacerbatie verwezen moeten worden naar het ziekenhuis. Cecile Utens onderzocht samen met Onno van Schayck of patiënten die verwezen werden naar het ziekenhuis de voorkeur gaven aan een standaard ziekenhuisbehandeling of een ziekenhuisbehandeling met vervroegd ontslag op één lijn 46 2e uitgave 2013 en aanvullende nazorg thuis. Uit eerder onderzoek wist men dat deze beide groepen qua gezondheid 3 maanden na de ziekenhuisopname net zo goed af waren. Over het algemeen waren patiënten in gelijke mate tevreden over de ziekenhuisbehandeling en de verkorte ziekenhuisbehandeling met nazorg. Toch waren patiënten na de verkorte ziekenhuisopname en nazorg thuis minder tevreden over de geleverde nazorg en konden ze minder goed dagelijkse bezigheden oppakken. Echter, direct na de thuisbehandeling zou 86% van de patiënten opnieuw de voorkeur geven aan deze behandeling tijdens een volgende exacerbatie. Oost west, thuis best, ook voor COPD patiënten blijkbaar. In overleg met de longartsen kunnen we deze mogelijkheid aan geschikte patiënten voorleggen. (Utens) Stop-roken advies – milde, matige of ernstige roker? Als huisartsen moeten we eigenlijk elke roker adviseren te stoppen met roken, maar doen we dit ook? Daniel Kotz en collegae onderzochten in hoeverre Nederlandse rokers van hun huisarts het advies kregen te stoppen met roken en vergeleken deze resultaten met Engelse rokers. Slechts 23% van de Nederlandse rokers kreeg ooit het advies van de huisarts om te stoppen met roken. Collega huisartsen in Engeland deden het een stuk beter en adviseerden 59% van de rokers om te stoppen. Hier vergeten we vooral om de groep ‘lichte’ rokers (<10 sigaretten per dag) te adviseren te stoppen. Het verschil tussen beide landen kan in belangrijke mate ook verklaard worden door het feit dat Britse huisartsen hierop specifiek moeten scoren om in aanmerking te komen voor aanvullende financiering. Echter, los van financiering is het belangrijk om elke roker te wijzen op de gezondheidsrisico’s van roken en een passend stopadvies geven. (Kotz) Huisbezoek bij polyfarmacie Om het probleem van polyfarmacie (≥5 chronische geneesmiddelen) bij ouderen aan te pakken, wordt een jaarlijkse beoordeling van het medicatiegebruik aanbevolen. Donna Bosch-Lenders onderzocht de meerwaarde van een huisbezoek door de praktijkondersteuner bij ouderen met polyfarmacie. Een belangrijke bevinding was dat de patiënt maar van 64% van de voorgeschreven medicatie de juiste indicatie wist. Het was verder opmerkelijk dat er bij slechts 60% van de patiënten overeenstemming was tussen de voorschreven medicatie (huisarts en apotheker) en de daadwerkelijk gebruikte medicatie. De patiënt weet dus vaak niet waarom hij iets slikt, terwijl de huisarts en apotheker soms niet weten wat de patiënt slikt. Juist bij ouderen lijkt dat een kwetsbare situatie. Toekomstige resultaten van de PIL-studie (Polyfarmacie Interventie Limburg) zullen hier hopelijk meer licht op werpen. Communicatieve vaardigheden en CRP-test bij luchtweginfecties De inzet van de CRP sneltest bij de verdenking op een ernstige luchtweginfectie is bedoeld om het aantal antibioticumvoorschriften op een veilige manier te verlagen. Jochen Cals en zijn team publiceerden, in navolging op zijn eerdere artikel over de waarde van de CRP sneltest en communicatieve vaardigheden bij luchtweginfecties, de lange termijnresultaten. Zij vergeleken patiëntcontacten voor luchtweginfecties 3,5 jaar voordat de interventies in de praktijken werden ingevoerd met de 3,5 jaar nadat de interventies werden ingevoerd. De huisartsen die destijds een specifieke communicatietraining kregen, schreven minder antibiotica voor, vergeleken met de collegae die deze training niet volgden. De CRP sneltest werd niet vaak herhaald bij dezelfde patiënten. De patiënten die ooit in de originele studie de CRP sneltest ondergingen, maakten in de 3,5 jaar nadien nog bijna 300 luchtweginfectie episodes door. In slechts 11 gevallen werd er een CRP test gedaan. Patiënten lijken dus (gelukkig) niet automatisch terug te komen om even een ‘testje’ te doen. (Cals) 21
Pagina 22
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Iets anders… bevallen in Ethiopië Mark Spigt en Geert-Jan Dinant verzorgen een succesvol onderzoeksprogramma in samenwerking met Mekele University in Ethiopië. De eerste publicaties van deze groep promovendi druppelen nu binnen. Ze geven een mooi inzicht in de eerstelijns gezondheidszorg van dat land. De Ethiopische promovendus Solomon Shiferaw deed onderzoek naar thuisbevallingen in Ethiopië. Maar liefst 84% van de onderzochte vrouwen beviel bij de laatste zwangerschap in de thuissituatie (in Nederland was dit 29% in de periode 2005-2009). Bij 78% werd de thuisbevalling begeleid door een traditionele vroedvrouw, terwijl deze in slechts 16% begeleid werd door een professionele zorgverlener. Een hele andere wereld dus, waar ook factoren als hoge kosten of geen vervoer een rol spelen in de besluitvorming om thuis te bevallen. (Shiferaw) Referenties • Gurp N van, Boonman-De Winter LJ, Meijer Timmerman Thijssen DW, Stoffers HE. Benefits of an open access echocardiography service: a Dutch prospective cohort study. Neth Heart J. 2013 May 23. [Epub ahead of print] • Utens CM, Goossens LM, van Schayck OC, Rutten-van Mölken MP, van Litsenburg W, Janssen A, van der Pouw A, Smeenk FW. Patient preference and satisfaction in hospital-at-home and usual hospital care for COPD exacerbations: Results of a randomised controlled trial. Int J Nurs Stud. 2013 Apr 10. • Kotz D, Willemsen MC, Brown J, West R.Light smokers are less likely to receive advice to quit from their GP than moderate-to-heavy smokers: A comparison of national survey data from the Netherlands and England. Eur J Gen Pract. 2013 Mar 20. [Epub ahead of print] • Bosch-Lenders D, van den Akker M, Stoffers HE, van der Kuy H, Schols JM, Knottnerus JA.How much do patients and health professionals (really) know? The surplus value of a home visit to the patient with polypharmacy by the practice nurse, to support medication reviews in primary care]. Tijdschr Gerontol Geriatr. 2013 Apr;44(2):72-80. • Cals JW, de Bock L, Beckers PJ, Francis NA, Hopstaken RM, Hood K, de Bont EG, Butler CC, Dinant GJ. Enhanced communication skills and C-reactive protein point-of-care testing for respiratory tract infection: 3.5-year followup of a cluster randomized trial. Ann Fam Med. 2013 Mar-Apr;11(2):157-64. • Shiferaw S, Spigt M, Godefrooij M, Melkamu Y, Tekie M. Why do women prefer home births in Ethiopia? BMC Pregnancy Childbirth. 2013 Jan 16;13:5. Promotie Maatwerk in zorg voor mensen met type 2 diabetes! DOOR ARIANNE ELISSEN EN INGE DUIMEL-PEETERS, ONDERZOEKERS Het is bekend dat een actieve betrokkenheid van patiënten bij het vaststellen van behandelplannen en doelen, hun zorg ten goede komt. Patiënten met type 2 diabetes vormen hierop geen uitzondering. Het zijn patiënten die op basis van eigen ervaringen beslissingen nemen over medicatiegebruik en leefstijlgedrag. Tot zover niks nieuws onder de zon. Echter, de zorg voor mensen met type 2 diabetes is in de Nederlandse huisartsenpraktijk niet patiëntgericht. Effectiviteit en doelmatigheid laten te wensen over. Dit zijn conclusies uit het proefschrift Voorbij het ‘grote gemiddelde’: verbetering van de wetenschap en het bewijs omtrent de behandeling van chronisch zieken van Arianne Elissen. Zij promoveerde op 25 april jl. aan de Universiteit Maastricht. 22 Het onderzoek toont aan dat standaarden en richtlijnen in de huidige zorg zwaarder wegen dan de persoonlijke zorgbehoeften, wensen en mogelijkheden van patiënten. Het financiële systeem rekent af op standaard prestatieindicatoren en die staan los van de individuele zorgvraag. Volgens deze indicatoren moet elke diabetespatiënt jaarlijks minimaal vier keer worden gezien in de huisartsenpraktijk. Dan wordt een aantal voorgeschreven testen en screenings uitgevoerd, waarbij voldoende uitleg gegeven dient te worden over de ziekte en zelfzorg. Het is een intensieve zorgverlening. Maar is dit wel nodig voor iedereen? En hoe bepaal je wat ‘nodig’ is? Op basis van de gegevens van 105.056 patiënten uit op één lijn 46 2e uitgave 2013 Arianne Elissen ontvangt haar bul 18 zorggroepen bleek, dat de intensieve manier van zorgverlening vooral profijt heeft voor een kleine groep patiënten met slecht gecontroleerde diabetes. Hun klinische waardes zoals HbA1c, cholesterol en bloeddruk waren na een jaar sterk verbeterd. Patiënten die bij aanvang van de studie al gezonde waarden hadden, bleven deze houden. Maar het lijkt aannemelijk dat dit net zo goed en vooral goedkoper kan worden bereikt met minder intensieve zorg en goed zelfmanagement. Eerder onderzoek suggereert dat in elk geval. Ook de recente EFFIMODI (EFFiciënte MOnitoring van DIabetes) studie laat zien dat mensen met goed gecontroleerde diabetes genoeg hebben aan twee in plaats van vier consulten per jaar, zonder dat het negatief is voor hun gezondheid. De bevindingen uit het proefschrift pleiten voor een overgang van standaardzorg naar zorg op maat. Mensen die baat hebben bij stevige regie door de huisarts, bijvoorbeeld vanwege complexe problematiek of gebrek aan sociale steun, dienen intensief en proactief te worden behandeld. Zij die bereid en in staat zijn tot goed zelfmanagement, kunnen daarbij worden ondersteund. Probleem is dat dergelijk maatwerk moeilijk te realiseren is. Volgens managers, huisartsen en verpleegkundigen bestaan er belemmeringen in de financiering en in de beschikbare informatiesystemen. Zorgverleners zien het belang in van actieve betrokkenheid van patiënten in hun zorg in, maar weten niet hoe. Het is dan ook belangrijk dat maatwerk in de praktijk wordt gefaciliteerd in de toekomst. We onderzoeken nu zogeheten ‘patiëntprofielen’ om hier naar toe te werken. Dat lijkt veelbelovend! Het doel is optimale combinaties van zorg en ondersteuning te bepalen voor patiëntengroepen met vergelijkbare zorgbehoeften, wensen en mogelijkheden. Dit leidt tot een betere en meer persoonsgerichte zorgervaring, maar biedt ook veel mogelijkheden voor kostenbesparing in de eerste lijn. Het merendeel van de Nederlandse diabetespatiënten is namelijk relatief gezond is en wordt nu mogelijk ‘overbehandeld’. Verder onderzoek is nodig om te bepalen hoe we patiëntprofielen kunnen ontwikkelen én inzetten als instrument voor maatwerk in de toekomstige diabeteszorgpraktijk. Over de onderzoeker Arianne Elissen (Heerlen, 1984) rondde in 2007 de masteropleiding Health Policy, Economics and Management af aan de Universiteit Maastricht, waarna zij bij de toenmalige vakgroep BEOZ in dienst trad als junior onderzoeker. In 2009 begon zij als promovendus te werken aan het Europese DISMEVAL (‘Developing and Validating Disease Management Evaluation Methods for European Health Care Systems’) project, dat werd gefinancierd door de Europese Commissie en waarin naast Nederland ook onderzoekers uit Denemarken, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Oostenrijk en Spanje participeerden. Promotoren waren prof. dr. Bert Vrijhoef en prof. dr. Cor Spreeuwenberg; copromotor was dr. Inge Duimel-Peeters. In 2012 kreeg Arianne een postdoctorale positie binnen CAPHRI aangeboden. Momenteel houdt zij zich bezig met het opzetten van onderzoek naar de ontwikkeling en haalbaarheid van het gebruik van patiëntprofielen in de diabeteszorg. Promotie Janaica Grispen Self-testing: To do or not to do? Development and evaluation of a decision aid on diagnostic self-testing for cholesterol and diabetes Datum 12 juni 2013 Promotoren prof.dr. Nanne de Vries en prof.dr. Trudy van der Weijden Info op1lijn@maastrichtuniversity.nl 23
Pagina 24
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Symposium mixed-method onderzoek in Parijs ‘Mix and mingle’ DOOR MANDY STIJNEN, PROMOVENDUS Mandy Stijnen tijdens het internationaal wetenschappelijk symposium in het gebouw van het Franse ministerie van Gezondheid en Sociale Zaken in Parijs Als onderzoeker lopen we soms tegen de beperkingen aan van een uitsluitend kwalitatieve of kwantitatieve onderzoeksmethode. Dan lijkt een combinatie van beide de beste manier om een duidelijk en compleet antwoord te krijgen op een onderzoeksvraag. Dit is terug te zien in een toenemend aantal publicaties met een zogenoemde 'mixed-method' onderzoeksopzet. We vragen ons ook steeds meer af hoe en in welke situaties beide methoden het beste kunnen mixen. Dit vraagstuk vormde het hoofdthema van een internationaal wetenschappelijk symposium. Dat vond plaats op 15 en 16 april 2013 in het gebouw van het Franse ministerie van Gezondheid en Sociale Zaken in Parijs. Het symposium werd mogelijk gemaakt door het Public Health Doctoral Network. De organisatie was in handen van de 'École des Hautes Études en Santé Publique (EHESP)' uit het Franse Rennes. Naast het verkennen hoe mixed-method onderzoeksopzetten kunnen worden toegepast binnen gezondheidsgerelateerd onderzoek, stond kennismaking tussen verschillende onderzoeksinstituten centraal. Behalve instituten van Franse universiteiten nam Drexel University uit Philadelphia (VS) en een afvaardiging van CAPHRI namens Maastricht University deel aan het symposium. De deelname van CAPHRI was voorbereid door dr. Katarzyna Czabanowska (department of International Health) waarbij 6 promovendi de gelegenheid kregen om hun mixedmethod onderzoek mondeling te presenteren. De vakgroep Huisartsgeneeskunde was vertegenwoordigd door Selamawit Mengesha (externe promovenda) en mijzelf. De overige promovendi namens CAPHRI waren Jelena Arsenijevic (Health Services Research), Vera Mertens (Rehabilitation Medicine), Sarah Dörenkamp (Epidemiology) en Madhu Gupta (Social Medicine). Eén van de hoogtepunten van deze eerste dag was een korte toespraak van de Franse minister van Gezondheid en Sociale Zaken. Zij benadrukte het belang van gezondheidsonderzoek voor de ontwikkeling van gezondheidszorgbeleid. Het uitnodigen van verschillende instituten bleek de ideale mix voor een inspirerend en gevarieerd symposium. Diverse onderwerpen passeerden de revue, zoals preventie van HIV, gezondheidsbevordering op scholen, management van ziekenhuizen, gezondheidszorgbeleid, 24 gezondheid van moeder en kind in Afrika en ouderenzorg. Tijdens de pauzes was er voldoende gelegenheid om elkaar informeel te spreken onder het genot van Franse lekkernijen. Op maandagavond werden alle internationale gasten van harte uitgenodigd door EHESP om deze gesprekken voort te zetten. De senior onderzoekers gingen apart dineren en de promovendi werden door hun Franse collega’s van promovendiorganisatie PH’Doc op sleeptouw genomen naar een populaire studenteneetgelegenheid met als afsluiting een drankje op een terras. Tijdens de tweede dag van het symposium was er een breed scala aan presentaties van Franse promovendi. Hoewel niet uitsluitend gericht op mixed-method onderzoek, een ideale gelegenheid om hun onderzoek te presenteren aan een internationaal publiek. Het symposium werd afgesloten met de uitreiking van awards door professor Marie-Aline Bloch (directrice van onderzoek en doctoraal studies bij EHESP) voor de beste mondelinge presentatie en de beste posterpresentatie. Een gedeelde eerste plaats voor beste mondelinge presentatie was er voor 2 CAPHRI promovendi, namelijk Sarah Dörenkamp ('The impact of co-morbidities on effective treatments according to clinical guidelines: the TICTAC study using a mixed method approach') en mijzelf ('Applying mixed methods to explore the use of a care plan by practice nurses in planning and monitoring care for potentially frail community-dwelling older people'). Een belangrijk resultaat van het symposium is dat er stappen worden genomen om CAPHRI/UM partner te laten worden van het Public Health Doctoral Network en dat CAPHRI promovendi ook in de toekomst de gelegenheid krijgen deel te nemen aan vergelijkbare evenementen. Wat betreft mixed-method onderzoek heb ik er persoonlijk van opgestoken dat dit meer is dan alleen het combineren van kwalitatieve en kwantitatieve methoden. De toepassingmogelijkheden lijken oneindig, maar een goede uitwerking van het specifieke type mixed-method onderzoeksopzet dat wordt gehanteerd, vormt een belangrijke basis voor succes. Al met al kan ik concluderen dat het samenbrengen van zowel onderzoekers als onderzoeksmethoden een interessante gelegenheid vormt 'to mix and mingle'. op één lijn 46 2e uitgave 2013 Dementie: is het tij te keren? In-MINDD onderzoekers menen van wel! DOOR MARJAN VAN DEN AKKER EN MARTIN VAN BOxTEL, ONDERZOEKERS In-MINDD team Maastricht University: v.l.n.r Frans Verhey, Sebastian Köhler, Marjan van den Akker (HAG), Martin van Boxtel, Kay Deckers, Marjolein de Vugt, en Olga Schiepers Dementie is een ernstig verlies van cognitieve vermogens, veel méér dan wat je mag verwachten gegeven de leeftijd van een persoon. In Nederland hebben nu al 250.000 mensen dementie en één op de vijf Nederlanders krijgt het zelf. Huisartsen hebben er hun handen nu al meer dan vol aan. Te genezen is dementie niet, maar er kan wat aan worden gedaan door een gezonde leefstijl aan te nemen, en wel in een zo vroeg mogelijke levensfase. Daar gaat In-MINDD over: de naam staat voor Innovative, Midlife Intervention for Dementia Deterrence, en het programma wordt financieel mogelijk gemaakt door de EU. Samen met dementie-experts wordt het In-MINDD risicomodel gemaakt In-MINDD systeem wordt ontwikkeld samen met de huisartsen In-MINDD Testfase van het systeem in de huisartspraktijken binnen de EU Zelftest van In-MINDD systeem beschikbaar voor patiënten via het internet Feedback door patiënten en huisartsen om systeem nog verder te verbeteren De onderzoekers van In-MINDD zijn bezig om een digitaal advies- en beslissysteem ontwikkelen, waarmee bij patiënten in de huisartspraktijk een preventief gezondheidsprofiel kan worden opgesteld. Aan de hand hiervan kunnen beïnvloedbare risicofactoren voor dementie gericht worden aangepakt middels een individueel programma gericht op risicoreductie. Patiënten leveren informatie aan via internet op verschillende momenten en worden via sociale media ondersteund bij het bereiken van hun gezondheidsdoelen. Deze doelen overlappen deels met cardiovasculaire risicofactoren, zoals lichamelijke fitheid, gewicht en diabetes, maar er zit nog veel meer in de planning… Zo’n systeem voor primaire preventie van dementie is hard nodig. Mensen worden steeds ouder, en het aantal personen met dementie zal tegen 2040 verdubbeld zijn. De kosten die nu al gemoeid zijn met de medische zorg voor patiënten met deze aandoening bedragen €3,9 miljard euro, wat méér is dan de zorg voor kankerpatiënten. Indirecte kosten voor mantelzorg verhogen dit bedrag nog verder. Het is volgens artsen de meest ernstige en ingrijpende volksziekte voor de patiënt en zijn of haar omgeving, gekeken naar factoren als mobiliteit, zelfzorg, dagelijkse activiteiten, pijn, angst, depressie en cognitie. Er bestaan bij personen van middelbare en jong-oude leeftijd aanzienlijke angst voor en vragen over geheugenverlies en dementie. Uiteindelijk zal ook de huisarts veel te winnen hebben bij In-MINDD, omdat het een handreiking wil bieden om samen met de patiënt NU het heft in handen te nemen en te werken aan een gezonde cognitieve basis. De vakgroepen Psychiatrie en Huisartsgeneeskunde van de UM zijn direct betrokken bij de ontwikkeling van het In-MINDD systeem. In nauw overleg met de partners in Ierland, Schotland en Frankrijk en huisartsen in Maastricht wordt op dit moment de eerste versie hiervan vorm gegeven. In de volgende stap zal bij een aantal huisartsen in Nederland het systeem worden uitgerold en getest op haalbaarheid. De onderzoekers Marjan van den Akker en Martin van Boxtel zijn momenteel op zoek naar huisartsen die mee willen denken over de wijze waarop In-MINDD zijn doel kan bereiken, en hoe het systeem zo goed mogelijk in de dagelijkse workflow van de Nederlandse huisarts kan worden ingepast. Uw inbreng kunnen zij daar goed bij gebruiken. Raakt u enthousiast door deze visie voor de toekomst? Doe dan zelf mee! U kunt via bovengenoemde onderzoekers meer informatie vragen hoe u zou kunnen bijdragen. We zien uit naar uw reactie! • Dr. Marjan van den Akker, vakgroep Huisartsgeneeskunde UM, telefoon 043-3882321, email marjan.vandenakker@maastrichtuniversity.nl • Dr. Martin van Boxtel, vakgroep Psychiatrie en Psychologie, telefoon 043-3881028, email martin.vanboxtel@maastrichtuniversity.nl Meer info over In-MINDD is te vinden op de Engelstalige site www.inmindd.eu. Via http://bit.ly/inmindd kunt u een Nederlandstalige PDF van de In-MINDD brochure downloaden. 25
Pagina 26
op één lijn 46 2e uitgave 2013 WESP-student: Christianne Erens Kwaliteit van de ketenzorg BeGeleider: dr. ANNA HuiziNG Christianne Erens Achtergrond In 2010 is in de regio Maastricht-Heuvelland de eerstelijns ketenzorg Hart- en Vaatziekten (HVZ) ingevoerd. Literatuur over de effecten van deze ketenzorg is beperkt. Daarnaast bestaat discussie over de huidige kwaliteitsindicatoren, de patiëntervaringen met ketenzorg en het verschil in effectiviteit tussen de groepen primaire en secundaire preventie. Doel Meer inzicht krijgen in de kwaliteit van de ketenzorg HVZ in de regio Maastricht-Heuvelland. Methode We deden een literatuurstudie en expertmeeting om de gewenste kwaliteitsindicatoren in de ketenzorg in kaart te brengen. Effecten op verschillende indicatoren werden geanalyseerd met behulp van patiëntgegevens uit het regionale keteninformatiesysteem. Patiëntervaringen werden gescoord met de PACIC-vragenlijst met daarbij enkele vragen over de verandering van de opzet van zorg. Resultaten We vonden een grote variatie in gebruikte indicatoren. Een significante verbetering vond plaats betreffende systolische bloeddruk, LDL-cholesterol en aantal rokers (2010-2012). De gemiddelde BMI-waarde steeg echter. Procesindicatoren waren al goed, maar verbeterden in de tijd. Patiënten scoorden een 2.8 (schaal 1-5) op de PACIC. De helft van de patiënten die op de hoogte was van een verandering vond dit een verbetering. Patiënten gaven de zorg in het algemeen een 7.3 (schaal 1-10). Conclusie In de periode 2010-2012 zagen we in MaastrichtHeuvelland een verbetering van de meeste proces-en uitkomstmaten en van patiëntervaringen. Desondanks is er nog winst te behalen betreffende regulatie van bloeddruk, LDL-cholesterol en BMI. Volgens patiënten is er vooral verbetering nodig op de gebieden ‘zorg op maat’ en ‘coördinatie en nazorg’. Invoering van individuele zorgplannen zou hierin een rol kunnen spelen. Er zijn geen belangrijke verschillen in effecten tussen de primaire en secundaire preventie. Uit het hoofd Academische huisarts: een witte schimmel? DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Jean Muris Als ik met opleiders praat over de verwetenschappelijking van de huisartsopleiding merk ik dat er een aantal misverstanden is ontstaan. Een ervan is het misverstand, dat huisartsen het beeld hebben, dat verwetenschappelijking een beweging is die druk op hen legt om zelf wetenschappelijk onderzoek te doen, 26 een proefschrift te schrijven en te promoveren. Het zou natuurlijk fantastisch zijn als het aantal gepromoveerde huisartsen zou toenemen, maar dit is voor mij niet de kern van verwetenschappelijking. Wat is het verband tussen wetenschap, opleiding en praktijk? Ik denk dan juist meer aan het stellen van op één lijn 46 2e uitgave 2013 de juiste vragen naar aanleiding bijvoorbeeld van het spreekuur. En wetenschappelijke vragen zijn vooral de vragen die beginnen met hoe en/of waarom. Vervolgens een goede methode gebruiken om die vragen te beantwoorden (literatuuronderzoek, bevragen van experts etc.). Hiervoor is het handig om een goede EBM cursus te hebben gevolgd. Vanuit Huisartsopleiding Nederland wordt gewerkt aan een cursus die begint met e-learning, gevolgd door een interactieve cursus. Dit model zal in de komende jaren ook in Maastricht worden uitgerold. Maar EBM is geen kookboekgeneeskunde. Het uitgangspunt blijft steeds het klinische probleem in de praktijk. Het komt regelmatig voor dat er een onderbouwing is te vinden voor ons huisartsgeneeskundig handelen in de literatuur. In dat geval gaat de huisarts uit van de opgebouwde klinische ervaring (experience based practice). Denk bijvoorbeeld maar eens aan de wat oudere patiënt in de praktijk voor wie wel 5 of 6 NHG standaarden tegelijk van toepassing zijn. Hier zal je dan toch zorg op maat moeten bedenken. Uiteraard denk je hierbij wetenschappelijk: hoe en waarom. De antwoorden komen dan wel uit je eigen expertise en ervaringen met deze specifieke patiënten. Verwetenschappelijking van de opleiding vindt plaats op alle aandachtsgebieden en het leidt tot verhoging van de kwaliteit van praktijkvoering. Het kan worden bevorderd door actief hierop te focussen binnen het onderwijs, binnen docentprofessionalisering en binnen opleidersprofessionalisering. Op deze wijze wordt het kritische dokteren bevorderd en wordt een werkplek voor onze huisartsen in opleiding gecreëerd waar zij worden ondergedompeld in wetenschappelijke vragen. Uit onderzoek blijkt dat huisartsen zich naar aanleiding van hun spreekuur diverse vragen stellen. Op dat moment is de wetenschap of academisering al begonnen. Kortom: de uitdrukking academische huisarts is geen pleonasme! MOVAH activiteit Wijnproeverij HANNEKE GOOSSENS, EERSTEJAAS AIOS Op 15 mei kregen AIOS huisartsgeneeskunde de gelegenheid een kijkje te nemen bij wijnhuis Thiessen aan de Grote Gracht. Natuurlijk kon dit niet georganiseerd worden zonder het proeven van een aantal speciaal voor ons geselecteerde wijnen. De eigenaar van het oudste wijnhuis van Nederland en tevens oprichter van de welbekende Mora snacks, stond ons al bij de entree op te wachten. Na een glaasje Franse bubbels als aperatief in de ontvangstzaal werd het reilen en zeilen van het creëren, importeren en bottelen van wijn uitgelegd. Dit werd gedaan in wat ooit een stukje prachtige ondergronds gangenstelsel van Maastricht geweest is en nu de kelderruimte van de winkel en het restaurant beslaat. We werden langs een route van houten vaten, bewaarwijnen en eeuwenoude, nog steeds drinkbare, port geleid. De avond eindigde met het proeven van een diversiteit aan wijnen, varierend van een sauvignon blanc tot een Spaanse rioja. Ook hier werd wederom het nodige verteld en op de kaarten aan de muur hangende kon precies gezien worden waar de gepresenteerde wijnen hun origo hadden. Kortom, een geslaagd uitje! 27
Pagina 28
op één lijn 46 2e uitgave 2013 In de leer AIOS plant U voort! DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, TWEEDEJAARS AIOS Sophie van der Voort Tegelijk met de schriftelijke toelating voor de huisartsenopleiding, kreeg ik de folder ‘Zwanger? Weet wat te doen en laten’. Het lijkt of zwangerschap door de huisartsopleiding wordt gestimuleerd. De kleurige folder herinnert je eraan dat de CAO voor AIOS extreem gunstig is bij zwangerschap. Zo gunstig, dat het dus wellicht tijd wordt voor gezinsuitbreiding. Ik denk dat het gestimuleerd wordt omdat het medisch gezien zeer verantwoord is in deze periode zwanger te raken. De gemiddelde AIOS verkeert tijdens de opleiding in haar meest vruchtbare fase en dus is conceptie in die periode zeer verstandig. Voor mijzelf is dit alles nog net te prematuur. Veel AIOS zullen vooral de voordelen zien van een zwangerschap, ik raak echter vooral geïntrigeerd door de achterzijde van de folder. Namelijk, een lijst van werkgerelateerde infectieziekten met bijbehorende maatregelen die getroffen moeten worden om ze te voorkomen. In ons beroep lopen we hier een hoger dan gemiddeld risico op en dus is het oppassen geblazen. Dit deed bij mij de vraag rijzen of het niet ontzettend moeilijk is om als dokter onbezorgd zwanger te zijn? Als arts heb je gelezen en word je geconfronteerd met wat er allemaal mis kan gaan bij een zwangerschap: • 0.8% van de pasgeborenen heeft een congenital hartafwijking • 1-5% ontwikkelt congenitale heupdysplasie • 0.16% Down syndroom • 0.15% Klinefelter syndroom • 0.015% congenitaal cataract Als je de prevalenties van alle mogelijke aangeboren afwijkingen opsomt, lijkt het of elk kind wel ‘iets’ moet krijgen. Ik weet dat dit een compleet verkeerde statistische redenatie is, maar toch lijkt het haast een uitdaging een volledig gezond kind op de wereld te zetten. En dan werk ik nog niet eens in de kindergeneeskunde waar de prevalenties van vervelende aangeboren afwijkingen veel hoger liggen. Ook bekijk ik de wereld (te) vaak door een medische bril en zou ik overal potentieel gevaar voor mijn kind zien. Uit eten zou een stuk minder ontspannen worden omdat ik nauwlettend in de gaten zou houden of er geen rauwe vis wordt verwerkt in mijn maaltijd. Op het station zou ik zweten om me vakkundig op de plek te situeren met de grootste afstand tot alle rookzuilen. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de grootste bedreiging: zieke kinderen. En die zien we veel op het spreekuur. Dat snotterende meisje is voor mij nu een wandelend parvo B19-virus totdat het tegendeel bewezen is. En die peuter die zo in zijn hoest blijft hangen, is dat zeker weten geen kinkhoest? Ik zou lichtelijk paranoïde worden. Het vervelende is dat ik bang ben door deze zwangerschapsstress schade te doen aan de vrucht. Ik geloof heilig dat stress tijdens de zwangerschap nadelige invloed heeft op je ongeboren kind. Misschien moet ik naar de positieve kant kijken: wat zijn juist vóórdelen van dokter zijn bij een zwangerschap? Ik weet natuurlijk als de beste wat wel en niet schadelijk is voor de vrucht en zal een heel verstandige levensstijl handhaven. Ik begin op tijd met mijn foliumzuurtabletten. Ik vermijd ongepasteuriseerde melkproducten en röntgenafdelingen. Ik laat mijn partner de kattenbak verschonen en in de tuin werken (eindelijk!). Op deze manier bekeken kan mijn kind dus juist ook een succesverhaal van gezondheid worden! De folder lijkt zijn effect te hebben: 40% van de vrouwelijke AIOS wordt zwanger tijdens de opleiding. Tijdens terugkomdagen is het trending topic. Het is een ware sport om als eerste de ‘nieuwe zwangere’ te identificeren. Buiken worden zo onopvallend mogelijk bestudeerd. Per ongeluk iemand aanstoten wordt al snel geïnterpreteerd als Leopold handgreep. Grote onderlinge argwaan dus, maar ook een gemoedelijke en bijzonder vriendschappelijk bezigheid. Al met al hangt er toch een positieve sfeer rondom het hele zwangerschapsgebeuren. Wellicht dat ik er over niet al te lange tijd ook ontspannen in kan staan zonder me door ‘kennis-stress’ te laten bevangen. Als het tekort aan babymelkpoeder maar wel is opgelost is tegen die tijd. 28 op één lijn 46 Uitwisseling Medicina de familia y tapas en Madrid DOOR LAURA NAVARRO EN PETER OOSTVEEN, TWEEDEJAARS AIOS Terwijl het in Maart in Nederland nog flink vroor, kregen wij, Peter en Laura, twee Maastrichtse AIOS, de kans de kou te ontvluchten en te ervaren hoe het is om in Madrid huisarts te zijn. We namen deel aan een jaarlijks terugkerend uitwisselingstraject vanuit de Europese organisatie van jonge huisartsen: Vasco da Gama Movement, waarbij AIOS uit diverse Europese landen aan elkaar worden gekoppeld. In dit geval traden Madrileense AIOS op als gastheer voor AIOS uit Portugal, Turkije, Roemenië, Tsjechië, Italië en Nederland. Dit betekende dat we een AIOS toegewezen kregen die ons een week in huis nam en meenam naar zijn/haar werkplek. Zondag 10 maart landen wij in Madrid, een schriel zonnetje maakte zich kenbaar. Het officiële deel van het programma bestond uit 4 dagen meelopen in het ‘centro de salud’ (een soort groot gezondheidscentrum) waar onze gastheer/-vrouw werkte als AIOS. Daarnaast vonden activiteiten voor de hele groep plaats, zoals een seminar waarin AIOS het gezondheidssysteem van hun land aan elkaar presenteerden. Aansluitend was er een congresdag voor AIOS en jonge huisartsen. Buiten het officiële programma was er ruime gelegenheid om met elkaar kennis te maken, te genieten van de prachtige parken, fantastische kunstcollecties, geweldige cafe’s en restaurantjes in de verschillende delen van de stad. Peter deed ervaring op in centro de salud El Greco in Getafe en Laura liep mee in centro Las Americas in Pozuelo de Alarcón, beide buitenwijken van Madrid. Het opleidingstraject van de Spaanse AIOS duurt 4 jaar, wordt lokaal bepaald, en verschilt daarom per individu en opleidingsstad. AIOS mogen de eerste drie jaar niet zelfstandig werken, dus moeten ze steeds ‘krukje zitten’ naast de huisarts of specialist. Pas in het vierde jaar mogen ze zelfstandig spreekuur draaien. Gedurende de opleiding lopen ze korte stages in het ziekenhuis, doen diensten op de SEH, en werken ze voornamelijk in een centro de salud. De Spaanse huisartsenzorg is vergelijkbaar met de onze: huisartsen lossen 90% van de problemen zelf op. Er vielen echter al gauw wel enkele nuance verschillen op. Een huisarts werkte in Madrid of in de ochtend van 8:30 – 14:30 of in de avond van 14:00 – 21:00. De avond- en nachtdiensten worden opgevangen door dichtstbijzijnde ziekenhuis. De huisartsen in Spanje zien geen kinderen, zij worden gezien door de kinderarts die ook binnen het gezondheidscentrum werkt. De palliatieve en terminale zorg wordt ook niet door de huisarts gedaan, maar hier is een apart team huisartsen voor die dagelijks in teams op pad gaan in een bepaalde regio in Madrid. In het centro de salud wordt gewerkt met vaste koppels van een huisartsopleider, AIOS en verpleegkundige. Ze werkt zelfstandig én aanvullend aan de arts. De verpleegkundige heeft een functie die vergelijkbaar is met onze praktijkondersteuner, maar zij heeft een langere opleiding gevolgd, vaak universitair geschoold. De Spaanse huisarts heeft te maken met een grote administratieve lastendruk. Een voorbeeld hiervan is als je ziek wordt, ben je volgens de ziektewet verplicht je een aantal keren bij je huisarts te melden. Van dat soort regelingen zijn er veel en die leiden tot veel administratie voor de huisarts. Na 4 dagen meelopen kunnen we zeggen dat het schrijven van deze briefjes zeer geestdodend werkt en de arts-patiënt relatie behoorlijk onder druk kan zetten. De huisartsen hebben een continu doorgaand spreekuur, met relatief korte consulten van vaak maar vijf minuten. Door de korte consulttijd die huisartsen hebben per patiënt is de aandacht voor de hulpvraag wisselend. Dit leidt er soms toe dat patiënten een klacht melden en de dokter met een plan komt, zonder dit te overleggen. We vragen ons af wat hiervan de gevolgen zijn voor de patiënttevredenheid en therapietrouw. Al met al was dit voor ons een uniek kijkje in de keuken van de Spaanse huisartsgeneeskunde. Terugkijkend op deze week kunnen we jaloers zijn op het lekkere Spaanse weer en eten, maar hebben we het in Nederland zo slecht nog niet. 29
Pagina 30
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Onderwijs AIOS Alcohol geen probleem, dokter?! DOOR WILMA NOTEBORN, STAFMEDEWERKER RE-SET LEEFSTIJLVERBETERING EN DIEDERD KRONJEE, HAB PSYCHISCH BLOK HUISARTSOPLEIDING Hebt u het afgelopen jaar wel eens op één dag 4 of 5 eenheden alcohol gedronken? Met deze vraag start het 2,5 uur durend onderwijsprogramma dat Re-Set Leefstijlverbetering (onderdeel van Mondriaan GGZ) regelmatig verzorgt voor de tweedejaars aios huisartsgeneeskunde. In dit artikel beschrijven wij de inhoud van dit programma over het belang van vroegsignalering van problematisch alcoholgebruik in de huisartspraktijk en de reacties van de deelnemende aios (kader). Signaleren De huisarts herkent slechts 10-30% van de geschatte 200 probleemdrinkers (per normpraktijk). Niet zo vreemd, want deze patiënten melden zich doorgaans niet met een alcoholprobleem maar met vage klachten zoals algehele malaise, moeheid, stress of maag-darmklachten. De gemiddelde huisarts heeft weinig succesverhalen over de behandeling van alcoholverslaving. Als de huisarts namelijk wacht tot een patiënt of naaste aan de bel trekt, is er vaak al een forse verslaving. De kansen voor een geslaagde behandeling zijn dan helaas klein. Terugval, liegen en bedriegen, bagatelliseren van probleem en van eigen verantwoordelijkheid zijn kenmerken van een alcoholist, volgens de aios. Vroegtijdig ingrijpen kan effectief zijn. In recent onderzoek werd een ‘number needed to treat’ (NNT) van 8 vastgesteld. Ter vergelijking, bij stoppen met roken is het NNT 20. One shot Tijdens het onderwijsprogramma plaatsen de aios kritische kanttekeningen bij de NHG-standaard ‘Problematisch alcoholgebruik’. De genoemde signalen duiden niet specifiek op problematisch alcoholgebruik of er is geen sprake meer van vroegtijdige herkenning, maar van alcoholafhankelijkheid. Het lijkt beter om alcoholgebruik te verweven in de algemene leefstijlanamnese of om een verband te leggen tussen alcoholgebruik en de vage klachten. Hiermee wordt geoefend tijdens het rollenspel met een trainingsacteur. Slechts 1 vraag waarmee het programma start, kan volstaan om problematisch gebruik te signaleren, mits voldoende wordt doorgevraagd naar de mate en de functie van het gebruik. 30 Motiverende gespreksvoering Ook motiverende gespreksvoering (MG) komt aan bod waarbij de hulpverlener zijn natuurlijke ‘reparatiereflex’ moet onderdrukken. De meeste hulpverleners zien al gauw wat de patiënt verkeerd doet en willen dit gedrag zo snel mogelijk veranderen. Bij MG onderzoekt de hulpverlener de mogelijkheden van gedragsverandering en probeert redenen voor gedragsverandering aan de patiënt te ontlokken. Bij MG is het niet aan de hulpverlener om de problemen op te lossen, maar om veranderingskracht op te sporen en te versterken. Ook dit wordt met de acteur geoefend. Een valkuil voor veel hulpverleners is te snel aansturen op stoppen met gebruik. Aan de hand van gedragsveranderingsstadia van Prochaska en Diclemente leren aios dat er al veel bereikt is als de patiënt de spreekkamer verlaat met een vraagteken over zijn gebruik in zijn achterhoofd. Vrijwel niemand beslist in een gesprek van 10 minuten om nooit meer alcohol te drinken. In de praktijk In een recent promotieonderzoek bekeek Noordman (Radboud Universiteit) de communicatie over leefstijl in de huisartsenpraktijk op video’s van alledaagse consulten tussen 1975 en 2011. In deze periode heeft preventie geleidelijk meer aandacht gekregen en dat is ook terug te zien in de praktijk. In gesprekken over drinken, roken, bewegen en voeding wordt vooral over de laatste drie vaker gesproken dan vroeger. Het aantal gesprekken over alcoholgebruik is nagenoeg gelijk gebleven. Het onderzoek toont aan dat huisartsen vooral algemene informatie en adviezen geven en een directieve benadering kiezen. De communicatievaardigheden van huisartsen en POH blijken over het algemeen goed, maar gesprekken over leefstijl kunnen beter. MG wordt nauwelijks gebruikt. Eigen attitude De aios worden ook aangespoord na te denken over de relatie tussen hun eigen alcoholgebruik en de bereidheid om problematisch alcoholgebruik bij patiënten bespreekbaar te maken. op één lijn 46 2e uitgave 2013 Reacties van aios die hebben deelgenomen aan het programma: Signaleren De training diende als eye-opener dat alcoholgebruik een grote rol kan spelen bij vage klachten. Ik zal er vaker aan denken en ik heb nu de mogelijkheden om het te bespreken. Als de eigen consumptie vrij hoog is, zal de arts een te hoog gebruik bij de patiënt wellicht niet zo’n probleem vinden. Tevens wordt hun gevraagd na te denken over hun taakopvatting en attitude: zien zij het als hun taak om problematisch alcoholgebruik te behandelen? Of verwijzen zij liever snel naar de verslavingszorg? Hoe kijken zij aan tegen ontwijkend of oneerlijk gedrag van de patiënt? Aan het eind van het programma krijgen de aios een uitdaging mee: maak in de komende 2 weken bij elke patiënt het alcoholgebruik bespreekbaar. Een uitdaging die zij doorgaans graag aannemen. U ook?! Bespreekbaar maken Ik heb tijdens de training zinvolle tips en nuttige handvatten gekregen om alcoholgebruik bespreekbaar te maken, zoals de one shot-vraag (tevens de openingsvraag van dit artikel) of het confronteren met de somatische gevolgen van alcoholgebruik. Motiveren Ook heb ik technieken aangereikt gekregen om de motivatie van de patiënt tot gedragsverandering vast te stellen. Ik ben mij meer bewust van de technieken van ‘reflecterende gespreksvoering’ waardoor die motivatie beter is uit te vragen. Ik heb nog veel oefening nodig, maar ik wil het wel gaan proberen. Eigen attitude Weten wat je eigen referentiekader is, is bij deze problematiek van belang. Ik weet nu dat ik duidelijke principes heb en wat ik van de problematiek vind. Eefje de Bont & Merijn Godefrooij Organisatie voor Aspirant Huisartsen (LOVAH) voor assistenten in opleiding (AIOS en AIOTHO’s) bedoeld om nieuw, nog te starten onderzoek op het gebied van de huisartsgeneeskunde te bevorderen. De prijs (€ 2.500) wordt mede mogelijk gemaakt door de Frans Huygen Stichting en het NHG. Maastrichtse AIOTHO’s winnen prijzen De Maastrichtse AIOTHO Eefje de Bont heeft de Prof. Huygen prijs gewonnen voor haar onderzoeksvoorstel: ‘Optimaliseren van informatievoorziening aan ouders van kinderen met koorts op de huisartsenpost’. Haar dagelijkse onderzoeksbegeleider is dr. Jochen Cals. Eefje volgde bij onze vakgroep al voor haar AIOTHO-traject een combinatietraject WESP & GEZP (wetenschap- en zorgstage) in het 6e jaar van haar geneeskunde studie. De Huygen prijs werd ingesteld door de Landelijke AIOTHO Merijn Godefrooij heeft tijdens de NHGwetenschapsdag op 14 juni jl. de publieksprijs in ontvangst mogen nemen voor de beste CAT gemaakt door een aios huisartsgeneeskunde, met als titel: ‘Kort tongriempje klieven bij borstvoedingsproblemen?’ Een dertigtal kritische aanwezigen bij de CAT sessie konden mee-jureren bij deze prijs. De officiële jury voor de Jan van Es-prijs (een jaarlijkse prijs voor de beste door een aios gemaakte CAT) roemde de presentatievaardigheden van Merijn bij hun beoordeling. Merijn en mede aios waren door de jury van onze lokale wetenschapsdag genomineerd voor deze landelijke prijs. De inzending was uniek, want zowel in Groningen als Maastricht bleek een CAT gemaakt over het korte tongriempje, en op de nominatie te staan voor inzending voor de Jan van Es-prijs. De inzending voor de Jan van Es-prijs (normaal door ieder afzonderlijk instituut) is in samenwerking tussen de betrokken aios en instituten gebeurd. 31
Pagina 32
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Evidence Based Medicine (EBM) Noodzakelijke, maar taaie, saaie stof? Het kan ook anders! DOOR INGRID VAN DER HEIJDEN, HUISARTS STAFLID HUISARTSOPLEIDING Op 6 juni rondden 17 aios de Onderwijsmodule EBM af. Een bijzondere module, want 5 van de 17 aios zijn in opleiding tot specialist in het azM. Het idee voor gezamenlijk onderwijs met eerste- en tweedelijns aios ontstond tijdens een bezoek van Zweedse huisartsen in opleiding aan Maastricht in 2011. In Zweden volgen alle aios in hun eerste jaar een aantal gezamenlijke onderwijsmodules, waaronder EBM-onderwijs. De drie discipline overstijgende bijeenkomsten EBM zijn ontwikkeld door Niels Beurskens en Ingrid van der Heijden van de huisartsopleiding Maastricht, in samenwerking met het azM. Centraal in de drie bijeenkomsten stond een uit de praktijk gegrepen casus, een meisje met buikpijn. Via de huisarts komt zij uiteindelijk in het ziekenhuis terecht. De aios werden op verschillende vlakken uitgedaagd. Naast het aanleren van efficiëntere zoekstrategieën en het stapsgewijs vertrouwd raken met het lezen en kritisch beoordelen van wetenschappelijke literatuur, werden aios geprikkeld om hun kennis te vertalen naar de praktijk en om samen met de patiënt tot een besluit te komen. Door de onderlinge uitwisseling, ontstond er beter begrip voor elkaars werkwijze en dilemma’s. Er werd gewerkt aan opdrachten in kleine gemengde groepjes. Iedere groep bestudeerde een casus uit hun dagelijkse praktijk en zocht relevante publicaties hierbij. De cursus werd afgesloten met de presentatie van deze Critically Appraised Topics (CAT's). De gekozen onderwerpen waren voor alle aios interessant en hebben toegevoegde waarde voor de dagelijkse praktijkvoering zoals de behandeling van kinderen met reflux, diagnostiek bij hematurie, de behandeling van nierkoliek, calciumsuppletie en risico op myocardinfarct en de waarde van transvaginale echografie na het plaatsen van een spiraaltje. Naast het vakinhoudelijke aspect, werd er ook stilgestaan bij het maatschappelijk belang van verschillende beleidsopties en de samenwerking tussen eerste- en tweedelijn, zoals bijvoorbeeld de communicatie bij door- en terugverwijzing. Deelnemers evalueerden deze pilot positief; met name de samenwerking tussen aios uit eerste en tweede lijn vond men unaniem van toegevoegde waarde. Ook de docenten EBM Marjan van den Akker en Bas Maiburg waren enthousiast vanwege de nieuwe groepsdynamiek en over de inzet en het resultaat van de aios. Het azM en de Maastrichtse huisartsopleiding hebben besloten om Discipline Overstijgend Onderwijs EBM structureel vervolg te geven en zich te oriënteren op andere onderwijsmodules die geschikt zouden kunnen zijn om gezamenlijk aan te bieden. De wetenschapsdag van 23 april 2013 U hebt wat gemist! DOOR SJEF SWAANS, HUISARTS REDACTIELID De (vrij toegankelijke) wetenschapsdag wordt twee maal per jaar gehouden. Deze keer werden tien praktische literatuuronderzoeken besproken. De publieksjury en deskundigenjury waren het eens over de winnaar: ‘Verkoudheid, verzinken we erin?’ door Sameh Lawndy, 32 Harm Wijns, Margo Kranen en Willemijn Aarden. Hun aanbeveling: als een patiënt belt binnen 24 uur na het begin van de verkoudheid kun je adviseren iedere 2 uur een zinktablet te gebruiken om de duur van de verkoudheid met de helft de bekorten. op één lijn 46 2e uitgave 2013 Deze aanbeveling wordt (nog?) niet vermeld in richtlijnen. Verder: het gebruik van vitamine B2 (riboflavine) ter preventie van migraineaanvallen is even effectief als het gebruik van propranolol. Nederlandse neurologen weten dit niet, Amerikaanse wel. Wat tekenbeten betreft zijn er ook verschillen met de VS: zij hebben andere teken met meer risico op Lyme. In Nederland zou een profylactische dosis doxy in endemische gebieden aan te bevelen zijn (NNT 50, voor de liefhebbers van wetenschap). Moet een huisarts steriele of niet-steriele handschoenen gebruiken bij ingrepen? De onderzoekers concluderen dat er geen significant verschil is in het voorkomen van wondinfecties; de NHG-richtlijn lijkt veel te streng. Diarree bij antibiotica kan met goed effect bestreden worden met probiotica. Het onderzoek ging wel over enorme hoeveelheden probiotica, veel meer dan verkrijgbaar in de supermarkt. Wel kun je in de supermarkt of sportzaak steunzooltjes kopen tegen fasciitis plantaris, deze helpen evengoed als de duurdere, aangemeten exemplaren. Moeten er nog meer richtlijnen herzien worden? Ja, als we praten over antibiotica bij hydradenitis suppurativa. Wilde u wat meer weten over CRP-bepaling bij kinderen? Of de waarde van de h-FABP-test om sneller een infarct te diagnosticeren? Wanneer is een stethoscoop behulpzaam bij diagnose heupfractuur? U had erbij moeten zijn. Een dag van een huisarts ziet er na een wetenschapsdag heel anders uit. Zelf moest ik nog nadenken over de zinktabletjes, gevonden in een Romeins schip dat gezonken was voor de Toscaanse kust: Dat medicijn heeft al een geweldige bestaansgeschiedenis: nu weten wij waar het in ieder geval goed voor is! NHG congres 2013 Help! Een spoedgeval DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS, REDACTIELID Het mooie, dubbelzinnige motto van het komende NHG-congres op 22 november 2013 in het MECC te Maastricht. Welke associatie schoot u bij het lezen in eerste instantie door het hoofd: ‘help mij of ‘ik help’? In beide gevallen loont het zeer de moeite om het congres te bezoeken, zeker nu het congres weer in Maastricht plaatsvindt. ‘Huisarts en acute zorg’ is dit keer het thema waar de dag om draait. Reden is de forse ontwikkeling die de laatste jaren in de eerstelijns spoedzorg heeft plaatsgevonden. Mede op grond daarvan is het NHG-standpunt Spoedzorg herzien, en presentatie van de nieuwe versie zal op het congres plaatsvinden. Naar aanleiding daarvan zal discussie over de toekomst van de spoedzorg en de daarbij optredende dilemma’s veel aandacht krijgen. Voorzitter van de congrescommissie is Yvonne Guldemond, dorpsdokter in Ubachsberg èn medisch directeur van de Stichting Huisartsen Oostelijk Zuid Limburg waaronder ook de Heerlense huisartsenpost NightCare ressorteert. Met behulp van de handsfree functie van haar mobieltje kon ik haar interviewen, terwijl ze onderweg was naar het LOVAH-congres in Noordwijkerhout. U leest al tussen de regels door: ze timmert flink aan de weg. Op het congres zal veel aandacht zijn voor het ABCDE-denken. De structurele benadering van de acute patiënt die er bij de aios tijdens de Startclass ingeramd wordt, maar o.a. bij opleiders nog geen onvoorwaardelijke reflex is. Om daartoe stappen te zetten, zullen er veel workshops zijn waar kennis en vaardigheden opgefrist kunnen worden. De hele dag door zullen m.b.v. LOTUS-patiënten scenariotrainingen draaien (hoge leeropbrengst!) en ook de nieuwste didactische werkvorm, in de Startclass al heel succesvol gebleken, namelijk 'serious gaming', wordt ingezet. Een half-uitgesproken wens van voorzitter Yvonne is, dat het congres aanleiding zal geven tot het ontwikkelen van een Kaderopleiding Eerstelijns Spoedzorg. Voorzitter Yvonne en haar team van 8 commissieleden hebben er een flinke organisatiekluif aan, maar ik denk, dat het resultaat ernaar zal zijn. Ze verwachten 2000 tot 2500 huisartsen in het MECC te mogen verwelkomen en gaan ervan uit, dat u daarbij bent! 33
Pagina 34
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Puntig De context, de kijker en de tijd DOOR FELIx PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING How to make real money? Je moet een Damien Hirst zijn om met stippenschilderijen een fortuin te kunnen maken. Zo las ik onlangs in de Volkskrant dat de duurste van zijn zogenaamde spot paintings voor tweeënhalf miljoen euro over de toonbank is gegaan. Wel, ik kan u melden dat gedurende de daaropvolgende nacht de vraag 'wat doe ik toch fout?' een verwoestend web in mijn dromenland spon! Vooral omdat op die dag de verkering begon tussen mij en mijn vriendin – zo zei je dat toch? – herinner ik mij ook nog levendig de bezichtiging van For The Love Of God in het najaar van 2008. Jarenlang had ik mij verzet tegen de werken van de controversiële kunstenaar Damien Hirst, die met zijn doorgezaagde koeien reeds naam had gemaakt. Maar nu stond zijn platina schedel met wel achtenhalfduizend diamanten in het Rijksmuseum, en met dat argument wist ik mijn nieuwe vlam voorzichtig langszij te lokken. Het werd een heel bijzondere ochtend. In de lange rij bezoekers die als in een processie stap voor stap naar voren schuifelden, ontspon zich een levendige discussie over het object, wat zich binnen in een speciale zaal bevond. 'Kunst mag toch geen veertien, laat staan: vijftig miljoen euro kosten?'. 'Nee, de titel is níet blasfemisch'. 'Je mág een mens vergelijken met geld'. 'Maar met hoeveel geld?'. 'Is die schedel eigenlijk mooi?'. 'Gaat het om een échte schedel? Ach hemel: dat hoop ik toch niet!' Eén ding werd me daar in ieder geval heel erg helder: kunst begint al met de laatste persoon in de rij, schuurt langs het voorwerp zelf en wordt tenslotte geëvalueerd in het een of andere café. Het gaat nooit om het beeld of schilderij op zichzelf maar evenzeer om de context, de kijker en de tijd. Kunst is een proces waaraan wij zelf deelgenoot zijn. De waarde van iets gaat niet buiten ons om. Truth is in the Eye of the Beholder. En om nog even op Hirst terug te komen: ik vond dat wat ik zag ronduit fascinerend. In groepjes van acht mensen mochten mijn aanstaande en ik ongeveer vijf minuten in een verduisterd zaaltje wennen aan het schaarse licht om vervolgens de oplichtende schedel te zien. Wauw! Veel kleiner dan gedacht. Groots en indrukwekkend. Griezelig, alsof je naar vlees keek. Het was in die ruimte waar onze handen elkaar voor het eerst vonden, daar waar het licht niet kwam. 34 De platina schedel met achtenhalfduizend diamanten van Damien Hirst Vanaf dat moment kon die schedel van Hirst voor mij niet meer stuk en dat gold ook voor mijn vriendin. Soms denk ik, dat het beschouwen van iemands prestaties tijdens een opleidingstraject wel gelijkenis heeft met hoe wij ons verhouden tegenover kunst. Hoe iemand presteert, bevindt zich soms gedeeltelijk in het donker. Hoe wij ons moeten verhouden tegenover dat wat we zien, wordt in lange rijen geanimeerd besproken. De persoon om wie het gaat kan soms (al) omstreden zijn in de zin van dat er al een indruk over hem of haar bestaat – maar ook in positieve zin. Meerdere personen kijken mee. De handen van verschillende mensen vinden elkaar. Juist hierom ook ben ik blij dat op ons huisartsinstituut uiteindelijk niet de opleider of docent, maar juist het hoofd een beslissend oordeel velt na zorgvuldig alle waarnemingen en indrukken gehoord en overwogen te hebben, ongeveer zoals de directie van het Rijksmuseum For The Love Of God dus wél in haar collectie heeft opgenomen. Op de schouders van de opleider en de docent rust de taak om in alle gevallen het hoofd van een zo eenduidig mogelijke input en advies te voorzien, zodat deze van een gepaste afstand een juiste beslissing kan nemen omtrent de professionaliteit van de student. Als je verliefd bent vind je meestal op de tast wel een mooie weg, maar dat is binnen ons onderwijs beslist niet genoeg. Daar willen we immers dat we kunst en kitsch van elkaar hebben gescheiden, dat de liefde standhoudt en dat we professionals afleveren die onbetaalbaar zijn en goed. op één lijn 46 2e uitgave 2013 Hartcursus jaar 1 Inspirerend en leerzaam DOOR TONNIE VAN KESSEL, HAB Het is intussen een traditie dat twee keer per jaar een tweedaagse hartcursus georganiseerd wordt in maand 7 of 8 van jaar 1 van de Huisartsopleiding. Hart en vaatziekten zijn doodsoorzaak nummer één in de Westerse wereld en de huisarts heeft er dagelijks mee te maken. Het vraagt veel kennis, kunde en ervaring om het hele spectrum van deze ziekten te beheersen. Van heftige spoedgevallen, waarbij iedere minuut telt, tot het zeer geregeld moeten onderzoeken van en beslissen over de moeilijke klacht POB. Daarnaast vraagt CVRM een scherp analytisch vermogen (wie moeten er wel en wie niet behandeld worden?) en vaardigheden op het gebied van leefstijladvisering (zoals motivational interviewing). Maar ook het monitoren van de chronische risicofactoren, het organiseren van protocollaire zorg en het toezien op de kwaliteit behoren tot het takenpakket. Kortom een dankbaar en zeer belangrijk onderwerp voor het onderwijs. Een voormalig hoofd van de huisartsenopleiding zei destijds tegen mij als nieuwe HAB: wil je a.u.b. veel aandacht besteden aan het onderwijs van HVZ, want AIOS en beginnende artsen maken hierbij vaak inschattingsfouten. Dat heeft mij aangesproken, omdat ik zelf, na jaren ervaring, het beoordelen van POB nog steeds een van de moeilijkste medische klachten vind. Welke onderwerpen komen aan de orde tijdens de hartcursus? CVRM De nieuwe standaard komt uitgebreid aan bod. De huiswerkopdracht bestaat uit een quickscan van de organisatie rondom CVRM zorg in de praktijk. Ook wordt gevraagd een spreekuur van de POH bij te wonen. Casuïstiek en leefstijl worden besproken. Vrouwen en Hartvaatziekten Vrouwen lijden evenveel als mannen aan hart en vaataandoeningen, maar de aard van de coronair aandoening is vaak anders: de sclerose is diffuus en niet direct op één plek obstruerend en de presentatie van de klacht is vaak anders (geen pijn of druk, maar: benauwd gevoel, moe op de borst en duizeligheid). Acuut coronair syndroom Uitgangspunt is de nieuwe standaard ACS en casuïstiek Ritmestoornissen Uitgangspunt is de nieuw standaard AF en eigen casuïstiek. Hartfalen Dit thema is dit keer niet meegenomen in het onderwijs, maar zal de volgende keer weer ingepland gaan worden. Nieuw 1. Sinds 2012 zijn naast de cardiologen met hun plenaire voordrachten ook kaderhuisartsen aanwezig bij het onderwijs. Zij begeleiden samen met de HAB de groep en voegen kennis en ervaring toe aan de casuïstiek besprekingen in de kleine groepen. De bijdrage van de kaderhuisartsen wordt hoog gewaardeerd. 2. Plenair vinden voordrachten plaats door specialisten: dr. Marcel Daniëls, cardioloog in Den Bosch, is al langer inhoudsdeskundige bij het onderwijs en behandelt het ACS en Ritmestoornissen. Sinds 2012 is Prof. dr. Angela Maas, cardioloog te Nijmegen, ook betrokken bij onze tweedaagse. Zij bekleedt sinds 2012 een leerstoel aan de Radboud Universiteit voor vrouwen en hartvaatziekten. Zij brengt het sekse specifiek aspect in. Over de beide inleiders zijn de AIOS erg enthousiast. 3. NB de voorbereiding Een nieuwe ontwikkeling is de uitgebreide voorbereiding die de hartcursus van de AIOS en hun opleiders vraagt. De opdrachten zijn zeer divers en worden goed uitgevoerd! Daarvoor complimenten aan AIOS en hun opleiders. De AIOS vinden deze voorbereiding zinvol blijkt uit de evaluaties. De voorbereidende gesprekken met de opleider scoren daarbinnen het hoogst zoals het praktisch nut. Zowel de AIOS als de opleider leert ervan aldus de evaluaties. 35
Pagina 36
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Tot slot: veel genoemde leerpunten: • CVRM is maatwerk en geen kookboek • Gebruik www.risicometer.nl • Atypische presentatie van hartklachten bij vrouwen en de onderliggende pathofysiologie als eyeopener. Ook risicofactoren zijn anders: denk aan belaste obstetrische voorgeschiedenis als hypertensie, toxicose en zwangerschapsdiabetes als verhoogd CV risicofactoren op latere leeftijd • Verschil in pathofysiologie MI en AP (‘instabiele en stabiele plaque’) • Huisarts kan stabiel AP heel goed zelf behandelen • Behandeling AF door de huisarts en de plaats van de nieuwe antistollingsmiddelen U ziet, dat de hartcursus altijd in beweging is. En dat moet ook wel, gezien de voortdurende ontwikkelingen op het gebied van CVRM. Deze cursus, geworteld in een lange traditie, blijft niet alleen voor AIOS, maar ook voor mij als huisarts-docent, onverminderd inspirerend en leerzaam! Iedereen huisarts Geld voor tijd, in plaats van tijd voor geld DOOR JORIS VAN ALEBEEK, DERDEJAARS AIOS ‘Als je dit zo hoort zou je toch denken dat iedereen huisarts wil worden?’ Eén van de leuke reacties van een coassistente huisartsgeneeskunde die ik hoorde eind februari tijdens een voorlichtingspraatje over de huisartsopleiding in Maastricht. ‘Ik dacht dat gynaecologie iets voor mij was, maar dit klinkt echt super’ vervolgde de vijfdejaars studente. ‘Waarom zes jaar bikkelen als je dit kunt krijgen?’ Deze enthousiaste constatering kwam niet alleen voort uit de gepresenteerde informatie over onze werktijden, mogelijkheden tot compensatie en vergoedingsregelingen, maar vooral naar aanleiding van uitleg over de opzet van onze opleiding en ons vak. Dagelijks een uur overleg met je opleider, een intervisieen mentorgroep, video’s van consulten bekijken en laten beoordelen, oefenen met simulatiepatiënten en onderwijs over specifieke communicatieve vaardigheden zijn enkele vormen; onder andere de rode draad van de huisarts in wording om gesprekstechnieken te ontwikkelen en te perfectioneren. Er is tijd en ruimte om stil te staan bij eventuele gewetensbezwaren. Je leert als AIOS om je bewust te worden van een bepaalde lading en emotie die een casus bij jou als arts en vooral als persoon teweeg brengt. Gaandeweg de opleiding merk je dat 36 je steeds behendiger wordt in het helpen van ‘lastige’ patiënten. Bij velen van ons vormt juist deze uitdagende patiëntengroep de basis van je voldoening na weer een ‘geslaagd gesprek’ als arts. Toch lijken wij huisartsen van de toekomst soms om te komen in het aantal uren APConderwijs, reflecteren en het geven van feedback. We willen juist meer medisch inhoudelijke scholing, zo blijkt uit enquêtes. Hoe zit dat eigenlijk bij onze collega-AIOS van andere specialismen? Zien zij een dag werken ook pas als geslaagd wanneer de hindernissen op communicatief gebied succesvol genomen zijn? Waar schort het aan in hun opleiding? Het antwoord bij AIOS psychiatrie ligt voor de hand. Zij krijgen op het eerste gezicht voldoende tools in de opleiding om zich moeilijke gesprekken over lastige onderwerpen eigen te maken. Maar wat is het antwoord bij de meer somatische specialismen? Geeft alleen een succesvolle therapie, geslaagde ingreep of een heldere diagnose bij hen voldoening? Of hebben ook zij de behoefte om met behulp van aangeleerde gesprekstechnieken zich behendiger door een overvolle poli te worstelen? Zou een werkdag voor hen niet veel aangenamer zijn als lastige, ethische en samengestelde vragen van patiënten nog beter gehanteerd konden op één lijn 46 2e uitgave 2013 worden? Met andere woorden: hebben de chirurgen en internisten van de toekomst behoefte aan een stukje persoonlijke intervisie en APC-onderwijs? Of willen zij echt alleen maar door heel hard te werken en ‘de Harrison’s te dromen’ zo snel mogelijk het specialistische kunstje onder de knie krijgen? Door in de laatste zes jaar als coassistent, semiarts, ANIOS en AIOS intensief samen te werken met collegae uit de tweede lijn, ben ik tot de volgende stelling gekomen: ook klinische specialisten en hun AIOS hebben behoefte aan intervisie, communicatieve vaardigheidstrainingen en APC-onderwijs. Het zou flauw zijn om deze conclusie alleen te trekken uit het feit dat wij huisartsen op ons spreekuur regelmatig de vooral communicatieve misvattingen van patiënten in het ziekenhuis aan het oplossen zijn. De door ons ervaren weerstand of botte reactie bij het insturen van een echte vrijdagmiddag patiënt zou ook te gemakkelijk zijn als aanleiding voor deze stelling. Nee, deze constatering komt ook van de medici zelf; ‘ik zou graag leren hoe ik samen met een palliatieve patiënt kan bespreken of behandeling überhaupt de beste optie is’, aldus een bevriende internist in opleiding. ‘Mijn baas, oncoloog, gaat maar door met het geven van chemotherapie en hij wijst mij slechts op de laatste artikelen met betrekking tot overleving van deze kuren.’ ‘Ik vraag graag naar de context van de patiënt om hem beter te kunnen begrijpen’ alsdus een chirurg in Zuidoost Brabant. ‘Met deze tijdsinvestering weet ik snel weer om welke patiënt het ook alweer precies gaat en wat hem beweegt’. Door de vergrijzing en toename van complexe patiënten met comorbiditeit zal de komende jaren meer van artsen in zowel de eerste als de tweede lijn gevraagd worden. Hierbij is heldere communicatie tussen artsen onderling, maar zeker ook met de individuele patiënt van essentieel belang om de groeiende zorgvraag en druk aan te kunnen. De oplossing voor de toekomst lijkt wat mij betreft voor de politiek te liggen in ‘geld voor tijd, in plaats van tijd voor geld’. Beloning aan de hand van geïnvesteerde tijd in de patiënt zal leiden tot meer tevredenheid bij zowel patiënt als specialist, vooral omdat informatie goed uitgewisseld kan worden. Dit leidt tot betere en efficiëntere zorg. Dit geld moet derhalve beschikbaar komen voor alle medische vervolgopleidingen. Medisch inhoudelijk onderwijs voor AIOS blijft belangrijk, maar men zal moeten investeren in vaardigheden op communicatief gebied, persoonlijke intervisie en onderwijs in ethische en maatschappelijke onderwerpen. Uiteindelijk wordt iedereen dan een beetje huisarts… AIOS-congresdag: Circle of life Levensfaseproblematiek in de huisartsenpraktijk DOOR EVA VAN SEBILLE, derdeJAARS AIOS Op een onstuimige vrijdag aan het begin van de zomer stond voor alle AIOS de zogenaamde 'AIOS-congresdag' op het programma. Een congres dat ééns per anderhalf jaar wordt georganiseerd door een clubje AIOS. Op een hippe locatie in de Peel, kwamen 190 AIOS en genodigden bij elkaar voor een congres met het thema 'Circle of life'. Al snel was duidelijk, dat de organisatie dit thema niet alléén gekozen had om zich in een leeuwenpak te kunnen hijsen: Het huisartsenvak werd in al haar uithoeken belicht, met 8 interessante workshops, zoals 'De cirkel van het leven' over de transgenerationele overdracht van (jeugd)psychiatrische pathologie en Preconceptiezorg, waarbij de auteur van de nieuwe NHG-standaard dit onderwerp belichtte en de AIOS aanzette tot nadenken: Hoe kun je preconceptiezorg in de dagelijkse praktijk inpassen? ’s Middags kwamen onderwerpen aan de orde passend bij de andere zijde van 'Circle of life': Petra de Jong, de voorzitter van de NVVE verzorgde een goedbezochte workshop over o.a. euthanasie bij mensen met dementie, en er werd gesproken over culturele verschillen in rouw-beleving. Wist u dat een chinees op zijn zestigste verjaardag een doodskist cadeau krijgt? Vertelt u die Turkse man met een terminale ziekte dat hij zal sterven? Hoe kijkt u tegen tradities van andersdenkenden aan? Wat is normaal – het thema van deze boeiende workshop. 37
Pagina 38
op één lijn 46 2e uitgave 2013 De workshops werden omkleed door een nodig vleugje humor met acteur/dagvoorzitter Rufus Hegeman en twee zeer interessante lezingen. Prof. Dr. I. Devisch; een Vlaamse medisch filosoof/ethicus die ons meenam in een gedachtengang over 'Gezondheid als norm'. De zaal was duidelijk onder de indruk van deze zeer diepgaande voordracht. Stof tot nadenken! En onze 'eigen' alumnus Marc America: met een inzichtgevend betoog, over persoonlijkheidsstoornissen in 'Valkuilen in je leven'. Natuurlijk mocht op deze dag een lekkere lunch en een feestelijke borrel niet ontbreken. Oproep aan 1e- en 2e-jaars AIOS: Vond jij het congres ook zo leuk? En begint het bij jou ook te kriebelen om zo’n geweldig congres te organiseren? We zijn inmiddels alweer druk bezig een nieuwe commissie te vormen voor het volgende congres in juni 2014. Mail naar: movah@lovah.nl Bijzonder Bekwaam: Palliatieve zorg St.-Maarten DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS-DOCENT, REDACTIELID dokter S.F.J.J. van den Brand Natuurlijk bestaat er een Dag van de Palliatieve Zorg. Voor de gekste dingen bestaat er een dag, al dan niet wereldwijd. Binnenkort op 12 augustus de Dag van de Romantische Muziek, en meteen de volgende dag de Dag van de Linkshandigen. En via de Dag van de Ouderen op 1 oktober komen we dan als vanzelf bij 12 oktober: World Hospice and Palliative Care Day. Waarom ik mij erover verbaas, dat deze dag niet op 11 november in het leven is geroepen, zal ik u straks uitleggen. Eerst wil ik wat dieper ingaan op de opleiding tot Kaderhuisarts Palliatieve Zorg. Als oudere huisarts kan ik mij één van mijn eerste terminale patiënten uit 1985 nog haarscherp voor de geest halen.Ik behandelde hem palliatief met een soort morfinedrank. Een alchemistisch brouwsel, dat op dringend verzoek van de patiënt door de apotheker klaargemaakt werd op basis van èchte Franse cognac. Het werkte voor deze patiënt overigens prima, tot desondanks zijn grens bereikt werd en ik de in een eerder stadium beloofde euthanasie moest verrichten. Waarbij de toen nog in zwang zijnde Vesparax waarschijnlijk meer effect sorteerde dan de overdosis morfine. Euthanasie stond in die jaren nog rechtop in het Wetboek van Strafrecht, maar ik geloof, dat de verjaringstermijn verstreken is. Hoe dan ook: ik vertel u mijn ervaring om aan te tonen, dat de omgang met de terminale patiënt in de afgelopen decennia reuzensprongen heeft gemaakt. In Nederland heeft de palliatieve zorg mijns inziens aanvankelijk wat in de schaduw gestaan van de ontwikkelingen rond de euthanasie. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Britse situatie, waar palliatieve zorg 38 inmiddels een volwaardig medisch specialisme is. De laatste 10 jaar hebben we in Nederland echter een inhaalslag gemaakt, en één van de grote verworvenheden daarbij is, weer mijns inziens, dat de huisarts een spilfunctie heeft weten te behouden. Het grootste deel van de palliatieve zorg vindt dus thuis plaats. De huisarts neemt als gezinsarts hierbij een sleutelpositie in. Zij/hij is het best op de hoogte van de geschiedenis, de persoonlijke wensen en de sociale en etnische omstandigheden van patiënten en heeft derhalve een goede uitgangspositie voor het verlenen van palliatieve en terminale zorg. Huisartsen beschouwen deze zorg als een belangrijk, zij het vaak zwaar onderdeel van hun takenpakket. Het terrein van de palliatieve zorg is echter dermate veelomvattend dat het voor de individuele huisarts niet mogelijk is zich volledig te bekwamen in alle aspecten van de zorg. Bovendien wordt de gemiddelde huisarts slechts 3 tot 6 keer per jaar geconfronteerd met een patiënt die intensieve palliatieve zorg nodig heeft. Daarbij gaat het nog vaak om zeer snel wisselende omstandigheden, die snel ingrijpen, intensieve monitoring en anticiperend denken vereisen. Wanneer een huisarts in deze gevallen collega huisartsen beschikbaar heeft die de specifieke deskundigheden wel in huis hebben, leidt dit tot betere zorg en dus een verbetering van de kwaliteit van de palliatieve zorg door de eigen huisarts geleverd. Door het opleiden en inzetten van huisarts consulenten palliatieve zorg is de specifieke deskundigheid voor iedere huisarts bereikbaar. op één lijn 46 2e uitgave 2013 De WHO definieert palliatieve zorg als 'een benadering die de kwaliteit van het leven verbetert van patiënten en hun naasten die te maken hebben met een levensbedreigende aandoening, door het voorkomen en verlichten van lijden, door middel van vroegtijdige signalering en zorgvuldige beoordeling en behandeling van pijn en andere problemen van lichamelijke, psychosociale en spirituele aard'. Het kennisdomein van de huisartsconsulent betreft zodoende dit gehele terrein. Eén van de Zuid-Limburgse kaderhuisartsen op dit terrein is Stephan van den Brand, huisarts uit Heerlen. Gevraagd naar de reden van zijn keuze voor dit vakgebied was het eenvoudige antwoord: 'onkunde'. In zijn hele opleiding had hij twee keer zijdelings te maken gehad met een palliatieve patiënt, en zijn eerste eigen terminale patiënt, inclusief de euthanasie, hakten er bij hem fors in. Via een cursus bij het Integraal Kankercentrum Limburg en wat nascholingen bij Ben Zylicz, pionier in de palliatieve zorg in Nederland, kwam hij terecht bij de kaderopleiding, waarna hij in 2010 CHBB-geregistreerd werd. En zoals dat dan gaat: er liggen sindsdien veel extra taken op zijn bordje. Lid van de kernstaf van het Netwerk Palliatieve Zorg Oostelijk Zuid-Limburg waar organisatie, standaardisatie en implementatie van de LESA-PZ speerpunten zijn. Bedside- en telefonisch consulent voor collega-huisartsen. Die zouden van deze functie overigens nog veel meer gebruik mogen maken, met als praktisch voorbeeld ascitespunctie thuis. Vaste gastdocent in jaar3 aiosgroepen van de Maastrichtse Huisartsopleiding, met als aandachtsgebieden misselijkheid en braken. En hij houdt zich specifiek bezig met alle ins and outs rond palliatieve sedatie, waarin veel meer mogelijkheden zijn dan de meeste huisartsen denken. Voor hemzelf is de belangrijkste opbrengst dat hij er over de hele linie een betere huisarts door is geworden. Consultvoering en opleiderschap varen er wel bij, maar ook zijn kijk op de medemens (al dan niet lijdend) is verdiept. Ook durft hij veel makkelijker gebaande paden te verlaten (out of the box-denken). En hij is zich er heel bewust van geworden, dat iedereen recht heeft op een gedegen, vakkundig lichamelijk onderzoek, met name ook in de terminale fase. En wat mij als interviewer vooral bij hem opviel, en mogelijk vat dat een heleboel samen: 'voldoening'. Wat mij u dan weer even doet terugvoeren naar St. Maarten, zoals beloofd. Die had namelijk het hart ook op de rechte plaats zitten en deelde rond 330 na Christus als 15-jarige knaap al zijn mantel met een bibberende bedelaar voor de poort van Amiens. Zo’n mantel heette bij de Romeinen een pallium, en Martinus verrichte hiermee dus een stukje palliatieve zorg. Reden genoeg om de Dag van de Palliatieve Zorg op zijn sterfdag te vieren: 11 november. Mocht u geïnteresseerd zijn in dit soort mantelzorg: www. chbb.artsennet.nl Voetbaltreffen AIOS versus Opleiders 2013 Wederopstanding opleiders DOOR KOEN VANWERSCH, HAB Kon het wel doorgaan? Het doorgaan van de tweede voetbalwedstrijd op 17 mei jl. tussen AIOS en de opleiders van de huisartsopleiding Maastricht in twee jaar tijd was wankel. Terwijl de AIOS met een volledig elftal stond te popelen om te ballen, meldden veel opleiders zich af, om diverse redenen: lang weekend weg, pijnlijke veteranenledematen, vergaderingen... Eén reden werd structureel niet genoemd: de angst om opnieuw afgedroogd te worden, zoals vorig jaar met 7-1. Met al die afmeldingen verdween een hoop routine en ervaring uit ons team. Afgelasten geen optie Een maand van tevoren werd er gemaild tussen organisatoren Koen en Gaston; na 16 aanmeldingen waren nog 11 enthousiaste (ex)AIOS klaar voor de strijd: Martijn, Marc, Ernst, Gus, Joris, Joop, Joyce, Peter, Simon, Ton en ondergetekende hadden de schoenen al in het vet. Scheidsrechter Sean was al geboekt. Het was dus eenvoudigweg niet afzegbaar, desnoods zouden we mixen. Twee opleiders, Stephan van Brand, medeorganisator en Sjoerd Hobma, die vroeger ook HAB is geweest en HAB Koen Vanwersch vormden het kleine team van opleiders. 39
Pagina 40
op één lijn 46 2e uitgave 2013 Op de dag zelf leek een zware lentedepressie nog roet in het eten te gooien, maar de weersgoden waren positief gestemd. Extra krachten In tijden van crisis komen er plotseling onverwachte krachten los. Stephan had nog twee coassistentopleiders losgeweekt uit een zeer regenachtig Zuid Limburg; Micha Lutgens en Pepijn Aarts. Zo waren de opleiders met vijven. Ex-AIOS Ton en organisator Gaston kwamen dit team versterken, zodat we op half veld 7x7 konden voetballen. Onverwachte voorsprong Nadat op bevel van de weersgoden vlak voor de match de regen was opgehouden, liet scheidsrechter Sean aftrappen. Zeer verbaasd en met ongeloof zagen de 'opleiders' dat ze met 3-0 voorkwamen. Ondanks het gedribbel van Peter, de slidings van Martijn en het vleugelflitsen van Joris kwamen de opleiders er niet aan te pas. Met Sjoerd in het doel kregen de opleiders het eerste tegendoelpunt, want ook onze ervaren keeper Hub Schepers had last van ledemaatweigering. Vanwege een onwillige enkel en vooral moeheid bood Koen zijn diensten als keeper aan. Dat bleek een gouden wissel want Sjoerd snelde naar voren en scoorde bijna onmiddellijk en drukte het sprankje hoop van de AIOS meteen de kop in. Voor de rust werd het nog 5-1, ondanks het zwoegen in de spits van Gus en Simon. De AIOS keeper Ernst hield het in de rust alweer voor gezien, een blamage was op komst! Overmoed In de rust waren zelfs tekenen van overmoed zichtbaar bij de opleiders, was dit een droom? Ondanks de inzet van vrouwelijke AIOS Joyce, die altijd aanspeelbaar was, goed kaatste en een puike wedstrijd speelde, leken de AIOS kansloos. Maar… In de tweede helft kwamen zij knap terug via prachtige afstandschoten van Joop die onze instant keepers te machtig waren. Het werd nog een spannende eindfase! Geen buitenspel We hadden het aan topscorer van de opleiders Sjoerd Hobma te danken dat de opleiders overeind bleven in deze wedstrijd. Hij scoorde nog twee typische spitsendoelpunten, door gewoon op de goede plaats te staan en de bal in het doel te frommelen. Hij werd daarbij niet gehinderd door buitenspel, dat we op half veld afgeschaft hadden. Einduitslag: 7-4, een gedenkwaardige overwinning voor de opleiders! Enthousiasme Sjoerd Hobma was na het scoren van drie doelpunten zo enthousiast, dat hij volgend jaar de wedstrijd in Sittard wil organiseren. Sjoerd is het symbool voor het enthousiasme van de huisartsopleiders. Hij was de enige huisartsopleider die in staat was om het hele veld te belopen en de lacunes van de AIOS-verdediging zichtbaar te maken door simpelweg te scoren. Derde helft De derde helft was onmiskenbaar het hoogtepunt van de avond. In café de Maagdenberg werden de opleiders gevierd met Sjoerd voorop, met een prachtige beker in bezit. De AIOS met aanhang deden vrolijk mee met het feestje. Met een drankje en een gezond hapje gesponsord door de universiteit hebben we het wedstrijdverloop uitvoerig besproken. Al met al waren we blij, dat het sportieve treffen toch doorgang had gevonden. Voorjaar 2014 Volgend jaar dus op naar Sittard. Dan wordt het echt spannend, dan spelen we een soort finale. Natuurlijk hopen we dan op beter weer, meer publiek, en uiteraard méér opleiders en AIOS. Halverwege de provincie in Sittard tussen Vijlen en Venlo ligt de ideale locatie voor een spectaculair voetbaltreffen, met veel publiek en veel voetbalplezier! 40 op één lijn 46 2e uitgave 2013 Gezondheidsrechterlijke kwesties Werkzaamheden van de tuchtcolleges DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE Arie de Jong Doel van het tuchtrecht De Wet BIG waarin het tuchtrecht is geregeld, heeft als doelstelling de kwaliteit van de beroepsbeoefening te bevorderen en te bewaken. De tuchtcolleges De tuchtrechtspraak wordt in eerste aanleg uitgeoefend door de Regionale Tuchtcolleges en in beroep door het Centraal Tuchtcollege. Er zijn vijf regionale tuchtcolleges: Groningen, Zwolle, Amsterdam, Den Haag en Eindhoven. De woonplaats van de aangeklaagde persoon bepaalt de bevoegdheid van het tuchtcollege. Als een klacht gaat over aangeklaagde personen die in verschillende ambtsgebieden wonen, bepaalt de plaats waar het handelen of nalaten waarover de klacht gaat, de bevoegdheid van het tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege is gevestigd in Den Haag. Klachtgerechtigden Een rechtstreeks belanghebbende is klachtgerechtigd, meestal de patiënt zelf. Als iemand klaagt over de behandeling die een ander heeft ondergaan, beoordeelt het college of deze klager een voldoende rechtstreeks belang heeft bij de behandeling van zijn klacht. Als het college vindt dat de klager geen voldoende rechtstreeks belang heeft, verklaart het college de klager niet-ontvankelijk. Er zijn ook andere mensen klachtgerechtigd. Dat zijn: • Degene die aan iemand die onder het tuchtrecht valt een opdracht heeft gegeven; • De werkgever of het bestuur van de instelling waar een vrijgevestigd arts werkzaam is; • De hoofdinspecteur of de regionale inspecteur voor de Gezondheidszorg; • De zorgverzekeraar bij wie de beroepsbeoefenaar is ingeschreven. Welke personen kunnen worden aangeklaagd? Het college behandelt alleen klachten over artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen. Per 1 januari 2012 is deze groep uitgebreid met physician assistants en verpleegkundig specialisten. Een klacht moet tegen een met naam genoemde persoon zijn gericht. Een klacht tegen een ziekenhuis of een instelling als zodanig neemt het college dus niet in behandeling. Het college is uitsluitend bevoegd om een klacht te behandelen als die klacht is gericht tegen een lid van de hiervoor genoemde beroepsgroepen én als deze beroepsbeoefenaar in het daarvoor ingestelde BIG-register was geregistreerd op het moment waarop de handeling waarover de klacht gaat, plaatsvond. Het college toetst het handelen van degene waarover is geklaagd aan de in artikel 47 van de Wet BIG vastgestelde normen. Een zaak wordt in eerste aanleg bij het bevoegde regionale tuchtcollege aanhangig gemaakt via een schriftelijke klacht. De bevoegdheid tot het indienen van een klacht vervalt door verjaring in tien jaren. Het vooronderzoek Voordat het college een klacht in de raadkamer of op een zitting behandelt, vindt een vooronderzoek plaats. Als het klaagschrift aan de eisen voldoet, stuurt het college een kopie aan de aangeklaagde persoon en vraagt ze om schriftelijk op de klacht te antwoorden. Na ontvangst van het antwoord krijgt de klager de gelegenheid daarop schriftelijk (repliek) te reageren. De aangeklaagde mag daar desgewenst nogmaals op antwoorden (dupliek). Ook kan de door de voorzitter aangewezen vooronderzoeker aan derden inlichtingen vragen, bijvoorbeeld aan andere behandelaars of instellingen. Als alle noodzakelijke informatie is verzameld, stelt het college de klager en degene over wie is geklaagd in de gelegenheid mondeling te worden gehoord. Als partijen van deze mogelijkheid gebruik maken, kan degene die het vooronderzoek verricht, proberen een minnelijke oplossing tot stand te brengen. Als een minnelijke oplossing mogelijk blijkt, wordt de klacht vaak ingetrokken. In sommige gevallen vindt het vooronderzoek direct plaats na ontvangst van het antwoord van verweerder op de klacht. In die gevallen wordt vaak van verdere stukkenwisseling afgezien. 41
Pagina 42
op één lijn 46 2e uitgave 2013 De samenstelling van het tuchtcollege Het college bestaat uit een voorzitter-jurist, een lid-jurist en drie leden-beroepsgenoot. De voorzitter kan bepalen dat een zaak die hem daartoe geschikt voorkomt, wordt behandeld door een college bestaande uit een voorzitterjurist en twee beroepsgenoten. Het college wordt bijgestaan door een secretaris-jurist. De behandeling in raadkamer Als het college op grond van de schriftelijke stukken tot het oordeel komt dat een klacht kennelijk ongegrond is, wijst het de klacht af in een schriftelijke, gemotiveerde beslissing. Ook de ingetrokken klachten worden door het college beoordeeld. Het college kan namelijk beslissen dat de behandeling van de ingetrokken klacht om redenen, aan het algemeen belang ontleend, toch moet worden voortgezet. De klager wordt niet-ontvankelijk verklaard als het college tot de conclusie komt dat het klaagschrift niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, dat de klager niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden beschouwd, dat de klacht is verjaard of dat er wordt geklaagd over handelen van een zorgverlener die op dat moment niet in het BIG-register stond ingeschreven. Het college kan ook de zaak voor verdere behandeling naar een openbare zitting verwijzen. De behandeling ter zitting Voorafgaand aan een zitting nodigt het college partijen uit om bij de zitting aanwezig te zijn. Zij zijn niet verplicht om te verschijnen. Echter, bij niet-verschijning lopen partijen het risico dat een stelling van een wel verschenen wederpartij voor juist wordt gehouden. De zittingen zijn openbaar, tenzij er gewichtige redenen zijn om daarvan af te wijken. Het publiek en de pers kunnen gedurende acht dagen vóór de zitting kennisnemen van de door het college in het openbaar te behandelen zaken. Ter zitting kunnen partijen hun standpunten nader toelichten en antwoorden op vragen van de voorzitter en de leden van het college. De opgeroepen getuigen en/of deskundigen worden in beginsel gehoord. Na sluiting van het onderzoek ter zitting trekt het college zich terug voor de beraadslaging. Het college toetst dan de klacht aan de wettelijke normen. Het college legt zijn bevindingen en beslissing vast in een schriftelijke, gemotiveerde beslissing. De beslissing wordt binnen twee maanden na de zitting in het openbaar uitgesproken. Publicaties staan op www.tuchtcollegegezondheidszorg.nl. De maatregelen Als het college een klacht gegrond vindt, wordt aan de aangeklaagde in beginsel een maatregel opgelegd. Het college kan de volgende maatregelen opleggen: • Een waarschuwing; • Een berisping; • Een geldboete van ten hoogste € 4.500; • Een schorsing van de inschrijving in het register voor ten hoogste één jaar; • Een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid het in het register ingeschreven staande betrokken beroep uit te oefenen; • Doorhaling van de inschrijving in het register. Bepaalde maatregelen mogen gecombineerd worden opgelegd. De maatregel schorsing van de inschrijving mag ook voorwaardelijk worden opgelegd met bepaling van een proeftijd van maximaal twee jaar. Het college moet opgelegde maatregelen melden aan het BIGregister. Zodra een maatregel onherroepelijk is geworden, wordt hij opgenomen in het BIG-register. Dat geldt niet voor de waarschuwing. Als een waarschuwing is opgelegd, wordt dat niet in het BIG-register opgenomen. Tot 1 juli 2012 werden ook berispingen en geldboeten niet in het BIG-register opgenomen. Beroep Beide partijen kunnen tegen de eindbeslissing van het college beroep instellen bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. De klagende partij kan alleen beroep instellen tegen de beslissing voor zover zijn klacht is afgewezen of voor zover hij niet-ontvankelijk is verklaard. Degene over wie is geklaagd kan altijd beroep instellen. De Inspecteur voor de Gezondheidszorg ontvangt een kopie van alle beslissingen. Ook de Inspecteur voor de Gezondheidszorg heeft het recht om in beroep te gaan. Het beroepschrift moet worden gestuurd aan het secretariaat van het regionale tuchtcollege tegen wiens beslissing het beroep is gericht. Het regionale tuchtcollege stuurt het beroepschrift met alle processtukken van de procedure bij het regionale tuchtcollege aan het Centraal Tuchtcollege. De samenstelling en werkwijze van het Centraal Tuchtcollege wijken iets af van de samenstelling en werkwijze van de regionale tuchtcolleges. Herstel Hierboven staat welke maatregelen kunnen worden opgelegd als een klacht gegrond is. De twee zwaarste maatregelen zijn: 1. een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid het in het register ingeschreven staande betrokken beroep uit te oefenen 2. doorhaling van de inschrijving in het register. Als zo’n maatregel is opgelegd, kan degene aan wie de maatregel is opgelegd bij Koninklijk Besluit in de hem ontzegde bevoegdheid worden hersteld of weer in het register worden ingeschreven. Vooraf wordt dan advies ingewonnen van het tuchtcollege dat de maatregel heeft opgelegd. 42 op één lijn 46 2e uitgave 2013 Herziening Als er geen beroep in ingesteld tegen een eindbeslissing van het RTG en de beroepstermijn van zes weken voorbij is, dan is de beslissing onherroepelijk. Ook als het CTG in beroep een eindbeslissing heeft gegeven, is de beslissing onherroepelijk. Van een onherroepelijk geworden eindbeslissing kan herziening worden gevraagd als in die beslissing een maatregel werd opgelegd en naderhand omstandigheden zijn gebleken die waarschijnlijk tot een andere beslissing zouden hebben geleid, als die omstandigheden bij het nemen van de beslissing bekend waren geweest. Alleen degene over wie is geklaagd kan om herziening vragen. Bij een beslissing op een verzoek om herziening kan alleen dezelfde of een lichtere maatregel worden opgelegd. Herziening kan niet leiden tot een beslissing waarin een zwaardere maatregel wordt opgelegd. Wraking Een lid van het tuchtcollege kan worden gewraakt als een klager of aangeklaagde vindt dat de rechterlijke onpartijdigheid niet is gewaarborgd, bijvoorbeeld omdat hij meent dat er sprake is van vooringenomenheid. Reden voor wraking kan bijvoorbeeld zijn dat een collegelid familie is van een van de partijen. Klagen over het tuchtcollege Een klager, aangeklaagde of een andere belanghebbende kan een klacht indienen over het tuchtcollege. Klachten over de gedragingen van een RTG of het CTG, één van hun leden of één van hun medewerkers, kunnen worden ingediend bij de voorzitter van dat college. Indiening van die klacht moet schriftelijk. Een kijkje in de opleiding STARtclass maart 2013 DOOR AIOS GROEP 113150 De STARtclass is een voorbereidende cursus voor aios die in jaar 2 van de Huisartsopleiding met de SEH stage beginnen. De cursus vindt vier keer per jaar plaats in Bilthoven en is bedoeld om AIOS in twee weken tijd zo goed mogelijk voor te bereiden op het complexe werk dat hen op de SEH te wachten staat. Afgelopen maart reisden weer negen dappere Maastrichtse aios af naar Bilthoven. Iedere dag werden we onderworpen aan een strak programma waarbij stapsgewijs de ABCDE methode werd doorlopen. Alle onderwijstechnieken werden uit de kast gehaald. Van ouderwets klassikaal onderwijs tot half levende lotus patiënten die, als het even niet mee zat, voor je neus 'overleden'. Op deze manier werd niet alleen onze parate kennis over acute zaken bijgespijkerd, maar werd ook onze stressbestendigheid op de proef gesteld. De cursus werd afgesloten met een kennistoets en het meest gevreesde onderdeel: het scenario. Tijdens de scenariotoets moet je in een kwartier tijd laten zien dat je alle kennis en rust bezit om je ‘patiënt’ te redden. Tijdens de cursus was er ook tijd voor ontspanning. Alle AIOS uit het hele land waren ondergebracht in hotel OudLondon in Zeist, waar ze elke dag in de watten werden gelegd na een dag hard werken. Er was ook een integratie activiteit georganiseerd: het ‘Ik Hou van Holland spel’. De aios werden ingedeeld in groepen, waarbij ieder opleidingsinstituut een groep vormde. Het spel bestond uit verschillende onderdelen waaronder natuurlijk het oer Hollandse spijkerpoepen, mamma-appelsap en het raden van bekende Nederlanders. Hoe beter je het deed, hoe meer punten je kreeg. Tot het einde bleef het spannend. Het was een nek aan nek race tussen Maastricht en Groningen. Door gebruik te maken van onze Maastrichtse winnaars mentaliteit is het ons gelukt om de prijs in de wacht te slepen. De Gouden Klomp! Trots als we zijn, hebben we deze trofee op een van onze terugkomdagen overhandigd aan Hendrik Jan Vunderink, de vader van het acute zorgblok. We kijken terug op twee ontzettend leerzame en leuke weken en maken nog dagelijks gebruik van de ABCDE benadering. De AIOS tijdens het ‘Ik Hou van Holland spel’ 43

Op één Lijn 45


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2300 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 9264 Fotografie • Cover en pagina 24: ambassadeurs Gemaakt door Fokke Eenhoorn • Pagina 14 en 15: IFMSA Gemaakt door Appie Derks (MUMC) • Pagina 20: promotie Petra Erkens, Gemaakt door Janneke Holten (Canon Business Services, Maastricht) Deadline volgend nummer 17 juni 2013 Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Broodje Verstand ‘Versterven’ – Mark Martens Verslag sabbatical Australië – Geert-Jan Dinant Join our Family: Maastrichts Mooiste – Babette Doorn Stellen zich voor Stephanie Lenzen – Promovendus Jerome van Dongen – Promovendus NHG congres: huisarts en acute zorg – Aankondiging redactie Jos Kleijnen – Hoogleraar Ies Dijksman – Promovendus Onderwijs Aios-co project – Nora Paulke en Niels Beurskens Nascholing – Yvonne van Leeuwen Avondje zelftesten met IFMSA – Babette Doorn Onderzoek Bruikbare wetenschap – Eefje de Bont en Jochen Cals WESP-en Esther van Cann en Jonah Knetemann: vage klachten Maxime Rozestraten: communicatie Denny Maessen: polyfarmacie Nicolle Hesselmans en Anouk Kemper: schouderklachten Promotie Petra Erkens – Luc Gidding Aankondiging promotie Janaica Grispen – Redactie Dikkere arts geeft minder vaak advies om te vallen – Sanne Uitentuis, Robert Stoekenbroek en Anouk Barendregt Zitten we op één lijn? – Sofie van Hoof Huisartsopleiding Uit het hoofd – Jean Muris Ambassadeurs op pad – Stijn de Vries en Lilian Aarts Grottentocht MOVAH – Eva van Sybille Mieke Winten: Clinicus van het jaar 2011-2012 Meer doen met feedback! – Joris van Alebeek Opleiders tweedaagse: Kapellerput 2013 – Sjoerd Hobma In de leer: Time management- Sophie van der Voort Oud huisarts in opleiding fietst tegen kanker – Marc Prudon Niet uniek, wel bijzonder – Rhea Heeringa Over samenwerking in de zorg – Felix Punt Afscheid Paul Ram – Aankondiging redactie De kern van het arts-zijn – Maartje Vinken Kaderhuisarts Hart- en Vaatziekten – Hendrik Jan Vunderink © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Nieuw Medisch Centrum: Toekomstvisie in uitvoering – Loes van Bokhoven Gezondheidsrechterlijke kwesties: Disfunctioneren – Arie de Jong 3 4 5 6 8 8 9 9 10 11 12 13 14 15 17 17 18 19 20 20 21 22 23 24 25 25 26 27 29 30 31 32 32 33 35 36 38 2 op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Van de redactie Knipperlichtrelaties Knipperlichtrelaties. Die hebben we volop bij Huisartsgeneeskunde. Met studenten, met aios, met collega’s en met partners in het veld. Moet de GGD zich zorgen maken over deze wisselende contacten? Nee, wat mij betreft. De meeste relaties zijn langdurig van aard, al wordt er soms een relatiepauze ingelast. De meest ideale relatie lijkt die van co naar wesp/gezp, naar aios, naar eventueel medewerker naar vestigt zich als huisarts in onze academische regio en wordt opleider en/of doet mee aan onderzoek. Honderd procent ‘eigen kweek’. Hoe langduriger de binding, hoe sterker de band, lijkt het. Wie binnenkomt als aios, voelt zich ook meestal snel thuis. In elk geval zolang de opleiding duurt. Het uitvliegen is een ander verhaal: de een is al geland voordat het diploma op zak is, de ander blijft enkele jaren waarnemen, soms op meer dan een plek. Zo beland ik bij onze alumni. We hebben er velen zien uitvliegen. Maastrichtse huisarts alumni vind je letterlijk overal, binnen en buiten onze (lands)grenzen. Soms valt het te betreuren dat we de alumni uit het oog verliezen, zelfs al wonen en werken ze in Limburg of Brabant. Dat willen we veranderen. We willen met zoveel mogelijk huisartsen een vaste relatie. Hiervoor gaan we een aantal acties inzetten. Voor pas afgestudeerden, voor waarnemers en voor gevestigden. Acties op personen (bijvoorbeeld de inzet van Ambassadeurs of het opsporen van alumni), op kleine groepen huisartsen (verschillende activiteiten op maat in de regio) en op organisaties (periodiek overleg met zorggroepen). We gaan nog beter kijken waar onze aanwezigheid gewenst is en waar die beter kan. Feedback is altijd welkom. Mensen hebben verhalen. Die verhalen kunnen boeiende artikelen opleveren. Dit keer hebben we een indrukwekkend verslag van Maartje Vinken over haar verblijf in Zuid-Afrika. Wie nog verder weg vloog, is Geert-Jan Dinant, hoogleraar onderzoek. Hij zocht inspiratie en ontspanning in Australië. Zijn enthousiaste verhaal met verrassende bevindingen vertelde hij ook tijdens een ‘uitverkochte’ bijeenkomst van Broodje, onze lunchbesprekingen. Een geheel ander Broodje was van Mark Martens, specialist Ouderenzorg. Het thema ‘Versterven’ bij een Broodje. Het klinkt vreemd, maar het was bijzonder leerzaam. Vandaar dat we hem vroegen om zijn boodschap op te schrijven. Over boodschappen opschrijven: de voormalige rubriek ‘Voor u geschreven in Maastricht’ van Jelle Stoffers, heet vanaf nu ‘Bruikbare Wetenschap’. Eefje de Bont (AIOTHO) en Jochen Cals (huisarts en onderzoeker) schreven de eerste versie. Ze hadden mazzel, want veel output kwam van henzelf. Zoals altijd hebben we nieuwe medewerkers die zich voorstellen en WESP-en die hun eindverslag samenvatten. De eerste promotie van 2013 is ook een feit: Petra Erkens. Op één Lijn komt zichzelf twee keer tegen: in Eindhoven (Sofie van Hoof) en in Elsloo (Loes van Bokhoven). Het zijn projecten onder de vlag van ZonMw binnen het programma ‘Op één Lijn’. De huisartsopleiding wordt ingeleid door de column van het hoofd Jean Muris. Wat betekent de Toekomstvisie Huisartsenzorg voor de opleiding? Daarnaast een fraai verslag van de opleiders tweedaagse door Sjoerd Hobma. En Rhea Heeringa, een aios die promoveerde in de urologie voordat ze de huisartsopleiding instapte. Gelukkig weer een bijdrage van Hendrik-Jan Vunderink. Hij interviewde kaderhuisarts Robert Willemsen over zijn bekwaamheden. Het ging er hart aan toe. Felix Punt liet zijn gedachten gaan over ‘samenwerking in de zorg’ in zijn gelijknamige column. De MOVAH zat weer niet stil. Aios die de MOVAH enquête over feedback nog niet ingevuld hebben: doen! Geen tijd is geen excuus, aios Sophie van der Voort, leert nog dagelijks bij als dokter in spe op het gebied van timemanagement. Vergeet even timemanagement. Kersverse huisarts Marc Prudon vraagt uw aandacht voor kanker. In juni zal hij de Alpe d’Huez beklimmen ter ere van zijn ouders, van wie zijn vader deze ziekte niet overleefde. Tot slot onze meesterlijke huisarts uit Goirle, Arie de Jong. Hij neemt u mee in de wereld van disfunctioneren. Of liever gezegd: hij probeert te zorgen dat iedereen eruit komt of blijft (aandacht voor de KNMG richtlijn). Geniet van de lente, we zien u graag terug in de zomer! Babette Doorn 3
Pagina 4
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Van de voorzitter Toekomstvisie DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Toekomst, visie, ambities en (verborgen) bedreigingen Recent hebben we als huisartsen onder de titel 'Modernisering naar menselijke maat. Huisartsenzorg in 2022' de toekomstvisie huisartsenzorg vastgesteld. Het is een belangrijk document, niet alleen vanwege de inhoud maar ook vanwege het document zelf. We laten immers als beroepsgroep zien dat wij vertrouwen hebben in de toekomst, dat wij gedachten hebben over die toekomst en de positie van de huisartsenzorg daarin. We geven aan verantwoordelijkheid te willen nemen voor de (toekomstige) ontwikkelingen in de zorg, zoals we dat nu ook al doen. Ik denk dat we als huisartsen daarin redelijk uniek zijn want ik kan zo gauw geen toekomstvisie cardiologische, orthopedische of urologische zorg vinden. Belangrijk vind ik dat de die kernwaarden – generalistisch, persoonsgericht en continu – in stand blijven en een toekomstbestendige invulling krijgen. Het is de moeite waard om het hele document op www.tkv2022.nl te lezen, want we zullen met elkaar deze ambities vorm moeten geven. Mijn collega Jean Muris beschouwt elders in dit blad enkele ambities in relatie tot de huisartsopleiding. Genoeg visie en ambities van de kant van de huisartsen is mijn conclusie. En spoort die toekomstvisie nu met die van de politiek? In eerste instantie lijkt het antwoord volmondig JA. De positie van de huisarts staat in het regeerakkoord en iedereen lijkt ervan overtuigd dat de huisartsenzorg cruciaal is voor een duurzame en betaalbare zorg. Toch blijft het opletten op effecten die optreden bij verschuiving van zorg uit de AWBZ. Bij de eerste uitwerking van de Jeugdzorg nieuwe stijl bleek dat de huisarts geen directe verwijzing naar een psychiater meer zou mogen doen. Alles zou immers via het gemeentelijke kanaal lopen. Gelukkig is dit voornemen, wat haaks staat op onze visie en ambities, weer gewijzigd. Maar het is opletten zoals ook bij de discussie over de GGZ zorg, waar een ingewikkelde discussie over het verschil tussen ‘klachten en stoornissen’ loopt. Kernpunt is natuurlijk de vraag wat uit welk potje vergoed wordt. Daarbij is de POH GGZ goedkoper dan de huisarts, en de huisarts goedkoper dan de psychiater. Maar we moeten opletten dat niet voortdurend taken en activiteiten naar de POH zorg verplaatst worden. Straks is de huisarts een verwijzer in eigen praktijk, en is er wel sprake van continuïteit van zorg binnen het team, maar is de persoonlijke continuïteit van de huisarts verdwenen. We hebben in het verleden de politiek wisselvallig en soms onbetrouwbaar genoemd. Dat lijkt nu minder het geval. Nu lijken de zorgverzekeraars die rol soms over te nemen. Zorgverzekeraars hebben in het verleden sterk ingezet op de inkoop van ketenzorg, waarbij de zorggroepen (huisartsen!) forse inspanning hebben geleverd om een goed doortimmerd zorgprotocol te beschrijven zodat de patiënt optimale zorg krijgt (hoge kwaliteit tegen beperkte kosten). De huisartspraktijken zijn er nu op ingericht met uitbreiding van ondersteunend personeel. En nu haken sommige zorgverzekeraars weer af in de ketenzorgbekostiging en moet de huisarts de vergoeding van zijn inspanningen weer anders declareren. En de huisarts moet opletten en onderscheid maken tussen patiënten op basis van hun verzekeraar. Niet de zorg staat centraal maar de administratie. Dat een zorgverzekeraar verwacht dat je voor bepaalde specifieke verrichtingen ook de deskundigheid opbouwt en behoudt (zoals spirometrie en ECG) is logisch, maar de bureaucratische stappen die een zorgverzekeraar nu koppelt aan het M&I tarief voor Stoppen met Roken is waanzin en remt de huisarts eerder af dan dat hij stimuleert. Zorgverzekeraars hebben laten zien goede partners te kunnen zijn, maar er zijn ook tekenen dat onze belangen niet altijd parallel lopen. Laten we onze ambities voorop stellen en beseffen dat we die alleen waar kunnen maken binnen de juiste randvoorwaarden, waar politiek en zorgverzekeraars een belangrijke rol spelen. 4 op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Lunchbesprekingen Bewust versterven als zelfgekozen levenseinde DOOR MARK MARTENS, SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE, VIVRE MAASTRICHT Een korte weergave uit de KNMG-handreiking ‘De rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde’ en de praktijk van het verpleeghuis en hospice. Bewust versterven is een term die gebruikt wordt voor het zelfgekozen levenseinde door vocht- en voedingsonthouding, veelal in gevallen waarin er sprake is van ‘voltooid leven’ of ‘lijden aan het leven’ en men geen ingang voor een levenseinde middels euthanasie vindt of dit om uiteenlopende redenen niet wenst. Het gaat om zo’n 2.500 geregistreerde gevallen per jaar. In tegenstelling tot euthanasie of aanzetten tot c.q. hulp bij zelfdoding valt deze vorm van zelfgekozen levenseinde juridisch niet onder het Wetboek van Strafrecht en betreft het hier een natuurlijk overlijden. Wanneer een patiënt dit onderwerp ter sprake brengt, heeft een arts vanuit zijn rol als goed hulpverlener de plicht om het gesprek aan te gaan, hem te informeren over de voor- en nadelen en te begeleiden bij de uitvoering. Het is de arts ook toegestaan om zijn patiënt zelf op de mogelijkheid van bewust versterven te wijzen. Zolang een patiënt de consequenties van vocht- en voedselonthouding overziet en redelijkerwijs de voor- en nadelen kan afwegen, is er geen reden om aan de wilsbekwaamheid op dit vlak te twijfelen. Idealiter zien we het traject van versterven door vocht- en voedingsonthouding rustig en voorspoedig verlopen via Volgende Broodjes • Dinsdag 16 april • Donderdag 25 april • Dinsdag 7 mei • Donderdag 16 mei • Dinsdag 21 mei de weg van dehydratie naar uremisch coma, waarin een patiënt langzaam en vredig wegzakt. De praktijk laat echter een zeer uiteenlopend beloop zien. Zo kan er een sterke honger- of dorstprikkel ontstaan, die het voor de patiënt moeilijk maakt om door te zetten, ondanks zijn intense wens tot sterven. Het voert hier te ver om stil te staan bij de fysiologie van de dorstprikkel in deze fase, maar een belangrijke – en beïnvloedbare – factor speelt de mondvochtigheid. Even belangrijk is ondersteuning en afleiding, ofwel: psychosociale begeleiding. Mocht het symptoom echt refractair worden, dan kan er intermitterend gesedeerd worden om de zwaarste periode te overbruggen. Bij een langduriger traject – door bijvoorbeeld toch nog enige vochtintake – of een reeds marginale uitgangsconditie kan snel een toestand van cachexie ontstaan, waarin onder andere problemen als decubitus, pijn en existentiële problematiek zich voortdoen, welke ieder hun specifieke aanpak behoeven. In plaats van een uremisch coma kan een uremie ook leiden tot een delirant toestandsbeeld, welke op de gebruikelijke wijze, i.e. met antipsychotica, te behandelen is of indien refractair: via palliatieve sedatie. Zoals in de gehele palliatieve zorg geldt ook hier dat anticiperen, bij voorkeur multidisciplinair, het sleutelwoord tot een waardig levenseinde is zonder steeds achter de feiten aan te lopen wat symptoomcontrole betreft. • Donderdag 30 mei • Dinsdag 4 juni • Donderdag 13 juni • Dinsdag 18 juni • Donderdag 27 juni Van 12:30 tot 13:30 uur, in collegezaal B0.124, Debyeplein 1 Om op de verzendlijst te komen: mail naar ria.lumeij@maastrichtuniversity.nl 5
Pagina 6
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Impressies van mijn sabbatical Hoe (on)gezond zijn Australiërs? DOOR GEERT-JAN DINANT, HOOGLERAAR ONDERZOEK VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM in Melbourne University (zie verder). Er is voorts een cynische paradox aanwezig tussen genoemde gezondheidsproblemen en de sportgekte die het land beheerst. Bij nadere beschouwing lijkt de sportgekte te worden gevoed door een kleine groep topsporters en miljoenen Australiërs die uitblinken in het passief volgen en fanatiek aanmoedigen van deze kleine groep. Gezondheidsproblemen die het land bezighouden zijn deels vergelijkbaar met die in andere welvarende landen. Met de strengste anti-rookwetgeving ter wereld, is het percentage rokers naar een internationaal laagterecord van 15% gedaald (in NL 25%). Onderdelen van de wetgeving zijn een volledig rookverbod in en nabij openbare gelegenheden (inclusief alle terrassen en de eerste meters nabij een terras), plain packaging (alle merknamen zijn verwijderd) met in plaats daarvan afschrikwekkende plaatjes op alle pakjes, een volledig advertentieverbod, het volledige verbod om sigaretten uit te stallen en de hoge prijs per pakje sigaretten. Daar staat helaas tegenover dat het land een snel groeiend obesitasprobleem kent. Naar schatting is meer dan de helft van alle volwassenen (veel) te zwaar en obese ouders met desondanks slanke kinderen komen haast niet voor. Als gevolg hiervan stijgt o.a. het aantal diabetespatiënten snel en deze stijging gaat de komende jaren door. Het laat zich raden welke druk dit op de gezondheidszorg legt. Met deze trend lijkt het land de USA achterna te gaan. In dat verband vallen ook de toegenomen claimcultuur en het overal waarschuwen voor risico’s op. Waarschijnlijk zijn veranderde eetgewoontes, inclusief het steeds minder met elkaar aan tafel gaan en daarmee het deels ontbreken van sociale controle een belangrijke oorzaak van de obesitasepidemie. Het is tevens een oorzaak van het groeiende aantal mensen met geestelijke gezondheidsproblemen, vooral depressies. Beide ontwikkelingen zijn weerspiegeld in het onderzoeksprogramma van onze zusterafdeling 6 Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen De basis van bovenstaande ligt ongetwijfeld in de afgelopen tien jaar snel gegroeide welvaart in Australië. Het land wentelt zich in een topeconomie en kan zich dankzij hoge inkomens voor vrijwel alles hoge prijzen permitteren. Een al heel lang uitstekend florerende mijnbouw draagt hier aan bij. Overigens lijkt de succesvolle mijnbouw een serieuze introductie van zonne-energie en windenergie te blokkeren in een land waar de zon nota bene altijd schijnt en het altijd waait. Voorts profiteert het land van de economische crisis in Europa en de USA en de toenemende welvaart in Aziatische buurlanden. De recent verworven rijkdom lijkt te contrasteren met het grote aantal huizen dat overal te koop staat. Ook verkeren veel huizen in staat van achterstallig onderhoud. Het land kent sociale voorzieningen voor een arme onderlaag, maar de inkomensgrens waaronder men recht heeft op een uitkering van de overheid ligt lager dan in NL. Mede als gevolg daarvan leven in de steden de nodige (vaak verslaafde) mensen op straat. In tegenstelling tot tien jaar geleden lijken welvarende mensen gevoeliger voor uiterlijk vertoon, inclusief snobberig gedrag. Zo viel ons in Tasmanië op dat veel mensen een speedboat bezitten en daar vooral veel kilometers op de weg en vrijwel geen op het water mee maken. De opvallend laag gebleven benzineprijzen dragen aan dit gedrag bij en dat is tevens te zien aan het veel drukkere en gevaarlijker verkeer dan tien jaar geleden. Tegenover deze hier en daar zorgelijke ontwikkelingen staat gelukkig nog steeds veel goeds. Zo blijven de Australiërs zeer toegankelijk, open minded, serieus geïnteresseerd in de ander en bijzonder voorkomend, beleefd en erg prettig in de dagelijkse omgang met elkaar en anderen. Ook maakt het land een meer mondiale indruk dan tien jaar geleden. Illustraties daarvoor zijn dat de oploskoffie na 200 jaar eindelijk wordt vervangen door echte koffie en dat er minder dialect wordt gesproken. In het centrum van Melbourne zijn ongeveer drie van de op één lijn 45 1 e uitgave 2013 vier mensen op straat van Aziatische afkomst. Een grote meerderheid van de Aziaten heeft een baan of studeert en integratieproblemen met deze bevolkingsgroepen lijken niet te bestaan. Met de groei van het aantal immigranten groeien vooral de grote steden mee. Melbourne heeft bijna viereneenhalf miljoen inwoners en zal over een paar jaren de grootste stad van het land zijn, Sydney jaloers achter zich latend. Buiten het stadscentrum van Melbourne staat nergens hoogbouw, dus wekt het geen verbazing dat de stad een nog steeds groeiende oppervlakte van inmiddels 100 bij 50 km beslaat. Het land is meer dan groot genoeg voor het laten groeien van steden, maar een zwak punt is het niet meegroeien van de infrastructuur. In de grote steden rijden volop bussen en trams, maar deze zijn traag en ze rijden onvoldoende frequent om alle mensen van de vele buitenwijken iedere dag van en naar het stadscentrum te brengen. Buiten de steden is het minder druk maar daar is het land volledig afhankelijk van autoverkeer. Treinen zijn er niet (op slechts een vooral toeristische verbinding na) en interlokale bussen rijden sporadisch, vaak niet meer dan een keer per dag en niet iedere dag. De internationale luchthaven van Melbourne kan alleen per auto of met de bus worden bereikt en reizigers staan met regelmaat in de file. dito verzekeringen. De premie die men voor een private insurance betaalt, wordt deels in mindering gebracht op de afdracht aan Medicare. Gek genoeg betalen sommigen meer premie aan Medicare alleen dan aan Medicare plus een private insurance. Medische zorg in Australië Iedere inwoner is verzekerd van en voor medische zorg (huisarts en ziekenhuis en een groot deel van alle voorgeschreven medicijnen) via Medicare (de verplichte basisverzekering van de overheid). Daartoe wordt een vast percentage (0,5%) van ieders inkomen afgedragen en is vrije toegang tot alle openbare gezondheidszorgvoorzieningen verzekerd. Er zijn echter veel eigen bijdrages van kracht. Zo betalen patiënten de eerste 500 dollar (400 euro) van een ziekenhuisopname zelf en geldt voor ieder bezoek aan de huisarts een eigen bijdrage van 30-60 dollar. Het laatste resulteert in veel onnodig out-of-hours bezoeken aan eerstehulpafdelingen van ziekenhuizen, vooral door kinderen met koorts (ik schat aanzienlijk meer dan in NL), want deze consulten zijn gratis. Naast de openbare gezondheidszorg bestaat er private medical care. Voor het laatste kan men zich privé verzekeren. Voordeel van de private sector is dat behandelingen sneller plaatsvinden, nadeel is de beruchte selectie van medische problemen. Zo is men voor grote en complexe ingrepen vaak beter af in de openbare sector. Naar schatting 30-40% van de bevolking maakt deels gebruik van private medical care en Huisartsgeneeskunde in Australië De positie van General Practice (huisartsgeneeskunde) is deels vergelijkbaar met die van de huisartsgeneeskunde in Nederland. Zo is het de eerste toegang tot vrijwel alle andere (para)medische zorg en het vervult een krachtige gatekeeper rol: zonder verwijzing van een GP (=huisarts) heeft de patiënt geen toegang tot betaalde ziekenhuiszorg. Er zijn ook belangrijke verschillen, zoals de hierboven genoemde eigen bijdrage per consult (de GP stelt zelf de hoogte vast), de vergoeding die de GP krijgt voor een verwijzing en het ontbreken van een list system (inschrijving op naam). Voorts bestaat een blijvend tekort aan huisartsen in de outback en neemt het aantal huisartsen van buitenlandse afkomst snel toe. Buitenlandse GPs mogen zich niet vrij vestigen: er wordt ze meestal een plaats toegewezen in een rural area. Alle studenten geneeskunde lopen in het laatste studiejaar stage in rural areas, maar dat laatste is wel een ruim begrip want lijkt al enkele kilometers buiten de stad te beginnen. De huisarts krijgt per verrichting een vast bedrag van Medicare (fee for service) en vult deze inkomsten als bovenbeschreven aan. Er bestaat geen abonnementshonorarium. Aan ouderen en (andere) minder welgestelden wordt vaak geen eigen bijdrage gevraagd. Huisartsen zijn in toenemende mate ontevreden over de vergoedingen van Medicare, ondanks incentives die ze krijgen voor initiatieven die tot kwaliteitsverbetering leiden, zoals georganiseerde diabeteszorg. Ongeveer 98% van de GPs is zelfstandig gevestigd. Steeds minder en op dit moment nog slechts heel weinig GPs zijn in dienst van door de overheid gerunde community health centres. Een belangrijke trend is de oprichting van huisartsencoöperaties waar 8-20 GPs samenwerken in een soort HOED-constructie. De inkomsten van de coöperaties worden niet anders gegenereerd dan die van zelfstandig gevestigde huisartsen, maar een deel gaat naar een centraal, professioneel management en de coöperatie mag inkomsten beleggen en winst maken. Mede als gevolg van deze ontwikkelingen is het aantal huisartsenpraktijken in Australië gedaald van 8309 (in 2000) naar 7035 (in 2011), op een bevolking van ongeveer 22 miljoen in 2011. Op dit moment is het gemiddelde inkomen van een GP 200.000 dollar (160.000 euro) per jaar en dat is meer dan het gemiddelde inkomen van een advocaat, dierenarts, architect, of accountant. Er zijn overigens huisartsen die het dubbele verdienen. De opleiding verspreidt deze informatie om artsen en studenten voor huisartsgeneeskunde te interesseren en legt uit dat het inkomen nog steeds lager is dan dat van de gemiddelde ziekenhuisspecialist, maar dat een meer flexibele levensstijl, socialere werktijden en volop mogelijkheden om parttime te werken meer waard zijn dan geld op de bank. 7
Pagina 8
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Stelt zich voor Stephanie Lenzen PROMOVENDUS Stephanie Lenzen Mijn naam is Stephanie Lenzen. Ik ben geboren in 1986 en woon in Aken. Vanaf 1 mei 2012 ben ik werkzaam als CAPHRI buitenpromovendus aan de Hogeschool Zuyd binnen de kenniskring Autonomie en Participatie. Ik zit altijd op maandag in Maastricht bij de vakgroep huisartsgeneeskunde. In 2009 ben ik afgestudeerd als ergotherapeute aan de Hogeschool Zuyd. Sindsdien was ik werkzaam in een eerstelijns praktijk in Duitsland, waarbij ik vooral gericht was op het behandelen van ouderen, neurologische patiënten en kinderen. Omdat mijn interesse naast het behandelen al vroeg ook uitging naar onderzoek, ben ik in september 2009 met de masteropleiding 'Health Promotion and Education' aan de Universiteit in Maastricht begonnen. In deze tijd heb ik heel erg genoten van de combinatie van werken en studeren. In september 2011 ben ik afgestudeerd en ben ik begonnen om een artikel over mijn thesis te schrijven. Samen met mijn collega Jerôme van Dongen werk ik nu binnen het RAAK Pro Project 'Naar interprofessionele zelfmanagement ondersteuning in de eerste lijn' waarbij wij ons richten op het ondersteunen van eerstelijns professionals bij het bevorderen van zelf-management bij patiënten met complexe chronische aandoeningen. Dit onderzoek is heel praktijkgericht en er bestaat een grote samenwerking met verschillende disciplines uit de praktijk en uit het onderwijs. Met name de link tussen onderzoek, praktijk en onderwijs ervaar ik als een heel interessante en leuke uitdaging. Met veel motivatie en plezier werk ik daarom aan het project. Naast mijn promotie vervul ik vanaf september 2012 binnen de opleiding ergotherapie een aantal docententaken. Ik ben zeer blij om hierdoor het raakvlak met ergotherapie te kunnen blijven behouden. Join our Family! Maastricht Mooiste Dokters DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Noteer vast in jullie agenda’s: zondag 9 juni 2013. Dan is weer de jaarlijkse hardloop wedstrijd in Maastricht, getiteld ‘Maastrichts Mooiste’. Ondergetekende zal genietend toekijken vanaf het terras en ondertussen op de kostbaarheden van de hardlopers die zich in het zweet werken letten. Wie mij gezelschap wil houden: dat kan, maar nog leuker: loop mee met een van de teams van Huisartsgeneeskunde (5 of 15 kilometer). We doen zeker mee want er is al volop belangstelling (WESP-en, AIOS en (huisarts)medewerkers). Aanmelden voor HAG-team bij: Babette.Doorn@maastrichtuniversity.nl Meer informatie over de race: www.maastrichtmooiste.nl 8 op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Stelt zich voor Jerôme van Dongen PROMOVENDUS Mijn naam is Jerôme van Dongen. Ik ben geboren in 1986 te Geleen en woon in Meerssen. In 2005 ben ik gestart met de bachelor Gezondheidswetenschappen in de richting beleid en management aan Universiteit Maastricht. In december 2009 heb ik de master Health, Policy, Economics en Management afgerond. Na mijn scriptie heb ik in opdracht van een woningcorporatie een enquête opgezet en uitgevoerd naar de maatschappelijke waardes die huurders hechten aan taken van de woningcorporatie. Hier heb ik mijn eerste ervaring opgedaan in het verzamelen en analyseren van gegevens en het bewerken van deze resultaten tot een publicatie. Momenteel werk ik als productiecontroller voor de afdeling Beeldvorming en Laboratoria in het Academisch Ziekenhuis Maastricht. In deze functie werk ik mee aan de kwaliteitsverbetering van de registratie. Naast mijn werk ben ik sinds 2009 actief als bestuurslid van het WMO-platform (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) in Meerssen. In dit platform vertegenwoordig ik het deel ‘Jeugd en opvoedingsondersteuning’. Samen met Stephanie Lenzen ben ik vanaf 1 mei 2012 gestart als CAPHRI buitenpromovendus bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde en het lectoraat Autonomie en Participatie (ZUYD Hogeschool te Heerlen). Mijn promotieonderzoek is onderdeel van een RAAK Pro project. RAAK Pro staat voor 'Regionale Aandacht en Actie voor Kennisinnovatie'. Het is gericht op verdieping van de onderzoekspraktijk van hogescholen. Het doel van dit RAAK Pro is om zorgprofessionals toe te rusten met methodieken, interventies en technologieën om in de eerste lijn patiënten met chronische, complexe aandoeningen te ondersteunen bij zelfmanagement. Mijn aandachtsgebied binnen dit project is de interprofessionele samenwerking tussen de verschillende disciplines in de eerste lijn. Momenteel zijn we in de eerste fase van het onderzoek bezig boven water te krijgen wat de huidige werkwijze is met betrekking tot interprofessioneel samenwerken. We observeren hiervoor een aantal interprofessionele teamoverleggen. Daarnaast willen we weten wat de door de zorgprofessionals ervaren knelpunten in deze samenwerking zijn. Hiervoor nemen we een aantal individuele interviews af. Naast observaties en interviews organiseren we een aantal focusgroepen, waarin de deelnemers nadenken over mogelijke oplossingsrichtingen voor de ervaren knelpunten in het interprofessioneel samenwerken. Samen met mijn collega Stephanie Lenzen en ons begeleidingsteam, gaan we een hele drukke, maar vooral leuke en leerzame periode tegemoet! Jerôme van Dongen NHG congres Wanneer HUISARTS EN ACUTE ZORG 22 NOVEMBER 2013 • MECC • MAASTRICHT Waar Thema 22 november 2013 MECC te Maastricht ‘Huisarts en acute zorg’ Scan deze code om de promofilm te bekijken. 9
Pagina 10
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Stelt zich voor Jos Kleijnen BIJZONDER HOOGLERAAR Inleiding Officieel ben ik aangesteld per 1 juli 2011, maar praktisch gezien ben ik begonnen in 2012. Mijn thuisbasis ligt binnen het programma Implementation of Evidence (van hoogleraar Trudy van der Weijden, red.). Ik ben terug van weggeweest. Enkelen kunnen zich mij herinneren uit mijn Maastrichtse tijd 1981 – 1993. Ik heb de studie geneeskunde gedaan en daarna zes jaar bij de vakgroep Epidemiologie gewerkt. Toen zijn we al begonnen met systematische reviews. In die tijd ging dat over alternatieve geneeswijzen, samen met Paul Knipschild en Gerben ter Riet. In 1993 verhuisde ik naar het AMC in Amsterdam naar de afdeling Klinische epidemiologie en biostatistiek. Daar zette ik mijn activiteiten op het gebied van systematische reviews voort, o.a. door het oprichten van het Dutch Cochrane Centre. In 1998 ben ik naar Engeland (York) verhuisd, om bij de University of York het Centre for Reviews and Dissemination te leiden. Ik woon nog steeds in Engeland, en run daar nu sinds 2005 een bedrijf met de originele naam Kleijnen Systematic Reviews Ltd. Momenteel hebben wij 21 medewerkers, kijk maar eens op www.systematic-reviews.com om te zien waar we ons zoal mee bezighouden. Wat zijn systematische reviews? Het doel van een systematische review, een vorm van literatuuronderzoek, is om een zo goed mogelijk antwoord op een onderzoeksvraag te krijgen. Dit doen we door alle relevante studies op te sporen, hun kwaliteit te beoordelen, en hun bevindingen samen te vatten, in woorden, en waar mogelijk ook door metaanalyse (kwantitatief samenvatten van de bevindingen van verschillende studies). Vervolgens wordt alles op gestructureerde wijze opgeschreven, zodat de lezer alles zelf kan controleren. In minder dan 20 jaar hebben (goed uitgevoerde) systematische reviews zich ontwikkeld van een nieuwigheid tot de gouden standaard over de stand van zaken betreffende een onderzoeksvraag. Veel proefschriften met een onderwerp dat voor patiëntenzorg relevant is, bevatten tegenwoordig minstens een systematische review. Voor de liefhebber Iedereen kan mijn hulp en/of advies vragen, gewoon even contact opnemen. Ook ben ik van plan om veel tijd te besteden aan het verder ontwikkelen van de specifieke methoden van systematische reviews, met speciale aandachtsgebieden van diagnostiek, prognostiek/predictie, en indirecte vergelijkingen (mixed treatment comparisons/network meta-analysis). Daarbij valt verder te denken aan ontwikkeling van optimale zoekstrategieën, kwaliteitsbeoordeling van studies, methoden van heterogeniteits beoordeling, en methoden van syntheses zowel kwalitatief als statistisch. Een ander aandachtspunt wordt het verder ontwikkelen van de methoden en rol van systematische reviews bij de ontwikkeling van richtlijnen. Praktisch Zo’n zes keer per jaar kom ik een paar dagen naar Maastricht, voor overleg met onderzoekers en onderzoeksgroepen die ik help bij hun systematische reviews. Het merendeel van het werk wordt echter tussendoor gedaan, via email, telefoon of Skype. Binnen HAG weet secretaresse Ine Siegelaer altijd wanneer ik er weer zal zijn, en wanneer ik tijd heb voor afspraken (ook ’s avonds, dan het beste ergens in de stad). Je kunt natuurlijk ook een mailtje sturen om rechtstreeks een afspraak te maken. Het liefst zoek ik mensen zelf op, dan kunnen we direct naar een analyse op de computer kijken, of een studie bespreken. En tenslotte wil ik graag benadrukken dat ik alle onderwerpen (even) interessant vind. Mijn wetenschappelijke interesse is in de methodologie, en die is wat mij betreft even spannend als de data kwalitatief of kwantitatief zijn. Email: jos@systematic-reviews.com 10 op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Stelt zich voor Ies Dijksman PROMOVENDUS Ies Dijksman Innovatie in de huisartspraktijk: E-diagnostiek bij psychische stoornissen E-zorg wint steeds meer terrein, ook in de huisartsenpraktijk. Een bijzondere vorm van e-zorg is e-diagnostiek bij psychische stoornissen. In 2010 startte TelePsy, een organisatie ter ondersteuning van zorgverleners bij de (triage) diagnostiek van psychische en psychosociale problemen, in samenwerking met verscheidene huisartsen en GGZ-professionals, met de ontwikkeling van een e-diagnostiek instrument. Er werden twee monodisciplinaire projectgroepen ingesteld, bestaande uit huisartsen en POH-GGZ. Zij hebben in 2011 en 2012 een belangrijke bijdrage geleverd aan de invoering en doorontwikkeling van het instrument, de TeleScreen. Uit onderzoek blijkt dat huisartsen in de meeste gevallen goed de ernstig depressieve patiënten kunnen onderscheiden van de niet depressieve patiënten, maar moeite hebben met het herkennen van lichte of matig ernstige depressieve symptomen. Wij merken in de praktijk een grote behoefte van huisartsen aan informatie over onderliggende persoonlijkheidsproblematiek, psychosociale problemen maar ook informatie over de “taboe” onderwerpen, zoals middelenmisbruik en seksuele problemen. Dit is van invloed voor een optimale verwijzing of behandeling door de huisarts. De TeleScreen is een zelfdenkend systeem, waarbij alle DSM-IV classificatiegebieden gestructureerd worden uitgevraagd. Afhankelijk van de antwoorden van een patiënt worden vervolgvragen gesteld en eventueel specialistische vragenlijsten afgenomen. Op basis van de testresultaten genereert het systeem hypotheses, welke door een psycholoog telefonisch worden getoetst. Hierna wordt het onderzoeksrapport digitaal naar het HIS van de huisarts gestuurd. Op basis van het rapport kan de huisarts zijn verwijzing en regiefunctie optimaliseren. Het rapport kan vervolgens dienen als werkhypothese voor het vervolgtraject. Internetafname heeft als voordeel dat de patiënt in zijn eigen tijd, vanaf elke locatie (mits verbonden met het internet) en op elk moment, diagnostische vragenlijsten en tests kan invullen. In het algemeen stellen mensen zich openhartig op tijdens het invullen van online tests. In verschillende onderzoeken is aangetoond dat mensen minder sociaal wenselijke antwoorden geven via het internet, waardoor meer en meer accurate informatie vergaard kan worden (bijvoorbeeld bij suïcidale gedachten). Naast tijdswinst levert dit veel aanvullende informatie op die van belang kan zijn bij het bepalen van het vervolgtraject. Het systeem kent ook nadelen. Zo is het systeem niet geschikt voor crisisgevoelige patiënten, en patiënten die de Nederlandse taal niet goed beheersen. E-diagnostiek opent deuren voor diverse onderzoeksvragen. In samenwerking met de vakgroep huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht, voert ondergetekende onderzoek uit naar deze e-tool. Het onderzoek wordt gefinancierd door Stichting Robuust. Het afgelopen jaar ben ik druk bezig geweest met een uitgebreide procesevaluatie. Resultaten laten zien dat zowel patiënten, huisartsen als POH’s enthousiast zijn over de TeleScreen. In veel gevallen geeft het systeem een ander verwijsadvies dan de huisarts of POH in eerste instantie had verwacht. Zij kunnen zich echter meestal wel vinden in de resultaten van het psychologisch onderzoek en het advies. Ik ga mij de komende jaren bezighouden met de betrouwbaarheid en validiteit, evenals de effectiviteit van het E-diagnostiek systeem. Zowel binnen Maastricht University maar ook bij de aangesloten huisartsen, POH’s, zorginstellingen en vrijgevestigde therapeuten merk ik een grote betrokkenheid bij het onderzoek. Ik kijk er naar uit om mij de komende jaren verder te verdiepen in dit onderwerp. Mocht u meer informatie willen of wilt u als huisarts/ POH een bijdrage leveren als verwijzer of anderszins, schroom dan niet om mij te mailen of te bellen (i.dijksman@telepsy.nl of 043-350 73 85). 11
Pagina 12
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Aios-Co-Project Opleiden als spiegel van je eigen functioneren DOOR NORA PAULKE EN NIELS BEURSKENS, DERDEJAARS AIOS In navolging van de pilot in 2011 werden opnieuw 4 AIOS benaderd om gedurende een periode van 10 weken een coassistent in de praktijk te begeleiden. Voor een goede start werden AIOS benaderd in het laatste stadium van hun opleiding, met ruimte voor verdieping. Daarnaast moest de huisartsopleider bereid zijn om deze extra begeleidingstaak op zich te nemen, en ervaring hebben met het opleiden van coassistenten. In november 2012 begonnen wij met veel enthousiasme aan dit project: onderwijs geven of het begeleiden van een coassistent zou een dimensie toevoegen aan onze opleiding! Uiteraard niet helemaal in het diepe gegooid, maar onder leiding van Laury de Jonge en Henk Goettsch voorzien van uitgebreid informatiemateriaal en reflecterend op de herinneringen aan onze eigen coschappen. Gedurende het verdere traject volgden nog een aantal lunchbijeenkomsten met Laury en Henk op onze eigen terugkomdagen waarbij wij ervaringen uitwisselden en reflecteerden over onze rol als opleider. Ervaringen De rol van opleider begint met het creëren van de goede randvoorwaarden: het plannen van een kennismakinggesprek en de officiële beoordelings momenten, bespreken van leerdoelen en de momenten van aan- of afwezigheid, het rondleiden en voorstellen van de coassistent in je praktijk. Klinkt vanzelfsprekend, maar het moet wel gebeuren, naast de alledaagse drukte. Daarnaast lag een ‘echte’ uitdaging in de spreekuurplanning. Zelf inmiddels aanbeland bij een gemiddelde consulttijd van tien tot twaalf minuten, was het nodig om extra pauzes in de agenda te zetten om over de schouder van de coassistent mee te kijken en patiëntencontacten na te spreken. Bovendien moest er tijd gereserveerd worden voor het invullen van beoordelingsformulieren en het nakijken van 24 SOEPel verslagen! Hoewel wij zelf wellicht iets minder patiënten zagen, voelde dat niet zo omdat de begeleiding van een coassistent extra concentratie en verantwoordelijkheid vergt. Zeker in het begin van het coschap herhaal je vaak het hele lichamelijk onderzoek. Ongeveer halverwege heb je een aardige indruk wat een coassistent wel of niet kan, waardoor het bespreken en afhandelen van het gesuperviseerde consult sneller gaat. Wij vroegen ons af hoe kritisch of streng je moet zijn. 12 Moet je bijvoorbeeld na het beoordelen van de SOEPels de coassistent bevragen wat hij of zij heeft opgezocht? Hoe sturend moet je hierin zijn? In hoeverre bewaak je en stel je de leerdoelen opgesteld aan het begin van het coschap samen bij? Enerzijds heb je een intensief en vriendschappelijk contact met de coassistent en anderzijds moet je beoordelen en positief en negatief feedback geven. Het was goed om te realiseren dat de coassistent zelf ook verantwoordelijkheid draagt voor zijn eigen leerproces. Het was geruststellend dat wij hem of haar niet ‘alles moesten bijbrengen’. Daarnaast was het goed om met de eigen opleider samen te beoordelen op welk niveau deze coassistent functioneerde. Iedereen vond het erg belangrijk om altijd ook zelf de patiënt te zien en een hand te geven. De patiënt krijgt het gevoel dat die door ‘de dokter’ is gezien en je kunt voor jezelf beter een inschatting maken ‘ziek of niet-ziek’. Het viel op dat de relatie met de opleider veranderde: je bent immers zelf ook opleider. Hierdoor kun je je beter verplaatsen in je eigen opleider, maar je communiceert ook op een ander niveau met elkaar. Het bleek interessant om leergesprekken met zijn drieën te voeren, of om het leergesprek met de coassistent op te nemen en te gebruiken voor het eigen leergesprek. In aansluiting daarop: het kan nuttig zijn om goede afspraken te maken over de eigen leergesprekken en je eigen vraagstukken, anders neigen die verwaarloosd te worden. Ook bij ons bleek maar weer eens: het opleiden van een coassistent werkt als een spiegel van het eigen functioneren. Je kijkt kritischer naar je eigen communicatievaardigheden, lichamelijk onderzoek, aanvullend onderzoek en beleid. Een coassistent dwingt je uit je comfortzone, en zet je aan het denken. Het is erg leuk om naast het vrij solistische werk af en toe een stukje gezelligheid te creëren, het is meer dan meekijken. Door je eigen twijfels te bespreken en zelf ook ontbrekende kennis op te zoeken blijf je zelf scherper. Het was ook goed om te zien welke ontwikkeling wij zelf hebben doorgemaakt in de afgelopen jaren! Voorafgaand aan het coassistentschap hebben we met elkaar doorgenomen wat wij als opleider aan de coassistenten zouden willen meegeven: laten proeven op één lijn 45 1 e uitgave 2013 aan de twijfels en onzekerheden van de eerste lijn; zonder wervend te zijn, laten zien wat een uitdagend en mooi vak we beoefenen; hoe belangrijk de zorg voor de patiënt is, en het belang van een goede samenwerking tussen eerste en tweede lijn. In de evaluatie waren de coassistenten positief over de begeleiding door AIOS, en zijn de meeste van onze eigen leerdoelen gehaald. Afsluitend nog een aantal quotes door onze coassistenten over hun ervaringen met dit project. ‘[…] Als coassistent sta je dichterbij de, vaak ook nog jonge aios dan bij de huisarts. Daarnaast is de haio ook in opleiding, je moet allebei af en toe iets opzoeken en soms iets navragen bij de opleider. […]’ ‘Als coassistent heb je contact met specialisten, maar je eerste hechtingen, bloedgaasjes, maar toch vooral patiëntcontacten en dus leermomenten, zijn vrijwel altijd onder toeziend oog van je arts-assistent. Zij maken je wegwijs in het ziekenhuisleven, zijn een makkelijker aanspreekpunt voor vragen en staan een stuk dichter bij je. Ze mogen bovendien misschien wel over minder ervaring en kennis beschikken dan de specialisten, het brengt als voordeel dat ook zij zich nog in leersituaties bevinden waardoor je samen opzoekt, leert en ervaart (mits je een goede AIOS hebt getroffen). Wat in mijn ogen een zeer goede manier is om te leren. […] De grootste waarde hiervan was voor mij dat de HAIO zijn afwegingen, keuzes en twijfels met mij besprak. De patiënt wel-niet insturen, antibiotica ja-nee? […] Kan een AIOS dan ook nog wat van een coassistent leren? Ik hoop het wel. Door het begeleiden, adviseren en de vragen van een coassistent word je naar mijn vermoedens, als AIOS bewuster van eigen functioneren, ‘waarom doe je dingen zoals je ze doet’. Bovendien is de leercurve toch pas volledig voltooid na: see one, do one, teach one.’ Nora Paulke en Niels Beurskens. Nora liep stage in Medisch Centrum West Kerkrade en Niels bij praktijk Deckers in Haelen. Nascholing DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, NASCHOLINGSCOöRDINATOR VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Eind januari verzorgde ik in Urmond een nascholing over audiologie voor de WDH (Werkgroepen Deskundigheidsbevordering Huisartsen en praktijkpersoneel) van de Westelijke Mijnstreek. Twee uur verkeerden we in het land der minderhorenden. Aan het einde begreep iedereen dat een slechthorende niet het geluid, maar de stilte opzoekt. Het was een geslaagde avond waaraan ook Conny Polleunis, audicien, haar steentje bijdroeg en veel nieuws inbracht over hoortoestellen en andere hulpmiddelen. Deze avond was ook bedoeld als opmaat voor een tweedaagse cursus audiologie op 17 en 18 april. Een cursus die een huisarts volledig equipeert als eerstelijnsexpert audiologie. Op de introductieavond bedachten we dat het mogelijk moet zijn om tegen sterk gereduceerd tarief (150 euro) ook de PO mee te nemen. We hopen op een goede opkomst. Daarna volgt op 18-20 juni de beroemde Summercourse palliatieve zorg. We hebben de cursus ingekort tot 3 dagen omdat iedereen steeds moeilijker weg kan uit de praktijk, maar na die drie dagen weet men dan ook heel erg veel! De cursus richt zich op bekwamen. In dit geval rond pijnbestrijding in moeilijke gevallen, indicaties voor specialistisch palliatief ingrijpen, levenseinde beslissingen en nog veel meer. Zeker alle huisartsen die patiënten in een hospice begeleiden, zullen blij zijn met deze drie dagen. Zie verder onze site: www.huisartsgeneeskunde.nl. Kijk onder aanbod en dan nascholing. Tot schools! 13
Pagina 14
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Extra-curriculair Avondje zelftesten met IFMSA DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Het is dinsdag 5 februari 2013. Om iets voor 18.20 uur loop ik naar nivo 5 van het azM, naar de sfeerloze Greep-zaal. Een handvol studenten van de organisatie staat bij de ingang. Spreker Martine is al binnen, evenals fotograaf Appie Derks. Langzaam druppelen de studenten de zaal in. Tot mijn verbazing zit iedereen braaf vooraan. De eerste drie rijen zijn gevuld. Ik neem plaats op rij vier. Iedereen is vrijwillig aanwezig. Martine steekt van wal, praat vlot en weet direct iedereen te boeien. Tussendoor stelt ze vragen aan het publiek en daarop volgt meteen respons. Studenten zijn gemotiveerd en serieus, ook al hebben de meesten nog geen avondmaal genuttigd. Af en toe worden de studenten uitgenodigd om met hun buur in discussie te gaan over de voor- en nadelen van bepaalde testen. Ook dan slaat de meligheid niet toe. Zelfs de fotograaf mengt zich een enkele keer in de discussie. Leerzaam voor iedereen. De avond wordt tijdig en met tevredenheid afgesloten. De studenten praten na en ik loop met Martine de duisternis in. De volgende dag ontvang ik via Janna Weijers van de organisatie, een mail van een van de aanwezige studenten van de avond ervoor. Hieronder staat wat hij ervan vond. Een van de deelnemers Toen IFMSA Aches & Pains, een zelftestenavond zou organiseren dacht ik in de eerste instantie aan enkele zelftesten die iedereen kent, zoals de zwangerschapstest en cholesteroltest. Maar deze avond leerde mij dat de wereld van zelftesten veel groter is dan het in het eerste opzicht lijkt. Van diverse bloedwaarden tot de aan- of afwezigheid van bepaalde enzymen, alles is mogelijk. Natuurlijk tegen significante bedragen. In de eerste instantie gaan gedachten als 'als mensen het willen weten dan is dat prima' en 'als er een markt voor is' door mij heen. Maar gaandeweg tijdens de presentatie leerde ik dat het niet zo simpel is. Mensen doen om uiteenlopende redenen zelftesten. Zoals puur uit nieuwsgierigheid naar de gezondheid en familieleden met bepaalde aandoeningen. Wat mensen vaak vergeten, is dat zelftesten niet 100% perfect zijn, sensitiviteit en specificiteit in medisch vakjargon. Hierdoor kunnen mensen bij een vals positieve uitslag onterecht ongerust worden en bij een vals negatieve uitslag onterecht gerustgesteld worden. Dit werd zeer overzichtelijk weergegeven tijdens de presentatie met schematische weergaven hoe het kan dat bij bepaalde aandoeningen zoals De International Federation of Medical Students Association (IFMSA) is een internationale vereniging van geneeskundestudenten. De Maastrichtse tak organiseert op projectbasis activiteiten. Eén projectkader is Medisch Onderwijs met een aantal commissies waaronder Aches & Pains (‘Kleine Kwalen’). Het reguliere curriculum besteedt hier wel aandacht aan, maar de studentenvereniging zoekt naar extra-curriculaire onderwerpen ten behoeve van een aantal avondbijeenkomsten voor bachelor studentengeneeskunde. Zo kwamen zij in contact met de specialist op dit gebied: de huisartsgeneeskunde. De eerste thema-avond op 5 februari 2013 werd verzorgd door AIOTHO Martine Ickenroth over ‘Zelftesten’. Martine volgt de opleiding tot huisarts (bijna klaar) gecombineerd met promotieonderzoek (naar zelftesten). 14 op één lijn 45 1 e uitgave 2013 HIV door de lage prevalentie er een groot aantal mensen een vals positieve uitslag kunnen krijgen. En zich hierom tot een arts wenden. Dit vergroot de (onterechte) medische consumptie, wat momenteel een veelbesproken onderwerp is. De overheid heeft enkel zogenoemde 'hoog risico testen’ zoals testen op kanker verboden, verder hebben bedrijven nagenoeg vrij spel. Tijdens en na de presentatie was er uitgebreid de ruimte voor discussie waardoor wij als geneeskundestudenten werden aangespoord om zelf na te denken hierover. Bij mij rees onder andere de vraag hoe groot die onterechte medische consumptie kan zijn. Zelftesten zijn in het reguliere curriculum van Geneeskunde (nog) niet ter sprake gekomen, terwijl het wel een van de onderdelen is in de tijd dat mensen zich actiever bezighouden met hun gezondheid en ervoor kiezen om eerst zichzelf te testen alvorens een arts te consulteren. Ik vond het een zeer leerzame avond die een op het eerste oog klein facet van de geneeskunde belichtte maar waar toch een grote wereld achter kan zitten. In april zal AIOTHO Eefje de Bont een IFMSA lezing verzorgen Onderzoek Bruikbare Wetenschap DOOR EEFJE DE BONT, AIOTHO EN JOCHEN CALS, HUISARTS EN UNIVERSITAIR DOCENT In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Zoals u voorheen van Jelle Stoffers gewend was, selecteerden we vooral die artikelen waarmee u mogelijk in de praktijk aan de slag kunt. Alle bruikbare wetenschap voor de spreekkamer voor u op één lijn. COPD en stoppen met roken Acute COPD exacerbaties gaan gepaard met een hoge mortaliteit, vooral wanneer een ziekenhuisopname noodzakelijk is. We weten echter weinig over welke patiënten nu precies een hoger risico hebben op een slecht beloop. Daniel Kotz onderzocht daarom samen met collega’s van de afdeling longgeneeskunde welke factoren voorspellers zijn van mortaliteit onder 260 gehospitaliseerde COPD patiënten met een exacerbatie. Wat bleek? Oplopende leeftijd, mannelijk geslacht, eerdere hospitalisatie voor een exacerbatie in de voorbijgaande 2 jaar, hartfalen, hypercapnie en een verhoogd ureum gedurende de ziekenhuisopname bleken een significant hoger risico op sterfte te geven in het jaar na de opname. Met name de eerste factoren zijn natuurlijk geen verrassing. Het helpt u echter mogelijk wel de kwetsbaarheid van COPD patiënten in te schatten. Houd dus zeker uw oudere, mannelijke patiënten in de gaten met een voorgeschiedenis van hartfalen en eerdere exacerbaties! (Slenter, Kotz) Van COPD is het een kleine stap naar stoppen met roken. Voor een succesvolle stoppoging is motivatie van de Eefje de Bont en Jochen Cals patiënt onmisbaar. Er zijn verschillende manieren om deze motivatie te bepalen, maar tijdens een vol spreekuur moet dat instrument vooral kort en effectief zijn. Daniel Kotz onderzocht de voorspellende waarde van de ‘single-item Motivation to Stop Scale’ (MTSS), waarbij met één vraag de motivatie bepaald kan worden. De MTSS bestaat uit 7 omschrijvingen over de huidige motivatie om te stoppen met roken en de patiënt moet die omschrijving kiezen die het beste bij hem past op dat betreffende moment. De MTSS bleek de kans op een succesvolle stoppoging wel goed te voorspellen: de kans dat iemand succesvol stopte was bijna zeven keer zo hoog voor de hoogste mate van motivatie ten opzichte van de minste motivatie. Wij kijken uit naar de generaliseerbaarheid van dit instrument naar andere populaties. Mogelijk ook een handig instrument voor uw POH die stoppen met roken begeleidt. (Kotz) 15
Pagina 16
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Training van communicatie in de spreekkamer Goede communicatie in de spreekkamer is essentieel en de manier waarop men leert communiceren tijdens een opleiding dus ook. Hiervoor bestaan veel richtlijnen die onder andere gebruikt worden tijdens de huisartsopleiding. Via focusgroepen onderzocht Wemke Veldhuijzen waar deze richtlijnen over art-patiënt communicatie aan zouden moeten voldoen, volgens huisartsbegeleiders, gedragswetenschappers, huisartsen in opleiding en medisch studenten. De karakteristieken waaraan men belang hecht, bleken vooral af te hangen van de ervaring van diegene die de training volgt en het doel van de training. Zo geven de auteurs als voorbeeld dat medisch studenten voldoende hebben aan simplistische modellen over arts-patiënt communicatie, maar dat dit model tijdens de huisartsopleiding niet afdoende is. (Veldhuijzen) Maar waarom en hoe kiezen huisartsen voor een bepaalde communicatieve vaardigheid? Ook dat onderzocht Wemke Veldhuijzen in het kader van haar promotie onderzoek. Huisartsen blijken hun techniek constant aan te passen aan de omstandigheden en aan het doel dat ze willen bereiken. Voor de (leer)praktijk betekent dit dat trainingen niet alleen algemeen communicatieve vaardigheden moeten behandelen, maar ook gericht moeten zijn op specifieke situaties. (Veldhuijzen) Antibiotica en kinderen De wachtkamers van de praktijk, maar ook zeker de huisartsenposten zitten vaak vol met snotterende en koortsige kinderen. We worden hierbij geacht om antibiotica beperkt voor te schrijven. Daaraan is het laatste decennium weinig veranderd. Hoe hebben we het dan eigenlijk gedaan de laatste jaren? Ondergetekenden onderzochten samen met de afdelingen GGD en Medische Microbiologie de trends in antibioticavoorschriften bij kinderen tussen 2000-2010 op basis van het Registratie Netwerk Huisartspraktijken (RNH). Eén op de zes kinderen ontving de afgelopen 10 jaar minimaal één oraal antibioticum per jaar. Dit aantal nam tussen 2000-2005 significant toe en nam vervolgens tussen 2005-2010 weer significant af (p<0.001). Mogelijk dat de invoering van het pneumokokkenvaccin in 2006 daarin een rol heeft gespeeld. Jongere kinderen ontvingen meer antibiotica, alsmede kinderen met een chronische ziekte zoals astma. Dat klinkt alleszins herkenbaar. (de Bont) Plakken of hechten? Omdat snijwonden vaak in de huisartsenpraktijk worden behandeld en internationale protocollen schaars zijn schreven ondergetekenden ook een bijdrage voor het British Medical Journal over de behandeling van simpele traumatische snijwonden. In tegenstelling tot wat veel artsen denken, leidt lijmen in vergelijking tot hechten tot een even goed cosmetisch resultaat bij wonden kleiner dan 5 cm. Verder kost het minder tijd, is het goedkoper, en doet het minder pijn. Wel kan zo’n geplakt wondje iets 16 sneller loslaten (een risico verschil van slechts 2.4%, 25 van de 381 gelijmde wonden lieten los tegenover 9 van de 401 gehechte wonden). (Cals, de Bont) Maar er is meer…. Marika Burda promoveerde recent en publiceerde een studie naar de validatie van adviezen die diabetici kunnen helpen om succesvoller te zijn in het vinden en behouden van een baan. De volgende stap is deze tips te integreren in de praktijk om zo zelfmanagement van diabetici op de werkvloer te kunnen verbeteren. (Burda) Gaby Ronda, Loes van Bokhoven en Trudy van der Weijden onderzochten welke mensen eerder geneigd zijn om thuis zelf een chlamydia test te doen. Dat bleken eerder jongeren te zijn, mensen die hun risico op chlamydia hoger inschatten of eerder chlamydia hadden en diegenen die een sterkere morele verplichting voelden. Toekomstige interventies zouden gebruik kunnen maken van deze psychosociale kenmerken. In de spreekkamer zouden we ons vooral kunnen richten op voorlichting over de foutpositieve- en negatieve uitslagen van zelf-testen. In het geval van Chlamydia mag het advies gerust zijn: zelftest niet doen! (Ronda). Referenties • Slenter RHJ, Sprooten RTM, Kotz D, Wesseling G, Wouters EFM, Rohde GGU. Predictors of 1-year mortality at hospital admission for acute exacerbations of chronic obstructive pulmonary disease. Respiration 2013; 85: 15-26. • Kotz D, Brown J, West R. Predictive validity of the Motivation To Stop Scale (MTSS): A single-item measure of motivation to stop smoking. Drug Alcohol Depend 2013; 128: 15-19. • Veldhuijzen W, Ram PM, van der Weijden T, van der Vleuten CPM. Communication guidelines as a learning tool: An exploration of user preferences in general practice. Patient Educ Couns 2013; 90: 213-219. • Veldhuijzen W, Mogendorff K, Ram P, van der Weijden T, Elwyn G, van der Vleuten C. How doctors move from generic goals to specific communicative behavior in real practice consultations. Patient Educ Couns 2013; 90: 170-176. • De Bont EGPM, van Loo IHM, Dukers-Muijrers NHTM, Hoebe CJPA, Bruggeman CA, Dinant GJ, Cals JWL. Oral and topical antibiotic prescriptions for children in general practice. Arch Dis Child 2012; doi:10.1136/archdischild-2012-303134. • Cals JWL, de Bont EGPM. Minor incised traumatic laceration. BMJ 2012; doi: 10.1136/bmj.e6824. • Burda MH, van der Horst F, van den Akker M, Stork AD, van der Weijden T, van Attekum T, Ploeg M, Winkens B, Knottnerus JA. Supporting people with diabetes mellitus in applying for and participating effectively in paid work: validation of successful diabetes-related behaviors by experiential experts and professional care providers. J Occup Environ Med 2012; 54: 1491-9. • Ronda G, van Bokhoven L, van der Weijden T. Psychosocial determinants of the intention to use a chlamydia home self-test: awareness of risk behaviour and test accuracy are important elements of educational interventions. Sex Health 2012; doi: 10.1071/SH12061. op één lijn 45 1 e uitgave 2013 WESP-student: Esther van Cann en Jonah Knetemann Vage klachten BEGELEIDERS: LOES VAN BOKHOVEN Jonah Knetemann Esther van Cann Achtergrond Onverklaarde klachten komen veel voor binnen de huisartsenpraktijk, waarvan moeheid één van de meest voorkomende is. Ongeveer 40% van deze patiënten blijft klachten houden, maar komt niet terug naar de huisarts na een eerste bezoek. Mogelijk vindt een deel van de patiënten een manier met de moeheid om te gaan. Deze succesvolle zelfmanagementstrategieën kunnen een basis vormen voor adviezen die de huisarts kan geven. Doel Het doel van dit kwalitatieve onderzoek is om inzicht te krijgen in de succesvolle zelfmanagementstrategieën die patiënten gebruiken om met hun vermoeidheid om te gaan. Hierbij kijken wij naar patiënten die moe blijven en patiënten die geen klachten meer hebben en of ze wel of niet zijn teruggeweest naar de huisarts. Methode We hebben 750 vragenlijsten verstuurd aan patiënten die een jaar geleden met nieuwe vermoeidheidsklachten bij de huisarts zijn geweest. Op basis van de ingevulde vragenlijsten hebben wij 12 patiënten geselecteerd en geïnterviewd. Resultaten De resultaatverwerking is nog bezig. Er zijn enkele succesvolle strategieën die nu al opvallen. • Actief blijven in balans met rust nemen; • ‘Nee’ kunnen zeggen; • Luisteren naar je lichaam. Patiënten geven daarnaast aan dat adviezen van huisartsen, die niet aansluiten bij het referentiekader van de patiënt, als ongepast worden ervaren. Conclusie Onder voorbehoud zijn er verschillende adviezen die huisartsen kunnen geven. Bespreek met de patiënt de balans tussen rust nemen en actief blijven, waarbij je als huisarts zo goed mogelijk aansluit bij het referentiekader van de patiënt. WESP-student: Maxime Rozestraten Communicatie BEGELEIDERS: WEMKE VELDHUIJZEN, ESTHER GIROLDI Maxime Rozestraten Achtergrond Relevantie: In het kader van informatie verzamelen in de huisartspraktijk, draagt de anamnese voor 60-83% bij aan het stellen van een juiste diagnose. Breedsprakige en chaotische patiënten vormen een veelvoorkomende en lastige situatie die het hele spreekuur beïnvloeden doordat het consult uitloopt of het irritatie opwekt bij de huisarts. Echter is er nauwelijks literatuur beschikbaar over hoe het beste informatie kan worden verzameld bij deze patiënten. Doel Communicatiestrategieën van ervaren huisartsen in kaart brengen om efficiënt informatie te verzamelen bij de breedsprakige en chaotische patiënt met als onderzoeksvragen: 17
Pagina 18
1 e uitgave 2013 • Welke problemen ervaart de huisarts met informatie verzamelen bij de breedsprakige en chaotische patiënt? • Welke oplossingen past de huisarts toe voor de problemen met informatie verzamelen bij de breedsprakige en chaotische patiënt? Methode Wij deden een kwalitatief onderzoek (thematische netwerk analyses) waarbij we enerzijds bestaande stimulated recall interviews met 15 huisartsen over 23 patiënten, waaronder 6 breedsprakige, heranalyseerden en anderzijds zelf stimulated recall interviews met 6 huisartsen afnamen over 9 breedsprakige patiënten. We selecteerden 1-2 consulten per spreekuur, in overleg met de huisarts, gebaseerd op de definitie van breedsprakige en chaotische patiënten. Resultaten In het begin van het consult ervaart de huisarts de volgende problemen: 1. Patiënt kan moeilijk klacht/beleving formuleren. 2. Patiënt kan hulpvraag moeilijk formuleren. 3. Patiënt presenteert meerdere klachten en ideeën door elkaar heen/springt van ene naar andere klacht. Gedurende het consult ervaart de huisarts de volgende problemen: 4. Patiënt blijft praten/patiënt onderbreekt arts. 5. Patiënt gaat associërend over op niet relevante informatie/springt van ene naar andere klacht. 6. Patiënt geeft antwoord dat geen antwoord is op de (open) vraag. 7. Patiënt uit nieuwe klachten gedurende/aan eind consult. De oplossingen die door ervaren huisartsen worden gegeven, worden in het artikel besproken dat deel zal uitmaken van het proefschrift van Esther Giroldi. Conclusie Ervaren huisartsen ervaren de breedsprakige en chaotische patiënt zelf ook als een lastige situatie. Ze kunnen vaak vooraf aanwijzen welke patiënten dit gedrag zullen vertonen. Ervaren huisartsen gebruiken bij deze patiëntengroep verschillende communicatiestrategieën om: 1. Het belangrijkste probleem/problemen te identificeren. 2. De patiënt ook bij het bespreken van dat probleem te houden. Deze communicatiestrategieën vormen een goed startpunt voor het ontwikkelen van communicatieadviezen om efficiënt informatie te verzamelen bij de breedsprakige en chaotische patiënt. WESP-student: Denny Maessen Polyfarmacie BEGELEIDERS: MARJAN VAN DEN AKKER, JELLE STOFFERS EN DONNA BOSCH-LENDERS (PROMOVENDUS) Achtergrond Door de vergrijzing van de Nederlandse bevolking en de stijging van multimorbiditeit is polyfarmacie (langdurig gebruik van 5 of meer medicijnen) een toenemend gezondheidsprobleem in de huisartsenpraktijk. Polyfarmacie leidt o.a. tot verminderde therapietrouw. Eén van de factoren gerelateerd aan therapietrouw is kennis die patiënten hebben ten aanzien van hun medicatie. Denny Maessen Doel 1. In kaart brengen van het medicatiegebruik van polyfarmaciepatiënten. 2. Het inzichtelijk maken van kennis van de indicatie van voorgeschreven medicatie, die polyfarmaciepatiënten hebben. 3. Identificeren van factoren die gerelateerd zijn aan deze kennis. 18 op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Methode In deze cross-sectionele analyse wordt informatie van 754 polyfarmaciepatiënten meegenomen. De POH verrichtte een huisbezoek om het medicatiegebruik en de kennis van de medicatie te inventariseren. Juist benoemen van de anatomische tractus werd als goede kennis gekwalificeerd. Om te onderzoeken welke variabelen samenhangen met medicatiekennis zijn er multivariate statistische analyses uitgevoerd. Resultaten Polyfarmaciepatiënten gebruiken gemiddeld negen voorgeschreven medicijnen en een zelfzorgmiddel. Van de voorgeschreven middelen is 51% cardiovasculaire medicatie. Kennis van de indicatie van de medicatie is teleurstellend. Slechts 15% van de patiënten weet de indicatie van al hun voorgeschreven medicijnen en maar 49% weet de juiste indicatie van minstens driekwart van hun medicatie te benoemen. Factoren die gerelateerd zijn aan slechtere kennis zijn groter aantal medicijnen en leeftijd boven de 80 jaar. Vrouwelijk geslacht en het samenwonen met anderen lijken gerelateerd aan betere kennis. Opleidingsniveau van de patiënten hangt niet samen met kennis van de indicatie. Conclusie Polyfarmaciepatiënten hebben een teleurstellende kennis van de indicatie van hun medicatie. Vooral de meest kwetsbare patiënten zijn zich minder bewust van de indicatie van hun medicijnen. WESP-student: Nicolle Hesselmans en Anouk Kemper Schouderklachten BEGELEIDERS: RAMON OTTENHEIJM PROJECTTEAM: JOCHEN CALS, ALBINE MOSER, ROB DE BIE, GEERT-JAN DINANT Achtergrond Het diagnostisch proces van schouderklachten is complex en de prognose is ongunstig: na één jaar is 40% nog niet genezen. Uit onderzoek blijkt dat het niet mogelijk is een patho-anatomische diagnose te stellen op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek. In 80% van de gevallen betreft het een subacromiale aandoening, waarbij echografie een accuraat diagnostisch middel is. Ondanks de beperkte waarde van de echo volgens de NHG-standaard, stijgt het aantal echografie aanvragen. Doel Een beter inzicht verkrijgen in het perspectief van de huisarts op het diagnostische proces van schouderklachten: 1. Welke classificaties gebruiken huisartsen? 2. Welke problemen ervaren zij in het diagnostisch proces? 3. Hoe gaan ze met deze problemen om? Methode Data verkregen uit semigestructureerde interviews met 18 huisartsen werden geanalyseerd door coderen en categoriseren volgens de constant comparative method. Resultaten Vanuit de data zijn drie hoofdcategorieën ontstaan: 1. Grote variëteit aan diagnostische classificaties. 2. Wisselende invloed van eigen ervaringen en NHG-standaard op het diagnostisch proces 3. Diagnostische onzekerheid resulteert niet in een eenduidig aanvullend diagnostisch beleid. Uitkomsten konden niet gerelateerd worden aan bepaalde artskenmerken. Conclusie De NHG-standaard, die een eenvoudige diagnostische aanpak van schouderklachten adviseert, lijkt van beperkte waarde bij de knelpunten die huisartsen ervaren in het diagnostische proces. Zowel bij huisarts als patiënt is er op enig tijdstip behoefte aan een specifiekere diagnose. Verder onderzoek is nodig naar een juiste oplossing voor deze complexiteit, mogelijk in de vorm van het integreren van echografie in het diagnostisch proces. Nicolle Hesselmans en Anouk Kemper 19 op één lijn 45
Pagina 20
Longembolie voor huisarts? Promotie Petra Erkens DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Op 20 februari jl. verdedigde ons vakgroeplid Petra Erkens haar proefschrift: ‘The role of primary and secondary care in the management of pulmonary embolism. A shifting paradigm?’ in het openbaar in de Maastrichtse aula op de Minderbroedersberg. Petra Erkens (Sittard, 1981) werkte, na het succesvol afronden van het HBO-Verpleegkunde, zes maanden in een ziekenhuis in Pretoria, Zuid-Afrika als vrijwillig verpleegkundige. Na thuiskomst werkte zij tegelijkertijd als onderzoeksverpleegkundige bij Cardiologie in het Academisch ziekenhuis Maastricht en doorliep zij de Master Epidemiologie. In 2008 slaagde zij voor deze masteropleiding waarna zij bij onze vakgroep haar promotieonderzoek startte. In 2010 verbleef zij in dat kader zes maand in Ottawa, Canada. In 2012 kreeg zij een postdoctorale positie binnen CAPHRI aangeboden. Haar proefschrift betreft het management van longembolieën (LE). In de laatste jaren is er, in landen met hoogontwikkelde eerstelijnszorg zoals Nederland, een verschuiving zichtbaar van bepaalde zorgprocessen en behandelingen van de tweede naar de eerste lijn. Hoewel diagnostiek en behandeling van LE primair nog tweedelijns zorg betreft, is het aannemelijk dat dit in de toekomst steeds meer huisartsgeneeskundig zal worden. Vanwege het levensbedreigende karakter van LE, is het belangrijk dat de eerstelijn adequaat LE kan diagnosticeren en behandelen. Petra Erkens (midden) met haar paranimfen Erkens onderzocht ondermeer het gebruik van de combinatie van de klinische beslisregel van Wells voor LE in combinatie met een point-of-care D-dimeer test om veilig longembolie uit te kunnen sluiten in de eerste lijn. Haar conclusie is dat deze combinatie veilig en efficiënt is. Ook inventariseerde zij de veiligheid van poliklinische behandeling van hemodynamisch stabiele patiënten met een LE met als conclusie dat het merendeel van deze patiënten inderdaad poliklinisch behandeld kan worden indien zij een laag risico op mortaliteit, veneuze tromboembolieën en grote bloedingen hebben. Proefschrift Petra Erkens Promotie aankondiging Op woensdag 12 juni 2013 promoveert Janaica Grispen op haar onderzoek naar ‘Zelftesten’. U leest meer over dit onderzoek in het volgende nummer. 20 op één lijn 44 45 op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Huisarts en Leefstijl Dikkere arts geeft minder vaak advies om af te vallen DOOR SANNE UITENTUIS, ROBERT STOEKENBROEK EN ANOUK BARENDREGT, DERDEJAARS GENEESKUNDESTUDENTEN AMSTERDAM (AMC EN UVA) In het voorjaar van 2012 werd de vakgroep huisartsgeneeskunde Maastricht benaderd om mee te werken aan een onderzoek ‘Huisarts en Leefstijl’ in het kader van het Honours-programma (een extra curriculair leertraject voor getalenteerde en gemotiveerde studenten) van het AMC, onder begeleiding van dr. Anton Kunst van de afdeling Sociale Geneeskunde AMC. Het ging om onderzoek naar de relatie tussen de leefstijl van Nederlandse huisartsen en hun leefstijladviezen. Hiervoor verstuurden de studenten een digitale enquête, ook in onze regio. Stelt u het zich eens voor: u komt bij de huisarts, een man van om en nabij de 130 kilo. Als hij klaar is met het lichamelijk onderzoek gaat hij zitten, slaakt een vermoeide zucht, veegt het zweet van zijn voorhoofd en kruist zijn armen rond zijn dikke buik. Hij zegt: "Ik kan geen oorzaak voor uw klachten vinden, maar het zou geen kwaad kunnen als u een paar kilo verliest". Zou u hem serieus nemen? En zou hij zich er ongemakkelijk bij voelen dit advies te geven? Hoewel de meeste artsen wel doordrongen zijn van het belang van leefstijl in de preventie van ziekten zijn er duidelijke verschillen in de aandacht die artsen hieraan besteden tijdens het consult. Onderzoeken in de Verenigde Staten en Canada hebben aangetoond dat er een duidelijke associatie is tussen de leefstijl van de arts en de frequentie waarmee leefstijladviezen gegeven worden. Sommige onderzoekers, waaronder de Canadese Erica Frank gaan zelfs zo ver dat zij beweren dat het verbeteren Gezond gewicht (BMI 18,5 ß 25) Overgewicht (BMI ≥ 25) ß Waarvan obesitas (BMI ≥ 30) Rokers Ex-rokers Percentage huisartsen 65,6% 33,5% 5,4% 4,8% 31,8% van de leefstijl van artsen een effectieve manier is om de gezondheid van de bevolking te verbeteren. Wij hebben onderzocht of de relatie tussen leefstijl van artsen en het geven van adviezen over roken, alcohol en afvallen ook in Nederland opgaat. Hiertoe hebben wij een vragenlijst gestuurd naar ruim duizend huisartsen in Nederland. Hierin hebben wij gevraagd naar lengte en gewicht (BMI), de alcoholinname en het rookgedrag van de huisarts en naar de frequentie waarmee de arts leefstijladvies geeft. Dankzij de vele resultaten (418 ingevulde vragenlijsten) hebben wij een goed beeld gekregen van de leefstijl van huisartsen. Zo bleek dat huisartsen gemiddeld een stuk gezonder zijn dan hun patiëntenpopulatie: ze roken minder, drinken minder alcohol en hebben een lager BMI. Toch heeft 5,4% van de huisartsen obesitas! Zie de tabel voor alle percentages. Relatie tussen leefstijl en gegeven adviezen? Ten aanzien van de relatie tussen de leefstijl van een huisarts en de frequentie van het geven van leefstijladviezen blijkt dat dikkere huisartsen hun patiënten minder vaak het advies geven af te vallen. Als men de frequentie van het advies af te vallen vergelijkt tussen twee huisartsen, allebei 1,80 meter, van wie er één 70 kg weegt en de ander 103 kilo (zie afbeelding), dan geeft de dikkere huisarts gemiddeld één op de tien dikke patiënten minder het advies af te vallen. Zou het zo zijn dat dikkere artsen bang zijn dat hun patiënt ze als hypocriet of ongeloofwaardig beschouwen als zij het advies geven af te vallen? Percentage bevolking NL 51,2% 47,2% 11,8% 27% 34% 21
Pagina 22
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Ook al hebben huisartsen over het algemeen een gezondere leefstijl dan hun patiënten, toch lijdt 33,5% van de huisartsen aan overgewicht en is 5,4% van deze huisartsen zelfs zo zwaar dat ze obees zijn. Het zou interessant zijn te kijken wat het effect van afvallen van de huisarts is op de frequentie waarmee hij/zij het advies geeft af te vallen. En het zou natuurlijk al gezondheidswinst op zich zijn als deze huisartsen hun BMI lager weten te krijgen! BMI 21 BMI 32.3 counsels 7/10 patients counsels 6/10 patients Versterken samenwerking met patiënten Zitten we op één lijn? DOOR SOFIE VAN HOOF, ONDERZOEKER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Sofie van Hoof Op 17 januari jl. was het zover: de slotconferentie van het project ‘Versterken van de samenwerking tussen patiënten en de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE)’. In het Evoluon te Eindhoven kwamen deelnemers aan het onderzoek en andere geïnteresseerden bij elkaar om de resultaten te bespreken en om afspraken te maken om de samenwerking te versterken. Hoe zat het ook alweer? In dit project is onderzocht hoe patiënten, zorgverleners, beleidsmakers en managers en functionarissen van de zorginnovatieteams de samenwerking tussen patiënten en SGE ervaren en wat zou moeten veranderen om de positie van patiënten als samenwerkingspartner te versterken. Binnen SGE wordt de samenwerking met patiënten vormgegeven in een centrale cliëntenraad, overkoepelend voor de stichting; in tien klankbordgroepen, één per lokaal gezondheidscentrum, en in vier zorginnovatieteams, behorende bij de verschillende zorgprogramma’s die de stichting rijk is. Op papier leek deze samenwerking goed maar in de praktijk bleek de rol van de patiënten onduidelijk en ook te verschillen per klankbordgroep bijvoorbeeld. Reden voor verbetering omdat patiënten vanwege hun unieke perspectief bij kunnen dragen aan het verbeteren van de zorg. Door meer dan dertig interviews en zes focusgroepen (monodisciplinair en multidisciplinair) is veel informatie verzameld over goede en minder goede ervaringen met de samenwerking en discussiepunten. De resultaten van deze interviews en focusgroepen richten zich op thema’s die hieronder besproken worden. Tijdens de slotconferentie zijn de resultaten gepresenteerd aan een gemêleerd publiek. De opkomst was erg goed, ondanks de sneeuw en een griepepidemie. Kenmerkend 22 voor de grote betrokkenheid van patiënten, zorgverleners, beleidsmakers en managers van SGE en andere geïnteresseerden, die wij tijdens het hele project al opgemerkt hadden. De volgende resultaten kwamen naar voren uit het project en onderstaande afspraken met betrekking tot de thema’s zijn tijdens het parallelprogramma van de conferentie gemaakt: Randvoorwaarden Een eenduidig reglement over de werving van nieuwe leden voor de patiëntengroepen ontbrak. Daarom is afgesproken dat de centrummanager, die bij de klankbordgroepen hoort, verantwoordelijk gehouden wordt voor de werving van nieuwe klankbordgroepleden. De klankbordgroepen leveren één afgevaardigd lid aan de centrale cliëntenraad. Een nieuw lid wordt voorgedragen aan de patiëntengroep en krijgt een proefperiode van drie maanden om te ondervinden of het van beiden kanten een succes is. Informatiestroom Er bleek te weinig aan informatie-uitwisseling te worden gedaan tussen de actieve patiëntengroepen onderling en SGE. Daarom zullen de notulen van de vergaderingen van de patiëntengroepen op intranet worden geplaatst zodat ze openbaar zijn. Daarnaast moet er een vaste ontmoetingsdag plaatsvinden eenmaal per jaar om de patiëntengroepen en de stichting bij elkaar te brengen. Inbreng in de beleidscyclus Er was onduidelijkheid over welke inbreng patiëntengroepen hebben in de beleidscyclus van SGE. Daarom is afgesproken dat patiëntengroepen gevraagd en ongevraagd adviesrecht hebben. Daarnaast moeten klankbordgroepen betrokken worden in de gehele beleidscyclus. op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Visie op patiëntenparticipatie Onduidelijk was welke visie SGE heeft op patiëntenparticipatie. Een afspraak was daarom dat het patiëntenperspectief leidend moet zijn in het beleid van SGE. Er mag absoluut niet aan windowdressing worden gedaan puur om de zorgverzekeraar gerust te stellen. Relationele verhoudingen Binnen SGE leek er te weinig binding te zijn tussen de actieve patiëntengroepen. Daarom zal jaarlijks een ontmoetingsdag georganiseerd worden voor de actieve patiëntengroepen van SGE waarbij inhoudelijk gediscussieerd wordt en gezelligheid centraal staat. Organisatie van de vergaderingen Tijdens het project werd duidelijk dat alle actieve patiëntengroepen de vergaderingen op een andere manier organiseren. Alle actieve patiëntengroepen moeten daarom de vergaderingen aan de hand van dezelfde voorwaarden organiseren en men wordt aangeraden aan een cursus ‘effectief vergaderen’ deel te nemen. Door de grote betrokkenheid en inzet van deelnemers en geïnteresseerden, was de slotconferentie een groot succes. We zaten op één lijn. Er was vooral consensus over het feit dat er binnen SGE al heel veel aan de samenwerking met patiënten wordt gedaan, maar dat er nog wel het één en ander aan verbetering te behalen is. Graag willen we iedereen bedanken die zich heeft ingezet voor dit project. Uit het hoofd ‘Een vaste tweede huisarts’ DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Jean Muris De ambitie voor de toekomstvisie 2022 luidt: de patiënt heeft te maken met niet meer dan twee huisartsen: de eigen huisarts en een vaste ‘tweede’ huisarts. De huisarts heeft wekelijks tenminste drie contactdagen. Bovendien: de beroepsgroep neemt verantwoordelijkheid voor de continuïteit en ontwikkeling van het vakgebied, doordat elke huisartspraktijk structureel meewerkt aan onderwijs, onderzoek of innovatie. Dit is op te maken uit een dik boekje dat in de brievenbus viel van de huisartsen in Nederland: Toekomstvisie huisartsenzorg: modernisering naar menselijke maat. Huisartsenzorg in 2022. Uitgegeven door NHG en LHV. Wat betekent dit voor de huisartsopleidingen in Nederland? We kunnen al langer observeren dat elke oudere voltijds werkende huisarts bij zijn pensioen, de sleutels aanreikt aan 2 jonge nieuwe collega’s. Op dit moment meer dan 10.000 huisartsen in Nederland en het Capaciteitsorgaan heeft laten weten: leid 720 huisartsen op per jaar om deze ontwikkeling voor te zijn. De genoemde drie contactdagen lijken goed aan te sluiten bij het parttime gaan werken: bij een tweede collega in de praktijk moeten patiënten overschakelen van een bekende huisarts naar een herkenbaar team van niet meer dan twee huisartsen. Samen met de ‘vaste tweede’ huisarts waarborgt hij dus de continuïteit van zorg voor de patiënt. Als opleidingen zullen we hierop moeten inspelen: competenties als organiseren, samenwerken en professionaliteit worden nog meer van belang in een groter team. Moet je dat leren in de opleiding of met veel schade en schande in de eerste jaren van vestiging? Ik denk dat de basis gelegd moet worden in de opleiding. Misschien moet er een ‘nazorg’ traject hiervoor worden ingericht om jonge huisartsen hierin (blijvend) te ondersteunen. Veel jonge huisartsen zijn de eerste jaren vooral bezig met waarnemen en maken zo de ambitie van ‘vaste tweede huisarts’ niet waar. Een groter team doet natuurlijk ook meer beroep op een goede (inter) professionele communicatie; ook hier zal meer aandacht voor moeten komen. Zeker als het als normaal wordt gezien dat alle praktijken structureel meewerken aan onderwijs, zal zowel tijdens als na de opleiding aan deze generieke competenties moeten worden gewerkt op de werkplek zelf! Echter, in de kwetsbare periode van de jonge huisarts die bezig is met vestigen, een praktijk overnemen of een vast verband aangaan, moet hij/zij kunnen rekenen op een gestructureerd aanbod van bijvoorbeeld modules praktijkmanagement of intervisie, maar ook adequate ICT om de patiëntenstroom te kanaliseren. Maar de jonge klare zal dit zelf moeten organiseren. De opleidingen zullen zeker faciliteren in programma’s/modules, ruimte, docenten etc. In 2022 is eenieder volwassen en zal eenieder zijn eigen competenties moeten aanbrengen. Meer lezen: www.tkv2022.nl 23
Pagina 24
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Waarschuwing Ambassadeurs op pad DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOöRDINATOR HUISARTSOPLEIDING EN LILIAN AARTS, ONDERWIJSCOöRDINATOR VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE MAASTRICHT vlnr: Wim Heres, Ruud Heg, Paul Schrijver, John Stassen, Michiel Cornel, Marc America, Paul Beelen, Han Loozen, Emile Mom, Anniek Nilwik, Ad Stokmans Het is even zoeken om een relatie te leggen tussen de diplomatenwereld en het werven van opleiders voor coassistenten en aios. De overeenkomst zit hem in het gebruik van de term “ambassadeur”. Als vakgroep huisartsgeneeskunde zoeken we naar manieren om in contact te komen met de huisartsen in ons werkgebied: Limburg en grote delen van Noord-Brabant. Dit is niets nieuws: al vele jaren zijn collegae actief bij het scouten en benaderen van huisartsen die mogelijk interesse in onderwijs hebben. En recent is de website van de vakgroep vernieuwd met het vakgroepmotto Join our family. Het idee is om in contact komen en te blijven met de huisartsen in de academische regio (www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl). Een ander plan is het inzetten van ambassadeurs. Dat idee is geleend van de huisartsenopleiding in Leiden. Met ambassadeurs bedoelen we huisartsopleiders die voor ons de lokale oren en ogen zijn voor de werving van nieuwe opleiders, zowel opleiders voor het basiscurriculum (coassistenten) als voor de huisartsenopleiding (aios). Zij zullen op plaatsen waar huisartsen elkaar ontmoeten (zoals de HAP, HAGRO-vergaderingen en nascholingen) persoonlijk en of met hun foto aanwezig zijn om vragen van nieuwsgierig geworden collega’s te beantwoorden en hun de weg te wijzen voor verdere informatie. Daarnaast steken ze hun voelsprieten uit: zijn er nieuwe vestigingen of mutaties? Collega’s met (ver)bouwplannen? (altijd minimaal 2 kamers extra plannen), gaan mensen associëren of een HOED vormen? We hebben hen gevraagd om waar deze situaties spelen collegae te benaderen met • Tilburg • Eindhoven • Helmond • Geldrop 24 Ad Stokmans Paul Schrijver Wim Heres John Stassen • Kempenstreek • Venray • Venlo • Roermond de vraag of ze betrokken willen worden bij het onderwijs van nieuwe huisartsen (onze opvolgers op termijn). We hebben voor iedere huisartsenpost in ons gebied een opleider gevraagd om deze rol op zich te nemen en hebben van alle 12 collegae een uniforme portretfoto laten maken. Huisartsenopleiding Nederland heeft de kosten voor haar rekening genomen. In december 2012 was onze startbijeenkomst tijdens de opleidersterugkomdag in Urmond. Daarbij waren naast de ambassadeurs ook Wil Keulers, Lilian Aarts en ondergetekende aanwezig. Wil Keulers is een voormalig huisarts uit Munstergeleen met veel ervaring in het enthousiast maken van huisartsen voor een rol in het onderwijs. Lilian Aarts is de onderwijscoördinator van de vakgroep Huisartsgeneeskunde. We hopen dat de ‘witte raven’ op de kaarten van de diverse regio’s (=collegae die nog geen relatie hebben met onze vakgroep) na dit stukje beter voorbereid zijn op een eventueel contact met de ambassadeur. En als u nu meteen denkt ‘dat opleiden is iets voor mij’, dan volgen op het einde van dit artikel de namen van de ambassadeurs en hun regio’s. (Hun beeltenissen sieren ook de kaft van dit blad, redactie) Om misverstanden te voorkomen: alle mensen die zich nu al enthousiast bezighouden met werving van nieuwe onderwijsgevers blijven daarmee ook doorgaan. Alle acties sluiten prima aan bij de Toekomstvisie Huisartsenzorg op weg naar 2022: ‘Elke huisartsenpraktijk werkt structureel mee aan onderwijs, onderzoek of innovatie’. Paul Beelen • Weert Frans Schmeetz Han Loozen Marc America Michiel Cornel • Sittard/Geleen Anniek Nilwik • Maastricht • Heerlen Ruud Heg Emile Mom op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Activiteit MOVAH Als volleerd speurders door de mergelgrot DOOR EVA VAN SEBILLE, TWEEDEJAARS AIOS EN SECRETARIS MOVAH* In het vorige nummer schreven we over onze leuke serieuze activiteiten, dit keer over onze leuke, maar minder serieuze activiteit: een grottentocht (en geen grotbiken zoals het oorspronkelijke plan was). Op een sneeuwwitte frisse zaterdagmiddag in januari kwam een gemixt clubje AIOS bij elkaar om de warmte (!) van de grot bij Sibbe op te zoeken. Via een niets verhullend bakstenen gebouwtje in het weiland leidde een lange wenteltrap naar de enorme verborgen onderwereld van de mergelgrotten, met maarliefst 700 kilometer aan gangenstelsel. Een ‘avontuurlijke grottentocht’ stond op het programma. En avontuurlijk was het zeker! Bevlogen gids Vladimir doet wat geheimzinnig – één van ons moet mee om de namenlijst te ondertekenen – en de broodnodige helmen worden verdeeld. Veiligheidsinstructies worden doorgesproken (zijn er nog mensen met hartklachten?) en zelfs de noodkaart die voor in zijn rugzak zit wordt besproken (deze code leidt je naar de dichtstbijzijnde noodtelefoon). Als team moeten we onderling taken toekennen (met cryptische rolbeschrijvingen als ‘de lezer’, ‘de kapitein’) en twee schamele olielampen worden uitgedeeld. Een speurtocht door dit pikdonkere doolhof gaat van start. Het tempo zit er goed in (complimentje van Vladimir). We ontcijferen geheime aanwijzingen, volgen pijlen, kruipen door holen en puzzelen door de grot. Dan komen we bij een ondergrondse rivier (een beetje fantasie mag je hebben) en moeten we door middel van een gammel bootje aan de overzijde zien te komen. Houten schijven met getallen worden op de juiste volgorde geplaatst en de cijfercode die daaruit voortvloeit, doet een cijferslotje openen. Al met al een zeer avontuurlijke tocht! Na anderhalf uur speuren worden voor de laatste keer de hoofden geteld (niemand onderweg verloren, en ook daarvoor moet worden getekend) en kunnen we in de plaatselijke kroeg – onder genot van een warm hapje en drankje – terugkijken op een zeer geslaagde tocht door ondergronds Limburg. *MOVAH is de belangenvereniging van Maastrichtse AIOS Huisartsgeneeskunde. Contact: movah@lovah.nl Clinicus van het jaar verkiezing Mieke Winten is de beste Huisartsbegeleider bij het coschap 2011-2012 geworden. Ze was al vaak genomineerd, maar won nog niet eerder de gouden stethoscoop. Het cijfer dat haar studenten gaven: een 9! De uitreiking vond plaats op 7 december 2012. 25
Pagina 26
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 'StapelGoede' voornemens 2013 Meer doen met feedback! DOOR JORIS VAN ALEBEEK, TWEEDEJAARS AIOS Welke goede voornemens wensen Maastrichtse AIOS hun instituut toe voor het jaar 2013? Een preview op de resultaten van de MOVAH Nieuwjaars enquête. Mopperen en klagen kunnen wij AIOS als de beste als het gaat om kwaliteit van onderwijs en voorzieningen. Of het nu in de wandelgangen, tijdens de autorit met het carpoolclubje of gedurende die belangrijke minuten in de koffiekamer vóór het echte uitwisselen van ervaringen is… Wij komen op voor ons persoonlijk traject om een goede huisarts te kunnen worden. Elke koppelingsprocedure en voortgangstoets leidt weer tot een stortvloed van geluiden en gevoelens. Dit is geen nieuw fenomeen, maar een logische traditie. Succes of juist tegenvallers op beide Helaas hebben de Eyeworks camera’s uit het VUMC in Amsterdam geen nieuwe bestemming gevonden in onze Maastrichtse koffiekamer en gaat er voor het instituut veel nuttige feedback verloren. Tijd voor een online enquête, zo redeneerde MOVAH. Bij het ter perse gaan van dit medium was de termijn voor respondenten nog niet gesloten. Tot nu toe vulden 104 AIOS de enquête in van de 202 AIOS die via email zijn benaderd. De volledige resultaten en analyse zullen in een latere editie van ‘Op één lijn’ volgen. Hiervoor zal een nauwe samenwerking tussen MOVAH en het instituut worden gehanteerd. Wij vroegen AIOS ook welke goede voornemens het instituut moet maken in het jaar 2013. Negenenzestig goede voornemens werden op woensdag 27 februari jl. alvast overhandigd aan Jean Muris, het hoofd van de huisartsopleiding Maastricht. Welke goede voornemens moet het instituut maken? Een greep uit de inzendingen… • meer opleidingsplekken in de regio Eindhoven • ben kritischer naar disfunctionerende opleiders • meer sprekers van buitenaf, zoals vakinhoudelijke specialisten (i.o.) • laagdrempeligheid en collegiale/informele sfeer die er al is, continueren • meer terugkomdagen in het noorden • stel hogere eisen aan de opleiding, het is geen LOI cursus • meer samenwerking bij het organiseren van stageplekken • beleidsbepalers beter zichtbaar voor AIOS en meer vragen om feedback • minder schools onderwijs, meer PGO en medisch inhoudelijk onderwijs • zo doorgaan! Een goede op de persoon gerichte opleiding, chapeau • maak een echt ‘noord-spoor’ • meer ruimte voor beoordelen video’s in kleine groepen Eén goed voornemen hebben wij in ieder geval namens MOVAH zelf gemaakt: (nog) meer doen met feedback in 2013! Joris overhandigt StapelGoede Voornemens (ipv feedback) aan hoofd Jean Muris en adjuncthoofd Bas Maiburg 26 op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Opleiders tweedaagse Kapellerput 2013 DOOR SJOERD HOBMA, HUISARTSOPLEIDER IN SITTARD Ik vind huisartsopleider zijn al zo mooi, en dan ook nog naar Kapellerput, je vraagt je wel eens af: waar heb ik dat aan verdiend? Het bleek alweer de vijfde keer te zijn dat de huisartsopleiders niet één maar twee achtereenvolgende terugkomdagen samen doorbrachten, waarvan de laatste jaren in Kapellerput, een oud Jezuïetenklooster in het Brabantse Heeze. Voor mij als tweedejaars opleider de eerste keer, vorig jaar had ik om onduidelijke redenen overgeslagen, maar, zo was me van veel kanten verzekerd, het was heel erg leuk, en nuttig ook. Mijn verwachtingen waren dan ook hoog gespannen. Helaas had ik me alleen kunnen inschrijven voor het dagprogramma. Jammer, want ik had het vermoeden dat de dag vast heel nuttig was, maar vooral de avond heel leuk. Er werd gezamenlijk gegeten, en dan ook vast iets gedronken. En als je dan in de stemming kwam en toch niet naar huis hoefde... Zou het daarom ook in Brabant zijn, waar de nachten immers lang zijn? Op een gure februariochtend vertrok ik naar Heeze. Het was druk geweest in de praktijk de dagen ervoor, niet alleen omdat er twee dagen uitvielen, maar ook omdat een griepgolf het land teisterde. Kon ik mijn collega’s wel zomaar achterlaten voor een paar leuke dagen? En nuttig, dat stelde me gerust. Het zat onderweg niet mee, al snel kwamen de eerste filemeldingen, gelukkig bood mijn routeplanner spontaan alternatieve routes aan. Dat hielp, maar niet voldoende want het begon te sneeuwen, eerst rustig maar even later was ik in een zeldzame sneeuwjacht beland waar ik voorzichtig stapvoets doorheen moest op de smalle Brabantse wegen. De sneeuw kolkte in de voorruit, ik moest onvoorspelbaar naar links, naar rechts, raakte iedere oriëntatie kwijt op de rotondes en tussen de weilanden die allemaal op elkaar leken maar opeens was daar toch het bord: Kapellerput. Hier was het dus, deze mythische plek in de bossen. Het weer klaarde op en op de parkeerplaats herkende ik de eerste opleiders die zich verwachtingsvol in de richting van de oude kapel begaven. Ik vraag me wel eens af op de terugkomdagen: als je nu een foto zou maken van al die opleiders bij elkaar en deze aan willekeurige voorbijgangers op straat laat zien met de vraag wat het beroep van deze mensen is, zouden zij het dan goed raden? Vrachtwagenchauffeurs, advocaten of plastisch chirurgen, ja die haal je er zo uit maar de gemêleerde groep huisartsen die opleider wordt... Het zou een interessant experiment zijn. Veel tijd om rond te kijken naar de collega’s was er trouwens niet want in verband met de sneeuw was het programma iets veranderd en na een haastige kop koffie werden we de grote zaal in gedirigeerd. Stijn de Vries, de aanvoerder van de opleiders, stond al klaar en het was duidelijk dat hij er zin in had. Snel werd het programma van de dag doorgenomen. Daarna werd uitgebreid en nauwkeurig voorlichting gegeven over de financiering van de drank in het avondprogramma, inclusief een kleine fiscale tip. De stemming was hierna opperbest, iedereen leek in de warmte de sneeuwjacht alweer vergeten. De griepepidemie was al helemaal ver weg. Alle opleiders werden verdeeld in kleine groepjes die zich onder leiding van twee stafleden over het gebouw verspreidden. De Kapellerput bleek vol te zitten met kunst, twee beelden achter een vleugel, een leesbankje van boeken, mooie schilderijen en ga zo maar door. Heerlijk, zo’n plek. Heel wat inspirerender dan de attributen uit de woondecoratiewinkel op onze vaste locatie van de terugkomdagen in Vd Valk in Urmond. Ook stonden er allerlei geestige spreuken in de wc, op deze manier nog meer dan ooit een plaats voor reflectie. Jammer was wel dat iemand met weinig fantasie maar ongetwijfeld wel een managementopleiding alle zaaltjes een naam had gegeven in het populaire jargon dat probeert mensen nog productiever te maken dan ze al zijn: ‘de inspiratie’, ‘de beleving’, ‘het enthousiasme’. Ik zat in ‘de Passie’, een naam die hopelijk dateerde van na het vertrek van de paters. Ik weet niet hoe het anderen vergaat, maar bij mij slaat het dood als ik een zaal betreed die ‘de Passie’ heet. Gelukkig ging de deur dicht en werd het toch nog een leuke, nee, nuttige workshop. Eerst vignetten bespreken, daarna transactionele analyse en toen ook nog ‘beoordelen’ aan de hand van een onduidelijke video van een opleider die zelf duidelijk ook nog heel veel moest leren. En tussendoor een lekkere lunch, het kon niet op. De dag vloog voorbij en voor ik het wist moest ik alweer naar huis. Jammer, want de stemming begon er goed in te komen, dat merkte ik wel. 27
Pagina 28
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 De volgende ochtend alweer vroeg op pad naar de Kapellerput. Ik was benieuwd hoe de collega’s het er af hadden gebracht. Dat viel erg mee, hoewel het in de praktijk brengen van het motto ‘s avonds een vent, ’s ochtend een vent’ sommigen zichtbaar moeite kostte. Ook rook ik regelmatig iets dat leek op de ruitensproeivloeistof in de sneeuwjacht van de vorige dag. De stemming was wat matter dan de ochtend ervoor. Zou de griep ook hier hebben toegeslagen? Op fluistertoon werd ik op de hoogte gebracht van de door sommigen genuttigde consumpties, en het tijdstip waarop en de toestand waarin enkelen hun bed hadden gezocht. Een collega verklaarde onomwonden dat hij noodgedwongen het ontbijt had overgeslagen en dat hij vooral kwam ‘om sociale redenen’. Hoe ik dit met elkaar kon rijmen moest ik zelf maar uitzoeken, voor hemzelf was dit blijkbaar volstrekt logisch. De staf van de huisartsopleiding had slim geanticipeerd op mogelijke eigen influenzaverschijnselen na een avond intensief doorwerken, want in een wel heel korte inleiding (‘deze workshop maken jullie zelf, de opdracht staat op papier, verdeel je maar in groepjes van vier’) werden we aan het werk gezet. Het werd desondanks nog een nuttige ochtend en gezien mijn functie als reporter keek ik ook regelmatig even goed om me heen hoe de andere groepjes het er van af brachten. Ook daar werd serieus gewerkt, al vermoed ik dat een groepje uit Heerlen dat af een toe samenzweerderig naar elkaar toekwam en dan weer verontwaardigd achterover leunde, het helemaal niet over ‘de overdracht’ had, maar over het beleid van de HOZL, maar eerlijk is eerlijk, dat weet ik echt niet zeker. Weer kregen we een heerlijke lunch aangeboden. Aangekondigd door een rooklucht door het hele gebouw, bleek in de vrieskou buiten een barbecue te staan. Dit was voor de maag van veel opleiders blijkbaar teveel want er werd ongewoon gedrongen aan de saladebar. Nog meer dan gisteren viel me op dat de verdeling van de geslachten over de tafels niet willekeurig was: mannelijke opleiders zochten elkaar op, en de vrouwen ook. Ook praten ze anders met elkaar, de vrouwen serieus, de hoofden bij elkaar, de mannen meer achterover, zakelijker. Mijn hypothese: vrouwen wisselen persoonlijke zaken uit, en tips over het combineren werk en privé, de mannen delen informatie over de praktijk en sterke verhalen. In een korte pilot onder enkele opleiders werd dit bevestigd maar zoals altijd is meer onderzoek nodig. De dag vloog voorbij met allerlei interessante zaken en nog een nuttige lezing over triage en het werken op de post. De verschillende regio’s kwamen afzonderlijk bij elkaar om te praten over ‘opleiden op de huisartsenpost’, en toen was het alweer tijd voor de afsluiting. Een kort slotwoord en we konden weer naar huis. Opvallend hartelijk werd er afscheid genomen. Het waren fijne dagen. Maar wat heeft het opgeleverd? Op de terugweg besefte ik dat het leuk was omdat het nuttig was, en nuttig omdat het leuk was. Wie erbij is geweest, begrijpt dit wel, en een ander leg ik dat graag bij gelegenheid uit. Is er dan nog iets te verbeteren aan deze dagen? Ja, volgens mij wel. De aanwezigheid van huisartsen-in-opleiding was verfrissend, dat kan vaker en beter. We vergeten soms hoe nuttig het is als iemand iets een keer goed uitlegt. Zo kreeg ik tijdens de workshop een prima exposé over transactionele analyse, daar heb je wat aan. En dan heb ik nog twee suggesties. Ten eerste lijken deze dagen me heel geschikt om niet alleen te leren en te oefenen, maar ook om naar de grote lijnen en ontwikkelingen van de huisartsgeneeskunde en de opleiding te kijken. Een soort ‘State of the Union’, maar dan niet door Barack Obama maar door het hoofd van de opleiding want hoe nuttig ook, als je te lang opleider bent, kan ik me voorstellen dat het gevoel ‘dapper voorwaarts, maar waarheen?’ kan gaan ontstaan. Ten tweede: kan iemand aan het management van de Kapellerput in Gods naam vragen om die zielloze namen van de deuren van de zaaltjes te krabben? 28 op één lijn 45 1 e uitgave 2013 In de leer Time management DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, TWEEDEJAARS AIOS Stond ik laatst na een tijdrovend consult een patiënt de hand te schudden, had hij nog één kort vraagje. Vooruit, dacht ik, drie minuutjes extra moet kunnen. ‘Dokter, ik voel af en toe een druk op mijn borst als ik me inspan, dat kan geen kwaad neem ik aan?’ Argh. Iemand met pijn op de borst laat je niet zomaar gaan natuurlijk, dus met een zucht maakte ik rechtsomkeert en begon aan deel twee van het consult. Maar ik deed het niet met zoveel plezier als ik dat normaal doe. Dat komt doordat ik er slecht tegen kan om uit te lopen. Nogal lastig, aangezien uitlopen bij dokters net zo vanzelfsprekend is als de wachtrij bij de apotheek. Moet ik dat maar accepteren of moet ik ernaar streven altijd op tijd te zijn? Ik vind het zo vervelend om uit te lopen omdat ik patiënten wil laten zien dat ik hard voor ze werk. In mijn persoonlijke strijd om geen arrogante arts te worden, wil ik laten zien dat ik me voor ze uitsloof. Zeker in deze drukke tijd, waarin zelfs de oudere patiënten volle agenda's hebben (maandag gym, dinsdag handwerken, woensdag de kleinkinderen op bezoek), zullen ze het vast waarderen als ik flink doorwerk om hun afspraak op het beloofde tijdstip door te laten gaan. Maar ook denk ik dat, als je op tijd bent, de patiënt positiever binnenkomt en het consult een stuk soepeler verloopt. Zie je gehaaste patiënt maar eens terug in de wachtkamer te krijgen, omdat je nog ‘een crp-tje’ wilt laten prikken door je assistente. Strakke timing is dus prettig voor de patiënt en het maakt het vak voor mij leuker. Niet uitlopen dus. Maar kan dat wel? En is het eigenlijk niet onverantwoord mezelf geen uitlooptijd te gunnen? Als arts heb je je tijd hard nodig. Ik, als beginneling, pas, uit angst iets te missen, nog netjes de rijtjes van de interne anamnese toe (tractus circulatorius, respiratorius, digestivus). Omdat mijn ‘pluis/ niet-pluis’-gevoel nog onderontwikkeld is, wil ik alles van de patiënt weten en betasten om mijn diagnostiek zo sensitief mogelijk te maken. Wat erg veel tijd kost. Maar ook als mijn interne anamnese straks meer chirurgische vormen heeft aangenomen, blijft het lastig niet uit te lopen wanneer je binnen 10 minuten een hoogbejaarde dame moet uitkleden, op de onderzoeksbank moet tillen en speculumonderzoek moet doen (en vice versa niet te vergeten!). Als de diagnostiek daardoor betrouwbaarder wordt, moet je zoveel tijd nemen als voor de klacht nodig is. ‘Helaas, vandaag nog geen diagnose want uw tijd is voorbij’ is ondenkbaar. Logisch dus dat goede diagnostiek, met de 10 minuten die we maar hebben, gepaard kan gaan met uitlopen. Wel uitlopen dus. Maar is het dan echt niet mogelijk om goede en verantwoorde zorg te leveren zonder daarbij al te veel uit te lopen? De perfectionist in mij wil die uitdaging zo graag aangaan. Allereerst kan ik tijd winnen door uitlopen te ondervangen met inlopen. Door een simpele à vue-diagnose zoals een schimmelteen snel naar buiten te sturen, win ik tijd om erna een ingewikkelder klacht onder de loep te nemen (de praktijkondersteuners in mijn toekomstige praktijk zullen mijn tijdsefficiënte eczeempjes dan ook nooit inpikken!). En ik zal een beetje streng leren zijn. Als een patiënt met een extra klacht komt en het is niet urgent moet hij gewoon een tweede afspraak maken. Ik kan natuurlijk ook een extra spreekkamer nemen en zorgen dat patiënten al ontkleed zijn wanneer ik binnenkom. Of de bloeddruk en pols al in de wachtkamer laten meten door de assistente. Zelf kan ik de anamnese misschien tijdens het lichamelijk onderzoek doen. En natuurlijk minder koffiepauzes nemen…. Stop. Nu ga ik te ver. Het is fijn voor een patiënt, als hij niet lang op de dokter hoeft te wachten. Maar ik vrees dat hij er niet gelukkiger van wordt, als ik hem slechts drie minuten zie nadat hij is ‘geprepareerd’ door de assistente. Als ik hem aankijk met laagstaande oogleden vanwege het koffietekort, alleen het hoognodige vraag en geen tijd heb om even te vragen hoe het thuis gaat. Ondanks een perfect getimed spreekuur kun je dat ook geen goede dokter noemen. Ik zal dan ook mijn uiterste best doen mijn spreekuren strak te timen, maar ik realiseer me, dat een beetje uitlopen ook iets essentieels kan toevoegen aan mijn band met patiënten. En als ik dat voor elkaar krijg, ben ik, denk ik, juist een goede dokter, die een beetje wachten meer dan waard is. Sophie van der Voort 29
Pagina 30
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Alpe d’Huzes Oud huisarts in opleiding fietst tegen kanker DOOR MARC PRUDON, HUISARTS IN PANNINGEN Gedurende mijn nog jonge leven ben ik al heel veel in aanraking geweest met kanker, door mijn werk maar ook helaas privé. Toek ik 9 jaar oud was, kreeg mijn moeder voor het eerst borstkanker. Op die leeftijd weet je nog niet goed wat kanker is en wat de gevolgen kunnen zijn. Maar op het moment dat mijn moeder in het ziekenhuis lag en moest strijden tegen deze ziekte, zag ik voor het eerst artsen aan het werk en zei tegen mijn moeder: ‘dat wil ik later ook doen, ik wil ook mensen beter maken.’ Helaas bleef het voor ons gezin niet bij dit eenmalige contact met deze verschrikkelijke ziekte. Mijn moeder heeft daarna nog tweemaal de strijd aan moeten gaan. Opgeven was gewoon geen optie voor haar en niet voor het gezin. Mijn broer en ik waren al heel jong getekend door deze ziekte. Onze moeder leeft nog steeds en het is een geweldige vrouw met doorzettingsvermogen, kracht en liefde voor het leven en haar (klein)kinderen. Mijn vader kreeg in 2007 prostaatkanker. Na jaren van behandelingen in Maastricht, Heerlen en Rotterdam kwam in maart 2012 het goede bericht: kankervrij van prostaatkanker. Maar de vreugde was van korte duur. In april 2012 kwam het bericht dat er maag- en slokdarmkanker was aangetroffen met uitzaaiingen. Deze strijd kon niet meer gewonnen worden en op 15 juli 2012 heeft kanker de strijd gewonnen en moesten twee getekende zonen afscheid nemen van hun veel te jonge vader (64 jaar). Helaas is dit geen verhaal op zich. Een op de drie mensen krijgt tegenwoordig kanker. Het treft helaas niet alleen ouderen, maar ook kinderen en jonge ouders. Deze verschrikkelijke ziekte scheurt hele gezinnen uit elkaar en maakt vele levens kapot. Wellicht helaas ook in uw directe omgeving. Speciaal voor al die mensen ga ik de strijd aan met mezelf en ga ik op 5 juni 2012 meerdere malen de Alpe d’Huez beklimmen. Mijn vader en ik keken elk jaar naar de Tour de France en nu zal hij mee kijken hoe ik een van 'onze bergen' ga beklimmen. Ik heb niet de intentie om de sterftecijfers te kunnen veranderen. Wel is alle ondersteuning welkom die wij samen kunnen bieden om betere behandelingen, beter onderzoek en zo betere zorg te krijgen voor alle patiënten en hun families die met kanker te maken hebben. Ik ben teamcaptain van mijn team, allemaal jonge mensen die in hun omgeving te maken hebben (gehad) met kanker. Ze weten dus als geen ander hoe het is om iemand te moeten zien lijden, te moeten zien vechten en te moeten meemaken hoe iemand probeert “niet op te geven”. Helaas is vaak het gebrek aan doorzettingsvermogen en vechtlust niet de oorzaak van het feit dat uiteindelijk na een lange strijd toch afscheid genomen moet worden van dierbaren. Mijn team bestaat uit allemaal ongetrainde fietsers die de Alpe d’Huez gaan beklimmen voor KWF kankerbestrijding. Kijk op onze site http://de-rappe-escargots.jouwweb.nl 30 op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Niet uniek, wel bijzonder Gepromoveerde aios DOOR RHEA HEERINGA, EERSTEJAARS AIOS Ik ben een dokter die met mensen wil werken. Vandaar dat ik de opleiding tot huisarts volg. Maar ik wil niet alleen maar werken als huisarts. Ik wil dit combineren met het verrichten van onderzoek. De liefde voor de wetenschap heeft me al eerder gegrepen: ik ben in 2012 gepromoveerd in de urologie. Het doel van mijn onderzoek was tweeledig: het beschrijven, ontwikkelen en perfectioneren van nieuwe technieken die het mogelijk moeten maken om blaassensaties te onderzoeken en het bestuderen van de verschillen in blaassensaties bij patiënten met een overactieve blaas (OAB) en gezonde vrijwilligers. Hoewel anamnese een belangrijk middel is tot het stellen van de diagnose OAB, ontbreekt het momenteel aan een duidelijke terminologie voor het beschrijven van normale en pathologische blaassensaties. Dit leidt tot communicatieproblemen tussen patiënt en arts en kan leiden tot foute diagnoses en behandelingen. Het bewijs dat het verrichten van onderzoek van belang is, ook als het lijkt te gaan om iets wat ogenschijnlijk duidelijk is. Rhea Heeringa Nu ik dit aan het schrijven ben, realiseer ik me dat deze beschrijving jullie vast niet over de streep gaat trekken om ook onderzoek te gaan doen. Wat het echter zeker de moeite waard maakt is: • Het indelen van je eigen tijd. Zolang je je aan de deadlines houdt, kun je net zoveel koffiebreaks met collega’s inplannen als je wilt. Dat waren er bij mij minimaal 1-2 per dag. • Het presenteren van je eigen onderzoeken op internationale congressen. Ik kreeg de mogelijkheid om naar een congres in Toronto te gaan en heb hier meteen een rondreis in Oost Canada aan vast geplakt. • Het verwerven van nieuwe vaardigheden. Niet alleen op het gebied van het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, maar ook op persoonlijk gebied. Ik heb bijvoorbeeld sinds het verrichten van mijn onderzoek tegenwoordig iets meer geduld, aangezien afspraken met copromotoren nog wel eens werden uitgesteld en de Medisch Ethische Commissie het blijkbaar ook erg druk heeft. Rhea Heeringa ontvangt haar bul Promoveren Een eigen werkplek (een hok zonder daglicht gedeeld met 2 collega’s), een computer en je onderwerp. Aan de slag! Artikelen lezen, aanvragen voor de medisch ethische commissie schrijven (niet mijn favoriete onderdeel), proefpersonen rekruteren, data verwerken en artikelen schrijven. Hoewel het me allemaal niet snel genoeg kon gaan, was de periode van het verwerken van de verzamelde gegevens en het schrijven van artikelen belonend. Eindelijk zag ik het resultaat van mijn werk afgelopen maanden. • Het bijdragen aan de medische kennis. Naast het verliezen van die 's' in drs, het grote 'diploma' met universiteitszegel, de reden voor een feestje en alle bovenstaande redenen, natuurlijk een van de belangrijkste drijfveren. Inmiddels, nu ik als moeder aan de opleiding ben begonnen, staat onderzoek verrichten voorlopig even op een laag pitje. De verworven vaardigheden komen echter nog dagelijks van pas, bijvoorbeeld bij het evidence based handelen en het zoeken en lezen van literatuur over een bepaald onderwerp. Een huisartspraktijk heeft een schat aan gegevens die mooie en interessante kennis kunnen opleveren. Nu alleen weer even de tijd vinden… 31
Pagina 32
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Puntig Over samenwerking in de zorg DOOR FELIx PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING Felix Punt Zondagmiddag: eenmaal in het kwartaal is het dan ‘columntijd’. Ik zet mij aan mijn bureau en verbeeld mij even dat ik ‘AFT van der Heijden’ heet. Al twee maanden weet ik dat deze column over paradigma's zal gaan, wat ik hier maar ruim definieer als: heersend, gemeenzaam onderschreven samenhangend wereldbeeld. Dat is een hele mond vol, maar paradigma’s zijn als aangenaam warm water: als je er maar lang genoeg in zwemt, heb je niet meer in de gaten dat het je omringt. Pas als iemand ß al dan niet vilein ß je wat koude druppels toewerpt, word je je bewust van het verschil. Diverse malen werd ik mij in de afgelopen maanden bewust van zo'n verschil. Tijdens de afgelopen kerstvakantie in Zwitserland trof ik in een van de medegasten een gevierd alternatief therapeut. Enkele bestanddelen van zijn medische paradigma kon ik destilleren uit zijn behandeling van de plotselinge griep van zijn vrouw. Om er eentje te noemen: ‘als je de grote koorts hebt gehad, krijg je twintig jaar geen kanker’. Aan de basis van zijn overtuigingen stond een groot geloof in het zelfhelend vermogen van ons lichaam. Mijn paracetamols werden dan ook vriendelijk als symptoom bestrijdend afgedaan en daar wendde ik mij af. Maar op Kerstavond revancheerde hij zich door de door mij bezochte nachtmis royaal als 'humbug' af te doen. Op de terugtocht overkwam ons in de couchette in de trein een avontuur. Midden in de nacht schrok ik wakker door een lichtstraal in mijn ogen en ik zag een man met een zaklantaarn. Ik registreerde dat hij geen uniform droeg en hij lachte naar mij. 'Alles in orde!' dacht ik en ik wikkelde mij weer behaaglijk in. 's Morgens meldde mijn vriendin dat haar rugzak op de grond stond en dat zij haar creditcard miste. We waren dus bestolen door een man die met een glimlach een brug had weten te slaan tussen zíjn en míjn wereldbeeld. Doortrapt? Welzeker ß maar ik ontwaarde tevens een op zich bruikbare methodiek. De vriendelijkheid namelijk als overbrugging tussen het ene en andere wereldbeeld. Gewapend met deze nieuwe wijsheid leidde ik met mijn collega het januari-overleg van de opleiders van ‘onze' aios-groep. Bij sommigen trof ik wat wrevel over het feit dat aios soms nauwgezet hun diensten op de post willen compenseren (hetgeen door de regelgever is toegestaan). Deze observatie daagt mij uit om eens een bilaterale bespreking te organiseren tussen de ‘oudere’ en de ‘jongere’ generatie artsen. Tijden veranderen, en de paradigma's ook. Op vriendelijke wijze ß ik kan u verzekeren dat het werkt ß zouden we respect moeten blijven opbrengen voor elkaars wereldbeeld. Dan schrikken we ook wat minder van elkaar. Afscheid dr. Paul Ram 32 Op vrijdag 13 september 2013 neemt de (dan) 65-jarige Paul Ram, voormalig hoofd van de Huisartsopleiding Maastricht afscheid. Op de dag wordt een symposium georganiseerd. Het programma en de uitnodigingen zijn in de maak. In het juli nummer zullen wij uitvoeriger stilstaan bij dit feit. op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Zes weken Zuid-Afrika De kern van het arts-zijn DOOR MAARTJE VINKEN, DERDEJAARS AIOS-HUISARTSGENEESKUNDE Samen met de huisarts specialisten in het Themba Hospital Schrijven over de stage die wij als AIOS hebben gedaan in Zuid-Afrika is geen eenvoudige opgave. Want hoe moeilijk is het om te beschrijven wat we daar hebben meegemaakt! Hoe kun je anderen de indrukken laten meebeleven die we hebben opgedaan in een land dat zo verschillend is van het onze. Waar waarden en normen, cultuur en opvattingen letterlijk en figuurlijk een wereld van verschil zijn! Ik kon me het niet voorstellen, totdat ik er kwam. In juli en augustus vorig jaar zijn Christine Bruijnen en ik als tweedejaars AIOS in het kader van de keuzestage ‘Reizigersadvisering’ naar White River afgereisd. Dat ligt in Mpumulanga, de grootste provincie van Zuid-Afrika in de buurt van het Kruger National Park. Een zeer onderontwikkeld ruraal gebied. Doel was om in de praktijk kennis te gaan maken met tropische ziektebeelden. En dat hebben we geweten! We hebben 6 weken op de afdeling ‘Family Medicine’ van het Themba ziekenhuis gewerkt waar we onder supervisie van de specialisten in dit ziekenhuis patiënten hebben gezien met de meest uiteenlopende ziektebeelden. Het ziekenhuis ligt midden in een gebied vol krottenwijken waar verschillende stammen woonachtig zijn, vooral Zulu's en Swazi's. Door de grote taalbarrière en de ziekten die wij enkel uit boeken kenden, maar nog nooit eerder gezien hadden doordat wij niet bekend zijn met de gevolgen van extreem erbarmelijke leefomstandigheden, was het vooral ook een enorme uitdaging om met de verschillen in cultuur om te gaan. De verschillende stammen in de krottenwijken hebben hun eigen geloof waar de reguliere geneeskunde in het ziekenhuis nog dagelijks tegenop bokst. Zo is er de heilige overtuiging in de geneeskundige kracht van de ‘traditionele geneesheren’ die hun praktijken uitvoeren in kleine hutjes midden in de bergen en daar tegen hoge prijzen allerlei brouwsels fabriceren en toedienen aan zieke, onwetende mensen die daar vaak nog zieker van worden. Zo vinden er bijvoorbeeld ceremonies plaats van jongens die als 14-jarigen alleen de bergen worden ingestuurd om daar een week te overleven, om hun mannelijkheid te bewijzen en die vervolgens in groepen van 20 met hetzelfde, onsteriele mes worden besneden… met alle complicaties van dien! En niet te vergeten de cultuur die bij de mensen heerst om vooral niet te praten over HIV. Een groot taboe en verboden voor dokters om deze ziekte als doodsoorzaak te noteren, ook al lijdt 90% van de regionale bevolking aan HIV, AIDS en alle bijkomende gevolgen. Hoe frustrerend ook om te zien hoe kinderen al besmet ter wereld komen, terwijl dit voorkomen had kunnen worden als hun moeders de medicijnen hadden geslikt die ze gratis van de regering krijgen. Maar helaas verkopen sommige moeders deze medicijnen door aan handelaren die er drugs van maken. Of de mensen die hun tuberculose verkopen aan anderen en hun medicijnen niet nemen om de ziekte zo ernstig te laten worden dat ze een jaar in een tbc-kliniek kunnen worden opgenomen zodat ze daar eten en onderdak krijgen… Verbijsterend om het korte-termijndenken van de mensen te zien over deze zo ernstige ziektebeelden, vaak uit pure armoede en onwetendheid, maar met zulke grote gevolgen. Frustrerend was het dan ook om hiermee om te gaan. In combinatie met de grote chaos in het ziekenhuis was het gevoel van machteloosheid en wanhoop hier vaak nabij. Want hoewel wij in het westen de ‘Eed van Hippocrates’ afleggen, leek het alsof sommige dokters in dit ziekenhuis hier nog nooit van hadden gehoord. Het was frustrerend en onvoorstelbaar, dat er dokters in dat land vertoeven die vooral arts geworden zijn om er zelf beter van te worden, veel aanzien te verwerven en geld te verdienen. Eén van de vele weeskinderen 33
Pagina 34
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Kinderen in de rij voor eten van “Hands at Work” Wachtruimte in het ziekenhuis Het klinkt heel zwart wit maar tijdens de overdrachten stond ons meerdere malen het huilen nader dan het lachen vanwege de afschuwelijke dingen die we meemaakten als gevolg van de mentaliteit van sommige dokters. Zo is er in een nacht een moeder met een eclamptisch insult overleden omdat de dienstdoende anesthesist niet bereikbaar was. Ook kwam het meerdere malen voor dat de dienstdoende arts van de SEH niet aanwezig was omdat hij geld aan het verdienen was in zijn privé praktijk. Op een nacht is een baby overleden omdat de noodgenerator voor de elektriciteit niet gemaakt was en er niemand geld wilde besteden aan benzine in het tankstation aan de overkant van het ziekenhuis. Verschrikkelijk om de grote verschillen tussen arm en rijk te zien. Te beseffen dat er in de hele provincie Mpumulanga met 15 miljoen inwoners slechts 1 openbaar ziekenhuis is met een CT-scan, terwijl er in de grote steden privé ziekenhuizen zijn met de modernste high tech apparaten. Dat patiënten geen geld hebben om bij het ziekenhuis te komen en uren-, soms dagenlang moeten lopen om de kliniek te bereiken om vervolgens niet met adequate middelen behandeld te worden. Hoe tegenstrijdig was het ook om te weinig hechtdraden op de OK te hebben, maar wel terecht te komen in een van alle luxe voorziene, veel te grote kamer, toen we kennismaakten met de directeur van het ziekenhuis! Het was frustrerend om te beseffen dat specialisten sommige arts-assistenten niet kunnen aanspreken op hun disfunctioneren, puur en alleen omdat ze dan als ‘racist’ bestempeld zouden kunnen worden, met alle gevaren van dien. Want ook heden ten dage zijn de invloeden van de vroegere ‘apartheid’ in Zuid-Afrika overal merkbaar. Ik heb een groot respect voor de artsen die in dit ziekenhuis op moreel en ethisch verantwoorde wijze mensen behandelen. Want hoe moeilijk is het om de geneeskunst uit te oefenen met de zo beperkte middelen die in deze openbare ziekenhuizen ter beschikking staan! In mijn ogen weten en kunnen deze artsen meer dan menige specialist in het westen: ze moeten van alle markten thuis zijn en ‘roeien met de riemen die ze hebben’, met heel veel Patiente met TBC en haar X-Thorax kennis, overtuiging en creativiteit. We zagen patiënten en omstandigheden die een grote indruk op ons maakten. Het is verschrikkelijk om kinderen letterlijk te zien creperen door afschuwelijke ziekten die het gevolg zijn van de totale chaos die in dit land heerst. Hoe schrijnend om de talloze weeskinderen in de krottenwijken te zien wegkwijnen zonder enige vorm van warmte of veiligheid, zonder eerlijke toekomst. Schrikbarend om te horen en te zien hoeveel verkrachtingen, mishandelingen en criminele activiteiten plaatsvinden, ook en vooral bij kinderen. Hoe machteloos je bent tegen criminele bendes die moorden en overvallen plegen. Zeker is: je bent in dit land niet veilig. Het was onverantwoord om als vrouwelijke arts ergens alleen te zijn. Deuren en ramen moesten altijd worden gesloten, waardevolle spullen mochten nooit in het zicht liggen en je moest thuis zijn, voordat het donker werd. Het was niet mogelijk om onbevangen over straat te lopen of tijdens een pauze rustig even te eten en drinken. Hoe moet dat voelen voor kleine, weerloze kinderen? Hoe schrijnend was het om te zien hoe zij allerlei invasieve medische handelingen in het ziekenhuis in hun eentje moesten ondergaan, zonder aandacht voor hun emoties, zonder iemand die zich om hen bekommerde. En hoe ontroerend was het voor ons om met de NGO ‘Hands at Work’ mee de krottenwijken in te gaan en daar de mensen te ontmoeten, te zien onder welke armzalige omstandigheden zij moeten zien te overleven en hoe ze desondanks kracht en vreugde uit hun leven weten te halen. Dan pas besef je hoe goed wij het in Nederland hebben, dat zaken niet zo vanzelfsprekend zijn. Dingen die we in Zuid-Afrika hebben meegemaakt, zijn vaak nu nog niet te begrijpen, puur en alleen omdat onze referentiekaders zo enorm van de werkelijkheid daar verschillen. Je moet je grondig verdiepen in de complete geschiedenis, cultuur en mentaliteit om dit enigszins te kunnen interpreteren. Het heeft grote vraagtekens opgeroepen, maar ook antwoorden gegeven! Antwoorden hoe we ons vak als arts kunnen uitoefenen, en hoe ook niet. Antwoorden over waarden en normen, het belang en de kracht van overtuigingen en de waarde die hieraan kan worden toegekend. Het heeft ons inzicht gegeven in de manier van leven en overleven, en dan niet alleen van de wilde dieren die we er hebben gezien. Het ging over de kern van het arts zijn, iets dat ons op meerdere manieren duidelijk werd. Zuid-Afrika, een land vol contrasten, was in vele opzichten een bijzondere, diepgaande belevenis! 34 op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Met hart en ziel Kaderhuisarts Hart- en Vaatziekten DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS, REDACTIELID Robert Willemsen 'Driemiljarddriehonderddrieenzestigmiljoenachthonderdveertigduizend.' Zegge. Mocht u, graag in goede gezondheid, de tachtig levensjaren halen, dan heeft uw hart bovenstaand aantal keren uw bloed rondgepompt, als we ervan uitgaan, dat het dat gemiddeld 80 keer per minuut deed. Liefst regulair en aequaal. Een niet geringe prestatie, en het lukt ook niet altijd probleemloos. Hart- en vaatziekten staan zelfs in de top 3 van morbiditeit en mortaliteit in Nederland. En natuurlijk speelt de huisarts een belangrijke rol bij de primaire en secundaire preventie van die aandoeningen. Dat is inmiddels zo’n veelomvattende klus, dat hulptroepen, zoals bijvoorbeeld praktijkondersteuners, onontbeerlijk zijn geworden. Maar wat moeten huisartsen en consorten nu eigenlijk doen, en hoe? Beantwoording van die vragen vereist de inzet van een expert in de vorm van de Kaderhuisarts Hart- en Vaatziekten. Hieronder een samenvatting van het domein. Niet mis, zoals u kunt zien: Allereerst de primaire preventie van hart- en vaatziekten in de huisartspraktijk: een complex gebeuren waarbij niet alleen medische en farmacologische kennis aan de orde is, maar ook vermogen tot kritisch lezen van wetenschappelijke literatuur, motivational interviewing, ICT-vaardigheden, samenwerken met de praktijkondersteuner en praktijkmanagement, reflectie op zin van screenen en op thema’s als medicalisering en autonomie. Kortom: alle taakgebieden uit het competentieprofiel van de huisarts zijn hier aan de orde. De laatste decennia was sprake van een dalende incidentie van hart- en vaatziekten. Op grond van toenemend lichaamsgewicht is echter weer een stijging te verwachten. Het aantal (groeps-) voorlichtingsprogramma’s over gewicht en bewegen is groeiend. Daarin gaat veel geld om. Het behoort tot de taak van de kaderhuisarts om tot doelmatige keuzen en adviezen te komen. Dan de secundaire preventie: patiënten die een cardiovasculair incident hebben doorgemaakt dienen te worden begeleid. De ‘kwaliteit van leven’ is vaak in het geding. “Welke behandeling is goed onderbouwd? Wat is kosteneffectief? Wat zijn de ethische implicaties?” De kaderhuisarts entameert deze discussie. De aanpak van eerste hulp bij hart- en vaatproblemen is verankerd in de protocollen van de huisartsenposten (HAPs). Door huisartsen wordt jaarlijks getraind in BSL-vaardigheden. Lastig blijft het herkennen van verraderlijke beelden als: longembolie, Aneurysma Aortae Abdominalis, een subarachnoïdale bloeding. Het is de taak van de kaderhuisarts door onderwijs en (geschreven) klinische lessen bij te dragen aan blijvende alertheid. Door de effectieve behandeling van acute en aangeboren vaataandoeningen komen chronische hart- en vaatziekten meer voor. De vereiste competentie voor begeleiding is nog geen gemeengoed, evenmin als terminale hartzorg. De kaderhuisarts figureert bij richtlijnontwikkeling, onderwijs en voorlichting. Hij speelt een voortrekkersrol in samenwerking met paramedici. In Nederland zijn nu 35 van deze kaderhuisartsen geregistreerd, waarvan 8 in Noord-Brabant en 6 in Limburg. Eén van die Limburgers is Robert Willemsen. Na eerst in opleiding geweest te zijn voor longarts maakte hij in 2008 de overstap naar de huisartsgeneeskunde. Op zoek naar verdieping werd hij in zijn eerste opleidingspraktijk gestimuleerd om een kaderopleiding te gaan doen. Aios in Maastricht kunnen al tijdens hun opleiding, onder voorwaarden, beginnen met een kaderopleiding, en tijdens zijn 2e opleidingsjaar begon Robert dus ook met de Hart- en Vaatziekten. Zijn registratie verkreeg hij in maart 2012. Terzijde: op grond van zijn voorervaring is hij natuurlijk ook Kaderhuisarts Astma/ COPD. Als opleidingsinstituut pikken we graag de graantjes mee van ons zaaigoed: Robert verzorgt nu in meerdere aiosgroepen onderwijsprogramma’s. Op onderwijsgebied is hij verder actief tijdens de Startclass en tijdens de landelijke aioscursus Ouderenzorg van de SBOH. Verder maakt hij deel uit van het regionaal transmuraal team voor hart- en vaatziekten en is hij aanspreekpunt voor alle huisartsen in de regio in geval van relevante vragen. De kaderopleiding zelf is voortdurend in ontwikkeling. Robert zit in de stuurgroep ten behoeve van dit proces. 35
Pagina 36
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Omdat nog vele van zijn duizend poten ongebruikt waren, is hij onlangs ook nog gestart met een promotietraject: een onderzoek naar de beschikbaarheid en bruikbaarheid van biomarkers ten behoeve van de differentiatie van de klacht Pijn op de borst als hulpmiddel voor de huisarts. Ik hoop van harte (!), dat die nog eens beschikbaar komen! En natuurlijk ziet hij gedurende enkele dagen per week ook de nodige snotneuzen, hoofdpijnen, SOLK’s, buikklachten enz. als vaste waarnemer in een huisartspraktijk in Maastricht. Hij heeft het hart tenslotte op de juiste plaats. Het moet u duidelijk zijn geworden: het domein van de Kaderhuisarts Hart- en Vaatziekten is groot en veelomvattend. Maar problemen op dit gebied liggen ons dan ook na aan het hart. Als huisarts heb je toch hartgrondig de pest in, als je een myocardinfarct hebt gemist, en het is je een pak van het hart, als de patiënt dan met de hand over het hart strijkt en geen klacht indient. Als huisarts heb je er hartzeer van, als je met lege handen staat bij je patiënt met terminaal hartfalen, juist omdat je zo’n hart voor de zaak hebt. In je intervisiegroep kun je dan je hart luchten, omdat je van je hart vooral geen moordkuil moet maken. Dit artikel moet niet te lang worden, maar ik zou nog wel even kunnen doorgaan, omdat het hart ook in onze taal een heel belangrijke plek inneemt. Fascinatie voor het hart is van alle tijden en culturen, veel fabels doen de ronde en die veroorzaken ook angst en onrust, niet alleen bij patiënten, maar ook bij de dokters. Het belang van de kaderhuisarts bij het hanteren van die onrust is u ongetwijfeld duidelijk geworden. Mocht u zichzelf niet voor de opleiding inschrijven, wat ik u overigens hartelijk kan aanbevelen, dan hoop ik, dat u zich bij de aanpak van de cardiovasculaire problemen in uw eigen praktijk ruimhartig laat ondersteunen door uw expert-collega die zich daarvoor met hart en ziel inzet! Nieuw Medisch Centrum Toekomstvisie in uitvoering DOOR LOES VAN BOKHOVEN, HUISARTS IN ELSLOO De academische huisartsenpraktijken uit Elsloo gaan verhuizen. Op 11 maart werden de deuren van een gloednieuw Medisch Centrum Elsloo geopend. In het medisch centrum zitten naast de twee huisartsenpraktijken ook een apotheek, verschillende paramedische disciplines (fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, verloskunde, diëtetiek, podotherapie) en een psycholoog. In het gebouw vestigt Vivantes Zorggroep ook het nieuwe verpleeghuis ‘La Famille’ en, samen met woningbouwvereniging Maaskant Wonen, achttien zelfstandige zorgwoningen, waar intensieve zorg mogelijk is. De nieuwbouw geeft ons niet alleen de broodnodige extra vierkante meters werkruimte, maar biedt ook nog een paar mooie kansen voor onze academische activiteiten. Zorgvernieuwing: samenwerking in een zorgnetwerk voor alle ouderen in het dorp Nu we met verschillende zorgverleners onder één dak gaan werken, biedt dit veel kansen om intensiever te gaan samenwerken. De lijnen zullen kort zijn. Samenwerking is ook hard nodig, want net als de rest van Zuid Limburg zal het dorp sterk vergrijzen. We verwachten een verdubbeling van het aantal 75-plussers binnen twintig jaar. De huisartsen en een aantal paramedici hebben al ervaring opgedaan met samenwerking in het Zorg uit Voorzorgproject. In dit project werden ouderen gescreend 36 op kwetsbaarheid. Ouderen die kwetsbaar bleken, kregen een multidisciplinair hulpaanbod dat aansloot bij de wensen van de ouderen zelf. De ervaringen met Zorg uit Voorzorg waren zo positief, dat we de samenwerking graag wilden uitbreiden. Die kans hebben we gekregen door een subsidie uit het ZonMW Op één Lijn programma. Dit programma heeft tot doel om via praktijkprojecten te leren wat de succes- en faalfactoren zijn om te komen tot zorgvernieuwing die ook na afloop van de projectperiode duurzaam kan blijven bestaan. Met de subsidie zijn we bezig een zorgnetwerk in te richten gericht op alle (kwetsbare) ouderen in het dorp. In het netwerk nemen niet alleen de huisartsen en paramedici deel maar ook Vivantes, met specialist ouderenzorg en thuiszorg, de nieuwe apotheek en Partners in Welzijn. Voor de gemeente Stein zijn we een pilot project waarvan zij willen leren ten behoeve van hun nieuwe taak in de ‘kanteling’ van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). We willen: 1. een integraal zorgproces rondom kwetsbare ouderen ontwerpen, inclusief beter identificeren van kwetsbare ouderen en herstructureren van de zorg over bestaande domeingrenzen heen. Dit moet resulteren in meer kennis bij professionals over elkaars expertise, implementatie van screening op kwetsbaarheid en zorgbehoefte t.b.v. het hele netwerk, een format voor op één lijn 45 1 e uitgave 2013 efficiënt multidisciplinair overleg, onderlinge afspraken over taakverdeling en -herschikking, consultatie en verwijzing, functieprofiel van casemanager die optreedt namens alle netwerkpartners. 2. randvoorwaarden voor samenwerking realiseren door het opstellen van een organisatieplan voor een toekomstbestendig multidisciplinair en doelmatig zorgnetwerk waarin schotten tussen disciplines zijn verdwenen en waarin bestuurlijke, juridische en financiële afspraken zijn vastgelegd. 3. structurele financiering van het netwerk waarborgen door een overzicht te maken van structurele financieringsmogelijkheden van multidisciplinaire zorg, inclusief de niet-patiënt gebonden overhead en de financiële barrières voor taakherschikking. 4. de expertise van ouderen/mantelzorgers ten aanzien van zorgbehoefte en –aanbod structureel inbedden in het netwerk door initiëren van een denktank van ouderen/mantelzorgers. 5. anticiperen op aansluiting bij het netwerk door andere zorgverleners door een meerjaren beleidsplan te maken voor gefaseerde uitbreiding van het netwerk. Onze eerste tussenevaluatie door de begeleidende ‘samenwerkingsmonitor’ hebben we net achter de rug en het oordeel was bijzonder positief. Dat is natuurlijk enorm motiverend voor de komende maanden. Proeftuin voor onderwijsvernieuwing In de nieuwe praktijken hebben we meerdere spreekkamers ingericht voor studenten. Hierdoor kunnen we ervaring opdoen met het bieden van stages aan meerdere studenten tegelijk. Aangezien het aantal studenten voor wie een stageplaats moet worden gevonden de komende jaren verder zal toenemen, is elke werkplek welkom. Het totale complex Medisch Centrum Elsloo De stage moet echter wel leerzaam blijven en liefst studenten ook motiveren voor een baan als huisarts. Bovendien moeten we ervoor waken dat patiënten en huisartsen niet overvraagd worden door de aanwezigheid van meerdere studenten tegelijk. Uitdagingen genoeg dus. Hopelijk kan de basisartsopleiding in Maastricht profiteren van onze ervaringen. De nieuwe praktijk biedt ook een aantal mooie leerkansen voor studenten. Zo hebben we veel ervaring met de inzet van praktijkverpleegkundigen. Ons team is heel ervaren en kan studenten veel leren, bijvoorbeeld op het gebied van ouderenzorg, diabetes, COPD of cardiovasculair risicomanagement. Bovendien kunnen ook studenten profiteren van de korte lijnen met andere disciplines. Het zou heel waardevol zijn als ze op de werkvloer ervaring kunnen opdoen met interprofessioneel samenwerken met andere zorgverleners. Nu de zorg steeds complexer wordt, is het belangrijk dat de verschillende disciplines elkaars vaktaal verstaan, weten wat ze kunnen en respect hebben voor ieders bijdrage. Het wordt één van onze uitdagingen om studenten en AIOS hiervoor goede oefenmogelijkheden te bieden in de praktijk. Nieuwsgierig geworden? Op 27 april aanstaande is er een open dag voor alle belangstellenden. U bent dus van harte welkom. Op 13 juni, als ook het verpleeghuisgedeelte en de zorgwoningen helemaal klaar zijn, volgt de officiële opening. Ter gelegenheid van deze opening organiseren we een minisymposium voor genodigden, over samenwerking in de zorg voor ouderen. Mocht u graag een uitnodiging voor dit symposium willen ontvangen, dan kunt u dat nu al aan ons laten weten. Loes.vanbokhoven@maastrichtuniversity.nl Hoofdentree Medisch Centrum Elsloo 37
Pagina 38
op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Gezondheidsrechterlijke kwesties Disfunctioneren DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE Arie de Jong Op het werk en aan de borreltafel gaat het vaak over misstanden in de sportwereld. Dopingzondaars zoals Lance Armstrong leveren uren televisie en uitgebreide rapportages in kranten en tijdschriften. Vaak ver van mijn bed. Geruststellend dat je als tourwielrenner nu begrijpt waarom je er wat langer over doet dan voorheen om de Mont Ventoux te beklimmen. We leven rustig met de gedachten dat iedereen het wel wist of vermoedde. Maar niemand deed zijn mond open: de omerta van het wielrennen! Niemand deed wat. Nu de beerput opengaat, bleek het hele systeem op de hoogte inclusief de UCI1. De UCI die hematocrietwaarden boven de 50% een gezondheidskwestie vond en een hematocrietvakantie van 15 dagen inlaste2. Gênanter wordt het wanneer in de wetenschap wordt gefraudeerd. Diederik Stapel kon jaren zijn gang gaan en maakte er goede sier mee. Een van de conclusies van de commissie Levelt, die dit bedrog onderzocht, was: “Belangrijker dan de fraude van Stapel is echter dat in de wetenschappelijke wereld niemand aan de bel heeft getrokken over rare dingen in Stapels publicaties, het hele systeem, van laag naar hoog, heeft gefaald. Dat is onze schokkende conclusie.”3 Veel verschil met de wielerwereld? Met Ernst Jansen Steur is nu ook de medische wereld internationaal in opspraak. Een verslaafde arts die in zijn megalomanie mogelijk ook nog schade aan anderen aangericht heeft. Ernst Jansen Steur is natuurlijk niet de eerste arts die disfunctioneert en tegen de lamp loopt4. Net zo min als Lance Armstrong de eerste dopingzondaar zou zijn of Diederik Stapel de eerste frauduleuze wetenschapper. Wat ze verbindt, is dat ze jaren in hoog aanzien stonden binnen hun beroepsgroep, daar openlijk erkenning voor kregen en zo lang hun gang konden gaan. Macht? Hoe zit het dan met ons medische 1 Union Cycliste Internationale 2 De Wielermaffia, 2012, Tyler Hamilton en Daniel Coyle, hoofdstuk 3. 3 Falende wetenschap: De frauduleuze onderzoekspraktijken van sociaalpsycholoog Diederik Stapel ,Commissie Levelt, Commissie Noort, Commissie Drenth 28 november 2012 4 Neem alleen het nieuws van de laatste weken: het Ruwaard van Putten ziekenhuis, eerst de cardiologen en nu de anesthesisten, zie MC 68, no 6, 7 februari 2013, 306-309, een neuroloog in het Amphia ziekenhuis in Breda, NOS 11-02-13. systeem: is er ook sprake van collectief falen en hebben we allemaal boter op ons hoofd? Bestaat er een medische omerta? Wie wil klokkenluider zijn? Uit de bouw- en vastgoedfraude weten we hoe het met zo iemand kan aflopen5. Is er een regeling? Zijn er wettelijke regels? In de WGBO staat dat ‘je de zorg moet betrachten van een goed hulpverlener, handelen met de op hem rustende verantwoordelijkheid voortvloeiend uit de voor hem geldende professionele standaard6’. Lance Armstrong en zijn collega’s hielden zich naar hun mening ook aan de professionele standaard. EPO mag, als je hematocriet maar niet hoger is dan 50%, en de UCI gedoogde. In de bouwfraude was het verweer ook dat iedereen het zo deed. Is dat de standaard? Er is nog een KNMG gedragsregel waarin de verplichting staat dat de individuele arts zich toetsbaar opstelt7. Dit is formeel vastgelegd in het KNMG-Kwaliteitsmanifest (2002) en verder uitgewerkt in het KNMG-standpunt functioneren individuele arts (2005). In dat Kwaliteitsmanifest is een definitie opgesteld wat disfunctioneren inhoudt: ‘een structurele situatie van onverantwoorde zorg, waarin een patiënt wordt geschaad of het risico loopt te worden geschaad, en waarbij de betreffende arts/medisch specialist niet (meer) in staat of bereid is zelf de problemen op te lossen’. Disfunctioneren komt vaak duidelijk aan het licht als artsen gaan samenwerken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Vereniging Huisartsenposten Nederland (VHN) en de Orde van Medisch Specialisten (OMS) als eerste uitvoering hebben gegeven aan het KNMG standpunt van 20058. 5 Ad Bos van Koop Tjuchem, 2011 6 Boek 7 BW, ‘de WGBO’ art. 453 7 KNMG gedragsregel, I.6 De arts is bereid zich te verantwoorden en zich toetsbaar op te stellen. Leidraad bij deze toetsing is het criterium ‘algemeen onder beroepsgenoten gebruikelijk’, zoals dat onder meer geoperationaliseerd is of moet worden door de erkende wetenschappelijke vereniging. (2002) 8 Onder andere met gesprekken over het individueel functioneren (IFMS) en het opnemen van het IFMS in het nieuwe model toelatingsovereenkomst 38 op één lijn 45 1 e uitgave 2013 Met het protocol van de VHN als basis heeft de LHV een eigen modelprotocol Vermeend Disfunctioneren Huisarts gemaakt9. Alleen met dit protocol zijn we er niet, dit protocol moet aan de situatie van het samenwerkingsverband aangepast worden. Uitgangspunten van het protocol vermeend disfunctioneren huisarts In het modelprotocol wordt een stappenplan gehanteerd om tot een zorgvuldige procedure te komen bij vermeend disfunctioneren. De opzet is om tot een landelijk uniforme regeling te komen binnen samenwerkingsverbanden, zoals HAGRO, maatschap, zorggroep of kring. Achtereenvolgens worden onderstaande stappen doorlopen waarbij op elk moment de procedure gestopt kan worden als blijkt dat de betreffende huisarts goed functioneert. Stappen a. Gesprek b. Melden verantwoordelijk functionaris c. Verbetertraject d. Commissie van advies e. Blijvend disfunctioneren f. Maatregelen g. Termijn h. Evaluatie i. Rehabilitatie Het lijkt een open deur, maar het moet zover komen dat collega’s die merken dat een betrokkene onverantwoorde zorg biedt, zich verantwoordelijk voelen hierop te reageren. De aangesproken huisarts kan zich wenden tot een vertrouwenspersoon10, maar ook als je als huisarts zelf problemen hebt met functioneren kan je contact opnemen met die vertrouwenspersoon. Verslaafde artsen kunnen terecht bij zogeheten ‘ABSartsen’11. De volgende stap is een verbetertraject. Om de beroepsgroep te ondersteunen, is een adviesorgaan opgericht: de Landelijke Commissie van Advies12. Deze commissie adviseert ook over maatregelen bij persisterend disfunctioneren. Er wordt bij het verbetertraject een tijdpad uitgezet en er volgt een evaluatie na uiterlijk 6 maanden. Mocht achteraf blijken dat er geen sprake was van disfunctioneren dan dient er zo nodig rehabilitatie plaats te vinden. Hiernaast alles nog eens in een schema. 9 http://lhv.artsennet.nl/huisartsenzorg/Kwaliteit/Disfunctioneren/ Modelprotocol-vermeend-disfunctioneren-huisarts.htm 10 De LHV heeft een pool aan vertrouwenspersonen zie de website van de LHV, http://lhv.artsennet.nl/huisartsenzorg/Kwaliteit/Disfunctioneren/ Vertrouwenspersoon-1/Vertrouwenspersonen-LHV.htm 11 http://lhv.artsennet.nl/huisartsenzorg/Kwaliteit/Disfunctioneren/ ABS-artsen.htm 12 http://lhv.artsennet.nl/huisartsenzorg/Kwaliteit/Disfunctioneren/ Landelijke-Commissie-van-Advies.htm Conclusie Er is een protocol om bij disfunctioneren in een vroeg stadium te kunnen ingrijpen en de externe partijen zoals de Inspectie Gezondheidszorg, de Tuchtrechter en de Zorgverzekeraar, niet betrokken te laten worden. Het is wel zaak dat dit protocol daadwerkelijk opgenomen wordt in de reglementen van de samenwerkingsverbanden en aangepast wordt naar de lokale situatie. Landelijk kan gebruikt gemaakt worden van ondersteuning in de vorm van vertrouwenspersonen en een Commissie van Advies. Dit alles in de hoop dat er nooit een ‘medische commissie Levelt’ over ons het oordeel zal hoeven te vellen dat ons hele systeem van hoog tot laag heeft gefaald bij het bestrijden van disfunctioneren. Vermeend disfunctioneren bespreken met betreffende huisarts Vermeend disfunctioneren melden aan voorzitter samenwerkingsverband Voorzitter bespreekt melding vermeend met betreffende huisarts Huisarts functioneert (mogelijk) goed Huisarts disfunctioneert Evaluatie na x periode Verbetertraject Huisarts functioneert goed Huisarts disfunctioneert Evaluatie na x periode Commissie van Advies CvA - Huisarts functioneert goed CvA - Huisarts disfunctioneert Evaluatie na x periode Verbetertraject Verbetertraject niet succesvol Verbetertraject succesvol Maatregel o.b.v. advies CvA Evaluatie na x periode 39

Op één Lijn 44


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2180 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht, OBS 9115 Fotografie Pagina 6, foto Frans van der Horst gemaakt door Loraine Bodewes Pagina 21, foto Marjan van den Akker gemaakt door Joey Roberts Pagina 30, foto Marc America gemaakt door Fokke Eenhoorn Deadline volgend nummer 1 februari 2013 Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Broodjes met een bite – Babette Doorn, redactie 3 4 5 ‘Werken is een way-of-life’. Interview met Frans van der Horst – Babette Doorn 6 Afscheid Harry Eussen – Babette Doorn 9 Stellen zich voor Eva van Eerd – AIOTHO Eefje de Bont – AIOTHO Robert Willemsen – huisartsonderzoeker Uit het hoofd – Jean Muris en Laury de Jonge Onderwijs Vanuit het onderwijs – Laury de Jonge Nieuwe coördinator coschap – Marion van Lierop Clinicus van het Jaar verkiezing – Babette Doorn Onbekend maakt onbemind (AVG) – Sonja Soudant Je kan zoveel van elkaar leren – Iris Blonk en Ferry Lusthuis Nascholing – Yvonne van Leeuwen MINC nascholingen – redactie Onderzoek Promoties Ondersteuning van huisartsen in dagelijkse zorg door een Astma/COPD-Dienst (ACD) – Annelies Lucas Hospital-at-home for COPD exacerbations – Cecile Utens Geprijsd, niet geprezen – Wiljan Hendrikx Kaderopleiding wetenschappelijk onderzoek Huisartsen gezocht voor MIRA-onderzoek – Marian van den Brink Jubilea Marjan van den Akker pioniert in Frankfurt: Multi-primeur – Luc Gidding, redactie Nieuws van EGPRN – Hanny Prick Voor u geschreven in Maastricht: Wetenschap in de praktijk – Jelle Stoffers Huisartsopleiding Aios referatendag – Mark Brueren ‘Dying involves many people’ – Hendrik Jan Vunderink MOVAH: Een nieuwe blik op vertegenwoordigen van mede-AIOS – Eva van Sebille Gezondheidsrechterlijke kwesties: Wie is de verantwoordelijke dokter? – Arie de Jong Ex aios: hoe vergaat het ze? – Debbie Camron en Merlijn Schoots In de leer: verwijsheid – Sophie van der Voort Terugkomdag doktersassistentes – Katrien de Bruijn en Stijn de Vries NHG congres 2013 in Maastricht: Huisarts en acute zorg © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Boekkatern Inleiding – Henk Goettsch Boekpresentatie: Psychotherapie in Tijden van Administratie – Arie de Jong Allemaal Mensen; Waarom ga je als huisarts een boek schrijven? – Marc America ‘Veer zólle éns kieke…’ – Hendrik Jan Vunderink De dokter is ook maar een mens – Babette Doorn 2 17 18 19 19 20 20 21 21 22 23 24 25 26 28 29 30 30 31 31 32 33 34 10 11 11 11 12 12 13 14 15 16 16 op één lijn 44 3e uitgave 2012 Van de redactie ‘Het wordt vanzelf Kerst’ Als de zomervakantie erop zit, begint iedereen vol frisse moed aan de eindspurt van het jaar. Alsof maanden ineens uit 6 weken bestaan, zoveel nemen we ons voor. Nieuwe stukken, artikelen, deadlines, griepspuiten, symposia, cursussen enzovoorts. Niets lijkt ons teveel als we dat toezeggen vóór de Grote Vakantie. En dan wordt het Herfst. Zo lang de zon blijft schijnen gaat het prima. Zo lang de Wintertijd niet ingaat, zijn we bij daglicht thuis. Wie een herfstvakantie of lang weekend kan meepikken, probeert dat ook te doen. Totdat. Ineens leven we van weekend tot weekend ( ja, u ook), van deadline naar deadline en tellen we af tot de Kerst. En die Kerst, die komt altijd vanzelf. Dat zeg ik dan ook meestal in de eerste week na de zomervakantie, maar dan begrijpt niemand dat nog. Nu wel. Eén van de vele dingen die af ‘moeten’ voor Kerst, is het decembernummer van Op één Lijn. Met een katern: huisartsen die een boek schrijven. Stress leidt een week voor de deadline tot veel extra mailtjes met de vraag ‘hoe lang heb ik nog?’. Als niet-medicus mag ik dan antwoorden ‘zolang jij nodig hebt’. Een mail met titel ‘er is een ramp gebeurd’ neem ik met een korrel zout. Een ‘vaste’ columnist mag best een keertje overslaan, er zijn geen bijwerkingen. Een bijzonder bekwame huisarts loopt niet weg. Wie straks misschien niet meer rondloopt op de afdeling, is Frans van der Horst. Hem hebben we alvast wel geïnterviewd. En nieuwe collega’s, daar moet je ook niet te lang mee wachten. De AIOTHO’s (en kamergenoten) Eva en Eefje stellen zich voor. En Robert Willemsen, huisartsonderzoeker en kersverse kaderhuisarts Hart- en Vaatziekten. Waar verdiepen en bekwamen al niet toe kan leiden! Wie de vorige keer weg waren, waren huisartsen Blonk & Lusthuis, een (onderwijs)koppel. Een huwelijksreis is een goed excuus. Vandaar dat ze er nu wel zijn, net zoals een aantal andere collega’s: Marion Van Lierop, de nieuwe coördinator coschap en Sonja Soudant, AVG. Dit keer maar liefst drie promoties: Annelies Lucas, Cecile Utens en Marika Burda. Proficiat dames! Grensoverschrijdend: het gasthoogleraarschap in Frankfurt van Marjan van den Akker. ‘Wie schrijft die blijft’, wie kent het gezegde niet? Jelle Stoffers schrijft al jarenlang het fantastische ‘Voor u geschreven in Maastricht. Wetenschap in praktijk’. Voor de laatste keer in deze vorm, want hij wordt op eigen verzoek ‘afgelost’. Jochen Cals besloot na veel keren ‘ik denk erover na’, om deze kar te gaan trekken waarbij het huiswerk wordt verdeeld onder/via de AIOTHO’s. Wij danken Jelle voor zijn vele jaren schrijfgenot. Wie is (juridisch gezien) de verantwoordelijke dokter? Mr. Arie de Jong, tevens huisarts, probeert die vraag zo goed mogelijk te beantwoorden. De nieuwe generatie huisartsen laat van zich horen via de MOVAH: we bewonderen mensen die zich meer inzetten dan strikt gevraagd wordt. Door passie wordt je werk beter. Passie en palliatieve zorg: als ergens veel passie en warmte wordt gewenst is het wel in de palliatieve fase. Denk toch nog eens een keer extra na of u niet de summer course zou volgen. U weet wel, in die zomer vol energie. Sophie blijft in de leer (jaar 2). De oplettende lezer kan haar columns ook tegenkomen in H&W. We blijven haar volgen. Tot slot ex-aios, ook leuk om te volgen. Dit keer Debby en Merlijn, lerend en genietend als waarnemers, maar de ambitie is toch, zo blijkt uit het slot, om die continue dokter te worden die iedereen wil hebben. Als continu blad van een continue vakgroep wensen we u fijne feestdagen en een gezond 2013 tegen een betaalbaar tarief. Tot de Lente, akkoord? Babette Doorn 3
Pagina 4
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Van de voorzitter Geen opwindend 2013 DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Het einde van het kalenderjaar nadert. Mijn balans in een terugblik en een vooruitblik. Er hebben weer 344 (regulier geneeskunde traject en AKO, Arts Klinisch Onderzoeker) coassistenten in huisartspraktijken stage gelopen, naast 6 zogeheten GEZP-en (18-weekse keuzestage zorg in Jaar 6) en 3 AKO-combi’s (zesdejaars wetenschap- en zorgstage allebei bij Huisartsgeneeskunde in gecomprimeerde vorm). De huisartsopleiding telde afgelopen jaar 210 huisartsen in opleiding en er zwaaiden 60 opgeleide huisartsen af. We hebben 30 huisarts-fte huisartsen op de loonlijst, vertaald naar personen is dat 101 huisartsen. Het wetenschappelijk onderzoek loopt gestaag door waarbij u behalve door ons ook regelmatig benaderd wordt door onderzoekers van andere afdelingen van het MUMC+ of van een ander UMC. We proberen altijd om dergelijk onderzoek vooraf te toetsen aan huisartsgeneeskundige relevantie en meest efficiënte werkwijze in de praktijk. Tegelijk proberen we het onderzoek te spreiden in tijd en plaats. Als wij als vakgroep een onderzoek van dergelijke adviezen hebben voorzien, dan staat dat in de brief vermeld. Vorig jaar hebben we de Service Science Factory van de UM gevraagd wat we kunnen om met zoveel mogelijk huisartsen een relatie te krijgen voor onderwijs, opleiding of wetenschappelijk onderzoek (in plaats van de standaard brieven). Hun antwoord was eigenlijk eenvoudig, maar toch ook weer ingewikkeld. Zorg dat iedereen zich lid kan voelen van de groep. Blijf studenten aan je binden zodat ze aios huisartsgeneeskunde worden en laat de afgestudeerde huisartsen niet los, want het zijn je toekomstige docenten. Gebruik de website om het Join our Family principe vorm te geven. Die website werd gerealiseerd. Het is niet langer een verzamelplaats voor alles wat er over de vakgroep te vertellen valt, maar veeleer een plek waar essentiële wervingsinformatie staat voor onze doelgroepen: artsen die in opleiding tot huisarts willen, en huisartsen die mee willen werken aan onderwijs of opleiding. Dit is een belangrijke fase van ons Marketing Communicatieplan, waarbij we de Sociale Media nog moeten invoegen. Verder hebben we de heroriëntatie van de relatie met academische praktijken voortgezet in het licht van de ontwikkeling van de Regionale Huisartsen Organisaties (RHO). We merken dat deze RHO’s steeds meer het aanspreekpunt voor de regio zijn, dat ze actief zijn of willen worden op gebied van wetenschappelijk onderzoek 4 (regelmatig samen met de vakgroep), en zelfs, met het oog op goede balans van uit- en instroom, zich afvragen of de regio niet meer opleiders zou moeten tellen. De vraag is nu waar deze praktijken staan? Is het verstandig ze te zien als trekkers in de regio ( wat ze natuurlijk al jaren zijn) en kunnen we als ‘Maastricht’ daar dan nog iets speciaals mee doen? Nu weet ik dat nog niet. Ik wacht even af tot we het rondje langs alle RHO’s begin 2013 afgerond hebben. Wordt de vooruitblik voor 2013 heel opwindend? Eerlijk gezegd niet, want onze kerntaken blijven hetzelfde, met een kleine toename in aantallen studenten en huisartsen in opleiding. Dat alleen vraagt al een forse inzet van alle betrokkenen naast de zorg dat het onderwijs en de opleiding van uitstekende kwaliteit blijven bieden bij die grotere aantallen. Daarbij horen de huisartsen in het veld nadrukkelijk genoemd te worden. We gaan verder met het inzetten op de combinatie aios en co (waar mogelijk en geleidelijk). We bemoeien ons nu al met de plannen voor accreditatie en visitatie vanuit het standpunt dat huisartsen/ huisartspraktijken/huisartsorganisaties niet voor 3-4 verschillende instanties dezelfde of bijna dezelfde gegevens zouden moeten aanleveren. Taaie materie waarbij er nog flinke stappen gemaakt dienen te worden om te voorkomen dat er meerdere verschillende systemen komen zoals in HIS land. De Toekomstvisie Huisartsgeneeskunde 2022 is aangereikt. De essentie van ons vak verandert niet, maar de uitvoering wordt aangepast aan de tijd. Dat zal nog wel wat discussie geven, met name over de openingstijden. Wat zijn de consequenties voor onderwijs, opleiding en wetenschappelijk onderzoek? Dat expliciet opgenomen is dat het tot de taak van de huisarts behoort om deel te nemen aan onderwijs, opleiding en wetenschappelijk onderzoek stemt me zeer tevreden. Het getuigt van een gezamenlijk gedragen verantwoordelijkheid voor de toekomst van de huisartsgeneeskunde. Komt er in 2013 nog een bedreiging voor de huisartsenzorg uit Den Haag? Voorlopig niet, want de eerste uitwerkingen zijn redelijk gunstig voor de verdere uitbouw.1 Ik eindig met een redelijk tevreden gevoel over 2012 en een positieve vooruitblik voor 2013. 1 Ik schrijf deze tekst in de periode waarin nog wordt gepuzzeld op de wijzigingen van het premiestelsel. op één lijn 44 3e uitgave 2012 Lunchbesprekingen Broodjes met een bite! DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Wie de huisartsopleiding heeft gevolgd in Maastricht, is zeer waarschijnlijk bekend met het fenomeen ‘Broodje Verstand’, de lunchbespreking voor aios. Zo heette ooit de lunchbespreking voor aios. Broodje werd in 2012 omgevormd tot een wekelijkse bijeenkomst van 12.30-13.30 uur in een collegezaal van het DEB 1 in Maastricht. De ene keer op een dinsdag, de andere keer op een donderdag, zodat er meestal wel kans is om een bespreking bij te wonen. De inhoud varieert, zowel van de Broodjes als het feitelijke beleg. Een evaluatie van de eerste periode laat zien dat de broodjes goed bezocht worden. Na de zomer zijn we dan ook weer vol enthousiasme verder gegaan met onderwerpen als social media, lopende onderzoeken nationaal als internationaal, met sprekers uit oa Kenia, Ethiopië en Tasmanië, en de WESPen zijn ook weer op het menu verschenen. Momenteel maken we, wat het Broodje Wetenschap betreft, een ronde waarin het doel is om alle promovendi van de vakgroep en aangrenzende afdelingen, relevant voor ons, hun promotieproject te laten presenteren. Daarbij is het doel tweeledig. Enerzijds informeren we elkaar waarbij het, bij een dusdanig grote vakgroep, een uitgelezen mogelijkheid is om erachter te komen wat onze promovendi hier nu eigenlijk ‘uitspoken’. De hoeveelheid projecten die we doen gecombineerd met de gezamenlijke noemer ‘relevant voor de Huisartsgeneeskunde’ zorgt ervoor dat er veel overlap tussen afzonderlijke projecten kan bestaan zonder dat men dit van elkaar weet. Zo kan er meer onderlinge samenwerking ontstaan en we hoeven immers het wiel niet opnieuw uit te vinden als we ook broodjes hebben. Anderzijds ontstaat er meestal een levendige discussie waardoor de promovendus feedback krijgt, zowel inhoudelijk als methodologisch, en de kwaliteit van het project toeneemt. Daarom zijn onze Broodjes niet alleen een buitenkans om geïnformeerd te worden, maar ook om uw werk door een kritisch-vriendelijk publiek te laten toetsen. De rest van dit jaar is zeker de moeite waard om een bespreking bij te wonen met onder andere meer lopend onderzoek en het fenomeen Buurtzorg wordt dit jaar ook nog besproken. Staat u nog niet op de mailinglijst van de uitnodigingen dan kunt u zich aanmelden via: Kim.Luyten@maastrichtuniversity.nl Besluiten of u komt, bepaalt u op het laatste moment: het is gratis en er zijn broodjes. De meest recente Broodjes waren: • 8 november Annerika Slok Ontwikkeling ziektelastmeter COPD • 13 november WESP presentaties Genetica en Angst, beide in de eerstelijn • 22 november Jonne van der Zwet Werkplekleren in de huisartspraktijk • 27 november Marie-Louise Spruit Het fenomeen Buurtzorg • 6 december Esther Giroldi Effectieve communicatiestrategieën huisartsen Data eerste kwartaal 2013: Januari Februari Maart 8, 17, 22 en 31. 5, 14, 19 en 28. 5, 14, 19, en 28. 5
Pagina 6
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Interview met dr. Frans van der Horst ‘Werken is een way-of-life’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Frans is als medisch socioloog werkzaam bij de vakgroep vanaf 1 augustus 1974. Inderdaad, vanaf het prille begin van de opbouw van de toenmalige Rijksuniversiteit Limburg. Frans ging in april 2009 met pensioen, of beter gezegd: hij werd 65 jaar. Hij kreeg een honoraire aanstelling en ging door met een aantal taken waarvan hij vond dat hij ze moest afronden. Een van de grotere taken was het afleveren van zijn 11e en tevens laatste copromotie, die van Marika Burda. Dit heuglijke feit staat gepland voor 27 november 2012. Of Frans daarna echt met pensioen gaat, weten we niet (zeker). 6 Ter voorbereiding op het interview zocht ik met secretaresse Ine Siegelaer in zijn personeelsmap naar relevante informatie. De personeelsmap van Frans lijkt op zijn kamer: heel veel papier, maar voor leken valt er geen structuur te ontdekken. Ook nu rees onze bewondering voor Silvia Bours, zijn vaste onderzoeksassistent, die hem de afgelopen 20 jaren met raad en daad terzijde stond. Tijdens het interview stak Frans zijn dank voor haar niet onder stoelen of banken: betrokken, deskundig én de complementaire tegenpool van Frans. Zij vult zijn zwakke plekken aan. Maar dat zei hij op het einde van het interview. Terug naar het begin. op één lijn 44 3e uitgave 2012 Het begin Frans alias Francesco Giovanni Eugenio Maria van der Horst werd op 15 april 1944 geboren in Amsterdam-Zuid. Het gezin woonde eerst in Amsterdam-Noord, vlakbij de Fokkerfabrieken die door de Engelsen in 1943 gebombardeerd werden. Zijn ouders weken noodgedwongen uit naar Amsterdam-Zuid. Omdat er vrijwel geen eten meer was, werden zijn zusjes op het platteland bij de boeren ondergebracht. Vervolgens kwam Frans ter wereld. Zijn ouders heten Martien van der Horst en Hennie Jepkes. Een oer-Hollands gezin uit een zeer Rooms nest. Vanuit die gedachte kun je nooit genoeg beschermheiligen hebben, vandaar zijn doopnamen. Frans groeide op in een gezin met tien kinderen waarvan er een in de oorlog stierf. Een ander (spastisch geworden) broertje stierf later op negenjarige leeftijd. Zijn vader was onderwijzer en op vijfjarige leeftijd ging Frans mee naar Indonesië met het gezin. In 1953 gingen ze terug. Per boot, zoals toen gebruikelijk was; een reis van een maand. Omdat zijn ouders weigerden het Nederlandse paspoort in te ruilen voor het Indonesische, werd het dienstverband van 15 jaar verbroken. Uit die tijd stamt Frans’ affiniteit met het varen. Hoewel hij braaf zijn opleiding op de HBS volgde, ging hij geregeld de grote vaart op. Naar eigen zeggen als bootsmansjongen, de dekdienstvariant van het ‘ketelbinkie’ die tot de machinedienst behoorde. Zijn eerste reis was bij de Holland-Amerika Lijn op de Maasdam. Vanaf 16-jarige leeftijd ging hij meermalen naar Amerika en terug. Een retourreis duurde circa 24 dagen. Hij kwam geregeld te laat op school. Gelukkig zat hij op de Jezuïetenschool en werd dit soort zaken door de vingers gezien. Het zeemansboekje heeft hij altijd bewaard. In die tijd werd hij fan van Slauerhoff. Zijn school maakte hij af. Om zichzelf het rusteloze bestaan van Slauerhoff te besparen, besloot hij niet naar de zeevaartschool te gaan. Na militaire dienst en de maritieme omzwervingen ging hij sociologie en antropologie studeren in Leiden. Dat zou hem wellicht de kans geven, terug te gaan naar Indonesië of naar een ander gebied dat hij ambieerde, zoals Zuid-Amerika. Diabetes verhinderde dat. Studententijd Studeren deed Frans dus op iets latere leeftijd dan gemiddeld. Als 22-jarige werd hij mager, moe en ziek. Alles, ook het studeren, werd hem te zwaar. De studentenarts die hij uiteindelijk bezocht constateerde ‘suikerziekte’. Frans bleek diabetes te hebben (‘je bent geen diabeet maar je hebt het’) en werd afhankelijk van insuline. Zijn ‘race-roei activiteiten’ kon hij vergeten. Diabetes was in de familie helaas al bekend: twee tantes en één oom van Frans waren in de 20-er en 30-er jaren overleden aan die ziekte. De diagnose kwam derhalve ook voor zijn ouders als een schok. Grote steun was zijn interniste in Leiden, een vrouw die Frans niet uit het oog verloren heeft. Zij is nu rond de 90 jaar oud. Iemand die het laatste proefschrift van Frans als copromotor ook zal ontvangen. Frans deed zijn kandidaatsexamen niet-westerse sociologie in 1969. In 1972 volgde zijn doctoraal in de Westerse sociologie. Wetenschappelijk medewerker in Limburg Hans Philipsen attendeerde Frans destijds op een vacature in Maastricht alwaar een Medische Faculteit opgezet ging worden en waarvoor óók sociologen gezocht werden onder meer bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. In Amsterdam had Frans toen een baan op de Sociale Academie en dat was goed bevallen. Frans vertrok naar Limburg. Uit de beginjaren van de Universiteit treffen we ook in 1977 de eerste wetenschappelijke artikelen van zijn hand: over diabetes en over verslaglegging/registratie. In de jaren tachtig schreef Frans naast studies over diabetes en registratie ook (mee aan) artikelen over een veelvoud van onderwerpen zoals de arts-patiënt relatie, de mondige patiënt, continuïteit van zorg in de revalidatiegeneeskunde en afstemming in de oogzorg. Later in de jaren tachtig blijft toch steeds de patiënt centraal staan in zijn onderzoek. We zien ook een nieuw thema: werkloosheid, vervroegde pensionering en arbeidsongeschiktheid. In 1988 leidt dit tot zijn eigen proefschrift getiteld ‘Gezondheid en Niet-werken. Een vergelijkend onderzoek naar gezondheid en leefwijze van arbeidsongeschikten, werklozen, vervroegd gepensioneerden en werkenden. Promotoren destijds waren Hans Philipsen en Cees de Geus. Dit onderwerp had niet zijn eerste voorkeur. Hij had graag willen promoveren op ‘volksgeneeswijzen’, ruimer geïnterpreteerd dan alleen alternatieve geneeswijzen. Denk daarbij aan rituelen die een culturele verankering kennen zoals de heiligenverering, gebedsgenezing en kruidentherapie. Maar dit onderwerp paste niet echt binnen de structuren van de medische Maastrichtse academische wereld. Maar leuk zou het wel geweest zijn. Mensen met chronische aandoeningen in brede zin hebben de interesse van Frans. Behalve diabetes hield hij zich ook bezig met onder andere mensen met reuma, spierziekten alsmede slechthorenden en -zienden. Niet vreemd dat de aandacht voor ouderenzorg eveneens toenam. De laatste jaren is de focus in het diabetesonderzoek meer op empowerment van patiënten komen te liggen| (proefschrift in 2005 van Henk van Dam, huisarts te Venlo, die later overleden is) en nu is dat ervaringsdeskundigheid geworden (proefschrift Marika Burda, 2012). Zoals gezegd leverde Frans over de afgelopen 39 jaren in totaal 11 copromoties af (promotor kan alleen een hoogleraar zijn) en met anderen 114 publicaties! proefschrift Marika Burda 7
Pagina 8
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Buitenlandse artsen Frans volgde Marijke Perquin op als begeleider van buitenlandse (CIBA) artsen. CIBA staat voor Commissie Instroom Buitenlandse Artsen. Daarnaast organiseerde en coördineerde hij het onderwijs voor deze artsen. Per jaar kreeg Maastricht circa 10-12 artsen uit het buitenland toegewezen die veelal als vluchteling (soms gezinshereniging) naar Nederland kwamen. Die artsen konden niet zomaar aan de slag als arts in Nederland. Diploma’s van buiten Europa zijn niet geldig binnen Europa. Daarnaast moesten zij zich de Nederlandse taal eigen maken. Een kleiner deel van hen dat als vluchteling-arts hier kwam studeren, kreeg geen definitieve verblijfsvergunning. De regels werden steeds strenger, op den duur zelfs in strijd met die van de Verenigde Naties. Toch probeerde men in die tijd om die artsen zo goed en kwaad als het ging, op te vangen en te begeleiden (naar studie of werk). De UM was vluchtelingvriendelijk in haar beleid en ondersteunde de artsen maximaal in hun studie. Ondanks steun van het UAF (Universitair Asiel Fonds. In 1968 werd de naam veranderd naar Stichting voor Vluchteling Studenten UAF) en veel gemeenten waren de voorzieningen minimaal. Veel artsen hadden grote persoonlijke drama’s meegemaakt. Frans vervulde naast de rol van studieadviseur en onderwijscoördinator diverse aanvullende rollen: mentor, vader, regelaar van praktische zaken en life coach. Dankbaar werk maar zeer intensief om te doen. Gelukkig was er niet alleen veel steun van collega’s van de vakgroep en het Bureau studieadvisering, maar ook van de decaan en de portefeuillehouder onderwijs van de faculteit geneeskunde. Ook was er desgevraagd steun van studentenpastoraat, soms kerken en kloosters, vluchtelingenwerk, privépersonen, serviceclubs en specifiek deskundige en gemotiveerde advocaten. Veel tijd ging zitten in het ontwikkelen, onderhouden en mobiliseren van netwerken. Het kwam ook voor dat een buitenlandse arts in de gevangenis belandde. Ook dan werd een beroep gedaan op mensen uit het netwerk en actieplannen ontwikkeld en uitgevoerd. De toenmalige decaan én portefeuillehouder spanden zich met succes in, onder meer om Lubbers (voorzitter van het Universiteitsfonds) te benaderen voor ondersteuning. Soms werden artsen uitgezet met wie Frans het contact kon behouden (Soedan) maar soms vielen alle lijnen weg (Irak, Afghanistan). Ondanks alles zijn er ook veel succesverhalen van artsen die delen van hun opleiding hebben overgedaan, de taal goed hebben geleerd en in Nederland als arts aan de slag zijn gekomen. De KNMG heeft enkele jaren geleden, toen overheid en medische faculteiten het lieten afweten door de CIBA-opleidingen op te heffen, een goed stimuleringsbeleid opgezet voor buitenlandse artsen, aldus Frans. Sinds een jaar of vier komen er geen buitenlandse artsen meer naar universiteiten. We kregen een fraai overzichtsartikel in Medical Education uit 2010 (44:795-804) waar Frans aan meeschreef, getiteld ‘Barriers and facilitating factors in the professional careers of international medical graduates’. Bestuursleven Tijdens zijn studententijd kwam Frans in aanraking met de vereniging van diabetespatiënten, de DVN. De ervaringsdeskundigheid van patiënten en de steun die hij van ze kreeg, deden hem erg goed. Hij raakte steeds meer betrokken bij de vereniging en ging zich steeds actiever inzetten. Hij blies met anderen de slapende regionale DVN in Maastricht en enkele andere Limburgse steden nieuw leven in en bleef actief tot 1986. In Maastricht kwam de DVN in actie om de diabeteszorg te verbeteren Het resultaat in begin jaren tachtig was een structureel overleg tussen alle eerstelijns en tweedelijns groepen en daardoor betere afstemming van de diabeteszorg. Wat later volgde met andere patiëntenverenigingen was een klachtenbureau voor patiënten in het Heuvelland. Dat bureau werd later overgenomen en voortgezet door het azM. 8 op één lijn 44 3e uitgave 2012 Verder zat Frans gedurende tien jaren in het bestuur van Gezondheidscentrum Hoensbroek-Noord in de jaren 70 en 80. Sinds 2011 is hij lid van de Adviescommissie Seniorenbeleid Maastricht. Dit jaar is hij lid geworden van Platform Gehandicaptenbeleid Maastricht (PGBM). Het kerkhof van de vakgroep Als je met zoveel mensen zoveel jaren hebt samengewerkt, dan passeren ongemerkt vele namen de revue van mensen die – veelal voortijdig – het leven lieten. Zoals (gepromoveerde) huisartsen die ziek werden, en hoe verschillend zij met hun ziekte omgingen. De afgelopen paar jaren was dit naast Henk van Dam, ook Frans Vissers (huisarts uit Heer, Maastricht). Of collega’s of familieleden van collega’s. Bijzonder is ook zijn band met een oud-student die hij als tutor leerde kennen en mee in gesprek raakte op grond van een niet pluis gevoel. Ging het slechter met die student, dan zag hij hem vaker. Toen die student later de Huisartsopleiding volgde, groeide ook weer het contact. De zoektocht naar zijn identiteit eindigde dramatisch met diens zelfdoding nu ruim een jaar geleden. Maar ook de dood hoort bij het leven. Frans heeft met vele mensen en hun naasten intensief contact ook tijdens de ziekte en houdt vaak contact met de nabestaanden. De belangstelling voor mensen zit simpelweg in zijn karakter en komt in veel mindere mate voort uit belangstelling op grond van opleiding en professie. Hij pleit ervoor om nog een keer een boek uit te brengen over de ontvallenden van de vakgroep (en de UM). Het zou ons niet verbazen als hij dit ooit zelf gaat doen. Officieel eindigt zijn honoraire aanstelling op 1 mei 2013, Frans is dan 69 jaar. Gaat hij dan echt weg? Ja en nee. Hij woont met vrouw en gezin om de hoek van het Debyeplein 1, de thuisbasis van de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Mocht er weer een subsidiestroom komen voor een aanvraag die hij heeft lopen, dan wenst hij graag ‘betrokken te blijven’. Geen idee hoe en of dat kan, maar Frans kennende ‘regelt hij wel wat’. Hij heeft niet alleen een chronische ziekte, maar hij heeft nog een andere aandoening: chronische betrokkenheid. We hopen dat het besmettelijk is! Voetnoot Frans (per email) Ik volg menige CIBA-arts die hier gestudeerd heeft. Ben onder de indruk van de wijze waarop de Huisartsopleiding met buitenlandse artsen (lees: overwegend van oorsprong vluchtelingen) de aanpak tot huisarts oppakt: aanbod en concretisering van gedegen professionele scholing waarbij men alle moeite doet aan te sluiten op de objectiefprofessionele én subjectieve behoeften van betrokken huisarts in opleiding gegeven diens/dier eigen professionele sociaal-culturele context (die men zo goed mogelijk definieert). Die benadering spreekt mij daarom aan omdat het scholing betreft die een bewonderenswaardige mix is van professionaliteit en persoonlijke betrokkenheid. Na 39 jaar werken hier, ontdek je dat het werk verder reikt dan het beroep van wetenschapper, of hoe je het ook wil noemen. Werken hier is een way of life geworden. Dit maakt het moeilijk om te vertrekken: dit impliceert afscheid van een deel van je leven – én de mensen die daar deel vanuit maken – dat dierbaar en waardevol geworden is en daarmee betekenis heeft gekregen. Afscheid BABETTE DOORN, REDACTIE Op 30 september 2012 nam Harry Eussen op 63-jarige leeftijd afscheid als huisarts van MC Putstraat te Landgraaf. Naast studenten geneeskunde heeft Harry vanaf 1994 (tot zover kan ik in het digitale archief terugkijken) maar liefst 19 AIOS opgeleid waarvan de laatste, Luc Harings (tevens hun voormalige GEZP), hem in de praktijk opvolgt als huisarts. 9
Pagina 10
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Stelt zich voor Eva van Eerd ARTS IN OPLEIDING TOT HUISARTS EN ONDERZOEKER (AIOTHO) Daar ben ik weer! Terug van weggeweest en het voelt als thuiskomen. Ik zit zelfs weer op mijn oude vertrouwde plekje. Voor degenen die Op 1 Lijn van vorig jaar alweer zijn vergeten (heel erg) en mij zijn vergeten (nog erger) zal ik mezelf herintroduceren. Eind 2009 ben ik aan het VUmc in Amsterdam afgestudeerd als arts. Daarna ben ik een jaar in Australië geweest om op kangoeroes te rijden onderwijl de groei van ongeboren baby’s onderzoekende bij de Obstetrie. Begin vorig jaar ben ik daarvan veilig teruggekomen en heb ik vrijwel meteen een nieuwe wereldreis gemaakt door hier in Maastricht als onderzoeker aan de slag te gaan. Eind vorig jaar ben ik gestopt met het onderzoek en begonnen aan de huisartsopleiding. Afgelopen jaar in de praktijk bij Yvonne en Frank Guldemond was een geweldig jaar, het afscheid viel zwaar! Maar sinds september dit jaar ben ik dan wel eindelijk echt AIOTHO, de volhouder wint! Naast het werk (met deze leuke collega’s) zijn er natuurlijk veel meer dingen die mij verblijden. Ik race tegenwoordig door Maastricht op mijn blitse nieuwe Bianchi en ik dans graag salsa! Daarnaast houd ik ontzettend van lekker eten, dit compenseer ik dan weer door veel te sporten, en kan je me s ’nachts wakker maken voor een vakantiereis. Zojuist terug uit Istanbul en plannen voor een nieuwe reis zijn in de maak, nog suggesties? Wellicht is iemand ook nog geïnteresseerd in wat ik nu aan het uitspoken ben en dat is de PheSmoC (PHEnotyping SMOkers with COPD) studie onder leiding van Daniel Kotz. We willen de verschillen, met betrekking tot stoppenmet-roken, tussen de COPD’er en de ‘gezonde’ roker, in kaart brengen. Dit wordt gedaan in het mooie Brabant bij de SGE. Niet ver van mijn geboortedorp Heeswijk-Dinther, wederom een gevoel van thuiskomen. Houdoe! Eva van Eerd en Eefje de Bont Stelt zich voor Eefje de Bont AIOTHO Mijn naam is Eefje de Bont, ik ben 25 jaar, kom uit het alom bekende (?) Stein en ben sinds september begonnen als arts in opleiding tot huisarts-onderzoeker (AIOTHO). Ik denk dat mijn passie voor onderzoek ergens is ontstaan rond dezelfde leeftijd dat ik het woordje “Waarom?” leerde uitspreken en dit bij vrijwel iedere gelegenheid te pas en onpas gebruikte. De wens om huisarts te worden is rond dezelfde tijd ontstaan toen ik mijn eerste huisartspraktijk van LEGO bouwde. Ik heb in Maastricht eerst gezondheidswetenschappen gestudeerd en vervolgens met veel plezier de arts-klinisch onderzoeker (a-ko) opleiding gedaan. De a-ko opleiding is een vrij nieuwe opleiding, waarin je na een selectieprocedure de mogelijkheid krijgt om in vier jaar zowel basisarts als klinisch onderzoeker te worden. De combinatie van het brede, patiëntgerichte huisartsenvak en het toepasbare, praktische onderzoek op het gebied van huisartsgeneeskunde is in mijn ogen de ideale combinatie voor een arts-klinisch 10 onderzoeker. Ik heb dan ook al mijn keuze stages op het gebied van huisartsgeneeskunde gedaan, onder begeleiding van Jochen Cals en Geert-Jan Dinant. Zo heb ik onderzoek gedaan op het gebied van wondsluiting en antibioticatrends bij kinderen. Dit laatste sluit aan bij het geen waar ik me gedurende mijn huidige onderzoek mee bezig ga houden, namelijk kinderen en infectieziekten. Het eerste jaar ga ik fulltime onderzoek doen, waarna ik in september 2013 zal starten met de huisartsenopleiding. Omdat ik geloof dat ontspanning onmisbaar is voor inspanning ga ik in mijn vrije tijd graag hardlopen, zwemmen en mountainbiken en ben ik al 20 jaar lid van Scouting Stein waar ik tegenwoordig welpjes (jongens van 8 t/m 11 jaar) begeleid in sport en spel. Ik kijk met veel plezier en enthousiasme uit naar de komende jaren en wellicht tot ziens. op één lijn 44 3e uitgave 2012 Even voorstellen Robert Willemsen HUISARTSONDERZOEKER Mijn naam is Robert Willemsen en ik ben huisarts in Maastricht alsmede kaderarts hart- en vaatziekten. Op 18 september ben ik gestart als huisartsonderzoeker bij de vakgroep huisartsgeneeskunde. Ik ga onderzoek doen naar FABP, een interessante biomarker die mogelijk kan helpen bij het onderscheid maken tussen cardiale en niet-cardiale oorzaken van pijn op de borst in de eerste lijn. Omdat FABP (ofwel Fatty Acid Binding Protein) vrijkomt uit hartcellen in nood, is de verschijning ervan in het bloed een teken van hartweefselschade. Omdat er een zogenaamde 'Point of Care Test' voor FABP bestaat, kan de huisarts ter plekke bij de patiënt met pijn op de borst deze biomarker bepalen. Er is slechts één druppel bloed nodig en binnen enkele minuten is er een uitslag. Tot dusver is alles simpel, nu hebben we nog een positief- en negatief voorspellende waarde nodig... Dan kunnen we bepalen of deze test inderdaad leidt tot minder 'onterecht' niet en 'onterecht' wel ingestuurde patiënten. Geef me nog een paar jaar en: ik kom bij u terug! Oproep JOIN OUR Uit het Hoofd DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING EN LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD BASISCURRICULUM HUISARTSGENEESKUNDE Afgestudeerd als huisarts? Vaarwel gezegd tegen terugkomdagen? Is onderwijs aan de UM iets voor je? Wil je na je afstuderen met andere alumni contact? Met het sectorhoofd Laury de Jonge kan je altijd praten over functies in het onderwijs. Perfect te combineren met een baan als waarnemer of hidha. Wij zoeken vooral pas gevestigde huisartsen die een bont palet van onderwijstaken zouden willen oppakken. Ook huisartsen die niet bij de UM hebben gestudeerd zijn van harte welkom. Het gaat hierbij om functies als coach in het derde studiejaar en huisartsbegeleider bij de coschappen. De werkzaamheden concentreren zich meestal op een 10tal weken per jaar, gemiddeld 1 tot anderhalve dag per week Als je een paar jaar ervaring hebt als huisarts (ook waarnemend of hidha) bent je harte welkom om via de website of mail een vrijblijvend gesprek aan te vragen. FAMILY Bij Huisartsopleiding Maastricht zijn er ook diverse mogelijkheden. Je kunt ontwikkelaar van onderwijs worden, kennistoetsvragen maken of huisartsbegeleider zijn. Ervaring in de praktijk, ervaring met coschapstudenten zijn voorwaarden om je aan te melden. Dit kan via de website: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl of via een e-mail naar Lilian Aarts (onderwijscoördinator): lilian.aarts@maastrichtuniversity.nl Heb je hulp nodig bij het opzetten van activiteiten voor alumni? Cursus en of workshops praktijkmanagement / EBM? Wil je assistentie bij het verkrijgen van accreditatiepunten bij deze activiteiten? Neem dan ook contact met ons op. We willen dit graag faciliteren. www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl 11
Pagina 12
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Vanuit het onderwijs Vliegende start DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM Curriculumjaar 2012-2013 is van start gegaan, een vliegende start ditmaal. Extra vaart werd gegeven door de opvolging van Katrien Boots als coördinator coschap door Marion van Lierop. In deze Op één lijn stelt zij zich voor, om meteen door te pakken naar hernieuwing van ons coschap. Aandachtspunten dit jaar zijn de docentprofessionalisering, waarbij de samenwerking met de huisartsopleiding verder versterkt zal worden. Daarnaast zal de oriëntatie over een gemeenschappelijk coschap samen met sociale geneeskunde voortgezet worden. Binnen dit nieuwe coschap zal ook nadrukkelijk een plaats zijn voor de Arts Verstandelijk Gehandicapten (AVG). Zoals te lezen op 19 oktober in de arbeidsmarktmonitor van Medisch Contact staat de Arts voor Verstandelijk Gehandicapten opnieuw op nummer 1. Coördinator onderwijs voor AVG bij Huisartsgeneeskunde, Sonja Soudant, beschrijft met enthousiasme haar inspanningen om het specialisme in de basisopleiding meer bekendheid te geven. De jonge huisartsen Ferry Lusthuis en Iris Blonk hebben veel gemeenschappelijke interesses. Behalve de liefde voor het huisartsenvak hoort daar de laatste jaren ook een actieve rol bij als huisartsbegeleider voor de coassistentgroepen. Toen ook nog een huwelijk voortvloeide was de cirkel rond: dit zijn blijvertjes! Nieuwe coördinator coschap huisartsgeneeskunde ‘Leuk om zaken te regelen en organiseren’ DOOR MARION VAN LIEROP, COöRDINATOR COSCHAP HUISARTSGENEESKUNDE ‘Je kunt niet voorkomen dat de vogels van het verdriet komen overvliegen, maar je kunt wel voorkomen dat ze nesten in je haar maken’. Dit Chinese spreekwoord had ik lang in mijn spreekkamer aan de muur hangen. Menig patiënt begon er over na alleen in mijn spreekkamer te hebben gezeten omdat ik even iets bij de assistente moest halen. Het spreekwoord sprak altijd erg tot de verbeelding, ook bij mensen die voor heel gewone klachten op spreekuur kwamen. Het spreekwoord heeft een mooie plek gekregen bij de balie van de assistentes toen ik in 2010 om gezondheidsredenen 12 met mijn werk als huisarts in Medisch Centrum Sittard Oost gestopt ben. Daar zal het de wachttijd bij de balie wellicht verzachten en in gedachte mee naar huis worden genomen. Inmiddels ben ik al weer twee jaar als docent verbonden aan het basiscurriculum van geneeskunde aan de Universiteit Maastricht en heb ik dit spreekwoord niet meer nodig voor mijn dagelijkse werk. Nu bestaan mijn werkzaamheden immers niet meer uit het verlenen van huisartsgeneeskundige zorg aan mijn patiënten, maar op één lijn 44 3e uitgave 2012 uit het vervullen van diverse onderwijsrollen, zoals training in communicatie en reflectie voor derdejaars, klinisch redeneren voor tweedejaars, tutor in het tropenblok, en huisartsbegeleider van coassistenten huisartsgeneeskunde. Sinds 1 september 2012 ben ik coördinator geworden van het coschap huisartsgeneeskunde. Mijn werkzaamheden zijn nu vooral het coördineren van de gang van zaken in en rondom het coschap, en daarnaast het begeleiden van coassistenten tijdens de facultaire terugkomdagen. Ik doe dit werk met veel plezier. Ik vind het leuk om zaken te regelen en te organiseren, en om mee te denken over de inhoud van het onderwijs in het coschap. Ook wil ik graag de docentprofessionalisering binnen het coschap verder vormgeven, iets waar mijn voorgangster Katrien Boots al een begin mee heeft gemaakt. Op dit moment zijn we ook bezig met het ontwikkelen van een nieuw coschap huisartsgeneeskunde. In het nieuwe coschap, dat 12 weken zal duren, wordt het coschap samen vormgegeven met het coschap sociale geneeskunde. De start van het nieuwe coschap huisartsgeneeskunde staat gepland voor het jaar 2015. Overigens gaan ook alle klinische coschappen ‘op de schop’. Dit is het gevolg van het nieuwe Raamplan Artsopleiding 2009 van de NFU (Nederlandse Federatie van Universitair medische centra). Het Raamplan Artsopleiding 2001 werd aangepast vanwege verschillende ontwikkelingen in de afgelopen jaren. Voorbeelden daarvan zijn de introductie van de bachelor/masterstructuur en onderwijskundige vernieuwingen in de medische vervolgopleidingen maar ook de roep vanuit de maatschappij om meer aandacht voor kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid. Het boven vermelde Chinese spreekwoord is niet meer van toepassing op mijn huidige werk in het onderwijs. Een uitspraak van de Amerikaan Jim Rohn spreekt mij nu meer aan, ook door het zeilen dat ik graag in mijn vrije tijd doe: ‘It is the set of the sails, not the direction of the wind that determines which way we will go’. Dat betekent voor mij dat ik graag de samenwerking met de huisartsen in het veld, de opleiders van de coassistenten, wil intensiveren. Dan kunnen we binnen het coschap huisartsgeneeskunde samen een bijdrage leveren aan competente basisartsen, want zij worden immers onze toekomstige collega’s in de eerste of tweede lijn. Verkiezing Clinicus van het Jaar 2011-2012 Heel veel kwaliteit DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Op vrijdag 7 december deelde Pulse Master, de belangenvereniging van Masterstudenten Geneeskunde van de UM, haar jaarlijkse onderwijsprijzen uit over het afgelopen academische jaar 2011-2012. Hoofdprijs: een gouden stethoscoop. Maar de eer, de waardering door de doelgroep, daar gaat het uiteraard echt om. Studenten konden stemmen op hun favoriete stagebegeleider en favoriete stageplek in de kliniek. Ook de eerstelijn, de huisartsen doen mee aan deze verkiezing in de categorie Beste Huisartsbegeleider (HAB) bij het coschap. Namens de vakgroep Huisartsgeneeskunde hebben wij 5 kandidaten voor de top-3 nominaties aangedragen. Dit zijn de HABs die van studenten de hoogste scores kregen voor hun begeleiding. Deze huisartsen behaalden allemaal een score van 8.7 of hoger! Ongekend goed dus. De genomineerden zijn – in willekeurige volgorde: Janneke van Drunen Iris Blonk Mieke Winten Giel Peeters Paul Winters Je zou denken dat er geen andere HABs actief waren omdat we elk jaar enkele dezelfde namen tegenkomen. Schijn bedriegt want ook afgelopen jaar waren er 16 HABs actief bij het coschap. Hun totale gemiddelde cijfer lag het afgelopen jaar op een 8,3 (ik heb zelden zo’n hoog totaalgemiddelde gezien) dus er zijn helemaal geen verliezers. Namens de vakgroep Huisartsgeneeskunde danken we alle HABs en alle coschappers voor hun inzet! Bij het in druk gaan van dit blad moest de uitreiking nog plaatsvinden. Wie de uiteindelijke winnaar is geworden van deze verkiezing, leest u daarom in het voorjaarsnummer van Op één Lijn. 13
Pagina 14
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Onbekend maakt onbemind Wie is die AVG? DOOR SONJA SOUDANT, AVG EN DOCENT BASISCURRICULUM Alweer zo’n drie jaar geleden ben ik door mijn voorgangster, (prof. Henny Lantman) gevraagd om, binnen de vakgroep HAG, het stokje van haar over te nemen. Haar ‘stokje’ was in dit geval het keuzeblok ‘zorg voor mensen met een verstandelijke beperking’ in jaar 2. Wie ben ik? Mijn naam is Sonja Soudant, sinds 12 jaar werkzaam in de zorg voor verstandelijk gehandicapten waarvan 5 jaar als AVG (Arts voor Verstandelijk Gehandicapten). In 1995 ben ik afgestudeerd aan de Universiteit Maastricht. Na mijn huisartsopleiding ben ik begonnen als huisarts op St. Anna in Heel, een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Ik had mezelf 1 jaar de tijd gegeven om te zien of werken met deze groep patiënten me zou bevallen. Inmiddels, 12 jaar later, werk ik nog steeds met heel veel plezier op dezelfde plek. Toen Henny mij vroeg, had ik geen enkele ervaring met het geven van onderwijs. Maar ik vond het een leuke uitdaging die ik enthousiast heb aangenomen. Maar naast dat ik het een leuke uitdaging vond, speelde er nog een factor mee om dit te gaan doen. Als ik het stokje niet zou overnemen, zou dit het einde betekenen van het keuzeblok. En daarmee zou ook het kleine stukje AVG-zorg binnen de geneeskundeopleiding verdwijnen. Kennismaking met het specialisme AVG en zijn bijzondere groep patiënten is binnen de geneeskundeopleiding alleen mogelijk als keuzeonderwijs. Logisch misschien omdat het een klein specialisme betreft; er zijn op dit moment ongeveer 175 geregistreerde AVG’s in Nederland. Maar misschien ook niet als je bedenkt dat er in Nederland ongeveer 112.000 mensen met een verstandelijke beperking wonen. Iets meer dan de helft hiervan woont thuis of (min of meer) zelfstandig. Een gemiddelde huisartspraktijk heeft 10-15 personen met een verstandelijke beperking. Uit onderzoek blijkt dat zij vaker dan gemiddeld contact hebben met de huisarts: 5.4 maal per jaar tegenover 3.2 consulten per jaar voor mensen zonder een verstandelijke beperking. Ook bezoeken zij met enige regelmaat één of meerdere specialisten in een ziekenhuis. Dit betekent dat iedere arts, huisarts of specialist, te maken krijgt met deze bijzondere groep patiënten. Wat hen bijzonder maakt zijn de veelvoorkomende medische problemen, de vaak typische klachtenpresentatie en de regelmatig aanwezige communicatieproblemen. Vooral de klachtenpresentatie en de communicatieproblemen maken de medische zorg voor deze patiënten soms ingewikkeld. Met de komst van het specialisme ‘medische zorg voor verstandelijk gehandicapten’ is de kwaliteit van zorg voor deze groep mensen verbeterd. Huisartsen en specialisten doen steeds vaker een beroep op de expertise van de AVG als zij te maken krijgen met een patiënt met een verstandelijke beperking. De vraag naar AVG’s groeit en het tekort aan AVG’s zal de komende jaren verder toenemen. Het keuzeblok organiseer ik inmiddels 3 jaar met veel plezier. Maar mijn ervaring is ook dat de meeste studenten niet op de hoogte zijn van het bestaan van het specialisme. En ook hier geldt: ‘onbekend maakt onbemind’. Alle reden dus om het specialisme meer bekendheid te geven. Mijn uitdaging voor de komende tijd zal dan ook zijn om de AVG en zijn bijzondere groep patiënten een vaste plek binnen de reguliere opleiding te geven. Tijdgebrek? Inter-UM! Denk nog eens aan het inhuren van medische studenten. www.interum.eu 14 op één lijn 44 3e uitgave 2012 Huisarts duo-banen Je kan zoveel van elkaar leren DOOR IRIS BLONK EN FERRY LUSTHUIS, HUISARTSEN EN DOCENTEN ook de mogelijkheid te zorgen voor meer verdieping in het vak. Door het contact met de studenten blijf je scherp en geprikkeld om ook over je eigen handelen na te blijven denken. Ik kan het iedereen aanraden! In september 2010 ben ik, Ferry Lusthuis, afgestudeerd als huisarts in Utrecht. Mijn basisopleiding volgde ik in Maastricht. Momenteel ben ik vaste waarnemer in Cadier en Keer en geef ik per jaar drie periodes van tien weken onderwijs aan coassistenten. Van de redactie kregen wij de uitnodiging voor het schrijven van een stukje. En omdat wij een ‘koppel’ zijn was de vraag om dit samen te doen. Bij dezen, net terug van onze huwelijksreis, willen wij ons graag even voorstellen. Mijn naam is Iris Blonk en sinds maart 2011 woon en werk ik in het mooie Zuid-Limburg. Ik ben opgeleid in Utrecht en in 2011 samen met Ferry in Maastricht komen wonen. Ik werk nu met veel plezier als waarnemend huisarts in diverse praktijken in de regio. Daarnaast ben ik begonnen als HAB-docent en docent klinisch redeneren in jaar 2. Ik vind onderwijs geven een hele leuke afwisseling met het dagelijks werk in de praktijk. Toen ik begon als HAB had ik het idee dat ik misschien nog wat te onervaren zou zijn om dit onderwijs te geven, maar ik merk dat studenten het juist ook leuk vinden om les te krijgen van iemand die 'net uit de schoolbanken' is en nog relatief dicht bij hun belevingswereld staat. Daarnaast heb je door de opleiding en andere werkzaamheden in het ziekenhuis toch al een hoop praktijkervaring die zij nog missen. Ik vind het heel leuk dat de HAB-docentengroep bestaat uit een deel net afgestudeerde huisartsen en huisartsen die al een hele carrière achter de rug hebben. We kunnen hierdoor elkaar goed aanvullen en het is erg leuk ideeën uit te wisselen in het HAB-overleg om het onderwijs te kunnen verbeteren. Het geven van onderwijs geeft mij zelf Tijdens mijn opleiding en later als huisarts besefte ik dat onderwijs een leuke bijkomstigheid is van het vak. Op een andere manier bezig zijn met hetgeen je dagelijks doet. Uitleggen waarom je iets doet, vergelijken met wat een ander doet in eenzelfde situatie. Natuurlijk houdt onderwijs ook in: weten wat de wetenschappelijke basis is van je handelen en ook of dat nog wel actueel is. Een belangrijk aspect in dit vakgebied. Zo koos ik ervoor om naast het waarnemen in huisartspraktijken en de huisartsenpost te starten als coassistent begeleider op de Universiteit Maastricht. Ik begeleid groepen van rond de tien coassistenten die hun coschap huisartsgeneeskunde volgen. Tijdens hun stage van tien weken, hebben ze wekelijks een terugkomdag in Maastricht. Deze dag wordt gebruikt voor intervisie, casuspresentaties en andere opdrachten. Het leuke van een dag onderwijs geven vind ik, behalve de afwisseling, ook de prikkeling jezelf verder te ontwikkelen op nieuwe competenties zoals pedagogiek. Een mooi aspect vind ik de relatieve vrijheid die er is om onderwijs te geven op een voor studenten prettige leerzame manier, meestal interactief. Ik vind ook het kijkje achter de onderwijsschermen erg verrassend. Ik had vooraf niet verwacht dat er zoveel tijd en energie besteed wordt aan het ontwikkelen en implementeren van onderwijs. Het is ook een welkome afwisseling op de spreekuren. Je merkt ook dat je, na een dag onderwijs geven, zin hebt om extra te letten op de wetenschappelijke verantwoording van je keuzes in de spreekkamer. Leuk is ook dat ik met Iris af en toe ervaringen kan uitwisselen. Je kan zoveel van elkaar leren! 15
Pagina 16
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Nascholing Mogen we uw hersens lezen? DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, COöRDINATOR NASCHOLING HUISARTSGENEESKUNDE Agenda 2012 zie www.topevent.nl De vorige keer kondigde ik aan dat ik een symposium neuromarketing zou bezoeken. Dat is inmiddels gebeurd en de verwachtingen zijn waargemaakt. Wat ik daar leerde was ‘dat onze hersenen een andere taal spreken dan wij’. Petscans laten zien dat we vaak anders reageren op prikkels dan we zeggen dat we doen. ‘Inwendig’ zijn we kwaad, verdrietig of enthousiast, maar we hangen er een ander verhaal omheen. Onze ‘babbelbox’ doet dat, een plek in de frontaalkwab, aldus prof. Victor Lamme, schrijver van het boek: ‘de vrije wil bestaat niet’. Deze kennis heeft firma’s als Heineken ertoe bewogen hun reclamespots uit te proberen op proefpersonen in een scanapparaat. Die hoeven niet meer te zéggen wat ze van het spotje vinden. Hun cerebrale reactie wordt ‘gelezen’. Voor 5000 euro kun je als firma al beschikken over zo’n ‘uitslag’. Wat moeten we hier nu weer van denken? Misbruik van wetenschap? Of moeten we ook ons onderwijsaanbod zo toetsen? Eén conclusie is dat we meer waarde moeten hechten aan boodschappen die impliciet worden overgedragen, en dat eigenschappen van de docent zoals enthousiasme ertoe doen. Dat wisten we al, maar het wordt nu neurofysiologisch ‘bewezen’. Onze HAG-UM-cursussen, hoe mooi ook, zijn minder in trek, omdat mensen zich moeilijker vrij kunnen maken voor een aantal dagen in de week. Daarom is de summercourse palliatieve zorg voor komend jaar ingekort van 5 naar 2 dagen met een terugkomdag een half jaar later. Elke huisarts zou deze cursus eigenlijk moeten volgen, zeker als samengewerkt wordt met een hospice. De Nederlandse huisarts mag overigens trots zijn, zo leerde ons een ontmoeting met hospiceartsen uit Engeland: waar de overburen excelleren in palliatieve zorg binnen de hospicemuren, is in Nederland de eerstelijns palliatieve zorg een sellingpoint. Maar het kan nog beter. Vandaar! MINC nascholingen Het Maastricht INfection Center (MINC) organiseert een paar keer per jaar een nascholingsavond voor eerstelijnsdisciplines in Van der Valk Maastricht. Het MINC wil haar kennis en kunde op het gebied van infectieziekten via deze avonden uitdragen. Meer informatie over de MINC op www.minc.eu. Op 23 oktober was het thema van de nascholing ‘De huid als spiegel. Infecties, koorts en vlekjes.’ Het was een uitverkochte avond en een gemengd en overwegend jong publiek, waaronder veel aios en alumni. De beestjes en de jeuk werden geserveerd voor de koffiepauze, de koorts en de vlekjes erna. Format is kijken (afbeeldingen), denken (les) en morgen toepassen (boodschap). Tussendoor is er volop tijd om kennis te maken met collega’s en even bij te kletsen. Voorzitter van de avond was dr. Jochen Cals, huisarts onderzoeker verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde die de avonden accrediteert. Resi Hoogenboom regelt op uitstekende wijze alles rondom de organisatie. Thema’s 2013 (data zijn nog niet bekend): 1. Infecties van oor tot alveoli, van eerste naar tweede lijn 2. Infecties op reis: preventie en behandeling 3. Maagdarminfecties 4. Immunogenetica, de gastheerkant van infectieziekten Met name avond 1-3 kunnen interessant zijn voor huisartsen (i.o.). Ivo Nagtzaam & Jochen Cals 16 op één lijn 44 3e uitgave 2012 Promotie Annelies Lucas Astma/COPD-Dienst DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Komt een vrouw op het spreekuur. Zij is 46, klaagt over hoesten en ook benauwdheid. Ze heeft deze klachten wel vaker en rookt ook wel eens een sigaretje. Of de huisarts even wil luisteren. Deze vindt geen afwijkingen en ziet geen aanwijzingen voor longontsteking. Klaar is Kees, toch? Het addertje zit daarin dat deze klachten ‘wel vaker’ voorkomen. De huisarts kan een chronische aandoening als astma of COPD niet uitsluiten. Wat nu? Op 7 september jl. verdedigde Annelies Lucas succesvol haar proefschrift getiteld: Ondersteuning van huisartsen in dagelijkse zorg door een Astma/COPD-Dienst (ACD). Een ACD ondersteunt de huisarts bij de ingewikkelde diagnostiek van astma/COPD door het uitvoeren van longfunctiemetingen die longartsconsulenten vervolgens beoordelen samen met een ingevulde vragenlijst. Lucas’ onderzoek naar de kwaliteit van de ACD toont aan dat deze ‘papieren’ diagnostische procedure betrouwbaar is en even goed als een live beoordeling in de spreekkamer van de longarts. De ACD signaleert misdiagnostiek en overbehandeling bij patiënten die medicatie gebruiken voordat de diagnose gesteld is. Naast het stellen van de juiste diagnoses maakt aanvullende advisering bij deze en andere diagnostische problemen de ACD tot een waardevolle diagnostische voorziening voor huisarts en hun patiënten. In 2003 is Annelies Lucas begonnen met haar onderzoek naar de kwaliteit van een ACD. Dit deed ze naast haar werk als huisarts bij Stichting Gezondheidscentra Eindhoven, in de woelige tijden waarin ze ook betrokken was bij DBC-ontwikkeling en ketenzorg. Na 25 jaar heeft ze de praktijk overgedragen en in oktober 2011 is ze aangesteld als medisch directeur bij het Eerstelijns Diagnostisch Centrum ‘Diagnostiek voor U’, in Eindhoven, Den Bosch en Limburg, waar de onderzochte ACD deel van uitmaakt. Nu, na haar promotie, gaat ze zich daar meer op concentreren. 17
Pagina 18
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Promotie Cecile Utens Hospital-at-home for COPD exacerbations DOOR CECILE UTENS, ONDERZOEKER COPD is een chronische longziekte die gekenmerkt wordt door exacerbaties. Ongeveer 20% van de exacerbaties leidt tot een ziekenhuisopname. Exacerbaties hebben een grote invloed op patiënten, en brengen hoge gezondheidzorgkosten met zich mee. Hospital-at-home is een bewezen alternatief om de opnameduur te verkorten zonder negatieve uitkomsten voor patiënten. In het proefschrift wordt hospital-at-home geëvalueerd op effectiviteit, kosteneffectiviteit, de impact op patiënten en mantelzorgers en de acceptatie door zorgverleners. In de GO AHEAD trial is het hospital-at-home geëvalueerd. In totaal zijn 139 patiënten gerandomiseerd. In de trial werd reguliere ziekenhuisopname van zeven dagen vergeleken met de interventie hospital-at-home: begeleid vervroegd ontslag waarbij patiënten na drie dagen opname werden ontslagen en nog vier dagen thuisbehandeling met bezoeken van een thuiszorgverpleegkundige ontvingen. Na randomisatie op de derde opnamedag werden patiënten nog 90 dagen gevolgd. Effectiviteit is gemeten middels de Clinical COPD Questionnaire. Aan het einde van de ziekenhuis- of thuisbehandeling werd er geen verschil tussen de groepen gevonden. Aan het einde van 90 dagen follow-up was er ook geen verschil. Effectiviteit werd ook geëvalueerd middels heropnames, gefaalde behandeling, mortaliteit en generieke kwaliteit van leven. Er was geen verschil in heropnames, gefaalde behandelingen en mortaliteit. Aan het einde van de ziekenhuis- of thuisbehandeling was er een significant verschil in kwaliteit van leven in het voordeel van de ziekenhuisgroep, maar aan het einde van de follow-up periode was dit verschil verdwenen. Vanuit gezondheidszorgperspectief is begeleid vervroegd ontslag goedkoper, hoewel aan het einde van de follow-up niet meer significant. Vanuit maatschappelijk perspectief is begeleid vervroegd ontslag kostenbesparend aan het einde van de behandeling, maar niet meer aan het einde van de follow-up. Beide zijn niet significant. Patiënten zijn tevreden over hun behandeling en alleen de tevredenheid over zorg ’s nachts en het in staat zijn normale dagelijkse activiteiten te hervatten laat een verschil zien. 80% Van de patiënten die hospital-at-home hebben ondergaan en 42% van de patiënten die ziekenhuiszorg hebben ondergaan zouden kiezen voor thuisbehandeling. Er is geen verschil in belasting van mantelzorgers tussen hospital-at-home en reguliere ziekenhuiszorg. Van de mantelzorgers van patiënten die hospital-at-home hebben ervaren kiest 71% voor thuisbehandeling, voor de mantelzorgers van patiënten die ziekenhuiszorg hebben ervaren is dit 33%. Ook mantelzorgers zijn tevreden met de behandeling. Zorgverleners zijn tevreden met hun rol in hospital-at-home, hoewel deze voor thuiszorgverpleegkundigen wel anders was dan hun normale rol. Generieke thuiszorgverpleegkundigen ervaren voldoende kennis en vaardigheden te hebben om patiënten thuis te monitoren. Gespecialiseerde verpleegkundigen zijn van mening dat de generieke verpleegkundigen onvoldoende kennis en vaardigheden hiervoor hebben. Desalniettemin is hospital-at-home met monitoring door generiek thuiszorgverpleegkundigen mogelijk. Algehele conclusie is dat hospital-at-home voor geselecteerde patiënten geïmplementeerd zou moeten worden. Over de onderzoeker Na haar studie verpleegkunde in Eindhoven heeft Cecile Utens het werken op de afdeling longziekten van het Catharina Ziekenhuis gecombineerd met de Master Gezondheidwetenschappen in Maastricht. Hierna heeft ze gewerkt aan de GO AHEAD studie in het Catharina Ziekenhuis, wat geleid heeft tot het proefschrift. Haar promotoren zijn professor Van Schayck en professor Rutten-van Mölken van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Haar copromotor is dr. Smeenk van het Catharina Ziekenhuis. 18 op één lijn 44 3e uitgave 2012 Professionele identiteit van de Nederlandse huisarts Geprijsd, niet geprezen DOOR WILJAN HENDRIKx, AFGESTUDEERD MASTERSTUDENT BESTUURSKUNDE 1 In vijf weken tijd heb ik 22 huisartsen gemiddeld ruim een uur bezocht. Dat klinkt misschien niet helemaal gezond, maar gelukkig was het dan ook voor mijn scriptie en niet vanwege een opmerkelijke gezondheidstoestand. Als bestuurskunde student heb ik geen medische achtergrond, maar tegelijkertijd zien we dat de zorg als politiek bestuurlijk thema terecht veel aandacht krijgt. Zo verscheen in mei 2011 een artikel in de Volkskrant van bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap Evelien Tonkens met als titel ‘Huisartsen zijn al beneveld door geld’. Er was dan ook maar weinig voor nodig om ervan overtuigd te raken dat mijn scriptie over de professionele identiteit van de Nederlandse huisarts in een economisch tijdsbeeld moest gaan. Natuurlijk is deze kwalitatieve studie niet statistisch generaliseerbaar naar alle huisartsen, maar op basis van de 22 diepte-interviews valt te concluderen dat de huisarts niet een andere rol voor zichzelf weggelegd ziet in een meer economisch georiënteerde wereld. Integendeel, het bieden van de beste, evidence-based zorg aan de patiënt is en blijft de grootste verantwoordelijkheid. Toch is er wel iets aan de hand. Veel huisartsen hebben het gevoel er alleen voor te staan. Te vaak wordt door overheid, verzekeraars, publieke opinie en onderzoekers eenzijdig gefocust op het medisch-technisch handelen van een huisarts om te beoordelen of deze ‘kwaliteitszorg’ levert. Veel huisartsen beschouwen dit als de helft van hun werk. De andere helft bestaat uit het sociale contact met de patiënt en diens familie. Geruststellen van een patiënt, belangstelling tonen na het overlijden van een familielid, en informeren naar de ziekenhuisopname van een patiënt zijn allemaal zaken waar geen code aangehangen kan worden en die niet te meten zijn met indicatoren. Als bestuurskundige verwacht ik dat de spanning tussen prestatiemeting en het besef dat niet alles meetbaar is de komende jaren in intensiteit toe zal nemen. Niet alleen binnen de zorg, maar binnen allerlei sectoren zoals onderwijs en politie. Wat de huisartsenzorg betreft schetst mijn scriptieonderzoek in ieder geval het beeld dat de huisarts niet beneveld is door geld. Er is dan ook zeker ruimte om politiek en maatschappelijk meer vertrouwen in – en waardering voor – het kennen en kunnen van de Nederlandse huisarts te hebben. Nu komt de waardering voor het werk van de huisarts te vaak alleen vanuit de individuele patiënt. En laten we wel wezen, deze waardering kan nog gratis ook... 1 Hendrikx, P.M.A. (2012). A valued General Practitioner: priced, not praised. Exploring the effects of economization on the professional identity of Dutch GPs. Msc. (research master) Thesis. Utrecht/ Rotterdam/Tilburg: Utrecht University/Erasmus University/Tilburg University. Digitale kopie is op te vragen bij de redactie via op1lijn@maastrichtuniversity.nl Kaderopleiding Wetenschappelijk Onderzoek start weer in april 2013 From 8-12 April 2013 (five fulltime days) a next Start class (year 1) of the International Primary Care Research Training Curriculum (in Dutch: NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek – Opleiding HuisartsOnderzoeker (OHO) will run in Maastricht. This time the course venue will be De Groote Sociëteit (www.groote-societeit-maastricht.nl). The Start class is open to any primary care professional who is interested in starting small scale research in his/ her (health) centre, as well as beginning PhD’s ready to make a start with learning the basics of doing primary care relevant research. If you are interested, or already wish to apply, or if you know someone else who is interested, or in case you like more information, please send an email to karin.aretz@maastrichtuniversity.nl (course manager) www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/wat-bieden-wij/ nascholing/kaderopleidingen.html 19
Pagina 20
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Huisartsen gezocht MIRA-onderzoek DOOR MARIAN VAN DEN BRINK, ARTSONDERZOEKER UMCG In een vorige uitgave van ‘Op één lijn’ (nr. 42) heeft u kunnen lezen over het MIRA-onderzoek, waarin we het levonorgestrel houdend spiraal (MIRena®-spiraal) vergelijken met endometriumablatie (Novasure®) in de behandeling van menorragie. Het onderzoek in het kort: Design: Patiënten: multi-center RCT (Randomized Controlled Trial) vrouwen met hevig menstrueel bloedverlies, 34 jaar of ouder zonder kinderwens of intracavitaire uterusafwijkingen Inclusie: Follow-up: via huisartsen en gynaecologen Behandeling: randomisatie voor de Mirena-spiraal of endometriumablatie menstruatiescorekaart, vragenlijsten na 3, 6, 12 en 24 maanden NB: Patiënten die al een duidelijke voorkeur hebben voor één van beide behandelingen willen wij ook vervolgen via vragenlijsten in een observatiegroep. Inmiddels zijn het Maxima MC in Veldhoven, Maastricht UMC en Atrium MC Heerlen gestart met het onderzoek en zijn de huisartsen uit deze regio’s benaderd voor deelname. Mocht u de brief echter gemist hebben maar lijkt het onderzoek u wel interessant, dan kunt u zich nog steeds aanmelden! We verwachten dat het Twee Steden Ziekenhuis in Tilburg en het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch binnenkort ook kunnen starten en zullen dan de huisartsen uit deze regio’s een informatiebrief toesturen. De belasting voor u als huisarts betekent de patiënte aanmelden bij de lokale onderzoeksverpleegkundige en bij loting voor de Mirena-spiraal, deze plaatsen zoals u gewend bent. Ook als u zelf geen spiralen plaatst kunt u patiënten aanmelden voor ons onderzoek, dan kan zij verwezen worden naar de gynaecologie. Bij voldoende animo bieden wij tevens een geaccrediteerde nascholingsavond aan voor het leren plaatsen van de Mirena-spiraal. Voor aanmelding of vragen: stuur een e-mail naar M.J.van.den.Brink@umcg.nl of tel: 050-3638953. Meer informatie is ook te vinden op onze website: http://www.studies-obsgyn.nl/mira Jubilea vakgroep Huisartsgeneeskunde 1 september 2012 1 oktober 2012 Frits Ruijters, secretariaat onderzoek Henk Jochems, academisch huisarts in Elsloo 25 jaar UM 25 jaar Rijksambtenaar Sinds 1-9-1989 HAG, UM 15 november 2012 Bram de Wit, RNH-huisarts en opleider in Heerlen 25 jaar UM Sinds 1-1-1987 HAG, UM 20 op één lijn 44 3e uitgave 2012 Marjan van den Akker pioniert in Frankfurt Multi-primeur Multimorbiditeit DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Op 17 oktober jl. gaf ons vakgroeplid dr. Marjan van den Akker een voordracht op het internationale symposium “Evidence-based medicine meets multimorbidity: a blind date?” op de Goethe Universiteit in Frankfurt am Main. De focus van het symposium lag op vragen die (huis) artsen en (eerstelijns) onderzoekers bezighouden. Wat moet worden gedaan wanneer een patiënt verschillende ziekten gelijktijdig heeft? Wat zijn problemen van multimorbiditeit en polyfarmacie waarmee wij tegenwoordig worden geconfronteerd? Welke ondersteuning voor klinische besluitvorming biedt evidence-based medicine (EbM) en hoe kan EbM in de toekomst hieraan bijdragen? Toonaangevende onderzoekers bespraken de dilemma’s en uitdagingen die multimorbiditeit met zich meebrengt, evenals strategieën om deze te overwinnen. Het symposium vormde onderdeel van de 22e gastleerstoel van de Friedrich Merz Stichting, waarin Marjan van den Akker dit jaar werd benoemd. Marjan van den Akker studeerde Gezondheidswetenschappen aan de Universiteit Maastricht en specialiseerde zich daarna in de epidemiologie. Ze is nu Universitair Hoofddocent bij onze afdeling Huisartsgeneeskunde en is gastdocent van de afdeling Huisartsgeneeskunde van de Katholieke Universiteit Leuven in België. De gastleerstoel van de Friedrich Merz stichting werd ingesteld in 1985, ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van Friedrich Merz. Het doel is om elk jaar een bijzonder aangeschreven onderzoeker op het gebied van de Farmacie of Geneeskunde aan de Universiteit van Frankfurt aan te stellen. De gastleerstoel is vernoemd naar Friedrich Merz, apotheker en scheikundige, die nauw verbonden was met de Universiteit van Frankfurt. Na 21 mannelijke gastprofessoren uit het veld van de biomedische wetenschappen is Marjan van den Akker benoemd als eerste vrouwelijke gastprofessor en zij is bovendien de eerste gastprofessor uit het eerstelijns gezondheidszorgonderzoek. De gastleerstoel en het symposium bieden een jaarlijkse kans voor het uitwisselen van kennis en voor verdere internationale samenwerking op dit typische eerstelijns vraagstuk. Marjan van den Akker Nieuws van EGPRN Het volgende voorjaarscongres van de European General Practice Research Network (EGPRN) zal plaatsvinden in Kusadasi-Turkije van 16-19 mei 2013. Het centrale thema is ‘Risky Behaviours and Health Outcomes in Primary Care and General Practice’. 'Freestanding' abstracts, 'posters' en 'one-slide/five minutes presentations' over andere onderwerpen zijn ook welkom. De uiterste inzendtermijn om abstracts in te sturen is 15 januari 2013, via: http://meeting.egprn.org De spreektaal is Engels. Voor meer algemene informatie over EGPRN zie: www.egprn.org 21
Pagina 22
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT Multimorbiditeit en functioneren Dat multimorbiditeit het dagelijks functioneren negatief beïnvloedt, lijkt een open deur. In Op één Lijn 42 werd al aandacht besteed aan de promotie van Sil Aarts over dit onderwerp. Zij gebruikte gegevens van de Maastricht Aging Study (MAAS), waarbij ze drie groepen mensen onderscheidde: gezonde mensen, patiënten met één ziekte en patiënten met meer dan één ziekte. Zij kon bevestigen dat het hebben van meer dan één ziekte gepaard gaat met meer disfunctioneren. Interessanter was dat mensen die in de loop van drie jaar een of meerdere kwalen ontwikkelden, van tevoren, toen ze nog ‘gezond’ waren, al minder goed functioneerden. (Aarts) Depressie bij astma Studenten Andrée Wiltens en Caroline Theunissen gingen helemaal naar de VS voor hun WESP over astma en depressie. Zij namen vragenlijsten af bij 105 patiënten met astma uit twee allergie poliklinieken en een huisartsenpraktijk in Illinois (ten westen van Chicago). Drie van de tien astmapatiënten bleken een verhoogd risico op depressie te hebben. Het hebben van méér depressieve klachten hing samen met minder kennis over astma en minder goed kunnen omgaan met astma. Multimorbiditeit en (lager) opleidingsniveau speelden ook een rol. (Wiltens, Theunissen) Antibiotica en luchtweginfecties Jochen Cals was betrokken bij twee publicaties van het GRACE project (Genomics to combat Resistance against 22 Antibiotics in Community-acquired LRTI in Europe). Dit project werd uitgevoerd binnen 14 huisartsennetwerken verspreid over Europa. We weten natuurlijk allemaal dat patiënten niet alles slikken wat we hen voorschrijven, maar ik vond het toch schokkend om te lezen dat van alle patiënten die een antibioticum voorgeschreven kregen voor een onderste luchtweginfectie, 41% hun medicament niet consumeerde! Driekwart van deze patiënten nam helemaal niks en een kwart haalde elders een ander antibioticum. Van de 59% die wel aan hun kuurtje begon, nam een kwart de kuur niet volledig. De auteurs pleiten voor meer onderzoek om dit gedrag beter te begrijpen. (Francis, Gillespie) Wij huisartsen zouden wellicht kritischer antibiotica voorschrijven als we de ernst van een onderste luchtweginfectie beter konden voorspellen. Ook dat werd in het GRACE project onderzocht. De waarde voor de eerstelijn van het ‘CRB-65’ instrument (‘confusion, respiratory rate, blood pressure, age >65’) werd nagegaan met gegevens uit diezelfde 14 Europese huisartsennetwerken. Het blijkt dat wij huisartsen bij de diagnostiek van onderste luchtweginfecties basale fysische parameters als ademhalingsfrequentie en bloeddruk weinig (23% respectievelijk 32%) meten. De CRB-65 kon maar bij 13% van alle patiënten bepaald worden. Voor zover dit gedaan was, voorspelde het instrument een ernstig beloop van de infectie niet. Het wachten is dus op een nieuwe, meer geschikte klinische beslisregel. (Francis, Cals) op één lijn 44 3e uitgave 2012 Diagnostiek van longembolie Een beslisregel lijkt er nu wel te zijn voor de diagnostiek van longembolie in de eerstelijn: het hoofdartikel van de AMUSE-2 studie, waaraan ook veel Limburgse huisartsen hebben meegewerkt, werd onlangs gepubliceerd in de British Medical Journal. Promovenda Petra Erkens en ondergetekende hoorden tot de auteurs. U kunt de diagnose longembolie nu veilig uitsluiten als u bereid bent wat point-of-care d-dimeertestjes aan te schaffen en de Wells’ beslisregel voor longembolie uit uw hoofd te leren (bijvoorbeeld te vinden op www.longdoc.nl/formPE.htm). Bij de combinatie van een ‘Wells ≤4’ met een negatieve d-dimeertest bij een patiënt die mogelijk een longembolie zou kunnen hebben, kunt u de diagnose ‘longembolie’ veilig uitsluiten; de kans op een fout-negatieve beslissing is 1,5%. Door de Wells score in combinatie met een d-dimeertest te gebruiken bij patiënten bij wie u ‘longembolie’ in de DD heeft, zult u ongeveer 45% minder mensen doorsturen naar de eerste hulp van het ziekenhuis. (Geersing, Erkens, Lucassen) Verder … • Is het u wellicht ook opgevallen dat de NHG-standaard ‘fractuurpreventie’ – waaraan Tineke van Geel en Geert-Jan Dinant bijdroegen – de NHG-standaard ‘osteoporose’ vervangt; (Elders) • deed de Maastrichtse huisartsenopleiding een onderwijsexperiment onder leiding van Yvonne van Leeuwen rond het thema ‘complexe ouderenzorg’ met zes AIOS-opleiderkoppels. (Ramackers) Referenties • Aarts S, van den Akker M, Bosma H, Tan F, Verhey F, Metsemakers J, van Boxtel M. The effect of multimorbidity on health related functioning: Temporary or persistent? Results from a longitudinal cohort study. J Psychosom Res 2012; 73: 211-7 • Wiltens MMHA, Theunissen C, Glasser M, Zeitz H. Asthma and depression: A focus on the patient factors of asthma knowledge, asthma severity, and coping. JCOM 2012; 19: 255-61 • Francis NA, Cals JW, Butler CC, Hood K, Verheij Th, Little P, Goossens H, Coenen S, on behalf of the GRACE Project Group. Severity assessment for lower respiratory tract infections: potential use and validity of the CRB-65 in primary care. Prim Care Respir J 2012; 21: 65-70 • Francis NA, Gillespie D, Nuttall J, Hood K, Little P, Verheij Th, Coenen S, Cals JW, Goossens H, Butler CC, on behalf of the GRACE Project Group. Antibiotics for acute cough: an international observational study of patient adherence in primary care. Br J Gen Pract 2012; DOI:10.3399/ bjgp12x649124 • Geersing GJ, Erkens PM, Lucassen WA, Büller HR, Cate HT, Hoes AW, Moons KG, Prins MH, Oudega R, van Weert HC, Stoffers HE. Safe exclusion of pulmonary embolism using the Wells rule and qualitative D-dimer testing in primary care: prospective cohort study. BMJ. 2012 Oct 4;345:e6564. doi: 10.1136/bmj.e6564. • Elders P, Dinant GJ, van Geel, Maartens L, Merlijn T, Geijer R, Geraets J. NHG-Standaard Fractuurpreventie (tweede herziening). Huisarts Wet 2012; 55: 452-8 • Ramackers AMC, van Leeuwen YD, Pons K, Lammerts L. Ouderenzorg in praktijk gebracht. Huisarts Wet 2012; 55: 330-4 Aios Referatendag 20 november Van de tongriem gesneden? DOOR MARK BRUEREN, HUISARTSBEGELEIDER HUISARTSOPLEIDING Het wetenschappelijk onderwijs in het laatste jaar van de huisartsopleiding wordt traditioneel afgesloten met de referatendag. Dan presenteren de aios in kleine groepen hun (literatuur)onderzoek. Te winnen is een publieks- en een juryprijs. Op de referatendag van20 november waren er zes voordrachten. ‘Zin/onzin van het doorknippen van een te kort tongriempje’, ‘Werkt naproxen bij primaire dysmenorroe beter dan een andere NSAID?’, ‘Viagra en de kans op SOA’s’, ‘Eet meer tomaat voor je prostaat. Reduceert het eten van tomaat de kans op prostaatkanker?’, ‘Behandeling van wratten met 5-fluorouracil’, ‘Tamsulosine en urolithiasis’. Dagvoorzitter Henk Goettsch zorgde er met verve voor dat de sprekers en vragenstellers binnen het tijdschema bleven, en dat kwam het geheel zeker ten goede. Er zat, vind ik, voldoende vaart in. De jury vond de referaten van goed tot hoog niveau. 23 Interessant was de nadere analyse door aios Janiek Bais bij de vraag of tomaat/lycopene geassocieerd is met een lager risico op het krijgen van prostaatkanker. Deze vraag bleek niet eenduidig te beantwoorden, maar er leek verrassenderwijze wel invloed te zijn op de ontwikkeling van al bestaande prostaatkanker. Ondanks dit interessante uitstapje ging uiteindelijk de juryprijs niet naar het tomaat/prostaatverhaal, maar naar de voordracht over het te korte tongriempje. En het publiek was het hier mee eens. Linda de Bresser, Marieke Huibers, Irene Muskens en Merijn Godefrooij mochten de prijs in ontvangst nemen.
Pagina 24
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Internationale uitwisseling ‘Dying involves many people’ DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS, REDACTIELID Tijdens het blok Chronische Zorg in jaar 2 van de huisartsopleiding kunnen aios gedurende 6 weken een stage lopen in een hospice in Surrey, Engeland. Het initiatief voor deze stages is voortgekomen uit de contacten die Yvonne van Leeuwen, oud-hoofd van de Huisartsopleiding, in het verleden daar heeft gelegd tijdens de stages en bijscholingen in de palliatieve zorg die zij daar op eigen initiatief in de jaren 80 en 90 volgde. En zo kunnen onze aios al sinds 2002 meelopen in het Woking and Sam Beare Hospice in Woking of in het Princess Alice Hospice in Esher. De inmiddels meer dan 50 aios die in de loop van deze 10 jaar naar Engeland gingen, keerden zonder uitzondering enthousiast terug, onder de indruk van wat ze meegemaakt, en vooral van wat ze geleerd hadden. Lees als illustratie daarvoor nog eens het verslag, dat aios Eva van Sebille over haar stage eerder dit jaar schreef in nr. 43 van uw lijfblad. Hoog tijd dus om de stagebegeleiders uit de twee hospices uit te nodigen voor een bezoek aan Maastricht, voor uitwisseling van ervaringen en ideeën, en vooral als dank voor hun enthousiasme en motivatie voor deze stages. Op woensdag 3 oktober namen 4 stafleden van elk hospice het vliegtuig van Heathrow naar Düsseldorf om op tijd te zijn voor de Invitational Conference ’s middags in hotel l’Empereur in Maastricht. Uitgenodigd waren onder andere alle aios die ooit de hospicestage volgden. Vele daarvan waren aanwezig, zodat het tevens een soort reünie werd. Naar aanleiding van dubbelpresentaties door steeds een staflid uit Engeland en een staflid of ex-aios uit Nederland werd gediscussieerd over de rol van de huisarts bij palliatieve en terminale zorg, scholing in palliatieve zorg en unieke kwaliteiten van palliatieve zorg in beide landen. Natuurlijk kwam de rol van euthanasie daarbij ook ter sprake: een heikel onderwerp in Engeland, dat daar eigenlijk taboe is, zeker na de activiteiten van collega Harold Shipman, ‘Dr. Death’, die tot 1998 minstens 200 van zijn patiënten de dood in spoot. Opvallend, en voor ons ook verrassend, was, dat de Engelse gasten heel open aan de discussie deelnamen, en duidelijk respect hadden voor de zorgvuldige manier waarop in Nederland, en zeker door Nederlandse 24 huisartsen, met euthanasie wordt omgegaan, als onderdeel van het geheel van terminale zorg. De volgende dag nam Yvonne van Leeuwen de helft van de gasten mee voor een bezoek aan hospice Mantelhof in Heerlen, de andere helft ging met Hendrik Jan Vunderink naar hospice Trajectum in Maastricht. Waar de Engelse hospices veel grootschaliger zijn, en de zorg geleverd wordt onder leiding van een specialist Palliatieve Geneeskunde, waren de Engelsen gefascineerd door de ‘small, homely units with a minimum of ‘clinical’ care and an emphasis on quality of life’. Dat de eigen huisarts ook voor zijn patiënten in het hospice een belangrijke rol houdt, was een groot (en volgens enkelen jaloersmakend) verschil met de situatie in Engeland, waar de huisarts de palliatieve zorg uit handen heeft gegeven. Dat is één van de nadelige effecten van het Engelse beloningssysteem voor huisartsen: Payment-for-Performance, waarbij je voor palliatieve zorg 3 waardepunten verzamelt, en bijvoorbeeld voor hypertensiebehandeling 69. De vraag: ‘wat schuift het’ is dus voor Engelse collega’s snel bepalend voor hun keuzes in de zorgverlening. ’s Middags was er een symposium georganiseerd voor alle aios en stafleden van de Huisartsopleiding Maastricht in Hotel Van der Valk in Urmond. De eerste voordracht werd gehouden door Amanda Free, Engelse huisarts met special interest in palliative care, soort kaderhuisarts dus. Onderwerp was de samenwerking tussen huisarts en hospice in Engeland. Die is in de laatste decennia inderdaad fors afgenomen, mede doordat de Engelse huisarts zijn expertise niet op peil heeft gehouden. Vervolgens hield dr. John Omany, specialist palliatieve geneeskunde en stagebegeleider van onze aios in Woking, een pakkend relaas over de omgang met de familie van de terminale patiënt. Hij hield de aios boeiende communicatiespiegels voor die veel reacties vanuit de zaal opriepen. Merijn Godefrooij, aios en ex-hospiceganger, vertelde ons, wat hij meenam van zijn 6 weken stage. Om te beginnen de aparte communicatievormen daar: als een Engelsman zegt: ‘with the greatest respect’, bedoelt hij: ‘you’re insane’, maar jij begrijpt: ‘hij luistert naar me’. Desondanks bleek uit zijn verhaal, dat we in Nederland nog veel kunnen opsteken van de Engelse verworvenheden in palliatieve geneeskunde. op één lijn 44 3e uitgave 2012 Vrijdags was het tijd voor een nadere kennismaking met het veelzijdige Maastricht, met een stadstour en een afscheidslunch. De exportmogelijkheden voor zuurvlees zijn hierna fors toegenomen. Als slot een opsteker voor de Nederlandse huisartsen in de vorm van een citaat uit het dankwoord van één van onze gasten: ‘We admire your emphasis on care at home with excellent access to professional care and a community attitude, Beleidsdag MOVAH Een nieuwe blik op vertegenwoordigen van mede-AIOS DOOR EVA VAN SEBILLE, TWEEDEJAARS AIOS EN SECRETARIS MOVAH Aan het begin van een nieuw opleidingsjaar, en met een clubje nieuwe eerstejaars die staan te popelen om mee te denken, kwam het MOVAH-bestuur op 19 oktober bijeen voor een heuse beleidsdag. De MOVAH (Maastrichtse organisatie van aspirant huisartsen), komt op voor de belangen van AIOS, zowel in overleg met ons instituut als op landelijk niveau, denkt kritisch mee over de invulling van het onderwijs en organiseert activiteiten. Tijd voor een frisse wind en een duidelijke koers voor het komende jaar! Na een inzichtgevend onderzoekje ‘Hoe gedraag jij je in een groep’ staan de vizieren op scherp en brainstormen we samen over onderwerpen die spelen: We hebben gesproken over de balans tussen ‘aan het handje worden genomen’ als AIOS en ‘verantwoordelijkheid nemen’. AIOS ervaren soms té veel bemoedering, maar willen tegelijk niet teveel in het diepe gegooid worden. Aan de ene kant is het de bedoeling dat we ons eigen onderwijsprogramma invullen, anderzijds lijkt dit in sommige groepen maar mondjesmaat van de grond te komen en wordt het portfolio als papieren tijger ervaren. Hoe kan hier de balans op een goede manier worden bewaard? En hoe kunnen we hierover met het instituut in gesprek gaan? De Eindhoven-stroom wordt steeds verder ingericht: Noord-groepen AIOS volgen steeds meer terugkomdagen in Eindhoven : hoe kunnen we hun belangen behartigen, welke problemen spelen er in deze groepen en hoe kunnen we de activiteiten ook voor hen bereikbaar maken? Personen op de foto vlnr: Paul Geraedts, Eduard Wix, Caroline Theunissen (penningmeester), Daniëlle Huizinga, Yrsa Doekes, Manon Verschuren (voorzitter), Pauline Vinken, Eva van Sebille (secretaris) 25 Er staat weer een aantal leuke activiteiten op de planning, zoals een financiële avond en verschillende borrels. Ook zijn de voorbereidingen voor de grote Maastrichtse AIOS-congresdag in volle gang. Tegelijk worden er ook op landelijk niveau verschillende dingen georganiseerd. Voor alle vragen, opmerkingen en kritische vraagtekens rond de huisartsopleiding, is iedere AIOS van harte uitgenodigd om mee te vergaderen of contact op te nemen met de MOVAH. Alleen dan kan er gewerkt worden aan het oplossen van knelpunten! Contact: movah@lovah.nl Januari 26 Grotbiken Maart 22 LOVAH benefiet gala, Utrecht Juni 7 LOVAH congres (landelijk AIOS congres) 21 AIOS congres dag (voor AIOS, opleiders en stafleden van huisartsopleiding Maastricht) that supports families to look after the dying. We admire also the enthusiasm and dedicated professionalism in General Practice in the Netherlands’. Veel goeds dus om vast te houden, maar alle reden ook om bij het verder ontwikkelen van onze palliatieve en terminale zorg in de eerste lijn goed te kijken naar wat in Engeland, palliatief voorbeeldland toch, al is bereikt op met name vakinhoudelijk en organisatorisch gebied.
Pagina 26
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Gezondheidsrechterlijke kwesties Wie is de verantwoordelijke dokter? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE In het algemeen geen makkelijke vraag, en nog lastiger bij artsen in opleiding en hun opleiders. Als je op basis van de artsenbul een behandelingsovereenkomst aangaat, krijg je ineens te maken met het gezondheidsrecht. Afhankelijk van waar en hoe je werkt, kun je te maken krijgen met een tachtigtal wetten en nog een tiental internationale richtlijnen en verdragen1. De direct belangrijkste zijn wel de wet BIG2 en de WGBO3. Als kersverse AIOS ben je met de artsenbul dus wel bevoegd, maar hoe zit het met de bekwaamheid? Ben je instaat tot het inschatten van je bekwaamheid en tot het uitvoeren van een gevraagde opdracht? Hoe zit het met de verantwoordelijkheid van de opleider? Kan deze een inschatting maken van de bekwaamheid van de AIOS en de groei van deze bekwaamheid gedurende de opleiding? Dan zijn er nog de diverse werklocaties met hun eigen regels zoals de huisartsenpost, de intramurale stages in het ziekenhuis, verpleeghuis en BOPZ-instellingen. Hieronder een overzicht van verantwoordelijkheden en specifieke toepasselijke regelgeving, richtlijnen en jurisprudentie naast de bovengenoemde WGBO en de wet BIG voor AIOS en opleider. Jurisprudentie over verantwoordelijkheidsverdeling Onderstaande verantwoordelijkheden zijn vaak niet direct uit de wet af te leiden maar in de jurisprudentie ontwikkeld, vaak na calamiteiten waarbij patiënten aan onnodige risico’s werden blootgesteld, schade opliepen of zijn overleden. Een klein overzicht waarin bovengenoemde verantwoordelijkheden terug komen evenals nog enkel recente adviezen: Opvallende uitspraken van het Centraal tuchtcollege: 16-12-2004; Gynaecoloog in hoger beroep vrijgesproken, AIOS zelfstandig verantwoordelijk voor het achter laten van een “taartschep” in de buik van een patiënte. Gynaecoloog was bij het sluiten van de buik niet meer in beeld en de AIOS was aan het eind van zijn opleiding en 1 Sdu Wetten verzameling gezondheidsrecht 2012-2013 2 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg 3 Burgerlijkwetboek Boek 7 (wet geneeskundige behandelingsovereenkomst) mocht geacht worden de handeling zelfstandig te kunnen verrichten. 16-12-2008; Een chirurg laat circumcisies verrichten door een eerstejaars AIOS, er was sprake van onvoldoende resultaat. Het CTG geeft een overzicht van onderstaande verantwoordelijkheden van beide en acht de klacht tegen de AIOS ongegrond en tegen de chirurg gegrond. 13-04-2010; Een chirurg laat operatie aan AIOS over maar doet voorkomen of hij zelf zal opereren. Verwijt gebrek aan supervisie, klacht gegrond. 06-01-2011; Verwijt aan psychiater van onvoldoende toezicht op AIOS, eenmaal per week een aantal dossiers controleren is onvoldoende. De AIOS hanteerde een te snel opbouw schema van een geneesmiddel Lamotrigine waardoor er zich een maligne hyperthermie ontwikkelde. 06-01-2011; Kinderarts-neonatoloog laat een AIOS onder supervisie een navelvene katheter plaatsen maar kijkt alleen naar de eerste controle foto, de katheter moest nog iets opgeschoven worden, maar controleert daarna niet meer. Het kindje overlijdt aan een harttamponade. Supervisie dient er voortdurend te zijn bij onvoldoende ervaring. 26-07-2011; Als opleider ben je ook verantwoordelijk voor de inhoud van een brief als je deze mede ondertekent en met ondertekening aanvaard je de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid. Een internist tekende routinematig een brief van een AIOS. 29-05-2012; Verwijt aan een radioloog dat hij slecht meekeek met een echografie en niet zelf de echokop hanteerde bij een onervaren AIOS en onvoldoende de verslaglegging van de AIOS controleerde. Anders dan bij een foto of een CT scan is de echografie een dynamisch onderzoek en daarom lastig een door een ander gemaakt echografie te beoordelen. 26 op één lijn 44 3e uitgave 2012 Verantwoordelijkheidsverdeling in de opleiding45 AIOS Zelfstandig bevoegd patiëntenzorg te leveren. Verantwoordelijk eigen medisch handelen mits voldoende bekwaam4. Dit beoordeelt AIOS zelf. Bij onvoldoende bekwaamheid of bij twijfel dient opleider dit direct te vernemen. Gebeurt dit niet, dan is AIOS (mede)verantwoordelijk. Bij onvoldoende bekwaamheid noodzaak tot directe supervisie gedurende de hele handeling. Verantwoordelijk naar de opleiding toe om kennis en vaardigheden, en daarmee bekwaamheid te vergroten. Dit gebeurt met het individueel opleidingsprogramma en wordt bijgehouden in het ontwikkelingsdossier5. Hiermee kan opleider nagaan in welke fase van zelfstandigheid, vaardigheid en bekwaamheid AIOS zich bevindt. Opleider Obv behandelingsovereenkomst verantwoordelijk voor patiënt. Eindverantwoordelijk voor geleverde zorg door AIOS. Opleider moet altijd voor AIOS bereikbaar en beschikbaar zijn voor consultatie, overleg of desgevraagd de situatie ter plekke kan beoordelen, of heeft gezorgd voor adequate vervanging. Opleider in tuchtrechtelijke zin niet verantwoordelijk voor individuele fout van AIOS in patiëntenzorg mits aan volgende voorwaarden is voldaan door de opleider: • Moet overtuigd zijn dat AIOS bekwaam is voor aan AIOS gedelegeerde zorg. • Moet achteraf beoordelen of zorg adequaat was • Moet zich vergewissen of AIOS in staat is om goed in te schatten wanneer AIOS opleider moet consulteren. Ziekenhuisstages Bij ziekenhuisstages heeft AIOS verschillende opleiders en superviserende artsen. De Modelinstructie arts al dan niet in opleiding tot (medisch) specialist6 geeft invulling aan verplichting van ziekenhuisorganisatie, conform de Kwaliteitswet Zorginstellingen, te zorgen voor verantwoorde zorgverlening en bijbehorende randvoorwaarden. In de instructie staan aanvullende bepalingen waaraan AIOS moet voldoen en verplichtingen van zorginstelling, opleider en superviserende artsen, Zo dient AIOS te ontvangen: • Taak-functie omschrijving • Verwijzing naar protocollen en richtlijnen7 van betreffend specialisme • Verwijzing naar in het ziekenhuis geldende regelingen waaraan AIOS zich moet conformeren • Overzicht verplichte gezamenlijke besprekingen met medisch specialisten bij zorgverlening betrokken. Er dient overleg te zijn met behandelend specialist wie welke informatie aan patiënt verteld. De AIOS dient onverwijld superviserende arts op de hoogte te stellen bij iedere gebeurtenis die tot schadelijk gevolg voor patiënt heeft geleid (MIP, FONA, FOBO melding8). Ook overleden patiënten worden gemeld aan superviserende arts.9 4 Art. 35, 36, 38 Wet BIG, voorbehouden handelingen, bevoegd mits bekwaam 5 Kader besluit CHVG ( college voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuiskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten) ( kader besluit CCMS voor ander specialismen) 6 Modelinstructie arts al dan niet in opleiding tot (medisch) specialist werkzaam in ziekenhuizen, Utrecht september 2006 7 Het Tuchtrecht acht het aanwezig zijn van protocollen en richtlijnen voor AIOS belangrijk; RTG Eindhoven 02-11-10, het niet aanwezig zijn van een protocol was disculperende voor de AIOS) 8 MIP: meldingscommissie Incidenten in de zorg, FONA: Fouten, Ongevallen en Near Accidents, FOBO: Fouten Ongevallen en Bijna ongevallen 9 Zie verder de Modelinstructie Aanvullende verantwoordelijkheden opleiders in Modelinstructie10 oa: • Periodiek overleg welke handelingen AIOS zelfstandig kan uitvoeren obv stadium opleiding • Concrete bekwaamheid en opleidingseisen van CHVG. • Opleider of supervisor zorgt voor noodzakelijke begeleiding, dan wel voert opdracht zelf uit als opdracht de bekwaamheid AIOS te boven gaat • Opleider of supervisor altijd beschikbaar voor overleg en aanwezigheid in ziekenhuis als AIOS daar expliciet om verzoekt. • Opleider of supervisor zorgt voor kennis van de toestand door AIOS behandelde patiënten. • Altijd voor AIOS bereikbaar en beschikbaar voor consultatie, overleg of desgevraagd de situatie ter plekke kan beoordelen, of heeft gezorgd voor adequate vervanging. Bij onvoldoende bekwaamheid moet er sprake zijn van directe supervisie gedurende de hele handeling. Huisartsenpost Bij het werken op de huisartsenpost is er de Leidraad11 met diverse adviezen en de checklist zelfstandig dienstdoen. Aanvullende richtlijnen uit Leidraad tbv huisartsenpost: oa dat opleider zich vergewist dat kwaliteit van de organisatie op huisartsenpost zo is dat AIOS in staat kan worden geacht adequate patiëntenzorg te leveren. Conclusie Om het opleidingsproces goed te laten verlopen, gaat het dus uiteindelijk om bevoegdheid en bekwaamheidinschatting, een heldere taak- en verantwoordelijkheidsverdeling en een duidelijke communicatie bij zowel de AIOS als de opleider. 10 Zie voor volledigheid de Modelinstructie 11 AIOS op de huisartsenpost, leidraad voor het leren dienstdoen, herzien versie, oktober 2011 27
Pagina 28
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Ex aios: hoe vergaat het ze? De dokter die nog niet iedereen kent DOOR DEBBIE CAMRON EN MERLIJN SCHOOTS, WAARNEMENDE HUISARTSEN De trein waar we ruim negen jaar geleden waren opgestapt kwam eindelijk tot stilstand. Zes jaar lang had hij voorbijgeraasd aan vele collegezaaltjes, skillslabjes en toetsstationnetjes. Bladeren op de rails en vierkante wielen maakten de reis niet altijd even aangenaam, hoewel aan boord van de trein er vaak genoeg vertier was te vinden. Anderhalf jaar had de trein vertraging gehad bij de wissel tussen spoedeisende hulp/interne geneeskunde en huisartsgeneeskunde. Met een overstap zou de trein uiteindelijk het goede spoor volgen langs een schitterend landschap dat diepe indruk achter zou laten. En drie jaar later mochten we, moe en voldaan van onze lange reis, vrij de benen gaan strekken om met volle teugen te genieten van onze eindbestemming. Deze wat prozaïsche beschrijving geeft goed weer hoe wij ons voelden na die jaren studeren. Dit was het dan, hier was het allemaal om te doen geweest, het mocht nu eindelijk voor het ‘echie’. Zoals velen begon dit met waarnemen. Waarnemen is als solliciteren voor de volgende functieomschrijving: ‘Gezocht: enthousiaste adhoc-doc die beschikt over een geldig huisartsdiploma, VAR-WUO, legitimatiebewijs, beroepsaansprakelijkheidsverzekering, inschrijving bij een klachtenregeling en een rijbewijs. Je kunt overweg met ieder denkbaar HIS, Je hecht geen waarde aan een vaste werkplek, personeel, collega’s of patiënten. Uw oude AIOS salaris staat in schril contrast met wat wij u zullen bieden. ADV dagen en ziekteverlof zijn onbeperkt opneembaar en vrij in te delen maar worden niet uitbetaald.’ In de loop van 2011 werden we allebei waarnemend huisarts en hoorden we bij de vele ZZP-ers die ons land rijk is. Zo lang je je rekeningen en belasting betaalt, maakt niemand het uit hoe je je leven indeelt. Een onmetelijke vrijheid vergeleken met een lang studietraject waar vlieguren draaien de basis van je succes vormt. Het verschafte een welkome rust. Ons huis waar we weinig aan toe gekomen waren, kon wel een opknapbeurt gebruiken. Die vrienden ver weg stonden verbaasd te kijken als we plots de beschuit met muisjes van twee jaar geleden kwamen opeisen. Familie zag dat plannen van een weekendje zoveel makkelijker ging dan vroeger. 28 Na een documentaire over het noorderlicht stond niets in de weg om het in maart 2012 zelf te gaan bekijken en daar een maand voor uit te trekken zonder scheve gezichten van opleiders. De omgeving Eindhoven biedt genoeg werk voor twee jonge waarnemende huisartsen, er valt zelfs te kiezen. Soms werken we op het platteland, dan weer midden in de stad. Soms doen we dit ‘s nachts, dan weer overdag. Soms bij een solist, dan bij een groot eerstelijns-centrum. In onze ogen is waarnemen niet meer dan een logische vervolgstap. Na de opleiding weet je op papier wat voor type praktijkvormen en patiëntenpopulaties er zijn maar ben je hooguit met twee nauw in contact gekomen. Tijdens het waarnemen zie je van dichtbij talloze patiëntenpopulaties en praktijkvormen. Wij hebben ons een veel beter en nauwgezetter beeld kunnen vormen over hoe wij het willen. Afgelopen zomervakantie hebben we samen voor één praktijk waargenomen. Wel zo prettig om eerst te oefenen als je voor ogen hebt dat je het in de toekomst altijd zo wilt gaan doen. De genoemde flexibiliteit voelt als een enorm voorrecht, zeker als we oudere huisartsen spreken die in hun tijd geen werk konden vinden. Nu en dan voelt het zelfs verwend en ongemakkelijk bij onze praktijkhoudende collega’s die niet ieder moment hun biezen kunnen pakken of van patiënten kunnen wisselen. Toch mis je als waarnemer nog een hoop in onze ogen. Je biedt minder continuïteit van zorg, hebt nog niet de volledige regie in handen en patiënten vragen telkens weer of je de nieuwe dokter bent en hoe lang je blijft. Het is leuk en nuttig voor de time being maar we hopen dat er in de nabije toekomst een dag mag zijn waarop ook wij ons kunnen identificeren met dat schitterende liedje van Ernst van der Pasch: ‘De dokter die iedereen kent’. op één lijn 44 3e uitgave 2012 In de leer Verwijsheid DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, TWEEDEJAARS AIOS De encyclopedie omschrijft de ‘huisarts’ als een gespecialiseerde arts die perifeer werkt en in Nederland het eerste station vormt voor mensen met gezondheidsproblemen in de ruimste zin van het woord. Deze definitie zegt het eigenlijk al: de huisarts is vaak het eerste aanspreekpunt bij ziekte. Dit betekent dat er in een aantal gevallen ook een tweede station volgt in de vorm van aanvullend onderzoek of verwijzing naar een medisch specialist. De huisarts is dan ook diegene die beslist wie er door mag naar de ‘volgende ronde’ en dit moet beoordelen zonder hulp van een vakjury of televoting. Geen gemakkelijke taak. Ik merk dat het doen van verdere diagnostiek en correct verwijzen een huisartsvaardigheid is die ik onder de knie moet krijgen. Het is een wisselwerking tussen de kennis en ervaring van de arts enerzijds en de wensen en gevoelens van de patiënt anderzijds. Naar mijn idee kom ik hierin twee problemen tegen. Allereerst casuïstiek waarbij ik aan mezelf twijfel over de juistheid van verwijzen. Het gaat dan vaak om gevallen waarbij ik niet durf te zeggen of er in de tweede lijn überhaupt iets mee gedaan kan worden. Wanneer opereert men bij claudicatioklachten? Hoelang moet de kinderwens bestaan voordat de fertiliteitsarts iets kan betekenen? Ook twijfel ik aan mijn eigen bevindingen. Bijvoorbeeld bij een vrouw die ongerust was over een vermeende zwelling in haar vagina. Bij lichamelijk onderzoek vond ik geen duidelijke verzakking of tumor en ik vroeg me af of wat de vrouw aangaf als ‘de zwelling’ niet gewoon de voorste vaginawand was. Helaas versterkte de angst van de vrouw mijn eigen onzekerheid zodanig dat ik haar in een soort paniekreactie heb doorgestuurd naar de gynaecoloog. Ik heb nog geen correspondentie terug ontvangen maar waarschijnlijk zou een blanco fax ook volstaan. Toppunt was de jongeman met wederom ‘tumorangst’, ditmaal om een zwelling laag in de hals. Ook hier twijfelde ik over de aanwezigheid van een tumor, maar uit angst iets ernstigs te missen heb ik hem doorgestuurd voor een echo. Met als resultaat dat ik een verslag terugkreeg met de volgende beschrijving: ‘zwelling in de hals die patiënt aangeeft is sterno-claviculair gewricht.’ Toch zijn dat de verwijzingen waar ik van leer. Laat dat chronische snotneusje met die oncharmante openmondademhaling maar eens terugverwezen worden zonder dat de KNO-arts er iets mee heeft gedaan. Dan onthoud je wel dat afwachten altijd langer kan. Het tweede probleem vormt de veeleisende patiënt. Deze heeft een aandoening die goed in de huisartsenpraktijk te behandelen is, maar eist een foto of specialistenconsult. Gefrustreerd laat hij mij in de spreekkamer achter als hij dit uiteindelijk ook gedaan krijgt, al is het puur door verstrijken van tijd. Als een klacht immers chronisch wordt kom je op den duur altijd uit op verder onderzoek. En daar wordt helaas wel eens misbruik van gemaakt: “maar ik heb dit al jááren, dokter!” De opkomst van internet draagt hier zijn steentje aan bij. Hoe simpel is het ook de alarmsymptomen van een aandoening te ‘googelen’, ze vervolgens te faken bij de arts en zo een verwijzing los te peuteren? Soms voel ik me in plaats van de adviseur die samen met de patiënt naar het beste beleid zoekt, meer het obstakel dat de patiënt zo lang mogelijk uit het ziekenhuis moet zien te houden. Dat is voor mij niet bevredigend. Als ik dat wil, kan ik beter uitsmijter in een café worden. Bijkomstig voordeel is dat je patiënten dan al voor binnenkomst mag afwijzen. Omdat je misselijk wordt van die pussende huiduitslag of gewoonweg geen puf hebt voor een rectaal toucher. 29
Pagina 30
op één lijn 44 3e uitgave 2012 Part of the Family Terugkomdag doktersassistentes DOOR KATRIEN DE BRUIJN EN STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOöRDINAAT Op 4 oktober kwamen 72 doktersassistentes uit opleidingspraktijken naar de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht (locatie DEB 1) voor een terugkomdag. Het doel van deze bijeenkomst, die voor de 4e keer plaatsvond, is om elkaars ervaringen te horen, daarvan te leren en om scholing te krijgen. De bijeenkomst was voor het eerst geaccrediteerd voor hun eigen register (KABIZ). De frequentie van vier keer in twee jaar lijkt nog niet op die van de huisartsen, de opleiders die negen terugkomdagen per jaar hebben, maar zij krijgen er ook extra voor betaald. We zijn blij dat er zoveel belangstelling is en blijft voor onze assistentes bijeenkomsten. Ook deze keer was er weer overtekend. Er zijn intussen aardig wat assistentes die al meerdere keren gekomen zijn. Na algemene informatie over de opzet van de opleiding tot huisarts zijn er in groepen van 12 assistentes samen met een begeleider ervaringen onderling uitgewisseld. Daarna volgden workshops over de beoordeling van de aios en de rol van de assistente hierin, de patiënten selectie voor het spreekuur van de aios en het geven van feedback. Deze bijeenkomsten passen in het beleid van de huisartsenopleiding om ons meer te richten op de opleidingspraktijk die uit meer personen bestaat dan alleen de opleider. De evaluaties waren weer positief en we zullen volgend jaar zeker weer een terugkomdag voor assistentes organiseren. Of we dan weer voor de datum 4 oktober zullen kiezen is de vraag. De catering voor de lunch was vanwege Werelddierendag namelijk erg eenzijdig: alleen maar broodjes kaas. NHG congres Wanneer Waar Thema HUISARTS EN ACUTE ZORG 22 NOVEMBER 2013 • MECC • MAASTRICHT 22 november 2013 MECC te Maastricht ‘Huisarts en acute zorg’ Scan deze code om de teaser te bekijken. 30 3e uitgave 2012 Inleiding boekkatern Huisartsen doen een boekje open VAN DE REDACTIE, DOOR HENK GOETTSCH 50 tinten grijs halen de meeste reactieleden van Op één lijn nog niet, maar wij bundelen voldoende levensjaren om voor huisartsen die schrijven of over wie geschreven is de nodige ‘klassiekers’ te kunnen opnoemen. Slauerhoff, Toon Tellegen, Vestdijk. Dat huisartsen op hun vakgebied publiceren is gelukkig niet bijzonder, maar daarbuiten moesten nog talloze andere juweeltjes te vinden zijn. Wij zijn voor u op zoek Boekpresentatie Psychotherapie in Tijden van Administratie DOOR ARIE DE JONG, HUISARTSOPLEIDER GOIRLE Op 12 oktober 2012 heeft de boekpresentatie van Arno Goudsmid (medewerker bij de Huisartsopleiding) plaats gevonden in Utrecht. Het eerste exemplaar van het boek met als titel ‘Psychotherapie in Tijden van Administratie; afgevinkte frustraties over de nieuwe gekte in de geestelijke gezondheidszorg’ werd aangeboden aan professor Jan Derksen, klinisch psycholoog (Brussel, Nijmegen). De overhandiging vond plaats in het hol van de leeuw, het NIP1 huis te Utrecht. Arno voelde zich, naar eigen zeggen, als een kleuter wiens verjaardag in zicht was. De inleiding werd gedaan door Hans van Eck, directeur van het NIP. Hij trok een vergelijking met het boek ‘Liefde in tijden van cholera’, waarbij de cholera dan stond voor de administratie. Ook haalde hij een scène aan uit een sketch met John Cleese als zwarte ridder die een brug bewaakt tegenover King Arthur. De koning hakt het ene na het andere ledemaat van de zwarte ridder af, maar deze weigert zich gewonnen te geven. Zo lijkt het ook met de bureaucratie, ondanks aantoonbare dwalingen geeft ze nooit op. Toen was de beurt aan Arno en werden wij getrakteerd op een klein voorproefje van de inhoud van het boek. Arno stak van wal met het boek aan te kondigen als een vilein instrument van zijn boosheid en frustratie en er volgde een ‘kleine theorie van de bureaucratisering’. Waarbij 1 NIP Nederlands Instituut van Psychologen hij met termen als ‘Dagobert Duck’-mensen, een warm pleidooi hield voor een moreel standpunt en niet het conformeren aan lijstjes. Hij gaf een uiteenzetting tussen het verschil tussen prostitutie en obstitutie. In de prostitutie krijgt de misbruikte geld voor het misbruik, bij obstitutie krijgt de behandelaar geld voor misbruik van zijn klant. Er vielen termen waar ik als huisarts niet van begreep zoals Rommen2 bij protocollen. Nadat Jan Derksen het boek in ontvangst had genomen beschreef hij de stijl van Arno in zijn boek als een mengeling van cynisch en sarcastisch maar het kwam er vooral op neer dat hij de lezer continu op de hak neemt. Hij noemde Arno een opmerkelijke, maar ook een merkwaardige man, maar vooral een echte clinicus tegen over de technici van tegenwoordig. Ik ben begonnen in het boek en heb op iedere pagina minimaal een glimlach, soms gegrinnik, en regelmatig een brede grijs. Dit boek is geschreven voor psychologen maar moeiteloos te transporteren naar de wereld van huisarts en specialist. Een aanrader en een warm pleidooi om een moreel standpunt in te nemen en kritische te blijven ten op zichten van het eigen handelen en niet in te gaan op perverse prikkels. 2 Rommen is iets wat de patiënt na het consult van de psycholoog doet. Een oordeel geven over het consult , de ROM is de Routine Outcome Measurement 31 gegaan en hebben een selectie gemaakt. Uit de oude doos en vers van de pers. Streekgebonden producten uiteraard. Wie weet stimuleert het u zelf de pen ter hand te nemen. Anders zit er wellicht een cadeausuggestie bij voor Sinterklaas of onder de kerstboom. Wilt u het met het oog op de komende bezuinigingen rustig aan doen, volg dan de raad van de volkschrijver Reve: ‘een goed boek dat koop je niet, dat leen je’ op één lijn 44
Pagina 32
3e uitgave 2012 Allemaal Mensen Waarom ga je als huisarts een boek schrijven? DOOR MARC AMERICA, HUISARTSOPLEIDER POSTERHOLT Voor mij was er in het begin geen enkele intentie om een boek te schrijven , maar enkel een stencil voor mijn Aios. In mijn eigen opleiding moest ik onderzoek doen naar toepassingsmogelijkheden van therapeutische strategieën in creatief proces therapie. Het bleek een kennismaking met systeem- en communicatietheorie die zoveel impact voor mij heeft gehad dat ik later als opleider dit wilde delen met mijn Aios. Na meer dan tien keer dit verhaal verteld te hebben, besloot ik dat het makkelijker was om het maar op te schrijven; al doende werd het voor mezelf duidelijk dat ik bezig was om een handleiding te schrijven hoe je menselijk gedrag kunt begrijpen. Geleidelijk had ik het gevoel in een flow te komen waarbij ik mezelf steeds meer vragen ging stellen en antwoorden ging zoeken in literatuur, op internet en bij mijn directe omgeving (een psycholoog, kinderarts, communicatiedeskundige, psychiater). Mijn gewoonte om (reis)verhalen te schrijven, op zoek te gaan naar de humor in alledaagse belevenissen en de enthousiasmerende reacties uit mijn omgeving hebben me in de richting van een boek geduwd. Vooral mijn (geanonimiseerde) praktijkverhalen werden met gretigheid ontvangen. Natuurlijk heb je in je achterhoofd de twijfel of er wel een uitgever te vinden is die wat ziet in jouw boek en daarom had ik enkele stappen bedacht: eerst in een boekhandel kijken welke uitgevers zich met psychologie bezighouden, dan op internet speuren met welke uitgever ik mezelf wil identificeren, dan de redactie benaderen met de vraag wat de gebruikelijke procedure is. Duidelijk was dat die lui overspoeld worden door materiaal en dat hun uitdaging is om de waardevolle dingen eruit te vissen. Zelf wilde ik niet op zo’n grote stapel terecht komen, dus ik besloot twee vooraanstaande uitgeverijen alleen maar mijn inleiding te sturen met de vraag of ze belangstelling hadden om mijn hele handschrift te lezen. Dat bleek een goed idee, per ommegaande kreeg ik van beiden het verzoek hiertoe en korte tijd later een uitnodiging om te praten. Dat was luxe, ik kon zelf kiezen met wie ik in zee wilde gaan. De beide hoofdredacteuren bleken nogal verschillend qua karakter, beiden toonden grote zorgvuldigheid maar de een straalde meer optimisme en avontuurlijkheid uit terwijl ik bij de ander iets meer stellige koppigheid meende te bespeuren. De keuze 32 was niet moeilijk. Inmiddels had ik de stoute schoenen aangetrokken door Paul Kusters, de tekenaar van mijn favoriete cartoons van Toos & Henk , over te halen om mijn boek met cartoons op te leuken. Wat zeker geholpen heeft is dat een bevriende artsenbezoeker kon toezeggen een aantal boeken af te zullen nemen als relatiegeschenk en dat katalyseert de start. Ik ben zelden zo trots geweest als toen ik het eerste exemplaar kreeg, harde kaft, mooie kwaliteit papier en frisse kleuren met voorop een cartoon die Paul van mij gemaakt had. Nadien is er best wel wat veranderd voor mij, ik werd geleidelijk aan steeds vaker uitgenodigd om lezingen te verzorgen over dit onderwerp, waar ik veel zorg aan besteed heb. Ook hier had ik het geluk dat een neef die audiovisueel technicus is mij geholpen heeft om presentaties te maken met fraai filmmateriaal zodat het geheel een informatief en een amuserend kantje heeft. Al met al voor mij een avontuur dat je nooit alleen kunt voltooien. www.marcamericalezingen.nl op één lijn 44 3e uitgave 2012 Huisartsen doen een boekje open ‘Veer zólle éns kieke…’ DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIE Kleine annonce in de Limburger Koerier van zaterdag 16 maart 1940: Heeft zich gevestigd in de practijk van wijlen Dr. J. Meuwissen, St. Odiliënberg H.H.C. Stapert, arts Alleen het woordje ‘wijlen’ doet vermoeden, dat er een verhaal schuilt achter deze korte, zakelijke mededeling. En inderdaad: op 10 maart 1940 zag men de bui uit het oosten al hangen, en de grens met Duitsland werd streng bewaakt. Huisarts Meuwissen uit St. Odiliënberg was echter gewend om zonder formaliteiten de grens bij Vlodrop te passeren om zijn patiënten aan de andere kant te bezoeken. Die dag was zijn vrolijke zwaai naar de grenswacht niet afdoende, en hij werd door een Nederlandse soldaat doodgeschoten. De op 16 februari net in Utrecht afgestudeerde en dus nogal onervaren arts Harry Stapert nam, onder stevige druk van enkele collega’s, de zorg voor de 8000 (!) patiënten over. Dat werden moeilijker tijden dan hij ooit had kunnen voorzien, want, zoals bekend, veranderde de wereld nogal na 10 mei van dat jaar, en dat veranderen ging 5 jaar door. Kort na de bevrijding verliet Stapert de huisartsenpraktijk om Inspecteur voor de Volksgezondheid te worden, en in 1953 werd hij adviserend arts van de Algemene Mijnwerkersbond. Maar de belevenissen en ervaringen, opgedaan in de oorlogsjaren, lieten Stapert niet los, en begin jaren tachtig zette hij zich aan het schrijven. Omdat, in zijn eigen woorden: ‘het samenhangt met ervaringen die de mens voor opgaven hebben gesteld die hij op het moment van het gebeuren geestelijk onvoldoende kan verwerken. Er blijft dan in het onderbewustzijn een onafgewerkt geestelijk proces achter, dat om een oplossing vraagt. Die oplossing schuilt dan in het opnieuw beleven van de gebeurtenissen door ze zo nauwkeurig mogelijk te vertellen of te beschrijven. Zodoende wordt een stukje onrust uit het onderbewustzijn opgeruimd.’ Het resulteerde in een reeks korte verhalen die als feuilleton verschenen in het dagblad De Limburger. In 1984 werden er 43 gebundeld in het boekje ‘Huisarts in de Frontlinie’. In 2008 kostte het mij 60 eurocent in de kringloopwinkel van Montfort, en de volgende dag had ik het uit. De verhalen schetsen een totaal ander beeld van huisartsgeneeskunde dan wat wij onze aios trachten mee te geven, hoewel de oorlogsomstandigheden daar natuurlijk een schepje bovenop doen. Het basistakenpakket schijnt eindeloos, inclusief verloskunde natuurlijk. Hij had te maken met ziektes die wij voor de vorm nog moeten leren, maar daarna weg mogen zakken in de krochten van ons brein. Difterie bijvoorbeeld: ik was vergeten, dat het gevaarlijkste de cardiotoxische effecten van het toxine zijn, totdat ik in één van Stapert’s verhalen las: ‘difterie likt in de keel, maar bijt in het hart’. Een wijsheid die uit ons curriculum is verdwenen. Het therapeutisch arsenaal lijkt in onze ogen volledig ontoereikend en primitief. Hoewel Stapert een patiënte met waterzucht succesvol behandelt met ‘vingerhoedskruid’, nog steeds onmisbaar bij de behandeling van hartfalen. Maar antibiotica had hij nog echt niet tot zijn beschikking, en de rozenkrans is dan ook een regelmatig terugkerend therapeuticum. Ook, en dat is aardig om al lezend te ontdekken: de nauwe band en innige samenwerking met allerhande religieuzen, priesters en nonnen bij het verlenen van gezondheidszorg, die nu, 65 jaar later, marginaal is geworden. 33 op één lijn 44
Pagina 34
3e uitgave 2012 Wat mij als ‘Hollandse’ dokter goed beviel, is, dat veel van de arts-patiëntcommunicatie neergeschreven is in het midden-limburgs dialect. Het lichamelijk onderzoek wordt aldus aangekondigd: ‘Veer zólle éns kieke…’. Al met al scoort Stapert hier wel op de Maas-Globaal! Literair zal het allemaal wel niet zoveel voorstellen, maar de verhalen worden vlot en levendig verteld, doorspekt met de nodige filosofietjes en beschrijvingen van mensen, dorpen en natuur. Dat maakte het voor mij goed leesbaar: een hazenrug blijft ook droog, als je hem niet lardeert. Toen ik enkele maanden later in dezelfde kringloopwinkel dan ook nòg een pocketboek van Harry Stapert tegenkwam: ‘Meneer d’n dokter’, heb ik dat meteen meegenomen, al kostte het dit keer 1,25 euro. Andere verhalen, maar zelfde verhaal. Mocht u ze ook tegenkomen, neem ze dan mee en lees ze, en mijmer dan wat na: verhalen van een Limburgse dokter in een heel ander Limburg. Huisarts in de frontlinie 1984 Harry H.C. Stapert MPH, arts Merkelbeek Uitgeversmaatschappij De Limburger B.V. Meneer d’n dokter 1986 Harry Stapert MPH, arts Merkelbeek Uitgeversmaatschappij De Limburger B.V. Joep Jansma, voormalig huisarts in Velden ‘De dokter is ook maar een mens’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Een boek geschreven door een huisarts: ja. Door een huisarts uit of werkzaam in Limburg: ja. Roman: nee, verhalenbundel. Joep Jansma is een huisarts die 30 jaar werkzaam was in Velden en ter gelegenheid van zijn afscheid deze verhalenbundel schreef. Een huisarts met een ‘band met Maastricht’, opgeleid in de tijd dat er voor het huisartsenvak geen aparte specialisatie bestond. Wel had hij 2 jaar bij de afdeling Chirurgie gewerkt voordat hij huisarts werd en die kennis en ervaring kon hij meenemen. Voor de rest moest je het in die tijd grotendeels zelf uitzoeken. Hij is van de generatie die de introductie van alle noviteiten (zoals mobiele telefoon, computer en de HAP) in de dagelijkse praktijk moest implementeren. Joep Jansma is voor mij geen onbekende huisarts. Hij maakte hij deel uit van het academisch netwerk dat jaarlijks in de praktijk werd bezocht door de vakgroepvoorzitter en een coördinator. Vanaf 1996 was ik de laatstgenoemde functionaris en de eerste persoon was in die tijd professor Harry Crebolder (ook bekend in die regio omdat hij zelf in Venlo had gewerkt als huisarts). Later ging ik in Velden op jaarbezoek met de huidige voorzitter Job Metsemakers. We herinneren ons het prachtige pontje over de Maas op een mooie zonnige (werk)dag op een van onze bezoeken. Per ongeluk, want we hadden een ‘verkeerde’ route genomen. Door dit onverwachte rustmoment konden we heel even genieten van de werkomgeving waarin zich de (later opgeschreven) verhalen van Jansma afspeelden. 34 De titel ‘De dokter is ook maar een mens’ wekte bij mij niet meteen een positieve verwachting. Ik ben er nu achter dat het komt door het woordje ‘maar’. Een overbodig woord met een verkeerde lading. Alsof ik nu grotendeels verhalen kon verwachten met medische missers? De structuur van het boek herken je in de inhoudsopgave. Het is geen chronologische selectie van vroeger tot heden, maar de verhalen zijn opgehangen aan een kapstok met acht haakjes zoals ‘het gezinsleven’ (kortste sectie), ‘stervensbegeleiding’ of ‘veranderingen in de eerstelijn’ (langste sectie). Veel waardering voor zijn familie en eigen gezin maar ook voor de assistenten. Dat begint al in zijn voorwoord. Een huisarts omringd door veel vrouwen gedurende zijn leven. Een aspect dat terugkeert in zijn ‘afkeuring’ van het gedrag van chauvinistische en seksistische echtgenoten in zijn praktijk. Tegelijkertijd is hij zelf de vaak afwezige echtgenoot en vader en dat thema komt ook vaak terug. Kinderen van huisartsen zullen goed ‘de verhalen aan de keukentafel’ herkennen, ik meen me te herinneren dat Isa Houwink, huisarts net als haar vader, daar al over schreef in een eerder themadeel van Op één Lijn over huisartsenfamilies. Al denk je dat je weinig vertelt, niets ontgaat het kroost. Of zoals een van de dochters die aan het woord komt in het boek, zegt ‘iedereen weet het al, waarom vertel jij ons nooit wat?’1. Assertief zijn ze ook, want ook al is Jansma de huisarts voor zijn eigen gezin, 1 Beroepsgeheim, pag. 82 op één lijn 44 3e uitgave 2012 als een van zijn dochters geen begrip krijgt voor het feit dat ze aan de pil wil, dan gaat ze wel naar diens collega. Terug naar het begin. Over de start van zijn carrière gaan de eerste verhalen. De jonge dokter die letterlijk de weg moet vinden en koerst op gevoel, zijn ervaring bij Chirurgie en als grote voorbeeld zijn eigen moeder (hierop is waarschijnlijk zijn grote bewondering voor de wijkzuster eveneens gebaseerd). Hoofdstuk 4 gaat over ‘de waarheid en niets dan de waarheid’. Een goede reflectie op het werken als arts en je gevoelens als mens. Hij geeft toe dat hij fout zat alhoewel er professioneel gezien niets te verwijten viel. Hoe actueel. Patiënten waarderen (meestal) een eerlijke dokter. Jansma spreekt van medeverantwoordelijkheid van de patiënt voor diens ziekte, iets wat we tegenwoordig zouden benoemen als ‘shared decision making’. Gelachen heb ik om de verhalen ‘wat op je pad komt’, maar die soms ook ontroeren. Anekdotisch op een leuke manier. Het gaat over sociale visites, over ouderen en seksualiteit, psychiatrische patiënten, de lokale seksclub waar hij op visite moest, de witte raaf, betaling in natura, over wensen (meestal van ouderen) die hij diende te respecteren al stonden ze haaks op zijn wens tot medisch handelen. En dat dat soms best raar is als je zelf pas 28 bent, kan iedere lezer zich voorstellen. En dat er altijd mensen zijn voor wie je het nooit goed genoeg doet (‘dokter, je valt me tegen’) niet zozeer omdat het vervelende mensen zijn, maar omdat je misschien niet goed geluisterd hebt naar wat de patiënt zelf wilde… De verhalen onder de noemen ‘gesteggel met overheden’ zijn herkenbaar en illustratief voor de tijd waarin sommige zaken speelden, maar ze konden mij iets minder boeien. Hoe anders als het gaat om stervensbegeleiding. Het is een thema dat heel veel voorkomt in het boek. Het is fascinerend te lezen hoe de huisarts in die tijd zijn weg diende te vinden. De gezinsgeneeskunde zie je ook goed terug. Omdat je de mensen al jaren kent, leer je luisteren naar je intuïtie en gevoel, zowel bij de diagnose als de behandeling, zelfs of juist in de palliatieve fase. De taaie patiënten die hem bijna radeloos kregen, de aandacht voor de omgeving van de patiënt en de kersverse weduwe die de dokter moest troosten terwijl hij de bedankbrief van de zojuist overleden patiënt leest. Jansma constateert dat hij al lang bezig was met palliatieve sedatie voordat de Tweede Kamer hierover begon te debatteren. Een euthanasieregeling bestond nog niet maar het dilemma was er natuurlijk wel. En drie doden in een week, wordt zelfs de dokter wat teveel, zeker als je geen associé hebt bij wie je je ei kwijt kan. Veranderingen in de eerstelijn. Hierin beschrijft hij zijn ‘andere’ huwelijk: die met de associé. Jansma begon als solist, als apotheekhoudend huisarts. Met zijn eerste associé en diens vrouw (apotheker assistente) klikt het heel goed, al moeten ze er wel buitenshuis nevenactiviteiten op na houden om voldoende inkomen te genereren naast de praktijk met 3000 patiënten. Helaas overlijdt zijn eerste collega aan kanker na amper 4 35 jaar samenwerking. De tweede associatie is een complete mislukking en eindigt in een ‘vechtscheiding’. Door deelname aan het onderwijs blijft hij naar eigen zeggen op de been en bloeit hij op. Hij werkt een tijdje met een vaste waarnemer die hij op grond van zijn aanstelling bij de Universiteit in Maastricht kan inhuren, totdat die waarnemer zich elders vestigt. Zijn derde en laatste associé verlaat hij vrijwillig, Jansma is dan 59 jaar en besluit te stoppen met werken als huisarts. De andere veranderingen in de eerstelijn zijn die van de introductie van de computer, de GSM, beleid rondom de apotheek en verrassend voor mij: de ‘ontdekking’ van de Helicobacter Pylori. ‘Wat extra’; het laatste deel over nevenactiviteiten zoals nascholing, het werk voor de universiteit en de relatie met alternatieve geneeswijzen. En dan opeens een hele bijzonder differentiatie: een labiacorrectie. Lees ik het goed? Jawel. Met enigszins toegeknepen ogen lees ik hoe Jansma de kleine chirurgie bedrijft op een voor huisartsen niet ongebruikelijk terrein, maar wel eentje uit de categorie niet veel voorkomende handelingen. Wegens ‘succes’ herhaalt (en perfectioneert) hij deze ingreep nogmaals bij een andere patiënt op verzoek van zijn associé. De bundel eindigt met zijn afscheid en een terugblik. Een alleraardigste verzameling verhalen die prettig weg leest en misschien over enige tijd meer historische lading krijgt dan we nu vermoeden! De dokter is ook maar een mens. 30 jaar huisarts op het platteland. Joep Jansma Uitgever DCHG medische communicatie Haarlem, 2011 ISBN: 978-94-90826-00-0 Voetnoot: een ingebonden boek, gedrukt op hoogwaardige kwaliteit dik glanzend papier: het oog wil ook wat! op één lijn 44

Op één Lijn 43


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2180 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht, OBS 8747 Fotografie Foto pagina 9, 11, en 12 gemaakt door Appie Derks, MUMC+ Foto pagina 15 gemaakt door Debbie Keuken Deadline volgend nummer 28 oktober 2012 Van de redactie Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Alpe d’Huzes – Ramon Ottenheijm Maastricht Mooiste – Danique Peeters en Inge van ‘t Klooster Broodjes Broodjes inleiding – Babette Doorn Huisarts en abortus – Gabie Raven De huisarts van de toekomst door Rob Keijzer – redactie Onderwijs Vanuit het onderwijs – Laury de Jonge NHG congres 2013 in Maastricht. Thema: Spoed – redactie Patiënten contacten Huisartsgeneeskunde jaar 3 – Ben van Steenkiste Naschoolse opvang – Yvonne van Leeuwen De huid als spiegel: infecties, koorts en vlekjes – MINC NHG-Wetenschapsdag 2012 in Maastricht Europees alcoholbeleid faalt! Nieuwe hoogleraar Peter Anderson – Persbericht UM WESP-en: Antibiotica bij kinderen: soort bepaalt voorschrijfgedrag – Eefje de Bont Echo bij schouderklachten: juiste diagnose een MUST – Laurens Starmans en Inge van ’t Klooster Artsen leren door vragen – Danique Peeters Ben ik gerustgesteld, dokter? – Carolien Leijten, Alexandra Mannaerts en Dionne Welter Onderzoek Voor u geschreven in Maastricht – Jelle Stoffers It’s life – Renée Verwey en Sanne van der Weegen Huisartsopleiding ‘Komt een wiki bij de dokter...’ – Jean Muris Stage in hospice: Veel leren van angst, lijden en verlies – Eva van Sebille E-portfolio: reserveer tijd om ermee te werken – Annemiek Nijholt Zijn Deense aios beter voorbereid? – Daniëlle Huizinga, Paul Geraedts en Manon Verschuren 3 4 5 6 7 8 8 10 10 11 12 13 13 14 15 15 16 17 17 19 20 21 23 24 In de leer. ‘Hebt u alles begrepen?’. ‘Natuurlijk dokter.’ – Sophie van der Voort 26 Trompé par le Tomtom – Felix Punt APC – Angelique Timmermans 27 28 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Bijzonder Bekwaam: kaderhuisarts supervisor Gerard Benthem – Hendrik Jan Vunderink Gezondheidsrechterlijke kwesties – Arie de Jong Voetbalwedstrijd AIOS-Opleiders – van onze sportverslaggever Hulpverlening op evenementen – Rob Favie S(t)imuleren om te leren – uit de Porta Mosana nieuwsbrief PICO-bello! – Tonnie van Kessel 28 30 31 32 33 34 2 op één lijn 43 2e uitgave 2012 Van de redactie Fervet opus Recent was ons jaarlijkse redactie etentje. Op sjiek, in een voormalig klooster en veel later (1905) ook kerk in Maastricht waarvan ik de naam niet mag noemen. Naast de vaste redactieleden waren ook de columnisten uitgenodigd waarvan er twee verstek moesten laten gaan omdat ze dienst hadden. Zo gaat dat met dokters (in spe), alle planningsijver ten spijt. Alhoewel emeritus hoogleraar (en vaste lezer van ons blad) Harry Crebolder mij talloze malen in het verleden enige basale Bijbelkennis probeerde bij te brengen: het lukte hem nooit. Ik ben en blijf een heiden. Maar als ik dan in een kerk kom, ben ik wel onder de indruk van het (oude) werk wat zo’n gebouw gekost heeft. In die tijd, met die middelen (maar ook aan de mensen die daar onder geleden hebben). Wie het mooie van de noeste arbeid ziet, ziet ook de schilderingen en de Latijnse teksten. En zo geschiedde. Fervet opus. IJverig werk gaat voort Zo gaat het op onze vakgroep ook, al is het gebouw zelf niet prikkelend en inspirerend. Het zijn de mensen die het doen. Er is bevlieging en bezieling. Continuïteit en kwaliteit. Het lijkt makkelijker dan het is want zoals ik de vorige keer al schreef: niets gaat vanzelf. Rob Keijzer riep in zijn Broodje Verstand op tot: dokters, verlaat eens wat vaker uw spreekkamer! Dat had een aantal studenten, aios en medewerkers al lang zelf bedacht, maar dan om sportief en nuttig bezig te zijn. Vrijdag 1 juni voetbalden de aios tegen hun opleiders in Vijlen (hoogtestage?) waarbij de opleiders hetzelfde lot ondergingen als Oranje, maar dan in opperbeste stemming. Huisartsonderzoeker Ramon Ottenheijm deed op 7 juni mee aan de Alpe d’Huzes en haalde met maar liefst vier beklimmingen een puike prestatie binnen en geld voor het KWF. Lees zijn ontroerende verslag en bekijk ook het filmpje op YouTube. Op zondag 10 juni deden 22 hardlopers onder de Huisartsgeneeskundige vlag mee aan Maastrichts Mooiste, een hardloopwedstrijd voor individuen en bedrijven. Huisartsgeneeskunde schreef 2 teams in op resp. de 5 (19e plaats) en de 15 kilometer (4e plaats). Het was een stralende dag waarover enkele deelnemers een stukje schreven. De medewerkers van de Huisartsopleiding hadden al eerder de deuren van hun burelen geopend voor een tweedaagse in een Belgisch château. Wie gelooft nog dat het crisis is? Over naar buiten gaan gesproken: wat te denken van een leerwerkstage in Engeland of een werkbezoek aan Denemarken? Of hulpverlening tijdens evenementen? En binnen de muren van ons instituut werd het onderwijs verzorgd en geconsumeerd, wetenschap bedreven, artikelen geproduceerd, praatjes gegeven en naschoolse opvang geregeld. Maar wat Peter Anderson, de nieuwe ‘alcoholprofessor’ (ik citeer de populaire media) van Maastricht, al wist: we drinken teveel alcohol. En als ik denk aan alle activiteiten die hierboven beschreven staan en hoe dat after hours ging: het klopt, maar we denken daar te weinig bij en over na. Zou dit punt ook niet in de checklist Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg moeten staan? Ik vraag het wel even aan Arie de Jong. Dank aan iedereen die weer een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van dit zomernummer. Peracti labores jucundi: een hele fijne vakantie gewenst allemaal! Babette Doorn JOIN NOW! Onze vakgroep Maastricht heeft een frisse, nieuwe website. Her en der in deze uitgave ziet u foto's die in dat kader gemaakt zijn. Kijk snel op www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl. Laat horen wat u ervan vindt. Join our Family! 3
Pagina 4
op één lijn 43 2e uitgave 2012 Van de voorzitter De Toekomst DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Elke toekomst heeft een verleden. Vaak zeggen we dat we van het verleden kunnen leren, maar ik weet niet of dat altijd waar is. Wat kunnen wij huisartsen nu leren van het conflict met Minister Schippers eind 2011 toen zij ‘budgetoverschrijdingen in de huisartsenzorg’ vaststelde en dat ging korten op de huisartstarieven 2012? Hoe we ook betoogden dat er nooit een budgetafspraak met haar voorganger was gemaakt, dat we juist op verzoek van haar voorganger meer zorg in de eerste lijn waren gaan leveren, dat huisartsen niet verantwoordelijk gehouden konden worden voor het handelen van ziekenhuizen, dat afspraak toch afspraak was: we kregen geen poot aan de grond. Toen er vervolgens 7000 huisartsen, doktersassistentes en praktijkverpleegkundigen in de RAI een eendrachtig geluid van afkeuring lieten horen, zagen we een politiële pirouette van de Minister. Het ging plots niet meer over gemaakte afspraken, maar over het hoge inkomen van de huisartsen. Voor de duidelijkheid: de Minister kreeg in de Tweede Kamer een meerderheidssteun voor haar beleid (en we mogen binnenkort weer stemmen)! De toekomst leek allesbehalve rooskleurig. Over 2011 werden ook overschrijdingen geraamd en dat zou opnieuw tot korting kunnen leiden. Een omvangrijk onderzoek van de NZa naar inkomen en praktijkkosten en het voortdurend gerommel over de inschrijving op naam, verziekten de sfeer aanzienlijk. De Minister lijkt demissionair haar verstandigste beslissingen te nemen: inschrijving op naam blijft, overschrijding 2011 heeft geen invloed op de tarieven 2013, het budgettair kader huisartsenzorg gaat in 2013 met 3% omhoog, en de uitkomsten van het NZa onderzoek hebben geen consequenties voor de bekostiging in 2013. We verbinden ons wel weer in een complexe deal over doelmatiger voorschrijven waar weer met geld gegoocheld wordt, maar alles bij elkaar is het convenant met de Minister wel positief nieuws. Wat is hier nu uit te leren? Dat politici opportunistisch handelen? Ik leer hiervan dat het standvastig, rustig, voortdurend en soms heel duidelijk massaal uitdragen van onze standpunten noodzakelijk blijft, want er komt altijd weer een nieuwe Minister. Steven van Eijck (voorzitter LHV) zegt dat de patiënt de grote winnaar is omdat betere zorg in de buurt 4 gezondheids winst oplevert. Het is goed dat de patiënt centraal gezet wordt. Doen wij dat ook als we de Toekomstvisie 2012-2022 van de Huisartsenzorg opstellen? Hebben we patiënten vroeg in het proces van het opstellen van die Toekomstvisie naar hun needs gevraagd? Niet naar wat ze willen (demands), maar wat ze nodig hebben. Vaak wordt het antwoord gegeven voordat we zaken goed onderzocht hebben. Denk hierbij aan de suggestie om via flexibeler openingstijden van de dagpraktijk en of de mogelijkheid van on-line afspraken maken, de bezoeken aan de HAP terug te dringen. Hoe denken patiënten hier (en over andere zaken) werkelijk over? Dat is de uitdaging voor de toekomst op landelijk niveau en op wijkniveau. Wat is nodig naast zorg om (zo vroeg mogelijk) gezondheidswinst te boeken? Hoe komen we tot zorg op maat, niet alleen op patiëntniveau maar ook op wijk/populatieniveau. De patiënt zal dan soms als partner gaan fungeren. Dat gaat niet vanzelf, want patiënt en huisarts zullen dat moeten leren. Zullen we met een blik op de toekomst, meteen morgen al een beetje anders omgaan met de dagelijkse problemen van praktijk en patiënten? op één lijn 43 2e uitgave 2012 Alpe d’Huzes: een onvergetelijke ervaring ‘…dan fiets ik met je mee’ DOOR RAMON OTTENHEIJM, HUISARTS IN GEULLE EN ONDERZOEKER BIJ DE VAKGROEP Kaarsjes onderweg Toen mijn goede vriend Maurice, zelf kankerpatiënt, een klein jaar geleden vertelde dat hij mee ging doen met Alpe d’Huzes in 2012, was mijn eerste reactie: ‘dan fiets ik met je mee’. Zo kwam het dat we op 7 juni jl. samen met nog een vriend, Alpe d’Huez beklommen om geld in te zamelen voor de kankerbestrijding. Alpe d’Huez, ruim 14 km klimmen met stijgingspercentages tussen de 8 en 12%. Afgelopen winter zijn we serieus begonnen met de voorbereiding. Elke deelnemer moest minimaal € 2500 aan sponsorgeld aanleveren. Een groot bedrag, maar door diverse acties is het me gelukt om € 3960 te kunnen aanbieden aan de organisatie. Hiervoor wil ik mijn vakgroep en alle collega’s, die hebben gedoneerd, hartelijk bedanken. De vakgroep was ook een van mijn shirt-sponsors! Uiteraard heb ik ook hard moeten werken aan mijn fysieke conditie. Vooral in het voorjaar heb ik vele uren door de Limburgse heuvels gefietst. De Camerig, Eyserbosweg, Keutenberg en Cauberg, allemaal bekende beklimmingen in het zuiden, heb ik zo vaak opgereden, dat ik met voldoende vertrouwen vertrok naar Frankrijk. Finish Aangezien ik nog nooit in de Alpen had gefietst, wist ik niet zeker wat me te wachten stond toen ik op 7 juni om 4 uur ’s nachts in de wachtrij stond om te mogen starten. Deze rij bestond uit duizenden fietsers en een uur later reed ik over de startlijn op weg naar de voet van de berg. Aangemoedigd door duizenden mensen, reden we in de duisternis de berg op. De weg werd op diverse plaatsen en bochten verlicht door honderden kaarsjes. Op dit vroege tijdstip stonden er ook al vele mensen langs de weg om je aan te moedigen. Na anderhalf uur reed ik voor de eerste keer over de finish; het was me meegevallen. Aangezien Maurice waarschijnlijk maar één maal zou fietsen, hadden we met ons drieën afgesproken om rond 10 uur samen de klim te maken. Ik had dus nog tijd voor een klim alleen. Deze tweede beklimming was mentaal wel zwaarder dan de eerste. Langzaam werd ik wat vermoeider, je hebt veel tijd om na te denken en ik werd soms kort overvallen door emoties. Na weer te zijn afgedaald, stond Maurice klaar om zijn weg naar boven te gaan; een doel dat hij zich een jaar geleden had gesteld. Met ons drieën hebben we dit mogen doen. Een heel bijzondere ervaring. De saamhorigheid onderweg, de naderende finish, de ontlading en emoties na de finish en de rust die daarna over me kwam. We hadden het toch maar geflikt met ons drieën. Onderweg en in het finishdorp Alpe d’Huez werd het elke beklimming drukker. Onderweg werd er veel muziek gemaakt en bij het binnenrijden van het dorp stonden de mensen rijen dik; het leek wel de Tour de France. Dit werkte als doping. We zouden om 17.30 uur met ons team een gezamenlijke klim maken, de saamhorigheidsklim. Ik had 5 uur om hiervoor te herstellen en heb maar van deze tijd gebruikt gemaakt. Hoewel ik conditioneel nog wel een extra keer had kunnen gaan, had ik veel pijn aan mijn knie gekregen. Een dag later bleek dit een bursitis te zijn. Ook deze laatste, mijn vierde klim, was weer bijzonder. Alle 48 teamgenoten droegen op hun fietshelm een rood-wit gestreepte muts. Op deze manier waren we alle beklimmingen voor elkaar herkenbaar en werden we ook door het publiek herkend. Dit teamgevoel, de saamhorigheid onderweg en de taferelen bij de finish hebben dit tot een onvergetelijke ervaring gemaakt, die naar meer smaakt. Maurice heeft een jaar geleden zijn behandelingen afgerond. Gelukkig staat hij weer volop in het leven en is dit een inspirerende ervaring voor hem geweest. Helaas hebben de operatie en bestralingen ervoor gezorgd dat hij wel heeft moeten inleveren op zijn kwaliteit van leven. Weten we meteen weer waarvoor we hebben gefietst. Op YouTube staat een filmpje, voorzien van een inspirerende song, van onze klim: AD6_Maurice.avi 5
Pagina 6
op één lijn 43 2e uitgave 2012 Maastrichts Mooiste Geen toptijd gehaald, wel toptijd gehad! DOOR INGE VAN ’T KLOOSTER EN DANIQUE PEETERS, WESP-EN Zondag 10 juni 2012, Maastrichts Mooiste. Als afgevaardigden van de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de UM stonden wij klaar voor onze 5 km hardloopwedstrijd door de straten van Maastricht. We hadden een reputatie hoog te houden: ons werd verteld dat de HAG het altijd erg goed doet. Maar dit moest geen probleem zijn! Er was een overvloed aan enthousiasme en de route was bij ons bekend, die hadden we immers geoefend (hoewel we toen verdwaald waren). De hardloopschoenen waren ingelopen, de flesjes water leeggedronken, de vaseline gesmeerd, en een laatste nerveuze toiletstop was gemaakt. We waren er klaar voor! De markt stond vol met een sportief geklede stoet, allen in afwachting van het startsignaal. En toen: de start! Daar gingen we! Bochtje hier, inhalen daar en maar door tot plots, de finish! Voldaan, met een medaille om de nek en een stuk vlaai in de hand, brachten we verslag aan de 15 km groep die nog moest. Ons deel zat erop, nu was het aan de echte sportievelingen. Deze toppers hebben uiteindelijk een 4de plaats weten te behalen. Het 5 km team moest het doen met een 19de plek, helaas geen toptijd gehaald, maar wel een toptijd gehad! 5 km team (foto rechts): Petra van Benthum (aios jaar 2), Tamara Derks (aios jaar 2), Ingrid van der Heijden (huisarts), Judith Hoeven (aios jaar 2), Celine de Hoog (wesp), Inge van ’t Klooster (wesp), Alexandra Mannaerts (wesp), Danique Peeters (wesp), Bieke Slegers (huisarts) en Pauline Vinken (aios jaar 2). 15 km team (foto links): Ghais Al Mansouri (aios jaar 3), Jochen Cals (huisarts), Joost Dormans (medewerker), Jeroen Eurlings (aios jaar 1), Paulien Huijs (aios jaar 1), Priska Israel (huisarts), Araya Medhanyie (onderzoeker), Job Metsemakers (huisarts), René Minnaard (huisarts), Pim de Nijs (aios jaar 2), Piet Portegijs (medewerker), Paul Ram (medewerker) en Mark Spigt (onderzoeker). Coach: Geert-Jan Dinant. 15 km 5 km 6 op één lijn 43 2e uitgave 2012 Lunchbesprekingen Broodjes VAN DE REDACTIE, DOOR BABETTE DOORN De eerste helft van het kalenderjaar zit erop. De eerste cyclus Broodjes in het huidige format (vaste dagen, tijden, frequentie maar met wisselend beleg) idem dito. Van de Broodjes Verstand (overstijgende thema’s) hebben wij dit keer twee artikelen: over abortus en over de Huisarts van de Toekomst. Agenda’s lopen snel vol, vandaar dat we nu al laten weten dat we op donderdag 30 augustus weer van start gaan met de nieuwe reeks. Wat nu bekend is: Donderdag 30 augustus Analyzing medication patterns Beatriz Poblador Dinsdag 4 september Proefpromotie 'Support of an Asthma/COPD service for GPs in daily care, Annelies Lucas Donderdag 13 september Zorginnovatie psychosociale klachten SGE, Luc Gidding Dinsdag 18 september Social Media Babette Doorn et al Donderdag 27 september WESP-eindpresentatie Rianne Minten Dinsdag 2 oktober Dinsdag 16 oktober Dinsdag 27 november Dinsdag 13 november Dinsdag 11 december Preventieconsult SGE Merijn Godefrooij Broodje Verstand Geruststellen onderzoek Esther giroldi Broodje Verstand Broodje Verstand Hieronder volgen de verslagen van 2 Broodjes Verstand die hebben plaatsgevonden. Broodje Verstand Huisarts en abortus DOOR GABIE RAVEN, ABORTUSARTS EN VOORZITTER NGVA1 Ter introductie was mij verteld dat deze bijeenkomsten in het leven waren geroepen voor onderwerpen die in de huisartsopleiding niet of nauwelijks belicht worden. Een voorbeeld was euthanasie; en abortus paste ook wel in deze groep onderwerpen, begreep ik. Nu loop ik niet meteen warm voor een uitnodiging die op deze manier gepresenteerd wordt, maar ik vind het onderwerp belangrijk genoeg om er ook voor een kleine groep direct betrokken toehoorders, energie in te steken. De meeste huisartsen worden maar één tot enkele malen per jaar met een verzoek tot abortus geconfronteerd. Het is een emotioneel beladen onderwerp. Toch is abortus geen onderwerp dat je (ook) als huisarts kunt ontkennen. Ik geef enkele kengetallen: • Het totaal aantal abortussen in Nederland bedraagt ongeveer 32.500 per jaar, ongeveer 4.000 van de vrouwen is woonachtig in het buitenland. Het abortuscijfer (aantal abortussen per duizend vrouwen in de leeftijd van 13 tot 44 jaar) bedraagt 8,7; dit is de laatste jaren vrij stabiel, in 1990 was dit het laagste: 5,2. • De abortusratio is ongeveer 1:7, wat betekent dat één op de zeven zwangerschappen wordt afgebroken. De ratio stijgt, aangezien er minder zwangerschappen in Nederland voorkomen. 50% Van de in Nederland woonachtige vrouwen wordt verwezen door de huisarts; 50% gaat naar de huisarts voor nacontrole (dit is niet per se dezelfde groep). 7
Pagina 8
op één lijn 43 2e uitgave 2012 Waarom vind ik dit onderwerp belangrijk? Ik heb in Zambia gewerkt. Daar gingen de vrouwen na een bezoek aan de witchdoctor vaak dood aan een sepsis, tenminste de groep die ik zag. Vrouwen die geen kind willen op dit moment, onder deze omstandigheden, zijn zeer gemotiveerd voor een abortus en zoeken, indien nodig, ook illegale kanalen. In een ontwikkeld land moet dit niet hoeven. Zelfs bij goed toegepaste, betrouwbare anticonceptie is de kans op niet zwanger worden geen 0%. Dat wil nog niet zeggen dat een ongeplande zwangerschap ook een ongewenste zwangerschap is, maar dat kan voor komen. Het kan dat je hier als arts principiële en/of morele problemen mee hebt, maar ook dan is het belangrijk dat aan de vrouwen mede te delen en ze te verwijzen, of naar een collega, of voor een voorgesprek in een kliniek. In onze klinieken is uitgebreide ervaring met counseling op het gebied van ongeplande en/of ongewenste zwangerschap. Er is grote expertise op het gebied van anticonceptie en in veel klinieken wordt ook SOA onderzoek aangeboden. Abortus is een beladen onderwerp, maar de vraag ernaar is al eeuwenoud (leestip: The Cider House Rules van John Irving). Dit zal zeker niet op korte termijn veranderen. De meeste vrouwen weten vrij snel, vrij zeker wat ze willen. Slechts een kleine groep twijfelt. Soms maakt het feit dat de huisarts het er zo moeilijk mee heeft het voor de vrouwen moeilijker, hij laat hen een extra keer terugkomen en stuurt hen dan pas in, terwijl dat hun uiteindelijke beslissing niet beïnvloedt. Het is voor die vrouwen prettig als de hulpverlener zich daar bewust van is. Heb vertrouwen in de abortushulpverlener. Ons werk is niet een zwangerschap af te breken, maar vrouwen te helpen die geconfronteerd worden met een ongewenste zwangerschap. Dit kan verder gaan dan alleen de abortusbehandeling op zich. Het blijft zaak voor ons allen als hulpverlener alert te zijn op zaken als incest, loverboys, verkrachting etc. Ook blijf ik het in triest vinden als er weer een baby of een babylijkje ergens gevonden wordt. Er wordt dan vaak meteen een beschuldigende vinger naar de moeder uitgestoken. Hoe eenzaam zal zij geweest zijn en hoe bang. Falen we hier niet deels zelf ook als hulpverlener? Door ons wordt een goede samenwerking met de eerste en tweede lijn erg op prijs gesteld, in de eerste plaats voor de vrouwen die bij ons komen. Ik probeer dan ook al jaren de lijnen kort te houden en ik ga daarom ook graag in op uitnodigingen voor dit soort (prettige) bijeenkomsten. 1 Nederlands Genootschap van Abortusartsen Broodje Verstand Wil de huisarts van de toekomst NU opstaan? VAN DE REDACTIE, DOOR BABETTE DOORN In de lunchbespreking van dinsdag 19 juni stond dit Broodje gepland. De spreker was Rob Keijzer. Rob is al 32 jaar apotheekhoudend huisarts samen met echtgenote en huisarts Lili Keijzer in Ysselsteyn. Rob was jarenlang verbonden aan de Huisartsopleiding Maastricht als HAB en docent Praktijkmanagement in Jaar 3. Tot 1 mei jl. was hij ook nog voorzitter van de Regionale Huisartsen Organisatie Cohesie in Noord-Limburg. Hij is nog wel lid van de Raad van Afgevaardigden van Cohesie, zeg maar de Ledenraad. Alles draait om betrokkenheid van leden. Daarmee komen we meteen tot de kern van de lunchbespreking Broodje: hoe staat het met de betrokkenheid van de huisartsen buiten de spreekkamer? Een kort, maar bevlogen college. Wil de huisarts van de toekomst NU opstaan? Deze openingsdia heette het gemengde publiek welkom. Ondanks de vraag, ging iedereen meteen zitten, ook de (wel) aanwezige aios. Al snel nam Rob ons mee in het alledaagse huisartsleven: een praktijkcasus ‘komt een man bij de dokter’ en al snel werden we meegevoerd in zijn verhaal. We horen op anekdotische en soms hilarische wijze hoe de samenwerking tussen huisarts, patiënt en praktijk verloopt. De patiënt staat centraal, hij wordt serieus genomen en samen zoeken zij de juiste weg. De echte belemmering duikt pas op in de 2e lijn, bij de specialist. Op de vraag van de huisarts ‘wat kunnen wij de patiënt bieden totdat de 2e lijn tijd heeft voor een consult’, wordt geen bevredigend antwoord gevonden. De huisarts kan de patiënt geruststellen en een profylaxe meegeven. 8 op één lijn 43 2e uitgave 2012 De spreekkamer uit Via de casus maakt Rob de brug naar werkbelasting versus kosten. Het publiek komt uit zijn roes, wij verlaten (ook) de spreekkamer. Niemand ontkent dat een huisarts werkt om geld te verdienen. En dat het goed is dat we af zijn gestapt van een abonnementsysteem waarop huisartsen hun geld kregen op naam van ingeschreven patiënten, vindt ook niemand erg. Maar waar ging het dan mis in het proces van de marktwerking? En wat ging er mis? We lazen in Medisch Contact dat de ziekenhuizen algemene artsen gaan opleiden. Is dat geen bedreiging? En waarom reageert er niemand? De omgeving van de huisarts Iedereen weet dat de huisarts een spilfunctie vervult, maar hoe, dat is de vraag. In de jungle van organisaties rondom de huisarts(praktijk), zien wij het bos niet meer. De betreffende dia is overwoekerd met beroepsorganisaties, koepels, financiële partners en aanverwante bedrijven, organisaties en overheden. Geen wonder dat de huisarts zich terugtrekt in zijn spreekkamer. Maar is dat wel slim? De huisartsopleiding richt haar pijlen ook vooral op het werken achter die gesloten deur. Maar wie die deur te laat opent, wordt nooit een goede ondernemer. Je kan niet vroeg genoeg beginnen: neem bijvoorbeeld je co mee naar een HAGRO-bijeenkomst. Laat zien dat er meer is dan de spreekkamer. Dat je moet weten wat er speelt, om er een mening over te vormen. Doe je dat niet, dan moet je achteraf niet klagen dat er anderen hebben beslist over jouw honorering, die weer jouw werkwijze en bedrijfsvoering bepaalt. Worden de AIOS straks transmurale ziekenhuisartsen? Zien AIOS die omgeving en willen ze dat zien? We horen van staf dat het curriculum al bomvol zit in de drie jarige opleiding, maar we horen AIOS zeggen dat ze best nieuwsgierig zijn. Niet allemaal, maar hoe meer je ervan weet, hoe nieuwsgieriger je wordt. Rob geeft als advies om niet te wachten met die stap tot na je afstuderen. En dat er kaderhuisartsen Beleid en Beheer zijn die zich daar bewust in specialiseren. Conclusie: je hoeft je niet allemaal actief in te zetten, maar je moet er wel weet van hebben! Wie nu al geprikkeld is/wil worden: lees het consultatiedocument huisartsenzorg 2012 van de NZA op www.nza.nl/publicaties/Consultatiedocumenten. Vandaar alvast dit stukje, voor AIOS en huisartsen. En wat we ook weten: er moet een vervolg komen, met andere partijen erbij. 9
Pagina 10
op één lijn 43 Vanuit het onderwijs Samen Op één lijn DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM Het blijft een dynamisch geheel bij de sector onderonderwijs. Ligt normaal gesproken het accent van deze zomereditie van ‘Op één Lijn’ bij onderwijs, nu is er een beperkte bijdrage vanwege nog niet uitgedeinde bewegingen binnen onze golvende sector. Momenteel loopt de werving en planning van stageplekken volop en zijn we bezig met het indelen van alle docenten over de verschillende rollen in de diverse jaargangen van het geneeskundige curriculum. Met ingang van het aanstaande curriculumjaar heeft Katrien Boots haar werkzaamheden binnen onze vakgroep verplaatst naar de huisartsopleiding, ze wordt Huisartsbegeleider. Katrien is twee jaar coördinator van het coschap Huisartsgeneeskunde geweest en ze heeft gewerkt aan de herziening van het coschap waarover u eerder kon lezen. Dat nieuwe coschap komt eraan maar daar merkt u in de praktijk op zijn vroegst iets van met ingang van 2013-2014. Katriens rol wordt overgenomen door Marion van Lierop, jarenlang huisarts in Sittard en sinds 2 jaar Huisartsbegeleider bij het basiscurriculum. Ongetwijfeld dat u in een volgende ‘Op één Lijn’ verder met haar zal kunnen kennismaken. Gelukkig heeft de sinds maart 2011 van kracht zijnde vacaturestop slechts een beperkte invloed gehad op de invulling van docentrollen aan het basiscurriculum. Vanwege bezuinigingen binnen de onderzoeksschool CAPHRI hebben verschillende onderzoekers hun docentrollen kunnen uitbreiden. Er blijft nog wel behoefte aan nieuwe enthousiaste (aspirant) huisarts-docenten voor diverse onderwijsrollen in het basiscurriculum. Graag hadden we dit keer een jong huisarts- en tevens docentkoppel aan u voorgesteld (Iris Blonk en Ferry Lusthuis), ware het niet dat ze hun bruiloft en huwelijksreis nu hebben gepland. Tegelijkertijd werd de ruimte voor nieuwe ontwikkelingen benut. Coördinator jaar 3 Ben van Steenkiste beschrijft de introductie en eerste evaluaties van het patiëntgebonden contact in het derde jaar in dit nummer van Op 1 lijn. NHG-Congres 2013 in: Maastricht Thema Spoed In 2000 stond het NHG-Congres in het teken van de spoedzorg: met spoed en goed. Dit was in de beginfase van de ontwikkeling van de huisartsenposten. Sindsdien zijn er vele ontwikkelingen geweest in de spoedzorg en heeft de acute huisartsenzorg, vooral binnen de huisartsenposten, een enorme professionaliseringsslag gemaakt. In de acute zorg wordt meer en meer gedacht in toestandsbeelden in plaats van diagnoses, de Nederlandse Triage Standaard (NTS) is ontwikkeld en op de kaart gezet, en de samenwerking met ketenpartners in de acute zorg wordt gaandeweg helderder omschreven. Huisartsenposten krijgen her en der een plaats in de ondersteuning van de dagzorg. Inhoudelijk, organisatorisch en politiek is Spoed daarom een interessant onderwerp. Het Congres vindt plaats op 22 november 2013 in Maastricht. 10 op één lijn 43 2e uitgave 2012 Basiscurriculum geneeskunde Patiënten contacten Huisartsgeneeskunde jaar 3 DOOR BEN VAN STEENKISTE, COÖRDINATOR JAAR 3 Inleiding In ‘Op één Lijn’ nr.40 (2011) schreven wij over de introductie van een nieuw eerstelijns patiëntcontact in jaar 3 van het basiscurriculum. Derdejaars geneeskundestudenten maken kennis met de presentatie van verschillende aandoeningen (in dit geval chronische buikaandoeningen) in de huisartspraktijk. Een heel andere tak van sport dan tweedelijns geneeskunde: de context is belangrijker, niet iedere patiënt die komt heeft daadwerkelijk iets, veel klachten gaan ook vanzelf over, enzovoorts. Doordat die derdejaars studenten nu niet meer in de huisartspraktijk komen, zouden ze deze en andere wezenlijke verschillen missen, indien we geen goede vervanging bieden. Wat is BPC De nieuwe begeleide patiëntcontacten (BPC) sluiten direct aan bij de formule van het Skillslab, dat, ter voorbereiding op de onderwijspoli, de nadruk legt op een goede anamnese en lichamelijk onderzoek en eindigt met een differentiaal diagnose. In het vervolg daarop wordt onder leiding van een huisarts verder ingegaan op diagnostiek, behandeling en beloop van de aandoening, waarbij ook een duidelijk accent op zorgaspecten zal komen te liggen. Het afgelopen jaar hebben ruim 320 studenten met deze vorm van onderwijs kennisgemaakt onder wie ruim 30 uit het International Track of Medicine (ITM). Patiënten De patiënten die werden gepresenteerd waren veelal speciaal voor deze rol geworven. Alleen patiënten met chronische buikklachten, maar van verschillende aard, leeftijd en geslacht. Ook jonge patiënten (leeftijdsgenoten) met bijvoorbeeld colitis ulcerosa of coeliakie maakten grote indruk op de studenten. De patiënten waren over het algemeen erg enthousiast over deze nieuwe rol. Studenten Het BPC werd door de studenten goed beoordeeld. De ontmoeting met de patiënt, de gevolgen van een chronische aandoening op het dagelijks leven, de emoties en de openheid van de patiënt werden als belangrijke succesfactoren genoemd. ‘Je krijgt een goed beeld van de patiënt zijn medische achtergrond en impact op het dagelijks leven.’ ‘Persoonlijk contact met patiënt, emotie.’ Het werd door hen als een leerzame onderwijsvorm ervaren. De leerdoelen worden in de basisgroep nabesproken. Dat gebeurt voor iedere groep op een ander moment, soms weken na het BPC en dat kan een nadeel zijn. De aandacht voor de manier waarop de zorg georganiseerd wordt (Chronic Care Model) kan ook nog beter. Samenwerking en organisatie, twee zaken waar onze collega Inge Duimel komend academisch jaar in een nieuw college uitvoerig bij stil zal staan. Andere doelen op het gebied van verschillen tussen de eerste- en tweede lijn zijn ruimschoots behaald. Docenten Onze docenten, te weten Suzanne Klarenbeek, Marion van Lierop, Ferry Lusthuis, Raymond Leclercq en Leo Peters, zijn allemaal huisarts, al dan niet (meer) praktiserend met gevarieerde onderwijs- en praktijkervaring. Zij waren over het algemeen vrij positief over deze vorm van onderwijs. Het is een kleine onderwijsrol maar wel een die de nodige inspanning en onderwijsvaardigheden vraagt om van de bijeenkomst een succes te maken. We zullen daarom nog meer aandacht besteden aan de werving van docenten. Samenwerking Skillslab De samenwerking met het Skillslab was goed. Zij onder houden het contact met de patiënten en zorgen voor belangrijke praktische zaken zoals het maken van afspraken, bijwerken van de medische dossiers, de onkostenvergoeding en de opvang en training van nieuwe patiënten. Tijdens de bijeenkomsten verzorgen zij ook de lunch voor de patiënten. Wij zochten nadrukkelijk de samenwerking met het Skillslab om aan te sluiten bij de bestaande infrastructuur. Op termijn willen we nagaan in hoeverre uitbreiding van patiënten mogelijk is en streven we naar een gezamenlijke “patiëntenbibliotheek” waar we ook voor de andere clusters in jaar 3 gebruik van zouden kunnen maken. Gedacht wordt aan vergelijkbare, maar ook andere vormen van onderwijs. Conclusie Het BPC in deze vorm is een leerzame vorm van onderwijs gebleken die door studenten met enthousiasme werd ontvangen. We gaan er komend jaar gewoon mee door. 11
Pagina 12
op één lijn 43 2e uitgave 2012 Nascholing Naschoolse opvang DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, COÖRDINATOR NASCHOLING VAKGROEP HUISARSTGENEESKUNDE UM De titel klinkt kinderlijk en neerbuigend, ik had ook gewoon kunnen schrijven: NÁ-scholen. Ik bedoel: hoe vergaat het in scholingsopzicht iemand die hier in Maastricht de huisartsopleiding heeft gevolgd? Zijn er genoeg scholingsprogramma’s en ontmoetingsmomenten met oude groepsgenoten voor de ex-aios, met een mooi woord alumni? We denken dat daar nog wel iets aan te verbeteren valt in de vorm van scholing gericht op de pas gevestigde huisarts met een vleugje reünie. Wie mee wil denken: Bel ons of mail: yvonne.vanleeuwen@hag.unimaas.nl. Na-scholen-komt-zonneschijn Hoe men erbij komt, dat het uitstorten van ‘praatjes’ over een vermoeide menigte tot kennis leidt, is duister. Tijd wordt verkwanseld die oneindig veel effectiever kan worden ingezet met een beetje meer kennis over hoe mensen leren. Actieve werkvormen (vraag en antwoord, discussie, casuïstiekbespreking) zijn niet een trendy aardigheidje, maar bijna voorwaarde dat iets beklijft. Zeker als het wat complexer is, zoals de therapie van systolisch en diastolisch hartfalen. Rijtjes werken niet, en hoeveel rijtjes komen er niet voorbij op een nascholing: 5 oorzaken van dit, 6 gevolgen van dat. Verhalen blijven wél hangen, casuïstiek. Illustratief materiaal heeft een lange houdbaarheid. Stem de boodschap af op het (beoogd) publiek Een wet die keer op keer met voeten wordt getreden: specialisten en andere hulpverleners die voor huisartsen praten en zich niet verdiepen in de vragen die bij hen leven. Overmorgen ga ik naar een congres dat als onderwerp ‘neuromarketing’ heeft. Het is gericht op reclamemensen. Reclamemensen zijn uit puur lijfsbehoud ijzersterk in effectief boodschappen overbrengen en in de roos schieten bij het beoogd publiek. Zij hebben nu ‘ontdekt’ dat ze baat hebben bij (nog meer) kennis over hoe het brein werkt. Sprekers zijn o.a. prof. Victor Lamme, hersenonderzoeker en bekend van het boek: de vrije wil bestaat niet. De middag wordt afgesloten met een goochelaar. Wat ik daar doe? Een lang gekoesterde wens in vervulling laten gaan: kijken in de keuken van reclamemakers om daarvan te leren voor onderwijs. Hoe breng je boodschappen zó over dat de kans groot is dat men het jaren later nog weet? “Even Apeldoorn bellen” en (een generatie eerder) “niet vergeten, Frico eten”. Toen ik co was, kwam er een lijvig rapport uit over de zin en onzin van lab-aanvragen. Elke specialist in opleiding moest het lezen. Ik stelde voor het rapport te vervangen door een gifgroene sticker op elke status met de tekst: “vraag niet te grif, een leukodiff”. Ik kreeg geen bijval. Maar het zou toch best kunnen dat we er enorm mee geholpen zijn? Dat ons brein nu eenmaal gemakkelijk dit soort signalen opvangt. “Maag op hol, omeprazol”. Zonder gekheid: er wordt zoveel tijd verkwist tijdens scholingen dat meer leren over doelgroepgericht en kernachtig brengen van boodschappen, nooit weg is. “Hoe het ook zij, u hoort van mij!” Geplande scholingen van HAG-UM 4 oktober 2012 Een Engels hospice op bezoek: common issues in palliative care 12 december 2012 Symposium oogheelkunde 26-28 februari 2013 Masterclass diabetes In planning Chronische pijn, Audiologie en Summercourse palliatieve zorg. Informatie: www.topevent.nl 12 2e uitgave 2012 De huid als spiegel Infecties, koorts en vlekjes DOOR JOCHEN CALS, HUISARTSONDERZOEKER EN AVONDVOORZITTER ‘Dokter, kijk eens. Wat heb ik hier?’ Huidaandoeningen; iedereen loopt er wel eens gespikkeld of gevlekt bij. Vaak zijn de vlekken en plekjes onschuldig, maar dat is niet altijd even makkelijk te bepalen. In drie praktische en interactieve presentaties kunt u op deze MINC1-avond ervaren dat de huid soms echt als de spiegel van infecties kan werken. Dermatoloog Ivo Nagtzaam neemt ons mee in de wondere wereld van de parasitaire huidinfecties. Van alledaagse luis tot schurft, maar ook: waar moeten we aan denken bij de vakantieganger die terugkeert met een rode bult op het bovenbeen? U ontvangt tips om de juiste diagnose te stellen, geïllustreerd met leerzaam beeldmateriaal. Een meer voorkomende insect is de teek die ook niet meer weg lijkt te denken uit de media. Recent werd de website tekenradar gelanceerd en de afgelopen jaren is er veel controverse geweest over tekenbeten en de ziekte van Lyme. De nieuwe CBO-richtlijn in ontwikkeling probeert richting te geven aan zinvol beleid. Maar wat is wijsheid? Microbioloog en tekenexpert Alje van Dam loopt met u door de relevante diagnostiek, behandeling en voorlichting, zodat u weet wanneer u vooral wel en niet moet handelen. Hij bespreekt ook de kennishiaten die er nog bestaan op dit gebied. Kinderen met koorts en vlekjes, weet u het nog? Parvo B19, streptokok, meningokok, varicella zoster, alle zorgen ze voor vlekjes en meestal koorts, toch is het beleid volledig anders. In de laatste sessie van de MINC-avond loodsen kinderarts Gijs van Well en huisarts Jochen Cals u in een zeer interactieve sessie langs alle kinderziekten met vlekjes. Test uw kennis en u bent weer helemaal bij. In deze MINC komt alles aan bod onder leiding van avondvoorzitter en huisarts Jochen Cals; van de diagnostiek op het lab tot en met de voorlichting in de spreekkamer, relevant voor ervaren dokters, maar ook artsen in opleiding. De nascholing is geaccrediteerd en vindt plaats op 23 oktober 2012 in Hotel van der Valk in Maastricht van 17.45-21.15 uur. Meer informatie en aanmelden: www.minc.eu 1 Maastricht Infection Center NHG-Wetenschapsdag 2012 in Maastricht Grote opkomst in grootse omgeving! We kijken ernaar uit u volgend jaar weer te mogen begroeten op het NHG-congres op 22 november 2013 in het MECC in Maastricht. 13 op één lijn 43
Pagina 14
op één lijn 43 2e uitgave 2012 Nieuwe hoogleraar Europees alcoholbeleid faalt! ORATIE BIJZONDER HOOGLERAAR ALCOHOL AND HEALTH PROF. DR. PETER ANDERSON De Europese Unie heeft een alcoholprobleem: per jaar drinken we gemiddeld 12 tot 13 liter pure alcohol per persoon (vanaf 15 jaar en ouder), een hoeveelheid die het laatste decennium constant is gebleven. Dit komt mede doordat EU-landen afgelopen jaren de verkeerde beleidsmaatregelen hebben ingezet om consumptie te verminderen. Dit bepleitte Prof. dr. Peter Anderson in zijn oratie op woensdag 30 mei jl., waarmee hij het ambt van bijzonder hoogleraar Alcohol and Health aan de Universiteit Maastricht aanvaardde. Anderson’s leerstoel is ingebed binnen de vakgroep Huisartsgeneeskunde, welke valt onder de onderzoeksschool CAPHRI (School for Public Health and Primary Care) van de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences van het Maastricht UMC+. Mortaliteit Eén op de acht sterfgevallen (binnen de leeftijdsgroep 15-64 jaar) in Europa houdt verband met alcoholgebruik. Daarnaast kost alcohol Europa veel geld: bovenop de prijs die we voor de drank betalen, is de EU ongeveer € 300 per jaar per persoon kwijt aan verloren productiviteit, gezondheidszorgkosten en justitie; kosten die liever bespaard blijven in de huidige tijd van economische crisis. Waarom lukt het de EU niet om de alcoholconsumptie te verlagen? Educatie en 'community action' Volgens Anderson hebben landen binnen de EU de afgelopen jaren een te sterke focus gelegd op de educatie van jonge mensen en ‘community action’ als het gaat om de terugdringing van alcoholgebruik. ‘Hoewel dit belangrijke maatregelen zijn, blijkt juist dat prijsverhoging, drempelverhoging om aan de alcohol te komen en verbod op alcoholreclame het drinkgedrag effectiever beïnvloeden.’ Onderzoek wijst uit dat minder geconsumeerd wordt wanneer alcohol duurder wordt, zelfs onder zware drinkers en alcoholverslaafden. Hetzelfde geldt wanneer alcohol moeilijker te krijgen is (door bijvoorbeeld minder verkooppunten en kortere openingstijden) en bij een verbod op alcoholreclame. Wist u dat: dr. Marjan van den Akker is benoemd tot Visiting professor aan Goethe University Frankfurt? 14 Prijshandhaving Anderson noemt binnen prijshandhaving het invoeren van een minimumprijs per gram (pure) alcohol de beste maatregel, ongeacht het soort alcohol. Wetenschappelijke studies suggereren dat deze maatregel onder andere leidt tot (ziekte)kostenbesparing, daling van criminaliteit en verhoogde productiviteit. Daarnaast pakt het, in grotere mate dan belastingverhoging, doelgerichter zware drinkers aan. Ook de alcoholindustrie profiteert doordat de winst stijgt. Obstakels Verschillende obstakels belemmeren de juiste inzet van beleidsmaatregelen binnen de EU. Er lijkt nog steeds een gebrek te zijn aan kennis over alcohol en de gevaren ervan. Alcohol wordt nog steeds niet gezien en geclassificeerd als drug, terwijl het dezelfde biologische en farmacologische karakteristieken heeft als andere drugs. Uit onderzoek blijkt juist dat alcohol de meest schadelijke drug is voor gezondheid en welzijn. Zowel consumenten als politici en beleidsmakers onderschatten en negeren het gevaar van alcohol. Anderson: “Er moeten duidelijke statements gemaakt worden om dit kennisgat onder beleidsmakers te verkleinen. De beleidsmislukkingen die de alcoholconsumptie de laatste jaren zo hoog hebben gehouden, hebben geresulteerd in 600.000 sterfgevallen (onder 15-64-jarigen) die voorkomen hadden kunnen worden”. (persbericht Universiteit Maastricht) op één lijn 43 2e uitgave 2012 Masterstudent Arts-Klinisch Onderzoeker: Eefje de Bont Antibiotica bij kinderen: soort bepaalt voorschrijfgedrag BEGELEIDERS: JOCHEN CALS EN GEERT-JAN DINANT Achtergrond In de meeste huisartsgeneeskundige richtlijnen wordt geadviseerd antibioticum voorschriften bij kinderen met infecties te beperken. Het is echter onduidelijk hoeveel voorschriften het afgelopen decennium gegeven zijn. Bij het evalueren en bijstellen van interventies die het antibioticagebruik in de huisartsenpraktijk moeten terugdringen, is het echter van belang om dit te weten. Doel Met deze studie onderzoeken wij de voorschrijffrequenties van orale en topicale antibiotica bij kinderen jonger dan 12 jaar in de periode 2000-2010. Ook willen we nagaan of huisartsen specifieke antibiotica voorschrijven waarvoor geen indicatie is volgens de huidige Nederlandse richtlijnen. Methode Met behulp van het Registratie Net Huisartspraktijken (RNH) werden gegevens verzameld over demografische kenmerken van patiënten, antibioticum voorschriften en relevante co-morbiditeit. Statistische analyses werden uitgevoerd met behulp van frequenties en multivariabele logistische regressie analyse om na te gaan welke variabelen van invloed zijn op antibiotica voorschriften. Resultaten In de periode 2000-2010 zijn 108.555 patiëntjaren geanalyseerd, waarbij 15,8% met chronische ziekte, met astma als meest voorkomende. In 14,8% van de patiëntjaren werd minimaal één antibioticum voorschrift gegeven. Tussen 2000 en 2005 observeerden we een significante toename in het aantal voorschriften voor zowel orale als topicale antibiotica (p<0.001). In 2005-2010 daalde het aantal orale voorschriften (p<0.001), terwijl het aantal topicale geleidelijk bleef toenemen (p=0.04). We vonden een significante invloed van leeftijd en chronische ziekte op het krijgen van een antibioticum voorschrift. Voorschriften zonder indicatie werden slechts incidenteel geobserveerd. Conclusie Eén op de zes kinderen ontving in 2000-2010 minimaal één antibioticum voorschrift. Terwijl topicale voorschriften geleidelijk bleven toenemen, stegen de orale voorschriften tussen 2000-2005 en daalden ze daarna significant. Omdat richtlijnen in die tijd niet zijn veranderd, is dit verschil mogelijk toe te schrijven aan de opname van het pneumokokkenvaccin in het Rijksvaccinatieprogramma in 2006. WESP-studenten: Laurens Starmans en Inge van ‘t Klooster Echo bij schouderklachten: juiste diagnose een MUST BEGELEIDERS: RAMON OTTENHEIJM, JOCHEN CALS, GEERT-JAN DINANT, ROB DE BIE Achtergrond Echografie is een accuraat diagnosticum bij schouderaandoeningen. De epidemiologie van specifieke schouder-aandoeningen in de huisartspraktijk is onbekend omdat anamnese en lichamelijk onderzoek nu niet tot een patho-anatomische diagnose leiden. Mogelijk is de behandeling hierdoor niet optimaal, wat de kans op chroniciteit kan verhogen. Inzicht in de prevalentie zou dit kunnen verbeteren. Doel Het vaststellen van de prevalentie van specifieke
Pagina 16
op één lijn 43 2e uitgave 2012 2e uitgave 2012 subacromiale aandoeningen gebaseerd op echoverslagen van patiënten uit de eerste lijn. Tevens analyseren we verschillen in prevalentie per leeftijdsgroep (<65 en ≥65jr) en tussen duur van de klachten ((sub)acuut en chronisch). Methoden Voor deze observationele studie hebben we 240 echoverslagen uit het Orbis Medisch Centrum te Sittard-Geleen geanalyseerd: 20 uit elke maand van 2011, waarvan 10% van 65-plussers. Alle echo’s waren gemaakt door dezelfde ervaren physician assistent. Inclusiecriteria waren: 1. Verwijzing door huisarts 2. Leeftijd ≥18 jaar 3. Unilaterale klachten Resultaten Tendinitis calcarea (kalkdepot in een pees) komt het vaakst voor (29%), gevolgd door bursitis (12%), tendinopathie (12%), partiële dikte scheur (11%) en volledige dikte scheur (8%). Ouderen hadden significant vaker een volledige dikte scheur. De meest aangedane pees was de supraspinatuspees. Van alle verwezen patiënten hadden 97 (40%) geen afwijkingen op echo. Conclusie De prevalentie van specifieke schouder aandoeningen in de eerste lijn verschilt ten opzichte van de tweede lijn. Inzicht in deze prevalentie kan bijdragen aan de discussie of echografie gebruikt kan worden om een optimale behandelstrategie vast te stellen. Dit wordt momenteel onderzocht in de MUST-studie. WESP-student: Danique Peeters Artsen leren door vragen BEGELEIDER: WEMKE VELDHUIJZEN Achtergrond Evidence based medicine gaat er van uit dat artsen leren van patiëntgerelateerde, klinische vragen. In de literatuur wordt een grote variatie beschreven in het aantal klinische vragen dat een arts heeft, variërend van twee vragen per patiënt, tot een vraag per 15 patiënten, wat onvoldoende verklaard kan worden door een verschil in onderzoeksopzet. Doel Een beter inzicht in persoonlijke verschillen in het leerproces rondom klinische vragen is van belang om AIOS hierin beter te begeleiden. Binnen de UM is een expertgebaseerd zesstappen model ontwikkeld dat beschrijft hoe artsen leren van klinische vragen. Model: 1. Gevoel van onbehagen of nieuwsgierigheid 2. Voortbestaan van onbehagen 3. Interpretatie onbehagen als gevolg van tekort aan kennis of kunde 4. Bewustzijnbehoud 5. Informatieverzameling 6. Uitbreiding kennis en kunde Methode Door kwalitatief onderzoek via framework-analyse hebben wij het model aangepast en verfijnd waar nodig. De eerste resultaten zijn gebaseerd op heranalyse van 13 bestaande focusgroepinterviews onder geneeskundestudenten en arts-assistenten. Deze heranalyse werd 16 gevolgd door eigen dataverzameling via praktijkobservaties en diepte-interviews met 9 eerstejaars AIOS Huisartsgeneeskunde. Resultaten Onze belangrijkste resultaten zijn: 1. Onbehagen is, meer dan nieuwsgierigheid, een drijfveer voor leren. 2. Leren-sturend onbehagen speelt niet alleen ten tijde van patiëntencontact, maar kan ook van tevoren of achteraf optreden. 3. Correct interpreteren van onbehagen is relevant voor het leereffect. Conclusie We hebben empirisch bewijs gevonden voor het bestaan van alle zes de stappen, en het model waar nodig aangepast en verfijnd. op één lijn 43 2e uitgave 2012 2e uitgave 2012 WESP-studenten: Carolien Leijten, Alexandra Mannaerts en Dionne Welter Ben ik gerustgesteld, dokter? BEGELEIDERS: WEMKE VELDHUIJZEN EN ESTHER GIROLDI vlnr: Carolien, Dionne en Alexandra Achtergrond Geruststellen is een van de meest gebruikte verbale interventies van huisartsen. Er is echter geen eenduidig bewijs met betrekking tot effectieve strategieën die leiden tot geruststellen. Doel Onderzoeken welke technieken huisartsen toepassen om patiënten gerust te stellen en hoe deze door patiënten worden ervaren. Methode Kwalitatief observationele studie bij 12 huisartsenpraktijken in Zuid-Nederland. Per huisartsenbezoek is er gestreefd naar twee matches van ongeruste patiënten en doel geruststellen bij huisartsen. Bij huisartsen en patiënten zijn stimulated recall interviews afgenomen waarbij video-opnames van consulten als geheugenstimulus dienden voor de deelnemers om te reflecteren op de geruststellingtechnieken. Hiervan werd een kwalitatieve analyse uitgevoerd. Carolien heeft zich specifiek gericht op de strategieën die huisartsen toepassen om gerust te stellen. Alexandra heeft gekeken naar de patiëntenpercepties die geruststellen ondersteunen. Dionne keek vervolgens op consultniveau naar wat patiënten en huisartsen op hetzelfde moment zeggen over technieken die de huisarts toepast om gerust te stellen. Resultaten Huisartsen onderscheiden verschillende doelen bij geruststellen. Zij gebruiken meerdere mechanismen en acties om deze doelen te realiseren. Er zijn verschillende percepties die patiënten als geruststellend ervaren. Deze worden ondersteund door deelpercepties, factoren en geruststellende acties van de huisarts. Wat tot nu toe blijkt, is dat er mogelijk discrepanties bestaan tussen de patiënten wat betreft technieken die ze als geruststellend ervaren. Conclusie Uit de analyse van de huisartseninterviews blijkt dat huisartsen veel strategieën toepassen om gerust te stellen waarvan sommige gedurende het hele consult belangrijk en sommige tijdsgebonden lijken. Uit de analyse van de patiënteninterviews blijkt dat er vijf hoofdpercepties bijdragen aan het gerustgesteld zijn van de patiënt. Wat betreft de conclusies van het derde deelonderzoek, na verschillende methodes toegepast te hebben om de dyadische data van huisartsen- en patiënteninterviews te analyseren, zijn we op dit moment in het beginstadium van de analyses en kunnen er nog geen conclusies getrokken worden. Voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT Deze keer: Geen trombosebeen, wat dan? Onderwijs jaar zes, Nederland-Turkije en Keniaanse huisartsen lijken op u. In onderzoeksprojecten worden vaak gegevens verzameld waarbij je vragen kunt bedenken die buiten de hoofdvraag van het onderzoek vallen. Het AMUSE-1 onderzoek – waar velen onder u aan hebben meegedaan – naar een veilige en efficiënte manier van diagnosticeren van een trombosebeen (DVT) in de huisartspraktijk, leverde ook gegevens op over de andere diagnosen in het rijtje 17
Pagina 18
op één lijn 43 2e uitgave 2012 differentiële diagnosen van patiënten die mogelijk een DVT hebben. Van de ruim 1000 patiënten die verdacht werden van een DVT – dat wil zeggen waarbij de huisarts voor de zekerheid een beslisregel toepaste en een pointof-care d-dimeer test uitvoerde - hadden er uiteindelijk 138 een trombose. Wat hadden de overigen dan? De Top-4 bestond uit spierscheur/hematoom (kleine 20%), veneuze insufficiëntie (15%), erysipelas (ruim 10%) en oppervlakkige tromboflebitis (ruim 10%). Minder vaak kwamen voor: lymfeoedeem, Bakerse cyste, jicht of een tumor in het kleine bekken. In het AMUSE-1 onderzoek werden ook klachten, symptomen en risicofactoren voor DVT verzameld. Voor de Top-4 werd gekeken naar de samenhang met die kenmerken. De details moet u maar in het artikel zelf lezen, enkele punten geef ik u hier. Een spierscheur in het been onderscheidt zich van de andere diagnosen vooral door het ontbreken van kenmerken: géén lokale zwelling, géén zwelling van het gehele been, géén roodheid en de afwezigheid van risicofactoren voor trombose. ‘Pijn’ is vooral een kenmerk van tromboflebitis en spierscheur, ‘zwelling’ is typisch voor erysipelas en DVT, terwijl ‘roodheid’ in het bijzonder voorkomt bij erysipelas (de naam zegt het al) en tromboflebitis. [ten Cate-Hoek] Marjan van den Akker coördineert namens onze vakgroep het onderwijs in het zesde jaar, u weet wel, de ‘GEZPen’ en ‘de WESPen’. In een Engelstalig artikel in een Duits artsenblad legt zij nog eens uit waarom en hoe de UM dit is gaan doen. De vakgroep Huisartsgeneeskunde en haar academische praktijken bieden 19 WESP- en 4 GEZP-stages aan en staan daarmee op plaats 8 in de ranglijst, die wordt aangevoerd door de chirurgen (113 stages) en internisten (74 stages). GEZP-studenten vinden dat ze soms teveel verantwoordelijkheid krijgen en WESP-studenten vinden dat hun begeleiders harder moeten proberen het minder druk met andere zaken hebben. [van den Akker] Job Metsemakers mocht vorig najaar een ‘key-note lecture’ houden voor de Turkse evenknie van het NHG, TAHUD, en doet daarvan verslag in het Turkse huisartsenblad (Nee, in het Engels). Hij legt uit hoe de Nederlandse gezondheidzorg in elkaar zit, beschrijft de Nederlandse huisartsopleiding, en vergelijkt voortdurend hoe dit in Turkije is. De Turken hebben nog geen eenduidige voorwaarden geformuleerd waaraan artsen moeten voldoen om zich ‘huisarts’ te mogen noemen. Er zijn nu te weinig artsen gespecialiseerd als huisarts om al het eerstelijnswerk te kunnen doen. Toch pleit Job voor duidelijkheid: spreek een overgangsdatum af waarna voor iedereen dezelfde eisen gelden, zorg dat de huisartsenopleiding minimaal voor de helft in de eerstelijn plaatsvindt en zorg voor een goede samenwerking tussen huisartspraktijken en de universiteit. [Metsemakers] Onder de hoede van Geert-Jan Dinant werd een kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder Keniaanse huisartsen, hun collega’s en beleidsmakers naar wat zij verwachten van 18 huisartsen en welke problemen ze tegenkomen. Los van de Keniaanse details vond ik het opmerkelijk hoe herkenbaar de opvattingen van de Keniaanse collega’s zijn. Waarom huisarts worden? De breedte van het vak en betekenis hebben voor de gemeenschap. Wat is huisartsgeneeskunde? Geïntegreerde zorg, longitudinaal, in de wijk. De huisarts zou ook regisseur van de lokale zorg moeten zijn, die waar nodig verandering op gang brengt. Het artikel maakt verder duidelijk dat de rol van de huisarts in Kenia nog onvoldoende verankerd is, dat de opleiding beter moet worden afgestemd op het toekomstige werk, en dat schaarste aan middelen het verwezenlijken van idealen in de weg staat. [van der Voort] Verder … • publiceerde Jolien Boesten met anderen een studie over – het vanwege ernstige mentale bijwerkingen van de markt gehaalde – Rimonabant bij patiënten uit de huisartsenpraktijk: de biologische voordelen (verbeteringen in gewicht, HDL) gingen gepaard met achteruitgang van de kwaliteit van leven; de positieve effecten waren kleiner dan uit eerdere trials was gebleken [Boesten] • maakt ondergetekende zich in een Editorial op beschaafde wijze kwaad om het schijnbare onbegrip onder politici van kernwaarden van de huisartsgeneeskunde (geïntegreerde, persoonlijke, continue zorg) getuige recente voorstellen voor meer ‘marktwerking’ in de eerstelijn. [Stoffers] Referenties • Ten Cate-Hoek AJ, van der Velde EF, van Weert HCPM, Moons KGM, Büller HR, Hoes AW, Joore MA, Oudega R, Prins MH, Stoffers HEJH. Common alternative diagnoses in general practice when deep venous thrombosis is excluded. Neth J Med. 2012;70:130-135. • Van den Akker M, Dornan T, Scherpbier AJJA, oude Egbrink MGA, Snoeckx LHEH. Easing the transition: the final year of medical education at Maastricht University. Z. Evid. Fortbild. Qual. Gesundh. wesen (ZEFQ) 2012; 106:92-97. • • Job FM Metsemakers. Family medicine training in Turkey: some thoughts. Türk Aile Hek Derg 2012; 16:23-34. Van der Voort ChTM, van Kasteren G, Chege P, Dinant GJ. What challenges hamper Kenyan family physicians in pursuing their family medicine mandate? A qualitative study among family physicians and their colleagues. BMC Family Practice 2012, 13:32. • Boesten JE, Kaper J, Stoffers HE, Kroon AA, van Schayck OC. Rimonabant improves obesity but not the overall cardiovascular risk and quality of life; results from CARDIO-REDUSE (CArdiometabolic Risk reDuctIOn by Rimonabant: the Effectiveness in Daily practice and its USE). Fam Pract. 2012 Mar 1. • Stoffers J. Evidence, the basis for practice … and politics! Eur J Gen Pract. 2012;18:1-2. Jelle Stoffers is (ook) Chief-Editor van de European Journal of General Practice (EJGP). Vol trots liet hij weten dat het blad nu een impactfactor heeft behaald van 1.13. Hiermee staan ze (al) op de 8e plek van de 14 Europese toptijdschriften in Primary Care. op één lijn 43 2e uitgave 2012 It’s LiFe! Ondersteuning bij de lichaamsbeweging van chronisch zieken DOOR RENÉE VERWEY EN SANNE VAN DER WEEGEN, ONDERZOEKERS MUMC+ Waar gaat het om? It’s LiFe! is een onderzoek van de Universiteit Maastricht om u als huisartspraktijk te ondersteunen bij de lichaamsbeweging van uw patiënten met COPD en diabetes type 2. Wij onderzoeken een instrument dat het activiteitenpatroon van mensen meet en feedback hierover geeft op basis van persoonlijke doelen. Het instrument bestaat uit een bewegingsmeter die draadloos verbonden is met een Smartphone. Op een applicatie op de Smartphone kan de gebruiker zien hoeveel minuten er dagelijks bewogen is ten opzichte van het persoonlijke doel. Dit doel wordt mede bepaald op basis van een voormeting en in samenspraak met uw POH. Het instrument wordt ingebed in een zorgmodel (Zelfmanagement Ondersteuning Programma) en samen vormen ze de interventie. Het zorgmodel bestaat uit drie consulten van 20 minuten bij de POH, waarvan er één of twee ook een langer regulier consult kunnen zijn. De effectiviteit zal worden getest in 24 huisartsenpraktijken. De totale interventie met instrument zal vergeleken worden met óf alleen het zorgmodel óf gewone zorg. Het onderzoek duurt 1 jaar en begint tussen 1 december 2012 en 1 maart 2013. Wat zoeken we? 24 huisartsenpraktijken in Zuid-Nederland, per praktijk 5 COPD patiënten (GOLD 1-3) en 5 diabetes type 2 patiënten (BMI > 25). De praktijken worden in 3 groepen verdeeld: Heeft u interesse in deelname aan de studie, neem dan contact op met de onderzoekers: itslife@maastrichtuniversity.nl Lijst geschikte patiënten samenstellen Patiënten telefonisch benaderen Techniek + zorgmodel X X Instructie voor POH: • videopresentatie • voorlichtingsmateriaal • instructiebijeenkomst • desgewenst extra scholing/coaching 3 consulten van 20-30 minuten x 10 patiënten Interview onderzoekers met POH 1 afrondende bijeenkomst Totale tijdsinvestering Vergoeding X X X X X X X 25 uur € 800, - Patiënten mogen de telefoon houden Zorgmodel X X X X X X X X X 25 uur € 800, - Controle praktijk X X – – X – – X X 10 uur € 200, - 19
Pagina 20
op één lijn 43 2e uitgave 2012 Uit de Huisartsopleiding ‘Komt een wiki bij de dokter…’ DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT De huisartsopleiding werkt in samenwerking met Huisartsopleiding Nederland aan een nog betere naamsbekendheid. Er zijn posters ontwikkeld met de boodschap: ‘huisarts, elk kwartier anders’ (mag natuurlijk ook elke 10 minuten zijn). Op elke poster wordt de breedte van het vak uitgebeeld. Bijvoorbeeld: een foto van een jong kind met daardoorheen de tekst: komt een meisje, met haar moeder, een snotneus, blauwe plekken op de armen, geen zin om te spelen, gemis van haar echte vader bij de dokter. Daaronder weer de boodschap: bereid je voor op de praktijk. Kijk op www.huisartsopleiding.nl Kijken op www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl is voor u ook relevant. We zoeken steeds huisartsen die een dag of twee dagen in het onderwijs werkzaam willen zijn als huisartsbegeleider (HAB). Ook zoeken we geregeld Gedragswetenschappers die gemotiveerd zijn het groepsonderwijs en de supervisie van een aantal aios-h vorm willen geven. Per 1 september start Katrien Boots, huisarts in Maastricht, als HAB in de Huisartsopleiding. In mijn vorige column heb ik al iets geschreven over de dependance van huisartsopleiding en coschap onderwijs in Eindhoven. De ontwikkelingen daar zijn nu dat er in 2013 de schop in de grond gaat en er een nieuw gebouw wordt gerealiseerd op de locatie van het Schip in Eindhoven. In dit gebouw zal naast de huisartsopleiding en het basiscurriculum geneeskunde ook plaats zijn voor de backoffice van het management van Stichting Gezondheidscentra Eindhoven en voor partners in de zorg. Die partners in de zorg die er nu al zijn (GGZ Eindhoven en een eerstelijnscardiologiepraktijk) bieden een mogelijkheid onderwijs te koppelen aan (anderhalve) eerstelijnsgezondheidszorg. Eind mei vertrok de Huisartsopleiding voor een Stafuitje naar een mooi kasteel ten zuiden van Luik. Het waren een paar mooie dagen daar; zonovergoten, prachtig decor, lekker sportief, … de wikidagen. Met dit uitje hadden de organisatoren enkele doelen voor ogen. Het belangrijkste doel van enkele dagen erop uit, was elkaar ontmoeten in een andere context. Een mooie oprit leidde ons naar een prachtig château met een wondermooi uitzicht op eeuwenoude bomen, uitgestrekte weilanden en bossen, alles afgeboord met 20 Huisarts. Elk kwartier anders. BEREID JE VOOR OP DE PRAKTIJK. KIJK OP HUISARTSOPLEIDING.NL een stralende blauwe lucht. Het duurde dan ook niet lang voor alle ‘rooms with a view’ waren ingenomen. Alles was aanwezig om collega’s beter en op een andere manier te leren kennen. Een activiteit op de eerste dag stond in het teken van wiki. Wiki is nog een beetje een onbekend onbemind verhaal en daar wilde de organisatie verandering in brengen. Iedere groep moest het menu voor de avond opstellen. Een goed menu maak je niet zomaar; er moet goed over nagedacht worden, een goed recept van een ander kan eventueel gebruikt worden, je moet zelf eens proeven, hoe ga je het dresseren, nodig eens een proefpubliek uit om je menu te testen. Is er nog twijfel over kruiding kan je eventueel te rade gaan bij een sterrenchef. Laat nu een menu een beetje zijn zoals een onderwijsprogramma. Ook hier verschillende vragen: wat zijn de leerdoelen, wie is de doelgroep, welke vorm ga ik het programma geven; hoe werk ik het uit, hoe ga ik na of de doelen bereikt zijn? Er is in de huisartsopleiding al veel gekookt en al die recepten moeten in een kookboek, namelijk de wikipagina. De wiki-pagina moet gevuld worden met alle onderwijsprogramma’s. Vele onderwijsprogramma’s kunnen zomaar op de pagina. Mist een bepaald programma nog wat ‘kruiding’ kan men altijd de hulp inroepen van de onderwijsontwikkelaars (ofwel sterrenchefs). De wiki-pagina zal zo een site worden waar we met z’n allen aan gewerkt hebben en waar we als Huisartsopleiding Maastricht trots op kunnen zijn. Laat dit een extra troef zijn om het doel te bereiken waar de nieuwe slogan van de vakgroep Huisartsgeneeskunde naar streeft: “Join our family”. op één lijn 43 2e uitgave 2012 Palliatieve zorg in een Engels hospice Veel leren van angst, lijden en verlies DOOR EVA VAN SEBILLE, AIOS JAAR 2 Zesweekse keuzestage Chronische Zorg Dit voorjaar liep ik mijn stage in een hospice in Esher, een dorp onder de rook van Londen. Het hospice (www.pah.org.uk) heeft 29 bedden en neemt mensen op voor terminale zorg, maar ook voor ‘symptoomcontrole’ of bij ernstige psychosociale problematiek. Uiteindelijk sterft ongeveer de helft van de opgenomen patiënten in het hospice. De overige patiënten worden thuis of in een verpleeghuis verder begeleid door een groot community team. Dit team bezoekt ongeneeslijke mensen thuis en volgt hen tot het overlijden. Er is tevens een dagopvang waar mensen (voor of na een eventuele opname) één dag per week komen voor ontmoeting maar ook voor begeleiding. Mijn patiënten Ik kreeg bij aanvang zeven patiënten onder mijn hoede, liep dagelijks visite en overlegde met één van de consultants. Een hele uitdaging maar met hulp van de ongelooflijk goed getrainde en indrukwekkend kundige verpleegkundigen lukte het steeds beter een plan te maken. De familiegesprekken werden nog door de consultant gedaan maar voor mij was hierbij zitten net zo leerzaam. Nadat ik in het Engelse BIG-register was geregistreerd, hoefde ik mijn collega’s niet meer steeds te vragen een recept of overlijdensverklaring te tekenen. De verhalen van de patiënten zijn even vaak ontroerend als pijnlijk. Er zijn oude mensen, jonge mensen, hoopvolle en tragische verhalen. Best heftig. Ik moest vooral even slikken toen ik terugkwam van een lang weekend vrij, en te horen kreeg dat vijf van ‘mijn’ patiënten waren overleden. Natuurlijk hoort dit er bij in een hospice, maar toch… Morfinepomp Groot leerpunt: durf te starten met een ‘syringe driver’. Ik was soms huiverig om deze morfinepomp te hanteren, terwijl de patiënt ploetert om alle pillen door te slikken. De artsen hier zijn heel doortastend, en voegen gelijk een snufje midazolam toe, en soms wat haldol tegen eventuele misselijkheid en verwardheid. Het was zinvol om de pomp zelf te leren klaarmaken. Ik heb nu het gevoel (nood)situaties in Nederland beter aan te kunnen en zelfverzekerder de spuit te kunnen vullen. Elke woensdag hadden we een journal club met alle artsen van het team, voorbereid door de arts-assistenten. 21
Pagina 22
op één lijn 43 2e uitgave 2012 Mijn directe collega (een Engelse GP-trainee) bracht twee artikelen in over de nadelige effecten en ethische aspecten van het Engelse beloningssysteem voor huisartsen. Dit Payment-for-Performance systeem is geautomatiseerd, en werkt deels via afvinklijsten. De gemiddelde huisarts verdient er circa 20% extra mee. Community werk Ik liep mee met een ergotherapeut. We moesten de hulpvraag inschatten die er na ontslag zou zijn en welke hulpmiddelen daarbij nodig waren (hoog-laag bed, rollator, po-stoel). Ook deden we follow-up bezoeken na ontslag. Op een woensdag was er de maandelijkse ‘bereaved relatives’ avond. Hiervoor worden de nabestaanden uitgenodigd van patiënten die ongeveer een half jaar geleden in het hospice of in de bijbehorende ‘community’ zijn overleden. De kapelaan hield een kort praatje, kaarsen werden aangestoken en de namen van de overledenen werden voorgelezen. De termijn van zes maanden is gekozen omdat daarna de aandacht en telefoontjes van vrienden en bekenden vaak afneemt, terwijl de familieleden vaak nog volop in rouw zijn. Het was boeiend om met twee families te spreken, en om te zien in welke fase van rouw zij zaten. Ze probeerden het leven op te pikken, zo goed en zo kwaad als dat gaat. Er waren vrijwilligers aanwezig, beknopt getraind in communicatie met deze familieleden en er werd gepolst of mensen behoefte hadden aan individuele of groepsgesprekken. Dit zijn dan wel geen hulpverleners, maar vaak vinden mensen het prettig om na een half jaar nog eens met een complete buitenstaander stil te staan bij de overledene en het stervensproces. Na afloop kwamen we met het team nog even bij elkaar om te inventariseren of er ‘probleemgevallen’ waren die acute nazorg nodig hadden, dat vond ik goed en waardevol. Ook vergezelde ik een gespecialiseerde ‘community nurse’, op huisbezoek bij twee nieuwe verwijzingen van huisartsen, die hulp vroegen bij begeleiding van deze oncologiepatiënten. We bezochten een 94-jarige dame in een verzorgingshuis met een vaginacarcinoom (zij zat er stralend bij, had geen fysieke klachten en leek volop van haar kopje melkthee en de goede dagen te genieten) en een 80-jarige man met een longcarcinoom met hersenmetastasen. Hij lag op een bovenkamertje in bed, en voor hem en zijn vrouw was het korte ziekteproces nogal moeilijk te bevatten. Hij was erg emotioneel, liep tegen praktische problemen aan en het bleek snel dat hij niet goed de uitgebreidheid van zijn ziekte kende. Daarnaast had hij moeite met praten door de metastasen. Deze nurses doen huisartsenwerk, zij combineren medisch handelen (zij kunnen zelf subcutane (morfine)behandeling starten) met het psychosociale. Bij problemen leggen ze contact met een ‘consultant’ (net zoals wij een palliatief consulent zouden bellen). Mee met een huisarts: herkenbaar Ook liep ik een dag mee met een huisarts uit een naburig stadje met een aantekening in palliatieve zorg die wekelijks naar het hospice komt. ’s Ochtends hadden we een visite bij 22 een 90-jarige dame in een aanleunflat. Zij was die ochtend verward in haar pyjama langs de kant van de weg gevonden en met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Na het meten van de bloeddruk, werd de dochter gebeld met het verzoek haar bejaarde moeder te komen halen. Die belde op haar beurt de huisarts: hoe moest het verder? Erg herkenbaar! We spraken de medische manager van de praktijk. Zij was onder de indruk van het Nederlandse telefonische triagesysteem door de doktersassistente, met behulp van de NHG-telefoonwijzer. Zij vroeg me direct eentje voor hun praktijk te bestellen. Ze willen zelfs een vertaalbureau gaan inhuren om het boek te kunnen gebruiken in hun gezond heids centrum! Wat me opviel aan het huisartsenspreekuur was het gebrek aan richtlijnen (geen huisartsstandaarden, maar wel tweedelijns richtlijnen), het relaxte tijdschema en de ruimhartigheid waarmee recepten voor antibiotica werden verstrekt. Heel leuk om even terug te zijn in de huisartsenpraktijk, met huiduitslag, een prolaps, depressie en verstuikte enkels…. Geleerd De laatste weken merkte ik dat ik in het hospice als bijnavolwaardig zaalarts meedraaide. We hebben interessante en indrukwekkende casuïstiek op de afdeling gehad. In de laatste week werd een 21-jarige vrouw met eindstadium acute myeloïde leukemie binnengebracht. Dat was schrikken. Er overlijden veel mensen binnen korte tijd, ieder met een eigen verhaal. Er liggen niet alleen mensen met kanker, maar ook met COPD, hartfalen en ALS. Er lag een oude heer met een C2-impressiefractuur (een niercelcarcinoommetastase) met een harde nekkraag. Hij lag de hele dag in bed, hoewel de artsen hem vertelden dat hij mocht mobiliseren ‘op eigen risico’. Een vreselijk gezicht. Of een 72-jarige vrouw met MS die alleen nog haar ogen kon bewegen, knipperen, naar links en rechts kijken. Ik raakte al gefrustreerd als ik naar haar keek, want cognitief was ze 100%. Misschien zijn er opties, zoals een laserlampje waarmee ze letters zou kunnen aanwijzen? Tegelijkertijd vraag ik me af of er in Nederland nog veel mensen met MS in dit laatste stadium belanden in verband met de optie van euthanasie in Nederland? Wat betreft medisch handelen bij symptomen zoals pijn, benauwdheid, onrust en angst voel ik me steeds vertrouwder. Mede door de goede begeleiding van collega’s en supervisors. Kortom, een zeer heftige maar leerzame zes weken. op één lijn 43 2e uitgave 2012 Deense delegatie e-portfolio mei 2012 Reserveer tijd om ermee te werken DOOR ANNEMIEK NIJHOLT, PROJECTLEIDER IMPLEMENTATIE E-PORTFOLIO HUISARTSOPLEIDING Maar naarmate het e-portfolio langer bestond, werden de gebruikers enthousiaster. Niels illustreerde dit met een evaluatieonderzoek dat onder de Deense aios is uitgevoerd, en we constateerden opgelucht dat het goed is gekomen. De Deense aios maken zelf geen leerdoelen, maar worden blootgesteld aan 84 zorgvuldig vastgestelde ‘goals’. Het curriculum en het portfolio zijn er op gericht binnen deze doelen zo deskundig te worden dat de opleider zijn eigen kinderen aan de aios op dit punt zou toevertrouwen. Voorbeelden: The newborn child The sad or the angry patient The patient with fever The patient with a chronic disease such as diabetes The patient after 4 o’clock The patient with chest pain The GP approach to problem solving Met een afvaardiging van de huisartsopleiding Maastricht zijn we in het voorjaar naar Denemarken vertrokken. Daar ontmoetten we Niels Kristian Kjaer die het Deense e-portfolio voor huisartsen aios heeft ontwikkeld. We hadden het geluk dat hij bereid was zijn ervaringen en expertise met ons te delen tijdens een uitje naar Maastricht met de collega’s uit zijn regio. Overigens gaat hij jaarlijks met zijn collega’s een paar dagen weg: goede tip voor ons en onze collega’s? We leerden dat de Deense cartoons gezien worden als een grote Deense verdienste en dat werd bevestigd door de vele voorbeelden tijdens de presentatie. Natuurlijk maakte hij ons allereerst duidelijk dat het belangrijk is om het doel van het e-portfolio goed voor ogen te houden (ondersteuning blauwdruk van het curriculum, hulpmiddel bij het leren, toetsinstrument, educatieve ondersteuning en/of archief). In 2004 zijn ze begonnen met zowel een blauwdruk van het curriculum als het e-portfolio (om dat te ondersteunen), de reacties waren niet louter positief. One trainee said: ‘I haven’t read the blueprint but I have heard it – it said ‘donk’ as it hit the bottom of my wastepaper basket.’ Het is niet bewezen dat leerdoelen bijdragen aan het leren, maar gerichte training met feedback wel: ‘It is the learning frames and learning opportunities that determine the learning outcome, not the goals’. ‘The goals should be used to define and expose the most relevant context and proper learning frames.’ ‘Context is of major importance.’ Voor ons een frisse blik op het aloude leerdoel! Niels drukte ons, voor het gezamenlijke afsluitende etentje, nog op het hart om enkele belangrijke zaken in het oog te houden. ‘Binnen het onderwijs programma speciaal gereserveerde tijd om ermee te (leren) werken’ was daarvan de allerbelangrijkste. Als het nog bovenop het onderwijs programma komt, roept het veel weerstand op, als alwéér een opdracht die moet worden uitgevoerd, waarvan akte. 23
Pagina 24
op één lijn 43 2e uitgave 2012 Uitwisseling huisartsopleiding Denemarken Zijn Deense aios beter voorbereid? DOOR DANIËLLE HUIZINGA, PAUL GERAEDTS EN MANON VERSCHUREN, AIOS MAASTRICHT Namens de MOVAH (Maastrichtse Organisatie Voor Aspirant Huisartsen) waren wij bevoorrecht om van 29 maart tot en met 1 april jl. mee te gaan met een delegatie van de Maastrichtse staf voor een werkbezoek aan Århus, Denemarken. We zijn veel te weten gekomen over de huisartsopleiding in Denemarken en zagen vooral veel verschillen. Instroom opleiding In Denemarken volgen na de zesjarige basisartsopleiding, verplicht twee jaar internships. Tijdens de basisopleiding doorlopen alle Deense studenten al een half jaar het verplichte coschap huisartsgeneeskunde. Voordat ze mogen solliciteren bij de huisartsopleiding moeten ze verplicht nog een half jaar in de huisartspraktijk werken. De huisartsopleiding duurt vijf jaar, overigens net zo lang als alle andere specialisaties. Dit komt het imago van de huisarts ten goede, net als het feit dat het inkomen van een huisarts over het algemeen meer is dan van een ziekenhuisspecialist. Selectieprocedure Voor toelating tot de opleiding bestaat een strenge selectieprocedure. Deze procedure is volgens de Deense sprekers de reden waarom zo weinig burn-outs voorkomen onder huisartsen. Tijdens de opleiding wordt de aios vooral gestimuleerd om het maximale uit zichzelf te halen. De aios kiezen een geografische regio waar ze hun opleiding willen doen en worden gekoppeld aan een praktijk. Er wordt geen rekening gehouden met persoonlijke match van aios en opleider. Deze praktijk zal voor de gehele duur van de opleiding de vaste plek zijn voor de aios. De opleider betaalt ook 30-40% van het aios salaris. Lengte opleiding Een belangrijk onderdeel van de vijfjarige opleiding is tweeënhalf jaar werken in de kliniek, zodat de aios voldoende voorbereid aan het huisartsenbestaan kunnen beginnen. De Denen vinden dat je pas goed kunt functioneren in een klinische setting, als je minimaal een half jaar op dezelfde afdeling werkt. Vandaar dat de klinische stages zo lang duren. De lange opleidingsduur leidt ertoe dat huisartsen in opleiding relatief oud zijn in vergelijking met Nederlandse afstuderende huisartsen. Hier draagt ook het zwangerschapsverlof van 1 jaar toe bij want, net als bij ons, worden veel huisartsen tijdens de opleiding zwanger. Een ontmoeting met twee vrouwelijke huisartsen in opleiding van 34 en 39 jaar oud (in Denemarken is het merendeel van de aios ook vrouwelijk) gaf ons de indruk dat het heel normaal is om lang over je opleiding te doen. Parttime werken tijdens de opleiding is echter not-done! Na de opleiding gaat een minderheid van de huisartsen wel parttime werken. Opleiders Om opleider te worden, volgt een huisarts een training van (slechts) twee dagen, met daarin aandacht voor regels en procedures van de huisartsopleiding, technische aspecten met betrekking tot gebruik van e-portfolio en scholing in didactiek en beoordeling van aios. Terugkomdagen voor de opleiders kennen ze niet. Ook terugkomdagen voor aios zijn anders dan bij ons. In Denemarken komen aios slechts een paar keer per jaar bijeen (200 contacturen in 5 jaar). Wel is gebruikelijk dat aios tijdens de klinische stages een dag per maand terug in de huisartsenpraktijk komen om het in het ziekenhuis geleerde toe te passen. 24 op één lijn 43 2e uitgave 2012 Discussie Bovenstaande verschillen draaiden natuurlijk uit tot een verhitte discussie over de duur van de opleiding, toetssystemen en het feit dat opleiders in Denemarken veel minder begeleiding krijgen dan in Nederland. Maar buiten de verschillen van de opleiding zijn er toch ook verschillen in het huisartsenvak zelf. Verschillen in de zorg Huisartsen in Denemarken moeten zich meteen na hun Toetsing Het toetssysteem is ook verschillend. De Denen hebben een e-portfolio (elektronisch leersysteem) ontwikkeld. Wij starten hier in september mee. Door middel van het e-portfolio wordt de aios getoetst op basis van algemeen functioneren en worden behaalde doelen 'afgevinkt'. Het Deense e-portfolio bestaat uit 84 EPA's.1 Deense aios zijn enthousiast over het gebruiksgemak van het e-portfolio. Een voorbeeld van een Deens e-portfolio in het Engels vertaald, is in te zien op https://www.logbog.net/uk/default.asp. Ons beoordelingssysteem is wel wat uitgebreider, zoals de bijdrage van de videotoets. De kennistoetsen hebben in Denemarken (volgens ons een foute) negatieve lading. Het onderwerp kennistoets was dan bijna ook niet bespreekbaar. 1 EPA= Entrustable Professional Activity (‘toevertrouwde beroepsactiviteiten’) 25 opleiding inkopen in een praktijk. In Nederland werkt tegenwoordig een groot gedeelte van de pas afgestudeerde huisartsen als waarnemer of HIDHA, om meer ervaring op te doen. Deze mogelijkheid is er in Denemarken bijna niet. In Denemarken is 98% van de huisartsen vrijgevestigd, meestal in duo- of groepspraktijken. Ze hebben maximaal 1.600 patiënten op naam. Gemiddeld zijn er zeven contacten met de huisarts per patiënt per jaar. Iedere praktijk heeft hetzelfde HIS. De praktijk is vier dagen per week bereikbaar van 8 tot 16 uur (de normale werktijden voor Denen) en een dag per week tot 18 of 19 uur. Tussen 8 en 9 uur vinden vooral telefonische consulten plaats. Iedere huisarts heeft gemiddeld een keer per week visites. Als een patiënt contact zoekt met de praktijk, heeft hij recht op een afspraak binnen maximaal vijf werkdagen. Buiten kantooruren wordt de telefonische triage verricht door een dienstdoende huisarts. Voor gebieden met 1,2 miljoen inwoners beantwoordt die ene telefoonarts alle oproepen en stuurt hij vijf mobiele huisartsen aan. Er is daarbij ondersteuning door medisch getraind personeel, die op huisartsenposten nabij de spoedeisende hulpafdelingen van lokale ziekenhuizen de eerste opvang doen van kleine kwalen. De telefoondiensten zijn erg gewild onder huisartsen. De vergoeding voor de dienst is o.a. afhankelijk van het aantal telefoontjes dat je afhandelt. De huisartsenzorg is gratis, net als toegang tot KNO- en oogartsen en spoedeisende hulpafdelingen. Verwijzing door de huisarts is noodzakelijk om voor vergoeding van de overige specialistische zorg in aanmerking te komen. De huisarts verwijst rond 10-20% van de patiënten door. Praktijkbezoek Tijdens ons bezoek aan de universiteit bezichtigden wij ook een praktijk. Deze praktijk had in de wachtkamer gratis wifi voor patiënten beschikbaar, om de wachttijd aangenamer te maken. Conclusie We vonden het een zeer interessante en leerzame uitwisseling. Naast het opdoen van ervaring hoe het er in een ander land aan toe gaat, hebben we genoten van het bezoek aan een grote Deense huisartsenpraktijk, de bijzondere Deense keuken met Franse wijn (want Deense wijn is niet te drinken) en de mooie stad Kopenhagen.
Pagina 26
op één lijn 43 2e uitgave 2012 In de leer ‘Hebt u alles begrepen?’ ‘Natuurlijk dokter.’ DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, EERSTEJAARS AIOS Ik probeer zo veel mogelijk te toetsen of patiënten mijn uitleg en instructies begrijpen. Het komt immers te vaak voor dat patiënten essentiële informatie niet oppikken omdat er gewoonweg teveel tegelijkertijd op hen afkomt. Ook niet gek natuurlijk als je bedenkt dat we ze in de laatste 2 minuten van het toch al krappe consult iets willen uitleggen dat voor hen vaak compleet nieuw is. Eigenlijk een ver-van-hun-ziektebed-show die toch het eigen lichaam betreft. En juist daarom zo belangrijk om het goed te snappen. Een longontsteking waar je antibiotica voor geeft is gemakkelijk uit te leggen. Ook voor de patiënt met een IQ lager dan zijn middelomtrek (morbide obesitas uitgezonderd). Probeer echter bij een voorhoofdsholteontsteking maar eens uit te leggen dat een neusspray helpt. Of bij een acuut gezwollen knie dat je hem pas over een week wilt onderzoeken. Erg spannend vond ik het een jongetje van 13 jaar met gynaecomastie uit te leggen dat ik graag zijn scrotum wilde onderzoeken. Een iets onzeker overkomend verhaal over hormonen en puberteit moest mij genoeg verantwoording bieden om aan het geslachtsdeel van deze puber te komen. Ik vond het gezien zijn leeftijdsfase belangrijk dat hij goed begreep waarom ik het noodzakelijk achtte, dus vroeg ik letterlijk of hij het begrepen had. En hij had het geheel tegen mijn verwachting in uitermate goed opgepikt. Hij verwoordde het bijna beter dan ik. Achteraf werd in het dossier mijn gerezen vermoeden bevestigd: autisme spectrum stoornis. Ingewikkelder is het bij ernstigere ziekten. Iemand met een zwelling in de hals waarbij je eerst vier weken af moet wachten of het niet ‘gewoon’ een reactieve lymfeklier betreft, terwijl de grote angst van de patiënt je ‘pluis/niet-pluis’-radar ernstig verstoort. Hierbij is het noodzaak goed uit te leggen dat met eerst afwachten mogelijk onnodig onderzoek wordt voorkomen en dat de wachttijd bovendien weinig consequenties heeft voor progressie van de ziekte, mocht het toch kwaadaardig zijn. In zulke situaties is inzicht in de ziekte voor de patiënt ongelooflijk belangrijk. Neurologische ziektebeelden blijven mijn grootste uitdaging. Neuritis vestibularis bijvoorbeeld. Mensen denken dat het 26 compleet mis is in hun lichaam, voelen zich doodziek en moeten dan toch naar huis met zogeheten ‘nietmedicamenteuze adviezen’ (de NHG-standaard wekt de indruk dat je pas écht ziek bent als je het tot het subkopje ‘medicatie’ hier net onder weet te schoppen). Hetzelfde geldt voor BPPD (Benigne Paroxysmale Positie Duizeligheid). Al een lastig ziektebeeld an sich, maar een nog grotere uitdaging om de patiënten gerustgesteld huiswaarts te sturen. Vaak verwachten ze een noodzakelijk ziekenhuisbezoek. Of tenmínste een pil. Maar alles behalve ‘expectatief beleid’. Lang leve betahistine.1 Soms is het nu eenmaal makkelijker een tabletje te geven dan iets ingewikkelds uit te leggen. Een arts mag in het belang van de patiënt toch ook wel eens bluffen? Of heb ik dat dan weer helemaal verkeerd begrepen? 1 Over de toepassing bij vormen van vertigo en duizeligheid zijn onvoldoende relevante klinische gegevens bekend (farmacotherapeutisch kompas). op één lijn 43 2e uitgave 2012 Puntig Trompé par le Tomtom DOOR FELIX PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDERS Half juni keerde ik terug van een verblijf van vijf dagen in het Benedictijnerklooster te Clervaux, Luxemburg. Jawel. Samen met een goede vriend kom ik gemiddeld tweemaal per jaar prettig tot rust in dit honderd jaar oude oord, geschoeid op de leest van Solesmes. De monniken daar slinken ernstig in aantal en over een jaar of twintig zullen plekken als deze in West-Europa geheel verdwenen zijn. Hetgeen ik betreur, al is het maar omwille van de diversiteit in de samenleving. U denkt daar mogelijk anders over, maar daar wil ik het hier verder even niet over hebben. Nee, het gaat mij in deze column over professionaliteit en de moed om van gebaande paden af te wijken. Op de aios-terugkomdag hadden we daarover laatst een levendig debat. Kijk, protocollen: daar lusten ze in Clervaux wel pap van. Geen maandelijkse nieuwe standaard in Huisarts en Wetenschap, maar gewoon eeuwenoude en muurvaste richtlijnen waar geen speld meer tussen te krijgen is. Voor de monnik is het de kunst om je daaraan geheel over te geven zodat er een ‘innerlijke weg’ kan ontstaan. Toch blijft het ook hier (Solesmes is een tamelijk strenge tak aan de monnikenboom) natuurlijk wel mensenwerk en dan vermeld ik bijvoorbeeld – en ik was erbij – die ene oude pater die tijdens de gezamenlijke maaltijd-in-stilte eens zijn vork liet vallen. Kletterend ontplofte er een bom. Ik zag hem toen opstaan, naar de abt toelopen en neerknielen in afwachting van het vergevende handgebaar. Een vernederend ritueel? Ik ga niet zeggen dat het niet zo is, maar tegelijkertijd herbergt het feit dat een mens bereid is om heel zijn handel en wandel naar het daglicht te brengen, in principe een buitengewoon volwassen attitude. Als je oprecht voor jezelf durft uit te komen, maakt ‘een abt’ (het gezag) altijd een vergevend gebaar. Zelfs van ingesleten kloosterprotocollen kun je dus afwijken, mits je het maar doet met een open vizier. Hoe wij ons ‘dienen te gedragen’ en daar ook weer van af te wijken: ook niet-monniken hebben daaraan soms de handen vol. Als reïntegratiecoach begeleidde ik eens een uroloog, die tegenover zijn collega’s uit de maatschap niet dorst toe te geven dat het trillen van zijn handen hem het opereren onmogelijk maakte. Ook naast zijn véél jongere, tweede echtgenote dorst hij niet zwak te zijn. Uiteindelijk kon ik hem ertoe bewegen om zich ziek te melden en daarover ook in gesprek te gaan met zijn omgeving. En nog even over Clervaux: daar genoten mijn vriend en ik, op zaterdag, smakelijk van de vrachtwagen die zich seulement had verlaten op de tomtom, allerlei rode borden met duidelijke waarschuwingen voorbij was gereden en uiteindelijk vast was komen te zitten in het grote, donkere bos. Er was een grote trekker voor nodig om hem te bevrijden uit de modder. Ik wil maar zeggen: dat andere mensen voor jou de route willen bepalen of bepaald hebben is heel fijn – maar geef je gezonde verstand niet weg. Voor ons als professionals betekent het dat je moet durven afwijken van een protocol om je eigen wijsheid te kunnen volgen. En met betrekking tot dat laatste heb ik voor u nog een boeiend verhaal (met dank aan Rob). Bij het zogeheten ‘bungyjumpen’ schrijft het protocol voor dat de lengte van het elastiek afgesteld wordt aan de hand van het gewicht van de springende persoon. Nu schijnt het zo te zijn, dat sommige vrouwen er een handje van hebben om hun gewicht stilletjes naar onderen af te ronden. Deden ze dit maar openlijk want u kunt zich de ramp voorstellen die zich nu gaat voltrekken, tenzij de instructeur het opgegeven gewicht eigenhandig corrigeert. Kortom: protocollen zijn goed en dat je daarvan afwijkt is soms héél wijs. De enige uitzondering op het advies omtrent het ‘open vizier’ betreft de situaties waarin het gaat om het gewicht van een vrouw. 27
Pagina 28
op één lijn 43 2e uitgave 2012 Arts Patiënt Communicatie (APC) Landelijk curriculum is klaar! DOOR ANGELIQUE TIMMERMAN, PROJECTLEIDER APC PROJECT De afgelopen twee jaar heeft de landelijke Projectgroep Communicatie vanuit Huisartsopleiding Nederland gewerkt aan een landelijke visie op onderwijs in Arts Patiënt Communicatie (APC). Docenten, huisartsopleiders en aios discussieerden tijdens landelijke werkconferenties twee tot drie keer per jaar over de vraag wat communicatie van de competente huisarts nu eigenlijk is en hoe je dit leert in de opleiding. Uitgangspunten APC curriculum Het nieuwe APC curriculum is het kader waarbinnen de acht huisartsopleidingen het APC onderwijs op hun instituut (opnieuw) kunnen vormgeven. In grote lijnen beschrijft het curriculum inhoudelijke en didactische uitgangspunten die al in veel lokale curricula zijn geïmplementeerd. Naast patiëntgericht communiceren, zijn de belangrijkste kenmerken van het landelijke APC curriculum: • Contextspecifieke en doelgerichte communicatie als inhoudelijk en didactisch uitgangspunt: ‘de huisarts heeft taken in het consult, geformuleerd door de beroepsgroep, die worden uitgevoerd in een bepaalde context (bestaande uit arts-, patiënt-, consultfactoren), die leiden tot doelen (van de huisarts hier en nu), en voor de inzet van communicatie in het consult’. • Meer centrale rol van het leren in de praktijk, waar doelgerichte communicatie vooral wordt geleerd door de toepassing van APC in dagelijkse consulten. • Toenemende moeilijkheidsgraad van het APC onderwijs over de drie opleidingsjaren volgens het concept van toetsthema’s, zoals chronische zorg, spoedeisende zorg en de vertaling naar nader uit te werken kenmerkende beroepsactiviteiten van de huisarts. Fase 2 APC project: implementatie De hoofden van de acht opleidingsinstituten hebben de projectgroep groen licht gegeven om te starten met fase 2 (2012-2014). Dit betekent dat de instituten beginnen met de vertaling van het landelijke curriculum naar het lokale APC onderwijs voor aios en opleiders. De instituten worden daarin ondersteund door de projectgroep, bijvoorbeeld bij het trainen van docenten en huisartsopleiders en door het organiseren van de landelijke APC werkconferenties. Doe mee! Voor meer informatie over het APC project, landelijke werkconferenties of een digitale versie van het APC curriculum kunt u mailen naar: a.timmerman@maastrichtuniversity.nl Bijzonder bekwaam: Kaderhuisarts Supervisor Tussen eigen waarde(n) en andermans normen DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HAB, REDACTIELID Toetsbaarheid en transparantie staan hoog op het lijstje van kwaliteitseisen, helemaal bij huisartsen. Die eisen worden in ons tijdsgewricht gesteld door een snel toegenomen veelheid van groepen en instanties: patiënten(groepen), de inspectie, zorgverzekeraars, collega’s, klachtencommissies, politici, bestuurders enz. 28 Kortom: de hele maatschappij kijkt graag mee naar die heel erg zichtbare huisarts. En die zichtbaarheid maakt kwetsbaar: angst voor fouten, afgrenzen van verantwoordelijkheden, eisende patiënten, spanning tussen werk en privé, verlies van energie en op één lijn 43 2e uitgave 2012 inspiratie: het zijn zaken waar artsen vaak mee worstelen. Maar ze hoeven dat niet onvoorbereid en ongewapend te doen, want met behulp van intervisie en supervisie kun je jezelf aardig overeind houden. Des te merkwaardiger is het, dat al meer dan 20 jaar supervisie vast onderdeel uitmaakt van het opleidingscurriculum, maar dat maar een minderheid van de praktiserende huisartsen deelneemt aan intervisie of supervisie. Supervisie is een leermethode waarin het functioneren van de persoon in het beroep centraal staat. De supervisant reflecteert op eigen houding en gedrag tijdens het werken in het huisartsenberoep, waarbij vragen opdoemen.Vragen betreffen onder meer de omgang met patiënten, collega’s en samenwerkingspartners, werklast en energiehuishouding, psychohygiëne en motivatie. De supervisor gaat in gesprek met een enkele supervisant (in individuele supervisie) of met meerdere supervisanten in een groepje (in groepssupervisie). Aan het begin van de supervisie stelt de supervisant een beginnota op, waarin diens leerdoelen zijn beschreven. De supervisant onderzoekt onder begeleiding van de supervisor de eigen houding in het gebeurde, en analyseert het eigen gedrag. Daardoor wordt de supervisant zich bewust van gevoelens, gedachten en overtuigingen, van eigen normen en waarden, verwachtingen en strevingen, en van de manier waarop deze het handelen beïnvloeden. Daarbij ontstaat inzicht in de opbouw van de eigen persoonlijkheid, en deze inzichten worden afgezet tegen de normen en waarden die gelden in het beroep en in deze tijd. Zo vindt integratie plaats van de persoon in het beroep, en worden iemands persoonlijke overtuigingen en kwaliteiten in verband gebracht met de eisen die het beroep aan de beroepsbeoefenaar stelt. Veel supervisoren bieden naast supervisie tevens coaching, loopbaanbegeleiding, begeleiding rond burnout en nascholing. Sommige zijn actief als intervisiebegeleider van SCEN-artsen (Steun en Consultatie rond Euthanasie Nederland) en mentor bij andere kaderopleidingen. Bovenstaande gelezen hebbende, vindt u het dus vast ook raar, dat relatief zo weinig huisartsen deel uitmaken van een supervisiegroep. Of dat u zelf geen deel uitmaakt van zo’n groep! Aan de andere kant ook wel weer een beetje gelukkig, want over heel Nederland verspreid zijn er maar 34 kaderhuisartsen supervisor, onder wie 2 in Limburg en 2 in Noord-Brabant. Er zijn wel meer erkende supervisoren, maar die zijn geen kaderhuisarts. Eén van de Limburgers is Gerard Benthem, oud-huisarts in Roermond, lang werkzaam geweest bij de Huisartsopleiding Maastricht als coördinator voor de huisartsopleiders, en nu vooral bij Huisartsopleiding Nederland in de ontwikkeling van het onderwijscurriculum voor opleiders. Hij richtte met enkele Roermondse collega’s begin jaren 90 al een supervisiegroep op. Het begrip bestond toen nog nauwelijks. Aanleiding was zijn behoefte aan persoonlijke vorming, en vooral ook nieuwsgierigheid. In 1998 begon Gerard met de 3-jarige kaderopleiding en tot op de dag van vandaag heeft hij nog 7 supervisieen intervisiegroepen onder zijn hoede. Niet alleen huisartsen, maar bijvoorbeeld ook een groep aios kindergeneeskunde. Volgens hem zijn de eerste jaren na vestiging voor een jonge huisarts de moeilijkste. Dan is de muur tussen eigen waarden en andermans normen het dikst. Het kost veel tijd en moeite, en ook frustratie, van beide kanten om te integreren in een hagro of maatschap waar de tradities en verhoudingen al lang geen punt van discussie meer zijn, maar dat misschien al heel lang hadden moeten zijn. In groepen van al langer zittende huisartsen komen vooral vragen rond patiëntencasuïstiek, time-management en aanpassing aan nieuwe eisen aan de orde. Daar gaat het vaak om afleren van vroeger zo normale zaken, en het moeilijkste: bijstellen van ingesleten gedrag. Volgens Gerard loopt de beroepsgroep achter in dit aspect van professionaliteit en attitude. Hij zou het, als een soort verlenging van de opleiding, geen gek idee vinden, als verse huisartsen zeker in het eerste jaar nog maandelijks terug zouden komen op het opleidingsinstituut voor supervisie in hun oude groep. Enkel gericht op het competentiegebied professionaliteit dus. Onderzoek onder aios wijst uit, dat de supervisie in de opleiding als zeer positief wordt ervaren. Gerard Benthem is niet zo van de dwangmaatregelen, maar hij zou elke werkende huisarts intervisie of supervisie van harte gunnen. Gerard is tevens EKC-er (die opleiding kan je als kaderhuisarts verkort volgen) waardoor hij de bijeenkomsten ook kan accrediteren. Wat mij betreft: ik begrijp met het voorbijgaan van de jaren steeds minder, dat wij huisartsen gewoon al die dingen aankunnen die we elke dag weer doen. Dat het heel soms te zwaar is, bewijzen de burn-outcijfers die onder huisartsen hoger liggen dan gemiddeld. Deelnemen aan een supervisiegroep zou een prima preventiemiddel kunnen zijn. Na lezing van dit stukje zal het aantal aanmeldingen voor supervisie ongetwijfeld zo fulminant toenemen, dat die 34 kaderhuisartsen dat echt niet meer kunnen behappen (en ook voor hen zelfs burn-out zou dreigen!). Als u denkt zo goed in uw vel te zitten, dat u uw collega’s zou kunnen ondersteunen, dan is de Kaderopleiding Supervisor een logische stap. De eerstkomende cursus in september van dit jaar zit alweer vol. Zit u daarbij? U kunt één en ander nog eens nalezen op www.chbb.artsennet.nl 29
Pagina 30
op één lijn 43 2e uitgave 2012 Gezondheidsrechterlijke kwesties Wanneer is samenwerking in de zorg voldoende? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE Slechte samenwerking tussen collega-artsen, problemen tussen arts en assistente of opleider en aios kunnen tot een hoop irritatie en slapeloze nachten leiden met bederf van werkplezier tot gevolg. Als het ook nog de professionele werkhouding en communicatie verstoort, kunnen er slachtoffers vallen, zoals recent weer is gebleken bij de sterfgevallen in het Maaslandziekenhuis te Rotterdam door een langdurig aanwezige resistente Klebsiella bacterie, onder andere door slechte communicatie tussen afdelingen. Het kan echter overal mis gaan als de samenwerking, door welke oorzaak dan ook, te wensen overlaat. Ter illustratie, een klein overzicht uit de tuchtrechtelijke jurisprudentie met als doel te leren van het verleden en te begrijpen waarom samenwerking beter moet en kan en hoe het verleden ons daarbij kan helpen. Tuchtrechtelijke jurisprudentie In 1994 overleed een tweeling in het ziekenhuis door slecht samenwerkende gynaecologen die zowel intern als extern nauwelijks communiceerden1. In 1995 overleed een vrouw aan de complicaties van een gynaecologische operatie in het ziekenhuis door slechte overdracht en slechte verhoudingen binnen een gynaecologen maatschap2. In 2004 overleed een patiënt aan een gemist hartinfarct doordat een doktersassistente, tegen het protocol in, zelfstandig een pijn-op-de-borst-klacht afhandelde zonder overleg met de huisarts3. In 2005 overleed er een patiënt door 4 achtereenvolgende fouten van verpleegkundigen in de post operatieve pijnstilling door gebrek aan controle4. Check en dubbel check was het advies van de tuchtrechter. In 2005 overleed er baby aan meningococcensepsis door onvoldoende overdracht en herhaaldelijke triage op de huisartsenpost5. Er kwamen richtlijnen hoe om te gaan met herhaalde hulpvragen. In 2005 overleed een man ten gevolge van een hartinfarct doordat de huisarts van de huisartsenpost de getriageerde diagnose acuut coronair syndroom zonder deugdelijk onderzoek verliet6. Het advies was: verlaat nooit een diagnose zonder deugdelijk onderzoek, maar in een andere uitspraak was het advies 1 RTC Eindhoven 12-09-1994 2 RTC Amsterdam 23-10-1995 3 CTG 01-02-2005 4 RTC Amsterdam 03-01-2006 5 CTG 30-05-2006 6 RTC Zwolle 14 december 2006 30 om niet klakkeloos op de voorgaande diagnose te varen bij een herhaalde hulpvraag, zonder eigen onderzoek7. In 2008 overleed er een patiëntje met spina bifida na een KNO-ingreep. Het centraal tuchtcollege stelde naar aanleiding daarvan regels op voor een hoofdbehandelaar8. De belangrijkste waren regie houden, voor tijdens en na de operatie, en centraal aanspreekpunt zijn voor de patiënt en diens familie. In 2010 overleed een baby na een gemiste uterusruptuur door ruzie en onprofessioneel gedrag tussen een verloskundige en een gynaecoloog9. Ruzie mag, maar de zorg mag er onder geen enkele voorwaarden onder lijden. Verder is er een breed scala aan uitspraken waarbij de samenwerking te wensen overlaat. Opleiders laten te veel verantwoordelijk bij de aios en geven onvoldoende supervisie10. In de verticale verantwoordelijkheidsverdeling laten artsen teveel aan verpleegkundigen over11. Nieuwe realiteit Er zijn toenemende veranderingen in de zorg door nieuwe samenwerkingsverbanden zoals hoeden, huisartsenposten, coöperaties van zorg, zorggroepen, maar ook nieuwe zorgverleners, zoals praktijkondersteuners, nurse practitioners en physician assistants met de daarmee samenhangende veranderende verantwoordelijkheidsverdelingen en taakherschikkingen. Hoe zit het met de verticale verantwoordelijkheid en horizontale verantwoordelijkheid, wie is hoofdbehandelaar en bestaat deze rol nog? Vanuit de psychologie weten we dat hoe meer mensen er betrokken zijn, hoe minder het persoonlijke verantwoordelijkheidsgevoel en hoe meer je aan je hoofd hebt, hoe minder de aandacht voor andere zaken. KNMG In 2010 heeft de KNMG, met ander beroepsorganisaties12, een Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg uitgegeven om tot een betere samenwerking te komen. Deze handreiking zal in 2013 geëvalueerd worden en waarschijnlijk gaan gelden als toetsingsinstrument voor de kwaliteit van samenwerking in de zorg. 7 CTG 31-08-2006 8 CTG 01-04-2008 9 RTC Amsterdam 07-06-2011 10 CTG 13 april 2010, CTG 06-01-2011, CTG 06-01-2011, CTG 26-07-2011 11 CTG 22-07-2010 12 V&VN, KNOV, KNGF, KNMP, NIP, NVZ, NFU, GGZ Nederland, NPCF 2e uitgave 2012 Checklist Handreiking 1. Duidelijk voor cliënt is welke hulpverlener aanspreekpunt, eindverantwoordelijke en coördinator is 2. Up-to-date zorg- en behandelplan beschikbaar 3. Rechten van cliënt worden nagekomen, voortvloeiende uit wetgeving en rechtspraak 4. Elke zorgverlener vergewist zich ervan dat hij/zij beschikt over relevante informatie en dat hij/zij collega’s informeert zodat verantwoorde zorg gegarandeerd is 5. Relevante cliëntgegevens opgetekend in dossier, liefst geïntegreerd dossier dat door alle samenwerkende zorgverleners geraadpleegd/aangevuld kan worden 6. Samenwerkende zorgverleners maken duidelijke afspraken over taakverdeling en verantwoordelijkheden 7. Samenwerkende zorgverleners zijn alert op grenzen eigen deskundigheid evenals kerncompetenties van andere zorgverleners. Tijdig verwijzen als nodig 8. In opdrachtrelaties voldoende instructies geven 9. Expliciete overdracht taken en verantwoordelijkheden met aandacht voor veelvoorkomende risico’s en specifieke cliëntkenmerken 10. Samenwerking met voldoende controle- en evaluatiemomenten 11. Cliënt of vertegenwoordiger intensief betrekken bij zorg- en behandelplan. Stimuleren eigen verantwoordelijkheid cliënt 12. Schriftelijk vastleggen afspraken tussen zorgverleners 13. Bij incidenten openheid naar cliënten geven en melding bij centraal punt, aanspreken collega’s als niet voldaan wordt aan verantwoorde zorg Zie: www.knmg.nl/dossier/verantwoordelijkheid www.knmg.nl/publicatie/verantwoordelijkheid Aanloopwedstrijd EK 2012 in Vijlen Opleiders versus aios VAN ONZE SPORTVERSLAGGEVER In de aanloop naar het EK 2012 werd op vrijdagavond 1 juni een topwedstrijd gespeeld op het heilige gras van RKVV, dé voetbalclub uit Vijlen. Vijlen ligt 200 meter boven NAP en is het hoogst gelegen dorp van Nederland. Met prachtig uitzicht werden bloed, zweet en tranen verspild door de twee strijdende teams. Aan de ene kant het ervaren opleidersteam met Cruijfachtig spelinzicht en aan de andere kant het conditioneel en technisch sterke team bestaande uit eerste- en derdejaars aios. Guy Habets, eerstejaars opleider, was opgetrommeld als scheidsrechter. Inzet: de prachtige blauw-zilveren AIOS-HAO Cup zonder grote oren en natuurlijk eeuwige roem. De uitslag? 1-7 (voor de aios). Onze aanwezige sportverslaggever sprak met Koen Vanwersch, HAB Jaar 1 en Gaston Peek, eerstejaars aios. Waren jullie vooraf zenuwachtig? K: Ja, of alle opleiders wel zouden komen. Uiteindelijk waren we maar met zeven man. En ik was nerveus over mijn eigen prestaties. Noem het motivatie. G: Ik heb wel slapeloze nachten gehad in de aanloop naar de wedstrijd. Tot op het laatste moment was het onduidelijk of er voldoende aios bij elkaar konden komen om een team te vullen, gelukkig is dit allemaal goed gekomen. Zenuwachtig voor de wedstrijd? Nee, na vijf minuten was het al duidelijk dat het voor de opleiders onmogelijk was om ons te verslaan. Wat vonden jullie van de locatie en het complex? K: Voetballen op dik 200 meter hoogte is toch wel heel speciaal! Het weer was goed, het uitzicht prachtig, alleen het supportersaantal viel wat tegen. Fijn, dat Gaston dat met zijn opleider allemaal had kunnen regelen! G: Ja, het was fantastisch, het had niet mooier gekund! Voorafgaand aan de wedstrijd werd het gras nog mooi gemaaid en gesproeid door de plaatselijke grasmeester. Hierdoor kwam ons snelle positiespel nog beter uit de verf. Ook de borrel in de kantine achteraf was goed geregeld, waarvoor ik Koen, mijn collega Peter, de mensen van RKVV en mijn opleider Stephan enorm wil bedanken! Even over de wedstrijd zelf, wat vonden jullie van het niveau? K: De aios waren erg snel en ‘sprietzig’. Bij ons voeren de benen niet meer uit wat het hoofd allemaal wil. De AIOS hebben verdiend gewonnen. Maar het was nipt met dat doelpunt in de laatste minuut. G: Als sportman ben je natuurlijk nooit helemaal tevreden, we hadden zeker een doelpuntje of twaalf meer moeten scoren. En ik baal ik dat mijn eigen opleider niet van het scoren heb kunnen afhouden. Ik was positief verbaasd over de kwaliteiten van de keeper van onze tegenstander: wat een formidabele reddingen! Koen, hoe ervaar je dit verlies? Kun je ermee omgaan? Minder dan ik zou willen toegeven. Maar bovenal heb ik enorm genoten van de wedstrijd. Volgend jaar weer? K: Absoluut! Ik wil revanche! G: Volgend jaar zeker weer. Het was een geslaagde avond en ik hoop dat we er een jaarlijkse traditie van kunnen maken. Hopelijk is het animo onder de AIOS de komende editie ook wat groter, blijf jong en kom ook voetballen (of supporteren)! 31 op één lijn 43
Pagina 32
op één lijn 43 2e uitgave 2012 Een andere werk (en leer)omgeving Evenementenhulpverlening DOOR ROB FAVIÉ, AIOS JAAR 1 Niet alleen de huisarts komt vanuit zijn eigen spreekkamer naar zijn patiënten toe. Ook de artsen die werkzaam zijn in de evenementenhulpverlening verruilen de rustige spreekkamer voor een heel ander type werkomgeving. Het werk van de evenementenarts bestaat uit een mengeling van huisartsgeneeskunde en spoedeisende geneeskunde. Toevallig twee vakgebieden die mijn grote interesse hebben. Sinds een kleine twee jaar ben ik met veel plezier werkzaam op verschillende evenementen. Wat ooit begon als een bezoek aan een eerstehulppost, uit interesse, is uitgeroeid tot een grote hobby. De evenementen waar ik werk variëren van kleinschalige sportevenementen met enkele sporters en toeschouwers tot grote dance feesten met meer dan 50.000 bezoekers. Als beginnend huisarts in opleiding biedt het werk mij een hoop kansen die nuttig zijn voor mijn werk in de praktijk. Zo zie ik veel casuïstiek die ik ook in de huisartspraktijk tegenkom. Denk daarbij aan mensen met buikklachten. Ook chronische aandoeningen komen regelmatig voor. Denk dan aan ontregelde diabeten tot aan iemand die zich presenteert met klachten van een tenniselleboog. Daarnaast zie ik ook veel acute pathologie. Hierdoor krijg ik het ABCDE gericht denken bij de opvang van een groot aantal zwaar geïntoxiceerde patiënten nu redelijk onder de knie. Maar reken er maar op dat ik behoorlijk begon te zweten toen ik de eerste patiënt met een GHB intoxicatie en een EMV score van 3 op de eerstehulppost zag. Hoe spannend soms ook. Natuurlijk sta je er tijdens dit werk nooit alleen voor. Gelukkig kan je rekenen op de kennis, hulp en gezelligheid van collega’s. Ik werk daarbij nauw samen met ehbo’ers, ambulance verpleegkundigen en verpleegkundigen vanuit andere specialismen. Van de laatste zijn de verpleegkundige werkzaam op de 32 afdelingen cardiologie, intensive care en de anesthesie het beste vertegenwoordigd. De collega artsen komen vanuit verschillende specialismen. Een generalistische instelling is bij de grote diversiteit aan aandoeningen vereist. De huisarts voldoet overigens sterk aan het benodigde profiel. Op een groot evenement zien we op de op het terrein geplaatste eerstehulppost al snel een paar honderd verschillende mensen. Zo was ik afgelopen zomer op een groot festival waar wij meer dan 450 geregistreerde uitgebreide contacten hadden. Om deze patiëntenstroom aan te kunnen, bouwen we een klein ziekenhuis op met vier Advanced Life Support (ALS) bedden. Hier kunnen patiënten uitgebreid worden gemonitord, zo nodig worden gereanimeerd en als het moet zelfs kortdurend worden beademd. Dat dit ook daadwerkelijk gebeurt, heb ik afgelopen jaar twee keer mee mogen meemaken. Daarnaast is er op de post ook een blarenprikplaats en een groot aantal stoelen waar mensen ter observatie kunnen verblijven. De hulppost wordt in een dergelijk geval bemand door 2 artsen, enkele ambulanceverpleegkundigen en chauffeurs, aangevuld met tientallen verpleegkundigen en speciaal opgeleide ehbo’ers. De laatste twee groepen houden zich bezig met de basale hulpverlening. Bij hulp op kleinere evenementen wordt het personeel en materiaal aangepast. Bij dit werk heerst een horizontale werksfeer. Hierdoor is er veel kennisoverdracht tussen de hulpverleners. Door deze verschillende achtergronden, verschilt de aanpak nog al eens en dat vind ik erg leerzaam. De ervaringen die ik in het weekend heb opgedaan zijn dan ook niet zelden weer te gebruiken tijdens mijn werk in de huisartsenpraktijk. Kortom werken in de evenementenhulpverlening is een echte aanrader! Wie interesse heeft kan dit kenbaar maken bij de redactie: op1lijn@hag.unimaas.nl. op één lijn 43 2e uitgave 2012 Loopbaanoriëntatie en- begeleiding S(t)imuleren om te leren UIT DE PORTA MOSANA NIEUWSBRIEF VAN 25 APRIL Op 19 en 20 april namen vijftien VWO 4 leerlingen van het Porta Mosana college uit Maastricht deel als simulatiepatiënt aan de vaardighedencarrousel voor huisartsen in opleiding aan de Universiteit Maastricht. In de nieuwsbrief van die school lazen wij twee leuke belevingsverslagen van scholieren: Vrijdag 20 april was het zo ver. Ik mocht mijn rol als fanatieke volleybalster die een blessure had opgelopen gaan beoefenen. Maar voor dat ik dat kon doen, moest ik natuurlijk wel weten wat ik tijdens zo een anamnese (vraaggesprek) moest zeggen en doen. Maar gelukkig kregen wij vooraf een blaadje waar alle instructies op stonden en ook een simulatietraining, zodat we een beetje een idee kregen over wat ons te wachten stond. Voordat ik hier aan meedeed wist ik nog niet wat een simulatiepatiënt precies inhield. Nu weet ik dat een simulatiepatiënt een patiënt nabootst die op consultatie komt. De arts-in-opleiding stelt vragen, voert het onderzoek uit, enz. alsof dit een echte artspatiënt ontmoeting is. Ondertussen observeert een arts-opleider de situatie en evalueert hij/zij de arts-in-opleiding aan de hand van een scoreformulier. Deze observatoren zijn stagebegeleiders, docenten of professoren. Aan het eind mag de simulatiepatiënt ook nog feedback geven. De reden waarom ik hieraan heb deelgenomen was, dat ik van veel mensen heb gehoord dat je er veel van kon opsteken. Daar hadden ze gelijk in, want ik heb nu geleerd hoe belangrijk het is voor een arts om in zo’n anamnese veel vragen te stellen om tot een goede diagnose te komen. En bovendien heb ik een heleboel nieuwe termen geleerd. Ik vond het een unieke en zeer leerzame ervaring. Ik raad het iedereen aan om een keer aan zoiets mee te doen! Aisha Hassan Aisha Hassan als simulatiepatiënt Hoofdpijn, duizeligheid, depressief, pijn aan een gewricht, buikpijn, misselijkheid? Allemaal kwaaltjes waarmee we naar de huisarts gaan. Een huisarts moet dus van veel verschillende onderdelen van het lichaam veel weten. Dit leren ze op de huisartsenopleiding die volgt na een studie medicijnen. Op de huisartsenopleiding leren ze veel uit boeken, maar mensenkennis, communicatieve vaardigheden en het praktische deel moet natuurlijk ook geoefend en verbeterd worden. Hiervoor worden simulatiepatiënten gebruikt. Een praktijk situatie uit de samenleving wordt nagespeeld, waarbij de huisarts in opleiding een “neppatiënt” (de simulatiepatiënt) moet helpen. De huisarts leert zo hoe hij of zij het beste een patiënt moet aanpakken en onder druk een diagnose kan stellen. Een aantal medestudenten en ik hebben als simulatiepatiënt gefungeerd. We werden verdeeld over verschillende blokken, waarin vijf studenten langs zouden komen die in een kwartier moesten vaststellen dat we onze mediale knieband hadden verrekt bij het volleyballen vorige week. Sommige studenten slaagden hier zeer goed in en andere iets minder. Er was constant een begeleider bij die na afloop de belangrijkste (vergeten) dingen besprak met de student en zelf moesten we een evaluatie geven van het onderzoek. Dan hadden we vijf minuutjes pauze, waarna weer een andere student naar onze knieën moest gaan kijken. Ik vond het erg leuk om mee te werken aan dit project. Het was leuk om eens te kunnen praten met een student en te zien hoe een huisarts nou eigenlijk een diagnose stelt. Ik had wel verwacht iets meer te zien van de opleiding en een beetje een beeld te kunnen vormen. Dat was dan ook de reden dat ik deelnam aan dit project. Helaas is dat niet helemaal gelukt. Voor mezelf was het project dus niet heel nuttig (op de VVV bon na), maar ik denk dat de studenten er zeker iets van hebben geleerd! Maaike Trân Kiki de Jong als simulatiepatiënt 33
Pagina 34
op één lijn 43 2e uitgave 2012 Aios Wetenschapsdag 22 mei 2012 PICO-bello! DOOR TONNIE VAN KESSEL, HAB JAAR 3 Winnaars publieksjury De Aios wetenschapsdag wordt twee keer per jaar georganiseerd en daarbij zijn alle derdejaars aios inclusief hun jaardocenten aanwezig. Een goede gelegenheid om te oefenen met de wetenschappelijk aspecten van het huisartsvak, met klinische vraagstellingen waarbij je niet zo snel de literatuur in zou duiken, geremd door de drukte van alledag. Maar als het dan toch ‘moet’, dan kom je misschien net als die aios, interessante vragen tegen en onverwachte uitkomsten, die goed toepasbaar zijn in de praktijk. Afgezien van de uitdaging om een goede presentatie te verzorgen, is de jaarlijks uit te reiken jury en publieksprijs een extra stimulans er wat van te maken. Welke vragen hebben de aios zich gesteld en waarom? • Een veel voorkomend probleem: rhinosinusitis, nummer 8 in de top 20 van aandoeningen in de huisartspraktijk. De vraag: helpen inhalatiecorticosteroïden om de klachten sneller op te lossen? • Een variant hierop: wat is het effect van orale corticosteroïden en/of inhalatiecorticosteroïden op neuspoliepen? De directe aanleiding hiervoor was een casus op het spreekuur. • Heeft vitamine D suppletie invloed op spierzwakte en kan daarmee vallen worden voorkomen? Een veel gesignaleerd probleem bij ouderen. • Hoe reponeer je een zondagsarmpje? Zomaar een dagje werken op de HAP bracht deze vraag. • Wat is het effect van red yeast rice op het lipiden (totaal cholesterol en HDL-LDL) gehalte. Deze vraagstelling werd geboren uit vragen van diverse patiënten uit een huisartsenpraktijk te Vlodrop, die volgelingen zijn van de Maharashi Yogi. Zij wilden deze gebruiken i.p.v. de gebruikelijk statines. • Leidt mindfulness tot stressreductie bij gezonde volwassenen? Interessante vraagstelling met het oog op algemene toepasbaarheid. Ook voor de hulpverlener zelf. • Wat is de waarde van een troponine bepaling als diagnosticum in de huisartspraktijk? Dit naar aanleiding van een vrouw van 52 jaar met atypische POB waarbij de huisarts graag ACS wilde uitsluiten. • Is een patiënt met BPPD geholpen met de oefeningen volgens Epley of juist door de Brandt-Danloff oefeningen? 34 • De behandeling van enkeldistorsie: wat werkt het best? Tapen of fysiotherapie? Na een toelichting bij de keuze voor de probleemstelling heeft elke groep laten zien op welke wijze ze het wetenschappelijke onderzoek hebben gedaan. De PICO`s werden getoond en de MESH termen, het aantal dat op deze wijze verkregen werd en de beoordeling van de kwaliteit van deze artikelen aan de hand van de JADAD score, voor mij een nieuwe term. Deze blijkt erg waardevol voor de beoordeling van goede artikelen. De JADAD-score is een indicatie voor methodologische kwaliteit van RCT’s. Twee punten worden toegekend indien de randomiseringsprocedure wordt vermeld en adequaat is. Twee punten worden toegekend als de blindering wordt vermeld en adequaat is. Eén punt wordt toegekend indien de dropouts (studieuitval) en withdrawals (patiënten die stoppen met de studie) vermeld zijn. Wanneer de randomisatieprocedure vermeld, maar inadequaat is, wordt slechts 1 punt toegekend. Hetzelfde geldt voor de blindering. De JADAD-score kan liggen tussen 0 (slechtste kwaliteit) en 5 (beste kwaliteit). Een score lager dan 3 wijst op onvoldoende methodologische kwaliteit. Een aantal opmerkelijke conclusies zijn wellicht bruikbaar voor uw praktijk: • Effect van ICS op rhinosinusitis is beperkt. Slechts 6-9% verschil met een placebo, waarbij dan minstens 21 dagen moet worden behandeld waarbij je je kan afvragen dat dat doet met de therapietrouw zijn? Veel vragen bleven over: zijn allergische patiënten ook meegenomen? Was het een ziekenhuispopulatie of huisartsenpopulatie? Maar ook: waren de onderzoeken door de industrie gesponsord? Moeten we stoppen met het veelvuldig voorschrijven van inhalatiecorticosteroïden? • Vitamine D suppletie en effect op spierzwakte. Welke spieren worden getest: heupflexoren en knie extensoren? Hebben deze spieren wel een directe relatie met een valrisico? En bij welk vitamine spiegel gaat de spierkracht in welke mate vooruit? De onderzochte onderzoekspopulatie leek niet conform de doelgroep waarop de klinische vraagstelling op één lijn 43 2e uitgave 2012 aansluiten, dat waren kwetsbare ouderen die vaak vallen. Zij worden al gesuppleerd met calcium/ colecalciferol. De zoekstrategieën zijn door deze aios goed gedaan, maar er zijn geen antwoorden gekomen op de aanvankelijk gestelde klinische vraag. Wel blijkt er een significante toename van spierkracht te komen bij de patiënten die een zeer laag vitamine D-gehalte hebben. Je mag misschien concluderen dat een bescheiden effect (op vallen?) verwacht mag worden van de massale vitamine D suppleties in deze tijd. Maar dat bij extreem lage vitamine D waarden er wel op toegezien moet worden dit aan te vullen. • Verrassend was zowel de vraagstelling red yeast rice toepassing bij verhoogde lipiden als de uitkomsten! Na de bekende PICO en zoek strategie, bleken diverse, vooral uit Azië afkomstige onderzoeken beschikbaar. Studies met wisselende, soms grote aantallen patiënten en van een goede kwaliteit (drie keer JADAD scores van 4-5, twee keer JADAD score van 3). Red yeast rice blijkt een kleine hoeveelheid lovastatine te bevatten en daarom ook werkzaam te zijn. Het LDL gehalte daalt hiermee voldoende, en de bijwerking spierpijn komt veel minder voor. Conclusie: red yeast rice is een interessant alternatief voor een statine bij patiënten die een statine weigeren of veel bijwerkingen hebben. We moeten ons wel realiseren dat deze behandeling onder de kruidengeneeskunde valt en mogelijk niet vergoed wordt. Er zijn capsules beschikbaar; de dosering is 3d2 capsules. Directe implementatie in de praktijk kan stuiten op praktische bezwaren. • Heeft een tropinine sneltest van 10 minuten zin bij de diagnostiek van Acuut Coronair Syndroom (ACS) in de huisartspraktijk? De opgestelde PICO( P=patiënt met pob< 8 uur, I: troponine-T in bloed, C: alleen kliniek en O: NPV en PPV en sensitiviteit en specificiteit van de test) was in deze klinische vraagstelling voor het publiek al een belangrijk discussie punt. Uitkomst: de NPV van een negatief troponine bij pob is 99,1 %. De PPV van deze test is echter zeer uiteenlopend. Conclusie: troponine sneltest niet zomaar gebruiken, tenzij je wilt uitsluiten bij minimale verdenking op ACS . • Mindfulness als middel tegen stressreductie: werkt dat? Mensen die de mindfulness training gevolgd hebben versus een controle groep: er werden 5 studies gevonden, met een JADAD score van 2-2-2-3-3. Kortom: kwalitatief geen goede studies, maar er zijn wel positieve effecten gemeld op stressreductie. Er zijn volgens mij meer studies over effecten van mindfulness bij depressie en beginnende dementie. Interessant om deze ontwikkelingen te blijven volgen. Wilt U meer weten over mindfulness? Kijk op mindfulness.startpagina.nl • De presentatie over het zondagsarmpje bracht de hele zaal in enthousiaste stemming want dit vinden dokters leuk: een lekker concreet probleem, waar een oplossing voor is die meteen helpt! Hoe moet je een zondagsarmpje reponeren? De gebruikelijke manier die overal beschreven staat, zoals in het kleine kwalen 35 boek, supineren en flecteren? Of zoals de onderzoekers in dit geval beweren: gewoon hyperpronatie? De zoekstrategie leverde vooral onderzoeken van Amerikaanse SEH’s en de randomisaties waren totaal onduidelijk zo niet onmogelijk (niet behandelen is geen optie) dus wetenschappelijk een lastige kwestie. Conclusie: vanaf nu pronerend reponeren, werkt het niet: val terug op de oude methode! • Neuspoliepen. Na een uitgebreide zoekstrategie (geen JADADscores) bleek het effect van zowel ICS als orale steroïden werkzaam bij neuspoliepen, op korte termijn. Niet duidelijk is geworden of dit ook op lange termijn werkzaam blijft. Waarbij het langdurig gebruik van orale corticosteroïden voor deze indicatie denk ik niet aan raden is. Dat poliepen ook functioneel kunnen zijn, illustreerden de AIOS met zangers en zangeressen van eigen boden, waarbij de muzikale afsluiter nog lang bleef hangen… • BPPD en oefeningen: de groep heeft de Epley oefeningen vergeleken met de Brandt-Daroff oefeningen. V chtige conclusie, want er werd amper goed onderzoek gevonden, is dat de voorkeur uitgaat naar de Epley oefeningen (You Tube!). • Enkeldistorsie: tapen of FT? De zoekstrategie leverde veel reviews met data van vóór 2000 op die waren gericht op het voorkomen van recidieven. Weinig actuele gegevens, waarbij geen onderscheid werd gemaakt tussen distorsies en gescheurde banden. Uitkomst: mogelijk effect van FT… maar niet zo duidelijk. De prijzen De publieksprijs is toegekend aan de groep: red yeast rice (met slechts 1 punt verschil met de nummer 2: het zondagsarmpje en op 3, ook met een punt verschil: de behandeling van rhinosinusitis met ICS). De juryprijs (300 euro en voordracht voor de Jan van Es prijs) werd toegekend aan het Zondagarmpje door Roelfien Ensing en Joris Linmans (Marloes van Gemert was niet aanwezig maar zat wel in hun groep). Juryvoorzitter en hoogleraar Job Metsemakers reikte de prijs uit en gaf behalve complimenten ook een aantal aanbevelingen aan alle aanwezigen. Het was een leerzame dag, ik heb ervan genoten! Joris en Roelfien

Op één Lijn 42


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2180 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht, OBS 8532 Fotografie Foto omslag is gemaakt door Anneke Germeraad (Betreft de afgestudeerden van de kaderopleiding Hart- en vaatziekten, zie pagina 3) Foto pagina 3 en 4 gemaakt door Sasha Ruland Foto's pagina 15 en 16 gemaakt door Anneke Germeraad Foto pagina 24 is gemaakt door Joey Roberts Foto pagina 26 is gemaakt door Joey Roberts Deadline volgend nummer 22 juni 2012 Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Join our family – Babette Doorn Zorg voor de toekomst! – InterUM Samen op weg naar de top Alpe d’Huzes – redactie Broodjes – redactie Medewerkers stellen zich voor Lonny Hazen, HAB chronisch blok Giel Peeters, HAB chronisch blok Esther Giroldi, promovendus Marscha Luijkx, HAB blok acute zorg Diederd Kronjee, HAB psychisch blok Maud Sinkiewicz, gedragswetenschapper ’t Schip, onderwijsruimte in Eindhoven Onderwijs Ghana: een ander perspectief – Laury de Jonge Werkplekleren – Jonne van der Zwet Winnaar onderwijsprijs: beste HAB jaar 2010-2011: Wil Keulers Nascholing algemeen – Yvonne van Leeuwen Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten: weer 20 afgestudeerden – Yvonne van Leeuwen Onderzoek De Maastricht Studie – Roelf Norg NHG wetenschapsdag – Wetenschappelijke Programmacommissie Basis Kwalificatie Onderwijs (BKO) – redactie 3 4 5 6 6 7 7 8 9 9 10 11 12 12 14 15 15 16 17 18 18 Postdoc-plannen: onderzoek naar nieuwe generatie antistollingsmiddelen – 19 Petra Erkens Voor u geschreven in Maastricht – Jelle Stoffers EGPRN agenda – Hanny Prick WESPEN: Denise Vergeer Jasper Dijcks Annelieke Korte Promotie Sil Aarts – redactie Maastricht Infectieziekten Centrum agenda – redactie MIRA trial – Marian van den Brink Huisartsopleiding Erkenning en herkenning – Jean Muris Afscheid Tonnie van Kessel in de praktijk – Jean Muris Bas Maiburg benoemd tot UHD – redactie 20 21 22 22 23 24 24 25 26 27 27 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 2 Gezondheidsrechterlijke kwesties: Dwang en drang in de geneeskunde – 28 Arie de Jong Aios wetenschapsdag ‘Kaalheid is een keuze’ – Sjef Swaans Opleiders-tweedaagse 2012: Leuk en leerzaam – Stijn de Vries Huisarts in België – Ingrid van der Heijden Bijzonder bekwaam in GGZ: Priska Israel – Hendrik Jan Vunderink Writers Block – Felix Punt 29 30 31 33 34 Oefenen voor dokter: ‘Dus jij bent de coassistent?’ – Sophie van der Voort 36 op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Van de redactie Niets gaat vanzelf Het bruggetje van het vorige nummer ‘Wat ons bindt’ naar ‘Join our family’ is snel gemaakt. Aan dat laatste heb ik een apart artikel gewijd zodat ik dit redactioneel en de kaft van nummer 42, voor andere onderwerpen kan gebruiken. Niets gaat vanzelf. Het klinkt zo logisch, maar het moet soms even gezegd worden. Zo ook met dit blad. Het lijkt soms vanzelf te gaan, zo voelt het althans voor ons als redactie. De meeste moeite hebben we met het prikken van een datum voor ons jaarlijkse etentje. Als de uitnodigingen voor inzendingen eenmaal lopen, dan leunen we achterover en dan ineens komt hij in zicht: de deadline. Er moet een doorloopschema gemaakt worden in overleg met de vormgeving/drukkerij OCE waarop alles aangeleverd wordt. Snel sturen we herinneringen aan schrijvers waarbij we alle begrip tonen voor excuses, maar we draaien even makkelijk de duimschroeven aan. Deadline is deadline. Een piek ontstaat de laatste week: de stukjes schieten digitaal heen en weer, net als meningen, grapjes en foto’s. De vele nieuwe medewerkers die zich voorstellen, heeft alles te maken met de groei van de Huisartsopleiding. De inschrijvingen van aios voor september mogen er zijn, we zijn zeer tevreden. De betekenis van ‘samen ’t Schip ingaan’ krijgt glans en werpt zijn vruchten af. Over een paar jaar hebben we weer vele nieuwe huisartsen. Wie nu afzwaaiden, zijn de kaderhuisartsen Hart- en Vaatziekten (HVZ). Deze dokters hebben we ingekaderd op onze kaft en hiernaast. Ze verdienen alle hulde omdat ze naast hun drukke werk nog een intensieve scholing volgden. Van harte! In de zomer besteden we uitgebreider aandacht aan onderwijszaken, want dan staat het nieuwe academische jaar voor de deur. De onderzoekers zwoegen ook door, een enkeling promoveert in deze periode: Sil Aarts. Jelle Stoffers vat de overige productie weer voor ons samen. Ook niet onbelangrijk: de NHG wetenschapsdag op 8 juni: Maastricht heeft dit jaar de organisatie. En dan die groeiende Huisartsopleiding. Ondanks de groei is de accreditatie van de opleiding weer voor 5 jaar binnen. Hoofd Jean Muris noemt nog enkele verbeterpunten die zijn geopperd. Adjunct-hoofd en stille kracht Bas Maiburg, is benoemd tot UHD en ziet en passant zijn 25-jarig ambtsjubileum voorbij gaan. We feliciteren hem ook. De opleiders ploeteren en leren voort, net als de aios (nietwaar Sophie?). En wat weten we over onze Belgische collega’s? Bar weinig eigenlijk. Ingrid van der Heijden heeft een uitgebreide evaluatie gemaakt over de grensoverschrijdende samenwerking. Nuttig en leerzaam voor iedereen. Hendrik Jan Vunderink interviewde de Bijzonder Bekwame Priska Israel: GGZ is dit keer aan bod. Zoals een aios uit haar groep zei: ‘ze heeft veel verstand van de kennis’. Columnist Felix Punt heeft writers block en inderdaad: ik heb nog niets van hem gezien dit keer. En Arie de Jong tot slot, neemt u mee in de wondere wereld van de dwangbehandeling. Als u het niet meteen kunt volgen, dan heeft u altijd nog zijn artikel als naslagwerk! Graag tot een volgende keer, ergens in juli, dan komen we terug. Babette Doorn Afgestudeerden 1 Hofman 2 3 4 5 6 7 8 9 11 Hollander Huijgens Nasseri Tumkaya Prinssen Huijbers Son van Zonneveld 10 Wielaart Vlake 12 13 14 Puffelen van Tjon-A-Tsien Baal van 15 Willemsen 16 Zegers 17 18 19 20 Caljouw-Vos Xavier Monika Jeroen Mehrzad Talip Monique Ellen Jack Goof Leo Paul Patrick Monique Jorien Robert Robert Jeanette Braal de-Baalen van Esther Lobo Iflé Claudia Rudy F.X.W.M M J M T M P.M.J.F J.A.J G.J L.M P.W.J P.J.M M.R.S H.J R.T.A R J.P E.E C.M R.G Amsterdam Utrecht Wesepe Ijsselstein Maassluis Utrecht Geldrop 's-Hertogenbosch St Pancras Nieuwpoort Vught Delft Wateringen Almere Heerlen Oudenbosch Ridderkerk Almere Wijchen Volendam 3
Pagina 4
op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Van de voorzitter De academie en de beroepsgroep DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM EN HUISARTS IN GEULLE Eind februari 2012 ging Bert Schadé, hoogleraar Huisartsgeneeskunde van het AMC, met pensioen. Er was een afscheidssymposium waar onder andere Bart Meijman, de voorzitter van de Huisartsenkring Amsterdam, een geestige en serieuze toespraak hield. Hij refereerde aan de verschillende discussies die recent gevoerd zijn over zaken die op het snijvlak liggen tussen gezondheidszorg en politiek, of waar de politiek zich met de gezondheidszorg bemoeit. Hij benoemde bijvoorbeeld de discussie over influenza vaccinatie van ouderen, de eigen bijdrage van patiënten voor psychische hulp, de eigen bijdrage voor de huisartsenzorg. Graag, zo zei hij, had hij in die discussies een van de hoogleraren huisartsgeneeskunde op de televisie gezien om die plannen of gedachten te bestrijden. Zijn appèl riep een ongemakkelijk gevoel bij mij op, en naar later bleek ook bij verschillende van mijn collegae. Ondersteunen we de beroepsgroep onvoldoende in de vele debatten? We zijn inderdaad niet prominent in praatprogramma’s aanwezig en we schrijven niet voortdurend ‘open brieven’. Natuurlijk hebben we onze mening over vele domme, onbegrijpelijke, onterechte of onverstandige voorstellen. Het probleem is echter dat we deze niet kunnen bestrijden op basis van wetenschappelijk bewijs. Globaal kunnen we genoeg literatuur oproepen die het belang van een sterke goed georganiseerde eerstelijns gezondheidszorg met de huisarts als kern kan aantonen. Maar wat de effecten zullen zijn van een eigen bijdrage voor het bezoek aan de huisarts, daar hebben we geen studies van. Wellicht kunnen we uit België iets halen over de effecten van ‘remgeld’ maar de zorgsituatie is in België toch al weer anders. En het gebrek aan bewijs geldt voor veel plannetjes die worden voorgesteld. Maar ons gezond verstand dan? Natuurlijk kunnen we de gevolgen van sommige voorstellen wel beschrijven, maar niet beter dan huisartsen of de LHV al doet. Kunnen we dan ‘ons gezag’, zoals dat genoemd wordt, niet in de strijd werpen? Ja, dat kan maar daar moet je zuinig mee zijn, want we kunnen niet steeds zeggen dat we onze mening niet kunnen onderbouwen. Met de LHV en NHG hebben we als hoogleraren Huisartsgeneeskunde regelmatig overleg over wanneer we ‘ons gezag’ zullen aanwenden. Verder gaan we door met de ondersteuning van de beroepsgroep op een andere manier, namelijk met wetenschappelijk onderzoek en onderwijs/opleiding. In dat wetenschappelijk onderzoek richten we ons op vragen die van belang zijn voor de patiënt en de huisarts: huisartsgeneeskundig en maatschappelijk relevant. Zoals de plaatsbepaling van de CRP in de huisartspraktijk; de point- of-care d-dimer test voor diepe veneuze trombose of embolie, zelfmanagement van diabetes mellitus, etc. Het gaat om vragen uit de praktijk die onderzoekers van een vakgroep/afdeling Huisartsgeneeskunde samen met de huisartsen onderzoeken met als doel: ‘betere patiëntenzorg’. Ook onze inzet voor onderwijs en opleiding is gericht op de maatschappij en de beroepsgroep. Samen met de praktiserende huisartsen nemen de vakgroepen/afdelingen meer huisartsen in opleiding aan om ervoor te zorgen dat er in de toekomst voldoende huisartsen zullen zijn voor de zorg, maar ook met het idee dat u rustig met pensioen kunt als de tijd daar is. Er is geen tegenstelling tussen academie en beroepsgroep. We streven beide hetzelfde na en moeten de krachten blijven bundelen. 4 op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Geen waan van alledag maar Join our family! DOOR BABETTE DOORN, BELEIDSMEDEWERKER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In het laatste nummer van 2011 heb ik u verteld over de projectmatige samenwerking met de Service Science Factory (SSF1). De uitkomsten van het project heeft u nog van ons tegoed. Wat we vooral geleerd hebben van het project is dat we ons niet moeten blindstaren op beperkende aspecten. Daarmee was de insteek van het project (‘waarom doet 50% van de huisartsen niet mee aan onderwijs, opleiden of onderzoek?’), al snel achterhaald. Een deel van die huisartsen wil trouwens wel meedoen, maar geeft aan daarbij hulp in tijd of ruimte nodig te hebben. Over dit soort zaken wenst de vakgroep ook met andere organisaties zoals de Regionale Huisartsen Organisaties te spreken. In het regulier overleg met de RHZ Heuvelland staat dit thema al op de agenda. Wat het andere deel van de huisartsen wil, blijft vooralsnog een raadsel. We kregen uit de regio-enquête onder huisartsen geen feedback op dit punt. De SSF-projectleden hebben veel moeite gedaan om huisartsen uit deze groep te interviewen, maar het bleek niet mogelijk om binnen de projectduur van 8 weken die dialoog op gang te krijgen. Op termijn denken we aan de inzet van accountmanagers, aan non-profit praktijkbezoekers. Wie een nieuwe praktijk opent: laat het ons weten, we komen graag op bezoek om te kijken wie uw naaste familie is en hoe het u vergaat. Relatiemanagement kent velerlei vormen van samenwerken. ‘HAG’ is onderdeel van het samenwerkingsnetwerk, niet het middelpunt van het netwerk. Alle contacten hoeven dus ook niet centraal te verlopen. Als we uitgaan van de positieve aspecten (‘waarom doen veel huisartsen wel mee’) dan kun je ook denken aan de versteviging van het netwerk van binnenuit. Denk aan de ambassadeurs functie van actieve huisartsen. Wat wij als vakgroep moeten leren is om niet meteen iets (terug) te vragen. We dienen nieuwe huisartsen te inspireren om ook lid te worden van het netwerk. De SSF kwam met een pakket maatregelen onder de naam ‘Join our family’. Het begrip Family wordt immers ook geassocieerd met Family Medicine en ook met het soort 1 SSF is een multidisciplinaire academische werkplaats opgezet vanuit de Faculteit economie van de UM. www.servicesciencefactory.com relatie dat wij zouden willen. De relatieopbouw begint bij studenten die geneeskunde gaan studeren. Het proces verloopt van bewustwording (wat is huisarts geneeskunde), via interesse (keuzestages) naar verlangen (coschap en jaar 6) en actie (aanmelding Huisartsopleiding). Het gros van de nieuwe aios is ‘eigen kweek’, UM student. De relatie is langdurig en dat willen we zo houden. aios ervaren de opleiding als een warm bad, net zoals medewerkers de afdeling ervaren. Eenmaal klaar en afgestudeerd, vergeten we soms de band te behouden met onze alumni. Een enkeling blijft bij de afdeling werken of keert terug, anderen krijgen we pas weer in beeld als ze gevestigd zijn en meer dan 5 jaar werkzaam. Vaak weten we niet waar onze alumni blijven: vertrekken ze uit de regio, zijn ze waarnemer of zoeken ze een praktijk? Geen relatie, geen Op één Lijn. Ons beleid ten aanzien van het veld kan beter. De vakgroep moet haar aandacht verdelen over de brede regio. Wat zijn onze wederzijdse belangen en behoeftes? Wat kunnen we elkaar bieden? Er is geen vragende en aanbiedende partij, we zouden een joined Family kunnen vormen. Op het moment van schrijven wordt een verbeterslag gemaakt met een afdelingsbreed communicatie en PR-plan. We willen één lijn trekken, één gezicht hebben en waar het kan, een familie vormen en samen dingen doen, met elkaar, met jullie. Dat kan ludiek, leuk en of leerzaam zijn, bij voorkeur langdurig. Het nieuws zal zoals gebruikelijk via dit medium blijven lopen, terwijl de website eerder als wervingsinstrument ingericht zal gaan worden. In de zomer komen we hierop terug. Menselijk contact zal er ook altijd blijven, dat kan niet anders gezien het vakgebied: continu en integraal. Voor de zomer zal de hardlopende tak van onze familie in 2 (of meer?) teams aan verschillende afstanden gaan deel nemen aan de bedrijvenloop van Maastrichts Mooiste op zondag 10 juni 2012. Staf, huisartsen, aios en WESP-en lopen in teamverband mee. Wie wil meelopen in een HAG-team in bijbehorend teamshirt: join our running family en geef je snel op bij Babette.Doorn@hag.unimaas.nl Hebt u vragen, tips of wensen: mail naar op1lijn@hag.unimaas.nl, ook als u ons wilt uitnodigen bij uw evenement! 5
Pagina 6
op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Samen op weg naar de top Een gezonde instelling DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Huisarts en onderzoeker Ramon Ottenheijm uit Geulle gaat dit jaar deelnemen aan de Alpe d’Huzes. Dit is een fietsevenement voor een goed doel: de strijd tegen kanker. Deelnemende renners zijn op de een of andere manier verbonden met die strijd. Zo ook Ramon, hij fietst ‘voor’ en samen met zijn goede vriend Maurice die kanker heeft. Ramon Ottenheijm De vakgroep Huisartsgeneeskunde steunt zijn doel en veel collega’s zijn sponsor. De tocht is op 7 juni. In het zomernummer van Op één Lijn komen we hierop terug. Wie meer wil weten over de actie en beweegredenen van Ramon, kijk dan op zijn site: www.deelnemers.alpe-dhuzes.nl/acties/ramonottenheijm/ ramon-ottenheijm/actie.aspx Marieke Janssens, assistente van die praktijk, volgt zijn goede voorbeeld. Ze gaat op 1 september te voet de Mont Ventoux op voor www.grootverzettegenkanker.nl. Sportief en betrokken zijn vast heel veel hulpverleners: tip ons en wie weet komt jullie verhaal een andere keer in Op één Lijn! Zorg voor de toekomst! InterUM helpt een handje InterUM is het detacheringsbureau van de Universiteit Maastricht. InterUM heeft de beschikking over alle studenten binnen de UM en ze is instaat een juiste selectie voor u te maken. U krijgt de mogelijkheid kennis te maken met een eventueel toekomstige werknemer. Studenten en afgestudeerden van de UM zijn in staat snel zaken op te pakken en zelfstandig te werken. Daarnaast zijn ze altijd up-to-date van de nieuwste ontwikkelingen. Studenten zijn flexibel inzetbaar doordat ze geen vaste opdracht (zoals een stage) hebben waar aan gewerkt dient te worden. Ze moeten niet, maar willen graag werkervaring opdoen tijdens hun studie. Studenten zijn 8 tot 20 uur per week beschikbaar. Afgestudeerden vaak fulltime. Voor een uurtarief van € 18,50 excl. BTW kan InterUM u aan een gekwalificeerde student Geneeskunde of Gezondheidswetenschappen helpen. 6 Voorbeelden van werkzaamheden die zij voor u kunnen verrichten zijn: • Invoer patiëntgegevens • Voorwerk saneerwerk herhaalreceptuur • Uitdraaien en oproepen risicogroepen • Voorbereiden voorlichtingsbijeenkomsten • Literatuursearch • Controleren DBC’s InterUM regelt de aanstelling en de beloning en draagt de arbeidsrechtelijke risico’s zoals bij ziekte en eventuele schade. We horen graag op welk vlak uw behoefte aan extra ondersteuning ligt en helpen graag bij het invullen hiervan. Informatie www.interum.eu, bureau@interum.eu, telefoon 043-3882688. op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Lunchbesprekingen Broodjes DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Wie de huisartsopleiding volgde in Maastricht, is zeer waarschijnlijk bekend met het fenomeen Broodje Verstand. Zo heette immers de lunchbespreking voor aios. De vakgroep kende meer besprekingen over allerhande zaken, op wisselende tijden en dagen, voor wisselende doelgroepen met wisselende bezetting. Geen ideaal beleg voor een goede en gewenste interactie tussen mensen en delen van de afdeling. Zo werd Broodje met ingang van dit jaar op een hoger plan getild tot een wekelijkse bijeenkomst van 12.30-13.30 uur in een collegezaal van het DEB 1 in Maastricht. De ene keer op een dinsdag, de andere keer op een donderdag, zodat er meestal wel kans is om een bespreking bij te wonen. De inhoud varieert, zowel van de Broodjes als het feitelijke beleg. Er zijn besprekingen over lopend onderzoek van HAG, over onderwijs, over beleidszaken of internationalisering. Ook WESP-en staan op het menu. Verplichte kost voor veel medewerkers, maar misschien ook leuk voor de hongerige huisarts? U kunt op de mailinglijst komen van de uitnodigingen via: Kim.Luyten@hag.unimaas.nl Besluiten of u komt, bepaalt u op het laatste moment: het is gratis en er zijn broodjes. Geplande data tot aan de zomervakantie Donderdag 3 mei Intention to treat analyses Dinsdag 8 mei Eindpresentaties WESP Dinsdag 22 mei Wat doet telepsy? Mark Spigt en Daniel Kotz, onderzoekers Geertje Vervoort/ Nicole van Gurp Les Dijksman Donderdag 31 mei Echografie schouderklachten Ramon Ottenheijm, huisartsonderzoeker Dinsdag 5 juni Polyfarmacie Donderdag 14 juni Eindpresentaties WESP Dinsdag 19 juni Broodje Verstand Donderdag 28 juni Eindpresentaties WESP Donna Lenders, huisartsonderzoeker Danique Peeters/ Céline Hoog Yvonne van Leeuwen Dionne Welter/ Alexandra Mannaerts/ Carolien Leijten Stelt zich voor Lonny Hazen HAB chronisch blok Sinds 1 september 2011 werk ik als HAB voor het chronisch blok. Samen met Joke Koopmans, Hub Peeters en sinds kort ook Giel Peeters, begeleid ik de steeds groter wordende groepen aios die bezig zijn met hun chronische stage in het 2e jaar. Inmiddels heb ik 2 groepen aios begeleid. En het wordt dus hoog tijd dat ik me ook eens voorstel in Op één Lijn. Ik ben geboren en opgegroeid in Bergen op Zoom, een mooie Brabantse stad met een Bourgondisch hart. In 1994 ben ik naar Amsterdam vertrokken en daar heb ik 17 jaar met veel 7
Pagina 8
op één lijn 42 1 e uitgave 2012 plezier gewoond, gestudeerd en gewerkt. In Amsterdam werkte ik 4 dagen in de week als huisarts in een echte binnenstadspraktijk. Het werk daar was heel intens in al zijn facetten. Ik had het daar erg naar mijn zin en had daar nog jaren door kunnen buffelen. Maar ik ben getrouwd met een chirurg en voor de huidige generatie chirurgen liggen de banen helaas niet voor het oprapen. Mijn man heeft een periode in Engeland gewerkt en uiteindelijk een leuke baan in Heerlen gevonden. Dus hebben wij afscheid genomen van Amsterdam en zijn we met onze kinderen, Nora en Jelle, in Maastricht gaan wonen. Dit was voor mij de perfecte gelegenheid om mijn horizon te verbreden en zodoende ben ik bij de huisartsopleiding terecht gekomen. De eerste 6 maanden Maastricht zijn mij erg goed bevallen. Ik houd van deze mooie Bourgondische stad. Om in een nieuwe stad goed te aarden, is werk een belangrijke factor. Op dit moment heb ik een perfecte combinatie gevonden in het werk als waarnemend huisarts en het HAB-schap. Het HAB-schap geeft mijn werk als huisarts verdieping. De oudere patiënt met zijn multimorbiditeit is een uitdaging, nu en in de toekomst. Maar ook het werken met aios is leerzaam en een goede spiegel voor mezelf. Het is mijn missie de aios te infecteren met mijn voorliefde voor ouderenzorg en palliatieve zorg. Stelt zich voor Giel Peeters huisartsbegeleider chronisch blok Huisartsopleiding Het is een goede gewoonte dat nieuwe medewerkers een kennismakingsartikeltje verzorgen in Op één Lijn. Zo is het mij ook gevraagd. Al langer ben ik verbonden aan de vakgroep huisartsgenees kunde van de Universiteit Maastricht. In 1981 ben ik begonnen aan dit instituut bij de organisatie van het coschap huisartsgeneeskunde met als hoofd Jos op ‘t Root. Toen niet alleen als HAB bij de terugkomdagen, maar ook als ‘ronselaar ‘ van nieuwe opleiders. Toen waren er al, zoals nu nog steeds, opleidingsplaatsen tekort. Tevens waren we met het Gezondheidscentrum Heer, waar ik al bijna 30 jaar als huisarts werk, ook onderdeel van huisartsgeneeskunde middels de academisering huisartspraktijken. Vooral mijn collega destijds Frans Vissers speelde daarin een belangrijke rol. Nu zijn mijn associés Annemiek Nijholt en Jeroen Smeets (beide niet onbekend bij de huisartsopleiding) en wordt 8 deze band met de vakgroep voortgezet. Op dit moment wordt de academisering huisartspraktijken gerenoveerd, omgevormd tot een nieuwe organisatie. Door al deze activiteiten (onderwijs, onderzoek, zorgvernieuwing en registratie via RNH), hadden we te weinig ruimte en tijd om huisartsen op te leiden in onze praktijk en dat is tot op heden nog steeds zo. Nu ik een dag minder ga werken in de praktijk, heb ik tijd gekregen om over te stappen van de basisopleiding naar de beroepsopleiding. Daar zal ik HAB zijn in jaar 2 en wel het chronisch blok. Uitbreiding van het aantal HABs was nodig omdat het aantal aios fors is toegenomen. De andere HABs in dit blok zijn Joke Koopmans, Lonny Hazen en Hub Peeters, een broer van mij. De introductie binnen het chronisch blok en de start van de nieuwe groep zijn uitstekend bevallen. Naast mijn vak als huisarts, dat ik heel erg graag doe, houd ik me ook bezig met andere zaken buiten mijn vak. Ik maak deel uit van de serviceclub KIWANIS HeerlenMaastricht, een organisatie die zich inzet voor kinderen, ik probeer het golfspel te beoefenen, wandel heel graag en doe pogingen om te koken. Tenslotte, ben ik getrouwd met Marie-José, vader van 2 dochters, en nu ook opa van 3 kleinkinderen, een apart vak, waar je niet voor kunt solliciteren, maar dat je gewoon bent. Geweldig. Ik kijk uit naar een heel plezierige tijd bij de beroepsopleiding. op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Stelt zich voor Esther Giroldi promovendus vakgroep Huisartsgeneeskunde Mijn naam is Esther Giroldi en ik ben eind januari aan de slag gegaan als promovendus bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde, onder begeleiding van huisarts en onderzoeker Wemke Veldhuijzen. Mijn project bouwt rechtstreeks voort op het promotieonderzoek van Wemke naar huisartspatiënt communicatie, waaruit naar voren kwam dat huisartsen in de praktijk doelgericht communiceren. We zijn van mening dat doelgerichte communicatierichtlijnen beter aansluiten bij de alledaagse huisartsenpraktijk dan de generieke richtlijnen die op dit moment binnen de huisartsopleiding onderwezen worden. De richtlijnen dienen uiteraard evidence-based te zijn en het moet haalbaar zijn om deze toe te passen in de specifieke setting van het huisartsenconsult. Daarom zal mijn project zich grotendeels richten op het onderzoeken van effectieve communicatiestrategieën die huisartsen in de huidige praktijk gebruiken. Op dit moment werken we samen met drie WESP-studenten aan een onderzoek naar ‘effectief geruststellen’, één van de doelen die huisartsen frequent nastreven in het consult. In deze kwalitatieve studie kijken we naar communicatiestrategieën die ervaren huisartsen gebruiken om de patiënt gerust te stellen, en de redenen die huisartsen hiervoor aandragen. Tegelijkertijd nemen we het patiëntenperspectief mee en zullen we onderzoeken of de communicatiestrategieën daadwerkelijk als geruststellend worden ervaren door de patiënt. Vervolgens starten we met een onderzoek naar ‘efficiënt informatie verzamelen’, wederom een veel voorkomend doel in het consult waar huisartsen hun communicatie op aanpassen. Ik kom uit het Limburgse Landgraaf en woon op dit moment in Maastricht. Ik heb Gezondheidswetenschappen in Maastricht gestudeerd, met gezondheidsvoorlichting als hoofdrichting. In september vorig jaar heb ik de Master Global Health afgerond. Tijdens deze opleiding heb ik de mogelijkheid gehad om mijn afstudeeronderzoek naar percepties over obesitas en diabetes bij het Keniaanse Rode Kruis te doen, een ontzettend leerzame en geweldige ervaring. Verder houd ik van reizen, uiteraard, als echte Landgraafse, van Pinkpop, en natuurlijk van mijn vriend Luc met wie ik alweer bijna zes jaar samen ben. Stelt zich voor Marscha Luijkx HAB huisartsopleiding Als u denkt: ‘Hé, haar kennen we toch al?’, dan kan dat kloppen. Ik loop in de tussentijd al een jaar (!) als huisartsbegeleider-docent (HAB) rond op het Peter Debyeplein en dus is het hoog tijd voor een officiële introductie. Ik ben Marscha Drummen, maar heb zakelijk mijn meisjesnaam Luijkx aangehouden, dus op mijn werk heet ik dokter Luijkx. U weet wel, uit die reclame van een grote Nederlandse zorgverzekeraar: ‘Dan kies ik voor dokter Luijks, want ik vind ervaring belangrijk.’ Weliswaar anders gespeld, maar wie kraait daar nou naar? Dit was trouwens niet mijn eerste tv-optreden: In september 2009 was ik al 9
Pagina 10
1 e uitgave 2012 te zien bij het AVRO programma: De Centrale Huisartsenpost en dan niet verkleed als een Aziatische man maar als mezelf. Drie jaar geleden studeerde ik af aan de huisartsopleiding in Maastricht en sinds die tijd ben ik werkzaam als waarnemend huisarts. Eerst overal en nergens, nu ook als vaste waarnemer twee dagen per week in Landgraaf bij een oude studiegenoot van mij, Jan-Pieter Boode. Tijdens mijn opleiding had ik al affiniteit met het instituut: ik was namens de belangenvereniging van huisartsen in opleiding van Maastricht, de MOVAH, student-afgevaardigde in de toen nog zogeheten onderwijscommissie. Daar heb ik al kennis mogen maken met de huisartsopleiding met haar visie en organisatie en mogen proeven van de prettige sfeer die er heerst. Voordat ik in dienst kwam bij de huisartsopleiding beoordeelde ik al studenten (aios) op hun consultvoering in het kader van de videotoets. Sinds februari 2011 werk ik met veel plezier als HAB van het acute zorg blok. Het begeleiden en beoordelen van aios die je maar 9 keer ziet in 6 maanden is intensief, maar het is prachtig om te zien hoe de aios zich tijdens deze hectische stage in het ziekenhuis ontwikkelen tot zelfverzekerde, multi-taskende, assertieve artsen. Verder kan ik als relatief jonge HAB (bij het ter perse gaan van deze editie heb ik net mijn 32e verjaardag gevierd) goed aansluiten bij de belevingswereld van de aios en vanuit dat perspectief een constructieve en gewaardeerde bijdrage leveren aan onderwijsontwikkeling. En privé? Gelukkig getrouwd en recent een heerlijke woning in Bunde betrokken. Naast mijn werk kan ik mijn ei goed kwijt in muziek en dans: ik zing graag met mijn akoestische gitaar als begeleiding, genre populair/sing-songwriter. Verder houd ik van salsadansen zoals jullie wellicht hebben gelezen in het blad Praktijk van het MUMC+. Voordat ik docent werd op de huisartsopleiding heb ik mijn eerste docentervaring al opgedaan met salsalessen geven. Mijn man en ik runden samen een salsadansschool ‘Suenos de Salsa’ wat ‘Dromen van Salsa’ betekent. Logische naam natuurlijk voor een paar dat elkaar op de dansvloer is tegengekomen. Helaas zijn we met onze dansschool moeten stoppen omdat mijn man ernstig ziek werd. Die tijd hebben we gelukkig achter de rug, maar momenteel liggen energie en prioriteiten elders dan bij een herstart van de dansschool. We zijn wel nog regelmatig op dansvloer te vinden, maar dan puur voor de ontspanning. Tot ziens, op de werkvloer of… op de dansvloer? Stelt zich voor Diederd Kronjee huisartsbegeleider bij de Huisartsopleiding Daar ben ik weer. Ik ben HAB (huisartsbegeleider) van het psychisch blok van het tweede jaar van de huisartsopleiding. Elke woensdag begeleid en doceer ik een groep van ongeveer 10 aios die stage lopen binnen de geestelijke gezondheidszorg. Zoals u eerder heeft kunnen lezen (Op één Lijn nr. 40), ben ik erg geïnteresseerd in alles wat met psychische stoornissen te maken heeft. Verdieping in de psyche is een boeiende manier om te reflecteren op het mens-zijn. Mijn belangrijkste doelen als docent zijn: laten zien hoe fascinerend psychische problematiek is en welke rol je als generalistisch arts hierin kunt spelen. Op het moment van schrijven werk ik als arts in een psychiatrisch ziekenhuis met algemene psychiatrie, verslavingszorg en forensische zorg. Maar het is mijn ideaal 10 op één lijn 42 op één lijn 42 1 e uitgave 2012 om mijn huidige werkzaamheden te combineren met een deeltijdbaan in een huisartspraktijk en dan bij voorkeur in een gezondheidscentrum. Zo kan ik terugkeren als huisarts en huisarts blijven en voor beide werkplekken van aanvullende waarde zijn. Ik woon nabij het centrum van Maastricht, samen met mijn vrouw Mieke, mijn vijfjarige zoon Saan en mijn tweejarige dochter Lena. Mijn vrouw maakt kleren en accessoires voor kleine kinderen (www.miekmaakt.nl). Ik houd mij, naast gezin en werk, bezig met lezen en schrijven. Ik publiceer regelmatig op een blog, zowel literair (spreekkamer.blogspot.com) als medisch-inhoudelijk (symptoscoop.blogspot.com). Ik ben weer terug op het nest. Na mijn huisartsopleiding heb ik drie jaar gewerkt als junior-staflid van de huisartsopleiding. Ik hield mij bezig met toetsing van huisartsopleiders onder begeleiding van toenmalig adjunct-hoofd Paul Ram. En ik zat in de redactie van Op één Lijn. Er is in de afgelopen vijf jaar het een en ander veranderd. De gang is gerenoveerd en er zijn nieuwe collega’s bij gekomen. Toch is er ook veel niet veranderd en voelt het snel als vanouds en vertrouwd. Stelt zich voor Maud Sinkiewicz-van Limbeek gedragswetenschapper Bij ons thuis is het nooit saai en genieten we van wat elke dag weer brengt. Mijn werk vormt een mooie afwisseling op mijn leven als moeder en echtgenote. Na mijn afstuderen aan de Radboud Universiteit in Nijmegen heb ik gewerkt als therapeut psycho-educatie en TOM/SOVA trainer bij Kentalis in Eindhoven. Hier begeleidde ik kinderen, jongeren en hun ouders/ verzorgers op het gebied van aan autisme verwante stoornissen en bijkomende comorbiditeit. Vervolgens ben ik werkzaam geweest bij Bureau Jeugdzorg in de vrijwillige jeugdhulpverlening. Sinds 1 februari 2012 ben ik werkzaam bij de huisartsopleiding als gedragswetenschapper. Vanuit mijn voorervaring als NVO-orthopedagoog hoop ik een waardevolle bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de huisartsen van de toekomst. Ontwikkelen is mijn persoonlijke motto. Op mijn werk en privé. Met mijn drie kinderen is dit geen probleem. Kinderen zijn een spiegel. Ze geven energie, vragen om flexibiliteit en om een visie met persoonlijke touch. Onderwijs sprak mij steeds meer aan en zodoende ben ik bij het Centrum voor Onderzoek en Begeleiding in Maastricht gaan werken. Scholen voor voortgezet onderwijs vormen de praktische werkvloer. Leerlingen en mentoren begeleiden, beleidsontwikkeling en implementatie van de zorgstructuur vormen kerntaken die ik met veel plezier ten uitvoer breng. Toch, interesseerde coaching en begeleiding mij steeds meer en daarom werk ik nu 0,4 fte bij de HAG en nog 0,2 fte bij het COB. Een mooie combinatie van praktijk en theorie in brede zin. Ontwikkeling: HAG biedt hiertoe volop uitdaging en mogelijkheden en ik kijk uit naar de toekomst. 11
Pagina 12
op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Even voorstellen ‘t Schip! DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE 't Schip Aangezien alle nieuwkomers in Op één Lijn aan u voorgesteld worden, kan ik geen uitzondering maken voor een gebouw, juist omdat van deze nieuwe ‘medewerker’ veel verwacht wordt. Het betreft het gebouw: ‘t Schip’ dat aan de Tilburgseweg 100 te Eindhoven ligt. Omdat bijna 50% van de aios uit de regio Eindhoven komt en veel opleidingsplaatsen in en rond Eindhoven gevestigd zijn, werd er al langer onderwijs aan de aanstaande huisartsen gegeven in Eindhoven. Maar nu is er een eigen gebouw, gehuurd van SGE (Stichting Gezondheidscentra Eindhoven). Op die manier blijft het gebouw betrokken bij huisartsgeneeskunde. ‘t Schip is een bijzonder gebouw: speciaal ontworpen voor SGE door de bekende architect Jo Coenen in 1987. Het is een markant gebouw, niet ver van het Evoluon. In de beginfase kwamen veel architectuurliefhebbers het gebouw bekijken en fotograferen (busladingen Japanners!). Het gebouw heeft 25 jaar dienst gedaan als gezondheidscentrum Strijp, maar na al die jaren werd het minder geschikt als gezondheidscentrum en uiteindelijk verhuisde het centrum naar een nieuw gebouw, slechts een deur verder. Voor de huisartsen opleiding is het gebouw prima: er kan onderwijs gegeven worden op de terugkomdagen en de samenwerking met de artsen in de regio kan geïntensiveerd worden. De ruimte wordt ook voor de begeleiding van coassistenten gebruikt. Ofschoon het nog een tijd kan duren voordat alle onderwijs van de huisartsopleiding in Eindhoven aangeboden kan worden, is er nu toch een stevig begin. Een aanzienlijke vermindering van reistijd voor veel aios en hun begeleiders wordt hiermee bereikt. Ik wens ook deze nieuwkomer veel succes! Mustangh Ghana: een ander perspectief DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM HUISARTSGENEESKUNDE Sinds enkele jaren ben ik betrokken bij de Mustangh Foundation. Mustangh is een acroniem voor Maastricht University Students Twinning a North Ghanaian Hospital. Het is een door studenten gerunde stichting met als doelen het met kennis en financiële middelen ondersteunen van een ruraal ziekenhuis in Damongo, in Noord Ghana. Daarnaast worden via Mustangh stageplaatsen aangeboden aan (vooral) 6e jaars studenten, die daar hun keuzestage kunnen lopen. Doordat deze stage 18 weken duurt, biedt 12 het studenten ruim gelegenheid om niet alleen kennis te maken met specifieke tropische ziektebeelden als ook om het wonen in een ruraal Ghanees dorpje te ervaren. In 2008 bezocht ik voor het laatst het ziekenhuis in Damongo. Aanleiding toen waren zorgen over de supervisie van de 6e jaars studenten door de lokale artsen. Hoewel sindsdien daarna sterk verbeterd, blijft continuïteit in supervisie een aandachtspunt. op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Tweede aanleiding voor bezoek was een vervelend incident wat ook de Nederlandse landelijke pers haalde in maart 2011: de drie destijds aanwezige studenten waren slachtoffer van een brutale roofoverval die plaatsvond op de doorgaande weg naar het ziekenhuis. Na zorgvuldig overleg met onze decaan en hoofd bureau onderwijs enerzijds en politie en ambassade in Ghana anderzijds zijn er sinds oktober 2011 opnieuw studenten geplaatst in Damongo. Ik reis samen met Marlieke Boumans en Annelies Post, respectievelijk vicevoorzitter en penningmeester van Mustangh. Afkomstig uit een druilerig en kil Amsterdam voelt de drukkende warmte van de luchthaven in Accra wat onwerkelijk aan. Dit onwerkelijke gevoel wordt nog versterkt door de ultramoderne vingerafdruk scanners, waarop iedere inkomende reiziger zijn vingers op moet plaatsen. De combinatie van nors kijkende douanebeambten en de warmte maken de handen zweterig, waardoor de scan telkens mislukt en de wachtrijen tot buiten de aankomsthal staan. Uiteindelijk komen we midden in de nacht in ons Guesthouse aan. De volgende ochtend landen we na een probleemloze binnenlandse vlucht in Tamale, Noord Ghana. We worden opgehaald door de terreinwagen van het ziekenhuis. Dat is in het droge seizoen comfortabel, in het natte seizoen voor veel (onverharde) wegen een must. Onze chauffeur heeft een onrustige rijstijl: flink doorrijden als het kan, scherp remmen voor de vele gaten in het asfalt. Het grote snelheidsverschil tussen terreinwagens enerzijds en vrachtwagens, bussen en brommertjes anderzijds, versterkt deze ervaring. Juist na de overgang van asfalt naar stofweg passeren we het punt waar de overval in maart plaatsvond. Doordat een aantal rivieren de weg kruist, moet op die plaatsen de snelheid flink worden teruggenomen. Wanneer juist daar een aaneengesloten rij grote stenen gelegd wordt, dwingt dit het verkeer te stoppen, exact wat gebeurde tijdens de overval. Later in het ziekenhuis horen we dat er nog een aantal overvallen geweest is, veelal bij avondschemering. Het betekent in ieder geval dat Mustangh de adviezen zal moeten handhaven om alleen overdag en niet alleen te reizen. Wij komen veilig aan in het ziekenhuis waar we hartelijk worden verwelkomd. De volgende dagen zijn volledig gevuld met afspraken en ontmoetingen. Doordat we slechts een week blijven hebben we tevoren een strak schema opgesteld. Vroeg gewekt door een combinatie van het ochtendgebed van de nabij gelegen moskee en een luidruchtig onderonsje van de plaatselijke viervoeters, maken we onder begeleiding van matron Anthony Jatoe een uitgebreide ronde in het ziekenhuis. Met opvallende openheid praten we, al lopend in de al hete ochtendzon, over allerlei zaken. Van financiële problemen rondom een nieuw te bouwen operatiekamercomplex, het wachten op vervanging voor de onbruikbare want gecrashte ambulance, de lokale respons tegen HIV-AIDS en natuurlijk het artsentekort. De continuïteit in beschikbare artsen ter plaatse blijft een aandachtspunt. Voor veel Ghanese dokters is het onaantrekkelijk om buiten de grote steden te werken, wat betekent dat het een voortdurend komen en gaan is van verschillende dokters. Al jaren is dr. Chris Kubio de continue factor, hij is echter drukbezet in verband met het vervullen van regionale bestuursfuncties. Dat heeft vanzelfsprekend ook gevolgen voor de continuïteit van supervisie aan de studenten. Was dit eerder een knelpunt, nu zijn we onder de indruk van de wijze waarop door zowel de matron als Chris Kubio de supervisie bewaken. Het blijkt wel lastig om de Maastrichtse beoordelingsinstrumenten van de GEZP in Ghana te gebruiken. Vooral de 360° feedback, waarbij verschillende gezondheidswerkers gevraagd wordt feedback te geven op de 6e jaars student past niet goed binnen de Ghanese hiërarchische structuur. Wel biedt de aanwezigheid van Ghanese coassistenten in de toekomst nieuwe mogelijkheden voor het uitwisselen van medische kennis en leerervaringen. We slagen wonderwel in het afwerken van vrijwel onze gehele afsprakenlijst. Daarbij blijft er zelfs nog ruimte over voor een ochtendwandeling in het nabijgelegen Mole National Park, waar we van dichtbij olifanten zien. De weidse stilte is een enorm contrast met het rumoerige dorpsleven in Damongo. Op de terugreis in miljoenenstad Accra; hitte, overal de geur van smeulend plastic en ander afval. Een verkeerschaos van jewelste, veel Ghanezen vieren kerst in de stad. Minstens de helft van de auto’s zijn taxi’s, die voortdurend toeteren in de hoop op klandizie. Eenmaal op Nederlandse bodem is het 4°C en het miezert. Ik voel me verrijkt, en zeker niet alleen door een week zon. Meer weten over Mustangh? Zie ook de website www.mustangh.nl 13
Pagina 14
op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Werkplekleren Een wetenschappelijke blik in het coschap DOOR JONNE VAN DER ZWET, ARTS-ONDERZOEKER Ongeveer de helft van de huisartsen die Op één Lijn leest, begeleidt regelmatig een coassistent. Anderen hebben in het verleden wel eens een student (OEL, adoptie, co of GEZP) over de vloer gehad. Praktijkonderwijs biedt studenten een unieke mogelijkheid om zichzelf te ontplooien als jonge dokter. Ook huisartsen geven aan dat ze zelf veel kunnen leren van deze aanstormende talenten en vinden zo soms een prettig klankbord. Ook al wordt het coschap huisartsgeneeskunde over het algemeen goed gewaardeerd, de praktijk van het zogenoemde werkplekleren blijft weerbarstig. Verschillende belangen van student, patiënt, huisarts en andere medewerkers komen samen in het brandpunt van de praktijk van alledag: studenten hebben letterlijk en figuurlijk ruimte nodig om zichzelf te kunnen ontwikkelen, huisartsen hebben tijd en aandacht nodig om hun spreekuur fatsoenlijk te draaien, en de patiënt wil zo snel mogelijk de beste zorg. Het lijkt mij een hele klus… Momenteel ben ik, basisarts en promovendus op het gebied van medisch onderwijs, bezig met mijn derde studie binnen mijn promotieonderzoek dat zich richt op het beter begrijpen en dus het beter kunnen klaren van deze klus. Nadat ik de leerervaringen van coassistenten tijdens het coschap huisartsgeneeskunde met behulp van vragenlijsten en focusgroepen onder de loep heb gelegd, verken ik nu het perspectief van de huisarts als opleider van deze studenten. Uit mijn vorige studie bleek al hoe belangrijk de interactie tussen de student en de huisarts is en in welke mate deze bepalend is voor de student om zich goed te kunnen ontwikkelen. Studenten beschreven hoe ze zich al dan niet ontwikkelen in hun interactie met praktische elementen uit omgeving (eigen kamer, eigen spreekuur, dagindeling, balans in geobserveerde patiëntcontacten) en met sociale elementen uit deze omgeving (gevoel gerespecteerd te worden als persoon en als professional, hoe wordt de student benaderd door assistentes, ruimte om zich kwetsbaar en niet alwetend op te stellen). Deze interactie met zowel de praktische als de sociale omgeving kan resulteren in ruimte voor de student om nieuwe dingen aan te pakken en zijn of haar grenzen te verleggen. 14 Hoewel studenten zeer flexibel blijken te zijn in het zelf creëren van deze ruimte, speelt de huisarts een cruciale rol in het leerproces van de student. In mijn huidige studie onderzoek ik daarom hoe huisartsen vorm geven aan de interactie met de coassistent. Waarom interageren huisartsen met de coassistent zoals ze dat doen? Wat zijn de onderliggende processen en drijfveren? Hoe verandert dit gedurende de tien weken van het coschap? Het afgelopen half jaar hebben 7 huisartsen zich extra ingespannen om mij inzicht te geven in bovenstaande vraagstukken. Met behulp van dictafoons spreken zij gedurende de tien weken van het coschap boodschappen in, waarin zij hun ervaringen met de coassistent beschrijven en hierop reflecteren. Daarnaast houd ik halverwege en aan het eind van het coschap interviews met ze, om nog eens wat dieper op deze ervaringen in te gaan. Momenteel loopt de voorlopig laatste ronde en zijn we druk bezig met de analyse van deze rijke data. Er opent zich een wondere wereld van al dan niet ontpoppende relaties tussen huisarts en student. Metaforen als DNA strengen of de wat minder gesofisticeerde kaasstengels komen ter tafel. En hoewel ieder huisarts-student koppel weer uniek is (en dit altijd zo zal zijn) lijken er wel patronen zichtbaar te worden in de verhalen van deze huisartsen. Deze patronen vormen een begin van een sociale blauwdruk die ons inzicht zal geven over het doen en laten van huisartsen ten opzichte van coassistenten. Met behulp van dit inzicht hoop ik aanknopingspunten te verschaffen om zowel huisarts als student het eerder genoemde brandpunt in de weerbarstige praktijk te laten aansturen. Zodra deze aan het licht komen, laat ik het u weten. In het zomernummer kom ik hier ongetwijfeld op terug. 1 e uitgave 2012 Winnaar onderwijsprijs 2010-2011 Beste HAB (alweer): Wil Keulers Op vrijdag 2 december 2011 was de prijsuitreiking van de onderwijsprijzen ‘Clinicus van het jaar’ door Pulse Master. Eén categorie was de beste HAB bij de coschappen. Onze genomineerden (gebaseerd op cijfers van studenten) waren Mieke Winten, Janneke van Drunen, Wil Keulers en Marleen Kooning. En de winnaar is geworden: Wil Keulers met een rapportcijfer van maar liefst een 9,2! Mieke eindigde als tweede met een 9 en de andere dames werden ex equo derde met een 8,8. Proficiat met deze geweldige cijfers. Bij de eerste plaats hoort een gouden stethoscoopspeld, een oorkonde, bloemen en een cheque van € 1.000 van de Stichting Annadal. Wil is nog herstellende van een valpartij en kon er helaas zelf niet bij zijn. Lilian Aarts nam zijn prijs in ontvangst en zij is samen met Linda en Marlies van het onderwijssecretariaat de prijs bij Wil thuis gaan afgeven. Wil was zeer in zijn nopjes met zijn prijs. Namens alle collega’s feliciteren wij Wil nogmaals van harte. Over nascholing gesproken U hoort er meer van! DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, COöRDINATOR NASCHOLING HUISARTSGENEESKUNDE Het is altijd weer een uitdaging zodanige scholingsmogelijkheden aan te bieden dat velen zich voelen uitgedaagd en gehonoreerd. Maar in feite zijn er cursussen te over, aangeboden door de WDH’s de zorggroepen, de industrie en anderen. HAG-UM voegt daaraan verdiepingscursussen toe van hoge didactische kwaliteit. Blijkbaar is dat ook doorgedrongen tot de Nederlandse Antillen want zij zien ons graag komen met de Masterclass Diabetes en CVRM. Ook neemt een huisarts uit Curaçao deel aan de kaderopleiding hart- en vaatziekten. Hij vliegt daarvoor tweemaandelijks over naar Roermond! Voor het najaar van 2012 en het voorjaar van 2013 staan hier in Nederland de volgende cursussen gepland: Chronische pijn, masterclass diabetes, oogheelkunde voor gevorderden, audiologie, genetica en praten over risico’s bij CVRM. Daarnaast start een nieuwe ronde kaderopleiding hart- en vaatziekten (zie elders). Elke andere cursus kan op verzoek worden ontwikkeld voor zorggroepen en andere gremia. De onderwijskundige en inhoudelijke expertise is breed aanwezig. Ook kan als voorloper van een verdiepingscursus een korte oriëntatievoordracht worden gehouden. Audiologie is nieuw. Het zal een tweedaagse cursus worden waarna u volledig bekwaam en vaardig bent op dit domein. De volgende onderwerpen komen aan de orde: symptomatologie van gehoorstoornissen, de diagnostiek waaronder audiometrie, hoorapparatuur en andere hulpmiddelen, verwijsmogelijkheden en tot slot: slecht horende dokters! Een eerste voordracht over dit onderwerp bij opleiders bleek in een behoefte (en leemte) te voorzien. U hoort er meer van! Verdere informatie is te verkrijgen bij mij yvonne.vanleeuwen@hag.unimaas.nl. Voor data zie de site de site van TopEvent: www.topevent.nl 15 op één lijn 42
Pagina 16
op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten Weer 20 afgestudeerden erbij! DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, NASCHOLINGSCOöRDINATOR VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Het is op zich niet meer bijzonder dat huisartsen hun diploma krijgen voor een kaderopleiding. Vele huisartsen in Nederland hebben al een van de 11 kaderopleidingen1 afgerond. Maar de groep van 20 kaderhuisartsen hart- en vaatziekten die nu afzwaaiden bij de UM, waren wel van bijzonder kaliber. Na een laatste beoordelingsronde aan de hand van ieders visie op hart- en vaatzorg in Nederland, gaven zij 4 prachtige presentaties ten beste waarbij ze het gemêleerde publiek, medisch en niet medisch, betrokken. De eerste groep besprak de acute hartzorg, beginnend met een toneelstukje rond een hartpatiënt die – ineen zijgend – 1-1-2 duidelijk probeerde te maken dat hij het niet meer lang zou maken. Het vervolg gaf inzicht in hoe we het doen in Nederland rond het tijdig in het ziekenhuis krijgen van infarct- en CVA-patiënten. Het kan best beter, vertel ik u, ondanks de vele AEDs die overal hangen! De tweede groep vatte het opsporen van een ritmestoornis in het antieke spel: Wie van de Drie. Het publiek moest de 3 vermeende patiënten ondervragen op klachten en symptomen en nadien stemmen op een van hen. Daarna maakte de ‘ware’ patiënt met atriumfibrilleren zich bekend. De derde groep focuste op obesitas en het publiek werd gevraagd te debatteren over invoeren van 1 Hart- en vaatziekten, astma/COPD, urogenitaal, bewegingsapparaat, GGZ, palliatieve zorg, diabetes, ouderenzorg, maag-darmziekten (in oprichting), beleid en beheer, supervisie. de vettax. Zowel voor- als tegenstanders werden getrakteerd op evidence die hen min of meer de mond snoerde. Twee interviewers, die in een pak van een 200 ponder waren gehuld, hielden het publiek de microfoons voor. Tot slot verleidde de vierde groep ons tot een pittig debat over de (on)zin van preventie. Topprestaties waar het om aantrekkelijk onderwijs en wetenschappelijk goed onderbouwde standpunten gaat. Men recht kunnen we concluderen dat er weer 20 bijzondere collega’s te consulteren zijn over hart- en vaatziekten. Een nieuwe groep start in september 2012. Samen met Karen Konings zal ik deze groep weer leiden. Er zijn nog enkele plaatsen vrij. Voor informatie of aanmelden: Yvonne.vanleeuwen@hag.unimaas.nl De kaderopleiding hart- en vaatziekten is een tweejarige opleiding voor gevestigde huisartsen (studiebelasting gemiddeld 7 uur per week) over CVRM, acute hartzorg en chronische hartaandoeningen als hartfalen. Het accent ligt op klinische expertise maar ook onderwijs en kritisch lezen van de literatuur krijgen ruim aandacht. Eens per 2 maanden zijn er 2 aaneengesloten onderwijsdagen die grotendeels in Roermond plaatsvinden. Verdere informatie is te vinden op www.hag.unimaas.nl/hvz 16 op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Ervaringen vanuit het veld met De Maastricht Studie DOOR ROELF NORG, SENIORONDERZOEKER EN HUISARTS IN HAELEN De Maastricht Studie is nu op stoom gekomen. De meeste huisartsen uit Maastricht/Heuvelland hebben al enige ervaringen opgedaan met de manier van werken van dit grote diabetes-onderzoek van AZM, UM en de samenwerkingspartner de RHZ. Tijd voor een terugblik vanuit de positie van de huisarts ‘in het veld’. Jumpstart voor de DBC De laatste jaren is de cardiovasculaire zorg door de invoering van de DBC vasculair risicomanagement sterk verbeterd. In toenemende mate wordt aan mensen met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten preventief onderzoek aangeboden en worden zij geprotocolleerd behandeld. Eén van de veelvoorkomende problemen met de implementatie van deze DBC is dat de doelgroep erg groot is. In sommige gevallen komt een kwart tot een derde van de praktijkpopulatie in aanmerking voor systematische behandeling in het kader van de DBC VRM. Met name het in kaart brengen van de deelnemers is een tijdrovend werk. ‘Is de inkaarting eenmaal volledig geschied, dan is de volgende fase, die van de behandeling en de follow-up een stuk gemakkelijker’, aldus de huisartsen Heg en Reitz. Zij zijn onlangs begonnen met een actie om hun patiënten van 40-75 jaar aan te moedigen deel te nemen aan De Maastricht Studie. ‘Het grote voordeel van dit onderzoek voor ons op dit moment is, dat we een compleet overzicht kunnen krijgen van alle relevante zaken met betrekking tot hun gezondheid. We kunnen dus met een ‘jumpstart’ beginnen aan de DBC. Hoewel wij onze patiënten grotendeels goed in kaart hebben, blijft een volledig risicoprofiel, een enorme klus. De realiteit is dat dat veel tijdsinvestering vergt. En dat komt er in de dagelijkse praktijk niet altijd van, zelfs niet met de hulp van een goede praktijkondersteuner’. Zo zien ze de voordelen van het uitbesteden van een deel van dit werk wel in. De Maastricht Studie biedt hen deze kans. Ruud Heg Gerton Reitz Aanvankelijke scepsis Aanvankelijk hadden de beide huisartsen best enige scepsis over De Maastricht Studie. ‘Het is een zeer ambitieus project. Het grote aantal deelnemers, 10.000, is natuurlijk uniek. Maar het zal ook niet gemakkelijk zijn die bijeen te krijgen.’ Bovendien zagen ze ook ‘dubbel werk’, waar De Maastricht Studie en de DBC CVRM elkaar overlappen. Daarnaast is veel van de chronische zorg typisch huisartsenzorg, die aangeboden moet worden binnen een langdurige behandelrelatie, dicht bij de patiënt. En dat moet zo blijven. ‘Wat dat betreft zijn de ervaringen met De Maastricht Studie positief’. De deelnemers komen terug met relevante rapporten, die één op één bruikbaar zijn in de dagelijkse praktijk. Uiteraard zijn die nog wel voor verbetering vatbaar. Met name als deze elektronisch aangeboden zouden kunnen worden, zouden ze daar een belangrijk voordeel bij hebben. ‘Zover is het nog niet, maar daar wordt aan gewerkt. Een dergelijk groot onderzoeksproject vergt een goede ICT infrastructuur. Daarbij zullen we de koppeling (via edifact) met het HIS van de huisartsen en – indien gewenst – Medix niet vergeten!’, zegt Roelf Norg, huisarts en lid van het management team van de Maastricht Studie. De gehele infrastructuur wordt stapje voor stapje uitgetest en opgebouwd. Pas als alles goed werkt, kan een nieuw onderdeel goed en veilig worden ingevoerd. Dat geldt ook – misschien wel in het bijzonder – voor de digitale infrastructuur van de (privacygevoelige) gegevens. Uitbreiding van de rapportage De huidige eindrapporten die de deelnemers mee naar huis krijgen beginnen langzamerhand steeds meer vorm te krijgen. De huisarts krijgt hiervan een uittreksel. Uitbreiding daarvan is mogelijk. ‘Daarbij is ook de input van de huisartsen van belang. Wat willen ze weten en wat niet? Dit wordt in overleg met de RHZ nader uitgewerkt’. Uiteindelijk: verbetering van zorg Zo komen we tot wel 30% meer mensen met onbekende hypertensie op het spoor. En toch ook nog een aantal onbekende COPD’ers en nieuwe diabeten. Die vroege opsporing biedt alle kansen tot verbetering van de zorg, aldus de huisartsen. In koor: ‘Daar gaan we voor!’ 17
Pagina 18
op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Aankondiging NHG-Wetenschapsdag 2012 DOOR DE WETENSCHAPPELIJKE PROGRAMMACOMMISSIE Op vrijdag 8 juni 2012 organiseert het NHG samen met de Vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht de jaarlijkse Wetenschapdag. De NHG-Wetenschaps dag is bedoeld voor iedereen die geïnteresseerd is in de wetenschappelijke ontwikkelingen binnen de huisartsgeneeskunde: huisartsen, artsen in opleiding tot specialist huisartsgeneeskunde, specialisten ouderengeneeskunde, onderzoekers op het gebied van de publieke gezondheidszorg en de huisartsgeneeskunde, richtlijnontwikkelaars, implementatiedeskundigen, beleidsmakers etc. Dit jaar mag u naar Maastricht reizen, maar u zult merken dat die afstand best meevalt. Bovendien, als u uit de trein stapt, bent u al ter plaatse. Hotel de l’Empereur ligt namelijk tegenover het centraal station. De NHG-Wetenschapsdag 2012 is toekomstgericht. De organisatie heeft gekozen voor multimorbiditeit als centraal thema, maar ook is er specifieke aandacht voor het onderwerp carrière in de wetenschap. Daarnaast geeft de dag uiteraard een beeld van de rijkdom aan wetenschappelijk onderzoek in de huisartsgeneeskunde en in aanpalende gebieden van de eerstelijnsgeneeskunde. In de eerste plenaire lezing zal Jan de Maeseneer, hoogleraar Huisartsgeneeskunde te Gent, het onderwerp multimorbiditeit plaatsen binnen het denken over communicable and non-communicable diseases waarover wereldwijd gedebatteerd wordt. In de tweede plenaire lezing zal Marjan van den Akker, universitair hoofddocent aan de Universiteit Maastricht, ingaan op de operationalisatie van het begrip multimorbiditeit. Multimorbiditeit is een werkelijkheid in de (huisartsen) praktijk en geleidelijk krijgt het onderzoek hiernaar meer vorm. Ten slotte zal Sil Aarts, op 13 april 2012 gepromoveerd op het onderwerp multimorbiditeit, ons meenemen naar nieuwe methoden om medische data te analyseren vanuit het perspectief van multimorbiditeit. Uit de ingestuurde abstracts blijkt dat vooral veel jonge collega’s, inclusief aios en AIOTHO’s, wetenschappelijk onderzoek doen. Dat is een prachtig uitgangspunt voor de toekomst, maar het is de vraag of iedereen op dezelfde manier naar die toekomst kijkt. In een van de workshops willen we de carrière en het carrièreperspectief van jonge onderzoekers, en de relevante factoren daarbij, onder de loep nemen. Kijk verder voor de wetenschappelijke sessies op allerlei gebieden op nhg.artsennet.nl. Daar vindt u ook meer informatie over de workshops en de begeleide postersessies. U kunt zich daar ook aanmelden tot begin juni maar vol is vol. U bent welkom op vrijdag 8 juni 2012 in Maastricht! Basiskwalificatie Onderwijs Met de Basis Kwalificatie Onderwijs (BKO) wil de Universiteit Maastricht (UM) onderwijscompetenties van alle wetenschappelijk personeel met onderwijstaken in kaart brengen en zonodig verbreden of verdiepen. Op deze manier wil de universiteit de kwaliteit van haar onderwijs borgen om zo haar missie ‘Leading in Learning’ gestalte te geven. De BKO is dan ook nadrukkelijk onderdeel van het HRM-beleid aan de UM. Het BKO raamwerk dient als kader. Elke faculteit werkt de BKO op eigen wijze uit, afhankelijk van haar cultuur, domeinspecifieke eisen en 18 wensen. Tot nu toe zijn de volgende medewerkers van Huisartsgeneeskunde geslaagd: Yvonne Winants (3e van rechts op de groepsfoto), Katrien Boots, Marjan van den Akker en Laury de Jonge. op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Postdoc-plannen Nieuwe generatie antistollingsmiddelen DOOR PETRA ERKENS, ONDERZOEKER HAG Terwijl de laatste hoofdstukken van mijn proefschrift over diagnostiek en behandeling van longembolie vorm krijgen, zijn ook de voorbereidingen voor mijn werkzaamheden na mijn promotie al in volle gang. Het nieuws dat ik na mijn promotie twee jaar als postdoc aan de slag mag gaan bij ons onderzoeksinstituut CAPHRI, was zeer welkom en heugelijk. Twee jaar om extra onderzoekservaring op te doen, te netwerken, mijn publicatielijst uit te breiden en financiering voor het vervolg van mijn onderzoeksplannen te vinden. Dat laatste is makkelijker gezegd dan gedaan. In de nabije toekomst wil ik me graag richten op de preventie en behandeling van trombo-embolie met de nieuwe generatie antistollingsmiddelen. Antistollingsmiddelen zijn de meest gebruikte medicijnen wereldwijd en aangezien de incidentie van veneuze trombo-embolie en atriumfibrilleren, de twee belangrijkste indicaties voor langdurige antistolling, vanwege de vergrijzing toenemen, neemt ook het gebruik van anticoagulantia toe. Met de ontwikkeling en registratie van nieuwe antistollingsmiddelen zoals de trombineremmer Dabigatran en de factor Xa-remmer Rivaroxaban, komt de trombosezorg in Nederland in een nieuwe fase. Er zijn echter nog de nodige vragen te beantwoorden voordat een brede inzet van de nieuwe generatie antistollingsmiddelen verantwoord is. Ik wil me richten op vragen die er nog zijn op het gebied van therapietrouw, lange termijn effecten en kosteneffectiviteit van de nieuwe middelen. Het wordt vooral praktisch onderzoek dat zowel klinisch als maatschappelijk relevant is. We starten met het ontwikkelen van een model om therapietrouw bij antistolling te voorspellen met behulp van al beschikbare data van de trombosedienst Maastricht. Om effectiviteit en kosten van de nieuwe middelen in de dagelijkse praktijk te evalueren, zal een grote landelijke studie nodig zijn. Hiervoor proberen we financiering te krijgen bij het ZonMw-programma ‘Goed Geneesmiddelen Gebruik’. Uiteraard staat ook het schrijven van een zogeheten VENI-aanvraag op de planning. Een VENI is een subsidieaanvraag voor gepromoveerde onderzoekers, onderdeel van het landelijke programma Vernieuwingsimpuls. Hiervoor verzamel ik nu al zo veel mogelijk tips en informatie bij de Leergang Wervingskracht voor Onderzoekers van het Staff Development Centre van Universiteit Maastricht. De eerste WESP-studenten voor het project hebben zich ook al aangemeld, dus zoals gezegd, de voorbereidingen zijn in volle gang. Ik verheug me op mijn naderende promotie en de postdoc-periode daarna! 19
Pagina 20
op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT De ‘Maastrichtse’ artikelen die ik dit keer voor u mocht samenvatten gaan vooral over onderwijs, preventie, en onderzoek en minder over dagelijkse gebeurtenissen in de spreekkamer. Onderwijs Raymond Leclercq c.s. schreven een bezielde beschouwing over het belang van een brede ‘academische vorming’ in ons medisch onderwijs in tijden van ‘studieduurverkorting, marktwerking, efficiency en bezuinigingen’. ‘Academisch’ zou ik vrij vertalen als ‘in staat zijn verder te kunnen kijken dan de neus van op de praktijk gerichte professional lang is’. De auteurs bieden een driedimensionaal perspectief: de Doener (de wetenschappelijk gevormde arts), de Denker (de reflecterende professional) en de Docent (die kennis en ervaring kan overdragen aan patiënten, collegae en studenten). Zij beschrijven de consequenties die dit voor ons curriculum zou moeten hebben, maar geven en passant ook een beschrijving van wenselijke mentale kenmerken van de lezers van dit blad. [van der Vusse et al, TMO 2011;30(6):315-23] Jonneke van der Zwet keek verder dan haar medische neus lang is om te zien hoe coassistenten huisartsgeneeskunde leren. Door een sociaal-culturele onderzoeksbril op te zetten, stelde zij in een kwalitatief onderzoek onder 44 coassistenten vast, dat een leerzame leeromgeving voor coassistenten enerzijds de gelegenheid biedt om eigen fouten te maken en anderzijds het vertrouwen schenkt om zelfstandig de doktersrol te mogen uitoefenen. Ervaren respect van praktijkmedewerkers en zelfvertrouwen versterkende supervisie dragen daar aan bij. [van der Zwet et al, Adv in Health Sci Educ 2011;16:359-73] Frans van der Horst en Paul Lemmens breken een lans voor het integreren van waarde-beladen onderwerpen in de medische curricula van onze steeds verder globaliserende wereld. Artsen dienen zich bewust te zijn van de invloed van cultureel bepaalde achtergronden in medische besluitvormingsprocessen tussen arts en patiënt. [van der Horst, Lemmens, Med Educ 2012;46:238-44] Preventie Moeten we zelfstandig wonende ouderen op enig moment gaan screenen om problemen in hun toekomst voor te kunnen zijn? Elf Nederlandse experts, onder wie Job Metsemakers, bogen zich over de vraag in hoeverre opvattingen hierover door ‘evidence’ onderbouwd zijn. De bekende criteria voor screening van Wilson en Jungner fungeerden hierbij als richtlijn. Men concludeerde dat er onderbouwing is voor screenen (en behandelen) op onvoldoende lichaamsbeweging, roken en cardiovasculair risico bij alle 60-plussers, vitaal of kwetsbaar. Bij de groep kwetsbare ouderen was er onduidelijkheid voor een grote groep als belangrijk ervaren onderwerpen, zoals bijvoorbeeld visus- en gehoorstoornissen, voedingsstoornissen, incontinentie, polyfarmacie, cognitieve achteruitgang, depressie, eenzaamheid, pijn en functionele status. De auteurs pleiten voor meer onderzoek op deze gebieden. Opvallende voorbeelden van problemen waar men geen indicatie voor screening zag zijn alcoholmisbruik, chronische nierziekte, diabetes, osteoporose en valrisico. [Drewes et al, JAGS 2011] 20 op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Hierbij sluiten de volgende artikelen goed aan. In een onderzoek in de Gezondheidscentra Eindhoven toonden Merijn Godefrooij et al aan dat opsporing van patiënten met verhoogd cardiometabool risico in drie stappen een initiële respons had van 75% (1270/1704) en vervolgens een opbrengst had van 11% (145/1270) van de respondenten die in aanmerking kwamen voor behandeling. [Godefrooij et al, Fam Practice 2011; doi:10.1093/fampra/ cmr068] In dezelfde Eindhovense gezondheidscentra lieten Joris Linmans et al zien dat een ‘Beweegkuur’ voor diabeten en pre-diabeten geen klinisch relevante en geen statistisch significante effecten had op alle klinische uitkomstmaten die je kunt bedenken. [Linmans et al, BMC Family Practice 2011;12:95] Methodologisch was dit een interessant voorbeeld van hoe je met een statistische techniek (‘propensity score matching’) kunt corrigeren voor mogelijke ‘confounding by indication’ door de observationele opzet van dit ‘realworld’ huisartsgeneeskundig onderzoek. Tenslotte doen Tineke van Geel c.s. een voorstel voor secundaire fractuurpreventie bij 50-plussers die een eerste fractuur hebben doorgemaakt [van den Bergh et al, Nat Rev Rheumatol 2012; doi: 10.1038/nrrheum.2011.217]; schreven André Knottnerus, Geert-Jan Dinant et al. een scherp commentaar op een tendentieus artikel in het GeBu over de griepvaccinatie [Knottnerus et al, Medisch Contact 2011;66(48):2962-4]; schreef gasthoogleraar Peter Anderson een overzichtsartikel over welke maatregelen overheden ‘evidence based’ zouden moeten stimuleren om schadelijk gebruik van alcohol terug te dringen (voor de spreekkamer: vaak naar vragen en korte interventies) [Anderson, Sucht 2011;57(2):85-98]; en bedachten Ramos Feljandro et al een beslisboommodel voor studies naar de kosteneffectiviteit van primaire astmapreventie bij kinderen. [Ramos et al, BMC Medical Research Methodology 2011;11:50] Onderzoek Sil Aarts (promotie 13 april 2012) publiceerde een methodologische les over het gebruik van p-waardes. [Aarts et al, Eur J Gen Pract 2012;18:50-2] Marjan van den Akker was betrokken bij een vergelijking van incidentie- en prevalentiecijfers van een groot aantal ziektebeelden, zoals die geregistreerd worden in zes Nederlandse huisartsgeneeskundige registratienetwerken. Voor veel ziektebeelden bleken de verschillen groot. Ze konden bovendien niet afdoende verklaard worden door verschillen in sociaaldemografische kenmerken. Op netwerkniveau zijn de verschillen alleen klein voor de incidentiecijfers van coronaire hartziekten, diabetes en artrose. Onderzoekers die deze netwerken gebruiken, dienen bij hun berekeningen dus uit te gaan van netwerkspecifieke cijfers. [van den Dungen et al, BMC Public Health 2011:11:887] Tenslotte … • konden Marika Burda et al op basis van interviews met ervaringsdeskundige diabetespatiënten een lijst opstellen met 10 succesvolle gedragswijzen voor het omgaan van diabetespatiënten met hun ziekte bij sollicitatieprocedures en tijdens hun werk; [Burda et al, JOEM 2012;54:92-100]; en • was Marjan van den Akker betrokken bij een kwalitatief onderzoek dat liet zien dat huisartsen vaak een afwachtende, reactieve opstelling hebben naar patiënten na een behandeling voor kanker. [Geelen et al, Huisarts Wet 2011;54(11):587-90] European General Practice Research Network (EGPRN) 10-13 mei 2012 in Ljubljana, Slovenië Thema: ‘Vocational Education and Training in Quality Improvement’. 18-21 oktober 2012 in Antwerpen, België Thema: ‘Research on Patient-Centred Interprofessional Collaboration in Primary Care’. Deadline abstracts: 30 juni 2012 16-19 mei 2013 in Antalya, Turkije Thema: ‘Risky Behaviours and Health Outcomes’. Deadline abstracts: 15 januari 2013 17-20 oktober 2013 in Londen, Groot-Brittannië Meer informatie www.egprn.org of http://meeting.egprn.org/home Hanny.Prick@hag.unimaas.nl 21
Pagina 22
1 e uitgave 2012 Wesp-student: Denise Vergeer Depressies BEGELEIDERS: MARJAN VAN DEN AKKER & FRANK BUNTINX Achtergrond Depressies komen veel voor bij oudere kankerpatiënten (prevalentie 17-25%). Een depressie is moeilijk te diagnosticeren door de grote overlap van de symptomen met de symptomen van kanker. De kwaliteit van leven is bij ouderen met kanker belangrijker dan de kwantiteit. Herkenning en behandeling van een depressie is daarom erg belangrijk. Doel Er is eerder een verband aangetoond tussen vermoeidheid en depressie bij kankerpatiënten, echter is niet bekend hoe ze met elkaar in verband staan. Met dit onderzoek wilden we onderzoeken of vermoeidheid een aanwijzing is voor de aanwezigheid van een depressie in kankerpatiënten. Hiernaast keken we of er een verschil is tussen jongere en oudere kankerpatiënten en tussen ouderen met en zonder kanker. Methode Het onderzoek was een onderdeel van de KLIMOP-studie. Er waren drie patiëntengroepen: • Oudere kankerpatiënten (>70 jaar); • Jongere kankerpatiënten (50-69 jaar); • Ouderen zonder eerdere kankerdiagnose (>70 jaar). Resultaten De sensitiviteit van vermoeidheid voor het hebben van een depressie was 40% (26-55), de specificiteit 92% (88-94), de positief voorspellende waarde 37% (24-52) en de negatief voorspellende waarde 93% (89-95) over de gehele onderzoekspopulatie. Er zaten geen grote verschillen tussen de verschillende groepen. Er vonden individuele interviews plaats <3 maanden na de kankerdiagnose. Vermoeidheid werd gemeten d.m.v. een sub-schaal van de EORTC QLQ-C30 en een VAS-score. Depressie werd gemeten d.m.v. de Geriatric Depression Scale 15. Conclusie Vermoeidheid is GEEN aanwijzing voor de aanwezigheid van een depressie bij kankerpatiënten. Er is geen verschil tussen jongere en oudere kankerpatiënten en tussen ouderen met en zonder kanker. WESP-student: Jasper Dijcks Gezamenlijke besluitvorming (SDM) BEGELEIDER: MARIJE KOELEWIJN – VAN LOON Achtergrond Gezamenlijke besluitvorming (SDM) wordt gezien als voorkeursmodel bij preferentiegevoelige beslissingen, waarin zowel arts als patiënt betrokken worden. Behandeling van het endometriumcarcinoom is zo’n 22 preferentiegevoelige beslissing. In de huisartspraktijk is vooral aandacht besteed aan gezamenlijke besluitvorming bij cardiovasculair risicomanagement (Koelewijn – Van Loon, 2010), maar hoe wordt dit toegepast in de oncologische setting? op één lijn 42 1 e uitgave 2012 werden gescoord met de OPTION-scale (Elwyn, 2003) en 6 Decision Making stages (Elwyn, 2001). Doel Deze exploratieve studie beoordeelt in welke mate zorgverleners gezamenlijke besluitvorming toepassen tijdens consulten over gynaecologische kanker. Methode Observationele studie in 3 ziekenhuizen in Nederland. 15 Vrouwen werden geïncludeerd met nieuw gediagnosticeerde gynaecologische kanker. Gezamenlijk hadden ze 24 audio-opgenomen consulten. De consulten werden gescoord door twee onafhankelijke beoordelaars die samen tot consensus kwamen. De waarnemingen Wesp-student: Annelieke Korte Depressie bij ouderen BEGELEIDERS: MARJAN VAN DEN AKKER & FRANK BUNTINX Methode Base-line data van de KLIMOP-studie (Kanker bij Limburgse Ouderen Project, Belgisch-Nederlands project) bestaande uit 399 personen ≥50 jaar met en zonder kanker waren beschikbaar. De GDS-15, de Loneliness scale van De Jong en Gierveld en een combinatie van vragen uit de CGA zijn gebruikt om depressie, eenzaamheid en sociale ondersteuning respectievelijk te meten. Achtergrond Depressie is een veel voorkomende klacht bij ouderen en is naast aspecten van eenzaamheid en sociale ondersteuning een risicofactor voor het plegen van zelfmoord. De zelfmoordratio in België is, vergeleken met andere westerse landen, schrikbarend hoog. Om die reden is onderzoek naar de onderlinge relatie tussen depressie, eenzaamheid en sociale ondersteuning van belang. Doel Het bepalen van een verband tussen eenzaamheid, sociale ondersteuning en de aanwezigheid van depressieve gevoelens bij ouderen ≥50 jaar. Resultaten Eenzaamheid is sterk geassocieerd met het hebben van depressieve gevoelens. Dit sterke verband bleef bestaan na controle voor confounders (leeftijd, geslacht, diagnose kanker). Sociale ondersteuning heeft geen significant effect op het hebben van depressieve gevoelens. Conclusie Eenzaamheid, en niet sociale ondersteuning, is geassocieerd met het hebben van depressieve gevoelens bij ouderen. Het aanpakken van eenzaamheid in deze leeftijdsgroep kan een mogelijke oplossing zijn voor het verminderen van depressieve gevoelens. 23 Resultaten Uit de resultaten blijkt een laag niveau van patiëntbetrokkenheid met een OPTION-score van 12,5% (schaal 0-100). Mogelijke verklaringen zijn gebrek aan gelijkwaardige behandelopties, gebrek aan toepassing van SDM door gezondheidswerkers, of het feit dat patiënten niet betrokken willen worden bij behandelbeslissingen. De tweede analyse toont grote variaties in bestede tijd aan verschillende fasen van het besluitvormingsproces. Conclusie Ondanks de lage totaalscore in gezamenlijke besluitvorming en de lage patiëntbetrokkenheid in deze specifieke gynaecologische setting, wordt het nog steeds gezien als de juiste aanpak voor besluitvorming. Het resultaat van deze studie benadrukt het belang voor toekomstig onderzoek naar gezamenlijke besluitvorming in de oncologiesetting. op één lijn 42
Pagina 24
1 e uitgave 2012 Promotie Sil Aarts Op 13 april 2012 promoveerde Sil Aarts op haar studie ‘Multimorbidity in general practice. Adverse health effects and innovative research strategies.’ Onder begeleiding van haar Promotoren, de hoogleraren Job Metsemakers en Frans Verhey, en haar Copromotoren, Marjan van den Akker en Maarten van Boxtel. ‘De relatief korte zittingsperiode van een kabinet van maximaal 4 jaar, frustreert een lange termijn visie op de gezondheidzorg’. Sil Aarts (Heerlen, 1985) studeerde psychologie aan de UM en begon in februari 2008 als promovendus bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Naast haar primaire werkzaamheden als onderzoeker, was ze ook zeer betrokken als promovendivertegenwoordiger bij CAPHRI en medeoprichtster van de Journal Club Maastricht, een maandelijkse discussiegroep van promovendi van HAG en andere vakgroepen. Eind 2011 kreeg ze (tegelijk met Petra Erkens) een felbegeerde postdoc positie aangeboden bij CAPHRI. Sil koos echter voor een andere carrièrerichting en is sinds februari 2012 werkzaam als docent wetenschappelijk onderzoek bij de Hogeschool Fontys. We vinden het jammer dat Sil weg is, maar gunnen haar een mooie nieuwe toekomst! ‘De grote toename in het aantal chronisch zieken is een sociaal probleem. Het is niet aan artsen maar aan politici om dit probleem op te lossen’. Yolanda van de Graaf, NRC, 13 augustus 2011. Nascholen over kleine beestjes DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS EN BESTUURSLID MINC Als huisarts kun je vrijwel elke avond een andere nascholing volgen. Het is soms moeilijk om door de bomen het spreekwoordelijke bos te zien. De meeste nascholingen richten zich op één tractus of specifieke aandoening of belichten een van de vele chronische aandoeningen die we dagelijks op het spreekuur zien. Infecties hebben het unieke kenmerk dat zij zich niet binnen een tractus laten vangen. Infecties zien we bij baby’s, volwassenen en ouderen en ze kunnen variëren van onschuldig tot levensbedreigend. Verwekkers laten zich niet tegenhouden door ziekenhuismuren of landsgrenzen. Het Maastricht Infectieziekten Centrum (MINC) is in 2004 opgericht met als doel de kennis op het gebied 24 van infectieziekten te verbreden en te verdiepen en deze kennis uit te dragen. Het MINC is een multidisciplinair initiatief waarin vertegenwoordigers van de kerndisciplines Infectiologie, Medische Microbiologie, Intensive Care, Huisartsgeneeskunde en GGD de organisatie op zich nemen. Door een multidisciplinaire aanpak wordt ernaar gestreefd om de diverse aspecten die van belang zijn voor de kennis van infectieziekten aan de orde te laten komen. Het MINC-bestuur heeft ervoor gekozen om tweemaal per jaar de focus op de eerstelijn te leggen. Eind 2011 werd de nascholing over infectieziekten bij ouderen druk bezocht door huisartsen. Eerder dit jaar in februari vond er al een avond over wijzigingen in het Rijksvaccinatieprogramma plaats. op één lijn 42 op één lijn 42 1 e uitgave 2012 MIRA-trial MIRena versus endometrium Ablatie DOOR MARIAN VAN DEN BRINK, ARTS-ONDERZOEKER HUISARTSGENEESKUNDE UMC GRONINGEN1 Hevig menstrueel bloedverlies of menorragie vormt voor veel vrouwen een maandelijkse belasting met duidelijke invloed op hun kwaliteit van leven. De incidentie in de huisartsenpraktijk is 5.2 per 1000 vrouwen per jaar. Voor de behandeling van deze klacht kunt u kiezen uit medicamenteuze therapie met orale anticonceptiva, tranexaminezuur, NSAID’s, het plaatsen van een levonorgestrel houdend intra-uterien device (Mirenaspiraal) of verwijzen voor een endometriumablatie of uterusextirpatie. Medicamenteuze therapie is de eerste stap bij menorragie, maar is niet altijd effectief. De Mirena spiraal en endometrium ablatie zijn twee effectieve methoden voor de behandeling van menorragie en minder invasief dan een uterusextirpatie. Plaatsing van de Mirena-spiraal kan heel goed in de eerste lijn gebeuren, terwijl voor ablatie verwezen moet worden naar een gynaecoloog. Het is echter niet duidelijk welke behandeling de beste resultaten geeft. Om de effecten en kosten van 1 De vakgroep Huisartsgeneeskunde van de UM neemt deel aan dit landelijk consortium en helpt mee met de werving van huisartsen. beide methoden in een randomized controlled trial te vergelijken is het MIRA-onderzoek opgezet. Hierbij kijken we primair naar patiënttevredenheid en secundair naar menstrueel bloedingspatroon, kwaliteit van leven, aantal re-interventies, ziekteverzuim en kosten. Op 23 oktober kunt een avond volgen over ‘De huid als spiegel: infecties, koorts en vlekjes’ met een focus op de eerstelijn. Uiteraard bent u ook welkom op de andere avonden. De kleine vreemde beestjes blijven zich voortdurend aanpassen. Wilt u goed voorbereid in de spreekkamer zitten? We heten u graag welkom op een van de avonden! Meer informatie op www.minc.eu of via minc@mumc.nl of j.cals@maastrichtuniversity.nl De resterende data voor de symposia van het Maastricht Infecton Center (MINC) 2012: Donderdag 7 juni 2012 Centraal Zenuwstelsel Infecties Dinsdag 23 oktober 2012 De huid als spiegel: infecties, koorts en vlekjes Woensdag 12 december 2012 MINC zoekt boer Tijdstip: vanaf 17.45 uur Locatie: van der Valk Hotel te Maastricht. Het MIRA onderzoek is een multi-center trial waaraan huisartsen en gynaecologen uit verschillende delen van Nederland meewerken. In de regio Limburg en Brabant doen het Maastricht UMC, Viecuri MC in Venlo, het Orbis MC in Sittard, het Maxima MC in Veldhoven en het TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg mee. De huisartsen die naar deze ziekenhuizen verwijzen, worden uitgenodigd te participeren in het onderzoek. Komt er een vrouw van 34 jaar of ouder met hevig menstrueel bloedverlies op uw spreekuur, waarbij medicamenteuze therapie niet het gewenste effect had of gecontra-indiceerd is? Dan komt zij in aanmerking voor het MIRA-onderzoek indien zij geen kinderwens meer heeft en bij vaginaal toucher geen vergrootte of afwijkende uterus heeft. De patiënte krijgt een menstruatie score kaart mee naar huis om de hoeveelheid bloedverlies te kwantificeren en na toestemming wordt er geloot voor één van beide behandelmethoden. Indien zij loot voor de Mirena-groep, kan zij voor het plaatsen van de spiraal terugverwezen worden naar haar eigen huisarts(praktijk). Vervolgens wordt haar gevraagd na 3, 6, 12 en 24 maanden vragenlijsten in te vullen. We hopen een groot deel van de patiënten te includeren in de eerste lijn. Dan zijn de resultaten van het onderzoek het meest relevant voor de onderbouwing van uw huisartsgeneeskundig handelen bij hevig menstrueel bloedverlies. Voor meer informatie over de trial of deelnemende ziekenhuizen in uw regio, kunt u terecht op onze website: www.studies-obsgyn.nl/mira, of neem contact op met de onderzoeker via: Email: M.J.van.den.Brink@umcg.nl of telefoon 050-3638953. Wij hopen op uw deelname! 25
Pagina 26
op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Uit de Huisartsopleiding Erkenning en herkenning DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Op 6 december 2011 werd de huisartsopleiding gevisiteerd door de HVRC. Het is verheugend om te melden dat onze opleiding na de visitatie weer erkend is voor de komende 5 jaar! De HVRC heeft een paar aanbevelingen gedaan: Ontwikkeling van wetenschappelijke vorming als centraal thema van de gehele opleiding. Op dit terrein werd al heel veel werk verricht. Medewerkers van de vakgroep (Marjan van den Akker en Tineke van Geel) werkten samen met Bas Maiburg een programma evidence based medicine (EBM) uit. Aanvankelijk alleen voor aios, maar later ook voor stafleden en huisartsopleiders. Een nog klein groepje opleiders is onder leiding van Marjan en Bas bezig met EBM tijdens de terugkomdagen in Urmond en zij zullen binnenkort zelf een presentatie geven hierover voor hun collega huisartsopleiders. Nadere uitwerking en implementatie van o.a. persoonlijk opleidingsplan en portfolio. Iedere aios heeft een eigen persoonlijk opleidingsplan en zij worden regelmatig bevraagd op actuele leerdoelen en of zij die leerdoelen kunnen behalen aan de hand van een handig verbeterplan. Uiteraard bestaat de inhoud van die leerdoelen niet alleen uit vakinhoudelijke kennis, maar ook uit arts-patiënt communicatie, de eigen professionaliteit, het kunnen samenwerken en organiseren (denk aan praktijkmanagement) etc. Het is hierbij belangrijk op te merken dat in de laatste enquête, via internet afgenomen bij alle aios in Nederland, een algemene bevinding is dat praktijkmanagement te weinig aan de orde komt in de opleiding. Van de andere kant zeggen aios dat ze te veel aangeboden krijgen op het gebied van arts-patiënt communicatie. Onder de bezielende leiding van Marijn van Oord is in Maastricht een overzichtelijk praktijkmanagement onderwijs traject uitgezet. Hier hebben de aios veel profijt van. Het is echter de vraag of alle aspecten hiervan tijdens de opleiding wel kunnen worden geleerd. Het blijkt dat huisartsen juist in de eerste jaren van hun praktijkvoering het meest leren van praktijkmanagement. Ondersteuning en onderwijs in die fase is hierbij van belang. Uiteraard is het belangrijk 26 dat de opleiders parallel op de hoogte zijn van de elementen t.a.v. praktijkmanagement zoals die tijdens de terugkomdag worden onderwezen. Hiervoor vindt op dit moment afstemming plaats. Meer gebruik maken van de mogelijkheid om bij hernieuwing van de opleidererkenning, de HVRC te adviseren in het erkenningsbesluit door voorwaarden of adviezen op te nemen. Van deze mogelijkheid wordt nog geen gebruik gemaakt. Het is wel zo dat in het geval een opleider niet functioneert ten opzichte van de verwachtingen/eisen die wij als huisartsopleiding hebben, wij die samenwerking niet continueren. Praktijkaccreditatie Wat ik merk is dat de politiek van invloed is op de investeringen van de huisartsen. Aanvankelijk werd door huisartsopleiders overwogen om te stoppen met de opleiding als protest tegen de bezuinigingen. Gelukkig werd dit snel gezien als schieten in eigen voet. Waar veel huisartsen nu tegenaan lopen, zijn de hoge kosten en veel extra werk door de praktijkaccreditatie. Een aantal huisartsopleiders haakt af hierdoor. Men zoekt naar een praktischer en goedkopere vorm van accrediteren. Een dilemma voor opleidingspraktijken is dat de HVRC per 2016 strenger zal gaan controleren op de aanwezigheid van praktijkaccreditatie. Zonder accreditatie kan je geen opleidingspraktijk meer zijn. Het is uiteraard de vraag of met het oog op de ambitie om elk jaar 720 aios te laten instromen in de opleidingen, deze eis gestalte kan krijgen. Los van of de soep zo heet gegeten wordt als hij wordt opgediend, speelt de kwestie dat de inhoud van de accreditatie niet aansluit bij een opleidingspraktijk. Er wordt nu gewerkt met een aantal minimumeisen en met verbeterplannen. Een aparte module opleidingspraktijk ontbreekt vooralsnog. Zoals bekend faciliteert de SBOH een eenmaal geaccrediteerde huisartspraktijk met een maandelijkse bijdrage in de kosten. Het verdient een gezamenlijk optrekken van hoofden huisartsopleiding en de landelijke vereniging van huisartsopleiders (LHOV) om dit knelpunt aan te pakken. op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Afscheid Tonnie van Kessel in de praktijk DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT ‘Altijd blijven leren’ De Venlose huisarts en huisartsbegeleider bij de huisartsopleiding Tonnie van Kessel is na dertig jaar met haar praktijk gestopt. Ter gelegenheid van dit afscheid organiseerde het gezondheidscentrum Withuis een symposium dat vooral ging over het leren van studenten, aios en huisartsen. Sprekers waren oud-Withuis artsen (Loes van Bokhoven en Jean Muris) en professor Toine Lagro-Janssen (Radboud Nijmegen). Na dit symposium richt Tonnie zich als docent volledig op het begeleiden en opleiden van de nieuwe generatie huisartsen. In feite ben ik al zo’n 25 jaar bezig met het geven van onderwijs, in de praktijk. ‘Altijd blijven leren’, is mijn motto zegt ze in een interview met dagblad De Limburger. Dat is niet alleen nuttig, maar ook ontzettend leuk. Het is in het Withuis ook altijd gestimuleerd. Daar heerste een cultuur waarin het gewoon was om jezelf te blijven verbeteren. Dat en het feit dat in het Withuis huisartsen samenwerkten met andere disciplines, heeft ervoor gezorgd dat de geboden kwaliteit aan huisartsenzorg er flink verbeterd is. Dertig jaar praktijkervaring wordt nu ingezet voor de toekomstige generatie huisartsen. ‘Op terugkomdagen praten studenten over ervaringen, kijken we naar opnames van een consult. Bekijken we wat er anders had gekund, kan ik feedback geven. Zaken waar studenten tegenaan lopen, heb ik vaak zelf ook meegemaakt’, zegt Van Kessel. De spiegel die ze haar studenten voorhoudt, spiegelt wel van twee kanten. Zeker in haar tijd als huisarts was het ook de student die de arts Van Kessel een spiegel voorhield. ‘Als je als huisarts onderwijs geeft, word je zelf ook voortdurend geprikkeld. Ben je steeds bezig je kennis bij te schaven, het maakt je als huisarts alerter’, zegt Van Kessel. ‘Daarom zou ik iedere huisarts aanraden steeds studies te blijven volgen. Blijf jezelf uitdagen iets te leren. Uiteindelijk word je daar een betere arts van.’ Benoeming Dr. Bas Maiburg ADJUNCT-HOOFD VAN DE HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT, IS BENOEMD TOT UNIVERSITAIR HOOFD DOCENT AAN DE UM Bas werkt al 25 jaar bij de UM en startte ooit bij het Skillslab. Bas promoveerde in 2003 cum laude op het proefschrift ‘Computer-based nutrition education for General Practice. Development of a training program and effect assessment by standardized patients’. Zijn functie als adjunct-hoofd van de Huisartsopleiding kent een zeer uitgebreid takenpakket op onderwijskundig gebied en aansturing van het curriculum. Verder is hij bij velen bekend vanwege zijn betrokkenheid bij EBM (zie ook artikel Jean Muris). Meer recent en mede samenhangend met zijn benoeming en de verwetenschappelijking van de opleiding, is zijn doorgroei naar begeleider van promovendi bij de Huisartsopleiding. 27
Pagina 28
op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Gezondheidsrechterlijke kwesties Dwang en drang in de geneeskunde? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE ‘Wat heb ik nou met dwangbehandeling te maken’, zal menig huisarts denken. ‘Dat is toch voor Bopz instellingen?’ Maar een alarmmatje voor een onrustige patiënt, een beetje sedatie omdat anderen last hebben van een roepende patiënte in een verzorgingshuis of een bedhekje; je wordt wel gevraagd even een briefje te tekenen of om een receptje te schrijven. Is er samenloop, overlap of aanvulling tussen deze twee wetten? Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst WGBO Wat is het? Wet op geneeskundige behandelingsovereenkomst, een onderdeel van het burgerlijk wetboek, boek 7. Regelt alle verrichtingen (handelingen) rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon, ongeacht waar (denk aan de wandelende internist in Nepal) Voorwaarden dwangbehandeling, vrijheidsbeperking Zowel bij somatische als psychische behandelingen. De dwangbehandeling mag de facto niet leiden tot vrijheidsbeneming Alleen bij wilsonbekwame patiënten met toestemming van de vertegenwoordiger of obv inschatting ‘goed hulpverlenerschap’ door hulpverlener Alleen bij kennelijk ernstig nadeel voor patiënt zelf2 onvermijdelijk om lichamelijk lijden te verhelpen of te voorkomen Beschreven en verantwoord in het behandelplan van de patiënt Regelmatig noodzaak tot continuering beoordelen 1 Afzondering, Separatie, fixatie, dwang voeding en dwang medicatie, gebonden aan voorschriften. Daarnaast zijn er huisregels mogelijk om het gedrag binnen de perken te houden. 2 WGBO gaat i.t.t. Bopz niet over belangen van anderen, maar erkenning van dit belang kan in praktijk onvermijdelijk zijn. Het is aan de arts om dit te beoordelen naar de omstandigheden van het geval en dit goed te onderbouwen en documenteren. Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen Bopz Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. In die zin een speciale wet die boven een algemene wet gaat (zoals de WGBO). Deze wet is niet bepaald door handelingen maar door een combinatie van een bepaalde categorie instelling en de criteria voor dwangopneming Ter genezing of wegneming van de stoornis waardoor de patiënt gevaar veroorzaakt. Er mogen dan middelen en maatregelen1 gebruikt worden Zowel wilsbekwame als wilsonbekwame patiënten Ook voor nadeel (gevaar) voor anderen Tot zover lijkt de scheiding duidelijk, maar er vinden ook vrijwillige opnames plaats in een Bopz instelling en Bopz opgenomen patiënten worden ook wel eens gewoon ziek in de zin van een pneumonie of lijden tevens aan een chronische ziekte zoals diabetes. Daarnaast zien we via een artikel 60 indicatie1 dat verzorgingshuizen een Bopz afdeling creëren in het verzorgingshuis. Dit kan tot verwarrende situaties leiden. 28 1 Artikel 60-indicatie; de Bopz-afdeling in het verzorgingshuis is bedoeld voor ouderen met ernstige psychogeriatrische problematiek die daarom door het CIZ geïndiceerd zijn voor verpleeghuiszorg én die in het bezit zijn van een artikel 60-indicatie. Zo’n indicatie houdt in dat de noodzaak tot opname als gevolg van een geestesstoornis aanwezig is (o.a. lijdend aan een dementiesyndroom), dat het gevaarcriterium geldt, en dat de persoon in kwestie geen blijk geeft van bereidheid tot, noch van verzet tegen die opname. op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Als de Bopz geldt, dan kan de WGBO ook nog gelden, bijvoorbeeld in de Bopz staat niets over de informatieplicht, maar dan geldt dat nog wel volgens de WGBO. Dus alle Bopz opgenomen patiënten hebben recht op informatie conform de WGBO en alle andere rechten die voortvloeien uit de WGBO. Lastiger wordt het als een diabetes patiënt, opgenomen volgens de wet Bopz vanwege een waanstoornis waardoor hij een gevaar voor anderen vormde, ontregeld raakt en niet behandeld wil worden voor zijn hypoglycaemie (door die zelfde waanstoornis). Volgens de Bopz mag er alleen dwangbehandeling toegepast worden die ter genezing of wegneming van de stoornis waarvoor hij een gevaar vormde, en dat was niet zijn diabetes. En mag je nu een bedhekje plaatsten bij een onrustige patiënt in een verzorgingshuis, of sederen in verband met hinderlijk roepen waar andere bewoners last van hebben? Dus wat te doen? We laten nu de wet Bopz voor wat hij is en beperken ons tot situaties van vrijheidsbeperkingen onder de vlag van de WGBO. Er zijn twee situaties te onderscheiden, een vrijwillige opname in een instelling op grond van de wet Bopz en ambulante hulpverlening enerzijds of hulpverlening in de thuissituatie of in een instelling niet op grond van de wet Bopz (bv. verzorgingshuis) anderzijds. De volgens de Bopz opgenomen patiënt, die insuline weigert, mogen we dus op grond van de WGBO kortdurend vastpakken om zijn insuline toe te dienen, ondanks verzet. Als betrokkene wilsonbekwaam is, moet zijn vertegenwoordiger toestemming geven. Als die er niet is, mag de hulpverlener dat op basis van goed hulpverlenerschap. Een bedhekje mag, mits tijdelijk, om erger te voorkomen. Noteren in dossier of behandelplan (dagelijks na de handeling). Een alarmmatje bij een onrustige patiënt mag, zolang het niet tot vrijheidsbeneming leidt. Bij het sederen van een patiënt omdat anderen er last van hebben, is het lastiger en zal er beoordeeld moeten worden naar de omstandigheden van het geval. Maar als de betreffende patiënt wilsbekwaam is, er zelf geen last van heeft en zich verzet tegen sedatie, zal er toch echt een Bopz verklaring moeten komen, wil de behandeling van de stoornis waaruit het gevaar (last) voor anderen voortvloeit (het roepen) met dwang behandeld kunnen worden. Literatuur • Sdu Wettenverzameling gezondheidsrecht. • De verhouding tussen de WGBO en de wet Bopz, mr. J. Legemaate, Tijdschrift voor gezondheidsrecht, 2004/7. • Bopz, de samenhang tussen de WGBO en de wet Bopz, praktijkreeks 6, mr T.e. Stikker, 2003. • Handboeken gezondheidsrecht. aios wetenschapsdag ‘Kaalheid is een keuze’ DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE Vlak voor het verschijnen van het laatste nummer van Op één Lijn is de halfjaarlijkse wetenschapsdag voor 3e jaars aios gehouden. Het is daarom al enige tijd geleden, maar het is toch zeer de moeite waard te vermelden wie de eerste prijs gewonnen heeft. De publieksjury èn de deskundigenjury hebben uitverkoren: ‘Kaalheid is een keuze’, door Joris Pieterse, Stefan van Dongen, en Sjanet Leuken. Aan de hand van een casus van een 18 jarige jongen met kaalheid, werden de voor- en nadelen van finasteride onderzocht en voortreffelijk gepresenteerd. Er ontstond daarna ook een goede discussie. Dus: winnaars: proficiat! Ook de andere presentaties boden veel nieuws, het was een goed gevarieerd programma met duidelijk leerpunten voor de praktijk. Ik denk bijvoorbeeld aan de indicatie van flammazine bij brandwonden, en de misschien overgewaardeerde rol van de saturatiemeting bij patienten met dyspnoe. De resistentie tegen fusidinezuur, het effect van sublinguale immunotherapie, en de behandeling van onychomycose waren de andere onderwerpen. We kijken alweer uit naar de volgende wetenschapsdag: 22 mei 2012. 29
Pagina 30
op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Opleiders-tweedaagse 2012 Leuk en leerzaam DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOöRDINATOR HUISARTSOPLEIDING Voor de derde keer op rij is er begin februari een tweedaagse voor alle (actieve) opleiders geweest. Opleiders en staf ontmoetten elkaar in conferentiehotel Kapellerput in Heeze. Deze plek wordt door de deelnemers gewaardeerd. De locatie geeft ook aan dat we rekening houden met het feit een belangrijk deel (42% maar liefst) van onze opleiders in Brabant zit. De openingslezing werd gegeven door Tim Dornan, hoogleraar aan het onderwijsinstituut van de UM. Zijn onderwerp was: ‘Reflective learning from workplace experience; the role of supervisors’. Hoewel het soms lastig was om op de inhoud geconcentreerd te blijven vanwege het prachtige Engels dat hij sprak, bleek iedereen enthousiast over zijn ideeën waaronder de parallel met de meester-gezel relatie uit vroegere tijden (een gezel was vroeger een leerling die het vak, bijvoorbeeld glasblazer, in de werkplaats van zijn meester leerde). Hij had het ook over de relatie tussen de hoeveelheid controle (ofwel ruimte) die de aios wil en hoe groot de behoefte van de opleider aan controle is. Twee quotes: ‘exercise less rather than more control’ en ‘give feedback including praise’. Hierna gingen kleine groepen opleiders (5-6) aan het werk met het hoofdthema: de Leercirkel. De verschillende kwadranten werden in vier workshops onder de loep genomen waarbij in kleine groepen met elkaar geoefend kon worden. aios uit praktijken in de buurt waren zo vriendelijk om ‘zichzelf te komen spelen’ waardoor het oefenen in de buurt kwam van real life. De gereedschapskist van de opleider werd aangevuld met de ‘Stamppotmethode’: een manier om het klinisch redeneren bij de aios te stimuleren. Geïnteresseerden kunnen bij mij terecht voor een toelichting. Er was veel interesse in de workshop die ging over wat mensen ervan kan weerhouden (of niet) om voornemens die ze gemaakt hebben uit te voeren. Bruikbaar voor aios, maar ook voor opleiders (en stafleden). De organisatie had dit jaar voor een radicaal andere invulling van het avondprogramma gekozen dan vorig jaar. Huisarts Eric Deckers, opleider uit Haelen en buutreedner in zijn vrije tijd, liet die avond zien wat hij kon. 30 Bij de aanwezigen (met name zij die het konden verstaan) viel het programma goed in de smaak. Dag 2 is besteed aan het docentenoverleg, de periodieke bijeenkomst van de opleiders van een aios-groep waarin de focus ligt bij het onderwijsproces van de aios. ’s Middags was er ‘Post-overleg’ waarbij alle opleiders die op dezelfde huisartsenpost dienst doen elkaar troffen. De dag werd afgesloten met de ‘Zeepkist’. Hierbij hadden 3 opleiders de kans om hun collegae te informeren over een eigen onderwerp. Roelf Norg besprak de Maastricht Studie waar hij als huisartsonderzoeker aan verbonden is, Arie de Jong gaf uitleg over de veranderingen in de relatie tussen huisartsen en patiënt bezien vanuit de nieuwe Wet Cliëntenrechten Zorg en Martin Brassé hield een pleidooi voor het volgen door iedere opleider van de oogheelkunde (Baggen)cursus. In april in Urmond komen we terug op de kernreflecties: welke voornemens gemaakt op deze tweedaagse in Heeze heb je wel of niet uit kunnen voeren en waarin zat hem dat? Iedereen is (hopelijk) ‘versterkt’ weer naar huis gegaan, waarbij de goede organisatie en logistiek gedaan door Huub en Katrien zeker meegespeeld hebben. Marieke Kools (GW-er) en Paul Schrijver (HAB) 1 e uitgave 2012 Over de grens Huisarts in België DOOR INGRID VAN DER HEIJDEN, HUISARTSSTAFLID HUISARTSOPLEIDING Op 8 november 2011 vond een uitwisseling plaats tussen Belgische en Nederlandse aios. 6 Belgische aios deden mee aan een terugkomdag op de huisartsopleiding in Maastricht en 4 Nederlandse collega’s gingen naar het ‘seminarie’ in Diepenbeek. Alle aios en de groepsbegeleiders uit beide landen kwamen ’s avonds in Maastricht bijeen voor een gezamenlijke evaluatie. Onderwijs Het grootste verschil werd meteen duidelijk: Belgische aios hebben 40 uur terugkomdagonderwijs per jaar. Dat wil zeggen dat ze normaal gesproken maar een middag per twee weken onderwijs hebben. Ze hebben een drukke werkweek en maken lange dagen, het is vaak al moeilijk om op tijd te komen voor onderwijs en hierna zullen sommigen ook nog huisbezoeken moeten doen. In Belgische opleidingspraktijken zou het inplannen van een hele dag onderwijs logistieke problemen opleveren. Een aantal Belgische aios verbaasde zich over frequentie en duur van de terugkomdagen hier. Ze vroegen zich af of de Nederlandse aios zichzelf zo niet buitenspel zetten bij de patiënten in verband met hun beperkte bereikbaarheid en beschikbaarheid voor patiëntenzorg. Daarnaast waren ze benieuwd wat de toegevoegde waarde was van zoveel onderwijstijd buiten de praktijksetting. Er bestaat in België een beperkte relatie tussen de huisartsopleiding en universitaire afdelingen huisartsgeneeskunde. Diagnostisch landschap Belgische aios moeten tijdens het onderwijs om de beurt een voorbereide patiëntcasus presenteren. De aios beschrijft dan klachten en symptomen, vervolgens uitgebreid het diagnostisch landschap en het beleid. Collega-aios stellen hierbij kritische vragen ter voorbereiding op het theorieexamen. Een andere aios heeft de opdracht een verslag ervan te maken. Toetsing en beoordeling aios Om de 2 tot 3 maanden is er een evaluatie. Driekwart van de beoordeling vindt plaats door de opleider, een kwart door de onderwijsbegeleider. Er is een verplichte kennistoets in het 8e jaar en in het 9e jaar worden er twee videoconsulten beoordeeld en is er een beoordeling van een simulatiepatiëntcontact. Daarnaast moet de aios een thesis maken en die verdedigen. Meester-gezel Belgische aios hebben een 2-jarige huisartsopleiding. Het basiscurriculum duurt in België 7 jaar, waarbij ze in het laatste jaar al hebben moeten kiezen voor de specialisatie huisartsgeneeskunde. Na het basiscurriculum solliciteren ze bij een opleidingspraktijk voordat ze kunnen starten met de huisartsopleiding. Ze blijven gedurende de 2-jarige opleiding meestal verbonden aan dezelfde praktijk en zelfde huisartsopleider. In veel gevallen wordt van hen verwacht dat ze zich na de opleiding in de praktijk vestigen. Ook in België is ruim driekwart van de huisartsen in opleiding vrouw en tijdens de opleiding mag eenmalig gebruik gemaakt worden van het recht op bevallingsverlof. Belgische aios zien vanaf de eerste werkdag zelfstandig patiënten. Ze hebben een meester-gezel verhouding met hun opleider en ze leren vooral van ‘learning by doing’. Er is vaak dagelijks een overleg met de opleider ingepland om patiënten te bespreken en een keer per week wordt het leerplan besproken. Er is een financiële relatie tussen opleiders en aios in België: de huisartsopleiders betalen mee aan de salarissen van de aios. Ze worden hiervoor grotendeels gecompenseerd. Opleiders en HAB’s Een opleidercurriculum zoals wij dat kennen, bestaat in België niet. Opleiders komen verplicht 3 maal per jaar gedurende 3 uur bij elkaar voor een planningsvergadering. Er bestaat geen didactische bij- of nascholing specifiek voor opleiders. De Belgische onderwijsbegeleider (HAB) werkt solistisch. Hij heeft geen secretariële ondersteuning en ook geen de collegiale ondersteuning. Hij werkt grotendeels in zijn eigen huisartsenpraktijk en doet de planning en beoordeling van aios en superviseert eens per twee weken het onderwijs. Vier keer per jaar komt de begeleider bijeen met collega begeleiders uit de regio voor intervisie en het bespreken van probleem-aios. Een keer per jaar is er een training en een keer per jaar bezoekt hij de opleidingspraktijken. Organisatie en financiering van de huisartsenzorg Het grote verschil in organisatie van huisartsgeneeskunde tussen België en Nederland is dat de organisatie in België berust op een verrichtingensysteem zonder poortwachterrol terwijl men in Nederland een gemengd systeem heeft 31 op één lijn 42
Pagina 32
op één lijn 42 1 e uitgave 2012 van een vergoeding via abonnement en per verrichting, met een inschrijving op naam, waarbij de huisarts ook een poortwachterfunctie heeft.1 Toch zegt ongeveer 95% van de Belgen over een vaste huisarts te beschikken.2 Vlaamse patiënten hebben andere verwachtingen van de zorg en de dienstverlening dan Nederlandse. In België verwachten patiënten meer van de zorg door de huisarts; zo worden in België over het algemeen meer huisbezoeken gedaan.3 Een huisarts heeft gemiddeld 1.000 patiënten in zijn praktijk en verdient tussen de 3.000-4.000 euro netto per maand. Een aios heeft zo’n 10-15 patiëntencontacten (consulten en visites) per dag, gemiddeld wordt er 20 minuten per consult gereserveerd. Grensoverschrijdende zorg De begin 2011 in werking getreden EU directive ‘Grensover schrijdende Zorg’ beschrijft het Europese recht op grensoverschrijdende zorg en onderstreept de noodzaak patiënten goed hierover te kunnen voorlichten. Dit vereist kennis van de basale verschillen in gezondheidszorgsystemen en kennis van de sociale kaart. De geografische nabijheid en de overeenkomst tussen de Vlaamse en Nederlandse taal, maakt dat patiënten al regelmatig gebruik maakten van zorg over de grens. Uitwisseling tussen Belgische en Nederlandse aios vergroot de kennis en begrip van elkaars gezondheidszorgsystemen. Remgelden De patiënt moet na afloop van het contact met de huisarts contant afrekenen met de huisarts. De patiënt kan de rekening vervolgens opsturen naar de zorgverzekering en krijgt zo’n 75% van het bedrag vergoed. De eigen bijdrage (het zogenaamde ‘remgeld’) bedraagt in principe 25%. Voor de minstbedeelden bestaat er een speciaal terugbetalingssysteem. Er zijn gedifferentieerde tarieven voor consult, visite en herhaalrecepten, patiënten al dan niet een medisch dossier hebben en voor verrichtingen binnen en buiten kantooruren. Telefonische consulten worden niet vergoed. De gemiddelde kosten voor een consult zijn 23 euro, waarvan 4 euro remgeld. Geen assistente Het aantal patiëntencontacten per jaar in België is vergelijkbaar met dat van Nederland: rond de 4 contacten per jaar. Het takenpakket van de Belgische huisarts verschilt iets van dat van een Nederlandse huisarts; zo wordt van de Belgische huisarts verwacht dat hij gezondheidsattesten en ziekbriefjes schrijft. De huisarts heeft vaak geen assistente en hij beantwoordt zelf de telefoon. Er vindt geen telefonische triage plaats en er is nauwelijks delegatie van taken. Een Belgische huisarts kan zelf CT- en MRI-scans aanvragen. Over het algemeen wordt de meer complexe chronische zorg door specialisten in het ziekenhuis gedaan. 1 De ontwikkeling van een Belgische zorgleidraad voor huisartsen over beslissingen aan het levenseinde Huisarts en Wetenschap, jaargang 2006, nummer 8:404-410. 2. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Gezondheidsenquête door middel van een Interview. België, 2004. http://www.svh.be/statistiek.htm 3 Van den Brink-Muinen A, Verhaak PFM, Bensing JM, Bahrs O, Deveugele M, et al. Doctor-patient communication in different European health care systems: Relevance and performance from the patients’ perspective. Patient Educ Couns 2000;39:115-27. 32 Import Hoewel de gezondheidszorgsystemen van beide landen van elkaar verschillen en er een duidelijk verschil in opleidingsstructuur is, zijn er ook veel overeenkomsten tussen Belgische en Nederlandse huisartsen. De Nederlandse aios die het onderwijs hadden bijgewoond, waren enthousiast over de casusbespreking, vooral de wijze van bespreken van het diagnostisch landschap vonden zij een meerwaarde. Het structureel voorbereiden en nabespreken van een casus geeft mogelijk verbreding en diepgang aan onze spuirondes. Exportproducten De Belgische aios en HAB’s waren enthousiast over de inzet van een GW-er tijdens de terugkomdagen. Het spuien en een gezamenlijk lunchmoment om gelegenheid te bieden voor informele steun en peer-support, werden gewaardeerd. Ook de academische inbedding van de huisartsopleiding, het terugkomdagonderwijs in kleine groepen en het opleiderscurriculum werden als positieve punten genoemd. Toekomst De aios van beide landen die over de grens waren gegaan, waren enthousiaster over de uitwisseling dan de aios die thuis bleven. Ter overweging werd gegeven een vrijwillige gezamenlijke terugkomdag voor een in opleidingsduur gematchte groep aios te organiseren. Daarnaast ook een opleideruitwisseling te organiseren. Ook werd geopperd structureel mogelijkheid te bieden voor een tweedaagse kijkstage over en weer voor een Belgisch-Nederlands aioskoppel werkzaam in de grensstreek. op één lijn 42 1 e uitgave 2012 De kaderhuisarts GGZ Expert in zeurpieten en paradijsvogels DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HAB, REDACTIELID Priska Israel Te gek om los te lopen, een klap van de molenwiek gehad, hij heeft ze niet alle vijf op een rijtje, op zijn achterhoofd gevallen, en zo meer. Allemaal uitdrukkingen om aan te geven, dat iemand malloot, geschift, dwaas, gestoord of malend is. Er bestaan veel uitdrukkingen, gezegdes en omschrijvingen in de Nederlandse taal voor de medemens met een psychische aandoening. Dit rijke taalaanbod vindt zijn oorzaak ongetwijfeld daarin, dat deze aandoeningen relatief veel voorkomen, van alle tijden zijn en nogal wat teweeg brengen voor de betrokkene en zijn of haar omgeving. En meestal wordt er dan ook hulp gezocht, waarbij de huisarts bij deze GGZ-problematiek een belangrijke plaats inneemt: 20% van het ziekteaanbod in de spreekkamer bestaat uit psychische en sociale problematiek. Misschien verbaast u dit cijfer niet, maar eigenlijk vind ik het wel verbazingwekkend en bewonderenswaardig, dat 75% van deze problemen zelfstandig door de huisarts worden afgehandeld. Voor de overige 25% heeft de huisarts dan vaak nog de coördinerende taak in de ketenzorg en in de relatie van de patiënt met de gespecialiseerde GGZ. Het accent voor de huisarts ligt bij GGZ-problemen vooral op het herkennen van signalen en symptomen, de communicatie en de psychosociale begeleiding. Er bestaat echter een grote interdokter variatie in taakopvatting en attitude. Die relatieve vrijblijvendheid vindt zijn oorzaak onder andere in een onduidelijke taakafbakening tussen eerstelijn en gespecialiseerde GGZ, te weinig specifieke deskundigheid en een nogal karig nascholingsaanbod. Er bestaat dus behoefte aan een nieuwe plaatsbepaling en invulling van de rol van de huisarts inzake GGZ-problematiek. Mede daarom is in 2006 de opleiding tot Kaderhuisarts GGZ van de grond getild. Deze kaderhuisartsen hebben natuurlijk een meer dan gemiddelde inhoudelijke deskundigheid op het gebied van de psychopathologie, maar moeten ook functioneel vaardig zijn om te kunnen adviseren, organiseren, onderhandelen en implementeren. Met die competenties zijn zij actief bij consultatie, nascholing, onderwijs en samenwerkingsprojecten. In het 2e jaar van de opleiding tot huisarts neemt het 3-maands blok Psychische Zorg al lang een belangrijke plaats in. De aios lopen 4 dagen per week stage in een GGZ-instelling en hebben 1 keer per week een terugkomdag op het opleidingsinstituut. Eén van de groepsbegeleiders op die terugkomdagen is Priska Israel, huisarts in Maastricht. Om haar specifieke deskundigheid ten behoeve van het onderwijs op te vijzelen, volgde zij de kaderopleiding, en sloot die onlangs met succes af. Naast de al genoemde competenties ziet zij in de rigoureuze bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg een fors toegenomen belang van de huisarts met deze bijzondere bekwaamheid. In plaats van 8 worden nog maar 5 sessies bij de 1e-lijnspsycholoog vergoed die in plaats van 10 nu 20 euro eigen bijdrage vergen. De eigen bijdrage voor de 2e-lijns GGZ is maar liefst 200 euro! Dat betekent onvermijdelijk meer werk voor de huisarts die daarvoor met name over meer diagnostische vaardigheid zal moeten beschikken. De POH-GGZ is daarbij een onmisbare kracht, maar helaas is het financiële draadje voor deze voorziening inmiddels ook van zijde. De kaderhuisartsen kunnen in deze onzekere tijden een belangrijke ondersteunende rol spelen. Streven is, dat elke huisartsenregio over een huisartsexpert op GGZ-terrein kan beschikken. Die kan dan ondersteunen bij diagnostiek, begeleiding, indicatiestelling en behandelings- en verwijsmogelijkheden. Behandelen is overigens niet een kerntaak voor de huisarts, al was het alleen maar vanwege de tijd die daarmee gemoeid is. De opleiding tot kaderhuisarts GGZ is uitgespreid over 2 jaar. Naast alle opgedane en geleerde kennis en vaardigheden leverde het Priska Israel in haar eigen werk ook op, dat zij de omgang met de patiënten met somatisch onverklaarde 33
Pagina 34
op één lijn 42 1 e uitgave 2012 lichamelijk klachten (SOLK), de zogenaamde zeurpieten, veel minder moeilijk is gaan vinden, en dat haar nieuwsgierigheid naar iemands motivering om bepaald gedrag niet te veranderen, nog verder is toegenomen. Analoog aan de DiHag, de vereniging van kaderhuisartsen diabetes, is nu ook de PsyHag opgericht. De jaarlijkse verenigingsbijeenkomst wordt gedurende enkele dagen in Frankrijk gehouden, en dat is ook nog een aardige spin-off van de opleiding. Er zijn nog veel kaderhuisartsen GGZ nodig, niet in het minst nu door het huidige bezuinigings-, hervormings-, ombuigings- of ander ondoordacht beleid steeds meer mensen losgeslagen rondlopen die daar eigenlijk te gek voor zijn. Want uiteindelijk is de huisarts het laatste vangnet in de zorg voor patiënten die dan onvermijdelijk vastlopen. Graag geef ik u dan nog mee, dat verse kaderhuisarts Priska Israel de opleiding ziet als optimale burn-out preventie: zeurpieten blijken ineens paradijsvogels. Enthousiast geworden? www.chbb.nl Puntig Writer’s Block DOOR FELIX PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING Writer’s Block: een aandoening in vele gradaties. In milde vorm kennen we het sinterklaasgedicht dat maar niet lukken wil. Ernstiger is het als de voorbereiding van een lezing maar niet vlotten wil. Ik had ooit een baan waar ik in nood altijd kon putten uit zogenaamde ‘preektijdschriften’ (neen, er ís niets nieuws onder de zon). Maar het beste praatje verzon ik daar eens ter plekke en spontaan. ‘Maar zo begin je toch geen column over excelleren!’, riep ik zojuist tegen mijzelf. Ik had mij voorgenomen om over mijn promotieonderzoek te gaan schrijven. Op gebruikelijke wijze had ik een week geleden spitse ideeën en gedachten verzameld om vervolgens broeds en uiteindelijk hoogzwanger vandaag een mooi schrijfsel te gaan produceren. Maar niets, nada, mijn schoot blijft dor. En ik zucht hier nu achter mijn laptop en denk: ‘Zouden ook excellente artsen het wel eens niet weten?’ Vanaf december jl. onderzoek ik hoe we via onderwijs en praktijkbegeleiding méér aios tot professioneel excelleren kunnen bewegen, dan nu op spontane wijze gebeurt. Een uitermate boeiende en spannende aangelegenheid, niet in het minst vanwege het feit dat er nagenoeg niets is geschreven over uitblinken in relatie tot de huisartsenij. Überhaupt komt excelleren er in de medische literatuur bekaaid vanaf en lijkt men vooral geïnteresseerd in de gemiddeld-goede student en het kunnen wegvangen, waar nodig, van de ónprofessionaliteit. Maar dat is eigenlijk heel erg jammer. De excellente aios is immers de voortrekker van morgen en hij of zij is het plezierige pareltje in een cultuur die nog steeds vooral rond zesjes is opgebouwd. In dat laatste komt overigens langzaam wel wat verandering. Zo investeert 34 de overheid tegenwoordig in excelleren binnen het voortgezet en hoger onderwijs. Als zodanig sluit mijn onderzoek naar de postgraduate fase daar waarschijnlijk goed op aan. Wat heb ik in vier maanden ontdekt? Ik stuit op allerlei mooie definities van professionaliteit, opgesteld door geleerde commissies die (vooral) hun ideaal op papier hebben gezet. Ik merk op dat opleidingen hun eigen studenten graag ‘excellent’ noemen terwijl het in feite voldoendes betreft (ongeveer zoals veel ouders momenteel hun kind de hemel in prijzen). Een belangrijke rol binnen excelleren is waarschijnlijk weggelegd voor de zogenaamde (van de beroepsspecifieke te onderscheiden) generieke competenties, waardoor ik ook zal gaan lenen bij andere beroepsvelden, zoals: de arbeid- en organisatiepsychologie. Het competentiemodel is overigens niet zaligmakend, zoals je een pianist ook niet slechts meet naar de loopjes die hij presteert. En hangt iemands excelleren samen met zijn publiekelijk succes? Een boeiende optie die impliceert dat een Vincent van Gogh vooral postuum maar niet bij leven excelleert. U ziet: ik ben er nog niet uit. En het is ook maar de vraag of datgene wat ik geschreven vind, zomaar van toepassing is op het Nederlandse huisartsenland. Ik voorzie dus ook een kwalitatieve ronde langs opleiders waarbij een van de vragen zal zijn: wat beschouwt ú nu als excellent? Mogelijk dat u het aanvankelijk even niet weet. Maar even later komen de antwoorden wel – ter plekke en spontaan. op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Oefenen voor dokter ‘Dus jij bent de coassistent?’ DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, EERSTEJAARS AIOS leuk hè, zo kun je goed oefenen’. De familie was de nuchterheid zelf, dus om hun woorden over te nemen: inderdaad ideaal oefenmateriaal. Maar een beetje welopgevoede arts beschouwt zijn patiënt natuurlijk nooit en te nimmer als fantoompop (met alle respect voor Resusci-Anne). Als coassistent keek ik uit naar de tijd dat ik écht dokter zou zijn. Een eind aan het tijdperk van verwarring rondom mijn functie en scepsis over mijn capaciteiten. Een huisarts in opleiding, volwaardig arts in bezit van een BIG-registratie, heeft daar toch geen last meer van? Helaas is het tegendeel waar. Het zijn de opmerkingen aan het eind van een consult die me daar bij tijden op wijzen. Vooral vrouwen van middelbare leeftijd die hun (schoon)moeders begeleiden lijken er een sport van te maken: ‘En wanneer ben je écht dokter?’, ‘Hoe lang duurt je stage nog?’, ‘Dus jij bent de coassistent?’ Stuk voor stuk aardig bedoeld, maar behoorlijk ongemakkelijk. Bij stagiaires verwachten ze dat je hun ‘echte huisarts’ erbij roept voor de bepaling van het uiteindelijk beleid. Als ik dit dan niet doe moet ik voor mijn gevoel alles uit de kast trekken om ze te overtuigen van mijn visie en voorstel. Behoorlijk vermoeiend. Toppunt was tijdens een dienst waarin mijn opleider en ik een spoedvisite aflegden bij een man met pijn op de borst. Ik leidde het consult en mijn opleider observeerde. We konden een acuut coronair syndroom niet uitsluiten dus bestelde ik een ambulance. De vrouw en dochter van patiënt leken totaal geen besef te hebben van de ernst van de situatie en dus werd er vrolijk gekwebbeld. Het viel hen natuurlijk op dat we met twee man sterk waren en dus werd gevraagd naar mijn functie. ‘Huisarts in opleiding’ werd al snel geïnterpreteerd als coassistent, waarop moeder opmerkte: ‘goh dat is wel Weer goed bedoeld maar ook hier had ik het idee niet serieus genomen te worden. Ik voelde me een stagiaire die onder het – lees wel; nauwléttende – oog van haar supervisor mocht handelen. Met enige bewijsdrang wilde ik dit ontkrachten door infuus vakkundig in te brengen. Helaas mislukte dat. Gelukkig bleef ‘nuchtere dochter’ stug TV kijken terwijl de ambulance inmiddels arriveerde, dat leidde de aandacht een beetje af. Ik kwam binnen als arts maar droop af als coassistent. Ik vind het lastig om te gaan met de verwarring rond mijn functie. Ook al sta ik nog aan het begin van mijn leercurve, ik wil voor volwaardig worden aangezien. Soms krijg ik de neiging in de verdediging te schieten in een situatie als eerder beschreven. Maar ‘ik ben al dokter hoor’ staat ook zo coassistenterig. Moet ik mezelf wellicht anders introduceren? Ik stel me vaak voor met mijn voor- en achternaam of ‘huisarts in opleiding’. Ook al mag ik mezelf dokter noemen, ik krijg het D-woord vaak moeilijk over mijn lippen. Terwijl ik schreeuw om erkenning als arts, moet ik me misschien dus eerst afvragen of ik mezelf wel duidelijk genoeg als arts presenteer. Neem ik mezélf wel serieus als arts? Een korte zelfanalyse doet vermoeden dat ik mijn functie misschien bewust vaag omschrijf, omdat ik hem soms toch ook in mijn voordeel gebruik. Er zijn nog talloze momenten waarop ik er zelfstandig niet helemaal uitkom en ik de opleider om advies vraag. Dan is het fijn om je even te kunnen verschuilen achter je opleiding; je hóeft nog niet alles te weten. Zeker wanneer een patiënt mij de les leest met zijn gegoogelde (en helaas correcte) informatie, ben ik lekker nog even de huisarts in opleiding die nog 2,5 jaar stage moet lopen, dan pas écht huisarts is, en die nog héél veel moet oefenen. 35

Op één Lijn 41


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2100 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Ria Lumeij, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht, OBS 8127 Fotografie Copyright foto kaft, pagina 4, Sam Rentmeester, FMAX, www.fmax.nl pagina 33, Ben van Duyn pagina 39, Luc Lodder Deadline volgend nummer 30 maart 2012 Onderwijs Dynamisch – Lilian Aarts Vanuit het onderwijs – Laury de Jonge Nieuwe GEZP coördinator – Mieke Winten-Huisman Beste HAB-schap coschappen jaar 2011-2012 – Babette Doorn Nascholing Erfelijke kanker in de spreekkamer – Isa Houwink 'Hoe meer ik weet, hoe meer ik wil weten' – Yvonne van Leeuwen NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek – Luc Gidding Onderzoek Doing research and having fun – Mala George It’s LiFe! Technologie ter ondersteuning van meer bewegen – Sanne van der Weegen & Renée Verwey Vooraankondiging Adhesies en de streng-ileus – Raymond Leclercq Framingham aan de Maas – Roelf Norg Terugblik 6th International Shared Decision Making conference – Marije Koelewijn Wat wilt ú als u terug naar huis gaat – Inge Duimel Huisartsopleiding Uit de huisartsopleiding – Jean Muris Warme vragen – Felix Punt Wisseling van de wacht – Gerard Benthem en Stijn de Vries Ex aios: hoe vergaat het ze? – Jelleke Konsten Huisarts in spé(culum) – Sophie van der Voort WONCA Europa 2011 – Jean Muris Huisarts op een andere stoel: actrice! – Iris van der Does © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Bijzonder Bekwaam: Apollonius van Memphis: wie kent hem niet? – Hendrik Jan Vunderink Gezondheidsrechterlijke kwesties: hoe heilig is het beroepsgeheim nog in de toekomst? – Arie de Jong 25 jaar in dienst 10 12 12 14 14 15 15 17 EGPRN: voor iedereen die onderzoek doet in de eerste lijn! – Tiny van Merode 18 Voor u geschreven in Maastricht – Jelle Stoffers 19 20 21 22 23 34 25 27 28 30 31 32 33 35 37 39 Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Oproep 'De krachtige huisarts' Van de voorzitter: na de manifestatie – Job Metsemakers Dagje uit 2011 – Sil Aarts, Janaica Grispen, Martine Ickenroth en Petra Erkens Relatiemanagement in het huisartsenveld – Babette Doorn Studium Generale – Yvonne van Leeuwen Laat mensen in hun waarde – Sonja van Giersbergen Medewerkers stellen zich voor Annerika Slok, promovendus Peter van Mulken, promovendus Sofie van Hoof, onderzoeker 3 3 4 5 6 7 8 9 9 10 2 op één lijn 41 3e uitgave 2011 Van de redactie Wat ons bindt Het redactioneel schrijf ik wanneer alle stukken binnen zijn. Tijdens het verzamelen en redigeren krijg ik in mijn hoofd een beeld van het blad. Gaandeweg zie ik de op één lijn. Deze keer wilden we een themadeel maken over Rouw & Verlies, maar het idee overleefde de redactie vergadering niet. Maar niet getreurd, het is een warm nummer. Ik zie demonstrerende huisartsen en hoogleraren op een podium en ik zie een ex-huisarts die nu actrice is op het podium staan. Ik zie collega’s trommelen en dansen en ik zie als een Maastrichtse delegatie als ware het een linedance op de WONCA staan. Ik zie assistentes ervaren wat het is om een beperking te hebben in aanwezigheid van ervaringsdeskundigen. Wat nieuwe medewerkers gemeenschappelijk hebben laat zich moeilijk raden, maar ze zitten meteen in de community die Family Medicine heet. Eén van onze nieuwe onderzoekers is notabene aangesteld binnen een ZonMw programma dat Op één Lijn (!) heet. De onderwijsfamilie laat ook van zich horen, inclusief de tak die nascholing heet. Onderzoekers die nascholing geven: een prachtig voorbeeld van kruisbestuiving. Onderzoekers die samen scholen: klasse! Onderzoek en having fun: niet alleen vindt Keniaanse onderzoeker Mala dat, ik denk met hem vele onderzoekers, of ze nog moeten promoveren of post-doc actief zijn. Waarom zouden ze elkaar anders in journal clubs buiten werktijd willen treffen? De science factory draait non-stop, kijk maar weer naar de artikelen. Het bruggetje naar Service Science is nu rap gemaakt: een nieuwe tak van sport ontstaan vanuit de economische Faculteit van de UM, een andere academische werkplaats dan de onze waarmee we een verbinding zijn aangegaan. U leest erover in het artikel over Relatiemanagement in de Huisartsgeneeskunde. De Huisartsopleiding zit zoals gewoonlijk ook niet stil. Er heeft een wisseling van de wacht plaatsgevonden in het coördinatorschap van de Huisartsopleiders. Gerard Benthem heeft het stokje aan Stijn de Vries gegeven. Het hoofd van onze opleiding Jean Muris beschrijft de resultaten van een landelijk onderzoek onder de opleidingen en de uitkomsten van en voor Maastricht. Ander leuk nieuwtje: naast columnist en gedragswetenschapper Felix Punt, hebben we een nieuwe ster aan het firmament: Sophie van der Voort. Ze is eerstejaars aios en kwam met het enthousiaste voorstel bij mij om over haar belevenissen 'in de leer' verslag te doen op geheel eigen-wijze. Een frisse blik. Een niet minder frisse, maar wel zeer ervaren blik is die van Hendrik Jan Vunderink. Hij is bijzonder bekwaam in het schrijven van de gelijknamige rubriek. Deze keer is kaderhuisarts Diabetes Jan Palmen uit Heerlen aan de beurt. Working Apart Together Alles draait om verbinden en samenwerken, vaak in netwerken. We slaan bruggen tussen wetenschap en praktijk, tussen studenten en docenten, tussen vakgroepen en Faculteiten, tussen hulpverleners & collega’s, tussen sectoren onderling, soms tussen landen, tussen jong en oud, tussen onderzoekslijnen, tussen ouderwets en nieuw en tussen wetenschap en politiek. Althans dat willen we. We kijken vaak naar verschillen en redenen om iets niet te doen of te willen, het bekende 'ja, maar' en te weinig naar de 'ja, en'. Wat ons bindt? Wat ons bindt! Babette Doorn Oproep 'De veerkrachtige huisarts' Onze redactie is op zoek naar mooie verhalen die het idee voor een rubriek 'De veerkrachtige huisarts' ondersteunen. We denken aan gebeurtenissen (zoals een ziekte, een scheiding, een ruzie of dissociatie, financiële problemen) die u hebt meegemaakt in uw werk of privéleven, hoe dit u als huisarts heeft gevormd en of hoe u daarmee omging in uw werk. Reacties inclusief tips kunt u sturen naar op1lijn@hag.unimaas.nl maar u mag uw verhaal (max 1000 woorden) ook direct mailen. 3
Pagina 4
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Van de voorzitter Na de manifestatie DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM & HUISARTS IN GEULLE U hebt ongetwijfeld de foto’s of tv beelden van de huisartsenmanifestatie op donderdag 6 oktober 2011 gezien. Een enorme mensenmassa die binnen een tijdsbestek van een klein uur een immens grote hal van de RAI in Amsterdam vulde. En of het nu 7.500 of 8.000 deelnemers waren, is niet relevant. Huisartsen, praktijk assistentes en praktijkondersteuners zaten schouder aan schouder, terwijl acute patiënten de noodzakelijke zorg ontvingen van collegae op de huisartsenposten of in de praktijken. En wie erbij was in Amsterdam voelt weer de spanning in de zaal bij de toespraken, en hoort weer de bijval die sprekers kregen. Het was een grootse manifestatie van eensgezindheid en saamhorigheid, iets om trots op te zijn. Maar we maakten ook (weer eens) kennis met de werkwijze we kunnen niet zoals de buschauffeurs de reizigers laten staan. Bij onze acties zullen we altijd onze relatie met onze patiënten laten meewegen, en de zorg toegankelijk moeten houden. We maken een pas op de plaats en proberen wel de druk op de ketel te houden en de politici ervan te doordringen dat ze gewoon naar de cijfers moeten kijken. De huisarts handelt 96% van de gezondheidsvragen zelf af, dus zonder verwijzing naar de eerste of tweede lijn en dit tegen minder dan 3% van het totale gezondheidsbudget. Van de totale zorguitgaven, 65 miljard euro, komt 2 miljard op conto van de huisartsenzorg. Alleen de toename van de kosten van de ziekenhuiszorg is gelijk aan de helft van het totale budget voor de huisartsenzorg. Dit is dweilen met de (geld) kraan open en staat haaks op het streven zorg en ondersteuning in de buurt te versterken. En daarbij komt ook nog dat de vergrijzing van de bevolking de zorgvraag zal laten toenemen. Het gaat niet goed daar in Den Haag. Alle hoogleraren Huisartsgeneeskunde uit Nederland tijdens de manifestatie op 6 oktober 2011. Vierde van rechts: Job Metsemakers. van de politiek. De minister die niet in debat wilde met huisartsen en haar strategie wijzigde. Ging het eerst over de vermeende overschrijdingen in de zorg, plots meende de minster voor de ogen van het publiek maar eens iets te moeten roepen over onze inkomens. Ze riep een paar bedragen, waar vele huisartsen van zouden willen dromen, gaf aan dat ze het eigenlijk niet echt wist en dat er onderzoek moest komen. En toen bijna een week later het CBS met heel andere cijfers kwam over de inkomenspositie van de huisarts, heb ik geen openbare mededeling van de minster gehoord dat ze fout zat. Nee, we hebben de politiek weer leren kennen. Hoe gaat het nu verder? We kunnen niet zoals de vuilnismannen gewoon het afval op straat laten liggen, 4 Is er uit onze eigen universitaire kosmos nog iets nieuws te melden? Naast de bezuinigingen die ook het universitair onderwijs treffen is van belang te melden dat de instroom van studenten geneeskunde in de komende jaren zal stijgen evenals het aantal aios dat opgeleid wordt tot huisarts. Absoluut noodzakelijk om in de toekomst voldoende artsen in de zorg te hebben. Maar dat opleiden dient voor een (groot) deel in uw huisartsenvoorziening te gebeuren. Op dit moment onderzoeken wij als vakgroep samen met een andere afdeling van onze instelling hoe het komt dat toch zo’n 50% van U niet deelneemt aan onderwijs of opleiding. Er komt krapte op de markt en er zijn aanwijzingen dat huisartsen die deelnemen aan onderwijs of opleiding sneller een opvolger vinden. Dat effect lijkt zelfs op regioniveau te bestaan. En huisartsen die deelnemen aan onderwijs of opleiding melden steevast dat het leuk, leerzaam en stimulerend is. Wat moeten we doen om de niet deelnemers te overtuigen? Ik hoop dat we antwoorden krijgen die ons helpen ook op dit gebied tot eensgezindheid en saamhorigheid te komen. En misschien is het lezen van dit stukje de eerste stap geweest. Wilt u reageren, hebt u een suggestie of wilt u zich direct aanmelden: job.metsemakers@maastrichtuniversity.nl 3e uitgave 2011 Dagje uit vakgroep Huisartsgeneeskunde Voetjes van de vloer en handen op de trommels! DOOR SIL AARTS, JANAICA GRISPEN, MARTINE ICKENROTH EN PETRA ERKENS, ORGANISATIE Voetjes van de vloer Rond kwart over 12 arriveerden de eerste mensen bij de Bonbonnière. Omdat dit dagje uit een enerverende dag zou worden, diende er eerst te worden geluncht. Na het nuttigen van verscheidene broodjes en salades, begon groep 1 met de salsa workshop. Onder leiding van twee swingende instructeurs gingen we aan de slag met de beginselen van de salsa, de merengue en de bachata. We begonnen met het losmaken van de heupen waarbij ook de mannen, die zich aanvankelijk wat verdekt hadden opgesteld aan weerszijde van de kamer, de dansvloer betraden. Verscheidene personen kregen het steeds warmer en de eerste kledingstukken werden uitgetrokken. Na de basispassen op een rijtje solo te hebben geoefend, was het tijd om samen verder te gaan: er dienden koppels te worden gevormd. Het tekort aan mannen werd hierbij al snel opgelost door verscheiden aanwezige dominante vrouwen. Al snel kwamen de koppels aardig uit de voeten (!) met de danspasjes en bijbehorende draaien. De salsa workshop werd afgesloten met een indrukwekkende en gepassioneerde dans door de instructeurs. In afrikaanse hogere sferen Terwijl groep 1 bezig was met de voetjes van de vloer te krijgen, was groep 2 bezig met het krijgen van de handen op de trommels; djembe betrof namelijk de tweede workshop. Al trommelende (of moeten we zeggen ‘al djembe-ende’) kwamen we met z’n allen in Afrikaanse hogere sferen. Robin Zalm (bekend van oa. de band Volumia!) gaf niet alleen uitleg over de djembe maar leerde ons ook verschillende ritmes te spelen. Dat viel nog niet mee! Toen de groep in drieën gesplitst werd en iedere groep in verschillende ritmes diende te trommelen, raakten sommigen (lees: de meerderheid) af en toe de tel èn het ritme kwijt. Toch leverde het luide Afrikaanse klanken op die niet alleen door de Bonbonnière maar misschien zelfs door heel Maastricht hebben gegalmd. Hierna was er tijd om even bij te komen en een stukje vlaai te eten. Na dit welverdiende rustmoment ging groep 1 trommelen en groep 2 dansen. Nadat beiden groepen beide workshops hadden gevolgd, werden de groepen weer herenigd voor een borrel. Rond 18 uur vertrok het hele gezelschap naar Minckelers waar niet alleen de vaste HAG werknemers maar ook de buitenlandse gasten gesmuld hebben van het zuurvlees, de saté, de zalm of de vegetarische schotel. Het organisatiecomité wil alle deelnemers hartelijk bedanken voor hun enthousiasme en ritmegevoel! 5 op één lijn 41
Pagina 6
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Relatiemanagement in het huisartsenveld De waan van alle dag DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Iedereen kent het wel: je begint een dag vol goede voornemens wat je wilt doen en nadat je een uur aan het werk bent, ben je de gedachtes van de vroege ochtend vergeten. De waan van alledag. Een academische omgeving vraagt (eist?) om reflectie. Waarom doen we dingen zoals we ze doen? Evalueren. Nadenken. Tegen welke muur lopen we als vakgroep het vaakst tegenaan? Antwoord: een tekort aan huisartsen die met ons meedoen aan onderwijs en onderzoek. Gevolg: we gaan lopen klagen en roepen en intussen vragen we steeds meer van de huisartsen die wel actief en enthousiast zijn. Een grove schatting op basis van onze gegevens laat zien dat ongeveer 50% van de huisartsen(praktijken) in Brabant en Limburg de afgelopen 3 jaren niet actief heeft deelgenomen. In de wandelgangen noemen we dat 'witte vlekken'. We hopen maar dat de rode vlekken besmettelijk zijn… Van een aantal weten we waarom, want die huisartsen geven feedback. De enquête van dit voorjaar heeft ons geholpen om meer inzicht te krijgen, al bleef de respons achter bij onze verwachting waardoor we de uitkomsten niet zondermeer kunnen laten gelden voor alle huisartsen. Dankzij onze whizzkid medewerker Maarten van Wesel, konden we onze verschillende soorten vlekken (niet actief, actief, zeer actief) gevisualiseerd krijgen in Google Earth. En wat doe je dan met die informatie? 6 3e uitgave 2011 SSF project Voor de zomer hebben we contact gelegd met de Service Science Factory1 (SSF) van de Universiteit Maastricht. Met de SSF schreven we een projectplan getiteld 'Relatiemanagement in het huisartsenveld'. De uitwerking van dat project was in handen van de SSF. Het project liep van 14 september tot en met 16 november. Namens de vakgroep, de ‘klant’, nam ik deel aan het hele traject inclusief het bijwonen van alle reguliere projectbijeenkomsten op de woensdagmiddag. Voor mij een soort uitje om op de fiets naar de binnenstad van Maastricht te gaan op bezoek bij een andere Faculteit. Het traject kende grofweg 3 fasen: inspectiefase, analyse fase en de constructiefase (het opleveren van een concreet product of pakket). In de projectgroep zaten vooral jonge afgestudeerden (multidisciplinaire groep) die aan het begin staan van hun carrière en werkzaam zijn als promovendus of docent, of werkzoekend zijn. Frisse geesten die op innovatieve wijze aan de slag gingen met onze grootste uitdaging: hoe krijgen we met het merendeel van de huisartsen in de regio Limburg en Brabant een relatie, het liefst zodanig dat ze actief worden en dat die relaties ook toekomstbestendig zijn? En zodanig dat het relatiemanagement wordt afgestemd op de individuele (lees: soort of categorie) huisarts. De eerste weken beantwoordde ik vooral heel veel vragen en gaf ik de SSF de informatie die ze nodig hadden. Niet teveel (valkuil) want dat zou een innovatieve en creatieve denkwijze 1 www.servicesciencefactory.nl en oplossing in de weg kunnen staan. Gelukkig waren ze zo eerlijk om dat ook gewoon tegen me te zeggen. Werken op projectbasis onder tijdsdruk is een ideale manier om een afgebakend probleem aan te pakken. Het vergt naast enthousiasme ook discipline en flexibiliteit. Je moet openstaan voor nieuwe ideeën en niet proberen anderen te overtuigen van je eigen gelijk. Je komt in aanraking met nieuwe technieken en methoden en leert zelf ook veel. Kennis en contacten die je later weer van pas kunnen komen. Op het moment van schrijven is het project nog niet afgerond maar ik weet al wel dat er concrete aan beve lingen uit gaan komen die we kunnen implemen teren in het nieuwe kalenderjaar. De uitkomsten van dit project, alsmede de keuze van de vakgroep wat we gaan doen (of niet), leest u in het nieuwe jaar! Ik maak van de gelegenheid gebruik om iedereen die heeft meegewerkt, bijgedragen en of interesse in het project heeft getoond, te bedanken. Ook de huisartsen die werden gebeld om een Engelstalig interview te doen op zeer korte termijn. Of collega’s op de gang die we vaak last minute of ad hoc en meestal ook nog eens met rare verzoeken om hulp gingen vragen: jullie deden spontaan mee. Laat dit de toon zijn voor de toekomst. Studium generale Mag ik de lezer uitnodigen om verder te kijken dan ons vak lang is? Het is heerlijk om een expert te horen over Europa of over de mafia, over ons brein, of over de zwarte gaten in het universum. Het is prachtig om groepen uit heel de wereld te zien dansen of een goede film met inleiding te genieten. Om daarmee nog een beetje meer te begrijpen van de wereld, om de eigen standpunten aan te scherpen, om het debat aan te gaan. Geen ‘linkse hobby’ maar een noodzakelijk goed als we onze studenten en kinderen duidelijk willen maken dat deze complexe wereld niet alleen experts maar vooral ook intellectuelen nodig heeft. Dat we mee moeten praten over meer dan alleen geneeskunde. Kijk snel in het mooie najaarsprogramma van Studium Generale. www.sg.unimaas.nl U kunt zich ook aanmelden voor de hardcopy of digitale nieuwsbrief. En nu ik u toch spreek: Ik heb de faculteit Geneeskunde vier jaar mogen vertegenwoordigen in de adviesgroep Studium Generale. Mijn mooiste functie! Wie me wil opvolgen licht ik graag verder in. Yvonne.vanleeuwen@hag.unimaas.nl 7 op één lijn 41
Pagina 8
3e uitgave 2011 GIPS training op lokatie in GC Hoensbroek Laat mensen in hun waarde DOOR SONJA VAN GIERSBERGEN, ASSISTENTE GEZONDHEIDSCENTRUM WITHUIS VENLO Op 6 juli 2011 volgden 22 assistentes uit academische praktijken een training van GIPS getiteld: Communiceren zonder gêne. GIPS staat voor Stichting Gehandicapten Informatie Project Scholen. Doel van deze training was: ervaren wat het is om met een beperking te leven. Er zijn drie mensen met een beperking die ons hierbij hielpen als docent: • Huygen met klassiek autisme • Jo met een dwarslaesie, rolstoelafhankelijk • Elly (met hond) die blind is en Gilles de la Tourette heeft. De avond begint met een voorstelronde. Iedereen is vooral erg benieuwd naar wat de avond gaat brengen. We worden verdeeld in drie groepen en dan gaan we aan de slag. Allereerst laten Elly, Huygen en Jo ons heel praktisch ervaren wat het leven met een handicap betekent. We dammen zonder handen, geven en krijgen boodschappen terwijl we niet kunnen horen of spreken, gaan met de rolstoel over een heuveltje of lopen met een stok 'als blinde' door een hal. We komen er achter dat zaken die voor ons zo vanzelfsprekend zijn en achteloos worden gedaan, ineens heel veel moeite kosten. Daarna volgt er een, wel heel vreemd, sollicitatiegesprek. Alle assistentes denken dat ze solliciteren naar een baan als manager, maar worden uiteindelijk op de wachtlijst gezet voor huishoudelijk medewerker. Het is een rare gewaar wording als je zo gekleineerd en genegeerd wordt. Van de 'acteurs' begrijpen we dat dit voor hen aan de orde van de dag is. Van hen krijgen we tips wat we wel kunnen doen om dit voor hen wat aangenamer te maken: Laat iemand zelf denken, vul niet alles in voor de ander. Geef de ander tijd en ruimte om haar/zijn zaken zelf te regelen. Laat mensen in hun waarde en laat ze zelf de regie houden. Als laatste volgt een vraaggesprek met Elly, Huygen en Jo, waarin we alles mogen vragen. Ik kan natuurlijk niet voor de andere groepen spreken, maar de gesprekken die wij voerden waren erg intiem. Gingen over problemen in het dagelijks leven, regelgeving/instanties, relaties en werk. 8 Sonja van Giersbergen Alle drie waren zeer openhartig en vaak aandoenlijk. Je realiseert je dan toch echt weer hoe rijk je bent als je kunt leven zonder noemenswaardige beperkingen. Tegelijkertijd is het ook prachtig om te zien hoe het leven met een beperking omgebogen kan worden naar leven met een talent. Ik dank Elly, Huygen, Jo en alle andere medewerkers van GIPS voor een waardevolle les. Voor meer informatie of wie een training op maat wil laten organiseren: www.gips-sl.nl Judith Steuns op één lijn 41 3e uitgave 2011 Stelt zich voor Annerika Slok PROMOVENDUS HUISARTSGENEESKUNDE ‘Ziektelastmeter’ voor COPD De Long Alliantie Nederland heeft een werkgroep ingesteld die bezig is met de ontwikkeling van een ‘ziektelastmeter’ voor COPD. Sinds december 2010 ben ik onderdeel van deze werkgroep en werk ik vanuit CAPHRI mee aan dit onderzoek. Gedurende een half jaar heb ik een literatuurstudie verricht naar vragenlijsten die kwaliteit van leven dan wel gezondheids status meten van mensen met COPD. Het doel hiervan was om vast te stellen of er al een instrument bestaat dat de ziektelast meet van mensen met COPD. Als werkgroep hebben we een aantal randvoorwaarden vastgesteld waaraan een ‘ziektelastmeter’ moet voldoen. Voorbeelden hiervan zijn korte invultijd, door de patiënt zelf in te vullen, moet veranderingen in tijd kunnen meten en moet verschillen kunnen meten tussen patiënten. Stelt zich voor Peter van Mulken PROMOVENDUS HAG Het echte werk Op 1 augustus was het dan zo ver: mijn eerste werkdag! Wat doe je dan in je eerste werkweek als je onderzoek doet naar een internetinstrument om patiënten met psychosociale klachten te diagnosticeren die worden verwezen via de huisarts? Simpel: relevante wetenschappelijke artikelen op Pubmed uitpluizen! We zijn nu een paar maanden verder en ik krijg een steeds duidelijker beeld van het internetinstrument ontwikkeld door het bedrijf TelePsy. Dit internetinstrument is ontwikkeld om eerstelijns patiënten met psychische problemen te diagnosticeren. Via dit internetinstrument wordt er tijd bespaard bij de huisarts aangezien deze zelf geen diagnose hoeft te stellen. Ook voor de patiënt levert het voordelen op. De patiënt kan thuis in zijn luie stoel de vragenlijsten invullen en wordt op een zelf gekozen tijdstip gebeld voor een kort telefonisch consult. De rest regelt TelePsy. In theorie levert het hele traject via TelePsy ook financiële voordelen op. Door de diagnose vóór de tweede lijn te plaatsen, hoeven er minder consulten plaats te vinden bij de uiteindelijke behandelaar. Dit is de theorie, maar hoe zit het in de praktijk? Wat nu de precieze voor- en nadelen zijn, gaan we uitpluizen met behulp van een aantal onderzoeken. Om de effectiviteit van het instrument te testen, starten we met een procesevaluatie en een validiteitonderzoek. De ervaringen van de patiënten en huisartsen met het werken met het instrument zijn hierbij van groot belang. Het validiteitonderzoek bepaalt of de diagnose van TelePsy overeenkomt met de diagnose van de huidige gouden standaard, de klinische psycholoog. Bovendien gaat een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek uitwijzen hoe effectief, efficiënt, winstgevend en kostenbesparend het instrument daadwerkelijk is op grote schaal. Gelukkig zijn er geweldige collegae bij HAG die mij met hun wijsheid en ervaring altijd de goede kant uitsturen. Het zal dan ook geen probleem zijn om hier de komende jaren veel te leren over het verrichten van onderzoek. 9 Aan de hand van al deze randvoorwaarden heb ik bestaande vragenlijsten bekeken en zijn we tot de conclusie gekomen dat er geen vragenlijst is die voldoet aan alle randvoorwaarden. Vanaf 1 juni 2011 ben ik officieel promovendus bij CAPHRI en werk ik aan de ontwikkeling van een nieuwe ‘ziektelastmeter’. Deze ontwikkeling gaat in samenwerking met patiënten en zorgverleners. Na de ontwikkelingsfase willen we het instrument gaan testen in een gerandomiseerd klinisch onderzoek. Deze nieuwe ‘ziektelastmeter’ zal mogelijk de huidige indeling van ernst van COPD (GOLD) op termijn vervangen. De komende 4 jaar zal ik dus nog werkzaam zijn bij CAPHRI en ben ik te vinden bij Huisartsgeneeskunde, op de derde verdieping van Peter Debyeplein 1. op één lijn 41
Pagina 10
3e uitgave 2011 Stelt zich voor Sofie van Hoof ONDERZOEKER HUISARTSGENEESKUNDE Mijn naam is Sofie van Hoof (23) en per 1 september werk ik bij Huisartsgeneeskunde. Samen met Piet woon ik sinds mei 2011 met veel plezier in Eindhoven. Voorafgaand aan deze baan heb ik sociologie gestudeerd aan de Radboud Universiteit in Nijmegen waarna ik een beleidsmaster heb gedaan aan de Universiteit Utrecht. Het afstudeeronderzoek van deze master stond in het teken van de netwerken van Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE) en daarnaast heb ik gekeken hoe nieuw beleid in de gezondheidszorg van invloed is geweest op deze netwerken. Met de netwerken worden alle interne en externe contacten bedoeld die aanwezig zijn binnen SGE. Er is gekeken naar de netwerken van de tien gezondheidscentra van SGE en het gehele netwerk van de stichting. Binnen het project van ZonMw ‘Op één Lijn’ hebben wij een subsidie verworven en inventariseer ik de patiëntenparticipatie bij SGE. Ik onderzoek hoe we de kwaliteit van de samenwerking tussen de patiënten van SGE en de stichting kunnen verbeteren. Op dit moment bestaat er samenwerking in een cliëntenraad, in klankbordgroepen (behorende bij de tien gezondheidscentra van SGE) en in zorginnovatieteams. In de dagelijkse praktijk blijkt de rol van de patiënt wel eens onduidelijk. De patiënten krijgen een duidelijke rol in dit onderzoek. Een doel van dit onderzoek is om tot concrete beleidsaanbevelingen en vervolgafspraken te komen hoe de samenwerking binnen de Stichting het beste ingericht kan worden. Een tweede doel is om een in de dagelijkse praktijk werkbare en overdraagbare blauwdruk te ontwikkelen voor andere eerstelijnszorginstellingen en -stichtingen. Voor dit onderzoek ga ik interviews houden met alle samenwerkingspartners binnen SGE (patiënten, zorgverleners, beleidsmakers en managers) en met een vertegenwoordiger van de Nederlandse Consumenten en Patiënten Federatie. Daarnaast ga ik mono- en multidisciplinaire focusgroepen houden waarin alle partners deelnemen. Mijn motivatie om dit onderzoek tot een succes te laten worden, is erg hoog. Ook binnen de stichting merk ik een grote betrokkenheid bij dit onderzoek. Tot maart 2013 zal ik daarom met veel plezier werken bij Huisartsgeneeskunde en Stichting Gezondheidscentra Eindhoven. Open deuren Dynamisch! DOOR LILIAN AARTS, ONDERWIJSCOöRDINATOR VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Personeelsmanagement was een uitdaging voor mij toen ik drie jaar geleden begon aan mijn nieuwe taak als onderwijscoördinator bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. We hebben te maken met bezuinigingen, een langdurige vacaturestop en curriculumherzieningen. Toch is het weer gelukt om alle onderwijs te organiseren. 10 op één lijn 41 3e uitgave 2011 Dit studiejaar zijn zoals altijd 40-45 huisartsen actief betrokken bij het onderwijs Geneeskunde in Maastricht. We hebben het dan over rollen als tutor in jaar 1 en 2, coach in jaar 3, deelname planningsgroepen en de 10 weekse HAB (Huisartsbegeleider) rol tijdens het coschap in jaar 5. Het Onderwijsinstituut stuurt ons in het voorjaar de zogeheten onderwijsaanslag. Het gaat hierbij om een structurele totaalvraag aan onderwijsrollen ter hoogte van 11 fte’s die ook door het Onderwijsinstituut gefinancierd wordt. Het betreft rollen in het curriculum Geneeskunde, AKO (4-jarige master tot arts-klinisch onderzoeker), ITM (International Track Medicine) en Gezondheidswetenschappen. Inmiddels maakt het contact met onze docenten essentieel deel uit van mijn weekinvulling. Ik werk 4 hele dagen waarop docenten vaak even binnen lopen. Die momenten vind ik heel waardevol, je leert docenten kennen en waarderen, vooral ook als persoon. Samen met kamergenoot Laury de Jonge, sectorhoofd basiscurriculum, probeer ik alle persoonlijke affiniteiten en ambities van onze huisartsdocenten te integreren in hun onderwijstaken. Er is ruimte voor inhoudelijke herzieningen van programma’s zodat de huisarts in een zo vroeg mogelijk stadium van de opleiding geneeskunde in beeld is en blijft. Onderwijs moet vooral leuk zijn! Docentprofessionalisering kan ondersteunend en stimulerend zijn voor een docent om een bepaalde lijn binnen haar of zijn professionele carrière in onderwijs uit te zetten. De professionaliseringsactiviteiten zijn erop gericht de onderwijsinhoudelijke en didactische competenties van docenten te ontwikkelen. De laatste 2-3 jaren merken we dat huisartsen die stoppen met patiëntenzorg in hun eigen praktijk, zeer gemotiveerde onderwijsgevers zijn. Zij putten uit een enorme jarenlange ervaring en dat spreekt de studenten enorm aan. Daarnaast proberen we de jongere, moderne huisarts enthousiast te krijgen om docent te worden zodat de club docenten gevarieerd blijft in brede zin. Naast de organisatie van het onderwijs in Maastricht door huisartsen, is het praktijkonderwijs (stages Huisartsgeneeskunde) mijn tweede uitdaging, aangezien er heel veel soorten zijn. Al deze studenten lopen vroeg of laat binnen hun opleiding stage binnen de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Ik zal geen cijfers noemen, maar duidelijk is wel dat het totale aantal studenten binnen de diverse stagegroepen blijft groeien. De komende jaren staat ons een toename van 15% van het aantal studenten Geneeskunde te wachten. We praten dan over 400 studenten die allemaal opgeleid moeten worden tot basisarts. En met goede rolmodellen wil een hopelijk groeiend aantal van deze studenten zich later specialiseren tot huisarts (met alle consequenties voor het benodigd aantal opleiders). Zonder opleiders geen onderwijs! Waar het aantal deelnemende huisartsen aan het coschap de laatste jaren afnam door o.a. allerlei veranderingen binnen de praktijkorganisatie, zien we dit jaar een voorzichtig stijgende lijn. Gelukkig maar. Dat betekent immers dat we onze ‘vaste’ opleiders niet bij herhaling vragen er vooral ‘nog een extra’ te nemen. Aan welke toverformule deze stijging te danken is weet ik niet. Ik geloof niet in magie, dat is immers gezichtsbedrog. We stelden jullie huisartsen heel wat vragen over al dan niet deelname aan onderwijs en/of onderzoeksactiviteiten binnen de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Ik vind het vooral interessant te weten waarmee we u als huisarts zouden kunnen prikkelen. Waarmee kunnen we jullie blij maken? Intern zien we optimale inzet van beschikbare opleidercapaciteit als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Samen met mijn collega’s van de Huisartsopleiding bespreken we zaken als de doorstroom: welke opleider heeft voldoende ervaring en ambieert een aios in de praktijk? Hoe pakken we dit samen aan om verlies aan co-plaatsen tot een minimum te beperken? Opleiders die even geen aios in de praktijk hebben (zwangerschapsverlof aios) gaan we steeds vaker enthousiast proberen te krijgen om (weer eens) een co te begeleiden. In het verlengde hiervan ligt het zogeheten aios-co model, waarbij de aios de begeleiding van de co overneemt van de opleider. Door efficiency en innovatieve modellen, proberen we de bezetting van de huisartspraktijk als voorziening zo optimaal mogelijk te benutten. Terugkijkend over de afgelopen 3 jaren vind ik dat de rol van onderwijscoördinator goed bij mij past. Ik houd van kritisch kijken naar bestaande zaken en ga problemen of veranderingen niet uit de weg. Ik pak ze aan en liefst zo snel mogelijk. Met dat tempo heb ik wel geleerd een beetje op te passen, niet zozeer omdat organisatorische veranderingen meestal van diverse factoren afhankelijk zijn, maar deels ook uit zelfbehoud. Voor je ’t weet wil je teveel tegelijk, doseren is ook een kunst. Persoonlijke contacten zijn voor mij heel waardevol. Communicatie is ontzettend belangrijk. Per mail kan een mens snel en veel zaken doen. Goed persoonlijk contact onderhoud je door regelmatig samen aan een tafel te zitten, door een goed gesprek te voeren met een kop koffie erbij. Mijn deur staat in elk geval open, koffie is er altijd, iedereen is welkom. 11 op één lijn 41
Pagina 12
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Vanuit het onderwijs Wij zijn de basis DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM & HUISARTS IN ELSLOO Het nieuwe curriculumjaar 2011-2012 kende een onstuimige start. In maart kondigde het college van bestuur een algemene vacaturestop af. Naast deze vacaturestop zullen nog meer bezuinigingsmaatregelen gaan volgen. De sector onderwijs kenmerkt zich door een verwacht aantal personeelswisselingen bij de docenten. Hoewel het totaal aantal docenten telkens een kleine toename laat zien, vertrekken jaarlijks 4-5 docenten, vaak vanwege een toename van praktijkwerkzaamheden of verhuizing. Tegelijkertijd is er ook altijd nieuwe aanwas. Dit zijn dan zowel jonge klaren voor kortere of langere tijd ervaring op willen doen in onderwijs, met name het begeleiden van een groep coassistenten. Daarnaast is er ook een vaste groep ervaren huisartsen die aan het eind van hun huisartscarrière behoefte voelen om door het geven van onderwijs kennis over te dragen. Behoorlijk dynamisch dus, zo schrijft ook onderwijscoördinator Lilian Aarts in dit nummer van op één lijn. In die dynamiek wringt ook de schoen bij een vacaturestop. Gelukkig is de financiering van onderwijsrollen vrij simpel: in principe worden we voor alle rollen waarvoor we gevraagd zijn betaald. Daardoor kon met extra motivering ook dit jaar weer de formatie sluitend gemaakt worden. Helaas gaat dit minder op voor ontwikkeling van nieuwe rollen of projecten. Zo las u in juni over een pilot patiëntcontact in het derde jaar. Deze is inmiddels van start gegaan, en hoewel de eerste evaluatie positief zijn was het onzeker of de financiering wel tijdig rond zou zijn. Nieuwe ontwikkelingen, evalueren en aanpassen van beproefde onderwijsactiveiten blijven noodzakelijk. Mieke Winten schrijft in dit nummer haar ervaringen met het herzien van de GEZP-stage, de succesvolle 18 weekse stage in het 6e jaar van de geneeskunde opleiding. Docenten zijn het fundament, ook voor het geneeskundeonderwijs. Immers, vrij naar cabaretier/ arts Ernst van der Pasch en het lied dat hij voor de huisartsenmanifestatie schreef: ‘Wij zijn de basis, het fundament. Wij zijn de docent die iedereen kent.’ Nieuwe GEZP1 coördinator Veel voldoening om kennis en ervaring uit de praktijk over te dragen DOOR MIEKE WINTEN-HUISMAN, COöRDINATOR GEZP Terug naar HAG Toen ik in 2008 om gezondheidsredenen genoodzaakt was om na 30 jaar mijn loopbaan in de huisartsenpraktijk in het Gezondheidscentrum Neerbeek te beëindigen, keerde ik terug naar de vakgroep huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht. Naast mijn praktijk had ik daar 12 20 jaar onderwijservaring als inhoudsdeskundige bij de terugkomdagen van de huisartsopleiding. Gynaecologie en oogheelkunde waren mijn differentiaties in de praktijk en ik ontwikkelde hiervoor onderwijsprogramma’s voor de aios. 1 GEZP – Gezondheidszorgparticipatie op één lijn 41 3e uitgave 2011 Toen mij werd voorgesteld om Huisartsbegeleider (HAB) bij de coschappen huisartsgeneeskunde te worden, heb ik dat met beide handen aangegrepen. Het geeft erg veel voldoening om mijn kennis en ervaring uit de praktijk over te dragen aan de studenten. Ik ben heel enthousiast over het huisartsenvak en denk dit als rolmodel uit te stralen op de jongere generatie. De terugkomdagen probeer ik te verlevendigen met talloze voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. Zorgstage jaar 6 in de huisartspraktijk: GEZP1 Het kon haast niet uitblijven dat er meerdere taken werden aangeboden. Zo werd ik vorig jaar gevraagd om het coördinatorschap van de GEZP over te nemen van Laury de Jonge. Het was voor mij een volstrekt onbekend terrein, waar ik me langzaam maar zeker vertrouwd mee heb gemaakt. Wat houdt het in: 6e jaars studenten lopen 18 weken een semi-artsstage in een specialisme naar keuze, waaronder huisartsgeneeskunde. Daarnaast doen ze een 18-weekse wetenschapsstage, WESP2 genaamd. Huisartsgeneeskunde biedt ook WESP-stages aan waarop studenten kunnen solliciteren. Voor de AKO3-studenten is er een combistage, waarbij de zorgstage gecombineerd (en gecomprimeerd) wordt met de wetenschapsstage. De GEZP huisartsgeneeskunde is bedoeld voor studenten die twijfelen over hun specialisatiekeuze. Soms hebben zij het coschap in een solopraktijk gedaan en willen ze ervaren hoe het vak wordt uitgeoefend in een andere setting zoals een groepspraktijk of gezondheidscentrum. Ook komt het voor, dat studenten zich afvragen of ze kunnen omgaan met de onzekerheden, die zo karakteristiek zijn voor dit vak. Het management van een praktijk komt wat meer in beeld tijdens deze stage, zodat studenten kunnen toetsen of zij dit een aantrekkelijke kant van het beroep vinden. Om aangenomen te worden voor de GEZP moeten de studenten solliciteren bij mij. Er zijn 2x3 plaatsen per jaar en nog eens 3 AKO-plaatsen. Deze stages vinden plaats in academische huisartspraktijken. Het verschil met een coschap HAG is, dat de student 5 dagen per week aanwezig is, eigen spreekuren draait, meer verantwoordelijkheid krijgt en de consulten zelfstandiger uitvoert, uiteraard nog steeds onder supervisie. We verwachten, dat de student een chronische of terminale patiënt gedurende de hele stage begeleidt. Er wordt aandacht besteed aan categorale spreekuren, multidisciplinaire besprekingen en meerdere ANW diensten samen met de opleider. Verder krijgt hij opdrachten met betrekking tot in de onderwijsdoelstellingen geformuleerde thema’s, waarbij de praktijk van de zorg wordt gespiegeld aan wetenschappelijke literatuur. Naast een schriftelijke verslaglegging wordt over het betreffende onderwerp een presentatie gehouden. 2 WESP – Wetenschapsparticipatie 3 AKO – Arts Klinisch Onderzoeker, studenten met een biomedische vooropleiding die hun 4 jarige master volgen bij Geneeskunde Wat is nu mijn taak? Ik selecteer de sollicitatiebrieven en voer de sollicitatiegesprekken tweemaal per jaar. Ik beoordeel de protocollen waarin de student zijn motivatie en leerdoelen formuleert en ik organiseer de terugkomdagen gemiddeld eenmaal per 4-6 weken. Hier vindt uitwisseling van ervaringen in de praktijk plaats en worden casus rond een bepaald thema besproken. Tot slot ben ik het aanspreekpunt voor zowel student als opleider wanneer er problemen zijn. Recent ben ik bezig geweest met de inhoudelijke revisie van de GEZP. Dit heeft geresulteerd in extra nadruk op het volgen van de chronische of terminale patiënt, waarbij meer aandacht moet uitgaan naar de rol en samenwerking van de diverse hulpverleners rondom de patiënt zoals huisarts, verpleegkundige, maatschappelijk werker, fysiotherapeut, apotheker, maar ook de mantelzorgers en last but not least de partner en kinderen. Ook de impact van de ziekte op werk, sociale context en invloed op de toekomst neemt een belangrijke plaats in. Verder kunnen de studenten als leerdoel kiezen spoedeisende zorg, GGZ in de praktijk of preventie, afhankelijk van de mogelijkheden die de praktijk biedt. Al met al houden de GEZP-studenten me doorlopend bezig en begeleid ik hen met veel plezier. Na deze stage is het voor de meesten in elk geval zeer duidelijk of zij binnen de huisartsgeneeskunde hun toekomstige beroep zien. 13
Pagina 14
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Onderwijsprijs Beste HAB-schap coschappen jaar 2011-2012 DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Ze worden weer uitgereikt in december: de onderwijsprijzen namens de belangenvereniging van masterstudenten geneeskunde Pulse Master vroeger Ko-beraad geheten. Het gaat om de prijs voor beste clinici van het jaar (2010-2011) en ook de beste stageplaats. Aan de laatste categorie kan Huisartsgeneeskunde lastig meedoen gezien de lage N voor de verkiezing van één plek, wij hebben heel veel (leuke) stageplekken! We doen wel mee met de verkiezing van de beste Huisartsbegeleider bij de coschappen, de HAB prijs voor de huisarts die in een periode van 10 weken alle deelnemende huisartsen bezoekt en begeleidt inclusief stagelopende co’s. En die co’s, die geven hun rapportcijfer aan iedere HAB. We hebben geen stop meer gedurende de zomervakantie en dat betekent dat er non stop is opgeleid. De laatste groep van het oude jaar waarop de verkiezing betrekking heeft, is op 8 oktober jl afgerond. En toen alle studenten hun cijfers ingeleverd hadden, konden wij de lijst met genomineerden voor deze prijs inleveren bij de organisatie. De namen zijn, in willekeurige volgorde: Mieke Winten Janneke van Drunen Wil Keulers Marleen Koning Het kan zijn dat u sommige namen al eerder hebt gelezen in dit verband en dat klopt. En dat terwijl we een groot aantal HABs hebben. Het betekent dat een aantal van de genomineerden steevast een kwalitatief goede prestatie levert en dat blijft bijzonder, zo vinden ook de studenten die hun inzet zo hoog waardeert. De genomineerden scoorden allen hoger dan een 8,8 en de winnaar scoorde zelfs een 9,2 gemiddeld. In het eerste nummer van 2012 zullen wij de winnaar bekend maken. Wordt vervolgd. Nascholing vanuit onderzoek Erfelijke kanker in de spreekkamer DOOR ISA HOUWINK, HUISARTS EN ONDERZOEKER De focusgroepen met huisartsen en experts op het gebied van onderwijs over genetica vonden twee jaar geleden plaats. Toen werd duidelijk wat de behoeften zijn op het gebied van genetica in de huisartsenpraktijk. Nu komt de nascholing naar de huisarts toe. We hebben in samenwerking met het NHG een mooie nascholing georganiseerd. Wij zijn op zoek naar huisartsen die aan deze nascholing willen meedoen. U krijgt onderwijs op maat over genetica dat direct toepasbaar is in de dagelijkse huisartsenpraktijk. Cursusdata De cursus wordt in Limburg georganiseerd in samenwerking met de RHZ Heuvelland. De cursusdata in Limburg zijn: 10 januari 2012, 12 januari 2012, 10 april 2012, 19 april 2012 Accreditatie is aangevraagd voor 7 uur (incl. spreekuurbezoeken en de online toetsen). Indien u de internet-PIN Erfelijke kanker ter voorbereiding ook afrondt, ontvangt u 2 punten extra. http://nhg.artsennet.nl/scholing.htm Als u nog vragen hebt: Isa.Houwink@hag.unimaas.nl of e.houwink@vumc.nl 14 op één lijn 41 3e uitgave 2011 Nascholing 'Hoe meer ik weet, hoe meer ik wil weten' DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, NASCHOLINGSCOöRDINATOR HUISARTSGENEESKUNDE We zien een trend: er wordt de laatste jaren minder nageschoold dan zo’n 10 jaar geleden en áls, dan wordt er gemultitaskt: liefst in de eigen regio een paar uur scholen en afspraken maken met collega’s, netwerken en even gezellig samen zijn. Daar is niets op tegen, maar soms is er wellicht behoefte aan een degelijke cursus over één onderwerp. De UM zou daarbij de regio graag de hand reiken. Cursussen die verdieping en training beogen worden op verzoek door ons ontwikkeld en voor zorggroepen e.a. gegeven. Zo is nu een theorie cursus oogheelkunde voor gevorderden ontwikkeld in samenwerking met de Stichting Onderwijs Oogheelkunde aan Huisartsen in Nederland (www.stoohn.nl). Nog altijd draaien de inmiddels gerenommeerde cursussen: summercourse palliatieve zorg, Lucht voor Limburg, en chronische pijn. De Masterclass diabetes kan op verzoek per regio worden gedraaid en aan de wensen aangepast. Zie daarvoor ook de site van TopEvent www.topevent.nl De NHG-UM kaderopleiding hart- en vaatziekten Start haar derde ronde (K3) in september 2012 Wie zich wil laten inspireren door heel enthousiaste en ambitieuze collega’s moet een kaderopleiding volgen. NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek DOOR LUC GIDDING, PROMOVENDUS HAG EN DEELNEMER De Opleiding tot Huisarts Onderzoeker bestaat sinds 1993 en is een gezamenlijk initiatief van de vakgroepen Huisartsgeneeskunde van de universiteiten van Maastricht, Amsterdam, Leuven, Antwerpen, Brussel en Gent. Meer recent zijn ook de universiteiten van Düsseldorf, Rostock en Marburg toegetreden. De opleiding is inmiddels een tweejarige NHG Kaderopleiding geworden, bedoeld voor alle professionals werkzaam in de eerste lijn, en dus niet alleen voor huisartsen. Het doel van het eerste jaar is om de kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om op kleine schaal onderzoek te doen en daarover te rapporteren. Na succesvolle afronding van jaar 1 kunnen gevorderden doorgaan richting wetenschappelijke publicatie of promotieonderzoek. In het academische jaar 2011-2012 wordt het eerste jaar ingevuld door een startercursus (3,5 dag) en jaar 2 met drie workshops van ieder tweeënhalve dag. Van 12 tot 15 Kaderopleiding Hart – en Vaatziekten Start Nieuwe Groep 5 September 2012 Meer info op www.hag.unimaas.nl/hvz (Lorem Ipsum Dolor) En met liefde voor het hart is de keuze voor de kaderopleiding hart- en vaatziekten snel gemaakt. Er zijn inmiddels 17 kaderhuisartsen HVZ klaar (K1) en 20 bijna klaar (K2, april 2012). Ik ken niemand die spijt heeft gehad van deze ‘investering’. De kaderhuisartsen zijn erg gewild: voor allerlei onderwijs en overleg worden ze gevraagd. Ze vormen – verenigd binnen de NHG-expertgroep HartVaatHAG – inmiddels een hecht team. Het wachten is nu op K3 die start in september 2012, De inschrijving daarvoor is geopend. Zie www.hag.unimaas.nl/hvz In het najaar gaat ook een Asclepionleergang cvrm van start. Zie de NHG-site (www.nhg.artsennet.nl/scholing). Deze is bedoeld voor degenen die alleen voor de eigen praktijk of zorggroep en alleen op het gebied van risicomanagement kennis willen verwerven. De leergang is ontwikkeld in samenwerking met de kaderopleiding. Ook de docenten zijn grotendeels dezelfde. Doorlopen van de leergang (3 dagen) geeft geen bekorting van de kaderopleiding. Wel vergt het eerste deel van de kaderopleiding dan minder tijd. School ze!
Pagina 16
3e uitgave 2011 17 september jl. vond in Maastricht de startercursus plaats met aansluitend de gevorderdencursus, zodat deelnemers direct beide konden combineren. De inhoud en opzet van de cursus maakte het goed mogelijk om op een begrijpelijke manier geïntroduceerd te worden in vele elementen van ‘onderzoek doen’. Er leek een directe relatie te bestaan tussen de kwaliteit van de voordrachten en het werken in subgroepen enerzijds en de interactie met en tussen de deelnemers en de prettige sfeer anderzijds. Hoewel we niet zeker weten in hoeverre deze relatie beïnvloed werd door het mooie weer, het lekkere eten en de prachtige omgeving: het Vrijthof te Maastricht. Er werd onder de bezielende leiding van cursusleiders Paul van Royen en Geert-Jan Dinant en de strakke organisatie van Karin Aretz, aandacht besteed aan onder meer het opstellen van onderzoeksvragen, zoeken van literatuur, statische basisbegrippen en -methodes, soorten onderzoek, het geven van presentaties en het schrijven van wetenschappelijke artikelen. Om het multidisciplinaire karakter van deze Kaderopleiding ook hier te laten terugkomen, hebben we hieronder verschillende impressies van de cursus voor u verzameld: 'Een goede introductie in alle facetten van wetenschappelijk onderzoek. Een absolute meerwaarde vond ik de verschillende (arbeidstechnische) achtergronden en nationaliteiten van de deelnemers.' Joris Linmans, arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker, HAG Maastricht 'As a beginner in primary healthcare research, my thoughts have been that I am ‘far behind the pack’ in medical biostatistics. The feeling that I will never catch up and there is no need even to begin learning some basics in biostatistics. The course proved me wrong and made me realize that there is time to catch up with the pack and I felt like I could have begun learning some basics of biostatics like yesterday.' Mala George, promovendus HAG Maastricht, afkomstig uit Kenia 'Read and Talk of Talk and Read?.... De rode draad die voor mij terug kwam in de onlangs gevolgde cursus binnen de Kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek. Een opleiding, internationaal, met een gevarieerd programma-aanbod om je kennis en vaardigheden te vergroten op onderzoeksgebied. ‘Read en Talk’ geeft goed weer dat je een dynamisch proces volgt als je op kleine, of grote schaal, betrokken bent in of met onderzoek. Lezen (Read) tot je een ons weegt (heeft dit al iemand onderzocht?) nooit stoppen met praten (Talk) om je onderwerp te promoten en je netwerk uit te breiden. Tijdens een lunch ga ik dit gegeven maar eens onderzoeken en begin met mijn ‘Talk’ en yes!, ik krijg een gouden tip om een boek te lezen (Read) over kwalitatief onderzoek. Een van de ‘topics’ waarin ik geïnteresseerd bent. Het werkt! Als groep heerste er een goede sfeer. De deelnemers waren enthousiast en leergierig om veel van elkaar te weten te komen. Op onderzoeksgebied maar ook het persoonlijke tintje werd niet vergeten. De focusgroepen op het eind van de dag zorgden voor goede sparringpartners en leverde nieuwe ideeën en mogelijke wegen om te bewandelen. Al met al kijk ik terug op een mooie week waarin ik nieuwe vaardigheden heb ontwikkeld door een goede diversiteit aan onderwerpen en leraren, leuke contacten heb kunnen leggen en vooral energie om.... to Read and Talk. Thanks everybody!' Helga Liégeois, onderzoeksmedewerker Huisartsopleiding Maastricht Al met al is deze Kaderopleiding een goede gelegenheid om een wetenschappelijke draai te geven aan de nieuwsgierigheid en creativiteit die toch al gemeengoed zijn bij eerstelijns gezondheidszorgprofessionals. Wilt u meer weten over deze Kaderopleiding, kijk dan op de website van het NHG of mail naar Karin Aretz, cursusmanager: Karin.Aretz@maastrichtuniversity.nl 16 op één lijn 41 3e uitgave 2011 Life in Maastricht Doing research and having fun BY MALA GEORGE, KENYAN PHD-STUDENT I am a first year PhD student working in Ethiopia. My PhD research is about improving tuberculosis care in a resource constrained setting. I am also affiliated to CAPHRI School for Public Health and Primary Care, the department of general practice (HAG), Maastricht University. The beginning of my PhD research work was intimidating. I thought that undertaking a PhD research is a really serious issue! A thought of doing research and having fun was just incompatible. But my mentality was changed when I came to HAG in Maastricht. I found out that research can be done just for fun and not necessarily to touch the real world, spanning across the decades. For instance, in my Maastricht office, there was a poster with an abstract: 'The effect of beer ingestion on research ideas and sex appeal of one well-known primary care researcher; study protocol of a non-randomized, open label, totally uncontrolled study.' Reading through this abstract leaves one not only smiling, but also more aware of the importance of creating fun opportunities to make casual conversation out of one’s otherwise ‘serious research’. Thank you guys, now I can have fun with my PhD research. My first stage in preparation for research was just ideal at HAG. I learnt the importance of exploring the research idea, which gave me time for reflection and ‘reading around’ the subject. This presented the best chance of bringing my creativity on the project. Usually you do not get the chance to do this in settings in Africa. The issue is that, it is amazing how the Maastricht research supervision team stayed in close contact with me from the beginning, making sure that I am not overwhelmed with new experimental techniques to learn, instruments to master, theoretical frameworks and novel methodology to become familiar with. Putting in place their network of researchers from HAG to improve my skills and help me realize that at HAG there is no such thing as a researcher who ‘knows it all.’ It has always been a pleasure and moments of experience every time I come to HAG. I had a good opportunity to meet other PhD students with whom I have gained valuable insight on my issues. I learnt from their experience that as a researcher I have to take charge of my research work and professional skills development. Thank you all for willing to share some of your early experiences with me and I hope that you also gained valuable training even to supervise a junior colleague later in your career. Now I am going back to Africa with the confidence that ‘the usual’ citing of references is over as I begin ‘the best’ citing using Endnote and Mendeley. Besides, learning from you how I can do the best literature search as much as possible. Finally, the two months I spend here on my research is worth four months spent in Africa. Why? The working and learning culture at Department of general practice; is ideal for thinking’ time as well as ‘doing’ time. 17 op één lijn 41
Pagina 18
op één lijn 41 3e uitgave 2011 European General Practitioners Research Netwerk Voor iedereen die onderzoek doet in de eerste lijn! DOOR TINY VAN MERODE, HUISARTS EN ONDERZOEKER Sinds 2010 ben ik Nationaal Vertegenwoordiger voor Nederland (in casu het NHG) in het European General Practitioners Research Netwerk (EGPRN). Ik neem deze gelegenheid te baat om iedereen op het bestaan van EGPRN te wijzen, en vooral de mogelijkheden die het heeft voor onderzoekers in de huisartsenpraktijk. De EGPRN bestaat al 20 jaar, en organiseert elk jaar 2 bijeenkomsten ergens in Europa. Deze bijeenkomsten duren 2 volle dagen, waarbij zowel voordrachten als posters rond een bepaald thema aan bod komen, alsook Freestanding papers. Dat wil zeggen dat je ook abstracts kunt indienen wanneer je onderzoek niet onder het thema van die bijeenkomst valt. De sfeer in de EGPRN is heel prettig: er wordt vriendelijk en opbouwend kritiek geleverd, en je kunt ook feedback vragen op je presentatie. Omdat heel Europa vertegenwoordigd is, bestaat ook de mogelijkheid om Internationale samenwerkingen aan te gaan. Veel van de deelnemers komen jaar op jaar terug, omdat het zo prettig was. Nadat ik in 2007 voor het eerst (in Boedapest...het is ook nog eens een heel leuke reisclub!) deelnam ben ik telkens weer gegaan, met als resultaat dat ik nu Nederland vertegenwoordig. De kosten van een meeting zijn zeker niet hoog, en die van het lidmaatschap ook niet. Twee dagen Europese Huisartsgeneeskundige research voor 150 euro! Dan moet je wel lid van de EGPRN zijn (dit kost 180 euro voor 3 jaar en dat is 6 bijeenkomsten voor de halve prijs, en er is ook de mogelijkheid om 1 jaar lid te worden), anders betaal je vanzelfsprekend meer. Een ander voordeel is dat de geaccepteerde abstracts van elke bijeenkomst gepubliceerd worden in het European Journal of General Practice, en dat je ook gratis online access tot dit tijdschrift hebt. Ik ben net terug van de bijeenkomst in Krakau, waar het thema Infectieziekten was. Vanuit Maastricht hield Petra Erkens een voordracht, maar er waren meerdere Nederlandse deelnemers. De organisatie was prima, en we hebben veel opgestoken. De volgende meeting is in Ljubljana (Slovenië), van 10-12 mei 2012. Het thema is Quality improvement in the care for chronic diseases in the family practice with 18 contributions from education and research. De meeting wordt in samenwerking met EURACT georganiseerd. Naast de organisatie in de huisartspraktijk, de rol van een ieder van de medewerkers erin (denk ook aan de praktijkondersteuners) en de al bestaande gestructureerde zorgprogramma’s voor chronisch zieken in al die Europese landen, komen ook de effectiviteit en ontwikkeling daarvan aan bod. Het lijkt me een zeer praktisch onderwerp, waarbij er nog heel wat valt te leren van elkaar. Naast het tweedaagse congres zijn er ook preconference workshops: over ontwikkeling van gevalideerde vragenlijsten, en over hoe kwaliteitsverbetering in de beroepsopleiding vorm kan krijgen. De voertaal van zowel congres als deze workshops is Engels. De deadline voor het indienen van een abstract is 15 januari 2012. Voor verdere informatie kun je de website raadplegen: www.egprn.org. Daarnaast kun je voor vragen ook met mij contact opnemen: tiny.vanmerode@hag.unimaas.nl Het zou voor de EGPRN goed zijn als er uit een land waarin de eerstelijn zo goed ontwikkeld is als in Nederland, veel deelnemers komen naar de bijeenkomsten, en ook als er veel Nederlandse leden zijn. Daarnaast zou ik het zelf erg leuk vinden velen van jullie te zien op volgende bijeenkomsten, het liefst natuurlijk met een leuke presentatie! Eros Bendato heet de bronzen sculptuur en het is gemaakt door Igor Mitoraj in 1999 en staat op het Rynak marktplein in Krakau op één lijn 41 3e uitgave 2011 Voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT De oogst bestaat deze keer uit: SMILE, MUST en … Hartslag! Hartslag? Ja, ‘Hartslag Limburg’, de cardiovasculaire preventietrial die in de regio Heuvelland plaatsvond ruim voordat de CVRM-DBC haar intrede deed. Het is Patrick van Limpt, huisarts in gezondheidscentrum Withuis te Venlo, dan toch gelukt zijn onderzoek naar de meerwaarde van een ‘gezondheidsadviseur’ te publiceren. Proficiat! De ‘gezondheidsadviseur’ was een praktijkondersteuner avant la lettre, die als taak had het cardiovasculair risicoprofiel te completeren, de patiënt ‘op maat’ te adviseren en te begeleiden, en de huisarts in te lichten over de vorderingen van de patiënt. Voor de eerste sessie met de patiënt, die tevoren een vragenlijst had ingevuld, was 45 minuten uitgetrokken, de – maximaal 5 – vervolgconsulten duurden maximaal een half uur. De patiënt kon ook telefoneren met de adviseur. Leefstijladviezen werden gegeven afhankelijk van de prioriteiten van de patiënt. Effecten op cardiovasculaire risicofactoren werden gemeten na 6, 18 en 36 maanden. 1275 patiënten van 34 huisartsen uit 24 huisartspraktijken in Maastricht en omgeving deden mee in deze ‘cluster randomized trial’. Enne, kwam er wat uit? Tja, zowel in de praktijken met als zonder de gezondheidsadviseur waren er (kleine) gewenste effecten op bloeddruk, gewicht, lipiden, etcetera. Echter, de 2-3 sessies (totaal gemiddeld 83 minuten) die de patiënten in de interventiegroep met de gezondheidsadviseur hadden, konden het verschil niet maken. Na 6 maanden was de BMI (gemiddeld 28) 0.2 extra gedaald (gemiddeld 6 ons extra eraf …) en na 18 maanden was het HDL (gemiddeld 1.3) 0.05 mmol/l extra gestegen. De huidige POH heeft natuurlijk langduriger contact met de CVRM/patiënt en haar werkzaamheden zijn ook beter geïntegreerd in de dagelijkse huisartsenzorg. Toch doen studies als Hartslag en Impala (in deze rubriek eerder besproken) uitzien naar gedegen evaluatiestudies – effect en proces – van onze huidige CVRM-inspanningen! [van Limpt] Ramon Ottenheijm, huisarts te Geulle, publiceerde het onderzoeksprotocol van ‘MUST’: de ‘Maastricht Ultrasound Shoulder pain Trial’. Meer dan 200 patiënten zullen op reguliere wijze behandeld worden (corticosteroid-injecties, fysiotherapie, verwijzing ortopeed), maar bij de helft van de patiënten zal gebruik gemaakt worden van de uitslag van een echo van de schouder, bij de andere patiënten niet. [Ottenheijm] 19
Pagina 20
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Marjan van den Akker was betrokken bij weer een analyse van het Eindhovense SMILE-cohort (zie eerdere bijdragen in deze rubriek). De onderzoekers keken naar de samenhang van opleidingsniveau en materiële respectievelijk psychosociale verklaringen voor het niveau van fysiek en mentaal functioneren bij middelbare (55-65jr) en oudere (65+) personen. In beide leeftijdsgroepen waren gegevens van rond de 2500 patiënten voor analyse beschikbaar en men had van veel patiënten ook follow-up gegevens (0-5 jaar, gemiddeld 2.5 jaar). Zoals je kon verwachten, functioneerden mensen met een lager opleidingsniveau zowel mentaal als fysiek minder goed dan mensen met een hoog opleidingsniveau. De verschillen namen echter niet toe in de loop van de tijd. Interessanter waren de materiële en immateriële ‘compensatiemechanismen’. Mensen die het materieel beter voor elkaar hebben, functioneren beter. Van de psychosociale kenmerken dienen vooral genoemd te worden ‘self-efficacy’ en ‘mastery’. Met ‘self-efficacy’ wordt bedoeld de mate waarin iemand gelooft dat hij/zij zelf een bepaald (gewenst) gedrag kan vertonen (‘in je eigen kunnen geloven’); met ‘mastery’ wordt bedoeld de mate waarin iemand gelooft dat zijn/haar gedrag invloed heeft op gebeurtenissen in zijn/haar omgeving (‘geloven dat je gedrag invloed heeft’). Deze twee aspecten van regie voeren over je leven, bleken de initiële verschillen in mentaal respectievelijk fysiek functioneren op basis van opleidingsniveau fors te kunnen verminderen. De auteurs houden een pleidooi om deze kwaliteiten vroeg in het leven aan te leren. [Groffen] • Van Limpt PM, Harting J, van Assema P, Ruland E, Kester A, Gorgels T, Knottnerus JA, van Ree JW, Stoffers HE. Effects of a brief cardiovascular prevention program by a health advisor in primary care; the ‘Hartslag Limburg’ project, a cluster randomized trial. Preventive Medicine 2011 (article in press, doi:10.1016/j.ypmed.2011.08.031). • Ottenheijm RPG, Joore MA, Walenkamp GHIM, Weijers RE, Winkens B, Cals JWL, de Bie RA, Dinant GJ. The Maastricht Ultrasound Shoulder pain Trial (MUST): Ultrasound imaging as a diagnostic triage tool to improve management of patients with non-chronic shoulder pain in primary care. BMC Musculoskeletal Disorders 2011; 12: 154. • Groffen DAI, Bosma H, Tan FES, van den Akker M, Kempen GIJM, van Eijk ThM. Material vs. Psychosocial explanations of old-age educational differences in physical and mental functioning. The European Journal of Public Health 2011; June 6: 1-7. It’s LiFe! Technologie ter ondersteuning van meer bewegen DOOR SANNE VAN DER WEEGEN & RENéE VERWEY, ONDERZOEKERS BIJ CAPHRI It’s LiFe! staat voor Interactive Tool for Self management through Lifestyle Feedback. In het door Zon MW gefinancierde project wordt een instrument ontwikkeld om patiënten met diabetes of COPD te helpen meer te bewegen. It’s LiFe! zal dit instrument ontwikkelen, testen en evalueren. Ook wordt een zorgmodel ontworpen dat gaat aangeven hoe huisarts en praktijkondersteuner zelfmanagement van meer bewegen het beste kunnen ondersteunen en hoe gebruik van het instrument hierbij past. Het gefaseerde project duurt vier jaar in totaal. Fase 1 is bijna afgerond en fase 2 is inmiddels gestart. Tijdslijn en stand van zaken Fase 1 Fase 1 betrof onderzoek naar gebruikersbehoeften. Via een literatuurstudie en kwalitatief onderzoek is onderzocht welke eisen patiënten en zorgverleners stellen aan het instrument. We interviewden patiënten met diabetes en COPD en verschillende zorgverleners zoals huisartsen, POH’s, diabetes- en longverpleegkundigen en fysiotherapeuten. Patiënten zijn positief over de ontwikkeling van het instrument en hebben aangegeven welke aspecten ze belangrijk vinden. Zorgverleners 20 hebben nog twijfels over hun rol bij het gebruik van de technologie. Ze vinden het moeilijk om patiënten te motiveren meer te bewegen, zeker bij ouderen met meerdere klachten. De interviews geven inzicht in de huidige zorg en welke belemmerende en bevorderende factoren voor het gebruik van de technologie er zijn in de praktijk. Een concept zorgmodel wordt momenteel voorgelegd aan een groep experts. Fase 2 Het instrument zal worden getest op validiteit en bruikbaarheid. Tevens zal het zorgmodel in combinatie met het instrument worden getest in de praktijk, waarna eventuele aanpassingen gedaan kunnen worden. De pilot (in drie huisartspraktijken) zal plaatsvinden in maart 2012. Fase 3, gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek (RCT) In de RCT zullen de effecten van het instrument gemeten worden. We kijken naar het effect op fysieke activiteit, mate van behaalde doelen, kwaliteit van leven en de motivatie van de gebruikers. Indien het instrument effectief is, kan deze in uitgebreide vorm bij een bredere groep chronisch zieken worden toegepast. 3e uitgave 2011 It's Life bewegingsmeter It's Life smartphone Ontwikkeling van het instrument Het instrument zelf wordt ontwikkeld in samenwerking met Maastricht Instruments en Sananet. Het is een bewegingsmeter die draadloos verbonden is met een smartphone. De bewegingsmeter heeft de grootte van een luciferdoosje en wordt gedragen op de heup (bv in de broekzak of op de riem). Via een applicatie op de smartphone kan de patiënt de dagelijkse beweging in minuten zien ten opzichte van een persoonlijk beweegdoel, in de vorm van een balk die steeds verder volloopt naarmate het beweegdoel dichterbij is. Dit doel wordt mede bepaald op basis van een voormeting en in samenspraak met de POH. Via de smartphone worden de gegevens doorgestuurd naar Sananet, zodat patiënt en zorgverlener ook via een website kunnen zien hoe het gaat. De server stuurt ook berichten naar de smartphone, bijvoorbeeld als doelen behaald zijn (feedback). Momenteel werken we hard aan de inhoud van de feedback, met de bedoeling om eind 2011 een werkend prototype te hebben. Projectmedewerkers Het projectteam bestaat uit prof. dr. Luc de Witte, dr. Huibert Tange, dr. Marieke Spreeuwenberg. Adviseur: prof. dr. Trudy van der Weijden. Er zijn twee promovenda betrokken bij het project: Sanne van der Weegen en Renée Verwey. Sanne heeft de bachelor Gezondheidswetenschap pen (Bewegingsweten schappen en Bioregulatie) aan Maastricht University gevolgd. Daarna heeft ze de master Sports and Physical Activity Interventions afgerond met een kwalitatieve onderzoeksthesis naar de ervaringen van ouderen met exercise gaming en de vereisten voor implementatie in een verzorging- of verpleegtehuis. Renée is werkzaam als senior verpleegkunde docent bij de Hogeschool Zuyd (master Advanced Nursing Practice). Ze was verpleegkundige in de psychiatrie, daarna heeft ze een eerstegraads docentenbevoegdheid gehaald, een master Online Education and Training gevolgd en twee jaar geleden de master Public Health richting Health Services Innovation bij Maastricht University afgerond. In het project wordt nauw samengewerkt met eindgebruikers. In het kernteam zijn twee patiëntvertegenwoordigers actief: Jos Donkers en Ina van Opstal, verbonden aan het Astmafonds en de Diabetesvereniging Nederland. Meer informatie Heeft u vragen of wilt u zich abonneren op onze nieuwsbrief die ieder kwartaal uitkomt: Sanne van der Weegen s.vanderweegen@maastrichtuniversity.nl Renée Verwey r.verwey@maastrichtuniversity.nl Vooraankondiging Adhesies en de streng-ileus In Nederland worden jaarlijks meer dan 150.000 buikoperaties uitgevoerd. Meestal gaat het goed tot zeer goed. Maar 5% van de patiënten reageert met adhesievorming. De meeste patiënten merken daar niet veel van. Een minderheid heeft obstructieklachten. In het ergste geval treedt er een adhesie-ileus op, ook wel streng-ileus genoemd. Het is waarschijnlijk dat de huisarts met een normpraktijk één patiënt per 4 jaar ziet, die een (dreigende) streng-ileus ontwikkelt. Van chirurgische en gynaecologische zijde wordt er veel gedaan aan adhesiepreventie. Een opvallend initiatief is afkomstig van de stichting Dutch Adhesion Group (DAG) bestaande uit belangstellende specialisten voor dit onderwerp. Zij denken dat er meer winst te halen is, zowel wat de aandacht voor preventie betreft, als ook voor de toepassing van materialen die adhesievorming tegengaan. De ervaring van huisartsen is goeddeels onbekend. Een inventarisatie onder huisartsen kan de gegevens completeren. Dat willen we doen via een internetenquête onder Nederlandse (huis)artsen. Er is een reële kans dat u benaderd wordt om mee te doen. De invultijd van de enquête ligt tussen de 5 en 10 minuten. We hopen op deze wijze het optreden van de streng-ileus en de problemen gerelateerd aan adhesies betrouwbaar in te schatten. Heeft u vragen of opmerkingen, neem dan contact op met: Raymond Leclercq, huisarts np RMFM.Leclercq@hag.unimaas.nl, 043-3882316 of mobiel 06-53191666 21 op één lijn 41
Pagina 22
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Framingham aan de Maas Integraal cardiovasculair risicomanagement geschoeid DOOR ROELF NORG, SENIOR ONDERZOEKER EN HUISARTS IN HAELEN Iedere huisarts en praktijkondersteuner gebruikt hem: de cardiovasculaire-risicotabel. Gebaseerd op een vijftal parameters wordt een inschatting gemaakt van het risico om binnen tien jaar te overlijden aan een hart- of vaatziekte. Met de bekende stoplichtkleuren rood, oranje en groen kan aan de patiënt worden uitgelegd of behandeling van zijn risicofactoren gewenst is. De getallen tonen de patiënt wat het hem/haar oplevert. Met andere woorden: Waar doe ik het voor? De concept-nieuwe richtlijn cardiovasculair risicomanagement (CVRM)1 geeft een aantal nieuwe impulsen aan het gebruik van de risicotabel. De meest in het oog lopende wijzigingen zijn: a. niet alleen het risico op sterfte, maar het risico op ziekte èn sterfte staat in de tabel. b. de tabel wordt ook gebruikt bij mensen met diabetes mellitus type 2. c. de tabel wordt ook gebruikt bij mensen met reumatoïde artritis. d. hij geldt ook voor 70-jarigen. Net als in de huidige richtlijn, dient te worden begonnen met het opstellen van een compleet risicoprofiel (STAP 1). Dat bestaat uit drie onderdelen: vaststellen, vragen en meten. Het complete risicoprofiel bestaat uit 12 items (zie tabel 1): vaststellen leeftijd geslacht familie vragen voeding alcohogebruik lichaamsbeweging roken meten bloeddruk gewicht (BMI) glucose cholesterol nierfunctie Tabel 1, elementen van het risicoprofiel. Vervolgens wordt het cardiovasculair risico berekend (STAP 2). Voor deze berekening wordt de risicotabel (of een vergelijkbare risicocalculator) gebruikt. Het vervelende voor mij als huisarts is dat we geacht worden alle 12 items van het risicoprofiel te inventariseren, terwijl we bij de berekening slechts vijf gebruiken. Bovendien zijn twee van die vijf parameters niet veranderbaar: leeftijd en geslacht. Uiteindelijk houd ik dus 22 maar drie parameters over waarop ik direct kan sturen. Een pluspunt van de nieuwe richtlijn is dat deze het gebruik bij diabeten en mensen met reumatoïde artritis mogelijk maakt. We weten dat deze ziekten het risico sterk verhogen. De richtlijn zegt dat we voor hen 15 jaar bij de leeftijd moeten optellen en de dan gevonden leeftijd kunnen invullen in de risicotabel. Met andere woorden: Gebruik voor de berekening van het cardiovasculaire risico van een 50-jarige diabeet het vakje van een vergelijkbare 65-jarige niet-diabeet. Als huisarts zeg ik dan tegen mijn (jongere) patiënt: 'als je 50 wordt, gaat je vaatbed met pensioen' (uitgaande van de huidige pensioenleeftijd). Dat is een duidelijke verbetering. Maar toch doet het me nog gemankeerd aan. Want wat zeg ik tegen mijn 40-jarige niet-rokende vrouwelijke diabete met een cholesterol/ HDL-ratio van 8, een bloeddruk van 165/90, microalbuminurie en een BMI van 34, die me er fijntjes op wijst dat ik de komende vijf jaar niet moet zeuren omdat ze volgens mijn huidige risicotabel nog in het groene gebied zit? Dat moet, en dat kan beter. De stappen die we in de loop van de tijd gezet hebben, zijn al sterke verbeteringen. We kijken al lang niet meer naar alléén hypercholesterolaemie en alléén hypertensie, maar brengen de verschillende risico factoren samen in het cardiovasculair risicomanagement. Maar het kan beter: het kan i-ntegraler en i-ntelligenter. Geen CVRM, maar iCVRM, met meeneming van andere, relevante risicofactoren. Niet alleen in de aanpak, ook in de uitleg. Dat wordt gemakkelijker als we dat kunnen laten zien in een iCVRMrisicotabel. MUMC en RHZ werken aan de totstandkoming van het grootste diabetesonderzoek in zijn soort ter wereld. Het cohort moet gaan bestaan uit 10.000 mensen uit Maastricht en Heuvelland. Dat is het dubbele van de cohorten in Framingham, waarop de risicotabellen zoals die welke we nu gebruiken, zijn gebaseerd. Een duidelijke ambitie, een duidelijk doel. De Maastricht Studie zal zich nestelen in de Heuvellandse samenleving. Een unieke manier voor RHZ en MUMC om de diabetes ketenzorg internationaal op de kaart te zetten. Op naar Framingham aan de Maas! 1 zie www.cbo.nl 3e uitgave 2011 Terugblik: 6th International Shared Decision Making conference DOOR MARIJE KOELEWIJN, SENIOR ONDERZOEKER EN TRUDY VAN DER WEIJDEN, HOOGLERAAR IMPLEMENTATIE VAN RICHTLIJNEN Gezamenlijke besluitvorming: barrières en tips Wij organiseerden het tweejaarlijkse internationale Shared Decision Making congres van 19 t/m 22 juni in Maastricht. Het thema was 'Bridging the gap between research and practice: patient pull or clinician push?' We hebben nagedacht over de beste manier om gezamenlijke besluitvorming te implementeren in de praktijk. In deze terugblik gaan we in op 2 presentaties over thema’s die voor de huisarts interessant zijn: barrières bij de arts om gezamenlijke besluitvorming toe te passen, en een hulpmiddel voor gezamenlijke besluitvorming in de huisartspraktijk. Barrières bij artsen Professor Hanneke de Haes (VU Amsterdam) ging in op de barrières bij artsen om gezamenlijke besluitvorming toe te passen. Als eerste noemde zij stress. Uit onderzoek blijkt dat informatie geven stressvol kan zijn. Dat geldt te meer als informatie complex is, als het gaat over dingen waar we niet alles van weten, en nog meer als het gaat over dingen die emotioneel beladen zijn. Bij gezamenlijke besluitvorming gaat het vaak om complexe en emotioneel beladen beslissingen. Het gaat om situaties waar het niet duidelijk is wat de beste beslissing is; er zijn meerdere behandelopties en ze hebben allemaal hun specifieke voor- en nadelen. Je neemt ls arts de beslissing want stress is iets dat je liever vermijdt. Tijdsdruk is ook een bron van stress. Als er dan iets nieuws bij, zoals gezamenlijk beslissen, dan verhoogt dat de stress. Een gebrek aan vaardigheden is ook een barrière om gezamenlijke besluitvorming toe te passen. Vooral de vaardigheid om met de patiënt te exploreren wat voor de patiënt belangrijk is. Artsen zijn vaak actieve en energieke mensen die naar een beslissing toe willen. Het kan dan lastig zijn om achterover te gaan zitten en te vragen: vertel nu eens, wat is voor u belangrijk? Het blijkt dat deze vraag in de praktijk nog te weinig wordt gesteld. Dit is een heel andere vaardigheid dan informeren waar je een veel actievere rol hebt. Een derde barrière is dat artsen vaak al een voorkeur in hun hoofd hebben. We weten dat de voorkeur van de arts vaak verschilt van die van de patiënt. Bovendien maken artsen vaak andere keuzes als het om hun eigen zorg gaat, dan de keuzes die ze maken voor hun patiënten. Artsen kunnen nog niet zo goed voorspellen wat hun patiënten kiezen. Je zou dus willen dat ze een zekere neutraliteit hebben, maar dat is lastig. Dat hebben we allemaal: als je ergens van overtuigd bent, is het lastig om dat niet te laten merken. Maar het is een kunst om wel een neutrale houding aan te nemen. Dat is belangrijk omdat blijkt, ook uit onderzoek, dat patiënten toch, zelfs tegen hun eigen voorkeur in, doen wat de arts zegt. In de huisartspraktijk Lyndall Trevena is huisarts en Universitair Hoofd Docent aan de Sydney Medical School in Australië. Zij ziet gezamenlijke besluitvorming als onderdeel van Evidence Based Medicine. Als huisarts heeft ze relatief weinig tijd voor een patiënt. Om gezamenlijke besluitvorming toe te passen, gebruikt ze een ‘clinical framework’ bestaande uit 3 stappen. De eerste stap is Verzamelen. Dit omvat de medische geschiedenis van de patiënt en het doen van lichamelijk onderzoek. Soms is het nodig om in literatuur of richtlijnen te zoeken naar informatie. Daarnaast hoort ook het verzamelen van informatie over de waarden en voorkeuren van de patiënt. Stap twee is Organiseren. Je hebt alle informatie maar die moet georganiseerd worden zodat dat er een beslissing genomen kan worden. De laatste stap is Beslissen. Dit raamwerk sluit goed aan bij de manier waarop huisartsen doen en denken. Anders is de stap Organiseren. Informatie wordt zo georganiseerd, dat het de betrokkenheid van de patiënt bevordert. Zij gebruikt daarvoor drie vragen voor de patiënt: 1. Wat zijn mijn opties? 2. Wat zijn de voor- en nadelen van deze opties en wat is de kans dat ze plaatsvinden? 3. Wat is belangrijk voor mij? Deze vragen helpen om de patiënten meer te betrekken bij de beslissing. In Australië is onderzoek gedaan naar het effect van deze vragen en patiënten bleken meer betrokken te raken bij de besluitvorming. Het aantal opties dat besproken werd, nam toe en ook het aantal besproken voorkeuren van patiënten nam toe. En, niet onbelangrijk: de consultduur bleef gelijk. De presentaties van de keynote speakers vindt u op www.isdm2011.org. Op www.medischcontact.nl vindt u een videoverslag. 23 op één lijn 41
Pagina 24
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Een nieuwe balans met ZEN Wat wilt ú als u terug naar huis gaat? DOOR INGE DUIMEL, SENIOR ONDERZOEKER Ondanks alle goede bedoelingen in de zorg wordt die vraag nog te weinig gesteld aan ouderen die na een ziekenhuisopname weer terugkeren naar hun thuissituatie. Het project ZEN (voluit: Zelfmanagement Empowerment Netwerk-programma) helpt ouderen bij het vergroten van hun zelfmanagementvaardigheden zodat zij op basis van hun eigen wensen en behoeften hun kwaliteit van leven kunnen verbeteren c.q. behouden. Ouderen die na een opname en geriatrische revalidatie weer terugkeren naar huis, hebben het niet makkelijk. Tijdens en na de herstelperiode merken ouderen vaak Zelfredzaamheid Het ZEN-programma is bedoeld voor 75-plussers die vanuit het azM worden verwezen naar de herstelkliniek. Om hun zelfredzaamheid te stimuleren, gaat ZEN nadrukkelijk uit van de doelen die de patiënt zichzelf stelt. Vertrekpunt voor het individueel behandelplan zijn de persoonlijke wensen en behoeften van de oudere zelf. Wil iemand die herstelt van een gebroken heup bijvoorbeeld weer de kleinkinderen van school kunnen halen? Dan wordt op basis van die wens het behandelplan samen opgesteld. De nadruk ligt op wat iemand juist wél nog kan, de restmogelijkheden. Ook krijgt de oudere ondersteuning in dat zij niet meer op het niveau van vroeger kunnen functioneren doordat de lichamelijke gesteldheid achteruit is gegaan. Dat is moeilijk te accepteren. Ze kunnen ervan uit balans raken, en in het uiterste geval gaat dit ten koste van hun autonomie. Het is deze groep ouderen waarop het project ZEN zich richt. Uitgangspunt van ZEN is hen te helpen een nieuw evenwicht te vinden op basis van wat zij wél nog kunnen. Ook worden zij ondersteund in het verbreden van een persoonlijk sociaal netwerk zodat zij leren kwaliteit van leven te ervaren ondanks de aan de leeftijd gerelateerde verliezen. het verkrijgen van inzicht in de beperkingen en resterende mogelijkheden. Het gaat echt om het verbeteren van het vermogen om te gaan met die beperkingen. Daarbij is preventie een belangrijk onderdeel, zodat de oudere en/ of diens mantelzorger weet hoe hij of zij bijvoorbeeld valincidenten in de toekomst kan vermijden. Zelf bijstellen Hoewel zorgaanbieders het beste met hun patiënten voor hebben en ze vaak denken te handelen vanuit de patiëntbehoeften, zie je toch dat vaak nog onbewust vanuit het zorgaanbod gedacht wordt. Het perspectief 24 op één lijn 41 3e uitgave 2011 van de zorgverlener staat nog te centraal. Maar het bevorderen van zelfmanagement betekent bijvoorbeeld ook dat de patiënt zo nu en dan zelf moet ervaren: dit is te hoog gegrepen voor mij. Om hun autonomie te kunnen behouden, moeten mensen soms tegen een grens aanlopen en beseffen: 'dit heb ik niet goed ingeschat. Ik moet het anders aanpakken'. Als zij dat kunnen, zullen zij waarschijnlijk langer in staat zijn thuis te blijven. Dat vergt een omschakeling in de manier van denken, zowel bij patiënt als zorgverlener. Ook voor zorgverleners is het lastig om die omslag te maken want als zij op voorhand aanvoelen: 'dit gaat fout, deze patiënt zal zichzelf tegenkomen', dan willen ze dat voorkomen. Die reactie is goed bedoeld en soms ook deels terecht als risico’s te groot worden, maar het beperkt de zelfredzaamheid, en het leervermogen inzake zelfmanagement van de patiënt. Training De pilot ZEN vond plaats binnen azM Herstelzorg ( julisept. 2011). In januari 2012 gaat het project officieel van start. De ZEN-werkgroep, geruggensteund door de cursisten die al de scholingen volgden, onderstreept het belang van de trainingen: want iedereen praat tegenwoordig wel over zelfmanagement, maar was is het concreet? Hoe bepaal je de mate van zelfmanagement van een oudere en hoe kan men daar op anticiperen? Dat leert men tijdens deze trainingen. Hoe kun je als zorgverlener je gesprekstechnieken aanpassen om de behoeften van de patiënt naar boven te krijgen? Het gaat erom de patiënt een spiegel voor te houden, zodat deze zelf met een oplossing komt voor wat kan en niet kan. Daarnaast leren de zorgverleners ook hoe zij te zijner tijd het ZEN-programma zo efficiënt mogelijk, na ontslag uit de azM Herstelkliniek, kunnen overdragen naar de eerstelijnszorg. Het uiteindelijke doel van ZEN is immers dat de patiënt ook op lange termijn, met de juiste hulp, zo lang mogelijk zijn autonomie kan behouden. Thuis, in de vertrouwde omgeving, omringd door het sociale netwerk en met de bekende huisartsenpraktijk. Met regie over het eigen leven! Vanaf volgende week starten we met nieuwe scholingen Motivational Interviewing en Zelfmanagement (met resp. cursusleiders van Lianne Daemen Trainingen en Vilans). Een daaropvolgende ronde scholingen vindt plaats omstreeks april 2012. Graag zouden we nog meer praktijkondersteuners en huisartsen hierbij betrekken. Scholingen worden u gratis aangeboden, u krijgt een certificaat, en we zijn druk bezig te kijken of we accreditatiepunten kunnen toekennen. Interesse: meld u aan! Wit u meer weten over het project ZEN en/of de scholingen en/of de nieuwsbrief? Neem dan contact op met dr. Inge Duimel-Peeters: inge.duimel@maastrichtuniversity.nl Uit de Huisartsopleiding De opleiding tot huisarts opnieuw beoordeeld DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Dit voorjaar heeft een elektronische enquête plaatsgevonden onder huisartsen in opleiding in Nederland onder de titel: De opleiding tot huisarts opnieuw beoordeeld1. Een aantal uitkomsten wil ik jullie niet onthouden. Dit jaar werden 176 Maastrichtse aios aangeschreven van wie 81% respondeerden. De informatievoorziening scoort hoog t.o.v. de andere instituten in het land. In jaar 1 scoren we 'gemiddeld' op aspecten van het onderwijs door de huisartsopleider (hao). 1 Van der Velden LFJ, Batenburg RS. De opleiding tot huisarts opnieuw beoordeeld. Een onderzoek onder huisartsen in opleiding en alumni. NIVEL 2011. Een PDF bestand is te downloaden op: www.sboh.nl Wij vinden het belangrijk dat aios één op één worden geobserveerd hetzij direct door een opleider, hetzij via video. In Maastricht lijkt vooral de videotoetsing populair. De percentages lijken voor verbetering vatbaar. Ons advies is dan ook dat het faciliteren van observaties door opleiders of het inzetten van video landelijk sterk moet worden bevorderd. In het 2e jaar zijn de aios in de verpleegkliniek, eerste hulp en instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Hier wordt laag gescoord op de frequentie van leergesprekken en patiëntencontacten in bijzijn van de stagebegeleider. Hier ligt nog een duidelijk taak voor overleg met de stageopleiders. 25
Pagina 26
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Wetenschap en onderwijs, maatschappelijk handelen en organisatie scoren onder het landelijk gemiddelde (niet in tabel). Dit betekent dat we de verwetenschappelijking van het curriculum en van de vaardigheden van de opleiders moeten versterken. De mate van aandacht tijdens de terugkomdagen is gescoord voor specifieke onderwerpen. Het aanleren van praktische vaardigheden scoort laag maar niet zo laag als het farmacotherapeutisch onderwijs, dat landelijk nog slechter scoort. Hierbij moeten we ons afvragen of dit aan het programma ligt of dat het onderwijs niet op de praktijk aansluit. Omgaan met klachten en/of fouten en omgaan met disfunctioneren van collega’s scoren hoger dan in 2005 maar zijn nog te laag. De organisatorische aspecten van de zorg zoals omgaan met zorgverzekeraars, boekhouding, zelfstandig ondernemerschap scoort slecht, zowel in Maastricht als de andere instituten. Het is de vraag in hoeverre dat tijdens de opleiding gegeven moet worden. Leiden we op tot een goede hidha of waarnemer of moeten afgestudeerden kennis hebben alsof ze meteen praktijkhouder van een huisartsenpraktijk worden na afstuderen? Mijn conclusie is dat deze enquête waardevolle informatie geeft. Een aantal punten had al onze aandacht. Voor de huisartsopleiders betreft dit evidence based medicine, coachen en observeren; en voor de stagebegeleiders didactische training in het leergesprek. Een aantal zaken zullen we daarnaast ook landelijk moeten bevorderen door een beroep op gelden vanuit Huisartsopleiding Nederland. Enquête-item Score Maastricht Aantal aangeschreven aios Aantal respondenten Informatievoorziening 176 143 (81%) % aios (Zeer) goede informatievoorziening over opzet van de drie opleidingsjaren samen (Zeer) voldoende geïnformeerd over wijze waarop voortgang van aios wordt beoordeeld 84% 85% Jaar 1 De hao integreert standaarden, richtlijnen en gegevens uit wetenschappelijk onderzoek in het onderwijs De hao besteedt in het onderwijs aandacht aan afstemming van zorg en kosten (% aios ‘(zeer) eens’ ingevuld) Observeren aios Opleider aanwezig in spreekkamer Jaar 1 Jaar 3 Video-opname en nabespreking Jaar 1 Jaar 3 Frequentie leergesprekken/patiëntencontacten in bijzijn stagebegeleider in zowel acuut, chronisch en psychisch blok jaar 2 (% aios ≥1 per maand) Aandacht besteed tijdens terugkomdagen Aanleren van praktische vaardigheden Farmacotherapeutisch onderwijs Omgaan met klachten en/of fouten Omgaan met disfunctioneren van collega’s Organisatorische aspecten van de zorg % aios ‘(zeer) eens’ 65% 53% % aios ≥1 per maand 39% 48% 72% 72% 49% % aios ‘te weinig’ 47% 54% 28% 47% 65% Score landelijk 1.627 1.301 (80%) % aios 68% 73% % aios ‘(zeer) eens’ 67% 53% % aios ≥1 per maand 55% 59% 66% 58% 51% % aios ‘te weinig’ 47% 60% 27% 56% 73% 26 op één lijn 41 3e uitgave 2011 Puntig Warme vragen DOOR FELIX PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING Zaterdagmiddag: fijn mijn nieuwe Mac installeren! Maar jeetje, wat werd het een ramp. Nog nooit kostte het migreren van de gegevens van mijn oude Mac naar de nieuwe, mij zóveel kruim. Als ik aan het einde van de middag voor de vierde keer naar de helpdesk bel, vraagt de medewerker hoe ik eraan toe ben. Ik sta perplex. Na urenlang ploeteren sondeert Apple mijn gevoel! De dinsdag erna, op een terugkomdag, vertelt een aios hoe zij in het verpleeghuis voor het eerst heeft moeten besluiten om een van de bewoners niet meer verder te behandelen. 'Het was heftig, juist ook het besef dat je toch ergens over leven en dood beslist.' Na een paar seconden stilte buitelt de groep over haar heen. 'Maar ze had toch een bezinking van meer dan zeventig?' 'Heb je een foto van haar longen laten nemen?' 'Ze wilde het toch ook zelf?' Ik rem dan de trein en focus op datgene wat ze eigenlijk te berde bracht: het omgaan met de grote verantwoordelijkheid die je draagt als arts. Later op de dag toont een ander nog een video van een lastig consult. Al vanaf de eerste handdruk zien we een jonge man die lijdt onder de recente breuk met zijn vrouw. De aios doet zijn best om te achterhalen wat de diagnose moet zijn, maar als toeschouwer zit je op het puntje van je stoel, uitziende naar wat primair medemenselijk gevoel, een simpele stilte of een aardig gebaar. Het is enigszins karikaturaal wat hier ik beschrijf en bovendien zijn de laatste twee situaties gefingeerd. Maar ik voer ze op met de bedoeling om koude van warme vragen te kunnen onderscheiden. Koude vragen zijn overwegend inhoudelijk van aard en vaak op kennis c.q. onderscheid gericht. Het zijn goede vragen, behalve waar ze de stilte willen vullen en de naaktheid van het bestaan. In dat geval voel je je als patiënt toch echt niet gehoord en zoek je je heil maar verderop in het medische circuit. Warme vragen daarentegen richten zich doelbewust op de mens in de ander en het leven wat hij leidt. Deze vragen zijn persoonlijker, durven een onverwacht antwoord aan en reizen met de ander mee. Zij zijn minder op informatie dan op nabijheid gericht en hoeven niet altijd in de open vorm te worden gesteld. Ik wil niet verhullen dat ik van die warme vragen hou, mits de context daartoe aanleiding geeft. Dat laatste is niet altijd gemakkelijk in te schatten, zeker niet als de eigen onzekerheid ons parten speelt. Maar het is mijn overtuiging dat een aangeboden cure of care dieper reikt en effectiever is als zij, waar geëigend, warm durft te zijn. De mens is betekenisvoller dan alleen zijn medische kwaal en hij of zij reikt ons altijd twee adressen aan. Op ons rust de taak om op het goede moment bij de juiste deur aan te bellen. 27
Pagina 28
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Wisseling van de wacht Er zijn veel moeilijke en bevredigende taken naast het huisartsenvak DOOR GERARD BENTHEM, SCHEIDEND COöRDINATOR VAN DE HUISARTSOPLEIDERS UM Het zijn voor mij achteraf gezien heel opmerkelijke ervaringen geweest om boven de leeftijd van vijftig jaar een aantal besluiten te nemen, die mijn beroepsleven een behoorlijke draai hebben gegeven. En achteraf gezien ben ik er buitengewoon tevreden over. Ik heb de opleiding gedaan tot NHG-supervisor en ben fulltime gaan werken voor de UM en heb mijn praktijk overgedragen aan mijn collegae in Roermond. In Roermond heb ik mijn werk als huisarts altijd gecombineerd met taken voor de Universiteit Maastricht. De samenwerking met collega’s in het veld en medewerkers van de Universiteit is mij goed bevallen en ik heb dit altijd stimulerend en complementair gevonden. Fulltime werken bij de Universiteit opende nieuwe wegen naar uitdagingen. Ik werd me meer en meer van bewust dat er veel moeilijke en bevredigende taken zijn naast het huisartsenvak. Ik verdween uit de frontlinie, zoals ik het voor mezelf formuleerde, maar bleef wel actief als huisarts. Ook liep ik tegen mijn beperkingen aan en dat is ook goed. Ik ben niet geschikt voor wetenschappelijk schrijfwerk en onderzoek hoewel de eerstelijns psychiatrie nog steeds een belangrijke plaats in mijn denken inneemt. Later ben ik meer en meer voor opleiders gaan doen, eerst in de samenwerking met Math Muris en Paul Ram en in 2005 heb ik de functie van opleidercoördinator van Paul overgenomen. Het was in een tijd die langzamerhand rijp werd voor veranderingen en die nog wel zullen doorgaan. De opleidingspraktijk kreeg meer en meer de erkenning die ze verdiende als belangrijkste plaats voor het opleiden van aios. Het is de werkplaats waar je als aios het vak moet leren van alle praktijkervaringen en waar een goede opleider de ontwikkeling van de aios maximaal kan ondersteunen. Ik ga vanaf 1 januari 2012 minder werken en wil vooral meer aandacht besteden aan mijn kleinkinderen, maar ik blijf nog wel actief voor Maastricht en in Utrecht bij huisartsopleiding Nederland, waar ik ook een dag in de week voor werk. Ik wil verder vooral bezig zijn met de inhoudelijke zaken. In Utrecht ontwikkel ik samen met anderen een vervolg op de Beekbergen cursussen. Het gaat om cursus voor ervaren opleiders uit het hele land. Daarnaast blijf ik actief met het geven van supervisies, intervisies en begeleidingen aan huisartsen. Stijn de Vries neemt nu het stokje van me over en ik ben vol vertrouwen dat het opleidercoördinaat bij hem in goede handen is. Hij heeft al jaren meegewerkt in het opleidersteam, hij is ingewerkt en zelf een betrokken huisarts, opleider en staflid geweest. Ik wil alle mensen en vooral opleiders bedanken voor de plezierige samenwerking, die soms ook spannend was. Daarnaast wil ik de staf bedanken voor de samenwerking en hun inzet voor opleiders. 28 op één lijn 41 3e uitgave 2011 Wisseling van de wacht Een opleider is primair een goede huisarts DOOR STIJN DE VRIES, NIEUWE COöRDINATOR VAN DE HUISARTSOPLEIDERS UM Mijn laatste dag als huisarts in de praktijk was 31 oktober 2011. Mijn laatste patiënte was een mevrouw van 54 jaar met buikklachten sinds een week. E-regel: nog onbegrepen. P-regel: exp, revisie bij aanhouden klachten. Een echte huisartspatiënt. Na bijna 33 jaar praktijk ben ik gestopt als huisarts. Ik heb al die jaren gewerkt in Groepspraktijk het Roosendael in Roermond. Na een periode als huisartsopleider (het is leuk om te zien dat meerdere ex-AIOS van mij nu zelf opleider zijn) ben ik in 2001 mijn tijd gaan verdelen over de praktijk en de huisartsenopleiding. Ik heb veel groepen begeleid als HAB en ben de laatste 5 jaar ook lid van het HAO-team. Per 1 november ben ik HAO (HuisartsOpleiders)-coördinator geworden, de opvolger van Gerard Benthem. Ik neem met enige weemoed afscheid van de praktijk. Het voelt wat vreemd om een punt te zetten achter het werk dat ik zolang gedaan heb en waarvan ik vind dat ik het goed kan. Wie zich onderhand afvraagt wie er achter het toetsenbord zit: ik ben Stijn de Vries, trotse vader van 3 volwassen dochters en wonend in Roermond. Mijn vrije tijd besteed ik aan roeien en muziek maken (saxofoon). Het laatste half jaar ook aan mijn verhuizing, naar een oud verbouwd klooster in Roermond dat nu bewoond gaat worden door niet-religieuzen. Gerard Benthem heeft hiervoor beschreven hoe zijn visie en aanpak geweest is van onze doelgroep, de Maastrichtse opleiders (die overigens tegenwoordig voor een groot deel uit Brabant komen). Ik neem van hem een goedlopend HAO-team over en een doordachte visie op het praktijkonderwijs die rekening houdt met de veranderingen in huisartsenpraktijken. Ik deel Gerards visie op het praktijkonderwijs: een opleider is primair een goede huisarts. Daarbij beheerst hij of zij gaande de rit steeds meer opleiderscompetenties. In de opleidingspraktijk hebben veel hulpverleners met de AIOS van doen: de PO, de doktersassistente en de collegahuisartsen. De opleider houdt het overzicht en betrekt anderen bij onderwijs en beoordeling. Voor de toekomst heb ik op dit moment geen plannen voor belangrijke beleidswijzigingen. Het mijn plan om kennis te maken met de nieuwere opleiders. Ik verwacht dat we actiever worden in Eindhoven, zowel voor AIOS als voor opleiders. Een mogelijk andere ontwikkeling is dat de scholing van opleiders uitgebreid gaat worden. Ik kijk uit naar de komende jaren, en terugkomend op mijn begin, de positieve keerzijde van het stoppen als huisarts is dat ik nu nog maar één baan heb. Er is me verteld dat dat rust zal geven... 29
Pagina 30
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Ex aios: hoe vergaat het ze? ‘Het bevalt u hier wel, hè dokter?!’ DOOR JELLEKE CONSTEN, HUISARTS IN HEERLEN ‘Bent u mijn nieuwe huisarts?’ ‘Graag!’ antwoord ik. Vanaf 1 juli heb ik mijn eigen spreekkamer. Nog vlak voor het eerste spreekuur heb ik het naambordje van Ben van der Werf van de spreekkamerdeur gehaald. Slechts de collectie miniatuur Ferrari’s verraadt de identiteit van de vorige eigenaar. ‘Ik moet wel een beetje aan u wennen, dokter van der Werf kende me al 30 jaar…’ ‘Ik moet ook een beetje aan u wennen, dat kost tijd.’ Nu is het moment om veel tijd en energie te investeren in het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de patiënt. Het voelt geweldig dat niet alleen ik, maar ook de patiënt investeert in die relatie. Bij het praktijkhouderschap komt meer kijken dan patiëntenzorg alleen. Ik voel me ook ondernemer en werkgever. Wat te denken van contracten met verzekeraars, functioneringsgesprekken met assistentes en een nieuwe website. In onze maatschap, Jeanine Pluijmaekers, Jan en Esther Palmen en ik, kunnen we deze taken verdelen. Als ‘startende huisarts’ zie ik ook nieuwe mogelijkheden in de praktijk. Het waarnemerschap bood me de unieke gelegenheid een kijkje te nemen in de keuken van andere huisartspraktijken in Zuid-Limburg. Vaste overlegmomenten, triage en het uitbreiden van de activiteiten van assistentes zou ik graag willen implementeren in onze praktijk. Vakinhoudelijk bezig zijn kan ook buiten de spreekkamer op veel verschillende manieren. Als lid van de Ardennencommissie, is het mijn taak de Ardennencursus, een jaarlijkse meerdaagse nascholing voor en door huisartsen, bekendheid te geven onder de ‘startende huisarts’. De bijeenkomsten van dit uitzonderlijke gezelschap omvatten meer dan het uitwisselen van kennis en ervaring alleen. Betrokken zijn bij de organisatie van het NHG congres 2012 met als thema ‘de nieuwe huisarts’, biedt me de gelegenheid in bredere zin met de toekomst van het huisartsenvak bezig te zijn. ‘Het bevalt u hier wel, hè dokter?!’ ‘Ja, ik denk dat ik blijf!’ Ardennencursus De Ardennencursus biedt je de mogelijkheid in een groep van ongeveer vijftien personen na te scholen en in drie dagen 21 nascholingspunten te verzamelen. Daarnaast kun je tijdens een boswandeling of onder het genot van een glas wijn collega’s ontmoeten en je netwerk uitbreiden. Aan de hand van uit het dagelijks spreekuur gegrepen casus discussiëren huisartsen over vijf verschillende 30 onderwerpen. De inhoudsdeskundigen kunnen bijsturen en verhelderen. De cursus die in april en mei 2012 vier keer plaatsvindt zal de volgende onderwerpen bevatten: het afwijkende kind, personeelsmanagement, seksualiteit, hemato-oncologie en hand- en polsklachten. Meld je aan op www.ardennencursus.nl 3e uitgave 2011 In de leer Huisarts in spé(culum) DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, EERSTEJAARS AIOS Als pas begonnen huisarts in opleiding denk ik te begrijpen wat artsen bedoelen met de uitspraak: ‘je hoeft niets te leren, alleen áf te leren’. In onderstaand geval; de sterke drang naar diagnostische zekerheid. In het eerste leergesprek met mijn opleider kreeg ik de waarschuwing vooral geen voorbeeld aan zijn ‘tijdsefficiënte’ consulten te nemen. Ik moest de ruime tijd die je als AIOS krijgt benutten om patiënten uitgebreid te onderzoeken. Pech voor het 15-jarige meisje dat na dit advies op mijn spreekuur verscheen met fluorklachten. Ze dacht er waarschijnlijk met mondelinge diagnostiek vanaf te komen, maar was niet gewaarschuwd voor de huisarts in opleiding. Ik durfde bij de nabespreking met de opleider niet aan te komen zonder haar goed te hebben onderzocht. Waarbij kwam dat ik tegen een enorme onzekerheid aanliep. De klacht van het meisje paste anamnestisch volledig bij een candida-infectie. Tóch wilde ik precies weten wat het probleem was, waar het exact vandaan kwam en ik wilde alle 38 differentiaaldiagnoses die door mijn hoofd vlogen, volledig uit kunnen sluiten. En dat alles liefst binnen een week: cito diagnose aub. Zo maakte dit meisje prematuur kennis met de eendebek. En tot overmaat van ramp volgden ook de swab en cervixbrush, want deze dokter in spé vond het aspect van de portio verdacht. Waarop ik mezelf moet becommentariëren dat ik niet weet hoe ik het in mijn hoofd haalde om met mijn minieme cervicale voorervaring te denken dat ik deze portio kon beoordelen? Wat vond ik het vervelend toen mijn opleider me naderhand suggereerde dat ik 'best een wat stapsgewijzere aanpak had mogen hanteren'. Mijn benadering was niet verkeerd (lang leve de Maastrichtse gouden regel: eerst positieve feedback voor je iemand de grond in boort), maar het speculum had ook op een later tijdstip uit de kast getrokken kunnen worden. Bijvoorbeeld wanneer de klachten zouden persisteren na behandeling. De les: 'behandel naar de persoon die je voor je hebt'. Vol schuldgevoel betrapte ik mezelf er achteraf op te hopen dat er uit de kweek een afwijking zou voortvloeien. Dan had ik haar dit alles niet voor niets aangedaan. Helaas. Oh nee, ik bedoel: gelukkig. Ze mankeerde niets verontrustends. Maar die zal wel nooit meer terugkomen bij de AIOS dacht ik. Stomverbaasd was ik dan ook toen ze een week later opnieuw bij me op consult verscheen. Notabene voor een buikklacht! Misschien heb ik haar in mijn overdreven behoefte aan zekerheid dan toch minder afgeschrikt dan ik dacht. Of zou ze niet weten dat een correct lichamelijk onderzoek bij buikpijnklachten ook een rectaal toucher omvat? Boek verschenen De redactie kreeg een exemplaar onder ogen van het boek 'De dokter is ook maar een mens; 30 jaar huisarts op het platteland.' De auteur is Joep Jansma, voormalig huisarts te Velden. Zijn praktijk maakte jarenlang deel uit van het netwerk van academische praktijken van de UM. In het kader van zijn afscheid als huisarts schreef hij zijn belevenissen op. Het zijn persoonlijke, soms anekdotische verhalen, die voor veel huisartsen zeer herkenbaar zullen zijn. Het boek heeft ISBN nummer 978-94-90826-00-0. 31 op één lijn 41
Pagina 32
op één lijn 41 3e uitgave 2011 WONCA Europa 2011 Huisartsgeneeskunde – praktijk, wetenschap en kunst DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT WONCA is het academische en wetenschappelijke genootschap voor Europese huisartsen. Van 7-10 september 2011 werd het jaarlijkse WONCA congres gehouden in Warschau, Polen. Het is een belangrijke netwerkgelegenheid voor huisartsen vooral uit Europa. Op uitnodiging van de SBOH en Huisartsopleiding Nederland reisde op donderdag 7 september een groep van ruim 50 opleiders, medewerkers van de instituten en Huisartsopleiding Nederland af naar Warschau voor de WONCA Europa 2011. Preconferentie De groep was nog maar net gearriveerd of ze mocht al aan de slag tijdens de preconferentie voor opleiders, georganiseerd door Huisartsopleiding Nederland. Na korte presentaties van Frank Baarveld (Hoofd Huisartsopleiding Groningen), Alef Rutgers (Voorzitter LHOV) en Angela Evenhuis (medewerker ondersteuning opleiders) was het tijd voor een pittige discussie over de toekomst van het opleiden en het huisartsenvak. Want wat is een goede huisarts? Kunnen we de kwaliteit en continuïteit van zorg garanderen als een huisarts minder dan drie dagen per week werkt? Of moet de toekomstige huisarts de eerste tien jaar verplicht minimaal drie volle dagen per week werken? Wat is eigenlijk de invloed van de opleider op de aios, de huisarts van de toekomst? En, hoe kunnen we de kwaliteit van de opleiders garanderen, wat is daar voor nodig? De discussie maakte duidelijk wat op landelijk niveau de open einden zijn. Voor welke vragen de opleiding staat en hoe complex deze zijn. Daarnaast was de Preconferentie natuurlijk een uitgelezen kans voor opleiders om het eigen netwerk uit te breiden en te horen hoe het opleiden in andere regio’s verloopt. De Maastrichtse delegatie op de WONCA. WONCA congres De nadruk van het congres lag vooral op politieke/ maatschappelijke bewustwording: het nemen van onze verantwoordelijkheid als huisarts om de kernwaarden van de huisartsgeneeskunde waar te maken en ‘equity in health’ na te streven. Kernwaarden Huisartsgeneeskunde De SBOH organiseerde een Nederlandse workshop over de kernwaarden huisartsgeneeskunde in een discussie aan de hand van stellingen. Deze waren: • De huisartsopleiding leidt op tot waarnemers en/of hidha. De discussie was complex. Dit komt enerzijds door de opstelling van de markt en sollicitatiecommissies bij vrijgevallen plaatsen bij huisartspraktijken. De vrije plaatsen zijn vaak geen praktijkovername of intrede in de maatschap, maar alleen een hidha. Van de andere kant vonden aios dat het onderwerp praktijkmanagement te weinig aan bod komt in de huisartsopleiding. Men was tevreden over het aanbod tijdens de terugkomdagen maar miste het oppakken hiervan door de eigen opleider. Is het antwoord meer training voor opleiders of leer je praktijkmanagement het best nadat je bent afgestudeerd als huisarts? Paul Ram hield een gloedvol betoog over de intrinsieke motivatie van de aios om expertise op dit vlak te ontwikkelen. • Een huisarts is 3 dagen per week aanwezig. Hiervan werd gesteld dat dit vooral geldt voor die huisartsen met een eigen, aan hen zelf gebonden populatie (die dus praktijkhouder zijn). Bereikbaarheid via moderne communicatiemiddelen buiten de praktijkaanwezigheid (e-mail, sms) werd aanbevolen. • De duur van de opleiding moet langer. Argumenten vóór waren aansluiten bij de lengte van de opleiding van specialisten en Europese harmonisatie. 32 op één lijn 41 3e uitgave 2011 Gelukkig wist Jettie de Bont (bestuurslid bij de LHV) vanuit haar lidmaatschap van de UEMO (Europese LHV, zoals zij het samenvatte) in te brengen dat Nederland sterk vast blijft houden aan de driejarige opleiding. Dit had voor haar te maken met de hoge kwaliteit van de Nederlandse Huisartsopleiding. Deze vindt, zoals bekend, plaats in twee van de drie jaar in een praktijk van een huisartsopleider. Zij verwees naar de zogenoemde Educational agenda van Euract ter onderbouwing van de Nederlandse kwaliteit. Zie voor dit rapport bij: www.euract.eu onder publication. Europese Definitie Huisartsgeneeskunde In een uiterst levendige workshop zijn twee belangrijke thema’s aan de Europese definitie Huisartsgeneeskunde toegevoegd: 'patient empowerment' en 'quality improvement'. De definitie moet algemeen gelden voor heel Europa maar tijdens de workshop deed vooral de tekst over patient empowerment veel stof opwaaien. Deelnemers uit Israël vreesden een totale 'anarchy' als de patiënt veel voor het zeggen zou krijgen. Er ontstond een soort Lagerhuis-werkvorm, die verfrissend werkte. Met een paar aanpassingen werd de voorliggende tekst goedgekeurd en is de Europese huisartsgeneeskunde weer een 'characteristic' rijker. Quality improvement vond sneller de instemming van de deelnemers. Het is geen typisch kenmerk van huisartsgeneeskunde, vandaar dat we het hebben ondergebracht bij de competenties van huisartsen. De aanpassingen zullen worden gepubliceerd op de website van Euract (www.euract.eu). Canada Vanuit Canada werd gerapporteerd over de herziening van hun 2-jarige huisartsopleiding. Zij brengen het concept terug naar drie C’s: competentie, centraal in de huisartspraktijk, en continuïteit in leren en praktijk, zie verder: www.cfpc.ca\Triple-C/ De volgende WONCA conferenties zullen plaatsvinden: 2012 5-7 juli in Wenen 2013 2014 2015 2-28 juni Wereld Wonca in Praag 2-5 juli Lissabon Istanbul Huisarts op een andere stoel Van huisarts naar actrice DOOR IRIS VAN DER DOES, ACTRICE 'Neeeee! Dat is bizar!' roept hij uit: 'ik ben 37, loop nu coschappen en wil huisarts worden!' Wij kijken elkaar lachend en onderzoekend aan. Een toevallige ontmoeting in een stemmenbureau in Amsterdam: Een ex-huisarts die op 40-jarige leeftijd actrice is geworden en een ex-cabaretier die bezig is met zijn opleiding tot basisarts: precies het omgekeerde verhaal! Een uitwisseling volgt met alle voor’s en tegen’s met als gemene deler de liefde voor de mens en de zin om vol energie al het nieuwe onder de knie te krijgen. Mijn week als actrice zag er dit keer als volgt uit: Op donderdagochtend als eerste de bewuste stemmentest, vervolgens moest ik meteen door naar een casting voor een commercial, allemaal in Amsterdam. Thuis met de jongste zoon (13) zooltjes ophalen. De volgende dag op 'werkbezoek' naar het toneelstuk 'De Vrek' van Toneelgroep Amsterdam. Op zondag repeteren wij voor de eenacter 'Kwelling' van Herman Heyermans op mijn oude acteursschool en de maandag struinde ik op de Noordermarkt om kleding hiervoor te bekijken en heb ik de flyer besproken met een collega. Dinsdag was de acteursmiddag op Akerendam, het assesmentburo waar ik als trainingsacteur werk en vervolgens ging ik meteen door voor een kledingdoorpas naar Studio Nieuw West want, hiephoi, ik ben het geworden bij die commercial! Op woensdag de hele dag opnames, met stylisten, een in elkaar getimmerd callcentrum, eindeloos bijpoederen en wel 30 keer dezelfde 2 zinnen herhalen tot ze helemaal zijn wat de klant zoekt! De dag erop was rustig, lekker thuis de jongens opvangen, verhalen horen en tijd om te schrijven. Sinds 2005 ben ik niet meer werkzaam als huisarts. Na mijn studie in Leiden, mijn opleiding tot huisarts in Maastricht, enkele jaren waarnemen in het heuvelland, heb ik 5 jaar gewerkt in dienst van Joke Lanphen, een huisarts te Blaricum. Alles was geregeld, mijn 2 jongens hadden een goede oppas, Koo werkte in een prettige maatschap als radioloog en ik parttime, in een schitterend geoutilleerde, moderne praktijk. Ik vond alles vanaf de coschappen spannend, uitdagend, zwaar en ontroerend. Maar … tot die tijd had ik nooit langer dan een jaar ergens gewerkt! Nu kon ik zo tot mijn 65ste doorgaan als ik dat zou willen! Tja … en dan dringt tot je door dat dat misschien helemaal niet is wat je echt wilt: De overvolle spreekuren, te weinig tijd om iedereen goed te 33
Pagina 34
3e uitgave 2011 onderzoeken, altijd dat knagende gevoel om vooral niets te missen (wat je natuurlijk toch overkomt!), de discrepantie tussen theorie en praktijk, mede door mondige patiënten, de continue druk van de overheid om te bezuinigen, veel negatieve energie, uiteindelijk woog dit niet op tegen de mooie momenten, de bijzondere ontmoetingen en de dankbaarheid voor goede zorg. Het huisartsenvak paste minder goed bij mij dan ik had gedacht en het werd tijd te gaan onderzoeken hoe ik dat kon veranderen: Moest ik meer bestuurlijk werk doen of onderwijs gaan geven? Kon ik het calvinistische gevoel en kwetsbaar durven en moeten reageren. Teksten analyseren, scènes spelen, improviseren. Ik kom uit een familie vol artsen en ook mijn schoonvader was huisarts, maar de reacties van hen en die van vrienden en collegae waren over het algemeen positief: 'Wat dapper, wat een stap, jammer van het mooie vak, maar spannend voor je! Ohhh, je wilt in GTST spelen, haha, op je veertigste nog ontdekt worden'! Ook kreeg ik veel verhalen van mensen te horen die zelf aan het twijfelen waren over hun invulling van hun toekomst! Een foto van het toneelstuk 'Ontrouw'. Iris staat rechts op de foto. van het zorgen voor een ander loslaten om mij een periode meer op mijzelf te richten? Waar werd ik nou wel blij van, waar haalde ik mijn energie vandaan?! Ik was inmiddels begonnen in een bandje als keyboardspeler en volgde enkele workshops acteren: Zo kwam ik weer terug bij mijn jeugd, waar ik al op de lagere school toneel speelde en op het gymnasium deed ik altijd mee met de jaarlijkse toneelproducties die notabene geregisseerd werden door een hardwerkende internist, professor Erkelens! Dat was een geweldige tijd! Daar lag mijn passie: Ik wilde weer spelen! Met de luxepositie dat Koo het gezin financieel alleen goed zou kunnen onderhouden heb ik de stap durven zetten: Ik stopte met mijn werk als huisarts en ben gestart met een driejarige opleiding aan 'De Lucas Borkel Acteursschool' te Amsterdam: Wat een feest: Met de trein naar A’dam, wandelen over de Zeedijk naar de Nieuwmarkt en met allemaal jonge, gemotiveerde mensen aan de slag: emoties opdiepen, loskomen, niet alleen luisteren en ontvangen maar ook heel direct Nu 5 jaar verder, ben ik werkzaam als actrice: Ik werk bij verschillende bureaus als trainingsactrice en heb in verschillende semi-professionele toneelstukken gespeeld, enkele bedrijfsfilmpjes en studentenfilms opgenomen en jawel een gastrolletje gespeeld bij GTST. Eergisteren is mijn eerste commercial opgenomen en als grote klapper heb ik vorig jaar gespeeld in een professionele toneelproductie 'Ontrouw' met Linda van Dyck, Tom Jansen en Marc Klein Essink, 89 voorstellingen door het hele land! De nieuwsgierigheid naar de mens, de drijfveren van hun gedrag, de kwetsbaarheid, is iets wat zowel bij het huisartsenvak als acteren voorop staat en wat beiden bindt! Ik heb nooit spijt gehad van mijn artsenbestaan. Ik neem er veel van mee in mijn nieuwe leven, maar nu is het tijd om te spelen! 34 op één lijn 41 op één lijn 41 3e uitgave 2011 Bijzonder Bekwaam: DM Apollonius van Memphis: wie kent hem niet? DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIE Tijdens de Hellenistische periode leefde collega Apollonius in wat wij nu Egypte noemen. Zo rond 250 voor Chr. gebruikte hij als kundig arts reeds al zijn zintuigen voor het stellen van zijn diagnoses. Met behulp van zijn smaakpapillen herkende hij, als eerste, patiënten die leden aan 'honingzoete doorstroming', ofwel, in zijn moedertaal, 'diabetes mellitus'. Er moesten hierna ruim twee millennia verstrijken, voordat bij dit ziektebeeld verdere stappen gezet werden. En zo komen we bij het jaar 1989, toen de internisten Rob Heine en Evert van Ballegooie in de Jaarbeurs te Utrecht een congres organiseerden, getiteld 'Diabetes mellitus type 2 in de jaren 90'. Doelgroep: vooral huisartsen. Het was zo druk bezocht en zo’n succes, dat in 1990 een reprise volgde. Ik denk, dat tijdens en door die congressen de aanzet is gegeven voor de migratie van deze ziekte van 2e naar 1e lijn. Handig was ook, dat ongeveer tezelfdertijd praktische glucosemetertjes uitgevonden werden. De huisarts kon aan de slag! Tien jaar later hadden de huisartsen de chronische zorg, en vooral die voor type 2 diabeten, definitief van de tweede naar de eerste lijn gehaald, en inmiddels wordt 80% van alle type 2 diabeten vanuit de huisartspraktijk behandeld. Die zorg bleek echter minstens zo complex als de aandoening zelf. Diabeteszorg hoort weliswaar tot de kerntaken van de huisarts, maar in toenemende mate is duidelijk geworden dat de gebruikelijke huisartsgeneeskundige aanpak voor patiënten met diabetes niet meer volstaat, en dat ketenzorg nodig is. Dat is niet meer door een individuele huisarts uit te voeren. Grootschalige aanpak en samenwerking met andere partijen zijn nodig om ervoor te zorgen dat de unieke waarde van diabeteszorg in de eigen huisartspraktijk voor de patiënten behouden blijft. Om hieraan op een gestructureerde wijze inhoud te geven, werden zorggroepen opgericht met DBC en praktijkondersteuners. Om organisatorisch en inhoudelijk steun te leveren aan deze nieuwe vorm van zorg was er behoefte aan eerstelijns expertartsen. Het Nederlands Huisartsen Genootschap heeft daarom in 2004 in samenwerking met DIHAG de kaderopleiding Diabetes voor Huisartsen opgezet. Kaderhuisartsen zijn de aangewezen personen om de deskundigheid van huisartsen/huisartspraktijken te bevorderen en daarmee de kwaliteit en inbedding van de diabeteszorg in de huisartspraktijk te vergroten. De eerste kaderopleiding DM was een co-productie van de VU Amsterdam (prof. Giel Nijpels), Utrecht (prof. Guy Rutten) en Nijmegen (dr. Wim de Grauw). Deelnemer van het eerste uur was Jan Palmen, huisarts in Heerlen. Jan Palmen Diabeteszorg had altijd al zijn speciale interesse, en in de regio Oostelijk Zuid Limburg bestond behoefte aan een eerstelijnsexpert als adviseur voor de diabeteszorggroep IDITOP. In 2008 werd Palmen in het CHBB geregistreerd als kaderhuisarts Diabetes. Zowel landelijk als regionaal is hij sindsdien buitengewoon actief. Landelijk binnen het NHG, de kerngroep DiHag, de stichting Langerhans en Huisartsopleiding Nederland. Regionaal deel uitmakend van de expertgroep. Concreet: beantwoorden van diabetes/insuline gerelateerde vragen van huisartsen en/of POH-ers via de mail, vraagbaak voor beleidsmedewerkers van de diabeteszorggroep, schrijven en beoordelen van regionale protocollen, ontwikkeling 35
Pagina 36
op één lijn 41 3e uitgave 2011 van een masterclass DM als nascholing voor huisartsen, en last but not least: gastdocent bij de Huisartsopleiding Maastricht sinds 2006. Het door hem ontwikkelde diabetescurriculum voor de derde jaars AIOS wordt uitstekend beoordeeld en dan ook door DiHag gezien als landelijke best-practice. Omdat, als gevolg van het huidige ministeriële beleid, de zorgsubstitutie van tweede naar eerste lijn ter discussie is komen te staan, vroeg ik Jan Palmen, als deskundige bij uitstek, naar zijn visie op de toekomst van hèt succesnummer op dat gebied, de diabeteszorg. Zijn antwoord is duidelijk: 'Ondanks het korte termijn denken van deze minister is het van belang dat de huisarts goed blijft investeren in de structuur en kennis van de DBC gerelateerde zorg. Want als we de patiënt en deze zorg eenmaal kwijt zijn, dan krijgen we die niet meer terug. Er bestaat geen ongecompliceerde diabetespatient. Elke diabetespatient wordt gecompliceerd als je maar lang genoeg de noodzakelijke zorg en interventies achterwege laat. Dat is de boodschap voor de minister: 'pennywise- poundfoolish'. Een voorbeeld: de NHG standaard hanteert een conservatief en terughoudend beleid ten aanzien van de medicatieprescriptie, wat volledig terecht is, zoals het verleden leert. Nieuwe middelen moeten aantoonbaar (EBM) beter zijn dan de oude middelen. Als kaderarts draag ik deze boodschap uit en kom daarbij regelmatig in een conflictsituatie met de tweedelijn (en indirect ook met de farmaceutische industrie). Als ik deze regiefunctie als kaderhuisarts verlies door het beleid van deze minister dan zullen de kosteneffectieve afwegingen vervallen en zullen de kosten stijgen'. Duidelijk is, dat de kaderhuisarts Diabetes Mellitus een gedreven duizendpoot moet zijn. Vervelen zal hij zich nooit, veel voldoening is een vast gegeven. In heel Nederland zijn intussen 26 huisartsen als zodanig geregistreerd, waarvan 10 in Limburg en Noord-Brabant. Bestaat er, gezien die relatief grote vertegenwoordiging beneden de grote rivieren een verband met het wat bourgondischer leven, dat daar geleid wordt? Laten we, in tegenstelling tot de minister, op wat langere termijn denken. Naar verwachting zal het aantal gediagnosticeerde diabeten in 2025 verdubbeld zijn tot 1,3 miljoen. De helft is vermijdbaar door preventie ten aanzien van risicofactoren, de andere helft zal optimale zorg moeten krijgen om complicaties te voorkomen. Op beide fronten zal de kaderhuisarts voorop moeten lopen. Wilt u zo’n haantje-de-voorste zijn, haal dan alle informatie op www.chbb.artsennet.nl En een groot voordeel van de altijd maar voortschrijdende wetenschap: u hoeft uw smaakpapillen niet meer in te zetten voor de diagnostiek! Call for abstracts NHG-Wetenschapsdag 2012 DOOR TRUDY VAN DER WEIJDEN & GEERT-JAN DINANT, HOOGLERAREN VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Met veel plezier mogen we aankondigen dat de Wetenschapsdag 2012 van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) op vrijdag 8 juni in Maastricht zal plaatsvinden. Het inhoudelijke thema is multimorbiditeit. Daarnaast wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan het carrièreperspectief van jonge onderzoekers, met name aiotho’s. De NHG-Wetenschapsdag is bedoeld voor iedereen die geïnteresseerd is in de wetenschappelijke ontwikkelingen binnen de huisartsgeneeskunde: huisartsen, artsen in opleiding tot specialist huisartsgeneeskunde, specialisten ouderengeneeskunde, onderzoekers op het gebied van de publieke gezondheidszorg en de huisartsgeneeskunde, richtlijnontwikkelaars, implementatiedeskundigenen, beleidsmakers, et cetera. Het NHG organiseert de Wetenschapsdag 2012 in samenwerking met de Vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht. 36 Het onderzoek richt zich zowel op het begripskader (hoe moeten we multimorbiditeit zien en begrijpen) en de etiologie (waarom krijgt de ene persoon meer ziekten dan de andere) als op de praktische implicaties (zijn onze richtlijnen wel van toepassing op deze groep patiënten). In de eerste plenaire lezing licht dr. Marjan van den Akker toe binnen welke kaders het onderzoek naar multimorbiditeit wordt verricht. De tweede lezing gaat over innovatieve manieren om nog onbekende combinaties van ziekte beelden aan de hand van gegevens uit (huisartsgeneeskundige) registraties in beeld te krijgen. Bestaat er een verband dat we nu nog niet zien? www.nhgwetenschapsdag.nl evenementen@nhg.org op één lijn 41 3e uitgave 2011 Gezondheidsrechterlijke kwesties Hoe heilig is het beroepsgeheim nog in de toekomst? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE In juli van dit jaar was er veel ophef over het medisch dossier van Tristan van der V. 'de schutter van Alphen aan de Rijn' die 7 doden op zijn geweten heeft. In korte tijd waren er diverse berichten in krant of op internet te vinden, hieronder een samenvatting: Minister Edith Schippers van VWS gaat bekijken of het medisch beroepsgeheim heilig moet blijven of niet. De KNMG vindt niet dat er soepeler met het medisch beroepsgeheim moet worden omgegaan. GGZ Rijnstreek verstrekte het dossier van Tristan van der V. niet aan justitie. 12-07-2011 GGZ Nederland werkt aan een branchecode omtrent uitzonderingen beroepsgeheim Dit is ook het geval bij de zaak rondom Tristan van der V., die in behandeling is geweest bij Rivierduinen. In een reactie zegt Rivierduinen hier het volgende over: ‘Voor de ggz weegt het medisch beroepsgeheim zwaar. Daarom zijn er vanuit de KNMG hier strikte landelijke richtlijnen over opgesteld. Deze richtlijnen voorzien in een afweging tussen maatschappelijk en individueel belang. Het opvragen van het dossier door het OM behoeft altijd een uitspraak van de rechter. Door de Officier van Justitie is gevraagd om het medisch dossier ter beschikking te stellen: Wij hebben daarbij gewezen op de wettelijke procedure. Dit heeft geen vervolg gehad.’ Bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie 14/07/11, Volkskrant: ‘Beroepsgeheim psychiater dient ook het maatschappelijk belang’ Anders dan wordt gesuggereerd staat het beroepsgeheim de medisch specialist niet in de weg om te melden wanneer er acuut gevaar is voor patiënt of omgeving. Er bestaan heldere richtlijnen, onder meer van de KNMG, voor het doorbreken van het beroepsgeheim. De beroepscode voor psychiaters van de NVvP onderschrijft deze richtlijnen. Wel vraagt iedere specifieke patiënt en situatie om een eigen afweging. Het is dus niet mogelijk dit te protocolleren. Het beroepsgeheim is een groot goed en dient zowel een individueel als een maatschappelijk belang, iedereen moet er op kunnen vertrouwen dat wat er bij een arts besproken wordt, geheim blijft en dat dat geen gevolgen kan hebben richting derden, ook niet naar politie en justitie. Wellicht is het verhelderend om het beroepsgeheim hieronder nog eens toe te lichten en te laten zien dat er nu al voldoende mogelijkheden zijn om er op een zorgvuldige wijze mee om te gaan. Het beroepsgeheim bestaat uit de zwijgplicht en het verschoningsrecht. De zwijgplicht houdt in dat er ten opzichte van een ieder gezwegen wordt over alle informatie van de patiënt en het verschoningsrecht houdt in dat er ook ten overstaan van de rechter gezwegen mag worden over alle informatie van de patiënt. Hierdoor heeft de arts ook geen aangifteplicht van een gepleegd ernstig misdrijf, zoals iedere burger dat wel heeft, als hij 37
Pagina 38
op één lijn 41 3e uitgave 2011 dat via de uitoefening van zijn beroep te weten komt. Ook kan er geen inbeslagname van het dossier van de patiënt bij de arts plaatsvinden zonder toestemming behoudens zeer uitzonderlijke gevallen (bijvoorbeeld als de arts zelf dader is, of zaken van zeer uitzonderlijk maatschappelijk belang). Doorbreking beroepsgeheim Hoofdregel bij gegevensverstrekking aan derden: gerichte toestemming van de patiënt of diens vertegenwoordiger is vereist, tenzij: Wanneer mag je als arts nu wel het beroepsgeheim doorbreken1 Situatie Voorbeelden Wettelijke plicht tot verstrekking Verstrekking aan ‘functionele eenheid’ rechtstreeks bij uitvoering van behandelingsovereenkomst betrokken Vervanger van behandelend arts Verstrekking aan wettelijke vertegenwoordiger of gemachtigde, tenzij strijdig met ‘zorg van goed hulpverlener’ Ten behoeve van verweer in klacht-, tucht-, civiele en strafprocedure Situaties waarbij arts in opdracht van een derde onderzoek doet en advies of rapportage afgeeft Gebruikmaking van gegevens voor wetenschappelijk onderzoek, maar alleen in uitzonderlijke situaties Conflict van plichten Als de arts zelf in de problemen komt omdat hij of zij in tweestrijd staat tussen enerzijds het beroepsgeheim nakomen maar anderzijds schade aan een ander voorkomen Melding bepaalde infectieziekten aan GGD Afgeven verklaring van overlijden door behandelend arts aan ambtenaar van burgerlijke stand Melding aangetoonde beroepsziekten door bedrijfsarts aan Nederlands Centrum voor beroepsziekten Verstrekken van aantal declaratiegegevens aan ziekenfonds of zorgverzekeraar (eventueel via ziekenhuis) Collega dienstdoende huisarts, behandelend huisarts, hulpverlener(s) naar wie wordt verwezen, verpleegkundige, doktersassistent, triagist, secretaresse Vertrouwelijke informatie over voorschrijven anticonceptie of abortusverzoek door minderjarige patiënt (leeftijdscategorie tussen 12-16 jaar2). Of verslaglegging in dossier van door een kind gemelde mishandeling door ouder(s) In geval van een claim tegen de arts, kan patiënt gegevensverstrekking aan beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar weigeren, waarbij consequenties van die weigering, zoals het niet of moeilijk kunnen beoordelen van de klacht of claim, uiteraard voor de patiënt zelf zijn Keuringsrapport; keurling heeft recht op eerste kennisneming rapport en beslissing of anderen dit mogen ontvangen met eventuele consequenties daarvan voor keurling (zie art. 464 WGBO) (zie art. 458 WGBO) Een relatie waarbij de ene partner een geslachtziekte heeft maar het niet aan de andere wil vertellen, maar die ander wel mogelijk besmet heeft of de situatie dat iemand op het spreekuur aangeeft dat hij van plan is een moord te plegen of aangeeft een schietincident zoals bij Tristan V. te ondernemen Conflict van plichten situatie Voor deze situaties heeft de eerste hoogleraar gezondheidsrecht Leenen een aantal criteria opgesteld waaraan voldaan moet worden wil je het beroepsgeheim kunnen doorbreken, bijvoorbeeld naar de politie. Te gebruiken (cumulatieve) criteria bij de beoordeling of sprake is van een ‘conflict van plichten’- situatie (Prof. dr. H.J.J. Leenen): 1. alles is in het werk gesteld om eerst toestemming van betrokkene(n) te krijgen (of deze ervan te overtuigen zelf het probleem op te lossen of hulp daarbij te zoeken) en 1 Overzicht beroepsgeheim van de hulpverlener( uit de KNMG richtlijn online contacten) 2 Zie Op een lijn 39, 1e uitgave 2011 2. de hulpverlener verkeert in gewetensnood door het handhaven van de zwijgplicht en 3. er is geen andere weg dan doorbreking van het geheim om het probleem op te lossen en 4. het niet-doorbreken van het geheim levert voor een ander ernstige schade op en 5. het moet vrijwel zeker zijn, dat door de geheimdoorbreking die schade aan de ander kan worden voorkomen of beperkt en 6. het geheim wordt zo min mogelijk geschonden. De arts doet er verstandig aan de overwegingen die hij maakt ten aanzien van het doorbreken van zijn beroepsgeheim te noteren in het dossier. De betrokkene(n) wordt (worden) zo mogelijk geïnformeerd over de 38 op één lijn 41 3e uitgave 2011 geheimdoorbreking. Uit de jurisprudentie is nog een 7e criterium af te leiden; Overleg met een collega. Het kan zijn dat je als arts zo in het conflict van plichten zit dat je de verkeerde beslissing neemt. Al met al voldoende mogelijkheden om een juiste afweging te maken omtrent het beroepsgeheim en het al dan niet doorbreken ervan. Minister Schippers kan haar aandacht beter op andere, voor huisarts belangrijkere zaken, richten. Gegevensverstrekking na overlijden patiënt Hoofdregel: ook na de dood geen verstrekking of inzage tenzij: 1. een wettelijke bepaling daartoe verplicht. Voorbeeld: inzage aan de inspecteur voor de Gezondheidszorg ingevolge artikel 63lid 4 wet BOPZ, of de wet op de lijkbezorging (A en B formulier) 2. veronderstelde toestemming. Daarvoor is nodig een reconstructie van de wil van de overledene: zou deze in het concrete geval toestemming hebben gegeven? Voorbeeld van veronderstelde toestemming: inzage dossier door nabestaande(n) vanwege een erfelijke ziekte of een klacht waarbij geen problemen bij de arts bekend waren tussen nabestaande(n) en overledene bij leven. Bij twijfel over de wil van de overledene dient het dossier gesloten te blijven (tenzij eventueel:) 3. ‘conflict van plichten’ situatie (af te wegen aan de hand van bovenstaande criteria). Het moet dan gaan om zéér zwaarwegende belangen van derden. Voorbeeld: inzage in dossiergegevens door nabestaanden welke informatie geven die voor hen van zeer groot belang zijn en op geen enkele andere wijze verkregen kunnen worden. Inzage vanwege zuiver emotionele belangen zoals rouwverwerking is volgende de rechter onvoldoende grond. Het zal daarbij bijvoorbeeld ook moeten gaan om het indienen van een klacht of een claim. 25 jaar in dienst van overheid en of (Huisartsgeneeskunde) UM Onno van Schayck (hoogleraar) is 25 jaar in dienst is van de Rijksoverheid waarvan de laatste jaren bij de UM. Karin Aretz (onderzoekmedewerker), Geert-Jan Dinant (hoogleraar), Jelle Stoffers en Huibert Tange (beiden Universitair Hoofd Docent) zijn allen 25 jaar in dienst van de UM. Proficiat! Huibert Tange Onno van Schayck Geert-Jan Dinant Karin Aretz Jelle Stoffers 39

Op één Lijn 40


Pagina 2
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2100 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Ria Lumeij, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht, OBS 7654 Fotografie Foto pagina 3 en 4 gemaakt door Sasha Ruland Foto pagina 5 gemaakt door Aktiefoto (Aktiefoto.nl) Foto pagina 12 is genomen tijdens een groot internationaal congres getiteld "In Vitro Diagnostics Technology and Industry Summit 2011" in Shanghai, China. De Maastrichtse Hoogleraar Geert-Jan Dinant hield daar ook een lezing over innovatieve point of care diagnostiek in de eerste lijn. Foto pagina 19 gemaakt door Luc Lodder Deadline volgend nummer 28 oktober 2011, Thema 'Verlies & rouw' © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Maastrichts Mooiste en snelste huisartsen – Priska Israel Ik ben een psychiatroïd – Diederd Kronjee Onderwijs Volop in beweging – Laury de Jonge Derdejaars patiëntcontacten vernieuwd – Caroline Stefens en Ben van Steenkiste Coschap op de schop – Katrien Boots Opleiden van een co door een aios – Petra Steeghs Polyfarmacie Interventie Limburg (PIL); procesevaluatie – Nadinè Visker Samen-scholen – Yvonne van Leeuwen Post-doc onderwijs – Voorlopige resultaten marktonderzoek Medewerkers Stellen zich voor Ria Huijgen Koolen – gedragswetenschapper Paul Schrijver – HAB Jaar 1 Birgit Spoorenberg – HAB (in spé) Acute blok Eva van Eerd – AIOTHO Hanneke Hamers – docent en huisarts in Maastricht Onderzoek De Maastricht Studie – Roelf Norg Uitkomsten Diabetes Monitor – Lieke Raaijmakers Nieuws uit Caphri – Aankondiging Onderzoekers Caphri/Huisartsgeneeskunde in de prijzen Voor u geschreven in Maastricht – Jelle Stoffers Gepromoveerd – Wemke Veldhuizen Huisartsopleiding AIOS referatendag – Frans Schmeetz Nieuws uit de Huisartsopleiding – Jean Muris Ex-aios: hoe vergaat het ze? – Margot Franssen en Coen Bruijns Knäckebröd aan de Maas – Ingrid van der Heijden Touch and go – Felix Punt Gezondheidsrechterlijke kwesties: mag een arts een patiënt weigeren of uit de praktijk zetten? – Arie de Jong 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 12 13 13 14 14 15 16 17 19 19 20 21 22 24 25 26 28 30 2 op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Van de redactie Robijn als wachtverzachter Ja, u leest het goed: een wacht-verzachter. Ik hoorde de term van een praktijkassistente wat sloeg op een digitaal informatiescherm voor patiënten in de wachtkamer. Op één Lijn kan hetzelfde doel dienen, maar dan bedoeld voor de huisarts. Wachten op nieuws, op informatie of op feedback. En Robijn is naast een wasmiddelenmerk, ook een benaming voor een 40 jarig bestaan, of zoals in ons geval, de 40e editie. Vergezocht? Ongetwijfeld, maar dan moet u maar bedenken dat ik dit schrijf terwijl het 32 graden is en mijn airco-op-wielen voortijdig vakantie viert bij de Facilitaire Dienst. De vorige keer vertelde ik u over onze vermeende agorafobie en dat wij een marktonderzoek gingen starten onder huisartsen. Momenteel hebben we een paar honderd enquêtes terug (de reminder loopt nog). We zijn verheugd te zien dat het merendeel van u (85% momenteel) ons blad “Op één Lijn” kent. Of u alles leest, weten we niet, maar we beschikken in elk geval over een bekend medium. Blijf de vragenlijsten terug sturen. Hoe meer respons, hoe beter. Wat wilt u van ons en wat niet? Welke relatie gaan wij in de toekomst met elkaar krijgen? Bent u nu klant van ons, leverancier of beide? Of wilt u onze – al dan niet premature – relatie beëindigen? In dat laatste geval zullen we huisarts mr. Arie de Jong eens vragen of dat zomaar mag?! Wat wij als vakgroep willen, is een betere relatie met het totale huisartsenveld in onze academische regio. Dat betekent vooral dat we ons nog meer gaan richten op huisartsen die nog niets met ons doen. Wie zijn dat, hoe komt dat en wat willen ze? Om ons te helpen bij het uitzetten en uitwerken van een nieuwe koers, gaat de vakgroep samenwerken met de Service Science Factory (SSF). De SSF is een academische werkplaats binnen de universitaire gemeenschap die op multidisciplinaire wijze tracht om innovatieve oplossingen te bieden voor bestaande problemen. Hoofden Job Metsemakers (vakgroep Huisartsgeneeskunde) en Jean Muris (Huisartsopleiding) gaan hier één lijn in trekken. Vanaf 12 september zal dit project gedurende 8 weken lopen. Ondergetekende neemt zitting in die projectgroep. Zoals het een goed zomernummer betaamt, is er volop nieuws over onderwijs in het basiscurriculum, zowel over Jaar 3 als het coschap. Sectorhoofd Laury de Jonge leidt het onderwijsdeel zelf in. Verder: veel nieuwe medewerkers, vooral bij de Huisartsopleiding. Meer aios betekent immers ook meer onderwijs en meer docenten. Uit het lopend onderzoek deze keer wat minder wervende stukjes. Wel resultaten: publicaties (Jelle), een promotie (Wemke), een eindrapportage (diabetesonderzoek) en een grote regionale studie wordt nader belicht: de Maastricht Studie (Roelf). De WESP-en lijken ook last te hebben van de hitte: alleen Nadinè Visker wist op de valreep een stukje over haar onderzoek bij de PIL studie te voltooien. Tot slot de Huisartsopleiding. Hoofd Jean Muris vertelt over de verwetenschappelijking van de Huisartsopleiding en welke initiatieven daarvoor zijn gestart. In het kader van die wetenschap past ook de aios referatendag heel goed. We waren weer blij met de hoge kwaliteit! Naast oer-Hollandse aios hadden we ook een groep Zweedse aios op bezoek. Zweden, EU, Europa: niet veel verschil zou je denken. Laat je verrassen door de prima samenvatting gemaakt door Ingrid van der Heijden. En: niet alleen Arie is terug, maar ook Felix (letterlijk), gelukkig maar. Zij geven het vleugje ‘extra’ aan dit nummer. Net zo als de meer algemene stukjes over hardloopwedstrijd Maastrichts Mooiste (Priska) en de huisarts die op een andere stoel ging zitten (Diederd) en die nu zijn stoel in de huisartspraktijk misschien deels terug wil. Bestaat er zoiets als “Thuis-artsgeneeskunde”? Een fijne vakantie gewenst, ik kom ook graag weer (bij u) terug! Babette Doorn 3
Pagina 4
op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Van de voorzitter Ontwikkelingswerk in Den Haag? DOOR JOB METSEMAKERS, VAKGROEPVOORZITTER EN HUISARTS IN GEULLE Op vrijdag 10 juni 2011 overleed op 78-jarige leeftijd Barbara Starfield. Hoogstwaarschijnlijk overleed ze aan een hartaanval tijdens het zwemmen in haar zwembad in Californië. Voor velen zal de naam Barbara Starfield onbekend zijn, zelfs als ik erbij vertel dat ze kinderarts was, en universiteitshoogleraar aan de Johns Hopkins University Bloomberg School of Public Health and School of Medicine in Baltimore, USA. Barbara Starfield heeft zeer veel onderzoek verricht naar de relatie tussen de organisatie van de gezondheidszorg en de uitkomsten van die zorg. Ze heeft, samen met anderen, keer op keer de effectiviteit aangetoond van een goed georganiseerde eerstelijn met een sterke huisartsgeneeskundige kern. Prima zorg tegen lagere kosten dan gezondheidszorgsystemen waar directe en vrije toegang tot orgaanspecialisten bestaat. Bovendien liet ze zien dat in een dergelijk systeem de burgers ook gelijke toegang tot zorg hadden, en de gezondheidszorg op tal van indicatoren ook beter scoorde als de eerstelijn goed ontwikkeld was. Deze boodschap bleef ze ondanks haar hoge leeftijd uitdragen op veel congressen en bijeenkomsten. Ze leek een fragiele dame, maar ze was zeer helder in haar boodschap die ze aan politici kwam vertellen maar ook aan huisartsen die steun nodig hadden. Ze daagde de huisartsen uit vooral te blijven vechten voor die sterkere eerstelijn met een huisartsgeneeskundige kern, maar benoemde ook de bedreigingen binnen de huisartsgeneeskunde. Ze waarschuwde bijvoorbeeld voor versnippering van zorg door specialisaties in de separate zorgketens voor Diabetes, COPD, Hartfalen ed. Voor veel landen met een zorg die nog sterk gebaseerd is op specialisten en ziekenhuizen, was en is haar boodschap belangrijk. Roemenië is zo’n land. In Roemenië heeft onze vakgroep bijgedragen aan de ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde en vooral aan de versterking van de wetenschappelijke ontwikkeling. De huisartsen in Roemenië staan er slecht voor nu er bezuinigd moet worden in alle sectoren van de maatschappij. Het contract van de regering met de huisartsen moest per 1 juni opnieuw afgesloten worden, en kende weer een daling aan inkomsten. In drie jaar tijd hebben de huisartsen 45% inkomen moeten inleveren. Ze weigerden het contract te ondertekenen. Dat betekende dat patiënten de zorg persoonlijk moesten betalen. Gelukkig steunden de patiënten hun huisartsen en konden deze na 10 dagen een iets minder slecht contract afsluiten. Maar wij hebben toch geen Barbara Starfield nodig met onze sterke eerstelijn en goed georganiseerde huisartsgeneeskunde? Wij hebben de laatste jaren toch onze positie bevestigd gezien in allerlei notities maar ook in de centrale rol in de ketenzorg, de zorgprogramma’s, de transmurale zorg? Akkoord, de minister wil een flink bedrag bezuinigen zonder goede argumenten, maar het is nog geen wegbezuinigen van de huisartsgeneeskunde. Laat er geen misverstand over bestaan dat ik de verbijstering daarover van de LHV en mijn collega huisartsen heel goed begrijp. Maar de minister doet nog iets anders wat helemaal niet uit te leggen is. Iets, wat ik ook nauwelijks kan beschrijven zonder me te verbazen over de stupiditeit van de redenering. De minister knipt de mens op in een somatisch deel en een psychisch deel en zet daarmee de klok 10-20 jaar terug. Wij hebben ons stapsgewijs meer geschoold in de onder kenning van psychische klachten en in de diagnostiek. We weten nu beter de weg in het netwerk van psychische hulpverleners. Daarnaast hebben we dergelijke zorgverleners aan de praktijk toegevoegd. Langzaam hebben we bij onze patiënten die denkbeelden over een scheiding tussen lichaam en geest verminderd. Laten we ook hopen dat het stigma van een psychische of psychiatrische aandoening iets verbleekt is geraakt. Dit ging allemaal beter tot goed, totdat onze huidige minister kwam. Iemand die keihard onderscheid maakt tussen somatische en psychiatrische aandoeningen met de boodschap dat je voor de behandeling van deze psychische en psychiatrische aandoeningen flink de eigen beurs moet trekken. Welke Barbara Starfield kunnen we nu inroepen voor dit ontwikkelingswerk in Den Haag? Is kortzichtigheid nu een somatische of een psychische aandoening? 4 op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Hardloopwedstrijd Maastrichts Mooiste ‘Waar zijn de huisartsen?!’ DOOR PRISKA ISRAEL, DE ENIGE DAME IN HET HAG BEDRIJVENTEAM vlnr. Joost, Priska, Paul, Jochen, Gerrit-Jan en Philippe ‘Waar zijn de huisartsen?!’ Dat gonsde door het publiek totdat het uiteindelijk ook ons bereikte. Wij, de leden van het HAG bedrijfsteam, die al moe en voldaan richting terras waren vertrokken voor de napret. Alwéér, want ook vorig jaar waren we de prijsuitreiking van Maastrichts Mooiste nèt niet mis gelopen. We zijn opnieuw derde geworden! Met dank aan onze snelle jongens: Robert Willemsen, Jochen Cals, Gerrit-Jan Lonkhuyzen en Philippe Hoogsteder. Philippe is nog maar net begonnen met hardlopen en dat belooft erg veel voor onze toekomst. Gerrit-Jan is de stand-in voor Geert-Jan Dinant, die ons dit keer met zijn vrouw, zijn zonnebril en zijn snelle fiets door de prijsuitreiking en fotoshoots heen loosde. Joost Dormans is in één jaar van de 5 naar de 15 km doorgerend! Paul Ram liep, na zijn papieren metamorfose in een 63 jarige vrouw, een prima tijd, nog voor zijn verjaardag. En ik was ook trots op mezelf. We deden dit jaar op zondag 12 juni alleen met één team voor de 15 km mee. Ondanks een emailcampagne en een extra mogelijkheid om niet alleen de 5 en de 15 maar ook de 10 km te kunnen rennen: we bleven met een team van zeven deelnemers. Er kwamen wel veel spijtbetuigingen in mijn mailbox. Het was een mooie dag. ’s Ochtends was er nog een fris windje. We verzamelden ons in de voormalig Platte Zoal, en veranderden in het HAG-team. Na het startschot verspreidden wij ons snel voor en binnen het peloton, in de achterhoede wisselden we nog wat zinnen uit en daarna liep ieder zijn eigen loop, met een laatste ‘high five’. Wij vonden elkaar zweterig en blij terug na de finish! Het was warm. Het was wat stiller, mede door allerlei andere leuke Pinksteractiviteiten. Maar het was ook weer heerlijk. Lekker lopen, prachtig parcours om Maastricht uit- en in te lopen. Dwars door Chateau Neercanne en de Muizenberg op. De eindspurt en/of laatste loodjes over de Maastrichtse kinderkopjes waren wat veel van het goede. Over de eindstreep waren daar ineens nog veel meer hijgerige huisartsen die zich al dan niet achter andere logo’s verschuilden, maar graag hun ervaringen met ons deelden. Erg aangenaam en aan te bevelen: voelen dat je leeft in gezelschap van deelgenoten. Verlanglijstje voor volgend jaar: iedereen doet gewoon weer met ons mee! En wie niet mee rent, die juicht ons toe. We willen graag nieuwe shirts: singlets gezien het warme lenteweer in een opvallender kleur dan donkerblauw. Misschien kunnen we een HAG-kleur-verkiezing houden? 5
Pagina 6
op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Huisarts op een andere stoel ‘Ik ben een psychiatroïd’ DOOR DIEDERD KRONJEE, ALGEMEEN ARTS MONDRIAAN Ik ben een psychiatroïd: een arts met psychiatrische belangstelling. Ik vind het uitdagend als de problemen van de patiënt gecompliceerd zijn. De patiënt met wie het moeilijk praten is, die meerdere symptomen en gezondheidsproblemen heeft of niet doet wat er van een patiënt verwacht wordt. Ik wil mij niet specialiseren in een discipline, bijvoorbeeld psychiatrie. Maar ik wil wel deskundig zijn in de kennis over en de omgang met de psychiatrische patiënt. Ik werkte tot voor kort in de academische huisartsenpraktijk MCWK in Kerkrade. Sinds een aantal maanden werk ik in het algemeen psychiatrisch ziekenhuis (APZ) Mondriaan in Heerlen. Dit ziekenhuis heeft ruim 300 bedden, voor zowel acute en kortdurende opname als langdurig verblijf. Op hetzelfde terrein staan ook klinieken voor kinderen en jeugd, forensische psychiatrie en verslavingszorg; ook daarvan zie ik patiënten. Mondriaan neemt huisartsen in dienst, maar als een huisarts alleen maar werkt in een APZ verliest hij uiteindelijk zijn registratie. En van een algemeen arts werkzaam in de psychiatrie bestaat (nog) geen officiële registratie. Het werk is wel vergelijkbaar met dat van een huisarts in een praktijk. Ik ben de somatische eerstelijn in het APZ. De patiënt kan zelfstandig met mij een afspraak maken. Verpleegkundigen, arts-assistenten en psychiaters kunnen de patiënt naar mij verwijzen of met mij overleggen. Op sommige afdelingen loop ik op een vast tijdstip visite, op andere kom ik zo nodig. De consulten betreffen meestal een kleine kwaal of een symptoom van een chronische aandoening. Maar er zijn ook belangrijke verschillen. Ik zie geen baby’s en kleuters. Het aantal consulten op één dag en de kans op spoedeisende consulten zijn veel minder groot dan in de praktijk. Ik moet kennis hebben over psychiatrische ziektebeelden en hun behandeling. En ik raak steeds meer deskundig op het gebied van bejegening en somatische comorbiditeit van de psychiatrische patiënt en van somatische bijwerkingen van psychofarmaca. Het werk bevalt erg goed, maar ik mis wel de dynamiek van de huisartspraktijk. Daarom wil ik een aantal dagdelen blijven werken in de huisartsenpraktijk. Als bijkomend voordeel behoud ik dan ook mijn registratie als huisarts. Beschouw mij dus niet verloren voor het vak van huisarts, maar als verrijking door mijn werk met psychiatrische patiënten, een groep die in menige huisartsenpraktijk als moeilijk wordt ervaren. 6 op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Vanuit het onderwijs Volop in beweging DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM GENEESKUNDE HAG & HUISARTS IN ELSLOO We zijn volop in beweging. Het aantal onderwijsrollen waarvoor we als vakgroep gevraagd worden neemt nog altijd toe. Gelukkig groeit het aantal docenten dat zich beschikbaar stelt voor het basiscurriculum ook. De huisartsdocent is geliefd, breed inzetbaar en van vele markten thuis. Die multi-inzetbaarheid ondervond ik als observator bij de vaardigheidstoets, waarbij ik me voorbereid had om de communicatieve vaardigheden van vijfdejaars studenten te beoordelen. Vanwege uitval van een collega observator, gaf ik uiteindelijk feedback over de plaats van de proeven van Brudzinski in het neurologisch onderzoek. Brede inzetbaarheid is praktisch en flexibel, maar tegelijker tijd moeten we nadenken of de rollen en taken ook passen in onze visie. Bij grote veranderingen, zoals de huidige curriculumherzieningen op bachelor en master niveau, is het cruciaal te weten waarvoor wij staan. Welke essentiële concepten wil de vakgroep huisartsgeneeskunde brengen in het onderwijs in het basiscurriculum? Natuurlijk kunnen huisartsdocenten medische kennis brengen over diagnostiek en behandeling van kortdurende aandoeningen, over klinisch redeneren onderbouwd met kennis en achtergronden van het therapeutisch proces. Vanzelfsprekend doceren we communicatieve vaardigheden met specifiek focus op vraagverheldering, patiëntgerichtheid en educatie. Maar hoe waarborgen we het concept contextuele geneeskunde, de levenslange episode, in het medische onderwijs? Op welke manier verankeren we kennis over de poortwachterfunctie van de huisarts, de positie en rol van de huisartsvoorziening in de eerste lijn? Met deze concepten in het achterhoofd worden er vanuit de sector onderwijs nieuwe onderwijsactiviteiten ontwikkeld. Dat vereist veel van de vaardigheden van de bedenkers. Zeer actueel is de herziening van de patiëntcontacten in het derde jaar van de geneeskunde opleiding. Caroline Stefens en Ben van Steenkiste schrijven hierover. In plaats van het sturen van studenten naar de praktijken, overwegen we nu om patiënten uit de eerstelijn te werven om als ervaringsdocent naar Maastricht te komen. 7 Katrien Boots, coördinator coschap, vergelijkt het vormgeven van het nieuwe eerstelijns coschap met acrobatiek: het vinden van balans tussen het gebruik maken van beproefde modellen en nieuwe inzichten. Ook in het praktijkonderwijs is er plaats voor vernieuwing. Zo begeleidde en beoordeelde Petra Steeghs als AIOS een coassistent tijdens de laatste maanden van haar huisartsopleiding. Bij al die activiteiten blijven we nadenken in hoeverre de aangeboden stof aansluit bij de behoefte van de student en of de beoogde leerdoelen wel goed uit de verf komen. Hiervoor zijn goede evaluaties onontbeerlijk, en ook dat doen we graag en zorgvuldig. Vernieuwing vergt beweging!
Pagina 8
op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Basiscurriculum geneeskunde Patiëntcontacten huisartsgeneeskunde jaar 3 DOOR CAROLINE STEFENS EN BEN VAN STEENKISTE, DOCENTEN BACHELORONDERWIJS In jaar 3 van het basiscurriculum geneeskunde zijn de huisartspraktijkcontacten weggevallen. Hierdoor maken studenten in hun bachelorfase alleen contact met patiënten in de tweede lijn op zogenoemde onderwijspoli’s. Dit wordt door de vakgroep en de studenten1 als een gemis ervaren. De huisartsgeneeskunde is immers een heel andere tak van sport dan tweedelijns geneeskunde: de context is belangrijker, niet iedere patiënt die komt heeft daad werkelijk iets, veel klachten gaan ook vanzelf over, enzovoorts. Doordat die derdejaars studenten nu niet meer in de huisartspraktijk komen, missen ze deze belangrijke verschillen. Daarnaast krijgen ze ook niets meer mee van de organisatie- en samenwerkingaspecten in de huisartspraktijk die wezenlijk anders zijn dan in de tweede lijn. De studenten hebben bovendien in de evaluatie aangegeven, dat het zien van patiënten bij de huisarts een meerwaarde heeft. Tijd voor actie dus! Binnen het cluster abdomen in jaar 3 gaan we dit jaar een nieuwe variant van eerstelijns patiëntcontacten introduceren. De bedoeling is om de derdejaars geneeskundestudenten met de presentatie van verschillende aandoeningen (in dit geval chronische buikaandoeningen) uit de huisartspraktijk kennis te laten maken. Hierbij vormen de patiëntcontacten het startpunt van het leerproces. De studenten worden naar aanleiding van deze contacten geprikkeld tot het formuleren en uitdiepen van leerdoelen op zowel medisch inhoudelijk als organisatorisch (kwaliteit van zorg) gebied. Contact met ‘echte’ patiënten is belangrijk, liefst al vanaf de start van de opleiding tot aan het behalen van het basisartsdiploma. Deze opdracht uit het raamplan wordt door de universiteiten verschillend ingevuld. Zo zijn er demonstraties van patiënten voor een volle collegezaal (Groningen) en wordt er geëxperimenteerd met live uitzendingen vanuit de spreekkamer (Utrecht). Wij sluiten aan bij reeds bestaande begeleide patiëntcontacten (BPC) van het Skillslab die bedoeld zijn ter voorbereiding op de patiëntcontacten op de onderwijspoli. Met name anamnese en lichamelijk onderzoek staan hierbij centraal. We hebben contact gezocht met het Skillslab en hieruit is een verdere samenwerking voortgevloeid en ontstond er een gecombineerd Skillslab/HAG contact. Hierbij is een ‘echte’ patiënt aanwezig. Tijdens het eerste deel van dit contact zullen de studenten onder begeleiding van een Skillslabdocent leren om een goed gestructureerde anamnese en lichamelijk onderzoek bij de patiënt af te nemen. Naar aanleiding hiervan zal er een differentiaal diagnose gevormd worden. Het tweede deel van het contact zal door een huisarts begeleid worden en hierbij zal er verder ingegaan worden op diagnostiek, behandeling en beloop van de aandoening, waarbij ook een duidelijk accent op zorgaspecten zal komen te liggen. Naar aanleiding hiervan worden er een aantal leerdoelen geformuleerd welke nabesproken zullen worden in de hiervoor bestemde basisgroep met de eigen coach. Mocht u als huisarts na het lezen van bovenstaande tekst denken dat u nog geschikte patiënten weet voor het zojuist beschreven onderwijs (we zijn nog op zoek naar patiënten en ook Engelstalig sprekende patiënten zijn meer dan welkom) aarzel dan niet om contact op te nemen met ons voor meer informatie. Dat kan via het secretariaat onderwijs. Deze pilot zal starten in september 2011 (academisch jaar 2011-2012) en zal na afloop vanzelfsprekend kritisch worden geëvalueerd. Als deze pilot goed wordt geëvalueerd, dan zal bij de overige planningsgroepen van jaar 3 de behoefte gepeild worden om een dergelijk contact in elk cluster van jaar 3 (abdomen, bewegingsapparaat, circulatie/ longen, psychomedisch) in te bouwen. We zijn benieuwd! 1 En door u als huisarts ook, zo bleek de enquête (redactie) 8 op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Leren in één grote lijn Coschap op z’n kop DOOR KATRIEN BOOTS, COöRDINATOR COSCHAP HUISARTSGENEESKUNDE EN HUISARTS IN MAASTRICHT De coschappen gaan ‘op de schop’ … de klinische stages zoals we ze kennen maken op dit moment capriolen aan een rekstok, draaien rondjes, verliezen, ondersteboven hangend, wat ballast uit hun zakken, de grotere zaken blijven in de voering steken en gaan niet verloren. De rondjes gaan sneller, de vlucht wordt hoger... er is ruimte voor dromen en wensen, uitzicht op een blauwe lucht met een witte wolk die nog helemaal gevormd kan worden: maken we er een prins van of een draak? Het coschap huisartsgeneeskunde is nu een tienweekse stage, waarin er wekelijks een facultaire terugkomdag is, begeleid door een huisartsbegeleider. In de huisartspraktijk – de stageplaats – leert de student op patiëntgebonden wijze: van patiënt naar boek, van praktijk naar de theorie erachter. De huisartsopleider heeft hierbij een belangrijke rol als leermeester. Reden om aan de rekstok te willen hangen is de wens om de masterfase van de geneeskundeopleiding vanaf september 2012 een breder en ‘longitudinaler’ aspect te geven. Hierbij wordt als het ware in één grote lijn geleerd en niet in kleine losse vakken zoals nu. De student zal langere tijd op eenzelfde stageplek blijven dan nu het geval is, wat de diepgang in het leerproces ten goede zal komen. De coschappen zullen samengaan in vijf grote clusters, die elk zo’n 14 weken zullen duren en die een vaste volgorde zullen krijgen: alle studenten doorlopen de masterfase dan volgens hetzelfde spoor. Binnen deze clusters zal er aandacht zijn voor leerplannen en portfolio’s. De diverse competenties die in het raamplan zijn vastgelegd (ook wel ‘rollen’ genoemd in de basisopleiding) zullen niet meer per vakgebied aangeleerd en getoetst worden, maar uitgesmeerd worden over de hele masterfase en verdeeld worden over de vijf te vormen clusters. De competentie ‘wetenschapper’ bijvoorbeeld, kan de nadruk krijgen in het cluster ‘beschouwend’ en daar in een bepaalde vorm getoetst worden en de competentie ‘communicator’ kan in een eerstelijns cluster sterker neergezet worden. Dit wil overigens niet zeggen dat communiceren niet meer nodig is in de andere clusters of dat de student mag vergeten hoe hij een referaat maakt wanneer deze opdracht eenmaal is afgevinkt. Huisartsgeneeskunde zal een zeer belangrijk deel uitmaken van het ‘eerstelijns cluster’. Hierbij is de huisartspraktijk de ideale plaats om de student veel en diverse ziektebeelden te laten zien en het scala aan eerstelijns behandelingen. Diverse (tweedelijns) disciplines spelen medisch-inhoudelijk daarbij een rol en er is veel communicatie nodig tussen de diverse disciplines. Het is een uitdaging om buiten het bekende pad van de tienweekse huisartsstage te durven stappen en een nieuwe weg te kiezen: hoe leert een student optimaal in een eerstelijns setting? Hoe groot is de waarde van ‘meekijken’ met een huisartsopleider of (eerstelijns) zorgaanbieder? Wat kan de waarde van werken met beeldmateriaal zijn? Welke lijnen en samenwerkingsverbonden worden er gezocht? Op dit moment werken we samen met de planningsgroep van sociale geneeskunde om een eerstelijns cluster vorm te geven, waarbij er gezocht wordt naar een manier om deze twee disciplines in de juiste verhouding te laten integreren, zonder dat we vervallen in ‘knippen en plakken’. We draaiden al wat rondjes aan de rekstok, lieten onderweg wat vallen en hielden onze ‘core business’ vast in onze zakken. Vervolgens keken we naar de competenties zoals die in het raamplan staan en gaven aan welke competenties wij extra willen belichten. Op dit moment maken wij een begin met het kijken naar de inhoud en de onderwijsvormen die we hierbij willen gebruiken. Een noodzakelijk kwaad is uiteraard de logistiek, want rondjes draaien en staren naar de blauwe lucht mag, maar het moet wel haalbaar zijn. De kunst is om niet na wat rondjes aan de rekstok stil te vallen, naar de grond te kijken en weer op te willen pakken wat er uit zakken viel, omdat dat zo vertrouwd is, maar om naar de lucht te kijken en de prins in de wolk te zien. Op z’n kop is ook: kijk omhoog! 9
Pagina 10
2e uitgave 201 1 AIOS als opleider van een co: werkt dat? DOOR PETRA STEEGHS, OUD AIOS NU WAARNEMEND HUISARTS In de kliniek is het zeer gebruikelijk dat geneeskunde studenten in alle fases van hun opleiding (en zeker in de coschappen) begeleid en beoordeeld worden door een arts al dan niet in opleiding tot specialist (AIOS/ANIOS). Tot voor kort werd de coassistent in de huisartspraktijk uitsluitend begeleid door de huisarts. Momenteel zijn aan verschillende faculteiten (onder andere Rotterdam en Utrecht) initiatieven opgestart waarbij de huisarts in opleiding (=AIOS) een rol speelt in de begeleiding en beoordeling van de coassistenten. Het opleiden van coassistenten door de AIOS in de huisartspraktijk biedt een aantal kansen. Ten eerste heeft de AIOS op deze manier de mogelijkheid om onder supervisie kennis te maken met het geven van onderwijs, hetgeen aansluit bij de competentiedomeinen en eindtermen van de huisartsopleiding. Ten tweede kan het positieve leerklimaat een aanzet zijn tot verdere ontwikkeling van de opleidingspraktijk, waarbij zowel AIOS als coassistenten opgeleid worden terwijl tegelijkertijd de huisartsopleider ontlast wordt. Ten derde biedt het superviseren van het geven van onderwijs ook de ervaren opleider een mogelijkheid zich verder te bekwamen. Petra Steeghs begeleidde enkele weken geleden als eerste Maastrichtse AIOS een coassistent. We vroegen haar naar haar ervaringen. Bij toeval werd in mijn derdejaars opleidingspraktijk een coassistent geplaatst, hoewel er eigenlijk ruimtegebrek was. Vanuit dit gegeven ontstond het idee om de situatie als pilot te gebruiken met het volgende doel: het begeleiden van de coassistent tijdens het coschap huisartsgeneeskunde door de AIOS huisartsgeneeskunde, dit alles onder supervisie van de opleider. Geen nieuw idee overigens, al eerder beproefd, maar nog niet in onze praktijk. Deze vraag kwam dus bij mij, waar ik met al m’n enthou siasme meteen ja tegen zei. De twijfel kwam natuurlijk later: ben ik bekwaam genoeg om de coassistent te begeleiden in zijn/haar leerproces? Hoe doe je dat eigenlijk opleiden? Weet ik wel genoeg, ik ontbeer nog de echte praktijkervaring? Toch wel een beetje eng zo’n pottenkijker! Het meest in het oog springend was de grote hoeveelheid tijd die ik besteedde aan de begeleiding. Doorlezen van 10 het portfolio, leergesprekken, soepels beoordelen en dan de daadwerkelijke beoordelingen invullen en je eigen motivatie bespreken. Dit moeten benoemen maakt je heel bewust van je verwachtingen ten aanzien van een toekomstige collega, in hoeverre je rekening houdt met iemands sterke en zwakke punten, mogelijke allergieën. Misschien nog belangrijker, je houdt jezelf een spiegel voor. Mijn grote voordeel was dat de laatste 3 maanden van mijn opleiding waren aangebroken, waarbij ik veel ruimte kreeg om mijn eigen plan te trekken, en mijn eigen leerproces in de afrondende fase zat, zonder noodzaak van intensieve leergesprekken. Daarbij kende ik de praktijk en de patiënten. Ik heb de tijd kunnen nemen voor de coassistent en het gevoel gehad dat ik haar het mooie van het vak heb laten ervaren. Ten aanzien van het leerproces zal elk individu waarschijnlijk op een andere manier geprikkeld moeten worden. Ik had erg de neiging om lacunes zelf in te vullen en een consult af te ronden, het over te nemen van de coassistent. Dit stapje terug moeten doen en gericht zijn op wat de ‘student’ op dit moment van mij nodig had, is een heel andere manier van werken in de spreekkamer. Als de constructie verder invoering vindt in het basiscurriculum van de huisartsopleiding, dan zou het fijn zijn om hierin onderwezen te worden. Al met al heeft deze pilot mij geleerd te reflecteren op het eigen en andermans handelen, te delegeren en het vak door de bril van een ‘buitenstaander’ te bekijken en een bepaalde verwondering die voor mij al normaal was geworden, opnieuw te beleven. Ik heb het ervaren als leuk en leerzaam en zeker niet meer eng. Voor de toekomst kan ik de constructie warm aanbevelen. Aandachtspunten: • Begeleiding alleen in deze constructie als de AIOS er zijn/haar hoofd vrij voor heeft. Als het leerproces van de AIOS nog veel inspanning vergt, is het niet haalbaar om ook de coassistent voldoende tijd te geven • • Tijdstip van begeleiding bij voorkeur in de laatste 6 maanden van opleiding AIOS Didactisch onderwijs aan AIOS met name over leerprocessen noodzakelijk. op één lijn 40 op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Polyfarmacie Interventie Limburg Een procesevaluatie WESP-STUDENT NADINÈ VISKER. BEGELEIDERS: MARJAN VAN DEN AKKER EN JELLE STOFFERS. Polyfarmacie Interventie Limburg (PIL) In september 2009 is de vakgroep Huisartsgeneeskunde gestart met de PIL studie in 24 huisartsenpraktijken in Zuid-Limburg. Het doel van deze studie is het verbeteren van de kwaliteit van leven door het medicatiegebruik bij ouderen met multimorbiditeit en polyfarmacie te optimaliseren. De PIL studie beoogt een intensieve samenwerking tussen de huisarts, de praktijkondersteuner, de apotheker en de medische specialist. Informatie die tijdens patiëntgesprekken wordt verzameld door de praktijkondersteuner, wordt gecombineerd met gegevens van de huisarts en de apotheker, die op grond daarvan een integraal medicatieadvies maken. Dit wordt vervolgens ‘ter goedkeuring’ voorgelegd aan de specialist. Eventuele wijzingen worden in overleg met de patiënt door de huisarts doorgevoerd. De kwaliteit van leven van de patiënt wordt in kaart gebracht via een vragenlijst. Tevens zal er door de apotheker maandelijks een pill-count gedaan worden, waarbij de patiënt elke maand naar de apotheek komt en lege medicatiedoosjes en -strips meebrengt welke vervolgens geteld worden door de apotheker, om zo de mate van therapietrouw na te gaan. Procesevaluatie Om de resultaten van de PIL studie te kunnen vertalen naar goede patiëntenzorg, is het belangrijk dat de interventie goed in te passen is in de dagelijkse praktijk. Omdat het hier een complexe interventie betreft, is een goede procesevaluatie op zijn plaats om na te gaan of PIL toepasbaar is. Via een procesevaluatie krijgt men inzicht in het verloop van de interventie. Door de ervaringen van de betrokken professionals na te gaan, kunnen knelpunten aan het licht komen, die gebruikt kunnen worden om de interventie te verbeteren of nieuw onderzoek te starten. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek Om een goed inzicht te krijgen in het verloop van de interventie, is gekozen voor een combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Het kwantitatieve onderzoek werd gedaan met enquêtes. Deze werden online verstuurd naar de huisartsen, apothekers en POH’ers die in de eerste interventiegroep zaten. Vragen over tijd, samenwerking, communicatie en het nut van de interventie, zijn in de enquêtes aan bod gekomen. De enquêtes zijn in een kwalitatief onderzoek verder uitgediept met individuele semi-gestructureerde interviews. Resultaten Vooralsnog lijken een goede training, een goede samenwerking en een structurele aanpak tijdens de reviews belangrijke bevorderende factoren te zijn. Belemmerende factoren zijn onder andere de tijd die deze interventie kost en de pill-count. De meeste professionals lijken de intentie te hebben om ook na afloop van de interventie een structurele polyfarmacie interventie voort te zetten. Uit de resultaten van de interviews moet blijken of het de moeite loont alle patiënten van 65 jaar en ouder met langdurig gebruik van 5 of meer medicijnen te evalueren, of dat dit beter bij een gerichte probleemgroep kan. Tevens variëren de meningen van de geïnterviewde professionals over het doen van huisbezoeken sterk (kosten versus baten). Dit geldt ook voor de wijze waarop het contact en de bijdrage van de specialist (is deze altijd nodig of alleen bij twijfelgevallen?) dienen te verlopen. Conclusie Deze polyfarmacie interventie wordt door alle betrokkenen als nuttig ervaren. Er zijn wel belemmerende factoren (zoals grote tijdsinvestering) die de implementatie ervan in de praktijk kunnen bemoeilijken. Er zal worden nagegaan welke adviezen ter verbetering gegeven kunnen worden. Een terugblik op de stage Tijdens deze stage heb ik de beginselen van zowel het kwantitatief als het kwantitatief onderzoek onder de knie gekregen. Tevens heb ik zicht gekregen op wat onderzoek doen binnen de huisartsgeneeskunde inhoudt. Ik heb deze stage ervaren als een leerzame en leuke stage! 11
Pagina 12
2e uitgave 201 1 Nascholing Samen-scholen DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, COöRDINATOR NASCHOLING VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Hebt u ook wel eens oogstgevoelens? Ik had dat gevoel in de Jaarbeurs in Utrecht toen meer dan 30 kaderhuisartsen hart- en vaatziekten, deels nog in opleiding, een congres verzorgden ter introductie van de nieuwe standaard CVRM. Allen leidden een workshop, in groepjes van 3. Karen Konings, zelf kaderhuisarts hart- en vaatziekten, was hoofdorganisator van het congres, samen met onze Maastrichtse hoogleraar Interne Geneeskunde, Coen Stehouwer. Op hem en de aanwezigen hebben de kaderhuisartsen indruk gemaakt. Je ziet dan wat scholing doet. Scholing in inhoud, in kritisch lezen van literatuur en in onderwijs geven. Men wist goed ervaring en bewijsvoering te combineren, inspelend op de vragen uit de zaal. Prachtig. In september 2012 begint weer een nieuwe groep. De inschrijving is nog niet begonnen maar belangstellenden kunnen zich al opgeven bij mij. Het zou mooi zijn als er weer wat meer mensen uit het Zuiden deelnamen, want we kunnen nog best een aantal kaderhuisartsen in die regio gebruiken. Overigens wordt er door de kaderopleiding HVZ ook een NHG-Asplepion-leergang CVRM gemaakt voor degenen die vooral in eigen regio actief willen zijn binnen de zorggroep. Het zal waarschijnlijk een cursus van een week worden, dit najaar of volgend voorjaar. Voor de overige nascholing hebben we nog steeds vooral verdiepingscursussen op het oog. Ik ben bezig met een ronde door de regio om na te gaan wat gewenst is. Eventueel kunnen we binnen het WDH-aanbod een kortdurende sessie organiseren over een onderwerp, bijvoorbeeld gehoorstoornissen en voor belangstellenden, die meer willen dan van A naar B, een cursus van B naar C organiseren. Tot slot: we hebben ook een huisarts-expert genetica in huis, Isa Houwink, die gaat promoveren op: onderwijs in cardiogenetica aan huisartsen. Vragen komen daar aan de orde als: hoe zit het nu precies met belaste families wat betreft hart- en vaatziekten? Wat als verontruste ouders bij je komen, omdat hun zoon net aan de dood door plotse hartstilstand is ontsnapt? Is het erfelijk? Hoe zit het met de andere kinderen? Ook belangstellenden hiervoor kunnen zich bij de vakgroep melden. Yvonne.vanleeuwen@hag.unimaas.nl School-ze! Maar eerst even vakantie. Een goede tijd gewenst. Post-doc onderwijs: Enquête Zoals u in het redactioneel kan lezen, loopt de reminder nog van het vragenlijstonderzoek onder huisartsen in de regio van de Universiteit Maastricht. Wij vroegen ook uw mening over post-doc onderwijs waarbij we hieronder de voorlopige percentages alvast vermelden achter de antwoorden. Het was mogelijk om meer dan 1 antwoord in te vullen. Niet iedere huisarts heeft de vraag beantwoord. Nogmaals, het betreft een voorlopige uitkomst. De vraag was: “De vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht wil het bestaande nascholingsaanbod verrijken met cursussen die ‘diepte ingaan’ en de expertise van de deelnemers daadwerkelijk vergroten. Vindt u dat: • Een goede zaak, omdat het in een behoefte voorziet 56% • Overbodig, want er is al zoveel aanbod 13% • Dit in overleg met de zorggroepen dient te gebeuren (‘on demand’) 40% 12 op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Stellen zich voor Ria Huijgen-Koolen gedragswetenschapper Sinds 1 mei 2011 ben ik als gedragswetenschapper (GW) verbonden aan de huisartsopleiding om derde jaar AIOS te begeleiden en om voor tweedejaars het ‘psychisch blok’ te verzorgen. In 1978 ben ik in Nijmegen als klinisch psycholoog afgestudeerd. Na een aantal jaren gesprekstechnieken aan de universiteit gedoceerd te hebben, ben ik met man en één kind naar Tanzania vertrokken. We hebben daar in een plattelandsziekenhuis gewoond en gewerkt en onze twee andere zonen zijn er geboren. Na terugkeer heb ik van 1983 tot 2007 als eerstelijnspsycholoog en vrijgevestigd psychotherapeut gewerkt in samenwerking met mijn echtgenoot die huisarts is. Met veel plezier heb ik al die jaren dit gevarieerde werk gedaan. In 2005 besloot ik terug naar de collegebanken te gaan om Afrikanistiek in Leiden te gaan studeren. Als secretaris van een stichting bezoek ik Tanzania frequent. Daardoor ontstond bij mij de behoefte aan de universiteit Swahili te gaan studeren. In 2007 heb ik er een project opgezet om een groep jonge Tanzanianen voorlichting over HIV/AIDS te laten geven door middel van “Theatre for Development”. Ik vertaal en analyseer teksten uit deze voorlichting om te achterhalen wat de opvattingen van de bevolking zijn over AIDS en welke rol de taal hierin speelt. De resultaten verwerk ik in een proefschrift. Mogelijk lijkt dit onderzoek iets heel anders dan het werk aan de huisartsopleiding. De grote overeenkomst is voor mij de afstemming op het referentiekader van de patiënt en de grote invloed van taal als communicatiemiddel. Ik kijk graag over grenzen heen om kennis te maken met andere talen, culturen en literatuur. Verder houd ik van klassieke muziek, zowel actief als passief, en ik speel golf om mijn hoofd leeg te maken. De start aan de huisartsopleiding, waarin enthousiaste collega’s me wegwijs hebben gemaakt is veelbelovend. Ik vind het erg prettig mijn werkervaring te mogen vertalen naar het onderwijs. Paul Schrijver HAB jaar 1 Ik ben Paul Schrijver. Geboren in Blitterswijk, een klein dorpje aan de Maas in Noord-Limburg. Ik woon in Eindhoven de gekste (en de slimste). Ik ben 10 jaar getrouwd en ben de trotse vader van 2 zoons. Sinds 10 jaar ben ik werkzaam als huisarts in Gezondheidscentrum Strijp te Eindhoven onder de vlag van Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE). Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in onderwijs. Nadat ik 4 jaar huisartsen had opgeleid, ben ik als huisartsbegeleider begonnen. Momenteel begeleid ik een hele leuke enthousiaste groep eerstejaars AIOS. Eén van mijn hobby’s is motorrijden. Vier Jaar geleden heb ik mijn motorrijbewijs gehaald. Nu komt dat heel goed uit, omdat ik altijd tussen de files door kan rijden, waardoor ik (nagenoeg) altijd op tijd kan komen. Ik heb de afgelopen 20 jaar een groot deel van Nederland mogen zien: studie geneeskunde in Groningen, de huisartsopleiding in Rotterdam en daarna naar Brabant, om nu aan de andere kant van Nederland te belanden. En tot nu toe bevalt dit “als een warm bad”! 13 op één lijn 40
Pagina 14
op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Birgit Spoorenberg HAB (in spé) Acute blok Al enige tijd loop ik, voornamelijk op de woensdag, door de gangen van Debyeplein 1, begane grond. Ik kon geen afscheid nemen van deze fijne plek na het ontvangen van mijn huisartsendiploma eind maart en gelukkig mocht ik blijven. Ik mag mijn tijd op het huisartsinstituut deels vullen met het evalueren van onderwijs op de spoedeisende hulp stageplekken samen met Hendrik Jan Vunderink, en op termijn mag ik als jonge begeleider (HAB) van een groep huisartsen in opleiding in datzelfde spoed-blok aantreden, waar ik erg veel zin in heb. Voordat ik aan de opleiding tot huisarts begon, werkte ik dik anderhalf jaar op de afdeling spoedeisende hulp van het ziekenhuis in Weert en ik vond het heerlijk. Ook in Weert was het lastig afscheid nemen maar ik koos uiteindelijk toch voor het heldhaftige vak van huisarts en kwam er in de loop van de opleiding achter dat het corrigeren van een microcytaire anemie ook heel spannend kan zijn. Dat er een hele wondere wereld schuilgaat achter het begrip Griep. De contextuele geneeskunde. Eva van Eerd AIOTHO1 Sinds 1 april ben ik, Eva van Eerd, met veel plezier fulltime werkzaam als onderzoeker bij het project ‘Empowerment van COPD patiënten’. Eind 2009 ben ik afgestudeerd aan het VUmc in Amsterdam, waarna ik een jaar in Australië heb gewoond. Daar heb ik onder andere met zeer veel plezier onderzoek gedaan op de Gynaecologie en Verloskunde afdeling van het Lyell McEwin hospital in Adelaide. Onlangs ben ik ook aangenomen voor de huisartsopleiding. Het combineren van onderzoek met de huisartsopleiding is voor mij ideaal, omdat ik beide ontzettend leuk vind en het elkaar zeer goed aanvult. Ik zal mij daarom ook voor de volle 100% inzetten voor dit project en ik hoop op een leuke en leerzame samenwerking met iedereen. 1 Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker Mijn toekomstige functie als acute-HAB combineert voor mij het beste van twee werelden: ik zal smullen van de levensreddende kliniekverhalen en ik zal een brug slaan naar de niks minder avontuurlijke eerste lijn. Het andere gedeelte van mijn tijd op Debyeplein 1 laat zich wat moeilijker samenvatten. Al meerdere malen vroeg iemand me wat ik nu eigenlijk aan het doen was en evenzoveel keer liet ik een vertwijfeld gezicht achter na het uitleggen van mijn functie. Ik bekijk samen met Maarten van Wesel en Bas Maiburg hoe we de social media kunnen inzetten voor het bereiken van huisartsen (al dan niet in opleiding), huisartsopleiders en zelfs voor het aantrekken van de huisartsen van de toekomst. Ik ben ontzettend blij dat ik mee mag denken. Naast mijn Debyeplein-woensdag werk ik als waarnemend huisarts in heel zuid-Limburg en ben ik regelmatig thuis, exact 4 minuutjes wandelen vanaf het instituut, bij mijn vriend Bram en onze dochter Meesje, die net twee is geworden. 14 op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Stelt zich voor: Onderwijs arts-patiënt communicatie (APC) Hanneke Hamers docent en huisarts in Maastricht Sinds 1 november 2010 ben ik aangesteld bij de huisartsopleiding voor de periode van een jaar. Ik werk 1 dag in de week aan het verder ontwikkelen van het onderwijs artspatiëntcommunicatie (APC) voor aios. Ik ben huisarts sinds 1994 en werk sinds 1999 als huisarts in de groepspraktijk in Heugem-Randwijck, in Maastricht. We werken daar in een team van 14 personen. Naast patiëntenzorg ben ik verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeleid (accreditering) en het personeelsmanagement. Ik ben 47 jaar, ben getrouwd en heb een zoon van 13 en een dochter van 10 jaar. Ik ben graag buiten: hard lopen, mountainbiken, tennissen, fotograferen en skiën. Daarnaast is pianospelen al jaren een passie. Ik heb de huisartsopleiding in Maastricht gedaan in 1992 en 1993, toen nog de tweejarige opleiding. Naast waarnemen in de regio ben ik van 1994 tot 1999 altijd betrokken geweest bij medisch onderwijs. Zo ben ik o.a. een paar jaar voorzitter geweest van de vaardigheidstoetsbeoordelingscommissie (VABC) van het basis curriculum aan de UM, ben ik docent communicatie vaardigheden bij het Skillslab UM geweest en ben ik sinds 2002 huisartsopleider. Ik observeer met enige regelmaat video’s ten behoeve van de videotoets. Onlangs heb ik zelfs een cursus van een week mogen geven aan Keniaanse aios met betrekking tot arts-patiëntcommunicatie. Als huisartsopleider en als observator van de videotoets kijk ik kritisch naar banden die opgenomen zijn door aios. Door een goede arts-patiëntcommunicatie is er winst te halen op velerlei gebied: betere informatie wordt verzameld, betere afstemming op vragen van de patiënt, betere compliance, waarschijnlijk minder verwijzingen en minder voorschriften, dus goedkopere zorg. De communicatie tussen een zorgprofessional en een patiënt is een speciale vorm van communicatie. Een vorm van communicatie die niet vanzelfsprekend is, maar een die je wel kunt leren. In het huisartsenvak van de toekomst zal de huisarts een belangrijke regierol gaan vervullen, zal de huisarts veel moeten overleggen en communiceren met diverse disciplines. Leer je eenmaal goed communiceren, dan heeft dat een veel grotere impact: je leert beter communiceren met je personeel, met je collega’s, met andere zorgprofessionals, hetgeen allemaal bijdraagt tot een grotere werksatisfactie. Ik ben nu meer dan een half jaar werkzaam bij de huisartsopleiding. Ik werk veel samen met Angelique Timmerman, landelijke projectleider artspatiëntcommunicatie en GWster binnen onze huisartsopleiding. Samen met Bas Maiburg, adjuncthoofd, vormen wij de projectgroep. Daarnaast probeer ik zoveel als mogelijk docenten te betrekken bij de verdere ontwikkeling van het APC-onderwijs door het organiseren van workshops en door hen te interviewen over hetgeen ze missen in het huidige APC-aanbod. Het is een prettige afdeling om te werken, met veel betrokken mensen. Ik hoop na een jaar een product af te kunnen leveren, een lijn die is uitgezet en waar een start is gemaakt met de daadwerkelijke invulling van vernieuwend APConderwijs. Eén van de belangrijkste speerpunten is dat de huisartsopleiders, in wier praktijken het grootste deel van het onderwijs zich afspeelt, meer betrokken raken bij het APC-onderwijs en (nog) meer competent zullen zijn om hun aios goed te kunnen beoordelen op hun APCvaardigheden. In een volgend nummer van “Op één lijn” hoop ik het Maastrichtse APC-project uitvoeriger te kunnen beschrijven. 15
Pagina 16
2e uitgave 201 1 De Maastricht Studie Samenwerking MUMC+ en RHZ krijgt nieuwe dimensie DOOR ROELF NORG, SENIOR ONDERZOEKER EN HUISARTS IN HAELEN één op één oorzaak-gevolg verband onderzocht worden, maar ook de manier waarop verschillende ziekten elkaar beïnvloeden en samenhangen met gedrag. Ambitieus De provincie Limburg stimuleerde de Maastricht Studie als een belangrijk project voor de regionale ontwikkeling van (het onderzoek in) de gezondheidszorg in de toekomst. Belangrijk gegeven daarbij is dat de levensverwachting in delen van Zuid-Limburg opvallend achterblijft bij het gemiddelde van Nederland, en zelfs 12 jaar achterligt op de ‘gezondste’ gebieden van Nederland. Er moet dus veel winst te halen zijn. De Maastricht Studie is één van de stuwende krachten achter de ontwikkeling van de regionale Health Campus. Innovatie en ontwikkeling van technologie zijn sleutelwoorden. Roelf Norg (li) en Guy Schulpen (re) Op 24 mei 2011 werd de samenwerkingsovereenkomst getekend tussen het Maastrichts Universitair Medisch Centrum (MUMC) en de Regionale Huisartsen Zorg (RHZ) Heuvelland. Kern is om diabetesonderzoek en de zorg voor mensen met diabetes type 2 nauw op elkaar aan te laten sluiten. Ook streven beide partijen naar verdere ontwikkeling van ketenzorgprogramma’s. De Maastricht Studie 10.000 Maastrichtenaren en Heuvellanders van top tot teen doormeten om tot nieuwe inzichten te komen op het vlak van diabetes mellitus type 2, cardiovasculaire ziekten en de daarmee samenhangende comorbiditeit. Dat is een kernachtige samenvatting van De Maastricht Studie (DMS). Binnen dit onderzoeksproject wordt op een geavanceerde manier gezocht naar nu nog onbekende verbanden tussen verschillende ziekten en aandoeningen rondom diabetes. Internistisch, neurologisch, oogheelkundig, cardiologisch, longgeneeskundig, psychologisch, farmacolo gisch en fysiologisch onderzoek wordt gecombineerd met bestudering van het gedrag, de voedings- en leefwijze van mensen met en zonder diabetes. Door de multi disciplinaire samenhang in de onderzoeksvragen en -methoden kan niet alleen een Alleen mooie woorden? Voor het waarmaken van deze ambitie is het belangrijk dat het onderzoek wordt ingebed in de reguliere zorgverlening, sterker nog: in de MaastrichtsHeuvellandse samenleving. Immers, zo’n 10% van de mensen van 40-75 jaar en zo’n 70% van de diabeten in deze regio zal gaan deelnemen aan het onderzoek. Dat zijn forse getallen, dus dat zal iedereen in de regionale gezondheidszorg gaan merken. De huisarts Voor de huisartsgeneeskunde liggen hier ook kansen. De huisartsgeneeskundige wetenschap heeft al relevante onderzoeksvragen ingebracht, en kan dit nog verder uitbouwen. Maar ook voor de dagelijkse huisartsenzorg liggen er kansen. Kansen op verbetering van de zorg en kansen voor de doorontwikkeling van bestaande en het opzetten van nieuwe ketenzorgprogramma’s en eerstelijns DBC’s. Met het oog op die kansen hebben de RHZ en de Maastricht Studie op 24 mei een samenwerkingsovereenkomst getekend. Zo kunnen we niet alleen het onderzoek naar diabetes en de zorg voor mensen met diabetes verbeteren, maar ook een nieuwe fase ingaan van de unieke Maastrichtse samenwerking tussen eerste en tweede lijn rond deze ziekte. 16 op één lijn 40 2e uitgave 201 1 De Maastricht Studie in het kort Kernpunten van de overeenkomst tussen RHZ en De Maastricht Studie Soort onderzoek: Cohort-onderzoek Inclusie: • 5.000 mensen met en 5.000 mensen zonder diabetes type 2 • leeftijd: 40-75 jaar • woonachtig in de regio van de RHZ Meetmethoden: • vragenlijsten • • gezamenlijk belang bij goede zorg voor diabetespatiënten • gezamenlijk belang bij verbetering van de diabeteszorg o.m. door wetenschappelijk onderzoek en verbetering van zorgprogramma’s • nauwe aansluiting van onderzoek en zorg, onder meer door gestructureerde terugkoppeling en eenduidige, helder, communicatie tussen onderzoekers, huisartsen/ praktijkondersteuners en deelnemers/patiënten. beeldvorming (o.m. MRI, CT, DEXA, echografie, fundoscopie) • voedings-, inspannings- en bewegingsonderzoek • bloed- en urineonderzoek • genetisch onderzoek • geavanceerd electrofysiologisch onderzoek (speciale ECG, EMG technieken) • etc. Follow-up: Cycli van jaarlijkse vragenlijsten en 5-jaarlijkse metingen in het onderzoekscentrum. Guy Schulpen (RHZ, rechts) en Roelf Norg (DMS, links) tekenen de samenwerkingovereenkomst. Nationaal Actieprogramma Diabetes: monitor Uitkomsten onderzoek onder zorgprofessionals en patiënten LIEKE RAAIJMAKERS, PROMOVENDUS1 VAKGROEP GEZONDHEIDSBEVORDERING UM De Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) voert met subsidie van het ministerie van VWS het Nationaal Actieprogramma Diabetes (NAD) uit. Door middel van het NAD (2009-2013) wordt getracht op landelijk niveau omstandigheden, condities en instrumenten beschikbaar te maken die vereist zijn om een halt toe te roepen aan de groei van het aantal mensen met diabetes en complicaties bij diabetespatiënten te verminderen. Het kerndoel van het programma is het structureel implementeren van Coauteurs: Marloes Martens, senior onderzoeker2, Lotje Bagchus, medior onderzoeker2, Ruud Jonkers, senior onderzoeker2, Stef Kremers, Universitair hoofddocent1 1 Vakgroep Gezondheidsbevordering, NUTRIM School for Nutrition, Toxicology and Metabolism, Maastricht University Medical Center+ 2 ResCon, Research & Consultancy de NDF Zorgstandaard als leidraad voor de inhoud, de organisatie en de kwaliteit van programmatisch ingerichte preventie van diabetes en zorg voor mensen met diabetes, alsmede voor de bijpassende bekostigingssystematiek. Het hoofddoel van dit onderzoek was zicht krijgen op de mate van implementatie van de NDF Zorgstandaard diabetes en de belemmerende en bevorderende factoren die daarbij een rol spelen. Hiertoe heeft in de periode tussen juni en november 2010 een cross-sectioneel vragenlijstonderzoek plaatsgevonden onder zorgprofessionals (N=1726) en patiënten (N=571). Daarnaast zijn ter verdieping en aanvulling diepte-interviews (N=33) uitgevoerd bij beide doelgroepen in de periode november 2010 - januari 2011. De resultaten laten zien dat 37.6% van de zorgprofessionals in bezit was van de Zorgstandaard. Bij zorgprofessionals bestaat over het 17 op één lijn 40
Pagina 18
2e uitgave 201 1 algemeen een matig positieve houding ten opzichte van de NDF Zorgstandaard. De belangrijkste belemmeringen die zorgprofessionals rapporteerden bij de implementatie van de Zorgstandaard hadden betrekking op het aan aanbod van goede leefstijlinterventies, zorg aan moeilijk bereikbare groepen, financiering van de zorg, registreren en uitwisselen van gegevens en multidisciplinair samenwerken. In totaal had 16.7% van de patiënten de Diabetes Zorgwijzer (de patiëntenversie van de Zorgstandaard) in bezit, terwijl 50.8% er niet bekend mee was. Patiënten stonden overwegend neutraal tegenover de Zorgwijzer als handig hulpmiddel. Patiënten die de Zorgwijzer in bezit hebben, ervaren meer inbreng in de behandeling, geven aan beter hun gevoelens te kunnen delen met zorgverlener, beoordelen de omgang met hun diabetes en de instelling van diabetes beter, kunnen beter omgaan met hun diabetes en hun diabetes belemmert hen minder in het dagelijkse doen en laten dan patiënten die de Zorgwijzer niet in bezit hebben. Om succesvolle disseminatie van de NDF Zorgstandaard te bevorderen, dient aandacht te worden besteed aan de belangrijkste belemmeringen die zorgprofessionals ervaren in het werken conform de Zorgstandaard. Aanbevelingen thema’s NAD Thema 1 ‘Preventie’ Het gebrek aan goede toegang tot effectieve leefstijlprogramma’s werd door zorgprofessionals het vaakst genoemd als belemmering in de diabeteszorg. Er heerst bij zorgprofessionals een sterk idee dat effectieve leefstijlprogramma’s voor mensen met (een verhoogd risico op) diabetes niet bestaan. De bekendheid van relevante leefstijlprogramma’s alsmede de toegang tot relevante bestanden waarin leefstijlprogramma’s staan geregistreerd en beschreven dient derhalve te worden vergroot. Zorgprofessionals hebben de behoefte geuit deze toegang te willen verkrijgen via een elektronisch portaal. Thema 2 ‘Positie van de patiënt & cliënt’ Er wordt geadviseerd om in de implementatie van activiteiten omtrent de Zorgwijzer speciale aandacht te besteden aan het gebruik van de Zorgwijzer door patiënten. Tevens wordt aangeraden om de meerwaarde van de Zorgwijzer voor patiënten over te brengen op de zorgprofessionals. De meerderheid van de patiënten was niet in het bezit van een schriftelijk zorgplan. Er bestaat nog onduidelijkheid in het veld over wat een zorgplan is en hoe het ingezet kan worden bij de behandeling van diabetespatiënten. Vervolgonderzoek is nodig om de huidige bevindingen nader te verklaren. Bij patiënten is er behoefte aan de mogelijkheid om via internet het eigen zorgplan te kunnen inzien en bijhouden. Thema 3 ‘Kwaliteit, organisatie en kennis’ In het kader van kwaliteitsverbetering kwam naar voren dat hoewel zorgprofessionals de registratie van kwaliteitsindicatoren over het algemeen als nuttig beschouwden en het belang voor het waarborgen van 18 de kwaliteit van de zorg erkennen, velen kanttekeningen hebben bij de registratie en het gebruik van kwaliteitsindicatoren in de dagelijkse praktijk. Er lijkt vooral behoefte te zijn aan een kritische beoordeling van de huidige kwaliteitsindicatoren. Er wordt geadviseerd dit in overleg met zorgprofessionals uit verschillende beroepsgroepen te doen. Binnen de beroepsgroepen van apothekers en fysiothera peuten heerst de mening dat men een goede rol zou kunnen vervullen in de diabeteszorg, maar dat deze vaak niet wordt erkend en herkend door andere zorgprofessionals. Ook onder diëtisten lijkt het beeld te bestaan dat hun rol niet voldoende erkend wordt door andere zorgprofessionals. Een bijkomend probleem dat hierbij gezien wordt, is het wat negatieve imago dat onder diabetespatiënten en soms ook o nder zorgprofessionals bestaat over de diëtist. Verbeterde erkenning en herkenning van de rol van deze beroepsgroepen zou de samenwerking tussen de verschillende beroepsgroepen kunnen bevorderen. Thema 4 ‘Regelgeving en Bekostiging’ De financiering van de diabeteszorg werd door zorgprofes sionals als een belangrijke belemmering ervaren. De financiering schiet tekort om voldoende tijd en energie te kunnen stoppen in het verlenen van goede zorg. De beroepsgroepen waar deze belemmering het sterkst speelt zijn apothekers, fysiotherapeuten, diëtisten en diabetesverpleegkundigen. Voortgezet structureel overleg met relevante stakeholders (zoals CVZ, NZa en VWS) zal nodig zijn om alle (toekomstige) onderdelen van de Zorgstandaard in voldoende mate te laten terugkomen in het basispakket van de zorgverzekering en in de DBC afspraken. Thema 5 ‘Elektronische communicatie en ICT voorzieningen’ Meerdere beroepsgroepen ervaren belemmeringen bij het gestandaardiseerd registreren en uitwisselen van gegevens. Bij internisten en apothekers lijkt dit relatief de meeste belemmeringen op te leveren. Elektronische communicatie zou de gepercipieerde moeilijkheden bij communicatie en samenwerking binnen en tussen lijnen kunnen verminderen. Een dergelijk communicatiesysteem zou dan wel compatible moeten zijn bij de huidige systemen die binnen iedere beroepsgroep worden gebruikt, zodat dezelfde gegevens niet meerdere malen zouden moeten worden ingevoerd. Dankbetuiging Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het Nationaal Actieprogramma Diabetes met een subsidie van het Diabetes Fonds (projectnummer 2010.105.1356). op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Aankondingen Nieuws uit CAPHRI "NU IS DE TIJD OM TROTS TE ZIJN", ALDUS DIRECTEUR PROF. ONNO VAN SCHAYCK OP DE JAARLIJKSE CAPHRI-DAG. OP ÉÉN LIJN & HUISARTSGENEESKUNDE FELICITEREN CAPHRI MET HET BEHALEN VAN DE STATUS "EXCELLENT" NA DE EXTERNE VISITATIE EERDER DIT JAAR. NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek OPLEIDING TOT HUISARTS ONDERZOEKER (OHO CURSUS) In september van dit jaar wordt in Maastricht in De Groote Sociëteit een nieuwe ronde van de OHO cursus (opgericht in 1993) georganiseerd. De opleiding is bedoeld voor alle beginners en licht gevorderden in onderzoek in primary care (dus niet alleen huisartsen). De opleiding is momenteel volledig internationaal van opzet, met deelnemers uit diverse Europese landen. De voertaal is Engels. Doel van de cursus is om kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om op kleine schaal onderzoek te doen en daarover te rapporteren. Gevorderden kunnen doorgaan met als doel om een wetenschappelijke publicatie te realiseren en of om door te gaan richting promotie-onderzoek. De startercursus is van 12-15 september (3,5 dag) en de gevorderdencursus van 15-17 september (2,5 dag). Wie wil kan in één week de hele training doorlopen. Meer training volgt in 2012. Lesmethode: PGO systeem. Accreditatie voor huisartsen: 40 punten voor de volledige cursusweek en naar rato minder voor de startcursus en gevorderdencursus. Cursuskosten excl. overnachtingskosten: € 400 per deelcursus (start of gevorderden) en € 700 voor de hele cursus. Professor Geert-Jan Dinant is de cursusleider namens Nederland. Cursusmanager (informatie en aanmelden) is onderzoeksmedewerker Karin Aretz: Karin.Aretz@maastrichtuniversity.nl Onderzoekers in de prijzen Petra Erkens – Science Prize voor een paper Op het symposium van de Nederlandse Vereniging voor Trombose en Hemostase, ontving Petra Erkens een Science Prize voor het beste abstract ter waarde van 2000 euro. Petra is onderzoeker van het bekende Amuse-2 project waarover ze altijd trouw rapporteerde in Op één Lijn. De prijs die ze kreeg is bedoeld om promovendi de mogelijkheid te geven om internationale congressen te bezoeken en/of interessante cursussen te volgen. Petra kreeg de prijs voor het abstract van haar Canadese Paper ‘Does the Pulmonary Embolism Severity Index accurately identify patients eligible for outpatient treatment?’ Petra zal eind juli op een congres in Kyoto Japan, ook nog een Jonge Onderzoekers Award ontvangen van de International Society of Thrombosis and Haemostasis. 19 Jochen Cals – Telesphorusprijs beste proefschrift Jochen Cals ontving uit handen van het Nederlands Huisartsen Genootschap de Telesphorusprijs voor het beste proefschrift de afgelopen twee jaar door een huisarts (in opleiding) geschreven. Van de totaal 26 proefschriften die in de afgelopen twee jaar door huisartsen in Nederland werden geschreven haalden er 6 de laatste ronde. Van deze 6 werd het proefschrift van Jochen unaniem als veruit het beste gekozen en als uitzonderlijk gekwalificeerd. De driekoppige jury bestond uit 2 ziekenhuisspecialisten en 1 huisarts. In 2009 ontving Loes van Bokhoven deze prijs voor haar proefschrift over onbegrepen klachten. Daarmee gaat de prijs twee keer op rij naar MaastrichtCaphri-HAG! op één lijn 40
Pagina 20
2e uitgave 201 1 Voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT Vanwege tijdgebrek heb ik de door onze collega´s gepubliceerde internationale artikelen van de afgelopen periode, samengevat in een aantal stellingen. • Diagnostiek van diepe veneuze trombose (het Amuse-1 onderzoek) – Bij het uitsluiten van diepe veneuze trombose (DVT) is de combinatie ‘regel van Wells voor DVT + d-dimeer point-of-care test’ even veilig als de combinatie ‘eerstelijnsregel voor DVT (zie NHG-standaard) + d-dimeer point-of-care test’ (beiden 1.6% foutnegatieven); gebruik van de eerstelijnsregel leidt tot iets minder verwijzingen (49% vs. 45%). van der Velde – Hoewel ‘DVT in de voorgeschiedenis’ en ‘langdurige reis (>4 uur zitten)’ voorspellers zijn voor DVT, maakte het toevoegen daarvan aan de ‘eerstelijnsregel voor DVT’ deze niet beter. Janssen • Cardiovasculair risicomanagement door de praktijkondersteuner (Impala-onderzoek) – Hoewel praktijkondersteuners in het algemeen het cardiovasculaire risico (‘SCORE’) van patiënten goed kunnen inschatten, onderschatten ze patiënten die eigenlijk in de hoogrisico categorie thuishoren in 28% van de gevallen; dat doen ze vooral bij mannen, rokers en ouderen. Koelewijn-van Loon • Diabetes mellitus: bewegen en behoeften – Diabetes patiënten zonder evidente kwalen van het bewegingsapparaat kunnen toch ernstig belemmerd zijn in hun actieradius: naast overgewicht zijn ook verminderde spierkracht en perifere neuropathie belangrijke factoren die het lopen negatief beïnvloeden. van Sloten – In Maastricht wordt een instrument ontwikkeld om te achterhalen wat de behoeften van diabetespatiënten aan gezondheidsbevorderende activiteiten zijn. van Dijk-de Vries • Waarom zelf-testen op cholesterol, glucose en HIV? – De psychosociale determinanten van het ‘zelf testen’ door patiënten op cholesterol, glucose en HIV zijn ’ervaren voordelen’ en ‘zelfredzaamheid’. Bij het zelftesten op cholesterol speelden bovendien ‘ervaren drempels’ (in de zorg) en een ‘morele verplichting’ ook een rol. Grispen Referenties van der Velde EF, Toll DB, Ten Cate-Hoek AJ, Oudega R, Stoffers HE, Bossuyt PM, Büller HR, Prins MH, Hoes AW, Moons KG, van Weert HC. Comparing the diagnostic performance of 2 clinical decision rules to rule out deep vein thrombosis in primary care patients. Ann Fam Med. 2011 JanFeb;9(1):31-6. Janssen KJ, van der Velde EF, Ten Cate AJ, Prins MH, van Weert HC, Stoffers HE, Büller HR, Oudega R, Hoes AW, Toll DB, Moons KG. Optimisation of the diagnostic strategy for suspected deep-vein thrombosis in primary care. ThrombHaemost. 2011;105(1):154-60. Koelewijn-van Loon MS, Eurlings JW, Winkens B, Elwyn G, Grol R, van Steenkiste B, van der Weijden T. Small but important errors in cardiovascular risk calculation by practice nurses: A cross-sectional study in randomised trial setting. Int J Nurs Stud. 2011;48:285-91 van Sloten TT, Savelberg HH, Duimel-Peeters IG, Meijer K, Henry RM, Stehouwer CD, Schaper NC. Peripheral neuropathy, decreased muscle strength and obesity are strongly associated with walking in persons with type 2 diabetes without manifest mobility limitations. Diabetes Res Clin Pract. 2011;91(1):32-9. van Dijk-deVries AN, Duimel-Peeters IGP, Vrijhoef HJM. An instrument to assess the needs of patients with Type 2 Diabetes Mellitus for healthpromotion activities. Patient 2011; 4(1): 1-9 Grispen JE, Ronda G, Dinant GJ, de Vries NK, van der Weijden T. To test or not to test: a cross-sectional survey of the psychosocial determinants of self-testing for cholesterol, glucose, and HIV. BMC Public Health. 2011 Feb 17;11:112. Houwink EJ, van Luijk SJ, Henneman L, van der Vleuten C, Jan Dinant G, Cornel MC. Genetic educational needs and the role of genetics in primary care: a focus group study with multiple perspectives. BMC Fam Pract. 2011 Feb 17;12:5. • Educatieve behoeften aan onderwerpen op het gebied van genetica: – Met betrekking tot genetica hebben huisartsen behoefte aan (na-)scholing op het gebied van genetische achtergrondkennis, het afnemen van een familie-anamnese, ethische en psychosociale vraagstukken en de organisatie en rol van klinischgenetische centra. Houwink • De Europese onderzoeksagenda voor de eerstelijnsgeneeskunde – Ondergetekende, hoofdredacteur van het European Journal of General Practice (EJGP) vatte in een ‘editorial’ de belangrijkste prioriteiten voor onderzoek in de huisartsgeneeskunde samen zoals die zijn weergegeven in een serie artikelen in zijn blad door auteurs van de European General Practice Research Network (EGPRN). Stoffers, van Royen 20 op één lijn 40 op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Stoffers J. Research priorities in family medicine. Eur J Gen Pract. van Royen P, Beyer M, Chevallier P, Eilat-Tsanani S, Lionis C, Peremans L, 2011;17(1):1-2 van Royen P, Beyer M, Chevallier P, Eilat-Tsanani S, Lionis C, Peremans L, Petek D, Rurik I, Soler JK, Stoffers HE, Topsever P, Ungan M, Hummers-Pradier E. Series: the research agenda for general practice/family medicine and primary health care in Europe. Part 6: reaction on commentaries - how to continue with the Research Agenda? Eur J Gen Pract. 2011;17(1):58-61. Petek D, Rurik I, Soler JK, Stoffers HE, Topsever P, Ungan M, Hummers-Pradier E. Series: The research agenda for general practice/family medicine and primary health care in Europe. Part 5: Needs and implications for future research and policy. Eur J Gen Pract. 2010;16(4):244-8. Promotie Wemke Veldhuijzen (AIOTHO, eerder afgestudeerd als huisarts) ‘Challenging the patient centred paradigm: designing feasibel guidelines for doctor patient communication’ PROMOTORES: PROF.DR. CEES P.M. VAN DER VLEUTEN; PROF.DR. TRUDY. VAN DER WEIJDEN; PROF. GLYN ELWYN, CARDIFF UK. CO-PROMOTOR: DR. P. RAM. Vrijdag 17 juni 2011, 14.00 uur Ondanks 40 jaar onderwijs in arts-patiënt communicatie, is er in de spreekkamer weinig veranderd. Dit promotieonderzoek onderzocht hoe dat komt, door te kijken naar de kwaliteit en toepasbaarheid van communicatieadviezen voor huisartsen. Huisartsen zetten communicatie technieken situationeel en doelgericht in. Daarbij proberen ze hun consultdoelen af te stemmen op de medische situatie en de wensen, behoeften en mogelijkheden van patiënten. Communicatie-richtlijnen zijn meestal generieke stappenplannen, weinig evidence based, en besteden weinig aandacht aan contextfactoren zoals de medische situatie of patiënteigenschappen. Huisartsen beschouwen het volgen van een dergelijk stappenplan als inefficiënt en weinig effectief. Daarom adviseren we evidence-based, doelgerichte en situatiespecifieke communicatie-richtlijnen te ontwikkelen. 21
Pagina 22
2e uitgave 201 1 AIOS referatendag 24 mei 2011 Jury en publiek op 1 lijn! DOOR FRANS SCHMEETZ, HAB JAAR 3 Het is een tamelijk bekend fenomeen, dat derdejaars AIOS vlak voor het afronden van hun opleiding een presentatie geven van hun onderzoek, dat zij in kleine groepen uitgevoerd hebben. AIOS zoeken een onderwerp dat relevant is voor de dagelijkse praktijk. Doorgaans betreft het een literatuuronderzoek, maar ook wordt gebruik gemaakt van eigen onderzoekmateriaal. De literatuurgegevens worden verkregen via Pubmed, Cochrane Library en (Google) Scholar. De jury werd (weer) gevormd door Jelle Stoffers, huisarts en onderzoeker, Raymond Leclercq, gepensioneerd huisarts en onderzoeker, Paul Ram, hoofd toetsen en beoordelen en Geert-Jan Dinant, hoogleraar huisartsgeneeskunde. De publieksjury bestond uit mijn groep enthousiaste 3e jaars AIOS, die later dit jaar zelf aan bod komen. Ik zou graag bij een breder publiek de aandacht willen vestigen op het bijwonen van die referatendag. Het is een getuigenis van noeste arbeid van de AIOS in een toch al drukke eindfase, en tevens is de relevantie voor de dagelijkse praktijk groot. Het eerste onderzoek betrof het meten van de waarde van gabapentine bij opvliegers in de menopauze. Oestrogenen zijn hierbij uiteraard effectief, maar gecontra-indiceerd bij mammacarcinoom in de voorgeschiedenis of bij verhoogd risico hiervoor. Gabapentine blijkt een vergelijkbaar groot effect te hebben als de oestrogenen, maar geeft frequent als bijwerking slaperigheid. Rekening houdend met de bijwerking kan gabapentine voor de genoemde indicatie ingezet worden, waarbij na 12 weken behandelen een beoordeling gemaakt kan worden. Er is veel te doen over het nut van extra toediening van vitamine B12 en de toedieningsvorm, oraal of intramusculair. Geschat wordt, dat 5-10% van de mensen een vitamine B12 deficiëntie heeft. Dat geldt met name voor diabetespatiënten. Het gedane onderzoek toont aan, dat bij in het laboratorium bewezen vitamine B12 deficiëntie de orale toedieningsvorm een acceptabele en efficiënte methode is. Het gaat dan om 1000 mg per dag, kosten zijn ongeveer 5 euro per maand. Blepharitis is een hinderlijke aandoening, die soms een chronisch karakter kan krijgen, zeker wanneer seborrhoïsch eczeem of rosacea meespeelt. Het onderzoek betrof het meten van het effect van schoonpoetsen met water en babyshampoo versus het extra toevoegen van locale antibiotica. Het onderzoeksresultaat is weinig richtinggevend. De huidige NHG richtlijn blijft best care: ontvetten met babyshampoo en in hardnekkige situaties locale antibiotica inzetten. Een volgend onderzoek handelde over het belang van pregabaline bij fibromyalgie. Fibromyalgie is een uitermate lastig probleem voor de patiënt, maar ook voor de dokter. Er is nog geen NHG standaard voor de behandeling. In een normpraktijk komen naar schatting circa 40 patiënten voor met fibromyalgie. Er lijkt een genetische factor in het spel te zijn, er is sprake van een afwijkende pijnregulatie. Juiste diagnosestelling en goede voorlichting lijken effectief, bewegingsprogramma’s en cognitieve therapie zijn ondersteunend. Er zijn veel uitlopende geneesmiddelen geprobeerd, waaronder NSAID, SSRI en morfinepreparaten. Pregabaline, zo blijkt uit dit onderzoek, kan een duidelijk positieve bijdrage leveren. Aangetekend moet worden, dat bij dit middel hinderlijke bijwerkingen kunnen optreden en dat al het gedane onderzoek door de fabrikant zelf is gedaan. De behandeling van actinische keratose had een aardige subtitel ‘ het kan vriezen, het kan dooien’. Actinische keratose betreft een verhoornde uitrijping van plaveiselcellen. Bij een kwart van de mensen boven de 40 jaar komt actinische keratose voor. Uiteindelijk kan dat in 10% van de dragers uitgroeien tot PCC. Behandeling gebeurt meestal met cryotherapie of fluouracil. De behandelresultaten in verschillende studies zijn lastig vergelijkbaar, omdat 1e en 2e lijnspatiënten zijn betrokken en ook geen goed oordeel over de recidiefkans afleesbaar is. Een aanbeveling voor de eerste lijn zou kunnen zijn kleine laesies te behandelen met cryo, grotere laesies met fluouracil, maar deze wellicht beter te verwijzen. 22 op één lijn 40 2e uitgave 201 1 De ziekte van Raynaud is geen ernstig, maar vooral lastig probleem. De onderzoekers, die meer over de behandelingsmogelijkheden wilden weten, werden getriggerd door een casus van een jonge vrouw van 23 jaar met heftige Raynaudklachten. Geruststelling is een eerste belangrijke benadering. Uit 8 geselecteerde artikelen valt te concluderen, dat calciumantagonisten en andere vasodilatoren een bijdrage leveren. Ketanserine kan een reductie van de ernst geven en nifidipine van de frequentie van optreden. Behandelingen met botox zijn nog in onderzoek. Chronisch anale fissuren worden onder andere behandeld met ISDN crème. In hoeverre diltiazem crème hier superieur bij is, was onderwerp van het volgende onderzoek. Het onderzoek werd mede omdat de koffiepauze nabij was, beschouwd als een luchtig onderwerp, maar de praktijk kan toch heel pijnlijk zijn. De onderzoekers concluderen, dat de werking van diltiazem crème en ISDN crème op hetzelfde principe berust, namelijk de bevordering van de locale circulatie. Bij de diltiazem crème zijn minder bijwerkingen (hittestijging, hoofdpijn) aanwezig en ook de behandelingsduur is korter. Een andere noviteit is INR zelfmeting. Patiënten met de behoefte om zoveel mogelijk zelfstandig en nauwkeurig hun gezondheid te bewaken, kunnen na een goede training de INR zelf meten en hun medicatie bijsturen. Bij INR waarden die buiten het bereik van 1,9 tot 5,3 liggen, is overleg met de trombosedienst wel noodzakelijk. Leidt vitamine D suppletie tot preventie van osteoporotische fracturen bij vrouwen boven de 50 en bij mannen boven de 70 jaar? De onderzoekers constateerden dat er geen afname van fracturen is. Hierover ontstond nogal wat discussie, omdat dat niet logisch lijkt. Dit zou inderdaad verklaard kunnen worden uit een te korte behandelingsduur of een niet adequate dosering. De winnaars: Ton, Jochen, Jolien en Sabien Het laatst gepresenteerde onderzoek betrof de behandelingsmethodiek van chalazion in de eerstelijn. Het onderzoek spitste zich toe op de vraag, of locaal triamcinolon meer effectief is dan incisie en curettage. Bij de locale injectie wordt gebruik gemaakt van 0,2 ml triamcinolon van 10-40 mg/ml, bij de chirurgische ingreep van een ooglidklemmetje. De resultaten zijn na 1 en 3 maanden bekeken. Na 3 maanden is bij beide methodieken het effect rond de 90%, echter na 1 maand lijkt de injectie meer effect te hebben. Na enig beraad werd besloten dat zowel de jury- als de publieksprijs ging naar het onderzoek over INR zelfmanagement. Dit onderzoek werd verricht door de groep van Jolien Boesten, Jochen Cals, Sabien Vrancken en Ton Roland. Behalve de maatschappelijke waarde van het onderzoek werd ook de overtuigende en vlotte presentatie van dit groepje geprezen. De jury vond alle onderzoeken van hoog niveau. De jury liet zich ontvallen dat hun aandacht niet verslapte, hetgeen bij menig congres nogal eens gebeurt. Dagvoorzitter Henk Goettsch wist zoals gebruikelijk de levendige discussies goed te stroomlijnen. 23 op één lijn 40
Pagina 24
op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Nieuws uit de Huisartsopleiding Verwetenschappelijking DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT EN HUISARTS IN GEULLE Verwetenschappelijking is sinds 2011 een belangrijk speerpunt van de huisartsopleiding. Meer aandacht voor de wetenschap is noodzakelijk om de kwaliteit van de huisartsopleiding in de komende jaren verder tot ontwikkeling te laten komen. Voor de realisatie van onderstaande plannen is door de SBOH1 landelijk circa 1,5 miljoen euro per jaar gereserveerd. Het keuzemenu voor de opleidingen bestaat uit een aantal elementen. Het eerste is het academisch gehalte van de staf. Er is een mogelijkheid om namens de SBOH een bijzonder hoogleraar aan te stellen voor de periode van vijf jaar met de mogelijkheid tot een verlenging van nog eens vijf jaar. Het doel van de in te stellen bijzondere leerstoel is het wetenschappelijk niveau van de huisartsopleiding te verhogen. De mogelijkheid om een academische statuur te geven aan de functie van hoofd huisartsopleiding zal de aantrekkelijkheid van de positie en daarmee ook de wervingskracht bij opvolging ten goede komen. Ook een alternatieve besteding van de beschikbare gelden is mogelijk. Je zou kunnen denken aan het stimuleren van een academische carrière van stafleden. Een tweede maatregel is het verder stimuleren van het aantal huisartsen in opleiding die ook een wetenschappelijk onderzoek verrichten. De SBOH gaat ervoor zorgen dat de kosten die de Universiteit moet opbrengen worden verlaagd. Het is de ambitie dat het aantal aioto’s zal kunnen stijgen tot 150. Het salaris van de aioto is met ingang van 2011 verhoogd en meer in lijn gebracht met salarissen die in de huisartsen wereld gebruikelijk zijn. Daarmee wordt het financiële perspectief voor aioto’s aantrekkelijker en dat zal de werving van aioto’s vergemakkelijken. Gratis aioto. In 2011 stelt de SBOH 125.000 euro per instituut beschikbaar. Als er een geschikt onderzoek klaar ligt, kan er dus in 6 jaar iemand huisarts worden en promoveren waarbij de loonkosten zijn gedekt. Fonds voor vernieuwing en onderzoek. Er komt een nieuw landelijk fonds in overleg met de afdeling huisartsgeneeskunde. Bekeken gaat worden hoe dit fonds kan worden ingezet voor de plannen voor verwetenschappelijking van de Huisartsopleiding. Een dergelijk fonds van waaruit onderwijsvernieuwing en wetenschappelijk onderzoek ten nutte van de huisartsopleiding gefinancierd kan worden is onmisbaar. 1 Stichting Beroepsopleiding voor Huisartsen 24 Wat betekent dit voor Maastricht? Van belang is te constateren dat we een lange traditie hebben in het geven van zogeheten EBM-onderwijs, waarin de principes van wetenschap worden uitgelegd aan de huisartsen in opleiding. Een aantal stafleden van de Huisartsopleiding zijn zelf gepromoveerd, hetzij als huisarts hetzij als gedragswetenschapper. Echter, als je in ons opleidersgebied kijkt naar werkzame huisartsen die gepromoveerd zijn en/of actief bezig zijn met de wetenschap, dan valt nog heel wat te verbeteren. Ik zal dan ook dit jaar een duidelijke keuze uit bovengenoemd menu voor Maastricht maken. In de volgende Op één Lijnen zal ik u hierover berichten. De plannen rondom het positioneren van onderwijsgroepen in Eindhoven – meer dan nu het geval is – nemen steeds concretere vorm aan. Onze partners in Eindhoven zijn met ons enthousiast op zoek naar goede onderwijsruimtes en waarschijnlijk bij het uitkomen van dit nummer hebben we ze gevonden en een huurcontract getekend. Dit betekent dat we met stafleden gaan praten die bereid zijn naar Eindhoven af te reizen. Bij de meest recente feestelijke bijeenkomst waarbij 10 huisartsen afstudeerden, ging er een zucht door de zaal toen ik deze plannen aankondigde. Eindelijk… klonk het her en der. Dat is ook begrijpelijk, want meer dan 50% van onze aios woont en werkt ruim ten noorden van Roermond. Deze zucht heb ik dan ook opgevat als teken dat er een groot draagvlak is bij aios om terugkomdagen in Eindhoven te houden. Elders in dit blad heeft u mogelijk gezien en gelezen dat we weer een aantal nieuwe medewerkers hebben aangetrokken die zich voorstellen in de gelijknamige rubriek. op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Ex-aios: hoe vergaat het ze? ‘Bij de dokter of bij mevrouw?’ DOOR MARGOT FRANSSEN EN COEN BRUIJNS, HUISARTSEN(ECHTPAAR) IN MAASTRICHT Met de overname van een praktijk in Heer zijn wij letterlijk dicht bij onze Maastrichtse opleidingsroots gebleven. Na ruim twee jaar als waarnemer in de regio te hebben gewerkt kwam deze praktijk op ons pad, en hebben we onze kans gegrepen. Tijdens het waarnemen groeide de wens naar een eigen praktijk, waar je iets kunt opbouwen met je patiënten. Aanvankelijk niet met het idee om samen een praktijk over te nemen, maar gaandeweg bleken de voordelen van een gezamenlijke praktijk groter te zijn dan de nadelen. Zo zijn we sinds 1 januari 2011 als man-vrouwmaatschap van start gegaan. Een niet al te grote praktijk in een dorp in de stad, dat sprak ons wel aan. De dorpscultuur van Heer, op fietsafstand van ons huis, gecombineerd met de goede balans tussen werk en privé die de praktijkgrootte toelaat, leidt ertoe dat we met plezier werken. Alhoewel de eerste maanden zeker aanpezen waren: de praktijkvoering moesten we op orde krijgen en tegelijkertijd moesten we het merendeel van onze patiënten nog leren kennen. Bekende frustraties rondom het declareren en de communicatie met verzekeraars zijn ons ook niet bespaard gebleven. “Waarom hebben we het hier nooit over gehad tijdens de opleiding?”, hebben we vaker gedacht. De ervaring van een goede assistente en de praktische tips van collega’s zijn dan enorm waardevol. En gelukkig zijn we terechtgekomen in een hartelijke en behulpzame HAGRO, waar we met vragen terechtkunnen. Inmiddels, bijna een half jaar onderweg, kennen we onze “vaste klanten” wel zo’n beetje. En zij ons ook. Als onze assistente in de eerste maanden aan een patiënt vroeg bij wie van ons hij een afspraak wilde maken, was het antwoord vaak: “bij de dokter” (Coen), of “bij mevrouw” (Margot). Gelukkig weten de patiënten nu dat we beiden huisarts zijn, en geven ze aan het prettig te vinden dat ze kunnen kiezen uit een mannelijke of vrouwelijke huisarts. We hebben een aantal kleine reorganisaties achter de rug in de praktijk, en de verzekeraars hebben ons in hun bestand. Het werken op de manier die we voor ogen hadden als waarnemer komt steeds dichterbij. Natuurlijk zijn er nog genoeg ambities voor de toekomst: we willen het huisartsenvak graag nog meer allround uitoefenen, en moeten nog leren om beter te delegeren zodat iedere medewerker in de praktijk de taken kan uitvoeren waar hij/zij het meest geschikt voor is. We zouden het leuk vinden om op termijn een rol te spelen bij de opleiding van (huis)artsen. Daarnaast zijn we nu al met collega-huisartsen in de wijk aan het nadenken over samenwerkingsvormen in de toekomst. Kortom, het voelt goed om op deze plek aan het begin van onze huisartsencarrière te staan. 25
Pagina 26
2e uitgave 201 1 Knäckebröd aan de Maas Opleiding tot specialist-huisarts in Zweden DOOR INGRID VAN DER HEIJDEN, STAFLID HUISARTSOPLEIDING Inleiding Op 9 en 10 mei 2011 bezochten 18 Zweedse aios en hun groepscoördinator Stefan Persson de huisartsopleiding Maastricht. Samen met een aantal Maastrichtse aios namen zij deel aan een onderwijsprogramma dat vooral gericht was op het verhelderen van het takenpakket van de huisarts, de samenwerking en de context en organisatie van huisartsenzorg in beide landen. Hieronder een verslag van deze boeiende bijeenkomst. Geen haast Zweedse artsen hebben een 5,5 jarig basiscurriculum en daarna moeten zij nog 2 jaar werken als arts-assistent in verschillende specialisaties. Voordat zij daaraan kunnen beginnen is er vaak een wachttijd van bijna 2 jaar. Vaak gebruiken ze de tussenliggende tijd voor hobby’s, reizen of het ontwikkelen van andere vaardigheden. Zo vertelde een van de Zweedse aios bijvoorbeeld dat ze haar eigen dansschool had opgericht in die periode en dat ze die nu exploiteerde naast haar opleiding. Daarna kan worden gestart met specialisaties, welke allemaal 5 jaar duren (huisartsgeneeskunde is een van de specialisaties). De meeste artsen zijn rond de veertig jaar wanneer zij hun opleiding tot specialist afronden. Contract voor 5 jaar Artsen die specialist huisartsgeneeskunde willen worden, solliciteren bij een opleidingspraktijk. Als zij worden aangenomen, krijgen zij een vast contract voor 5 jaar en verdienen zij zo’n 70% van het inkomen van een huisartsspecialist. Ze blijven 5 jaar verbonden aan dezelfde praktijk en dezelfde huisartsopleider en in veel gevallen wordt het contract na de opleiding voor onbepaalde tijd verlengd. De Zweedse aios zien vanaf de eerste werkdag zelfstandig patiënten. Het is een klassiek voorbeeld van ‘learning by doing’. Er is gelegenheid tot overleg met de opleider en een keer per week wordt een uur tijd gereserveerd voor een leergesprek. Ze hebben een keer per maand een bijeenkomst met alle huisartsen-in-opleiding uit hun provincie onder begeleiding van een provinciale huisarts-coördinator. Er bestaat geen enkele relatie tussen de huisartsopleidingen en universitaire afdelingen huisartsgeneeskunde. Per provincie wordt de huisartsopleiding anders georganiseerd en vorm gegeven. Voor een deel is dat begrijpelijk: Zuid Zweden is een verstedelijkt gebied, Noord Zweden is schaars bevolkt en het takenpakket van de huisarts is daar veel uitgebreider en de huisarts moet daar rekening houden met lange reisafstanden. Gezamenlijke modules Gedurende 5 jaar lopen zij gemiddeld 2 jaar stage in het ziekenhuis, vergelijkbaar met onze ELWP1. Het grote verschil met Nederland is dat zij gedurende de stage in het ziekenhuis iedere 2 weken in de praktijk komen en vervolgcontacten onderhouden met hun eigen patiënten. De inhoud van de klinische stages wordt op maat samengesteld afhankelijk van individuele leerbehoeftes. Aios van alle specialismen volgen gezamenlijk een viertal verplichte onderwijsmodules, waaronder bijvoorbeeld de module “Evidence Based Medicine” en de module “Management en Leiderschap”. Dit versterkt het netwerk tussen eerste en tweede lijn en komt de onderlinge samenwerking ten goede. Geen toetsen Er zijn geen verplichte toetsen of formele beoordelingsmomenten tijdens de huisartsopleiding: als je 5 jaar hebt vol gemaakt, word je automatisch huisarts. Sinds kort is er wel een vrijwillig afsluitend examen en scriptie-opdracht. Tijdens de vijfjarige opleiding worden de consulten regelmatig direct geobserveerd 1 ELWP= Externe Leer Werk Periode 26 op één lijn 40 2e uitgave 201 1 door de huisartsopleider. Er wordt tijdens de opleiding vaak gebruik gemaakt van het recht op anderhalf jaar ouderschapsverlof. Strenge triage Een gemiddeld consult in Zweden duurt 30 minuten. De meeste huisartsen zien zo’n 10-12 patiënten per dag. In tegenstelling tot Nederland zien Zweedse huisartsen hun patiënten minder vaak (1,1 patiëntencontact per jaar in Zweden versus 3,7-4,1 patiëntencontacten in Nederland). Er worden nauwelijks huisbezoeken gedaan. Het takenpakket van de huisarts is vergelijkbaar met dat van de Nederlandse huisarts, maar de Zweedse huisartsen krijgen over het algemeen de meer complexe huisartsenzorg te zien. Er vindt namelijk een strenge triage plaats en de praktijkverpleegkundige ziet alle kleine kwalen op haar spreekuur en daarnaast heeft zij categorale spreekuren voor diabetes, COPD en hart/ vaatziekten. Dicteren De Zweedse huisartsen dicteren hun verslag van het consult en dat wordt vervolgens uitgetypt door de secretaresse. Zij waren verbaasd (en aangenaam verrast) over onze korte SOEP-registratie in het HIS. Zweedse huisartsen moeten de arbeids(on-)geschiktheid van werkende patiënten beoordelen en daar een uitgebreid verslag van maken. Dit is een van de minder geliefde taken van de Zweedse huisarts o.a. ook vanwege de administratieve rompslomp. In loondienst Een Zweedse huisartsenpraktijk heeft gemiddeld 4-6 artsen, 4 praktijkverpleegkundigen en een secretaresse; allen in loondienst bij de provinciale overheid. Een huisarts verdient over het algemeen net iets meer dan een specialist in het ziekenhuis. Het inkomen van de huisarts is niet gerelateerd aan de prestaties van de praktijk. De praktijk heeft een eigen budget, waaruit materialen zoals ECG’s, maar ook de aios-h wordt gefinancierd. Continuïteit van zorg De huisartsenpraktijken in Zweden zijn op werkdagen open van 8.00 uur tot 17.00 uur. Tot 20.00 uur ’s avonds doen huisartsen dienst vanaf een soort huisartsenpost of op een eerste hulppost en na die tijd is er slechts één huisarts telefonisch beschikbaar en rijdt deze alleen visites voor het constateren van overlijden en het invullen van de overlijdenspapieren. Er is geen centrale dossiervoering tijdens diensturen. Voor huisartsgeneeskundige vragen belt de patiënt gedurende de nachtelijke uren met een landelijk informatienummer (niet bemand door huisartsen) of wendt de patiënt zich tot ambulancezorg of eerste hulpafdeling, waar hij gezien wordt door de dienstdoende assistent chirurgie of interne. Hervorming huisartsenzorg Sinds kort is de financiering van zorg in Zweden veranderd en is het mogelijk dat huisartsen zich vrij vestigen. Tot nu toe hebben nog maar weinig huisartsen dat gedaan. Waar voorheen een vaste som geld aan de praktijk toekwam, is het geld voor zorg nu veel meer gebonden aan de patiënt. Welke impact deze maatregelen op de huisartsenzorg in Zweden zullen hebben is nog niet duidelijk. De Zweedse huisartsenzorg die al een verregaande taakdelegatie kent- staat verder onder druk doordat een groot aantal zittende huisartsen binnen een paar jaar met pensioen zal gaan en er op dit moment nog onvoldoende aanstaande collega’s worden opgeleid. Eén van de initiatieven van de provinciale en lokale overheden om dit dreigende tekort te ondervangen, is het werven van huisartsen uit het buitenland. Exportproducten De Zweedse aios keken verheugd naar ons HIS en de feedbackmodule van de huisartsenpost Maastricht. Deze twee instrumenten die beiden nog niet gebruikt worden in Zweden zouden volgens hen gemakkelijk te implementeren zijn. Verder gaan zij proberen het onderwijs op de terugkom dagen in kleinere groepen te organiseren en ook een gedragswetenschapper hierbij te betrekken. Inspiratie Het idee van enkele gezamenlijke modules voor alle specialisten-in-opleiding, zoals ze dat in Zweden kennen, sluit goed aan bij het pleidooi van Generation Next en de Jonge Orde om het onderwijs in de competentiegebieden ‘Samenwerken’ en ’Organiseren’ al vanaf het begin van de opleiding te stimuleren.2 De Zweden hebben ons geïnspireerd om de mogelijkheid van een gezamenlijke basismodule voor alle aios uit deze regio verder te onderzoeken. 2 www.gnhuisarts.nl. Pleidooi voor het verder professionaliseren van de deelgebieden organisatie en samenwerken in de opleiding voor huisarts en specialist. 27 op één lijn 40
Pagina 28
2e uitgave 201 1 Puntig Touch and go DOOR FELIX PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING Voor zover u het nog niet wist: ik ben sinds een paar maanden weer docent aan de Huisartsopleiding te Maastricht. Amsterdam bleek, na een jaar uitproberen, toch te ver weg om er te kunnen aarden en ik ben op mijn schreden teruggekeerd. Dank aan ons hoofd Jean Muris en de staf, dat de deur nog openstond. Dank ook aan de redactie van Op één Lijn, dat ik weer een column mag schrijven over het wel en wee in huisartsenland. Maar ik moet het bekennen: ik hou wel van terugkeren! Zo was ik onlangs ook voor de derde keer op Lesbos en zelfs andermaal in hetzelfde appartement. Ik trof er weer de vertrouwde ingrediënten zon, rust, olijven, (niet aan te slepen) kánnen retsina en natuurlijk die alleraardigste beheerder van het huis. Het probleem is alleen dat het mij steeds een vliegreis kost. Ik heb het daar niet zo op. Ik snap niet hoe wij ooit verzonnen hebben om met driehonderd mensen tegelijk in een metalen kist van de grond op te willen stijgen. Wij horen niet in de lucht. Het is blasfemisch om ons op elf kilometer hoogte veilig te wanen. Maar vertel dat mijn vriendin, die naast mij onverstoord haar roman uit kan lezen terwijl ik duizend doden sterf! Zo zetten wij ook nu weer vlak voor Lesbos onze landing in. Al eerder in mijn leven had ik het genot van een doorstart mogen smaken, maar dit liep uit op een ”touch and go”. Door harde windvlagen viel het vliegtuig plotseling naar beneden, raakte de grond en trok meteen weer op. Het zweet stond nat in mijn handen, mensen slaakten hun kreet. Maar toen meldde zich, heel vertrouwenwekkend, de piloot met een goede uitleg en de Engelse term, waardoor de hele landing iets heel menselijks kreeg. Juist ook zijn woorden “Wij proberen het nu nog een keer”, vertederden het geheel en deden mij ontspannen. Tien minuten later trof ik mij dan ook gewoon levend op een veilige bodem aan en ik dankte de piloot en ook de Heer. Na één nacht slapen week de spanning uit mijn lijf en gaf ik mij over aan het eiland. Heerlijk nietsdoen – wie kent het nog? We kunnen naar het haventje lopen of linksaf naar het strand. Nemen we nóg een koffie of beginnen we aan de wijn? Mussen kwetteren en hé kijk daar, dat is de priester van die kerk. Dan rek ik mij nog eens uit 28 op één lijn 40 2e uitgave 201 1 en opper een volgend wandelingetje door het dorp. Op dinsdag belandden wij op deze wijze genoeglijk bij het restaurant waar we ook de dag tevoren uitstekend hadden gegeten bij de lage lentezon. Want ik hou wel van terugkeren, en dat gaat zelfs zo ver dat ik in staat ben om de hele week moussaka te eten, als mij een of ander restaurant gelijk al goed bevalt. Nu ging het om de voortreffelijke schapenbout, en de fooi van gisteren maakte dat we vandaag opeens als grote vrienden door de eigenaresse werden aangemerkt. Zwierig werd het gerecht na enige tijd door de zoon aan onze tafel opgediend. Maar wie schetst mijn teleurstelling toen het vlees taaier bleek dan de dag daarvoor en zelfs ietwat aan de rode, rauwe kant. Nadat ik uiteindelijk besloten had dat ik hier gelijk mocht hebben – “dit is toch écht wel iets te rauw” – meldde ik het netjes aan de passerende zoon. Zijn reactie roept ook nu nog veel bewondering in ons op: in mooi gebroken Engels antwoordde hij dat het vlees steeds van plaatselijke boeren kwam, vers was en daarom onvoorspelbaar van kwaliteit. En hij deed dat zó overtuigend, dat wij het meteen een eer vonden om juist dit vlees op ons bord te hebben gehad, het was ons opeens niet taai genoeg. Tegelijkertijd beseften wij ook hoe professioneel de hele tent was opgezet, gemeten naar het speciale gevoel als gevolg van deze authentiek Griekse bedotterij. Wij hadden voor de rest nog een heel aangename week. Op de terugreis trof ik zoveel turbulentie aan dat ik de drank voor vier maanden afgezworen heb (de vraag waarom mijn leven daarboven in de lucht niet vijf, twaalf of tachtig maanden abstinentie waard was, houdt mij nog steeds wat uit de slaap). Eenmaal op Nederlandse bodem was het treurig hoe snel het gewone leven weer bezit van mij nam. Anderhalve week later was ik met een groep aiossen bij een zitting van het regionale tuchtcollege, om eens te bezien hoe zo’n procedure verloopt. Begrijp mij goed: ik onderschrijf van harte dat artsen professioneel moeten handelen en zich moeten verantwoorden waar zij dat mogelijkerwijs niet hebben gedaan. Maar het gaat me soms te ver. Bij het betreden van de zaal botste ik al tegen de klaagster op, hetgeen ik wil wijten aan haar parmantige decolleté. Vertrouwenwekkend mompelde ik nog een “touch and go”, maar werd tijdens de zitting vervolgens meegevoerd in een verontwaardigd betoog over het (zeer) benadeeld voelen vanwege een littekentje op haar huid. Nu heb ik niet veel tegen verdriet en nog minder tegen het lijden van de mens, maar ik word onpasselijk bij het vermoeden van een financieel motief. Dan betreur ik het teloorgaan van normaal-menselijke omgangsvormen en het langzaam inburgeren van een claimcultuur, waar mensen het handelen van een ander zoeken aan te grijpen voor een eigen geldelijk gewin. Dan zou ik best nóg eens tegen die vrouw willen botsen en in mooi gebroken Brabants gaan zeggen: “Weet u eens wat? Die arts is ook maar een mens. Hij komt hier uit de buurt. Hij probeerde het wel degelijk goed te doen.” In de hoop haar weer wat ontspanning te kunnen brengen en alsnog een goed gevoel. Symposium Wereld Alzheimer Dag 'Alzheimer en een waardig levenseinde' Woensdag 21 september 2011 Statenzaal Provincie Limburg Programma zie website www.alzheimercentrumlimburg.nl 29 op één lijn 40
Pagina 30
op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Mag een arts een patiënt weigeren of uit de praktijk zetten? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE Vorig jaar haalde het AZM de voorpagina met het weigeren van een patiënt op basis van de postcode.1 Een patiënt wordt verliefd op de dokter, of anders om.2 Een boze huisarts had het wel gehad met een patiënte en duwde het bijeengeraapte dossier door de brievenbus met de mededeling dat ze haar heil maar ergens anders moest zoeken3. Een hoog in de bergen van Nepal wandelende dokter dacht dat het tuchtrecht daar niet van toepassing was en koos voor douchen in plaats van behandelen4. Kan dat zomaar een patiënt weigeren? Hoe te handelen als de verliefdheid toeslaat? Een behandelrelatie beëindigen door het dossier in de brievenbus te stoppen? De behandelrelatie niet aangaan? Wat zijn de regels en hoe gaan we er zorgvuldig mee om? In de wet staat niet veel, “de hulpverlener kan, behoudens gewichtige redenen, de behandelingsovereenkomst niet opzeggen”5 , over niet-aangaan van de behandelingsovereenkomst staat niets. Wat precies gewichtige redenen zijn zullen we dus uit de jurisprudentie moeten distilleren. Gelukkig heeft de KNMG een richtlijn die er overgaat. Wanneer is er nu sprake van een behandelingsovereenkomst? Een behandelingsovereenkomst in de zin van de WGBO is een overeenkomst, waarbij de hulpverlener zich tegenover de patiënt verbindt tot het verrichten van geneeskundige handelingen die rechtstreeks op die patiënt betrekking hebben.6 Dus gericht op het individu, door een algemeen advies (bijvoorbeeld op een website) komt geen behandelingsovereenkomst tot stand. Concreet als een patiënt of diens wettelijke vertegenwoordiger zich tot de hulpverlener wendt met een concrete hulpvraag gericht op zijn gezondheidssituatie en de hulpverlener vervolgens op deze vraag ingaat, is er sprake van een behandelingsovereenkomst. Er kan echter al sprake zijn van een voorfase van behandelingsovereenkomst bij wachten in de wachtkamer of bij ongevraagde noodhulp op straat. Begrip gewichtige redenen en zorgvuldigheidseisen voor de arts. Als je een behandelingsovereenkomst niet aan wil gaan zijn er voor de arts drie gewichtige redenen: A. De professionele verantwoordelijkheid weerhoudt de arts ervan een geneeskundige behandelingsovereenkomst met de patiënt aan te gaan. Dit geldt als er zaken gevraagd worden die niet tot je vakgebied horen, of behandeling van familie en bekenden, of bij gewetensbezwaren van de arts bij zaken zoals euthanasie. B. Eerdere ervaringen van de arts met de patiënt zijn aanleiding voor de arts geen behandelingsovereenkomst aan te gaan vanwege het ontbreken van een (voldoende) vertrouwensbasis. Het moet hierbij wel gaan om eigen ervaringen dus niet van horen zeggen of ervaringen van anderen. C. De arts heeft een aanmerkelijk belang bij het niet aangaan van de behandelingsovereenkomst, en wel een groter belang dan het belang van de patiënt bij het aangaan van de overeenkomst. Dit kan gelden bij een bepaalde praktijk grootte, of op basis van geografie. Hierbij mag niet worden gediscrimineerd. Naast deze gewichtige redenen zal men zich aan zorgvuldigheidseisen moeten houden, zoals het met de patiënt overleggen en motiveren van de reden van het niet aangaan van de behandelingsovereenkomst. Daarnaast het eventueel verstrekken van gegevens of dossiers die al zijn toegezonden. 1 NRC januari 2010 2 RTC Groningen 23 mei 2001 3 CTC 13 juli 2006 4 CTC 19 augustus 2010 5 Art. 7: 460 BW 6 Art. 7:446 BW 30 2e uitgave 201 1 In noodsituaties zal men altijd hulp moeten verlenen. Als je een al bestaande behandelingsovereenkomst wil beëindigen zijn er voor de arts vier gewichtige redenen: A. Bij onheus of agressief gedrag van de patiënt tegen de arts of andere medewerkers van de praktijk. Het moet gaan om grensoverschrijdend gedrag of een ernstig conflict, niet eenmalig, en niet door een ziekte waaraan de patiënt lijdt. B. De patiënt weigert aan de behandeling mee te werken. Het gaat om het achter houden van informatie met ernstige consequenties, het niet nemen van medicatie terwijl dit wel geïndiceerd en afgesproken is. Het geldt weer niet bij een second opinion7, en ook niet bij onderbreken van de behandeling in verband met vakantie.8 C. Als de patiënt voortdurend weigert om de rekening te betalen. D. Ook hier weer het aanmerkelijk belang van de arts. Het gaat dan om persoonlijke gevoelens, als je verliefd bent op de patiënt of andersom9, gewetensbezwaren, arbeidsongeschiktheid van de arts, bij een tuchtmaatregel, als je met pensioen gaat, als de patiënt verhuist buiten de geografie van de praktijk, of bij negatieve uitlatingen van de patiënt over de arts of zijn team. Ook hier weer een aantal zorgvuldigheidseisen waaraan men daarnaast moet voldoen: Bij a, b en c, • Herhaaldelijk aandringen en waarschuwen • Een redelijke termijn van beëindiging aanhouden • En tot er een andere arts is gevonden is voortzetten van de medische hulp noodzakelijk. Bij d, • Tijdig inlichten en hulp bieden bij het vinden voor een andere hulpverlener, mag ook een waarnemer zijn als het een tijdelijke situatie is • Ook hier is voortzetten van de medische hulp noodzakelijk tot er een nieuwe arts is gevonden. 7 RTC Groningen 27-01-98 8 RTC Amsterdam 28-01-03 9 Voor sommige behandelaars, bv psychotherapeuten, ook weer niet te snel verliefdheid van patiënten aannemen, maar rekening houden met overdrachts gevoelens. RTC ’s Gravenhagen 29-03-06 Bij a,b, c en d • Het dossier overdragen • Zorgvuldig dossier beheer (niet achter houden als dwangmiddel). Beëindiging door patiënt en in goed overleg De patiënt kan de behandelingsovereenkomst altijd opzeggen, zonder opgaaf van reden. In goed overleg kan de behandelingsovereenkomst ook beëindigd worden. Maar ook bij beëindiging in goed overleg moet men zorgvuldigheidseisen in aanmerking nemen: • Afspraken maken over beëindiging. Bij voorkeur schriftelijk, en in bepaalde gevallen de patiënt wijzen op nadelige gevolgen van stoppen behandeling10 • Bij nood hulp verlenen • Overdragen van behandeling en dossier. Als we dan de casus van het begin tegen deze spelregels aanhouden, komen we tot de volgende conclusies. Het AZM is niet direct helder wat de gewichtige reden van de Instelling is, en zeker zijn de zorgvuldigheidseisen naar de patiënten toe niet in acht genomen. Bij de verliefde patiënt en of dokter is de gewichtige reden, het aanmerkelijk belang van de arts, en wel de persoonlijke gevoelens, de zorgvuldigheidsredenen dienen dan gevolgd te worden, met voor sommige beroepsgroepen, wat aangescherpte regels (psychologen, psychotherapeuten en psychiaters). De boze huisarts is niet duidelijk in zijn gewichtige reden, ook wordt niet duidelijk of zijn belang boven dat van de patiënt gaat, aan de zorgvuldigheidseisen is zeker niet voldaan als het dossier in de brievenbus gaat. Ook de in Nepal wandelende arts had nog professionele verantwoordelijkheid kunnen aanvoeren (iets doen waartoe je niet opgeleid bent) maar had dit eerst zelf moeten beoordelen en conform de zorgvuldigheidseisen moeten toelichten aan de betrokken patiënt. Dat het CTC het geen noodsituatie vond is te begrijpen, maar dit niet eerst zelf vast stellen en dan de zorgvuldigheidseisen in acht nemen niet. Met deze redelijk overzichtelijke gewichtige redenen en de beperkte zorgvuldigheidseisen, moet het voor elke beroepsbeoefenaar mogelijk zijn om behandelrelaties zorgvuldig aan te gaan én te beëindigen. 10 Uitspraak over behandelende artsen Sylvia Millecam RTC Amsterdam 07-04-06 31 op één lijn 40

Op één Lijn 39


Pagina 2
Inhoudsopgave Colofon Oplage 2100 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Ria Lumeij, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht, OBS 7364 Fotografie – Foto's pagina 7 zijn gemaakt door Jos Sleijpen – Foto's pagina 9 en 29 zijn gemaakt door Joey Roberts – Foto's pagina 10 gemaakt door Jos Sleijpen – Foto omslag, Prof. Trudy van der Weijden en Prof. André Knottnerus – Foto pagina 34 is gemaakt door Jos Sleijpen – Foto's pagina 3 en 4 zijn gemaakt door Sasha Ruland Deadline volgend nummer 24 juni 2011 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 2 Van de redactie Van de voorzitter – Job Metsemakers Dans of dogma? Inauguratie Trudy van der Weijden – redactie Opleiders tweedaagse in Heeze 6th International Shared Decision making conference – Marije Koelewijn Afscheid van huisarts Paul Stalenhoef – Harry Crebolder en Job Metsemakers Wat is het Vrouwengezondheidscentrum? – Annemiek Nijholt en Yvonne Winants Benoeming tot UHD – Marjan van den Akker 3 4 5 7 8 9 10 11 Academiedag 2010. Van losse lijnen naar draadloos netwerk – Babette Doorn 12 Afscheid Marijke Perquin – redactie Wat kan de huisarts doen tegen meeroken van kinderen? – Sasha Hutchinson Kanker bij Limburgse Ouderen (KLIMOP onderzoek) – Marjan van den Akker Een genetische test om rokers te helpen stoppen – Marieke Quaak De Pil-Studie – Donna Bosch-Lenders Amuse-2 – Petra Erkens Online Stoppen met roken onderzoek – Nicola Stanczyk Prijswinnend project: acute hoest online nascholing – redactie Pinda-allergie komt minder vaak voor dan gedacht – Daniel Kotz Promotie Helene Voogdt Voor u geschreven in Maastricht – Jelle Stoffers Three Months in Maastricht – Araya A Medhanyie NHG-standaard PreventieConsult van start – Merijn Godefrooij Wespen Ervaringen en meningen van CVA-patiënten over nieuwe ontwikkelde CVA-zorgketen – Inge Rutten Nieuwe sneltest leidt niet tot meer medicalisering – Leon de Bock en Pieter-Jan Beckers Professionele versus publieke gebruik van prescriptie-indicatoren: Pro of contra? – Annelies Brouwers Nascholing, waar haal je het vandaan! – Yvonne van Leeuwen Nieuws uit de Huisartsopleiding – Jean Muris Waar moet dat heen? – Hendrik Jan Vunderink “Pien aon de tien” wetenschapsdag aios – Rianne Smals-Oomen Ex-aios: de realiteit blijft een grote sprong – Guus Verheijen Gezondheidsrechterlijke kwesties: huisarts knel tussen wet en praktijk – Arie de Jong 13 14 15 16 17 18 19 20 22 23 25 27 28 29 30 31 32 33 34 36 37 38 op één lijn 39 1e uitgave 2011 Van de redactie Agorafobie? Algemeen gesteld is agorafobie de angst om een vertrouwde en veilige omgeving te verlaten, aldus Wikipedia. Met agora of markt doel ik niet op de braak liggende, omheinde Campus in Randwijck Maastricht, ook wel het gat van Calatrava (naar de architect) genoemd. Hier worden we inderdaad fobisch van, zeker zij die er overdag parkeren. Nee, onze agorafobie betreft het beeld wat sommigen van u over ons hebben: dat wij in ivoren torens zouden zitten. Een deel van die beeldvorming, op het ivoor en de torens na, is waar: velen van ons zitten vooral binnen op hun werkkamer in Maastricht en komen zelden ‘buiten’ (in de praktijk). Medewerkers, studenten en onderzoekers die niet weten in welke wereld u vertoeft en waartoe ons aller handelen dient: de Huisartsgeneeskunde. Gelukkig hebben we bij die agorafobie geen last van sterke paniekaanvallen. Zou het dan toch psychosomatisch zijn? Met die vraag stapte ik naar een echte dokter (gelukkig werken die ook op onze afdeling) en die kwam behalve met een juiste diagnose, ook met een behandelplan: U moet de markt juist op, het veld in, de boer op, of hoe u het ook wilt noemen. U zult zien dat U snel opknapt en beter wordt, maar dan moet u wel naar de dokter(s) luisteren. Vandaar dat dit voorjaar iedere huisarts in onze regio (Limburg en Brabant) een brief en een vragenlijstboekje ontvangt met de vraag om mee te doen aan ons grootschalige marktonderzoek. Dit is hard nodig, want er is de laatste jaren veel veranderd in uw wereld en de onze. De wederkerigheid lijkt vervaagd te zijn geraakt. Hoe gaan we dat samen aanpakken? Daartoe willen we niet alleen de mening horen van de harde kern die we geregeld spreken en waarmee we continu zaken doen. We willen nu ook de huisartsen die niet of weinig met ons samenwerken overtuigen van het nut om dat juist wel te gaan doen. Wat heeft onze agora in dit nummer te bieden? Veel onderzoeksprojecten, waarbij we ons realiseren dat die niet alleen heel interessant en nuttig zijn, maar tegelijkertijd ook weer een inspanning van de kant van de praktijken 3 verwachten. Over de uitkomsten van projecten praat huisarts en onderzoeker Jelle Stoffers u weer bij. Mensen komen en mensen gaan, deze keer twee stukjes over collega’s die met (vervroegd) pensioen gingen: Paul Stalenhoef en Marijke Perquin. En als grote afdeling heb je meestal ook wel wat te vieren: de inauguratie van Trudy van der Weijden als nieuwe hoogleraar bij Huisartsgeneeskunde bijvoorbeeld. Luc Gidding van onze redactie schreef een editorial. Goed nieuws ook voor dr. Marjan van den Akker, onderzoeker, zij werd recent benoemd tot Universitair Hoofd Docent op grond van haar uitstekende prestaties in onderwijs en de wetenschap. Yvonne van Leeuwen tracht de nascholing opnieuw in de kijker te zetten, zij is de officiële nascholingscoördinator van onze vakgroep. De agora van de Huisartsopleiding kent naast marktplaatsachtige activiteiten ook ruimte voor ontspanning: de twee daagse voor opleiders in Heeze is daar een mooi voorbeeld van. Gerard Benthem, HAO coördinator, heeft goed geluisterd naar zijn opleider(s): er is behoefte aan meer waardering! Zo gezegd zo gedaan: een parelmoeren lintje voor elke opleidingspraktijk als blijk van dank voor het werken aan kwaliteit (en accreditatie). Het nieuwe hoofd van de Huisartsopleiding laat weten zijn weg te vinden, net als oud aios Guus Verheijen. Redactielid namens de Huisartsopleiding Hendrik Jan Vunderink maakt ons niet blij met een ‘dooie mus’ en vatte voor ons de getallen van het Capaciteitsorgaan samen. Tot slot vonden we huisarts Arie de Jong uit Goirle bereid om zijn kennis over gezondheidsrechterlijke kwesties met ons te delen. We gaan ervan uit dat dit een vaste rubriek gaat worden. Babette Doorn
Pagina 4
op één lijn 39 1e uitgave 2011 Van de voorzitter De toekomst DOOR JOB METSEMAKERS, VAKGROEPVOORZITTER EN HUISARTS IN GEULLE Op dit moment houden me drie onderwerpen bezig die allemaal met de toekomst te maken hebben. Ten eerste de brief van minister Schippers van Volksgezondheid aan de Tweede Kamer getiteld “Zorg die werkt” waarin ze haar voornemens benoemt. In dat soort brieven staan vaak fraaie vergezichten, loze kreten en cryptische formuleringen. Ik citeer: ‘Met betere zorg bedoel ik (= de minister) ook dat de basiszorg beter bereikbaar is. Ik wil de patiënt weer het vertrouwen geven dat de zorg beschikbaar is op het moment dat iemand zorg nodig heeft. Ook ’s avonds en ’s nachts. Mensen die in dorpen of op het platteland wonen, moeten er op kunnen vertrouwen dat er een zorgverlener in de buurt is. Dat als het nodig is, de zorgverlener ’s nachts op huisbezoek komt. Basiszorg moet voor de patiënt weer een gezicht krijgen’. Heeft de minister het nu over de huisarts of de wijkverpleeg kundige als ze het woord “zorgverlener” hanteert? Moeten de huisartsen op het platteland weer gewoon in dienstgroepen gaan draaien en geen onderdeel van een Huisartsenpost meer uitmaken? Een gezicht krijgen? Voor het merendeel van de patiënten heeft de huisarts al een heel duidelijk gezicht. Dus wat wil de minister nu eigenlijk zeggen? Wie nog wat verder wil puzzelen op het beleid doet er goed aan de Brief aan de kamer: “Zorg die werkt” (26/01/2011) op te zoeken op de website van VWS. We gaan ook zelf aan de slag met de toekomst van de huisarts. Dat wil zeggen dat de LHV en het NHG het project Toekomstvisie Huisartsenzorg 2020 zijn gestart. Vanuit de vaste kernwaarden persoonsgerichte, integrale en continue zorg zal worden bezien welke aspecten van de huisartsenzorg in verandering zijn als gevolg van ontwikkelingen in samenleving en gezondheidszorg. U wordt daar door de projectgroep nader over geïnformeerd en uitgenodigd tot deelname aan de brede discussie. De uitkomst bepaalt kort gezegd: “de taken van de huisarts”. Ik zal mijn best doen om één taak prominent te benoemen en toe te voegen. Ik doel op de taak van docent. Alle berekeningen van het Capaciteitsorgaan laten zien dat in de toekomst meer huisartsen nodig zijn, zelfs als er meer praktijkverpleegkundigen in de praktijken aan de slag gaan. Er zullen ook meer studenten geneeskunde komen. Voor goed onderwijs aan die studenten en aan de AIOs, en eigenlijk ook aan 4 praktijkassistentes en praktijkverpleegkundigen zullen huisartsdocenten nodig zijn naast de huisartsen die in hun eigen praktijk stagiaires, studenten, coassistenten en AIOS begeleiden. Mijn uitgangspunt is momenteel dat het eigenlijk geen vriendelijk verzoek aan de beroepsgroep is om deel te nemen aan onderwijs, maar een plicht van de beroepsgroep, dus van elke huisarts. We kunnen anders wel Toekomstvisies schrijven met plannen voor de inhoud van de zorg, die zullen nutteloos blijken als we dan niet voldoende huisartsen hebben. Mijn laatste punt gaat over wetenschappelijk onderzoek in de huisartspraktijk. Dat is tot grote bloei gekomen dankzij de medewerking van heel veel huisartsen die steeds maar vragenlijsten hebben uitgedeeld en patiënten hebben geïncludeerd. We bemerken nu dat onderzoekers uit ziekenhuizen bij hun onderzoek niet alleen de populatie uit het ziekenhuis willen includeren (de beruchte valkuil uit het verleden waardoor wetenschappelijk onderzoek vaak niet toepasbaar was in de huisartspraktijk), maar ook patiënten uit de huisartspraktijk. Goed nieuws, maar ook wel wat problematisch. Deze onderzoekers spreken de taal van de huisarts(praktijk) niet, kunnen geen goede inschatting maken van de werkwijze in de praktijk en komen vaak pas heel laat met de vraag of we ( de vakgroep) even de adressen van huisartsen kunnen aanleveren. We zijn dan al blij dàt ze zich bij ons melden, want dan kunnen we trachten nog wat bij te sturen. Dat lukt ons niet altijd en zeker niet helemaal. We beseffen dat het veld fors wordt belast de laatste maanden. We trachten te reguleren en denken dat het beter is een vinger in de pap te krijgen dan botweg verzending te weigeren. Uw adresgegevens zijn immers ook op andere manieren te verkrijgen en het onderzoek komt dan toch op uw deurmat, maar dan met grotere frustratie bij u en de onderzoekers (nog afgezien van verspild gemeenschapsgeld). Wetenschappelijk onderzoek blijft nodig voor een goede onderbouwing van de zorg, dus doe wel mee als u ziet dat het CEL (Coördinatiebureau Eerste Lijn vakgroep Huisartsgeneeskunde) het onderzoek ondersteunt. Genoeg werk te doen. op één lijn 39 1e uitgave 2011 Nieuwe hoogleraar Trudy van der Weijden Van Dogma naar Dans DOOR LUC GIDDING, REDACTIE ‘Klinische praktijkrichtlijnen zijn aanbevelingen die richting geven en geen strikt opgelegde handelingen.’ Zo begon Prof.dr. Trudy van der Weijden, arts-epidemioloog aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde, haar inspirerende inaugurale rede op 26 november 2010. Zij droeg haar rede op aan de Nederlandse huisartsen, want: ‘Daar mogen we heel trots op zijn.’ Hieronder kunt u een samenvatting lezen van het betreffende gedeelte van haar rede. Richtlijnen in de spreekkamer – medische beslissingen De heer Bos heeft prostaatkanker die kan worden behandeld met bestraling. Een hoge bestralingsdosis geeft meer kans op overleving, maar ook meer kans op hinderlijke plasklachten en erectiestoornissen. Een lage dosis geeft een wat lagere kans op overleving maar veel minder kans op deze bijwerkingen. Wat past het beste bij hem? Medische beslissingen waarbij er meer dan één behandeloptie is en waar verschillende dilemma’s bij optreden, noemen we preferentiegevoelige beslissingen. Iedere patiënt is uniek en vergt maatwerk. Nu financiële vergoedingen gekoppeld worden aan de mate waarin artsen volgens richtlijnen werken, dreigt het gevaar dat deze dogmatisch worden toegepast. Het toepassen van richtlijnen is een dynamisch, patiëntgericht proces, waarbij het juist de bedoeling is, om beredeneerd van de richtlijnen te kunnen afwijken. De dans is een metafoor voor deze dynamiek. De arts heeft de leiding, maar past de dansstijl aan de patiënt aan. Arts en patiënt bewegen met elkaar mee. Evidence based practice Eeuwenlang was de geneeskunde gebaseerd op de inzichten van artsen met aanzien, op autoriteit. In de huidige complexe gezondheidszorg voldoet dit niet meer en is evidence nodig: feitenkennis gebaseerd op systematische waarnemingen. Hiermee is bijvoorbeeld aangetoond dat een maagzweer een infectieuze oorzaak heeft, dat trommelvliezen doorprikken en amandelen knippen meestal onnodig zijn en dat bij een hernia twee weken plat liggen niet helpt. Dankzij evidence based medicine is de kans op niet-werkzame behandelingen en medische blunders veel kleiner geworden. Maar we moeten waken voor het 5
Pagina 6
op één lijn 39 1e uitgave 2011 dogmatisch interpreteren van evidence. De kracht van het bewijs mag niet zwaarder wegen dan de relevantie van het bewijs. Zo is er krachtig bewijs dat statines de kans op sterfte door een hart- of vaatziekte, bij personen die niet bekend zijn met een hart- of vaatziekte, van 1,7 naar 1,2% verlagen. De hartchirurg denkt dan: dit is een risico verlaging met eenderde, dus ik wil aan grote groepen patiënten statines voorschrijven. Maar de huisarts hoort klachten over de bijwerkingen en denkt: het is een verlaging van het absolute risico met 0,5%, veel patiënten slikken de statines voor niets, dus ik schrijf alleen statines voor aan hoogrisicopatiënten. Vanuit hun eigen perspectief hebben beide experts gelijk. Er is geen 1-op-1-relatie tussen evidence en aanbevelingen. De op bewijs gebaseerde kennis is niet bij te houden voor artsen, er is sprake van informatie-overload. Er worden elke dag 1.500 artikelen gepubliceerd. Om bij te blijven zou elke arts dagelijks meer dan 20 artikelen moeten lezen! Klinische praktijkrichtlijnen De hierboven beschreven problemen worden ondervangen door klinische praktijkrichtlijnen. Goede richtlijnen vertrekken vanuit de behoeften van de gebruikers van de richtlijnen, in tegenstelling tot de evidence, die soms geïnitieerd wordt vanuit andere belangen dan die van de zorgverleners in de spreekkamer. In richtlijncommissies zitten experts bij elkaar. Patiënten zijn ook experts, in ziek zijn, ze zijn ervaringsdeskundig. Zij horen een stem te hebben in richtlijnontwikkeling en kunnen het dogmatische gebruik van evidence verder indammen. Zo heeft bijvoorbeeld discussie tussen reuma tologen en patiënten ertoe geleid dat niet alleen de behandeling van ontstoken gewrichten aandacht kreeg, maar ook de vermoeidheid waar veel reumapatiënten meevkampen; een onderwerp dat aanvankelijk niet op de agenda van de artsen stond. Patiëntenperspectief Er zijn drie manieren om het patiëntenperspectief in richtlijnen te vatten. Consultatie: de richtlijncommissie vraagt patiënten naar hun ervaringen en wensen, of naar hun mening over de conceptrichtlijn. Communicatie: als er een patiëntenversie van de richtlijn wordt gemaakt, weten de patiënten wat ze in de spreekkamer kunnen verwachten. Participatie: het daadwerkelijk meedoen aan het ontwikkelen van de richtlijn. Dat laatste staat nog in de kinderschoenen en vaak loopt het nog niet goed. Patiëntvertegenwoordigers moeten vaak ‘bewijzen’ dat ze verder kunnen kijken dan hun eigen ervaringen, hun eigen belang. Tegelijkertijd komt het voor dat de professionals in de commissies hun eigen stokpaardjes blijven berijden, en niet boven de partijen uitstijgen. We hebben geleerd dat patiëntvertegenwoordigers betrokken moeten worden in álle fasen van de richtlijnontwikkeling en zeker bij het vaststellen van de uitgangsvragen. Toepassen van richtlijnen in de spreekkamer Huisartsen handelen gemiddeld in 60 tot 70% van de gevallen volgens de richtlijnen rond medicatievoorschriften. Dat lijkt misschien laag, maar er zijn goede redenen om af te wijken van richtlijnen, zoals polyfarmacie of multimorbiditeit, routines en ervaring. En er moet ook variatie zijn tussen artsen; richtlijnen zijn immers geen dogma’s. Er is echter ook onwenselijke variatie tussen artsen: de een schrijft onevenredig veel recepten uit, de ander vraagt wat al te vaak laboratoriumtests aan. Artsen blijken dan meer te worden gevormd door lokale gebruiken dan door richtlijnen. Waar de patiënt woont en wie hij consulteert bepaalt sterker de behandeling dan de richtlijn of de eigen wensen van de patiënt. Therapietrouw is ook een probleem: gemiddeld houdt 75% van de patiënten zich aan medische voorschriften. Bij chronische medicatie is dat nog maar 50% en bij leefstijladvisering is het nog minder. Daarbij speelt ook de arts-patiëntrelatie een rol. De patiënt, in diens gehele persoonlijke context, vergt dus vaak maatwerk. Voor dat maatwerk kan gezamenlijke besluitvorming helpen om onwenselijke variatie tussen artsen en therapieontrouw het hoofd te bieden. Gezamenlijke besluitvorming (shared decision making) Samen met de patiënt op zoek naar een passend behandelplan, waar hij ook zelf achterstaat. De arts legt uit dat er meerdere behandelopties zijn en schetst deze opties objectief met de kansen op effecten en bijwerkingen. De patiënt vertelt over zijn angsten, bedenkingen en wensen. Dan volgt het wikken en wegen, de deliberatie. De arts kan een behandeloptie aanbevelen en de patiënt brengt zijn voorkeur naar voren. Tot slot wordt een beslissing genomen en meestal is er consensus. Dit model ziet er op papier helder uit maar is in de spreekkamer natuurlijk veel complexer. Gezamenlijke besluitvorming is vaak een geleidelijk proces, verspreid over meerdere consulten, waarbij vele individuen naast de arts en de patiënt betrokken kunnen zijn. Een keuzehulp is een belangrijk ondersteunend middel voor gezamenlijke besluitvorming dat een neutraal overzicht dient te geven van de behandelopties, de voor- en nadelen per optie en de kansen op de uitkomsten. VWS stelt al deze keuzehulpen beschikbaar op kiesbeter.nl. Uit onderzoek blijkt dat patiënten die gezamenlijke besluitvorming kregen, inclusief keuzehulp, meer kennis hadden dan regulier voorgelichte patiënten. Ze werden meer betrokken bij het deliberatieproces en de gemaakte keuzes pasten beter bij hun wensen. Het blijkt dat, wanneer patiënten geïnformeerd zijn over de behandelopties en de voor- en nadelen, zij minder vaak dan artsen voor conservatieve behandeling of voor afwachten kiezen, vaker voor kwaliteit van leven dan voor levensverlenging. 6 op één lijn 39 1e uitgave 2011 Conclusie Om gezamenlijke besluitvorming in te voeren, moeten artsen het kennen, kunnen, willen en écht doen. Hiervoor kunnen we denken aan scholing waarbij generieke scholing minder zinvol lijkt en dat scholing gekoppeld moet zijn aan een specifieke richtlijn met een relevante preferentiegevoelige aanbeveling. Artsen moeten gesteund worden door hun leidinggevende, en alle teamleden zouden dezelfde kennis en motivatie moeten hebben. De patiënt dient goed ondersteund te worden bijvoorbeeld door coachen door verpleegkundigen en goede keuzehulpen moeten voortdurend beschikbaar zijn. De richtlijn zou zeer gebruiksvriendelijk aangeleverd moeten worden, in een goede samenvatting voor artsen en in een patiëntenversie die naadloos aansluit bij de artsenversie. Het toepassen van richtlijnen in de dagelijkse praktijk is een dynamisch en patiëntgericht proces, waarbij beredeneerd afwijken van de richtlijnen juist de bedoeling is. Gezamenlijke besluitvorming, inclusief de keuzehulp, is hierin een belangrijke peiler, reëel en haalbaar, zonder een nieuw dogma te worden. Opleiders tweedaagse in Heeze Op 9 en 10 februari jl. vond in De Kapellerput in Heeze een tweedaagse plaats voor Huisartsopleiders van de Universiteit Maastricht. De dagen stonden vooral in het teken van de thema’s diagnostiek van onverklaarde klachten (huisartsvaardig heid) en het taakgerichte leergesprek (opleidersvaardigheid). Er werd ook volop geoefend in subgroepen. De opkomst was uitstekend en de sfeer was voortreffelijk. Paul de Breet, opleider uit Echt, kreeg als eerste van de opleiders het Lintje uitgereikt door Gerard Benthem. Het Lintje is gemaakt ter gelegenheid van de waardering voor het bezig zijn met kwaliteitsbeleid, de praktijkaccreditatie, een idee dat door Paul de Breet werd geopperd en is uitgewerkt door Gerard Benthem. 7
Pagina 8
op één lijn 39 1e uitgave 2011 6th International Shared Decision Making conference Bridging the gap between research and practice: patient pull or clinician push? DOOR MARIJE KOELEWIJN, SENIOR ONDERZOEKER EN TRUDY VAN DER WEIJDEN, HOOGLERAAR IMPLEMENTATIE VAN RICHTLIJNEN Van 19 t/m 22 juni 2011 wordt in Maastricht het 6e Internationale Shared Decision Making congres (ISDM 2011) gehouden. Het congres is een unieke gelegenheid om zo dichtbij huis met toonaangevende wetenschappers, patiëntvertegenwoordigers, zorgverleners en beleidsmakers te leren en te debatteren over hoe gezamenlijke besluitvorming het best geïmplementeerd kan worden in de klinische praktijk. Samen beslissen Patiënten worden in toenemende mate geconfronteerd met complexe beslissingen. Er kunnen in de beslissingen meerdere opties voor behandeling zijn of onzekere uitkomsten. Bovendien worden de effecten en bijwerkingen van medische- en zorginterventies verschillend gewaardeerd door patiënten. In Gezamenlijke Besluitvorming (Shared decision-making, kortweg SDM) wordt het belang onderkend dat patiënten en zorgverleners moeten samenwerken om tot de juiste keuzes te komen voor testen en behandelingen. Patiënten en zorgverleners brengen in het besluitvormingsproces verschillende expertise in. De zorgverleners zijn verantwoordelijk voor het vakkundig toepassen van evidence-based informatie en om patiënten te helpen om een behandeling te kiezen die het beste past bij de waarden van de patiënten. Patiënten moeten in het consult hun voorkeuren verwoorden en delen met de zorgverleners. In het SDM model kunnen goedgeïnformeerde patiënten en zorgverleners in overleg bepalen welke optie het beste past bij wat de patiënt belangrijk vindt – dus kwalitatief hoogstaande zorg leveren die zowel evidence based is als patiëntgericht. Van onderzoek naar praktijk en andersom Hoewel onderkend wordt dat SDM een relevant model is voor communicatie tussen patiënt en zorgverlener, stuit het toepassen van de principes van SDM op hindernissen. Vele knelpunten zijn beschreven vanuit het perspectief van de zorgverleners, patiënten, de zorgorganisatie en heersende cultuur in de gezondheidszorg. Uit implementatiestudies hebben we geleerd dat het pushen van zorgverleners om SDM toe te passen niet tot de gewenste resultaten leidt. Moeten we onze energie meer richten op het empoweren van patiënten? Het thema van het tweejaarlijkse 6e Internationale Shared Decision Making congres luidt: ‘Bridging the gap between research and practice: patient pull or clinician push?’ Behalve dit thema, zijn ook andere aspecten gerelateerd aan SDM open voor discussie tijdens het congres zoals: • De ontwikkeling en evaluatie van keuzehulpen • Het meten van het concept SDM • Modellen voor de implementatie van SDM in verschillende zorgsituaties • SDM in verschillende culturele situaties • Het verband tussen SDM en klinische praktijk richtlijnen • Normatieve en ethische aspecten van SDM • Theorieën over hoe de mens tot beslissingen komt Wat kunt u verwachten? Het doel van ISDM 2011 is om toonaangevende wetenschappers, patiënt vertegenwoordigers, zorgverleners en beleidsmakers samen te brengen om te leren en te debatteren over hoe gezamenlijke besluitvorming het best geïmplementeerd kan worden in de klinische praktijk. In dit congres proberen we bruggen te bouwen tussen onderzoek en praktijk. Het onderliggende motief is het bevorderen van evidence-based, patiëntgerichte medische zorg, door het betrekken van patiënten in de besluitvorming over de zorg te faciliteren. We bouwen hiermee voort op de successen van eerdere ISDM congressen in Oxford, UK (2001), Swansea, UK (2003), Ottawa, Canada (2005), Freiburg, Germany (2007), en Boston, USA (2009). Dit wetenschappelijke congres zal worden gestructureerd rond plenaire sessies, presentaties in parallel sessies, workshops, poster sessies en een expositie van besluitvormingsondersteunende materialen. We hebben topsprekers kunnen aantrekken voor de keynotepresentaties. We verwachten ongeveer 300 nationale en internationale deelnemers aan het congres. Het congres vindt plaats in hotel Crowne Plaza in het centrum van Maastricht. Er is accreditatie aangevraagd voor 24 punten. Voor meer informatie en het inschrijfformulier verwijzen wij u naar onze website www.isdm2011.org. 8 op één lijn 39 1e uitgave 2011 ‘Van oude mensen…’ Afscheid van academisch huisarts Paul Stalenhoef DOOR HARRY CREBOLDER, EM. HOOGLERAAR HUISARTSGENEESKUNDE EN JOB METSEMAKERS, HOOGLERAAR HUISARTSGENEESKUNDE EN VOORZITTER VAN DE VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Op 7 januari 2011 nam dr. Paul Stalenhoef met een indrukwekkend symposium afscheid als huisarts en medewerker van de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Het was de afronding van een loopbaan die in 1974 begon. Aanvankelijk was hij geassocieerd met They Lemmens en Léon Lodewick en zij richtten het gezondheidscentrum Dr. van Kleef op. Later associeerde Paul met Bèr Huynen, Pie Castermans, Mieke Maaskant en Caroline Robertson. Vanaf 1976 heeft hij als praktiserend huisarts alle denkbare onderwijsrollen in de opleiding tot arts vervuld. Samen met zijn collegae was hij een rolmodel voor de honderden studenten die in hun praktijk stage mochten lopen. Door zijn lidmaatschappen van de vele plannings- en projectgroepen vertegenwoordigde hij de ideale combinatie van theoretisch en praktisch onderwijs. Uit de evaluaties blijkt de grote waardering van de studenten. Nationaal en internationaal is hij bekend geworden door zijn wetenschappelijk onderzoek over vallen bij ouderen. In 1999 promoveerde hij op het proefschrift “Falls in The elderly. A primary care based study” onder leiding van prof. Harry Crebolder, prof. André Knottnerus en dr. Jos Diederiks. Voor het eerst werd dat belangrijke thema voor de huisartsgeneeskunde in kaart gebracht. Het is een aparte en vruchtbare onderzoekslijn geworden. In landelijke commissies over dit onderwerp heeft Paul de huisartsgeneeskundige inbreng geleverd. En natuurlijk verzorgde hij vele colleges hierover in het Maastrichtse curriculum. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn afscheidssymposium was getiteld: ‘Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan…..’, ontleend aan het bekende boek van Louis Couperus. Toen bleek de draagwijdte die de thematiek inmiddels heeft gekregen. Boeiend is dat niet alleen de medische invalshoek door hem gekozen was, maar ook ‘Ouder worden in de beeldende kunst’ kreeg een plek. En dat deed recht aan de artistieke kwaliteiten van Paul. Een voortreffelijk tekenaar, liefhebber van poëzie, muziek en beeldende kunst. Een waarlijk academisch huisarts heeft afscheid genomen, met zijn sporen in het medisch onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek. Maar bovenal als een geliefd huisarts van de talloze patiënten die hem daags na het symposium de hand kwamen drukken. 9
Pagina 10
op één lijn 39 1e uitgave 2011 Voor en door vrouwen én huisartsen Wat is het Vrouwengezondheidscentrum? DOOR ANNEMIEK NIJHOLT, HUISARTS GEZONDHEIDSCENTRUM HEER EN YVONNE WINANTS, UNIVERSITAIR HUISARTS NP, SENIOR CONSULENT HUISELIJK GEWELD, GEZINSTHERAPIE, THERAPIE & STRESS COACHING Beide huisartsen hadden zitting in het bestuur van het Vrouwengezondheidscentrum (VGC) gelegen aan de Spoorlaan in Maastricht. Yvonne was voorzitter en Annemiek participeerde evenals huisartsen Mieke Bruggeman en Maria-Ange Keijsers als bestuurslid. Vaak krijgen zij de vraag “Wat is dat nu eigenlijk het Vrouwengezondheidscentrum?", en “Wat heb je eraan als huisarts?” Het ontstaan van VGC Maastricht In 1984 besloot een groep goed opgeleide vrouwen dat het belangrijk was om in navolging van landelijke ontwikkelingen ook in Maastricht een Vrouwengezondheids centrum op te richten. De groep bestond uit zorgprofessionals en studenten, allemaal daadkrachtige vrouwen met een sterke drive op het vlak van vrouwvriendelijkheid en emancipatie. Financiering werd gevonden zodat een ruimte kon worden gehuurd in de Bouillonstraat. Vervolgens startte men met praatgroepen, lotgenotengroepen en voorlichtingen. Voor en door vrouwen stond voorop. Het vervolg Centrale thema’s in de beginjaren van het VGC waren de overgang (eigen ervaringen en klachten), bevallingen (waaronder postpartum klachten), medicijngebruik (o.a. benzodiazepinegebruik), de opvoeding van kinderen, relaties, verslavingen, eetproblemen, geweld tegen vrouwen en bejegening van vrouwen door hulpverleners. Een kleine gemeentelijke subsidie werd beschikbaar gesteld, welke later werd verruimd naar 9000 gulden. Dit kwam doordat het VGC zich ging inzetten voor de incestproblematiek. Hierdoor werd voor het eerst in de stad een telefoonlijn geopend waar incest gemeld kon worden, er kwamen publieke acties op gang en werd gestart met hulpverlening voor incestslachtoffers. In 1992 werd een aanvraag ingediend bij de gemeente voor een betaalde coördinator voor het VGC die als spin in het web de diverse medewerksters en vrijwilligers zou gaan leiden en begeleiden. Toen dit werd gehonoreerd, kon verder worden gebouwd aan de uitbouw en professionalisering van de organisatie. De organisatie Aan vrijwilligers was nooit een gebrek, ze bleven zich aanmelden. Het waren GVO’ers, GGK’ers, psychologen, medicijnstudenten, maatschappelijk werkers en pedagogen. Ook bleek het VGC een gewilde stageplek te zijn en de afgelopen jaren komen ook veel vrouwen zowel autochtoon als allochtoon bij het VGC werken in het kader van participatie en re-integratie. Ze komen en gaan. Ze nemen kennis van vrouwenhulpverlening, haar methodieken, praktijkervaring in individuele en groepshulp als bagage mee terug. Veel medewerkers ontwikkelen meer zelfvertrouwen in hun functioneren als individu en als professional. Men kan wel stellen dat het VGC een ware kweekvijver is voor beroepsuitoefenaars. De visie van het VGC Het VGC is holistisch georiënteerd. Wij zien vrouwen als één geheel met haar omgeving. Lichaam en geest beïnvloeden elkaar en zijn niet te scheiden. Onze hulp is steeds maatwerk, gericht op de specifieke wensen en mogelijkheden van de vrouw die tegenover je zit. In plaats van de klacht stellen wij steeds de kracht en mogelijkheden voorop. Ieder heeft kwaliteiten om de problemen die men in het leven tegenkomt constructief tegemoet te treden. De cliënt neemt zelf verantwoordelijkheid voor haar genezingsproces. Wij als hulpverlener of therapeut kunnen helpen de eigen weg te vinden. Wij stimuleren vrouwen om de eigen kwaliteiten en kracht te (h)erkennen en onderzoeken hoe ze hun problemen kunnen veranderen in kansen en verandering. De buitenwereld In de loop der jaren werden we een stabiele club met een visie. Ons motto is samenwerken waar het kan met anderen. We gaan voor empowerment en willen ook naar buiten naar de wijken. Huidige thema’s waar vrouwen nu mee worstelen, pakken we op, zoals eenzaamheid, midlife problemen, depressie, gezond bewegen, gezond eten etc. Tot slot vinden we het belangrijk om de energie van het VGC te richten op onderwerpen die binnen deze stad spelen en waar een oplossing voor gevonden moet worden. Denk bijvoorbeeld aan diverse groepen vrouwen, die niet aan het werk zijn (of kunnen komen) die vaak financiële en psychosociale dilemma’s ervaren. 10 1e uitgave 2011 Meidenproject afgelopen jaren Het meidenproject is een zeer succesvol en leuk project van het VGC. Het is een kernactiviteit die erop gericht is om bij meiden tussen de 11 en 18 jaar een bewustwordingsproces en attitudeverandering op gang te brengen. Sinds 1999 draaien bij het VGC deze meidenprojecten. De kracht van deze projecten is dat er sekse specifiek wordt gewerkt, en dat er preventief gewerkt kan worden omdat meisjes al op jonge leeftijd worden bereikt. Onze visie is om via empowerment, problemen op latere leeftijd voor te zijn. Tijdens het werken met meiden hebben wij duidelijk gesignaleerd dat sommigen van de huidige generatie meisjes een passieve houding laten zien richting hun eigen toekomst. Ook in de media wordt regelmatig een bepaald patroon beschreven dat er als volgt uitziet: weinig idealen, niet besluitvaardig en grote moeite hebben om het leven op een positieve wijze vorm te geven. Meiden zijn minder maatschappelijk betrokken en kampen soms met randgedrag zoals criminaliteit en middelengebruik. Daarnaast vertonen ook veel meiden piekergedrag en depressieve klachten. Het meidenproject richt zich zowel op allochtone als autochtone meiden, omdat zij een heel eigen positie en problematiek hebben. Wat betreft criminaliteit vertonen zij een inhaalslag ten opzichte van jongens. Identiteitsproblematiek, een negatief lichaamsbeeld en piekergedrag zijn typische meidenproblemen. Door hen apart van jongens te benaderen, praten meiden gemakkelijker over voor hun gevoelige onderwerpen zoals seksualiteit, loverboys of ervaringen met pesten of gepest worden. Voor brugklassers en middelbare scholieren werden interactieve themabijeenkomsten georganiseerd waarin de meiden volop uitwisselden over onderwerpen zoals: • Toekomstbeeld • MSN, chatten en cyberseks • ‘Op weg naar de middelbare school’ De voorlichting aan jongere meiden van groep 8 van de basisschool, gaat vooral over onderwerpen als: • Eten, lijnen en gezondheid • Verliefdheid, vriendschap en verkering • Pesten en grenzen stellen • Omgaan met andere culturen • Foute jongens Wat heb je eraan als huisarts? U kunt doorverwijzen voor deelname aan een van bovenstaande projecten. Het meidenproject is een concreet voorbeeld van wat het VGC aan huisartspatiënten te bieden heeft. Ook voor volwassen vrouwen en oudere vrouwen zijn er projecten op het gebied van typisch vrouwelijke lichamelijke klachten als menstruatieklachten, bekken instabiliteit, fybromyalgie, en post partum depressie. Maar ook op de bredere thema’s als eetgedrag, weerbaarheid en zelfverdediging, training sociale vaardigheden en goed leren bewegen is er een ruim aanbod van groepswerk en/of voorlichting. Ook individuele gesprekken zijn mogelijk. Vooral op het gebied van incestervaringen en huiselijk geweld bestaat veel ervaring binnen het vrouwen gezondheidscentrum (zowel individuele als groepshulp). Als praktiserend huisarts vertelt Annemiek: “Mijn patiënten waren mij voor, wat betreft het opdoen van ervaring met het vrouwen gezondheidscentrum. Ze attendeerden mij op de vele mogelijkheden en positieve ervaringen binnen het centrum.“ Benoeming tot UHD Dr. Marjan van den Akker (1969), senior onderzoeker verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde, is per 1 maart benoemd tot Universitair Hoofd Docent. Marjan promoveerde in 1999 op een onderzoek naar multimorbiditeit in de eerstelijn. Naast diverse onderwijsen onderzoekstaken vervult zij ook een belangrijke functie binnen het RegistratieNet Huisartspraktijken (RNH). Binnen CAPHRI is zij samen met hoogleraar Geert-Jan Dinant programmaleider van het cluster “Diagnose en behandeling van veelvoorkomende ziekten in de eerstelijn”. Meer info op www.caphri.nl 11 op één lijn 39
Pagina 12
op één lijn 39 1e uitgave 2011 Academiedag 2010 Van losse lijnen naar draadloos netwerk VAN DE REDACTIE, DOOR BABETTE DOORN Eind november 2010 vond de Jaarlijkse Academiedag van de vakgroep Huisartsgeneeskunde plaats in hotel Van der Valk Maastricht. Het evenement is een dag voor medewerkers van de afdeling in Maastricht en voor de medewerkers uit de academische praktijken. Het hoofdprogramma was bestemd om elkaar bij te praten over de belangrijkste ontwikkelingen per sector (onderwijs, onderzoek, huisarts opleiding). Om de docenten bij het basiscurriculum wat meer voor het voetlicht te laten treden, werd een speed dating show via powerpoint dia’s gehouden. In 2009 werd een soortgelijk voorstelprogramma met de onderzoekers gedaan: 2 dia’s per persoon waarvan 1 over het werk en 1 over privé aangelegenheden. Leuk om op die manier in korte tijd te weten te komen wie je naaste collega’s zijn, wat ze doen op het werk maar bovenal: wie zijn ze als persoon? Aan het einde van de middag werd iedereen opgesplitst in kleine groepjes per thema. Eerst een rondje debatsessies, daarna een rondje nieuws uit praktijken ('Arboarts in huis', 'triage' en 'gezamenlijk medisch groepsconsult') en tot slot een rondje ‘kort leren’ zoals “hoe geef ik een goede presentatie?” of “wat is een PICO bespreking? “. Vaardighedencarrousel voor assistentes Alle praktijkmedewerkers uit de academische praktijken waren uitgenodigd, dus ook de praktijkassistenten. Een groot deel van de middag hadden zij een eigen programma, te weten een Vaardighedencarrousel (VAC). De VAC voor assistenten werd voor het eerst in 2009 georganiseerd. Deze keer werden 4 stations gegeven van elk een half uur waaraan de assistenten konden deelnemen: ECG maken, Doppler-meting doen, bloeddrukmeten en zwachtelen in verschillende technieken. Bij elk station was een ervaren docent aanwezig. Vooraf sprak hoofddocent en huisarts Lili Keijzer de deelnemers en docenten toe. De assistentes konden daarna in kleine groepjes laten zien hoe zij normaliter een vaardigheid doen. Daarna kregen ze feedback en toelichting om nog even de puntjes op de “i” te zetten. De bijeenkomst werd (erg goed) geëvalueerd en is wederom voor herhaling vatbaar. Ik vroeg assistente Daniëlle Hoche van Gezondheidscentrum Heer uit Maastricht wat zij van de middag vond: Eerst kregen we in de zaal toespraken van een paar mensen en artsen. Het persoonlijk praatje van de artsen was leuk en Wol-act ECG maken 12 op één lijn 39 1e uitgave 2011 interessant. Daarna vonden de vaardigheidstrainingen plaats. Het was goed georganiseerd en er werden groepjes gemaakt. Het was erg interessant, de ene carrousel was interessanter dan de ander. Bij de ECG was er voor sommigen nog onduidelijkheid over het plakken van de plakkers op de borst. Blijkt dat het in elke praktijk verschilt, maar dat niemand het op een foute manier deed. De doppler was op zich niet veel nieuwe informatie. Het tensiemeten was ook interessant, niet iedereen was op de hoogte van de invloeden die er zijn waardoor een bloeddruk kan stijgen of zakken. Het compressief zwachtelen was door velen ervaren als te vluchtig. De dames legden ook voornamelijk hun eigen techniek uit en als iemand met een andere manier kwam, was dat vaak al ‘fout’. Deze carrousel voor het zwachtelen was veel te kort om het echt juist te leren en om erover te kunnen discussiëren. Hier waren meerdere voorstellen van om een herhaling van te krijgen, maar misschien van een ander bedrijf/instelling en we willen dan meer tijd ervoor hebben. Na afloop van de cursussen kwam we weer bij elkaar in de grote zaal. Dit was een erg leuke afloop met de bollen garen, heel leuk bedacht. Het diner als afsluiting was erg geslaagd. Heerlijk gegeten (zoals altijd in van der Valk). Met iedereen een praatje gemaakt. Al met al waren de carrousels erg leerzaam en was alles prima georganiseerd en wachten we weer vol smacht op de volgende keer! De verwijzing naar de “bollen garen” slaat op de afsluitende act die door Joep Stassen van een evenementenbureau werd gehouden. Joep was die dag ingehuurd als dagvoorzitter en werd door iedereen aangezien voor organisatiedeskundige op het gebied van netwerken en samenwerken (wat hij ook is). Om de lijnen van die dag letterlijk met elkaar te verbinden, had hij een grote hoeveelheid bolletjes gekleurde wol meegenomen. Enkele assistentes zaten in het complot en ‘assisteerden’ bij het uitdelen van de bolletjes. Op deze manier werden medewerkers letterlijk met elkaar verbonden. Een ludieke afsluiting van een geslaagde middag. De echte afsluiting om 19 uur was een gezamenlijk buffet waar uitgebreid werd nagepraat, vaak met bekenden en soms werden nieuwe contacten gelegd. Afscheid Marijke Perquin Op 11 januari jl. nam Marijke Perquin afscheid van de vakgroep en van de Universiteit Maastricht. Zij heeft vanaf 1988 bij de vakgroep gewerkt, waarvan de laatste 15 jaar als studieadviseur bij Geneeskunde. Het was een gezellige informele borrel waarbij veel oud collega’s elkaar troffen. Marijke schreef in het laatste nummer van Op één Lijn uitvoerig over haar (huis)artsen-familie en naar dat artikel werd meermalen met lof verwezen. Namens de vakgroep sprak Job Metsemakers haar toe en ontving zij een prachtig bronzen beeldje. 13
Pagina 14
op één lijn 39 1e uitgave 2011 Het PREPASE onderzoek Wat kan de huisarts doen tegen meeroken van kinderen? DOOR SASHA HUTCHINSON, ONDERZOEKER CAPHRI1 BIJ KINDERGENEESKUNDE Meeroken van kinderen Passief roken of meeroken is wereldwijd een groot probleem. Vooral kinderen zijn een kwetsbare groep. Volgens de WHO wordt 50% van alle kinderen blootgesteld aan omgevingsrook. In Nederland werd in 2009 19% van de kinderen van 0-4 en 36% van de kinderen van 5-12 jaar blootgesteld aan omgevingsrook. De schadelijke gezondheidseffecten van meeroken bij kinderen zijn groot: er komen 30-40% meer luchtweginfecties voor, de kans op klachten van astma neemt aanzienlijk toe, het risico op wiegendood is twee keer zo groot en er is zelfs een toename in septische shock door meningococcen. Uit eerdere studies in Nederland (PIAMA, PREVASC, RAKKER) blijkt zelfs dat 30% van de kinderen met hoog risico op astma worden blootgesteld aan omgevingsrook. Wij hebben recent vastgesteld dat kinderen van 0-2 jaar oud met een eerstegraads familielid met astma die meeroken, zes tot zeven keer meer kans hebben op astmaklachten dan kinderen zonder astma in het gezin. Dit onderstreept het grote belang van een effectieve interventie om meeroken bij deze groep kwetsbare kinderen te voorkomen. In Nederland is sinds 1 juli 2008 een rookverbod in openbare ruimtes van kracht en de voornaamste plaats van meeroken is nu thuis. Uit eerder onderzoek blijkt dat het voorkomen of stoppen van meeroken thuis niet eenvoudig is. Voor de huisarts en de kinderarts is dit vaak een groot probleem, want adviezen in de spreekkamer op dit vlak worden maar matig tot slecht opgevolgd, terwijl de te bereiken gezondheidswinst groot is. PREPASE-studie In deze studie onderzoeken wij de effectiviteit van een nieuwe interventie welke gericht is op het stoppen van meeroken bij kinderen met een hoog risico op astma. Ouders worden gemotiveerd om buiten te roken of, minder ideaal, om in een ruimte te roken waar het kind niet komt. Ouders hoeven dus niet perse te stoppen met actief roken hoewel dit wel een mooi bijkomend effect van de interventie kan zijn. De interventie bestaat uit een individueel, op maat gesneden programma met herhaalde contacten thuis. Het programma bestaat uit motiverende gespreksvoering, bespreking van mogelijke barrières die ouders ervaren bij 14 stoppen met roken in aanwezigheid van hun kinderen, en het geven van feedback ten aanzien van de urine cotinine concentraties (dat is een afbraakproduct van nicotine welke in de urine aantoonbaar is bij (mee)roken) en longfuncties van de kinderen. De interventie is recentelijk getest bij 11 gezinnen en blijkt heel goed geïmplementeerd te kunnen worden. 200 Gezinnen met een kind tussen 0-13 jaar oud, met een verhoogd risico op astma, dat thuis meerookt zullen worden geïncludeerd in de één jaar durende gerandomiseerde gecontroleerde studie. De controle groep zal ‘standaard normale zorg’ ontvangen. De interventie duurt zes maanden, zal een keer per maand plaatsvinden bij de gezinnen thuis en wordt door getrainde consulenten gegeven. Longfunctie- en urine cotinine metingen zullen om de 3 maanden bij de kinderen thuis plaatsvinden. Het onderzoek is door de ethische commissie van het MUMC+ goedgekeurd en wordt financieel mogelijk gemaakt door het Nederlandse Astmafonds. Werving Het Coördinatiebureau Eerste Lijn van de vakgroep Huisartsgeneeskunde helpt bij de werving. Wij zijn nog dringend op zoek naar gezinnen waar kinderen thuis meeroken èn er sprake is van astma in de familie. Wilt u a.u.b. helpen om deze kinderen op te sporen? Voor elk kind dat u aanmeldt, bieden we een financiële vergoeding van €25 per geselecteerd potentieel geschikt gezin. Indien u dit gezin zelf vraagt en de familie besluit deel te nemen aan de studie, dan ontvangt u additioneel nog €75 per gezin (in totaal dus €100). Uiteraard zijn wij graag bereid om aanvullende informatie te geven. U kunt altijd bellen of mailen naar Sasha Hutchinson, onderzoeker CAPHRI (043-3874282, e-mail: sasha.hutchinson@mumc.nl). 1 Onderzoeksteam bestaat uit: Ilse Mesters, Gezondheidswetenschapper, Edward Dompeling, kinderlongarts, Onno van Schayck, directeur CAPHRI en Jean Muris, huisarts 1e uitgave 2011 KLIMOP onderzoek Kanker bij Limburgse ouderen DOOR MARJAN VAN DEN AKKER, UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT Binnenkort start in Zuid-Limburg het KLIMOP (Kanker bij Limburgse Ouderen) onderzoek. Deze studie begeeft zich op het terrein van de geriatrische oncologie. De geriatrische oncologie is een sterk groeiend onderzoeksdomein, onder andere door het stijgend aantal oudere kankerpatiënten. De groei van het domein blijkt ook uit recente ontwikkelingen, waaronder de eerste uitgave van het vaktijdschrift ‘Journal of Geriatric Oncology’. Onderzoek binnen dit domein heeft zich voornamelijk toegespitst op de eigenschappen van oudere kankerpatiënten, het gebruik van geriatrische instrumenten ter ondersteuning van therapeutische beslissingen en het voorspellen van toxiciteit van behandeling. Over het welzijn van oudere kankerpatiënten op lange termijn is echter nog niet veel bekend. En juist daarop ligt de focus van KLIMOP. Doel van de studie Met KLIMOP willen we in de eerste plaats nagaan wat de impact is van een kankerdiagnose, veroudering en hun interactie op de overleving en op het welzijn van oudere kankerpatiënten. Hierbij wordt welzijn geoperationaliseerd aan de hand van een set medische (comorbiditeit), functionele (algemene dagelijkse activiteiten en instrumentele algemene dagelijkse activiteiten), psychologische (depressie, cognitieve status en kwaliteit van leven) en sociale (eenzaamheid en sociale ondersteuning) factoren. Naar veroudering wordt binnen de studie op vier manieren gekeken: veroudering als chronologische leeftijd, als kwetsbaar heid, als immuunveroudering en als telomeerlengte. Methoden Design De opzet van de studie is een cohort studie waarbij gegevens verzameld worden bij oudere kankerpatiënten (≥70 jaar) met een eerste diagnose van borst-, long-, darmof prostaatkanker en twee controlegroepen, namelijk jongere kankerpatiënten (50-69 jaar) met een eerste diagnose van borst-, long-, darm-, of prostaatkanker en oudere patiënten (≥70 jaar) zonder een eerdere diagnose van kanker. Dit maakt het mogelijk om apart het effect van veroudering en van een kankerdiagnose na te gaan. Daarnaast worden gegevens verzameld bij de centrale mantelzorgers van alle deelnemende patiënten. Werving De werving van de patiënten loopt gedurende drie jaar en verloopt enerzijds via de ziekenhuizen (voorlopig azM in Maastricht en Atrium in Heerlen) en via huisartsen uit de regio. Data worden verzameld bij inclusie, na zes maanden follow-up, na 1 jaar follow-up en vervolgens elk jaar tot en met overlijden of einde van de studie. U kunt de wervingsbrief met het verzoek tot deelname in de nazomer van 2011 verwachten. Dataverzameling De dataverzameling gebeurt aan de hand van: • een persoonlijk interview bestaande uit socio-demografische informatie, algemene gezondheidsinformatie en een ‘comprehensive geriatric assessment’ (aangevuld met vragenlijsten over kwaliteit van leven, health locus of control en een eenzaamheidsschaal) • grijpkracht • medische gegevens (comorbiditeit, TNM-classificatie, behandeling en medicatie) • een vragenlijst voor de centrale mantelzorger bestaande uit vragen over depressie, belasting en coping • twee staaltjes wangslijmvlies. Stand van zaken KLIMOP is een zusterproject van de Vlaamse KLIMOP die al in de zomer van 2010 gestart is. Eind vorig jaar werd bekend dat het grensoverschrijdende project financiële steun ontvangt van Interreg Vlaanderen – Nederland. Naast de cohortstudie staat de oprichting van een kennisnetwerk op het programma, waar de bestaande kennis en expertise bij elkaar gebracht en uitgewisseld worden. Dit gebeurt via bijeenkomsten van onderzoekers en zorgverstrekkers uit de regio, persmededelingen, publicaties en er komt een website. Voor informatie: marjan.vandenakker@hag.unimaas.nl 15 op één lijn 39
Pagina 16
op één lijn 39 1e uitgave 2011 Verkrijgbaar bij de huisarts? Een genetische test om rokers te helpen stoppen DOOR MARIEKE QUAAK, PROMOVENDUS CAPHRI Hoewel de meeste rokers zeer gemotiveerd zijn om te stoppen met roken, lukt het een groot deel van de rokers niet om te stoppen. Ondanks de nieuwe ontwikkelingen in de (farmacologische) behandeling van nicotineverslaving, blijft de effectiviteit van de behandelingen beperkt. Zelfs met een combinatie van farmacologische- en gedragstherapie lukt het slechts 15-30% van de rokers om permanent te stoppen met roken en vaak zijn meerdere stoppogingen nodig. Uit onderzoek is gebleken dat naast omgevingsfactoren ook een genetische aanleg rookverslaving en stopkansen sterk kan beïnvloeden. Er is vastgesteld dat genetische factoren 40-75% van de variatie in het starten met roken, 70-80% van de variatie in de instandhouding van het roken, ~50% van de variatie in stoppen met roken succes, en 30-50% van de variatie in ontwenningsverschijnselen bepalen. Vooral verschillen in twee klassen van genen lijken het rookgedrag te beïnvloeden: 1) genen die de respons op nicotine beïnvloeden (o.a. nicotine metabolisme en nicotine receptoren), en 2) genen die de belangrijke neurotransmitter routes betrokken bij de effecten van nicotine beïnvloeden (o.a. dopamine, serotonine en opioïd). Aangezien behandelingen voor stoppen met roken gericht zijn op de routes die het rookgedrag beïnvloeden, zal de genetische variatie in deze twee klassen van genen de effectiviteit van de stoproken-behandelingen waarschijnlijk ook beïnvloeden. Daarnaast kunnen genetische varianten in de genen betrokken bij het metabolisme van de medicatie de concentratie van de medicatie in het bloed, en daardoor de activiteit, ook beïnvloeden. Daarom zal waarschijnlijk geen enkele medicatie effectief zijn voor alle rokers en dus kan de totale effectiviteit van de stoproken-therapie mogelijk worden verhoogd wanneer de therapie afgestemd wordt op de genetische achtergrond van de roker. Recent onderzoek laat zien dat deze aanpak veelbelovend kan zijn. Naar aanleiding hiervan loopt op dit moment een onderzoek naar de invloed van genetische factoren op de effectiviteit van verschillende stoproken-behandelingen. Binnen dit onderzoek wordt gekeken welke genetische verschillen er zijn tussen de patiënten bij wie een behandeling wel werkt en de patiënten waarbij de behandeling niet werkt. Met behulp van deze informatie zal uiteindelijk een profiel 16 kunnen worden gemaakt voor de stoproken-behandelingen met behulp waarvan voorspeld kan worden welke stoproken-behandeling het meest effectief zal zijn voor een individuele roker. Hiervoor zal de roker een genetische test moeten ondergaan, waarna zijn genetische profiel wordt vergeleken met de profielen van de beschikbare stoproken-behandelingen. Om te weten te komen of rokers geïnteresseerd zouden zijn in een genetische test voor stoppen met roken, wat zij al weten van dit onderwerp en wat hun wensen zijn, is onlangs een vragenlijst verstuurd naar 587 rokers. Hieruit bleek dat rokers redelijk geïnteresseerd zijn in een genetische test, maar dat de kennis van rokers over dit onderwerp en genetica in het algemeen, vrij laag is. Daarnaast bleken de rokers hun huisarts een belangrijke rol toe te bedelen in zowel de verschaffing van een dergelijke test als de informatieverschaffing hierover. Naar aanleiding van deze resultaten zijn wij zeer geïnteres seerd in de kennis en de mening van huisartsen over dit onderwerp. Daarom zal binnenkort een vragenlijst verspreid worden onder huisartsen over dit onderwerp. Voor meer informatie of om u aan te melden voor deelname aan het onderzoek voor huisartsen: M.Quaak@maastrichtuniversity.nl • Quaak et al. Genetic variation as a predictor of smoking cessation success. A promising preventive and intervention tool for chronic respiratory diseases? Eur Resp J 2009; 33: 1-13 • Quaak et al. Implications of gene-drug interactions in smoking cessation for improving the prevention of chronic degenerative diseases. Mut Res 2009; 667: 44-57 1e uitgave 2011 De PIL-studie Onderweg naar gestructureerde evaluatie van polyfarmaciepatiënten DOOR DONNA BOSCH-LENDERS, HUISARTS-ONDERZOEKER EN RICO VAN SCHEIJEN, APOTHEKER-ONDERZOEKER Sinds september 2010 is de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht gestart met de PIL studie in 25 huisartsenpraktijken in Zuid-Limburg. Met de PIL-studie, Polyfarmacie Interventie Limburg, worden patiënten van 60 jaar en ouder die dagelijks 5 of meer geneesmiddelen moeten gebruiken, in kaart gebracht en geëvalueerd. Polyfarmacie is een toenemend probleem in de huisartsenpraktijk. Patiënten krijgen steeds meer voorgeschreven en er wordt zelden overleg gepleegd tussen de diverse behandelaars. Maar zijn bepaalde doseringen nog wel conform geldende richtlijnen, is het niet verstandig om bepaalde geneesmiddelen eens te staken, of andere medicamenten juist te starten? Het unieke aan de PILstudie is dat er niet alleen naar medicijnoverzichten van huisarts en apotheker wordt gekeken, maar dat er vooral wordt uitgegaan van wat de patiënt zelf daadwerkelijk gebruikt. Zo wordt de zelfzorg medicatie meegenomen in de evaluatie. Ook wordt er actief overlegd met mede behandelende specialisten. Bovendien worden actuele labwaarden, zoals nier- en leverfunctietesten, meegenomen in de evaluatie van het huidige medicijngebruik. Op het moment dat we dit schrijven staat de laatste groep van deelnemende praktijken te trappelen om te starten met de scholingen voor praktijkondersteuners respectievelijk voor huisartsen en apothekers. De twee instroommomenten voor de eerste groepen deelnemende praktijken zijn achter de rug. De scholingen zijn als positief ervaren onder de vorige deelnemers. Het geeft ze handvaten en richtlijnen hoe te kijken naar een polyfarmaciepatiënt, labwaarden te integreren in de beoordeling, en bijwerkingen en interacties sneller te herkennen. De meerwaarde van de intensieve samenwerking tussen huisarts en apotheker moge duidelijk zijn, namelijk de aanvulling van elkaars expertise. Tijdens de interactieve scholingen leren de huisarts en apotheker om volgens 6 stappen een polyfarmaciepatiënt te evalueren, waarbij alle medicatie en labwaarden mee worden genomen. De praktijkondersteuner (POH) bezoekt alle deelnemende patiënten voor deze evaluatie eerst thuis. Dat er in de thuissituatie soms zaken aan het licht komen, die we niet voor mogelijk hadden gehouden, kan iedereen die bij patiënten thuiskomt zich levendig voorstellen. Een slinger door de woonkamer van een blisterrol is wel een heel duidelijk voorbeeld van therapieontrouw. Ook probeert de POH de kennis van de patiënt over zijn geneesmiddelen in kaart te brengen. In sommige gevallen mag de POH bijna een speurtocht door het huis uitvoeren om alle medicijnbewaarplekjes te vinden, van kelder tot slaapkamer en weer terug naar dat bovenste plankje in een keukenkastje. Het kan zo zijn dat eventuele therapieontrouw in de thuissituatie eerder wordt opgebiecht tegenover de POH dan in de spreekkamer. Tijdens de scholingsbijeenkomsten, krijgen POHs een actieve training hoe met deze situaties om te gaan, en hoe ze zoveel mogelijk informatie op tafel krijgen. Voor deze studie zijn alle specialisten (met uitzondering van de kinderartsen) uit het Atrium MC te Heerlen en het Academisch Ziekenhuis Maastricht, voor de start geïnformeerd over de studie en ze doen ook actief mee. Het medicatie-advies, dat huisarts en apotheker samen opstellen volgens het aangeleerde stappenplan, wordt dan ook met behandelende specialisten besproken, zodat een ieder op de hoogte is van eventuele wijzigingen. In de groepen die de eerste patiënten hebben geëvalueerd, blijkt dit makkelijker te verlopen dan in eerste instantie werd gedacht. Specialisten zijn redelijk gemakkelijk te benaderen, en bij vragen over medicatie wordt er over het algemeen ook een goed onderbouwd antwoord gegeven. Wanneer de patiënt vervolgens wordt uitgenodigd op het spreekuur van de huisarts om de eventuele wijzigingen door te spreken, wordt er ook volop aandacht besteed aan eventuele onjuiste of ontbrekende informatie over de gebruikte medicatie. Tijdens het huisbezoek van de POHer zijn deze gegevens aan het licht gekomen en worden in de laatste stap met de patiënt besproken. Vergroten van de kennis over medicatie en de reden waarvoor het wordt gebruikt, verkleint de kans op therapie-ontrouw. Op het moment zijn er 25 deelnemende huisartsen praktijken, waarin in totaal 51 huisartsen werkzaam zijn en 23 praktijkondersteuners. Er zijn 20 verschillende apothekers die meedoen uit 17 apotheken. De PIL-studie is door sommige HAGRO’s met open armen ontvangen, zodat sommige praktijkondersteuners en apothekers meerdere praktijken evalueren. Uiteindelijk hopen we rond de 850 patiënten te evalueren, en met de 700 die we al hebben geïncludeerd, zijn we zeker hard op weg! 17 op één lijn 39
Pagina 18
op één lijn 39 1e uitgave 2011 In april start de laatste groep huisartsenpraktijken, terwijl de praktijken uit de eerste groep nu de follow-up periode zijn ingegaan. Al met al een zeer dynamische studie, met diverse invalshoeken, om de polyfarmaciepatiënt zo goed mogelijk in kaart te brengen, en zo veilig en adequaat mogelijk te behandelen, samen met alle andere betrokken zorgverleners. Wilt u meer informatie over de PIL-studie, kijk dan ook eens op onze website: www.pil-studie.nl Bij vragen kunt u een mail sturen naar pil-studie@maastrichtuniversity.nl We houden u op de hoogte! Amuse-2 De inclusie van Amuse-2, waarin we onderzoeken of de diagnostiek van longembolieën door de huisarts geoptimaliseerd kan worden door gebruik te maken van de klinische beslisregel van Wells en een point-of-care D-dimeer test, is eind vorig jaar beëindigd. Op 1 maart 2011 is ook de follow-up periode van 3 maanden verstreken. Landelijk hebben de deelnemende huisartsen 654 patiënten weten in te sluiten. Het heeft enige tijd gekost om zover te komen, maar we zijn u ontzettend dankbaar voor deze eindstand! Zijn we nu klaar? Nee, nog niet helemaal! Sommige deelnemende huisartsen zullen de komende tijd nog benaderd worden voor aanvullende informatie. Zoals u in de vorige ‘Op één lijn’ heeft kunnen lezen, is het Maastrichtse Amuse-2 team onlangs uitgebreid met 2 WESP-studenten, Marloes van Heugten en Lonneke Rietjens. Zij zullen vooral kijken naar criterium 2 van de Wells-regel ‘Longembolie waarschijnlijker dan alternatieve diagnose’. Wellicht zult u ook van hen nog verzoeken krijgen voor extra informatie. Uiteraard houden we u op de hoogte van publicaties met betrekking tot Amuse-2! Hartelijk dank voor uw inzet! Namens het Amuse-2 team Maastricht: Petra Erkens, Jelle Stoffers, Marion de Mooij, Marloes van Heugten, Lonneke Rietjens, Hugo ten Cate, Martin Prins. 18 1e uitgave 2011 Stoppen met roken onderzoek SteunbijStoppen.nl DOOR NICOLA STANCZYK, ONDERZOEKER VAKGROEP GEZONDHEIDSBEVORDERING Vanaf 1 december 2010 kunnen rokers die willen stoppen voor ondersteuning terecht bij SteunbijStoppen.nl. Dit onderzoek van de Universiteit Maastricht/ Caphri biedt online stoppen met roken ondersteuning via adviezen op maat. Er worden aan de deelnemer meerdere sessies aangeboden. Eén sessie waarin de roker zich aanmeldt en uitgenodigd wordt een stopdatum te bepalen, één sessie waarin de roker wordt voorbereid op het stopmoment en vier ondersteunende sessies. De deelnemer krijgt meerdere kansen om bij terugval een nieuwe stopdatum te stellen. Hiermee hoeft de deelnemer niet zonder herkansing in één keer succesvol te zijn. De roker is niet gedwongen om direct een stopdatum te stellen. Wanneer hij na de eerste sessie toch niet wil stoppen met roken, wordt hij na twee maanden opnieuw benaderd. Een deel van de rokers zal adviezen ontvangen in tekstvorm. Een ander deel zal adviezen ontvangen in video vorm. Een derde deel ontvangt een algemeen advies, en zal dienen als controle groep. Hiermee willen we onderzoeken welke methode leidt tot de meeste stoppers en met welke methode we de aandacht van rokers het beste kunnen trekken. Nieuwe vergoeding voor stoppen met roken Per 1 januari 2011 wordt stoppen met roken vanuit de basisverzekering vergoed. De voorwaarde dat er gedrags - matige ondersteuning gevolgd wordt, leidt nu al tot wachtlijsten bij veel stoppen met roken begeleidingstrajecten. Tevens vindt niet elke roker een passende ondersteuning bij de programma’s die door zijn zorgverzekeraar vergoed worden. SteunbijStoppen.nl biedt uitkomst SteunbijStoppen.nl heeft geen wachttijden: gemotiveerde rokers die op korte termijn willen stoppen met roken, maar momenteel misschien bij een andere gedragsmatige behandeling op een wachtlijst staan, kunnen op SBS vanuit thuis zelfstandig inloggen en zonder enige wachttijden een digitale intensieve gedragsbehandeling volgen. Andere voordelen voor de patiënt SteunbijStoppen.nl biedt intensieve gedragsmatige behandeling vanuit thuis. Stoppen met roken begeleiding onder een persoonlijke coach, groepstraining of telefonisch coaching is vaak heel tijdsintensief en gebonden aan specifieke tijden. Dat komt niet altijd iedereen uit. Rokers die behoefte hebben aan een intensievere begeleiding maar zelf willen bepalen wanneer, kunnen gemakkelijk, op tijden dat het hen uitkomt, inloggen op onze site en zo ondersteuning krijgen bij het stoppen met roken. SteunbijStoppen.nl heeft geen eigen risico inbegrepen. Bij veel zorgverzekeraars vallen stoppen met roken programma’s onder het eigen risico. Patiënten die alleen gedragsmatige ondersteuning zoeken, dienen dan eerst het eigen risico aan te spreken. Voor deze doelgroep biedt het SteunbijStoppen.nl programma de mogelijkheid om zonder financiële gevolgen een intensieve ondersteuning te krijgen. Dit kan vooral voor de financieel kwetsbare patiëntengroepen een voordeel zijn. Handig overzicht vergoedingen voor huisarts en POH: wij hebben een praktisch overzicht gemaakt met vergoedingen en voorwaarden van SMR programma’s per verzekeraar. Op te vragen via mail: huisarts@steunbijstoppen.nl Voor wie is SteunbijStoppen geschikt? Patiënten die: • geen wachttijden willen • stoppen met roken begeleiding vanuit thuis willen volgen op tijden dat het hen uitkomt • zonder financiële consequenties stoppen met roken begeleiding willen ontvangen • geen behoefte hebben aan stoppen met roken in een groep • geen behoefte hebben aan persoonlijke gesprekken Wat zijn de voordelen voor u als huisartsenpraktijk? SteunbijStoppen.nl is een stoppen met roken ondersteuning die volledig via internet verloopt. De deelnemers kunnen thuis zelfstandig via internet het programma doorlopen. Dit betekent dat u rokende patiënten een goede begeleiding kunt bieden bij het stoppen tegen een geringe tijdsinvesteringen en dat u in de toekomst minder rokende patiënten heeft. 19 op één lijn 39
Pagina 20
op één lijn 39 1e uitgave 2011 Interesse? Heeft u interesse om met uw praktijk deel te nemen aan dit onderzoek? Of wilt u meer informatie over SteunbijStoppen.nl? Neem dan gerust contact met ons op via email (huisarts@steunbijstoppen.nl) of telefoon (043- 388 24 24 of 388 22 26) of neem een kijkje op onze website www.steunbijstoppen.nl Contactpersonen Prof. Dr. Hein de Vries Hoogleraar Gezondheidscommunicatie Dr. Jean Muris Universitair Hoofddocent Huisartsgeneeskunde Prijswinnend project probeert praktijk te prikkelen Acute hoest online nascholing VAN DE REDACTIE Jochen Cals is huisarts-in-opleiding en onderzoeker bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Hij promoveerde in december 2009 op een onderzoek naar lageluchtweginfecties over het ontmoedigen van onnodig antibioticumgebruik in huisartspraktijken. Na het wetenschappelijke onderzoek, proberen Cals en zijn team nu ook de stap te maken naar implementatie in de dagelijkse praktijk. Ze kozen hierbij voor een interactieve online nascholing. Project In deze studie, waarvoor hij zijn doctorsgraad cum laude heeft verkregen, heeft hij zich geconcentreerd op patiënten met acute hoestklachten als indicatie van een lage luchtweginfectie. Antibiotica worden bij deze patiënten vaak voorgeschreven, maar dit is in veel gevallen niet nodig. Cals toonde aan dat de combinatie van een CRP-vingerprik om ernstige infecties uit te sluiten en communicatietraining voor huisartsen leidt tot een vermindering in het gebruik van antibiotica onder deze patiënten. Screenshot, online nacholing voor huisarts Prijzen Zijn onderzoek leverde nationaal en internationaal veel erkenning, publicaties en media-aandacht op. In mei 2009 ontving hij de ZonMw parel, een prijs die enkele malen per jaar wordt uitgereikt aan ZonMw projecten die als voorbeeld en inspiratie kunnen gelden voor de honderden projecten die jaarlijks van ZonMw subsidie ontvangen. Een week na ontvangst van de ZonMw Parel werd Cals ook de CaRe dissertatieprijs toegekend. CaRe is het Nederlandse instituut voor eerstelijns gezondheidszorgonderzoek. Zijn proefschrift werd als beste dissertatie van de bij CaRe behorende onderzoeksinstituten beoordeeld. In januari 2011 ontving hij bovendien de Rabobank Dissertatieprijs die jaarlijks wordt toegekend aan het beste proefschrift voortkomend uit de Universiteit Maastricht. Daarnaast werd Cals ook tijdens het NHG-congres van 2010 in het zonnetje gezet. Daar werd hem de twintigste Heert Dokterprijs uitgereikt voor het beste onderzoeksartikel dat in 2010 werd gepubliceerd in Huisarts en Wetenschap. 20 1e uitgave 2011 Cals’ artikel sprong er voor de jury uit: ‘Het treft de kern van de huisartsgeneeskunde en heeft een creatieve aanpak.’ Jochen Cals zelf blijft eerder bescheiden onder zoveel lof: “De laatste tijd was er veel positieve aandacht voor het luchtweginfectie onderzoek in het kader van prijzen. Dat is ontzettend eervol voor het onderzoeksteam en hierbij heel veel dank voor de leuke reacties. Nog mooier is het echter om vooral te proberen de onderzoeksresultaten op een bruikbare manier in de dagelijkse praktijk te krijgen.” Online nascholing “In dat kader ben ik trots op het project waar ik samen met Rogier Hopstaken, grondlegger van het onderzoek en huisarts Stichting Gezondheidscentra Eindhoven, aan heb gewerkt afgelopen jaar. Het eindproduct, een online nascholing voor huisartsen. Het werd begin februari 2011 gelanceerd, tegelijkertijd met de nieuwe NHG-Standaard Acuut hoesten, dus dat gaat mooi gelijk op. De nascholing is een Maastrichts/Eindhovens product en sluit aan op de nieuwe Standaard.” In de nascholing komen de volgende zaken aan bod: • Pneumonie of niet? - Hoe kunnen we differentiëren tussen een ernstige en een niet-ernstige onderste luchtweginfectie? • Patiënt- en artsfactoren bij beslissingen over antibiotica - Verwachtingen van de patiënt, eerdere ervaringen, een drukke wachtkamer. Toch een recept? • Pillen – de rol van antibiotica bij luchtweginfecties – Hoeveel winst levert een ‘kuur’ nu op, en zijn er specifieke groepen die er wel baat bij hebben? Screenshot, online nacholing voor huisartsen Verder is er aandacht voor tenminste twee handvatten om het consult te optimaliseren: • Praten – communicatieve vaardigheden bij acute hoest • Prikken – de CRP sneltest bij acute hoest U kunt deze nascholing op verschillende manieren gebruiken in uw praktijkvoering: • als achtergrondinformatie op het gebied van luchtweginfecties • ter verdieping van de NHG Standaard Acuut Hoesten (2011) (gepubliceerd in H&W nr 2 2011) • als voorbereiding wanneer u gaat werken met de CRP sneltest • wanneer u meer handvatten wilt op het gebied van communicatieve vaardigheden bij patiënten met infecties • als element in een FTO bijeenkomst • als aanvulling op de FTO module ‘antibioticagebruik bij luchtweginfecties’ • als onderdeel van een AIOS terugkomdag • als element in een kwaliteitsverbeterproject Genoeg redenen dus om eens te kijken op www.acutehoest.nl. De nascholing is gratis en geaccrediteerd voor één uur en wordt mogelijk gemaakt door subsidie van ZonMw en wordt ondersteund door het NHG. In de pilotfase werd de nascholing al door 100 huisartsen gevolgd en getest. Een week na de lancering stond de teller al op 300 huisartsen. Voor verdere informatie over Jochen Cals, zie www.jochencals.nl 21 op één lijn 39
Pagina 22
op één lijn 39 1e uitgave 2011 Pinda-allergie komt minder vaak voor dan gedacht, maar lijkt toe te nemen Resultaten van onderzoek met huisartsenregistratie gegevens DOOR DANIEL KOTZ, SENIOR ONDERZOEKER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Pinda-allergie is één van de meest ernstige voedselallergieën omdat het lichamelijke reacties teweegbrengt die in sommige gevallen levensbedreigend zijn. Mensen houden deze allergie vaak hun hele leven lang en kunnen al op zeer kleine hoeveelheden pinda reageren. De allergie is tot op heden niet te genezen en het beleid bestaat dan ook vooral uit het vermijden van blootstelling. Dit is echter problematisch omdat bestanddelen van pinda’s in veel verschillende voedingsproducten en ook cosmetische producten kunnen voorkomen, soms zonder dat de consument hiervan op de hoogte is. Het is daarom van belang om te meten en te monitoren hoe vaak pinda-allergie voorkomt in de bevolking. Op basis van eerdere studies wordt geschat dat ongeveer 0,4-1,9% van de jongeren onder de 18 jaar pinda-allergie heeft. Deze cijfers zijn echter gebaseerd op onderzoeken die onder andere beperkt zijn door kleine steekproeven uit een locaal geografisch gebied. Het doel van dit onderzoek was om het vóórkomen van pinda-allergie te bepalen gebaseerd op de diagnose en registratie van huisartsen in Engeland. Hiervoor maakten we gebruik van één van de grootste medische databases ter wereld: QRESEARCH. Hierin zaten gegevens van ruim 3 miljoen patiënten die geregistreerd waren in meer dan 400 huisartspraktijken door heel Engeland in de periode van 2001-2005. Pinda-allergie kwam in het jaar 2005 voor bij 0,5 op de 1.000 patiënten. Oftewel, in totaal hadden ongeveer 25.700 mensen in Engeland deze allergie. Pinda-allergie kwam het meest voor bij jongens (2,5 op 1.000) en meisjes (2,1 op 1.000) tussen de 5 en 9 jaar. In de leeftijdscategorie onder de 20 jaar waren meer mannen getroffen (1,8 op 1.000) dan vrouwen (1,4 op 1.000). Tevens bleek er een verband te bestaan tussen pinda-allergie en welvarendheid; de allergie kwam relatief vaker voor in de groep meest welgestelde mensen. Tenslotte bleef gedurende de periode van 2001-2005 het aantal nieuwe gevallen van pinda-allergie stabiel terwijl het totaal aantal mensen met een diagnose verdubbelde. Op basis van dit onderzoek, dat gebaseerd was op de registratie van huisartsen, concluderen we dat pindaallergie veel minder vaak voorkomt dan voorheen gedacht: 22 bij ongeveer 0,2% van de jongeren onder 18 in plaats van 0,4-1,9%. Ook dit onderzoek heeft echter een aantal beperkingen waardoor meer onderzoek nodig is om het ware percentage vast te stellen. Daarnaast is het nodig te onderzoeken of het aantal mensen met pinda-allergie daadwerkelijk toeneemt en waar dat aan zou kunnen liggen. Referenties Kotz D, Simpson CR, Sheikh A. Incidence, prevalence, and trends of general practitioner-recorded diagnosis of peanut allergy in England, 2001 to 2005. J Allergy Clin Immunol 2011 Jan 12. [Epub ahead of print] Voor meer informatie over Daniel Kotz, zie www.daniel-kotz.de 1e uitgave 2011 Promotie Preventie van hart- en vaatziekten; een samenspel van verpleegkundigen en artsen DOOR HELENE VOOGDT-PRUIS, ONDERZOEKER In maart 2011 verscheen het proefschrift “Cardiovascular prevention: nurses and doctors working together” van Helene Voogdt. Het proefschrift geeft inzicht in de kwaliteit van de preventie van hartvaatziekten met ondersteuning van verpleegkundigen in de eerste en tweede lijn in de jaren 2006-2008. De preventie van hartvaatziekten staat al jaren hoog op de agenda van de internationale gezondheidszorg. Ook in Nederland zijn diverse maatregelen genomen om deze preventie te verbeteren. Bij de preventie speelt de eerstelijnsgezondheidszorg een belangrijke rol. Samenwerking met zorgverleners in de tweede lijn is nodig voor de behandeling van complicerende problematiek. De laatste jaren staat ook de kwaliteit van de zorg onder druk, mede door de vergrijzing van de bevolking, hogere verwachtingen van patiënten en het tekort in beschikbaar personeel en financiële middelen. Om die reden is voor gesteld om bepaalde zorgtaken te substitueren van artsen naar andere zorgverleners, zoals naar verpleegkundigen. In de CBO/NHG multidisciplinaire richtlijn cardiovasculair risicomanagement 2006 (1) wordt dit ook aanbevolen voor de preventie van hartvaatziekten. Het onderzoek In het proefschrift is deze nieuwe functie voor verpleegkundigen in de preventie van hartvaatziekten onderzocht op haalbaarheid en klinische effectiviteit. Het onderzoek in de eerste lijn bestond uit een pragmatisch gerandomiseerde trial, aangevuld met kwalitatieve evaluaties. Huisartsen en praktijkverpleegkundigen zijn vergeleken op de effectiviteit van de preventie aan hoogrisicopatiënten: op de cardiovasculaire risicofactoren en op de door hun ingezette behandelingen. Daarnaast zijn de ervaringen van patiënten en zorgverleners met de verpleegkundige preventie onderzocht. Het onderzoek is gehouden onder 6 gezondheidscentra in Limburg in de periode 2006-2008. De studie in de tweede lijn betrof een evaluatie van de implementatie van een nazorgprogramma door hartvaatverpleegkundigen. Praktijkverpleegkundigen verbeteren de preventie in de eerste lijn In de eerstelijn had bij de start van het onderzoek de helft van de hoogrisicopatiënten een verhoogde bloeddruk of cholesterol, driekwart had overgewicht en een kwart van hen rookte. Na een jaar preventie was het gemiddelde niveau van een aantal risicofactoren gedaald, zowel bij de patiënten van de huisartsengroep als van de verpleegkundigengroep. Deze daling was wel groter bij de verpleegkundigengroep en zij behaalden significant betere resultaten op het totaal cholesterol. (2) Uit een vragenlijst onder patiënten bleek dan ook dat verpleegkundigen vaker een behandeling gaven dan huisartsen: 77% ten opzichte van 57%. Verpleegkundigen gaven 3 keer zo vaak als huisartsen een leefstijlinterventie. Verder gebruikten meer patiënten uit de verpleegkundigengroep medicatie. Toch vragen beide zorgverleners nog te weinig naar het medicatiegebruik en vergeten te controleren of patiënten therapietrouw zijn. Verbetering hierin komt de kwaliteit van preventie ten goede. (3) Zorgverleners en patiënten zijn positief Patiënten werd gevraagd naar hun ervaringen met het preventiespreekuur door verpleegkundigen. Zij bleken tevreden te zijn en regelmatige bezoeken werden als “zinvol” en “geen tijdsverspilling” beschouwd. Oudere patiënten, lager opgeleiden en mannen waren meer tevreden. Vergeleken met niet-rokers, bezochten rokers minder vaak het preventiespreekuur en waren minder tevreden met de verleende zorg. Zij voelden zich vaker ‘op de vingers getikt’ en zij vonden dat de verpleegkundige ‘minder begrip had voor hun persoonlijke situatie’. Om die reden moet er in het spreekuur extra aandacht komen voor motiverende gespreksvoering aan rokers. (4) Ook zorgverleners zijn positief over de preventie door verpleegkundigen. Een factor die de implementatie van het preventiespreekuur in de gezondheidscentra bevorderde, was het wederzijds vertrouwen tussen verpleegkundigen en huisartsen. Verpleegkundigen bleken verschillen in de werkelijke en de aanbevolen praktijkvoering bespreekbaar te maken. Daarnaast namen zij de verantwoordelijkheid voor de verbetering van het spreekuur en het opvolgen van de richtlijn, met name door concrete belemmeringen weg te nemen. 23 op één lijn 39
Pagina 24
op één lijn 39 1e uitgave 2011 Als voornaamste belemmeringen werden genoemd dat: • zorgverleners niet op de hoogte van de inhoud van de richtlijn waren; • zorgverleners verschillend omgaan met gestelde streefwaarden van behandeling; • er onduidelijkheid was over de reikwijdte en de inhoud van leefstijladviezen; • de patiënt soms een gebrekkige motivatie tot leefstijlaanpassingen heeft; • de omvang van de risicopopulatie in de richtlijn erg groot is; • organisatorische kwesties (registratiemogelijkheden en elektronische risicoprofielen) de toepassing van de richtlijn in de weg staan. (5) Verpleegkundigen ondersteunen cardiologen in het nazorgtraject Een secundair preventieprogramma door verpleegkundigen in het ziekenhuis verbetert ook de kwaliteit van zorg. De implementatie van een nazorgprogramma blijkt echter een uitdaging te zijn voor een complexe gezondheidszorgorganisatie. Het is noodzakelijk om een implementatieplan te gebruiken voor het effenen van hobbels. Bovendien is het nodig om te onderzoeken of gestelde kwaliteitscriteria realistisch zijn en of informatie over kwaliteitsindicatoren verkregen kan worden. Kwaliteitsindicatoren moeten dan ook regelmatig door betrokken zorgverleners geëvalueerd en zo nodig bijgesteld worden in een continue kwaliteitscyclus. Informatie over de kwaliteitsindicatoren dient te leiden tot concrete voorstellen voor verbetering van de zorg. Conclusies Verpleegkundigen verbeteren de preventie van hartvaatziekten. De kwaliteit van deze zorg kan verder verbeterd worden door: • meer training voor verpleegkundigen om hun kennis van hartvaatziekten (symptomen), medicatie en leefstijlinterventie te vergroten. Het gaat hierbij om het verkrijgen van vaardigheden in motiverende gespreksvoering en het geven van optimale leefstijlinterventie; • adequaat gebruik van elektronisch risicoprofielen en zelfmanagementprogramma’s; • betere transmurale samenwerking tussen artsen en verpleegkundigen; • het aanstellen van een centrale zorgverlener (of case manager) die verantwoordelijk gesteld wordt voor de coördinatie, afstemming en kwaliteit van zorg. Aan het onderzoek werkten de volgende personen mee: Prof Jan van Ree, Prof Ton Gorgels, dr. George Beusmans (promotieteam) en Prof Bert Vrijhoef en Liesbeth van Hoef. Het proefschrift is te verkrijgen bij hrvoogdt@gmail.com Referenties (1) CBO/NHG. Multidisciplinaire richtlijn Cardiovasculair risicomanagement. Utrecht: 2006. (2) Voogdt-Pruis HR, Beusmans GHMI, Gorgels APM, Kester AD, Van Ree JW. Effectiveness of nurse-delivered cardiovascular risk management in primary care: a randomised trial. British Journal of General Practice 2010; 60: 40-46. (3) Voogdt-Pruis HR, Van Ree JW, Gorgels AP, Beusmans GH. Adherence to a guideline on cardiovascular prevention: A comparison between general practitioners and practice nurses. International Journal of Nursing Studies. 2010; doi:10.1016/j.ijnurstu.2010.11.008. (4) Voogdt-Pruis HR, Gorgels AP, van Ree JW, van Hoef EF, Beusmans GH. Patient perceptions of nurse-delivered cardiovascular prevention: cross-sectional survey within a randomised trial. International Journal of Nursing Studies 2010; 47: 1237-1244. (5) Voogdt-Pruis HR, Beusmans GHMI, Gorgels APM, Van Ree JW. Experiences of doctors and nurses implementing nurse-delivered cardiovascular prevention in primary care: a qualitative study. Journal of Advanced Nursing (2011) doi: 10.1111/j.1365-2648.2011.05627. 24 1e uitgave 2011 Voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT Echografie bij schouderklachten? Wellicht herinnert u zich nog de nascholingscursus van Ramon Ottenheijm, huisarts te Geulle? Hij heeft zich toegelegd op het gebruik van echografie bij aandoeningen van het bewegingsapparaat. Aansluitend bij de toegenomen mogelijkheden van echografie bij huisartsen en fysio therapeuten voerde hij een systematisch literatuuronderzoek uit naar de waarde van echografie bij schouderaandoeningen. Drieëntwintig artikelen passeerden de revue: er was geschreven over volledige (n=22; sensitiviteit 95%, specificiteit 96%) of partiële rotatorcuff scheuren (n=15, sensitiviteit 72%, specificiteit 93%), bursitis subacromialis (n=3, sensitiviteit 79-81%, specificiteit 94-98%), calcificerende tendinitis (n=2, sensitiviteit 100%, specificiteit 85-98%) en tendinopathie (n=2, sensitiviteit 67-93%, specificiteit 88-100%). Geen enkel onderzoek vond plaats in een eerstelijnssetting. Daar gaat Ottenheijm voor zorgen. Voorlopig beveelt hij aan om een echo van de schouder te maken in die gevallen waarin conservatieve therapie gefaald heeft. Ottenheijm Vage klachten: hemochromatose? Een zeer lezenswaardige ‘clinical review’ over een aandoening die we als huisartsen veel minder vaak zien, hemachromatose, werd geschreven door Loes van Bokhoven, in de BMJ! Zij raakte in het onderwerp geïnteresseerd tijdens haar onderzoek naar bloedonderzoek bij onbegrepen klachten. Hemochromatose is een autosomaal recessieve erfelijke aandoening die gepaard gaat met verhoogde intestinale absorptie van ijzer en ijzerstapeling in diverse organen, zoals de lever. De erfelijke afwijking leidt niet altijd en soms pas laat tot klinische verschijnselen. Er is echter wel een verhoogd risico op levercirrose en hepatocellulair carcinoom. Van Bokhoven suggereert om bij patiënten die op ons spreekuur komen met al enkele maanden bestaande ‘onbegrepen klachten’, zowel serumijzer als transferrine aan te vinken naast het standaard anemie-onderzoek. De combinatie van verhoogd ferritine en een hoge transferrinesaturatie (meer dan 45%) kan duiden op hemachromatose en maakt nader (specialistisch) onderzoek gewenst. ‘Aderlaten’ is overigens nog steeds de hoeksteen van de behandeling, die erop gericht is ijzerstapeling, vooral in de lever, te voorkomen. Van Bokhoven Zelftesten? Consulten van patiënten met ‘vage klachten’ zijn niet altijd eenvoudig, patiënten die je spreekuur bezoeken met in hun hand een uitdraai van allerlei testen – gedaan door de ARBO-dienst, een commercieel bedrijf of de patiënt zelf – kunnen ook een uitdaging vormen voor de moderne huisarts. Martine Ickenroth heeft via internet onderzoek verricht naar wat patiënten doen met de uitslagen van zogeheten zelftesten (voor diabetes, nierziekte, cholesterol, SOA, etc.). Achttien procent van het internetpanel (n=4416) had wel eens een zelftest gedaan en 4/5 van zowel de patiënten met een normale als een abnormale testuitslag vertrouwden de uitslag. Van de patiënten met een abnormale uitslag (n=108) bezocht ruim 70% daarna een dokter en 9% ondernam niks. Was de zelftest normaal (n=411), dan ondernam bijna 80% niks, en slechts 6% ging toch naar de dokter om klachten, behandeling, of de testuitslag te bespreken of een test door de dokter te vragen. Dokters zouden de testeigenschappen van de gebruikte testen moeten kunnen opzoeken en patiënten zouden zich moeten realiseren dat een testuitslag niet op zichzelf staat maar geïnterpreteerd moet worden in het kader van medische voorgeschiedenis, klachten en symptomen. Ickenroth Kosteneffectieve communicatie! Jochen Cals, gepromoveerd huisarts-in-opleiding, heeft al diverse prijzen ontvangen voor het onderzoek naar het optimaliseren van het beleid bij onderste luchtweginfecties: zowel het gebruik van een point-ofcare CRP-test als goede communicatievaardigheden bleken te leiden tot minder antibioticarecepten en tevreden patiënten. Er zijn nu harde cijfers met argumenten voor de softe aanpak: beide strategieën bleken kosteneffectief met betrekking tot het minder voorschrijven van antibiotica bij onderste luchtweginfecties, maar de goede communicatievaardigheden waren het dat het meest. Cals 25 op één lijn 39
Pagina 26
1e uitgave 2011 Opsporing van kandidaten voor cardiometabole preventie De H&W van maart 2011 bevatte de NHG-standaard ‘Het Preventieconsult’. Merijn Godefrooij c.s. onderzochten in een middelgroot gezondheidscentrum in Eindhoven de opzet van een gefaseerd cardiometabool preventieconsult. Alleen 40-75 jarige patiënten (n=1704) die boven een bepaalde drempelwaarde scoorden op een screeningsvragenlijst (leeftijd, BMI, roken, HVZ voor het 60e levensjaar bij eerstegraads familielid, DM bij eerstegraads familielid, zwangerschapsdiabetes, weinig lichaamsbeweging) werden uitgenodigd voor een consult bij de doktersassistente (respons: 75%; daarvan 75% boven drempelwaarde). Zij nam een geprotocolleerde anamnese af, bepaalde bloeddruk, lengte, gewicht, en middelomtrek en gaf patiënten een labformulier mee (nuchtere glucose en lipiden, creatinine, MDRD klaring, microalbuminurie). Op grond hiervan werd door de praktijkondersteuner het SCORE-risico bepaald. Mensen zonder verhoogde SCORE (< 5%) en zonder fors verhoogde enkelvoudige risicofactor kregen een brief met algemene leefstijladviezen thuis (61%). De andere patiënten (39%) werden uitgenodigd voor een tweede bezoek aan de praktijk, bij de praktijkondersteuner, waarbij bloeddrukmeting en afwijkend lab herhaald werden. Bij de mensen die hierop in gingen (84%) was het bij 65% (n=145) nodig om een individueel behandelplan op te stellen. Van de Kerkhof Solidariteit met een andere leefstijl? En dan komt het aan op aanpassing van ‘lifestyle’. Vindt u dat iemand die rookt, een hogere verzekeringspremie moet betalen? Of iemand die te dik is? En ouderen? En wat vindt u van sportievelingen met extra ziektekosten of ziekteverzuim door blessures? In het Eindhovense SMILE onderzoek werden dergelijke vragen beantwoord door zo’n 6000 mensen, die werden ingedeeld naar hun ‘lifestyle’. In het algemeen was men het minst solidair met (d.w.z. bereid mee te betalen voor) de rokers en de dikkerds en het meest met ouderen. De antwoorden bleken sterk gerelateerd te zijn aan het (veronderstelde) eigen gedrag dat binnen de eigen groep gangbaar is. Zo vertonen hoog opgeleide jongeren met een gezonde levensstijl minder solidariteit met mensen met een ongezonde leefstijl. Bonnie Verder … • Is het duidelijk dat Sil Aarts op haar promotie afstevent: zij publiceerde over de relatie tussen multi-morbiditeit en subjectieve geheugenklachten (positieve associatie met geheugenklachten en zorgen daarover) resp. objectieve geheugenfunctie (hartziekten en kanker met verbaal geheugen; cerebrovasculaire aandoeningen, hartziekten, kanker en ziekten van het bewegingsapparaat met informatieverwerkingsnelheid); ze deed dat bovendien ook beknopt in het Frans. [Aarts] • Had een groepsgewijze training van het ‘zelfmanagement’ van patiënten met hartfalen meer effect bij patiënten met een lager opleidingsniveau. [Smeulders] • Bevestigde een onderzoek in Roemenië dat luchtvervuiling in de eerste levensjaren ook jaren later astmaklachten bij kinderen kan veroorzaken. [Cara] • En kunnen aan de artikelen van Stolper c.s. over de rol van het ‘pluis-niet-pluis’ gevoel in diagnostische redeneringen resp. tuchtrechtuitspraken argumenten ontleend worden voor het integreren van dit onderwerp in de huisartsenopleiding [Stolper]. Referenties Ottenheijm RP, Jansen MJ, Staal JB, van den Bruel A, Weijers RE, de Bie RA, Dinant. Accuracy of diagnostic ultrasound in patients with suspected subacromial disorders: a systematic Review and Meta-analysis. Arch Phys Med Rehabil 2010; 91. doi:10.1016/j.apmr.201007.017 Van Bokhoven MA, van Deursen CThBM, Swinkels DW. Diagnosis and management of hereditary haemochromatosis. BMJ 2011; 342: 218-223. doi:10.1136/bmj.c7251 Ickenroth MHP, Ronda G, Grispen JEJ, Dinant GJ, de Vries NK, van der Weijden T. How do people respond to self-test results? A cross-sectional survey. BMC Family Practice 2010; 11: 77 Cals JWL, Ament AJHA, Hood K, Butler CC, Hopstaken RM, Wassink GF, Dinant GJ. C-reactive protein point of care testing and physician communication skills training for lower respiratory tract infections in general practice: economic evaluation of a cluster randomized trial. J Eval Clin Pract 2010: doi:10.1111/j. 1365-2753.2010.01472.x Van de Kerkhof RM, Godefrooij MB, Wouda PJ, Vening RA, Dinant GJ, Spigt MG. Cardiometabole risicofactoren opgespoord met preventieconsult. NTvG 2010; 154: A1860 Bonnie LHA, van den Akker M, van Steenkiste B, Vos R. Degree of solidarity with lifestyle and old age among citizens in the Netherlands: cross-sectional results from the longitudinal SMILE study. J Med Ethics (2010). Doi:10.1136/jme.2010.036178 Aarts S, van den Akker M, Hajema KJ, van Ingen AM, Metsemakers JFM, Verhey FRJ, van Boxtel MPJ. Multimorbidity and its relation to subjective memory complaints in a large general population of older adults. International Psychogeriatrics 2010. doi:10.1017/S1041610210002024 Aarts S, van den Akker M, Tan FES, Verhey FRJ, Metsemakers JFM, van Boxtel MPJ. Influence of multimorbidity on cognition in a normal aging population: a 12-year follow-up in the Maastricht Aging Study. Int J Geriatr Psychiatry 2010. DOI: 10.1002/gps.2642 Aarts S, van Boxtel MP, Tan F, Verhey FR, Metsemakers JFM, van den Akker M. Multimorbidité et cognition: étude longitudinale dans une population âgée normale. Intérêt de santé publique du codage CISP au fil des consultations. Exercer 2010; 21:92 (suppl 3): 845-855 Smeulders ESTF, van Haastrecht JCM, Ambergen T, Stoffers HEJH, Janssen-Boyne JJJ, Uszko-Lencer NHKM, Gorgels APM, Lodewijks-van der Bolt CLB, van Eijk JThM, Kempen GIJM. Heart failure patients with a lower educational level and better cognitive status benefit most from a selfmanagement group programme. Pat Educ Counsel 2010; 81: 214-221. Cara AC, Degryse J, van den Akker M, Dinant GJ, Manolovici C, Buntinx F. Impact of early childhood air pollution on respiratory status of school children. Eur J Gen Pract 2010; 16: 133-138 Stolper E, van de Wiel M, van Royen P, van Bokhoven, M, van der Weijden T, Dinant GJ. Gut feelings as a third track in General Practitioners’ Diagnostic Reasoning. J Gen Intern Med 2010; 26: 197-203 Stolper E, Legemaate J, Dinant GJ. ‘Niet-pluis’-gevoel tuchtrechtelijk gewogen. NTvG 2010; 154: A2720. 26 op één lijn 39 1e uitgave 2011 Not only academic but also lots of fun Three Months in Maastricht BY ARAYA A MEDHANYIE, ETHIOPIAN PHD STUDENT From December 2010 till March 2011, I stayed at the department of General Practice in Maastricht. I would like to tell you something about my PhD and my stay in Maastricht. My PhD I am a PhD candidate from Ethiopia. I am doing my PhD under a joint program between the universities of Alcala de Henares, Spain and Maastricht. My research is on integration of mHealth (mobile phone health applications) and maternal health services at primary health care settings in Ethiopia. Prior to the start of my PhD study I have been working as a lecturer in the department of public health of Mekelle University in Ethiopia. My home country Ethiopia Ethiopia is an open museum. It is a country of a population of 80 million where Christians and Muslims live in harmony. Ethiopia is one of the origins of human kind. It is a country of high mountains. Yet the Danakil gorge, part of the Great Rift Valley, the lowest point in Africa is also found in this beautiful country. Dallol is also part of the valley, one of the hottest places year-round anywhere on earth. The obelisks and amazing churches in the holiest cities of Axum and Lalibela are destinations you must see, among others. I think you should never miss the opportunity to visit Ethiopia during your life. In my opinion, the past two decades have been full of success stories for the country. Universities, hydropower dams, roads, health facilities, schools and so on have been built and expanded throughout the country. Yet the problems of the country are still multifaceted and numerous. Ethiopians and all those who love Ethiopia have to put in a lot of effort to make the prevailing poverty in the country history. Many of the health status indicators of the Ethiopian population have shown improvement. Maternal and infant mortality have shown a decline. The number of health facilities has increased. Training and graduation of health professionals have dramatically accelerated. Health services have come closer and closer to the people at the grass root level. But these promising changes are not yet enough. People in Ethiopia are still dying of easily preventable infectious diseases. Mothers are losing their life as a result of pregnancy and pregnancy related complications. The ratio of the number of physicians and midwifes compared to the population fails to meet the international standards. Ensuring quality of health services remains a headache of all stakeholders who are involved in the provision of health services. My stay in Maastricht My stay in Maastricht was not only academic but also has been a lot of fun. I got the opportunity to meet new people and visit new places. I visited places in Maastricht and Amsterdam. I enjoyed the warm friendship of Dutch people. The warm caring and affection of my colleagues was unique. I learned a lot from them. Above all, I am really impressed with the working culture in the department. I really appreciate their hardworking and effective time management. I have witnessed that the school is a favorable environment for study. With all the carnival flags in Maastricht, I feel like at home because the colors green, yellow and red are the same colors as our national flag. It will be heartache for me not to mention Mark Spigt (PhD), one of my PhD promoters who made my stay in Maastricht unforgettable. No words to express my gratitude for his friendly affection and all rounded mentor-ship. When I think I am left with only few days to leave Maastricht, mixed feelings of joy and sadness fill my soul. I feel happy going back home, to Ethiopia. On the other hand I feel sad when I think of going far away from all the nice colleagues at CAPRHI and the beautiful city of Maastricht. To make it simple confused feelings flourish my soul. The good thing is I greatly hope I will come back again to Maastricht. I wish you peace and love! For further details about Ethiopia and PhD study, I can be reached at arayaabrha@yahoo.com 27 op één lijn 39
Pagina 28
1e uitgave 2011 NHG-standaard PreventieConsult van start Gestructureerd opsporen lijkt beter dan case-finding DOOR MERIJN GODEFROOIJ AIOTHO & MARK SPIGT HOOFDONDERZOEKER ZORGINNOVATIES SGE NHG-standaard PreventieConsult Op 1 maart 2011 werd de NHG-standaard PreventieConsult gepubliceerd (1). Deze standaard biedt huisartsen handreikingen voor de structurele opsporing en preventie van hart- en vaatziekten binnen hun praktijk. Gelijktijdig verscheen een publicatie van Nielen et al. (2) over de landelijke voorstudie van het NHG PreventieConsult, over de te verwachten toestroom na implementatie hiervan. Hierin wordt gesteld dat in een normpraktijk, van de 480 uit te nodigen patiënten, er uiteindelijk 36 naar de praktijk zullen komen voor aanvullend onderzoek. Preventieconsult Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE) Parallel aan de ontwikkeling van het NHG PreventieConsult, is binnen SGE gestructureerde preventie van hart- en vaatziekten verricht. Binnen Gezondheidscentrum Woensel is in vijf praktijken een preventieconsult aangeboden aan ruim 1700 patiënten (3). Op basis van leeftijd werden patiënten uitgenodigd een korte vragenlijst in te vullen over hun gezondheid en leefstijl. Op basis hiervan werd een deel van de patiënten uitgenodigd voor bloed- en lichamelijk onderzoek in de praktijk om een gedetailleerde risicoschatting te kunnen maken. De te verwachten werklast die door Nielen et al. wordt geschetst, verschilt zeer met de ervaringen binnen SGE. Door een persoonlijke en actievere benadering van patiënten lag binnen SGE de respons fors hoger (75%). Ook het aantal patiënten dat op de praktijk gezien werd, lag beduidend hoger (72% van de hiervoor uitgenodigde personen) dan in de landelijke pilot van het NHG. Omgerekend naar de 480 patiënten uit het rekenvoorbeeld van Nielen, betekent dit voor een normpraktijk binnen SGE een consult op de praktijk bij 160 patiënten (zie tabel). Preventie Consult Norm praktijk NHG SGE 2350 2350 Uit te nodigen obv leeftijd 480 (20%) 480 (20%) Vult vragenlijst in 160 (33%) 360 (75%) Mogelijk verhoogd risico 100 (63%) 225 (63%) Verder onderzoek in praktijk 36 (36%) 160 (72%) Wanneer een huisarts kiest voor gestructureerde opsporing van hart- en vaatziekten, lijkt een hoge opkomst wenselijk. Hoe hoger de opkomst, hoe groter het verwachte gezondheidsbevorderend effect. Doordat zo een groot deel van de populatie in kaart wordt gebracht, is het makkelijker om de patiënten die niet meededen aan het preventie consult, tijdens routineconsulten op te sporen. Zowel huisartsen als praktijkondersteuners waren enthousiast over het preventieconsult in SGE. Ze hadden het gevoel dat de gestructureerde opsporing beter werkte dan case-finding, die toch vaak ad hoc plaatsvond. Veel patiënten waren ook enthousiast dat hun huisarts een dergelijke ‘gezondheidscheck’ aanbood, wat ook bleek uit de respons van 75%. Patiënten vonden het belangrijk dat hun huisarts niet alleen vraaggericht (of curatief) werkzaam is, maar ook aandacht heeft voor preventie. Deze SGE ervaringen zijn bemoedigend, maar demonstreren tegelijk dat het uitvoeren van een preventieconsult geen sinecure is. De hoge deelnamecijfers vereisen een goed voorbereide, gestructureerde implementatie met aansluiting op een degelijk, vooraf gedefinieerd vervolgbeleid voor opgespoorde patiënten. In dit licht werkt SGE samen met onze vakgroep aan een zorginnovatie cardiovasculair risicomanagement (CVRM). Doel is om een strategie te ontwikkelen voor gestructureerde opsporing en (preventieve) behandeling voor hart- en vaatziekten voor alle patiënten binnen SGE, waarbij het preventieconsult zo goed mogelijk moet aansluiten bij de behoeften en mogelijkheden van de dagelijkse praktijk. Tegelijkertijd moet een zorgproduct een evidence-based en kwalitatief hoogstaand zorgproduct zijn. De benadering van patiënten is daarbij heel belangrijk. Referenties 1. Dekker J, Alssema M, Janssen P, Van der Paardt M, Festen C, Van Oosterhout M, et al. NHG-Standaard Het PreventieConsult module Cardiometabool. Huisarts en Wetenschap. 2011 ;54(3):138-155. 2. Nielen M, Davids R, Bakker DD. Het PreventieConsult Cardiometabool risico. Huisarts en Wetenschap. 2011 ;54(3):121. 3. Kerkhof RMVD, Godefrooij MB, Wouda PJ, Vening RA, Dinant GJ, Spigt MG. Cardiometabole risicofactoren opgespoord met preventieconsult. Nederlands tijdschrift voor geneeskunde. 2010 ;(154):A1860. 28 op één lijn 39 1e uitgave 2011 Ervaringen en meningen van CVA-patiënten over nieuwe CVA-zorgketen WESP INGE RUTTEN. BEGELEIDER RON HEIJNEN (SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE). Tijdens mijn WESP heb ik kwalitatief onderzoek gedaan naar de ervaringen van CVA-patiënten met de nieuw ontwikkelde CVA-zorgketen in Maastricht en hun mening over de geboden zorg. Dit onderzoek maakt deel uit van een breder onderzoek naar de kosteneffectiviteit van deze CVA-zorgketen1. In 2006 is er een nieuw ontwikkelde CVA-zorgketen ingevoerd in Maastricht. In deze geïntegreerde zorgketen krijgen CVA-patiënten alleen nog acute zorg en behandeling in het ziekenhuis. Indien de patiënten stabiel zijn, worden zij binnen 5 dagen overgeplaatst naar verpleeghuis Klevarie. Hier worden zij opgenomen op een speciale beoordeling- en revalidatieafdeling. Er wordt direct gestart met revalidatie en binnen 5 dagen worden de patiënten gestructureerd en multidisciplinair beoordeeld, waardoor het optimale revalidatietraject wordt vastgesteld. Tijdens mijn stage heb ik een interviewschema opgezet met als hoofdthema’s de verschillende schakels in de CVA-zorgketen; namelijk het ziekenhuisverblijf, de overplaatsing naar verpleeghuis Klevarie, het verblijf op de speciale afdeling in verpleeghuis Klevarie en, indien van toepassing, de terugkeer naar huis. Alle patiënten die tussen september 2010 en januari 2011 werden opgenomen in het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+) met een beroerte en vervolgens naar de speciale afdeling in verpleeghuis Klevarie zijn gegaan, zijn benaderd om deel te nemen aan het interview. Uiteindelijk hebben we 14 patiënten weten te includeren. Door een tegenvallende patiënteninstroom hebben we meer tijd moeten besteden aan de werving van patiënten en ben ik tot het einde van mijn stageperiode door moeten gaan met het interviewen van patiënten. Hierdoor was er voor mij geen tijd meer om de interviews te analyseren. De analyse zal uitgevoerd worden door de projectgroep van het algemene onderzoek naar de CVA-zorgketen. Ik heb voor mijn eindverslag globale resultaten gebruikt van de eerste 11 interviews. Hierin gaven CVA-patiënten aan dat over het algemeen alles goed verzorgd en geregeld was. Zij hadden geen grote problemen ervaren met de zorgverlening. Wel gaven patiënten en hun partners aan dat de communicatie over het te lopen zorgtraject gebrekkig was, vooral in het ziekenhuis en met betrekking tot de overplaatsing naar verpleeghuis Klevarie. Er zal dus meer aandacht moeten worden besteed aan de communicatie met patiënten en hun partners. De nieuw ontwikkelde geïntegreerde CVA-zorgketen wordt als goed ervaren door patiënten. Als een dergelijke organisatie van CVA-zorg kosteneffectief blijkt te zijn, zal de volgende stap een verdere invoering in verschillende verpleeghuizen zijn. 1 Heijnen RW, Evers SM, van der Weijden TD, Limburg M, Schols JM. The cost effectiveness of an early transition from hospital to nursing home for stroke patients: design of a comparative study. BMC Public Health. [Study protocol]. 2010;10(1). 29 op één lijn 39
Pagina 30
op één lijn 39 1e uitgave 2011 Nieuwe sneltest leidt niet tot meer medicalisering WESPEN LEON DE BOCK EN PIETER-JAN BECKERS. BEGELEIDER JOCHEN CALS Proefschrift Cals Jochen Cals beschreef in zijn proefschrift dat antibioticagebruik voor lage luchtweginfecties in de huisartspraktijk veilig kan worden teruggedrongen door gebruik te maken van een CRP-sneltest en/of een training in communicatietechnieken voor huisartsen. Een CRP-sneltest kan worden ingezet wanneer de huisarts niet zeker is van zijn diagnose en kan helpen een onderscheid te maken tussen serieuze en onschuldige infecties. Verbeterde communicatietechnieken kunnen worden gebruikt om inzicht te krijgen in de gedachten en wensen van patiënten over antibiotica. In de originele studie werden 20 huisartspraktijken (40 huisartsen) willekeurig verdeeld om 1) één van beide interventies 2) beide interventies of 3) gebruikelijke zorg te leveren. Er werd gekeken naar de uitkomsten in de eerste maand na de acute luchtweginfectie. De gevolgen van beide interventies op het consultatiegedrag op lange termijn zijn echter nog niet bekend. Meer of minder consulten? Het gebruik van een CRP-sneltest in de praktijk zou kunnen leiden tot medicalisering en een verhoogde consultatiefrequentie voor luchtweginfecties in de eerste lijn. Patiënten kunnen immers terugkomen om nogmaals het interessante testje te doen. Aan de andere kant zou het toepassen van adequate communicatietechnieken kunnen leiden tot een afname van het aantal consultaties voor luchtweginfecties door een beter inzicht van de patiënt in zijn of haar klachten. Onze studie Ons doel was meer inzicht te krijgen in de gevolgen van beide interventies op lange termijn consultatiefrequenties. We onderzochten het consultatiegedrag van de 431 acute hoest patiënten uit de studie van Cals. We vervolgden deze patiënten 3,5 jaar en keken hoe vaak ze voor luchtweginfecties naar de huisarts kwamen. Ook keken we bij deze patiënten 3,5 jaar terug in de tijd vanaf het inclusiemoment in de studie van Cals en telden ook voor die periode het aantal luchtweginfecties. Tevens verzamelden we informatie over het antibioticagebruik gedurende beide perioden. Het blijkt dat beide interventies geen invloed hebben op de consultatiefrequenties voor luchtweginfecties. De vrees dat de introductie van een nieuwe sneltest zou leiden tot medicalisering blijkt dus ongegrond op basis van onze data. Anderzijds leiden verbeterde communicatieve vaardigheden niet tot minder huisartsbezoek voor luchtweginfecties. Het aantal ingezette CRP-sneltesten tijdens de 3,5 jaar was zeer laag. Het antibioticagebruik lijkt in de interventiegroepen te zijn gedaald ten opzichte van de periode voor de studie, maar omdat we geen informatie hebben over de ernst van de luchtweginfecties, kunnen we dit enkel rapporteren zonder harde conclusies te kunnen trekken over de inhoudelijke waarde van deze afname. Een terugblik op de stage We hebben tijdens onze WESP-stage veel geleerd over de huidige zorg rondom luchtweginfecties en hoe nieuwe interventies het beleid kunnen veranderen. Tevens hebben wij een goed beeld gekregen over wat onderzoek binnen huisartsgeneeskunde voor ons te bieden heeft. Wij hopen met deze stage een bijdrage te hebben geleverd aan de verbetering van de zorg voor patiënten met acute luchtweginfecties, een dynamisch vakgebied met veel nieuwe ontwikkelingen. Wij willen graag iedereen binnen de vakgroep, en vooral Jochen Cals, hartelijk bedanken voor de leuke samenwerking en een zeer mooie en leerzame stage. Leon de Bock Pieter Jan Beckers 30 op één lijn 39 1e uitgave 2011 Professionele versus publieke gebruik van prescriptieindicatoren: Pro of contra? WESP ANNELIES BROUWERS. BEGELEIDER JOS BOESTEN. Kwaliteit van voorschrijven Het gebruik van kwaliteitsindicatoren is de afgelopen jaren in opmars, ook in het vakgebied van de huisartsgeneeskunde. Kwaliteitsindicatoren kunnen worden ingezet om de kwaliteit van de geleverde zorg te meten en, zo nodig, met behulp van een actieplan te bevorderen. Prescriptie-indicatoren zijn kwaliteitsindicatoren die gericht zijn op het meten van de kwaliteit van prescriptie. Prescriptie-indicatoren worden voornamelijk professioneel gebruikt door huisartsen ter zelfevaluatie en lering. Er wordt echter steeds meer publiek gebruik gemaakt van indicatoren door externe partijen zoals de overheid, zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties. Dit publieke gebruik heeft als doel controle en vergelijk van de kwaliteit van zorg. Wat vinden huisartsen? Er werd in het verleden onderzoek gedaan naar de mening van huisartsen over het algemene gebruik van indicatoren. Echter, het is nog onbekend wat de mening van Nederlandse huisartsen is ten opzichte van het professionele versus het publieke gebruik van indicatoren. Om de mening van huisartsen hieromtrent te achterhalen hebben wij in het kader van het ProscriptUM project (www.proscriptum.nl) een vragenlijst afgenomen. De vragenlijst bestond uit 21 stellingen over het algemene gebruik van prescriptie-indicatoren en over het gebruik van drie specifieke prescriptie-indicatoren bij het voorschrijven van statines. We hebben de beschikbare mailadressen van het Coördinatiebureau Eerste Lijn van onze vakgroep gebruikt en 777 huisartsen uit 586 praktijken benaderd. Uiteindelijk zijn 102 artsen op dit verzoek ingegaan. Resultaten Slechts 56.8% van de artsen vond kwaliteitsindicatoren geschikt om de kwaliteit van zorg te meten en amper 29.5% was van mening dat prescriptie-indicatoren uitsluitend gebaseerd op farmaciedata, geschikt zijn om de kwaliteit van zorg te meten. Verder was er een opvallend verschillende opinie over het professionele versus het publieke gebruik van kwaliteitsindicatoren. Terwijl 84.3% van de respondenten vond dat kwaliteitsindicatoren geschikt zijn voor professioneel 31 gebruik, dacht slechts 24.5% dat kwaliteitsindicatoren geschikt zijn voor publiek gebruik. Dit antwoordpatroon kwam terug bij de drie specifieke prescriptie kwaliteitsindicatoren. Respondenten hadden steeds een significant meer positieve mening over het professionele gebruik van deze indicatoren dan over het publieke gebruik ervan. Conclusie Het lijkt erop dat Nederlandse huisartsen het gebruik van prescriptie-indicatoren beschouwen als hun ‘eigen’ kwaliteitsbevorderende middel en niet willen dat externe partijen dit middel gebruiken. Zorgverzekeraars en beleidsmakers dienen voorzichtig te zijn met het publieke gebruik van indicatoren. Verder onderzoek naar de mening van artsen ten opzichte van het toenemende gebruik van kwaliteitsindicatoren is gewenst. Voor vragen en opmerkingen: a-.brouwers@student.maastrichtuniversity.nl
Pagina 32
op één lijn 39 1e uitgave 2011 Nascholing Waar haal je het vandaan! DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, NASCHOLINGSCOöRDINATOR VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Waarschijnlijk leest u dit stukje niet, want u hebt het veel te druk, zoals die man die de deur open deed en zei: “ik ben niet thuis”. De bezoeker repliceerde: “dan ben ik blij dat ik niet gekomen ben!”… Waar haalt u de tijd vandaan om een cursus te volgen van enkele dagen, naast uw opleidersprogramma of de zorggroepscholing die verplicht wordt gesteld. Geen idee. Maar als u die tijd maakt, is die goed besteed! Eén van de deelnemende huisartsen, Brigitte van den Brand, die aan drie van de door vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht georganiseerde scholingen deelnam, formuleert het als volgt: “Waarom ik zo graag naar deze nascholingen ga? Vanwege een gevarieerd, soms verrassend, aanbod aan onderwerpen, met ter zake deskundige docenten die hun boodschap goed kunnen overbrengen. Ook de begeleiding bij de workshops, vaak niet zo favoriet bij mij, is goed en leerzaam. Wat ik ook heel belangrijk vind, is dat de cursussen in onze eigen omgeving gegeven worden. Het is natuurlijk fijn om niet zo ver te hoeven reizen maar ook de deskundigen en de medecursisten komen uit je eigen omgeving waardoor toch een netwerk kan ontstaan. Op eenzame hoogte blijft voor mij de summercourse palliatieve zorg die eigenlijk een must voor iedere arts werkzaam in de zorg zou moeten zijn, zeker voor onze collega’s in het ziekenhuis. Helaas is dat hier weer preken voor eigen parochie...” Gerefereerd wordt aan de volgende cursussen: De vijfdaagse summercourse palliatieve zorg, die elk jaar in juni draait. Een dikke 8 is de gemiddelde score. Eén regio heeft alle huisartsen die te maken hebben met het plaatselijke hospice zeer dringend geadviseerd de cursus te volgen; men voelde zich in een week van redelijk geïnformeerd naar expertniveau opgeklommen. De driedaagse masterclass diabetes, die twee maal draaide, met even groot succes. DM-kaderhuisarts Jan Palmen is de kroondocent. Ook hier voelden de deelnemers zich na afloop ‘goed in het zadel zitten’. De tweede dag is een praktijkondersteunersdag, wat voor hen betekent: lekker stevig stoeien met ingewikkelde casuïstiek! De driedaagse cursus chronische pijn: trainen en nog eens trainen met korte presentaties tussendoor. De problematiek werd van lastig steeds meer interessant. Het samenscholen met fysiotherapeuten en bedrijfsartsen bleek een dimensie apart, in positieve zin! Nauw aan de vakgroep gelieerd is de tweedaagse: “Lucht voor Limburg” met alles over astma, COPD, spirometrie etc. Ook hier staan topdocenten in voor een inhoudelijk en didactisch doordachte cursus. Daarnaast is er de tweejarige kaderopleiding hart- en vaatziekten die zich in een grote belangstelling uit het hele land mag verheugen evenals de internationale onderzoekerscursus. De organisatie van de cursussen ligt bij nascholingsbureau TopEvent. Ons cursuspakket is een aanvulling op het reguliere WDH-aanbod. Juist gezien ieders tijdgebrek moeten doublures worden vermeden. Binnenkort wordt een ronde gemaakt langs de zorggroepen om cursussen ‘op bestelling’ te kunnen ontwikkelen, want wij weten dat u écht heel weinig tijd hebt. Zelfs voor didactisch goede, inhoudelijk ‘zware’ en ook genoeglijke cursussen. Ik hoop dat wij u toch weten te vinden! Of bel of mail ons met een verzoek. We zijn tot veel onderwijsontwikkeling bereid. Voor contact: Dr. Yvonne van Leeuwen, nascholingscoördinator, telefoon 043-3882339 of email yvonne.vanleeuwen@hag.unimaas.nl Ingrid Caubergh, directeur TopEvent. Nascholingsagenda op www.topevent.nl 32 op één lijn 39 1e uitgave 2011 Uit de Huisartsopleiding Op een rijdende trein springen DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Ik ben als nieuw hoofd sinds 1 januari 2011 in functie. Het zal mij nog wel een jaar kosten voor ik alle nieuwe zaken ken en gewend ben. Ik blijf betrokken bij Huisartspraktijk Geulle. Echter voor het jaar 2011 ben ik vrijgesteld voor spreekuren en diensten en is er een HIDHA in mijn plaats. Vanaf 2012 ga ik de praktijk weer oppakken voor 1 dag per week. Vanuit het onderzoeksprogramma astma/COPD begeleid ik nog een drietal promovendi. Als kaderhuisarts astma/COPD ben ik betrokken bij de zorggroep Meditta, bij de landelijke expertgroep CAHAG van het NHG en bij diverse cursussen voor huisartsen en praktijkondersteuners. Intussen heb ik toch al met heel wat mensen en zaken kennisgemaakt: • Voor de aios jaar 1, moesten nieuwe huisartsbegeleiders (HAB) en gedragswetenschappers (GWers) worden geworven. De collega’s Schepers (Bocholtz) en Schrijver (Eindhoven) zijn per 1 maart begonnen in hun nieuwe baan als HAB en zullen zich in de volgende Op één Lijn voorstellen. Marscha Luyckx is gestart als HAB in het tweede jaar in het acute blok. Als gedragswetenschapper is teruggekomen na een aanstelling bij de Vrije Universiteit in Amsterdam, Felix Punt, die al diverse columns in dit blad heeft geschreven. Hij zal ook gaan werken in jaar 2, voor het chronische blok. Per 1 mei komt Ria Huygen-Koolen in dienst als GWer in het psychische blok. En last but not least samen met het adjunct-hoofd van de opleiding, dr Bas Maiburg, een eigen secretaresse! Kristel Steegmans heeft zich in een eerdere Op één Lijn al uitgebreid voorgesteld. • De groep van maart en die van september bestaan uit 3 groepen van 12 aios en dat betekent dat de opleiding groeit naar 72 aios per jaar en er dus op termijn 216 aios tegelijk in opleiding zullen zijn in Maastricht. Een ongekend aantal voor Maastricht. Er waren 1,5 keer zo veel aanmeldingen als plaatsen. In dit nummer vindt u van HJ Vunderink een artikel over capaciteit en instroom van de Huisartsopleiding. • Dit betekent nogal wat voor zowel de huisvesting voor de terugkomdag als het benodigd aantal opleiders en stafleden/ondersteunend personeel. Door de extra staf en ondersteunend personeel bezetting zijn er meer ruimtes nodig. We hebben tijdelijk ruimte gehuurd in Eindhoven en dat proberen we nog uit te breiden tot 33
Pagina 34
op één lijn 39 1e uitgave 2011 een echte dependance van de opleiding zodat er op termijn zowel staf als aios daar aanwezig zijn. • Onze aanwezigheid in Brabant werd nog benadrukt in februari. De tweedaagse terugkomdag van huisartsopleiders werd gehouden in de Kapellerput te Heeze. In dit nummer vindt u een kort verslag en een fotoimpressie van deze dagen. • We zoeken extra stageplekken voor het tweede jaar bij GGZ en ziekenhuizen ten behoeve van het tweede jaar vooral in deze regio, die wij Noord noemen. Dankzij de inspanningen van Gerard Benthem, de huisarts - opleiders coördinator en Lilian Aarts, de onderwijscoördinator, zijn er over de hele breedte van de vakgroep Huisartsgeneeskunde opleiders voor zowel coassistenten als huisartsen in opleiding geworven. In een aantal praktijken wordt door de derdejaars aios de begeleiding van de coassistent ter hand genomen. • Voor de leeuwen ben ik gegooid met een aantal bijzondere trajecten rondom huisartsen in opleiding. Van het hoofd wordt verwacht dat hij knopen doorhakt ten aanzien van voortgangsbeslissingen daar waar nadere toetsing (kennis, video etc.) en beoordelingen door opleiders lacunes zichtbaar maken. Een uiterste beslissing is dan om in gezamenlijk overleg de opleidingsovereenkomst met de aios te beëindigen. Gelukkig word ik hierin voortreffelijk ondersteund door Paul Ram (het ‘oude’ hoofd) die de toetsing coördineert. De forfaitaire regeling voor accreditatie is uitgebreid met stageverleners in de chronische zorg, de specialisten Ouderengeneeskunde; ook is het maximum aantal te behalen forfaitaire punten bij de Huisartsopleiding vastgesteld op 20 punten per jaar (los van de punten voor het opleiden van coassistenten). Op vrijdag 17 juni zal aiotho Wemke Veldhuijzen promoveren op haar onderzoek van onderwijsproject: Terug naar de Tekentafel. Het vorige hoofd van de Huisartsopleiding dr. Paul Ram is hier intensief bij betrokken, evenals prof. Trudy van der Weijden van de vakgroep Huisartsgeneeskunde en prof. Cees van der Vleuten van Onderwijs, voorzitter van de vakgroep Onderwijsontwikkeling en Onderzoek. De verwetenschappelijking van de huisartsopleiding staat bij mij hoog in het vaandel en ik ben dan ook blij dat deze lijn van onderzoeken in de komende jaren kan worden voortgezet. Een praktische rubriek voor huisartsen in dit blad is die van Jelle Stoffers “Voor u geschreven in Maastricht” ideale kost: compact, en met een duidelijke boodschap Mr. Arie de Jong, huisarts in Goirle, start vanaf dit nummer een vaste rubriek met juridische zaken en de huisarts Ik hoop bij de lezers van Op één Lijn regelmatig te kunnen bijpraten over de Huisartsopleiding. Waar moet dat heen? Grenzen aan de groei DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS EN REDACTIELID Huismussen kent iedereen, want ze komen veel voor, ook en vooral in stadstuintjes. Toch staan ze op de Rode Lijst van Vogelbescherming, want hun aantal daalt in de afgelopen jaren snel en dramatisch van heel veel naar veel. En als we niets doen, in de komende decennia van veel naar heel weinig. Om ongeveer dezelfde reden horen ook huisartsen intussen op de Rode Lijst, in dit geval van het Ministerie van Volksgezondheid. De onderbouwing van de beschermende maatregelen die getroffen moeten worden, vinden we terug in het Capaciteitsplan 2010, gepubliceerd afgelopen december. In het Capaciteitsplan staan eindeloos veel getallen, berekeningen, grafieken en wat dies meer zij. Niet echt “voor-het-slapen-gaan-lectuur”, maar toch zo interessant, dat ik hoop, dat u mijn samenvatting tot u neemt. 34 Cijfers Wist u bijvoorbeeld, dat op 1 januari 2010 in totaal 11.121 huisartsen geregistreerd stonden bij de HVRC? Daarvan zijn er 10.371 op één of andere manier werkzaam in de praktijk. Het aantal waarnemers binnen deze groep bedraagt 765 (7,4 %), het aantal HIDHA’s steeg in 10 jaar met haast 100% tot 1087. Samen zorgen zij voor de invulling van 7.353 fte huisartsenzorg. Het totale aantal praktijken verminderde door de afname aan solopraktijken. Jonge huisartsen vestigen zich het liefst in een duo- of groepspraktijk. In 2004 was nog 50,2% van de praktijklocaties een solopraktijk. In 2010 is dit gezakt tot 39,9%, een daling van 670 praktijken in 6 jaar. op één lijn 39 1e uitgave 2011 Die worden in de eerste plaats bepaald door het aantal aanmeldingen vanuit het basiscurriculum, een erg onzekere factor. Het aantal beschikbare opleidingspraktijken nadert de grens, mogelijkheden voor stageplekken in de 2e lijn ten behoeve van de jaar-2 stages chronische, psychische en klinische zorg raken op, het aantal geïnteresseerde huisartsen voor een hab (docent-)functie is aan de lage kant, en last but not least: de beschikbare ruimte op het instituut is tot de nok toe gevuld. Het aantal groepspraktijken steeg van 18,5% in 2004 naar 28,4% in 2010, een stijging van ruim 300 in 6 jaar. In 2010 zijn er in totaal 4.091 huisartspraktijken. Dat zijn groepspraktijk vallen ook samenwerkingsverbanden zoals gezondheidscentra, eerstelijnscentra, Hoeden en Goeden (gezondheidszorg onder één dak). Nu een blik op de komende 10 jaar De vraag naar huisartsenzorg gaat toenemen. Daarbij spelen demografische sociaal-culturele en epidemiologische factoren een rol, maar ook vakinhoudelijke ontwikkelingen. In 2022 zal daardoor het aantal benodigde fte’s stijgen naar ongeveer 9.200. De huisartsencapaciteit komt de komende jaren onder druk, doordat binnen 8 jaar 30% van de nu werkende huisartsen zal uitstromen, en door een toename van het aantal vrouwelijke huisartsen die nog steeds meer parttime willen werken dan de mannelijke: in 2.000 was 28% van de huisartsen vrouw, in 2010 42%. Van alle huisartsen-in-opleiding is in 2010 maar liefst 74% van het vrouwelijk geslacht. Mannelijke huisartsen werken nu gemiddeld 0,82 fte. Vrouwelijke 0,55 fte. Ruwweg zullen voor het invullen van de benodigde 9.200 fte in 2022 dus 5.800 mannelijke en 9.200 vrouwelijke huisartsen nodig zijn. Met deze laatste cijfers kom ik bij de taak die aan de instituten voor huisartsopleiding gesteld wordt. Want het opleiden van meer huisartsen is één van de vele noodzakelijke beschermingsmaatregelen voor de huisartsenzorg. In het Capaciteitsplan wordt geadviseerd om landelijk jaarlijks 720 aios in de opleiding te laten instromen. Overigens zien alle instituten bij elkaar voor 2011 slechts ruimte voor maximaal 600 aios. In Maastricht dragen we onze steen bij door van 56 startende aios in 2008 nu in 2011 maar liefst 72 aios te laten beginnen. Daarmee zitten we hoogstwaarschijnlijk wel aan de grenzen van onze groei. Voor de huisarts geldt sinds jaar en dag, dat problemen uitdagingen zijn, en dat is voor de huisartsopleiding eender. Een aantal beschermingsmaatregelen ten behoeve van de huisartsensoort proberen we hier te realiseren. Geografisch gezien zitten we in Maastricht wat ongunstig, want uitwijken naar de buurlanden is om vele redenen nog geen optie, ondanks de Euregio-gedachte. M’neer Doktóór of Herr Doctor passen niet echt binnen ons Competentieprofiel. Maar het ruimtegebrek gaan we wellicht oplossen door het ontwikkelen van een volwaardige opleidings dependance in Eindhoven. De eerste stappen zijn gezet, maar voordat het pad bewandeld is, zijn we wel wat jaren verder. De wervingsactiviteiten zijn en worden verder uitgebreid en geprofessionaliseerd, want we vissen met vele vervolgopleidingen in dezelfde basisartsenkweekvijver. Voor de stages in de 2e lijn richten we de blik vooral op het Brabantse land, daar kunnen we er nog de nodige gebruiken. Onze wervingscoördinatoren speuren onvermoeibaar naar nieuwe opleidingspraktijken. Mocht u nog geen aios in de praktijk opleiden, overweegt u dan na het lezen van dit stukje de mogelijkheden nog eens. En als die er niet zijn voor een aios, dan hebt u misschien plek voor een coassistent die na de stage bij u niets liever wil dan huisarts worden?! Al met al zijn we vol goede moed, dat we de huisarts in Limburg en Noord-Brabant van de Rode Lijst kunnen houden. In de natuur is overleving van de soort belangrijker dan beschermen van het individu. Wellicht ziet u ook nog ruimte om binnen uw territorium plaats te maken voor soortgenoten, al dan niet in opleiding. In dat geval horen we graag van u. Voor het naadje van de kous vermeld ik de websites: • http://www.hag.unimaas.nl/huisartsopleiding • http://www.capaciteitsorgaan.nl/Portals/0/ capaciteitsorgaan/publicaties/capaciteitsplan2010/ Deelrap2_Huisartsgeneeskunde.pdf 35
Pagina 36
op één lijn 39 1e uitgave 2011 Verslag wetenschapsdag 23 november 2010 “Pien aon de tien” DOOR RIANNE SMALS-OOMEN, HUISARTSBEGELEIDER HUISARTSOPLEIDING De wetenschapsdag door de aios kende zes referaten. Het betrof literatuuronderzoeken over een specifiek onderwerp. Elk referaat was voorbereid door groepjes bestaande uit drie à vier aios. De dag stond onder toezicht van een deskundigenjury. De onderwerpen waren huisartsgeneeskundig en op de praktijk gericht: • Pien aon de tien • E-consult hypertensie • Richtlijnen voor richtlijnen • De zwangerschapstest, een betrouwbare predictor • Prik mij maar lek • Behandeling van IBS Bij “pien aon de tien” werd een vergelijkende studie gedaan naar de behandeling van unguus incarnatus (ingegroeide teennagel). Een aandoening die al ver voor het begin van onze jaartelling bekend was. Er werd een vergelijking gemaakt tussen de behandeling met orthonyxie, waarbij een beugel op de nagel geplaatst wordt die regelmatig wordt bijgesteld, en een chirurgische behandeling. Resultaat was dat bij orthonyxie evenveel recidieven voorkwamen als bij chirurgische behandeling, postoperatieve complicaties waren er niet, het herstel was sneller en pijn en infecties waren minder. Conclusie: Bij ongecompliceerde ingegroeide teennagel heeft orthonyxie de voorkeur. Bij “E-consult hypertensie” werden studies vergeleken die bloeddrukmetingen thuis en op de praktijk tussen. De verwachting was dat de thuisvariant zou leiden tot kostenreductie, tijdbesparing voor de patiënt en de praktijk en minder medicatie. Uit de studies bleek dat bij de thuismetingen significant lagere bloeddrukken werden gemeten. De kostenreductie was niet-significant. Patiënten kregen door deze vorm van meer inzicht in hun eigen ziekte en het bevorderde de therapietrouw. Dit komt de kwaliteit van leven ten goede. Richtlijnen voor richtlijnen Sinds het bestaan van de NHG-standaarden zijn er voor veelvoorkomende aandoeningen richtlijnen opgesteld. Toch worden deze maar matig opgevolgd, prof. Richard Grol (IQ Healthcare) komt in zijn onderzoek op een cijfer 36 van 61%. Die groep heeft onderzoek gedaan naar de redenen van de matige opvolging van richtlijnen. Een oorzaak is gelegen in de arts-patiëntrelatie. De dokter wil geen conflict met zijn patiënt over nieuw beleid en wil het vertrouwen niet verliezen. Andere barrières zijn de complexiteit, vaardigheden en benodigde kennis. Een arts kan het er niet mee eens zijn, omdat het niet in overeenstemming is met zijn normen en waarden of omdat de onderbouwing te zwak of te vaag is. Zwangerschap, een betrouwbare predictor De groep onderzocht aan de hand van literatuur de betrouwbaarheid van zwangerschaptesten. Deze tests zijn gebaseerd op het principe van binding van antilichamen aan HCG. De meeste tests zijn positief bij een HCG-waarde > 25 miu/ml. De betrouwbaarheid van de test is afhankelijk van drie factoren: het testmateriaal, de uitvoerder en van de spreiding van HCG-waarden in het begin van de zwangerschap, die kan variëren van 2-25000 miu/ml wat vals-negatieve resultaten kan geven. “Prik mij maar lek”, over de zin en onzin van griepvaccinaties Een AIOS was zo onder de indruk van de massale opkomst bij griepvaccinaties, dat hij daar wel eens verder in wilde duiken. Er werd gekeken naar vergelijkende onderzoeken bij laagrisicogroepen in de leeftijd van 50-64 jaar, mèt en zonder vaccinatie. Er leek niet veel goede literatuur over te vinden. De meeste artikelen gingen uit van aannames t.a.v. ziektelast, effectiviteit, levensverwachting, quality of life en kosten. Literatuur leverde weinig harde feiten op, wel gaf het onderwerp aanleiding tot een levendige discussie. Het laatste referaat handelde over IBS, eveneens een veel voorkomende aandoening, en de behandeling met antidepressiva. Drie groepen antidepressiva, TCA, SSRI en 5-HT-antagonisten werden vergeleken met placebo’s. Het percentage uitval van proefpersonen was in alle beschreven onderzoeken erg hoog. Efexor en paroxetine hadden een significant positief effect. Helaas had de groep zoveel materiaal verzameld, dat de rest door tijdgebrek niet meer aan bod kwam. op één lijn 39 1e uitgave 2011 Na een kort beraad kon de jury tot een unaniem oordeel komen. Als derde eindigde de zwangerschapstest en tweede werd “Prik mij maar lek”. Als winnaar werd uitgeroepen (zowel door publieks- als deskundigenjury) “Pien aon de tien”. De onderbouwing was dat het een eenvoudig onderwerp betrof, de aandoening vaak voorkomt en er een duidelijke conclusie c.q. advies gegeven werd. Daarnaast was er ook aandacht voor niet-klinische aspecten (en daarmee kostenreductie) en het was een goede presentatie. De makers van het referaat, Remco Claessens, Petra Steeghs, Irene Knibbeler en Jette Benschop werden in het zonnetje gezet en dit was een mooie afsluiting van een interessante en informatieve dag. Ex-aios: Hoe vergaat het ze? De realiteit blijft een grote sprong DOOR GUUS VERHEIJEN, WAARNEMEND HUISARTS Terugblikkend heb ik van de huisartsopleiding ontzettend genoten. Het sloot precies aan bij wat ik zocht. Uiteraard de broodnodige somatiek in combinatie met de psychosociale-contextuele elementen van ons mens zijn passeerde de revue, maar toen... De realiteit van het huisartsenvak blijft een grote sprong van opleiding naar praktijk. Natuurlijk krijg je gedurende de opleiding al een aardig beeld van hoe het vak er in het “echt” uitziet. De huisartsopleiding is echter zo goed georganiseerd dat je huisarts-in-opleiding blijft tot je bent afgestudeerd. Dit maakt dat de ware omvang van het vak deels niet ervaren wordt. Met name het aantal patiënten dat gezien wordt is voor mij opvallend. Anders gezegd: je hebt ontzettend weinig tijd voor de individuele patiënt. Laat staan dat je alle mooie benaderingen kunt inzetten die je aangereikt hebt gekregen in de opleiding zoals: leercirkel van Kolb, Roos van Leary, spiraal van toenemende incompetentie, verwachtingstheorie, rotonde van lichaam en geest, transactionele analyse, indeling volgens George Bateson, motivational interviewing, kernkwaliteiten etc. Gedurende een dienst van circa 8 uur op een huisartsenpost is het zien van 60 patiënten en het autoriseren van 40 telefoontjes echt geen uitzondering. Een schril contrast met het kopen van een wasdroger, waarvoor ik op een vrijdagavond ruim 2 uur te woord wordt gestaan. Onder andere dit bovengenoemde feit, maakt dat ik zoekende ben in welke formule ik mij uiteindelijk als huisarts wil gaan settelen. Als waarnemer krijg ik ruim de gelegenheid om mij hier een beeld over te vormen. Bovendien snijdt het mes aan twee kanten. De zittende huisarts kan zijn diensten kwijt, en ik kan ervaring op doen als huisarts. Wat mij zeer aantrekt zijn de veel gehoorde adviezen van ervaren huisartsen: “zorg dat je er ook iets naast doet, dat houdt je vak interessant en dynamisch”. Voor mijzelf heb ik dit ingevuld door het schrijven van een boek, welke ik 37 daadwerkelijk tot een einde heb weten te brengen en heb gepubliceerd. Mijn uitdaging was om te komen tot één model waarin alle vormen van psychotherapie een plekje hebben. Met daarmee als doel tot één therapie te komen die de bestaande ideeën geïntegreerd toepast. Bruikbaar voor zowel leken als niet-specialisten waaronder huisartsen, fysiotherapeuten, maatschappelijk werk etc. Het boek ligt nu in de winkels en is ook te bestellen via www.het-frame.nl Wil je meer weten over mijn boek? In theaterzaal la Bonbonniere te Maastricht wordt via een theatershow op zaterdag 23 april, mijn boek gepresenteerd. Entree gratis. Aanmelden op: g.verheijen@zonnet.nl. Door dit inzicht toe te passen in mijn werk als huisarts, merk ik, dat ondanks het korte tijdsbestek waarin ik als huisarts mensen zie, dat het heel goed mogelijk is om diepgang te creëren in de consulten. Daarnaast ervaar ik dat patiënten in een terminale fase zich erg kwetsbaar opstellen en hun eigen leven vaak in vraag stellen. Bijzonder om daar deel van uit te mogen maken. Deze twee aspecten in het huisartsen vak geven mij veel voldoening en maakt het vak voor mij bijzonder mooi. Of ik uiteindelijk ga associëren of in loondienstverband ga werken weet ik nog niet. Wat ik wel weet is dat ik graag in een groep functioneer waarin alle partijen zich kunnen toeleggen op datgene waar ze goed in zijn. Met als grondgedachte dat 1+1, geen twee, maar drie maakt!
Pagina 38
1e uitgave 2011 Met RECHT Gezondheidsrechterlijke kwesties: huisarts knel tussen wet en praktijk DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE WGBO en minderjarigen Een niet met het gezag belaste ouder wil informatie over zijn minderjarige zoon. Hoe zat het ook al weer met scheidingen en gezag? Wie moet toestemming geven bij medische ingrepen bij een minderjarige? Ben je voor de WGBO eerder meerderjarig dan 18 jaar? Zomaar wat vragen uit de praktijk waarbij een ieder de termen wel kent, maar hoe zit het nu precies? Met de WGBO wordt de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst bedoeld, een onderdeel van het Burgerlijk Wetboek voor hulpverleners. Hierin is onder andere geregeld, hoe moet worden omgegaan met informatieverstrekking en met toestemmingsvereisten. Uitgangspunt is de autonomie van de patiënt, er moet toestemming gegeven worden voor de verrichtingen ter uitvoering van een behandeling. Voor minderjarigen heeft de WGBO een speciale regeling opgenomen waarbij de hulpverlener de leeftijdsgrenzen moet accepteren. Bij gescheiden ouders die beiden het ouderlijk gezag hebben, is toestemming van één van de ouders voldoende. De ouder die het ouderlijk gezag heeft, is de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige. Bij twijfel navragen of beide ouders het ouderlijk gezag hebben (min of meer standaard bij scheidingen tenzij door rechter uit de ouderlijke macht ontzet). Men kan eventueel het gezagsregister raadplegen maar de ouders weten zelf ook wie de ouderlijke macht heeft. Als één van de ouders geen ouderlijk gezag heeft, mag en kan deze ouder geen toestemming geven voor onderzoek en behandeling. Deze ouder heeft wel recht op globale informatie over de gezondheidstoestand van het kind. Deze ouder heeft geen inzagerecht en de informatie wordt gegeven op zijn of haar verzoek. Er is dus geen actieve informatieplicht van de arts aan de niet gezaghebbende ouder. http://knmg.artsennet.nl/Diensten/knmgpublicaties/ KNMGpublicatie/Van-wet-naar-praktijk-implementatie-vande-WGBO-Deel-2.-Informatie-en-toestemming-2004.htm 38 op één lijn 39 op één lijn 39 1e uitgave 2011 Kort samengevat gelden de volgende regels voor toestemming tot onderzoek en behandeling: Doelgroep kinderen tot 12 jaar Ouders of voogd toestemming van ouders of voogd vereist Het kind Uitzonderingen hoeft zelf geen toestemming te geven maar heeft wel recht op informatie op een begrijpelijk niveau. Pas dus op met bv ‘een slangetje in de neus’ of ‘een bloedmonster’ wegens mogelijk andere associaties minderjarigen van 12­15 jaar toestemming van ouders of voogd vereist moet ook toestemming geven Medisch dringend noodzakelijke handelingen waarbij de ouders of voogd geen toestemming geven (bv Jehova’s getuigen en bloedtransfusie) waarbij medisch ingrijpen nodig is om ernstig gevaar voor de gezondheid van het kind af te wenden is een kinderbeschermingsmaatregel, uit te spreken door een rechter, mogelijk. Bv onder toezichtstelling, voorlopige voogdij of benoemen bijzonder curator. Deze maatregelen kosten tijd; de hulpverlener hoeft in dringende situaties geen toestemming van de ouders, als het nakomen van die plicht niet in overeenstemming is met de zorg van een goed hulpverlener. 1. Kans op ernstig nadeel; de hulpverlener kan volstaan met alleen toestemming van de jongere. Bv behandeling van een geslachtsziekte, of voorschrijven van de pil, of het geven van vaccinatie. Dan is er geen inlichtingsplicht aan de ouders en geen toestemming van de ouders nodig. 2. Weloverwogen wens; de hulpverlener kan de weigering van ouders/voogd negeren (bv bij abortus provocatus, of het geven een vaccinatie). In principe is hier wel overleg met ouders of voogd. Men kan kiezen niet te overleggen met ouders of voogd obv goed hulpverlenerschap (apart begrip in de WGBO: de hulpverlener hoort in overeenstemming met professionele standaard te handelen). Als ouders of voogd een behandeling willen en de jongere weigert, dan moet je nagaan of de jongere goed geïnformeerd is, zo niet dan zonodig aanvullend informeren. Bij blijvende weigering niet behandelen. wilsonbekwame minderjarigen van 12­15 toestemming van ouders of voogd vereist informatie geven aan de jongere op zijn of haar bevattingsvermogen vereist minderjarige van 16 en 17 beroepsgeheim geldt ook tegenover hun vertegenwoordigers zelfstandig recht op informatie. Moeten zelf toestemming geven. Voor de WGBO zijn ze meerderjarig! wilsonbekwame minderjarigen van 16 en 17 Iedereen boven de 18 is meerderjarig toestemming van ouders of voogd vereist Zelfstandige rechten (tenzij bij wet beperkt zoals bij curatele of mentorschap) Als ouders toestemming geven en jongere verzet zich, dan is behandeling toch mogelijk indien: 1. Het een verrichting van ingrijpende aard is én 2. De verrichting is kennelijk nodig om ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen. 39

Op één Lijn 38


Pagina 2
Inhoudsopgave Colofon Oplage 2100 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Ria Lumeij, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, afdelingen azM & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Adres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Ontwerp/druk OBS 6990 Océ Business Services, Maastricht Fotografie Foto pagina 5 & Foto pagina 8 gemaakt door Willem van Gerwen Foto pagina 9. De samenwerking wordt getekend door Niek Snoeij (directeur TNO), Jo Ritzen (CvB, UM), Anne Flierman (CvB, Universiteit Twente) en Martin Paul (decaan FHML). Foto pagina 17 gemaakt door Photostique Deadline volgend nummer 18 maart 2011 Voor u geschreven in Maastricht – Jelle Stoffers 35 jaar bij de vakgroep – Ine Siegelaer Themadeel “Huisartsen (in) families”: “Gank mér noa Paul” – Paul Winters Kuijperiaanse toestanden – Dick en Peter Kuijpers Goed voorbeeld doet goed volgen – Isi Spitz Ik heb het niet van een vreemde – Isa Houwink Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. De Tas – Gerard en Saskia Benthem Over alignment en de kunst van het vallen – Felix Punt Stellen zich voor: Angèle Bemelmans Kristel Steegmans Lisette Verheijen Katrien de Bruin Consolideren en verbeteren – Paul Ram Oud aios: hoe vergaat het ze? – Bas van Bavel en Rianne Wisselaar Referatendag Huisartsopleiding – Sjef Swaans Bijzonder Bekwaam: ouderenzorg – Frank Guldemond Wie volgt u op? ­ yvonne van Leeuwen © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 18 20 21 Drie generaties dokters Perquin, nature of nurture? – Marijke Perquin 22 De appel valt niet ver van de (stam)boom – Guy Costongs 25 25 26 27 29 30 32 33 34 34 35 35 36 37 38 39 Uitslag zomerpuzzelactie Van de voorzitter – Job Metsemakers Afscheid van Hoogleraar Richard Grol Nieuws vanuit onderwijs – Laury de Jonge & Lilian Aarts Genomineerden beste HAB­schap 2009­2010 – Redactie Zorg voor mensen met verstandelijke beperking kan en moet beter – interview Henny Lantman Centre for Care Technology Research Maastricht – CAPHRI 3 4 5 6 7 7 9 Social health insurance in Sub Saharan Africa – Anne Maayke Spreeuwers 10 De laatste loodjes voor Amuse­2 – Onderzoeksteam Het belang van ZEN – Inge Duimel 12 13 Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen – Krystle Penders [G]OUD zoekt nog steeds controlepraktijken – Mandy Stijnen Promoties: IMPALA studie – Marije Koelewijn Interpretatie van labuitslagen – Paul Houben 14 15 16 18 2 op één lijn 38 3e uitgave 2010 Van de redactie Serieus: wie volgt u op? We hebben eindelijk weer een themadeel: huisartsenfamilies. We vroegen ons af of huisarts worden in de genen zit of dat een kwestie is van ‘goed voorbeeld doet goed volgen’. Bij de voorbereiding kwamen we tot een indrukwekkende lijst van vaders­dochters­moedersgrootvader­broers­et cetera die huisarts zijn of waren. Een aantal personen uit die lijst schreven we aan om een bijdrage te leveren, maar we zagen meteen in het onderwerp een nieuwe vaste rubriek ontstaan. Vandaar dat we potentiële schrijvers die even geen tijd hadden (bijvoorbeeld door praktijkverhuizing) met rust konden laten. Op hun vraag “Wie volgt me op?” wordt soms het antwoord meteen geleverd. Het merendeel van de familieleden volgt niet letterlijk de ouders op, maar beproeft zijn of haar geluk ergens anders in (het zuiden van) Nederland. De hamvraag kunnen we ook stellen als het gaat om onderwijs in Maastricht: taken en functies rouleren en ook hier speelt opvolging een belangrijke rol. Leeftijd is dan niet vaak de reden om opgevolgd te worden, maar de afwisseling of de carrière. De ‘oude garde’ in het onderwijs blijft het goed doen als we kijken naar de nominaties voor de beste huisartsbegeleider bij de coschappen. Maar dat neemt niet weg dat we voor tal van rollen continu ervaren doch wat meer jonge huisartsen in het onderwijs zouden willen (behouden). Wie zelf opleidt, heeft meer kans om opgevolgd te worden. Uit de onderzoekssectie komt weer gevarieerd nieuws: een nieuw onderzoekscentrum, twee promoties, diverse artikelen, een WESP in Afrika, de aios referatendag en nieuws uit lopend of startend onderzoek (veelal ouderenzorg). Niet zozeer opvolging als wel uitbreiding van onze activiteiten: 4 nieuwe medewerkers stellen zich aan u voor. Het voormalig hoofd Paul Ram vat de ontwikkelingen met blik op de toekomst samen onder de noemer “consolideren en verbeteren” terwijl het ex­ex­hoofd van de Huisartsopleiding yvonne van Leeuwen haar bezorgdheid uit over opvolgingszaken betreffende allerlei neven­functies in het huisartsenveld. Wat vroeger vanzelfsprekend was, is niet meer. Nam vroeger de echtgenote de telefoon aan, tegenwoordig hebben we huisartskoppels met kleine kinderen zoals Rianne en Bas die vol goede moed samen als huisarts zijn begonnen aan een nieuwe praktijk. Hoe vergaat het ze? Bijzonder bekwaam in de ouderenzorg: kaderhuisarts Frank Guldemond uit Ubachsberg vielen we op een woensdagavond lastig met een telefonisch interview terwijl zijn praktijk diezelfde week verhuisde naar een nieuwe lokatie. Graag had hij ook als trotse ouder vertelt over zijn kinderen van wie er een de Huisartsopleiding doet, maar dat moet maar wachten. Wie niet wordt opgevolgd maar een nieuwe carrière als hoogleraar in Nijmegen startte, is Henny Lantman. Gelukkig hebben we er een nieuwe hoogleraar erbij: Trudy van der Weijden. Op 26 november jl. sprak zij haar inaugurele rede getiteld “Richtlijnen in de spreekkamer. Van Dogma naar dans.” uit. In 2011 komen we hierop terug. Wordt vervolgd. Babette Doorn Uitslag puzzelwedstrijd nummer 37 Op de kaft van ons vorige nummer stond een vakantiepuzzel waarvan de oplossing naar de redactie ingestuurd kon worden en waarmee een fotoposter gewonnen kon worden. Slechts 2 inzendingen waren 100% foutloos en zij wonnen allebei de 1e prijs. Het waren Janneke Hoogervorst (medewerker bij de vakgroep epide ­ miologie en oud medewerker Huisartsgeneeskunde) en aios Joep Urlings. Uit handen van account manager Olga de Hoen van OCE ontvingen ze hun fotoposter naar keuze. Tweede werd huisarts Jos Ridderbeks uit Ulestraten die GEZP en WESP onterecht samenvoegde tot een GESP. De derde prijs ging naar onderzoeksmedewerker van de vakgroep Paddy Hinssen. Gefeliciteerd allemaal! 3
Pagina 4
op één lijn 38 3e uitgave 2010 Van de voorzitter Panta Rei – alles stroomt en vernieuwt zich DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM & HUISARTS IN GEULLE Het is absoluut niet saai in het zorgveld. Leek een aantal jaren geleden de huisartsgeneeskunde nog ten dode opgeschreven, nu is er een nieuw elan zichtbaar. Huisartsenposten lijken al decennia te bestaan en zorg groepen sturen het regionale zorgbeleid via ketenzorgprogramma’s of eerstelijns DBC’s. Vier andere onderwerpen zitten in mijn gedachten: – LHV/NHG Toekomstvisie Huisartsenzorg 2020 – Huisartsgeneeskundige zorg voor patiënten met kanker – Chronisch zieken hebben de toekomst – Het (ondersteunend) team in de huisartsenvoorziening Hebben deze onderwerpen met elkaar te maken? Jazeker! De diagnostiek en behandeling van patiënten met kanker is tot nu vooral in de tweede lijn gepositioneerd. Hierbij heeft de huisarts een begeleidende rol tijdens de behandeling en een zeer actieve rol in de palliatieve fase. Er wordt een toename van het aantal kankerpatiënten verwacht, zeker als de diagnostiek verfijnd wordt. Verder zullen de toegenomen mogelijkheden tot succesvolle behandeling ertoe leiden, dat er meer overlevende patiënten met kanker zullen zijn die daarnaast ook de "normale" chronische ziektes zullen krijgen. Gaat bij deze groep patiënten ook de verschuiving van tweede naar eerste lijn optreden, en hoe wordt die keten dan vorm gegeven? Wat weten we over late effecten van kanker(behandeling)? De zorg voor patiënten met kanker zal nadrukkelijker op onze agenda komen naast zorg voor patiënten met DM, COPD, CVRM, Depressie, Hartfalen. Bert Vrijhoef, onderzoeker bij de School of Public Health and Primary Care (CAPHRI) van de Universiteit Maastricht, is in Tilburg voor een dag per week benoemd als bijzonder hoogleraar Chronische Zorg. Hij hield recent zijn oratie: “Chronisch zieken hebben de toekomst.” Hij besteedde veel aandacht aan de wijze waarop zorg aan chronisch zieken geleverd zou moeten worden, wil deze aansluiten bij de behoeften van de zorgvrager en ook nog kwalitatief aan de maat zijn. Het zal duidelijk zijn dat huisartsen bij een aantal chronische ziektebeelden al de stap gezet hebben van “zorg als de patiënt iets heeft of erom vraagt” naar “zorgprogramma’s” waarin beschreven staat wie wat en wanneer moet doen. Deze disease management programma’s zijn in de Verenigde Staten sterk ontwikkeld. Maar uit allerlei evaluaties blijkt dat niet vol te houden is dat dergelijke programma’s de kwaliteit van zorg verbeteren en kostenbesparend zijn, veelal omdat ze toch maar een deel van de zorg bestrijken. In Nederland ligt dat anders: onze programma’s hebben meer kenmerken van integrale zorg, maar ook hier ontbreken bij veel programma’s belangrijke onderdelen. Om het kort te houden: het Chronic Care Model, dat Vrijhoef leent van Wagner, omvat een samenhangend geheel van verschillende elementen waarvan ik er nu één specifiek eruit licht: “de geïnformeerde en geactiveerde patiënt”. Patiënteducatie en zelfmanagement zijn elementen die absoluut onze aandacht gaan verdienen, want we hebben genoeg chronische patiënten in de toekomst, en hoe meer die zelf verantwoordelijkheid kunnen dragen voor hun handelen, hoe beter. De huisarts doet zijn werk al lang niet meer met alleen de praktijkassistente aan zijn/haar zijde. Praktijkondersteuners, praktijkverpleegkundigen, physician assistents, nurse practitioners zijn allemaal namen voor bestaand ondersteunend personeel in de huisartsvoorziening. Hierover dient een NHG/LHV standpunt geformuleerd te worden, of beter gezegd: bijgesteld te worden. Moeten we generalistische ondersteuners hebben net zoals de huisarts, of moeten ze juist heel specifiek deskundig zijn en op die manier ingezet worden in zorgprogramma’s? Het Capaciteitsorgaan neemt aan dat in de toekomst 50% (!) van de activiteiten in de huisartsenvoorziening niet door de huisarts zelf uitgevoerd zullen worden. Het concept standpunt van NHG/LHV dat voor ligt is naar mijn mening erg geschreven vanuit de huidige situatie en niet echt vernieuwend, terwijl de zorgontwikkeling meer durf vereist. En dat alles is een opmaat naar de Toekomstvisie Huisartsenzorg 2020. Nu lijkt 2020 nog heel ver weg. Het is de vraag of we al weer toe zijn aan een nieuwe visie, terwijl we nog niet alle doelen van de vorige Toekomstvisie behaald hebben. Maar het is wel nuttig om in deze snel veranderende maatschappij steeds te blijven sturen op de grote lijnen. Ik verwacht niet dat de kenmerken van de 4 op één lijn 38 3e uitgave 2010 huisartsgeneeskunde essentieel wijzigen, maar wel de positionering van de huisartsenzorg (nog prominenter in beeld) en de organisatie ervan (grootschaliger georganiseerd maar wel dicht bij de patiënt in kleinschalige persoonlijke eenheden). Over die Toekomstvisie kunt U in het voorjaar 2011 zeker meespreken als er in het land bijeenkomsten worden georganiseerd door NHG/LHV. Ik zou zeggen: maak alvast een mentale aantekening om over bovenstaande punten na te denken. Er is genoeg leven in de brouwerij en dat is voor toekomstige artsen goed om te zien. De huisartsgeneeskunde gaat met de tijd mee: (het blijft) een uitdagend vak! “Betere kwaliteit en veiligheid in de zorg: wat werkt?” Afscheid van hoogleraar Richard Grol Op 10 september 2010 nam Richard Grol afscheid als hoog leraar aan de universiteiten van Nijmegen en Maastricht. Grol hield zich gedurende 33 jaar vooral bezig met het thema Kwaliteit van Zorg en dan primair binnen de Huisartsgeneeskunde. Zijn afscheid ging vergezeld van een IQ healthcare (het vroegere WOK) conferentie getiteld “Betere kwaliteit en veiligheid in de zorg: wat werkt?”. Alle voordrachten, inclusief de afscheidsrede, zijn te vinden op www.iqhealthcare.nl. De Nijmeegse Lijn 1 schrijft: ‘Grol heeft pionierswerk verricht om het onderzoek naar kwaliteit in de gezondheidzorg wereldwijd gestalte te geven’. In ruil ontving hij diverse nationale (Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw) en internationale eretitels. EUROPEAN GENERAL PRACTICE RESEARCH NETWORK (EGPRN) Voorjaarsbijeenkomst: 19-22 mei 2011 in Nice - Frankrijk Thema: “Primary care - outcomes from research into chronic disease” Wat kunt u verwachten: – Themagebonden presentaties – Niet themagebonden (freestanding) presentaties – Posterpresentaties – Enkele dia presentatie (one slide five minutes) Het EGPRN aanmeldingsformulier staat online op: http://nice.egprnapplicationforms.nl/ Als u de intentie heeft om een workshop bij te wonen, een presentatie te verzorgen, een poster te presenteren of deel te nemen als toehoorder, dan kunt u zich online aanmelden via de EGPRN website (www.egprn.org), vóór 15 januari 2011 Meer informatie Hanny Prick 043­3882319 hanny.prick@hag.unimaas.nl 5
Pagina 6
op één lijn 38 3e uitgave 2010 Vanuit het onderwijs Personeel DOOR LAURy DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS EN ACADEMISCH HUISARTS IN ELSLOO HABdag op Neercanne Academisch jaar 2010­2011 ging roerig van start. Vlak voor de zomervakantie lieten we weten dat Jean Muris benoemd is als hoofd Huisartsopleiding Maastricht en dat hij zijn functie als coördinator coschap HAG overgedragen heeft aan Katrien Boots. Daarna hebben nog twee wisselingen plaatsgevonden. Johan Evers is op het moment dat ik dit schrijf begonnen aan een nieuwe uitdaging als AGNIO­psychiatrie in het Atrium Ziekenhuis. Zijn coördinatorschap jaar 3 is overge nomen door Ben van Steenkiste. Ben is al jaren als onderzoeker werkzaam bij de vakgroep en is sinds enkele jaren met veel enthousiasme betrokken bij het geven van onderwijs in het 3e jaar. Ben zal zich onder andere bezig houden met het vormgeven van patiëntgebonden onderwijs in de Bachelorfase, dat zijn de eerste drie curriculumjaren. In een volgende Op één Lijn een nadere kennismaking met Ben (als docent). Daarnaast ben ik gestart met het volgen van een docentprofessionaliseringstraject, het BKO. Deze Basis Kwalificatie Onderwijs wordt aangeboden vanuit de Universiteit Maastricht. Het is een landelijk erkend opleidingstraject met als doel het ontwikkelen van vaardigheden toegespitst op de onderwijspraktijk. Door het volgen van dit traject hoop ik door inhoudelijke verdieping met nog meer plezier onderwijs (vorm) te kunnen geven. Een en ander heeft wel geleid tot overdragen van het coördinatorschap Jaar 6, het jaar van de Gezondsheidszorg­ en Wetenschapsparticipaties, kortweg GEZP en WESP. Sinds november wordt deze functie vervuld door Mieke Winten, huisarts en enthousiast facultair begeleider van coassistentgroepen. Ook het afgelopen academisch jaar zat ze weer bij de beste 3 HAB’s. Vanuit het onderwijs Stageplaatsen DOOR LILIAN AARTS, ONDERWIJSCOöRDINATOR Op dit moment ziet het tekort aan stageplaatsen voor het coschap Huisartsgeneeskunde er gelukkig minder dramatisch uit dan vorig jaar in november. Toen hadden wij 125 plekken te kort, nu is dat minder dan 45. Afgelopen jaar heeft de plaatsing van ruim 65 duo’s het tekort danig gereduceerd. Ook voor dit studiejaar staan ruim 50 duoplaatsingen ingepland. Naast het optimaliseren van allerlei wervingsactiviteiten is ook de samenwerking met de Huisartsopleiding geïntensiveerd. Concreet betekent dit o.a. dat opleiders van de zogeheten reservebank van de Huisartsopleiding ingezet worden om co’s te begeleiden. In maart en september 2011 starten 3 groepen aios met de Huisartsopleiding. Om dit te realiseren, dient het aantal opleiders uitgebreid te worden met 10 nieuwe 6 huisartsen. Meestal zijn dit opleiders die al meerdere co­ervaringen hebben. Samen met de Huisartsopleiding dient beleid uitgezet te worden met als doel deze doorstroom te compenseren. Hoe vullen we als vakgroep onze kweekvijver aan met nieuwe enthousiaste opleiders? Wie huisarts is, kan meteen co’s opleiden. We zijn altijd op zoek naar nieuwe enthousiaste opleiders die willen starten als opleider bij de coschappen Huisartsgeneeskunde. Opleiders zijn de beste visitekaartjes voor het vak. Ook dragen opleiders bij aan de beeldvorming van het vak bij degenen die geen huisarts willen worden. Opleiden is gewoon heel erg leuk. Het houdt je fris en geeft veel voldoening. Op de website www.hag.unimaas.nl treft u onze nieuwe wervingsfolder coschap aan. op één lijn 38 3e uitgave 2010 Onderwijsprijs Clinicus van het Jaar Beste Huisartsbegeleider bij de coschappen 2009-2010 VAN DE REDACTIE Op vrijdag 3 december is de jaarlijkse uitreiking van de onderwijsprijzen georganiseerd door de medische studentenvereniging Pulse Master. Er zijn 5 categorieën waarbij door coassistenten op de eerste 4 groepen kan worden gestemd op genomineerden: 1) Arts­assistent perifeer 2) Arts­assistent azM 3) Specialist perifeer 4) Specialist/hoogleraar azM 5) Beste Huisartsbegeleider De vijfde groep, de Huisartsbegeleider, dat is een groep die gedurende het jaar (per groep) door studenten wordt beoordeeld. De laatste groep van afgelopen jaar eindigde medio oktober 2010. Het afgelopen academisch jaar hebben 16 verschillende huisartsen deze rol gedurende 10 weken als begeleider bij de coschappen (HAB­schap) vervuld. In totaal werden 33 groepen co’s begeleid. Maar liefst 5 huisartsen hebben 3 groepen begeleid. Het totaal gemiddelde van alle scores was een 8,13 en 11 huisartsen scoorden hoger dan een 8 gemiddeld over alle groepen. Hulde dat we (weer) zoveel kwaliteit leveren! Dit jaar zijn de genomineerden (in willekeurige volgorde!) voor de prijs voor beste HAB bij de coschappen van het jaar 2008­2009: – Wil Keulers (huisarts np) – Mieke Winten (huisarts np) – Janneke van Drunen, waarnemend huisarts De ervaren kanjers Wil en Mieke zijn al vaker genomineerd voor beste HAB en Wil Keulers won de 1e prijs vorig jaar. Maar… gaat hem dit opnieuw lukken? We kunnen wel verklappen dat het winnende rapportcijfer royaal boven de 9 ligt. De uitreiking is op vrijdagmiddag 3 december in bar “Au coin” in het azM rond 18 uur. In het eerste nummer van 2011 leest u de uitslag. Interview met Professor Henny Lantman ‘Gezondheidszorg voor mensen met verstandelijke beperkingen kan en moet beter’ DOOR FREEK KINKELAAR, MEDEWERKER GENEESKUNDE VOOR MENSEN MET VERSTANDELIJKE BEPERKINGEN UMC ST RADBOUD NIJMEGEN Dat mensen met verstandelijke beperkingen mensen zijn zoals wij allen, met recht op dezelfde, goede gezondheids - zorg lijkt voor de hand te liggen. Helaas is die zorg voor deze groep mensen nog niet optimaal. Dat stelt Henny Lantman bij het aanvaarden van haar leerstoel Geneeskunde voor mensen met verstandelijke beperkingen (VB) aan het UMC St Radboud in Nijmegen, afdeling Eerstelijnsgeneeskunde. 7
Pagina 8
op één lijn 38 3e uitgave 2010 Tijdens haar oratie gaf Lantman een overzicht van problemen en uitdagingen op het gebied van Geneeskunde voor mensen met VB. Hun aantal wordt in Nederland geschat op 115.000 (0,75% van de bevolking). Onderzoek toont aan dat hun gezondheidsproblemen vaak groter zijn dan in de rest van de bevolking. Bepaalde aandoeningen (zoals epilepsie, obesitas, bewegingsproblematiek) komen beduidend vaker voor. Andere woonvorm met consequenties Mensen met VB wonen steeds minder in zorginstellingen. In de afgelopen jaren verhuisden zij naar woonvormen midden in de maatschappij. De consequentie is dat zij steeds vaker worden ingeschreven bij huisartspraktijken. Doordat zorg vaak levenslang is en medicatie kostbaar, zijn de maatschappelijke kosten hoog (8% van het gezondheidszorgbudget). Medische problemen worden soms niet of te laat onderkend door de huisarts. Dit komt mede omdat veel mensen met VB moeilijk kunnen uitleggen waar ze last van hebben. Daarnaast wordt het probleem soms onterecht gekoppeld aan de verstandelijke beperkingen (diagnostic overshadowing). Onnodige behandeling en medicatieverstrekking is dan het gevolg. Veel huisartsen zijn zich niet bewust dat zij bij de behandeling van mensen met VB een beroep kunnen doen op de arts voor verstandelijk gehandicapten (AVG). Sinds 2000 is de AVG erkend als medisch specialist. Lantman, tot 2009 zelf AVG bij de stichting Pergamijn, brak tijdens haar oratie dan ook een lans voor de AVG als behandelaar, samen met de huisarts, bij de zorg voor mensen met VB. Momenteel zijn er in Nederland 181 geregistreerde AVG’s. Dit is echter lang niet voldoende om iedereen goede zorg te bieden; momenteel staat de AVG met 31 vacatures bovenaan de vacatureladder voor artsen! Gewoon en toegankelijk Het symposium “Gewoon en toegankelijk”, voorafgaand aan de oratie, had als thema de continue dialoog tussen praktijk, onderzoek en onderwijs. Die dialoog is één van Lantman’s speerpunten. Een organisch verband tussen cliënten in zorginstellingen, woonvoorzieningen en thuissituaties, huisartsen, AVG’s, public health en het UMC St Radboud. Elkaar continu ondersteunend en inspirerend in de zorg voor deze bijzondere groep mensen, door vragen uit de praktijk om te zetten in onderzoek en de resultaten daarvan direct toe te passen in diezelfde praktijk, door studenten kennis te laten maken met deze groep en het onderwijs te verankeren in de academie. Ruim 100 aanwezigen zagen en aanhoorden presentaties van onder andere Heleen Evenhuis (hoogleraar voor verstandelijk gehandicapten te Rotterdam), Toine Lagro (hoogleraar Vrouwenstudies ELG) en Robert Davis (hoogleraar en voorzitter van het Centre for Developmental Disability in Melbourne, Australië). 8 De levendige discussie, geleid door Koos van der Velden (hoogleraar Public Health), aan het eind van het symposium benadrukte de betrokkenheid van de aanwezigen (waaronder veel AVG’s en huisartsen). Het was dan ook geen toeval dat tijdens het symposium de nieuwe “Handreiking Huisarts en AVG” door Arjen Louisse (voorzitter van de NVAVG) feestelijk aan Lantman werd overhandigd. De handreiking (te vinden op http://lhv.artsennet.nl) geeft handen en voeten aan de samenwerking tussen AVG en huisarts. De leeropdracht is helder geformuleerd: door onderzoek, onderwijs en praktijk de kwaliteit van de geneeskunde voor mensen met verstandelijke beperkingen verbeteren, en daarmee hun kwaliteit van bestaan. Dit is alleen mogelijk door een continue dialoog met alle betrokkenen! Openingssymposium MedPsych Center "Menszorg voor Lichaam en Geest" Over de wisselwerking tussen psychische en somatische morbiditeit en wat dat betekent voor de patiënt zelf en de patiëntenzorg. Er worden lezingen gehouden en u kunt kiezen uit een aantal workshops. Vrijdag 21 januari 2011 Lokatie: MSM, Maastricht Informatie en aanmelden www.mpc.azm.nl e.ketelslegers@mumc.nl, tel. 043­3874175 op één lijn 38 3e uitgave 2010 Nederlands eerste NWO Centre of Research Excellence Centre for Care Technology Research Maastricht CAPHRI SCHOOL FOR PUBLIC HEALTH AND PRIMARy CARE Tijdens het startsymposium van het Centre for Care Technology Research (CCTR) op 13 oktober werd door de voorzitter van ZonMw, Henk Smid, het CCTR formeel benoemd tot een NWO Centre of Research Excellence (CoRE). Het CCTR is een consortium opgericht in het kader van NIG, een initiatief op het terrein van medische appa raten R&D infrastructuur in Nederland van NWO/ ZonMw. De kernpartners van dit initiatief zijn de Universiteit Maastricht/Maastricht UMC+ school CAPHRI, de Universiteit Twente en TNO. Met deze benoeming is het CCTR de eerste van acht CoRE’s in Nederland. De programmasecretaris van het NIG, Gerrit van Ark, zag met de oprichting van het CCTR het in 2007 ingezette beleid voor maatschappelijke onderzoeksprogrammering realiteit worden. Hij gaf aan dat ‘de acht CoRE’s door een internationale beoordelingscommissie uit 14 initiatieven als beste zijn geselecteerd’. Henk Smid feliciteerde de directeuren met de oprichting van het CCTR en gaf aan dat ‘de bundeling van bedrijven, kennis­ en zorginstellingen het mogelijk maken om multidisciplinair technologische innovaties in de zorg te ontwikkelen’. Maria van der Hoeven, demissionair minister van Economische Zaken, was overtuigd van het belang van het CCTR. Ze gaf aan dat ‘het CCTR in de keten van diagnostiek, monitoring en behandeling met zorginnovaties het verschil gaat maken’. Paul Huijts, Directeur Generaal Volksgezondheid VWS, was eveneens enthousiast over de oprichting van het CCTR. Hij merkte op dat ‘chronische ziekte niet altijd hetzelfde is als chronisch ziek zijn. Chronische zieken kunnen nog lang participeren in de maatschappij. Het is de uitdaging voor de technologie om dat ook mogelijk te maken en daarmee de groei van de zorgkosten te remmen. Het CCTR is precies bezig met die vragen’. Nederland zal de komende jaren als gevolg van demografische ontwikkelingen geconfronteerd worden met een toename van het aantal chronische zieken. Tegelijkertijd zal het aantal mensen dat beschikbaar is voor de zorg afnemen. Preventie en zorg moeten daarom meer efficiënt georganiseerd worden door optimaal gebruik te maken van het zelfmanagement vermogen van patiënten. Technologie kan daarin een belangrijke rol spelen. Volgens Henk Smid is ‘het CCTR het antwoord op deze vraag’. In een internationale context zullen technologische zorginnovaties worden ontwikkeld en geïmplementeerd om patiënten autonomer te maken. Tijdens het symposium werd duidelijk dat de huidige 17 partners in het consortium vele ideeën hadden voor onderzoeksvoorstellen. De eerste ideeën zijn tijdens het symposium in drie onderzoekslijnen uitgewerkt. De lijn van de extramurale ‘point of care’ diagnose zal innovatieve diensten in praktijken gaan onderzoeken. Met de opmerking van huisarts Jochen Cals dat ‘ook chronische zieken acute momenten hebben’ is het belang van sneltesten in bijvoorbeeld huisartsenpraktijken duidelijk. De lijn van de intelligente monitoring van physiologische en gedragsparameters zal aandacht hebben voor gedragsveranderingen en predictie. De aandacht voor het dagelijkse leven en de omgeving van de patiënt dient centraal te staan bij het ontwikkelen van technologie. Paul Huijts verwoordde dit met de opmerking dat ‘het simpelweg afleveren van een apparaat niet wil zeggen dat het gebruikt gaat worden’. De derde lijn onderzoekt welke training en therapie in het dagelijks leven van de patiënt past. De patiënt bepaalt waar en wanneer welke behandeling zal plaatsvinden. Maria van der Hoeve benadrukte het belang van deze lijn door op te merken dat ‘zorg ook een sociale functie heeft’. Ze ‘vindt het een goede zaak dat mantelzorgers en familie een rol hebben in het CCTR’. Met de huidige partners is volgens Hermie Hermens ‘de kennis voor een ketenbrede aanpak in het CCTR beschikbaar’ waardoor de huidige mismatch tussen technologie en zorg wordt verkomen. Dat deze kennis alleen nog zal groeien, wordt duidelijk als CAPHRI’s wetenschappelijk directeur, Onno van Schayck aangeeft dat ‘het CCTR een open consortium is, waarin nieuwe partners altijd welkom zijn’. 9
Pagina 10
3e uitgave 2010 Successes and failures of social health insurance in Sub Saharan Africa What lessons can be learnt? DOOR ANNE MAAyKE SPREEUWERS, WESP STUDENT Wat is er mis met het zorgsysteem in Afrikaanse landen? Hoe wordt zorg daar eigenlijk gefinancierd? Wie betaalt er voor de zorg van arme mensen? Hoe kan de ongelijke toegang tot zorg worden aangepakt? Hoe kunnen rurale zorgfaciliteiten investeren in kwaliteit van zorg? Sinds ik mijn allereerste coschap in Namibië heb gelopen – waar ik overvolle poliklinieken en verafgelegen bush clinics heb gezien – schoten deze vragen af en toe door mijn hoofd. Na een coschap in Zuid­Afrika en de afstudeerstage tropengeneeskunde in Ghana, was een eigen WESP­voorstel een logisch gevolg: Successes and failures of social health insurance in Sub Saharan Africa: what lessons can be learnt? Prof. dr. Geert­Jan Dinant wilde het onderzoek begeleiden en zo werd de WESP ondergebracht bij de huisartsgeneeskunde. Het grootste probleem van de zorg in Sub Sahara Afrika is dat 60% van de zorguitgaven wordt betaald door de mensen zelf, door zogenaamde out-of-the-pocket payments. Deze contante zorguitgaven vormen bij ziekte een enorme barrière in het hulpzoekgedrag van mensen. Dit geeft een vertraging van de gang naar het ziekenhuis en het leidt tot ongelijke toegang tot zorg (in het nadeel van arme mensen). Onvoldoende toegang tot zorg leunt zwaar op het individuele welzijn en vormt een stagnatie in de economische ontwikkeling van een land. Een sociale zorgverzekering kan het probleem van ongelijke toegang tot zorg gedeeltelijk oplossen, omdat men de risico’s en kosten van ziekte spreidt over een grotere groep mensen (risk pooling). In de afgelopen 25 jaar zijn in Sub Sahara Afrika velen kleinschalige sociale zorgverzekeringen gestart op community niveau, vaak door private-not-forprofit organisaties (m.n. kerkelijke instellingen). Het probleem met deze verzekeringsprojecten is de kleinschaligheid; meer dan 95% van de zorgverzekeringsprogramma’s hebben minder dan 1000 leden. Dit geeft een zeer beperkte risicospreiding en de projecten worden veelal beheerd door vrijwilligers met weinig kennis van management, administratie, contributie en marketing. Een nationale zorgverzekering kan de weg naar universal health coverage in Afrika bevorderen. Met een nationale zorgverzekering (gerund door professionals) wordt aan de patiëntenkant de toegang tot zorg verbeterd en de gegarandeerde inkomsten voor faciliteiten kunnen geïnvesteerd worden in kwaliteit van zorg. De Ghanese regering heeft in 2005 als eerste (en enige) Afrikaanse land een Nationaal Health Insurance (NHI) met succes geïmplementeerd, met dekking van 13% (Central Ghana) tot 70% (Upper West Region), met een landelijk gemiddelde van 45% landelijk. De premie is inkomstenafhankelijk en varieert van $4.90 tot $32.60. Kinderen, studenten, zwangere vrouwen en senioren betalen nauwelijks of geen contributie. Alle primary health services, poliklinische consulten, opnames en de meeste medicijnen zijn gedekt. Sinds invoering van de NHI is het aantal poliklinische consulten gestegen van 0.50 per kaarthouder in 2004 naar 1.5 in 2009. 10 op één lijn 38 op één lijn 38 3e uitgave 2010 Oeganda en Zuid­Afrika hebben beide grote plannen voor het invoeren van een National Health Insurance (NHI) maar ondervinden weerstand vanuit verschillende hoeken uit de maatschappij. Mijn onderzoek verkent de verschillen tussen deze drie landen welke verklaren waarop Ghana het wel gelukt is om een NHI in te voeren en Oeganda en Zuid­Afrika het niet voor elkaar lijken te krijgen. De verkenning begint bij het postkoloniale verloop in de drie landen. Hierin zien we dat Ghana als eerste land in Afrika onafhankelijk is geworden (1957) en al vrij snel een stabiele regering heeft gevormd welke “primary health for all” al vanaf het begin op de agenda heeft gezet. Dit leidde tot succesvolle hervormingen in de zorg, met name in rurale gebieden. De geschiedenis van Oeganda en Zuid­Afrika verliepen veel minder gunstig voor de zorgsituatie. Na de onafhankelijkheid van Oeganda (1962) heeft Amin vanaf 1971 een militair dictatoriaal bewind gevoerd, wat leidde tot een volledige destructie van bestaande zorgstructuren. Het USAID verslag van 1980 beschreef de situatie als volgt: “Uganda’s health care system has been reduced to a state where care delivered may be worse than no care at all”. Nog altijd is de Oegandese zorg van matige kwaliteit. De geschiedenis van Zuid­Afrika is bekend: de jaren van apartheid hebben een zeer ongelijke toegang tot zorg veroorzaakt. Na onafhankelijkheid (1994) heeft de African National Congress (ANC) pro­gelijkheidsmaatregelen getroffen in de zorg, welke slechts gedeeltelijk tot positieve resultaten hebben geleid. Nog altijd worden zorguitgaven zeer ongelijk verdeeld tussen de provincies maar ook tussen steden en zelfs wijken, in het nadeel van het armere gedeelte van de bevolking. Een ander belangrijke factor in het al dan niet succesvol implementeren van een NHI is in welke mate er zorgverzekeringsprogramma’s actief zijn in het land. In Ghana waren er vóór invoering van de NHI slechts een aantal kleine programma’s met weinig leden en in Oeganda wordt slechts 2% van de zorg betaald uit verzekeringen. Maar in Zuid­Afrika zijn er meer dan 120 private zorgverzekeringen actief. Deze vormen een machtige stakeholder en hebben grote weerstand getoond tegen de invoering van een NHI. Een andere voorspeller voor succes is de wijze van zorgfinanciering. In Ghana is de overheid de belangrijkste 11 betaler van de zorg. Maar in Oeganda, wordt een derde van alle zorgkosten betaald door de patiënten en wordt een kwart betaald door internationale donoren. De overheid heeft hierdoor weinig controle op de financiering en organisatie van zorg. Dit kan een obstakel zijn in de invoering van een NHI (welke geheel in handen zou liggen van de overheid). In Zuid­Afrika wordt 40% van de zorg betaald door de overheid (overigens met zeer ongelijke distributie) en wordt 40% betaald door private zorgverzekeringen. Dus ook in Zuid­Afrika wordt het grootste gedeelte van zorg betaald uit niet­overheid gelden. Er zijn nog andere kenmerken belangrijk bij het invoeren van een NHI. Ten eerste, is een bepaalde mate van solidariteit een voorwaarde, aangezien de rijkere inwoners gedeeltelijk de zorg van de armere bevolking betalen. Hierin is de spreiding van inkomen binnen een land een belangrijke peiler. Zuid­Afrika zal worden uitgedaagd in dit aspect, aangezien dit land de op­een­na meest ongelijke spreiding van inkomsten heeft in de wereld (na Namibië). Ten tweede, is de bereidheid te betalen voor een verzekering een gewichtig aspect bij het invoeren van een NHI. Twee belangrijke overwegingen van patiënten om te betalen zijn de kwaliteit van zorg en de afstand tot zorg. In Oeganda waren de lage kwaliteit van zorg en de grote spreiding van faciliteiten belangrijke gronden voor weerstand tegen de NHI. Samengevat, is zorgfinanciering in Sub Sahara Afrika een complex thema. Tijdens mijn onderzoek heb ik een aantal factoren belicht die een rol spelen bij het succesvol implementeren van een national health insurance. De belangrijkste zijn succesvolle postkoloniale zorghervormingen, een kleine rol voor de zorgverzekeringen op lokaal niveau, een groot aandeel van de overheid in zorgfinanciering, een grote mate van solidariteit binnen de populatie, een hoge kwaliteit van zorg en een hoge dichtheid van zorgfaciliteiten. Dit onderzoek is niet ‘af’. Er zal vervolgonderzoek plaats moeten vinden. Ten eerste, zal men de langetermijneffecten van de NHI in Ghana moeten monitoren en onderzoeken of de stijging in zorggebruik daadwerkelijk zal leiden tot gezondheidswinst van de bevolking. Daarnaast gaan er geluiden op dat de Ghanese NHI door eigen succes zwaar in de rode cijfers is gekomen. Onderzoek moet uitwijzen of dit zorgsysteem wel financieel duurzaam is. Onlangs ben ik begonnen aan de Master Global Health in Maastricht. Tijdens dit jaar krijg ik alle kansen om mij verder te verdiepen in de Afrikaanse gezondheidszorg. Ik ben met name benieuwd naar de mogelijkheden van tele­health in rurale gebieden in Afrika en de opkomst van public­private­partnership. Voor vragen en opmerkingen: A.M.Spreeuwers@gmail.com.
Pagina 12
op één lijn 38 3e uitgave 2010 We houden u op de hoogte De laatste loodjes voor Amuse-2 DOOR HET AMUSE­2 TEAM MAASTRICHT Velen van u zijn al via de Amuse­nieuwsbrief op de hoogte gebracht van de naderende einddatum voor de Amuse­2 inclusie. Er doen al meer dan 625 mensen met verdenking longembolie mee aan het onderzoek en tot 1 december proberen we met nog een laatste eindspurt dit aantal uit te breiden. De follow­up van het Amuse­onderzoek zal nog doorlopen tot 1 maart 2011. Daarna kunnen we starten met de analyses en bekijken of de Wells regel in combinatie met een point­of­care D­Dimeer test op een veilige manier longembolie kan uitsluiten in de 1e lijn. We zullen u via ‘Op één lijn’, maar ook via onze website www.hag.unimaas.nl\amuse-2\zuidoostnederland en de Amuse­nieuwsbrief op de hoogte brengen van de resultaten. Er is de afgelopen periode echter nog meer gebeurd binnen de Maastrichtse Amuse­projectgroep. Zo zullen sommigen van u al vernomen hebben dat de promovenda van ons project, Petra Erkens, 4½ maand bij de Thrombosis Research Group onder leiding van professor Phil Wells in The Ottawa Hospital Research Institute (OHRI) in Canada heeft doorgebracht. Hier heeft ze de, op het gebied van veneuze tromboembolie, welbekende professor Wells gevraagd naar zijn gedachten over het Amuse­2 project. Professor Wells was positief over ons project en denkt dat de Wells criteria goed gebruikt kunnen worden in de 1e lijn. In Canada hoeft een patiënt niet eerst naar de huisarts en kan iedereen met kortademigheid of pijn op de borst rechtstreeks naar de spoedeisende hulp. De Wells regel is dus ontwikkeld en gevalideerd in een brede groep patiënten, nauwelijks voorgeselecteerd door huisartsen. Het moeilijkste, maar wel belangrijkste criterium van de klinische beslisregel is het subjectieve item ‘longembolie waarschijnlijker dan een alternatieve diagnose’. Dit item mag niet onderschat worden en bij twijfel raadt professor Wells aan om hier positief op te scoren. Om te kunnen beoordelen of longembolie de meest waarschijnlijke diagnose is, is het belangrijk dat de huisarts een rijtje alternatieve diagnosen op voorhand in zijn of haar achterhoofd heeft. Verder voegde professor Wells toe: “Gebruik de Wells criteria als richtlijn. Het is niet de bijbel. Wij hebben deze criteria ontwikkeld om zo goed mogelijke zorg te kunnen leveren aan patiënten. Mocht er in de toekomst een andere beslisregel komen die het beter doet, dan is dat geen probleem. Het gaat om de patiënten.” 12 Zelf heeft Petra tijdens de 4½ maand in Canada onderzoek gedaan naar de veiligheid van poliklinische behandeling bij acute longembolie. Dit is een belangrijke ontwikkeling op het gebied van longembolie. Zo wordt in Canada meer dan de helft van de patiënten niet meer opgenomen in het ziekenhuis, maar poliklinisch behandeld in de trombosekliniek. We zien dat voor deze strategie ook steeds meer aandacht komt in Europa. Wellicht betekent dit dat in de toekomst huisartsen nauwer betrokken zullen worden bij de behandeling van longembolie. De ervaring in de Canadese ‘Thrombosis Research Group’ was in elk geval inspirerend en motiveert om vooral door te gaan met onderzoek naar de diagnostiek en prognostiek van longembolie. Nu, eenmaal weer terug in Nederland, wordt de aandacht weer helemaal gericht op Amuse­2. Misschien is het leuk om te vermelden dat begin 2011 twee WESP­studenten, Marloes van Heugten en Lonneke Rietjens, het Amuse­team in Maastricht komen versterken. Zij zullen hun eigen subvraag formuleren en onderzoeken. We verwachten dat hier interessante resultaten uit naar voren zullen komen. Zoals al eerder gezegd: ‘We houden u op de hoogte!’ Neem bij vragen gerust contact met ons op: Amuse­2@HAG.unimaas.nl • Marion de Mooij, onderzoeksassistente, (tel. 043­3882324) • Petra Erkens, onderzoeker, (tel. 043­3882300) • Jelle Stoffers, projectleider regio Zuidoost Nederland Kijk ook eens op onze website: www.hag.unimaas.nl/amuse-2/zuidoostnederland Phil Wells en Petra Erkens op één lijn 38 3e uitgave 2010 Chronische zorg bij ouderen Het belang van ZEN DOOR INGE DUIMEL, SENIOR ONDERZOEKER De vraag naar chronische zorg bij ouderen is significant en stijgend, in het bijzonder na een event waarvoor een opname nodig is. Ondanks dat ouderen veelvuldig gebruik maken van chronische zorg, worden zij meestal niet betrokken bij het besluitvormingsproces ten aanzien van de hen geboden zorg. Er wordt weinig rekening gehouden met de door ouderen gevraagde zorg terwijl de coördinatie tussen diverse zorginstanties voor verbetering vatbaar is. Omdat zorg nu vooral aanbodgericht is, komt de persoonlijke vraag van de cliënt onvoldoende aan bod. Aanwijzingen bestaan dat het gezamenlijk opstellen van een gepersonaliseerd zorgplan met ouderen met chronische zorgbehoeften enerzijds hun gezondheid significant verbetert (en kwaliteit van leven) en anderzijds behandelingskosten vermindert. Het heeft voordelen als patiënten het heft in eigen handen weten te nemen. Er zijn sterke aanwijzingen dat zelfmanagement een positief effect heeft op de effectiviteit van zorg, de motivatie bij de patiënt, therapietrouw, inzicht in het ziekteproces, participatie en kwaliteit van leven. Het stimuleren van zelfmanagement vraagt echter om een ander perspectief van zorgverleners bij het aanbieden van zorg. Een combinatie van medische en gedragsgerichte zorg moet chronisch zieke ouderen beter in staat stellen om de ziekte onder controle te houden met de mogelijkheden die ze nog hebben. In het huidige zorgaanbod voor ouderen staat het perspectief van de aanbieders van zorg centraal. Hierdoor wordt de zorg onvoldoende afgestemd op de behoeften én mogelijkheden van ouderen zelf. Daarnaast is het wenselijk om bij de toenemende vraag naar ouderenzorg en een beperkte zorgcapaciteit te zoeken naar mogelijkheden om de ouderenzorg toekomstbestendig te maken. Het ZEN­project (gehonoreerd binnen de vierde ronde van het Nationaal Programma Ouderenzorg) betreft een onderzoek naar de implementatie en effecten van het Zelfmanagement – Empowerment – Netwerkprogramma (ZEN) in de regio Maastricht/Heuvelland. Het ZEN­programma is een op maat gemaakte patiëntgecentraliseerde interdisciplinaire interventie die primair zal toegepast worden bij 75­plussers die opgenomen zijn in het ziekenhuis of herstelkliniek, en van wie bekend is dat zij binnen een korte periode naar de thuissituatie zullen terugkeren. Het doel van het ZEN­programma is drieledig: (1) tijdens opname achterhalen wat de oudere en/of diens mantelzorger(s) zelf wensen c.q. nodig denken te hebben met het oog op de terugkeer naar de zelfstandige woonsituatie, en het hierbij vervolgens stimuleren van het zelfmanagement om deze wensen te kunnen uiten en gewenste acties mede te initiëren; (2) het tijdig aanbieden van relevantie informatie gericht op de wensen, vragen en behoeften van de oudere en/of diens mantelzorger(s); (3) de zorg voor de ouderen uit de regio herontwerpen opdat hiermee op systematische wijze tegemoet wordt gekomen aan de behoeften en mogelijkheden van de ouderen zelf. Dit gebeurt met een individueel zorgplan (gebaseerd op het Britse ‘single assessment process for older people’), die leidend is voor het gezamenlijke aanbod van zorg door diverse zorgverleners, welke wordt gecoördineerd en eventueel wordt bijgesteld door ZEN­coaches in samenspraak met de ouderen. Samenhangend met bovenstaande drie doelen wordt tevens beoogd de duur van de institutionele herstelzorg te verkorten, een verbetering van overdracht van zorg tussen verschillende locaties voor geriatrische zorg te bewerkstelligen, de samenwerking tussen zorgverleners te verbeteren en een sterke verbinding tussen zorg en welzijn te bewerkstelligen ten behoeve van socialisering en het voorkómen van eenzaamheid. Dit project resulteert in ouderenzorg die op systematische wijze wordt afgestemd op de behoeften en mogelijkheden van ouderen zelf. Meer info: inge.duimel@hag.unimaas.nl of 043­3882985 13
Pagina 14
op één lijn 38 3e uitgave 2010 Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen Herkent u het? DOOR KRySTLE PENDERS, PSyCHOLOOG & ONDERZOEKER MONDRIAAN 1 op de 4 ouderen kampt met psychische klachten dan wel psychische stoornissen, waarbij stemmingsproblematiek, angst en dementie het meest genoemd worden. Opvallend is dat persoonlijkheidsstoornissen niet in dat rijtje terug te vinden is, terwijl deze problematiek vaak voorkomt binnen deze leeftijdsgroep, oplopend tot 13% in de algemene bevolking. Ondanks dat ongeveer 1 op de 8 ouderen belast is met persoonlijkheidspathologie, wordt dit vaak niet herkend. Het gestandaardiseerd signaleren van persoonlijkheidspathologie bij ouderen is echter van essentieel belang. Enerzijds bevordert het de gerichte doorverwijzing vanuit de huisartspraktijk naar de GGZ. Anderzijds heeft de aanwezigheid van persoonlijkheidsstoornissen ook consequenties voor de (verdere) hulpverlening. Zo wordt de aanwezigheid van persoonlijkheidspathologie geassocieerd met specifieke en doorgaans gecompliceerde uitingen van symptomen en syndromen, die gedragsadvisering en behandelplanning beïnvloeden. Hoewel de kans groot is dat de huisarts geconfronteerd wordt met oudere patiënten bij wie persoonlijkheidsproblematiek een rol speelt, is er nog geen geschikt instrument voor handen die herkenning vergemakkelijkt. Bestaande persoonlijkheidsvragenlijsten zijn ontwikkeld voor volwassenen en zijn doorgaans niet zonder meer af te nemen bij ouderen. Door de lengte, het taalniveau en de lay­out vormen deze instrumenten een (te) grote belasting. Daarnaast zijn genoemde instrumenten niet genormeerd voor de oudere doelgroep en wordt er geen rekening gehouden met leeftijdspecifieke kenmerken. Zo zijn er aanwijzingen dat persoonlijkheidsstoornissen op latere leeftijd zich anders kunnen manifesteren dan bij jong(ere) volwassenen. Kortom het huidige instrumentarium is niet toegespitst op ouderen en is daarnaast weinig praktisch in de huisartspraktijk. In dit kader wordt momenteel onderzoek gedaan naar de psychometrische eigenschappen en klinische bruikbaarheid in de huisartspraktijk van een recent ontwikkeld screeningsinstrument, de Gerontologische Persoonlijkheidsstoornissen Schaal (GPS; Van Alphen, 2006). 14 Dit instrument, dat specifiek is toegespitst op ouderen bevat behoudens een patiëntenversie ook een informantenversie, die beiden uit zeventien vragen bestaan die binnen twee minuten te beantwoorden zijn. Om uitsluitsel te geven over de kwaliteit van de GPS binnen de huisartsenpraktijk dient deze onder een doelgroep van tenminste 500 senioren van zestig jaar of ouder en een even grote groep informanten afgenomen te worden. Vooralsnog werken vier huisartsenpraktijken mee aan het onderzoek. Om het vereiste aantal afnamen te bewerkstelligen zijn er echter nog meer huisartspraktijken nodig die hun medewerking willen verlenen. Vindt U als huisarts ook dat het snel en eenvoudig herkennen van de mogelijke aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis bij een toch al kwetsbare doelgroep, de senioren, van groot belang is en wilt U uw medewerking verlenen aan het onderzoek, dan U zich opgeven door contact met mij op te nemen: k.penders@mondriaan.eu, ook als u meer informatie wenst over het project. op één lijn 38 3e uitgave 2010 [G]OUD zoekt nog steeds controlepraktijken Nu ook in Midden- en Noord-Limburg! DOOR MANDy STIJNEN, PROMOVENDUS VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Het doel van [G]OUD is het vroegtijdig opsporen van problemen op lichamelijk, psychisch en sociaal vlak bij ouderen (75+) die zich in een (mogelijk) kwetsbare positie bevinden. Dit gebeurt door middel van een huisbezoek door de praktijkondersteuner. Stand van zaken onderzoek • 15 huisartsenpraktijken in Maastricht­Heuvelland en Parkstad doen als interventiepraktijk mee aan het evaluatieonderzoek • PO­ers zijn na afloop van de 2e scholingsdag in mei vol enthousiasme gestart met de [G]OUD­consulten • Benadering resterende huisartsen in MaastrichtHeuvelland en Parkstad met de vraag of ze als controlepraktijk willen deelnemen aan [G]OUD leverde weinig reacties op [G]OUD is op zoek naar controlepraktijken in de regio’s Midden­Limburg (m.u.v. Westelijke Mijnstreek) en Noord­Limburg waarvoor het invoeren van structurele ouderenzorg binnen de praktijk momenteel praktisch niet haalbaar is of geen prioriteit heeft. Wat verwachten we van de controle-huisartsenpraktijk? • Selectie van ouderen die in aanmerking komen voor deelname aan het onderzoek • Invullen korte vragenlijst praktijkvisie ten aanzien van ouderenzorg • Gebruikelijke zorg (‘usual care’) leveren gedurende de looptijd van het onderzoek (ca. 1,5 jaar) en registratie zorg die ouderen in deze tijd ontvangen in het HIS Wat verwachten we van de ouderen? • Vier keer een vragenlijst invullen (met tussenpozen van 6 maanden) • Enkele ouderen worden geïnterviewd over hun ervaringen en tevredenheid met de gebruikelijke zorg Voordelen voor de huisartsenpraktijk • Tussentijds rapport met samenvattend overzicht van de gezondheidssituatie van de ouderen die meedoen aan het onderzoek (geanonimiseerd). • Na afloop van het onderzoek materialen om aan de slag te gaan met [G]OUD. • Vergoeding van € 20,­ per oudere die deelneemt aan het evaluatieonderzoek. Interesse of vragen? U kunt vrijblijvend contact opnemen met drs. Mandy Stijnen, promovendus evaluatieonderzoek [G]OUD: mandy.stijnen@maastrichtuniversity.nl of 043 – 388 22 95. Managementdag voor 3e jaars aios "het protocolleren van de protocollen" Op 9 november jl was er een managementdag voor 3e jaars aios. Een onderdeel was het maken van een wetenschappelijke poster van een verbeterplan voor de (eigen) praktijk. Er was ook een wedstrijd aan verbonden. De winnende poster was van Christel Verstraelen getiteld "het protocolleren van de protocollen". Uit handen van docent Rob Keijzer ontving zij haar prijs. 15
Pagina 16
op één lijn 38 3e uitgave 2010 Promotie Marije Koelewijn – van Loon 'Involving patients in cardiovascular risk management in general practice' PROMOTOREN: PROF. DR. TRUDy VAN DER WEIJDEN, PROF. DR. GLyN ELWyN, PROF. DR. RICHARD GROL. CO­PROMOTOR: DR. BEN VAN STEENKISTE. Meneer Jansen is 62 jaar en rookt 10 sigaretten per dag. Je besluit om een cardiovasculair risicoprofiel op te stellen. Na metingen blijkt dat meneer Jansen een systolische bloeddruk heeft van 160 mmHg en een cholesterolratio van 6. Om het risico op hart-en vaatziekten te bepalen kijk je in de risicotabel: het risico van meneer Jansen om in de komende 10 jaar een hart- of vaatziekte te krijgen is 24%. En nu? Adviseren om te stoppen met roken? De vorige keer dat je het hierover had werd de sfeer er niet beter op. Bloeddruk en cholesterolverlagers voor schrijven? Maar hoe zal meneer Jansen reageren als hij hoort dat hij levenslang pillen moet gaan slikken? Of toch maar eerst kijken of er wat aan zijn voeding te verbeteren valt? Of meer bewegen misschien? Mevrouw De Witt is 67 jaar en heeft een systolische bloeddruk van 180 mmHG en een cholesterolratio van 5. Haar risico om in de komende 10 jaar een hart- of vaatziekte te krijgen is 17%. Mevrouw De Witt wandelt veel en je hebt het idee dat haar voeding ook aardig gezond is. Bloeddrukverlagers gebruiken vindt ze geen goed idee. Ze vindt het idee van ‘chemische stof’ in haar lichaam een vreselijke gedachte. Ook de uitleg dat haar risico dan daalt naar 10% is voor haar niet over tuigend. ‘Voor die 7 % ga ik geen pillen slikken’. Zomaar twee voorbeelden van cardiovasculair risicomanage ment die je zou kunnen tegenkomen in de praktijk. Waar begin je als er veel mogelijkheden zijn voor risicoverlaging? Hoe bespreek je een gezonde leefstijl zonder dat er weerstand ontstaat? Wat doe je als iemand een aanbeveling uit de richtlijn niet ziet zitten? Mijn proefschrift gaat over een interventie voor huisartspraktijken gericht op de preventie van hart­ en vaatziekten. In 2006 werd de NHG richtlijn cardiovasculair risicomanagement gepubliceerd. Het hart van deze richtlijn is de risicotabel waarmee het 10­jaars cardiovasculaire risico bepaald kan worden. Deze tabel laat ook zien welke opties er zijn voor risicoreductie: stoppen met roken en 16 het verlagen van de bloeddruk of de cholesterolratio. Voor de manier waarop je de deze risicofactoren wilt verlagen zijn er ook meerdere opties: door middel van medicatie, leefstijlverbeteringen (meer bewegen, minder verzadigd vet eten, meer groenten en fruit eten, minder alcohol drinken, stoppen met roken) of door een combinatie van medicatie en leefstijlverbetering. Deze vele opties voor risicovermindering maken de keuze complex. Maar wat deze keuze vooral complex maakt is dat leefstijlverandering heel moeilijk is. Je hebt te maken met het veranderen van gedrag. Je moet een gewoonte veranderen, iets laten wat je gewend bent om te doen of met iets beginnen wat je niet gewend bent, zoals het dagelijks slikken van medicijnen. Wat mogelijk en haalbaar is hangt van veel dingen af zoals persoonlijke omstandigheden, iemands houding ten opzichte van het gedrag en bepaalde vaardigheden. Het is dus zeer persoonlijk wat er wel of niet kan. In de richtlijn staat een aantal aanbevelingen die hierbij van belang zijn. Er staat dat delen van cardiovasculair risicomanagement gedelegeerd kunnen worden, bijvoorbeeld naar de praktijkondersteuner. Er staat echter niet hoe dit moet of kan gebeuren. Verder zegt de richtlijn dat de hulpverlener waar mogelijk de patiënt betrekt bij het vaststellen van het beleid. Maar ook hiervoor geldt dat er niet staat hoe je dit moet of kunt doen. Wel weten we uit onderzoek dat het heel moeilijk is om patiënten te betrekken bij de besluitvorming en gezamenlijk met de patiënt een beslissing te nemen. Tenslotte staat er in de richtlijn dat adequate voorlichting hierbij een voorwaarde is. We weten echter uit onderzoek dat het voor een patiënt moeilijk is om zijn risico goed in te schatten. Een groot deel van de mensen met een hoog cardiovasculair risico onderschat dit risico. De vraag is dus hoe de richtlijn voor cardiovasculair risicomanagement succesvol en efficiënt geïmplementeerd kan worden, lettend op de vele risicoverlagende opties, de moeite die mensen hebben met het verbeteren van hun leefstijl, de moeite die mensen hebben om hun risico te begrijpen en de opdracht om samen met de patiënt te beslissen. Het onderzoek Wij ontwierpen een interventie waarbij praktijkondersteuners het cardiovasculaire risicomanagement uitvoeren, de IMPALA interventie. Onderdelen van de interventie waren 3e uitgave 2010 risicoinventarisatie, risicocommunicatie, het gebruik van een keuzehulp en toepassen van motiverende gespreksvoering. De interventie werd verspreid over twee consulten en er was een follow­up consult. Onze hypothese was dat het betrekken van patiënten bij het nemen van de beslissing voor het omgaan met het verhoogde risico (bv. medicatie, stoppen met roken of meer fruit eten) een positief effect zou hebben op het opvolgen van leefstijl en medicatieadviezen. Ik heb in mijn promotiestudie gekeken naar het effect, de kosteneffectiviteit, het proces en naar ervaringen van praktijkondersteuners en patiënten met deze interventie. De effectstudie bestond uit een cluster randomised controlled trial waarin we het effect van de interventie op het cardiovasculaire risico, op leefstijl en op risicoperceptie onderzochten. We vonden dat zowel in de interventie­ als in de controlegroep de leefstijl van patiënten verbeterde, maar we vonden geen verschillen tussen de groepen. Het cardiovasculaire risico verbeterende eveneens in beide groepen en ook hierbij vonden we geen verschillen tussen de groepen. We vonden wel een effect van de interventie op risicoperceptie. In de interventiegroep verbeterde de risicoperceptie en mensen waren vaker terecht gerust of ongerust over hun risico. Vooral mensen die zich aan het begin van het onderzoek onterecht zorgen maakten werden gerustgesteld. Om de ervaringen van praktijkondersteuners met het werken met de IMPALA studie te onderzoeken, hebben we interviews met hen gehouden. Daaruit kwam naar voren dat praktijkondersteuners over het algemeen heel enthousiast waren om cardiovasculair risicomanagement uit te voeren. Ze zagen het als een hele geschikte taak voor hen en de IMPALA methode gaf daarvoor een goed protocol. Verder vertelden ze dat ze ruim de tijd namen om het cardiovasculaire risico te bepalen en uit te leggen. Ze waren ook enthousiast over het principe van gezamenlijke besluitvorming en over de uitgangspunten van motiverende gespreksvoering. Het in praktijk brengen daarvan was echter lastig voor praktijkondersteuners. Ze gaven aan dat regelmatige training hierin goed zou zijn. Terugblik Het is nu bijna een half jaar geleden (20 mei 2010) dat ik promoveerde. Ik geniet er nog steeds van dat ik mijn onderzoeksproject goed heb kunnen afronden. Het was erg leuk om zo diep en langdurig in een onderwerp te kunnen duiken. Het contact met praktijkondersteuners heb ik ook als heel positief ervaren. Het was heel motiverend om te merken hoe gedreven zij zijn in hun werk en hoe gemotiveerd zij waren om de werkzaamheden voor ons onderzoek zo goed mogelijk te doen. Het contact met hen was ook leerzaam. Zij lieten zien hoe hectisch, onvoorspelbaar en onderling verschillend hun werk is. De dagelijkse praktijk is duidelijk erg ongestandaardiseerd. Dat is voor ons als onderzoekers een leuke uitdaging! Voor meer informatie over het IMPALA onderzoek kunt u mailen naar m.koelewijn@maastrichtuniversity.nl 17 op één lijn 38
Pagina 18
op één lijn 38 3e uitgave 2010 Promotie 17 september 2010 Interpretatie van laboratoriumuitslagen DOOR PAUL HOUBEN, Ex­AIOTHO MAASTRICHT & HUISARTS IN ALMERE Recent ben ik gepromoveerd op het onderwerp ‘interpretatie van laboratoriumuitslagen in de huisartspraktijk’. Enkele belangrijke bevindingen zijn de moeite waard te vermelden. 1) Zelfs bij een lage voorafkans op ziekte – zoals bij geruststellen van de patiënt – hebben veel patiënten afwijkende labtests, regelmatig zelfs flink afwijkende tests 2) Huisartsen interpreteren deze afwijkingen door ze o.a. te spiegelen aan de voorafkans, veel afwijkingen worden daarbij als normaal geïnterpreteerd 3) Cascade­effecten van steeds meer diagnostiek na een initiële afwijkende uitslag treden bijna niet op. Deze bevindingen laten zien dat het belangrijk is dat huisartsen goed overwegen of het wel nodig is om labonderzoek aan te vragen omdat zelfs afwijkende uitslagen vaak geen consequentie hebben. Maar de bevindingen laten ook zien dat er weinig op tegen lijkt te zijn om laagdrempelig labonderzoek aan te vragen omdat huisartsen de uitslagen netjes plaatsen in de klinische context en negatieve effecten beperkt zijn. Huisartsen moeten bij het aanvragen van lab.diagnostiek dus een goede balans zien te vinden waarbij ze enerzijds doelmatig behoren aan te vragen, maar anderzijds hierin ook vrij durven te zijn zonder vrees voor nadelige effecten. Wat een dag was het! Als promovendus sta je in het middelpunt van de belangstelling en dat was even wennen. Maar trots was ik natuurlijk wel, want hier heb ik heel veel jaren voor gewerkt. De laatste jaren waren daarbij behoorlijk pittig. Vorig jaar ben ik namelijk verhuisd naar Amsterdam, werkte ik volop in de huisartspraktijk en gaf ik onderwijs aan het VUmc. Het onderzoek moest dus plaatsvinden in de avonduren en de weekenden. En dat was erg jammer voor al die gemiste concerten, evenementen en musea. Maar het is mooi dat alles nu is afgerond. En fantastisch dat ik dat heb kunnen vieren met alle collega’s die aan het project gewerkt hebben en alle andere collega´s, vrienden en familie. Een aanstaand huisarts in opleiding van het VUmc vroeg me of ik haar het Aiotho­traject zou aanraden. Daar moest ik toch wel even diep over nadenken. Zelfs de zoete smaak van de recente promotie kon een zucht niet voorkomen. Maar wat ik vol overtuiging melden kon is dat ik veel heb geleerd en dat ik dat niet had willen missen! Voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT Een voordeel van het moeten schrijven van deze rubriek is dat je nog wel eens wat leest wat je anders niet zou lezen. Deze keer is het net een ochtendspreekuur: van alles wat. Onderwijs aan co-assistenten Veel collega’s binnen en buiten de vakgroep (‘gang’ en ‘veld’) zijn enthousiaste docenten. Dan vindt u het vast aardig om eens te lezen wat er volgens studenten ‘werkt’ in onze opleiding. Vera Hanssen, Paul Zwietering en Job Metsemakers deden mee aan een onderzoek onder 155 co­assistenten 18 op één lijn 38 3e uitgave 2010 huisartsgeneeskunde, die gevraagd werd naar hun waardering van een aantal (16) onderwijskundige componenten van hun stage. Gekeken werd hoe deze de ervaren didac ­ tische kwaliteit (‘leerzaamheid’) van het co­schap beïnvloedden. Na een aantal analysestappen bleken drie factoren van belang: de kwaliteit van de supervisie van de huisarts­opleider, die zorgt voor een voldoende groot en gevarieerd patiëntenaanbod en aan de co­assistent voldoende mogelijkheden biedt om zelfstandig klinisch werk te doen. Een goede opleider is beschikbaar, legt uit, observeert en maakt tijd vrij voor feedback. [van der Zwet] Sommige opleiders zullen ook wel eens een zogenaamde ‘CIBA­arts’ als co­assistent gehad hebben. ‘CIBA’ staat voor ‘Commissie Instroom Buitenlandse Artsen’. Vaak zijn het vluchtelingen. Frans van der Horst was betrokken bij een kwalitatief onderzoek naar factoren die de voortgang van de carrière van deze collega’s belemmeren en bevorderen. Van 58 CIBA­artsen die tot 2007 aan het onderwijsprogramma hadden deelgnomen, deden er 32 mee aan een diepte­interview. Negenentwintig van hen werkten op dat moment als arts. De artsen ervoeren allerlei problemen, voor, tijdens en na het CIBA­programma. Belangrijkste belemmeringen tijdens hun opleiding waren gebrek aan begeleiding door sommige opleiders en te weinig kennis van de organisatie van de Nederlandse gezondheidszorg. Andersom, goede begeleiders speelden een bevorderende rol, evenals een Nederlandse taalcursus. Eigen kennis, vaardigheden en motivatie waren ook belangrijk voor het succesvol doorlopen van het programma. Omstandigheden waar ‘gewone’ studenten meestal geen last van hebben waren taalproblemen, oudere leeftijd, het hebben van kinderen, onzekerheid over vluchtelingenstatus, en traumatische ervaringen in het verleden. [Huijskens] Patiëntengedrag Onder deze noemer bespreek ik vier artikelen. Allereerst twee studies uit het SMILE­cohort, waarbij Marjan van den Akker betrokken was. Met een onderzoek onder 60­plussers toonden de onderzoekers aan dat mensen uit de laagste sociale laag (laag inkomen of laag opgeleid) zich gezonder voelden, zowel fysiek als mentaal, als ze meer luxe goederen bezaten. Bij mensen met meer inkomen of opleiding was dit verband er niet. Of deze kennis relevante ‘beleidsimplicaties’ voor de huisarts heeft laten de onderzoekers maar in het midden.[Bosma] Een andere SMILE­studie heeft inmiddels de pers gehaald: dikke mensen bezoeken vaak onze spreekuren. Dat bleek uit een onderzoek bij meer dan 4000 patiënten uit het SMILE­cohort, dat was opgezet om het verband tussen frequent spreekuurbezoek en leefstijl te onderzoeken. Per eenheid BMI nam de frequentie van spreekuurbezoek met 2% toe. Tussen ‘ongezonde leefgewoonten’ (roken, te veel alcohol en weinig fruit, groente of beweging) en veelvuldig spreekuurbezoek vond met overigens géén verband (behalve voor vrouwen die te weinig bewegen). De auteurs suggereren overigens niet, dat huisartsen die in de toekomst minder drukke spreekuren willen hebben, er goed aan doen nu stevig in te zetten op het afvallen van hun patiënten. [van Steenkiste] Een onderzoek dat momenteel wordt voorbereid is het onderzoek van Janaica Grispen en Martine Ickenroth naar hoe een website patiënten zou kunnen ondersteunen bij het kiezen zogenaamde ‘zelftesten’. Zij publiceerden hun onderzoeksprotocol in het ‘open access’ blad BMC Public Health. Het onderzoek moet veel gegevens opleveren over het hoe en waarom van het gebruik van zelftesten door patiënten. Momenteel zijn ze druk bezig met het ontwerpen en testen van een proefversie van de website [Grispen] Internet is ook een medium voor therapie. Job Metsemakers was betrokken bij de evaluatie van een online programma voor cognitieve gedragstherapie (CGT) voor patiënten met een depressie in de eerstelijn. Het programma www.kleurjeleven.nl – dat uit eerder onderzoek veelbelovend naar voren was gekomen ­ biedt CGT gedurende een half jaar aan. Deze aanpak werd vergeleken met de ‘gebruikelijke zorg’ door de huisarts en met een combinatie waarbij het online CGT programma werd gecombineerd met begeleiding door de huisarts. In zes maanden namen de klachten van de matig tot ernstig depressieve patiënten af in alle drie groepen. Er was echter geen betekenisvol verschil tussen de groepen, hoewel de combi­aanpak het wel het beste deed. De auteurs concluderen dat er nog meer werk moet worden verricht om de therapietrouw bij gecomputeriseerde CGT te optimaliseren, om vast te stellen wat de beste manier is om een dergelijk progamma zonder begeleiding online te implementeren en om vast te stellen voor welke depressieve patiënten online CGT het meest geschikt is. [de Graaf] Valpreventie Tineke van Geel toont in een overzichtsartikel ­ over het optreden van (wervel­ of heup­) fracturen na een eerste fractuur ­ aan, dat het belangrijk is om zo spoedig mogelijk na een eerste fractuur met preventieve medicatie te beginnen. Zij stelt dat het nog niet duidelijk is in hoeverre valpreventie effectief is in het voorkomen van fracturen. [van Geel] Een eerste stap zou kunnen zijn om helder te krijgen waar mensen vallen en wat ze dan aan het doen zijn. Harry Crebolder was betrokken bij een explorerend onderzoek naar valincidenten bij meer dan 300 65­plussers, waarbij men vier typen valpartijen kon identificeren: (1) binnenshuis in gang of badkamer/toilet, vaak in verband met toiletbezoek; (2) op andere plekken binnenshuis bij andere ADL; (3) buiten, rondom huis bij BDL; en tenslotte (4) verder van huis, tijdens wandelen fietsen of boodschappen doen. De gevaarlijkste plek binnenshuis is de trap (11% van de valpartijen) en buitenshuis zijn tuin en tuinpad de plekken waar men het vaakst valt (11%). Bij valpartijen van type 2 treden het minst vaak fracturen op. ‘Type 1’ vallers zijn vooral oudere, inactieve bejaarden met ADL­problemen, terwijl ‘type 4’ vallers juist de actieve bejaarden zijn. De auteurs suggereren voorzichtig dat bij een ‘type 4’ val vooral aan extrinsieke oorzaken 19
Pagina 20
op één lijn 38 3e uitgave 2010 voor de val gedacht mag worden, maar dat bij een ‘type 1’ val aan intrinsieke, patiëntgebonden, factoren gedacht moet worden. [Bleijlevens] Verder … – … onderzocht Marjan van de Akker de validiteit en betrouwbaarheid van een elektronische (d.w.z. in het HIS te integreren) versie van de ‘Cumulative Illness Rating Scale’, een lijst om de ziektelast van patiënten met multimorbiditeit te meten. Door een praktijkonder ­ steuner of assistente in 10­20 minuten in te vullen, door een huisarts in 5 minuten. Kortom, een instrument voor onderzoek naar multimorbiditeit in de eerstelijn! [Fortin] – … publiceerden Marije Koelewijn­van Loon et al. een Nederlandse versie van twee eerder in het Engels gepubliceerde artikelen over de effecten van praktijkonder steuning bij CVRM door speciaal getrainde praktijk onder steuners (risicocommunicatie, motivational interviewing). Er waren gunstige effecten op risicoperceptie en ongerustheid van de patiënten. – … publiceerden Erik Stolper et al. hun onderzoek naar hoe ‘niet pluis’ in medische tuchtrechtspraak gebruikt wordt. [Stolper] – … en tenslotte, was Jelle Stoffers co­auteur bij een analyse van de AMUSE studie over de diagnostiek van het trombosebeen, waarbij het AMUSE algoritme zoals dat ook in de NHG standaard is opgenomen werd vergeleken met de inschatting van de huisarts zelf. Beide diagnostische strategieën zijn veilig, maar met behulp van de diagnostische beslisregel worden minder mensen (‘ten onrechte’) verwezen voor een compressieechografie. [Geersing] Referenties Van der Zwet J, Hanssen VGA, Zwietering PJ, Muijtjens AMM, Van der Vleuten CPM, Metsemakers JFM, Scherpbier AJJA. Workplace learning in general practice: Supervision, patient mix and independence emerge from the black box once again. Med Teach 2010;32: e294­e299 Huijskens EGW, Hooshiaran A, Scherpbier A, van der Horst F. Barriers and facilitating factors in the professional careers of international medical graduates. Med Educ 2010:44: 795­804. DOI:10.1111/j.13652923.2010.03706.x Bosma H, Groffen D, van den Akker M, Kempen GIJM, van Eijk JThM. Better Health reports when the grass is greener on your side of the fence? A cross­sectional study in older persons. Int J Public Health DOI: 10.1007/ s00038­010­0176­x Van Steenkiste B, Knevel MF, van den Akker M, Metsemakers JFM. Increased attendance rate: BMI matters, lifestyles don’t. Results from the Dutch SMILE study. Fam Pract 2010; 0:1­6. DOI:1093/fampra/cmq062 Grispen JEJ, Ickenroth MHP, de Vries NK, Dinant G­J, Ronda G, van der Weijden T. Improving behaviour in self testing (IBIS): Study on frequency of use, and quality of currently available consumer information (protocol). BMC Public Health 2010;10:453. http://www.biomedcentral.com/14712458/10/453 De Graaf E, Gerhards S, Arntz A, Riper H, Metsemakers J, Evers S, Severens H, Widdershoven G, Huibers M. Effectiviteit van online cognitieve gedragstherapie voor depressie in de eerste lijn. Gedragstherapie 2010;43:59­77 Van Geel ACM, Huntjens KMB, van den Bergh JPW, Dinant G­J, Geusens PP. Timing of subsequent Fractures after an Initial Fracture. Curr Osteoporos Rep 2010; 8:118­22. DOI 10.1007/s11914­010­0023­2 Bleijlevens MHC, Diederiks JPM, Hendriks MRC, van Haastrecht JCM, Crebolder HFJM, van Eijk JThM. Relationship between location and activity in injurious falls: an exploratory study. BMC Geriatrics 2010;10:40 DOI:10.1186/1471­2318 Fortin M, Steenbakkers K, Hudon C, Poitras M­E, Almirall J, van den Akker M. The electronic Cumulative Illness Rating Scale: a reliable and valid tool to assess multi­morbidity in primary care. J Eval Clin Pract 2010 Jun 25. DOI: 10.1111/j.1365­2753.2010.01475.x Koelewijn­van Loon M, van Steenkiste B, Stoffers H, Grol R, Elwyn G, van der Weijden T. Praktijkondersteuning bij CVRM. Huisarts Wet 2010;53: 313­20. Stolper E, Legemaate J, Dinant G­J. How do disciplinary tribunals evaluate the “gut feelings”of doctors? An analysis of Dutch tribunal decisions, 2000­2008. J Law Med 2010;18:68­75 Geersing GJ, Janssen K, Oudega R, van Weert H, Stoffers H, Hoes A, Moons K; AMUSE Study Group. Diagnostic classification in patients with suspected deep venous thrombosis: physicians’ judgement or a decision rule? Br J Gen Pract. 2010;60:742­8. Ine Siegelaer 35 jaar bij de vakgroep Woensdag 15 september jl. was de dag dat secretaresse Ine Siegelaer 35 jaar bij de vakgroep werkte. Ooit hield de afdeling kantoor op de lokatie Vijverdal (op de oude foto te zien). Op de dag zelf sprak Harry Crebolder haar toe op een informeel samenzijn met collega's van het Debyeplein 1. 20 3e uitgave 2010 Themadeel 'Huisarts (in) families' 21 op één lijn 38
Pagina 22
op één lijn 38 3e uitgave 2010 Drie generaties dokters Perquin Nature of nurture? DOOR MARIJKE PERQUIN, MEDEWERKER HUISARTSGENEESKUNDE (STUDIEADVISEUR) Mijn eerste kennismaking met mijn vader was in zijn functie als huisarts. Het was mijn geboorte als nakomertje in ons gezin. Hij is bijna vijftig jaar huisarts geweest in Leidschendam en de nabije boerendorpen Stompwijk, Nootdorp en Wilsveen. Hij deed circa 150 bevallingen per jaar, en zoals in die tijd niet ongebruikelijk, ook de bevallingen van zijn vrouw. Later heeft hij ook een deel van zijn eigen kleinkinderen op de wereld geholpen. Het hele gezinsleven stond in het teken van zijn beroep. Mijn vader was apotheekhoudend huisarts en maakte zelf zetpillen, hoestdranken, poeders en tabletten. Mijn moeder hielp mee in de apotheek om de medicijnen klaar te zetten, deed de administratie, nam de telefoon op en probeerde de patiëntenstroom te reguleren. Daarnaast had ze de zorg voor zes kinderen waar ze grotendeels alleen voor stond, omdat ze na slechte ervaringen met dienstmeisjes geen hulp meer in huis of in de praktijk wilde. Van mijn vier broers hebben er drie om die reden hun middelbare schooljaren op een internaat doorgebracht. Om van de woonkamer naar de keuken te gaan moesten we de gang oversteken waar tijdens de spreekuren vaak patiënten liepen of stonden te wachten omdat de kleine wachtkamer vol was. Mijn moeder vond die inbreuk op haar privéleven erg vervelend. Voortdurend werd er aangebeld door patiënten die hun medicijnen kwamen halen die klaarstonden op de kapstok in de gang, en wij kinderen mochten hen de medicijnen geven. Elk kwartaal schreven mijn ouders tot diep in de nacht de rekeningen, die we daarna zelf met de auto of scooter rondbrachten. Mijn vader werd door zijn patiënten op handen gedragen omdat hij altijd voor ze klaar stond. Naast zijn praktijk had hij het als voorzitter of penningmeester van het katholieke kerkbestuur, schoolbestuur, bejaardenhuis en armenbestuur altijd druk met vergaderen en het maken van bouwplannen voor een nieuwe katholieke school, een nieuw bejaardenhuis of de verbouwing van de kerk. Als dank kregen we taarten, bloemen, fruitmanden, verse melk en soms een fles wijn of cognac, en enkele malen per jaar zelfs een aangereden (of toch aangeschoten?) haas, die door mijn vader en mijn broer Wim vakkundig werd gevild en gebraden. Zijn takenpakket was veel breder dan dat van de tegenwoordige huisarts. Hij deed tangverlossingen, trok kiezen bij boeren die niet naar de tandarts durfden, mat 22 Van links naar rechts Wim, Stef, Arno, Phily, Marijke en Pam. (Bij het graf van hun vader.) 3e uitgave 2010 brillenglazen op (ook de mijne) en had een röntgenapparaat om de longen te doorlichten. Hij schafte graag de nieuwste apparatuur aan. Toen mijn moeder in 1968 een licht hartinfarct kreeg was hij al in het bezit van een ECGapparaat zodat hij zelf de diagnose heeft gesteld en haar thuis heeft behandeld omdat ze niet naar het ziekenhuis wilde. Het beroep van huisarts was niet ongevaarlijk. Hij heeft een keer zijn pols gebroken toen hij in een strenge winter op de schaats zijn visites reed. In de oorlogsjaren heeft hij zijn auto onklaar gemaakt, zodat deze niet door de Duitsers geconfisqueerd kon worden. Hij is (mogelijk vanwege een verzetsdaad) enkele maanden ondergedoken in een smalle ruimte boven de keuken. Ik kan me nog heel goed herinneren dat mijn vader op een donkere avond onder de koeienstront thuiskwam omdat hij op weg naar een boerderij die slecht verlicht was, was gaan lopen en in een open gierput was gevallen. Hij was bijna verdronken, maar kon er toch uitklimmen en is stinkend, woedend en geschokt in zijn auto naar huis gereden. Mijn broers hebben hem in bad gestopt en zijn auto (een tweedehands Lincoln, de trots van de familie) gewassen. Tot een half jaar voor zijn dood in 1980 heeft hij nog gewerkt. Hij is overleden aan hartfalen, maar had de laatste jaren ook leukemie, mogelijk ten gevolge van de vele doorlichtingen die hij heeft gedaan. Van de zes kinderen in ons gezin zijn er drie geneeskunde gaan studeren. Voor dit themanummer over huisartsenfamilies heb ik gesproken met mijn broers Arno en Wim over hun motieven om geneeskunde te studeren, met het doel de vraag te beantwoorden of deze keuze wel of niet genetisch bepaald is. Ik wilde ook wat meer weten van de familieachtergrond van onze vader. Van mijn broer Pam hoorde ik dat Pa de eerste arts in zijn familie was, en tot mijn verrassing was geneeskunde niet zijn eerste keuze. Opa was hoofd instrumentmaker bij de genie. Pa (1904) wilde liever bouwkunde in Delft studeren, maar dat werd hem door zijn ouders verboden omdat er minder toekomst in zat. Hij heeft in Utrecht geneeskunde gestudeerd, en zich in 1931 als huisarts gevestigd in Stompwijk (later Leidschendam genoemd). Zoals hierboven beschreven heeft hij in de avonduren zijn liefde voor bouwen goed kunnen uitoefenen. Arno, de tweede zoon (1937), wilde absoluut geen geneeskunde studeren omdat hij vond dat het beroep van huisarts teveel invloed had op het gezinsleven. Hij koos eerst voor Nijenrode en later een opleiding tot officier bij de commando’s. Beide opties bevielen hem echter niet, en op aanraden van een oom is hij enkele jaren na het gymnasium toch nog geneeskunde gaan studeren omdat hij dan de militaire dienst kon verlaten. Tijdens zijn studie trouwde hij en kwamen er al kinderen. Nadat hij enkele jaren als geneesheer­directeur van een verpleeginrichting heeft gewerkt, koos hij er in 1971 na een conflictsituatie op zijn werk geheel onverwacht voor om samen met Pa te gaan werken die toen 65 jaar was en een opvolger zocht. Het huis werd verbouwd, Arno ging er met zijn gezin wonen en mijn ouders verhuisden naar een flat. Er kwam een aparte praktijkingang, een tweede spreekkamer en een kamer voor een doktersassistente. Tonnie, de vrouw van Arno, was verpleegkundige en wilde die taak wel op zich nemen. Pa heeft nog negen jaar met Arno samengewerkt, maar hij deed geen diensten en bevallingen meer en werkte de laatste jaren alleen in de ochtend. Hij was pas vlak voordat Arno kwam voor het eerst een soort van kaartsysteem gaan bijhouden. Arno heeft de groene NHG­kaarten ingevoerd. De patiënten moesten wennen aan de nieuwe situatie, want mijn vader had geen afspraak ­ spreekuren, maar in de ochtend een inloopspreekuur voor ziekenfondspatiënten en ‘s middags een inloopspreekuur voor particuliere patiënten. Arno voerde gemengde afspraakspreekuren in, waarbij de particuliere patiënten eerst niet samen met ziekenfondspatiënten in de wachtkamer wilden zitten. Tonnie observeerde goed hoe Pa zijn praktijk uitoefende. Hij kon goed naar zijn patiënten luisteren, er vielen veel stiltes en bij het ausculteren en palperen deed hij zijn ogen dicht om zich beter te concentreren. Maar ze was geschokt toen ze een keer een spier had verrekt en hij zonder enig overleg opeens een spuit met corticosteroïden zette. Arno heeft beter dan onze vader bewaakt dat zijn gezin niet te kort kwam, en dat zijn privéleven werd afgeschermd. Van de vier kinderen van Arno heeft de tweede dochter (Christel) de huisartsopleiding gedaan, is gepromoveerd, en getrouwd met een chirurg. Zij zorgt nu vooral voor de kinderen. Zijn oudste dochter werd verpleegkundige en later artsenbezoekster, en ze is met een huisarts getrouwd geweest. Wim, de vierde zoon (1940), wist vanaf zijn achtste jaar dat hij huisarts wilde worden. Hij hielp Pa met het draaien van pillen, en hielp een enkele keer ook in de praktijk bv met het vasthouden van het hoofd van een boer bij wie een kies werd getrokken. Als hij bloed zag viel hij toen echter flauw. Wim is een knutselaar, uren kon hij aan zijn radio’s bouwen en wat dat betreft leek hij op opa. Na zijn studie geneeskunde in Leiden heeft hij even overwogen om met Pa te gaan samenwerken, maar koos door omstandigheden eerst voor psychiatrie en tenslotte voor de neurologie. Hij maakte lange dagen in het ziekenhuis en was voor zijn chronische patiënten naast neuroloog ook een soort huisarts. Hij werkt na zijn pensionering nog steeds een paar dagen per week. Zijn dochter Denise is gynaecoloog geworden en gepromoveerd, ze heeft 2 kinderen en werkt nu parttime. Als jongste kind (1948) hoorde ik aan tafel de verhalen van mijn oudere broers over de snijzaal en enge ziektes, en ik zag de dikke boeken die ze moesten bestuderen. Geneeskunde was wel het laatste wat ik wilde studeren, ik had meer belangstelling voor psychologie. Toch kreeg ik in de zesde klas van de HBS­B steeds meer interesse in biologie en besloot me voor 15 mei voor geneeskunde aan te melden omdat dat later niet meer kon. Na mijn studie in Leiden wilde ik huisarts worden, maar ik wilde beslist geen solopraktijk en beter geregelde diensten. Ook wilde 23 op één lijn 38
Pagina 24
op één lijn 38 3e uitgave 2010 ik geen bevallingen doen omdat je dan na een gebroken nacht meteen de volgende ochtend weer spreekuur moet doen. Ik had thuis gezien hoe zwaar dat was! Na een half jaar vrijwillig de eerste huisartsopleiding in Leiden te hebben gevolgd, ging ik in 1975 in Middelburg in een gezondheidscentrum werken. Deze keuze hield voor mij op dat moment in dat ik waarschijnlijk geen gezinsleven zou krijgen. Ik vond het bijzonder om nu ook dokter Perquin (voor mij een geuzennaam) te worden genoemd, hoewel ik hierbij nog steeds het beeld van mijn vader als de enige echte dokter Perquin had. Net als Pa had ik al gauw meerdere bestuursfuncties. Het vak van huisarts vond ik uitdagend en leerzaam, maar vooral de diensten waren erg zwaar omdat ik geen vaste achterwacht had. Mijn passie bleek steeds meer de gesprekken met patiënten over psychosociale omstandigheden te zijn, ik kon goed luisteren en volgde vele cursussen gespreksvoering en vraagverheldering (dat had ik in mijn opleiding niet geleerd). Mijn belangstelling voor de medische kant van het vak nam steeds meer af, en ik realiseerde me dat ik vooral huisarts was geworden om naar de mannelijke dokters in mijn familie en mezelf te bewijzen dat ik dat als vrouw ook kon. Na negen jaar vond ik dat ik dat wel genoeg had bewezen en koos voor mezelf, voor meer vrije tijd en een geregelder leven en voor werk dat beter bij me paste. In 1984 ging ik als bedrijfsarts in Amsterdam werken en een opleiding alternatieve psychotherapie volgen. In 1988 ben ik bij de vakgroep huisartsgeneeskunde van de UM begonnen als huisartsbegeleider van het coschap huisartsgeneeskunde en docent in meerdere onderwijsrollen. Sinds 1995 ben ik studieadviseur voor studenten geneeskunde. Het begeleiden en coachen bevalt me erg goed, en bij de gesprekken over studie­ en beroepskeuze kan ik goed gebruik maken van mijn eigen ervaringen. Sinds 13 jaar heb ik een LAT­relatie en ik geniet mee van de kinderen van mijn partner. In januari 2011 ga ik met de FPU (vervroegd pensioen, red.) zodat ik nog meer tijd heb voor mijn vele hobby’s. Drie kinderen in ons gezin werden geen (huis)arts. Stef (1935) kon wat minder goed leren, hij deed de IVA (“autoschool”) in Driebergen en werd vertegenwoordiger. Op latere leeftijd had hij samen met zijn tweede vrouw de leiding over een klein bejaardentehuis. Pam (1939) wilde wel huisarts worden maar had moeite met de exacte vakken. Hij werd advocaat, begeleidt veel echtscheidingszaken en werkt nu nog steeds. Hij heeft veel bestuursfuncties gehad. Zijn jongste dochter is ook advocaat geworden en werkt tijdens de schooltijden van haar kinderen bij Pam in de praktijk. Phily (1943) heeft de opleiding tot apothekersassistente gedaan maar is na haar huwelijk met werken gestopt. Beschouwing Tijdens de gesprekken en mails met mijn broers en het schrijven van dit stuk ben ik tot de conclusie gekomen dat de keuze om (huis)arts te worden bij onze familie niet in het bloed zit (geen nature), maar bepaald werd door toevallige 24 omgevingsfactoren, competitie, wel of geen aanleg voor exacte vakken maar vooral toch door nurture. Het positieve voorbeeld van de aandacht en inzet van Pa voor zijn patiënten, maar ook de negatieve invloed die dat had op het gezinsleven speelden een grote rol. Als het genetisch bepaald zou zijn zou het bij mijn vader een spontane mutatie geweest zijn, maar geneeskunde was geen eerste keus van hem. Arno wilde geen huisarts worden door het voorbeeld dat hij zag, maar is het door omstandigheden toch geworden en was hier heel tevreden mee. Wim wilde juist wel huisarts worden door hetzelfde voorbeeld, maar koos door omstandigheden voor een andere specialisatie die heel goed bij zijn interesse voor techniek past. Ik wilde het eerst niet worden maar werd het toch, en ben na reflectie op de oneigenlijke motieven voor mijn keuze later gestopt. Dochters van Arno, Pam en Wim zijn in de voetsporen van hun vaders getreden, maar de zorg voor hun gezin heeft een belangrijke prioriteit. Ik vind het boeiend om bepaalde eigenschappen en interesses van mijn vader verdeeld over zijn kinderen terug te zien. Bejaardenzorg: Arno en later ook Stef. Besturen: vooral Pam en Arno en in mindere mate Wim en ik. Aandacht voor de context van de patiënt en voor continuïteit van zorg: Arno, Wim en ik, maar ook Pam in zijn advocatenpraktijk. Techniek en apparatuur: Wim. Farmacie: Phily. Verloskunde: kleindochter Denise. Na het 65e jaar blijven doorwerken: Pam en Wim. Mogelijk hebben die interesses en eigenschappen wèl een genetische basis, maar je kunt dus ook een ander beroep kiezen dat er goed bij past! 3e uitgave 2010 Honderd procent huisarts De appel valt niet ver van de (stam)boom DOOR GUy COSTONGS, HUISARTS IN MAASTRICHT In de Maastrichtse buitenwijk Heugem, op een steenworp van het azM, staat het ouderlijk huis van de huisartsen Costongs. Guy (1958) is huisarts in Maastricht, Robert (1962) is huisarts in Voerendaal en Marianne (1966) voert praktijk in Meerssen. Ouders Costongs komen beiden van een boerderij en hebben samen een fruitbedrijf aan de rand van de stad. Aldus, vanuit de familiestamboom zijn er geen aanknopings punten die de beroepskeuze tot huisarts verklaren. De tijdsinvloed van sanering van agrarische bedrijven en de lokale situatie dat uitbreiding van de stad Maastricht (in het bijzonder ontwikkeling van universiteit Maastricht en nieuwbouw van het azM) een groot deel van onze landbouwgrond vorderde, heeft ertoe geleid dat er geen voortzetting in de traditie van fruittelen heeft plaatsgevonden. Alhoewel……. het werken in de plantage op zaterdag is een perfecte afwisseling op de doordeweekse drukte in de praktijk. Waarom dan huisarts? Voortkomend uit mijn interesse voor de natuur, was biologie mijn favoriete vak op de middelbare school. Dit in combinatie met mijn voorkeur om in het Maastrichtse te blijven en het minimale aanbod van universitaire studies in Maastricht destijds, was de keuze voor geneeskunde Zo vader, zo zoon “Gank mér noa Paul” DOOR PAUL WINTERS, HUISARTS IN SITTARD Enige jaren geleden speelde ik de rol van een hond in een toneelstuk van Alex van Warmerdam.1 De redactie vroeg me, of mijn keuze om mijn vader op te volgen iets met die hond te maken had? 1 Adel Blank, later verfilmd als Emma Blank. snel gemaakt. Of Robert en Marianne tot dezelfde studiekeuze zijn gekomen omdat het huisarts zijn in het bloed zit weet ik niet. Ik denk wel dat bij ons “goed voorbeeld doet goed volgen” heeft gespeeld. Zo herinner ik mij dat Marianne de anatomische plaatjes in mijn studieboeken erg interessant vond. Ik denk dat in de keuze om huisarts te worden ook gelijke karakterkenmerken meegespeeld hebben. Wij zijn alle drie geen onderzoekers, missen de wetenschappelijke nieuwsgierigheid die de drijfveer is voor specialistisch werken. Wij zijn meer praktisch ingesteld, we zijn doeners. In een kleine organisatie waar flexibiliteit, laagdrempeligheid en betrokkenheid belangrijk zijn, gedijen wij het best. Niet dat ons beroep op zondagmiddag het onderwerp van gesprek is, maar toch is het leuk dat door de medische verbintenis je weet wat de ander zijn vak inhoudt. Waar vroeger vooral anekdotes over patiënten ter sprake kwamen, gaat het nu meer over accreditatie, verbeterplannen, praktijkondersteuners, enz. Het is nu aan de volgende generatie om antwoord te geven op de vraag of het huisarts worden werkelijk bij de familie Costongs in het bloed zit. 25 op één lijn 38
Pagina 26
op één lijn 38 3e uitgave 2010 Ja en nee. Ik denk dat ik onbewust toch gehoorzaam ben geweest, zoals het een goede hond betaamt, om voor de medische studie te kiezen. Deze keuze was ook mede bepaald door een geheimzinnige interne aandoening die ik rond mijn 16e jaar had en die men toen niet wist te duiden. Jaren later werd duidelijk dat het de eerste manifestatie van sarcoïdose was. Mijn nieuwsgierigheid naar het (dis)functioneren van het menselijk lichaam en psyche werd hierdoor erg geprikkeld. “Huisarts moest ik NOOIT worden!”, zei mijn vader in het begin van mijn studie. “Te hard werken en te weinig inkomen!”. Nu is dit laatste zeer relatief want ik zag bij zijn opvolging de accountantsrapporten. Dermatoloog, dat was ’t wel! Nooit spoedgevallen. Nooit ‘s nachts eruit en een vorstelijk specialisteninkomen. Maar naar de eindstreep toe werd het toch wat anders. Uiteindelijk kreeg ik, toen ik met mijn laatste coschappen bezig was, een zeer emotionele brief (en ik kende mijn vader niet als emotioneel) waarin hij het huisartsenvak zeer aanprees. Hij vroeg me of ik hem niet toch wilde opvolgen. Toch had ik wel mijn twijfels. Ik herinnerde me nog dat ik ‘s nachts regelmatig wakker werd als mijn pa weer eens een nachtvisite moest doen. Ik zag hem eigenlijk nooit. Ja... overdag van 12.45 tot 12.55 uur, dan aten we warm. Daarna om 13.00 uur weer afspraken. ‘s Middags visites en daarna avondspreekuur. Een erg onrustig en jachtig leven. Wilde ik dit wel? Uiteindelijk heb ik toch maar ja gezegd. Mede omdat we zijn praktijk met z’n tweeën zouden doen (meer dan 30 jaar met Pé Ruers). Ben ik “Funske 2” geweest? Ik heb er alles aan gedaan om mijn vader niet te imiteren. Ik ben gewoon mezelf gebleven. Maar wat blijkt: ik heb ‘t vrijwel net zo gedaan als mijn vader het deed. Zo vader, zo zoon! Mijn vader heeft nog een groot deel van mijn medische carrière mogen meemaken. Hij is bijna 94 jaar geworden. In het begin was hij soms wat opdringerig met adviezen. Later niet meer. Hij hield “spreekuur in de stad”, tijdens het boodschappen doen. “Gank mér noa Paul” zei hij als het hem te lastig of te vervelend werd. Daarom noemden de patiënten mij Paul en niet dokter. Soms was het wel goed om zijn advies te krijgen. Zoals de keer dat een patiënte mij zeer nadrukkelijk vroeg om mijn vader te raadplegen in verband met haar probleem: • • • • Zij had een verhouding met de overbuurman. Beide op de brommer naar het bos. Durante de daad stierf de buurman. Mijn patiënte heeft hem toen zo goed en kwaad als mogelijk aangekleed, de deken opgevouwen, de helm opgezet en is naar huis gebromd. • De man was enige dagen spoorloos. Oproep in de kranten etc. • Wat moest mijn patiënte doen? • Mijn wijze vader gaf mij een wijs advies. Mijn zoon en dochter zijn ook medicijnen gaan studeren. Mijn dochter specialiseert zich momenteel tot psychiater. Mijn zoon is vlak voor zijn doctoraal geneeskunde gestopt en bouwkunde gaan studeren. Hij is nu (werkeloos) architect. Drie generaties doktoren Twee broers van mijn vader zijn huisarts geweest. Enige neven van mij zijn ook arts. Dus: genetisch? Mijns inziens is “besmettelijk” een betere omschrijving.... De dokters familie Kuijperiaanse toestanden DOOR DE GEBROEDERS KUIJPERS, HUISARTSEN IN SCHAESBERG EN KLIMMEN Kuijpers is een veel voorkomende naam in Nederland. Onze vader kwam uit een groot Maastrichts gezin; hij was econoom. In Maastricht leerde hij zijn toekomstige vrouw kennen, die toen nog studeerde aan de Jan van Eyck academie aldaar. Na hun huwelijk zijn ze in Heerlen gaan wonen en kregen drie jongens, waarvan wij de jongsten zijn. Wij zijn een echte eeneiige tweeling en hebben van baby af aan veel op elkaar geleken. Dat leverde in onze jeugd veel plezier op. Je was nooit alleen en kon makkelijk iedereen, inclusief leraren en zelfs je ouders, voor de gek houden. Ze wisten nooit wie er voor dat kattenkwaad verantwoordelijk was of wie nou echt dat proefwerk had gemaakt. 26 3e uitgave 2010 Al die voordelen en dat plezier realiseer je je pas later, als je wat ouder bent. Als kinderen waren we eerder jaloers omdat wij altijd samen een cadeau kregen en onze oudere broer eentje voor zich alleen. Na het atheneum kon Peter meteen in Maastricht aan zijn studie medicijnen beginnen. Dick lootte uit en ging naar Leiden om daar farmacie te proberen, wat hem echter niet zo goed beviel. Mede door de enthousiaste verhalen van Peter besloot Dick om toch weer mee te loten om zo uiteindelijk ook in Maastricht medicijnen te kunnen gaan studeren. Samen hebben we daar in een studentenhuis gewoond, wat veel lol betekende, maar we hadden ook veel hulp en steun aan elkaar. Zo hebben we, naar voorbeeld van de andere studentensteden, het eerste onafhankelijke studentendispuut Prometheus in Maastricht opgericht. Hoe kwam de drive om (huis)arts te worden? Het zit vast een beestje in de genen. Een broer van onze vader was huisarts en militair arts in Roermond. Bij onze ouders kwam regelmatig “Pake” Snijders over de vloer, familie van onze moeder. Deze huisarts was een begrip in Landgraaf en meerdere van zijn kinderen zijn ook (huis)arts geworden. Een volle neef van ons is inmiddels professor interne geneeskunde in Maastricht, zijn zus interniste, en een andere volle neef ook huisarts. Wat zeker is, we hebben beiden geen spijt van onze beroepskeuze. Peter is nu huisarts in een duo­praktijk samen met Brigitte Debets in Klimmen. Dick is solist in Schaesberg. We zijn allebei opleider voor de Huisartsopleiding en er loopt zowaar al een volledig “Kuijperiaans” geschoolde huisarts rond. Beiden zijn we getrouwd met een medisch analiste en allebei hebben we drie kinderen die nagenoeg even oud zijn (toeval of niet?). Huisarts zijn is een mooi beroep. Je hebt veel contact met anderen, zowel patiënten als collegae. En nog steeds, met al dan niet een beetje moeite van onze kant, kunnen we de meesten regelmatig op het verkeerde been zetten. Het blijft dan gokken en ze hebben het steeds voor 50% mis. Ach, zo zijn we nu eenmaal…….we blijven op een lijn. Zit het in de genen? Goed voorbeeld doet goed volgen DOOR ISI SPITZ, AIOS JAAR 3 Je zou het bijna denken dat huisarts zijn in de genen zit. En dan zou het bij mij ook nog dubbel moeten zijn, want ik heb een vader èn een moeder die huisarts zijn. Begin jaren 80 zijn mijn ouders naar Nigeria verhuisd om daar beide als tropenarts aan de slag te gaan. Het beviel ze er zo goed, dat ik daar dan ook geboren ben. Als baby was ik al aanwezig tijdens het opereren. Mijn moeder nam 27 op één lijn 38
Pagina 28
op één lijn 38 3e uitgave 2010 me achter op haar rug mee om samen met mijn vader spoedoperaties te verrichten. Dit was veiliger dan mij thuis achter laten met het gevaar door een slang gebeten te worden. En mijn moeder had haar handen vrij om te opereren. Na drie jaar liep hun contract af en zijn we naar Nederland verhuisd. Mijn moeder had de huisartsopleiding van tevoren al afgerond en mijn vader heeft deze opleiding daarna nog gevolgd. In deze tijd is mijn zusje geboren. Mijn ouders hebben een duobaan als huisarts samen met de buurman en buurvrouw, die ook beide huisarts zijn. Toen wij nog klein waren hebben mijn ouders altijd goed werk en privé gescheiden kunnen houden. Natuurlijk werden er wel eens verhalen verteld aan tafel. Vroeger werd dat in het Engels gedaan zodat wij het niet konden volgen. Naarmate we ouder werden begonnen we te ontdekken waar, of over wie, die verhalen gingen. Ze zijn toen over op het Frans gegaan, maar dat ging hen wat minder goed af. Nog steeds blijven de vieze verhalen aan tafel aanwezig, waarbij onze vader ons tevergeefs probeert te corrigeren. Maar ach, stiekem vindt hij het zelf ook wel leuk. Als kind van een huisartsenechtpaar heb ik allerlei veranderingen op huisartsengebied gezien en ervaren. Ik kan me nog goed herinneren dat mijn ouders vroeger om het weekend en om de nacht dienst hadden. In de zomervakanties werkten ze zelfs drie weken achter elkaar. De oma’s kwamen dan op ons passen. Toen we ouder waren, kampeerden we drie weken in de tuin. Allerlei vriendinnetjes kwamen logeren in de tent en we hebben toen leren koken op een gasstelletje in de buitenlucht. Een heel verschil was de invoering van de autotelefoon. We hoefden niet meer thuis te blijven, we konden ergens in de buurt naar toe met een telefoon zo groot als een kleine dokterstas. Toen ik geneeskunde ging studeren heeft met name mijn vader me gewaarschuwd, “zou je dat wel gaan doen”? Maar dat heeft me er toch nooit van kunnen weerhouden. In 2007 was ik klaar met de studie geneeskunde en kwam de vraag welke specialisatie het zou gaan worden. Kindergeneeskunde en huisartsgeneeskunde stonden altijd hoog bovenaan dit wensenlijstje. In eerste instantie ben ik begonnen met kindergeneeskunde, maar ik merkte al snel dat ik mijn drukke privéleven niet kon combineren met dit werk. Na een tijdje op de SEH in Roermond te Vrijdag 19 november jl ontving Jochen Cals tijdens het jaarlijkse Congres van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) de Heert Dokterprijs voor het beste onderzoeksartikel dat het afgelopen jaar in Huisarts en Wetenschap (H&W) is verschenen. Het artikel is een deels hebben gewerkt, besloot ik te solliciteren voor de huisartsenopleiding in Maastricht, waar ik nooit spijt van heb gehad. Ik vind het een supervakgebied met een hele hoop mogelijkheden. Mijn zusje is 2 jaar jonger en heeft geen geneeskunde gestudeerd. Zij heeft Maatschappelijk Werk en Dienstverlening gestudeerd en is dus ook in de zorgsector gaan werken. Afgelopen zomer heb ik met mijn moeder en zusje een week op de Zonnebloemboot mee gevaren. Dit was echt een unieke ervaring aangezien mijn moeder als mijn supervisor meeging, ik als huisarts in opleiding en mijn zusje in het restaurant werkte. Op dit moment ben ik bezig met het laatste jaar van de huisartsenopleiding. Zelf geloof ik niet dat mijn werk vanuit de genen voorkomt, maar ik geloof wel: ”Goed voorbeeld doet goed volgen.” aangepaste vertaling van het artikel dat eerder in de British Medical Journal werd gepubliceerd en ook daar in de prijzen viel. Het artikel in H&W verscheen onder de titel “Praten en prikken bij lageluchtweginfecties” (Huisarts Wet 2009;52:576­83). 28 3e uitgave 2010 Vader (Pieter) en dochter (Isa) Houwink Ik heb het niet van een vreemde DOOR ISA HOUWINK, HUISARTS EN ONDERZOEKER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE MAASTRICHT antwoordapparaat luisteren. Ik begreep dat ze soms al borstvoedend de patiënten telefonisch te woord stond. Sinds 10 jaar heeft Maastricht een huisartsenpost. Ik durf niet te zeggen hoe lang de huisartsenpost al bestaat in Amsterdam, maar ik weet wel dat dit een enorme verlichting is voor de huisarts. De keerzijde van de medaille is dat je voor het grootste deel van de patiënten die je ziet in de diensturen, hun achtergrond niet kent, iets wat vroeger niet voorkwam. Isa Houwink is onderzoeker bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde en huisarts in Maastricht. Haar huidige praktijkcollega Vincent Zwietering, komt eveneens uit een huisartsgeneeskundig familiair belast gezin (broer Paul was jarenlang huisarts in Geulle). Toen we Isa vroegen of ze een bijdrage aan dit themadeel wilde leveren, zei ze, dat haar vader net met pensioen was gegaan en dat ze bij zijn afscheid een speech heeft gehouden, die goed weergeeft hoe de huisartsband van vader op dochter overging. We hebben de tekst van haar speech redactioneel bewerkt. Op 6 maart van dit jaar werd mijn vader, huisarts Pieter Houwink, 65 jaar. Wij vierden dit op de lange latten in Frankrijk. Mijn vader werkte tot zijn 65e met evenveel passie voor het vak huisartsgeneeskunde als toen hij begon. Behalve, zo vertelde hij mij, “de snotneuzen, nee, daar heeft hij geen zin meer in”. Zijn passie voor het vak heeft hij op mij overgebracht van jongs af aan. Ik vertel vaak met trots dat als een patiënt mij bedankt voor de goede zorgen, dat ik dat (hopelijk) van mijn vader heb. Van jongs af aan kreeg ik het mee. `Wie is de laatste van Dokter Houwink?” Dit heb ik vaak gehoord toen ik als assistente in de Czaar Peterstraat zat op de plek van mijn moeder. Ik vertel nog vaak over mijn ervaringen als doktersassistente aan onze assistentes in Maastricht. Ik vind het namelijk belangrijk dat je als huisarts ook hun functie kent. Zij zijn de eersten die de patiënt moeten opvangen. Mijn moeder moest vaak thuis blijven voor de telefoon, ook als het haar niet altijd uitkwam. De huisartsenpost bestond nog niet en een patiënt met een vraag tijdens diensturen kon niet naar een Als peuter zat ik in de Blankenstraat op peuterschool de Engel. Hier hielden mijn ouders in het begin ‘s ochtends spreekuur. Zo konden ze mij wegbrengen en ophalen. Wij konden vaak makkelijk even bij elkaar langskomen. In die tijd gebruikte men een pieper, een enorm onding zo groot als een accu en die je mee moest dragen. Bij nacht en ontij kon mijn vader worden gebeld. Menig gesprek werd ‘s nachts gevoerd, mijn slaapkamer zat boven die van mijn ouders. Ook nu kreeg ik weer veel mee van zijn werk. Aan de keukentafel ’s avonds vertelde mijn vader soms hevig geëmotioneerd, over “zijn”patiënten. De ene zo geel van de hepatitis als de keukenlamp of een kanariepiet. Verbaasd was ik dan, want een dergelijk geel mens had ik nog nooit gezien. Of over de dood van een jonge man met aids, waarschijnlijk een van de eerst gediagnosticeerde patiënten in die tijd in Amsterdam. Op waarschijnlijk veel te jonge leeftijd leerde ik dus al over de noodzaak van veilig vrijen. Mijn vader werkte ook bij het Aletta Jacobs huis op de Overtoom. Ik kwam daar voor de pil, want dat haalde ik dus echt niet bij mijn vader. En als ze me in dat huis vroegen of ik soms de dochter was van, dan zei ik ‘ja’ met gepaste trots maar ook met een beetje schaamte…. Als kind kregen we ook met enige regelmaat de drugsverslaafden aan de deur van ons huis aan de Hoge Sluijs1. Deze kwamen op tijden dat onze ouders er niet altijd waren en wij met ze via de intercom spraken terwijl zij beneden voor de deur stonden. Wij moesten hen gedecideerd overtuigen van het feit dat ze nu toch echt niet voor recepten konden komen. Soms zaten wij boven in de huiskamer tv te kijken, de kamer vlak boven de spreekkamer aan de Achtergracht, en dan hoorden we plots hard en 1 Huis/woonvorm voor alcohol­ en drugsverslaafden waar Houwink sr. ook als huisarts werkte 29 op één lijn 38
Pagina 30
op één lijn 38 3e uitgave 2010 bulderend gelach! Soms kon je horen, niet letterlijk, dat mijn vader boos was of in ieder geval iets heel erg duidelijk moest maken met zijn bekende harde stemgeluid. Ik denk dat het mij als patiënt wel duidelijk was geworden. Hoeveel huisartsen in opleiding zijn er niet langsgekomen? Allen waren enthousiast en elke keer weer was het alsof het gezin tijdelijk werd uitgebreid. Ze bleven regelmatig eten en als dochter hoorde je vaak wat zij meemaakten in de praktijk, maar ook kregen wij veel mee van hun privéleven. Mijn vader heeft met veel passie zijn haio´s opgeleid. Met een paar oud haio´s heb ik zelf nog regelmatig contact. Mijn vader was dus niet alleen huisarts en opleider, hij werkte ook nog bij het Aletta Jacobs huis en de Hoge Sluijs. En of dat niet genoeg was, was hij ook nog bestuurslid van allerlei clubjes. Tja, ik heb het niet van een vreemde. Het huisartsen computer informatie systeem MicroHIS heeft hij voor een groot deel op poten gezet. Regelmatig nog komen er collega´s in Limburg naar me toe met de vraag of ik soms dochter van DE Houwink ben. Huisarts zijn is me dus met de paplepel ingegoten en met veel enthousiasme mag ik nu het vak in zijn volle breedte en uitdagingen in Maastricht uitoefenen bij mijn bevriend oud opleider Vincent Zwietering. Ik doe het dus wel op mijn manier, maar ook heel erg als mijn vader. Nog steeds lekker eigenwijs, zeer duidelijk en eerlijk naar patiënten en collega´s en promotieonderzoek over genetica in de huisartsenpraktijk. Mijn eigen weg als huisarts en als dochter heb ik gevonden, de passie blijft! Het bloed kruipt waar het niet gaan kan De Tas DOOR GERARD BENTHEM SAMEN MET SASKIA BENTHEM Hij stond al een paar jaar op zolder en er lag een stoflaagje over; net een oude fles wijn. Ongebruikt maar toch met een ongeduldig verlangen om gebruikt te worden. Het gaat om een luxe en dure visitetas van prachtig bruinrood leer, die ik mezelf eind jaren negentig gegund heb. Daarvoor heb ik vele jaren gebruik gemaakt van de saaie en weinig inspirerende NHG­koffer, die elke huisarts wel kent. Een absoluut functioneel, maar ook wel saai huisartsenattribuut. Lang heb ik de nieuwe tas niet gebruikt, want begin 2002 ben ik na een tienjarige parttime aanstelling fulltime gaan werken voor de huisartsopleiding en mijn tas verhuisde naar de zolder. 30 Mijn dochter Saskia had op de middelbare school veelvuldig aangekondigd dat ze absoluut géén arts wilde worden. De cadeautjes, die thuis werden bezorgd, vooral met Sinterklaas vond ze heel leuk, maar de vele telefoontjes en de gesprekjes op straat en in winkels vond ze vervelend, zeker als we samen waren. Ze heeft de inbreuk op de privacy volop beleefd in haar jeugd en dat heeft haar op het huisartsenvak tegen gemaakt. Naar mijn grote verrassing gaf ze op haar 17de aan wel met medicijnen te willen beginnen en ik schrok daarvan. Volgens haar reageerde ik op haar mededeling met de nu legendarische woorden in ons gezin: “ja, maar Sas, sociologie is toch ook leuk”. Ze is een serieus mens en dat maakte dat ik ook wel met enige bezorgdheid haar keuze om medicijnen 3e uitgave 2010 te gaan studeren heb aangehoord. Een serieus mens met een serieus vak is nogal dubbelop. Je gunt je eigen dochter wel een opgewekte loopbaan toe, maar ze koos voor de zware kant met ellende, bloed, pies en poep. In 1998 is Saskia in Nijmegen begonnen aan haar artsenopleiding en dat verliep, zoals ik verwacht had, zeer voorspoedig. Ze bleek zich tot mijn opluchting daar helemaal in thuis te voelen. De opleiding paste bij haar en zeker bij de co­schappen bleek dat ze in patiëntencontacten zich helemaal op haar plaats voelde. Na haar afstuderen koos ze eerst voor een onderzoekstraject en daar bleek ze evenals haar vader niet erg in te passen. Dit kon ik heel goed begrijpen. Daarna koos ze voor “Venray”: psychiatrie en kwam ook nog eens op één van de moeilijkste afdelingen: jongeren met acute opnames en autisme en ADHD­stoornissen. Ook hier bleek ze heel goed bestand tegen realiteiten, waar mensen maar weinig mee geconfronteerd worden, tenzij ze er uitdrukkelijk voor kiezen. Saskia leed hier niet onder en bleek deze werkzaamheden aan te kunnen en ze groeide en bloeide. Ze werkte er, genoot en zag ook de humoristische kanten. “Pap, heb je wel eens een kerstboom gezien die is opgetuigd door een psychotische borderliner en een ADHD­er?” Het is geweldig om als vader te zien gebeuren, hoe je dochter zich helemaal in haar rol als hulpverlener bij ernstige psychiatrische stoornissen thuis voelde. Ze kon en deed dingen, die ik lastig vond. Jongeren met ernstige psychiatrische stoornissen vond ik in mijn huisartsenperiode erg aangrijpend omdat je vaak een leven lang vol lijden ziet aankomen. Toen kwam een beslissingsmoment voor haar: opleiding huisartsgeneeskunde of psychiatrie. Ze kon in Venray blijven en in opleiding gaan, maar de huisartsopleiding lokte ook. Ze overlegde met mijn vrouw en mij en we probeerden neutraal te doen. We hebben allebei de huisartsopleiding gedaan en ons allebei ontwikkeld in de psychiatrie. Ze besloot te solliciteren naar de huisartsopleiding in Nijmegen. De openingszin van haar sollicitatiebrief luidde: “ik wilde vroeger nooit, maar dan ook nooit, dokter worden en al helemaal géén huisarts” Ze werd met glans aangenomen weet ik uit mijn contacten met “Nijmegen”. Toen kwam de tas op de proppen. Ik haalde de tas van zolder, poetste hem wat op en gaf deze aan Saskia aan het begin van de opleiding. Ze is nu klaar met de opleiding, heeft alles volgens de regels doorlopen, inclusief een zwangerschap en bevalling. Nu vertelt ze me, dat ze het huisartsenvak inmiddels ook het mooiste vak van de wereld vindt en dat ze het nog heel veel jaar met heel veel plezier hoopt te doen. Als we bij haar thuis zijn, staat de tas altijd startklaar om meegenomen te worden. Het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan! 31 op één lijn 38
Pagina 32
op één lijn 38 3e uitgave 2010 Puntig Over alignment en de kunst van het vallen DOOR FELIx PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPELIJK DOCENT VUMC Ik woon nog steeds in Nijmegen. Vorig jaar toog ik wekelijks van hier naar de huisartsenopleiding van Maastricht, om reden van de kwaliteit die ik daar trof en die ik eerder in dit tijdschrift al eens ruimschoots bezong. Sinds afgelopen juni staat het roer echter omgekeerd. Gelokt door sirenen ­ zang bevaar ik nu de branding van de Randstad en werk als gedragswetenschapper op het VUmc. Ik ga beide instituten hier niet vergelijken met elkaar. Ik vind dat, op basis van nog maar amper een jaar ervaring, ondoenlijk en zeker onvolledig. Bovendien is het de vraag ‘waarom’ ik dat zou willen doen. Maar wel rijpen langzaam mijn ideeën over de vorming en begeleiding van de aios en het is daarover dat dit artikel gaat. Het is een pleidooi voor alignment, zeg maar: uitlijning ­ zoals een aar zich voegt in de wind en alle ijzerdeeltjes in het magnetisch veld. Nijmegen. Niet echt een stad om er je hele leven te slijten, maar je treft er toch aardige heuvels, bossen en een polder bovendien. Zondags is het er goed toeven, tenminste op de dagen waarop de winkels, godzijdank, nog gesloten zijn. Jong en oud flaneren dan langs de Waal en door het park, al dan niet met kinderwagens en/of aangelijnde hond. Nu doet zich heel merkwaardig voor – ik wist laatst niet wat ik zag – dat al die honden zich een tempo hebben aangemeten wat precies spoort met dat van hun baas of bazin in het bijzonder en de mens in het algemeen. Hoort dat bij de stad? Zowel de bouvier met zijn grote passen als de teckel met haar dribbelarij zijn beiden afgesteld op een gestage vier tot vijf kilometer per uur, ook als ze los mogen lopen en naar eigen inzicht hun weg zoeken door het gras. Ik vind dat eigenlijk heel erg vreemd en bij nader inzien een bijzonder oninteressant feit. Ergens tijdens het eeuwenlang met zachte dwang domesticeren van onze viervoeters, is er een gruwelijke eenheidsworst ontstaan en lopen alle honden voortaan even snel. Ja, de levens vreugd’ is nu aangelijnd, maar de trouwe ogen staan dof. Ik meen soms dat het met de mensen niet anders is gesteld. Vooral op maandagmorgen, als de trein duizenden grijze jassen uitbraakt, zoek ik moeizaam naar de zon. Ik vrees daar de compliance, waar men uiterlijk in het gareel loopt maar de lust tot leven ontbreekt, en hoop ondertussen maar dat ik het fout heb met mijn pessimistische kijk op massa en maatschappij. Zo hoop ik óók dat wij bij het opleiden van de aios vooral uit zijn op een arts bij wie je zelf wel patiënt wilt zijn, niet in de laatste plaats omdat die arts ook klopt als mens. Die over de nodige kennis en kunde beschikt maar daarnaast over deugden als innerlijke overtuiging, plezier in het werk, verantwoordelijkheidsgevoel, doortastendheid, charme, raakbaarheid en relativeringsvermogen. Tijdens het opleiden van dokters willen we niet dwingen en knechten maar doorlopend en verfijnd schaven aan een zogenaamde dubbele integratie. Dit begrip van Frans Siegers verwijst naar het op elkaar afgestemd zijn van de polen (1) persoon, welke op zijn beurt weer uiteenvalt in denken, voelen, willen en handelen (2) beroep in een brede zin van het woord (3) werkveld en werkomgeving. Zelf werk ik liever met het begrip alignment, wat ik wil definiëren als: het met elkaar in één lijn staan van álle relevante factoren in het veld waaronder ook de levensfase, lichamelijkheid, spiritualiteit (roeping), sociaaleconomische (on)mogelijkheden en mij als concrete persoon, hier nu met jou in gesprek. Deze alignment heeft voor mij meer ‘felt sense’ dan de term van Siegers en omvat meer dan iemands professionaliteit. In ieder geval: de arts die het heeft bezien we graag en we zeggen eensgezind van hem: “Die heeft het!” en “Dat is een goede arts!”. Tegen dat soort duidelijke indrukken kunnen, naar mijn mening, maar weinig papieren scoringsformulieren tegenop. Het is een inschatting op basis van gevoel. Ik gun iedere aios “dat het allemaal klopt”, niet alleen omdat het dan een goede arts zal zijn maar ook vanuit het perspectief van de levensweg en het persoonlijke geluk. Hij is immers toch nog altijd eerder mens dan arts. Opleiden is daarom een zorgvuldig vak, waarbij we spiegelen vanuit een breder perspectief en waar vervolgens ontwikkelingsgericht dient te worden ingezoomd. Essentieel is hierbij 32 3e uitgave 2010 de factor vertrouwen: durf je als begeleider te geloven dat deze aios kan groeien en ben je bereid hem daarin bij te staan? Want het is een leerproces waar het om draait en daarbinnen hoeft de aios het halverwege nog niet helemaal te kunnen. Er mág nog worden gefaald en gevallen. De feedback die gedurende dit proces periodiek wordt gegeven dient zuiver van aard te zijn en helder te worden gebracht, opdat de aios kan zien dat het gezegde hout snijdt en als een aan­hem­bewezen­dienst accepteert. Die hem om deze redenen empowert als een lerend subject. Je moet dat als docent of opleider natuurlijk wel kunnen. De kwaliteit van je begeleiding hangt samen met je eigen alignment. Essentieel is dat je ook zelf – op zijn minst: een heel klein beetje – het vallen kent. En weet hoe je van daaruit weer op kunt staan. En jezelf ook steeds die kans weer geeft, ja: levenslang. Stellen zich voor Angèle Bemelmans-Delrock Medewerker studentzaken Mijn naam is Angèle BemelmansDelrock, en ik werk vanaf 1 oktober 2010, drie dagen in de week, als medewerker studentzaken bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Ik heb tot nog toe altijd (in secretariële functies) fulltime gewerkt: 25 jaar bij UWV (uitkerings instantie) en bijna 4 jaar bij WML (waterleidingmaatschappij). Ik heb nu bewust gekozen voor een tijdelijke, parttime, baan om te onderzoeken of parttime werken inderdaad ­zoals in de volksmond wordt gesprokengelukzalig makend is of dat dit voor mij niet opgaat. Ik ben 48 jaar en alweer 16 jaar gelukkig getrouwd met mijn maatje Guido Bemelmans. Guido is vader van twee lieve dochters waarvoor we samen tot voor kort in co­ouderschap gezorgd hebben. Onze meiden, inmiddels alweer 25 en 27 jaar oud, staan nu op hun eigen benen en wij staan op stand­by voor alle (minder)belangrijke ditjes en datjes. We wonen in Maastricht, samen met onze vier katten en soms komt de hond van onze jongste om nog wat extra dierenvreugde in ons leven te brengen. Guido en ik genieten van onze geregelde reisjes, nabij of verder weg. Onze reisjes hebben allerlei vormen; auto/bus/caravan/huurcamper/ vliegtuig én onderwerpen (ski, wandel, stedentrips en trektochten). Daarnaast bewegen wij ons in fijne vrienden ­ kringen, in verschillende sferen. Ik heb een stille liefde voor alles wat met geschiedenis te maken heeft en ik vind het heerlijk om in de keuken te experimenteren met kokke ­ rellen. Verder ben ik leergierig van aard, sportief aangelegd en houd ik wel van een uitdaging. Zoals gezegd mag ik mij sinds 1 oktober medewerker van de vakgroep HAG noemen. Ik heb twee (drie) hele fijne directe collega’s getroffen, Marlies Noevers, Linda Schilder en Lilian Aarts is mijn werkbaas. De bedoeling is dat ik deze dames ga ondersteunen in hun zeer drukke werkpakket. Ik hoop dat ik de bestaande deskundigheid en vakkennis snel mag oppikken en mee helpen uitvoeren en misschien zelfs helpen uitdiepen. Ik zie dit dan ook als mijn huidige uitdaging. Het is een hele ervaring om te zien hoeveel inspanning en man(vrouw)kracht nodig is om co­assistenten passend onder te brengen bij huisartsen. Daarnaast is de ongecompliceerde en prettige werksfeer, ondanks de werkdruk, een genoegen waardoor ik fluitend naar het werk kom. Ik ben bovendien heel blij met het gevoel van welkom wat ik ook ervaar bij de verdere nieuwe collega’s in mijn werkomgeving. 33 op één lijn 38
Pagina 34
op één lijn 38 3e uitgave 2010 Kristel Steegmans Secretaresse Mijn naam is Kristel Steegmans en ik ben 16 september jl. begonnen bij de huisartsopleiding waar ik als secretaresse voor Bas Maiburg (Adjunct­hoofd HAO) en vanaf 1 november voor het nieuwe hoofd ban de Huisartsopleiding Jean Muris (Hoofd HAO) ga werken. Hiervoor heb ik 7 jaar in het azM gewerkt als medisch secretaresse bij de afdeling orthopedie. Ik ben 29 jaar, woon in Riemst (België) samen met mijn vriend Kristof, heb nog geen kinderen maar wel een superschattige kat Nestor, een Britse korthaar. Mijn hobby is schoonheidsverzorging, wat ik in het weekend erbij doe en in de week in de avonduren. Als ontspanning ga ik graag uit met vrienden, uit eten, naar de film, fietsen in de zomer en af en toe wat experimenteren met de kookpotten. Lisette Verheijen Medewerker Studentzaken Mijn naam is Lisette Verheijen en ik werd 44 jaar geleden geboren in Lottum, een klein Noordlimburgs dorpje aan de Maas. Door mijn studie aan de Bibliotheek­ en Documentatie Academie belandde ik ruim 22 jaar geleden in Maastricht en momenteel ben ik alweer 10 jaar woonachtig in Heugem. In mijn vrije tijd vind je me met enige regelmaat terug in het filmhuis of het theater. Ook het bezoeken van popfestivals en –concerten en theaterfestivals heeft mijn interesse. Verder wandel ik graag door het Limburgse heuvelland en doe ik aan Tacoyo. Als vrijwilliger zet ik mij actief in voor Amnesty International: voor de afdeling Maastricht onderhoud ik, als PR­functionaris, de contacten met de media, verzorg de persberichten en houd als webredacteur de website actueel. Vanaf half september ben ik dienst bij de Vakgroep Huisartsgeneeskunde als Medewerker Studentzaken bij de Huisartsopleiding. Mijn taak is ervoor te zorgen dat 34 de organisatie van onderwijsactiviteiten en de daarbij behorende administratieve ondersteuning aansluiten op het aios­curriculum van Jaar 1. Ik heb ervaring opgedaan op verschillende werkterreinen. Zo begon ik in de jaren ´90 als wetenschappelijk boekverkoper bij de Academische Boekhandel Maastricht, vervolgens werd ik documentalist bij het MEMIC en mijn laatste werkgever was de Universiteitsbibliotheek (UB). Op de Randwijck­locatie vervulde ik de afgelopen negen jaar diverse functies, zoals medewerker studielandschap en inlichtingenbaliemedewerker. De laatste drie jaar was ik bij de UB werkzaam als medewerker elektronische abonnementen. In deze baan verzorgde ik de verwerving en beschikbaarstelling van electronic journals en databases ten behoeve van elektronische bibliotheek. Ik heb het erg naar mijn zin op mijn nieuwe werkplek bij HAG. Voor de toekomst hoop ik me goed in te kunnen zetten voor hetgeen de huisartsopleiding hun (eerstejaars) aios biedt. op één lijn 38 3e uitgave 2010 Katrien de Bruijn Opleidersecretariaat Mijn naam is Katrien de Bruijn. Per 1 september jl. ben ik het opleidersecretariaat van de Huisartsopleiding voor 16 uur per week komen versterken. Tot nu toe werd deze klus geklaard door Huub L’Ortye alleen, maar vanwege de uitbreiding van werkzaamheden is dit gewoonweg niet meer haalbaar. Ik ben er dankbaar voor en ben heel enthousiast om met hem de organisatie rond de Huisartsopleiders in goede banen te leiden. De vakgroep Huisartsgeneeskunde is voor mij niet nieuw. Al sinds 2002 verzorg ik het secretariaat rondom het SMILE onderzoek (Studie naar Medische Informatie en Leefwijzen in Eindhoven). Deze studie is een samenwerking tussen de Universiteit Maastricht en de SGE gezondheidscentra in Eindhoven. Ook voor SMILE blijf ik de komende tijd nog werkzaam. Ik ben 40 jaar en woon als van oorsprong Brabantse al 15 jaar met veel plezier in Cadier en Keer samen met mijn man en kinderen. In mijn vrije tijd vind ik het heerlijk om de bossen in te gaan met de hond, speel ik graag een potje tennis en houd ik van koken. Vijf jaar hoofd van de huisartsopleiding; een waar genoegen! Consolideren en verbeteren DOOR PAUL RAM, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT 2005­2010 In de zomer van 2005 nam ik als plaatsvervangend hoofd van de huisartsopleiding het roer over van yvonne van Leeuwen, eerst tijdelijk, waarna ik in januari 2006 officieel werd benoemd als hoofd. Ik had er veel zin in en dat heb ik zo gehouden! Ik gaf toen al aan rond mijn 62e af te willen bouwen, om meer tijd te hebben voor mijn schoolgaande kinderen en om nog een inhoudelijke bijdrage te kunnen leveren aan het onderwijs zelf. “Toetsing en beoordeling” is mijn interessegebied, een thema waarop ik in 1998 gepromoveerd ben. Trouw aan mezelf is nu het moment daar: afscheid nemen als hoofd en op de werkvloer doorgaan als projectleider toetsing, parttime, in Maastricht en in Utrecht bij Huisartsopleiding Nederland. Een mooi moment om terug – en vooruit te kijken, in een korte speelse evaluatie, aan de hand van de kernvraag: wat hebben we de afgelopen vijf jaar bij de opleiding bereikt? De vraag is in wij­vorm gesteld en zeer bewust, om twee redenen. Wat bereikt is, hebben we met elkaar bereikt dankzij de inzet van alle betrokkenen bij de huisartsopleiding (aios, opleiders en staf), niet alleen in Maastricht maar ook daarbuiten. Ik heb kunnen voortbouwen op wat er al was, met dank aan mijn (recente) voorgangers Vic Dubois, Paul Höppener en yvonne van Leeuwen en vakgroepvoorzitters zoals Harry Crebolder en Job Metsemakers. Binnen de faculteit en daarbuiten heeft men ook niet stil gezeten, waardoor de opleiding als onderdeel van de vakgroep onder een dak goed gehuisvest is met prima onderwijsvoorzieningen. Kortom: dank aan de faculteit, de SBOH, de HVRC, de MOVAH, Huisartsopleiding Nederland en onze staf. De tweede reden waarom de vraag in “wij­vorm” is gesteld betreft de beperking van zelfbeoordeling. Onderzoek laat zien dat het met zelfbeoordeling van artsen (in opleiding) niet best gesteld is: wel betrouwbaar (consistent), maar niet valide. Dat geldt dus ook voor mij. Je schat jezelf blijkbaar consequent te hoog of te laag in. Voer voor psychologen c.q. 35
Pagina 36
op één lijn 38 3e uitgave 2010 een gevolg van een optimistische of pessimistische natuur? Wat denkt u zelf? Ik kan mij natuurlijk beroepen op de uitzondering op de regel (n = 1), maar dat doe ik niet. Niets menselijks is mij vreemd en bovendien ben ik van nature een optimist. Ik laat het graag aan anderen over om mijn prestaties te beoordelen en sta open voor alle feedback die dat genereert. Wat zijn nu de prestaties in een vogelvlucht? Een aantal aspecten heeft de afgelopen jaren prioriteit gehad, te beginnen met de capaciteitsuitbreiding. Landelijk gezien een must, ook volgens het capaciteitsorgaan en de minister. Ik ben het daar mee eens en heb er ook privé belangen bij. Een nog niet gemelde conflict of interest! Mijn partner is huisarts en een gebrek aan waarnemers beperkt onze vakantiemogelijkheden. Daar wil ik graag wat aan doen. Vandaar. We zijn gegroeid van 122 aios medio 2005 naar bijna 190 nu, een groei van meer dan 50%. Als het aan het capaciteitsorgaan ligt wordt de instroom landelijk nog verder verhoogd de komende jaren van 600 naar 730 aios. Het starten van zes groepen per jaar leidt bij ons tot een uiteindelijke capaciteit van 216 aios. We hebben dan m.i. door de geografische ligging de grens letterlijk en figuurlijk bereikt. De organisatiestructuur is aangepast aan de groei, er is veel geïnvesteerd in het werven en selecteren van aios, opleiders, staf en stageplaatsen, en met succes, maar het kost ook veel inspanning. En we proberen de voordelen van een kleinschalige opleiding zoveel mogelijk te behouden: de korte onderlinge lijnen, de lage drempels (kom maar kijken, ze zijn er zelfs niet!), met aandacht voor individuele aios, opleiders en stafleden. Daarbij voeren we een goed HRMbeleid t.b.v. de staf en koesteren een stevig netwerk naar onze belangrijkste partners: huisartsopleiders en andere stageverleners. Op speerpunten (o.a. het werven van opleiders en huisartsbegeleiders) is er goed samengewerkt met het basiscurriculum. Last but not least: de kwaliteit van het onderwijs mag niet lijden onder de schaalvergroting. Daarom besteden we veel aandacht voor de kwaliteitscyclus m.b.v. ons gedegen kwaliteitssysteem, dat veel gegevens genereert over het onderwijs (inhoud en methodiek), de docenten, de opleiders, het ondersteunend personeel en de randvoorwaarden. Dat alles is input in de jaargesprekken met de staf en de opleiders en in het managementoverleg. Vernieuwing van jaar 3 (ondersteunend onderwijs) en van het curriculum voor opleiders t.b.v. goed praktijkonderwijs waren belangrijke speerpunten. Consolideren en verbeteren is nu het motto. Ook extern stelden we ons “toetsbaar” op. Het project prestatieindicatoren (inclusief de aiosenquête) geeft ons inzicht in onze sterke en minder sterke punten, waar we vervolgens mee aan de slag gaan. Op de agenda staan o.a. het praktijkonderwijs in jaar 2, het dienstdoen op de huisartsenpost, het verhogen van het leerrendement van toetsen, frequentere observatie en nabespreken van consulten van aios door opleiders. Dit alles kunt u lezen in het beleidsplan van de opleiding. De staf zal zich voor dit alles blijven inzetten, ondersteund door interne en externe scholing, daarvan ben ik overtuigd. Professionalisering van alle betrokkenen komt primair de aios dus de huisarts van de toekomst ten goede, en bevordert tevens het werkplezier. En dat is te merken aan de sfeer op de opleiding: open, betrokken en constructief. Ik draag een geweldig team over aan mijn opvolger, Jean Muris. Jean, veel succes, maak er nog iets mooiers van en by the way, ik blijf nog graag een paar jaar bij de afdeling als coördinator toetsing. Oud aios: hoe vergaat het ze? Het prettige gevoel van samenwerken overheerst DOOR BAS VAN BAVEL EN RIANNE WISSELAAR, HUISARTSEN GEERTRUIDENBERG Wat is er nu leuker dan huisarts zijn en dan ook nog samen met je partner? Dat was in een zin de missie die wij hadden bij het zoeken naar een praktijk. Na een periode van waarnemen, is het ons gelukt om te associëren met een prima collega in het Brabantse Geertruidenberg, geografisch een van de verste uithoeken van het affiliatiegebied van Maastricht. 36 op één lijn 38 3e uitgave 2010 Wij vinden huisarts echt een heerlijk beroep. We hebben fijn contact met ‘onze’ patiënten, die ons gelukkig ook waarderen. Dat is toch een van de vragen die je hebt als je ergens start als de ‘nieuwe’ dokter. Waar we wel tegenaan zijn gelopen, is de immense druk en drukte die een eigen praktijk van ons eist. Het zorgen voor de patiënten is een ding, maar de administratie, het personeelsbeleid en andere randzaken vragen toch meer dan de differentiatie praktijkmanagement heeft kunnen leren. Daarnaast is het ook best wel een pittige opdracht om ons gezin met twee kinderen draaiend te houden tussen alle praktijkdrukte door. Toen onze dochter van drie laatst zei: “als ik later groot ben, word ik ook dokter, want dan kan ik ook heel hard werken”, krabden wij ons toch even achter de oren. Toch overheerst gelukkig het prettige gevoel van de voordelen van het samenwerken zoals samen voor de patiënten staan, samen de leuke dingen van het vak kunnen beleven en elkaar als geen ander kunnen begrijpen in moeilijkere momenten. Overigens is het zeker niet zo dat we dag en nacht over de praktijk praten, we hebben gelukkig ook voldoende andere bezigheden. Een volgende stap voor ons zal het begeleiden van coassistenten worden, waarvoor wij onze praktijk met plezier openstellen. Als wij onze eigen praktijk volledig in de vingers hebben, lijkt het ons erg leuk om jonge dokters in spé te helpen in het proces van dokter worden. Referatendag huisartsopleiding 24 augustus 2010 Zeer hoog niveau DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE In zijn afsluitende praatje na de referatendag zei juryvoorzitter dr. Jelle Stoffers in zijn slotwoord dat de jury genoten had van de presentaties en dat het niveau van de voordrachten zeer hoog was, zowel qua redeneren als presenteren. Goed voor presentaties in nationale kring of publicatie in Huisarts en Wetenschap. Er zijn 8 referaten gegeven, alle gingen over therapeutische aspecten van het vak Met name de praktische consequen ties voor het dagelijks handelen van de huisarts en de kritische beoordeling van de standaarden maakten de referaten zeer interessant. De beste presentatie zowel voor de deskundigen­jury als ook de publieksjury was “Gonartrose: slikken of smeren“ door Susanne Werter, Astrid Plasschaert en Merlijn Schoots. Een zeer mooi vormgegeven presentatie waarbij de beoordeelde artikelen zeer kritisch beoordeeld werden. De conclusie bevat de aanbeveling diclofenac­gel een plaats in de standaard te geven. De tweede plaats voor de deskundigen jury en de 3e plaats voor de publieksjury werd toegekend aan Ernst van der Zijl, Jeanine Pluijmaekers en Roger Snackers voor hun presentatie: “Alleen als ‘ie ijs en ijskoud is “. En dat ging dan over de zin van koelen bij enkeldistorsies. Literatuuronderzoek bleek weinig op te leveren. Relevante studies moesten tot in de jaren 80 gezocht worden. En dan bleek dat dezelfde studies door diverse auteurs zeer verschillend beoordeeld werden. Uiteindelijk werd er geen bewijs gevonden voor een duidelijk nut van koelen. De referenten hebben toen de toevlucht genomen tot de mening van een expert. Deze gaf als aanbeveling het welbevinden van de patient in de overweging mee te nemen. Als derde in de ranglijst van de “deskundigen” en als tweede voor de publieksjury eindigde de presentatie: “De waarde van sublinguale immunotherapie bij allergische rhinoconjunctivitis” door Maartje Janssen, Marjan van den Hove en Sandra Urbach. Ook hier een kritische beschouwing van de artikelen: vaak onderzoek van korte duur, veel conflicts of interest. Een conclusie met het oog op de hoge kosten van de kuren: voor de prijs van 1 kuur kan men 58 jaar lang antihistaminica gebruiken! Een compliment voor dit doelmatigheidsonderzoek. Van de overige 5 presentaties vermeld ik volledigheidshalve de titel: – Betahistine: om duizelig van te worden – Wel of niet behandelen bij subklinische hypothyreidie – Gaan bifosfonaten ook op vakantie? – Protonpomp­inhibitors bij recidiverende gastrooesofagale klachten – Gingko Biloba bij dementie Het was dus een zeer goed gevulde dag met een zeer enthousiast publiek! Eind 2010 is er weer een referatendag voor de 3e jaars AIOS. Ik kijk ernaar uit! 37
Pagina 38
op één lijn 38 3e uitgave 2010 Bijzondere Bekwaamheid: Ouderengeneeskunde Zilveren Draden … DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIE “Een zorgentrepreneur is iemand die nu in China een rollatorfabriek aan het opzetten is.” Aldus Wim de Bie, onze inmiddels 71-jarige nationale mental coach, in reactie op één van de maatregelen waarmee het nieuwe kabinet ook de valpreventie betrekt bij het ombuigen. Ook zeer betrokken bij het wel en wee van ouderen, maar meer als zorgverlener dan als entrepreneur, is Frank Guldemond, huisarts te Ubachsberg, boven de rook van Heerlen. Als springlevende dodo (“dorpsdokter”) is hij ook werkzaam op de herstelafdeling van het plaatselijke verzorgingshuis, en daar groeide zijn al langer bestaande affiniteit met ouderen, en belangstelling voor de vaak complexe zorg die zij nodig hebben. Een logische stap dus, dat hij zich inschreef voor de NHGopleiding tot Kaderhuisarts Ouderengeneeskunde, die hij in 2009 afrondde met zijn inschrijving in het CHBB­register. In heel Nederland zijn op dit moment 35 huisartsen als zodanig geregistreerd, waarvan 2 in Limburg en 5 in Noord­Brabant. Weinig nog maar, want de dubbele vergrijzing, de toenemende multimorbiditeit bij ouderen, de stijgende zorgzwaarte van bewoners van verzorgingshuizen en zelfstandig wonenden, de verschuiving van zorg van de tweede naar de eerste lijn, alsmede de afname van het aantal verpleeghuisbedden, maken de huisartsgeneeskundige zorg aan ouderen ingewikkeld en tijdrovend. Dit geldt niet alleen voor bewoners van verzorgingshuizen, maar ook voor de groeiende groep zelfstandig wonende ouderen. Ouderen vormen zodoende een belangrijke groep binnen de huisartsgeneeskunde, zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin. De huisarts krijgt de komende jaren in toenemende mate ouderen met complexe zorgvragen onder zijn hoede, waarvoor monodisciplinaire zorg en enkelvoudige, ziektespecifieke richtlijnen niet voldoen. Om op een goede manier geneeskundige zorg aan ouderen te kunnen blijven leveren is het noodzakelijk dat huisartsen twee essentiële zaken leren toepassen. In de eerste plaats het voeren van een gestructureerd en proactief beleid, uitgaande van een functionele benadering van de oudere en in samenwerking met andere hulpverleners. Verder het voeren van regie in het versnipperde veld van hulpverlening rond de oudere en diens naasten, zodat de zorg op elkaar afgestemd wordt (doelen en werkwijze). Als medisch generalist is de huisarts de beste kandidaat om sturing te geven aan het zorgproces. En dat bewijst hij/zij al sinds jaar en dag: verreweg de meeste ouderen 38 in Nederland krijgen hun zorg van de huisarts. Alleen is een dergelijke proactieve, preventieve handelwijze in de eerste lijn nog geen gemeengoed, en vaak ook een berg om tegenop te zien. En daar komen de kaderhuisartsen Ouderengeneeskunde de helpende hand bieden. Zij stimuleren huisartsen in Nederland deze gewenste en noodzakelijke omslag te maken, en zijn beschikbaar voor consultatie en scholing aan collega’s, POH­ers, verpleegkundigen, praktijkassistentes en verzorgenden. Tevens staat ouderenzorg op de politieke agenda en willen veel regio’s hun aanbod verbeteren. Daartoe komen uit verschillende geledingen verzoeken om in contact te komen met huisartsen met specifieke kennis en vaardigheden op het gebied van de ouderengeneeskunde. De kaderhuisarts Ouderengeneeskunde is ook hiervoor de aangewezen persoon. Frank Guldemond zet zijn bijzondere bekwaamheid sinds zijn registratie voornamelijk op twee gebieden in. Vanuit zijn jarenlange ervaring als huisartsopleider natuurlijk op onderwijsgebied: een doorwrochte presentatie, samen met hoogleraar huisartsgeneeskunde Pim Assendelft, over Preventieve Huisartsenzorg voor Ouderen op het NHGcongres vorig jaar, en een reeks van vijf nascholingen voor huisartsopleiders van de Maastricht University met als thema “Handvatten voor Ouderengeneeskunde”. Verder heeft hij als kwaliteitsproject tijdens zijn opleiding “SeniorCheck” ontwikkeld, een instrument om de gezondheid van ouderen in kaart te brengen, gedigitaliseerd natuurlijk. Met SeniorCheck kunnen huisartsen (of hun POH­ers) de gezondheid van ouderen gestructureerd meten in het kader van programmatische preventie, en kunnen data verzameld worden om het zo noodzakelijke wetenschappelijke onderzoek te doen. Resultaat is een functionele probleemlijst die leidt tot een integraal zorgbehandelplan, op maat voor de patiënt. Op de website www.seniorcheck.nl kunt u een gedetailleer der overzicht krijgen van zijn plannen voor de ontwikkeling van dit meetinstrument, dat mijns inziens een welkom handvat kan bieden bij het aanpakken van een grote en groeiende uitdaging voor de eerste lijn in de komende 15 jaar. Voelt u zich nog jong genoeg om, ondanks misschien al een paar zilveren draden tussen het goud, u diepgaander met de huisartsenzorg voor ouderen bezig te gaan houden: www.chbb.artsennet.nl op één lijn 38 3e uitgave 2010 Generation x versus babyboomers Wie volgt u op? DOOR yVONNE VAN LEEUWEN, STAFLID VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE MAASTRICHT De titel van dit stukje is op 2 manieren te lezen en dat is ook de bedoeling. Want zowel de vertrekkende als de komende generatie zouden zich moeten buigen over opvolging. Erik Teunnissen, een huisarts en onderzoeker van Generation x uit de buurt van Utrecht en ik als Babyboomer1 hielden daarover een keynote lecture op het Europese Huisartsencongres (WONCA) in Malaga. We deden dit op verzoek van de Vasco da Gama movement, de beweging van Europese jonge (ambitieuze!) huisartsen en aios die een vaste plaats binnen WONCA hebben verworven. Ons pleidooi voor een weldoordacht opvolgbeleid betreft niet zozeer de huisartsenpraktijk zelf, maar vooral al die nevenfuncties die eigenlijk alle huisartsen hebben: het meedoen aan projecten, het vervullen van een rol in zorggroepen, onderwijs, onderzoek, bestuur. Als we niet uitkijken, vinden we daar geen opvolgers voor, want Generation x is kleiner in aantal en heeft naast het werk ook nog veel andere schoteltjes in de lucht te houden. In de literatuur vonden we een aantal behartenswaardige adviezen. De belangrijkste waren: • Het is essentieel te begrijpen en te accepteren dat de opeenvolgende generaties (de babyboomers en Generation x) nu eenmaal anders in elkaar zitten en dat we het met elkaar moeten doen, willen we het erfgoed van de huisartsgeneeskunde behouden. • Elke organisatie, groot of klein – ook een huisartspraktijk – zou een strategisch opvolgbeleid moeten hebben. Carrière c.s. die een review deden over dit onderwerp, onderscheiden daarbij 8 stappen die in bijgaand plaatje zijn weergegeven. Elke organisatie moet formuleren hoe ze met opvolging en binnen komende jongere collega’s omgaat (1). Welke functies moeten worden vervuld en wat voor competenties zijn daarvoor nodig? (2 en 3) Tijdig beginnen met actief zoeken (4) en de binnenkomers ook een goede begeleiding en coaching bieden (5), want te vaak wordt men aan zijn lot overgelaten of meteen naar een voorzittersrol gekatapulteerd (!). Scholing in management en (project­)leiderschap 1 Erik was bestuurslid en medeoprichter van Vasco da Gama en volgde daarna een master international primacy care aan de Universiteit van London. Hij werkt nu o.a. bij het NIVEL. yvonne was 4 jaar mentor van Vasco da Gama. zijn evenmin overbodige luxe, ook al “heeft de vorige generatie het zonder moeten stellen”. Middelen die aan dit proces worden besteed zijn een verstandige investering (7). Uiteraard is een goede evaluatie van “hoe de opvolger het doet” belangrijk als feedback op het selectieproces. Carrière kon uit de literatuur geen voorbeelden vinden van organisaties binnen de gezondheidzorg waar deze 8 stappen alle waren gevolgd. Wij evenmin al konden we in WONCA­verband enkele goede initiatieven aanwijzen. In eigen land hebben we ook een aantal voorbeelden, zoals: het AIOTHO­schap, waarbij de huisartsopleiding wordt gecombineerd met een promotietraject, de junioronderwijsfunctie, waarbij aios vlak na hun opleiding een kleine tijdelijke aanstelling krijgen t.b.v. het onderwijs, in de hoop dat ze enthousiast worden en na een periode van voluit de praktijk in gaan, weer in deeltijd terugkomen. Generation Next, 400 jonge huisartsen die een vereniging hebben gesticht om collectief verantwoordelijkheid te nemen voor hun vak/beroep en hun eigen welbevinden in het uitoefenen daarvan. Ook het NHG en de LHV zijn overtuigd van het belang van een (be)geleide instroom van jongeren en bieden daarvoor trajecten aan. Tot slot is de SBOH een voorbeeld van een vooruitziende werkgever die per jaar 50 aios in de gelegenheid stelt het WONCA congres te bezoeken en daar beroepstrots te ontwikkelen en – in een vergelijking met andere landen ­ de eigen sterkten en zwakten te ontdekken. Nu de zorggroepen nog! Welke heeft een echt jongeren­beleid? Wie biedt een traject van begelei ­ ding en coaching aan? Hoe zit het met de huisartsenposten en het management van gezondheidscentra? Volgend jaar vragen we de senioren hoe hun opvolgbeleid luidt, hebben we in Malaga aangekondigd. “Dat geldt ook voor u en geef het door!” Aan de junioren de oproep nevenfuncties op te pakken, omdat het stimulerend en verrijkend is. “Vraag om een begeleid traject waardoor je in kunt groeien in een organisatie en... ga ervoor! 39

Op één Lijn 37


Pagina 0
CAPHRI School for Public Health and Primary Care op één lijn 37 ONDERWIJS blauwachtig gas binnen zwemhulp informatietechnologie pers. vnw. chemische stof jonge onderzoekers Security Advice Office vader en andere staalbedrijf maak vast interest bevestiging en andere broedTT v. gaan vw. plaats voor vogels Technology Student Association modelbouwschaal uiting v. verrassing plaats in Italië pers. Lening Internet Explorer Europese Gem. narcose specialist het samenwerken laboratorium stad in Ndl. stad in Zweden muzieknoot allergie Ndl. dok en Saoudi Arabië halt bw. inin de jaren stemming binnen uitroep dood persoon ras ui muzieknoot zijn Ndl. spoorwegen belasting stad in Noorwegen plaats (Du) muz. muzikant genre vis compositie hartstop riempje good game bouwwerk water award Extr. kernantigenen een beetje (Fr.) renium loop tijd registratie tijdperk het stelen gaan werken Europese Gemeenschap jij zijn op een plaats verzameling deel v.e. boom discussievorm A arts in opleiding tot huisarts onderzoeker deuntje bazige vrouw Asturisch online bank diversen muzieknoot lid v. de familie landcode voor Israël Sturmabteilung onder andere universiteit marmelade goederenvervoer I O T H O as soon as possible strontium autorace Daily Life Therapy beginsel americium stad in Canada smeekbede ongemanierd stem uitstraling nog van …! vanaf (Lat.) product v.e. kip uitstraling Voluntary Service Overseas rustig aan grondtoon water (Lat.) tip de onbloedgroepsysteem bekende stijlfout nummer gebergte scheepvaart maatschap. pers. vnw. drank papegaai nu haast achter School for Public Health and Primary Care C A deel v. h.lichaam P nota H R I zoon v. Poseidon Security Association menselijk M A A S T R I C H T opname van het lichaam Marok. stad welness boven eerste hulp bevel triest voorbij medicijndoos pakhuis speeltuig L van LUMC omdraaien Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML)
Pagina 2
Inhoudsopgave Colofon Oplage 2000 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Ria Lumeij, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, afdelingen azM & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Adres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht Fotografie Eigen bestand foto pag 29 gemaakt door Anika Corpeleijn, bestuurssecretaris van het NHG foto pag 39 foto van Jean Muris gemaakt door Joey Roberts Deadline volgend nummer 25 oktober 2010 Kaft ontwerp: (zie ook pag 32) Océ Business Services © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Van de voorzitter: Plannen – Job Metsemakers “Maastrichts Mooiste” – Priska Israel & Huibert Tange Zuidelijke Eerstelijnsdag - Babette Doorn Vanuit het onderwijs - Laury de Jonge Scholingsmiddag basiscurriculum - Johan Evers & Janneke van Drunen “HAG hotline, U spreekt met Wil Keulers” - Wil Keulers Ervaring met het duo-coschap vanuit de (duo-)co - Gwen Masclee Onderbroek-met-hond - Katrien Boots Effectiviteit van een beweegprogramma COPD - Annemieke Fastenau PIL-studie: Polyfarmacie Interventie Limburg - Donna Lenders & Rico van Scheijen Astma, een gedeelde zorg in 1e en 2e lijn! - Inge Duimel-Peeters & Rianne Römers Voor u geschreven in Maastricht – Jelle Stoffers Fantastisch grote opkomst CAPHRI dag - Karin Burhenne Bijna een miljoen subsidie voor diverse projecten - CAPHRI AIOTHO’s Spreek uit: Aiej-joo-th:oow AIOTHO is geen Japans voor kwakzalver - Anique van Dorp AIOTHO, waarom? - Philippe Hoogsteder WESP-en Incidentie van acute hartstilstand na invoering van het rookverbod op de werkplek in Zuid-Limburg - Devina Grommen & Michelle de Munter Praktijkonderwijs Ouderenzorg in de huisartsopleiding: wat rendeert? - Kirstin Ponse Verwachtingen van rokers ten aanzien van een nieuw middel voor stoppen met roken: een vaccin tegen nicotineverslaving (NicVAX®) - Marjanneke Otters Een vreemde WESP in het nest – Niels Klein Hoe gaat het met onze kersverse huisartsen? - Nathalie Eymael Het oog van de meester: afscheid Jo Baggen - Hendrik Jan Vunderink Stelt zich voor – gedragswetenschapper Marieke Kools Stelt zich voor – HAB Rianne Smals-Oomen Stelt zich voor – HAB Koen Vanwersch Bijzondere bekwaamheid: Huisarts in de bak - Hendrik Jan Vunderink Nieuw hoofd Huisartsopleiding: Jean Muris 4 5-6 7 8 9 10 11 13 14 15 17 18 21 23 24 24 25 26 28 28 29 30 32 33 34 35 35 36 37 39 Nieuwe onderwijs website www.hag.unimaas.nl/onderwijs 2 op één lijn 37 2e uitgave 2010 Van de redactie Two co or co-co? prijs. “Some guys have all the luck”, of was het simpelweg hard werken en hoge kwaliteit leveren? De eerste hittegolf van 2010 is een feit. De vreemde titel geeft aan dat de zomervakantie dringend nodig is. Collega’s die halsreikend uitkeken naar warm zomers weer, klagen nu over de hoge temperaturen. Het Nationaal Hitteplan is in werking gezet. Buiten zien we het verdorde gras en binnen praten we over min/max temperaturen en al dan niet werkende airco’s. Het is ook nóóit goed. Op één Lijn is dat gelukkig wel. Dachten we een zomers tussendoortje te gaan maken, blijkt het toch weer een mooi uitgebalanceerd nummer. Veel nieuws vanuit de onderwijssectie. Dat is niet zo verwonderlijk nu we al bijna weer aan een nieuw academisch jaar beginnen. Verse huisartsdocenten van het basiscurriculum staan te trappelen in de startblokken. Wie weet zitten er nieuwe talenten bij voor het HAG-hardloopteam. Dat veel HAG-gers sportief zijn, bewijst het verslag van Maastrichts Mooiste. Al ontbraken enkele vaste lopers, het bedrijventeam 15 kilometer veroverde toch de 3e plaats. Het last-minute samengestelde 5 kilometer team liep op ontspannen wijze ook een zeer verdienstelijke race. Patiënten met COPD zullen momenteel helemaal niet moeten denken aan bewegen, maar onderzoeker Annemieke Fastenau legt uit wat gespecialiseerde fysiotherapeuten voor ze kunnen betekenen. Onderzoekers die de lat nog hoger leggen, zijn de PIL onderzoekers. Polyfarmacie hebben we het dan over. Wie is nu niet met polyfarmacie bezig? PIL wil patiënten gaan beoordelen en evalueren. Samenwerking tussen zorgverleners waarbij een centrale rol voor de patiënt is weggelegd. Astmazorg: gedeelde zorg, sluit zich daarbij aan. Verkapte onderzoeksprojecten zijn te vinden in de stukjes van onze oer-Hollandse AIOTHO’s, al doet hun functienaam of onderzoeksproject soms anders vermoeden. We blijven nog even bij onderzoek en afkortingen: de WESP-en, zesdejaars geneeskunde studenten die hun wetenschapsstage bij ons deden, melden hun resultaten. De pakkende samenvatting van onze wetenschappelijke output wordt wederom verzorgd door dr. Jelle Stoffers. CAPHRI, onze UMC koepel voor onderzoek & masteronderwijs, heeft u veel goed nieuws te melden. Zowel Jochen Cals als André Knottnerus hadden dubbel Wie eerstelijns oogheelkunde zegt, denkt Baggen. Jo Baggen, oud huisarts en docent, nam in maart van dit jaar op 80-jarige (!) leeftijd afscheid als docent. Een icoon. Ook bijzonder, maar op een andere manier, is de bijzondere bekwaamheid van Jeroen Smeets uit Maastricht: justitiële huisartsgeneeskunde. Heeft u ook een bijzondere bekwaamheid en wilt u daarover graag verhalen, laat het ons weten. Tot slot een aantal nieuwe medewerkers bij de huisartsopleiding. Zij zijn klaar voor de toekomst: laat de aios maar komen! Het huidige hoofd dr. Paul Ram kan de sectie met een gerust hart overdragen aan zijn opvolger. Wie dat wordt? Bedankt alvast voor uw reacties op de vraag of Huisartsgeneeskunde in uw familie vaker voorkomt dan gemiddeld. Later dit jaar brengen wij het thema “Huisarts: een familiaire belasting?” uit. Uiteraard zullen ook de vaste rubrieken vertegenwoordigd zijn. Voor de zoveelste keer, maar daarom niet minder gemeend: een prachtige zomer en een fijne vakantie. Als we terug zijn, is het gras weer groen, zijn de airco’s stoffig en klagen we dat het koud is. Gelukkig maar, dan kan het eindejaarsnummer warmte brengen! Babette Doorn 3
Pagina 4
op één lijn 37 2e uitgave 2010 Van de voorzitter Plannen DOOR JOB METSEMAKERS, VAKGROEPVOORZITTER HUISARTSGENEESKUNDE EN HUISARTS IN GEULLE Ook aanwezig is het bewijs dat als meer artsen zich met dezelfde patiënt met bijvoorbeeld multi-morbiditeit gaan bemoeien, er meer fouten gemaakt worden en de kosten enorm oplopen. Zij pleit voor wat zij noemt: “comprehensiveness in primary care”, wat ik vertaal als bij elkaar houden van de zorgprocessen, ofwel regie houden. Het is ook een waarschuwing om op te passen voor alle separate zorgprocessen voor diabetes, COPD, depressie, cardiovasculaire aandoeningen, die we los van elkaar inrichten, terwijl de patiënt meerdere ziektes tegelijk heeft. Bij die patiënten moet één en liefst dezelfde huisarts de samenhangende zorg blijven geven. Dat is een van mijn reflecties bij de huidige veranderingen in de zorg, voordat er weer nieuwe plannen komen. We maken voortdurend plannen voor alles wat we doen. Geen toekomst zonder beleidsplannen. Het huidige moet altijd weer veranderd worden wegens voortschrijdend inzicht, financiële motieven, persoonlijke voorkeuren, ontwikkelingen in de samenleving, en ga zo maar door. Dat veranderen wordt vaak benoemd als kenmerk van een “Lerende Organisatie”. Essentieel is daarbij, net zoals bij leermomenten in het onderwijs, dat er een duidelijk moment van reflectie is. Even stilstaan bij het heden, analyseren en reflecteren waarom iets wel of niet verlopen is, en dan pas een nieuwe koers uitzetten. Vaak wordt reflecteren overgeslagen en denken we dat iedereen toch duidelijk ziet waarom het anders moet. De verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn achter de rug, en we wachten op een regeringscoalitie. Ook daar zullen weer plannen gemaakt worden. Het is te hopen dat Den Haag nu echt begrijpt welk belang gehecht moet worden aan een sterke Eerste Lijn met een centrale rol voor de huisarts. Barbara Starfield (VS) is een wereldbekende onderzoekster van de effecten van een zorgsysteem op zorguitkomsten. Haar onderzoek (en dat van heel veel anderen) maakt glashelder dat landen met een sterke Primary Care/Huisartsgeneeskunde betere gezondheidszorguitkomsten hebben tegen lagere kosten met een eerlijker verdeling over de gehele populatie. Het bewijs daarvan is in de literatuur volop aanwezig. 4 Overigens doen we als Vakgroep Huisartsgeneeskunde ook aan beleidsplannen maken. Waar staan we wat betreft het onderwijs, de opleiding en de verdere deskundigheidsbevordering, en waar willen we naar toe? Hoe staan we ervoor wat betreft het wetenschappelijk onderzoek? Maar het meest essentiële deel van ons beleidsplan in wording gaat over de relatie met U. Hoe moeten we die verdiepen, of vorm geven zodat het niet alleen gaat om vragen maar ook om geven? Kunnen we iets voor U betekenen? Wat U voor ons kunt betekenen dat weten we beiden heel goed: langdurige toezegging van stageplekken voor studenten uit de studie geneeskunde, opleidingsplekken voor toekomstige huisartsen en deelname aan wetenschappelijke projecten, die vaak opgezet zijn door uw, in het veld werkzame, collegae. (zie voor voorbeelden verder in deze uitgave). Hoe vormen we die relatie zodat die anders wordt dan elk jaar een (bedel) brief en talloze telefoontjes van ons aan U? En dan zijn er ook nog vakantieplannen. Dat vraagt ook beleid in het samenvoegen van wensen van de verschillende gezinsleden. Een vakantie voor de rust, ontspannend maar toch actief, de zon en de zee of toch de cultuur? Ik vind wat U kiest allemaal prima. Als U maar uitgerust weer op tijd in de praktijk bent als de studenten komen. Die hebben ook plannen: dokter worden. En daarvoor hebben we weer stageplekken…. Geniet van de vakantie! op één lijn 37 2e uitgave 2010 Maastrichts Mooiste 15 kilometer Het voegt wat toe trots te zijn op elkaar DOOR PRISKA ISRAEL, RAZENDE REPORTER Er ontstond enige aarzeling met betrekking tot de snelle lopers van de vakgroep, zij van 'boven', en wij van de huisartsopleiding, wij tragen van 'beneden'. Gelukkig hebben we als huisartsopleiding tijdens ons afdelingsuitje in mei in Veenhuizen kunnen trainen, al dan niet met een kater, en dat heeft in ieder geval tot uitbreiding van ons team gezorgd. vlnr boven: Jochen, Gerrit Jan, Paul vlnr. onder: Job, Priska, Robert Het allerfijnste van hardlopen vind ik dat je alleen maar je schoenen nodig hebt. Overal vrij om te lopen. Lekker buiten, wat stress kwijt raken, wat endorfines cadeau krijgen, conditietraining, kortom ideaal eigenlijk. Om mezelf ook in het najaar te motiveren om wel te gaan, minstens 1 keer per week, een uur, liefst vaker, maar dat lukt meestal niet, heb ik me de afgelopen twaalf jaar opgegeven voor de Zevenheuvelen loop in Nijmegen. Cool in november, 15 kilometer, zeven heuvels, en lekker veel medestanders. Ik loop daar meestal samen met mijn zusje en mijn vader en vrienden, en we lopen allemaal 'chronisch' ongeveer 11 km/ uur. Dus gezellig. Een soort van onderhoudsbeurt, zeg maar. Maastrichts Mooiste viel meestal samen met vakantieplanningen of andere leuke dingen. Had ik nog nooit gelopen. Vorig jaar heb ik wel de Enci-bergloop gedaan. Mooie plek, 8,5 km, beetje koud, en erg snelle medestanders. Mijn onderweg aangenomen loopmaatje, ook in oranje, vroeg mij steeds of wij de laatsten waren... Het plan om dit jaar met Maastrichts Mooiste mee te doen, als 'bedrijventeam', oftewel, met het hag team, kwam wat laat en onverwacht. Na mijn toezegging werd ik wat nerveus. In mijn herinnering deden alleen hele snelle mannen en vrouwen mee: marathonlopers, triatleten, ambitieuze mathematisch ingestelde lopers die willen winnen! Na checken van de route op internet werd ik nog wat nerveuzer: 15 km met twee keer pittig stijgen, en als je te langzaam bent kun je uit de route verwijderd worden......! prijsuitreiking Maastrichts Mooiste 5 Uiteindelijk hebben we allemaal vooral erg plezierig gelopen, mooi weer, prachtige route, sfeervolle ambiance en genoeg tijd en ruimte om elkaar toe te juichen bij de finish. Blije mensen, allemaal. Ook langs de lijn zijn verschillende hag-genoten gesignaleerd, waaronder Henk Goettsch op drie verschillende plekken (!). Hij juichte ook zijn dochter toe, maar dat kon mijn pret niet drukken. Teamleider Jochen Cals heeft het geheel perfect geregeld, en dankzij hem, Robert, Gerrit-Jan (de trainer van Geert Jan die zelf helaas verstek moest laten gaan met een pijnlijke knie) en Job, en met Paul en mij als hekkensluiters, werden we derde! We dachten dat het een grote grap was, vandaar dat Job en geblesseerde Geert Jan alleen bij de prijsuitreiking waren. Job geloofde er wel in, gelukkig. Ik wil volgend jaar weer! Het voegt wel wat toe om trots te zijn op elkaar, als team, en niet alleen blij en tevreden te zijn over je eigen prestatie. Ik heb huisartsopleiders op persoonlijke titel moe maar voldaan zien finishen. Toch ook wel jammer, zo zonder hag-shirt. Graag een groot hag-team volgend jaar! En dan het liefst wat eerder opgeven zodat we ook wat kunnen trainen, samen, en wat meer dames (graag)! Onze kleur is cerise, naast het donkerblauw van de heren.
Pagina 6
op één lijn 37 2e uitgave 2010 HAG-team 2 Het op-de-valreep-5 km-team DOOR HUIBERT TANGE, ONGETRAINDE RAZENDE REPORTER Op de valreep slaagde HAG erin een team voor de 5 km-bedrijvenloop op de been te brengen voor Maastrichts Mooiste. Na een laatste oproep meldden zich nog enkele late beslissers aan, onder wie ikzelf. Op hoop van zegen weliswaar, want het was meer dan 25 jaar geleden dat ik een dergelijke afstand rennend had afgelegd. Thuis vond ik nog een paar oude loopschoenen. De zolen lieten wat los bij de neuzen, maar het ging nog wel. Voor trainen was geen tijd meer. te komen. Op de brede Wilhelminabrug was dit geen probleem, maar in Wyck werden de straatjes smaller en maakte het asfalt plaats voor kinderkopjes. Dat werd dus opletten op voorgangers en voeten. Maar er viel ook te genieten, want je kwam langs Maastrichts Mooiste plekjes. Maar aan alles komt een eind, ook aan Maastrichts Mooiste. Achter de finish stonden Jochen en Job ons al op te wachten. En later zag ik ook andere HAG-medewerkers tussen het publiek staan. Mooi, al die belangstelling. Na nog wat nababbelen werd het tijd om de afgekoelde spieren te bedekken. Terug naar de Maastricht Music Hall. Onderweg stonden kraampjes met drinken, fruit en vlaai. Ook kregen alle deelnemers een heuse medaille uitgereikt plus een plastic tasje met inhoud. De inhoud? Foldermateriaal van andere hardloopwedstrijden. Ik had het kunnen weten. Een dag later werden de uitslagen gepubliceerd op internet. Ons 5km-team was als 19de van de bedrijventeams geëindigd, een positie in de middenmoot. Ik denk dat we daar tevreden mee mogen zijn. In het individuele klassement eindigde ik als 233ste van de 1584 deelnemers. Niet slecht voor een ongetrainde 50-plusser. Dat smaakt naar meer. Volgend jaar doe ik weer mee, en dan getraind! Het 5km-team bestond verder uit Isa Houwink (met kindin-buggy), Stijn de Vries, WESP-student Arwen Jacobs, Yvonne Winants, Joost Dormans en Job Metsemakers. We zouden verzamelen bij Café Centre Ville, op de hoek van het Mosae Forum. Job had echter besloten om toch de 15 km te lopen (chapeau!) en Yvonne was verlaat vanwege verplichtingen in of om de processie van Scharn. Gelukkig kwam ze net op tijd voor de groepsfoto. Jochen, die zijn 15km-race al had gelopen, wees ons de weg naar de registratie. De start was op de Markt. Vanwege de buggy van Isa vertrok ons team als laatste in de lange stoet. Het duurde dus even voordat we in beweging kwamen. Maar twee minuten na het startschot passeerden ook wij de start. Als laatste starter heb je het psychologische voordeel dat je niet door anderen wordt ingehaald. Je hebt echter het praktische nadeel, dat je moet zoeken naar gaatjes in de mensenmassa om vooruit 6 Promotieaankondiging Paul Houben promoveert op vrijdag 17 september 2010 om 14.00 uur in Maastricht. Promotores zijn prof.dr. Trudy van der Weijden en prof. mr. dr. Richard Grol De titel van zijn proefschrift luidt: “Interpretation of diagnostic test results: Pretest expectations, test interpretation and management decisions in routine general practice.” Paul is voormalig AIOTHO en werkt tegenwoordig bij het VUMC in Amsterdam als huisartsdocent. op één lijn 37 2e uitgave 2010 Zuidelijke Eerstelijnsdag 27-10-2010 Vakgroep Huisartsgeneeskunde goed vertegenwoordigd DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Algemeen Op woensdag 27 oktober 2010 wordt in Eindhoven de Zuidelijke Eerstelijnsdag gehouden. Deze vakdag is gericht op het opdoen van kennis, (multidisciplinair) samenwerken en contacten leggen binnen en met de zuidelijke eerste lijn, zodat er uiteindelijk nog betere zorg verleend kan worden. De Zuidelijke Eerstelijnsdag is er voor Huisartsen, Doktersassistenten, Fysiotherapeuten, POH'ers, Nurse Practitioners, Eerstelijnspsychologen, Apothekers, Diëtisten, Oefentherapeuten, Verloskundigen, Huisartsen in opleiding, Huid- en Podotherapeuten, Ergotherapeuten, Medewerkers in de eerstelijns GGZ en Managers, werkzaam in de eerste lijn en onderzoekers? De vakdag is gratis toegankelijk. Voor het volgen van 4 workshops kunnen huisartsen 7 accreditatiepunten verkrijgen. Inbreng Huisartsgeneeskunde De dag is onderverdeeld in thema’s (workshops en lezingen) en een beursgedeelte (inclusief demonstraties). De vakgroep zal met een informatiestand op de beurs staan. Daarnaast geven medewerkers van de vakgroep lezingen en of workshops. Voor het thema “Toekomst van de Zorg - De Patiënt Centraal”, zal onze kersverse hoogleraar Trudy van der Weijden een lezing verzorgen over individuele en collectieve patiëntparticipatie. In deze lezing worden actuele ontwikkelingen in patiëntenparticipatie geschetst, waarbij kritisch wordt gereflecteerd op de sterke en zwakke kanten en op de effecten op patiëntgerichte zorg. Het leerdoel is het kunnen benoemen van verschillende modellen en methoden voor patiëntgerichte zorg, met onderscheid in collectieve en individuele patiëntparticipatie. Marije Koelewijn, recent gepromoveerd bij Trudy, zal u met enkele collega onderzoekers bijpraten over de Impala1 studie. Over hoe de patiënt centraal staat bij cardiovasculaire risicopreventie in de eerstelijn. Een methode die praktijkondersteuners in de huisartspraktijk leert om mensen met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten op te sporen, het risico met hen te bespreken en samen met hen te werken aan een plan op maat om gezonder te gaan leven. Implementatie van onderzoek! 1 IMPALA = Improving patient adherence to lifestyle advice Tot slot in dit cluster: de zin en onzin van preventieve ouderenzorg. Onderzoekers Mandy Stijnen en Inge Duimel vertellen over hun ervaringen vanuit het project (G)OUD, Gezond Oud. Over de vroegopsporing van ouderen (zelfstandig wonenden75+) in een (mogelijk) kwetsbare positie binnen de huisartsenpraktijk. De onderzoekers willen graag met u in discussie over de zin en onzin hiervan en zullen hun eerste ervaringen met u delen. In het cluster “Samenwerking” vindt u ook 2 bijdrages van Maastrichtse bodem. Uniek voor Maastricht is haar ligging: de Euregio. Veelal stopt ons onderzoek en onderwijs bij de grens, maar waarom is dat eigenlijk? Zijn de verschillen wel zo groot als we denken? Zijn we niet sterk bevooroordeeld over elkaars denken en doen? Missen we hierdoor ook kansen? We vroegen het onze hoogleraar Maastricht/ Leuven en huisarts te Maasmechelen, prof. Frank Buntinx. In zijn workshop “Huisarts aan beide zijden van de grens” zal hij samen met hoofdverpleegkundige Inge ‘t Kindt stapsgewijs door het thema lopen. Dat er nog veel braakgelegen terrein is, zal aan het einde van de sessie weer eens blijken. Optimale samenwerking tussen zorg en wetenschap: het kan. Onderzoeker Mark Spigt zal uitleggen welke samenwerking tussen de universiteit en de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven tot stand kwam. De ene partner kan niet zonder de ander, we weten het wel, maar hoe kan je het mes aan 2 kanten laten snijden? Betere zorg is zorg die goed onderzocht is en waar resultaten hebben aangetoond dat het werkt. Evidende based en practice based gaan hand in hand. Wetenschap dicht bij de zorg brengen en de zorg laten profiteren van de wetenschap. Inspirerend voor andere zorggroepen? Op het moment van schrijven werken we ook aan een bijdrage vanuit een academische praktijk in Terwinselen/ Kerkrade over het gemeenschappelijk consult door huisarts en POH samen voor groepen patiënten met dezelfde aandoeningen. Hoe of wat, dat laten we nog even open. In elk geval kunt u alle informatie vinden op www.eerstelijnsdag.nl (zuidelijk kiezen). 7
Pagina 8
op één lijn 37 2e uitgave 2010 Vanuit het onderwijs Een bewogen jaar DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS EN ACADEMISCH HUISARTS IN ELSLOO Met de zomervakantie in het vooruitzicht loopt het academisch jaar 2009-2010 ten einde. Zoals u in het vorige nummer van Op één lijn heeft kunnen lezen is na lang beraad besloten te stoppen met de praktijkcontacten in jaar 3 in de huidige vorm. Na vele jaren van programma aanpassing bleken de geplande leerdoelen nog altijd niet gehaald te worden, wat ook resulteerde in matige studentevaluaties. Zowel vanuit onze eigen vakgroep als vanuit de studentgelederen en onderwijsinstituut wordt veel waarde gehecht aan een contact in de huisartspraktijk in de eerste fase (Bachelor) van de geneeskunde opleiding. We willen het volgend academisch jaar gebruiken om te bezinnen aan welke inhoudelijke eisen dit contact moet voldoen en vervolgens de logistiek vormgeven. De introductie van een dergelijk nieuw programma zal dan waarschijnlijk samenvallen met de start van het gereviseerde geneeskundecurriculum, in september 2011. In het begin van het jaar luidden we de noodklok wat betreft het aantal opleidingsplaatsen voor coassistenten in de huisartspraktijk. Met geweldige extra inspanningen is het dramatische tekort van vele tientallen studentplaatsen gereduceerd tot ongeveer 15 studenten die later dan gepland hun coschap nog moeten lopen. De winst aan stageplaatsen is vooral verkregen door extra inspanningen door u, de huisartsopleider. Door uw actieve medewerking aan het plaatsen van een extra coassistent of zelfs twee co’s tegelijk konden vele studenten geplaatst worden. In deze Op één lijn beschrijft coassistente Gwen Masclee haar ervaringen als duo-co. 8 Het aantal nieuwe opleiders nam tegelijkertijd toe, met name ook door de inspanningen van wervingscoördinator Lilian Aarts en ambassadeur Wil Keulers. Op de volgende bladzijden kunt u meer lezen over Wil zijn inspanningen en ervaringen in het land. Een andere plezierige ontwikkeling is het toenemend aantal docenten binnen onze vakgroep. Dit betreft zowel ervaren huisartsen die om verschillende redenen toe zijn aan een carrière verandering als ook huisartsen die recent hun opleiding afgerond hebben. Katrien Boots was eerder al als huisartsbegeleider betrokken, na een uitdagende periode in Dubai is zij terug in Maastricht. Zij schrijft over haar ervaringen en ook over de combinatie praktiserend huisarts en huisartsdocent aan het basiscurriculum. Mede ook om het opleiden van coassistenten voor u aantrekkelijk te maken en te houden zijn de terugkom/ nascholingsdagen opnieuw gestart. Tenminste twee maal per jaar mag u van ons een uitnodiging verwachten, waarbij u in nauwe samenwerking met docenten van de huisartsopleiding een interessant en interactief programma voorgeschoteld krijgt. Huisarts en docent Janneke van Drunen beschrijft haar ervaringen in deze Op één lijn. Wellicht beschermt u nu uw gezicht met deze Op één lijn tegen al te felle zon of produceert uw glas goede Italiaanse wijn een keurige ronde vlek op dit stukje. Hoe dan ook wil ik u een plezierige vakantie toewensen. 2e uitgave 2010 Scholingsmiddag basiscurriculum Docentprofessionalisering voor opleiders en begeleiders DOOR JOHAN EVERS, ORGANISATIE EN JANNEKE VAN DRUNEN, HUISARTSBEGELEIDER Op donderdag 15 april was het na enige tijd van afwezigheid weer zover. Op de agenda stond een nascholingsbijeenkomst voor huisartsopleiders en huisartsbegeleiders die actief zijn binnen het basiscurriculum geneeskunde. Ongeveer vijfendertig enthousiaste huisartsen reisden af naar Urmond om een gevarieerd programma te volgen op onderwijsgebied met als doel hun kennis en vaardigheden te vergroten. Het programma werd geopend door de coördinator van het coschap huisartsgeneeskunde Jean Muris. Hij heeft de aanwezige huisartsen geïnformeerd over de opzet en de inhoud van het coschap huisartsgeneeskunde. Aansluitend kwam een onderwerp aan bod waar elke opleider dagelijks mee te maken krijgt in de praktijk: het geven van feedback aan de student. Henk Goettsch, gedragswetenschapper bij de huisartsopleiding, heeft ons op een interactieve en enthousiasmerende manier aan de slag laten gaan met dit onderwerp. Trudy van der Weijden, bijzonder hoogleraar Implementatie van Richtlijnen in de Geneeskunde, besprak in een lezing de achtergronden en de praktische aanpak van de opdracht 'Kwaliteit van Zorg'. Deze opdracht wordt door elke coassistent uitgevoerd in de stageverlenende huisartspraktijk. Na een diner zijn huisartsopleiders en huisartsbegeleiders in kleine groepen gezamenlijk aan de slag gegaan met het bespreken van een SOEPELverslag met één van de aanwezige coassistenten en het beoordelen van een geobserveerd patiëntcontact. Het was kortom een gevarieerd programma zowel wat onderwerpen als wat werkvormen betreft. Om u een indruk te geven van de ervaringen van één van de deelnemers geef ik graag de pen over aan huisartsbegeleider Janneke van Drunen. Onderwijs geven en krijgen doe je samen Tja, wat moet je met een co…. en je hebt ze ook in zoveel soorten en maten. Het op een juiste manier begeleiden valt soms niet mee. Daarom was het erg prettig om weer eens met elkaar te kunnen brainstormen. Wat willen we ze meegeven: ik denk hoe veelzijdig en interessant ons vak eigenlijk is. Via de opdrachten proberen we de 4 competenties te belichten en te toetsen: medisch expert, wetenschapper, werker in de gezondheidszorg en professioneel gedrag. Het was goed om nog eens te horen wat de achtergrond van de opdrachten is, onder andere door de presentatie van Trudy van der Weijden. Wat ik van de middag in Urmond heb meegenomen zijn handvatten hoe je om kan gaan met lastige situaties bijvoorbeeld door middel van het geven van feedback. Wat ik erg leuk vond was het begeleiden van een simulatienabespreking van een SOEPEL-verslag. Als HAB zat ik in een groepje met 2 opleiders en een coassistent om te kijken hoe de opleiders invulling gaven aan het nabespreken van een SOEPEL-verslag. Het was leuk en leerzaam om te zien hoe verschillend beiden te werk gingen. Waar de een met name direct uitleg gaf over een casus (zowel medische inhoudelijk, als het benadrukken van het belang van het vragen naar psychosociale omstandigheden en werk), bevroeg de ander de coassistent meer. Deze probeerde op een interactieve manier de coassistent aan het denken te zetten en samen tot differentiaal diagnoses te komen. Het was leuk om te horen hoe ze bij elkaar zagen dat het ook anders kan. Ook de directe feedback van de coassistent op de manier van nabespreken werd als nuttig en leerzaam ervaren. Iets waar ze eigenlijk ook in de praktijk best wel behoefte aan zouden hebben. Zo bleek maar weer: onderwijs geven en krijgen doe je samen. Ik vond het een leuke, inspirerende dag en hoop eigenlijk dat er de volgende keer nog meer mensen zijn. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd en ook des te meer input en mogelijkheden om van elkaar en elkaars situaties te leren. Organisatie: bedankt! Dat er nog veel inspirerende bijeenkomsten mogen volgen! www.hag.unimaas.nl/onderwijs 9 op één lijn 37
Pagina 10
op één lijn 37 2e uitgave 2010 Coschap Huisartsgeneeskunde onder druk “HAG hotline, U spreekt met Wil Keulers” DOOR WIL KEULERS, HUISARTS NP EN HAB BIJ DE COSCHAPPEN “Het ergste vind ik wanneer een huisarts me niet eens terugbelt” Wil Keulers Inleiding redactie In Randwijck kennen we Wil en collega Mieke Winten als het HAG-dreamteam. Samen ‘streden’ ze om de prijs voor beste Huisartsbegeleider van het jaar 2008-2009 met fantastische punten. Dat ze hoog gewaardeerd worden door de co’s, is overduidelijk. Elke 10 weken trekken ze op maandagmorgen ten strijde richting de onderwijsruimtes aan ‘de overkant’. Elke 10 weken start een nieuwe groep co’s met het coschap Huisartsgeneeskunde. Wie Wil of Mieke als HAB heeft, krijgt in no time te horen wat het vak inhoudt, en ook alle vooroordelen over het vak worden meteen de provincie uitgeholpen. Zo doe je dat. Aan de kant van de studenten zit het dus wel goed, maar hoe staat het aan de kant van de praktijken, de huisartsen? We realiseren ons dat we steeds meer vragen van de toch al actieve kern van opleiders, maar hoe zit het met de huisartsen die nog geen co’s ontvangen? Waar knelt het en vooral: hoe lossen we de knelpunten op? Om de onderste steen boven te krijgen kreeg Wil ook een wervingstaak erbij. Hoe dat gaat en of het leuk is vroegen we aan hem zelf. Al jaren moeten hemel en aarde bewogen worden om voldoende opleidingsplaatsen voor coassistenten Huisartsgeneeskunde te vinden. Dit coschap van 10 weken neemt in de artsenopleiding in Maastricht een belangrijke en gewaardeerde plaats in, en terecht. Immers, Huisartsgeneeskunde is een specialisatie en alleen al om die reden verdient het een plek in de reeks verplichte coschappen die deel van de opleiding uitmaken. Iedere student moet kennismaken met de eerstelijn en met de huisartsenpraktijk in het bijzonder. Niet iedere arts in opleiding hoeft te kiezen voor het huisartsenvak, maar ze dienen wel te weten wat het vak inhoudt, hoe de eerstelijn georganiseerd is, hoe er gewerkt wordt, wat de (on)mogelijkheden zijn, wat het specifieke karakter is van het vak en hoe het staat met de wetenschappelijke onderbouwing. We nemen een duidelijke en niet weg te denken positie in binnen de Nederlandse gezondheidszorg en we zijn betaalbaar en onmisbaar, ook niet onbelangrijk ten tijde van bezuinigingen en kostenbeheersing. Helaas neemt het aantal opleidingsplaatsen voor co’s in absolute zin af. Niet alle studenten kunnen rekenen op doorstroming, simpelweg omdat er gewacht moet worden op een plek bij een gemotiveerde huisarts (!). Kunt u zich het voorstellen dat u destijds in uw eigen opleiding vertraging zou hebben opgelopen om deze reden? Nee toch? Dat er geen plek is, heeft in veel gevallen een heldere logistieke reden hebben: andere collega’s zijn erbij gekomen (denk aan de komst POH) en daarbij hebben ook zij stagiaires. En wat als de numerus fixus verdwijnt? Niet voor niets experimenten we nu al met duoschappen waarbij 1 plek wordt gedeeld door 2 co’s. Indien fysiek nodig, dan kunnen we ook nog de co’s opdelen over de week. We zijn flexibel maar de rek lijkt eruit. Bovenstaande maakt een ultieme wervingspoging nodig. Het secretariaat probeert momenteel alle ‘witte vlekken’ goed in beeld te krijgen. Het mag een medische aandoening lijken, maar dat is het niet. We bedoelen met witte vlekken die praktijken waarvan nog geen enkele huisarts deelneemt of heeft deelgenomen in het verleden. Aan mij de taak om 10 op één lijn 37 2e uitgave 2010 deze groep telefonisch te benaderen, althans ik doe een poging want het is lastig om een huisarts aan de lijn te krijgen. De slaagkans dat het me in 1 keer lukt is slechts 10%. Een groep van 40% kan gebeld worden op een nader af te spreken tijdstip. De andere groep, de helft dus, belooft me terug te bellen op mijn mobiele nummer. Ik hanteer hierbij geen beperking in het tijdstip. Dat u het weet! Een aantal huisartsen neemt na een vriendelijke reminder alsnog de moeite om me terug te bellen, maar dit levert meestal geen positief resultaat op. Niet teruggebeld worden betekent voor mij geen belangstelling. Ik betreur dat ten zeerste. Laten we hopen dat ik het deels mis heb, en dat er een communicatiestoornis kan optreden binnen uw praktijk. In dat geval geef ik u alsnog mijn nummer: 06-50479733 Het lijkt wel alsof het nog niet doorgedrongen is hoe belangrijk het is dat u meehelpt met het opleiden van nieuwe artsen. De toekomst van ons vak wordt hierdoor waarlijk bedreigd. Nieuwe artsen zijn de toekomstige behandelaars, dus ook van onszelf als mens. Intussen blikken we ook over de grens en evalueren we onze contacten in België en Duitsland om te zien of we die grenzen ook nog wat kunnen oprekken. Maar de oplossing voor het tekort dienen we toch echt in onze regio te zoeken. Persoonlijke noot Ik ben 33 jaar met veel plezier huisarts geweest in Munstergeleen. Opleiden vond ik heerlijk, het hield me bij de tijd en het gaf me de mogelijkheid over te brengen wat ik aan kennis verworven had gedurende mijn loopbaan. Sinds 2008 ben ik huisartsbegeleider bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Ook dat is een fijne bezigheid. Gelet op de kwaliteiten kunnen wij de toekomst met een gerust hart tegemoet zien, maar waar het wringt, dat heb ik u net proberen uit te leggen. Zoek met ons mee naar plaatsen of laat weten hoe wij kunnen helpen of adviseren om co’s op te nemen. Help mee. Ervaring met het duo-coschap vanuit de (duo-)co DOOR GWEN MASCLEE, COASSISTENT Gwen Masclee “Sinds het begin van dit academisch jaar kampt het coschap huisartsgeneeskunde met een fors tekort aan stageplaatsen in de huisartspraktijk. Naast de intensivering van alle wervingsactiviteiten zijn er ook verschillende plaatsingsvarianten ontwikkeld. In de groepspraktijk in Elsloo waar ik werk, hadden we zo het genoegen om kennis te maken met het duo-coschap, waarbij twee coassistenten afwisselend in de praktijk aanwezig waren. Uit praktische overwegingen, vooral op basis van onze eigen deeltijd-aanwezigheid, hebben collega huisarts Loes van Bokhoven en ik gekozen om ieder de helft van zo’n duo te begeleiden”. Aldus de opleider. Voordat ik mijn ervaring als co in een duo-constructie zal geven, zal ik me eerst voorstellen en mijn interesse in het medisch vak geven. Daarna zal ik reflecteren over een aantal punten van het duo-coschap vanuit mijn ervaring. Mijn naam is Gwen Masclee en eind mei jl. heb ik het coschap huisartsgeneeskunde afgerond. Ik heb dit coschap dus als één van de co’s van een duo gelopen. Ik moet toegeven dat voordat ik het coschap begon, standaard vooroordelen over een huisarts had zoals ‘het wordt pas interessant als je een patiënt doorstuurt’, ‘huisartsen hebben kennis over veel ziektebeelden, maar geen diepgaande kennis’. Als internist in spé met voorkeur voor de gastroenterologie en met ambitie om wetenschappelijk onderzoek te doen, ging ik met een zeer kritische blik, zowel over medische zaken als de rol van de huisarts in de 1e lijn, het coschap in. Het was mijn insteek om de huisartsgeneeskunde en de zorg in de 1e lijn in brede zin mee te maken. Bovendien vond ik het belangrijk om een zo goed mogelijk beeld over 11
Pagina 12
op één lijn 37 2e uitgave 2010 (de rol van) de huisarts te krijgen, aangezien ik niet zelf het huisartsvak in wil. Ik was geplaatst in een academische praktijk, waar 4 parttime huisartsen en een HIDHA werkzaam zijn. Naast het feit dat we als duo geplaatst waren, was er ook sprake van een duo-opleiderschap; dat wil zeggen dat er 2 huisartsopleiders (HAO’s) waren. Ik had een vaste HAO, die voor mij het aanspreekpunt en beoordelaar was, en voor mijn mede-co was dat een van de andere huisartsen. Samen met mijn mede-co hadden we beschikking over 1 spreekkamer; de beschikbaarheid hierover hebben we verdeeld (ieder 2 dagen). Op deze dagen was de kamer ‘heilig’ en konden we zelfstandig patiënten zien. Echter op de overige (‘niet-spreekkamer’) dagen wel in de praktijk aanwezig. De eerste vraag die je kunt stellen is of je als duo-co wel genoeg patiëntencontacten krijgt. Gemiddeld heb ik 8 patiënten zelfstandig op een dag gezien. Het is wel belangrijk om patiënten (en het soort klachten) te selecteren die door de co gezien kan worden om zo met zoveel mogelijk verschillende aandoeningen in aanraking te komen. Als ik nu terugkijk, heb ik veel gevarieerde klachten gezien en daarmee ook een goede weerspiegeling van veel voorkomende kwalen in de 1e lijn. Ik denk dat juist doordat we goede afspraken hadden over de beschikbaarheid van ‘onze spreekkamer’, we de meerwaarde van patiëntcontacten in kwaliteit hebben omgezet. Het zou voor mij geen meerwaarde hebben gehad om kwantitatief zelfstandig meer patiënten te zien. Dit komt omdat ik van ‘productie draaien’ geen extra kennis vergaar, maar juist minder alert wordt als patiënten zich met soortgelijke klachten presenteren. Op de ‘niet-spreekkamer’ dagen was er ruimte om de andere aspecten van de zorg in de 1e lijn te ervaren. Hieronder vallen het meelopen van een aantal spreekuren van de praktijkondersteuners, de diëtiste, fysiotherapeut en de verloskundige. Zo heb ik patiënten die ik verwezen had naar de fysiotherapeut opgevolgd door mee te gaan naar de fysiotherapie. Deze ‘extra’ zaken kunnen de spreekkamer niet vervangen, maar zijn wel bijdragend geweest voor mijn beeld over de eerste lijn en praktisch medische kennis. Verder hebben we op de extra dagen de geobserveerde patiëntcontacten gepland. Het begeleiden van een duo-co is belangrijk, en al helemaal in een drukke praktijk. Door het aanwijzen van 1 HAO voor iedere coassistent afzonderlijk, was het voor mij en mijn mede-co duidelijk wie ons aanspreekpunt was en wie de “SOEPELs” en beoordelingen deed. Tijdens alle dagen in de praktijk werd tijd ingeroosterd voor ons in de agenda van de HAO’s. Zo werd specifiek tijd gecreëerd voor nabesprekingen van ‘mijn’ patiënten. Ik heb de nabesprekingen en het vrijelijk laten gaan van mijn 12 gedachten als het leukste en interessantste moment van de dagen ervaren. Hierbij kwamen onder andere deze gedachtes aan de orde: ‘wat nou als juist deze patiënt die ene is waar ik dat zeldzame geval mis’, ‘is het de hulpvraag van de patiënt of meer mijn eigen hulpvraag?’, ‘wat zou ik doen als de patiënt net iets mondiger was geweest?’ ‘als er straks wél iets uit het bloedonderzoek komt, wat dan? of als er juist niets uitkomt?’. In het begin roosterden we hier structureel tijd voor in, later kwamen we vanzelf in de discussies terecht. In ieder coschap en in iedere leersituatie is het eigen initiatief van de coassistent belangrijk. Ik denk en ervaar dat de inbreng van een enthousiaste coassistent hierbij mede doorslaggevend is. Ik ben immers als coassistent in de praktijk om te leren, en net als in ieder ander coschap is het belangrijk om je eigen kennis aan te scherpen en om leermomenten te creëren. Mijn leermomenten gedurende dit coschap gingen enerzijds over medisch inhoudelijke zaken, anderzijds over de relevantie van bijvoorbeeld ‘het benoemen van een diagnose/syndroom’ en het belang hiervan voor de patiënt, diagnostisch onderzoek en de consequenties ervan, het correct coderen als ICPC-code (wil je alles coderen, en zo ja, op welk moment?). Doordat ik regelmatig vroeg aan de huisartsen of assistentes hoe het met patiënten verder was gegaan, en bijvoorbeeld of onze diagnose vóór het insturen naar de eerste hulp klopte, kreeg ik later in mijn coschap steeds vaker spontaan van de huisarts terugkoppeling over patiënten. En hoe zit het dan met de continuïteit van zorg over patiënten als er 2 coassistenten in de praktijk rondlopen? Ik heb ervaren dat ook dit goed mogelijk is om te volgen. Door zelf assertief te zijn en patiënten terug te laten komen bij hun ‘vaste’ huisarts, op ’mijn spreekkamerdagen’, kon ik zelf de klachten van patiënten evalueren na verloop van tijd. Zo heb ik ook de herevaluatie van klachten na een tijdsbestek, één van de belangrijkste aspecten van de huisartsgeneeskunde, kunnen ervaren. Een duidelijke vorm van continuïteit van zorg voor patiënten is een palliatief traject. Doordat ik in een drukke praktijk zat waar de huisartsen parttime in de zorg werken, kon ik in een palliatief traject een aanspreekpunt zijn voor de patiënt. Deze patiënt liep als rode draad door mijn coschap waarbij we vaste visitedagen hadden, wat voor mij stiekem toch een lichtpuntje was iedere week (‘hoe zou het nu met hem gaan?’). De keren dat zijn vaste huisarts (mijn HAO) er niet was, kon ik juist inspringen en fungeren als ‘insider’ (ik kende de medische zaken en situatie rondom de patiënt). Voor de patiënt en diens partner was het fijn dat tijdens deze visites een bekend gezicht naast het bed stond en niet enkel één van de andere huisartsen uit de praktijk. Voor zover ik kan vergelijken met medestudenten uit mijn groep op de terugkomdag, merk ik aan hun ervaringen als ‘solo-co’ in een praktijk, dat ik zeker geen minderwaardig coschap heb gehad. Juist doordat we als duoco zijn geplaatst, waren we, als co’s en HAO’s, ons bewust van het op één lijn 37 2e uitgave 2010 belang meerwaarde te halen uit patiëntcontacten. Door doelbewust met de beschikbare tijd en contacten om te gaan heb ik, denk ik, juist heel veel uit het coschap gehaald. De overlapping van onze aanwezigheid in de praktijk heb ik noch negatief, noch als ‘kruisbestuivend’ ervaren. Door goede afspraken liepen we elkaar niet in de weg. Net als in andere coschappen is natuurlijk fijn om ervaringen of losse rafels over patiënten met een maatje te bespreken. De opdracht kwaliteit van zorg hebben we wel met hetzelfde hoofdthema gedaan, maar expliciet met een eigen deelonderwerp. Kortom, mijn doel voor het coschap om de zorg in de 1e lijn in brede zin mee te maken heb ik met ontzettend veel plezier vervuld. Daarnaast heb ik enkel positieve ervaringen met het coschap huisartsgeneeskunde. Ik heb absoluut geen minderwaardig coschap gehad doordat ik als duo-co geplaatst ben. Schijn bedriegt Onderbroek-met-hond DOOR KATRIEN BOOTS, HUISARTSDOCENT slaapkamer ging de man op de rand van het bed zitten en begon, zo groot als hij was, te huilen bij de eerste vraag die ik hem stelde. Zo dreigend als de man even had geleken, daar in het midden van de nacht in zijn onderbroek, zo breekbaar en hulpeloos was hij nu, pratend over zijn angsten, zijn slapeloosheid en de dingen waar hij over piekerde. Katrien Boots Ik had de bel nog niet losgelaten of de voordeur die toegang gaf tot het flatgebouw zwaaide open en ook de deur van de woning zelf stond, zo zagen we toen we de trappen naar de derde verdieping beklommen hadden, wagenwijd open. Er werd met smart op ons gewacht... en dat midden in de nacht. Ik liep met mijn dokterstas in de hand met de chauffeur van de gele HAP-auto in mijn kielzog naar de lege deuropening. Vlak voordat ik die bereikte verscheen er ineens een man: groot, dik en alleen gekleed in een onderbroek... Naast hem een hond die niet bepaald klein te noemen was. Ik hield mijn pas heel even in, geïntimideerd door het beeld in die deuropening en me ineens heel bewust van het feit dat mijn mannelijke metgezel zich achter en niet voor mij bevond. Na een korte aarzeling stak ik echter mijn hand uit, stelde me voor ‘dokter Boots, huisarts’ en stapte over de drempel. De man ging ons voor naar zijn slaapkamer –twee stappen naar rechts- en de hond liep de andere kant op. In zijn Schijn bedriegt en een buitenkant is ook maar een buitenkant. En dat de buitenkant een heel ander beeld van iets kan geven dan de binnenkant die eronder schuil gaat, is mij in de anderhalf jaar die ik in Dubai woonde en werkte nog meer duidelijk geworden. Het goud schitterde er, het marmer blonk en het ene hotel was nog luxer en groter dan het andere, maar de gezondheidszorg was het drijfzand in de woestijn. Klinieken te over, vol dokters met namen, titels en vooral curriculum vitae die gouden bergen beloofden... voor een dito prijs. In Dubai is geld belangrijk en helaas lijkt de goudkoorts ook een deel van de medische sector aangetast te hebben. Natuurlijk, er zullen vast oprecht goede en eerlijke dokters hebben gewerkt, maar helaas zijn er toch ook teveel verhalen over dermatologen die ineens bij een controle zeventien moedervlekken weghaalden die allemaal kwaadaardig zouden zijn of tandartsen die te vullen gaatjes zagen in tanden waar werkelijk niets mee aan de hand was. De eerstelijns zorg staat er in de kinderschoenen en omdat de huisarts er geen poortwachtersrol vervult, ziet hij in praktijk vooral de snotneuzen en verkoudheden, want voor grotere medische problemen wordt direct een specialist geconsulteerd, liefst overigens in het ‘thuisland’, wanneer het expats betreft. 13
Pagina 14
op één lijn 37 2e uitgave 2010 De effen kleur van de kamelen verruilde ik daarom, heimwee hebbend naar verzorgingshuizen, palliatieve zorg en meer echt-Hollandse huisartszaken, recent weer voor de vlekken op de koeien . Burka’s werden weer onderbroeken, maar de ‘sa2’ blijft natuurlijk de ‘sa2’ .. zoals een patiënt in een burka een gevoel bij je oproept dat je consultvoering kan beïnvloeden, zo is ook een “Sloggi” of een “Marlies Dekkers” bepalend voor de manier waarop je een patiënt tegemoet treedt. Omdat ik graag wil overbrengen hoe kleurrijk onze koeien zijn, hoe en hoe breed en ‘hip and happening’ het huisartsenvak is, combineer ik mijn praktijkwerk met onderwijstaken binnen het basiscurriculum, waarbij ik een grote uitdaging zie in mijn toekomstige rol als coördinator van het co-schap huisartsgeneeskunde in jaar vier. Geitenwollen sokken zijn uit de tijd: onderbroeken-methond zijn in! Hoeveel beweging is nodig voor een patiënt met COPD? Effectiviteit van een beweegprogramma COPD DOOR ANNEMIEKE FASTENAU, PROMOVENDUS VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM, CAPHRI Waarschijnlijk is het een bekend beeld in uw huisartsenpraktijk. Een patiënt met COPD, die veel hoest, kortademig is bij inspanning, en niet in beweging te krijgen is. Wat kunt u deze patiënten bieden naast de juiste medicatie en een stoproken behandeling? U zou deze patiënt kunnen doorverwijzen naar een eerstelijns fysiotherapiepraktijk voor een beweegprogramma COPD om de vicieuze cirkel van kortademigheid, vermijden van fysieke inspanning, verslechtering van conditie, nog meer kortademigheid, vermindering van de kwaliteit van leven en ga zo maar door, te doorbreken. Annemieke Fastenau rechts In Oostelijk Zuid-Limburg zijn we gestart met het onderzoek naar de effectiviteit van een beweegprogramma voor mensen met licht tot matig COPD. In deze regio kwamen diverse belangrijke voorwaarden bij elkaar; we sluiten aan bij de huidige zorg volgens de (nieuwe) DBC COPD, voldoende expertise onder een netwerk van fysiotherapeuten en geïnteresseerde huisartsen en praktijkondersteuners. Beweegklas 14 Het onderzoek vindt vrijwel volledig plaats in de fysiotherapiepraktijk. Maar, we beseffen dat samenwerking met de verwijzers een belangrijke schakel is in het succes. Het enige dat we van u vragen is om bij patiënten met COPD GOLD stadium (I en) II en kortademigheidsklachten er alert op te zijn dat deze patiënten doorverwezen kunnen worden voor een beweegprogramma. De fysiotherapeut doet verder de gehele aanmeldprocedure voor het onderzoek, alle metingen, de uitvoering van het beweegprogramma en de dataregistratie. op één lijn 37 2e uitgave 2010 Kortom, qua belasting een ideaal onderzoek voor huisartsen en praktijkondersteuners om aan mee te werken! Op korte termijn willen we ook in Maastricht starten met de inclusie van patiënten. En verder loopt dit onderzoek parallel met een onderzoek naar de invloed van fysiotherapie op exacerbaties, van Emmylou Beekman van de Vakgroep Epidemiologie. Als u als huisarts of praktijkondersteuner vragen heeft over beide onderzoeken of als u wilt weten welke fysiotherapeuten met COPD-expertise bij u in de buurt meedoen, dan kunt u contact met mij opnemen. annemieke.fastenau@hag.unimaas.nl of 043-3882836 PIL-studie Polyfarmacie Interventie Limburg DOOR DONNA BOSCH-LENDERS, HUISARTSONDERZOEKER EN RICO VAN SCHEIJEN, APOTHEKER-ONDERZOEKER In september 2010 gaat de PIL-studie van start. In bijna 30 huisartsenpraktijken in de regio’s Heerlen-Parkstad en Maastricht-Heuvelland zullen ongeveer 1200 polyfarmaciepatiënten worden beoordeeld en geëvalueerd. Polyfarmacie is een onderwerp waar elke huisarts mee te maken heeft. Er zijn gemiddeld 160 polyfarmaciepatiënten per FTE huisartsenpraktijk. Eigenlijk zouden die allemaal jaarlijks beoordeeld moeten worden. Begin er maar eens aan... Dat gaan we dus doen met de PIL studie. De methode Twee jaar geleden is in MCWK, een academische huisartsenpraktijk te Kerkrade, een methode ontwikkeld waarbij polyfarmacie patiënten gezamenlijk worden beoordeeld door huisarts, apotheker, praktijkondersteuner (PO), specialist en patiënt zelf. Patiënten bleken veel vertrouwen te hebben in deze combinatie van zorgverleners. Daarnaast werd de patiënt thuis bezocht door de PO om met meer tijd en aandacht het medicatiegebruik te kunnen bespreken zodat de patiënt beter werd gehoord en begrepen, vooral over eventuele therapieontrouw. De specialist bleek ook een belangrijke speler te zijn. Patiënten waren meer bereid tot aanpassingen in medicatievoorschriften als de specialist op de hoogte was. Daarnaast hielden de wijzigingen ook beter stand als de specialist was betrokken in de evaluatie en werd niet alles weer ‘op het oude gezet’ na een eerste bezoek van de patiënt op de poli. De samenwerking in de beoordeling tussen huisarts en apotheker ligt voor de hand, omdat zij samen de meeste expertise en kennis hebben over de patiënt en zijn geneesmiddelengebruik. PIL-studie In september starten we met de PIL-studie. De daadwerkelijke interventie zal op 3 verschillende tijden van start gaan in telkens 10 nieuwe praktijken. Zo starten in oktober de eerste 10 praktijken, in januari de volgende 10 en in april 2011 de laatste groep. Door gebruik te maken van deze zogeheten ‘stepped wedge design’, is de studie in opzet een randomized controlled trial (RCT). Scholing zorgverleners Voordat de praktijk start met de interventie krijgen huisartsen, apothekers en praktijkondersteuners scholing op maat. Bij de praktijkondersteuners wordt veel aandacht besteed aan wijze van interviewen en technieken om therapieontrouw boven water te krijgen. Huisarts en apotheker krijgen scholing in hoe zij een integraal medicatieadvies op basis van alle verzamelde gegevens kunnen opstellen. Voor de specialisten in het azM en Atrium MC worden bijeenkomsten belegd waar uitleg wordt gegeven over de studie en wat zij als medezorgverlener kunnen doen in de beoordeling van de medicatie van polyfarmaciepatiënten. Thuisbezoek PO De patiënt wordt thuis bezocht door de PO. Deze brengt het daadwerkelijke medicatiegebruik in kaart. Hierbij is veel aandacht voor zelfzorgmedicatie en eventuele kruiden, maar ook voor therapie(on)trouw. Er wordt aan patiënten gevraagd hoe ze denken over voorgeschreven medicamenten en de reden waarom ze sommige tabletten niet op de voorgeschreven manier innemen. Ook inhalatietechnieken worden samen bekeken, net als de bewaarmethodes voor de verschillende medicamenten. Integraal medicatieadvies Daarna stellen huisarts en apotheker samen een integraal medicatieadvies op op basis van een vast stappenplan. Hierbij worden de gegevens van de PO, de medicatielijst zoals bekend in het HIS en AIS (apothekers informatie systeem) 15
Pagina 16
op één lijn 37 2e uitgave 2010 vergeleken met elkaar en met de bekende indicaties, interacties, bijwerkingen, labwaarden (onder andere leveren nierfunctie) en de BMI. Door al deze onderdelen in de beoordeling te betrekken, wordt het integraal medicatieadvies zo volledig mogelijk. Omdat sommige geneesmiddelen initieel zijn voorgeschreven door een specialist, wordt het medicatieadvies aan de behandelende specialisten toegezonden, met een adviesvoorstel bij sommige medicamenten. De specialist kan dan onderbouwen, waarom sommige combinaties van tabletten wel of niet moeten worden voortgezet. Als de reactie van de specialist binnen is, wordt de patiënt uitgenodigd op het spreekuur van de huisarts. Zij bespreken dan samen de voorgestelde wijzigingen in de medicatie. Dit gesprek is van belang, zodat voor de wijzigingen ook echt draagvlak wordt gecreëerd bij de patiënt. Als hij er niet in gelooft, is de kans groot dat tabletten nog niet op de juiste wijze ingenomen worden. Natuurlijk geldt dat tijdens de periode dat er wijzigingen plaatsvinden in de medicatie, er vaker controles zijn bij de huisarts. Als een stabiele fase wordt bereikt, dan gaat de patiënt binnen de PIL-studie de follow-up periode van 1 jaar in. Follow-up Tijdens deze follow-up periode is er een belangrijke signaleringsrol weggelegd voor de apotheker. Allereerst zal er maandelijks een pill-count worden gedaan; de patiënt haalt maandelijks zijn tabletten in de apotheek, en levert dan 16 de doosjes van de afgelopen maand in. Als er nog tabletten over zijn, is eventuele therapieontrouw sneller in kaart gebracht. Daarnaast is het zo dat als patiënten bij een specialist zijn geweest en daar een recept hebben gekregen, ze vaak al dezelfde dag worden gezien door de apotheker, terwijl eventuele wijzigingen in de medicatie bij de huisarts pas bekend zijn als de brieven binnen komen. Als blijkt dat er wijzigingen in de medicatie zijn, dan geeft de apotheker dit meteen door aan de huisarts. De patiënt komt tijdens de follow-up periode na een half jaar en na 1 jaar ook nog eens bij de huisarts op het spreekuur om te evalueren hoe het allemaal gaat. De verwachting is dat de patiënt een betere kwaliteit van leven zal hebben en een verminderde zorgconsumptie, door een betere afstemming van de medicatie. Inspanning en opbrengst De PIL-studie is een omvangrijke studie, niet alleen qua patiëntenaantallen, maar vooral ook door alle stappen die moeten worden doorlopen. Het evalueren en beoordelen van polyfarmacie patiënten moet echter multidisciplinair gebeuren, omdat er vaak zoveel verschillende zorgverleners betrokken zijn bij deze patiënt. Als daarin geen goede samenwerking en afstemming met elkaar kan worden gevonden, neemt het aantal risicovolle voorschriften alleen maar toe. Iedereen weet dat patiënten meer therapieontrouw zijn, naarmate ze meer medicijnen moeten nemen. op één lijn 37 2e uitgave 2010 De verwachting is dat ook dit zal afnemen, als er beter wordt geluisterd naar de patiënt, eventuele interacties en bijwerkingen zoveel mogelijk worden weggenomen en door betere informatievoorziening richting de patiënt. De huisarts lijkt samen met de apotheker de beste combinatie te zijn, om deze omvangrijke klus te klaren en te bewaken. De huisarts heeft de meeste informatie over de patiënt, zoals indicaties, zogenoemde ‘clinical rules’ (labwaarden etc.) en gegevens van alle betrokken specialisten. De apotheker is daarnaast natuurlijk de persoon die het beste de eventuele interacties, bijwerkingen en adequate doseringen voor bepaalde waarden kan inschatten en toepassen. De PO lijkt een belangrijke brugfunctie te vervullen tussen patiënt en de betrokken zorgverleners. De specialist heeft als voorschrijver van meer specialistische medicatie vaak een goed onderbouwde reden waarom bij een bepaalde patiënt is afgeweken van de meer voor de hand liggende geneesmiddelen en combinaties. We hebben dan ook hoge verwachtingen van deze studie en zien de samenwerking met de huisartsen en praktijkondersteuners uit 30 praktijken, nagenoeg hetzelfde aantal apothekers, en de specialisten uit het Atrium MC Heerlen en het Academisch Ziekenhuis Maastricht dan ook met veel enthousiasme tegemoet. Meer info? Wilt u meer informatie over de PIL studie? Kijk dan eens op www.pil-studie.nl (of: www.hag.unimaas.nl/pil) Wanneer u interesse heeft om deel te nemen, dan kunt u mailen naar Donna.Lenders@HAG.unimaas.nl Een pilotstudie Astma: een gedeelde zorg in 1e en 2e lijn! DOOR INGE DUIMEL-PEETERS, ONDERZOEKER, HAN HENDRIKS, KINDERLONGARTS AZM & RIANNE RÖMERS, NURSE PRACTITIONER De zorg voor patiënten met astma kan, mede in navolging van de huidige en steeds vaker geprotocolleerde COPDzorg, wellicht ook beter. Of is dat niet nodig? Aanleiding Naast de aandacht voor COPD wordt in Nederland sinds eind jaren ‘90 door het NIVEL ook de ervaren kwaliteit van astmazorg bij patiënten gemeten. Aan de hand van deze uitkomsten kan de kwaliteit van astmazorg verbeterd worden. Op de Wereld Astmadag in 2007 rapporteerden het NIVEL en het Astmafonds dat astmapatiënten een gebrekkige afstemming tussen verschillende zorgverleners ervaren. Het Astmafonds pleit voor een keurmerk voor ‘integrale astmazorg’ gebaseerd op ervaringen van patiënten. Onderzoeksgegevens over gemeten tevredenheid van ouders en kinderen met astma over de ontvangen zorg zijn nauwelijks bekend. Dit was aanleiding voor onderzoek. De centrale onderzoeksvragen waren: 1. Hoe ervaren ouders en hun kind met astma van 6-16 jaar de kwaliteit van zorg verleend door hun huisarts uit de regio Maastricht en de kinder(long)arts van het azM in de periode 2005-2007? 2. Bestaat er een verschil in het oordeel van ouders en kinderen met astma over de kwaliteit van zorg geleverd door de huisarts en door de kinder(long)arts? Zo ja, in welke mate? Onderzoekspopulatie De onderzoekspopulatie werd gevonden in een database die vanaf 2005 door de kinder(long)artsen wordt gebruikt op de kinderpolikliniek van het azM. In totaal werden 206 kinderen (in 7 gevallen uit hetzelfde gezin) geschikt bevonden voor deelname. Per gezin werd één enquêteformulier verstuurd, in totaal 199 enquêtes met toelichting. Kinderen vanaf 12 jaar ontvingen de informatie aangepast aan hun leeftijd. Ouders en kinderen werden verzocht de enquête ‘gezamenlijk’ in te vullen en anoniem te retourneren. De respons was 39%. Meetinstrument Om kwaliteit van zorg te meten werd de Quote COPD als basisdocument gebruik. Quote staat voor QUality Of care Through the patient’s Eyes (kwaliteit van zorg vanuit patiëntenperspectief). Met deze vragenlijsten kunnen meningen, ideeën, wensen en ervaringen van patiënten betrokken worden in beleidsvorming van organisaties. 17
Pagina 18
op één lijn 37 2e uitgave 2010 Resultaten Tot op heden is er nog weinig onderzoek verricht naar de mening en verwachtingen van chronische astmapatiënten. Ook het aantal beschikbare meetinstrumenten is beperkt. Ondanks het relatief laag aantal respondenten binnen deze studie vormen deze resultaten wel voldoende legitimatie voor verder onderzoek. De resultaten tonen aan dat zowel voor de huisarts als voor de kinder(long)arts de kwaliteit van de verschillende onderdelen van astmazorg voor verbetering vatbaar zijn. Voor de huisarts geldt dit in grotere mate in vergelijking met de kinder(long)arts. Echter, het kan ook andersom. Zo scoorde de longarts in de studie van de Quote COPD slechter in vergelijking met de huisarts op het gebied van ‘bejegening’. Binnen deze studie, gericht op kinderen, scoren alle artsen overall goed, maar zoals gezegd, de kinder(long)arts beter dan de huisarts. Maar de scores op bijvoorbeeld het item ‘voorlichting niet-medicamenteus’ zijn in deze studie voor alle artsen ondermaats. De gebruikte database van het azM bevat kinderen die bij een kinder(long)arts zijn geweest. Mogelijkerwijs heeft het merendeel van deze populatie minder vaak de huisarts bezocht. Dit kan de respons-rate en de resultaten beïnvloeden. Indien een kind met astma niet vaak genoeg bij de huisarts komt, dan kan de huisarts ook niet de noodzakelijke astmazorg verlenen en kan de patiënt daarover geen vragen beantwoorden. De mening van de zorgverleners over de kwaliteit van de geleverde zorg is niet onderzocht binnen deze studie. In een studie naar de mening van medisch specialisten blijkt een groot deel van de respondenten regelmatig aan te geven niet die zorg te kunnen leveren die ze zouden willen of moeten leveren. Niet alleen patiënten zijn dus minder tevreden over de kwaliteit van zorg, maar ook medisch specialisten! Er zijn opvallende resultaten naar voren gekomen. Het is aan te bevelen meer aandacht te besteden aan zowel medicamenteuze als niet-medicamenteuze voorlichting in astmazorg. Dit zijn taken op verpleegkundig gebied, geschikt voor de inzet van een verpleegkundig specialist kinderlongziekten. Ondersteuning richting huisarts kan via nascholing of via ondersteuning van een verpleegkundig specialist kinderlongziekten in de huisartspraktijk, of in een gezamenlijk consult met de kinderlongarts plaatsvinden. Geïntegreerde zorg waarbij de patiënt centraal staat, met een nieuwe structuur en met nieuwe afspraken, zal voor de huisarts, de kinder(long)arts en uiteraard voor ouder en kind betere perspectieven kunnen bieden. Daarnaast kan die verpleegkundig specialist een belangrijke rol vervullen in de afstemming tussen eerste -en tweedelijns astmazorg. Astma is een gedeelde zorg in de 1e en 2e lijn. Deze verkennende studie laat zien dat er op het gebied van astmazorg voor kinderen van 6-16 jaar ruimte is voor verbetering. Hierbij zal het perspectief van ouder en kind meegenomen moeten worden. "De praktijk…wat heeft plaatsgevonden in 2009 In 2009 heeft in de Hagro Valkenburg een pilot plaatsgevonden waarbij 58 kinderen in de leeftijd van 6-16 jaar met astma-achtige klachten in hun voorgeschiedenis werden gescreend. Doelstelling van deze studie is het aantonen van de meerwaarde van de inzet van een Nurse Practitioner (NP) bij de diagnostiek van kinderen met astma van 6-16 jaar. Zowel overbehandeling als onderbehandeling in de eerste lijn zou verminderd kunnen worden. Bij gebleken effectiviteit van longfunctiemetingen bij kinderen in de huisartsenpraktijk en bij gebleken meerwaarde van de NP kan verder gewerkt worden aan een bredere inbedding. De financiering dient op termijn te komen uit een nieuwe keten-DBC astma." Deze pilotstudie werd gezamenlijk ontwikkeld, opgezet en uitgevoerd door de afdeling Transmurale Zorg en Kinderlongziekten (azM), de afdeling Verpleging en Verzorging en Huisartsgeneeskunde (UM) en de Hogeschool Zuyd. Literatuurreferenties zijn op te vragen bij de onderzoeker Inge.Duimel@hag.unimaas.nl Voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT Het aantal artikelen dat ik in de vorige uitgave van ‘Op één lijn’ te bespreken had, was zo groot, dat ik u in deze 18 aflevering blij mag maken met een nagerecht, dat - niet geheel toevallig - vooral over hart- en vaatziekten gaat. op één lijn 37 2e uitgave 2010 Echocardiografie voor huisartsen Twee artikelen waar ik zelf wel trots op ben - omdat het regionale producten zijn waarbij studenten een belangrijke rol hebben gespeeld - zijn voortgekomen uit de ‘open access echocardiography database’ in de Parkstad-regio. In 2002 kregen de huisartsen in oostelijk Zuid-Limburg (OZL) als eersten in Nederland de mogelijkheid om in eigen beheer echocardiografieën aan te vragen voor welomschreven indicaties: dyspnoe, cardiale souffles en oedeem. De aanvraaggegevens en de echoresultaten werden met toestemming van de patiënten opgenomen in een geanonimiseerde database (Atrium-Orbis-Zuyd METC nummer 08-N-15). Afgelopen 3 jaar hebben verschillende geneeskundestudenten de analyse van deze unieke eerstelijnsdatabase ter hand genomen in het kader van de stage ‘wetenschapsparticipatie’ in jaar 6, beter bekend als ‘WESP’: Marleen Tent, Marjolein Streppel, Leanne van Heur en Marloes Ploumen. Zij hebben de database (in februari 2008 1001 patiënten groot) grotendeels gevuld en gecontroleerd en ze hebben de huisartsen om aanvullende gegevens gevraagd. Ze werden daarbij begeleid door Leo Baur, enthousiaste cardioloog in het Atrium Medisch Centrum, en ondergetekende. Een paar resultaten wil ik u niet onthouden. De echocardiografieservice werd afgelopen jaren door 81% van de regionale huisartsen gebruikt, gemiddeld 1x per jaar per huisarts. Naast de afgesproken indicaties – dyspnoe 32%, souffles 59% en oedeem 17% - stuurden huisartsen ook patiënten in om andere redenen. Hiervan was verdenking op linkerventrikelhypertrofie (LVH) de belangrijkste: 1/3 van de 22% ‘andere indicaties’. Slechts een kwart van alle echocardiografieën liet geen relevante pathologie zien. LVH bleek aanwezig bij 50% van alle aanvragen. In de loop der jaren liep het percentage echo’s zonder relevante pathologie wat op naar ruim 30%. Conclusie: huisartsen in OZL vragen op erg gerichte wijze echocardiografieën aan. Wellicht té gericht, en moet de drempel om aan te vragen verlaagd worden door een stapsgewijze aanpak waarbij een afwijkende uitslag van ECG of NT-proBNP-test automatisch tot het maken van een echo leidt.[1] In een tweede onderzoek konden we aantonen dat een hogere leeftijd een onafhankelijke risicofactor is voor het ontwikkelen van linkeratriumdisfunctie, een belangrijke schakel in de ontwikkeling van diastolisch hartfalen en cardiale tromboembolieën.[2] Zelfmanagement van patiënten met hartfalen Esther Smeulders, vakgroep Zorg- en verplegingswetenschappen, promoveerde vorig jaar op een onderzoek naar de effectiviteit van een groepsprogamma om het zelfmanagement van patiënten met hartfalen te bevorderen. Deelnemers waren 317 patiënten met hartfalen NYHA klassen II en III, die geworven werden via de cardiologische poli’s van diverse Limburgse ziekenhuizen. Dat onderzoek liet zien dat de kwaliteit van leven op korte termijn (3 maanden) verbetert. Interessant was de subgroepanalyse die aantoonde dat patiënten met een laag opleidingsniveau respectievelijk een goede cognitieve status het meest vooruitgaan in levenskwaliteit.[3][4] Erfelijkheid en cardiovasculair risicomanagement Arian Plat, promoveerde vorig jaar op een onderzoek naar genetische achtergronden van een verhoogd cardiovasculair risico (het HIPPOCRATES project). In het kader daarvan verrichtten we ook een systematisch literatuuronderzoek naar wat er bekend is over het afnemen van een uitvoerige familieanamnese voor chronische aandoeningen als hart- en vaatziekten, kanker en andere multifactoriële chronische aandoeningen. Belangrijkste resultaat was dat huisartsen enerzijds vinden dat een familieanamnese afnemen en vastleggen hun taak is, maar dat we dit vaak zeer wisselend doen en als we het al doen, de familiegegevens niet goed bijhouden. Ter verontschuldiging kan aangevoerd worden - en dat bleek ook uit de review - dat er nauwelijks toepasbare instrumenten zijn om een uitvoerige familieanamnese betrouwbaar en valide af te nemen.[5][6] In het recent verschenen boek ‘Cardiovasculair risicomanagement in de eerstelijn’, waarvan Mark Brueren, huisarts te Helmond en werkzaam bij onze Huisartsopleiding een van de redacteuren was, staat overigens een aardig overzicht – al zeg ik het zelf - over het belang van erfelijkheid bij hart- en vaatziekten.[7] In datzelfde boek schrijft Onno van Schayck wetenswaardigs over – u raadt het al – stoppen met roken. Het hoofdstuk bevat onder andere een stappenplan en aanbevolen literatuur en websites. Ook interessant voor uw praktijkondersteuner![8] Multimorbiditeit Elders in deze uitgave van ‘Op één lijn’ wordt het PIL-project beschreven, over de aanpak van polyfarmacie. Marjan van den Akker is de leider van dat project. Zij schreef ook mee aan een internationaal artikel over een innovatieve aanpak van multimorbiditeit in de eerstelijn. In het artikel wordt een lans gebroken voor het creëren van groepen - ‘communities’ heten die tegenwoordig in internettaal - van huisartsen die regelmatig bijeenkomen om ervaringen rond complexe patiëntencasus met elkaar op systematische wijze te delen en op deze wijze te leren. Het gebrek aan evidence en richtlijnen over de aanpak van multimorbiditeit wordt op deze wijze gecompenseerd: een groep collega’s legt haar groeiende ervaringskennis op systematische wijze vast. Eigenlijk een soort ‘zelfmanagement‘ voor huisartsen, dus. Ik vind dit een voorbeeld van een artikel dat in een netwerk van academische praktijken nou eens bediscussieerd zou moeten worden.[9] Verder: - werd de kosteneffectiviteitstudie van het AMUSE-1 project gepubliceerd: met de huisartsenbeslisregel en een simpel d-dimeertestje kunt u een trombosebeen niet alleen veilig maar ook kosteneffectief uitsluiten;[10] - waren patiënten op Cyprus meer tevreden over de 19
Pagina 20
2e uitgave 2010 huisartsgeneeskundige zorg bij diabetes en hypertensie na introductie van richtlijnen en een elektronisch dossier; [11] - is er meer onderzoek nodig om de besluitvorming te ondersteunen bij beslissingen rond het levenseinde van patiënten met verstandelijke beperkingen; [12] - waren de kosten van cognitief gedragsmatige behandeling van depressie via internet lager dan die van ‘usual care’(= de NHG standaard depressie);[13] - publiceerden Eric Stolper c.s. hun focusgroeponderzoek over het niet-pluisgevoel nu ook in het Nederlands; [14] - en schreef Geert-Jan Dinant een heel educatief stukje in H&W over de effecten van screenen met meer of minder betrouwbare en valide (zelf)testen en hoe je daar vanuit de eerste respectievelijk de tweede lijn anders tegen aan kunt kijken.[15] Referenties 1. Van Heur LMSG, Baur LHB, Tent M, Lodewijks van der Bolt CLB, Streppel M, Winkens RAG, Stoffers HEJH. Evaluation of an open acces echocardiography service in the Netherlands: a mixed methods study of indications, outcomes, patient management and trends. BMC Health Serv Res 2010;10:37 2. Ploumen MAM, Baur LHB, Streppel MJ, Lodewijks-van der Bolt CLB, Winkens B, Winkens RAG, Stoffers HEJH. Age is an independent risk factor for left atrial dysfunction: results from an observational study. Neth Heart J 2010;18:243-7. 3. Smeulders ESTF, van Haastregt JCM, Janssen-Boyne JJJ, Stoffers HEJH, van Eijk JThM, Kempen GIJM. Feasibility of a group-based selfmanagement program among congestive heart failure patients. Heart Lung 2009;38:499-512. 4. Smeulders ESTF, van Haastregt JCM, Ambergen T, Stoffers HEJH, JanssenBoyne JJJ, Uszko-Lencer NHKM, Gorgels APM, Lodewijks-van der Bolt CLB, van Eijk JThM, Kempen GIJM. Heart failure patients with a lower educational level and better cognitive status benefit most from a selfmanagement group programme. Pat Educ Couns 2010; in press 5. Plat AW, Stoffers HEJH, de Leeuw PW, van Schayck CP, Soomers FL, Kester ADM, Aretz K, Kroon AA. The association between arterial stiffness and the angiotensin II type 1 receptor (A1166C) polymorphism is influenced by the use of cardiovascular medication. J Hypertens 2009;27:69-75 6. Plat AW, Kroon AA, van Schayck CP, de Leeuw PW, Stoffers HEJH. Obtaining the family history for common, multifactorial diseases by family physicians. A descriptive systematic review. Eur J Gen Pract 2009;15:231-42. 7. Pinto-Sietsma SJ, Trip MD, Stoffers HEJH. Het belang van erfelijkheid bij hart- en vaatziekten (Hoofdstuk 9). In: Brueren MM, Sandelowsky HG, Stroes ESG (red.). Cardiovasculair risicomanagement in de eerste lijn. Alphen aan den Rijn: Van Zuiden, 2010. ISBN 978-90-8523-205-6 8. Segaar D, van Schayck CP. Stoppen met roken (hoofdstuk 10). Boek: Cardiovasculair risicomanagement in de eerste lijn (Hoofdstuk 10). In: Brueren MM, Sandelowsky HG, Stroes ESG (red.). Cardiovasculair risicomanagement in de eerste lijn. Alphen aan den Rijn: Van Zuiden, 2010. ISBN 978-90-8523-205-6 9. Soubhi H, Bayliss EA, Fortin M, Hudon C, van den Akker M, Thivierge R, Posel N, Fleiszer D. Learning and caring in communities of practice: Using relationships and collective learning to improve primary care for patients with multimorbidity. Ann Fam Med 2010;8:170-7. 10. Ten Cate-Hoek AJ, Toll DB, Büller HR, Hoes AW, Moons KGM, Oudega R, Stoffers HEJH, van der Velde EF, van Weert HCPM, Prins MH, Joore MA. Cost effectiveness of ruling out deep venous thrombosis in primary care versus care as usual. J Thromb Haemost 2009;7:2042-9. 11. Samoutis GA, Soteriades ES, Stoffers HE, Philalithis A, Delicha EM, Lionis Ch. A pilot quality improvement intervention in patients with diabetes and hypertension in primary care settings of Cyprus. Fam Pract 2010;27:263-70 12. Wagemans A, van Schrojenstein Lantman de Valk H, Tuffrey-Wijne I, Widdershoven G, Curfs L. End-of-life decisions: an important theme in the care for people with intellectual disabilities. J Intellect Disabil Res 2010;54:516-524 13. Gerhards SAH, de Graaf LE, Jacobs LE, Severens JL, Huibers MJH, Arntz A, Riper H, Widdershoven G, Metsemakers JFM, Evers SMAA. Economic evaluation of online computerized cognitive-behavioural therapy without support for depression in primary care: randomized trial. Br J Psychiatry 2010;196:310-8 14. Stolper CF, van Bokhoven MA, Houben PHH, van Royen P, van de Wiel MWJ, van der Weijden T, Dinant GJ. Het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel van de huisarts. Focusgroepenstudie van concept en determinanten. Ned Tijdschr Geneeskd 2010;154:438-46. 15. Dinant GJ. Voorspellende waarde van screenen. Huisarts Wet 2010;53:193-4. European General Practice Research Network (EGPRN ) De EGPRN is een halfjaarlijks Europees evenement voor huisartsonderzoekers en onderzoekers werkzaam in de huisartsgeneeskunde. Ook als geïnteresseerde huisarts kunt u (als u lid wordt) deelnemen als toehoorder. Er zijn diverse kortere en langere lezingen en posterpresentaties. Meer informatie staat op www.egprn.org. De eerstvolgende bijeenkomst is van 14-17 oktober in Zürich, Zwitserland. Het thema zal dan zijn "Motivation in Medical Education and Patient Communication". U kunt ook mailen naar Hanny.Prick@hag.unimaas.nl 20 op één lijn 37 op één lijn 37 2e uitgave 2010 Jaarlijkse Research Meeting CAPHRI “Fantastisch” grote opkomst DOOR KARIN BURHENNE NAMENS CAPHRI De Jaarlijkse Research Meeting van Caphri op 23 maart 2010 was met meer dan tweehonderd deelnemers zeer druk bezocht. Wetenschappelijk directeur Onno van Schayck noemde de opkomst “fantastisch”. Hij was blij dat zoveel medewerkers zich betrokken toonden bij belangrijke thema’s van de dag, zoals de visitatie dit najaar en de samenwerking van CAPHRI met de afdeling Transmurale Zorg in een ZKO+ (Zorgketen Organisatie). Aanstaande visitatie Paul van der Maas, voorzitter van de Health Research Council, plaatste de aanstaande visitatie in het huidige onderzoekslandschap in Nederland. Hij was in 2007 nauw betrokken bij de tussentijdse beoordeling en concludeerde dat Caphri sindsdien “vast weer vooruit” zou zijn gegaan. Volgens Van der Maas moet Caphri, los van de visitatie, kiezen voor kwaliteit. “Wees onbescheiden en zet in op innovatief en toepasbaar onderzoek, daar kun je mee scoren. Zorg voor focus en combineer sterke groepen.” Samenwerking CAPHRI en Transmurale Zorg Hans Fiolet, directeur Transmurale Zorg, benadrukte dat de samenwerking met CAPHRI een “logische stap” is binnen de vorming van het Maastricht UMC+. Volgens hem kan de Zorgketen zich ontwikkelen tot een (inter)nationaal centrum 21
Pagina 22
op één lijn 37 2e uitgave 2010 voor onderzoek en ontwikkeling van (innovatieve) zorgprocessen. “Al hebben we natuurlijk nog een hele weg te gaan.” Fiolet benadrukte verder dat het speelveld van de onderzoekers vele malen groter is dan het Maastricht UMC+, waarbij hij onder meer wees op de eerstelijns en openbare gezondheidszorg. “Belangrijk is ook dat het onderzoek tegemoet komt aan de kwaliteitseisen van de patiënt.” Voorbeeldprojecten Aansluitend werden twee voorbeeldprojecten van samenwerking gepresenteerd door Lodewijk van Rhijn en Rob de Bie en Silvia Evers en Ron Winkens. “In totaal zijn er zes voorbeeldprojecten waarvan de eerste resultaten binnen een jaar bekend zullen zijn”, sloot Onno van Schayck de beide presentaties af. Promovendi In de middaguren was er een aparte bijeenkomst voor de promovendi, waar onder meer het nieuwe promovendivolgsysteem ‘TRACK’ werd toegelicht. Prijzen Tijdens de CAPHRI Research Meeting werd ook een aantal medewerkers onderscheiden. Crebolder Award – Dr. Ir. Maria Jansen Onderzoek met de grootste maatschappelijke impact. Dr. Ir. Maria Jansen kreeg de Crebolder award voor haar onderzoek met de titel ‘Collaboration between practice, policy and research in local public health in the Netherlands’. Philipsen Award – Drs. Jano Havas Beste gepubliceerde artikel door een CAPHRI medewerker in 2009. Drs. Jano Havas was de hoofdauteur van het artikel ‘Mental health problems of Dutch adolescents: the association with adolescents’ and their parents’ educational level’. Het artikel werd gepubliceerd in European Journal of Public Health. Supervisor Award – Dr. Edward Dompeling Beste promotor in 2009. De jury koos de winnaar uit een groep promotors die waren genomineerd door de promovendi. Deze prijs werd voor het eerst uitgereikt. Poster Award – Drs. Jim Odekerken Beste poster en begeleidende presentatie door studenten over hun promotie onderzoek. Zijn posterpresentatie was getiteld: ‘Antibacterial coatings for titanium substrates’. Meer over dit evenement op: http://www.caphri.nl/en/caphri_meeting_2010.aspx Vooraankondiging symposium en oratie donderdag 14 oktober 2010. Prof. dr. Henny van Schrojenstein Lantman – de Valk Geneeskunde voor mensen met verstandelijke beperkingen. De verbintenis tussen onderzoek, onderwijs en praktijk. Op donderdag 14 oktober 2010 zal Henny van Schrojenstein Lantman – de Valk om 15.45 uur precies haar oratie uitspreken in de Aula van het UMC St Radboud te Nijmegen. Dit in het kader van haar aanstelling als hoogleraar Geneeskunde voor mensen met verstandelijke beperkingen aan het UMC St Radboud. Voorafgaand aan de oratie (van 11.45 – 15.10 uur) wordt een symposium georganiseerd om dit heuglijke feit kracht bij te zetten. Het thema van het symposium is de verbintenis tussen onderzoek, onderwijs en praktijk. Het symposium is geaccrediteerd voor 2 uur. Uitnodigingen voor de oratie en het symposium worden, op verzoek, medio augustus 2010 verzonden, maar u kunt datum/tijd reeds in uw agenda te noteren. Voor vragen en verzoeken voor uitnodiging kunt u contact opnemen met Freek Kinkelaar, senior secretariaat Geneeskunde voor mensen met verstandelijke beperkingen. e-mail f.kinkelaar@elg.umcn.nl 22 op één lijn 37 2e uitgave 2010 Bijna een miljoen subsidie voor diverse projecten PERSBERICHT CAPHRI Christian Hoebe, Maria Jansen en Frans Feron ontvangen samen ruim 900.000 euro subsidie van ZonMW voor diverse onderzoeken die een duidelijk maatschappelijk doel dienen. In het bijgaande drieluik meer informatie over de onderzoeksvoorstellen. Lessen trekken uit epidemie Q koorts Christian Hoebe Arts-epidemioloog en hoofd afdeling Infectieziektebestrijding GGD Zuid Limburg Wie lopen het grootste risico om bij een uitbraak van Q koorts besmet te raken? En hoe kun je de verspreiding van Q koorts bij een uitbraak tegengaan, zodat minder mensen ziek worden? In 2009 werd één geitenboerderij in Voerendaal getroffen door een uitbraak van Q koorts. “We willen lessen trekken uit die Q koorts epidemie”, vertelt Christian Hoebe. “Nu kunnen we verder onderzoek doen naar de gegevens die we vorig jaar verzameld hebben, zodat we een volgende keer maatregelen kunnen treffen om verspreiding tegen te gaan.” Het grote voordeel van de epidemie in Zuid Limburg is dat hier slechts één boerderij werd getroffen door Q koorts. In tegenstelling tot Noord Brabant, waar op meerdere boerderijen Q koorts uitbrak. “Daarmee is onze epidemie uniek en kunnen we het verloop ervan heel goed in kaart brengen.” Bij de uitbraak van Q koorts in Voerendaal werden 50 mensen ziek die op de geitenboerderij waren geweest. Daarnaast werden nog eens 200 mensen in de regio ziek. Bedoeling is om nu op basis van de verzamelde gegevens vast te stellen hoe de bacterie zich onder de bevolking verspreidt. “Dan gaat het om de verspreiding van de bacterie via de geiten, de lucht en de mens.” Ook moet duidelijk worden in welke mate iemand het risico loopt om besmet te raken, waarbij de ligging van een geitenboerderij in de regio een belangrijke rol speelt. Tot slot willen de onderzoekers inzichtelijk maken welke zaken een rol spelen als iemand daadwerkelijk ziek wordt van de bacterie. Volker Hackert gaat promoveren op het onderzoek. Een snel wetenschappelijk antwoord op vraag gemeente Maria Jansen Programmaleider Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Limburg Een wetenschappelijk goed onderbouwd antwoord op een acute vraag van een gemeente, drie tot zes maanden nadat die vraag gesteld is. Dat is het uitgangspunt van de kortlopende projecten die de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid nu introduceert. “Een promotietraject duurt gemiddeld vier jaar en dat duurt gemeenten soms te lang. Zij hebben regelmatig acute vragen waar ze graag snel een goed, wetenschappelijk onderbouwd antwoord op willen krijgen. Dat gaan we nu doen”, vertelt ze. Gemeenten worden uitdrukkelijk uitgenodigd om acute vragen ook daadwerkelijk op tafel te leggen. “Daarbij richten we ons in eerste instantie op ambtenaren en wethouders volksgezondheid. Het is goed mogelijk, dat we betrokken worden bij zaken waarin volksgezondheidaspecten een rol spelen, zoals de inrichting van een speelplaats of een autoluwe schoolomgeving.” Maria Jansen ontving van ZonMw ook een subsidie van ruim 225.000 euro voor haar onderzoeksvoorstel gericht op de infrastructuur van de Academische Werkplaats. Daarin is een belangrijke rol weggelegd voor de zogeheten BOP’ers: medewerkers die de taal en de cultuur van beleid, onderzoek en praktijk beheersen en die een brug tussen die drie werelden kunnen slaan. “We zitten allemaal nog te veel op ons eigen eiland en ik denk dat deze bruggenbouwers daar verandering in kunnen brengen. Ook kunnen ze bijdragen aan het gevoel van wederkerigheid. We moeten meer toe naar het idee dat wetenschappelijk onderzoek ook beleid- en praktijkproblemen kan dienen.” In de praktijk worden de BOP’ers onder meer ingezet om de onderlinge communicatie te bevorderen. Verder gaan ze meewerken aan het schrijven van stage- en onderzoeksvoorstellen. Ook kunnen ze collega’s gericht adviseren over specifieke onderwijsmodules van de universiteit, of hen doorverwijzen naar inhoudelijke experts van gemeenten, de universiteit en praktijkinstellingen. 23
Pagina 24
op één lijn 37 2e uitgave 2010 Waarom spijbelen jeugdigen en verlaten zij vroegtijdig de school? Frans Feron Bijzonder hoogleraar Jeugdgezondheidszorg en jeugdarts GGD Zuid Limburg Waarom verlaten jeugdigen vroegtijdig de school, zonder diploma? En waarom verzuimen zij op school? Schoolverzuim en het vroegtijdig verlaten van school (drop-out), zijn complexe problemen die samenhangen met tal van factoren, al dan niet in combinatie met elkaar, zoals: aanleg, gedrag- en persoonskenmerken van de jeugdige zelf, de school, de ouders en familie en de buurt waar de jeugdige woont. Bedoeling is nu om nader onderzoek te doen naar de relatie van het schoolverzuim met leerprestaties, de fysieke en psychische gezondheid van jeugdigen en hun sociaal economische status. Omdat vroegtijdig en zonder diploma van school gaan en spijbelgedrag vaak van generatie op generatie wordt doorgegeven, is vroegtijdige onderkenning van mogelijke risico’s van groot maatschappelijk belang. Een ander belangrijk onderwerp van studie is het grote verschil tussen jongens en meisjes: jongens verzuimen veel vaker dan meisjes. Het lijkt er op dat dit verschil sinds de invoering van het studiehuis op middelbare scholen zelfs nog verder is toegenomen. Het uiteindelijke doel van het onderzoek naar drop-out en schoolverzuim is om nader in kaart te brengen welke signalen duiden op naderend spijbelgedrag, zodat dit mogelijk voorkomen kan worden. Het is ook de bedoeling om de kennis die wordt opgedaan in het onderzoek over te dragen aan het onderwijs. Scholen kunnen dan beter inspelen op signalen die duiden op naderend spijbelgedrag en vroegtijdig schoolverlaten, maar daarnaast is een andere beleidsmatige aanpak denkbaar. Daarmee dient het onderzoek ook duidelijk de belangen van beleid en praktijk. AIOTHO? Spreek uit: Aiej-joo-th:oow INLEIDING DOOR DE AIOTHO'S Een korte Google-zoektocht levert 1430 resultaten op, voornamelijk vanuit Nederlandse sites: stukjes in verschillende bladen geschreven door AIOTHO’s, over AIOTHO’s, vacatures en natuurlijk een AIOTHO-site (www. aiotho.nl). Er wordt zelfs gesproken over AIOTHO’s in blogs. Andere hits via Google lijken toch meestal berust te zijn op spelfouten. De kreet “AIOTHO” wordt vaak ten onrechte geassocieerd met een Koreaans automerk, Japanse rijstzoutjes, een exotisch gerecht of een Oosterse vechtsport. AIOTHO staat voor Arts In Opleiding Tot Huisarts Onderzoeker. AIOTHO’s volgen een gecombineerde opleiding tot huisarts en onderzoeker gedurende zes jaar. Een behoorlijke uitdaging dus. Maar ook een bijzondere kans om de huisartsopleiding te combineren met goed begeleid wetenschappelijk onderzoek. Naar schatting zijn er ongeveer 40 AIOTHO’s actief in Nederland. Een aantal stellingen uit proefschriften van oud-AIOTHO’s is zeer illustratief in hun uitleg over wat het betekent om AIOTHO te zijn: vlnr: Philippe, Anique, Martine, Joris en Merijn 24 op één lijn 37 2e uitgave 2010 1. De kracht van de triatleet en de aiotho ligt niet in de afzonderlijke onderdelen, maar juist in de combinatie en afwisseling daarvan. 2. Differentiatie leidt tot huisartsen die met recht trots mogen zijn op zowel brede als specifieke kennis en kunde. 3. De kracht van AIOTHO’s is tegelijkertijd hun zwakte: ze vinden alles interessant. Geen rijstzoutjes, automerken of exclusieve gerechten dus, maar mensen. Ze bijten niet. Hieronder stellen drie AIOTHO’s zich aan u voor. Joris Linmans Mijn onderzoeksgebied is diabetes mellitus type 2. Ik ben op dit moment fulltime bezig met het onderzoek. In september 2010 begin ik met het tweede jaar van de huisartsopleiding. We zijn bezig om het effect van de huidige eerstelijns zorg bij mensen met type 2 diabetes op bewegen en gewicht te beoordelen. Verder kijken we naar de knelpunten in de zorg rondom deze patiënten. Om hier meer inzicht in te krijgen zijn we in gesprek gegaan met zowel patiënten als zorgverleners. Met al deze gegevens gaan we een innovatie opzetten vanuit de eerstelijn voor type 2 diabeten op het gebied van leefstijl. 1. Jochen Cals, 2009 2. Niels Chavannes, 2005 3. Loes van Bokhoven, 2008 Merijn Godefrooij Ik doe onderzoek naar de preventie van hart- en vaatziekten in de huisartsenpraktijk. Ik ben nu ongeveer halverwege de huisartsopleiding, en daarnaast ruim een jaar werkzaam als onderzoeker. Het afgelopen jaar heb ik een pilotstudie uitgevoerd waarbij een cardiometabool preventieconsult werd aangeboden aan ruim 1700 patiënten. We hebben gekeken in hoeverre mensen enthousiast zijn hieraan deel te nemen, wat er nou zoal wordt opgespoord met zo’n preventieconsult, maar ook naar wat het in praktische zin voor een huisartsenpraktijk betekent om een preventieconsult op te zetten en uit te voeren. De nu volgende uitdaging is om een vervolg aan deze pilotstudie te gaan geven die niet alleen wetenschappelijk relevant is, maar ook aansluit bij de behoeften die er vanuit de dagelijkse praktijk zijn. Martine Ickenroth Ik ben twee jaar geleden gestart als AIOTHO pfeiffer. Inmiddels heb ik het eerste jaar van de huisartsopleiding erop zitten, en ben ik bezig met de stages in het tweede jaar. In de afgelopen twee jaar heb ik ook gewerkt aan mijn onderzoek: het gebruik van zelftests. Deze tests worden door mensen uitgevoerd zonder dat er een arts bij komt kijken, en hebben als doel een ziekte of risicofactor (zoals diabetes, cholesterol, pfeiffer of een allergie) op te sporen. Nu we meer weten over wie deze tests doen, waarom en wat mensen met de uitslag doen, zijn we bezig met het ontwikkelen van een website. Op deze website kunnen mensen meer informatie vinden over zelftests: voor wie zijn ze geschikt, hoe werkt het en wat moet je met de uitslag. Ook kunnen mensen door middel van een “decision aid” de voor- en nadelen van een zelftest tegenover elkaar afwegen, om zo een betere keuze te kunnen maken voor het wel of niet doen van een zelftest. Ik ben AIOTHO Nee dat is geen Japans voor kwakzalver DOOR ANIQUE VAN DORP, AIOTHO Vlak na mijn afstuderen als arts werd ik gevraagd of ik interesse had in onderzoek naar de effecten van een experimenteel vaccin tegen roken op het centrale zenuwstelsel en gedrag. Interesse? Zeker! In een ver verleden heb ik nog psychologie gestudeerd. De combinatie van gedrag en gezondheid heeft me altijd geboeid. Misschien omdat ik sterk geloof in het aloude adagium “voorkomen is beter dan genezen”. Helaas, het project werd steeds maar uitgesteld vanwege praktische problemen (de subsidie duurde wat langer dan verwacht). Het eerste jaar van de Huisartsopleiding zat er 25
Pagina 26
op één lijn 37 2e uitgave 2010 Sinds een half jaar doe ik fulltime onderzoek bij CAPHRI in samenwerking met de psychologie faculteit. Mijn promotors zijn Prof. dr. Onno van Schayck en Prof. dr. Wim Riedel en verder is mijn co-promotor dr. Eric Vuurman. De laatste twee genoemden zijn van de psychofarmacologiesectie van de vakgroep Neuropsychology and Psychopharmacology (NP&PP) van de Universiteit Maastricht. Anique van Dorp bijna op toen ik wederom de vraag kreeg. En de interesse was er nog steeds! Het opstarten van het onderzoek viel bij mij dus samen met het tweede jaar. Ik was al ingedeeld voor de stages en ik kreeg geen toestemming er één of twee te verplaatsen. Dat mocht de pret niet drukken en met wat gepuzzel heb ik er toch een traject van kunnen maken dat haalbaar lijkt. Toch zou mijn advies zijn om interesse in onderzoek vroeg kenbaar te maken aan de opleiding zodat er meer speelruimte blijft om de opleiding aan het onderzoek aan te passen en omgekeerd. Soms is het net patiëntenzorg; hollen of stilstaan. Doordat er verschillende belangen zijn in de opleiding en het onderzoek, komt het wel eens voor dat deadlines samen vallen. Goed agenda beheer is dus wel een handige eigenschap, en anders leer je het wel. Verder leer je op een andere manier werken, zelf projecten plannen, grote lijnen in de gaten houden, de kleinste details opmerken en een opinie vormen. De afwisseling tussen patiëntenzorg en onderzoek vind ik heerlijk. Het geeft me ook de tijd te reflecteren over mijn eigen handelen en het handelen van de mensen om me heen, of het nu collega’s, patiënten of politici zijn. Het grootste nadeel is dat ik het bijna allemaal even leuk vind. Dacht ik te weten wat ik wilde met mijn leven, namelijk ‘gewoon’ huisarts worden, twijfel ik nu weer. Waarmee wil ik huisarts zijn gaan combineren later? Onderwijs? Wetenschap? Beleid? Hoe ga ik dat dan organiseren met mogelijk een gezin? Ach, het leven loopt niet volgens rechte lijnen of horizontaal. Er zijn altijd pieken en dalen. Eerst een heuveltje op en dan aan de andere kant met de wind in de haren naar beneden! Grote uitdaging in de eerstelijn AIOTHO, waarom? DOOR PHILIPPE HOOGSTEDER, AIOTHO NICVAX® Philippe Hoogsteder 26 Tijdens mijn studie geneeskunde startte ik in mijn 4de studiejaar met onderzoek bij gynaecologie en obstetrie. Mede door mijn zeer inspirerende en motiverende begeleider bij de vakgroep G&O was ik ervan overtuigd dat ik verder moest gaan in de wetenschap. Aan het eind van mijn 6de jaar stond ik echter wel voor een belangrijke keuze: zou ik kiezen voor een “snijdend” specialisme of toch beschouwend, verzekerings- of bedrijfsarts? Voor mijzelf lag de grote uitdaging in de eerste lijn bij de huisartsgeneeskunde. Ik besloot daarom vanuit de schoolbank te solliciteren voor de opleiding huisartsgeneeskunde. Voorafgaand aan het schrijven van mijn sollicitatiebrief voor de huisartsenopleiding ging ik op zoek naar een mogelijk vervolg van mijn wetenschappelijke carrière in de vorm van een promotieonderzoek. Via verschillende kanalen kwam ik uiteindelijk in contact met Onno van Schayck. Alsof het zo was voorbestemd was hij op zoek naar een promovendus voor een grote gerandomiseerde trial naar de effectiviteit en veiligheid op één lijn 37 2e uitgave 2010 van het onderzoeksvaccin NicVAX® tbv stoppen met roken. Mede gezien de looptijd van het onderzoek zou dit project perfect gecombineerd kunnen worden met de opleiding HAG in de vorm van het AIOTHO-traject. Nadat ik was aangenomen voor de opleiding, kon ik mijn officiële plan voor het AIOTHO-traject indienen ter goedkeuring. 1 maart jl. ben ik dan eindelijk gestart met de combinatie opleiding/onderzoek. Op dit moment bestaat mijn weekindeling uit 4 dagen opleiding en 1 dag onderzoek. In de toekomst zullen er volgens mijn eigen planning ook periodes zijn waarin ik een heel jaar fulltime zal besteden aan het onderzoek vooral aan het schrijven van wetenschappelijke artikelen. De voordelen die het AIOTHO-traject kan bieden, liggen voor mij voornamelijk in de efficiënte tijdsindeling. Op dit moment is de trial lopende en zal ik naar alle waarschijnlijkheid nog zeker 2 jaar moeten wachten alvorens ik kan gaan werken met de data die beschikbaar komt bij deze geblindeerde studie. Hierdoor zal de nettopromotietijd hopelijk korter zijn dan wanneer ik hier fulltime aan zou werken. De totale tijd gereserveerd voor de combinatie opleiding en promotie bedraagt maximaal 6,5 jaar (waarvan 3 jaar opleiding). Daar komt bij dat het instituut voor huisartsopleiding een ideaal klimaat creëert voor het doorlopen van dit traject, waar mogelijk is de opleiding zeer flexibel. De ervaring die ik op dit moment op kan doen in de praktijk, kan ik daarbij goed implementeren binnen het wetenschappelijke gedeelte en omgekeerd. Natuurlijk zorgt de combinatie van opleiding en onderzoek soms ook voor een bepaalde (tijds)druk. De trial gaat op dit moment in vliegende vaart vooruit, wat inhoudt dat er ook voor mij dagelijks werk klaarligt om afgehandeld te worden. De combinatie van opleiding en onderzoek houdt daardoor ook in dat er regelmatig avonden of weekenden gevuld worden met onderzoeksbezigheden, waardoor het risico bestaat dat dit ten koste gaat van de tijd die je zou moeten besteden aan zelfstudie voor de opleiding. Concluderend zou ik in ieder geval alle AIOS die op dit moment een wetenschappelijke carrière overwegen, willen motiveren voor het starten van een passend AIOTHO traject. Opnieuw 2 belangrijke prijzen voor Jochen Cals ZonMw Parel en prijs beste proefschrift CaRe PERSBERICHT CAPHRI De ZonMw Parel wordt meerdere malen per jaar uitgereikt aan projecten die als voorbeeld voor andere onderzoekers kunnen dienen. Eerder dit jaar had het IMPALA project van CAPHRI al een Parel ontvangen. “Het is een grote eer", zegt Jochen Cals. "Het is bovendien bijzonder prettig dat de prijs is toegekend op basis van een Agiko-beurs (assistent geneeskundige in opleiding tot klinisch onderzoeker), de combinatie van praktijk en onderzoek is de beste, maar ook de meest uitdagende.” Cals ontvangt de prijs voor zijn onderzoek over het ontmoedigen van onnodig antibioticumgebruik in huisartspraktijken. In deze studie, waarvoor hij zijn doctorsgraad in 2009 cum laude heeft verkregen, heeft hij zich geconcentreerd op patiënten met acute hoestklachten als indicatie van een lage luchtweginfectie. Antibiotica worden bij deze patiënten vaak voorgeschreven, maar dit is in veel gevallen niet nodig. Cals toonde aan dat de combinatie van een CRP-vingerprik om ernstige infecties uit te sluiten en communicatietraining voor huisartsen leidt tot een vermindering in het gebruik van antibiotica onder deze patiënten. Het onderzoek, dat hem veel internationale erkenning opleverde, werd gefinancierd door middel van het ZonMw programma DoelmatigheidsOnderzoek en een Agiko-beurs. Een week na ontvangst van de ZonMw Parel werd Cals ook de CaRe dissertatieprijs toegekend. CaRe is het Nederlandse instituut voor eerstelijns gezondheidszorgonderzoek. Zijn proefschrift werd als beste dissertatie van de bij CaRe behorende onderzoeksinstituten EMGO (Amsterdam), UMC St Radboud (Nijmegen), NIVEL (Utrecht) en CAPHRI (Maastricht) van 2009 beoordeeld. “Ik zie deze prijs vooral als een mooie erkenning vanuit de instituten. Het is aangenaam dat ook Liesbeth van Osch van CAPHRI werd genomineerd. CAPHRI doet het op dit gebied al langer goed; over 2008 heeft AIOTHO Loes van Bokhoven - ook CAPHRI - de dissertatieprijs gewonnen.” 27
Pagina 28
op één lijn 37 2e uitgave 2010 Incidentie acute hartstilstand na invoering rookverbod op de werkplek in Zuid-Limburg WESP-EN DEVINA GROMMEN EN MICHELLE DE MUNTER. BEGELEIDERS DIANNE DE KORTE EN DANIEL KOTZ. onverwacht, niet traumatisch verlies van vitale tekenen, zoals bewustzijn, arteriële pols, bloeddruk en ademhaling, zonder klachten langer dan 24 uur vooraf”. Als mogelijke confounders hebben we de (buitenlucht) temperatuur, griepactiviteit en fijnstofconcentratie meegenomen in de analyses. Michelle heeft gekeken naar de jaren 2003 en 2004 (het effect op korte termijn) en vond geen significante daling in acute hartstilstanden na invoering van het rookverbod op de werkplek. De gemiddelde incidentie in de jaren 2003 en 2004 is 3,2 hartstilstanden per week. De mogelijke confounders hadden geen invloed op de incidentie. Devina en Michelle Op 1 januari 2004 is het rookverbod op de werkplek ingevoerd in heel Nederland. Uit diverse onderzoeken wereldwijd is een significante daling van myocardinfarcten na invoering van rookverboden beschreven. Wij vroegen ons af of na invoering van dit rookverbod in Nederland een daling van de incidentie van acute hartstilstand meetbaar zou zijn. Het onderzoek maakt deel uit van een groter onderzoek naar het effect van de combinatie van de rookverboden op de werkplek en in de horeca op de incidentie van acute hartstilstand. De resultaten van dat onderzoek worden in het najaar verwacht. In het archief van de GGD hebben wij de rittenbonnen van de ambulance handmatig doorzocht op casussen van acute hartstilstand, bij personen van 35 tot en met 64 jaar. Na 160.000 rittenbonnen te hebben doorgebladerd, vonden wij 654 casus verspreid over 2002 tot en met 2005. Acute hartstilstand hebben we als volgt gedefinieerd:”een Devina is momenteel nog bezig met de analyses van de jaren 2002 tot en met 2005 (het effect op lange termijn) maar de voorlopige resultaten laten ook geen daling van de incidentie na invoering van het rookverbod op de werkplek zien. De gemiddelde incidentie over deze jaren is 3,13 hartstilstanden per week. Concluderend lijkt er geen effect te zijn van het rookverbod op de werkplek op de incidentie van acute hartstilstand in Zuid-Limburg. Een mogelijke reden voor het niet vinden van een effect kan zijn, dat de termijn te kort is voor het daadwerkelijk optreden daarvan. Natuurlijk zijn er genoeg andere positieve effecten van het rookverbod, zoals een betere luchtkwaliteit en, zoals onderzoek uit het buitenland laat zien, minder myocardinfarcten. Het rookverbod op de werkvloer zal dus waarschijnlijk nog even volgehouden moeten worden om resultaat te zien. Bovendien kan de combinatie van rookverboden wel een effect hebben op de incidentie van acute hartstilstand. Alvast nóg meer goede redenen om te stoppen met roken! 28 op één lijn 37 2e uitgave 2010 Praktijkonderwijs Ouderenzorg in de huisartsopleiding: wat rendeert? WESP KIRSTIN PONSE. BEGELEIDERS YVONNE VAN LEEUWEN EN LEONORE LAMMERTS. In ons onderzoek wordt een nieuwe praktijkonderwijsinterventie binnen de huisartsenopleiding op het gebied van ouderenzorg onderzocht. De afgelopen jaren zijn diverse publicaties verschenen over de problematiek op het gebied van ouderenzorg. De populatie van 65 jaar en ouder, zal de komende 25 jaar bijna verdubbelen, het hulpverlenertekort in de ouderenzorg zal toenemen en door gefractioneerd aangeboden zorg, zullen steeds meer fouten worden gemaakt. Om hierin een verandering teweeg te brengen, is het idee ontstaan dat praktijkonderwijs aan huisartsen in opleiding voor een omslag kan zorgen in de ouderenzorg. Door de huisartsen op een andere manier op te leiden, wordt gedacht dat deze huisarts de gehele breedte van de ouderenzorg zal zien en benutten. In februari 2010 is gestart met een pilot-onderzoek om bovenstaande hypothese te toetsen. Er is een praktijkonderwijsinterventie ontwikkeld, waarvan het belangrijkste onderdeel de zogenaamde ‘adoptiepatiënt’ is. De aan het onderzoek deelnemende derdejaars AIOS, zullen 8 tot 10 patiënten van hun opleider ‘adopteren’, vervolgens zullen ze deze patiënten systematisch in kaart brengen volgens het SFMPC-model van de NHG (somatisch, functioneel, maatschappelijk, psychisch en functioneel). Voor de (reeds bekende) problemen zal in samenspraak met de patiënt een zorgplan opgesteld worden. De AIOS zal gedurende het gehele jaar de regiefunctie voor de behandeling van deze patiënten op zich nemen. Regelmatig overleg met andere hulpverleners en de opleider is een belangrijk onderdeel van het onderzoek. De effectiviteit van dit onderzoek toetsen we door het afnemen van semigestructureerde interviews. De interviews zullen met een tijdspanne van 2 maanden worden afgenomen en aan het einde van het onderzoek zal een analyse van de uitspraken, over doorgemaakte groei en waardoor deze groei veroorzaakt is, plaatsvinden. Via deze wijze willen we evalueren of de interventie effect heeft gehad. Op het moment van het afronden van mijn WESP is het onderzoek nog lang niet afgelopen, maar we zullen de komende maanden doorgaan met het verzamelen van informatie en hopelijk in het voorjaar van 2011 jullie kunnen berichten over onze positieve resultaten! Ere wie ere toekomt André Knottnerus werd vorige week benoemd tot Lid van Verdienste van het NHG. Bij zijn afscheid als voorzitter van de Gezondheidsraad werd hij benoemd tot erelid van de Gezondheidsraad, en heeft het Hare Majesteit behaagd hem tot Officier in de Orde van Oranje Nassau te benoemen. links André Knottnerus “Het is een duidelijke blijk van waardering voor de wijze waarop André zijn verschillende taken vervult: zorgvuldig, met inzet en betrokkenheid, stimulerend en altijd met respect voor de inbreng van anderen.” Aldus de woorden van de voorzitter van de vakgroep Huisartsgeneeskunde prof. Job Metsemakers. 29
Pagina 30
op één lijn 37 2e uitgave 2010 Verwachtingen van rokers over nieuw vaccin tegen nicotineverslaving (NicVAX®) WESP MARJANNEKE OTTERS. BEGELEIDERS DANIEL KOTZ EN PHILIPPE HOOGSTEDER. weergegeven door het volgende citaat van een deelnemer: “Reden, je kan duizend andere redenen verzinnen om te stoppen natuurlijk.” Bij eerdere stoppogingen kwam geen duidelijk stappenplan naar voren, de meesten stopten gewoon: “Nooit echt serieuze pogingen gedaan, af en toe cold turkey zoals dat heet.” Wilskracht, steun en vooral geen stress zijn voorwaarden voor een succesvolle stoppoging. Marjanneke Otters NicVAX® is de naam van een vaccin tegen nicotineverslaving dat verhindert dat nicotine naar de hersenen wordt getransporteerd. In een experiment worden in Maastricht de effectiviteit en de veiligheid van dit vaccin in combinatie met varenicline (Champix®), dat de nicotinereceptoren verzadigt, onderzocht. Omdat NicVAX® een nieuw middel is, zijn de verwachtingen hiervan nog onbekend. Op 8 maart ben ik vol enthousiasme met mijn WESP binnen het NicVAX® project begonnen waarbij ik deze verwachtingen van rokers met betrekking tot deze en andere interventies als hulp om te stoppen met roken wilde achterhalen. Kwalitatief onderzoek leende zich uitstekend voor deze explorerende vraagstelling. Zo heb ik tijdens mijn stage drie focusgroepen georganiseerd en voorgezeten en vervolgens met mijn begeleiders geanalyseerd. De belangrijkste resultaten van mijn deelonderzoek zal ik hier beschrijven. De deelnemers hadden duidelijke redenen om te stoppen met roken. Met name werden onderwerpen als gezondheid, financiën en familiedruk besproken. De overige genoemde redenen worden het beste Verwachtingen ten aanzien van het vaccin waren voornamelijk de hoop dat het de behoefte en drang naar een sigaret weg zou nemen:“Dat je geen zin meer hebt om een sigaret aan te steken. Die behoefte wordt neutraal, of je ‘m nou wel of niet aansteekt.” De Champix® tabletten werden als een tijdelijke oplossing gezien en over het verschil tussen het vaccin en de tabletten bestond geen eenduidigheid. De motiverende counseling die bij het project komt kijken wordt vaak als een stok achter de deur gezien. Als ideale behandelmethode om te stoppen met roken noemde men het teruggaan naar de periode vóór de eerste sigaret en de mogelijkheid de behoefte of drang naar sigaretten weg te nemen: “Ik denk een hersentransplantatie (…), de gedachte en de behoefte aan een sigaret weghalen.” Concluderend hebben de deelnemers van mijn studie hoge verwachtingen van het NicVAX® project, vooral ook omdat de studie verschillende elementen bevat zoals het vaccin zelf, de varenicline en de counseling: “Het is gewoon een “VIP" pakket". Vooralsnog lijkt in ieder geval de motivatie van de rokers door dit pakket erg gestimuleerd te worden en motivatie is natuurlijk het allerbelangrijkst bij stoppen met roken. Voor het NicVAX® onderzoek worden nog deelnemers gezocht. Voor meer informatie ga naar www.hag.unimaas.nl/nicotinevaccinstudie 30 op één lijn 37 2e uitgave 2010 Een vreemde WESP in het nest? Bioloog, boeddhist en basisarts DOOR NIELS KLEIN, WESP STUDENT een follow-up studie uitvoeren met patiënten uit de open access database die tussen 2002 en 2008 vorm heeft gekregen. Ook mag ik een aantal metingen gaan verrichten op de echo's van de patiënten die ik selecteer voor mijn populatie. “Zeg Niels, ik wil je niet digitaal beledigen, maar ben je niet wat oud voor een WESP? Ik heb je kamergenoot al voorzichtig gepolst en die ….” Die kamergenoot heeft gelijk, ik heb biologie gestudeerd in Utrecht, van 1994-1999. Ik ben afgestudeerd bij de vakgroep botanische ecologie en evolutie biologie, op de vakgebieden phytopathologie en plantfysiologie, met een scriptie over sustainable agriculture methoden door inheemse volkeren van Zuid Amerikaanse landen. Niels Klein Inleiding Redactie Een eerdere lichting WESP-en zwaaide half januari af na 18 weken stage. Ze hielden een presentatie op de vakgroep en leverden een artikel aan voor Op één Lijn. Na een korte pauze kwam de nieuwe lichting. WESP-en worden in groepjes via de email inclusief groepsfoto intern voorgesteld. Soms heb je al WESP-en gezien of gesproken voordat ze officieel zijn voorgesteld, meestal bij de koffieautomaat. Je pikt ze er zo uit, omdat ze jonger of even oud zijn als de jongste medewerkers, meestal promovendi. Het verschil zit hem erin, dat je EEN WESP zelden alleen treft. Ik had ‘hem’ dus niet herkend als zodanig, totdat het voorstelmailtje kwam. Niels H. K. Klein, WESP. Mijn onderzoek is nogal ambitieus; na een toch wel ingewikkeld stuk dataselectie ga ik Toen ik klaar was, wilde ik geen promotieplek, omdat ik mezelf niet tot mijn pensioen onderzoek zag doen. Het was me te stoffig, te veel alleen bezig zijn en teveel labwerk. Ik ben toen gaan solliciteren in de ICT, en uiteindelijk bij de ABN AMRO terecht gekomen als systeembeheerder, tja, over stoffig gesproken... In die baan kwam ik erachter dat ik heel graag met mensen werk, en dat ik te veel energie heb om de hele dag stil achter een monitor te zitten; dat is bij de WESP nu ook weer even afzien, maar 4 maanden is wel te doen. Ik ben uiteindelijk 5 jaar bij de ABN AMRO blijven werken, en heb in de tussentijd een jaar psychologie in deeltijd aan de universiteit in Leiden gedaan, wat ik heel erg interessant vond, maar daar wilde ik niet mee verder. Ik heb toen heel even meegedaan aan de opleiding alternatieve geneeskunde in Hilversum, maar dat was mij veel te onwetenschappelijk, veel van wat ik daar hoorde kan ik niet met goed fatsoen aan zieke mensen verkopen. Vervolgens heb ik twee keer aan het voortraject van de SUMMA opleiding meegedaan; dat was toen nieuw in Utrecht; kon je in 4 jaar tijd basisarts worden. De tweede keer had ik een derde reserveplaats maar werd ik ook ingeloot in Maastricht voor de voltijds geneeskunde opleiding. En die is nu bijna af, zoals je ziet! Nog 1 VGT (=voortgangstoets) en deze WESP afronden en dan ben ik er. 31
Pagina 32
op één lijn 37 2e uitgave 2010 “Wáár ben je dan Niels? Ik kan je niet vragen wat je wilt worden als je groot bent, maar wel welke specialisatie je denkt te gaan doen (of niet). Huisarts? Cardioloog? Huisman?” En wat ik daarna ga doen: ik ben er nog niet helemaal uit. Mijn vriendin (binnenkort vrouw, we trouwen 3 juli 2010) is dierenarts en die wil op termijn heel graag een eigen praktijk. Misschien dat ik inderdaad als dat zover is het huishouden ga doen, dat is een hele nobele taak! Maar of ik dat lang volhoud en me niet binnen een paar weken kapot verveel dat weet ik nog niet zo zeker. Ik voel me aangetrokken tot de ouderenzorg, en dan met name de zorg in het verpleeghuis. Ik zit te denken aan verpleeghuisarts (alhoewel dat niet meer zo heet heb ik me pas laten vertellen) of geriater. De psychiatrie vind ik ook heel interessant trouwens, maar ik denk dat ik eerst nog eens goed rond moet gaan kijken. Waar ik sinds mijn coschap in Nepal (community medicine) heel veel mee bezig ben, is het boeddhisme. Ik denk dat wat ik ook ga doen, deze filosofie mijn praktijk zeker zal beïnvloeden. In het boeddhisme wordt waar de boeddha voor staat als medicijn voor ziekte gezien. Waarbij ziekte vooral het ontbreken van geluk, eenzaamheid, egoïsme en andere ongelukkige zaken van mensen voorstaat. Ik ben geen fan van generaliseren, maar ik denk dat heel veel lichamelijke ziekten beginnen bij dergelijke "pathologie". Veel ongezond gedrag heeft zijn basis in ontevredenheid, onwetendheid en egocentrisme. En veel lichamelijke pathologie is gebaseerd op ongezond gedrag. Dus ik denk dat de link met geneeskunde veel directer is dan je zo op het eerste gezicht zou zeggen. De (nabije) toekomst zal het leren. Ik zie geen enkele reden waarom Niels de optie ‘huisarts worden’ moet uitsluiten. Het specialisme ‘generalist’ lijkt hem op het lijf geschreven! Voor het ultieme vakantiegevoel hebben we voor op de kaft een puzzel bedacht. Onder de juiste inzendingen verloten we drie leuke prijzen: uw leukste vakantiefoto op posterformaat. De poster wordt verzorgd door onze hofleverancier Océ Business Services. 1e prijs poster op het formaat 84 x 60 cm op 170 grs. photogloss 2e prijs poster op het formaat 60 x 42 cm op 140 grs. coated paper 3e prijs poster op het formaat 60 x 42 cm op 140 grs. coated paper U kunt uw oplossing insturen tot 1 september 2010. Insturen kan per post naar Ria Lumeij, vakgroep HAG, Universiteit Maastricht, Postbus 616, 6200 MD Maastricht. Scannen en mailen kan naar: op1lijn@hag.unimaas.nl of evt faxen naar 043-3619344. Vergeet niet uw gegevens bij inzending te vermelden. Over de uitslag kan niet gecorrespondeerd worden. Redactieleden zijn uitgesloten van deelname. Vanaf 1 september kan de goede oplossing bij de redactie worden opgevraagd. Deze zomeractie wordt gesponsord door Océ Business Services. Aankondiging Inauguratie prof.dr. Trudy van der Weijden Datum: 26 november 2010 om 16.30 uur in Maastricht. 32 op één lijn 37 2e uitgave 2010 Hoe gaat het met onze kersverse huisartsen? Werken in het buitenland… DOOR NATHALIE EYMAEL, WAARNEMEND HUISARTS IN MAASTRICHT Nathalie Eymael In september 2009 heb ik mijn opleiding tot huisarts afgerond aan de Universiteit Maastricht. Na de opleiding ben ik gaan werken als huisarts in België, vlak over de grens, in een samenwerkingsverband met een mannelijke huisarts. Ik ben 34 jaar oud, gehuwd en moeder van 2 kinderen. Na drie kwart jaar werken in België kwam ik er achter dat het werken in België, als vrouw en moeder, niet was wat ik er van verwacht had. Ik werk momenteel weer als waarnemend huisarts in een praktijk in Maastricht en doe diensten vanuit de huisartsenpost in Maastricht en Sittard. Daarmee haal ik reeds een groot verschil aan met de organisatie van de diensten in mijn vorige huisartsenkring in België waar men niet met een huisartsenpost werkt, maar in een systeem vergelijkbaar met de oude dienstenstructuur in Nederland. Je staat als huisarts ’s nachts in de week steeds ter beschikking van je patiënten. In de huisartsenkring waar ik actief was, ben je in het weekend volgens een beurtrol van vrijdagavond tot zondagochtend de enige beschikbare huisarts. Toen ik in België van start ging wist ik vanzelfsprekend hoe de huisartsenzorg georganiseerd was. De organisatie en structuur van de Nederlandse huisartsgeneeskundige zorg inbedden in de praktijkvoering bleek een onhaalbare doelstelling. Het werken met een praktijkassistente, praktijkondersteuning, zoals ik dat gewoon was uit mijn opleiding in Nederland, was niet ingebed in de praktijk in België. De noodzakelijke en hoge beschikbaarheid om goede patiëntenzorg te bieden en de enorme administratieve workload hebben ertoe geleid dat ik dit nochtans zeer mooie beroep moeilijk kon combineren met een degelijk sociaal - en gezinsleven. Ik werk momenteel als waarnemend huisarts te Maastricht wat me goed bevalt. De triage door de doktersassistenten leidt ertoe dat ik als huisarts meer bezig ben met de voor een huisarts bestemde problematiek. In de nabije toekomst ambieer ik een vaste plek binnen een praktijk te vergaren. Op termijn wens ik toe te treden tot een maatschap. Mijn werkervaring in België zie ik als zinvol, niet alleen medisch inhoudelijk maar ook de organisatorische verantwoordelijkheid die ik droeg binnen de associatie. Momenteel kan ik het mooie van het huisartsenvak goed combineren met mijn gezinsleven. Ik doe mijn werk graag! 33
Pagina 34
op één lijn 37 2e uitgave 2010 “Het oog van de meester” Afscheid van een pionier DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Vanaf 1990 is hij begonnen met scholingscursussen voor huisartsen, aanvankelijk in de danszaal van het dorpscafé. Dat heeft zich ontwikkeld tot de professionele bijscholing waarmee de STOOHN (Stichting Oogheelkundige Opleidingen voor Huisartsen in Nederland) tegenwoordig met de zgn. Optomobiel het land intrekt. Als ongekend inspirator heeft Jo nu voldoende opvolgers en medewerkers om die kar verder te trekken. Eén van zijn “leerlingen” vatte op het symposium de opbrengst van de legendarische Baggen-cursus mooi samen: “ik kon al kijken, maar Jo heeft mij leren zien” Jo Baggen Zoon van het “Hoofd der School” in het Schinveld van lang geleden: het kan niet anders dan dat bij Jo Baggen een genetische belasting heeft doorgezet. Want een gedreven leermeester was hij, en streng ook. Dat weten inmiddels honderden huisartsen (al dan niet in opleiding) in Nederland, maar ook in Schotland, die zich door hem hebben laten scholen in de eerstelijns-oogheelkunde. Heel veel van hen waren aanwezig op het afscheidssymposium, dat te zijner ere op 31 maart jongstleden werd gehouden in de Oranjerie te Roermond. De weg naar dit afscheid was lang, een kort historisch overzicht: Van 1961 tot 1991 was Jo huisarts in Brunssum, toen al druk met vaardigheden die nu in veel praktijken nog maar net of nog niet beschikbaar zijn, zoals audiometrie, longfunctiemeting, inspannings-ecg, en vooral oogheelkundige diagnostiek. Door dat laatste werd hij het meest gegrepen. Om verder te komen is hij 1 x/week stage gaan lopen bij professor Lamers in Maastricht, bij wie hij in 1990 promoveerde op het proefschrift "Oogheelkunde in de Huisartspraktijk". Om dit vak toegankelijk te maken voor de eerste lijn, heeft Jo zelf veel van de bestaande apparatuur aangepast en ontwikkeld. 34 Waarmee Jo nu op zijn 80ste welverdiend kan gaan genieten van zijn rust. Of hij dat overigens zal doen blijft, voor wie hem kent, de vraag. Zijn dagen zitten alweer meer dan vol met de merkwaardige combinatie van filosofie en zijn kippen. Goed mogelijk, dat we dus nog van hem horen. op één lijn 37 2e uitgave 2010 Stellen zich voor: Een nieuwe vogel, Marieke Kools, gedragswetenschapper “Tame birds have only longings, wild birds fly”. Zo nam ik drie jaar geleden afscheid in het informatieblad van de psychologiefaculteit aan de UM. Daar had ik gestudeerd, daar was ik gepromoveerd en daar had ik als docent gewerkt. Tijd om uit te vliegen. Als cognitief psycholoog heb ik me altijd bezig gehouden met hoe mensen informatie verwerken. Of het nu gaat om effectieve leeromgevingen of gebruiksvriendelijke informatiesystemen; in toegepast experimenteel onderzoek heb ik inzichten uit psychologische theorieën onderzocht op hun meerwaarde voor de schriftelijke gezondheidsvoorlichting. Aan welke voorwaarden moeten teksten en beeldmateriaal voldoen om begrip bij de doelgroep te verhogen? En hoe zorg je met de vormgeving van een brochure dat lezers makkelijk vinden wat ze zoeken? Ontzettend leuk onderzoek om te doen, vooral vanwege de directe toepasbaarheid in de praktijk. Passend bij mijn praktische karakter. Tegelijkertijd ben ik altijd het liefst met mensen bezig geweest. Het kunnen bijdragen aan persoonlijke ontwikkeling, in de vorm van onderwijs, training en coaching: dat geeft me energie. Als gedragswetenschapper bij de Huisartsenopleiding in Maastricht vind ik zowel de voldoening van een stuk inhoudelijke- als procesmatige diepgang. Deze ‘bird’ heeft, zoals veel gedragswetenschappers, nog een tweede nest: als consultant bij AC&T Consulting in Sittard, adviseer ik organisaties omtrent selectie- en ontwikkelvraagstukken. Past een kandidaat qua capaciteiten en persoonlijkheid op de functie die men voor hem voor ogen heeft? Is iemand coachbaar op zijn empathisch vermogen? Hoe leer je een groep managers om hun medewerkers te coachen en om te gaan met de onzekerheden die inherent zijn aan hun type organisatie? In assessment-onderzoeken ben ik scheidsrechter, in coachingstrajecten zowel coach als bemiddelaar. Kortom: een interessante combinatie die in de toekomst nog leuke kruisbestuivingen kan opleveren. Na vier maanden voelt de Huisartsenopleiding in Maastricht in ieder geval al als een gezellig nest, waar ik mijn ei goed kwijt kan. Nieuwe HAB jaar 3 huisartsopleiding, Rianne Smals-Oomen Sinds 1 februari ben ik in dienst en sinds 1 maart ben ik HAB van een derdejaars groep huisartsen in opleiding. Ik werk als huisarts in Roermond in een groepspraktijk met 3 collegae. Helaas hebben we zelf nog geen huisartsen opgeleid, eenvoudigweg omdat we er geen ruimte voor hebben. Als het goed is komt daar binnen afzienbare tijd verandering in. In 1989 ben ik afgestudeerd als huisarts in Nijmegen. We waren toen de eerste groep die de 2-jarige opleiding voltooide. Zelf heb ik goede herinneringen aan deze opleiding. Na zoveel jaren werkzaam te zijn als praktiserend huisarts had ik de behoefte meer met het vak te doen, een stuk kennis en ervaring overdragen. Uiteindelijk ben ik zo bij de huisartsenopleiding in Maastricht terecht gekomen. 35
Pagina 36
op één lijn 37 2e uitgave 2010 Ik zit hier nu 4 maanden en wat me op valt, is de gezellige sfeer en korte lijnen in overleg, daarnaast is de huisartsenopleiding een heel stuk professioneler geworden. Veel didactische zaken zijn nog nieuw voor me, maar ik beschouw het als een uitdaging. Mijn enthousiasme is tot nu toe alleen maar gegroeid! Naast deze werkzaamheden ben ik echtgenote en moeder van 3 dochters tussen de 13 en 18 jaar. Gezelligheid en plezier hebben in de dingen die je doet zijn voor mij een belangrijk motto. Koen Vanwersch, HAB bij de huisartsopleiding Eerste werkplek als huisarts Na het afronden van mijn huisartsenopleiding in oktober 2000 ben ik gaan werken in het gezondheidscentrum Withuis, als collega van Tonnie. In die academische omgeving heb ik me kunnen bekwamen in voor de huisartsgeneeskunde relevante diagnostiek, zoals het lezen van ECG’s, het beoordelen van spirogrammen en het hanteren van de spleetlamp. Huidige werkplek Vanwege verschil in inzicht over de organisatiestructuur ben ik in juli 2005 overgestapt naar de huisartsenmaatschap Venlo Zuid, waar ik tot nu toe 4 dagen in de week met veel plezier heb gewerkt. Mijn collega’s zijn Theo Cleef (HAO in Maastricht), Jan Maarten Tolk (sinds kort kaderarts DM), Annet Haenen en Birgit Anten. In de praktijk zijn we bezig met accreditatie. Mijn wens komt in vervulling Aan het einde van de vorige eeuw, toen ik nog Haio was bij Tonnie van Kessel in het GC Withuis in Venlo, heb ik al aangekondigd, dat het mijn wens was over tien jaar HAB te worden in Maastricht. In ieder geval zou ik wachten totdat de tunnels open waren. Ook heb ik dat toen gemeld aan Yvonne van Leeuwen, in 1999 hoofd van de huisartsopleiding. Het leek me prachtig om zo’n groep enthousiaste Haio’s te mogen begeleiden. Misschien was het niet toevallig, dat ik vorig jaar Paul Ram tijdens een feestje in Heugem aansprak over de mogelijkheden om HAB te worden. Nu ik 10 jaar huisarts ben en voel, dat ik het vak goed in de vingers heb, heb ik zin heb om ons boeiende huisartsenvak over te dragen. Ik ben op 6 mei in Urmond bij de terugkomdag voor opleiders begonnen. Meteen hup, het diepe in. Onderwijservaring In 2007 ben ik geslaagd voor de Baggencursus. In 2008 heb ik samen met Monique Baggen gezorgd, dat er spleetlampen op de huisartsposten Venlo en Venray beschikbaar kwamen. Voor 56 huisartsen hebben we een introductiecursus spleetlampgebruik verzorgd. In 2009 ben ik samen met Jo Baggen docent geweest in de eerste Baggencursus in Venlo. In oktober 2010 ben ik opnieuw docent in de Baggencurus in Venlo. Gedurende 8 jaren begeleid ik coassistenten, vanaf 2005 samen met Annet Haenen, mijn huidige collega. Zelfs als HAIO ben ik één dag in de week betrokken geweest bij het begeleiden van een coassistent. Malawi Marleen van de Bogaart vertelde me deze maand, dat ze zich nog herinnerde, dat ik mager en gebruind met het vliegtuig vanuit de tropen even kwam solliciteren voor de huisartsopleiding (1997). In Malawi heb ik in een plattelandsziekenhuis gedurende 3 jaren gewerkt. 36 op één lijn 37 2e uitgave 2010 Om eerlijk te zijn heb ik er meer geleerd dan dat ik ontwikkeling gebracht heb. Waar ik kon was ik wel bezig met het onderwijzen en overdragen van kennis en vaardigheden. Privé Samen met mijn kersverse echtgenote Dieuwertje Crasborn ben ik van 1994 tot 1997 gaan werken in Malawi. Dieuwertje heeft het basisgezondheidszorgproject overgedragen op een locaal team. Samen met onze kinderen Inez (13, heeft nog één jaar in Malawi gewoond), Camiel (11) en Rosa (7) hebben we in 2007 Malawi bezocht. Het was toen goed om te zien, dat haar project nog draaide en haar team nog grotendeels intact was. Afgelopen winter zijn we met zijn vijven op bezoek geweest bij een deel van de familie Crasborn in Nieuw Zeeland. We bezochten een neef van Dieuwertje, die ik als HAIO in 2000 op een familiereünie heb moeten reanimeren. Hobby’s Het moge duidelijk zijn dat reizen een van mijn hobby’s is. Heel leuk vind ik het om gerechten uit andere culturen te leren klaarmaken. Op 17 april jl heb ik voor mijn voetbalteam (veteranen Venlosche boys) eerst een Tagine klaargemaakt als voorgerecht en een paëlla als hoofdgerecht. Geïnspireerd door de muziek om me heen in mijn gezin heb ik 2 jaar geleden de pianoles weer opgepakt. Als kind had ik ook 3 jaar gespeeld. Ik vind het leuk eenvoudige liedjes te schrijven over de dingen die me bezig houden in het dagelijkse leven en in het huisartsenvak. Bijzondere Bekwaamheid Huisarts in de bak DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Op 1 maart 2010 is het CHBB-register Justitiële Huisartsenzorg geopend. Hiermee wordt de kwaliteit van zorg aan patiënten met een vrijheidsbeperking gehandhaafd en waar nodig verbeterd. Justitiële huisartsenzorg is zorg voor een bijzondere groep patiënten. Gedetineerden hebben specifieke gezondheidsproblematiek. De prevalentie en complexiteit van de gezondheidsproblematiek van gedetineerden en de juridische context waarbinnen de huisartsenzorg in de inrichting plaatsvindt, verschillen wezenlijk van de situatie en patiëntenpopulatie in de ‘gewone’ huisartspraktijk. Dit heeft invloed op het medisch professionele handelen van de huisarts en vraagt om specifieke kennis en competenties van de huisarts. Tot de eerste groep huisartsen die na 2 jaar opleiding onlangs geregistreerd is voor deze bijzondere bekwaamheid, behoort Jeroen Smeets, sinds 2006 werkzaam in academisch Gezondheidscentrum Heer te Maastricht. Zijn voorganger Frans Vissers verzorgde al de eerstelijnszorg voor de jongeren in de justitiële jeugdzorginstelling Het Keerpunt in Cadier en Keer, en ook Jeroen houdt daar nu eenmaal per week een middag spreekuur. Bij het instellen van het register hebben de uitkomsten van het onderzoek naar de Schipholbrand een belangrijke rol gespeeld. De medische zorg aan gedetineerden bleek “gevarieerd”, zowel wat betreft aanbod als uitvoering. Professionalisering was gewenst en werd aanbevolen door 37
Pagina 38
op één lijn 37 2e uitgave 2010 Jeroen staat 9e van links in de groep afgestudeerden de Inspectie voor de Gezondheidszorg in haar rapport: zorg achter tralies. Het betreft huisartsgeneeskundig aanbod waarvoor een huisarts additionele scholing nodig heeft. De patiëntenpopulatie in justitiële inrichtingen is qua complexiteit en specificiteit van de gezondheidsproblematiek afwijkend van de reguliere huisartsenpraktijk. Het aandeel psychiatrische problematiek ( cluster Bpersoonlijkheidsstoornis, verslaving, depressie, somatisatie) is aanzienlijk hoger in justitiële inrichtingen. Ook ernstige chronische meervoudige verslavingsproblematiek komt veel voor. Daarnaast is medische zorg bij gedetineerden vaak langdurig uitgesteld (“achterstallig onderhoud”). Daarnaast is de juridische context (gedwongen verblijf en wet- en regelgeving) van invloed op de organisatie van de zorg en het professionele handelen van de huisarts. Nauwe samenwerking met o.a. psychiater en psycholoog en de directeur van de penitentiaire inrichting is noodzakelijk. Belangrijkste samenwerking bestaat echter met de justitieel verpleegkundige. Deze verricht intake en triage, geleidt door naar de huisarts, maar handelt volgens protocol sommige klachten ook zelf af. In Cadier en Keer haalt Jeroen Smeets veel voldoening uit zijn huisartsenwerk daar. Naast de verpleegkundige werkt hij nauw samen met twee (forensisch) kinderpsychiaters. De patiëntenpopulatie bestaat uit 80 jongens en 40 meiden tussen de 12 en de 21 jaar, voor het grootste deel in jeugddetentie. Met agressie heeft hij nog nooit te maken gehad, integendeel: enkele voormalig gedetineerde jongeren hebben zich na hun vrijlating bij hem in de praktijk ingeschreven, en Jeroen vindt het prachtig om ook als gewoon huisarts mee te maken hoe zij hun leven weer opbouwen. Veel voldoening te halen dus, uit deze huisartsgeneeskundige “hobby”. Mooi meegenomen is, dat de huisartsenzorg aan gedetineerden nog volop in ontwikkeling is. Veel van het kennisdomein moet nog beschreven en ontwikkeld worden, en Jeroen blijft daarbij nauw betrokken. Hebt u interesse gekregen door dit verhaal, en voelt u zich soms een gevangene van uw praktijk? Meer en uitgebreidere informatie over de uitbraakmogelijkheden via deze bijzondere bekwaamheid op www.chbb.artsennet.nl. 38 op één lijn 37 2e uitgave 2010 Nieuw hoofd van de Huisartsopleiding Maastricht Jean Muris volgt Paul Ram op Huisartsgeneeskunde. Hij heeft vanaf het begin zijn werk als huisarts gecombineerd met onderwijstaken en wetenschappelijk onderzoek. Zijn deelname aan de experimentele onderzoekersopleiding (1985-1986) was zijn entree in het wetenschappelijk onderzoek. Hij promoveerde in 1993 op het onderwerp ‘Niet acute buikklachten’. Op dat onderzoeksgebied is hij wetenschappelijk actief gebleven, evenals op dat van astma/COPD. Samen met dr. Geertjan Wesseling van de afdeling Longgeneeskunde van het azM, is hij op dit terrein werkzaam als een van de programmaleiders binnen de School of Public Health and Primary Care (CAPHRI). In het onderwijs voor studenten geneeskunde heeft hij een veelheid aan rollen en functies vervuld. Momenteel is hij coördinator van de coschappen (Katrien Boots zal hem daarin opvolgen) en lid van de Examencommissie. In 1996 werd hij benoemd tot Universitair Hoofd Docent (UHD). Hij heeft nationaal en internationaal een uitgebreid netwerk opgebouwd. Jean Muris Dr. Jean Muris volgt per 1 november 2010 dr. Paul Ram op als Hoofd van de Huisartsopleiding van de Universiteit Maastricht. Jean Muris (1959) studeerde geneeskunde in Maastricht (1977-1983) en volgde direct daarna ook de Huisartsopleiding te Maastricht (1983-1984). Vanaf 1985 was hij tot 1993 als huisarts actief in Gezondheidscentrum Withuis te Venlo en daarna in het Gezondheidscentrum Geulle. Beide centra behoren tot de academische praktijken die nauw verbonden zijn met de Vakgroep De huisartsopleiding is voor hem geen onbekend terrein aangezien hij al meerdere jaren als huisartsopleider functioneert, en als docent aan onderwijsprogramma’s bijdraagt (astma/COPD cursus). Jean Muris is gehuwd en heeft 2 kinderen. Paul Ram (1948) gaat de Huisartsopleiding gelukkig niet verlaten. Paul gaat weer meer aan de slag met zijn expertise en belangstellingsgebied: toetsing. Dat doet hij bij de Huisartsopleiding te Maastricht en bij Huisartsopleiding Nederland te Utrecht. In het volgende nummer zullen we hieraan uitgebreider aandacht besteden. 39

Op één Lijn 36


Pagina 2
Inhoudsopgave Colofon oplage 2000 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan vunderink, Ria Lumeij, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, afdelingen azM & overige relaties e-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Adres vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht Fotografie Eigen bestand foto's promotie Jochen Cals zijn gemaakt door Bart Weijts uit Utrecht p. 3 en p. 25 foto van Roelf Norg die Heert Dokter prijs krijgt uitgereikt is gemaakt door Margot Scheerder in opdracht van het NHG p. 27 foto cliënt Maasveld (artikel Annemieke Wagemans) is gemaakt door Wim Roefs uit Loosbroek p. 29 deadline volgend nummer 11 juni 2010 kaft: illustratie Guus van Rooy (namen die op de kaft vermeld staan zijn gerelateerd aan artikelen in dit nummer) © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 2 van de voorzitter – Job Metsemakers Trudy van der Weijden nieuwe hoogleraar bij Huisartsgeneeskunde – persbericht Nieuws van het onderwijsfront: de co-efficiënt – Laury de Jonge en Lilian Aarts Beste HAB coschappen 2008-2009 is Wil keulers – redactie Praktijkonderwijs Jaar 3 op de schop – Johan Evers Academisch Centrum voor Stemmingsstoornissen Maastricht (ASM) – Frank Peeters De kaderopleiding hart- en vaatziekten – Yvonne van Leeuwen Stellen zich voor: Anneke van Dijk , Jikke van der Linden & vera-Cristina Mertens, onderzoekers Leonore Lammerts, huisartsonderzoeker Nadine van Nierop, gedragswetenschapper Maarten van Wesel, ICT-er Samen naar de top – Babette Doorn Over het opleiden van onderzoekers in de huisartsgeneeskunde – Geert-Jan Dinant Promoties: Health care for people with intellectual disability – Magda Wullink Alcohol and Cardiovascular Disease – Marja veenstra Promotie Pluis Niet Pluis – Erik Stolper Cum Laude promotie Jochen Cals Nèt geen BMJ Award voor Jochen Cals – Geert-Jan Dinant Winnaar Heert Dokter prijs 2009 – Roelf Norg Nieuws uit lopende onderzoeksprojecten: Amuse-2 (longembolie) – Jelle Stoffers CEDAR (darmziekten) – Liselotte kok PAS: nieuwe stoppen met roken methode voor praktijkondersteuners – Eline Smit Stoppen-met-roken interventie richt zich op huisartsenpraktijk – Hans vehof INvEST NPO (zorg voor ouderen) – Arianne Theuws (G)OUD (ouderenzorg) – Mandy Stijnen College geven in Afrika – Mandy Stijnen Er is een coderingszaadje geplant – Caroline Robertson voor u geschreven in Maastricht – Jelle Stoffers Onderwijsontwikkeling APC voor de huisartsopleidingen – Angelique Timmerman Toekomstgericht management onderwijs huisartsen – Rob keijzer en Marijn van Oord Over het omgaan met dadendrang – Felix Punt kwaliteitsonderzoek praktijkonderwijs ouderenzorg aan aios – Leonore Lammerts Opleidingscoördinator huisartspost – vincent zwietering Lustrum vereniging van opleiders; Maastricht de oudste – Gerard Benthem Reflectie in Rolduc – Gerard Benthem AIOS-dag 2010: Preventie in de huisartsgeneeskunde – Gemma kuip et al Aios referatendag – Charles verhoeff Bijzonder bekwaam: urogynaecologie – Margriet Folkeringa WESP-en 4 6 7 9 10 11 12 12 13 14 14 15 17 20 21 23 25 26 27 28 Medische beslissingen levenseinde bij verstandelijk beperkten –Annemieke Wagemans 29 Spoedzorg – Inge Duimel 30 30 32 33 34 35 36 37 38 41 42 44 45 46 47 48 49 50 52 53 op één lijn 36 1e uitgave 2010 Van de redactie eigen kweek We dachten u voor de mei-vakantie nog ‘even’ bij te praten over lopende zaken. We konden niet voorzien dat het zo’n dik nummer zou worden; het tekent de dynamiek en veelzijdigheid van onze vakgroep. Er is veel, heel veel wetenschappelijk onderzoek. Mede daarom koos ik de titel ‘eigen kweek’ voor dit redactioneel. Trudy van der Weijden is een voorbeeld van eigen kweek: opgeleid in Maastricht, gepromoveerd in Maastricht en nu sinds kort hoogleraar Implementatie van Richtlijnen aan onze vakgroep in Maastricht. Daar zijn we erg trots op! In 1999 stelden we 2 andere kersverse hoogleraren onderzoek aan u voor: Geert-Jan Dinant en Onno van Schayck. Ruim 10 jaar na dato komen zij wéér tegelijk aan bod. Hun gemeenschappelijke werkwijze c.q. streven is vroege ‘opsporing’ van wetenschappelijk talent, zorgen voor adequate doorstroom, opleiding en begeleiding waarbij uiteindelijk een kleine groep de hoogste top zal halen. De artikelen in dit nummer bestrijken het hele spectrum waarover de hoogleraren spreken. Dinant mag trots zijn op zijn recent afgeleverde promovendi van wie Jochen Cals apart genoemd moet worden omdat hij het predikaat Cum Laude ontving. Een zeer bijzondere prestatie. Cals is de derde Cum Laude promotie aan onze vakgroep. Eerder lukte dat Jan Joost Rethans (nu werkzaam bij het Skillslab in Maastricht) en later ook Bas Maiburg (het huidige adjuncthoofd van onze Huisartsopleiding). Huisarts Roelf Norg won de Heert Dokter prijs voor het beste H&W artikel en kreeg die prijs uitgereikt op het NHG congres 2009. Promovendi die nog volop aan het onderzoeken zijn laten ook weer van zich horen. Nieuw zijn bijdragen van onderzoekers die niet werkzaam zijn bij onze vakgroep, maar wel in ons gebouw op het Debyeplein 1. Die onderzoekers werven ook onder huisartspraktijken in onze regio (via het Coördinatiebureau Eerste Lijn van de vakgroep). verheugd zijn we ook weer over het voortreffelijke overzicht “voor u geschreven in Maastricht” van Jelle Stoffers, een panklare samenvatting van need-to-knows over vakgroeppublicaties in de afgelopen maanden. Wetenschap is en blijft nodig voor de vakinhoudelijke uitoefening, ontwikkeling en positionering van de Huisartsgeneeskunde. Huisarts worden is een academische, en geen beroepsopleiding. Aios weten dat ook. Yvonne van Leeuwen trekt aan het andere eind van het spectrum en maakt zich sterk voor de nascholing en kaderopleiding huisartsen. Hendrik Jan interviewde collega Margriet Folkeringa haar over haar bekwaamheid urogynaecologie. In het volgend nummer komt de “justitiële huisartsenzorg” aan bod, Jeroen Smeets uit Maastricht studeert dit voorjaar af. Academisch werken betekent ook reflecteren en evalueren. In het basiscurriculum heeft dit geleid tot een herbezinning op het onderwijs in Jaar 3. Mede dankzij uw ervaringen en input konden we deze keuze weloverwogen maken. Tussendoor maken we wat internationale uitstapjes; de voorzitter legt uit waarom we dat doen. Dichter bij huis maar even sfeervol, komen stafleden en huisartsopleiders bijeen om te reflecteren, te leren en continu te ontwikkelen en vernieuwen. De eeuwenoude Abdij van Rolduc inspireert. Alle hens aan dek, het valt niet altijd mee voor bemanning en passagiers, maar als het schip eenmaal op koers ligt, dan is het prima toeven aan boord! Geniet van het voorjaar, wij zijn terug in hartje zomer. Babette Doorn Jochen Cals Cum Laude 3
Pagina 4
op één lijn 36 1e uitgave 2010 van de voorzitter onze internationale activiteiten DOOR JOB METSEMAkERS, vAkGROEPvOORzITTER HUISARTSGENEESkUNDE & HUISARTS IN GEULLE onze activiteiten op het gebied van onderwijs (basiscurriculum, huisartsopleiding, verdere scholing zoals kaderopleiding) en het wetenschappelijk onderzoek, zijn in het eerstelijnsveld wel bekend. We vragen jullie immers regelmatig voor deelname. de vakgroep speelt ook huisartsgeneeskundig een belangrijke rol, zeker binnen europa. mensen vragen wel waarom we daar ooit aan begonnen zijn, of we daar wel tijd voor hebben, en of dat ook iets oplevert voor de vakgroep. Waarom internationalisering? Ik weet niet zeker of de waarom-vraag ooit echt gesteld is. Maastricht was vanaf het begin in 1974 een buitengewoon interessant onderwijsexperiment dat steeds bezoekers trok. vervolgens kwamen verzoeken om samen te werken bij de ontwikkeling van nieuwe onderwijsprogramma’s in allerlei landen van de wereld. Ook op het gebied van huisartsgeneeskundig wetenschappelijk onderzoek verwierf Maastricht een uitstekende naam en kwamen internationale contacten tot stand. Het is dus gewoon zo gegroeid. Weer zo kiezen? Als we nu als vakgroep de beslissing zouden moeten nemen, verwacht ik (maar dat is natuurlijk met de kennis van nu) dat we weer zouden besluiten er tijd voor vrij te maken. opbrengst? Een goede naam als Universiteit Maastricht en als vakgroep Huisartsgeneeskunde binnen CAPHRI School for Public Health and Primary Care levert behalve positieve reacties tijdens congressen of workshops, ook andere dingen op. We kunnen op het gebied van master studenten geneeskunde niet internationaal werven. Wel voor de andere masters van de FHML, dus ook voor de CAPHRI Research Master. Het internationaal werven van PhD studenten (promovendi) wordt internationaal ook steeds belangrijker. Onze inzet op internationaal gebied is ook belangrijk om de huisartsgeneeskunde, zoals we die in Nederland kennen, in stand te houden. Immers, binnen Europa streeft men naar harmonisatie en we zouden er toch niet aan willen denken dat we een systeem zouden krijgen zonder huisartsen maar met alleen ziekenhuisspecialisten zoals 4 in veel Oost Europese landen het geval was en soms nog zo is. De “verkoop” van onze huisartsgeneeskunde door Nederland, België en Engeland heeft veel bijgedragen aan de introductie of versterking van de huisartsgeneeskunde in die landen. De internationale uitwisseling en samenwerking op het gebied van wetenschappelijk onderzoek is vruchtbaar en zichtbaar in wetenschappelijke artikelen en internationale projecten. En het is belangrijk voor uitwisseling van promovendi. Europese subsidies worden steeds belangrijker en zijn alleen toegankelijk in internationale consortia. Wat doen we nu internationaal? Ik noem een beperkt aantal activiteiten. Binnen MUNDO1, de internationale ontwikkelingsorganisatie van de Universiteit Maastricht, zijn verschillende personen van de vakgroep actief bij projecten op het gebied van onderwijs en/of wetenschappelijk onderzoek in verschillende landen zoals Turkije, kenia, Indonesië en Ethiopië. Het secretariaat van de EGPRN, het Europese netwerk voor huisartsgeneeskundig onderzoek, is sinds jaar en dag gevestigd in Maastricht en in handen van Hanny Prick. De vakgroep heeft in het verleden de voorzitter geleverd en dr. Jelle Stoffers is al sinds een aantal jaren de penningmeester. De EGPRN heeft recent de Research Agenda als document ontwikkeld. De training van jonge onderzoekers kreeg vorm in de Opleiding tot Huisarts Onderzoeker (OHO) die, getrokken door Geert-Jan Dinant, eerst een Nederlands-vlaamse aangelegenheid was, maar nu internationaal met Duitsland en Frankrijk wordt georganiseerd. Jelle Stoffers is sinds juni 2009 de Chief Editor van de European Journal of General Practice (EJGP), een Europees wetenschappelijk tijdschrift voor de huisartsgeneeskunde. Maastricht herbergt het Europese secretariaat van de Journal of Clinical Epidemiology waarvan André knottnerus een van de editors is, en waaraan meerdere leden van de vakgroep meewerken. zo doen ze belangrijke ervaring op 1 MUNDO: Maastricht University Centre for International Cooperation in Academic Development op één lijn 36 1e uitgave 2010 in het wetenschappelijk bedrijf waarbij Journals een steeds belangrijker rol spelen. Ik noemde het Maastrichtse onderwijsexperiment als eerste startpunt voor internationale samenwerking. Binnen de European Academy of Teachers (EURACT) wordt Nederland al sinds jaar en dag vertegenwoordigd door Maastricht. In vroeger tijden door Harry Crebolder, vervolgens door ondergetekende terwijl nu Yvonne van Leeuwen council member is. De European Definition of General Practice / Family Medicine is een van de producten die door de EURACT is opgesteld, en door Wonca Europe is overgenomen als uitgangspunt voor de ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde. Een dergelijk document geeft veel landen met een zich ontwikkelende huisartsgeneeskundige zorg houvast. Trudy van der Weijden, sinds kort hoogleraar Implementatie van klinische Richtlijnen, gaat Maastricht op de kaart zetten met een internationale conferentie: International Shared Decision Making conference 19-22 juni 2011. zelf mag ik mij sinds 2007 de secretaris WONCA Europe noemen. Een functie waarbij allerlei activiteiten op het gebied van onderwijs (EURACT), wetenschappelijk onderzoek (EGPRN), kwaliteit richtlijnen (EQUIP) samenkomen met de vasco da Gama Movement van aios en jonge huisartsen waarbij Yvonne van Leeuwen betrokken is. kortom: onze vakgroep heeft een internationaal netwerk. Als sommigen van ons ‘er even niet zijn’ dan weet u nu waar we wellicht wel zijn. Tot slot toch ook nog 4 nationale zaken: • Prof. dr. J. André knottnerus, nu nog voorzitter van de Gezondheidsraad, is door het kabinet benoemd tot voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR); hij blijft daarnaast nog bij de vakgroep werkzaam. • De praktijkcontacten in de huisartspraktijk in jaar 3, worden in het komende curriculumjaar niet meer voortgezet (zie artikel pag. 10). • Ons tekort aan stageplaatsen voor de co-schappen is door de duoconstructie en inzet van vele huisartsen gedaald. Jullie inzet blijft nodig want we hebben nog een aantal plaatsen nodig. Alvast heel veel dank. • De werving van huisartsopleiders door de Huisartsopleiding heeft geleid tot voldoende arsenaal voor de komende periode. Ook hier past onze dank. Uitnodiging / Vooraankondiging zuidelijke eerstelijnsdag op 27 oktober 2010 Bij deze willen we u van harte uitnodigen om de eerste zuidelijke Eerstelijnsdag op 27 oktober 2010 in het Beursgebouw Eindhoven bij te wonen. De zuidelijke Eerstelijnsdag is gratis toegankelijk voor iedereen die werkzaam is in de eerstelijn in Limburg, Brabant, zeeland, en het zuidelijke deel van Gelderland. U kunt hier kennis opdoen over diverse actuele thema’s in de eerste lijn en vooral ook contacten leggen. Een zeer omvangrijk programma van meer dan 80 workshops en seminars is in voorbereiding; in juni publiceren we het definitieve programma. voor alle disciplines wordt accreditatie aangevraagd. Op het beursdeel presenteren zich o.a. bedrijven, (zorg)instellingen, groothandels, nascholingsinstituten, uitgeverijen, zorggroepen en -verzekeraars, overkoepelende organisaties, overheid en farmaceuten. zij tonen noviteiten en verstrekken informatie. Ook is er gelegenheid voor interactie tijdens diverse nevenactiviteiten. Daarbij vormen de terrassen en restaurants een uitstekende ontmoetingsplaats voor informeel collegiaal overleg en contact. noteert u deze dag alvast in uw agenda! voor meer informatie kunt u terecht op www.eerstelijnsdag.nl voetnoot redactie: Ook de vakgroep Huisartsgeneeskunde zal deelnemen aan dit congres. Wij verzorgen een aantal attractieve workshops en wij zijn op de beurs te vinden met een stand met informatie. 5
Pagina 6
1e uitgave 2010 Persbericht 1 maart 2010 Leerstoel Implementatie van Richtlijnen / Implementation of clinical practice guidelines Vakgroep Huisartsgeneeskunde CAPHRI School for Public Health and Primary Care maastricht University zij promoveerde in 1997 bij prof. Richard Grol en prof. André knottnerus. voor haar proefschrift ontving zij in 1998 de Award van de landelijke onderzoeksschool Care. De studie ging over het effect van implementatie van de richtlijn voor diagnostiek en behandeling van hypercholesterolaemie. Sinds 2005 is zij programmaleider van het CAPHRI onderzoeksprogramma Implementation of Evidence. zij heeft 8 promovendi begeleid, waarbij een van de proefschriften is beloond met de Care-award 2009. zij begeleidt nu 7 eigen promovendi, (waarvan een is bekroond met een zonMW parel), en 5 promovendi met anderen. zij heeft 3 miljoen Euro aan projectgelden binnengehaald, voornamelijk van zonMW. Per 1 maart 2010 is Trudy van der Weijden in functie getreden als hoogleraar aan de FHLM-UM op de leerstoel “Implementatie van Richtlijnen”. van der Weijden studeerde in 1989 af aan de Faculteit Geneeskunde van de UM. Sinds 1990 werkt ze als artsepidemioloog bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde, waar zij onderzoek doet naar het verbeteren van de kwaliteit van zorg. zij onderzoekt de waarde van klinische praktijk richtlijnen en prestatie-indicatoren als kwaliteitsinstrumenten, en de (kosten-)effectiviteit van implementatiestrategieën. Haar speerpunten voor onderwijs en onderzoek in de komende 5 jaar zijn: De kwaliteit van zorgopdracht voor co-assistenten Huisartsgeneeskunde verder ontwikkelen, en als redacteur bijdragen aan het “Leerboek kwaliteit en veiligheid in patiëntenzorg” voor (para)medisch studenten, dat in 2010 zal verschijnen. Onderzoek naar effectieve methoden om richtlijnen te ontwikkelen en te implementeren. Daarbij is speciale aandacht voor effectieve patiëntparticipatie in het verbeteren van de kwaliteit van de gezondheidszorg, bijvoorbeeld het betrekken van de patiënt in de besluitvorming in de spreekkamer. zij is voorzitter van de 6e “International Conference on Shared Decision Making” 2011 te Maastricht. zonMW PAREL naar Maastricht onderzoeksproject ImPALA wint belangrijke prijs vAN DE REDACTIE Uitreiking op 18 maart ontving het onderzoeksteam van ImPALA o.l.v. prof. Trudy van der Weijden (projectleider) de prestigieuze zonmW Parel. onderzoeker marije koelewijn van de vakgroep Huisartsgeneeskunde maastricht & CAPHRI, promoveert 20 mei 2010 op dit onderzoeksproject. 6 op één lijn 36 op één lijn 36 1e uitgave 2010 Marije Koelewijn Wat is de parel van alle projecten die zonMw financiert, valt een aantal extra op. Het project sluit aan bij een actuele ontwikkeling in de gezondheidszorg, er is vaak sprake van samenwerking met verschillende partijen, de resultaten springen in het oog en zijn goed te implementeren in de praktijk. Deze projecten zijn de Parels van zonMw. IMPALA is zo’n parel. “Wetenschappelijk verantwoord het risico op hart- en vaatziekten verminderen met respect voor de individuele keuzevrijheid” is de kern van IMPALA. voor meer informatie over de Parels: www.zonmw.nl/nl/onderwerpen/parels ImPALA Het IMPALA- project leert praktijkondersteuners in de huisartspraktijk om mensen met een sterk verhoogd risico op hart- en vaatziekten te identificeren en samen met hen te werken aan een plan 'op maat' om gezonder te gaan leven. Individuele keuzevrijheid staat voorop, want eigen keuzes leiden vaker tot duurzame gedragsverandering. Aan de hand van bekende risicofactoren wordt de kans berekend dat iemand ernstige problemen aan hart of bloedvaten krijgt. De patiënt wordt hierover helder geïnformeerd (risicocommunicatie). Hij of zij krijgt een brochure (keuzehulp) mee naar huis die helpt om na te denken over de verschillende opties om de risicofactoren aan te pakken. Bij het volgende gesprek probeert de praktijkondersteuner de patiënt te motiveren om gezonder te gaan leven op een manier die past bij de patiënt. Een techniek hierbij is bijvoorbeeld de zogeheten motiverende gespreksvoering. zo komt de patiënt tot een concreet plan van actie. Dit project onderscheidt zich door de nadruk op shared decision making. Wat de patiënt wil, telt mee. keuzes zijn niet op voorhand al gemaakt zonder hierbij de patiënt te betrekken. Centraal in het IMPALA-project staat de praktijkondersteuner, een verpleegkundige of gespecialiseerde doktersassistente die diverse (vaak preventieve) taken vervult in de huisartsenpraktijk onder supervisie van de huisarts. Deskundigen zijn het er over eens dat de in Maastricht ontwikkelde aanpak in het hele land toepassing verdient. Het NHG leert praktijkondersteuners en huisartsen daarom nu al te werken met een methodiek die sterk lijkt op de IMPALAmethode. Meer informatie over het IMPALA project: www.hag.unimaas.nl\impala Nieuws van het onderwijsfront de co-efficiënt DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM EN LILIAN AARTS, ONDERWIJSCOÖRDINATOR onderwijs in maastricht opvolging Henny Lantman In onze vorige editie hebt u kunnen lezen dat dr. Henny van Schrojenstein Lantman-de valk benoemd is tot hoogleraar geneeskunde voor mensen met verstandelijke beperkingen in Nijmegen. Dit najaar houdt zij haar inaugurele rede. Henny was in Maastricht onderwijscoördinator van het AvG1 blok. zij organiseerde onder andere een goed lopend keuzeblok vB (verstandelijke Beperking) in het 2e jaar, en begeleidde keuzestages in het 5e en 6 jaar. Sonja Soudant, ook AvG, 1 AvG staat voor Arts verstandelijk Gehandicapten, maar wordt in de spreektaal ook gebruikt als zelfstandig naamwoord heeft met veel enthousiasme deze taken binnen het geneeskunde onderwijs overgenomen. Sonja is als AvG verbonden aan St. Anna. Stageonderwijs in de praktijk In het nieuwe curriculumjaar staan flinke veranderingen op stapel wat betreft de praktijkcontacten in jaar 3. Meer hierover vindt u in deze "Op één Lijn" in het stuk van jaar 3 coördinator Johan Evers. Coschappen Huisartsgeneeskunde jaar 5 De laatste tijd bent u ongetwijfeld diverse malen benaderd om een (extra) coassistent te begeleiden. De toename van het aantal studenten en de afname in het aantal actieve opleiders in jaar 5, hebben geleid 7
Pagina 8
op één lijn 36 1e uitgave 2010 tot een ernstig tekort aan stageplaatsen. Als reden voor het niet meer aanbieden van stageplaatsen voor coassistenten geven huisartsen met name het gebrek aan een eigen ruimte voor de co aan. Dit heeft weer alles te maken met het toenemend aantal parttime collega’s, maar zeker ook praktijkondersteuners. Daarbij starten 27 AkO (Arts in opleiding tot klinisch Onderzoeker) studenten dit jaar met hun verplichte coschap Huisartsgeneeskunde. Door extra inspanningen in diverse praktijken is het tekort aan stageplaatsen flink afgenomen. De variant om duo’s te gaan opleiden heeft zoden aan de dijk gezet. duo co’s In 31 praktijken is men gestart met een duo-model. Hiervan zijn 2 varianten: een opdeel variant en een model waarbij 2 co’s continu tegelijk aanwezig zijn. Ongeveer 90% van de opleiders kiest voor een opdeelscenario, waarbij de coassistenten op verschillende dagen in de praktijk stage lopen. In de overige gevallen zijn twee coassistenten tegelijk aanwezig. Hierbij vindt er, meer nog dan in het opdeelscenario, een stimulerende wisselwerking van leerervaringen plaats tussen de coassistenten. ervaringen Hoewel de eerste ervaringen van zowel opleiders als coassistenten niet negatief zijn, blijft de opdeelvariant een noodgreep, die ingezet zal blijven worden zo lang er stageplaatstekorten zijn. De inschatting is dat dit nog tenminste één academisch jaar zo zal zijn. In het zomernummer van “Op één lijn” zullen we u uitgebreid berichten via ervaringen met deze varianten van opleiders en coassistenten. Ako coassistenten In mei starten zoals gezegd de eerste coschappen Huisartsgeneeskunde van AkO studenten. voor AkO’s zijn alle coschappen gecomprimeerd (8 weken i.p.v. 10). De AkO co is dus korter in de huisartspraktijk aanwezig dan de reguliere geneeskundige co. Ook hierover meer in het zomernummer. Goed nieuws: accreditatie voor opleiders Met ingang van 1 januari 2010 is het coschap geaccrediteerd. Dit betekent dat een huisarts per co forfaitair 5 punten krijgen toegekend voor de begeleiding (tot een maximum van 20 punten per jaar). Daarnaast hebben we een doorstart gemaakt met de scholing van onze docenten: op 15 april jl. was er een geaccrediteerde scholingsdag in Urmond. Bij het ter perse gaan van dit nummer moest dit evenement nog plaatsvinden, dus meer kunnen we daar niet over zeggen. digitalisering Op dit moment wordt gewerkt aan de vernieuwing van onze website. Het is onze bedoeling om op deze website 8 het onderwijsportfolio te plaatsen met uitleg over allerlei rollen en functies. Te denken valt aan informatie zoals: “Wat wordt van mij verwacht als coach in jaar 3?”, “Op welke dag vervul ik deze rol?” of “Welke combinaties van rollen zijn mogelijk?” Daarnaast zijn we ook van plan om op deze website allerlei andere zaken en ontwikkelingen binnen het onderwijs Huisartsgeneeskunde op te nemen. Om al het onderwijs te kunnen blijven organiseren, zijn we voortdurend op zoek naar docenten: huisartsen die onderwijs geven leuk vinden en dat willen combineren met patiëntenzorg. Mede met jullie inzet en steun is ons vak huisartsgeneeskunde ook in 2010-2011 weer ruimschoots in alle jaren van de geneeskunde opleiding prominent aanwezig. Gesteld Stellingen uit actuele proefschriften “Het eenduidig gebruik in de medische verslaglegging van de beschikbare ICPC code P85 bij alle mensen met een verstandelijke beperking zal studies naar prevalentie aanzienlijk vereenvoudigen.” (Magda Wullink) “Het ‘pluis en niet-pluis’ gevoel is in het diagnostisch redeneren van de huisarts niet weg te ‘denken’. De diagnostische betekenis ervan optimaal leren gebruiken dient een onderdeel van de opleiding tot huisarts te zijn.” (Erik Stolper) “De CRP sneltest en training in ziekte-specifieke communicatieve vaardigheden zijn doelmatig in het reduceren van antibioticavoorschriften voor lageluchtweginfecties.” (Jochen Cals) “Een Fries heet in Limburg Hollander en vice versa.” (Marja veenstra) op één lijn 36 1e uitgave 2010 Onderwijsprijs Clinicus van het Jaar Wil keulers was de beste Huisartsbegeleider bij de coschappen 2008-2009 vAN DE REDACTIE Op vrijdag 4 december zijn de onderwijsprijzen door medische studentenvereniging Pulse Master uitgereikt in 5 categorieën: 1) Arts-assistent perifeer 2) Arts-assistent azM 3) Specialist perifeer 4) Specialist/hoogleraar azM 5) Beste Huisartsbegeleider Wil keulers (niet meer praktizerend als huisarts) begeleidde 3 groepen coschappers en kreeg gemiddeld een 9.19. Eén groep co's gaf hem zelfs een 9.6 gemiddeld! Wil is dan ook de absolute winnaar van de huisartsprijs van het jaar 2008-2009. Op de foto hierboven ontvangt hij van Jules Derks van de organisatie een oorkonde en felicitaties, waarbij onze coördinator coschappen Jean Muris (uiterst rechts op de foto), tevreden toekijkt. De genomineerden van HAG waren deze keer (v.l.n.r. op de foto): Giel Peeters, Wil Keulers en Mieke Winten. Giel Peeters van GC Heer is al vaak genomineerd en won ook al een aantal keren. Met zijn cijfer (8.78) haalde hij deze keer "slechts" de derde prijs. Tweede werd Mieke Winten (voormalig huisarts in Neerbeek) met het cijfer 9.1. We danken alle HAB's voor hun fantastische inzet en prestaties! 9
Pagina 10
1e uitgave 2010 Doelstellingen niet behaald Praktijkonderwijs jaar 3 gaat op de schop DOOR JOHAN EvERS, HUISARTS EN COÖRDINATOR JAAR 3 Maastricht betreurt het sterk dat de praktijkcontacten bij de huisarts zullen verdwijnen. Johan Evers Huisartsgeneeskunde speelt al sinds jaar en dag een belangrijke rol binnen het basiscurriculum geneeskunde. zo vervullen huisartsen taken als tutor, coach en lezinggever, maar ook als planningsgroepslid en blokcoördinator. op deze manier profileren wij ons vak in de opleiding tot basisarts. Een andere manier waarop studenten kennis maken met het huisartsenvak is via de contacten die zij hebben met onze praktijken. zo was er vroeger de Oriëntatie Eerste Lijn (OEL) in jaar 1 en het Adoptieprogramma in jaar 2 t/m 4. Dit was destijds ook voor mij als in Maastricht opgeleide arts de eerste kennismaking met de huisartspraktijk van binnen uit. Inmiddels is het Adoptieprogramma overgegaan in de praktijkcontacten jaar 3 en bezoeken studenten in totaal 8 keer de huisarts gedurende het derde jaar. Deelnemende huisartsen aan jaar 3 hebben onlangs een brief van ons ontvangen met het bericht dat we gaan stoppen met jaar 3 in de huidige vorm. Dit was geen makkelijke beslissing vooral omdat we studenten op een zo realistisch mogelijke manier kennis willen laten maken met ons vak. Het Onderwijsinstituut van de Universiteit 10 Uit studentevaluaties en feedback van collega’s blijkt, dat de doelstellingen van jaar 3 binnen het huidige programma niet gehaald worden. Tijdens jaar 3 zien studenten voor het eerst patiënten op onderwijspoli’s in het ziekenhuis en tijdens de praktijkcontacten bij de huisarts. Tijdens deze contacten brengen ze leerdoelen in de praktijk die ze vooraf geformuleerd hebben. Tijdens de nabespreking met de huisarts en de specialist worden dan weer nieuwe leerdoelen geformuleerd. Ook wordt het patiëntcontact nabesproken in de basisgroep op de universiteit. Het zelf kunnen afnemen van een anamnese en het verrichten van een lichamelijk onderzoek bij een patiënt staan hierbij centraal. Uit evaluaties komt naar voren dat het zelf afnemen van een anamnese en het verrichten van een lichamelijk onderzoek er nogal eens bij inschiet. En dat de student dan met name naast de huisarts zit en meekijkt. Ook worden tijdens de nabespreking niet altijd nieuwe leerdoelen geformuleerd. Daar staat tegenover dat studenten aangeven dat het zien van patiënten bij de huisarts duidelijk meerwaarde heeft. Ook de begeleiding door de huisarts wordt over het algemeen goed gewaardeerd. vandaar dat we nogmaals alle huisartsen (en hun patiënten) die hebben deelgenomen willen bedanken voor hun inzet. Een en ander wil echter niet zeggen dat de inbreng van huisartsgeneeskunde zal verdwijnen uit jaar 3. Ook in jaar 3 willen we dat de studenten kennis nemen van de besproken ziektebeelden vanuit de optiek van de huisarts. zo kunnen patiënten met een bepaald ziektebeeld zich immers heel anders presenteren bij de huisarts dan uiteindelijk bij de specialist. Het is belangrijk dat studenten hiervan op de hoogte zijn. Ook willen we wederom met studenten aan de slag gaan met het thema ‘Chroniciteit’. Op dit moment wordt dan ook hard gewerkt aan een nieuwe opzet voor huisartsgeneeskunde binnen jaar 3. Het komend academisch jaar is immers alweer in aantocht. Wij zullen u in ‘Op één Lijn’ op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen omtrent het ontwerpen van een nieuwe opzet. op één lijn 36 op één lijn 36 1e uitgave 2010 Academisch Centrum voor Stemmingsstoornissen Maastricht (ASM) diagnostiek en behandeling van complexe stemmingsproblemen DOOR FRANk PEETERS, PSYCHIATER MUMC De depressie wordt wel eens sarcastisch de verkoudheid van de psychiatrie genoemd; depressieve klachten komen veel voor en gaan meestal vanzelf over. Depressies komen inderdaad veel voor, maar het vervelende is dat deze klachten in de praktijk niet altijd vanzelf overgaan. Naar schatting 20% van alle mensen die een depressie ontwikkelt blijft meer dan twee jaar met deze klachten kampen; we spreken dan van een chronische depressie. verder blijkt een aanzienlijk deel van de patiënten niet of slechts zeer gedeeltelijk baat te hebben bij behandeling, de therapieresistente depressie. Onderzoek laat zien dat het om zo’n 30% van alle behandelde depressieve patiënten gaat. Een minder voorkomende stemmingsstoornis is de bipolaire stoornis, vroeger de manisch-depressieve stoornis genoemd. Ook een gedeelte van deze patiënten blijft langdurig klachten over met name depressiviteit houden ondanks de ingezette behandeling. In de afgelopen jaren bleek er bij patiënten en hulpverleners (huisartsen, psychologen en psychiaters) steeds meer vraag naar diagnostiek en eventuele behandeling van deze problemen; wat is er precies aan de hand en wat kan er aan worden gedaan? voor beantwoording van deze vragen hebben de afdeling Psychiatrie van het Maastricht Universitair Medisch Centrum+ (MUMC) en de RIAGG Maastricht in 2009 een bovenregionaal centrum opgericht; het Academisch Centrum voor Stemmingsstoornissen Maastricht (ASM). Het ASM biedt gespecialiseerde diagnostiek en eventueel behandeling van stemmingsproblemen. De diagnostiek wordt over het algemeen poliklinisch verricht en bestaat uit psychiatrisch- en vaak psychologisch onderzoek. Bij psychiatrisch onderzoek worden de ziektegeschiedenis en de klachten nog een keer precies doorgenomen waardoor het probleem van de patiënt soms in een heel ander daglicht komt te staan. Psychologisch onderzoek biedt de mogelijkheid om sterke en zwakke kanten van de persoonlijkheidsstructuur in kaart te brengen. Dit kan zowel duidelijkheid geven over de reden waarom de depressie is ontstaan als over welke factoren een rol spelen bij het voortduren van de klachten. vanzelfsprekend kan de diagnostiek worden uitgebreid met laboratorium- of beeldvormend onderzoek. Soms blijken de problemen zo ingewikkeld of onduidelijk dat klinische observatie en diagnostiek op de afdeling Psychiatrie van het MUMC nodig is. De diagnostiek binnen het ASM wordt over het algemeen uitgevoerd op de polikliniek psychiatrie van het MUMC door een psychiater en een psycholoog/psychotherapeut. In een aantal gevallen wordt er door de patiënt en behandelaar tijdelijke overname van de behandeling gevraagd. Hierbij kan het gaan om gespecialiseerde medicamenteuze behandeling, elektroconvulsieve behandeling of een specifieke vorm van psychotherapie. kortdurende psychotherapie voor depressie (cognitieve gedragstherapie of inter-persoonlijke psychotherapie) wordt bij de RIAGG Maastricht uitgevoerd. Schemagerichte psychotherapie, een nieuwe vorm van langdurige gesprekstherapie, kan worden uitgevoerd bij therapieresistente depressies waarbij er de mogelijkheid bestaat dit in het kader van een dagbehandeling te doen. Het ASM maakt deel uit van enkele landelijke kenniscentra. Er wordt actief geparticipeerd in het Nederlands kenniscentrum voor Angst en Depressie (NEDkAD) en het kenniscentrum voor Bipolaire Stoornissen (kenBis). Een aantal psychotherapeuten verzorgt postacademisch onderwijs en zijn supervisor van specialistische psychotherapeutische verenigingen. Binnen het ASM wordt ook wetenschappelijke onderzoek uitgevoerd in nauwe samenwerking tussen de onderzoeksinstituten Clinical Psychological Science en School for Mental Health and Neuroscience. Momenteel loopt er een onderzoek naar de lange-termijn effecten van therapie voor depressie, wordt er onderzoek gedaan naar genen die betrokken zijn bij de regulatie van stemming en is er een onderzoek naar de preventie van terugval bij depressie. voor meer informatie kunt u terecht bij Baer Arts en Frenk Peeters, beiden psychiater bij het MUMC, en Anja karst en Ina Leeuw, respectievelijk psychiater en psychotherapeut bij de RIAGG Maastricht. Patiënten kunnen verwezen worden naar het Academisch Centrum voor Stemmingstoornissen Maastricht, afdeling psychiatrie van het MUMC in Maastricht. T. 043-3877100 f.peeters@sp.unimaas.nl 11
Pagina 12
op één lijn 36 1e uitgave 2010 De kaderopleiding hart- en vaatziekten Tweede lichting gestart DOOR YvONNE vAN LEEUWEN, HUISARTSSTAFLID In november 2009 sloten we de eerste ronde van de kaderopleiding hart- en vaatziekten af. We kregen een 8 van onze cursisten en begonnen met nieuw elan aan de voorbereiding van de tweede ronde. Het resultaat is dat op 7 april 20 nieuwe deelnemers zijn gestart. De meesten van hen komen uit de Randstad. zuid Limburg is helaas slecht vertegenwoordigd met één deelnemer, de enige aios van het gezelschap. Maar... we maken er weer 2 dynamische jaren van. karen konings draait mee als co-coördinator en potentiële opvolger van mij in deze functie. Beslist vermeldenswaard is, dat alle deelnemers van de eerste ronde toegetreden zijn tot de nieuw opgerichte expertgroep c.q. –vereniging: HartvaatHag. Deze groep confereert van nu af 2 maal per jaar 2 dagen op dezelfde plaats en tijd als de kaderopleiding. Delen van het programma worden gedeeld met de kaderartsen in opleiding. zo wordt van meet af aan gewerkt aan cohesie en intensieve uitwisseling. De groep is te contacteren – voor onderwijs etc. - via de NHG-site. Stellen zich voor: Jikke, Vera-Christina en Anneke onderzoekers van het Selfmanagement Support (SmS) Leven met een chronische aandoening zorgt voor allerlei belemmeringen in het dagelijks leven. Mensen met een chronische ziekte zijn daarbij vaak onzeker over hun toekomst, angstig over de gevolgen van hun ziekte, somber over hun situatie of denken snel dat lichamelijke klachten meteen wijzen op verergering van hun ziekte. Dit kan gedachten over de eigen mogelijkheden opleveren die veel negatiever zijn dan nodig is, waardoor het dagelijks functioneren eveneens meer dan nodig 12 negatief beïnvloed wordt. Een neerwaartse spiraal is het gevolg. Een voorgaande studie (Depression in Elderly with Longterm Afflictions, afgekort als DELTA) onder leiding van prof. Jacques van Eijk van Medische Sociologie heeft uitgewezen dat deze problemen met een minimale psychologische interventie effectief kunnen worden behandeld door getrainde verpleegkundigen. In de huidige chronische zorg is psychosociale zorg geen op één lijn 36 1e uitgave 2010 structureel (en dus gefinancierd) onderdeel. Reden dus om de interventie (‘Self-Management Support’, SMS) te implementeren in de reguliere zorg, geboden door praktijkondersteuners in de huisartsenpraktijk. Het werken op twee sporen - zowel de lichamelijke als ook de psychosociale- zal met SMS een basisvaardigheid van praktijkondersteuners in de zorg voor chronisch zieken worden. We richten ons bij SMS niet alleen op depressie, zoals in de DELTA-studie, maar ook op angst, somatisatie en distress. Wij, Jikke van der Linden, vera-Christina Mertens en Anneke van Dijk, allen gezondheidswetenschappers, voeren het SMS-project uit, onder begeleiding van prof. Jacques van Eijk, prof. Trudy van der Weijden, dr. Loes van Bokhoven en dr. Albine Moser. Het project is onderdeel van het CAPHRI programma “Implementation of evidence”. Jikke: ik houd me bezig met het ‘draagvlakproject’. In dit project wordt nagegaan op welke wijze aandacht voor stemmingsproblemen, vooral bij chronisch zieke ouderen, een vaste plek kan krijgen in de eerstelijns gezondheidszorg. Hiervoor interview ik diverse stakeholders. Op 29 oktober 2010 zal het project worden afgesloten met een Invitational Conference. Mijn taak zit erop sinds 1 april; de rest is overdragen aan vera-Christina en Anneke van Dijk. Vera-Christina: Ik ben een tweedejaars Health Sciences Research studente. Ik doe mijn stage binnen SMS. In het eerste jaar van mijn master heb ik samen met Jacques van Eijck het onderzoeksvoorstel voor SMS uitgewerkt. voordat ik naar Maastricht kwam, heb ik als ambulancemedewerkster gewerkt en volgde daarnaast de studie revalidatiepsychologie. Anneke: sinds januari 2010 ben ik bij het SMS-project betrokken. Het is de bedoeling om met een RCT (Randomised Controlled Trial, red.) na te gaan wat het effect is van de interventie voor het dagelijks functioneren van diabetespatiënten, hoe kosteneffectief SMS is en hoe (de implementatie van) SMS wordt ervaren door patiënten, praktijkondersteuners en huisartsen. In de afgelopen jaren heb ik bij Stichting Beyaert en Transmurale zorg azM ervaring opgedaan met onderzoek in de Limburgse eerstelijnszorg. In 2006 was ik bij Huisartsgeneeskunde onderzoeksassistent voor het IMPALA-project. Toen ging ik nog door het leven als Anneke de vries. Nu ben ik getrouwd en ik heb een dochtertje van 1 jaar. Léonore Lammerts, huisartsonderzoeker Twee jaar geleden heb ik de huisartsopleiding in Maastricht afgerond en nu ben ik heel blij dat ik weer terug ben voor een halve dag per week (meestal woensdag). Daarnaast ben ik werkzaam in het CMz de kasteellaan als HIDHA (huisarts in dienst huisarts). Ik zal me bezighouden met een project van dr. Yvonne van Leeuwen, “kwalitatief onderzoek naar het praktijkonderwijs van ouderenzorg aan huisartsen in opleiding”. Hierbij is ook kirstin Ponse betrokken. (WESP) Redactie: op pag. 45 staat een artikel over het project “Kwaliteitsonderzoek naar het praktijkonderwijs van ouderenzorg aan aios”. 13
Pagina 14
op één lijn 36 1e uitgave 2010 nadine van nierop, gedragswetenschapper huisartsopleiding Sinds 1 december 2009 ben ik voor 0.2 fte werkzaam bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde als gedragswetenschapper. van 1994 t/m 1999 heb ik aan de Universiteit van Maastricht gestudeerd, waar ik ben afgestudeerd in de Gezondheidswetenschappen (geestelijke gezondheidskunde) en de Psychologie (biologische psychologie). Na een half jaar bij het Leidse UMC als wetenschappelijk onderzoeker te hebben gewerkt, ben ik sinds 2000 werkzaam bij de HSk-groep. Dit is een landelijke organisatie voornamelijk gericht op de diagnostiek en behandeling van mensen met psychische klachten. Aanvankelijk heb ik bij HSk inhoudelijk gewerkt als psycholoog. Echter, ik zocht voor de lange termijn een uitdaging in het management. Om deze reden heb ik naast mijn werkzaamheden als psycholoog Beleid en Management in de Gezondheidszorg gestudeerd aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Deze studie heb ik behoudens de afstudeerscriptie afgerond. Dit, gezien het feit dat ik mijn doel, manager worden en kennis van het management verwerven, inmiddels behaald had. van 2004 tot 2010 ben ik werkzaam geweest als vestigingsmanager bij HSk. Om mijn inhoudelijke psychologische kennis niet verloren te laten gaan, heb ik in 2005 de postdoctorale opleiding tot cognitiefgedragstherapeut afgerond en ben ik sinds 2009 geregistreerd als Gz-psycholoog. Later dit jaar hoop ik daarnaast geregistreerd te worden als EMDR-practitioner (Eye Movement Desensitization and Reprocessing, red.). Wat betreft mijn privé-situatie het volgende: ik woon al bijna 10 jaar samen met Roger Haenen, revalidatiearts. Dit betekent dat we ook in onze vrije tijd de nodige psychologische gesprekken over patiënten voeren en patiënten over en weer verwijzen. Samen hebben we twee zoontjes van 9 maanden en ruim 2,5 jaar oud. Met onze vier katten erbij is het een levendig huishouden. In mijn vrije tijd proberen we oude dingen in een goede staat te houden. We wonen in een oud huis uit 1892 en zijn dit sinds 2004 aan het restaureren. Hiernaast willen we zo vaak mogelijk weg zijn met onze oude camper, die ook de nodige restauratie behoeft... Met het oog op het stellen van prioriteiten heb ik eind 2009 de keuze gemaakt om meer tijd voor mijn gezin vrij te maken en heb mijn functie als vestigingmanager naast me neergelegd. Echter nog steeds werk ik bij HSk Maastricht, echter nu uitsluitend inhoudelijk als Gz-psycholoog/ gedragstherapeut en supervisor van collega’s. Om voldoende uitdaging te houden (‘het bloed kruipt waar het niet gaan kan’) werk ik sinds december 2009 tevens bij de huisartsenopleiding. Ik ben van mening dat mijn achtergrond als manager en gedragstherapeut goed kan gebruiken om een bijdrage te leveren aan de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de huisartsen in opleiding. Mijn ervaring om mensen hun eigen functioneren en beleving te laten analyseren en hier conclusies en verbeterpunten aan te verbinden, helpt me hierbij. Mijn start is tot nu toe voorspoedig verlopen (leuke collega’s, een goede werksfeer, inspirerende AIOS en opleiders) en geeft mij voldoende vertrouwen in de toekomst! Stelt zich opnieuw voor: I’m Back: maarten van Wesel, ICT-er Mijn naam is Maarten van Wesel, 30 jaar, gelukkig getrouwd met Irene, vader (Sara, Bram & Lieve*) en woonachtig te Heerlen. van 2001 tot 2006 heb ik tijdens 14 mijn studies in verschillende hoedanigheden (stagiair en ontwikkelaar ICT) rondgelopen bij de Huisartsopleiding en de vakgroep. In deze periode hield ik me bezig met (door) op één lijn 36 1e uitgave 2010 Na één jaar als junior projectleider gewerkt te hebben bij de afdeling Educational Research & Development van de toenmalige Faculty of Economics and Business Administration ben ik in 2007 begonnen bij als medewerker digitale onderwijs ondersteuning en ontwikkeling bij de Universiteits Bibliotheek in welke hoedanigheid ik ondersteuning bied in het gebruik van de electronische leeromgeving (eleUM) van deze universiteit. ontwikkelen van verschillende informatie systemen (o.a. HoSys en HagSys) en het uiteindelijk integreren van verschillende van deze systemen. Dit heeft geresulteerd in een samengevoegd databestand waarin alle personen/ relaties staan waarmee de vakgroep samenwerkt dus inclusief huisartsen en praktijken. Ook binnen de huisartsopleiding zal ik mij bezighouden met het ondersteunen van e-Learning. Niet alleen bij het gebruik en de herinrichting van eleUM, maar ook bij de implementatie van het e-portfolio binnen de opleiding. Het is goed om weer thuis te zijn in het huis van de huisartsen. Samen naar de top “Alleen met toponderzoek kun je de gezondheidzorg beïnvloeden” INTERvIEW DOOR BABETTE DOORN (REDACTIE) MET PROFESSOR C.P. (ONNO) vAN SCHAYCk, DIRECTEUR vAN CAPHRI SCHOOL FOR PUBLIC HEALTH AND PRIMARY CARE Inleiding In het allereerste nummer van Op één Lijn uit 1999 stelden we 2 kersverse hoogleraren bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde voor: Geert-Jan Dinant (klinisch onderzoek) en Onno van Schayck (preventie). Dinant liet toen weten dat het zijn droom/ambitie was om het academisch netwerk verstevigd te hebben. Extramurale academische werkplaatsen als eerstelijns pendant van het academisch ziekenhuis. En de positionering en versteviging van de AIOTHO constructie. Elders in dit blad lezen we zijn hedendaagse visie op deze ‘piramide’. Dinant heeft een duidelijke opvatting over het huisartsgeneeskundige onderzoek. Destijds zei hij eveneens dat hij van bergen houdt: “hoe hoger, hoe beter”. van Schayck had toen naar eigen zeggen ‘niets met bergen, meer met water’. Waarschijnlijk is hij van gedachten veranderd, want van Schayck zoekt het nu (nog) hogerop. Anno 2010 siert hij een poster samen met dr. Hans Fiolet van de transmurale afdeling van het azM getiteld “Samen naar de top”. Het is de aankondiging van de jaarlijkse researchdag die op 23 maart gehouden werd. Sinds we “samen” een Universitair Medisch Centrum (UMC) vormen, worden niet alleen nieuwe relaties aangegaan maar worden ook bestaande relaties bezegeld. Fiolet riep in 2009 “Ja, ik wil” tegen CAPHRI en het huwelijk werd een feit. Het samengestelde gezin anno 2010 hoopt op vele ExTra (=extra- en transmurale) nakomelingen. Een UMC draait om 3 kerntaken: patiëntenzorg, onderwijs & opleiding en onderzoek. Het Maastrichtse UMC legt zich uitdrukkelijk toe op gezondheidspreventie, 15
Pagina 16
op één lijn 36 1e uitgave 2010 het vaststellen van risicofactoren en vroege diagnostiek. Deze toevoeging is de + (“Plus is meer”) in de naam van het Maastrichtse UMC (MUMC+). Niet alle patiëntenzorg bevindt zich binnen de muren van het ziekenhuis, integendeel. Eerstelijns hulpverleners hoeven we dat niet uit te leggen. zowel CAPHRI als de afdeling Transmurale zorg (waar Huisartsgeneeskunde ook deel van uit maakt) fietsen door alle ketens van zorg en onderzoek/onderwijs heen. ze staan allebei aan weerszijden van het schema, ze zijn de pijlers van het UMC huis. In feite vormen zij samen de plus van het UMC. CAPHRI School for Public Health and Primary Care In de nieuwe huisstijl van de Universiteit Maastricht volgt na de naam van de Faculteit waartoe je als vakgroep behoort, ook de naam van de School. Op één Lijn nam in 2009 deze nieuwe huisstijl over en ineens verscheen de naam CAPHRI op blad en adreswikkel. Niet alleen externe lezers, maar ook intern roept dit vragen op. Omdat we er vragen over krijgen: wat is een School in deze context in de universitaire wereld? van Schayck had liever gezien dat de term “instituut” gebleven was. Het woord School is een typisch Angelsaksisch begrip. Wij Nederlanders denken bij het woord school niet aan een ‘scientific school’ maar eerder aan een basisschool. Het begrip is ingevoerd omdat de voormalige onderzoeksinstituten niet langer alleen voor het wetenschappelijk onderzoek verantwoordelijk zijn, maar ook voor het Master-onderwijs. CAPHRI biedt 9 Master-opleidingen aan en voorziet daarmee in de behoefte van een paar honderd studenten per jaar. Het Master opleidingsaanbod is: • Tweejarige Health Sciences Research Master (HSRM) • Master of Science Public Health, met 4 verschillende afstudeerrichtingen • Master of Science European Public Health (MEPH) • De post-initiële Master of Science Public Health for Professionals (MPHP) • Master of Science Global Health (in accreditatieproces) • Post-initiële Master in samenwerking met de GGD (nog te accrediteren). De tweejarige Health Sciences Research Master (HSRM) scoorde het allerhoogste cijfer (8.2) in Nederland (bron: Elsevier). Het traject (gestart in 2006) is ook voor de wetenschap en de studenten succesvol: ruim 80% stroomt door als promovendus en heeft tijdens de HSRM al een eigen subsidieaanvraag ingediend. Ruim 60% daarvan wordt gehonoreerd. Studenten creëren hierdoor niet alleen hun eigen baan, maar stippelen ook zelf hun carrière uit omdat ze zelf hun onderwerp hebben gekozen en uitgewerkt. Het traject is succesvol omdat: 1. er goede studenten geselecteerd en toegelaten worden (1 uit 3) 2. goede persoonlijke begeleiding leiden tot “juweeltjes” van aanvragen 3. eigen ideeën van onderzoekers bevordert intrinsieke motivatie via de HSRM worden jaarlijks 10-15 studenten opgeleid; het streven is om (max) 20 studenten per jaar op te leiden. Scouten van bachelors is een manier om die studenten te vinden, maar ook in soortgelijke andere programma’s of trajecten zijn ze te vinden. Het acroniem CAPHRI stond ooit voor Care and Public Health Research Institute. De intentie is wel om op termijn de naam CAPHRI te wijzigen maar dat zal niet in 2010 gebeuren omdat CAPHRI dit jaar ook wordt gevisiteerd (herkenbaar ‘merk’). De laatste tijd is juist veel gewerkt aan het uitdragen van de naam als ‘merk’, dit proces wordt ook wel branding genoemd in de marketingterminologie. Wat betekent Huisartsgeneeskunde voor CAPHRI? De vakgroep Huisartsgeneeskunde is preferentieel ondergebracht bij CAPHRI. In de praktijk komt het erop neer dat de voorzitter(s) van de vakgroep(en) hun beleid bespreken en afstemmen met de directeur van CAPHRI. De vakgroep is de thuisbasis van de onderzoekers. De één zit bv bij HAG, de ander bij Gezondheidsbevordering. Het cluster Primary Care van CAPHRI scoort “top”, de combi huisartsgeneeskunde-epidemiologie is erg vruchtbaar en leidt tot geweldig goede internationale publicaties en daar ‘scoor’ je mee, net als het binnenhalen van subsidiegelden. Wat is jouw relatie met de regionale huisartsen? Of de academische netwerken? Er is nauw contact met de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven, de SGE. Er worden zorginnovaties gedaan gekoppeld aan wetenschappelijk onderzoek. Die samenwerking gaat prima en zou van Schayck ook graag dichter bij huis van de grond zien komen. Hij ziet het ook een beetje als de schuld van de academie in het verleden: huisartsen werden vooral gebruikt als databoer, de regio Maastricht had daar last van. Gesprekken met RHO’s zijn al gestart. van Schayck wijst op de samenwerking met de GGD’s in de vorm van Academische Werkplaatsen. Hiermee worden vele subsidies binnengehaald en komen tal van projecten van de grond. Het RegistratieNet Huisartsen (RNH) is vooral een voorziening voor (database)onderzoek. Huisartsen uit de academische praktijken (waarvan de meesten ook registreren voor het RNH) doen vaak ook zelf onderzoek, publiceren, zijn gepromoveerd of zijn daar mee bezig. veel huisartsmedewerkers oefenen de patiëntenzorg uit binnen dat academisch netwerk, zorg en wetenschap zijn zo nauw met elkaar vervlochten. Naast implementatie 16 op één lijn 36 1e uitgave 2010 van onderzoeksresultaten is er ook grote behoefte aan onderzoeksvragen uit de dagelijkse praktijk. We moeten ook af van het ivoren toren beeld. Het veld kan vragen genereren of zelf onderzoeken, maar we kunnen ook ondersteunen en faciliteren, elkaar helpen, samen investeren is de sleutel tot succes. Subsidiefondsen richten zich ook daarop, denk maar aan het Fonds Alledaagse ziekten. Hoe we die samenwerking moeten vormgeven en welke structuren nodig en of succesvol zijn, dat zal blijken. En wij in “Maastricht” moeten ook laten zien wat we doen en wat eruit komt. Kan je concrete voorbeelden geven van CAPHRI toponderzoek dat de directe huisartsenzorg beïnvloed en verbeterd heeft? Hernia. Sinds hier in Maastricht onderzoek naar gedaan is, is de behandeling wereldwijd veranderd. Of vrij recent: antibiotica resistentie van Jochen Cals, niets voor niets een cum laude studie. En uit eigen koker: nicotinevaccin, je moet er maar op komen, maar stel dat het werkt (het is nog niet bewezen), dan verandert toch wereldwijd het morbiditeitspatroon? Als tegenhanger noem ik ook de PREvASk lijn naar Preventie van Astma bij kinderen. Hierop zijn vele onderzoekers gepromoveerd, maar veelal werd aangetoond dat er iets niet werkt(e) zoals de tegen huisstofmijt beschermende matrashoezen. Dat kan je teleurstellend vinden, maar dat maakt het onderzoek niets minder waard. Samen naar de top: wanneer zijn we daar (als we wat bereikt hebben)? Uiteindelijk telt alleen kwaliteit. Het bestuur van de Universiteit Maastricht heeft ons al het predicaat ‘Centre of Excellence’ toegekend. Dit jaar wordt CAPHRI door externen gevisiteerd en ik wens dat we ons rapportcijfer van een 9 kunnen opkrikken naar de felbegeerde 10. Dan is dat (de) top. Toch denk ik dat het minder moeite kost om aan de top te blijven, dan om er te komen. Door een toppositie kunnen anderen je misschien ook beter vinden. Toch zijn we dan nog niet tevreden, want voor mij geldt dat het belang van de Societal Impact even zwaar telt. Hiermee bedoel ik wat de wetenschap oplevert voor de zorg en de maatschappij. Als ons dat niet lukt, dan falen we. Deze uitdaging biedt mij (en hopelijk het veld ook) voldoende prikkels voor de komende tijd. van ivoren toren naar de transparante piramide van … over het opleiden van onderzoekers in de huisartsgeneeskunde DOOR GEERT-JAN DINANT, HOOGLERAAR HUISARTSGENEESkUNDE EN HUISARTS TE MAASTRICHT Er was een tijd dat dokters de urine van hun patiënten proefden om vast te stellen of deze leden aan suikerziekte. Een zoet smakende urine bevestigt de diagnose, zo redeneerde men. Minder lang geleden voelden dokters aan de pols van hun patiënten om vast te stellen of ze boezemfibrilleren hadden. Het eerste voorbeeld, dat van de zoet proevende urine, is nu een smakelijke anekdote die het goed doet op verjaardagen en partijen. Het tweede voorbeeld, dat van het voelen van de pols, is serieuzer en pas een aantal jaren geleden definitief onjuist gebleken. voor het laatste werd onderzoek gedaan waarbij het diagnostisch oordeel van een reeks huisartsen (in opleiding) vergeleken werd met de resultaten van een vlak daarvoor gemaakt ECG, bij een serie bewoners van een verzorgingshuis waarvan de dokters de pols voelden zonder te weten of deze ouderen een hartritmestoornis hadden. voor het bloedonderzoek dat we (i.p.v. het proeven van de urine) al weer heel lang bij (potentiële) diabetici doen was o.a. onderzoek nodig naar de juiste grenswaarde tussen een (nog) niet en al wel afwijkend glucosegehalte. Het zijn twee simpele, bijna hilarische voorbeelden van wetenschappelijk onderzoek die het vak huisartsgeneeskunde hebben veranderd. Het is niet moeilijk om een lange lijst van deze en geheel andere voorbeelden op te stellen. kenmerk van de lijst is dat het telkens gaat om onderzoek dat relevant is voor het dagelijks werk van de huisarts. De lijst werd lange tijd gevuld met onderzoek dat werd gedaan door onderzoekers die leefden in de ivoren toren 17
Pagina 18
op één lijn 36 1e uitgave 2010 van een academisch centrum en zich niet of nauwelijks lieten zien in de wereld van de praktiserende huisarts. Als gevolg werden regelmatig interessante bevindingen gedaan die de huisartspraktijk niet bereikten. Omgekeerd vonden huisartsen die graag iets onderzocht wilden zien, niet tot nauwelijks toegang tot deze ivoren toren, waardoor relevante problemen aan de aandacht van onderzoekers ontsnapten. Daarmee rees steeds vaker de vraag waarom huisartsen niet zelf kleinschalig onderzoek naar, voor hun praktijk relevante onderwerpen, doen en hoe we onderzoekers uit de ivoren kunnen krijgen. Anno 2010 is beide voor een groot deel gelukt en aan het succes liggen vier ontwikkelingen ten grondslag. WETENSCHAPPELIJk ONDERzOEk OPLEIDINGSPIRAMIDE HAG BI JAAR 2 OHO JAAR 1 OHO EGPRN Wetenschapsstages Post-doc Promovendus AIOTHO Huisartsonderzoekers zelfdiagnostiek, pluis en niet pluis in de huisartspraktijk, etc. Een tweede ontwikkeling betreft de realisatie van netwerken waarbinnen onderzoek kon worden uitgevoerd. Het Registratie Netwerk Huisartspraktijken (RNH) en het netwerk van academische huispraktijken (A12) zijn een belangrijke voorwaarde gebleken voor veel onderzoek nu en in het verleden. zo levert het RNH de mogelijkheid om unieke steekproeven te trekken en systematisch gegevens te verzamelen, terwijl in de A12 praktijken veelal huisartsen werkzaam zijn met meer dan gemiddelde ervaring in het doen van of meedoen aan onderzoek. BI: Brisbane Initiative OHO: Opleiding tot Huisarts en Onderzoeker AIOTHO: Arts In Opleiding tot Huisarts Onderzoeker Op de eerste plaats is dat een betere selectie van onderwerpen van onderzoek die voor de dagelijkse huisartspraktijk relevant zijn. In Maastricht was André knottnerus 25 jaar geleden de belangrijkste aanvoerder van deze ontwikkeling. Een paar voorbeelden van onderzoek dat 20-25 jaar geleden door hem werd opgezet zijn de diagnostiek van niet-acute buikklachten en bloedverlies per anum, de diagnostiek van plasklachten bij mannen, de diagnostiek van hartritmestoornissen en de diagnostiek en behandeling van somatisatie. Momenteel telt de vakgroep Huisartsgeneeskunde 40 promovendi en zijn tussen de 50 en 100 proefschriften en heel veel publicaties verschenen over onderwerpen die niet alleen gaan over orgaansystemen, maar ook over registratienetwerken, automatisering in de huisartspraktijk, implementatie van richtlijnen, de organisatie van de huisartspraktijk, het gezamenlijk consult huisartsspecialist, het effect van stoppen met roken programma’s, slachtofferhulp, de introductie van point-of-care diagnostiek, het voorspellen van fracturen, de behandeling van schouderklachten, de diagnostiek van onbegrepen klachten, diagnostiek en behandeling van infectieziekten, 18 De derde ontwikkeling betreft het opzetten van opleidingen waarin het doen van onderzoek wordt geleerd. Maastricht mag trots zijn op de sleutelrol die zij speelde en speelt in deze opleidingspiramide waar de titel van dit stukje naar verwijst. De piramide symboliseert hoe uit de grote groep studenten geneeskunde (maar ook andere voor ons vak belangrijke studies) die hun wetenschapsstage in de eerstelijns geneeskunde doen, na enige tijd een kleine groep onderzoeksaanvoerders resulteert. De piramide bestaat uit vier (deels overlappende) lagen. Onderaan bevindt zich de breedste laag, bestaande uit de opleiding en begeleiding van geneeskundestudenten die in jaar 6 hun Wetenschapsparticipatie (WESP)-stage doen. De tweede laag wordt gevormd door jaar 1 van de tweejarige Opleiding tot Huisartsonderzoeker (OHO), in Nederland beter bekend als de NHG kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek. Jaar 1 is bedoeld voor huisartsen, huisartsen in opleiding en andere geïnteresseerden die het kritisch beoordelen van gepubliceerd onderzoek willen leren en de stap willen maken naar het doen van kleinschalig onderzoek in de eigen praktijk. In dezelfde laag vinden we het internationale opleidingsprogramma van de European General Practitioners Research Network (EGPRN), het in Europa belangrijkste netwerk van huisarts-onderzoekers. Ook OHO trekt internationaal op, want waar het begon als een samenwerkingsverband tussen Leuven, Antwerpen en Maastricht bestrijkt OHO nu naast Nederland en België ook Duitsland en Frankrijk. In de derde laag van de piramide bevindt zich jaar 2 van OHO. Jaar 2 leidt deelnemers op tot zelfstandige onderzoekers. Het zijn onderzoekers die tevoren met succes jaar 1 of een vergelijkbare eerdere opleiding hebben afgesloten. In deze opleidingslaag zijn de nodige promovendi terug te vinden. In de vierde laag, tevens punt van de piramide, bevinden zich deelnemers aan de zogenaamde Brisbane Initiative (BI). BI is bedoeld voor gepromoveerde onderzoekers die aanvoerders van onderzoeksprogramma’s in de eerstelijns geneeskunde zijn of worden. De deelnemers komen niet alleen uit Europa maar ook uit Noord-Amerika en Australië. De nog relatief jonge leeftijd van BI maakt dat zich hierin nog op één lijn 36 1e uitgave 2010 geen oorspronkelijke WESP-studenten bevinden. Er is al wel een belangrijke doorstroom van OHO jaar 1 (tweede laag) naar OHO jaar 2 (derde laag) en van OHO jaar 2 naar BI. Diverse promovendi van onze vakgroep hebben deelgenomen aan OHO jaar 2 (derde laag) en bijna alle postdocs van onze vakgroep participeren aan BI (vierde laag). Een belangrijke rode draad door de opleidingspiramide wordt gevormd door onze Aiotho’s: basisartsen die hun opleiding tot huisarts combineren met het doen van promotieonderzoek. Dit landelijk initiatief kwam in 1996 in Maastricht als eerste van de grond. zeven Aiotho’s van toen zijn al gepromoveerd huisarts en werkzaam in A12 praktijken of praktijken met een vergelijkbare signatuur, respectievelijk in Elsloo (Loes van Bokhoven), Eindhoven (Rogier Hopstaken), Haelen (Roelf Norg), Amsterdam (katinka Prince en Paul Houben), Leiden (Niels Chavannes) en Australië (Marjolein de vries). De meesten zijn naast hun praktijkwerk nog betrokken bij wetenschappelijk onderzoek, vaak gericht op de implementatie van nieuwe kennis, het geven van nascholing, het verlenen van supervisie aan andere onderzoekers, het schrijven van standaarden en het initiëren van nieuw onderzoek. Daarmee beantwoordt het Aiotho initiatief in belangrijke mate aan haar doelstelling, namelijk het opleiden van jonge mensen tot wetenschappelijk geschoolde huisartsen die in staat zijn om inhoudelijke ontwikkelingen in ons vak te signaleren, initiëren, coachen en uit te dragen. veel Aiotho’s zijn een beetje “eigen kweek”, d.w.z. dat ze in Maastricht geneeskunde hebben gestudeerd en via wetenschaps- (of andere) stages serieuze interesse in het doen van onderzoek in de huisartsgeneeskunde ontwikkelden en al gauw in een van de stafleden een coach vonden. Op prevalentiebasis telt onze vakgroep ongeveer tien Aiotho’s, waarvan de eerste recent cum laude promoveerde nog voordat hij huisarts is (Jochen Cals). Er is onder basisartsen veel belangstelling voor het Aiotho-schap, maar omdat alle onderzoeksgelden (inclusief die voor Aiotho’s) buiten de universiteit moeten worden geworven, zijn de mogelijkheden om Aiotho’s aan te stellen helaas beperkt. Daarnaast gaat een potentiële Aiotho een zwaar traject tegemoet: gedurende ongeveer zeven jaar leert hij of zij niet één maar twee nieuwe beroepen tegelijkertijd, dat van huisarts en onderzoeker. Als het praktijkwerk erop zit ligt het onderzoek te wachten en als de Aiotho lekker aan het onderzoek werkt wachten zijn of haar patiënten op de komst van de dokter. zo’n 25 jaar geleden liep in Maastricht een groep van 20 (toen nog langharige) HOIO’s rond: jonge huisartsen die een eenjarige bijna voltijdse opleiding tot huisartsonderzoeker doorliepen. van deze groep zijn diverse huisartsen gepromoveerd, in Maastricht gebleven en nog steeds actief als universitair huisarts met een substantiële onderzoeksopdracht. Tot dat groepje behoren Yvonne van Leeuwen, Jean Muris, Jelle Stoffers, Ron Winkens en ondergetekende. Ongeveer 18 jaar geleden zijn we in Maastricht opnieuw begonnen met het opleiden van huisartsen (in opleiding) tot onderzoeker, in een eerste versie van OHO (Frank Buntinx en ondergetekende). Inmiddels zijn we diverse OHO-versies verder en heeft ook de EGPRN een definitieve basis in Maastricht gevonden (Jelle Stoffers en Hanny Prick). Tevens komt het allereerste initiatief tot de oprichting van de Brisbane Initiative (BI) uit Maastricht (André knottnerus), terwijl voor de ontwikkeling van Aiotho-programma’s ondergetekende grotendeels verantwoordelijk is. voorts heeft Marjan van den Akker een sleutelrol gespeeld in de vlucht die WESP stages bij onze vakgroep hebben genomen. Tot slot hebben vele anderen bijdragen geleverd als docent, administratief ondersteuner en jurylid in WESP stages, OHO en BI. In die 18 jaar hebben we ook geleerd waar de zwakke plekken in de piramide zitten. Het betreft o.a. haar onzekere financiële basis, de over diverse landen verdeelde ondersteuning en de kwetsbare positie van huisartsen in o.a. Duitsland en Frankrijk. Dit heeft de vakgroep doen besluiten dat 2010 het jaar wordt waarin we gaan proberen om de piramide te professionaliseren. Daartoe hebben Mark Spigt en ondergetekende op dit moment overleg met deskundigen en komen we dit voorjaar met een businessplan. Samenvattend is de ivoren toren definitief om, terwijl we voor het beklimmen van piramides niet meer naar Egypte hoeven te reizen. 19
Pagina 20
op één lijn 36 1e uitgave 2010 Promotie 31 maart 2010 Towards an inclusive society. Health care for people with intellectual disability. DOOR MAGDA WULLINk, ONDERzOEkER Er wonen ongeveer 112.000 mensen met een verstandelijke beperking in Nederland. Tijdens ons onderzoek hebben we tellingen uitgevoerd in de provincie Limburg bij instellingen, speciale scholen en RNH-huisartsen. Daarna zijn de data geëxtrapoleerd voor heel Nederland. Bijzonder is dat door gebruik te maken van de RNH-data mensen met een verstandelijke beperking konden worden opgespoord die geen gebruik maken van speciale zorg. Om de overgang van een instelling naar de wijk te vergemakkelijken, werd met vereende krachten een Richtlijn voor zorgoverdracht gemaakt en getest. Huisartsen en AvGs (artsen voor mensen met een verstandelijke beperking) hebben geholpen om het concept te formuleren; tijdens 3 congressen hebben alle betrokkenen aanvullingen op het concept kunnen bespreken. Belangrijke uitkomst is, dat instellingen dienen te gaan overleggen met huisartsen, apothekers e.d, zodra bekend is dat een aantal mensen met een verstandelijke beperking naar de wijk gaan verhuizen. De Richtlijn werkt handig om de belangrijkste zaken in het overleg niet te vergeten. Jammer is dat er voor implementatie nauwelijks geld en aandacht voorhanden was. Drie onderdelen komen in mijn proefschrift aan de orde, nl. (1) de prevalentie van verstandelijke beperking in Nederland, (2) de overdracht van zorg voor mensen met een verstandelijke beperking die van een instelling naar woningen in de wijk verhuizen en (3) autonomie in relatie tot gezondheid van mensen met een verstandelijke beperking. De aanleiding tot het proefschrift was het veranderde beleid van de Nederlandse regering. Mensen met een verstandelijke beperking kregen ruime mogelijkheden om te verhuizen van een instelling naar de wijk. Nederland is geen voorloper in dit beleid. In Scandinavië startten deze verhuizingen al in de jaren 70. En bijvoorbeeld in Engeland en Australië speelden verhuizingen zich af in de jaren 80. 20 In samenwerking met het NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap) en de NvAvG (Nederlandse vereniging voor Artsen voor mensen met een verstandelijke beperking) is een trainingsboekje (PIN) voor huisartsen gemaakt, zodat ze goede zorg kunnen verlenen aan de grotere groep mensen met een verstandelijke beperking, die meer en complexere zorg nodig hebben. Aan de hand van casus met veel voorkomende aandoeningen is het studieboekje opgezet. In de literatuur blijkt autonomie in relatie tot gezondheid van mensen met een verstandelijke beperking geen belangrijk onderwerp te zijn. Slechts 39 (van 791) artikelen werden gevonden waarbij mensen met een verstandelijke beperking een actieve rol spelen. vooral de n=1 studies vermelden schrijnende situaties. Bijvoorbeeld: (1) X wil ’s avonds wat meer te doen hebben, maar de ondersteuners vinden dat mensen met een op één lijn 36 1e uitgave 2010 verstandelijke beperking ’s avonds rust nodig hebben; (2) Y en zijn 4 medebewoners willen zelf afspraken maken met de huisarts. De ondersteuners staan dit niet toe. Gelukkig blijkt er met het gebruik van hulpmiddelen en scholing een positief effect op autonomie in relatie tot gezondheid mogelijk te zijn. In Melbourne (Australië) bevindt zich het enige specialistische centrum voor zorg, onderzoek en onderwijs voor mensen met een verstandelijke beperking in de staat victoria. De staf werd gevraagd hoe goed het lukt om die mensen te ondersteunen bij het uitvoeren van hun autonomie in relatie tot gezondheid. Met het hulpmiddel ‘Personal Health Records’ en met trainingen konden artsen en therapeuten ondersteuning bieden aan mensen met een matige verstandelijke beperking. Bij mensen met een complexere vorm van verstandelijke beperking was het eigenlijk onmogelijk om vorm te geven aan steun voor hun autonomie. Mensen met een verstandelijke beperking hebben uitgesproken ideeën over hoe de communicatie dient te verlopen tijdens een consult bij hun huisarts. ze willen actief deelnemen aan het gesprek. Dit blijkt lastig, want meestal gaat er een ondersteuner mee naar de spreekkamer. Uit onderzoek blijkt dat er aan deze ‘triadic communication’ nog wel wat te verbeteren valt. In de communicatierichtlijnen voor huisartsen dient dit onderwerp beschreven te worden. ‘Empowerment’ van mensen met een verstandelijke beperking gaat stapje voor stapje vooruit. Ondersteuning is hierbij echter onontbeerlijk. De maatschappij èn mensen met een verstandelijke beperking hebben nog veel werk te verzetten. Promotie Alcohol and Cardiovascular Disease Impact of Life events and Social Support; A Primary Care-based Longitudinal Study DOOR MARJA vEENSTRA, ONDERzOEkER vaak wordt gezegd dat een a twee glazen alcohol per dag gezond is. In veel epidemiologische studies wordt gevonden dat mensen die alcohol met mate drinken een lager risico hebben om hart- en vaatziekten te krijgen in vergelijking met mensen die geen alcohol drinken of die juist heel veel drinken. Het is aangetoond dat een hoge inname van alcohol ernstige gezondheidsproblemen kan veroorzaken. Maar voordat wordt gecommuniceerd dat alcohol een beschermend effect heeft op het krijgen van hart- en vaatziekten, is het belangrijk om mogelijke verklaringen te onderzoeken. Alcohol lijkt een positief effect te hebben op een aantal biologische mechanismen, maar nietbiologische verklaringen zouden ook relevant kunnen zijn. A A lcohol and Cardiovascular Disease: Impact of Life Events and Social Support Primary Care-based Longitudinal Study arja Veenstra Er wordt vaak geen rekening gehouden met stress, of sociale steun in de relatie tussen alcohol en hart- en vaatziekten. Mensen die veel stress ervaren, hebben een hogere kans om ziek te worden. Het negatieve effect van stress kan verminderd worden door sociale steun of coping stijl. Het verlagen van spanning wordt vaak genoemd als reden om alcohol te consumeren. De hypothese is dat 21
Pagina 22
op één lijn 36 1e uitgave 2010 alcohol een sterk stress-bufferende werking heeft waardoor negatieve gevolgen van stress kunnen wijzigen. Het doel van dit proefschrift is om te onderzoeken of een stress-bufferende werking van alcoholgebruik een verklaring kan geven, waarom matige drinkers een lager risico hebben om hart- en vaatziekten te krijgen. Deze vraag is onderzocht op basis van gegevens uit het Leefwijze en Gezondheid Onderzoek (LEGO). De registers van 34 huisartspraktijken uit Limburg en Rotterdam en omstreken werden gebruikt als steekproefkader. De LEGO-studie startte in 1996 toen een baseline vragenlijst werd opgestuurd welke werd gevolgd door vier jaarlijkse follow-up vragenlijsten. In totaal werden 31.349 mannen en vrouwen in de leeftijd van 45 tot en met 70 jaar benaderd bij het begin van de studie (response 51,7%). via de huisartsen werd de medische informatie verzameld. Deze registreerden alle voormalige en tijdens de followup periode (1996 - 2001) voor een huisarts relevant optredende gezondheidsproblemen op de probleemlijsten. Daarnaast rapporteerden de huisartsen alle hartinfarcten en alle sterfgevallen die tijdens de follow-up periode plaatsvonden direct aan de onderzoeksgroep. De vragenlijst bevatte onder andere vragen over gezondheid, leefstijl (bijvoorbeeld, alcoholgebruik), ‘life events’, copingstijlen en sociale steun. Er zijn verschillende resultaten beschreven binnen dit proefschrift een aantal zal hier kort genoemd worden. Ten eerste is er een nonresponse onderzoek uitgevoerd, waarin de relatie tussen responsgedrag en de gezondheidstoestand bij de start en overleving tijdens de follow-up periode van vijf jaar werd onderzocht. De resultaten blijken paradoxaal, aangezien de respondenten minder gezond waren bij de start van de LEGO-studie (coronaire hartziekten kwamen vaker voor bij de respondenten), maar ze hadden echter wel een lager risico om te overlijden tijdens de follow-up periode. Dit zou kunnen wijzen op een selectie-effect, waarbij de “worried ill” sneller geneigd zijn om deel te nemen. “Worried ill” zijn mensen die zich mogelijk meer zorgen maken over hun gezondheid, in dit geval ook minder gezond zijn en als gevolg van hun ‘zorgen maken’ sneller en vaker naar een huisarts gaan. Dit effect zou kunnen betekenen dat de gevonden relaties tussen risicofactoren of risicogedragingen en de uitkomsten van cohortstudies afgezwakt worden. De Lifetime Drinking History (LDH-q) vragenlijst met vragen over de gemiddelde consumptie in verschillende perioden gedurende iemands leven, werd getest in de LEGO-studie. De LDH-q is speciaal ontwikkeld voor de LEGO-studie. Hierdoor konden we de grote groep respondenten ondervragen zonder ze allemaal persoonlijk te hoeven interviewen. De betrouwbaarheid en de validiteit zijn onderzocht in het proefschrift en de LDH-q bleek een bruikbaar instrument te zijn in grote cohortstudies. We vonden een duidelijk verband tussen ‘life events’, een emotiegerichte copingstijl en alcoholgebruik. Een emotiegerichte copingstijl, wordt gekenmerkt door een passieve, berustende en zelfbeschuldigende copingstijl, denk daarbij aan een opmerking zoals “waarom moet mij dat nou weer overkomen”. Het lijkt aannemelijk dat mensen die aangeven een emotiegerichte copingstijl te hanteren, meer alcohol gaan drinken nadat ze een 'life event' mee hebben gemaakt. Er is in dit proefschrift geen stress-bufferende werking van alcoholgebruik gevonden en we hebben dus geen alternatieve verklaring kunnen vinden waarom matige drinkers een lager risico hebben om hart- en vaatziekten te krijgen. Eén van de resultaten die mogelijk interessant is voor een huisarts is, dat mensen die geen goede copingsstrategie hanteren,eerder geneigd zijn om alcohol te drinken als middel om om te gaan met negatieve gebeurtenissen in iemands leven. Deze mensen zouden mogelijk gestimuleerd moeten worden om op een andere manier met de situatie om te gaan. Op basis van een cohortstudie kunnen geen uitspraken gedaan worden over individuele patiënten. zolang de onderliggende mechanismen nog niet volledig duidelijk zijn, is het advies om voorzichtig te zijn met het promoten van matig alcoholgebruik als gezond en als huisarts naar een individuele patiënt te kijken welk advies met betrekking tot alcoholgebruik gegeven moet worden. Promotiedatum: Vrijdag 28 mei 2010 om 11.30 uur in Rotterdam Promotoren: Prof.dr. H.F.L. Garretsen Prof.dr. J.A. Knottnerus Prof.dr. M.J. Drop † Copromotor: Dr. P.H.H.M. Lemmens 22 op één lijn 36 1e uitgave 2010 Promotie 26 februari 2010 Pluis en niet-pluis in de huisartspraktijk DOOR ERIk STOLPER, ONDERzOEkER EN HUISARTS TE HEERDE voor een infarct, heb ik de patiënt ingestuurd. En het was inderdaad een coronair infarct'. onderzoeksvragen Er was dus alle reden om een zestal jaren geleden in Maastricht een interfacultaire PNP-onderzoeksgroep te formeren in samenwerking met de universiteit van Antwerpen, met als belangrijkste vragen: welke betekenissen geven huisartsen aan PNP en welke rol speelt het in de diagnostiek? kunnen we consensus bereiken over een bruikbare en betrouwbare omschrijving van PNP? Is er een theoretisch raamwerk dat een goede verklaring biedt voor de rol van PNP? Het fenomeen van het pluis/niet-pluis gevoel (PNP) speelt al zeker een eeuw in het diagnostisch denken van huisartsen een rol. In ‘mijn’ ruim dertig jaar huisartsgeneeskunde heb ik vrijwel nooit een huisarts ontmoet die het bestaan van PNP ontkende. Toen we huisartsen, verspreid over Europa, een beschrijving lieten lezen van het niet-pluis gevoel, werd dit fenomeen door al die artsen herkend. Er zijn wel collega’s die PNP als diagnostisch gevoel een onbetrouwbaar instrument vinden of oordelen dat zoiets niet meer past in een evidence-based practice. Inderdaad leek er voor de rol van PNP geen evidence te bestaan want het was tot voor kort niet systematisch onderzocht. Huisartsen maken kennelijk toch onbekommerd gebruik van PNP, getuige de talloze verhalen die ze elkaar vertellen: 'Ik had een nietpluis gevoel en hoewel ik nauwelijks aanwijzingen had methoden 28 huisartsen vulden voor ons een vijver vol informatie door in vier focusgroepen te discussiëren over de nietanalytische aspecten van het diagnostisch denken. Die vijver visten we vervolgens op een systematische manier leeg waardoor we in staat waren een voorlopige omschrijving van PNP te geven en een aantal belangrijke determinanten te traceren. In de volgende onderzoeksstap bereikten we consensus over een zevental PNPstellingen door in vier schriftelijke rondes 27 universitaire huisartsen in Nederland en België op een anonieme wijze commentaar en aanvullingen te laten geven op conceptomschrijvingen. We slaagden er daarna in om na grondig literatuuronderzoek een theoretisch verklaringsmodel te construeren. We wisten dat medische tuchtcolleges het niet-pluis begrip tamelijk regelmatig gebruiken. Omdat uitspraken van tuchtcolleges normatief zijn voor ons professioneel handelen, besloten we een duik in de digitale archieven te nemen om een beeld te krijgen van de manier waarop deze colleges redeneren als het om het niet-pluis gevoel gaat. De voor de hand liggende vervolgstap in onze research was om met deskundigen een onderzoeksagenda te maken met de belangrijkste onderzoeksvragen geprioriteerd inclusief de bijpassende onderzoeksdesigns Resultaten Dit onderzoekstraject leverde een aantal concrete onderzoeksresultaten op. Allereerst bleek dat PNP een substantiële rol speelt in het diagnostisch denken van 23
Pagina 24
op één lijn 36 1e uitgave 2010 huisartsen en gebaseerd lijkt op kennis, wetenschappelijke kennis, ervaringskennis en contextkennis. Als determinanten zijn verder te noemen de persoonlijkheid van de arts als ook mediërende en verstorende factoren. Niet-pluis betekent dat de huisarts een onbestemd gevoel heeft dat er iets niet klopt wat zou kunnen duiden op een mogelijk ongunstige afloop. Het niet-pluis gevoel activeert het diagnostische proces in de richting van het formuleren en afwegen van diagnoses met een mogelijk ernstige afloop en een gericht beleid op het voorkomen daarvan is noodzakelijk. Pluis betekent dat een huisarts zich gerust voelt over de verdere aanpak en afloop, ook al is hij/zij niet zeker van de diagnose: 'het klopt allemaal'. Medische tuchtcolleges nemen het niet-pluis gevoel serieus getuige een aantal uitspraken richting huisartsen en specialisten. Als u een niet-pluis gevoel hebt moet u de nodige diagnostische vervolgstappen ondernemen, aldus deze colleges. zelfs het ontbreken van een niet-pluis gevoel in bepaalde situaties achten deze colleges professioneel gezien verwijtbaar. Met hulp van duale proces theorieën slaagden we erin om een theoretisch model te construeren waarbinnen de rol van PNP begrepen kan worden als een derde diagnostische denkspoor naast medische besliskunde en medisch probleem oplossen. PNP acteert nooit alleen maar altijd in samenwerking met analytische denkprocessen. Tenslotte zijn we met hulp van 18 experts erin geslaagd tien belangrijke onderzoeksvragen te inventariseren en - nog moeilijker - negen geschikte bijpassende onderzoeksmethoden te vinden. Het zijn ondermeer vragen naar het voorkomen van PNP, naar de diagnostische waarde in eigen praktijk en op een post en naar de betekenis van determinanten. Impact voor verder onderzoek, opleiding en dagelijkse praktijk Hoewel we nu weten dat PNP een positieve rol speelt in het diagnostisch denken van huisartsen, is dus nog niet bekend hoe groot die bijdrage is en welk aandeel belangrijke determinanten als ervaring, contextkennis en persoonlijkheid leveren. Na afronding van het proefschrift ‘Gut feelings in general practice’ werken we nu aan het valideren van een korte vragenlijst waarmee mogelijke antwoorden gevonden kunnen worden. Daarnaast heeft de SBOH (Stichting Beroepsopleiding Huisartsen) subsidie beschikbaar gesteld om uit te zoeken in hoeverre het nietanalytisch leren diagnostisch leren denken al een plek heeft in de huisartsopleiding en hoe het ‘leerbaar’ gemaakt kan worden. Huisartsen zijn meestal geen wetenschappers maar toch leeft breed het beeld dat zij hun diagnostische beslissingen vooral baseren op ‘science’ terwijl PNP meer bij ‘art’ lijkt te horen. Het is de vraag of dit beeld klopt. Welke achterliggende concepten sturen ons denken aan als we een dergelijke tweedeling maken? zijn er argumenten om te veronderstellen dat een diagnostisch gevoel als PNP onderdeel is van onze cognitie? vanuit de neurowetenschappelijke hoek, de ontwikkelingspsychologie en de filosofie kunnen genoeg argumenten worden aangedragen om deze stelling te verdedigen. Het gaat hier om een boeiend debat dat raakt aan de conceptuele grondslagen van onze geneeskunde. We hopen hier een steentje aan bij te dragen. In de dagelijkse praktijk van de huisarts verandert er natuurlijk niets, behalve dan dat huisartsen vrijmoediger gebruik kunnen blijven maken van een diagnostisch instrument als PNP. Het kan hen in onzekere en complexe diagnostische situaties, kenmerkend voor de huisartsgeneeskunde, op een meestal efficiënte en veilige manier gidsen. Namens de projectgroep PNP, Erik Stolper: cf.stolper@hag.unimaas.nl www.gutfeelingsingeneralpractice.eu 24 op één lijn 36 1e uitgave 2010 Cum Laude promotie Van vraagteken naar uitroepteken?! DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS (IN OPLEIDING) EN ONDERzOEkER Het kan verkeren. Had mij tien jaar geleden voor de start van de geneeskunde opleiding gevraagd wat ik vooral niet wilde worden, dan had ik twee beroepen genoemd: huisarts en onderzoeker. Het eerste associeerde ik met de doordringende en onprettige geur van Dettol en het tweede leek me weggelegd voor mensen achter stapels papier. Dat laatste kan ik nog niet echt ontkrachten, maar mijn beroepsvoorkeur is in de loop der jaren toch danig gewijzigd. Geneeskunde blijkt doordrenkt van onduidelijke beslismomenten, routine, en gedrag op basis van ervaring in plaats van hard bewijs. De motivatie om huisarts te willen worden hoef ik u niet toe te lichten. De interesse voor onderzoek ontwikkelde zich naarmate ik op steeds meer vraagtekens stuitte, terwijl de drang naar uitroeptekens toenam. Ik rolde na een wetenschapstage over breekbare botten bij heelkunde door naar een student-promovendus plek bij huisartsgeneeskunde. In de spreekkamer zijn luchtweginfecties dagelijkse kost. En ofschoon de meeste infecties behoren tot de categorie banaal, verlopen de consulten vaak niet ideaal. De onzekerheid over de exacte prognose en een verstoorde balans tussen vraag van de patiënt en aanbod van de dokter, leidt tot voldoende vraagtekens bij deze alledaagse klachten. De rol als student-promovendus was uitdagend, want je treedt de wereld van ervaren dokters binnen en probeert handvatten te bieden om de consultvoering te optimaliseren. In de rol van onderzoeker met specifieke expertise op een bepaald deelgebied lukt dat echter best. De deelnemende huisartsen delen vervolgens hun eigen praktijkervaring, net als mijn begeleiders die allen praktijk en onderzoek combineren. Een goed onderzoek kan door deze benadering groeien, want de onderzoeker moet regelmatig met de billen bloot. Wat levert dit onderzoek op voor de dagelijkse praktijk en sluit de vraagstelling van het onderzoek voldoende aan bij de belevingswereld van praktiserende huisartsen? voordeel van deze benadering is dat de resultaten van het onderzoek eenvoudig een vruchtbare voedingsbodem vinden in de praktijk. De vraagtekens zijn cruciaal, want de beste onderzoeksvragen komen uit de spreekkamer en jonge huisartsen (in opleiding) verkeren in de ideale positie om die vragen op te lossen. In het basiscurriculum heeft wetenschappelijk onderzoek een steeds grotere rol. Een actieve rol in de uitvoering van onderzoek ligt in de vervolgopleiding zo voor het grijpen. Daarnaast ligt de salariëring van huisartsen-in-opleiding en promovendi dicht bij elkaar. Aangezien een promotieonderzoek tegenwoordig met gemak twee kabinetten overleeft en ook de klinische werkzaamheden doorgaan, kan het traject in combinatie worden gevolgd. Je wordt dan gebombardeerd tot aiotho (arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker). In tegenstelling tot veel ziekenhuisspecialismen is in de huisartsgeneeskunde onderzoekservaring geen vereiste voor een opleidingsplek, maar daardoor is de combinatie helaas niet zo goed ingeburgerd als in de kliniek. Toch lijken er voldoende vraagtekens te bestaan die typisch huisartsgeneeskundig onderzoek zouden kunnen creëren voor een veelvoud aan aiotho’s. Op dit moment combineren circa 60 aios in Nederland de huisartsopleiding met wetenschappelijk onderzoek. Recent is het gelukt om een nationaal platform op te zetten (www.aiotho.nl). Uit vraagtekens volgt onderzoek en vele vraagtekens en onderzoeken samen vormen een uitroepteken, vaak in de vorm van een proefschrift. Daarna is het weer zoeken naar nieuwe vragen en die doe je op in de dagelijkse praktijk. Patiëntenzorg en onderzoek; een uitdagende balans, want beide werkzaamheden kosten energie en zorgvuldigheid. Gelukkig zijn er vele goede voorbeelden. zowel van mensen die beide werkzaamheden combineren (zie ook artikel Erik Stolper), maar ook mensen die de juist de volledige focus richten op of praktijk of wetenschap. zolang we de vraagtekens blijven delen en samen op zoek gaan naar uitroeptekens is dat een ideale samenwerking. Jochen Cals is huisarts-inopleiding en onderzoeker. Hij promoveerde recent op een onderzoek naar luchtweginfecties. Meer informatie is te vinden op www.jochencals.nl 25
Pagina 26
op één lijn 36 1e uitgave 2010 BMJ Awards nèt geen Research paper of the Year voor Jochen Cals DOOR GEERT-JAN DINANT, HOOGLERAAR HUISARTSGENEESkUNDE EN HUISARTS TE MAASTRICHT Op 10 maart vond in Londen de uitreiking van The BMJ (British Medical Journal) Group Awards 2009 plaats. In totaal waren er 11 categorieën, variërend van Research Paper of the Year, Getting Research into Practice en Primary Care Team of the Year, tot Junior Doctor of the Year, Best Quality Improvement en Liftetime Achievement, werd één groep of persoon als beste gekozen. voor de 11 prijzen was een grote internationale jury ingesteld. De twee meest prestigieuze prijzen zijn die voor Research Paper of the Year en Lifetime Achievement. In de eerste categorie was het BMJ-artikel van Jochen Cals, over het effect van de CRP-sneltest en communicatietraining op het voorschrijven van antibiotica door huisartsen, voorgedragen. In deze categorie kon ieder wetenschappelijk artikel waar ook ter wereld geschreven en in welk tijdschrift ook gepubliceerd meedingen. De jury beoordeelde 167 genomineerde publicaties en selecteerde de beste acht en daarvan de beste vier. Tot de beste vier hoorde het artikel van Jochen. De drie concurrerende publicaties gingen respectievelijk over: • het effect van een nieuwe vorm van malariapreventie op de sterfte aan deze ziekte • het effect van een stoppen met roken programma dat gebruik maakt van financiële incentives • het effect van screening op longkanker via een scan op de sterfte aan longkanker De drie concurrerende publicaties stonden respectievelijk in de Lancet, New England Journal of Medicine en de American Journal of Respiratory and Critical Care Medicine (zie ook groupawards.bmj.com). De prijs ging naar het artikel over malaria. Uit de officieuze toelichting van de jury begrepen we dat het winnende artikel en het artikel van Jochen zeer dicht bij elkaar zaten, dus ging er net geen goud naar Jochen, c.q. naar Maastricht. Bij de uitreiking, die de allure van een Oscar uitreiking had, waren bijna 700 mensen aanwezig. Op bijgaande foto staan naast Jochen de vier co-auteurs van zijn BMJartikel: Geert-Jan Dinant, Rogier Hopstaken, Chris Butler en kerry Hood (de laatste twee uit Cardiff). 26 op één lijn 36 1e uitgave 2010 Beste H&W artikel Heert dokter Prijs 2009 DOOR ROELF NORG, HUISARTS IN HAELEN medicatie? Dit gebeurt door deze mensen de medicatie ook weer te onthouden en te zien of zij daarmee weer méér last van de plasklachten krijgen. Op deze manier ontstaat een selectie van degenen bij wie de klachten effectief worden bestreden met de medicatie. Bij hen wordt de behandeling definitief voortgezet. Bij de anderen wordt modelmatig de individuele meerwaarde van de alternatieve behandelingen, bijv. een operatie of juist afwachten, bepaald. In de “usual care’ arm van het onderzoek, bleek dat de huisartsen scherper selecteerden, en met minder mensen een even groot (groeps)effect bereikten. Het behandelprotocol heeft derhalve geen bewezen meerwaarde. Een dag na mijn verjaardag, mocht ik op 11 december jl. een nieuw cadeau in ontvangst nemen tijdens het drukbezochte NHG-congres. In een met 2400 huisartsen volgepakt RAI congrescentrum werd mij verzocht dicht bij het podium plaats te nemen. Geen garantie vooraf, maar wel een kleine vingerwijzing. Prof. van Weel besprak het juryrapport van de Heert Dokter Prijs. Deze prijs wordt uitgereikt aan het beste onderzoeksartikel dat in de voorafgaande jaargang verschenen is in Huisarts en Wetenschap. Dit jaar viel het oog van de jury, bestaande uit Chris van Weel (voorzitter), Patrick Bindels en Marijke Labots, op mijn artikel: Verbetert een behandelprotocol de behandeling van plasproblemen bij mannen? (1) Dit artikel heb ik geschreven in samenwerking met kees van de Beek (uroloog) en onder begeleiding van mijn copromotor Piet Portegijs en mijn promotoren Onno van Schayck en André knottnerus. Het artikel is een weerslag van het hoofdonderzoek uit mijn promotietraject, waarin ik de gebruikelijke zorg, zoals die momenteel in de huisartsenpraktijken wordt geleverd aan mannen met plasklachten, vergelijk met een “optimale” behandeling, volgens de richtlijn. Deze “optimale” behandeling is veel actiever: meer mannen krijgen medicatie (m.n. alfa-blokkers) aangeboden voor hun klachten van bemoeilijkte mictie. Na enkele maanden moet het effect worden geëvalueerd. zijn de klachten verbeterd? En is die verbetering toe te schrijven aan de Ik was wel verrast door de keuze van de jury voor mijn artikel. Trials met negatieve bevindingen spreken - dat is nu eenmaal de realiteit - doorgaans minder aan dan die met positieve resultaten; bovendien was dit onderzoek een zogenaamde “pragmatische” trial. Een trial die geen “normale” placebo-arm had, maar de meerwaarde probeerde aan te tonen tegenover de gebruikelijke zorg. Ik heb gemerkt dat ik hiermee geregeld heb moeten opboksen tegen de notie dat dit “dus geen echte trial” was. De jury zag dat gelukkig anders, en prees in het rapport de meerwaarde van dergelijk onderzoek voor de dagelijkse praktijk. Daar sluit het onderzoek wel naadloos op aan. Het voordeel van zo’n druk bezocht NHG-congres is dat je de felicitaties in ontvangst mag nemen van veel mensen die je al enige tijd niet gezien hebt, zoals mijn vroegere opleider, enkele collega’s uit de H&W redactieperiode, en de huisarts op de veluwe, bij wie mijn vrouw Caroline (ook huisarts) en ik eens zijn gaan praten over praktijkovername en associatie. Bijzonder was het ook dat mijn huisarts-broer in de zaal zat. Ik kan jullie deze ervaring aanbevelen, dus wie nog twijfelt: publiceer ook in H&W! (1) Huisarts en Wetenschap 2008 (12) 614-620. 27
Pagina 28
op één lijn 36 1e uitgave 2010 Amuse-2 gaat door tot en met augustus 2010 DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS-EPIDEMIOLOOG, PROJECTLEIDER voor degenen die Amuse-2 nog niet kennen: deze studie, een samenwerkingverband tussen Amsterdam (AMC), Maastricht en Utrecht, onderzoekt of het in de huisartsenpraktijk valide is om met behulp van de ‘regel van Wells’ voor longembolie (zie bijvoorbeeld http://www.longdoc.nl/formPe.htm), aangevuld met een point-of-care D-dimeer test (Simplify), longembolie uit te sluiten. In de vorige uitgave van ‘Op één lijn’ deden we al een oproep om te blijven includeren. Die oproep herhalen we hier graag: sluit patiënten die u verwijst naar de SEH op - meer of minder - verdenking ‘longembolie’, óók in de Amuse-2 studie in! Haal die mooie geplastificeerde Amuse-2 instructiekaart nog eens onder het stof vandaan, en vraag uw assistente nog eens waar de klapper met de Amuse-2 vragenlijstjes, testjes en informed consent brief ook al weer staat. Denk bij patiënten die benauwd zijn, pijn op de thorax hebben, of waarbij u een onverklaarde snelle pols telt, ook aan de mogelijkheid van een longembolie. Stop in voorkomende gevallen een onderzoekset in uw visitetas. Op die manier is de kans het grootst dat u de drempel van 5-10 minuten extra werk inderdaad ook neemt. We blijven op u rekenen! Op dit moment (16 maart 2010) staat de teller voor zuidoost Nederland op 171, en dat is 28 meer dan we u in de vorige uitgave van ‘Op één lijn’ konden melden. Inmiddels zijn nog twee praktijken in de regio Den Bosch bereid gebleken om mee te doen de komende maanden. De inclusie loopt – voor zover nu valt te voorzien - tot en met eind augustus 2010. Tegen die tijd is onderzoeker Petra Erkens weer terug uit Ottawa, Canada. zij doet momenteel buitenlandse onderzoekservaring op, op de afdeling van professor Wells ( ja, dezelfde!). Denkt u nog aan Amuse-2!?! We hebben landelijk 550 mensen geïncludeerd. Maastricht heeft 168 patiënten geïncludeerd, Amsterdam 142 en Utrecht 240. Van deze patiënten had 46,2% een lage verdenking longembolie (Wells score ≤4 & neg. D-Dimeer). We hebben nog 250 patiënten nodig. De inclusie duurt t/m 31 augustus 2010. Helpt u mee aan de laatste spurt? Neem bij vragen gerust contact met ons op: Marion de Mooij, onderzoeksassistente tel. 043-3882324 amuse-2@hag.unimaas.nl www.hag.unimaas.nl/amuse-2/zuidoostnederland 28 op één lijn 36 1e uitgave 2010 Promotieonderzoek medische beslissingen rond het levenseinde bij mensen met een verstandelijke beperking DOOR ANNEMIEkE WAGEMANS, AvG EN ONDERzOEkER Sinds kort geniet ik de gastvrijheid van de vakgroep Huisartsgeneeskunde voor het doen van mijn onderzoek naar medische beslissingen rond het levenseinde bij mensen met een verstandelijke beperking. Ik ben AvG (arts voor verstandelijk gehandicapten) en werkzaam in Maasveld, Maastricht. In mijn dagelijks werk heb ik veel te maken met “beslissen voor een ander”, uiteraard vooral met de medische beslissingen. Naar de wijze waarop deze beslissingen worden genomen, doe ik een promotie onderzoek. Tot nu toe heb ik een ruim aanbod gevonden van medische beslissingen rond het levenseinde bij mensen met een laag niveau van functioneren. Ik heb na het overlijden van patiënten zowel de arts, als ook de naasten en de verzorgers apart geïnterviewd. Dat heeft veel informatie opgeleverd. Wij zoeken nu nog naar beslismomenten bij mensen met een lichte verstandelijke beperking. Mogelijk dat er bij een patiënt uit uw praktijk een dergelijk moment geweest is in het afgelopen jaar? Ik zou dan graag via de behandelende arts in contact komen met familie en verzorgers. Laat het me weten svp. Ik ben bereikbaar op 043-3882303 (maandag en dinsdag) of via e-mail ama.wagemans@hag.unimaas.nl 29
Pagina 30
op één lijn 36 1e uitgave 2010 Feedback in de acute keten Spoedzorg onderzoek DOOR INGE DUIMEL, ONDERzOEkER Het generieke kenmerk van de spoedzorgketen (ook in Limburg) is het ontbreken van de sluitende cirkel. In het Regionaal Overleg Acute zorgketen (ROAz) Limburg zijn 5 zorgketens voor spoedzorg gestart (CvA, myocardinfarct, acute obstetrie, acute heuptrauma, acute psychiatrie). De communicatie en informatieoverdracht tussen de schakels van deze ketens vertoont lacunes en verloopt niet volgens een ketenmaatstaf. Juist in acute situaties is vaak de verwijzer (of vervoerder) van de patiënt geïnteresseerd in de afloop of juistheid van zijn diagnosestelling en/of blijven er vragen over de procedure. zo gaan misschien leermomenten verloren die de kwaliteit in de acute ketenzorg verder kunnen optimaliseren. Ter verbetering werd bij zonMw een subsidieaanvraag ingediend voor onderzoek naar en het toepassen van modellen van feedback in de acute zorgketen. In 2009 werd deze subsidie toegekend en er is een junior onderzoeker gestart met het in kaart brengen van de organisatorische kenmerken van de vijf zorgketens. We willen praktisch toepasbare methoden ontwikkelen en implementeren. Tevens willen we beoordelen of we het onderwerp feedback in de acute- en spoedzorgketen goed in kaart en op de kaart kunnen brengen. De werkgroep is breed samengesteld. Huisartsen vormen uiteraard een belangrijke speler in de acute- en spoedzorgketen, dus met dit onderzoek zal ook u als huisarts mogelijkerwijs op één of andere manier te maken kunnen krijgen. Wilt u alvast meer informatie, dan kunt u zich wenden tot: drs. Janneke zeelenberg: j.zeelenberg@beoz.unimaas.nl of 043/388 17 34 (onderzoeker) drs. Dick Nagelhout: 043-3876389 (coördinator Traumacentrum) dr. Inge Duimel-Peeters, i.duimel@hag.unimaas.nl (begeleider onderzoek, samen met Prof. dr. Bert vrijhoef en dr. Arno van Raak) De CEDAR-studie: voor en door huisartsen organische en functionele darmziekten in de huisartspraktijk DOOR LISELOTTE kOk, ARTS EN PROMOvENDUS BIJ UMC UTRECHT Het uitsluiten van organische darmziekten, zoals IBD, diverticulitis of darmkanker, is een belangrijk doel bij patiënten met buikklachten. Coloscopie blijft de gouden standaard, maar is een belastend en duur onderzoek. Nieuwe biomarkers in de ontlasting kunnen de huisarts mogelijk bij dit diagnostische dilemma ondersteunen. Een door zoNMw gesubsidieerd onderzoek in drie regio’s in Nederland (Sittard, Heerlen en Ede) moet hier duidelijkheid over brengen. 30 op één lijn 36 1e uitgave 2010 Naar schatting heeft 7% van de patiënten die met buikklachten op het spreekuur van de huisarts komen een organische darmziekte (ODz), zoals de ziekte van Crohn, Colitis Ulcerosa, diverticulitis of darmkanker. Bij de overige 93% is er sprake van een functionele darmziekte, zoals het prikkelbaar darmsyndroom (PDS). De meeste patiënten met PDS kunnen goed worden behandeld in de eerste lijn. endoscopie Ondanks diagnostische criteria, zoals de Rome III-criteria, blijkt het lastig om de diagnose PDS alleen op basis van symptomen te stellen. De anamnese is vaak niet specifiek genoeg. Op dit moment wordt 20% van de patiënten met chronische buikklachten verwezen voor endoscopie om ODz uit te sluiten, maar bij slechts een derde daarvan wordt ODz gevonden. Coloscopie is relatief duur en vervelend voor de patiënt. Het terugdringen van het aantal verwijzingen voor endoscopie zou de doelmatigheid van het beleid bij chronische buikklachten ten goede komen. de CedAR-studie vanaf maart 2010 gaat in de regio Sittard de CEDARstudie van start. Deze studie onderzoekt of nieuwe biomarkers in de ontlasting kunnen bijdragen aan het betrouwbaar onderscheid maken tussen patiënten met ODz en functionele darmziekten in de eerste lijn. In de studie worden twee point-of-care-testen onderzocht: de calprotectine sneltest en een nieuwe feces occult bloedtest. Calprotectine is een eiwit afkomstig uit neutrofiele granulocyten in de darmwand en is verhoogd aanwezig in de ontlasting van patiënten met inflammatoire darmziekten. Het onderzoek wordt gecoördineerd door CAPHRI en het Julius Centrum, de eerstelijns afdelingen van de UMC’s Maastricht en Utrecht, samen met de MDLafdelingen van drie grote regionale ziekenhuizen. Naast Sittard participeren ook ziekenhuizen in Heerlen en Ede. Studieopzet Het onderzoek sluit nauw aan op het gangbare beleid van de huisarts. Patiënten met dikke darmklachten die langer dan twee weken bestaan en bij wie de huisarts een endoscopie in verband met een verhoogd risico op ODz noodzakelijk acht, kunnen meedoen. Bij alle patiënten zal, naast anamnese en lichamelijk onderzoek, ook bloedonderzoek en de twee sneltesten in de ontlasting (calprotectine en occult bloedtest) plaatsvinden. Gezien het belang van de studie hopen we dat huisartsen in de regio zoveel mogelijk patiënten die ze voor endoscopie verwijzen naar het Orbis Medisch Centrum in de studie insluiten. Met de drie genoemde ziekenhuizen samen hopen we de benodigde 990 patiënten te vinden. De studie loopt nog tot 1 januari 2012. voor meer informatie kunt u terecht bij Liselotte kok, L.kok-2@umcutrecht.nl. Telefoon 06-39462076. Het CEDAR-onderzoeksteam (samenwerkend met de RHO’s): Jean Muris, huisarts, UMC Maastricht Niek de Wit, huisarts, UMC Utrecht Carl Moons, epidemioloog, UMC Utrecht Wat levert de CedAR-studie op: • Scherpere richtlijnen voor endoscopie bij patiënten met langer bestaande onderbuiksklachten; • Naar verwachting kan bij toepassing daarvan endoscopisch onderzoek achterwege blijven bij een deel van de patiënten • Het beleid bij patiënten met functionele buikklachten blijft bij de huisarts; • De vrijkomende endoscopiecapaciteit kan worden ingezet voor het komende bevolkings-onderzoek naar colorectale kanker. 31
Pagina 32
op één lijn 36 1e uitgave 2010 Nieuwe stoppen met roken methode voor praktijkondersteuners Wat vindt u van PAS? DOOR ELINE SMIT, ONDERzOEkER vAkGROEP GEzONDHEIDSBEvORDERING MAASTRICHT Wat levert het u op? Uw patiënten begeleiden volgens PAS is niet alleen interessant voor de patiënt, maar ook zeker voor uzelf. U… • … doet extra kennis op over hoe u de rokende patiënten in uw praktijk kunt helpen te stoppen met roken. PAS (Persoonlijk Advies bij het Stoppen met roken) combineert het geven van persoonlijke stopadviezen via Internet met een kort gesprek met de praktijkondersteuner. Werkt PAS? Het onderzoek naar het effect van PAS (Persoonlijk Advies bij het Stoppen met roken) is in volle gang en de eerste resultaten zien er veelbelovend uit. zo vond bijna 90% van alle deelnemers aan PAS hun eerste persoonlijke advies bij het stoppen met roken een beetje tot erg nuttig! en nu? Op dit moment zijn we op zoek naar enthousiaste praktijkondersteuners die mee willen doen met een nieuw onderzoek. voor dit onderzoek kunt u de PAS materialen in uw praktijk gebruiken om patiënten te begeleiden die willen stoppen met roken. Na ongeveer 3 maanden zullen wij u vragen naar uw ervaringen met het programma, mogelijke verbeterpunten, enz. • … kunt als één van de eersten uw patiënten een persoonlijk stoppen met roken programma aanbieden terwijl dit van u slechts een geringe tijdsinvestering vraagt. • … profileert u uzelf als praktijkondersteuner binnen de huisartsenpraktijk. Het takenpakket van de praktijkondersteuner staat nog niet altijd helemaal vast, maar het geven van stoppen-met-roken voorlichting past daar goed in. Interesse? Hebt u interesse om aan dit onderzoek mee te doen? Meldt u dan aan via het aanmeldformulier: www. persoonlijkstopadvies.nl/aanmeldformulierPoH.php Wilt u meer informatie over PAS? Neem dan gerust contact met ons op via info@persoonlijkstopadvies.nl of neem een kijkje op onze website www.persoonlijkstopadvies.nl Wij kijken ernaar uit met u samen te werken! Oproep redactie Huisarts: zit het in de genen? voor een themanummer later dit jaar zijn we op zoek naar huisartsen die 1 of meer familieleden met hetzelfde beroep (=huisarts) hebben. Dat kunnen broers of zussen zijn, maar denk ook aan “familiaire belasting” gedurende verschillende generaties (vader-dochter, grootvader – kleinzoon). Bent u een dergelijke huisarts of kent u ze: laat het ons weten: op1lijn@hag.unimaas.nl 32 op één lijn 36 1e uitgave 2010 Stoppen-met-roken interventie richt zich op huisartsenpraktijk Virtuele online stopcoach DOOR HANS vEHOF, ONDERzOEkER vAkGROEP GEzONDHEIDSBEvORDERING MAASTRICHT deelnemer niet zonder herkansing in één keer succesvol te zijn. De roker is niet gedwongen om direct een stopdatum te stellen. Wanneer hij na de eerste sessie toch niet wil stoppen met roken, wordt hij na twee maanden opnieuw benaderd. Op 1 oktober 2010 gaat het stoppen-met-roken project SteunBijStoppen.nl van start. Het project is een interventie van de Universiteit Maastricht/CAPHRI bij rokers die een aan roken gerelateerde klacht hebben en hiermee bij de huisarts op consult komen. De deelnemers krijgen thuis toegang tot een internetpagina die in meerdere sessies vragen stelt aan de gebruiker en via software direct op maat adviezen geeft op het beeldscherm. Het project wordt geleid door Prof. Dr. Hein de vries (UM). Dr. Catherine Bolman (OU) en huisarts Dr. Jean Muris (UM) en wordt gefinancierd door zonMw. De adviezen die gegeven worden zijn zogeheten computer-tailored adviezen. Dat advies hangt af van de antwoorden die de gebruiker geeft op vragen over sociale invloeden, de voor- en nadelen van roken, eigen effectiviteit en actieplanning. Uit een database met filmpjes en teksten worden bijpassende adviezen gegeven. Er worden aan de deelnemer diverse sessies aangeboden. Eén sessie waarin de rokers zich aanmeldt en uitgenodigd wordt een stopdatum te bepalen, één sessie waarin de roker wordt voorbereid op het stopmoment en vier ondersteunende sessies. Een van de onderzoeksvragen is of mensen uit lagere sociaal economische groepen meer baat hebben bij de filmadviezen ten opzichte van tekstadviezen. zo wordt de succeskans bij stoppen met roken in deze groep mogelijk vergroot vergeleken met resultaten uit eerdere interventies met alleen tekstadviezen. Ook wordt er onderzocht of bij mensen uit hogere sociaal economische groepen deze mediavoorkeur tegenovergesteld is. De deelnemer krijgt meerdere kansen om bij terugval een nieuwe stopdatum te stellen. Hiermee hoeft de SteunBijStoppen.nl is een aanvulling op de zorg voor rokers zoals deze nu al in de praktijk aanwezig is. De interventie mag parallel gaan lopen met al aanwezige ondersteuning door de arts of praktijkondersteuner. Aanmelden of vragen stellen kan nu al op info@steunbijstoppen.nl of op telefoonnummer 043 388 2424. vanaf 1 oktober 2010 tot 1 oktober 2011 kan de praktijk dan gebruik maken van deze kosteloze rokerszorg. Aanspreekpunt van het SteunBijStoppen.nl projectteam zijn promovendus Hans vehof en onderzoeksassistenten Suzanne verhoeven en Annerika Slok. Hans Vehof Na mijn opleiding voeding & Gezondheid met als afstudeerrichting voedingsgedrag en ziektepreventie, heb ik mij een paar jaar bezig gehouden met de verbetering van leefstijlfactoren. Dit heb ik gedaan in wetenschappelijk onderzoek en in een therapeutische setting. Het project steunbijstoppen.nl geeft mij de kans te promoveren op een aantal psychologische factoren die rookgedrag, stopmotivatie en terugval beïnvloeden. Dit project is groot opgezet met de verschillende stoppogingen die deelnemers krijgen, de verschillende uitgebreide sessies en de database met filmpjes die wij aan het maken zijn. Ik zie erg uit naar de eerste succesvolle stoppers straks in oktober! Suzanne Verhoeven Als bewegingswetenschapper ben ik altijd geïnteresseerd in gezond gedrag. Toen ik na diabetesonderzoek de kans kreeg gezond gedrag vanuit een andere hoek te benaderen, heb ik die dan ook enthousiast aangegrepen. Als onderzoeksassistent in het project steunbijstoppen houd ik me voornamelijk bezig met de logistieke uitdagingen die zo’n groot project biedt, en bied ik samen met mijn collega Annerika ondersteuning aan de promovendus en de deelnemende huisartsen. 33
Pagina 34
op één lijn 36 1e uitgave 2010 Annerika Slok Nadat ik vorig jaar de Master Public Health heb afgerond aan de Universiteit Maastricht ben ik gaan werken als onderzoeksassistent bij de afdeling Gezondheidsbevordering. Dit werk en het project ‘ SteunBijStoppen.nl’ geeft mij de mogelijkheid om kennis te maken met de verschillende facetten van wetenschappelijk onderzoek. Het is een erg groot project wat veel voorbereiding vereist. We zien er erg naar uit om de eerste rokers op te nemen in het onderzoek, en hen te begeleiden in hun stoppoging. Susanne, Hans en Annerika INvEST NPO zorg voor ouderen in een kwetsbare positie: hoe gaan we dat betalen? DOOR ARIANNE THEUWS, ONDERzOEkER Een belangrijke vraag bij de ontwikkeling van innovaties in de zorg is: hoe gaan we het betalen als de projectfinanciering stopt? INvEST NPO is een project dat al tijdens de projectperiode van zorginnovatie met deze vraag aan de slag gaat. Op dit moment worden in heel het land activiteiten ontwikkeld om de zorg voor ouderen in een kwetsbare positie te verbeteren. Huisartsen werken bijvoorbeeld samen met andere disciplines om kwetsbare ouderen vroeg op te sporen en ze beter te begeleiden door afstemming tussen eerste en tweede lijn zorgverleners. Het ministerie van vWS stimuleert dergelijke initiatieven door het Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO). De activiteiten worden nu voor een groot deel op projectbasis gefinancierd. Om te voorkomen dat continuïteit en samenwerking na afloop van de projectfinanciering vanuit NPO wordt bemoeilijkt is INvEST NPO geformuleerd. INvEST NPO heeft als doel in een vroeg stadium, samen met betrokken partijen te onderzoeken waar zich knelpunten voordoen in borging van financiering en welke mogelijkheden er zijn voor financiering van innovaties na afloop van het NPO. Het project is ontstaan vanuit zuid-Limburg. Inmiddels hebben allerlei grote NPO projecten in het land, verbonden aan de academische medische centra, aangegeven mee te willen doen. Belangrijke input voor INvEST NPO zijn de projecten zelf. Uit welke activiteiten zijn ze opgebouwd en wie doet wat? Hoe worden deze activiteiten nu gefinancierd en welke problemen verwachten de projecten na afloop van het NPO met financiering? Daarnaast willen we in regio’s waar men al bezig is met borging van de financiering dit proces volgen. Doel hiervan is zicht te krijgen op praktische belemmeringen en succesfactoren in het zoeken naar financiële onderbouwing. Een landelijke expertgroep (met vertegenwoordigers van zN, vWS, Cvz en Nza) is samengesteld om bevindingen te toetsen aan huidig en toekomstig beleid. INvEST NPO streeft ernaar de expertise en ervaringen van mensen in het veld te vertalen naar bruikbare bouwstenen voor borging van de financiering van zorginnovaties na afloop van het NPO. voor meer informatie over dit project kunt u terecht bij Arianne Theuws. Email: arianne.theuws@hag.unimaas.nl 34 op één lijn 36 1e uitgave 2010 Evaluatieonderzoek [G]OUD [G]oUd is op zoek naar controlepraktijken voor het evaluatieonderzoek! DOOR MANDY STIJNEN, PROMOvENDUS EvALUATIEONDERzOEk [G]OUD aanmerking komen voor deelname aan het onderzoek en het monitoren van de eventuele zorg die deze ouderen krijgen. verder vragen we u om eenmalig een korte vragenlijst in te vullen over de kenmerken van de praktijk en de praktijkvisie ten aanzien van ouderenzorg. Deelname betekent dat u gedurende de looptijd van het onderzoek gebruikelijke zorg (‘usual care’) levert aan de ouderen die meedoen aan het evaluatieonderzoek. • Behoort uw praktijk tot de regio MaastrichtHeuvelland of Parkstad? • Is het invoeren van structurele ouderenzorg binnen uw praktijk voor u momenteel praktisch niet haalbaar of ligt uw prioriteit daar op dit moment niet bij? In dat geval bent u geschikt om als controlepraktijk deel te nemen aan het evaluatieonderzoek [G]OUD. doel [G]oUd Het doel van het evaluatieonderzoek is om te achterhalen of het vroegtijdig identificeren van ouderen (75+) in een (mogelijk) kwetsbare positie en de daaropvolgende doorverwijziging naar een (individueel) passend zorg- en/ of welzijnsaanbod een meerwaarde heeft ten opzichte van de huidige gefragmenteerde zorg voor ouderen. Wat verwachten we van de controle-huisartsenpraktijk? Het enige dat wij van u of uw POH vragen is medewerking met het selecteren van ouderen die in Wat verwachten we van de ouderen? De ouderen ontvangen van ons vier keer een vragenlijst om in te vullen (met tussenpozen van 6 maanden). verder krijgen ze via een (telefonisch) interview vragen over hun ervaringen en tevredenheid met de gebruikelijke zorg indien ze die hebben ontvangen. Voordelen voor de huisartsenpraktijk Huisartsen die als controlepraktijk meedoen aan het evaluatieonderzoek [G]OUD krijgen een vergoeding van €20,- per oudere die deelneemt aan het evaluatieonderzoek. Bovendien leveren we de praktijk een tussentijds rapport met daarin een samenvattend overzicht van de gezondheidssituatie van de ouderen die meedoen aan het onderzoek (geanonimiseerd). Na afloop van het onderzoek ontvangt u de materialen om alsnog aan de slag te gaan met [G]OUD. Geïnteresseerd om deel te nemen of heeft u nog vragen? U kunt vrijblijvend contact opnemen met: mandy.stijnen@hag.unimaas.nl of 043 – 388 22 95. 35
Pagina 36
op één lijn 36 1e uitgave 2010 Bezoek aan Ahfad University for Women in Soedan College geven in Afrika DOOR MANDY STIJNEN, ONDERzOEkER GOUD Alweer enige tijd geleden (december 2009) heb ik een bezoek gebracht van twee weken aan de hoofdstad van Soedan, khartoum. Naast de culturele activiteiten, bezoeken aan gastvriendelijke mensen en de heerlijke maaltijden, was ik uitgenodigd op de Ahfad University for Women in Omdurman. Na een uitgebreide rondleiding door de verschillende gebouwen (waaronder de bibliotheek die gebouwd is met een subsidie van de Nederlandse regering), heb ik aan een groepje Master studenten Geneeskunde een college gegeven over de opzet van een onderzoek. Als voorbeeld heb ik mijn eigen project [G]OUD gebruikt. Deze studenten waren zelf bezig met het schrijven van hun eigen onderzoeksprotocol en 36 konden daar wel wat hulp bij gebruiken. Deze studenten hebben niet het geluk zoals de studenten van Maastricht University dat er veel aandacht door goede docenten wordt besteed aan methodologie en statistiek. Mijn (korte) bijdrage werd dan ook zeer door hun gewaardeerd. Wat mij opviel was dat het merendeel van de vrouwen geen twintigers meer waren. Navraag leerde mij dat er een toenemende tendens bestaat onder de vrouwen om op oudere leeftijd alsnog te gaan studeren. kortom, een unieke ervaring die naar mijn mening leerzaam is geweest voor beide partijen! Meer informatie over Ahfad University is te vinden op www.ahfad.org. op één lijn 36 1e uitgave 2010 Het RNH over de grenzen er is een coderingszaadje geplant DOOR CAROLINE ROBERTSON, ACADEMISCH HUISARTS GC vAN kLEEF MAASTRICHT EN kWALITEITSCOÖRDINATOR RNH op uitnodiging van Geraldine van kasteren, medewerkster bij bureau mUndo (maastricht University Centre for International Coöperation in Academic development) heb ik in januari kenia bezocht. In kenia ontstond de behoefte de gezondheidszorg dichter bij de mensen te brengen. De Moi University, School of Medicine heeft een verzoek ingediend voor een opleiding voor Family Physicians (FPh) die in de rurale gebieden deze behoefte invulling geven. Met behulp van een aantal partners (o.a. JanIvo Foundation, Dioraphte Foundation and Innovatie Fond zorgverzekeraars) is Moi University samen MUNDO aan de slag gegaan om de opleiding vorm te geven. In 2007 is MUNDO in kenia gestart met het project ‘Support for Master Programme in Family Medicine’. Het doel van het project is om family physicians op te leiden die in de rurale gebieden eerstelijns zorg gaan bieden. De bedoeling is zowel curatieve als preventieve zorg te gaan bieden met behulp van een eerste lijns gezondheidsteam. De family physicians zal naast zijn eigen zorgtaken ook een opleidersrol gaan vervullen voor andere gezondheidsmedewerkers in het team om de kennis te verhogen. In de opleiding voor FPh wordt ook aandacht besteed aan clinical research. Het doel is door middel van het verzamelen van klinische informatie gezondheidsprogramma’s te ontwikkelen voor specifieke doelgroepen (o.a. diabetes mellitus, hart- vaatziekten). Caroline uiterst links En toen kwam ik in beeld. Op welke manier kunnen we de stroom aan informatie in kaart brengen? Wordt er al gecodeerd en met welk systeem? Mijn bezoek was een eerste aftasting en behoefte peiling. Ik ben op pad gegaan met de Family Physicians in het Webuye hospital en heb gezien welke werkzaamheden ze uitvoeren. Ik heb ook één van de health centres bezocht wat een opleidingsplaats gaat worden voor family physicians. De werkzaamheden van de FPh zijn zeer divers en hangen af van de plek waar je werkt. Het is nu nog vooral een klinische opleiding maar er komen steeds meer huisartsgeneeskundige aspecten aan de orde in de opleiding (o.a. communicatie training, continuïteit van zorg, follow-up). De opleiding is in ontwikkeling. Naar behoefte vinden er veranderingen in het curriculum plaats. Ik heb een diabetes spreekuur bezocht wat nu door de FPh wordt gedaan. Er is een start gemaakt voor de implementatie van continue zorg voor chronische patiënten. De rol van de clinical officers1 in het keniaanse gezondheidszorg systeem is heel groot, met name in de rurale gebieden maar ook in de ziekenhuizen. zij runnen samen met de verloskundigen en de verpleegkundigen de health centres, doen inloopspreekuren en geven zorg aan de opgenomen patiënten. In de toekomst zou het een kwaliteitsimpuls geven als zij een FPh kunnen raadplegen bij moeilijkere casuïstiek. In de Nederlandse huisartsenpraktijk ondersteunen de praktijkondersteuners ons in de chronische zorg. In kenia geven de FPh ondersteuning aan de clinical officers en verpleegkundigen die de peilers van het gezondheidszorgsysteem zijn in de eerste lijn. Door deze introductie kon ik beter begrijpen waarom alles coderen nu nog een utopie is. De werkzaamheden van de FPh zijn zo divers daar, dat er nog geen vergelijkingen te trekken zijn. Tijdens de eerste workshop heb ik toelichting gegeven over de organisatie van de huisartsgeneeskundige zorg in Nederland en het RNH belicht. Daarnaast ben ik geïnformeerd over de FPh opleiding in kenia en wensen in de toekomst met betrekking tot de opleiding en de 1 “HBO opgeleide dokters” en/of vergelijkbaar met de Nurse Practitioner 37
Pagina 38
1e uitgave 2010 werkzaamheden van de FPh. Tijdens de 2e workshop hebben we gediscussieerd over de verschillende coderingssystemen. De WONCA pleit voor ICPC-2 gebruik in primary care wereldwijd. De ICPC-2 is tot op heden erg Westers gericht, tijd voor een frisse Afrikaanse versie zou ik zeggen. Daarna is iedereen de kliniek ingegaan en heeft de patiënten die ze zagen volgens het ICPC-2 systeem gecodeerd (met een gelamineerde bondige versie). Als afsluiting hebben we dit naar elkaar teruggekoppeld. Met name dat laatste heeft geleid tot enthousiasme en inzicht gegeven in de noodzaak te coderen als je aan de slag wil met onderzoek. Er is een coderingszaadje geplant. In kenia wordt gekeken hoe dit te gebruiken is bij de onderzoeksvragen die studenten gaan formuleren. Ik hoop dat we ondersteuning kunnen blijven bieden in de toekomst. voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST kERkRADE, EN UNIvERSITAIR HOOFDDOCENT vAkGROEP HUISARTSGENEESkUNDE UNIvERSITEIT MAASTRICHT Het schrijven van deze rubriek leidde ook deze keer weer tot de conclusie dat het onderzoek van onze vakgroep een breed gebied van de (huisarts)geneeskunde bestrijkt. velen van u werkten er aan mee. De oogst van september 2009 tot maart 2010. Er zit vast ook iets van uw gading bij. kanker Frank Buntinx, hoogleraar huisartsgeneeskunde te Leuven 38 én Maastricht, schreef met zijn collega’s een themanummer van het vlaamse ‘Tijdschrift voor geneeskunde’ over de kankerregistratie in Belgisch Limburg (het LIkAR).[1] In een overzichtsartikel beschrijven zij de trends over 10 jaar. [2] De naar leeftijd gestandaardiseerde incidentie van kanker bleef bij mannen stabiel, maar nam bij vrouwen toe. De belangrijkste oorzaak daarvan was een stijging van de incidentie van borstkanker. Dit was deels te wijten aan een verbeterde opsporing (nationale mammografiecampagne in België) en deels aan de opgang in de jaren negentig van de vorige eeuw van postmenopauzale hormonale substitutietherapie (HST).[3] Buntinx en zijn collega’s toonden aan, dat er een daling van borstkankerincidentie optrad na de sterke daling van het voorschrijven van HST na 2002, een waarneming die ook in andere landen is gedaan. [4] In een case-controlstudie naar blaaskanker bevestigen de auteurs dat roken de belangrijkste risicofactor voor blaaskanker is, en dat veel fruit eten het risico wel wat vermindert, maar niet neutraliseert. Arbeidsgerelateerde blootstelling aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAks), aromatische aminen, diesel en cadmium draagt ook bij aan het risico op blaaskanker. [5] In een derde detailstudie leverden de auteurs cijfers die illustreren dat opportunistische screening op cervixkanker – zoals in België- inefficiënt is.[6] Naast al dit kwantitatieve onderzoek deden de auteurs kwalitatief onderzoek naar de redenen waarom patiënten en hun naasten een zogenaamd ’inloophuis’ bezoeken. De antwoorden zijn een opsteker voor die huisartsen die hun patiënten méér willen bieden dan efficiënte geneeskunde: patiënten willen een luisterend oor en hun verhaal kwijt kunnen. Daarnaast hebben ze behoefte aan informatie over allerlei praktische zaken. [7] op één lijn 36 op één lijn 36 1e uitgave 2010 Luchtweginfecties Op het gebied van luchtweginfecties heeft het onderzoeksprogramma van Geert-Jan Dinant inmiddels een naam hoog te houden. Onze jonge helden Jochen Cals en Rogier van Hopstaken, deden weer van zich spreken. zo toonden zij aan dat fibrinogeen of lipopolysaccharidebinding protein (LBP) niet beter discrimineren tussen bronchitis en pneumonie dan CRP (ROC-curves rond 0.90). Afhankelijk van het gekozen afkappunt, liggen de negatief voorspellende waarden (NvW) van alle drie bepalingen tussen 97 en 100%. Overigens is de NvW van koorts (temp ≥ 38°C) best hoog: in 90% van de gevallen heb je gelijk met de stelling ‘geen koorts betekent geen pneumonie’. [8] Ik vond het jammer dat de auteurs niets melden over de NvW van een hogere temperatuur. In een tweede artikel, waarbij ook twee WESP-studenten betrokken waren, tonen de auteurs met een RCT aan dat door het gebruik van de CRP-test huisartsen minder antibiotica voorschrijven bij rinosinusitis en lage luchtweginfecties. Patiënten herstelden even snel in alle groepen, maar patiënten uit de CRP-test groep waren meer tevreden over de aanpak van hun huisarts. [9] De huisartsen die participeerden in deze trial, die ook nog een andere arm had, nl. verbeterde communicatie met de patiënt, werden later bevraagd over hun voorkeuren: of ze nou liever de CRP-test voorstelden aan de patiënt, of dat ze primair probeerden de patiënt goed voor te lichten over ziekte en antibioticagebruik. Beide aanpakken waren immers superieur aan ‘usual care’ gebleken. Huisartsen uit de beide interventiegroepen gaven de voorkeur aan voorlichting en uitleg (breder inzetbaar, CRP hoogstens ter bevestiging, reserveren voor subgroepen), terwijl de huisartsen uit de ‘usual care’ groep de voorkeur bleken te geven aan het gebruik van de CRP-test. [10] In een laatste onderzoek gingen de auteurs na welke factoren voorspellen of een patiënt met een lage luchtweginfectie op eigen initiatief terugkomt naar het spreekuur. Ongeveer een derde van de patiënten met een lage luchtweginfectie doet dat namelijk. Twee patiëntgebonden factoren bleken het belangrijkst: door de patiënt als ernstig ervaren kortademigheid in het begin van de ziekte, en blijvende ongerustheid na het eerste consult. Interessant was, dat het niet-voorschrijven van een antibioticum géén voorspeller van reconsultatie was! Cals et al suggereren om patiënten er op te wijzen dat volledig herstel van een lage luchtweginfectie vaak langer duurt dan verwacht. [11] Cardiovasculair risicomanagement Met de keten-DBC ‘Cardiovasculair Risicomanagement’ in het verschiet, zijn studies op dit gebied extra interessant. De RCT van Helene Voogdt-Pruis, waaraan ook George Beusmans en Jan van Ree meewerkten, had als onderwerp de substitutie van cardiovasculaire zorg van huisarts naar praktijkondersteuner (‘practice nurse’). Er werd vanuit gegaan dat alle professionals de NHG-standaard cardiovasculair risicomanagement als uitgangspunt voor hun handelen namen. Belangrijkste verschil in aanpak was dat de zorg van de praktijkondersteuners meer gestructureerd was, met minimaal een consult om de 3 maanden. De huisartsen kregen geen nadere instructies. Hoewel de praktijkondersteuners het voor totaal cholesterol, LDL-cholesterol en systolische bloeddruk iets beter deden dan de huisartsen, waren de verschillen klein en niet significant, behalve voor totaal cholesterol in de subgroep van patiënten die bij aanvang een te hoge waarde hadden: na 1 jaar ging het om 5.6 mmol/l (huisartsen) versus 5.2 mmol/l (praktijkondersteuners). Bij de huisartsen ontbraken cholesterolbepalingen vaker. [12] Marije Koelewijn-van Loon hoopt binnenkort te promoveren op de IMPALA-studie, uit het onderzoekprogramma van Trudy van der Weijden. In dit project werd cardiovasculair risicomanagement uitgevoerd door praktijkondersteuners. Een groep praktijkondersteuners was getraind in motiverende gespreksvoering en had de beschikking over een besluitvormingsondersteunende folder om de risicocommunicatie te verbeteren. De andere groep praktijkondersteuners deed het zonder deze extra’s. In een jaar tijd verbeterde in beide groepen zelfgerapporteerd rookgedrag, alcoholgebruik, voeding en beweging, maar de effecten waren klein en verschilden niet significant tussen de groepen. [13]. Patiënten in de interventiegroep kregen wel een meer correcte opvatting over hun cardiovasculair risico (niet significant). ze verbeterden ook (wel significant) in de mate waarin ze zich terecht al dan niet zorgen maakten over hun cardiovasculair risico. Ook waardeerden ze de arts-patiëntcommunicatie hoger.[14] kwalitatief onderzoek Enige tijd geleden waren er zes zesdejaars-studenten geneeskunde die gezamenlijk een project over ‘eenzaamheid’ opzetten en uitvoerden. Jonne van der zwet rapporteerde over een kwalitatief onderzoek onder huisartsen: welke ervaringen heeft onze beroepsgroep met eenzame patiënten? Wij blijken niet goed te weten hoe we met chronisch eenzame patiënten om moeten gaan. Dat leidt tot negatieve gevoelens en gedragingen bij ons. We zouden ons daar meer bewust van moeten zijn en er vaker met elkaar over moeten praten. [15] Als u dit leest, is Magda Wullink gepromoveerd op het onderwerp ‘mensen met een verstandelijke beperking’. Uit een focusgroeponderzoek onder twaalf mensen met een verstandelijke beperking, kwam een aantal praktische aanbevelingen voor de communicatie tussen arts en verstandelijk beperkte patiënt naar voren, zoals: plan een dubbel consult; laat de patiënt het consult voorbereiden met de begeleider; demonstreer lichamelijk onderzoek vóórdat je het uitvoert; en praktiseer ‘triadische’ communicatie, zoals je ook met een kind en zijn ouder(s) doet. [16] nTvG Een paar artikelen die afgelopen periode in het NTvG gepubliceerd werden, wil ik hier kort memoreren: 39
Pagina 40
op één lijn 36 1e uitgave 2010 • Paul Zwietering was betrokken bij een studie die aantoonde dat een medisch basiscurriculum met veel aandacht voor eerstelijnsaspecten niet leidt tot een hogere instroom in de huisartsopleiding. [17] • Frank Soomers en Jelle Stoffers schreven mee aan een onderzoek vanuit de afdeling klinische Chemie van het Atrium Medisch Centrum, dat liet zien dat huisartsen het waarderen als bij een laboratoriumuitslag commentaar wordt gegeven en soms aanvullende testen worden gedaan. [18] • Naar aanleiding van een klinische patiëntbespreking van een patiënt uit de praktijk van collega Emile Mom, verrichtten twee geneeskundestudenten een literatuuronderzoek naar de behandeling van spontane tromboflebitis; in het geval van een proximale tromboflebitis van het been pleiten de auteurs ervoor om echografie te verrichten en afhankelijk van de uitslag te behandelen met LMWH. [19] Verder: • Definieerden Erik Stolper c.s. het ‘pluis-niet pluis’ gevoel; [20] • Toonden Hèlen Koch, Loes van Bokhoven c.s. aan, dat de zekerheid van de huisarts dat een ernstige aandoening afwezig is, een belangrijke factor is waardoor onverklaard blijvende (‘vage’) klachten niet persisteren; [21] • Stellen Janine Collet c.s. (onder supervisie van Jos Schols) in een review vast, dat er behoefte is aan goed opgezette RCTs om het effect vast te stellen van een geïntegreerde multidisciplinaire benadering bij patiënten met somatische aandoeningen of dementie en een psychiatrische aandoening, de zogenaamde ‘dubbele zorg vragende’ patiënten; [22] • Besprak Tineke van Geel twee instrumenten om fracturen te voorspellen;[23] • Schreef Job Metsemakers mee aan een onderzoek dat aantoonde dat opportunistische screening op diabetes het best kan plaats vinden bij uw zwaarlijvige (BMI >27) patiënten boven de 45; [24] • … en aan een onderzoek dat berekende dat de inzet van een praktijkverpleegkundige voor ‘gewone kwalen’ een kosteneffectieve benadering is die overwogen moet worden bij innovatie van eerstelijnszorg; [25] • … en aan een onderzoek dat berekende dat een minimale psychologische interventie gericht op depressie bij chronische zieken, niet significant kosteneffectief is; [26] • Deed Lieke Vogels, WESP-studente, in de vS een survey naar hoe daar huisartsen op het platteland depressie vaststellen en behandelen; [27] • En was Marjan van de Akker co-auteur van een artikel dat gebruik maakte van SMILE gegevens (Eindhoven)om de validiteit vast te stellen van een meetinstrument voor ‘opstandigheid’, een belangrijke factor bij de ontwikkeling van verslavingen, depressie en psychose. [28] Referenties 1. Buntinx F, Lousbergh D. Tien jaar kanker in Limburg. Ten geleide. Tijdschr. voor Geneeskunde 2010; 66: 1-2. 2. Lousbergh D, Buntinx F, Op de Beeck L, et al. Tien jaar kanker in de provincie Limburg (1996-2005): incidenties, trends en voorspellingen. Tijdschr. voor Geneeskunde 2010; 66: 3-10. 3. Lousbergh D, Buntinx F, Rummens J, et al. Tien jaar kanker in de provincie Limburg (1996-2005): de belangrijkste individuele lokalisaties. Tijdschr. voor Geneeskunde 2010; 66: 11-18. 4. vankrunkelsven P, kellen E, Lousbergh D, et al. De verkoop van producten voor hormonale substitutietherapie: evolutie van borstkankerincidentie tussen 1992 en 2008. Tijdschr. voor Geneeskunde 2010; 66: 25-30. 5. kellen E, zeegers M, Buntinx F. Reflecties bij de Belgische patiëntcontrolestudie over de determinanten van blaaskanker. Tijdschr. voor Geneeskunde 2010; 66: 19-24. 6. De Jonge E, Op de Beeck L, Cloes E, et al. Tien jaar cervixscreening in de provincie Limburg: de LIkAR-cytologiegegevens van 1996 tot en met 2005. Tijdschr. voor Geneeskunde 2010; 66: 31-39. 7. Bulens v, van den Akker M, vanderbroek R, Bulens P, Buntinx F. Waarom gaan kankerpatiënten en hun naasten naar een inloophuis? Tijdschr. voor Geneeskunde 2010; 66: 40-44. 8. Hopstaken R, Cals JWL, Dinant GJ. Accuracy of lipopolysaccharide binding protein (LBP) and fibrinogen compared to C-reactive protein (CPR) in differentiating pneumonia from acute bronchitis in primary care. Prim Care Resp J 2009; 18: 227-230 9. Cals JWL, Schot MJC, de Jong SAM, Dinant GJ, Hopstaken RM. Point-of Care C-reactive Protein Testing and Antibiotic Prescribing for Respiratory Tract Infections: A Randomized Controlled Trial. Ann Fam Med 2010; 8: 124-133. 10. Cals JWL, Butler ChC, Dinant GJ. “Experience talks”: physician prioritization of contrasting interventions to optimize management of acute cough in general practice. Implementation Science 2009; 4: 57: 1-6. 11. Cals JWL, Hood k, Aaftink N, Hopstaken RM, Francis NA, Dinant GJ, Butler ChC. Predictors of patient-initiated reconsultation for lower respiratory tract infections in general practice. Br J Gen Pract 2009; 59: 761-764. 12. voogdt-Pruis HR, Beusmans GHMI, Gorgels APM, kester ADM, van Ree JW. Effectiveness of nurse-delivered cardiovascular risk management in primary care: a randomised trial. Br J Gen Pract 2010; 60: 40-46. 13. koelewijn-van Loon MS, van der Weijden T, van Steenkiste B, et al. Involving patients in cardiovascular risk management with nurse-led clinics: a cluster randomized controlled trial. CMAJ 2009; 181: E267 – E274. 14. koelewijn-van Loon MS, van der Weijden T, Ronda G, et al. Improving lifestyle and risk perception through patient involvement in nurse-led cardiovascular risk management: A cluster-randomized controlled trial in primary care. Preventive Medicine 2010; 50: 35-44. 15. van der zwet J, koelewijn-van Loon MS, van den Akker M. Lonely patients in general practice: a call for revealing GP’s emotions? A qualitative study. Fam Pract 2009; 26: 501-509 16. Wullink M, veldhuijzen W, van Schrojenstein Lantman-de valk HMJ, Metsemakers JFM, Dinant GJ. Doctor-patient communication with people with intellectual disability – a qualitative study. BMC Fam Pract 2009; 10: 82. Doi: 10.1186/1471-2296-10-82. 17. Maiorova TA, Stevens FCJ, van der velden LFJ, van der zee J, zwietering PJ, Scherpbier AJJA. Instroom in de huisartsenopleiding: geen verband met aandacht voor de eerste lijn in het basiscurriculum. Ned Tijdschr Geneeskd 2009; 153: B426 40 op één lijn 36 1e uitgave 2010 18. Oosterhuis WP, keuren JFW, verboeket-van de venne WPHG, Soomers FLM, Stoffers HEJH, kleinveld HA. Eigen inbreng van het laboratorium. Huisartsen positief over ‘reflecterend testen’. Ned Tijdschr Geneeskd 2009; 153: 2138-2144. 19. Timmermans SH, Wlazlo N, Mom EMA, Stoffers HEJH. Tromboflebitis van het been. Diagnostiek en behandeling door de huisarts. Ned Tijdschr Geneeskd 2010; 154: A1098 20. Stolper E, van Royen P, van de Wiel M, van Bokhoven M, Houben P, van der Weijden, Dinant GJ. Consensus on gut feelings in general practice. BMC Fam Pract 2009; 10: 66. Doi: 101186/1471-2296-10-66. 21. koch H, van Bokhoven MA, Bindels PJE, van der Weijden T, Dinant GJ, ter Riet G. The course of newly presented unexplained complaints in general practice patients: a prospective cohort study. Fam Pract 2009 26: 455-465. 22. Collet J, de vugt ME, verhey FRJ, Schols JMGA. Efficacy of integrated interventions combining psychiatric care and nursing home residents: a review of literature. Int J Geriatr Psychiatry 2010; 25: 3-13. 23. van Geel TACM, van den Bergh JPW, Dinant GJ, Geusens PP. Maturitas 2010; 65: 143-148. 24. klein Woolthuis EP, de Grauw WJC, van Gerwen WHEM, et al. Yield of Opportunistic Targeted Screening for Type 2 Diabetes in Primary Care: The Diabscreen Study. Ann Fam Med 2009; 7: 422-430. 25. Dierick-van Daele ATM, Steuten LMG, Metsemakers JFM, Derckx EWCC, Spreeuwenberg C, vrijhoef HJM. Economic evaluation of nurse practitioners versus GPs in treating common conditions. Br J Gen Pract 2010; 60: 28-33 26. Jonkers CCM, Lamers F, Evers SMAA, Bosma H, Metsemakers JFM, van Eijk JThM. Economic evaluation of a minimal psychological intervention in chronically ill elderly patients with minor or mild to moderate depression: A randomized trial (the DELTA-study). Int J Techn Assess Health Care 2009; 25: 497-504. 27. Glasser M, vogels L, Gravdal J. Geriatric depression assessment by rural primary care physicians. Rural and Remote Health 2009; 9: 1180. 28. klabbers G, Bosma M, van den Akker M, et al. Measuring rebelliousness and predicting health behaviour and outcomes. An investigation of the construct validity of the social reactivity scale. J Health Psychol 2009; 14: 771-779. Huisartsopleiding Project onderwijsontwikkeling artspatiënt communicatie (APC) DOOR ANGELIQUE TIMMERMAN, GEDRAGSWETENSCHAPPER In het najaar van 2008 vond op verzoek van het hoofdenoverleg van de 8 huisartsopleidingen in nederland een inventarisatie plaats van het beschikbare schriftelijk onderwijsmateriaal ten behoeve van artspatiënt communicatie (APC) voor aios, docenten en huisartsopleiders. Uit deze inventarisatie kwam naar voren dat er grote verschillen zijn tussen huisartsopleidingen in de mate van ontwikkeling van de onderwijsinhoud APC vanaf jaar 1 en dat overeenstemming tussen doelen, onderwijsinhoud en toetsing beperkt is. deze overeenstemming is een basaal uitgangspunt voor het competentiegericht leren, omdat op deze wijze het leerproces van aios optimaal gestimuleerd kan worden. Een belangrijke bevinding voor de opleidingspraktijk is, dat er verschillen zijn tussen huisartsopleidingen in de mate waarin het leren in de praktijk wordt betrokken in de onderwijsinhoud voor de terugkomdagen. Een voorbeeld is het omgaan met somatisatie, waarin communicatie belangrijk is, bij het inzetten van een tweesporen beleid. Er zijn huisartsopleidingen die tevens de huisartsopleider trainen in het gebruik van het SCEGS model en de aios en huisartsopleider van opdrachten voorzien om de kennis en getrainde vaardigheden in de praktijk te gaan toepassen en terug te koppelen naar de terugkomdagen. Deze uitkomsten hebben geleid tot het initiatief van Paul Ram en Ben Bottema, hoofden van de huisartsopleidingen in Maastricht en Nijmegen om een landelijke projectgroep APC samen te stellen, bestaande uit huisartsen, gedragswetenschappers en een onderwijskundige. Deze projectgroep heeft als opdracht vanuit Huisartsopleiding Nederland om in 2 jaar een APC curriculum te ontwikkelen voor de 8 huisartsopleidingen. Belangrijke uitgangspunten bij de ontwikkeling van dit curriculum zijn: de complexiteit van het beroep van huisarts en meer integratie van competenties als vakinhoudelijk handelen, professionaliteit en samenwerken in het APC onderwijs. 41
Pagina 42
op één lijn 36 1e uitgave 2010 Tevens dient de samenhang in het onderwijs over de 3 opleidingsjaren te worden vergroot, onder meer door een oplopende moeilijkheidsgraad van generieke consultvaardigheden in het 1e jaar naar meer contextspecifieke communicatie in het 3e jaar, bijvoorbeeld het voeren van een slecht nieuws gesprek bij een terminale ziekte. Op basis van de eerdere bevindingen dient ook aandacht te worden besteed aan afstemming van onderwijsdoelen en –inhoud op de toetsing. Tot slot wordt in de huisartsopleiding gewerkt vanuit de volgende opleidingsdriehoek: praktijk – zelfstudie – opleidingsinstituut en deze dient in de te ontwikkelen onderwijsinhoud te worden geïntegreerd. De projectgroep APC zal eerst het curriculum in hoofdlijnen uitzetten, door vanuit het perspectief van ‘wat er nodig is voor een APC competente huisarts over 10 jaar’ een visiedocument over het onderwijs te ontwikkelen. Het competentieprofiel zal onder de loep worden genomen om te bezien of de APC competenties voldoende aansluiten bij de ontwikkelingen binnen samenleving en de eerstelijnszorg. Deze competenties vormen de basis om in een latere fase te werken aan studiehandleidingen, waarin bestaand onderwijsmateriaal zal worden geïntegreerd. Tijdens het project zal er steeds afstemming plaatsvinden met de uiteindelijke gebruikers (aios, docenten, huisartsopleiders) door werkconferenties te organiseren, waarin uitwisseling van expertise over APC (onderwijs) en wederzijdse deskundigheidsbevordering centraal zal staan. Daarnaast zal het ontwikkelde onderwijsmateriaal worden getest bij enige huisartsopleidingen en opleidingspraktijken en vindt er nadere afstemming plaats met APC toetsing, zodat bij de afronding een plan voor verder implementeren in het reguliere onderwijsprogramma van de 8 huisartsopleidingen klaar ligt. Het wordt een stevige én uitdagende klus voor mij als projectleider om samen met de projectgroep een curriculum APC te ontwikkelen dat aansluit bij de ontwikkelingen binnen de huisartsenzorg nu en in de toekomst. voor meer informatie over het project kunt u contact opnemen met Angelique Timmerman: a.timmerman@hag.unimaas.nl Toekomstgericht managementonderwijs aan huisartsen onderwijsvernieuwing DOOR ROB kEIJzER EN MARIJN vAN OORD, HUISARTSDOCENTEN PRAkTIJkMANAGEMENT Inleiding Wat betekent de fors veranderende huisartsenzorg voor het onderwijs in praktijkmanagement voor onze toekomstige huisartsen? deze vraag prikkelt ons om na te denken over een nieuwe opzet van dit onderwijs. Het opleiden van aios tot huisartsen van de toekomst is een gedeelde verantwoordelijkheid van opleidingsinstituut en opleiders in de praktijk. de trends die zichtbaar zijn leiden tot verdergaande veranderingen in de zorg. dit zal leiden tot andere gewenste huisartskwaliteiten in de toekomst. Voor ons geldt dit stuk als onderlegger voor de ontwikkeling van een nieuw programma. We willen u meenemen in onze gedachtegang. Als we spreken over de huisarts hebben we vanuit stilistische overwegingen gekozen voor de zij vorm. Welke trends zien we: 1. Markteconomisch denken Markteconomisch denken rukt op, ook in de huisartsenzorg. Nieuwe begrippen als zorgproducten, 42 functionele bekostiging, concurrentie, kwaliteitsindicatoren en klantgericht denken doen hun intrede. 2. Samenwerking binnen de eerste lijn Huisartsgeneeskunde werkt steeds meer samen met andere eerstelijnsdisciplines. Het belangrijkste voorbeeld bestaat uit de recente ontwikkeling van de DBC’s DM, COPD en CvRM en de toenemende aandacht voor kwetsbare ouderen. Huisartsen kunnen in deze eerstelijnszorg een centrale, leidende rol verwerven omdat zij de volle breedte van de eerstelijnszorg tot hun taakgebied rekenen. 3. Huisartsgeneeskunde door niet-huisartsen Delen van huisartsgeneeskunde worden door niethuisartsen geleverd. De aanzet is al zichtbaar in: triage door assistentes, chronische zorg door POH, psychische zorg door POH-GGz, zorg voor dementie door trajectbegeleiders en farmaceutische consulten door apothekers. op één lijn 36 1e uitgave 2010 4. Schaalvergroting De zorgvraag en de complexiteit van de organisatie van de zorg nemen toe. Samen met de toenemende wens tot parttime werken leidt dit tot grotere samenwerkingsverbanden op praktijkniveau. Op regionaal niveau is schaalvergroting zichtbaar door o.a. de introductie van de DBC’s. Daarnaast bieden meerdere regionale huisartsenorganisaties (RHO’s) al diensten aan ter ondersteuning van de praktijken. zo kunnen praktijken niet-patiënt gebonden taken uitbesteden aan de regionale organisatie. Op den duur zou men wellicht kunnen spreken van een grootschalig georganiseerde kleinschaligheid. 5. Carrièreperspectief De schaalvergroting van huisartsgeneeskunde, zowel op niveau van praktijken als in de RHO, leidt tot meer c.q. andere huisartsfuncties: zorgverlener, teamleider (in de praktijk en in de multidisciplinaire teams in de eerste lijn), bestuurder, deskundigheidsbevorderaar, opleider, onderzoeker, etc. De behoefte aan inhoudelijke specialisaties op zowel praktijk – als regionaal niveau (kaderhuisartsen) en de noodzaak voor het waarborgen van de drie O’s (Onderzoek, Onderwijs en Organisatie) door differentiatie, maken het mogelijk, maar ook wenselijk, dat huisartsen nadenken over loopbaanontwikkeling. Wat betekent dit toekomstscenario voor de kwaliteiten van de huisarts? 1. Markteconomisch denken Huisartsen hebben gevoel voor de veranderende context waarin ze hun praktijk voeren, stemmen hun visie hierop af en kunnen dit vertalen in een strategie kwaliteitsdenken wordt een vanzelfsprekend onderdeel van de praktijkvoering. Op deze wijze kunnen ze adequaat en flexibel inspelen op de veranderingen in de gezondheidszorg en houden ze grip op de ontwikkelingen van hun vak. 2. De samenwerking binnen de eerste lijn De huisarts van de toekomst is in staat tot het formeren van, en leiding geven aan, of het samenwerken in, multidisciplinaire 1e lijn netwerken rondom zijn praktijk. 3. Huisartsgeneeskunde door niet-huisartsen Huisartsen delegeren delen van hun vak op professionele wijze naar ondersteunende functies. De huisarts is in staat tot samenwerken en tot het geven van leiding binnen hun eigen praktijk. 4. Schaalvergroting De huisarts van de toekomst ziet de kracht in van grootschalig georganiseerde kleinschaligheid. zij weet wat ze kan doen om te zorgen dat deze 2 organisaties elkaar wederzijds kunnen versterken, zonder dat dit ten koste gaat van de identiteit van de eigen praktijk. Huisartsen zullen leiding gaan geven aan professionele samenwerkingverbanden op hagro- en regioniveau. Dit leidinggeven omvat het in stand houden van de organisatie, het toetsen van de kwaliteit daarvan en het ontwikkelen van marktconforme producten. Dit alles vergt van huisartsen dat zij zelf leiding kunnen geven en ook op actieve wijze de leiding van de gezamenlijke onderneming kunnen ondersteunen. 5. Huisarts en carrière: De huisarts zal zich bewust moeten zijn van de verantwoordelijkheid die zij heeft voor de huisartsenzorg op macro niveau. ze is op de hoogte van de diverse taken die zij binnen de huisartsgeneeskunde kan vervullen en ziet zo kansen voor een boeiende loopbaanontwikkeling. Het onderwijs in praktijkmanagement aan huisartsen in opleiding zal zich richten op de hierboven beschreven kwaliteiten van huisartsen. Omdat we hechten aan een groot draagvlak willen we stafleden, aios en opleiders betrekken bij het tot stand komen van het nieuwe programma. We hebben de ambitie dat het nieuwe programma gaat draaien vanaf september 2010. 43
Pagina 44
op één lijn 36 1e uitgave 2010 Niets menselijks is u vreemd over het omgaan met dadendrang DOOR FELIX PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING effect had gehad. vreemd. Maar eigenlijk meteen ook weer niet toen bij nadere exploratie bleek dat de opleider zelf óók haar pauze lopend invult en de koffie im Stehen consumeert. Niets menselijks is u vreemd maar zulk een voorbeeld motiveert een ander natuurlijk niet. Felix en zijn puntje Niets menselijks is u vreemd: ook artsen werken, eten, drinken, verplaatsen zich, hebben hun naasten lief, slapen, douchen, houden van goede wijn, ergeren zich en besteden geld. In veel mindere mate echter zijn zij moe, zwak, ziek, verdrietig, twijfelend en onzeker. Rondkijkende op de huisartsenopleiding waar ik sinds juli als gedragswetenschapper werkzaam ben, vraag ik mij af of ik ga constateren dat het ziekteverzuim onder de artsdocenten lager ligt dan dat onder andere beroepsgroepen. Hebben we hier te maken met een übermensch? Of is het gewoon de frequentere blootstelling aan ziektekiemen en handenvol Paracetamol wat artsen door het jaar heen staande houdt? Gelet op de beschikbare energie, de dadendrang, de output, de gemiddelde autosnelheid, de parate spierspanning en de hoeveelheid avonden gevuld met activiteiten gelieerd aan werk, hebben we in ieder geval te maken met doeners. Artsen zijn uitgesproken doeners en wel op het randje van hun stoel. ze pauzeren niet veel, maken weinig contact met hun gevoel, ze gaan maar door en gaan maar door. Diep van binnen weten ze natuurlijk wel beter – maar dat blijkt vooral als het over ánderen gaat. Ook de huisarts-in-opleiding lijkt al vroeg met dadendrang te zijn besmet. Laatst nog hoorde ik op de terugkomdag een opleider vertellen hoe haar aios in ieder geval te weinig pauze neemt, niet op gezette tijden even schouwt en nooit even zittend voor het eigen welzijn de pols opneemt. “Geen goede zaak” vond de opleider, in de rug gesteund door de huisartsenopleiding die tegenwoordig ook het belang van zelfzorg leert. zij ging dus eens motiverend met de aios in gesprek, maar kwam na een maand terug met de mededeling dat dat geen enkel 44 In mijn rol van supervisor van de opleider heeft het geen zin om haar voor te schrijven de druk op de aios verder op te voeren, om deze alsnog tot ander gedrag te bewegen. Artsen gelden als eigenwijs en dat gaat vaak ook al op voor hen die daartoe in opleiding zijn. Het voorhouden van vette beelden over een mogelijke burn-out rond het vijftigste levensjaar, zullen het stuurwiel van de aios ook niet doen draaien. Dat soort horizonten blijven op afstand weggelegd. Hoe de tweetrapsraket van de opleider en haar aios dan wel van de aarde losgekregen? Hoe wel de zelfzorg voldoende onder de aandacht gebracht? Ik zak even onderuit en laat de snelle sjablonen als “de aios zou zus en zo” wijselijk voor wat ze zijn. Naar mijn mening gaat het hier ook minder om het feit dat de aios daadwerkelijk de tijd reserveert om bij het een en ander stil te staan, dan om het verwerven van een principiële verantwoordelijkheid jegens zichzelf. Gaat het meer om een innerlijke houding dan om de daaruit volgende vorm. zelfzorg is geen techniek maar een gevolg van respect vóór en waardering ván jezelf als mens. Als opleider zou ik daarom het liefst de aios diep in de ogen kijken en vragen hoe het met hem is. Als het nodig is: keer op keer, opdat hij gaandeweg leert zich in zichzelf te interesseren zoals ik in hem geïnteresseerd ben. Mensen leren naar zichzelf om te zien dankzij het feit dat een ander waardevol naar ze kijkt. Een voorwaarde is wel, dat dat ook oprecht gebeurt. Dat geldt niet alleen als opleider richting aios, maar ook voor mij als supervisor richting de opleider. Ik begin dus maar met die opleider en ga haar vragen hoe het op dit moment met haar is. zij gaat mij als collega aan het hart. Als zij me daadwerkelijk kan overtuigen dat zij geen pauze nodig heeft, leg ik mij voor het moment dan daarbij neer. Persoonlijk lijkt het me sterk, maar goed: misschien is zij een übermensch. Ik zal haar nog eens goed in de ogen zien. op één lijn 36 1e uitgave 2010 Onderwijsontwikkeling kwaliteitsonderzoek naar het praktijkonderwijs van ouderenzorg aan aios DOOR LEONORE LAMMERTS, HUISARTSONDERzOEkER Er wordt de laatste tijd nogal wat geschreven over ouderenzorg en huisartsgeneeskunde. Aandacht voor de ouderenzorg in de zorg en opleiding is natuurlijk noodzakelijk. Maar, was dat niet altijd al zo? Waar komt die nadruk nu ineens vandaan? Heeft dit vooral te maken met de toenemende omvang van de ouderenzorg door de vergrijzing? Of is er nog meer? Ja, het lijkt erop, dat we als huisartsen niet meer toekomen met de ‘óude’ benadering: afwachten waar iemand mee (op het spreekuur) komt. Er moet meer proactief worden gewerkt, met meer oog voor de totale conditie en context, niet alleen nu maar in een tijdsbestek van de eerstvolgende jaren. Ook de regiefunctie moet strikter worden opgepakt, wil de fragiele oudere met multimorbiditeit niet verdwalen in het medisch circuit. Ervaren huisartsen hebben opgemerkt dat de opleiding daar al op vooruit zou moeten lopen: trainen in anticiperend werken, regie nemen, de inbreng en expertise van paramedici kennen en verwelkomen. Daarom is een project gestart: praktijkonderwijs in ouderenzorg. Juist praktijkonderwijs, omdat het daar moet gebeuren aan de hand van echte patiënten. Cursorisch onderwijs van aios en opleider is alleen maar ondersteunend. Enkele huisartsen in opleiding, die in maart 2010 hun derde jaar zijn gestart, doen met hun opleiders mee. ze krijgen als het ware een ‘rugzakje’ met aandachtspunten en hulpmiddelen waarmee ze de ouderenzorg meer accent en kleur kunnen geven. In dit leertraject zullen ze eens per twee maanden worden ondervraagd ten aanzien van hun verworvenheden en inzichten en de wijze waarop het ‘rugzakje’ bijdraagt aan hun leren. Aan het einde van het opleidingsjaar zal de opbrengst van dit nieuwe traject (multidisciplinair) getoetst worden. Alles wat daarover wordt opgemerkt is tot nut van de volgende groepen aios. Uniek is, dat bij deze onderwijsontwikkeling het praktijkonderwijs nu eens centraal staat! de onderzoekers zijn: Leonore Lammerts- huisarts onderzoeker (op foto rechts) kirstin Ponse - WESP-student (op foto links) in november opgevolgd door WESP-2 Anouk Ramaekers Onder supervisie van: Yvonne van Leeuwen (op foto midden) de begeleidersgroep bestaat uit: Frank van kemenade, kaderhuisarts ouderenzorg i.o Stijn de vries, huisarts, huisartsbegeleider Rachele Arends, specialist ouderengeneeskunde Harry Crebolder, emeritus hoogleraar huisartsgeneeskunde Rob vening, huisarts, beleidsmedewerker SGE. 45
Pagina 46
1e uitgave 2010 Nieuwe functionaris opleidingscoördinator huisartspost DOOR vINCENT zWIETERING, HUISARTS IN AMBY MAASTRICHT & OPLEIDINGSCOÖRDINATOR HAP In 2009 ben ik aangesteld als opleidingscoördinator verbonden aan de Huisartspost Maastricht en Heuvelland. Deze functie is nieuw binnen de huisartsopleiding. Een van mijn taken is het waarborgen van de kwaliteit van de opleiding op de huisartspost. Hiernaast vervul ik een coördinerende rol tussen de bij de opleiding van de huisartsen in opleiding (AIOS) betrokken partijen, zoals de huisartsopleiding, de huisartsopleiders, de AIOS en de huisartspost. Het dienstdoen op de post is qua patiëntenaanbod en werkklimaat behoorlijk verschillend van de zorg in de dagelijkse huisartspraktijk. De patiënten zijn merendeels onbekend en er is sprake van een min of meer een spoedeisend karakter. Hiernaast is er meer samenwerking met het team doktersassistentes, de chauffeurs tijdens de visites, de afdeling Spoedeisende hulp en Eerste Hart Hulp. Deze samenwerking zorgt voor een goede en gestroomlijnde patiëntenzorg. Het onderwijsklimaat op de huisartspost is dan ook aanzienlijk verschillend ten opzichte van de dagpraktijk. Het is van belang dat er een zodanige structuur is dat het dienstdoen een hoog leereffect heeft. De landelijke leidraad “leidraad voor het lerend dienstdoen” opgesteld door de projectgroep “AIOS op de huisartspost” moet als uitgangspunt gebruikt gaan worden voor deze structuur. Ook een leerplan, afgestemd op het dienstdoen op de post, opgesteld door de AIOS kan verder bijdragen aan een hoger leerrendement. Het zelfstandig dienstdoen op de post is een onderwerp dat nu geïncorporeerd gaat worden in de opleiding huisartsgeneeskunde. Onder strikte afspraken en voorwaarden gaat de AIOS zelfstandig dienstdoen waarbij de huisartsopleider op afstand laag- drempelig telefonisch bereikbaar is zonodig ook beschikbaar zal zijn. Onlangs woonde ik de dissertatie bij van Erik Stolper met als onderwerp “Gut feelings in General Practice”. Hij weet op een wetenschappelijke wijze aan te tonen dat het “pluis en niet pluis” gevoel een waardevol diagnostisch instrument is in de huisartsenzorg. In zijn tweede stelling stelt hij dat het leren gebruiken van de diagnostische betekenis van dit “pluis en niet pluis” gevoel een onderdeel van de huisartsopleiding dient te zijn. Naast de huisartspraktijk is de huisartspost zeer geschikt om dit gevoel te ontwikkelen. Hier moet wel structureel aandacht aan besteed worden vanuit de opleiding als door de huisartsopleiders. Dit zal voor mij een uitdaging blijven om ook dit onderwerp vorm te blijven geven in het dienstdoen op de huisartspost. In 2009 waren 168 AIOS verbonden aan de Huisartsopleiding Maastricht. In de regio Maastricht en Heuvelland, de regio direct rond het opleidingsinstituut, waren er in 2009 slechts 8 opleidingspraktijken. Dit jaar is de 9e opleidingspraktijk gestart. Dit is een opmerkelijk gegeven en een analyse naar de oorzaak van dit relatieve lage aantal opleidingspraktijken in deze regio is gewenst. Ik zal dan ook een inventarisatie gaan uitvoeren naar de motivatie van huisartsen in de regio Maastricht en Heuvelland voor het opleiden in de praktijk. Promotiedata aankondiging 20 mei 2010. Marije Koelewijn "Involving patients in cardiovascular risk management in general practice. Evaluation of a nurse-led intervention" 28 mei 2010. Marja Veenstra "Impact of Life Events and Social Support; A Primary Care-based Longitudinal Study" 46 17 september 2010. Paul Houben "Interpretation of diagnostic test results: pretest expectations, test interpretation and management decisions in routine general practice" op één lijn 36 op één lijn 36 1e uitgave 2010 Lustrum vereniging van opleiders maastricht oudste opleidersvereniging DOOR GERARD BENTHEM, COÖRDINATOR HUISARTSOPLEIDERS In 1984 is in Maastricht de eerste opleidersvereniging van Nederland opgericht. Dit betekent dat in 2009 deze vereniging van opleiders 25 jaar bestond en dat er een gedenkwaardig lustrum te vieren viel. Dit lustrum is gevierd op 10 december 2009, na de terugkomdag voor huisartsopleiders van de beroepsopleiding in Urmond. voor de festiviteiten waren alle opleiders en de hele staf uitgenodigd. Eerst heeft het bestuur zich gepresenteerd en een korte uitleg geven waarna het programma kon beginnen. Het eerste programmaonderdeel was een lezing van Ben Crul, hoofdredacteur van Medisch Contact. Hem was gevraagd om een visie neer te zetten op de toekomst van het huisartsenvak. Uitdrukkelijk is hem gevraagd om geen terugblik te doen op de afgelopen 25 jaar, maar vooruit te kijken; hoe gaat de komende jaren het vak zich verder ontwikkelen? Na Ben Crul kwam het cabaret” Gemeentereiniging Stobbel”. Dit cabaret leverde een vitale, humoristische en originele bijdrage aan de middag. Na deze programma onderdelen was er een borrel en na de borrel is er een goed verzorgd buffet gepresenteerd. Het was een afwisselende en aangename lustrumviering, waar ik met veel plezier op terugkijk! Joke Koopmans (re) assisteert CABARETGROEP 47
Pagina 48
op één lijn 36 1e uitgave 2010 “Samen werken” Reflectie in Rolduc DOOR GERARD BENTHEM, COÖRDINATOR HUISARTSOPLEIDERS op 10 en 11 februari 2010 is er voor het eerst voor alle opleiders van de huisartsopleiding een tweedaagse cursus georganiseerd in Rolduc inclusief overnachting. Als locatie is de abdij van Rolduc heel geschikt voor dit soort bijeenkomsten, omdat de eeuwenoude sfeer uitnodigt tot beschouwing en overdenking. Het aantal inschrijvingen was hoog en meer dan 120 opleiders zijn aanwezig geweest. daarnaast waren 20 stafleden aanwezig om te trainen en 12 aios, ons ‘oefenmateriaal‘, waarvoor onze dank. Het programma ging voor een groot deel over de ComBel. De ComBel is een instrument waarmee de opleiders de ontwikkeling van de aios kan beoordelen op basis van het feitelijk handelen door de aios in de praktijk. Het is een nuttig instrument, maar je moet er wel eerst goed mee leren werken. vandaar deze training. Naast trainingen over de ComBel waren er ook workshops over “samenwerken”. Al deze workshops zijn gemaakt en uitgevoerd door een opleider en een staflid. Het avondprogramma werd verzorgd door docenten van de afdeling jazz van het conservatorium en dat leverde een heel boeiende avond op. Deze tweedaagse is uitvoerig geëvalueerd en alles moet nog verwerkt worden en daar krijgen alle deelnemers t.z.t. bericht over. Één van de vragen is of iedereen vaker een tweedaagse cursus wenst en als dat zo blijkt te zijn, dan zullen dit soort bijeenkomsten vaker georganiseerd worden. Een optie is om dat een keer ergens in Brabant te doen omdat daar ook een grote groep opleiders gevestigd is. Wie weet treffen we elkaar! 48 op één lijn 36 1e uitgave 2010 AIOS-dag 2010 Preventie in de huisartsgeneeskunde: voorkomen is beter dan genezen? DOOR DE ORGANISATIECOMMISSIE: NANDA WOLFS, BRAM GERRITS, EMIEL vERSTRAELEN, JOOST HARTGERS, THOM GEvEN EN GEMMA kUIP Op 4 februari 2010 was het eindelijk zover: onder bovenstaande titel werd de vierde Maastrichtse AIOSdag huisartsgeneeskunde georganiseerd. Bijna een jaar zijn we bezig geweest met de voorbereidingen sinds enkelen van ons met de eerste ideeën kwamen. De vorige congresdag met als thema ‘Sex and the doctor’ was immers alweer even geleden (2007). Unaniem hebben we gekozen voor het thema preventie, een immer ‘hot item’ in huisartsenland. Denk alleen maar aan HPv-vaccins, PSA-bepalingen, screening op darmkanker, H1N1 en nu de Q-koorts. De dag vond plaats in kasteel vaeshartelt, nog net binnen de Maastrichtse gemeentegrenzen. De opkomst op deze voor AIOS verplichte terugkomdag was goed, tot verbazing van enkele lezinggevers. Na de ontvangst met koffie en thee werd de dag geopend door onze voorzitter, gevolgd door een ‘preventieve nachtmerrie’ van Bas Maiburg. De openingslezing werd verzorgd door prof. dr. van Schayck, die het thema preventie hiermee een algemene inleiding gaf, inclusief enige statistiek. De eerste discussies waren geboren… vervolgens volgden een viertal workshoprondes waarbij we ervoor gekozen hadden de AIOS de gelegenheid te geven elke workshop een keer bij te wonen. zo voorkwamen we teleurstelling over het missen van net die ene workshop. Halverwege was er een smakelijke, goed verzorgde warme/koude lunch met een Spaans tintje. Om iedereen die niet bij de AIOS-dag aanwezig was een indruk te geven van wat hij/zij gemist heeft, volgt hier een kort overzicht van de inhoud van de workshops: 1. Diseasemanagement: Guy Schulpen, medisch directeur Regionale Huisartsenzorg Heuvelland, gaf een uiteenzetting van de ontwikkelingen in preventie bezien door patiënt, overheid, verzekeraar en huisarts. Stof tot nadenken en discussie over de toekomstige rol als huisarts. 2. Jongeren en alcohol: Mondriaan verslavingszorg ging in op (overmatig) alcoholgebruik onder jongeren, inclusief tips voor signalering en bespreekbaar maken hiervan. 3. Preventie bij ouderen: Wubbo Mulder, internist geriatrie MUMC+, gaf uitleg over het functionele assessment voor vroegtijdige opsporing van kwetsbare ouderen in de thuissituatie: een voorbeeld van proactief multidisciplinair vraaggericht zorgaanbod waarbij de huisarts de regie houdt. 4. Darmkanker screening: Carolina khalid-de Bakker, AIO interne geneeskunde MUMC+ en MDL-arts R. de Ridder behandelden het nieuwe screeningsprogramma van de overheid gericht op de vroege opsporing van darmkanker. voor de liefhebbers inclusief een glaasje X-praep. Na een korte pauze werd de dag afgerond met een lezing van de filosofe klasien Horstman. ze gaf een 49
Pagina 50
op één lijn 36 1e uitgave 2010 kritische beschouwing op het ontstaan van preventie door de eeuwen heen en de huidige controverses rond preventieve zorg. Ook hier kon worden meegediscussieerd, hoewel voor sommige AIOS de maximaal op te nemen hoeveelheid informatie was bereikt. Ter afsluiting kon er worden nagepraat tijdens de borrel. Als commissie kijken we terug op een geslaagde AIOSdag. We hopen dat de aanwezigen meer inzicht hebben gekregen in de voor- en nadelen van preventie, zodat ze een weloverwogen standpunt kunnen innemen in een veld vol meningen. Natuurlijk hopen we ook dat er een nieuwe groep AIOS opstaat die het volgende Maastrichtse AIOS-congres gaat organiseren! Evidence Based Medice onderwijs Verslag referatendag aios DOOR CHARLES vERHOEFF, STAFLID HUISARTSOPLEIDING slaapproblemen. Interessante weetjes: 10-20% van de 65 plussers gebruikt slaapmedicatie. verder is de melatonineproductie bij de gemiddelde HAB (50+) ongeveer een kwart van die van de AIOS. Ik vroeg me af, of AIOS daardoor beter nachtdiensten kunnen doen dan oudere huisartsen, maar ik vrees van niet. Conclusie: slaapproblemen bij ouderen zijn multifactorieel bepaald. Op dit moment is nog onvoldoende bewijs voor de effectiviteit van dit middel, er zullen meer trials gedaan moeten worden. AIOS neigen wel naar het voorschrijven van dit middel, waarbij ze vooral gestuurd leken door de geringe kans op bijwerkingen in vergelijking met de traditionele slaapmiddelen. Job Metsemakers feliciteert winnaars Inleiding Voor wie het nog niet weet: de referatendag is een tweemaal per jaar terugkerend festijn waarop aios kunnen laten zien dat ze de basiskwaliteiten van het eBm onderwijs onder de knie hebben. de laatste editie in maastricht vond op 19 januari jl. plaats. er was veel werk gemaakt van de presentaties en evidence werd goed gezocht. Het meest opvallend vind ik steeds weer dat een groot aantal publicaties, ook uit gerenommeerde tijdschriften, de toets der kritiek niet goed doorstaan. Ik had het gevoel dat naarmate de dag vorderde de kwaliteit (gelijk aan de temperatuur) toenam. ondanks de warmte zag ik geen toehoorders in slaap wegzakken, een compliment voor de presenterende AIoS. Waarover ging het De spits werd afgebeten met een presentatie over de effectiviteit van melatonine bij ouderen met 50 Onder de titel “meer dan een kleur” ging een volgende presentatie over het melanoomrisico bij blondharigen. ze lieten zien dat vele onderzochte studies rammelden aan alle kanten. voorbeeld het uitsluiten van vrouwen uit studies, omdat zij zo vaak hun haren verven, en daarom geen betrouwbaar studieobject zijn. volgens mij ligt het er maar aan wáár je die haarkleur observeert. Eindconclusie was, dat blond haar geen risicofactor is voor melanoom. De klinische relevantie was minimaal. Het volgende betoog ging over de screening op darmkanker, waar op dit moment allerlei onderzoeken naar lopen, en dan vooral de screening met behulp van de iFOBT test, een serologische test. Grote getallen: er moeten 3,5 miljoen mensen getest worden om 1400 overlijdens per jaar te voorkomen. Over de test zelf was verwarring: een hoge specificiteit maar een lage sensitiviteit. En vals negatieve uitslagen wil je nu net niet als huisarts. Letterlijke “weerstand tegen het IUd”. We kennen allemaal het voorbeeld van de patiënte, bij wie het op één lijn 36 1e uitgave 2010 gewoon niet lukt om de cervix te passeren met de uterussonde. Hierdoor moet het plaatsen van het IUD uitgesteld worden (soms lukt het een dag later wel). Het lijkt erop, dat het middel misoprostol, bekend als maagprotectivum in de combinatie met diclofenac én bekend als abortuspil, een relaxerende werking heeft op het cervixkanaal, waardoor de plaatsing van een IUD wellicht vergemakkelijkt zou kunnen worden. De presentatie over “de zwarte teen” was een schitterend voorbeeld van het papegaaien. Huisartsen dragen steeds weer aan elkaar over, dat het gebruik van adrenaline in combinatie met lidocaïne bij een Oberstanaesthesie van een vinger of teen gecontra-indiceerd is. De teen of vinger zou wel eens necrotisch kunnen worden. Onderzoek laat zien dat er weliswaar een vaatvernauwing optreedt, maar dat een necrose niet aan de orde is. Ondanks dat bijvoorbeeld alle plastische chirurgen strooien met de combinatie, leken zelfs na het praatje niet alle aanwezigen overtuigd. Wellicht kan dit verslag helpen dit oude dogma overboord te gooien? De alternatieve geneeswijzen kwamen aan bod bij de presentatie over Ymea. voor wie het niet weet (zoals ik): Ymea is een middel dat gepropageerd lijkt te worden tegen opvliegers. Het middel bevat Cimicifuga, een plant die sommigen in de zaal in hun tuin bleken te hebben onder de naam zilverkaars. In een fraai uitgevoerd onderzoek werd geconstateerd, dat er geen significant, klinisch relevant effect kon worden aangetoond. Slechts één onderzoek liet effect zien, maar dat was in een combinatie met sint janskruid. Toch zou men op moeten passen voor eventuele, weliswaar zeldzame, ernstige leverbijwerkingen. Opvallend voor mij was ook nu weer, dat ondanks dit duidelijke verhaal dit middel door de aanwezige AIOS niet actief afgeraden zou worden. Daarna kwam de rookverslaving aanbod: is er een plaats voor varenicicline? Het middel lijkt effectief bij gezonde volwassenen. Opvallend was, dat er geen onafhankelijke studies te vinden waren. De verschillen in verslavingsgedrag wereldwijd werden duidelijk door de getoonde Aziatische studies, waar de man-vrouw verhoudingen ongeveer 97%-3% waren. Conclusie: de NHG-standaard klopt nog steeds en biedt een uitstekend houvast. De slotpresentatie ging over “glucosamines bij artrose”. Glucosamine wordt gemaakt van schaaldieren. Het is in twee vormen beschikbaar: als hydrochloride (wat even werkzaam blijkt als placebo) en als sulfaat. Ook hier was opvallend, dat de door fabrikant gesponsorde studies positieve resultaten te zien gaven. M.b.t. de glucosamines werd uiteindelijk geconcludeerd, dat er een mogelijk positief effect is, maar dat er wel een grote heterogeniteit in uitkomst was. Het advies was, indien men het zou gebruiken, om 1000mg glucosaminesulfaat in één dosis in te nemen. Ook na deze presentatie waren AIOS toch geneigd om het middel voor te schrijven. voor mij was dit weer een opvallende constatering. Wat is nog meer nodig om bepaalde medicatie dan wel behandelwijzen al dan niet voor te schrijven dan het aanwezig zijn van een in deugdelijk wetenschappelijk onderzoek bewezen positief effect? “In dubio abstine” werd mij vanaf de eerste dag van mijn studie ingepompt. Wellicht kan daar nog eens een onderzoek aan gewijd worden? de prijsuitreiking De publieksprijs was voor het referaat over Ymea, van Jesse van de Sande, José Snoek, Imke Laros en Marie-Anne Marechal, met op de tweede plaats het referaat over de zwarte teen, en op de derde plaats het referaat over de weerstand bij het IUD. De leden van het comité voor de juryprijs constateerden, dat ieder referaat meer tijd voor reflectie nodig had. Opmerkingen die door voorzitter Job Metsemakers werden gemaakt waren o.a.: wanneer geloof je cijfers nu wel of niet? Een gesponsorde studie betekent niet per definitie dat er sprake is van een onbetrouwbare studie. Sponsoring is niet per definitie onethisch. Het gaat uiteindelijk om de voorwaarden waaronder een studie is uitgevoerd. zijn advies aan de AIOS was om de vraagstelling aan te scherpen. De uitspraak: “Baat het niet, dan schaadt het niet”, is niet wat we willen horen! Als je argumenten, evidence, hebt om iets af te wijzen, wees dan ook consequent. De juryprijs werd aan dezelfde personen toegekend als de publieksprijs. Een extra compliment voor de auteurs van het referaat over Ymea. De tweede plaats was voor het referaat over stoppen met roken, de derde plaats moest gedeeld worden door de referaten over melatonine en dat over de zwarte teen. De winnaars ontvingen een boek en een geldbedrag. Tot slot sloot Paul Ram de dag af met de conclusie dat deze uitslag wellicht niet helemaal valide is, maar zeker wel betrouwbaar. Ik denk dat we terug kunnen kijken op een onderhoudende referatendag van hoog nivo. Wat mij betreft zouden enkele referaten zeker geschikt zijn na een bewerking voor een publicatie. Een nieuwe uitdaging? 51
Pagina 52
op één lijn 36 1e uitgave 2010 Bijzondere Bekwaamheid Urogynaecologie: 12 standaarden! DOOR HENDRIk JAN vUNDERINk, HUISARTS REDACTIELID kunt u nog een pessarium aanmeten? Ja? Mooi, want de meerderheid van uw collega’s niet (meer). Door snelle medisch-technische en farmacotherapeutische ontwikkelingen en door beperkte kennis bij huisartsen over weinig voorkomende urogynaecologische aandoeningen, is behoefte aan extra ondersteuning van huisartsen met expertise op het terrein van de Urogynaecologie. Eén van die kaderhuisartsen Urogynaecologie is Margriet Folkeringa – De Wijs. zij levert, samen met 3 mannelijke collega’s, de normale huisartsgeneeskundige zorg in een groepspraktijk in Geleen voor 6000 patiënten. Tijdens haar studie moest zij kiezen tussen gynaecologie en huisartsgeneeskunde. Het werd de laatste, maar voordat zij met de opleiding begon, werkte ze enige tijd als abortusarts. In dit werk werd zij geconfronteerd met te veel onvolkomenheden op het gebied van de (advisering over) anticonceptie. Toen Yvonne van Leeuwen, destijds hoofd van de Huisartsopleiding Maastricht, haar attendeerde op de nog jonge opleiding tot kaderhuisarts Urogynaecologie, aarzelde zij niet om zich op te geven. Temeer, daar haar nog steeds grote belangstelling voor de gynaecologie daarmee binnen de eerste lijn gestalte kon krijgen. Gevraagd naar de noodzaak voor deze Bijzondere Bekwaamheid, noemt Margriet een aantal redenen: de verloskunde is verdwenen uit het pakket van de huisarts, kennis op urogynaecologisch gebied is wat ondergesneeuwd door de chronische en complexe zorg, en ook het verdwijnen van de periodieke pilcontrôles. Het belang is echter groot. Als voorbeeld het probleem incontinentie. Per jaar wordt in Nederland 16 miljoen euro uitgegeven aan incontinentiemateriaal, 80 % daarvan aan vrouwen tussen de 39 en 49 jaar. Want incontinentieproblemen doen zich veel vroeger voor dan algemeen wordt aangenomen, veelal na een bevalling. 52 veel huisartsen zijn zich niet bewust van incidentie en prevalentie van incontinentie, en onder meer hier heeft de kaderhuisarts dan ook een adviserende en begeleidende taak naar de collega’s. veel urogynaecologische zorg kan de huisarts in eigen beheer houden, maar een aantal ziektebeelden vraagt meer complexe zorg waarvoor specifieke kennis of vaardigheden ( bijvoorbeeld het aanmeten van een pessarium!) gewenst zijn om kwalitatief verantwoorde zorg voor de patiënt in de eerste lijn te garanderen. De kaderhuisarts urogynaecologie is deskundige hiervoor naast zijn/haar deskundigheid op het gebied van de samenwerking tussen de eerste en tweede lijn. De tractus urogenitalis is het werkveld van de kaderhuisarts waarbij seksespecifieke en seksuologische gevolgen een integraal onderdeel zijn van de deskundigheid. Buiten het deskundigheidsgebied vallen kinderen, zwangerschap, verloskunde, maligniteiten en (sub)infertiliteit. Desalniettemin is het gebied uitgebreid: 12 NHGstandaarden, zoals in de titel van dit stuk vermeld. Overigens is urogynaecologie bij uitstek sekse-specifieke geneeskunde. En dat betekent, dat ook man-specifieke klachten als impotentie- en prostaatproblematiek binnen het domein horen. Op het opleidingsinstituut is Margriet de bedenker van het “PSA1-debat”, dat zij organiseert en voorzit voor groepen jaar-3 aios. Ook de kaderhuisarts met deze bijzondere bekwaamheid is dus een toegevoegde waarde voor de eerste lijn. Om kaderhuisarts Urogynaecologie te worden, moet de huisarts de tweejarige door het NHG erkende kaderopleiding Urogynaecologie, aangeboden door de Voortgezette Opleiding tot Huisartsen (VOHA) en de Afdeling Huisartsgeneeskunde van het UMC St. Radboud te Nijmegen, hebben afgerond. Geïnteresseerden vinden meer en uitgebreidere informatie op www.chbb.artsennet.nl 1 PSA staat voor Prostaat Specifiek Antigeen; de bloedtest staat stevig ter discussie als methode om prostaatkanker in een vroeg stadium op te sporen op één lijn 36 1e uitgave 2010 WESP-en (kleine) relatie tussen Body mass Index en kwaliteit van leven WESP MARIANNEkE BOERTIEN. BEGELEIDERS MARJAN vAN DEN AkkER EN BEN vAN STEENkISTE. Met mijn WESP hebben we gekeken of mensen met een hogere BMI een lagere kwaliteit van leven aangeven, zowel bij jongeren als volwassenen. Hiervoor hebben wij gegevens gebruikt uit 2002 en 2004 van de SMILE database (Studie naar Medische Informatie en Leefwijze in Eindhoven). Daarnaast hebben wij gekeken welke andere factoren belangrijk zijn voor een goede kwaliteit van leven. 58 % van de volwassenen en 10 % van de jongeren hebben overgewicht. 75 % van de volwassenen en 83 % van de jongeren hebben aangegeven een goede kwaliteit van leven te hebben. vervolgens hebben we gekeken of er een relatie bestaat tussen BMI en kwaliteit van leven. Hoewel we bij de volwassenen met een BMI tussen de 25 en 26 kg/m2 een statistisch significant betere kwaliteit van leven vonden, lijkt dit klinisch niet relevant. Temeer omdat in andere studies een hogere BMI een lagere kwaliteit van leven gaf. Bij de rest van de volwassenen als ook bij de jongeren is er in mijn studie geen relatie tussen BMI en kwaliteit van leven. Bij volwassenen zijn meer factoren belangrijk voor goede kwaliteit van leven dan bij jongeren. Een goed gevoel van eigenwaarde en het hebben van doorzettingsvermogen zijn bij jongeren belangrijk. Bij volwassenen is de manier van tegen problemen aankijken en er mee omgaan belangrijk. zowel jongeren als volwassenen met een laag opleidingsniveau, slechte gezondheid en vermoeidheidsklachten, hebben een slechtere kwaliteit van leven. 53
Pagina 54
op één lijn 36 1e uitgave 2010 knelpunten in de zorg rondom stoppen met roken in de Eerstelijn. Perceptie van zowel hulpverlener als patiënt WESP-EN MELANIE HENDRICX EN JOLIEN kLEIJSEN. BEGELEIDER DANIEL kOTz. Hulpverleners • Hulpverleners (huisartsen en praktijkondersteuners) geven duidelijk aan dat zij de patiënt altijd willen helpen, ondersteuning willen bieden, maar uiteindelijk het de verantwoordelijkheid van de patiënt blijft of hij wel of niet stopt met roken. • De communicatie tussen de praktijkondersteuner en de huisarts verloopt vaak puur via de computer. Het nadeel is dat er weinig tot geen controle is of doorgestuurde patiënten ook daadwerkelijk bij de praktijkondersteuner terechtkomen. • Bij niet-chronisch zieke patiënten bestaat er geen structureel moment om de rookstatus te bespreken. De “gezonde” rokers zijn dus minder goed in beeld. • Praktijkondersteuners geven aan dat de cursus ‘motivational interviewing’ goed werkt in de praktijk, maar het nadeel is dat er geen herhaalde scholing plaatsvindt, waardoor men vervalt in het oude patroon van motivatieverhogende interventies. • Om patiënten beter de werking van medicatie uit te kunnen leggen, zou het handig zijn voor hulpverleners (voornamelijk praktijkondersteuners) een schematische weergave te hebben van de verschillende soorten medicatie met hun werking. Jolien en Melanie van september 2009 tot en met januari 2010 hebben we als wetenschapsstage een kwalitatief onderzoek gedaan binnen Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE). Doel was de knelpunten boven water te krijgen die ontstaan bij de zorg rondom stoppen met roken bij zowel hulpverleners als patiënten. In totaal hebben 4 huisartsen en 5 praktijkondersteuners van 5 verschillende centra deelgenomen aan een individueel interview van ongeveer een half uur. Ook hebben we via deze praktijkondersteuners zowel rokers als ex-rokers geworven. In totaal hebben we 14 deelnemers ingedeeld in 3 verschillende focusgroepen van ongeveer 2 uur en deze kwalitatief geanalyseerd. De belangrijkste resultaten van ons onderzoek vindt u hieronder: • Het merendeel van de hulpverleners vindt het antirook beleid van de overheid (rookverbod in de horeca, opschriften op pakjes, reclamespotjes) in principe nuttig. voornamelijk het rookverbod in de horeca, hoewel dat helaas weer verslapt is. De huisarts ziet verandering in de sociale acceptatie van de maatschappij. Dit is te wijten aan voorlichting vanuit de overheid en dat is in principe goed. • Er bestaat veel twijfel over de toename van primaire preventie; is dit wel wenselijk? Als buitenstaanders hebben we waarschijnlijk toch niet het volledige gezondheidsgedrag in de hand en al zouden we dit wel hebben, overschrijden we hier niet de grens van de eigen verantwoordelijkheid van de roker? Rokers en ex-rokers • Het ontbreken van een sterke motivatie om te stoppen met roken wordt als groot knelpunt gezien door de deelnemers. Dit wordt veroorzaakt door verschillende factoren, zoals (nog) geen gezondheidsklachten 54 op één lijn 36 1e uitgave 2010 hebben. Dit gebrek aan motivatie gaat gepaard met het gevoel van de roker dat het roken zijn of haar eigen verantwoordelijkheid is en van niemand anders. • Hulpverleners zijn volgens de rokers niet actief en doortastend genoeg naar rokers toe in de begeleiding van stoppen met roken en geven te weinig concrete handvatten. Tevens missen ze intensieve ondersteuning en iemand om op terug te vallen als het moeilijk wordt tijdens een stoppoging. Dit in tegenstelling tot wat over de eigen verantwoordelijkheid gezegd werd. • Rokers zetten niet snel de eerste stap om hulp te vragen voor stoppen met roken. Dit komt door verschillende factoren, zoals onder andere niet weten van de aanwezigheid van hulp bij stoppen met roken in het gezondheidscentrum, geen goede klik hebben met de hulpverlener en het feit dat ze überhaupt weinig bij de huisarts komen. • Rokers zoeken een hulpmiddel dat de zekerheid geeft dat ze stoppen met roken, maar een dergelijk wondermiddel bestaat niet. Over de hulpmiddelen die wel gebruikt worden, bestaan veel negatieve en positieve vooroordelen die het effect beïnvloeden. zo heerst er veel angst en onduidelijkheid over zyban als hulpmiddel voor stoppen met roken, aangezien dit geregistreerd staat als een antidepressivum. • De meeste rokers vinden het anti-rook beleid van de overheid overdreven, nutteloos en bemoeizuchtig. Rokers worden er zelfs door gedemotiveerd en zetten de hakken in het zand, waardoor het juist een averechts effect lijkt te hebben. Er valt dus nog veel te verbeteren in de zorg rondom stoppen met roken, maar optimale zorg vereist van zowel de roker als de hulpverlener verschillende aanpassingen. zo zou de huisarts meer tijd kunnen besteden aan motivatieverhogende interventies voordat hij de roker doorverwijst naar de praktijkondersteuner. Tevens zouden wellicht minder rokers uit beeld raken als deze twee hulpverleners beter met elkaar zouden communiceren na de verwijzing. Uiteindelijk dient de motivatie van de roker hoog genoeg te zijn om de stoppoging te laten slagen, maar een eerste stap dient misschien toch door de hulpverlener gezet te worden. Uiteraard valt hierover te discussiëren, want het belang van de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt wordt door zowel de hulpverlener als de patiënt duidelijk naar voren gebracht. Mocht u meer informatie wensen over dit onderzoek? Neemt u dan contact op met Daniel kotz, onderzoeker op het gebied van stoppen met roken, www.daniel-kotz.de. Uitval bij CoPd beweegprogramma’s in de eerstelijns fysiotherapiepraktijk WESP GASTON PEEk. BEGELEIDER TINY vAN MERODE. COPD beweegprogramma’s zijn effectief gebleken bij de revalidatie van COPD patiënten en hebben een positief effect op de longfunctie. Maar wat ook blijkt is dat beweegprogramma’s voor chronisch zieken over het algemeen een hoog uitvalspercentage kennen. De redenen hiervoor zijn zeer divers. Uitval binnen beweegtrajecten leidt niet tot effectiviteit van het traject en is voor patiënt en begeleidend arts/ fysiotherapeut ook niet wenselijk. We hebben de mate en oorzaken van uitval bij eerstelijns fysiotherapeutische beweegprogramma’s kwantitatief en kwalitatief onderzocht. In het kwalitatieve deel zien we de alledaagse problematiek rondom de uitval. Het interpreteren van de beleving van de betrokkenen heeft een toegevoegde voor deze studie. Meer inzicht in de problemen van uitval bij deze beweegprogramma’s zou de COPD revalidatie voor de patiënt kunnen verbeteren. De totale uitval is 11,5%. Er zijn geen significante voorspellers gevonden, maar we zagen wel een paar trends. Mogelijke voorspellers voor uitval zijn: een hoger BMI, roken en een hogere leeftijd onder de groep uitvallers dan personen die niet uitvallen. Naarmate patiënten langduriger deelnemen aan het beweegprogramma, lijkt uitval te verminderen. voorts zien we dat goede motivatie bij betrokken artsen, inhoud op maat (=aansluitend bij de wensen van de patiënt) en sporten in groepsverband de uitval 55
Pagina 56
op één lijn 36 1e uitgave 2010 voorkomen. Angst voor bewegen, weinig sociale contacten bij het sporten, gebrekkige faciliteiten en accommodatie, gebrek aan testen en gezondheidsredenen zijn belangrijke voorspellers van uitval. Concluderend: er zijn veel factoren die uitval bij eerstelijns COPD beweegprogramma’s kunnen beïnvloeden. Hoe die factoren op elkaar inspelen is complex en nog niet helder. Om die reden wordt gewerkt aan het onderbrengen van alle factoren (en hun interacties) in een gedragsmodel. ProscriptUm. kwaliteit van voorschrijven. Hoe te meten? WESP GIDY ROEFS. BEGELEIDER JOS BOESTEN. Het overmatig en onjuist gebruik van antibiotica is samen met veterinair gebruik één van de grootste oorzaken van antibioticaresistentie. In het ProscriptUM project onder begeleiding van onderzoeker en huisarts Jos Boesten, wordt getracht om huisartsen ‘feedback op maat’ te geven, door middel van het meten van kwaliteit van voorschrijven aan de hand van prescriptie-indicatoren. Deze indicatoren meten het werken conform richtlijnen zoals deze door de NHG zijn opgesteld (in percentages) waarmee op praktijkniveau feedback gegeven kan worden. Internationaal wordt om kwaliteit van voorschrijven uit te drukken vaak gefocust op de totale hoeveelheid antibiotica die wordt voorgeschreven. Is het bij de beoordeling van de kwaliteit van voorschrijven echter niet eerlijker om te kijken naar de nieuwe voorschriften? Deze weerspiegelen immers de beslismomenten van een arts om antibiotica voor te schrijven en daarmee de kwaliteit van voorschrijven. In dit onderzoek hebben we onderzocht of er een relatie is tussen de hoeveelheid antibiotica die een huisarts voorschrijft, de kosten hiervan en de kwaliteit van voorschrijven. Declaratiedata van Cz en vGz van praktijken uit het ProscriptUM project waren beschikbaar om prescriptie indicatoren te berekenen. Om een vergelijking te trekken met de internationale literatuur, hebben we deze prescriptie indicatoren vergeleken met zowel internationaal gebruikte volumematen en onze volumemaat ‘nieuwe prescripties’ en deze gerelateerd aan de grootte van de populatie in de praktijken. Hierbij stuitten we echter op een probleempje. In Nederland is het immers zo dat elke patiënt ingeschreven staat bij een huisarts, waardoor de populatie gemakkelijk te berekenen is. Maar het buitenland kent die inschrijving op naam meestal niet. Uit, door in dit onderzoek uitgevoerde, analyses op gegevens van 16 praktijken behorende tot het RNH (RegistratieNetwerkHuisartsen), kunnen we concluderen dat het aantal consumerende patiënten een goede schattingsmaat het aantal ingeschreven patiënten is. Echter om deze methode te valideren, zal internationaal aanvullend onderzoek gedaan moeten worden. kijkend naar de scores op prescriptie indicatoren, zagen we een zeer grote spreiding op de indicator ‘voorschrijven van voorkeursmiddelen’ (6.99% - 81.82%) en op de indicator ‘vermijden van niet-voorkeursmiddelen’ (29.30% – 90.91%) bij nieuwe geïndiceerde behandelingen. Ook de kosten liepen uiteen van € 1.10 tot € 45.95 per antibioticarecept. Deze spreiding lijkt niet goed verklaarbaar, maar is wel een indicatie dat er nog steeds ruimte voor verbetering m.b.t. het voorschrijven van antibiotica is. Tot onze verrassing bleek er nauwelijks een relatie te zijn tussen de kwaliteit van voorschrijven en de hoeveelheid voorschriften of kosten. Het lijkt er dus op dat de voorschrijfvoorkeur van een arts nauwelijks invloed heeft op de kwaliteit van voorschrijven. Met andere woorden: iemand die veel antibiotica voorschrijft is niet per definitie een slechte voorschrijver! Meer informatie over het ProscriptUM project is te vinden op www.proscriptum.nl 56 op één lijn 36 1e uitgave 2010 “Leefstijl-solidariteit”binnen SmILe. Studie naar medische Informatie en Leefwijzen in eindhoven. WESP STUDENT LINDA BONNIE. BEGELEIDERS MARJAN vAN DEN AkkER EN BEN vAN STEENkISTE. Aan de andere kant kan het ook gevaarlijk zijn om selectie op basis van leefstijl in de gezondheidszorg toe te passen, omdat er dan een tweedeling kan ontstaan tussen verschillende inwonersgroepen in Nederland, waarbij zwakkere groepen buitengesloten kunnen raken. Daarnaast lijkt het ook niet eerlijk om mensen alleen op hun leefstijl af te rekenen, omdat gezondheid niet alleen door leefstijl wordt bepaald, maar onder andere ook door woonomgeving en genetische factoren. In dit onderzoek binnen de SMILE-studie is met een vragenlijst gekeken naar hoe solidair mensen zijn met medemensen met een ongezonde leefstijl. Ook is onderzocht of bepaalde kenmerken van mensen invloed hebben op de manier waarop zij over solidariteit met leefstijl denken. Aan het onderzoek hebben in totaal 5.995 patiënten van Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE). Hiervan was 57% vrouw, de gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 58 jaar (SD: ±17 jaar) en 44,5% van de deelnemers was hoogopgeleid. Het Nederlandse gezondheidszorgsysteem is gebaseerd op het gelijkheidsprincipe: alle deelnemers krijgen onder alle omstandigheden de zorg waar zij recht op hebben, ongeacht hun financiële status, medische voorgeschiedenis, etc. Deze gelijkheid is voor een belangrijk deel gebaseerd op solidariteit: ziektekosten worden verdeeld over alle Nederlanders door middel van de zorgverzekeringspremie. Maar wat als blijkt dat een deel van de kosten voor gezondheidszorg voorkomen hadden kunnen worden, alleen al door gezond te leven? Hierdoor ontstaat de discussie of het eerlijk is dat mensen die wel gezond leven, op moeten draaien voor kosten die ontstaan als gevolg van de ongezonde leefstijl van andere personen. Bijna de helft van de ondervraagden vond dat mensen die roken of te dik zijn meer premie moeten betalen voor hun zorgverzekering. vooral mannen, hoger opgeleiden, mensen met een klein sociaal netwerk, een lage leeftijd, een gezonde leefstijl en een hoge kwaliteit van leven zijn minder solidair. Daartegenover staat dat mensen vinden dat ouderen juist minder premie hoeven te betalen voor hun zorgverzekering. Met betrekking tot sporters zijn de meningen verdeeld: het aantal mensen dat vindt dat sporters meer, dan wel minder premie moeten betalen, is ongeveer gelijk. De solidariteit met een ongezonde leefstijl is, op basis van het onderzoek, niet zo laag als we hadden verwacht. Het is echter de vraag in hoeverre de solidariteit op dit niveau blijft, daarom zou het interessant zijn om de mate van solidariteit over een langere periode te meten. Ook zou een lage solidariteit gevolgen kunnen hebben voor de gehele Nederlandse maatschappij. Het zou dan ook van belang zijn om te onderzoeken welke gevolgen dat zijn en in welke mate zij invloed hebben. 57
Pagina 58
op één lijn 36 1e uitgave 2010 maakt u al gebruik van de Vierdimensionale klachtenlijst (4dkL)? WESP STUDENTEN IMME vAN DE MORTEL EN ANILA kHAN. BEGELEIDER LOES vAN BOkHOvEN. patiënten gaan nadenken als ze hem thuis invullen en bovendien kunnen huisartsen aan de hand van de uitkomsten psychosociale factoren beter bespreekbaar maken. De doelstelling van het onderzoek was om te achterhalen of de 4DkL lijst een vaste plek moet krijgen bij patiënten met onbegrepen klachten. Het gaat in dit onderzoek dus niet om de diagnostische eigenschappen, maar om de mogelijkheid om de gespreksagenda te verbreden. De vragen hierbij zijn: Is de 4DkL toepasbaar in de huisartsenpraktijk en wat is hierbij de opbrengst? Anila en Imme Inleiding onbegrepen klachten zijn klachten waarbij de huisarts na anamnese en het lichamelijk onderzoek, rekening houdend met de psychosociale factoren, geen duidelijke diagnose kan stellen. dit komt in 13% van de consulten voor. Het is belangrijk om in zulke gevallen het tweesporenbeleid te hanteren om zowel de lichamelijke als de psychosociale factoren niet uit het oog te verliezen. zowel huisartsen als patiënten ervaren hierbij problemen. zo verwachten patiënten in de vroege fase vaak diagnostiek en hebben ze daar onterecht hoge verwachtingen van. Als de klachten chronisch worden, neemt het onbegrip en het ongenoegen vaak toe doordat ze het gevoel hebben niet serieus genomen te worden. Er is voor huisartsen momenteel echter geen geschikt instrument in gebruik dat een leidraad voor het tweesporenbeleid zou kunnen vormen. De vierdimensionale klachtenlijst (4DkL) is een vragenlijst die ontwikkeld is in de huisartsenpraktijk en een onderscheid kan maken tussen aspecifieke ‘distress’ klachten en depressie, angst en somatisatie. Op dit moment wordt in de eerste lijn de 4DkL lijst slechts sporadisch door huisartsen gebruikt om psychosociale problemen op te sporen. Deze lijst hebben we in dit onderzoek gebruikt om de gespreksagenda te verbreden: het is de bedoeling dat 58 Om dit te onderzoeken hebben tien huisartsen ieder 2-4 patiënten met lichamelijk onbegrepen klachten geïncludeerd. Tijdens het 1e consult werd de 4DkL lijst meegeven, waarna de patiënten hem thuis invulden. Na 1-2 weken kwamen ze terug bij de huisarts waar ze samen de uitslag van de 4DkL bespraken. Het werken met de 4DkL gebeurde naast de reguliere zorg. Negen van de 10 huisartsen ervaarden een duidelijke meerwaarde door het toevoegen van de 4DkL aan de reguliere zorg, met name in het kader van agendaverbreding. Daarnaast ervaarden zij weinig logistieke problemen met het inpassen van de 4DkL in zowel het 1e als 2e consult en werd het uitrekenen van de score in enkele gevallen vergemakkelijkt door gebruik te maken van een Excel bestand. Het kost dan slechts 2 minuten tijd om de score op de vier domeinen (angst, depressie, distress en somatisatie) te berekenen. Bij de patiënten varieerde het beeld van niet nuttig tot zeer positief. Dit kan komen, doordat minder dan de helft van de patiënten de uitslag van de 4DkL bij de huisarts heeft besproken, waardoor de meerwaarde van het invullen van de 4DkL verloren gaat. De patiënten die wel een nabespreking hebben gehad over de uitslag van hun 4DkL score, gaven hun huisarts gemiddeld een 8 (range 5-10), op een schaal van 1 tot 10 over hoe nuttig ze de nabespreking vonden. Bijna de helft van de patiënten vond dat de 4DkL verhelderend was voor het beter begrijpen van hun klachten. Ook vond meer dan een kwart van de patiënten op één lijn 36 1e uitgave 2010 dat het invullen van de 4DkL hen nieuwe inzichten gaf over hun klachten. Samenvattend kan het voor u zeker meerwaarde bieden om de 4DkL eens te proberen. De genoemde lijst is gratis te downloaden via de site: www.emgo.nl Bij vragen of opmerkingen kunt u uiteraard altijd contact met ons opnemen: I.vandemortel@student.maastrichtuniversity.nl of A.khan@student.maastrichtuniversity.nl ondervoeding bij mensen met een verstandelijke beperking WESP STUDENT JANINE FRANSSEN. BEGELEIDERS MARIAN MAASkANT EN HENNY LANTMAN. de kennis, de ervaringen, de problemen en de mogelijke oplossingen betreffende ondervoeding bij mensen met een vB, door middel van semigestructureerde interviews met artsen, diëtisten en woonbegeleiders van mensen met een vB. Het onderzoek liet zien dat artsen en diëtisten nog vaak onverwacht een geval van ondervoeding tegenkomen. De woonbegeleiders hebben de taak om ondervoeding te signaleren en cliënten te verwijzen naar de arts of diëtiste. Deze woonbegeleiders, die steeds minder een medische achtergrond hebben, weten echter niet waar ze op moeten letten en sturen enkel cliënten door als zij merken dat deze zijn afgevallen. De cliënten die ondervoed zijn, maar niet afvallen (omdat zij bijvoorbeeld een chronisch te laag gewicht hebben), worden niet herkend en verwezen. Sinds 2001 wordt er in Nederlandse ziekenhuizen en verpleeghuizen gescreend op ondervoeding. Ongeveer 1 op de 5 patiënten bleek ondervoed. Over ondervoeding bij mensen met een verstandelijke Beperking (vB) wisten we eigenlijk weinig. Bekend was dat een relatief hoog percentage aan ondergewicht leed; of deze mensen ook ondervoed waren, was niet bekend. Screening zou mogelijk in deze populatie ook zinvol zijn, maar er is geen screeningsinstrument beschikbaar dat toepasbaar is in deze specifieke groep. Het doel van mijn onderzoek was om inzicht krijgen in Een screeningsinstrument met een aantal risicofactoren voor ondervoeding, zou kunnen helpen de risicocliënten te signaleren. Artsen en diëtisten gaven aan op welke items er volgens hen gescreend zou moeten worden. Genoemd werden onder andere gastro-intestinale problemen, zoals reflux en obstipatie, en psychiatrische problemen. Aan de hand van deze lijst met risicofactoren kan er in de toekomst een screeningsinstrument ontworpen worden, welke uitwijst of cliënten een verhoogd risico lopen op ondervoeding en verwezen moeten worden naar een arts of diëtiste. Het werd mij tijdens mijn WESP-stage duidelijk dat er genoeg te verbeteren valt in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking! Nu er in het kader van autonomie steeds meer cliënten “in de wijk” terecht komen, wordt deze zorg meer en meer een taak van de (toekomstige) huisarts. Reden genoeg om de ontwikkelingen in dit vakgebied op de voet te blijven volgen! 59

Op één Lijn 35


Pagina 2
Inhoudsopgave Colofon Oplage 2000 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Ria Lumeij, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, afdelingen azM & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Adres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht Fotografie Eigen bestand foto pag 19 is gemaakt door Ingeborg Wijnands-Hoekstra Deadline volgend nummer 19 maart 2010 Kaft: foto's van het Dagje uit van de vakgroep HAG in september 2009 Van de voorzitter – Job Metsemakers 4 Dagje Uit “Geen wetensjap maar andere mysteries” – Karin Aretz en Susanne Hanssen 5 Dagje uit door het winnende team – Dianne de Korte Wierook voor George Beusmans – Harry Crebolder Kijk nou eens – Yvonne van Leeuwen 6 7 Beste Huisartsbegeleider bij de coschappen 2008-2009 – redactie SGE: terugblik op vooruitgang – diversen Voor u geschreven in Maastricht – Jelle Stoffers Veilig werken & autorijden met diabetes – Frans van der Horst & Marika Burda Amuse-2: Hou vol! WESP-en aan de rollator! – diversen 8 9 9 12 13 16 17 (G)OUD: Opsporen van ouderen in een mogelijk kwetsbare positie – Mandy Stijnen 19 Onderzoek naar zelftesten – Martine Ickenroth en Janaica Grispen Zelftesten Blaasontsteking en Nieren – Marloes Tacken Nicotinevaccinstudie NICVAX Race tegen roken – onderzoeksteam In de prijzen – Tineke van Geel Promotie “ATP infusions in palliative home care” – Sandra Beijer HARTelijk gefeliciteerd: kaderhuisartsen HVZ – Yvonne van Leeuwen Caphri’s nieuwe directeur: Onno van Schayck Werkbezoek: Down and happy under – Henny Lantman Henny Lantman benoemd tot Hoogleraar AVG – persbericht Jubel-arissen: medewerkers met een ambtsjubileum in 2009 Nieuws uit de Huisartsopleiding – Paul Ram De aios wetenschapsdag – Sjef Swaans Hoe gaat het met onze kersverse huisartsen? – Eefke Pistorius Vaardighedentoets assistentes – Babette Doorn Oog voor de assistente – Gerard Benthem Bijzondere Bekwaam: Kaderhuis Beleid & Beheer Supervisie deel 3 (slot) – Harry Muller en Maria Mulder Promotie Lisette van den Bremt Stellen zich voor: Petra Vleugels, secretaresse Tjarco Koppenaal, onderzoeker Joris Linmans, AIOTHO Felix Punt, gedragswetenschapper Donna Lenders en Rico van Scheijen, onderzoekers Mandy Stijnen, onderzoeker Anneke Germeraad, secretaresse Charles Verhoeff, medewerker huisartsopleiding Vacature hoofd Huisartsopleiding UM 20 22 23 25 25 27 27 28 31 31 32 33 34 35 37 38 39 41 41 41 42 42 43 44 45 45 46 47 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 2 op één lijn 35 3e uitgave 2009 Van de redactie Jubeljaar & koffie HAG het Roda stadion in Kerkrade. De Huisartsopleiding ging ‘de boer op’ door in Urmond een middag voor assistentes Ons jubeljaar (10 Jaar!) zit erop. Feitelijk was het al de 11e jaargang maar zoals we verderop in het stuk over jubilarissen ook schrijven: we vieren wat we vieren kunnen! Kijkend naar de inhoudsopgave kun je zo op het oog denken: wat een allegaar of wat een gezellige variatie. In beide gevallen zou het ook iets over de afdeling zeggen, dus ik ga voor het laatste. Er komen nog steeds meer medewerkers bij dan dat er vertrekken, maar de mensen die weg gaan, hebben daarvoor een hele leuke reden (loopbaan, liefde of leeftijd). Geen crisis bij HAG zou je denken, of het moet gaan om de beschikbare kantoorruimte op het DEByeplein 1. Met veel passen en meten lukt het elke keer weer om iedereen te huisvesten. De verhuizers wonen soms bijna bij ons, net als dakdekkers, schilders… ons gebouw is blijkbaar nooit af. Zou het komen omdat het zo gezellig is? Het lijkt er wel op als je in de koffieruimte staat. De aangeklede gang op de derde etage is ook een verbetering. Daarover schrijft Yvonne van Leeuwen. Dat ze ook HART voor de zaak heeft, bewijst haar ‘klas’ afgestudeerde kader huisartsen HVZ: gefeliciteerd allemaal. Join the club! Hoe gezellig het kan zijn, werd weer eens bewezen tijdens het Dagje uit. Ook op het werk valt er genoeg te praten. Kijk maar eens naar de grote variatie bij de onderzoeksprojecten. Momenteel lopen er circa 40 promovendi rond. Een groot deel is pas begonnen, anderen zitten midden in de dataverzameling en doen een oproep aan u of praten u bij over de voortgang en een paar zijn bijna klaar. Eén van die laatstgenoemden is Jochen Cals. Op 3 december verdedigt hij zijn proefschrift. Hij moet nog huisarts worden, maar dat zal hem ongetwijfeld ook lukken. Er is en blijft enorm veel potentie. Onno van Schayck, de ‘nieuwe’ directeur van Caphri ziet en weet dat ook. Zijn te ambiëren Centre of Excellence herbergt impliciet de vakgroep Huisartsgeneeskunde. De blik naar buiten. We beginnen met het autoblik: onderzoekers Van der Horst en Burda praten met ervaringsdeskundigen over diabetes en autorijden in van opleidingspraktijken te organiseren. Een andere groep assistentes nam deel aan de eerste vaardighedentoets voor assistentes op de UM. Voor herhaling VAT-baar. Ex aios Eefke laat weten hoe het haar vergaat als Hidha. Zij heeft haar plek (voorlopig?) gevonden. Lastig blijft het onderbrengen van alle studenten; we bellen u plat met hernieuwde verzoeken om co’s op te nemen. Vaak weten we wel dat de praktijk een ruimteprobleem heeft (dat kennen we zelf maar al te goed) maar dan proberen we toch nieuwe constructies te bedenken waardoor een extra co wel zou gevaar loopt. Zeg dus niet meteen nee als ‘die UM weer belt’ want wie weet? Tot slot het lijvige reisverslag van het werkbezoek aan Australië door Henny Lantman. We feliciteren haar met het hoogleraarschap in Nijmegen, jammer dat het niet in Maastricht gerealiseerd kon worden. AVG’s (=Arts Verstandelijk Gehandicapten) professionaliseren snel en de casuïstiek is bijzonder interessant, zeer zeker ook voor huisartsen. Enkele onderzoekers blijven wel bij ons werken dus we verliezen niet alle deskundigheid op dat terrein. Een bomvol blad en een prima editie voor de snel naderende Kerstvakantie. Graag zien we iedereen gezond terug in het nieuwe jaar. Babette Doorn Proefschrift Jochen Cals 3
Pagina 4
op één lijn 35 3e uitgave 2009 Van de voorzitter Hoge nood!! Groot tekort aan stageplaatsen co schappen DOOR JOB METSEMAKERS, VAKGROEPVOORZITTER HUISARTSGENEESKUNDE & HUISARTS IN GEULLE Is dit nu de beste titel om te benoemen waarover ik wil schrijven? Of zou ik beter “Help !”, “Dringend hulp gevraagd”, of “De toekomst van de huisartsgeneeskunde staat op het spel” als kop moeten gebruiken? Op de een of andere manier moet ik jullie allemaal duidelijk maken dat er een heel ernstige situatie ontstaan is en wij als vakgroep Huisartsgeneeskunde de hulp van alle huisartsen heel hard nodig hebben. Het co schap Huisartsgeneeskunde is een co schap van 10 weken dat door alle studenten zeer gewaardeerd wordt. Het geeft studenten ruim de gelegenheid aspecten van kennis en vaardigheden te integreren, communicatie vaardigheden te verbeteren in een omgeving van persoonlijke en regelmatige feedback. Het geeft hen bovendien de gelegenheid kennis te maken met de huisartsgeneeskunde in algemene zin en we denken dat we op die manier ook onze toekomstige huisartsen werven (alhoewel we dat niet kunnen bewijzen). Ook de deelnemende huisartsen zijn enthousiast over dit co schap. Maar de laatste jaren wordt het steeds moeilijker om alle studenten op een stageplek onder te brengen. En velen van jullie zullen gemerkt hebben dat we naast de algemene uitnodigingsbrief ook regelmatig aan de telefoon hangen om studenten te slijten. En dat lukt ons dan meestal op het laatste moment. (Soms op de eerste stagedag!) Er zijn meerdere redenen waarom het moeilijker wordt: het aantal studenten geneeskunde is toegenomen en bereikt dit jaar een tijdelijke piek, huisartsen hebben minder ruimte in hun praktijk door de komst van meer ondersteuners, de huisartsopleiding heeft meer opleiders geworven, huisartsen willen soms even een pauze. Nu zien we dat het dit curriculumjaar heel moeilijk, zelfs onmogelijk gaat worden, als we niet alles uit de kast halen, om alle studenten te plaatsen. En we willen alle studenten een co schap Huisartsgeneeskunde blijven aanbieden. Wie we nu geen plaats aanbieden schuift op naar volgend jaar. Dat betekent studievertraging voor de student en vooruitschuiven van de plaatsingsproblemen. Dus we moeten nu aan de bak. We willen dat op twee manieren doen: • blijven werven en jullie blijven vragen om deel te nemen. Heb je al een co assistent gehad? Zou er nog een tweede 4 mogen komen? Kun je de werklast delen met een collega in de praktijk? We proberen goed bij te houden wie we gebeld hebben en we beseffen dat jullie wellicht het gevoel krijgen dat we wat drammerig zijn. Dat klopt. • we gaan het duo model bij meer huisartsen invoeren. We hebben positieve ervaringen bij enkele huisartsen met dit model waarvan er twee varianten zijn: het duo waarbij de twee studenten samen patiënten zien en dus tegelijk in de praktijk zijn en het duo waarbij de studenten elkaar afwisselen in de praktijk. Het gaat te ver om hier in detail op dit model in te gaan maar gegeven het tekort aan stageplaatsen zetten we meer druk achter de invoering. Wellicht niet voor iedere student ideaal, maar toch nog altijd beter dan geen stageplaats Ook huisartsen die deelnemen aan de huisartsopleiding kunnen zeker als ze een derde jaar aios hebben deelnemen aan het co schap. Er zijn goede ervaringen met het model waarbij de aios een rol speelt bij de begeleiding van de co assistent. Maar dat luistert heel nauw. Bottom line is natuurlijk, dat als we er niet in slagen om ons plaatsingprobleem op te lossen, dan zal de Faculteit op enig moment voorstellen de stage in te korten of facultatief te maken. Hoe kort kan de stage worden om nog leerzaam te zijn voor co assistenten, en willen huisartsen dan nog wel deelnemen? En gaan huisartsen dan inderdaad meer stageplekken aanbieden? Ik heb grote twijfels of dat een oplossing biedt. Het facultatief maken van het co schap zou naar mijn mening desastreus zijn. Waar andere vakgroepen Huisartsgeneeskunde in het land met veel moeite hun stages hebben verworven zouden wij naar facultatief gaan. “Over my dead body” zouden Engelsen zeggen, en ik hoop dat jullie dat ook denken. Als beroepsgroep zouden we dit niet moeten laten gebeuren. Zet die extra stap en help ons uit de hoge nood. Neem zelf contact op met Lilian Aarts, onze onderwijscoördinator op lilian.aarts@hag.unimaas.nl of via het onderwijssecretariaat 043-3882337 / 3884101. We stemmen voortdurend af tussen huisartsopleiding en coschappen om concurrentie op dezelfde markt te voorkomen. “Dringend hulp gevraagd” is ook een goede titel want dat geeft goed aan wat we nodig hebben. op één lijn 35 3e uitgave 2009 Dagje Uit vakgroep “Geen wetensjap maar andere mysteries” DOOR KARIN ARETZ EN SUSANNE HANSSEN, ORGANISATIE De Maastrichtse VVV bood uitkomst bij de organisatie van ons Dagje Uit. “Wat is het voor soort publiek?” werd als eerste gevraagd. “Je mag wel wat verwachten” was onze reactie. Ze boden ons een speurtocht op niveau aan: het ‘Pater Vinck mysterie’ in Maastricht. Zelfs voor Maastrichtenaren zou dit niet eenvoudig zijn. De keuze was snel gemaakt. Een hapje voor- en achteraf, een kopje koffie onderweg, het was allemaal mogelijk. Dan een datum prikken. Hierbij is onze voorzitter Job de bepalende factor, want hij wil er echt bij zijn. Dinsdag 22 september werd geprikt en de uitnodigingsmail ging de deur uit. Natuurlijk kwam steeds weer de vraag: “Wat gaan we eigenlijk doen?” “Iets leuks”, zeiden we maar steeds. “Wordt het heftig? Het zal wel Flikken Maastricht zijn!” We hebben gezwegen. De aanmeldingen stroomden binnen. De vragen en opmerkingen bleven komen: “Hoe komen we in de binnenstad?”, “Kan ik de hond tussendoor nog 5 even uitlaten?”, “Is het lang lopen?”, “Gaat het ook door als het regent?” en “Ik wil niet bij … in de groep!”. Het weer, ja, daar konden we helaas niets voor regelen. Maar de zon scheen, iedereen kwam, en we pasten allemaal net in het eetlokaal, in café Charlemagne op het Onze Lieve Vrouweplein in Maastricht! ’s Middags werd er gepuzzeld, heen en weer gelopen, gedacht en aangemoedigd en uiteindelijk kwam er één groep als slimste uit de bus. Het bleek notabene de groep die het meest op het terras gezeten had! Een andere groep probeerde de overwinning te claimen, want zij waren immers binnen vóór de winnaars, maar ze bleken vergeten te zijn dat ze ook veel eerder waren vertrokken. Een groep had de opdrachten niet eens af. Was het daar te gezellig? Zo eenvoudig als het eerst leek was het dus niet. Een van de WESP-studenten zei achteraf: “Gelukkig was de speurtocht een beetje op niveau. Zelfs wij (…) hadden niet alle opdrachten goed”. Mooi compliment dus!
Pagina 6
op één lijn 35 3e uitgave 2009 Dagje uit Huisartsgeneeskunde 2009 Winst door trial & error DOOR DIANNE DE KORTE, ONDERZOEKER Wij zaten al meer dan een uur in de zon op het terras, alvorens de laatste groep teruggefloten werd en de prijsuitreiking plaatsvond. Het moment waar wij al de hele middag reikhalzend naar hadden uitgekeken was aangebroken: de feestelijke huldiging van ons winnende team. Wie had gedacht dat het programmaonderdeel ‘diner’ gelegenheid gaf om stoom af te blazen, kwam bedrogen uit. Op een zonovergoten dinsdag in september gingen ruim zestig medewerkers van de vakgroep huisartsgeneeskunde naar het Onze Lieve Vrouweplein voor het HAG-dagje-uit van 2009. Voor nieuwkomers zoals ik, was het een uitgelezen kans om collega’s te leren kennen. Het programma bood daartoe alle mogelijkheid: lunch, wandeling, speurtocht en diner. Het wedstrijdelement zorgde er bovendien voor dat ieders ware aard naar boven kwam: de ultieme manier van kennismaken. Blij verrast was ik om te kunnen constateren dat ik in een groep (groep 1 alias K) was ingedeeld met gelijkgestemden: vastberaden doch ontspannen stevenden wij vanaf het begin op de overwinning af. Alle groepsleden zorgden ervoor dat de heerlijke lunch, bestaande uit stevige soep en vers brood, werd benut om op volle kracht te kunnen functioneren. De speurtocht en bijbehorende raadsels waren eenvoudig op te lossen door stelselmatig de inhoud van de bijgeleverde tas te bestuderen en de zogenaamde ‘trial-and-error’ methode te hanteren. Voor deze methode is voldoende SMS-tegoed een vereiste. Zo kwam het dat groep K al tijdens de koffie en vlaai de bevrijdende boodschap ontving dat de speurtocht voor haar geëindigd was. Het mysterie rondom Pater Vinck was daarmee weliswaar opgelost, maar tot op de dag van vandaag is het voor mij een raadsel hoe de wonderlijke werkrelatie van de begeleidende VVV-mevrouw en haar hulpje Paul ooit tot stand is gekomen. 6 Steengrillen, zo leert de ervaring, resulteert in heel veel warmte en rook en vlees dat aan de grillplaat blijft plakken. De frites en salade waren desondanks erg smakelijk en gezellig was het ook. Na afloop van het steengrillen bekroop me het gevoel dat er nog een mysterie te ontrafelen viel: was er een geheime afspraak dat men en masse om 19.30 uur huiswaarts zou keren? En waarom was ik daarvan niet op de hoogte gebracht? Gelukkig waren er met mij nog genoeg collega’s die hun verantwoordelijkheid namen en geborreld hebben tot alle consumptiebonnen ten volle benut waren. Het was een waardige afsluiting van een zeer geslaagde dag! op één lijn 35 3e uitgave 2009 Afscheid Wierook voor George Beusmans DOOR HARRY CREBOLDER, HOOGLERAAR EMERITUS EN OUD VOORZITTER VAKGROEP HAG Op 25 september 2009 nam George Beusmans met een symposium ‘De huisarts in samenwerking, de zorg gedeeld, samen op weg’. Die titel is de kernachtige samenvatting van zijn missie. Want dat was en is hij: bezield van een missie. Al snel begreep hij dat door samen te werken met andere 1e en 2e lijns disciplines een effectieve en efficiënte taakverdeling tot stand komt. Iedere discipline wordt er beter van. Bovenal de patiënt, want de kwaliteit van de geboden zorg verbetert. Die missie draagt hij al dertig jaar uit met groot enthousiasme en doorzettingsvermogen. De uitwerking daarvan wordt gekenmerkt door een grote reeks op de praktijk gerichte projecten. Het huidige overheidsbeleid van versterking van de 1e lijn door samenwerking in (wijk)gezondheidscentra, innovatie door ketenzorg en ‘empowerment’ van de patiënt is allemaal – decennia terug – terug te vinden in het werk van George Beusmans. Door steeds weer mensen en instanties bijeen te brengen, die vorm konden geven aan zijn ‘missie’ bracht hij in de praktijk hetgeen hij preekte. Samen met Nandus Vierhout heeft hij al eind jaren zeventig het gezondheidscentrum Hofhoek opgezet, dat tevens diende al opleidingsplaats voor studenten. Het centrum behoort tot het netwerk van academische praktijken. Denk verder aan het Transmuraal & Diagnostisch Centrum, consultatie van specialisten in de huisartspraktijk, overdracht van technologie naar de 1e lijn, de zorg voor patiënten met een cerebrovasculair accident (CVA) en een dementieel syndroom, de praktijkondersteuner in de huisartspraktijk enz. Bijna steeds werden deze zorginnovatie trajecten vergezeld door wetenschappelijk onderzoek. Omdat hij en ik dezelfde missie deelden, heb ik veel met hem samengewerkt om de vertaalslag naar wetenschappelijk onderzoek te maken. Daarnaast was hij steeds bereid zijn inzichten, kennis en ervaring over te dragen in het onderwijs: basiscurriculum, huisartsopleiding en nascholing. In het bestuur van het Nederlands Huisartsen Genootschap was George in de gelegenheid zijn inzichten te doen gelden in landelijk beleid. In diverse standaarden zijn die terug te vinden. Op basis van dit alles werd hij in 2002 bevorderd tot universitair hoofddocent (UHD). Zijn energie lijkt onuitputtelijk. Een ander zou een dagtaak hebben aan al die activiteiten. Maar hij had samen met 7 Nandus Vierhout, en nadien met zijn opvolger, een meer dan voltijdse praktijk. Die dagelijkse patiëntenzorg was de inspiratie die hij steeds nodig had. Gevolg was dat hij moest rennen om zijn overvolle agenda af te werken, steeds wat later arriveerde en eerder weg moest. Maar dat liet onverlet dat hij snel de essentie oppikte en zijn bijdrage leverde. Bijzondere herinneringen heb ik aan het samen met George opzetten van de Klinische Patiëntbesprekingen (KLIP) in het netwerk van academische praktijken. De leidende gedachte is de kliniek van de huisartsgeneeskunde centraal te stellen in de samenwerking tussen praktijk en academie. Die besprekingen lopen al dertien jaar en voorzien in een behoefte. Al de hierboven genoemde elementen kwamen aan de orde tijdens het eerder genoemde symposium, onder de speelse leiding van prof. Theo Voorn. Veel sprekers namen de gelegenheid te baat om George met vrolijke en geestige noten te bewieroken. De eerste hoogleraar huisartsgeneeskunde aan de UM, prof. Brouwer gaf de aftrap. Hij was de promotor van zijn proefschrift in 1986 ‘Huisarts en Diagnostisch Centrum’. George stond aan de wieg van de vakgroep in 1975, en is sindsdien onafgebroken lid geweest van het dagelijks bestuur. In die begintijd was er nog ruim de gelegenheid om samen te tennissen! Prof. Jan van Ree onderstreepte met een penning zijn verdiensten voor de nascholing. Hans Fiolet, directeur van het Transmuraal en Diagnostisch Centrum overhandigde hem de azM award, en de directeur van het NHG, Arno Timmermans bevestigde de NHG-speld. Een waardige afronding van een indrukwekkende loopbaan en van een bijzonder innemend mens. Hoewel uitbundig bewierookt en gelauwerd, werd ook duidelijk dat George nog een volle agenda heeft. We zullen nog veel van hem vernemen.
Pagina 8
op één lijn 35 3e uitgave 2009 In de wandelgang Kijk nou eens DOOR YVONNE VAN LEEUWEN We leven in een beeldcultuur. Film spreekt meer tot de verbeelding dan boek. Daarom, en omdat de muren nog kaal waren na de brand van 2008 en omdat de relatie met de Hogeschool Zuyd eens wat mocht worden aangetrokken, maakten we foto’s. Levensgrote foto’s. Nee, wij niet, maar tweedejaars studenten fotografie van de Hogeschool Zuyd. We lieten ze kiezen uit een paar thema’s: contextgeneeskunde, de academische praktijk, leren, de wachtkamer, de stelling. Ze kozen de 2 laatste. Verschillende wachtkamers van huisartsen werden op de plaat gezet en stukjes daarvan werden in een collage verwerkt. Het resultaat laat zien dat gelukte plaatjes vaak in een klein hoekje zitten, maar dat vele wachtkamers toch wat fleur kunnen gebruiken, wat durf, wat ondeugd. Het project ‘De Stelling’ leverde 3 verrassende foto’s op. We hadden zo’n 15 proefschriftstellingen uitgezocht van vakgroep HAG gepromoveerden. Daaruit kozen de studenten er twee. De eerste was ‘als mannen gewichtig willen zijn, trekken ze een jurk aan’, van ondergetekende. Ik doelde op pausen, kardinalen, rechters en niet te vergeten hoogleraren. De studenten vatten het anders op en lieten harige mannenbenen zien onder de zoom van een jurk uit, gekiekt onder de onderzoeksbank van een dokter in actie. De plaat zou zo op een cover kunnen van een themanummer over feminisering van het beroep. Pikant detail: de studenten vroegen om een mannelijke huisarts die bereid zou zijn even in jurk te poseren… niemand te vinden. De uiteindelijke poseur staat er zonder kop op. De tweede stelling, van huisarts Roelf Norg, had de intrigerende tekst: Het leven is een sprookje, wie er niet in gelooft bestaat niet. We zien Roodkapje zitten in de wachtkamer, mandje op schoot, voeten verlegen naar binnen staand, blik schuin omhoog starend in de sprookjesruimte. Daarnaast hangt sneeuwwitje. Ze ligt in coma, appel in de afhangende hand, haren gedrapeerd om haar mooie hoofdje. De huisarts heeft de stethoscoop op haar hart gelegd. Zou het dit keer anders aflopen? De (permanente) expositie kreeg een heuse vernissage. Trots waren ze, de studenten en dat zijn wij ook, lopend door de gang. Iets voor een wachtkamer? 8 op één lijn 35 3e uitgave 2009 Onderwijsprijs Clinicus van het Jaar Beste Huisartsbegeleider bij de coschappen 2008-2009 VAN DE REDACTIE Op vrijdag 4 december is de jaarlijkse uitreiking van de onderwijsprijzen georganiseerd door de medische studentenvereniging Pulse Master. Er zijn 5 categorieën waarbij door coassistenten op de eerste 4 groepen kan worden gestemd op genomineerden: 1) Arts-assistent perifeer 2) Arts-assistent azM 3) Specialist perifeer 4) Specialist/hoogleraar azM 5) Beste Huisartsbegeleider De vijfde groep, de huisartsbegeleider, dat is een groep die al eerder door studenten is beoordeeld. Het afgelopen academisch jaar hebben 14 huisartsen deze rol gedurende 10 weken als begeleider bij de coschappen (HAB-schap) vervuld. In totaal werden 27 groepen van co’s begeleid. Johan Evers begeleidde de meeste groepen: 4 in totaal. Het totaal gemiddelde van alle scores was een 8,25 en 11 huisartsen scoorden hoger dan een 8 gemiddeld. Hulde dat we (weer) zoveel kwaliteit leveren! Je moet dus van erg goede huize komen wil je genomineerd worden. Dit jaar zijn de genomineerden (in willekeurige volgorde!) voor de prijs voor beste HAB bij de coschappen van het jaar 2008-2009: Wil Keulers (huisarts np) Mieke Winten (huisarts np) Giel Peeters (academisch huisarts in GC Heer Maastricht). Laatstgenoemde werd de afgelopen jaren vaker genomineerd en won ook een aantal keren. Of hem dat weer gaat lukken? Komt allen naar de uitreiking op vrijdagmiddag 4 december in bar “Au coin” in het azM. De borrel start vanaf 17 uur en rond 18 uur start de uitreiking. In het eerste nummer van 2010 leest u de uitslag. Zorginnovatie Terugblik op vooruitgang DOOR LUC GIDDING, ONDERZOEKER Structurele zorginnovaties CAPHRI en SGE – een update Tussen Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE) en UM bestaat al enkele jaren een goede samenwerking. Dat betreft in samenspraak met de Vakgroep Huisartsgeneeskunde onderwijs aan studenten geneeskunde en opleiding van huisartsen, en onderzoeksactiviteiten met CAPHRI. Zo zijn verschillende zorginnovatieprojecten opgezet, waarover hieronder meer. In editie 32 van Op Eén Lijn kwamen Mark Spigt, onderzoeker bij HAG, en Robert Vening, Hoofd afdeling Inhouden Organisatie Zorg bij SGE aan het woord over Zorginnovatie: zorgverbetering in combinatie met implementatie. Nu, één jaar later, willen we graag weten hoe het staat met de Zorginnovaties SGE. Zorginnovaties SGE Op het moment onderscheiden we innovaties op het gebied van cardiovasculair risicomanagement (Merijn Godefrooij), diabetes mellitus (Joris Linmans) en depressie (Luc Gidding). Het voornemen is om dit aantal uit te breiden. Zorginnovatie bestaat uit drie fases. Ten eerste wordt er een probleemanalyse gemaakt, veelal bestaande uit kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Daarna worden op basis van de probleemanalyse, passende interventies ontwikkeld en 9
Pagina 10
op één lijn 35 3e uitgave 2009 geïmplementeerd. De laatste stap is een gedegen evaluatie waarbij niet alleen het klinische effect wordt bekeken maar ook tevredenheid bij zorgverleners en patiënten, de implementatie en de kosten. Ook onderstaande zorginnovaties SGE zijn opgebouwd uit deze drie fases. Hierbij wordt of een totale probleemanalyse gedaan door alle stadia van de eerstelijnszorg, van mogelijke screening tot verwijzing, te onderzoeken (depressie) of er worden specifieke deelgebieden van zorg belicht en geanalyseerd. Zo richt Merijn zich nu voornamelijk op hoogrisico patiënten en het ‘preventieconsult’ en Joris kiest de ingang leefstijl en verandering daarvan bij diabetes mellitus patiënten. Alle relevante groepen hulpverleners en patiënten worden gevraagd naar hun ervaringen en getalsmatige analyses ondersteunen onze conclusies. Uit deze conclusies worden oplossingen samengesteld, wederom in overleg met de mensen in de praktijk, waarna het tijd is om het effect en de praktische bruikbaarheid van onze innovaties te bekijken. De drie genoemde innovaties bevinden zich nu nog in de eerste fase. Doordat deze innovaties naast elkaar lopen, leren we als onderzoekers ook van elkaar en er wordt dan ook veel samengewerkt. De onderzoekers gaan hieronder in op de meer specifieke kanten van hun innovaties. Zorginnovatie Cardiovasculair - Merijn Godefrooij In navolging van de zorginnovatielijnen depressie en diabetes mellitus ben ik sinds juni dit jaar werkzaam als onderzoeker op een nieuwe lijn: cardiovasculair risicomanagement. Hart- en vaatziekten behoren tot de belangrijkste doodsoorzaken in Nederland en zijn verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van onze zorgconsumptie. We weten dat er een aantal belangrijke risicofactoren is voor het krijgen van hart- en vaatziekten zoals roken, overgewicht, diabetes mellitus, een hoge bloeddruk of een hoog cholesterol. Het merendeel van deze risicofactoren is echter beïnvloedbaar. Door te stoppen met roken, meer te bewegen, af te vallen en gezonder te eten kan het risico dat een persoon loopt op het krijgen van hart- en vaatziekten, en daarmee toekomstig lijden, beduidend verminderd worden. In het najaar van 2008 is in gezondheidscentrum Woensel van SGE een bijzonder initiatief gestart door de zorgverleners uit dit centrum. Gezonde personen tussen de 40 en 75 jaar werden uitgenodigd om deel te nemen aan een ‘preventieconsult’. Deelnemers werden gevraagd een korte gezondheidsvragenlijst in te vullen. Wanneer op basis van hun antwoorden een verdenking op een verhoogd risico bestond, werd aanvullend onderzoek verricht. Voor alle deelnemers werd een inschatting gemaakt van hun risico op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten. Op basis van dit risico kregen zij adviezen voor aanpassing van hun leefstijl. Wanneer nodig werden patiënten doorverwezen naar hun eigen huisarts voor behandeling.De uitkomsten van dit preventieconsult waren verrassend: er werden ruim 1700 patiënten uitgenodigd om deel te nemen, en 75% van hen deed dat. Bij 1 op de 9 personen die een vragenlijst 10 invulden, en bij 1 op de 5 personen die naar de praktijk kwamen voor aanvullend onderzoek werden één of meer risicowaarden gevonden waarvoor een behandeling noodzakelijk is volgens de huidige NHG-richtlijnen. Zowel de opmerkelijk hoge respons als het grote aantal gevonden afwijkingen pleiten voor een meerwaarde van het preventieconsult in de huisartsenpraktijk. Dit preventieconsult dient als basis voor de ontwikkeling van onze zorginnovatie. Op dit moment ben ik de uitkomsten van het uitgevoerde preventieconsult nader aan het analyseren. Daarnaast vinden we het belangrijk om de ervaringen van de zorgverleners en de patiënten die aan het project hebben deelgenomen in kaart te brengen, zodat we van hun ervaringen kunnen leren. Was het preventieconsult in deze vorm praktisch uitvoerbaar? Wat ging er goed, maar vooral ook: wat zou er een volgende keer echt anders moeten? Daarnaast zijn we benieuwd naar de motivaties die patiënten hadden om ervoor te kiezen wel of juist niet deel te nemen aan het preventieconsult. Welke patiënten spreekt het vooral aan? En wie niet en waarom niet? Door antwoord op deze vragen te krijgen, hopen we een aantal aanbevelingen te kunnen doen om het preventieconsult nog verder te kunnen verbeteren, zodat het in de toekomst ook door andere geïnteresseerde praktijken binnen SGE gebruikt kan gaan worden. Zorginnovatie diabetes mellitus – Joris Linmans Type 2 diabetes mellitus (T2DM) is een van de meest uitdagende ziektebeelden van de huidige tijd. Wereldwijd groeit het aantal patiënten met de aandoening snel door vergrijzing, groei van de samenleving, urbanisatie, obesitas en verminderde lichamelijke activiteit. De verwachting is dat het aantal patiënten wereldwijd zal stijgen van 171 miljoen in 2000 naar 366 miljoen in 2030. Studies (zoals de Finnish diabetes prevention study en US diabetes prevention program) hebben aangetoond dat door leefstijlprogramma’s het risico op het krijgen van T2DM drastisch verminderd wordt tot een risicoverkleining van wel 58%. Echter zien we dit niet terug in de dagelijkse praktijk. Maar waarom is dit? Werken deze leefstijlprogramma’s wel in de dagelijkse huisartsenpraktijk? Ligt het aan de mensen zelf? Hoe is de zelfkennis van de patiënt? Schieten de hulpverleners tekort? Of is het van alles een beetje? Als onderdeel van de probleemanalyse, zijn we het effect van de huidige zorg die geleverd wordt binnen SGE aan patiënten met T2DM op gewicht en beweeggedrag aan het onderzoeken. Rick Bekkers, WESP, heeft hier al eerder over geschreven in Op Eén lijn 34. De exacte cijfers zijn nog niet bekend maar het is ons al wel duidelijk dat de huidige zorg geen dalend effect heeft op het gewicht en dat mensen niet meer zijn gaan bewegen. Als we dezelfde resultaten willen boeken in de praktijk zoals in de grote studies (Finnish-DPS, US-DPP), zal er echt iets moeten veranderen in de eerstelijns zorg voor patiënten met T2DM. op één lijn 35 3e uitgave 2009 Om innovaties te ontwikkelen die in de praktijk werken, willen we ook te weten komen wat er speelt bij de patiënten zelf. Wat de barrières zijn, wat de wensen zijn, hoe het ziekte-inzicht is, hoe zij de huidige zorg zien. Eerst hebben we de beschikbare literatuur onderzocht. Daarna hebben we zelf kwalitatief onderzoek gedaan naar zaken die nog niet beschreven waren door focusgroepen te houden met patiënten en hulpverleners met de vraag hoe zij graag een leefstijlprogramma in de praktijk zouden willen zien. Dus een programma dat hanteerbaar is in de dagelijkse praktijk en met als doel forse veranderingen in leefstijl- en diabetesindicatoren. De resultaten van deze studies moeten nog verder uitgewerkt worden. Het onderzoek is vanaf maart 2009 met vliegende vaart van start gegaan. We hebben nu al veel data verzameld waarmee we een paar interessante artikelen hopen te publiceren. Daarnaast geeft het ons de nodige kennis om uiteindelijk een programma te ontwikkelen dat wel effectief is en tevens hanteerbaar is in de huisartsenpraktijk. Zorginnovatie depressie – Luc Gidding Onze samenwerking met SGE is gebaseerd op het principe van geven en nemen. Wij ondersteunen SGE bij het stroomlijnen van de gebruikelijke zorg en SGE voorziet ons van patiënten, data en andere voorwaarden om praktische interventies te kunnen ontwikkelen en te implementeren. Geven Binnen de depressielijn hebben we het afgelopen jaar focusgroepen met (ex-)patiënten, psychologen, POH’ers en huisartsen gehouden naar de ervaren problemen en mogelijke oplossingen binnen de eerstelijnszorg voor depressieve patiënten. Een deel van deze informatie gebruikt SGE om doorlopend de praktijkvoering en de zorg te verbeteren. Zo is een POH-behandeling toegevoegd aan het zorgprotocol, is de informatievoorziening aan praktijken verbeterd en is het multidisciplinair GGzoverleg toegenomen. Verder zijn we toe aan de derde jaarlijkse gezondheidsmeting van de depressieve populatie binnen SGE over verplichte kwaliteitsindicatoren en andere relevante zorgparameters. Hoog of laag ‘scoren’ ten opzichte van andere centra en andere huisartsen staat nooit gelijk aan goed of fout maar is voor ons wel startpunt van een discussie over hoe mogelijke verschillen ontstaan en of we hierop kunnen inspelen. Het blijft niet bij papieren rapportages. Zo heb ik de afgelopen maanden samen met de zorgcoördinator van SGE in elk centrum een presentatie gegeven over de resultaten van de focusgroepen en de metingen. Huisartsen krijgen feedback over hun individuele percentages patiënten met depressieve klachten, antidepressivumvoorschrijfgedrag en registratienauwkeurigheid. Door persoonlijke feedback gaat de samenwerking ook meer leven in Eindhoven, vooral als zorgverleners kunnen zien dat ze zich hebben verbeterd. Nemen Een uitgebreide probleemanalyse levert vele aanknopingspunten om innovaties te ontwikkelen. Door SGE te ondersteunen bij hun structuren en processen, creëren wij bovendien een betere inbedding van ons pragmatisch wetenschappelijk onderzoek. Voorbeeld: SGE heeft als doelstelling om bij elke depressieve patiënt maandelijks een vragenlijst af te nemen om de ernst van de klachten te kunnen volgen. Indien dit alleen wordt gedaan “omdat het in het protocol staat”, dan is hiervoor weinig animo onder huisartsen. Daarom is het belangrijk om eerst de waarde van een depressiescore aan te tonen. We weten uit de focusgroepen dat enerzijds patiënten een score prettig vinden en deze hen houvast biedt bij het inschatten van hun klachten en het effect van behandeling en anderzijds kan er verschil bestaan tussen hoe de patiënt zijn klachten ervaart en hoe de huisarts deze interpreteert. Een score en de vragen in de lijst kunnen dit verschil verkleinen en een goede ingang zijn om specifiek op klachten in te gaan. Als verdere ondersteuning hebben we daarna een project gedaan met de praktijkondersteuners GGz. Zij hebben naast de depressiescore een extra formulier ingevuld waardoor duidelijk werd dat bij sommige patiënten discrepanties bestonden tussen diagnose, klachten en beleid. Verder weten we uit de focusgroepen dat huisartsen het moeilijk vinden, vooral bij milde depressies, om een juiste therapie te kiezen. Door het koppelen van interventies aan bepaalde scores op de vragenlijst, kunnen we ook op deze behoefte inspelen. Nu kunnen we meer maatwerk leveren. Als patiënten al thuis of in de wachtkamer vragenlijsten invullen, is ook dit een obstakel minder. Zorgverleners raken intrinsiek gemotiveerd nu ze merken dat onze oplossingen echt gezondheidswinst, tijd en patiënttevredenheid opleveren. vlnr: Merijn Godefrooij, Joris Linmans, Mark Spigt en Luc Gidding 11
Pagina 12
op één lijn 35 3e uitgave 2009 Opbrengst Ik realiseer me dat het niet vanzelfsprekend is om binnen deze intensieve samenwerking tussen praktijk en wetenschap promotieonderzoek te kunnen doen. Het biedt mij een extra dimensie en extra kansen. Het is voor een onderzoeker belangrijk om regelmatig in de praktijk te komen. Ik merk hoe vaker ik in Eindhoven ben, des te beter ik begrijp welke problemen en gevoelens er spelen. Elkaar beter leren kennen resulteert in een betere samenwerking tussen UM en SGE. We weten dat zorgverbetering moeilijk is en tijd kost. Een van de problemen die praktijkmedewerkers vaak hebben als ze zich (moeten) inspannen voor onderzoek is dat het niet duidelijk is wat het onderzoek oplevert voor de praktijk (“waar doen we dit eigenlijk voor?”). Door samen innovaties te bedenken die echt nodig zijn en effect in de praktijk laten zien, ontstaat er een groepsgevoel bij de onderzoekers en de zorgverleners. ‘Jullie’ wordt dan ‘wij’ en ‘moeten’ wordt ‘willen’. Zo worden ‘veld’ en wetenschap niet alleen samen probleemhouder, maar hopelijk vooral samen oplossinghouder. De dagelijkse coördinatie van de samenwerking op het gebied van onderzoek is in handen van een stuurgroep samengesteld uit SGE en CAPHRI. Voor onderzoekers is het van belang dat, als zij in het kader van hun onderzoek gebruik willen maken van het SGE netwerk, zij tijdig contact opnemen met de voorzitter van de stuurgroep: M.Spigt@hag.unimaas.nl Voor u geschreven in Maastricht ‘Wetenschap in de praktijk’ DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS IN MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT UM Omdat ik deze keer (te) weinig tijd had voor een dekkend overzicht, ben ik voor deze uitgave van ‘Op één lijn’ selectief geweest. Van de 23 artikelen en twee hoofdstukken uit een boek die me de afgelopen acht maanden werden aangeboden, heb ik er drie gekozen om te bespreken. De rode draad in die stukken zou je kunnen omschrijven als ‘zorg door anderen’ dan de huisarts: door de patiënt zelf of door een praktijkverpleegkundige. Om te beginnen een gerandomiseerd onderzoek waaraan Job Metsemakers meewerkte, over de effectiviteit van ‘online’ behandeling van depressie met een cognitiefgedragsmatige aanpak, zonder ondersteuning door een psychotherapeutische hulpverlener. Het Trimbos-instituut ontwikkelde een dergelijk programma, ‘Kleur je leven’ (zie: www.kleurjeleven.nl). Dit internetprogramma is interactief en multimediaal, en bestaat uit acht sessies van een gemiddeld een half uur, plus een negende boostersessie (=opfrisles). Na iedere sessie krijgen de deelnemers huiswerk. Men adviseert de deelnemers per week één sessie door te nemen. Deze behandeling werd vergeleken met een behandeling door de huisarts, volgens de NHGstandaard ‘Depressie’, en met een behandeling waarbij de ‘Kleur je leven’ aanpak geïntegreerd werd in de behandeling door de huisarts. In iedere groep deden ongeveer 100 patiënten met een depressie mee, bij wie de gemiddelde ernst overeenkwam met wat we in de huisartspraktijk zien, mogelijk iets erger zelfs. Welke aanpak werkte het beste, denkt u? Welnu, alle groepen gingen aardig vooruit, 12 de ‘Kleurje leven’ groep het snelst. De combi-groep deed het vanaf maand drie het best, maar na zes maanden was er geen statistisch significant verschil tussen de groepen vast te stellen. In alle groepen lag het percentage patiënten dat vooruitging rond 50% en het percentage dat ‘klinisch relevant’ verbeterde rond 30%. Opvallend was dat deze resultaten bereikt werden ondanks een lage compliance van de patiënten aan de behandelingen. Maar een subanalyse voor de groep die zich wel aan de afspraken hield en ook de computersessies in voldoende mate afmaakte, liet ook geen verschillen zien. De resultaten waren een tegenvaller voor de auteurs, omdat een eerdere studie goede resultaten had laten zien van het ‘Kleur je leven’ programma. De auteurs werden blijkbaar zo somber van hun resultaten, dat ze de mogelijkheid openhielden dat hun bevindingen ook gezien zouden kunnen worden als een beschrijving van het natuurlijke beloop van depressie. Tja, maar om dat te concluderen had er ook een onbehandelde groep patiënten in de studie moeten worden opgenomen. [de Graaf et al]. Internet speelde ook een belangrijke rol bij een onderzoek van onze vakgroep naar ‘zelftesten’: testjes op ziekten die je kunt laten doen zonder tussenkomst van een dokter. Sommigen zien dit als een teken van patiëntenautonomie, anderen waarschuwen voor de nadelen van fout-positieve (angst) en fout-negatieve (patient delay) resultaten. Via een internetpanel dat representatief is voor de Nederlandse bevolking werd het gebruik van zelftesten onderzocht. op één lijn 35 3e uitgave 2009 Met een voor dit onderzoek ontworpen vragenlijst gingen de onderzoekers na hoeveel mensen wel eens zelftesten gebruikt hadden en waarvoor, en probeerden ze ook kenmerken van deze groep te achterhalen. Bijna tweederde van de respondenten had wel eens gehoord van zelftesten, 16% had minstens één keer een test gebruikt, 9% meer dan vier testen. Patiënten testten zich zelf vooral op diabetes, cholesterol, allergie, urineweginfectie, HIV infectie, anemie, ovulatie, menopauze en nieraandoeningen. Men haalt de testjes meestal bij de drogist, of in de apotheek of supermarkt. Ook hier is internet in opkomst: een kwart wordt via internet of tijdschriften besteld. Zelftesters zijn ouder, en zwaarder, en vrouwelijke zelftesters zijn ook beter opgeleid dan niet-testers. Zelftesters vinden zichzelf vaker minder gezond en rapporteren ook vaker een chronische aandoening. Ze gebruiken vaker voedingssupplementen en homeopathische geneesmiddelen. De ene zelftester is blijkbaar de andere niet. Overigens bezocht driekwart van de mensen die een afwijkende testuitslag hadden gekregen, daarna hun huisarts. [Ronda et al] Ja, en als je dan een ‘alledaagse’ of ‘kleine’ kwaal hebt, is het blijkbaar om het even door wie je geholpen wordt. Dat concluderen Angelique Dierick-van Daele en haar medeonderzoekers althans. Zij deden in 15 huisartspraktijken gerandomiseerd onderzoek naar substitutie van zorg door praktijkverpleegkundigen (nurse practitioners, NPs) voor alledaagse problemen, die daarvoor een 2 jaar durende HBOmaster in advanced nursing hadden gevolgd. Denk bij alledaagse problemen aan luchtweg- en KNO-klachten, plasklachten, wonden, klachten van het bewegingsapparaat, gynaecologische problemen en ouderdomskwalen. De huisarts dient aanwezig te zijn voor consultatie en het autoriseren van recepten. Zowel de huisartsen als de NPs konden tevreden zijn: beide groepen scoorden hoog en vergelijkbaar op allerlei aspecten van bejegening, communicatie en informatievoorziening. Alles bij elkaar scoorden beide hulpverleners gemiddeld ‘een 8-plus’. Na twee weken waren bij beide behandelaars de klachten evenveel verbeterd. NPs bestelden patiënten wat vaker terug. Ze deden ook iets langer over een consult (12-22 minuten voor de NPs, 9-20 minuten voor de huisartsen). De auteurs concluderen dat deze gespecialiseerde praktijkverpleegkundigen het eerste ‘point of contact’ in de huisartsenpraktijk kunnen zijn. Daar mag u eens over na gaan denken … [Dierick-van Daele et al.] Referenties De Graaf LE, Gerhards SAH, Arntz A, Riper H, Metsemakers JFM, Evers SMAA, Severens JL, Widdershoven G, Huibers MJH. Clinical effectiveness of online computerised cognitive-behavioural therapy without support for depression in primary care: randomised trial. Br J Psychiatry 2009;195:73-80 Ronda G, Portegijs P, Dinant GJ, Buntinx F, Norg R, van der Weijden T. Use of diagnostic self-tests on body materials among Internet users in the Netherlands: prevalence and correlates of use. BMC Public Health 2009, 9:100 Dierick-van Daele ATM, Metsemakers JFM, Derckx WCC, Spreeuwenberg C, Vrijhoef HJM. Nurse practitioners substituting for general practitioners: randomized controlled trial. J Advanced Nursing 2009;65:391-401. Van patiënt-empowerment naar lotgenotenempowerment Veilig werken & autorijden met diabetes DOOR MARIKA BURDA EN FRANS VAN DER HORST, ONDERZOEKERS Stem van de patiënt Van patiënt-empowerment wordt gesproken wanneer de patiënt als partner in de zorg door de hulpverlener systematisch aangemoedigd en ondersteund wordt. Het gaat erom (een deel van) de regie in het consult in eigen handen te nemen vanuit de betekenis die de chronische aandoening in het dagelijks leven voor betrokkene heeft. Bij lotgenotenempowerment gaat het om systematische aanmoediging en ondersteuning van lotgenoten vanuit ervaringsdeskundig perspectief, in het leren omgaan met de chronische aandoening in het dagelijks leven. Centraal hierbij staat de uitwisseling van kennis en ervaringen met lotgenoten. Lotgenotenempowerment is ouder dan patiëntempowerment maar er is minder over gepubliceerd in wetenschappelijke kringen. Uit eerder door ons uitgevoerd onderzoek1 is gebleken dat zelfmanagement als samenstel van zelfcontrole en zelfregulatie, ingebed in en gericht op het dagelijkse leven, het kerndomein is van ervaringsdeskundigheid. In de literatuur2 wordt een aantal criteria genoemd waaraan iemand moet voldoen om als 13
Pagina 14
op één lijn 35 3e uitgave 2009 ervaringsdeskundige beschouwd te kunnen worden. Samengevat is een ervaringsdeskundige iemand met een chronische aandoening, die daarmee ruime ervaringen heeft opgedaan en deze in redelijke mate heeft verwerkt. Daarnaast heeft hij/zij door uitwisseling en toetsing van deze ervaringen met anderen zodanig zicht gekregen op de praktijk, dat betrokkene niet alleen zelf met de aandoening adequaat kan omgaan, maar ook lotgenoten kan adviseren. Het resultaat van verworven ervaringsdeskundigheid is, dat betrokkenen beter in staat zijn eventuele beperkingen van de aandoening en de gevolgen hiervan voor het dagelijkse leven te hanteren dan niet-ervaringsdeskundigen. Zij zijn ook beter in staat om de regie van het leven in eigen hand te nemen en te houden. Ervaringsdeskundigheid en praktische medische deskundigheid vullen elkaar in het algemeen aan. Vanuit dat gezichtspunt is de volgende hulpverleningssituatie nastrevenswaardig: ‘de persoon met diabetes (of een andere chronische aandoening) en diens hulpverlener zijn twee onderscheiden deskundigen die samen één patiënt begeleiden. Waar Henk van Dam, onlangs alweer een jaar geleden overleden, in zijn hulpverlening en onderzoek de nadruk legde op patiëntenempowerment, leggen wij deze op lotgenotenempowerment. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille die elkaar kunnen versterken. Projecten Binnen het perspectief van ervaringsdeskundigheid, toegespitst op mensen met diabetes mellitus type 1 (DM1) en type 2 (DM2), hebben wij vanuit Caphri/Maastricht University (MU) samen met de Diabetesvereniging Nederland (DVN) twee onderzoeksvoorstellen ingediend bij 14 het Diabetes Fonds, binnen het programma ‘Stem van de patiënt’. Vanuit de vakgroep Huisartsgeneeskunde zijn, behalve Frans van der Horst en Marika Burda, bij de onderzoeken naar ervaringsdeskundig betrokken: Silvia Bours, Marjan van den Akker, André Knottnerus, Harry Crebolder als opvolger van Henk van Dam en Trudy van der Weijden. Daarnaast zijn er ook deskundigen betrokken vanuit andere vakgroepen binnen de MU en externe deskundigen. Beide onderzoeksaanvragen werden gehonoreerd, met name omdat de commissie van mening was dat de onderzoeksresultaten een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van leven van mensen met diabetes mellitus (DM). Het eerste onderzoeksvoorstel heeft betrekking op de ontwikkeling van gedragsadviezen voor automobilisten met DM, ten behoeve van veilige verkeersdeelname. Het tweede voorstel betreft het ontwikkelen van gedragsadviezen om de toegang tot en de deelname aan het arbeidsproces te faciliteren, ook waar het gaat om diabetes-riskante beroepen. Beide onderzoeken zijn verricht vanuit ervaringsdeskundig perspectief, hetgeen wil zeggen dat de geformuleerde gedragsadviezen zijn afgeleid van succesvolle diabetesgerelateerde gedragingen, die gerapporteerd zijn door ervaringsdeskundigen met DM. Verspreiding onderzoeksresultaten Het eerste onderzoek naar diabetes en autorijden is afgerond3. Gebleken is dat er maatschappelijke belangstelling bestaat voor de onderzoeksresultaten. Op verzoek van een afdeling van de DVN heeft de onderzoeker Marika Burda in juni een presentatie gegeven in het Parkstad Limburg Stadion over het onderwerp ‘Hypo’s en verkeer’, toegespitst op autorijden. Door de bezoekers op één lijn 35 3e uitgave 2009 werd veel belangstelling getoond voor dit onderwerp. De gedragsadviezen zijn en worden breed verspreid via kanalen binnen de DVN. Naar aanleiding van deze presentatie hebben Marika Burda en Frans van der Horst op verzoek een interview gegeven voor een artikel over dit onderwerp in de Limburgse Dagbladen. Dit artikel, getiteld: 'met een pruttelend brein achter het stuur', is woensdag 23 september jl. verschenen in het 'Limburgs Dagblad' en 'De Limburger'. Onlangs werd de onderzoeker ook benaderd door een redactielid van het vakblad EADVmagazine (vakblad voor diabetesverpleegkundigen en praktijkondersteuners in heel Nederland). Voor deze beroepsgroep zal een artikel over dit onderwerp in hun vakblad verschijnen in de editie van januari 2010. Het tweede onderzoek naar diabetes en arbeid zak medio 2010 worden afgerond. Mogelijk vervolgproject Momenteel wordt samen met een aantal patiëntenverenigingen gewerkt aan een onderzoeksvoorstel met als doel waardevolle ervaringsdeskundige kennis van jongeren met verschillende chronische aandoening te objectiveren en te implementeren. Deze kennis kan van grote waarde zijn, ook en vooral voor jongeren met een chronische aandoening, die zelf geen of weinig ervaringsdeskundigheid bezitten. Zoals eerder omschreven kan deze kennis bijdragen aan het bevorderen van sociale integratie en maatschappelijke participatie teneinde de kwaliteit van leven van mensen met een chronische aandoening te verbeteren. 1 Horst van der, F., Bours, S., Akker van der, M., Smetsers, B., Bal. R.M., Knottnerus, J.A. (2007). Ervaringsdeskundigheid & ervaringsdeskundige: conceptualisering van de begrippen. Maastricht: Universiteit Maastricht. 2 Rietbergen, C., Mentink, E. & Verkuyl, L. (1998). Inzet van ervaringsdeskundigheid bij (re)integratie van arbeidsgehandicapten: marktverkennend onderzoek. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. 3 Burda, M.H.F., Horst van der F., Akker van der, M. Bours, S. & Knottnerus, J.A. (2008). Ontwikkeling en implementatie van gedragsadviezen ten behoeve van autobestuurders met diabetes mellitus voor succesvol autorijden, op basis van ervaringsdeskundigheid van mensen met diabetes mellitus. Maastricht: Universiteit Maastricht. 15
Pagina 16
op één lijn 35 3e uitgave 2009 Amuse-2: Hou Vol! DOOR PETRA ERKENS, ONDERZOEKER Inmiddels kennen alle ‘Op één lijn’ lezers de Amuse-2 studie wel. Deze studie is een samenwerkingsverband tussen Amsterdam, Maastricht en Utrecht waarin onderzocht wordt of het in de huisartsenartsenpraktijk mogelijk is om met behulp van de klinische beslisregel van Wells en de Simplify D-Dimeer test op een veilige manier een longembolie uit te sluiten. Tijdens de zomervakantie zijn de inclusies wat ingezakt, maar we hopen dat u in het najaar weer elke patiënt met verdenking longembolie wilt vragen voor deelname aan Amuse-2! Landelijk nemen nu 501 patiënten deel aan Amuse-2. Regio Zuidoost Nederland heeft hier 143 patiënten van geïncludeerd. In Amsterdam doen 131 patiënten mee en Utrecht heeft 227 patiënten ingesloten in de studie. Van al deze patiënten heeft ongeveer 46.6% een laag risico (Wells score ≤ 4 & negatieve D-dimeer). We hebben nog zo’n 300 patiënten nodig dus HOU VOL!!! Als u nog niet deelneemt aan Amuse-2, dan kunt u zich nog steeds aanmelden! Neem bij vragen gerust contact met ons op: Marion de Mooij, onderzoeksassistente tel. 043-3882324 Petra Erkens, onderzoeker tel. 043-3882300 amuse-2@hag.unimaas.nl Kijk ook eens op onze website! www.hag.unimaas.nl/amuse-2/zuidoostnederland 16 op één lijn 35 3e uitgave 2009 WESP-onderzoek “Inzicht in rollatorgebruik bij mensen met mobiliteitsproblemen” DOOR SJOERD HOBMA, HUISARTSBEGELEIDER Inleiding WESP Door de toenemende vergrijzing wordt de huisarts steeds vaker geconfronteerd met de vraag om een rollator voor te schrijven. Het percentage ouderen in de samenleving stijgt de komende jaren naar circa 20% van de totale bevolking.1 Hiervan woont het grootste deel zelfstandig thuis. Ook zorgintensieve patiënten worden zolang mogelijk thuis verpleegd en behandeld, wat leidt tot een toename van complexe medische zorg. De rollator is een hulpmiddel dat ertoe bijdraagt de autonomie van deze patiënten zo lang mogelijk te waarborgen.2 Terwijl de rollator een frequent verstrekt hulpmiddel is, zijn de onderzoeksgegevens over rollatoren summier. Vooral is er weinig bekend over verwachtingen van de patiënt betreffende het hulpmiddel, redenen om een aanvraag te doen, initiatiefneming bij aanschaf en de gevolgen van een onterechte afwijzing van de rollator. Verder bestaat weinig inzicht in de wijze waarop hulpverleners en verzekeringsinstellingen omgaan met aanvragen voor dit hulpmiddel en is niet duidelijk of de toewijzing van rollatoren effectief en doelmatig is. Tenslotte is onduidelijk wat het effect van de rollator is op de kwaliteit van leven van patiënten. Genoeg onderzoeksvragen dus, om vier WESP’en tegelijk aan te laten werken. In dit onderzoek wilden we deze punten nader bestuderen met als doel de indicering van rollatoren beter te laten verlopen en onjuiste verwachtingen en motieven bij de patiënt beter te onderkennen. De WESP-en aan het woord Floor van Alst “Onderzoek naar verwachtingen en drijfveer rollatoraanvraag bij patiënt”. Tijdens mijn studie heb ik de volgende vragen onderzocht: • Wat zijn de effecten van onterechte afwijzing op patiënten die een rollator hebben aangevraagd met betrekking tot hun psychisch welbevinden, hun fysieke toestand, het functioneren en de autonomie? • Op welke wijze en met welke drijfveer vragen patiënten een rollator aan? • Wat zijn bij aanvraag de verwachtingen van patiënten van dit hulpmiddel? • Welke overwegingen kunnen patiënten hebben om de rollator niet aan te schaffen? Ik heb diverse zorgverzekeraars gecontacteerd om aan hun percentage afwijzingen en namen van patiënten te komen. Interviews met 23 patiënten die een rollator gebruiken, hebben we kwalitatief geanalyseerd. Zorgverzekeraars gaven aan geen cijfers te hebben over patiënten die een afwijzing voor rollatoraanvraag hebben gekregen. Volgens hen werden alle aanvragen toegewezen wat erop wijst dat er waarschijnlijk te gemakkelijk tot voorschrijven van een rollator wordt overgegaan.Patiënten blijken vaak onvoldoende zicht te hebben op indicaties voor een rollator en soms nauwelijks nagedacht te hebben waarom zij een dergelijk hulpmiddel nodig hebben bij het benaderen van arts of instantie. Het is belangrijk dat zij beter weten wanneer een rollator wel en niet geïndiceerd is, zodat zij hun huisarts niet onnodig benaderen. Richtlijnen en voorlichting door de (huis)arts en zorginstanties zouden hierin een rol kunnen spelen. Dit zou eveneens kunnen helpen om de door patiënten ervaren drempels te verlagen, zoals complexiteit van de aanvraag en schaamte. Omdat in de praktijk blijkt dat wanneer het initiatief tot aanschaf van een rollator niet uit patiënt zelf komt, maar vlnr: Floor van Alst, Ingrid Tournoij, Eward Lindelauf en Michiel Lammers 1 Azivo contract 2002, bijlage, medische zorg in verzorgingstehuizen 2 K. Samuelsson; User satisfaction with mobility assistive devices: An important element in the rehabilitation process; Disability and Rehabilitation, 2008; 30 (7):551-558 17
Pagina 18
op één lijn 35 3e uitgave 2009 uit (huis)arts of naasten, deze vaker niet (goed) gebruikt wordt, dient een inschatting gemaakt te worden door de aanvragend arts/instantie of de rollator ook daadwerkelijk nodig is en of patiënt hem ook zal gaan gebruiken. Indien de rollator nodig is, maar de inschatting voor gebruik van het hulpmiddel is laag, dient de rollator niet zonder meer verstrekt te worden, maar een gesprek met de patiënt aangegaan te worden. Ingrid Tournoij “Onderzoek naar rol huisarts bij voorschrijven rollator”. Ik heb 25 huisartsen geïnterviewd, aan de hand van 9 vragen, over het voorschrijven van de rollator, welke daarna kwalitatief zijn geanalyseerd. Daarnaast heb ik een internetenquête gehouden onder experts (klinisch geriaters, revalidatieartsen, huisartsen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten en verpleeghuisartsen). Bovenstaande experts hebben wij gevraagd wat de indicaties en contra-indicaties zijn voor een rollator. En wat nodig is voor het goed kunnen hanteren van de rollator. Dit om de kennis van huisartsen te kunnen vergelijken met experts. De belangrijkste conclusie uit mijn onderzoek: het zijn vaak de patiënten en/of familieleden die het initiatief nemen. In de praktijk levert het aanvragen van een rollator weinig tot geen problemen op: de aanvraagprocedure is eenvoudig en neemt weinig tijd in beslag, de indicaties zijn vaak duidelijk en er zijn nauwelijks afwijzingen. De indicaties die huisartsen gebruiken komen overeen met de indicaties van experts. De verschillen bij de contra-indicaties echter zijn groot. Ook is uit de enquête gebleken dat huisartsen weinig inzicht hebben in de alternatieven die er zijn voor een rollator. Belangrijk is ook dat bij twijfel advies wordt gevraagd van de fysio- of ergotherapeut. Michiel Lammers “Onderzoek naar rol zorgverzekeraar bij indicatie en toewijzing van de rollator”. Drie onderzoeksvragen staan centraal: • Welke criteria hanteren zorgverzekeraars bij toewijzing van de rollator? • Zijn deze criteria in overeenstemming met het beschikbare wetenschappelijk bewijs? • Worden de criteria in de praktijk op de juiste wijze toegepast? Voor beantwoording van de eerste onderzoeksvraag werden 5 Nederlandse zorgverzekeraars benaderd (CZ, VGZ, Delta Lloyd, OHRA en ZilverenKruis/Achmea) met de vraag of zij criteria konden leveren voor toewijzing van de rollator. Om te controleren of de criteria op correcte wijze worden toegepast in de praktijk, zijn 43 patiënten bezocht die via de genoemde zorgverzekeraars een aanvraag hebben gedaan voor een rollator. Slechts een van de vijf zorgverzekeraars (VGZ) kan duidelijke criteria overleggen voor indicering en toewijzing. De reden waarom de overige verzekeraars geen criteria konden leveren werd niet duidelijk. De gehanteerde criteria door VGZ zijn gebaseerd op een bepaling van de 18 Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) van 1 september 2005 (Regeling Zorgverzekering (RZV), artikel 2.17). De verkregen informatie uit de internetenquête van mijn collega Ingrid Tournoij komen overeen met de regels van het RZV. Het blijkt dat bij 26 van de 43 patiënten een juiste toewijzing is gedaan op basis van de gehanteerde criteria. Bij 13 patiënten was de indicatie voor de rollator afwezig en in 4 gevallen was er sprake van een contra-indicatie. Hierbij moet worden gedacht aan, morbus Parkinson, dyspraxie, zwakte in de bovenste extremiteiten, problemen met de knijpkracht van de handen en een verminderde cognitie of inprenting. Mogelijke alternatieven voor een rollator zijn de wandelstok, de vierpoot, het looprek, (arm)krukken, de rolstoel of het scootmobiel. Samenvattend kan worden gesteld dat veel zorgverzekeraars om onduidelijke redenen vaak geen toewijzingscriteria kunnen leveren. Ook in wetenschappelijke literatuur is weinig informatie bekend over procedure van toewijzing. Het gebruik van de criteria in de praktijk is bovendien slecht, en voor verbetering vatbaar. Eward Lindelauf “Onderzoek naar verbetering ‘kwaliteit van leven’ (KvL) door verstrekking van de rollator”. Mijn vraagstellingen waren: 1. Is er een verbetering van de KvL door verstrekking van de rollator? 2. Welke aspecten van KvL worden volgens de patiënten beïnvloed door de rollator? 3. Zijn er determinanten die de invloed van de rollator op de KvL mede bepalen? Voor de eerste vraag heb ik literatuur- en patiëntonderzoek verricht. Voor de laatste twee vragen is alleen patiëntonderzoek verricht. 57 Patiënten heb ik via woonzorgcentra, thuiszorg, buurthuizen en via bekenden geworven. Criteria daarbij waren: personen gedurende minimaal een jaar in bezit van een rollator en zonder (ernstige) cognitieve problemen. Tijdens thuisinterviews heb ik een drietal vragenlijsten afgenomen: de eerste bevat persoonsgegevens, de tweede bevat aspecten van KvL, waarbij de poefpersonen aangeven of deze door de rollator worden beïnvloed en de derde is de RAND-36/ SF-36, waarmee de KvL van de personen wordt gemeten. Literatuuronderzoek leverde één artikel op waarbij geen verschil in KvL werd gezien. Het onderzoek laat zelfgerapporteerde verbetering van KvL door de rollator zien. Alle aspecten worden door de rollator beïnvloed. De rollator verbetert vooral ‘fysiek functioneren’, ‘rolbeperkingen door fysiek probleem’ en ‘sociaal functioneren’. Rollatoraanschaf op dokters advies is medebepalend voor verbetering KvL. Opmerking: met de tweede vragenlijst werd gemeten of de rollator de KvL verbetert. De resultaten van de RAND-36 had ik niet in dit stukje meegenomen omdat dit onderdeel buiten de onderzoeksvragen valt. (Deze beschrijft hoe de proefpersonen op de RAND-36 scoorden.Daarbij werd een lage score op ‘fysiek functioneren’ en ‘rolbeperkingen door een fysiek probleem’ en een hoge score op ‘sociaal functioneren’ gezien). op één lijn 35 3e uitgave 2009 Project (G)OUD Opsporen van ouderen in een mogelijk kwetsbare positie DOOR MANDY STIJNEN EN INGE DUIMEL, ONDERZOEKERS Door de vergrijzing neemt ook de groep ouderen met complexe en meervoudige gezondheidsproblemen toe. Het niet vroegtijdig signaleren van deze problemen kan leiden tot onnodige hulpbehoevendheid en aantasting van het zelfstandig functioneren. Dit heeft geleid tot het opzetten van een consultatiefunctie voor ouderen in de regio’s Maastricht/Heuvelland en Heerlen/Parkstad onder de naam (Gezond)OUD. (G)OUD Doel van (G)OUD is om ogenschijnlijk gezonde ouderen in een mogelijk kwetsbare positie door middel van een preventief consult vroegtijdig te identificeren en vervolgens binnen de keten (laagdrempelig) te ondersteunen bij het behouden van zelfredzaamheid en kwaliteit van leven. Het gaat hierbij om zelfstandig wonende 75-plussers die een (potentieel) verhoogd risico lopen op kwetsbaarheid op fysiek, cognitief, 19
Pagina 20
op één lijn 35 3e uitgave 2009 emotioneel en sociaal vlak. Uniek aan (G)OUD is dat de consultatiefunctie geen apart bureau is, maar vanuit de huisartsenpraktijk wordt gecoördineerd. De huisarts selecteert ouderen die in aanmerking komen voor de consultatiefunctie en vervolgens gaat de praktijkondersteuner op huisbezoek. Preventief consult Tijdens het huisbezoek aan de oudere maakt de praktijkondersteuner gebruik van de voor (G)OUD ontwikkelde vragenlijst om kwetsbaarheid bij ouderen op te sporen. Deze inventariserende vragenlijst richt zich onder andere op fysieke toestand, leefstijl, sociaal, psychisch, emotioneel en cognitief functioneren. Denk bijvoorbeeld aan medicatiegebruik, visus- en gehoorproblemen, geheugen, vallen, depressie en eenzaamheid. Indien nodig wordt een tweede consult met de oudere ingepland om probleemgebieden uitgebreider in kaart te brengen. Na ieder consult vindt terugkoppeling plaats met de huisarts en worden, samen met de oudere, eventuele vervolgacties besproken: preventief advies, behandeling binnen de eerstelijnszorg en/of doorverwijzing naar een individueel passend zorg- en welzijnsaanbod. Een sociale kaart zal tot op wijkniveau de beschikbare zorg en bestaande interventies in kaart brengen waarnaar de huisarts de oudere op maat kan verwijzen. Na één jaar wordt de oudere opgeroepen voor een nazorgconsult. Onderzoek Medio 2009 is een pilot uitgevoerd bij 241 ouderen uit 21 huisartsenpraktijken naar de praktische bruikbaarheid van de vragenlijst (G)OUD. De resultaten worden gebruikt om de vragenlijst aan te passen en de instructies voor de praktijkondersteuners te verbeteren. Vanaf januari 2010 start het evaluatieonderzoek (G)OUD; een door ZonMw-gesubsidieerd onderzoek binnen het Nationaal Programma Ouderenzorg. Momenteel worden nieuwe huisartsenpraktijken geworven voor deelname aan het evaluatieonderzoek naar de effecten van de consultatiefunctie op onder andere kwaliteit van leven, zelfredzaamheid en follow-up in de keten. Via een Randomised Controlled Trial worden ouderen waarbij de consultatiefunctie wordt toegepast vergeleken met ouderen die reguliere zorg krijgen (controlegroep). Verder wordt onderzocht of de vragenlijst in staat is om vroegtijdig onderscheid te maken tussen gezonde ouderen en ouderen in een (mogelijk) kwetsbare positie. Tegelijkertijd met de effectevaluatie zal een procesevaluatie worden uitgevoerd. Toekomst De procesevaluatie van het preventieve consult en de eventuele verwijzing naar individueel passende interventies, therapietrouw en follow-up worden geëvalueerd vanuit zowel cliënten- als hulpverlenersperspectief. Bij gebleken effectiviteit kan deze opsporingsmethodiek wellicht ook bijdragen aan het verbeteren van de WMO-indicatiestelling. Daarna zal de vraag worden gesteld of periodieke gezondheidsonderzoeken een plek moeten krijgen in het aanbod van de zorgverzekeraar of via de publieke gezondheidszorg. Geïnteresseerd om deel te nemen aan deze studie? Meer info is te verkrijgen bij: drs. Mandy Stijnen, promovendus (G)OUD-evaluatieonderzoek, mandy.stijnen@hag.unimaas.nl, 043-388 22 95 dr. Inge Duimel-Peeters en dr. ir. Maria Jansen, projectleiders/ co-promotoren (G)Oud-evaluatieonderzoek inge.duimel@hag.unimaas.nl, 043-388 29 85 maria.jansen@ggdzl.nl, 043-850 68 90 Improving Behavior In Self-testing (IBIS) Onderzoek naar zelftesten DOOR MARTINE ICKENROTH EN JANAICA GRISPEN, ONDERZOEKERS IBIS STUDIE Een cholesterol zelftest uitvoeren, dat kan toch niet zo moeilijk zijn? Ik heb geen echte aanleiding om een cholesteroltest te doen, en verwacht ook geen afwijkende uitslag, maar ben toch wel benieuwd naar wat eruit komt. Enthousiast begin ik met het openen van het pakketje. Alles zit erin, een prikpen, het plaatje waarop je een druppel bloed moet laten vallen, en zelfs een pleister. Na goed doorlezen van de bijsluiter, begin ik netjes met stap één: je handen wassen. Vervolgens moet je jezelf met 20 de prikpen in je vinger prikken. Dat valt wat tegen, je moet hard tegen de pen duwen, en wetende dat er een venijnig prikje gaat komen is dat best wel lastig. Na wat gegiechel en schijnbewegingen lukt het dan toch om het naaldje in mijn ringvinger te krijgen. Maar vervolgens komt er geen bloed! Na even mijn arm (volgens de bijsluiter) omlaag te laten hangen en wat te stuwen, komt er dan toch een druppel. Helaas moet het hele schijfje binnen drie minuten vol liggen met bloed, wat tot enige paniek leidt. Na nog op één lijn 35 3e uitgave 2009 wat geduw en getrek komt er nog anderhalve druppel, maar mijn minuten zijn inmiddels bijna om, en het schijfje is nog niet helemaal gevuld. We gokken het er maar op. Ik moet na 3 tot 4 minuten de test activeren, maar bedoelen ze dan vanaf de eerste druppel, of vanaf de laatste? Aangezien ik het niet meer precies weet, besluit ik maar direct de test te activeren door aan het pinnetje te trekken. Vanaf nu moet het allemaal vanzelf gaan. Helaas kleurt de ‘ok’ indicator niet blauw na 5 minuten, zoals zou moeten, maar de ‘end’ indicator verkleurt wel volgens plan. Vol spanning ga ik op zoek naar het blauwe streepje waar ik mijn cholesterol zou moeten kunnen aflezen, maar meer dan een blauwe waas kan ik niet ontdekken. Wat een slechte test! Heb ik hier 15 euro voor betaald! En waarom kan ik, huisarts in opleiding, geen simpele cholesteroltest uitvoeren? De rest van de dag loop ik gefrustreerd en chagrijnig door het DEB me afvragend of meer mensen hier last van zouden hebben…. Achtergrond. De afgelopen jaren zijn zelftests voor ongeveer 25 condities op de markt gebracht, zowel in Nederland als in het buitenland. De beschikbare zelftests variëren van testen op cardiovasculaire risicofactoren tot infectieziekten en testen die screenen op kanker. Een zelftest wordt gedefinieerd als: een in-vitro tests op lichaamsmateriaal (bloed, urine, ontlasting of speeksel) die op initiatief van de consument wordt uitgevoerd met het doel om een bepaalde ziekte of risicofactor op te sporen. In 2006 bleek uit een enquête onder Nederlandse internetgebruikers dat 16% van de respondenten ooit een zelftest gedaan had. Bovendien gaf 17% van de respondenten die nooit een zelftest gedaan hadden aan dit ooit te willen doen. Verwacht wordt dat in de toekomst steedsmeer mensen dit gaan doen. Het is echter niet duidelijk of zelftests worden gebruikt op een manier die voordelig is voor de consument, de maatschappij en de gezondheidszorg. Het is daarom belangrijk om mensen goed voor te lichten over zelftesten zodat ze de geschikte test doen en de correcte vervolgacties op basis van hun testresultaat ondernemen. Het doel van ons project is om verbeterde consumenteninformatie te ontwikkelen over zelftesten, in de vorm van een website en decision aid, zodat consumenten tot een weloverwogen keuze kunnen komen. Om het uiteindelijke doel van ons project te bereiken zullen we een aantal deelstudies uitvoeren. In 2008 hebben we via een internet enquête nogmaals in kaart gebracht welke mensen een zelftest doen en wat de prevalentie van zelftesten is. Bovendien hebben we de consumenten gevraagd naar hun informatiegebruik en follow-up gedrag. Zijn ze inderdaad met die testuitslag naar de dokter geweest of hebben ze andere acties ondernomen? Daarna hebben we semigestructureerde interviews gehouden met consumenten die een zelftest voor cholesterol, glucose, blaasontsteking en nierziekten hadden gedaan (de procedure en resultaten van de laatste twee tests worden in deze uitgave door student Marloes Tacken beschreven). Momenteel zijn nog twee WESP-studenten bezig met het interviewen van consumenten die een intentie tot zelftesten hebben en met consumenten die een SOA-zelftest gedaan hebben. Verder zullen we aan de hand van een checklist de kwaliteit van de huidige consumenteninformatie beoordelen. Op basis van de resultaten van deze drie studies zal de nieuwe consumenteninformatie, de website en de decision aid worden ontwikkeld en getest onder consumenten. Samenwerking AIOTHO (Martine Ickenroth) en fulltime onderzoeker (Janaica Grispen) Tijdens mijn sollicitatiegesprek werd mij gevraagd hoe ik erover dacht om met een AIOTHO samen te werken. 21
Pagina 22
op één lijn 35 3e uitgave 2009 En hoe ik dacht om te kunnen gaan met de situatie waarin diegene bepaalde periodes wel en andere weer niet aanwezig is. Ik dacht: “Hoe moeilijk kan dat nou zijn?” En inderdaad, het valt allemaal ontzettend mee. Martine heeft een medische achtergrond en mijn achtergrond ligt op het gebied van de cognitieve psychologie en gezondheidsvoorlichting. In ons project is deze combinatie perfect, aangezien er twee trajecten binnen ons onderzoeksproject zijn uitgezet: de overwegingen van consumenten voorafgaand aan de zelftest (Janaica) en de overwegingen van consumenten naar aanleiding van het zelftestresultaat (Martine). We vullen elkaar goed aan; zowel op onderzoeksgebied als op sociaal gebied. Ook zitten we op dezelfde kamer waardoor de samenwerking wordt gestimuleerd en dit vaak (zeer productieve) brainstormsessies oplevert. Onze goede samenwerking komt voornamelijk door het feit dat we het goed met elkaar kunnen vinden, hoewel we elkaar ook wel eens met naalden en prikpennen te lijf gaan (waarbij tot op heden nog geen ernstig gewonden zijn gevallen). Naast de positieve kanten zijn er natuurlijk ook wel mindere kanten aan zo’n samenwerking. Een goede planning is essentieel, omdat we in bepaalde onderzoeksfasen van elkaar afhankelijk zijn. Deze fasen worden dan ook gepland als Martine fulltime hier is. Binnen andere onderzoeksfasen hebben we beiden een ander traject, dit wordt dan gepland in periodes waarin Martine niet of minder hier is. Voor mij is het elke keer weer wennen als ze lang hier is of lang weg is. In het begin moet ik erg wennen als ze fulltime hier is omdat ik gewend was een kamer voor mezelf te hebben. Gelukkig ben ik daar binnen een week aan gewend en wordt er heel wat afgelachen. Maar dan gaat Martine weer fulltime de praktijk in en ben ik weer alleen op onze kamer. Dat valt altijd erg tegen, dan moet ik weer wennen aan de stilte. Maar al met al, levert de combinatie van AIOTHO en fulltime onderzoeker een prima combinatie op, tenminste... voor ons. Zelftesten Blaasontsteking en Nieren Reden, gebruiksgemak, interpretatie, betrouwbaarheid, follow-up en informatie DOOR MARLOES TACKEN, WESP Mijn WESP stage heb ik gelopen bij Gaby Ronda, Martine Ickenroth en Janaica Grispen bij het project Zelftesten. Zonder ervaring vond ik onderzoek doen in het begin erg lastig, maar hoe langer ik ermee bezig was, hoe leuker het werd. In 2008 heeft een internetenquête plaatsgevonden onder internetgebruikers in Nederland. Uit de eerste resultaten bleek dat 75% van de respondenten ooit had gehoord van een zelftest, 40% had ooit overwogen om een zelftest te doen en 18% had ooit een zelftest gedaan. De 5 meest gebruikte zelftesten in 2008 waren die voor diabetes, nierziekten, cholesterol, blaasontsteking, chlamydia en AIDS/HIV. Het doel van mijn WESP was om door middel van twaalf semigestructureerde interviews met consumenten meer inzicht te krijgen in hoe mensen omgaan met zelftesten voor Blaasontsteking en Nieren. Het onderzoek laat zien dat er verschillende redenen zijn om een zelftest uit te voeren. Deze verschillen onderling per test. Redenen die worden genoemd om een zelftest te doen zijn 22 op één lijn 35 3e uitgave 2009 onder andere het hebben van symptomen, tijdswinst die te behalen is omdat mensen zich een consult bij de huisarts kunnen besparen, een test doen als deze wordt aangeboden (bv in de supermarkt) en dat een zelftest zekerheid geeft. Consumenten blijken het belangrijk te vinden dat ze ‘niet voor niets’ naar de huisarts gaan. De kosten blijken ook een belangrijk aspect te zijn. Als een test gratis wordt aangeboden zijn consumenten sneller geneigd een test te doen dan wanneer een test geld kost. Het aflezen van de niercheck bleek problematisch. De test moet met ochtendurine worden uitgevoerd en bij daglicht worden afgelezen. Omdat de test rond oktober werd verstrekt en het ’s ochtends nog donker was, gaf dit soms problemen met aflezen. Consumenten vinden de test over het algemeen betrouwbaar. Na een afwijkende uitslag gaan de consumenten over het algemeen naar de huisarts die de test herhaalt. De informatie bij de niercheck was duidelijk terwijl het taalgebruik in de bijsluiter van de blaasontstekingtest moeilijk was. Voordat ik aan het onderzoek begon had ik eigenlijk geen goed beeld over zelftesten omdat ik er nooit mee in aanraking was geweest. Tijdens dit onderzoek heb ik een mening kunnen vormen en denk ik dat mensen het beste medici kunnen raadplegen met hun behoeftes/klachten en niet zelf aan de slag moeten gaan met zelftesten. Mensen kunnen een foutpositieve uitslag krijgen en zo de zorg onnodig belasten of een foutnegatieve uitslag krijgen en er uitstel van behandeling optreedt als de consument denkt dat er niets aan de hand is, terwijl er een (ander) ziektebeeld aan ten grondslag ligt. Het is in ieder geval aan te raden te kijken naar de intentietesters, dus de mensen die van plan zijn een zelftest te doen, maar dit nog niet hebben gedaan. Wat houdt hen tegen om een zelftest te doen en wat is hun informatiebehoefte? Ook is het belangrijk door middel van kwalitatief onderzoek erachter te komen hoe huisartsen denken over zelftesten. Huisartsen kunnen inzicht geven in aspecten die voor consumenten belangrijk zijn om te weten voordat ze een test gaan doen. Tevens kunnen huisartsen erachter komen wat voor consumenten een motivatie is om te testen en hier op inspelen. Het is ook belangrijk te kijken naar andere soorten zelftesten zoals HIV. Deze consumenten kunnen heel andere informatie belangrijk vinden en om andere redenen een test doen. Genoeg redenen dus om de ontwikkelingen op het gebied van zelftesten en de promotieonderzoeken van Martine en Janaica op de voet te volgen! Nicotine Vaccinstudie (NicVAX) NicVAX aan de start van race tegen roken DOOR HET ONDERZOEKSTEAM vlnr: Luc (redactie), Casper, Ruth, Anita, Arja, Hilde, Philippe, Onno, Daniel, Jeannique en Pauline De onderzoeksschool CAPHRI van het Maastricht Universitair Medisch Centrum (Maastricht UMC+) en het Slotervaart ziekenhuis in Amsterdam zijn na een vertraging dan toch eindelijk in oktober 2009 gestart met een groot onderzoek naar de effectiviteit van een vaccinatie tegen nicotine(NicVAX) in combinatie met varenicline (Champix) als behandeling voor stoppen met roken. Website: www.hag.unimaas.nl/NicotineVaccinStudie/ De verslavende werking van roken treedt op doordat nicotine uit een sigaret de hersenen bereikt en daar een beloningsgevoel veroorzaakt. Het nicotine vaccin kan er mogelijk voor zorgen dat het lichaam specifieke antilichamen tegen nicotine aanmaakt. Zodra nicotine zich bindt aan deze antilichamen kan het niet meer naar de hersenen worden getransporteerd en mogelijk kan daardoor het bevredigende gevoel dat wordt veroorzaakt door het roken van een sigaret 23
Pagina 24
op één lijn 35 3e uitgave 2009 worden voorkomen. Naast het onderzoeken van de werkzaamheid en de veiligheid van het vaccin zal ook worden bepaald hoeveel antilichamen mogelijk tegen nicotine worden gevormd na vaccinatie met NicVAX en hoe lang deze antilichamen in het lichaam actief blijven. In dit onderzoek wordt varenicline als een tweede geneesmiddel gegeven om deelnemers te helpen om te stoppen met roken. Varenicline doet datgene dat met vaccinaties alleen niet bereikt kan worden: het vervangt de nicotine in de hersenen, voorkomt dat nicotine tot op zekere hoogte wordt gemist en laat het verlangen naar een sigaret afnemen. Binnen het NicVAX-team gaat binnenkort een aantal wijzigingen plaatsvinden. Casper den Heijer en Ruth Brauer zullen afscheid nemen van het project. Philippe Hoogsteder zal het werk van zowel Casper als Ruth overnemen. Hieronder willen Casper en Ruth afscheid nemen en wil Philippe zich introduceren. Verder is het team recentelijk versterkt met 2 nieuwe onderzoeksassistentes: Hilde Bours-Paulus en Jeannique van Kranenburg. Daarnaast bestaat het team nu uit projectleiders Onno van Schayck en Daniel Kotz en onderzoeksassistentes Anita Coumans, Pauline Horsten en Arja van de Voorde. Casper den Heijer Ik ben een klein jaar betrokken geweest bij het NicVAXproject als onderzoeksarts. De tijd die ik aanwezig ben geweest is me erg goed bevallen. Mijn intentie in deze periode is altijd geweest om een promotietraject in te gaan en deze kans heb ik gekregen bij de afdeling Medische Microbiologie in het azM. Hier ga ik me richten op de prevalentie van antibioticaresistentie in de algemene populatie in 9 Europese landen: een grote uitdaging dus! Ruth Brauer Hoewel ik het jammer vind om het NicVAX-project te verlaten, kijk ik erg uit naar mijn nieuwe start in Engeland. Ik ga als promovenda een 'pharmacoepidemiology' traject starten aan de London School of Hygiene and Tropical Medicine, alwaar ik data van een huisartsen registratiebestand ga analyseren om bijwerkingen van nog nader te bepalen medicatie in kaart te brengen. Ik heb een leerzame tijd bij CAPHRI doorgebracht en ben blij dat ik hier een jaar mocht werken. Philippe Hoogsteder Eindelijk ben ik dan klaar met mijn studie geneeskunde en mag ik het NicVAX-project overnemen als promovendus. Daarbij zal ik voor het medische keuren van onze deelnemers ook de taak van Casper den Heijer als onderzoeksarts gaan invullen. Ik zie het project als een enorme uitdaging en samen met een fantastisch team ben ik ontzettend gemotiveerd er een groot succes van te maken. Mijn functie als promovendus ga ik in de toekomst combineren met de opleiding huisartsgeneeskunde. Hilde Bours-Paulus Ik ben 51 jaar, getrouwd en heb 1 dochter van 21. Vanaf 1 september ben ik gestart als onderzoeksassistente op het NicVAX-project. Ik zal vragenlijsten afnemen, vaccin of placebo toedienen en bloed voor verder onderzoek afnemen. Daarbij zal ik ook de nodige administratieve handelingen verrichten. Het zal voor mij een heel andere doelgroep worden dan ik gewend ben. Na meer dan 30 jaar ga ik nu met deelnemers werken en niet meer met patiënten. Daarmee bedoel ik dat deelnemers zelf de keuze hebben gemaakt om aan dit onderzoek te beginnen, terwijl ik jaren gewerkt heb met patiënten die geen keuze hebben kunnen maken. Het zal een hele uitdaging worden, maar ik kijk er met veel plezier naar uit! Jeannique van Kranenburg Ik ben sinds augustus werkzaam bij het NicVAX-project als onderzoeksassistente. Ik ben getrouwd en moeder van 2 dochters van 11 en 13 jaar. Ik vind het ontzettend interessant om aan dit project mee te werken. Het is een uitdaging om mensen van het roken af te helpen en ik ben benieuwd hoe zich dat met het vaccin gaat ontwikkelen. Afgelopen jaar heb ik gewerkt bij de GGD in Maastricht op de afdeling Jeugdgezondheidszorg als jeugdartsassistente. Daar zag ik regelmatig kinderen op mijn spreekuur waarvan de ouders thuis rookten; ook bij kinderen die bijvoorbeeld astma of allergieën hadden. Dus niet alleen voor de rokers, maar zeker ook voor de omgeving is het van belang dat er in de toekomst een anti-rook vaccin komt. Ik hoop dus ook het gewenste resultaat te bereiken! 24 op één lijn 35 3e uitgave 2009 In de prijzen Onderzoeker Tineke van Geel wint internationale prijs REDACTIE Tijdens het 31ste congres van de American Society for Bone and Mineral Research (ASBMR) in Denver, ontving onze eigen post-doc onderzoeker Tineke van Geel de Young Investigator Award. De ASBMR is een wetenschappelijke vereniging van wereldleiders op het gebied van onderzoek naar osteoporose. Om in aanmerking te komen voor deze Award moet je de eerste en 'presenting author' zijn van het hoogst geclassificeerde abstract binnen iedere categorie en recent gepromoveerd zijn (maximaal 5 jaar geleden). Tineke’s presentatie was getiteld: “Development of a Simple Prognostic Nomogram for Individualizing 5-year and 10year Absolute Risks of Fractures in Postmenopausal Women”. Tineke ontving een plaque en een geldcheque. Op de foto staat Tineke (tweede van links) samen met Piet Geusens, Iris Wong en Paul Baldock. Paul is hoofd van de Bone Regulation Group at Garvan Institute for Medical Research (Sydney AUS) en is de begeleider van Iris (promovenda). Piet Geusens (reumatoloog) is samen met Geert-Jan Dinant, de begeleider van Tineke. Promotie “ATP infusions in palliative home care” DOOR SANDRA BEIJER, ONDERZOEKER Op 1 juli 2009 is Sandra Beijer, onderzoeker vakgroep Epidemiologie Universiteit Maastricht gepromoveerd op de studie ‘Toepassing van ATP1 infusen in de palliatieve thuiszorg’. Deze studie is succesvol afgerond mede dankzij de participatie van ongeveer 50 huisartsen uit de regio Maastricht die zich hebben ingezet voor de werving van patiënten. 1 ATP= Adenosinetrifosfaat 25
Pagina 26
op één lijn 35 3e uitgave 2009 In de palliatieve fase treden vaak klachten op zoals pijn, vermoeidheid, benauwdheid, slechte eetlust, ongewenst gewichtsverlies en lichamelijke beperkingen, klachten die de kwaliteit van leven van patiënten met een preterminale vorm van kanker en hun naasten ernstig belemmeren. Tot op heden zijn er echter weinig behandelingsmogelijkheden om vermoeidheid of andere klachten zoals verlies in gewicht en conditie tegen te gaan of te verlichten. Eerder onderzoek bij patiënten met longkanker in een vergevorderd stadium liet zien dat toediening van ATP per infuus een gunstige invloed had op o.a. vermoeidheid, voedingstoestand, kwaliteit van leven en overleving. Gebaseerd op deze gunstige resultaten is een nieuwe studie gestart naar de effecten van ATP infusen op kwaliteit van leven, voedingstoestand en overleving, niet alleen bij patiënten met longkanker maar ook bij patiënten met andere vormen van kanker in een preterminaal stadium. Gebaseerd op het gunstige veiligheidsprofiel van ATP en om de belasting voor de patiënt zoveel mogelijk te verminderen is voor de huidige studie tevens een protocol voor ATP toediening thuis ontwikkeld en geïmplementeerd. Voor de studie kwamen patiënten in aanmerking met kanker in een preterminaal stadium met een geschatte levensverwachting van maximaal 6 maanden voor wie geen curatieve behandelingsmogelijkheden meer voorhanden waren. Geïncludeerde patiënten werden gerandomiseerd voor de ATP of de controle groep. Beide groepen kregen de gebruikelijke palliatieve zorg en gestandaardiseerde voedingsadviezen door een diëtist. In aanvulling hierop kregen patiënten in de ATP groep gedurende 8 weken eenmaal per week een ATP-infuus van 8 tot 10 uur. Het eerste of de eerste 2 infusen werden toegediend in het ziekenhuis, alle vervolginfusen werden thuis toegediend door een ervaren verpleegkundige van de infuusdienst van de thuiszorg. De controlegroep kreeg geen ATP-infusen. Kwaliteit van leven, vermoeidheid, lichamelijke beperkingen, voedingsinname, spierkracht en diverse antropometrische parameters werden iedere 2 weken gemeten tot 8 weken na de start van de studie. Omdat ATP toediening nooit eerder in de thuissituatie had plaatsgevonden werden ook de veiligheids- en logistieke aspecten van ATP infusen thuis geëvalueerd, evenals de acceptatie hiervan door de patiënt. In totaal zijn 100 patiënten geïncludeerd waarvan 51 patiënten zijn toegewezen aan de ATP groep en 49 aan de controlegroep. Door snelle achteruitgang van de conditie of overlijden hebben slechts 57 patiënten de 8 weken durende studie geheel kunnen afmaken. Het merendeel van deze patiënten vond het niet belastend dat de ATP-infusen thuis werden toegediend. Zij gaven aan dat het heel prettig is om tijdens de toediening hun dagelijkse activiteiten te kunnen continueren in hun eigen omgeving. Geen van de patiënten was bang tijdens de ATP-toediening. Bovendien verliepen de meeste ATPinfusen zonder bijwerkingen en waren de bijwerkingen die voorkwamen (o.a. drukkend gevoel op de borst en de behoefte om diep adem te halen) mild en van korte duur en verdwenen deze bijwerkingen snel na het verlagen van de infuussnelheid. ATP bleek een gunstig effect te hebben op de dikte van de triceps huidplooi (maat voor de vetmassa). Bovendien leek er een beperkt verschil in de korte termijn overleving (0-8 weken) op te treden ten gunste van de ATP groep. Bij patiënten met longkanker en bij patiënten zonder recent gewichtsverlies werd ook een gunstig effect van ATP op de overleving in de periode 0–6 maanden waargenomen. Hoewel deze resultaten met grote voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd, is dit effect opmerkelijk omdat onze studiepopulatie bestond uit patiënten met een geschatte levensverwachting van minder dan 6 maanden, die allen niet meer reageerden op levensverlengende behandeling. Voor lichaamsgewicht, spiermassa, voedingsinname, lichamelijke beperkingen, vermoeidheid en kwaliteit van leven was er geen verschil te zien tussen de ATP groep en de controlegroep. Mogelijk waren de patiënten al in een te slechte conditie om nog profijt van de ATP te kunnen ondervinden. Door het late stadium van de ziekte was het bij de meeste patiënten ook niet mogelijk ATP langer dan 8 weken toe te dienen, wat mogelijk te kort was om sterkere effecten van ATP te kunnen waarnemen. Hoewel deze studie belangrijke resultaten heeft opgeleverd, moeten onze bevindingen eerst in grotere, placebogecontroleerde studies worden bevestigd, alvorens definitieve conclusies kunnen worden getrokken. Voor de toepassing van ATP in de klinische praktijk is het daarom nog te vroeg. 26 op één lijn 35 3e uitgave 2009 Afstuderen kaderhuisartsen HVZ HARTelijk gefeliciteerd! DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, CURSUS COÖRDINATOR Op 6 november, bij dit schrijven nog in de toekomst, zwaaien 17 huisarts uit heel Nederland af als kaderartsen hart- en vaatziekten. In het tweejarig traject hebben deze op zich al bijzondere mensen een indrukwekkende groei in expertise doorgemaakt. Ook hebben ze een visie ontwikkeld op eerstelijns hart- en vaatzorg. Vanaf heden hopen we optimaal gebruik te kunnen maken van hun talenten als onderwijzer en adviseur op hart- vaatgebied, waaronder natuurlijk ook Cardio Vasculair Risico Management (CVRM). De werving voor de tweede ronde stagneert. Aan de kwaliteit c.q. reputatie van de opleiding kan het niet liggen. “Te veel werk, te druk in de praktijk”, hoor je collega’s vaak verzuchten. Begrijpelijk, maar zo’n kaderopleiding levert ook energie op! (zeggen de kaderartsen van nu). Dus: geef u op voor ronde 2 kaderopleiding hart- en vaatziekten. Deadline inschrijving 1 februari 2010. start 7 april 2010. Zie voor data en programma: www.hag.unimaas.nl/hvz Yvonne van Leeuwen, coördinator: Yvonne.vanleeuwen@hag.unimaas.nl CAPHRI School for Public Health and Primary Care Van Schayck nieuwe directeur REDACTIE Prof. dr. C.P. (Onno) van Schayck is per 1 september benoemd als de nieuwe wetenschappelijk directeur van Caphri. Hij volgt daarmee prof. dr. Guy Widdershoven op die dit voorjaar een vergelijkbare functie bij het EMGO van VUMC in Amsterdam aanvaardde. Van Schayck (1958) behoeft als voormalig co-directeur en tot voor kort ook interim directeur van Caphri nauwelijks nadere introductie. Wij kennen hem vooral als epidemiologisch hoogleraar verbonden aan de onderzoekslijn astma/ COPD, of beter gezegd van de Stoppen met Roken projecten zoals COSMO en de Nicotine Vaccinatie Studie. Caphri belichaamt de + achter het Maastrichtse Universitaire Medische Centrum (MUMC+). Ambities blijven er, ook ten tijde van afnemende financiële subsidies en toenemende concurrentie. Zo hoopt Van Schayck de huidige status “Very Good” naar “Excellence” in 2010 te kunnen realiseren. Daaraan gekoppeld de ambitie om dat Centre of Excellence te kunnen garanderen voor de toekomst. 27 “De mededeling dat hij ook nog benoemd is tot kroonlid van de Gezondheidsraad is nog een extra gelukwens waard, en mag ons als vakgroep ook weer trots maken”, laat vakgroepvoorzitter Job Metsemakers weten.
Pagina 28
op één lijn 35 3e uitgave 2009 Werkbezoek Down and Happy Under DOOR HENNY LANTMAN, KERSVERSE HOOGLERAAR AVG Henny Lantman (deze zomer nog ‘gewoon’ senior onderzoeker bij onze vakgroep) ging in juli en augustus 2009 op werkbezoek naar Australië voor 6 weken op uitnodiging van Bob Davis, uhd bij het Centre for Developmental Disabilities and Health (CHHH) van Monash University in Melbourne. Het centrum is ingebed in de vakgroep huisartsgeneeskunde. Er werken 14 personen. Huisartsgeneeskunde en CHHH zitten op dezelfde gang, komen elkaar voortdurend tegen en werken samen, o.a. bij onderwijs in het basiscurriculum. Doel van het bezoek was om een samenwerkingsrelatie op te bouwen op onderwijs- en onderzoeksgebied en te zien of studentenuitwisseling mogelijk zou zijn. In Singapore (1) was het heet, en overal was er de H1N1 (Mexicaanse griep). Op het vliegveld werden alle reizigers infrarood getemperatuurd en op het congres 2x per dag. Wie koorts had moest in quarantaine en er werden viruskweken afgenomen. Dat was “toen” zo. De schrik van de SARS, die vier jaar geleden zo veel levens kostte, zat er nog goed in. Het was wel een leuk congres. De presentaties kwamen vooral uit Australië, Singapore, Hongkong, Taiwan, Japan. In de roundtables (een groepsgesprek onder lunchtijd) deed iedereen zijn mond open: de mevrouw uit Vietnam, de Indiase dames, de Indonesiërs, de Pakistani, Maleisiërs en wie er verder allemaal rondliep. Twee Indiase dames kwamen me vertellen over hun band met de SUUD University. Na enig uitvragen leek me dat de Hogeschool Zuyd, via welke het doveninstituut kennelijk lijntjes heeft met India. Mijn eigen keynote ging goed en leverde reacties op. Iemand daagde me uit om psychiatrische aandoeningen niet onder associated comorbidity maar onder secondary conditions onder te brengen om misinterpretatie van probleemgedrag te voorkomen. Daar moet ik nog even over nadenken. Ook bleek dat er nog niks is geschreven/onderzocht over kwaliteit van leven bij mensen met challenging behaviour. Misschien accepteren we inderdaad wel te gemakkelijk dat mensen met probleemgedrag altijd een matig tot slechte kwaliteit van leven hebben. Er was een galadiner met veel speeches en dansjes van de Down syndroom tienerdansgroep, met een zeker schattigheidsgehalte waarbij je je kan afvragen of dat goed is. 28 Centre for Developmental Disability and Health (CDDH) in Victoria Op de poli zag ik de Down syndroom (DS) klanten van die dag (die poli is eens per 2 weken). Er worden mensen door verwezen met een verdenking op Alzheimer. De eerste was een man van rond de dertig, die uiteindelijk waarschijnlijk een depressie had. De tweede was ouder, rond de 50, en zou misschien dement kunnen zijn, maar had nu vooral problemen in zijn redelijk zelfstandige werk; met complexe taken dus. Zijn geheugen was nog goed, net als zijn ADL Depressie? De functie van die poli is consulten op verzoek, en en passant koppelen de dames daar een gestructureerde gegevensverzameling aan vast de Camdex (dementieschaal), een Peabody (als niet-verbale IQ test) en diverse andere geheugentesten. Materiaal voor een promotieonderzoek. Een derde DS patiënt was 28, en had een trage pols; met een ECG bleek hij een pols rond de 35 te hebben. Eerder door de cardioloog gezien, die vond dat dat bij het syndroom hoorde. Nu teruggestuurd, met de vraag om een pacemaker.Diverse gespecialiseerde huisartsen doen hier spreekuur en krijgen patiënten doorverwezen door de huisartsen in en rond Melbourne. Eens per week is er intake, worden de binnengekomen vragen beoordeeld, en verdeeld naar de expertise van de teamleden. Huisartsen kunnen verwijzen, maar ook zorgvoorzieningen. Bij een verwijzing hoort een uitgebreide vragenlijst zodat de intakers zich een beeld kunnen vormen van hoe de vraag te beantwoorden. Veel nieuwe aanmeldingen. Terugbestellen gebeurt incidenteel, bijvoorbeeld bij de naltrexone; zo’n patiënt moet elke 6 maanden geëvalueerd worden, anders krijgt hij geen nieuw recept. Ik zag een 58 jarige blinde man met veel littekens, vooral op zijn hoofd. De verwondingen bleek hij zichzelf te hebben toegebracht. Het is een “succespatiënt”: sinds hij aan de naltrexone is, automutileert hij nauwelijks meer. Heel apart was een meisje met toenemend probleemgedrag. Ze was al lang bekend met autisme en stemmingswisselingen. Bij navraag bleek dat er nieuw personeel in de dagbesteding was. Ze waren bang voor haar en konden daardoor niet de afgesproken structuur bieden. Het meisje kwam met haar moeder, een zorgcoördinator en de manager van het huis. Allemaal coöperatieve vrouwen. Knap vond ik dat de arts hen zelf liet zeggen dat het probleem in de dagbesteding zat en dat een dokter dat niet kan oplossen. op één lijn 35 Ik heb met docenten en met onderzoekers gesproken. Er gebeurt van alles. Daarnaast was er ook gelegenheid voorontspanning zoals kangoeroes zien en in de sneeuw wandelen op Mount Buller (terwijl in Nederland op dat moment een hittegolf was). De rest is teveel om op te noemen. Ik kwam in Sydney (3) op uitnodiging van Sydney University. Ter ere van mij hadden ze een congres georganiseerd over Updates in Intellectual Disability (ID). Hard werken, dat wel. Ik moest donderdag 2x presenteren, en vrijdag nog een keer. Donderdag volle bak: meer dan 80 mensen, een volle zaal en leuke vragen na de presentatie. Zelfs de vice-decaan was verschenen om kennis te maken. Heel apart. De hoofdredacteur van Obesity Review hield een gloedvol betoog over obesity prevention in children with ID. In Australië zijn de mensen die ik ontmoet jaloers op ons AVG specialisme. Hier wordt het werk voornamelijk door huisartsen gedaan, en op sommige plaatsen zijn experts, zoals CDDHV hier, en in Sydney in een aantal ziekenhuizen. Wonderlijk volk, de ID-dokters in Sydney. Bijna allemaal vrouwen, hardwerkend, slim, maar (nog) niemand gepromoveerd, en iedereen klaagt over de drukte. Eerder in Melbourne (2) hoorde ik dat als je meer dan een 0.5 fte aanstelling hebt op UD (=Universitair Docent) niveau of hoger, dat je dan kan promoveren op 3 samenhangende en gepubliceerde artikelen met daarbij een inleiding en discussie. Dat gaat vreemd genoeg zonder begeleiding, maar wel met een beoordeling. Eén promotieonderzoek gaat over psychiatrische aandoeningen bij mensen met Down syndroom. Wat ons bij de discussie bracht of de eigenwijsheid van mensen met Down syndroom en de vaak aanwezige dwangmatigheid nu een psychiatrisch probleem is, of een behavioral phenotype (en dus gewoon bij het extra chromosoom hoort)? In 2008 is al hun onderwijsmateriaal vernieuwd. Ik heb een reusachtig pakket gekregen met leerboek, werkboek een tutorhandleiding en dvd’s. Een kostbaar geschenk. Alle eerstejaars geneeskundestudenten op Monash hebben een verplicht blok van 2 weken met colleges en drie bijeenkomsten over verstandelijke beperkingen. Belangrijkste leerdoel is het aanleren van een respectvolle attitude bij alle dokters in wording, en het afleren van alle vooroordelen (waarbij ouders van patiënten worden ingezet). De boeken en dvd’s worden in de vierdejaars blokken gebruikt waar verstandelijke beperkingen (VB) als vast onderdeel in zit. Groot voordeel van die dvd’s is dat je niet zo veel mensen met VB hoeft op te trommelen voor het praktijkwerk. Voor de werkcolleges in jaar 4 worden mensen met VB ingehuurd als onderwijzers. Ze worden betaald als tutor zonder voorbereidingstijd en ze worden ook getraind voor die rol. Uiteraard zijn dat mensen met een lichte beperking, maar toch. In groepjes van 8 moeten de studenten kennismaken met een van de tutoren, en vervolgens krijgen ze factsheets van de onderwijscoach over alle mogelijke ziekten, van roos tot diabetes, en van buikgriep tot astma. En dat moeten ze dan in duidelijke taal uitleggen aan de tutor wat die aandoening is, en wat hij/zij wel of niet moet doen. De arme student die over Campylobacter begon (dat is een bacterie die buikgriep kan veroorzaken) had nog wel een lange weg te gaan. Dit onderwijs is verplicht voor alle geneeskundestudenten vanuit de gedachte dat iedere dokter mensen met VB in zijn praktijk tegenkomt.Ik sprak met enkele PhD studenten. Er gebeurt hier veel ineen lijn ‘challenging behaviour’ dat volgens sommige politiek correcte Australiërs voortaan ‘behaviours of concern’ genoemd moet worden. Eén onderzoeker is al ver met ‘Determinants of challenging behaviour’, waarvoor zij circa 75 mensen en hun naasten allerlei vragenlijsten heeft laten invullen over soort en ernst van gedrag waarbij ze allerlei schalen die communicatie, mate van beperking en psychiatrische aandoeningen meten moeten scoren. Iedereen wordt door een plaatselijke huisarts nagekeken volgens het hier gebruikelijke protocol. Die huisartsen krijgen daar een vergoeding voor. Op indicatie wordt er nog een uitgebreider onderzoek gedaan door de psychiater of een onderzoek naar de communicatieproblemen door de logopediste. Tot nu toe blijkt dat de psychiatrische schalen allemaal wat anders meten. Er blijken twee soorten probleemgedrag te zijn: één waar anderen erg veel last van hebben en één waar anderen zich niet aan storen. De spannende vraag blijft of probleemgedrag meer gerelateerd is aan gezondheid, communicatie dan aan psychiatrische beelden. Ik bezocht een andere universiteit in Melbourne (2). Bij de afdeling Disability Studies aldaar zitten vooral social workers en bewegingstherapeuten. Ze doen uitgebreide sportprogramma’s voor mensen met VB. Iemand van hen promoveert binnenkort op een onderzoek over het meten van bewegingsactiviteiten. Vrijdag was ik uitgenodigd door het lokale (staats-) bestuur. Zij hadden een hele ochtend bedacht met onderwerpen waarover ze van mij wilden horen (iemand had mij goed gegoogle-d). Er zaten 30 mensen in de zaal. Goed publiek, leuke adequate discussies. Er was ook een 84 jarige moeder, die haar zoon met Prader- Willi had meegenomen. Ze was ook advocate (=wettelijk vertegenwoordiger), en advocates 29
Pagina 30
op één lijn 35 3e uitgave 2009 worden hier overal bij uitgenodigd, en ik heb er veel gesproken. Danny, een coassistent, wil eigenlijk AVG worden, maar dat bestaat hier nog niet. Hij ziet zijn traject als: eerst huisarts worden, en dan hopen dat er in Melbourne een Masters studie gezondheid en VB gestart is. Danny moet eerst nog een jaar internship doen, dat mag hier alleen maar in een ziekenhuis, niet bij een huisarts. En daarvóór gaat hij nog een buitenlands coschap doen in Glasgow. Ik heb hem gezegd dat we kunnen kijken of hij t.z.t. ook in Nederland wat kan doen. Research. Of patiëntenwerk, als hij Nederlands wil leren. Maar dan kijkt hij heel ongelukkig als ik dat zeg. Brisbane (4) Op het Queens Centre for Intellectual and developmental Disabilities wordt voornamelijk onderzoek gedaan. Er is een polikliniek, maar veel kleiner van omvang dan in Melbourne. Hier lopen verschillende RCT’s die allemaal gaan over de effecten van gezondheidsmonitoring voor mensen met verstandelijke beperkingen. Volwassenen, schoolverlaters, ontslagen gevangenen voor zover ze een VB hebben. Dat zijn er best veel hier: een verstandelijke beperking is geen uitsluitcriterium om in de gevangenis te komen na een misdrijf. Ik hield een praatje voor dat onderzoeksteam en ik werd uitgenodigd door de huisartsen voor een presentatie op hun woensdagse lunchbespreking. Ook hier goede vragen, en enthousiaste mensen. Het onderzoeksteam zit op een andere locatie dan de huisartsen en je merkt meteen dat de samenwerking dan ook meer op afstand is. Een wonderlijk verhaal was ook de poli VB in Brisbane. Die mocht niet gepland worden op de dagen dat de psychiaters poli draaiden. Ze gebruiken dezelfde wachtkamer en de psychiaters wilden niet dat hun patiënten al die kwijlende en schreeuwende mensen zagen. Politieke correctheid bestaat kennelijk niet in deze provincie. Casus onderwijs en stationstoetsen Ze doen hier stationstoetsen met gezondheidsproblemen van mensen met VB. Een docente heeft een klein clubje met twee van de huisartsen van het centrum, en met zijn drieën bedenken ze casus en werken die uit. De 28-jarige man met Downsyndroom en dementie van een paar weken geleden (die een pols van 35 bleek te hebben en doorverwezen is voor een pacemaker) figureert nu als vrouw in een stationstoets in wording. Net als het zestienjarige rolstoelbehoeftige meisje met een ernstige VB en overmatig bloedverlies bij de menstruatie, voor wie de moeder om een baarmoederverwijdering kwam vragen. Want haar vriendin was daar ook zo van opgeknapt. Je kunt veel toetsen aan zulke casus: kennis, vaardigheden, attitude. Maar het formuleren moet wel precies. De docentes maken ook korte casus voor de schriftelijke toetsen die de studenten jaarlijks moeten doen. Prachtig materiaal. Dit moeten we in Nederland ook gaan doen! De laatste week voor de vakantie in Alice Springs (5) Mijn laatste werkweek was in Monash. Daarna vlogen we 30 naar Alice Springs voor vier weken vakantie. Een week van afronden en afscheid nemen. De laatste hightlights. Ik sprak een Human Relations consultant, die seksuele voorlichting geeft aan kinderen met lichamelijke en/of geestelijke beperkingen, onderzoek en therapieën doet bij mensen met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Vaak een combinatie van autisme en/of nooit voorgelicht zijn. Net als bij ons dus. Heldere taal en mooi voorlichtingsmateriaal. Op een van mijn laatste dagen deden we nog 3 visites, huisbezoeken op 250 km van Melbourne. De eerste was bij een vrouw met ernstig probleemgedrag, die alleen met voortdurende 2:1 begeleiding woonde in een huis. Het huis had een voorruimte met slaapkamer en badkamer voor het personeel; dan een veiligheidsdeur met daarachter haar ruime woonvertrekken. De ernstig autistische dame (19 jaar) kon goed aangeven wanneer het personeel, of het bezoek (wij) moest verdwijnen. Daarna kon zij de deur dicht doen en tegen de muren bonken. En ze had een premenstrueel syndroom dat vanwege misverstanden met moeder niet behandeld werd. Ze kon uit het hoofd muziek naspelen op de piano, schreef letterlijke dialogen uit het hoofd op haar pc over. Hoezo VB? Volgens ons puur Asperger maar zo sociaal gehandicapt dat het nooit gelukt was om een fatsoenlijke test af te nemen. De tweede was een spastische vrouw met epilepsie, autisme, een bipolaire stoornis en misschien ook nog MS. Haar epilepsie- onmiskenbaar op de webcam van vader- werd niet behandeld omdat de neuroloog geen EEG afwijkingen vond. Voor haar hemiplegie kreeg ze geen fysio omdat ze een verstandelijke beperking had. En voor haar bipolaire stoornis had ze seroquel geregen waar ze alleen maar manischer van werd. De derde was een veertiger met een onbehandelde PKU (een ernstige stofwisselingsziekte, red.) die alleen woonde, in een huis betaald door zijn zeer rijke en in de regio belangrijke vader. Met een zeer doordringende ketonlucht door het hele huis. De laatste man was erg opgeknapt van het alleen wonen, in zijn eigen tuin kunnen rommelen en de liefhebbende staf, die ‘s nachts daar sliep en een aantal uren overdag aanwezig was. Deze man had een uitgebreide voorgeschiedenis van ernstige automutilatie –daar zag hij met zijn hoofd vol littekens ook naar uit. Alle drie presenteerden met probleemgedrag. Alle drie waren door veel specialisten gezien. Maar omdat niemand van de neurologen, psychiaters, huisartsen en wie er verder bij betrokken was de problemen bij elkaar puzzelde, bleef het bij allen modderen met halve diagnoses, verkeerde medicijnen en gebrek aan goede psychologische coaching. Er wordt gepraat over een master voor Health in ID. De overheid lijkt geïnteresseerd. Wie weet gaat het lukken. Danny, de coassistent, is vast van plan specialist in ID te worden. Hij heeft zelfs een cursus Nederlands aangeschaft om een deel van zijn opleiding in Nederland te kunnen doen. Ik voel me bevoorrecht en gestimuleerd door alles wat ik hier gezien en meegemaakt heb. op één lijn 35 3e uitgave 2009 Persbericht 21 september 2009 Dr. Henny van Schrojenstein Lantman – De Valk benoemd tot Hoogleraar Geneeskunde voor mensen met verstandelijke beperkingen Dr. H.M.J. (Henny) van Schrojenstein Lantman – De Valk (Anna Paulowna, 1948) is met ingang van 1 november benoemd tot hoogleraar Geneeskunde voor mensen met verstandelijke beperkingen aan de Faculteit der Medische Wetenschappen van de Radboud Universiteit. Het is een nieuwe leerstoel voor de Radboud Universiteit en een jong specialisme in de academische wereld. Prof. Van Schrojenstein Lantman zal in Nijmegen werken aan een kwalitatief goede en toetsbare gezondheidszorg voor mensen met een verstandelijke beperking en de kwaliteiten van het specialisme verankeren binnen de beroepsgroep van artsen. De leerstoel is gehuisvest bij de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde. Henny van Schrojenstein Lantman zal leiding geven aan het aandachtsgebied Geneeskunde voor mensen met verstandelijke beperkingen. Ze heeft een belangrijke rol in het wetenschappelijk onderzoek en zal deel uitmaken van het opleidingsteam van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde. Het wetenschappelijk onderzoek heeft gestalte gekregen in het in 2007 opgerichte Consortium Verstandelijke Beperkingen Oost Nederland, een samenwerkingsverband tussen het UMC St Radboud en drie grote zorginstellingen voor mensen met verstandelijke beperkingen in de regio. Henny van Schrojenstein Lantman studeerde van 1966-1974 geneeskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze specialiseerde zich op het gebied van de gezondheidszorg voor mensen met verstandelijke beperkingen en promoveerde in 1998 op ditzelfde onderwerp aan de Universiteit Maastricht. Van 1974 tot heden werkte ze als arts in diverse instellingen: de Ederhorst te Ede, Huize Boldershof in Druten en Pergamijn Centre in Echt. Ze was opleidingscoördinator aan de Netherlands School of Public Health te Utrecht (nu NSPOH te Amsterdam). Sinds 1999 is dr. Van Schrojenstein Lantman verbonden aan de Universiteit Maastricht, vanaf 2006 als medeprogrammaleider van het programma Verstandelijke beperking aan de School for Care and Public Health Research CAPHRI. Daarnaast werkt ze als onderzoeker bij de afdeling Huisartsgeneeskunde UM en als AVG (arts voor verstandelijk gehandicapten) bij de Stichting Pergamijn in Echt. Bron: wetenschapsagenda Radboud Universiteit Nijmegen Voetnoot redactie: Henny zal aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht verbonden blijven via een honoraire aanstelling. Op 18 november namen collega’s afscheid tijdens een speciaal hiervoor georganiseerde vakgroeplunch. Jubel-arissen Medewerkers met een ambtsjubileum in 2009 DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE We vieren alles wat er te vieren valt: verjaardagen, geboortes, nieuwe medewerkers, afscheid van medewerkers, promoties en jubilea. Het aantal passerende vla-mails per maand is niet te tellen. In de categorie “jubilea” kan je onderscheid maken tussen UM jubileum (=x jaar bij de universiteit) of een ambtsjubileum (=x jaar ambtenaar). Je kan een ambtsjubileum geheel hebben gevuld met universiteitsjaren, maar soms hebben medewerkers al voordat ze bij de RL of UM werkten, elders bij een overheidsorganisatie gewerkt. En dat telt allemaal mee. Soms is niet helemaal duidelijk wat wel of niet meetelt (dienstplicht?) maar meestal komt het goed en valt er weer wat te vieren. Ten tijde van de AOW discussie lijkt dit misschien minder bijzonder te gaan worden, maar dat valt nog maar te bezien. Wat betreft onze jubilarissen: het zijn collega’s die bijna allemaal een fulltime werktijdfactor hebben/hadden. Hulde aan deze trouwe collega’s! 31
Pagina 32
op één lijn 35 3e uitgave 2009 40 jaar ambtenaar: Frans van der Horst, onderzoeker Rutger Lulofs, gedragswetenschapper 25 jaar ambtenaar: Frits Ruyters, secretariaatsmedewerker onderzoek Pie Castermans, huisartsdocent Huub L’Ortye, secretariaatsmedewerker huisartsopleiding Jean Muris, universitair hoofddocent Maria Mulder, gedragswetenschapper Marga van der Aa, ICT beheer & webmaster Hanny Prick, secretaresse De dynamiek van de huisartsopleiding In 2012 maar liefst 200 aios DOOR PAUL RAM, HOOFD HUISARTSOPLEIDING De huisartsopleiding maakt een stormachtige groei door: in minder dan 5 jaar tijd is het aantal aios in opleiding gegroeid met 50%. Op dit moment hebben we ruim 180 aios, met de nodige consequenties voor werving van staf, opleiders, ziekenhuizen, verpleeghuizen en instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. De minister heeft vlak voor Prinsjesdag besloten om de voorgenomen reductie van het aantal opleidingsplaatsen toch niet door te zetten. Voor ons betekent dat we vooralsnog 66 plaatsen toegewezen krijgen voor 2010 en als dat zo blijft halen we rond 2012 het magische aantal van 200 aios. Het is ons tot nu toe gelukt om de opleidingscapaciteit en het aantal stageplaatsen in evenwicht te houden, terwijl we ook de kwaliteit ervan hebben kunnen verbeteren. Tegelijkertijd is het curriculum voor aios herzien, met het derde jaar als bijzondere exponent daarvan. Programma’s rondom chronische en complexe zorg, gebouwd rond het thema “diseasemanagement”, staan centraal. Externe huisartsen die de kaderopleiding hebben gevolgd spelen daarbij een belangrijke rol, waarbij de vaste huisartsdocenten zich mede daardoor inhoudelijk ook verder ontwikkelen. Zo is onderwijs geven wel een zeer aantrekkelijke manier van nascholing! Huisartsen zijn in de praktijken erg druk met management en andere taken, waardoor de instroom van nieuwe docenten bij de opleiding wordt bemoeilijkt. We hebben veel energie gestoken in het werven van nieuwe stafleden en met succes: alle aiosgroepen worden door voldoende stafleden begeleid. We investeren daarbij veel in de professionalisering van docenten. De docenten zijn onlangs getraind in “toetsen en beoordelen”. Dit deel is soms moeilijk te combineren met de rol van betrokken mentor. Een belangrijke doelgroep voor ons zijn de huisartsopleiders. In het eerste en derde jaar van de opleiding brengt de aios 80% van zijn/haar opleidingstijd door in de praktijk. Didactisch goed geschoolde opleiders zijn daarbij van onschatbare waarde. Om dat te onderstrepen bieden we de opleiders in februari een tweedaagse scholing in Rolduc aan, waarbij werken en ontspannen goed in evenwicht zullen zijn. Onderzoek van onderwijs en vooral het ontwikkelen van nieuwe programma’s en toetsmethoden krijgen de nodige aandacht. Landelijk zijn er ook interessante ontwikkelingen: Huisartsopleiding Nederland is opgericht, dit is een samenwerkingsverband van alle 8 instituten en opleiders. Dat geeft nieuwe impulsen aan het ontwikkelen en landelijk implementeren van onderwijslijnen zoals praktijkmanagement en arts-patiënt communicatie. Dichterbij huis willen we de samenwerking met het basiscurriculum nieuwe impulsen geven. Op de Academiedag op 25 november komt dit thema uitgebreid aan bod. Opvallend dat de combinatie huisartsopleiding en wetenschappelijk onderzoek (uitmondend in een promotie) een revival doormaakt vanwege de nieuwe instroom van aioto’s. Kortom: voldoende dynamiek om het werken bij de opleiding tot een boeiende (extra) baan te maken. 32 op één lijn 35 3e uitgave 2009 De AIOS wetenschapsdag In / boven / tussen en ver van de oren DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE De derde presentatie ging over de behandeling van Carpaal Tunnel Syndroom. De referenten maakten het publiek bekend met een nieuwe term : de JADAD-score om de kwaliteit van een artikel duidelijk te maken en ze introduceerden ook het “number to improve “, een variatie op number to treat omdat echte genezing vaak uitbleef. Er is meer onderzoek nodig om te weten of een injectie op langere termijn effectief is. Op 18 augustus was het weer zover: 5 presentaties door 3e jaars AIOS, die zo lieten zien dat ze de competentie wetenschap en onderwijs goed beheersen. In de afsluitende toespraak schikte de juryvoorzitter Geert-Jan Dinant de onderwerpen elegant rond de oren, terwijl de onderwerpen toch zeer gevarieerd waren. De Aios kiezen de onderwerpen altijd zelf, relevantie voor de huisartsenpraktijk is belangrijk en ook moeten er nieuwe ontwikkelingen te melden zijn als het onderwerp voorheen al eens gekozen is. De eerste presentatie ging over de invloed van bewegen op depressie,waarbij werd vergeleken met het effect van cognitieve therapie. In de bestudeerde literatuur ging het om zeer diverse groepen: van 12-jarige schoolmeisjes tot 65-plussers. Er kon uiteindelijk geen duidelijke relatie tussen bewegen en verbeteren van depressie worden aangetoond. De tweede presentatie : de behandeling van alopecia androgenetica (kaalheid )bij de man. Hoe urgent dit probleem kan zijn werd door de 3 vrouwelijke AIOS aangetoond met foto’s van enkele stafleden van de huisartsenopleiding. De conclusie van het onderzoek was duidelijk: een bewezen goed resultaat van met name finasteride. Echter: een bijwerking zou impotentie kunnen zijn, en dan is het een schrale troost te bedenken: als je haar maar goed zit ! De behandeling van tinnitus (oorsuizen) was het volgende onderwerp. Hoe heftig oorsuizen kan zijn werd door de referenten hoorbaar gemaakt door middel van een gesimuleerde oorsuis, diverse ervaringsdeskundigen herkenden het goed. Een zeer goed te volgen presentatie, door goed gebruik van de computer om de essenties in tabellen versterkt te belichten. Het effect van cognitieve therapie was wel aantoonbaar op de kwaliteit van leven, maar niet op de ervaren tinnitus. Dat lijkt tegenstrijdig maar geeft wel aan wat cognitieve therapie kan. De laatste voordracht ging over verkoudheid en vitamine C. Er bleek onvoldoende bewijs te vinden voor het preventieve effect van vitamine C ( onder mooie namen als Grippostad en Bio-C ). Overigens bleek de placebo het helemaal niet slecht te doen , we gaan ervan uit dat hier de placebo geen vitamine C was. Conclusie in een cartoon: “I am the only person who doesn’t know a cure for your cold: I am a doctor”. Het publiek (vooral andere 3e jaars AIOS die over een half jaar hun presentatie moeten houden, en veel stafleden) discussieerde enthousiast mee. Op een beoordelingslijst werden diverse items gescoord: relevantie, kwaliteit van vraagstelling, search en conclusies, niveau van presentatie en discussie. De publieksjury beoordeelde het referaat over Carpaal Tunnel Syndroom als het beste. De prijs was voor ieder een boek over evidence-based medicine. Van de deskundigen-jury kreeg het referaat over tinnitus de eerste prijs: 300 euro en de nominatie voor de Jan van Es-prijs. 33
Pagina 34
op één lijn 35 3e uitgave 2009 Alumni Hoe gaat het met onze kersverse huisartsen? REDACTIE Na drie jaar intensief wekelijks contact tijdens de huisartsopleiding, verliezen aios en staf elkaar uit het oog. Dat geldt niet voor iedereen, want onder de junior habs zien wij een aantal voormalige aios terug. Wij zijn natuurlijk benieuwd hoe het gaat met de kersverse huisartsen. Van een alumnivereniging is het (nog?) niet gekomen. Wel sturen we de afgestudeerden tot 1 jaar na afstuderen het blad Op één Lijn. Daarom zal in dit blad met zekere regelmaat te lezen zijn hoe het met ze gaat. Wat houdt ze bezig? Hebben ze zich gevestigd? Wat missen ze of wat niet? Welke ambities zijn er?Vinden ze het leuk om huisarts te zijn? Voor de aftrap vroegen we Eefke Pistorius. Voordat ik begon als huisarts was ik wel erg benieuwd hoe het zou zijn om te werken, ook in de diensten, zonder achterwacht, zonder leergesprekken en zonder terugkomdagen. De diensten waren wel wat wennen aangezien hier de dienstenstructuur bestaat uit 24-uursdiensten en ik in Deurne overnacht tijdens de diensten en daardoor langer van huis ben. Daar staat tegenover dat ik overnacht in een B&B, dus prima geregeld. Verder merk ik dat je nog lang niet uitgeleerd bent. Wat dat betreft vind ik het fijn om ook nu met mijn collega’s te kunnen overleggen. Al met al vind ik de overgang tussen de opleiding en het huidige werk erg meevallen en geleidelijk gaan, aangezien je ook in het laatste jaar van de opleiding steeds meer zelfstandiger werkt. Qua terugkomdagen mis ik het spuien en intervisie (naast het carpoolen ernaar toe uiteraard!) misschien nog het meeste en niet zozeer de medische inhoudelijke onderwerpen. Op medisch inhoudelijk gebied is namelijk veel keuze aan nascholing. Het is heel leuk om zelf de onderwerpen te kiezen die aanspreken. Op dit moment ben ik bijvoorbeeld bezig met nascholing over reizigersvaccinatie en spirometrie. Met een paar oudaios heb ik nog goed contact en we hebben ideeën om eventueel samen een intervisiegroepje op te richten.” “Ik ben Eefke Pistorius, in maart dit jaar afgestudeerd als huisarts. In april ben ik begonnen als Hidha voor 4 dagen per week in de huisartsenpraktijk in Deurne, waar ik ook het derde jaar van mijn huisartsopleiding heb gedaan. Eén van de 3 huisartsen ging daar met pensioen en ik kon dus direct na de opleiding aan de slag. De overgang van het aios-zijn naar Hidha ging voor mij wat dat betreft vloeiend. Ik kende immers de praktijk, de collega’s en een deel van de patiënten. De praktijk is een dynamische, moderne, opleidingsgerichte praktijk met een enthousiast team, bestaande uit 3 huisartsen, 2 praktijkondersteuners, 3 assistentes, een aios en vaak ook een co-assistent. Het werken als Hidha hier bevalt me heel goed. 34 op één lijn 35 3e uitgave 2009 Nascholing Vaardighedentoets voor assistentes op de universiteit zeer succesvol DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER ACADEMISERING Daarnaast werd op woensdag 21 oktober jl. op de UM de allereerste Vaardighedentoets (VAT) voor assistentes uit academische praktijken georganiseerd. Dit idee bestond al langer want: waarom zouden we de kennis en de materialen op de uni die normaal voor aios gebruikt worden, niet inzetten voor assistentes? En is het niet leuk om buiten je praktijk maar wel met elkaar (en met ‘vreemde’ huisartsen) te oefenen? We vroegen vooraf toestemming aan de Huisartsopleiding (het zijn hun docenten, ruimtes en materiaal). Vervolgens dienden we de inhoud te bedenken. Angelique Kleijnen, assistente uit Bocholtz, inventariseerde onder de praktijken welke vaardigheden geschikt en gewenst zouden zijn om te toetsen. Wat zijn veel voorkomende handelingen? Doen we moeilijke medische vaardigheden of eenvoudige? En is bloeddruk meten wel zo simpel als we denken? Hoe wordt het aangeleerd op school? De assistentes van de academische praktijken komen vanaf 2001 structureel bijeen om allerhande activiteiten te ontplooien. De totale groep bestaat uit 57 assistentes. Een vaste vertegenwoordiger per praktijk woont het reguliere overleg bij. Wie daar meer over wil weten, kijkt op www.hag.unimaas.nl/assistenten. Dit najaar liepen 2 verschillende nascholingen voor deze groep assistentes: de jaarlijkse spirometriecursus en nieuw: een Vaardighedentoets (VAT). Assistente Monique Ploeg uit Elsloo organiseerde 2 avonden in oktober waarop men kon intekenen voor spirometrietraining in Urmond o.l.v. longverpleegkundige Tim Sales. Eigen curves (goede en foute) uit de praktijken werden hierbij nabesproken. Het bleek al snel dat deze onderwijsvorm waarbij je laat zien hoe je iets doet, en vervolgens gestructureerd feedback krijgt van een docent/observator, nieuw was voor assistentes. Het is een zeer prettige onderwijsvorm waarbij in kleine groepjes gewerkt kan worden. Aios hebben de “luxe” om de vaardigheden, ook wel carrousel genoemd, 1 op 1 te mogen uitvoeren. Voor de assistentes hadden docente Lili Keijzer (huisarts in Ysselsteyn) en ik bedacht dat groepjes van maximaal 5 per vaardigheidsstation, een mooie start zou zijn om dit laagdrempelig maar wel kwalitatief goed uit te proberen. Ook praktisch: welke stations kunnen we aanbieden en welke zijn relevant voor assistentes? En wat is de norm: welk protocol houden we als richtlijn? Vragen assistentes andere eisen van een observator dan huisartsen in opleiding? Kunnen onze observatoren dat? De keuze viel op 3 vaardigheden: bloeddruk meten, Enkel Arm Index bepalen ofwel Dopplermeting en injecteren (subcutaan maar daar werd later intramusculair aan toegevoegd). Het aanbod deden we aan onze 12 academische praktijken en hierop konden maximaal 15 assistentes intekenen. De instroomvoorwaarde was dat zij die vaardigheid regelmatig moesten uitvoeren in hun praktijk. De observatoren 35
Pagina 36
op één lijn 35 3e uitgave 2009 werden de huisartsen Stijn de Vries (Roermond), Jeroen Smeets (Maastricht) en Raymond Leclercq (huisarts np). Docent en omloop was Lili Keijzer, zij organiseert altijd de VAT voor aios. Last but not least werd Luc Gidding, een jonge onderzoeker en niet geheel toevallig redactielid van Op één Lijn (ivm de fotorechten!) gestrikt om proefpatiënt bij de Doppler te spelen. Bloeddruk meten deed men op elkaar en injecteren kon geoefend worden op sponsjes. stethoscoop) en C was injecteren. De observatoren zaten in de betreffende geletterde ruimte te wachten. Een korte kennismaking en er kon gestart worden. Achter elkaar lieten de deelnemers zien hoe zij die vaardigheid beheersten. Meteen werd van alles gevraagd en gezegd. De observatoren mompelden wat, vulden hun scorelijst per assistente in en stelden tussen-tijds vragen als ze zelf niet zeiden waarom ze iets wel of niet deden. De ene vaardigheid gaat sneller dan de andere. Het waren soms driftige discussies: meet je nu 1 of 2 keer onderaan het been? En wat doe je met die scores: neem je de hoogste of het gemiddelde? Verschillen tussen praktijken zijn er, maar wie kan uitleggen waarom dat is? We hoorden ook vaak het woord “zij” vallen: zij willen dit en zij zeggen dat. En zij, dat zijn dan de huisartsen. Al snel gaf men elkaar ook feedback of werden vragen gesteld aan de observator. Het leerrendement was hoog. Hoe fijn is het om vragen te kunnen stellen aan een ‘vreemde’ huisarts! En als de observator het niet zeker meer wist, dan had Lili altijd wel een overtuigend definitief antwoord. Kort van te voren kregen we helaas wat afmeldingen door ziekte van beoogde deelnemers of hun collega’s in de praktijk. Ten tijde van de griepspuiten was het immers alle hens aan dek. Gelukkig kwamen er 11 assistentes naar ons gebouw. Tijdens de ontvangst met koffie, gaf Lili een uitleg aan de deelnemers over de VAT, of beter gezegd, de carrousel. Je kon een aantal van opluchting horen zuchten want enige ‘examenvrees’, daar was wel sprake van. De deelnemers werden verdeeld over 3 groepen. Van elke groep kreeg 1 persoon een lijstje met ABC in verschillende volgordes. Die letters gaven de stations aan: A voor Doppler, B voor Bloeddruk meten (met eigen meter en Voor de pauze werd 1 keer van station gewisseld. Je zag dat iedereen er lol in had gekregen en gretig door ging naar het volgende station. Assistentes die opzagen tegen een bepaald station, begonnen maar meteen. Dat werkte goed. Eigen leerbehoefte werd steeds beter ingebracht. De uitleg na afloop werkte goed. Het scoringslijstje kregen de deelnemers mee, alsook het protocol op papier. De sfeer was erg goed in de pauze en de observatoren en wat verdwaalde aios deelden de kantine. De laatste ronde werd ook vlot afgewerkt. Veel gehoorde leerpunten: plaatsbepalen doppler (onder de juiste hoek en fixeren), manchetten goed om doen (alle beenmachetten zaten verkeerd om) en dat je niet uit elke injectie luchtbellen hoeft te verwijderen. Na afloop vulden alle deelnemers een uitgebreide evaluatie in. Leerzaamheid en relevantie scoorden unaniem bijna maximaal. Organisatie en het motiverende gehalte deden daar niet veel voor onder. Op de vraag of dit ook met de eigen huisarts georganiseerd kon worden, was men beduidend minder enthousiast: liever extern. Zelf een verbeterplan intern opstellen ook niet. Over de gekregen feedback waren de assistentes zeer tevreden. Kritisch naar zichzelf waren ze ook: op de vraag of ze de stations goed beheersten werd eerlijk en dus lager (met name Doppler) gescoord. Na de evaluaties kreeg iedereen een certificaat van deelname en werden de observatoren en de proefpatiënt bedankt met lekkere bonbons. Iedereen had een leuke en leerzame middag gehad. Dat kan je hopen door een goede voorbereiding, maar des te leuker om al die blije gezichten te zien. U begrijpt het: dit gaan we ongetwijfeld vaker organiseren! De suggesties hiervoor zijn ook al gegeven: venapunctie (veel belangstelling), tapen en bandageren, ECG’s, reanimeren, HB prikken…. 36 op één lijn 35 3e uitgave 2009 De opleidingspraktijk: meer dan alleen huisartsen Oog voor de assistente DOOR GERARD BENTHEM, ORGANISATIE De betrokkenheid en het enthousiasme van de assistentes rechtvaardigt een grotere inzet van ze bij de opleiding van de aios. Deze conclusie kunnen we trekken na een middag die we georganiseerd hebben voor de assistentes van de huisartsopleidingspraktijken in Urmond. Inleiding Er is een toenemende aandacht voor de opleidingspraktijk, zowel landelijk als in Maastricht. In ons beleid in Maastricht heeft dat vorm gekregen in het geven van steeds meer aandacht aan het opleiden van opleiders. Er is een volwaardig curriculum ontwikkeld met een indeling in niveaugroepen. Daarnaast zijn er nog tal van zaken ontwikkeld voor opleiders de laatste jaren. Opleiders zijn sterk bepalend voor de opleidingspraktijk. Maar de opleidingspraktijk bestaat uit meer dan de opleider alleen. Het gaat in de opleidingspraktijk ook om de vele medewerkers die er werken, zoals praktijkassistentes, praktijkondersteuners, het gebouw en de inrichting, automatisering en patiëntregistratie en de samenwerking die er is met (huis)artsen en andere disciplines. De praktijkassistente De praktijkassistente is in veel gevallen de rechterhand van de huisarts. Ze is bij bijna alle processen in de praktijk op enige manier betrokken of speelt daar een centrale rol in en de huisartsopleiding heeft tot nu toe onderschat hoe groot de rol van de assistente kan zijn bij de opleiding van de aios. Uit enquêtes en andere gegevens, zoals beoordelingsformulieren, bleek dat de praktijkassistente ingeschakeld kan en moet worden bij een aantal processen die samenhangen met het opleiden van de aios. Voor ons waren heel duidelijke voorbeelden: “het beoordelen van de aios” en “het sturen van een gerichte patiëntenstroom naar de aios”. In officiële beoordelingsformulieren wordt gericht gevraagd naar de mening van de assistente over de aios. Ook blijkt uit enquêtes onder aios en onderzoek dat de aios een overdosis krijgen aan patiënten met de kleine kwalen. Patiënten gericht naar de aios sturen op het moment dat deze met een thema bezig is, zoals diabetes, gebeurt in de praktijk nog weinig. De middag Er waren 5 stafleden (Jos Sleijpen, Rutger Lulofs, Sjef Swaans, Stijn de Vries en Gerard Benthem) bij de middag betrokken, samen met Mariet Wanders en Huub L’Ortye van het secretariaat. Samen wilden we een middag organiseren voor de praktijkassistentes met in ieder geval de twee genoemde thema’s erin. Daarnaast wilden we peilen hoe de ervaringen van de assistentes zijn met opleiden van aios en ook wat ze er van vinden. De middag is begonnen met inleiding over de opleiding van de aios. Er is een samenvatting gegeven van de inhoud en vorm van het aios onderwijs en de organisatie van de huisartsopleiding en de verschillende medewerkers. Daarna gingen de assistentes in subgroepen uiteen en hebben ze hun ervaringen met een aios in de praktijk uitgewisseld met een staflid erbij. Er zijn voordelen genoemd zoals: • Het voegt wat toe • Is gezellig en leuk • Extra impulsen voor de praktijk en ze houden je scherp • Opleiders gaan beter functioneren als huisarts Als nadelen zijn genoemd: • Drukker en rommeliger • Meer te regelen en het kost extra tijd • Aandacht verplaatst zich van assistente naar aios 37
Pagina 38
op één lijn 35 3e uitgave 2009 Maar al met al waren de assistentes heel positief over een aios in de praktijk. Na het uitwisselen van de ervaringen waren er de twee genoemde workshops, die door stafleden zijn verzorgd. De meest opvallende zaken die wij meegnomen hebben als staf: • Assistentes vinden uitdrukkelijk dat ze betrokken kunnen worden bij de beoordeling van de aios en daar zijn heel veel voorbeelden van genoemd • Assistentes vinden dat ze mee kunnen denken over de patiëntenstroom, maar hebben daar informatie voor nodig, zoals leerplan of overleg. Veel assistentes gaven aan dat ze graag regelmatig een trio-overleg willen tussen opleider, aios en assistente. • Veel assistentes vinden dat de aios beter geïntroduceerd moet worden in de praktijken. • Er zijn veel voorbeelden genoemd van de houding die van de aios verwacht wordt: leergierig, werklustig, eigen initiatief en niet-afstandelijk. Waardering De assistentes hebben de middag heel positief gewaardeerd en is als zeer zinvol beoordeeld; het gemiddelde cijfer voor de middag was een acht. Daarnaast zijn er talloze ideeën ingebracht over een mogelijk vervolg op deze middag En dankzij deze waardering zullen we ons ook goed moeten gaan beraden hoe we een vervolg aan deze middag gaan geven. genoeg te spuien vlnr: Sjef, Gerard en Jos Nieuw CHBB-Register Bijzonder bekwaam: Kaderhuisarts Beleid En Beheer DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS-STAFLID “De Nederlandse huisarts heeft een prachtig product, maar zijn winkel is verouderd” aldus Rob Keijzer, apotheekhoudend huisarts in Ysselsteyn, een Peeldorp tussen Deurne en Venray. Op 22 oktober jl. was hij één van de eerste zeven huisartsen die in het voormalige Pesthuis in Leiden zijn registratie als kaderhuisarts Beleid en Beheer in ontvangst mocht nemen. Wij kennen Rob Keijzer vooral als huisartsbegeleider en docent bij de opleiding. Op die manier kennen we al jaren de luxe om gebruik te maken van zijn expertise op het gebied van praktijkorganisatie. 38 Aanleiding voor de instelling van het register zijn de verschuivingen in de eerstelijns gezondheidszorg die vragen om een planmatige aansturing. Daarbij gaat het voornamelijk om verschuivingen in de zorgvraag en de wijze waarop de zorg wordt aangeboden. Te denken valt dan aan de toenemende vergrijzing, patiëntvragen om betere bereikbaarheid en beschikbaarheid en meer maatwerk, meer focus op preventie. En natuurlijk het fenomeen marktwerking en de ontwikkeling van ketenzorgprogramma’s. op één lijn 35 3e uitgave 2009 Kaderhuisartsen Beleid en Beheer vormen een ondersteunend netwerk op het gebied van de praktijkorganisatie in brede zin. Zij zijn inzetbaar voor ondersteuning op individueel niveau, maar kunnen, zo nodig in samenwerking met andere partijen, ook op regionaal niveau ondersteuning bieden bij vragen rond beleid en beheer. Ze beschikken over ervaring met het initiëren van zorginnovaties op regionaal niveau. Verder kunnen ze adviseren bij het opzetten van samenwerkingsverbanden en bij het herinrichten van bestuurlijke structuren. Door instelling van een register voor kaderhuisartsen Beleid en Beheer wordt de kwaliteit van de organisatie van de huisartsgeneeskunde verbeterd. Huisartsen die ondersteuning vragen kunnen er van op aan, dat ze van kaderhuisartsen Beleid en Beheer goed onderbouwde adviezen krijgen voor wat betreft de organisatie van de praktijk en het aangaan van samenwerkingsverbanden. De adviezen van kaderhuisartsen beleid en beheer zijn niet alleen gestoeld op een goede inhoudelijke onderbouwing, maar sluiten ook gemakkelijk aan op de dagelijkse praktijk omdat de kaderhuisartsen in datzelfde vak werkzaam zijn. Daarnaast is een voordeel dat de kaderhuisartsen Beleid en Beheer een landelijk netwerk vormen. Door de registratie van deze huisartsen in een register zijn ze herkenbaar en daarmee inzetbaar voor projecten. Kaderhuisartsen Beleid en Beheer kunnen gericht nascholing geven wanneer nieuwe ontwikkelingen in de (organisatie van de) zorg dat vereisen. Daarnaast kunnen ze gericht bijdragen aan de implementatie van bestaande kwaliteitssystemen, zoals de NHGpraktijkaccreditering, en aan de verdere ontwikkeling daarvan. Zowel op praktijk- als op regionaal niveau kunnen de kaderhuisartsen hun steentje bijdragen aan kwaliteitsmanagement, praktijkaccreditatie, een praktijkplan en projectmatig werken. Daaruit voort komen dan personeelsmanagement, leiding geven, onderhandelen en besturen. Allemaal zaken waar de gemiddelde huisarts niet echt warm voor loopt, en die ook in de meeste huisartsopleidingen slechts sporadisch aan bod komen. Inzicht in deze problematiek is van cruciaal belang, want de huisarts wordt (mede door de zorgverzekeraars) niet alleen aangesproken op de kwaliteit van zijn product, maar ook op de wijze waarop hij dat product aan de man (m/v) brengt. Dat het laatste zo stroef loopt, is volgens Rob Keijzer het gevolg van de energie die de Nederlandse huisarts (terecht) heeft gestopt in de wetenschappelijke onderbouwing van zijn product, waarbij de organisatie van de verkoop is achtergebleven. Volgens hem is dit één van de belangrijkste oorzaken voor de vele conflicten van huisartsen met zorgverzekeraars en VWS. Daarom nog een one-liner van Rob: “huisartsen: niet klagen, maar ondernemen!” De marktwerking is een gegeven, helaas of niet, dus zal de dokterswinkel verfraaid en gemoderniseerd moeten worden. Bedenk daarbij: een doel is een droom met een deadline! En de geregistreerde Beleid en Beheer collega’s kunnen vanaf nu professioneel helpen om die droom te verwezenlijken. Meer en uitgebreider informatie: www.chbb.nl Supervisie deel 3 (slot) Een ontdekkingsreis voor huisartsen DOOR HARRY MULLER EN MARIA MULDER, SUPERVISOREN In deel 1 en 2 van deze reeks schreven we over supervisie aan aios van de Huisartsopleiding. In dit artikel schetsen we de betekenis van supervisie voor huisartsen. We hebben met drie van hen een interview gehouden. Hierin vertellen zij hun redenen voor deelname, hun thema’s en de voordelen van supervisie. Redenen om supervisie te hebben De geïnterviewde huisartsen hebben verschillende redenen aangegeven waarom zij aan supervisie hebben deelgenomen. De ene huisarts volgde supervisie, omdat hij een periode van langdurige vermoeidheid heeft gekend. Een andere huisarts koos voor supervisie in verband met zijn nieuwe rol als Huisartsopleider. De derde huisarts volgt 39
Pagina 40
op één lijn 35 3e uitgave 2009 haar hele loopbaan supervisie. Supervisie biedt deze huisartsen de mogelijkheid om samen andere collegahuisartsen en de supervisor over hun functioneren te reflecteren. In de eerste twee bijeenkomsten maken zij hun aandachtspunten en doelen duidelijk. Daarna worden langzaam hun thema’s helder als zij om beurten hun inbreng met elkaar bespreken. Hieronder staan hun thema’s beschreven. Thema: anderen ruimte geven in gesprekken Dit thema past voor een van de huisartsen in het kader van de rekening van het leven en werken opmaken. Voor hem betekende dit: Wat heb ik tot nu toe in mijn leven bereikt? Hoe wil ik de komende vijf jaar mijn werk en leven inrichten? “Mijn accu was op’, aldus Huub. ‘Ik ben me bewust geworden dat ik in gesprek met patiënten hun behoeften en wensen invul. In combinatie met mijn zelfverzekerdheid denken zij dat de dokter het wel weet en laten het werk aan mij over’. In overleg met collega’s van de eigen praktijk en van de huisartsengroep vond een soortgelijk proces plaats. Huub herinnert zich: ‘Het is teleurstellend voor mezelf dat ik vaak als eerste een standpunt innam, waarop anderen nauwelijks reageerden. Echter, zij gingen later wel met mijn ideeën ervan door. Een medesupervisant verwoordde het zo: zij accepteerden jouw gedrag in de zin: zo is Huub nu eenmaal. Verder realiseerde ik me dat er sprake is van een soort geldingsdrang’. Het bespreken van deze inbreng heeft hem duidelijk gemaakt dat hij op een andere manier dan voorheen in gesprekken kan reageren. Huub erkent: ‘Als patiënten mij hun klachten vertellen, dan vraag ik nu meer dan voorheen naar hun eigen oordeel en naar wat zij in de behandeling willen bijdragen. In vergaderingen geef ik nu eerst anderen de kans om hun mening te geven. Dit heeft me veel moeite gekost. Maar het bespaart me energie.’ Momenteel werkt hij opnieuw gemotiveerd en met veel plezier in zijn praktijk. Thema: helder feedback geven De tweede huisarts neemt deel aan supervisie in verband met de opleiding tot Huisartsopleider. Tom vertelt: ‘Een aios wist haar onzekerheid te verbergen. In het begin was ik me dat niet zo bewust. Ik wilde dit met haar bespreken, maar ik voelde een schroom. Ik dacht dat zij zich persoonlijk aangevallen zou voelen’. Dit thema houdt verband met gedachten die invloed hebben op het gevoel en gedrag van mensen. Tijdens de bespreking werd hem duidelijk dat dit een niet-realistische gedachte was. Tom: ‘Het is me gelukt met haar hierover te praten en beter dan voorheen geef ik aios helder feedback over hun functioneren’. Tom is tevreden met dit resultaat. Thema: me verhouden tot mezelf en anderen De derde huisarts neemt sinds 2002 deel aan de huidige supervisiegroep, bestaande uit collega’s en een supervisor. Het valt haar op, dat gedurende haar loopbaan de thematiek verschuift van de huisarts in relatie tot patiënten naar ikzelf in relatie tot anderen. Anke-Nel: ‘Ik ben me meer dan voorheen bewust van situaties die me emotioneel raken. Dit herken ik in verschillende rollen zoals die van huisarts, huisartsopleider, collega, vrouw, partner en moeder’. Ook haar medesupervisanten hebben een sterke behoefte om over deze situaties te reflecteren (een belangrijk uitgangspunt voor supervisie). Anke-Nel vervolgt: ‘Als de werkdruk toeneemt, ga ik wel eens hierover heen ten koste van mezelf en mijn gezin. Ik merk dat mijn nek en schouders pijn doen. Zo’n signaal met hen bespreken maakt me ervan bewust om andere prioriteiten te stellen.’ In supervisie nemen deze huisartsen afstand van hun dagelijkse werk en maken opnieuw keuzen. Anke-Nel maakt nog een laatste opmerking: ‘Het bespreken van minder prettige voorvallen in het werk maakt me sterker. Mijn motto voor supervisie is dan ook: groeien, snoeien en bloeien!’. De voordelen van supervisie Op de vraag in hoeverre deze huisartsen collega’s willen aanraden om aan supervisie deel te nemen, antwoorden zij enthousiast met JA. Hiervoor noemen zij de volgende punten: • Je wordt je bewust van eigen gedrag en het effect ervan op anderen. Daardoor kun dit bijstellen. M.a.w. je krijgt inzicht in de eigen blinde vlekken. Dit stimuleert jou een andere koers te varen. • Medesupervisanten wijzen jou op zaken, die collega’s met wie je dagelijks werkt, jou niet gemakkelijk vertellen. • Je raakt opnieuw gemotiveerd om met plezier het werk te doen. Zoals één van de huisartsen zei: ‘Ga aan de slag!’. We willen de volgende huisartsen bedanken voor hun medewerking: Huub Schepers uit Bocholtz, Tom Teunissen uit Tilburg en Anke-Nel Vos uit Best. info: E-mail: hhlmuller@planet.nl website: www.mullertc.nl 40 op één lijn 35 3e uitgave 2009 Promotie Lisette van den Bemt, 23 november 2009 te Nijmegen “Monitoring patients with COPD in primary care” COPD is een verzameling van aandoeningen waarbij de luchtwegen van patiënten vernauwd zijn. Die vernauwing neemt in de loop der tijd toe. Aan COPD-patiënten wordt vaak geadviseerd om periodiek naar de huisarts of specialist te gaan voor controles. Uit een inventarisatie blijkt dat de meeste COPD-behandelrichtlijnen adviseren om bij deze controles de longfunctie te bepalen, terwijl ook klachten, rookstatus, conditie en voorkomen van andere aandoeningen (comorbiditeit) vaak genoemd worden. Wetenschappelijk bewijs voor deze adviezen ontbreekt. Aangezien alleen stoppen met roken het longfunctiebeloop positief beïnvloedt, kunnen vraagtekens gesteld worden bij de nadruk op longfunctietesten in behandelrichtlijnen. Veel diagnostische centra in Nederland verrichten periodieke controles van COPD-patiënten volgens de geldende richtlijnen. Het onderzoek van Lisette van den Bemt toont aan dat er geen langetermijnvoordelen waren voor COPD-patiënten die deze controles ondergingen ten opzichte van patiënten die reguliere zorg ontvingen. Verder blijkt uit twee studies dat zowel depressie als obesitas relevante comorbide aandoeningen zijn voor COPD-patiënten. De conclusie van het proefschrift luidt dat periodieke controles beter kunnen worden toegespitst op de individuele situatie van de patiënt waarbij onder andere rekening wordt gehouden met comorbiditeit. Lisette van den Bemt (Breda, 1972) studeerde voeding en diëtetiek aan de Hogeschool ArnhemNijmegen. Ze verrichtte haar promotieonderzoek bij de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde en IQ healthcare, binnen het onderzoeksinstituut Nijmegen Centre for Evidence Based Practice van het UMC St Radboud. Ze is onderzoeker bij de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde. E-mail: l.vandenbemt@elg.umcn.nl Bron: wetenschapsagenda Radboud Universiteit Nijmegen. Stellen zich voor: Petra Vleugels, algemeen secretaresse huisartsopleiding Mijn naam is Petra Vleugels, ik ben 43 jaar en heb 2 kinderen: Jim van 12 jaar en Nik van 7 jaar. Ik ben getrouwd met Ron en wij wonen in Margraten. Bij ons in huis draait alles om voetbal, niet echt mijn hobby, maar ik ga toch af en toe kijken. Na bijna 9 jaar bij Vodafone gewerkt te hebben ben ik in september 2008 begonnen als secretaresse bij de Faculteit der Rechtsgeleerdheid in de binnenstad van Maastricht. Sinds 15 oktober jl. heb ik de overstap gemaakt naar de Huisartsopleiding, als secretaresse bij het Algemeen Secretariaat. Mijn hobby’s zijn lezen, zwemmen en wandelen. Ik heb een aanstelling van 0,6 Fte en werk op dinsdag, woensdag en donderdag als directe collega van Mariet Wanders. 41
Pagina 42
op één lijn 35 3e uitgave 2009 Tjarco Koppenaal, onderzoeker Mijn naam is Tjarco Koppenaal (27) en vanaf 1 augustus ben ik op dinsdagen werkzaam bij huisartsgeneeskunde. Ik ben gedetacheerd vanuit de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven waar ik sinds 3 jaar in dienst ben als fysiotherapeut. Samen met Claudia ben ik woonachtig in Eindhoven. In mijn vrije tijd mag ik graag aan triathlon en wedstrijdzwemmen doen. Voor ik begonnen ben met de opleiding fysiotherapie heb ik aan de Universiteit Maastricht een propedeuse Gezondheidswetenschappen behaald, maar ik ben daar destijds mee gestopt omdat ik het te theoretisch vond en niet kon combineren met mijn sportactiviteiten. Inmiddels zijn de sportactiviteiten wat gereduceerd en bleef het wetenschappelijk onderzoek toch trekken. Om deze reden ben ik afgelopen jaar gestart met de Masteropleiding Fysiotherapiewetenschap aan de Universiteit Utrecht. Momenteel heb ik de pre-Master afgerond en begin ik aan een 2-jarige Master om mijn kwalificatie als wetenschappelijk onderzoeker te behalen. Vanuit het samenwerkingsverband tussen Caphri en de SGE deed de kans zich voor om als wetenschappelijk onderzoeker aan de slag te gaan. Onder begeleiding van Mark Spigt ga ik mij in eerste instantie richten op de vraag in hoeverre onderzoek gericht op chronische zieken ook daadwerkelijk pragmatisch onderzoek betreft en direct toepasbaar is in de 1e-lijns gezondheidszorg. Uiteindelijk wordt het doel om met mijn achtergrond als fysiotherapeut te kijken naar fysiotherapeutische interventies bij chronische zieken. Daarbij zal ik nauw samenwerken met de andere onderzoekers op deze zorginnovatielijn. Op deze manier hoop ik de komende tijd een mooie balans te vinden tussen wetenschappelijk onderzoek en mijn werkzaamheden als fysiotherapeut. Joris Linmans, AIOTHO Na mijn middelbare school wilde ik in Maastricht Geneeskunde gaan studeren. Helaas ben ik tweemaal uitgeloot alvorens ik mocht beginnen met de opleiding (2 jaar Gezondheidswetenschappen Universiteit Maastricht). Na mijn studie ben ik een jaar werkzaam geweest als poortarts in Den Bosch. Het huisartsenvak heeft me altijd geboeid tijdens de opleiding. Maar na het jaar op de spoedeisende hulp wist ik het zeker: ik wil huisarts worden. Echter wilde ik ook graag naast de opleiding een mogelijkheid om de diepte op te zoeken. Na enkele gesprekken met mensen binnen de vakgroep kwam ik terecht bij Mark Spigt en André Knottnerus en ben uiteindelijk aangenomen als promovendus op de zorginnovatielijn diabetes binnen Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE). 42 In september 2008 ben ik begonnen met de huisartsopleiding wat me zeer goed bevalt. Het is goed om te merken dat de keuze die je maakt in de praktijk ook echt de juiste is. In maart 2009 ben ik van start gegaan met het onderzoek. Tot maart 2010 ben ik 50% werkzaam als arts in AIOS en 50% werkzaam als onderzoeker. Kortom een geweldige mogelijkheid om zowel huisarts te worden als onderzoeker. Binnen de zorginnovatielijn diabetes ben ik op dit moment bezig met een observationele studie, waarover elders in deze editie meer. Met erg veel plezier heb ik het afgelopen jaar samengewerkt met de vakgroep. Ik hoop deze prettige samenwerking in ieder geval de komende 5 jaar te mogen voortzetten. op één lijn 35 3e uitgave 2009 Felix Punt, gedragswetenschapper mij vervolgens - na anderhalf uur en snel ter been – te Roermond naar Perron Eén te spoeden om daar de trein naar Maastricht te nemen. Inderdaad, wat helaas niet altijd lukt. Te Maastricht opnieuw Veolia naar Randwyck, en vervolgens nog tien minuten te voet. Tjonge, ik lijk wel gek. Wat drijft mij in hemelsnaam tot zulke moeizame expedities naar het diepzuidelijke achterland? Ik kan u twee goede redenen geven. In ieder geval is daar de kwaliteit van de broodjes die ik twee weken terug bij ons in de pantry van de huisartsenopleiding zag staan. Ergens was een lunch geweest, en het overschot was voor ons neergezet. Maar wat heet ‘restjes’! Noorderlijker in het land serveren ze broodjes ‘een hompje deeg gelijk’. Die van de HAG hadden een glanzend laagje bovenop! Meteen geurende herinneringen aan mijn jeugd, toen er nog eigeel over het deeg werd gestreken voordat het in de oven ging. Kwaliteit dus – en ik vertel het heel Nijmegen rond, dat ik om de kwaliteit naar Maastricht ben gegaan en natuurlijk ook om mijn (sinds juli) nieuwe baan als gedragswetenschappelijk docent in de 3e jaar van het aios-curriculum van de huisartsenopleiding.. Nergens anders trof ik zulk een samengaan van de begrippen gemotiveerd, deskundig, zorgvuldig en collegiaal, en juist deze combinatie maakt mijn reis ‘licht’ en de moeite absoluut waard. Ook in mijn eigen leven heb ik op werkgebied meerdere haltes aangedaan, die mij hebben uitgerust op het gebied van communicatie, onderwijs, training, coaching etc. Als psychoTwaalf keer! Precies twaalf keer stopt het Veolia treintje tussen Nijmegen en Roermond. Sinds kort ben ik in de gelukkige omstandigheid dit één of twee keer per week in volle omvang participerend te mogen ondergaan. Om loog ken ik de verslavingszorg, het pastoraal werk (!), de ‘tweede generatie oorlogsproblematiek’, het eerstelijnswerk en de palliatieve zorg van binnen uit. Ik weet niet meer hoeveel mensen ik in de loop van de jaren heb mogen begeleiden, inclusief huisartsen en specialisten. Maar ik was toe aan nieuwe kwaliteit en ik heb deze gevonden op de huisartsenopleiding te Maastricht. Samen met een HAB begeleid ik een groep enthousiaste derdejaars huisartsen-in-opleiding. Sinds vorige week is daar ook de intervisie aan een groep opleiders bijgekomen. Welnu: ik voel mij door dit werk zeer prettig uitgedaagd, alsook door het thema: leren in de groep en didactiek in het algemeen. Maar uiteindelijk natuurlijk ook door de glanzende broodjes, die steeds maar blijven lachen alsof ze zeggen willen: “Neem mij, neem mij, hap in mij!” Ja, dan geurt het weer echt naar tweeënvijftig jaar geleden, toen de broodjes door de bakker werkelijk zo lekker mogelijk werden gemaakt. 43
Pagina 44
op één lijn 35 3e uitgave 2009 Donna & Rico, Onderzoekers aan de PIL Wij zijn Donna Bosch-Lenders en Rico van Scheijen. Samen zullen wij de komende 3 jaar als onderzoeker werken aan PIL: Polyfarmacie Interventie Limburg: teveel of te weinig? Ik, Donna, ben 31 en net klaar met de huisartsopleiding. Vanaf 1 oktober 2009 zal ik samen met Rico de komende 3 jaar 2 dagen per week werken aan PIL. De overige 3 dagen werk ik als huisarts in MCWK, een academisch huisartsen gezondheidscentrum in Kerkrade. Ik, Rico van Scheijen ben 29 jaar en sinds 2 jaar openbaar apotheker. Ik ben mijn werkende leven gestart in Amersfoort. Sinds 1 mei 2009 woon en werk ik als openbaar apotheker in Maastricht in apotheek Mosae Forum. Hoewel ik van oorsprong geen banden heb met de stad Maastricht, heb ik hiervoor gekozen omdat ik hier op termijn de kans krijg mijn droom als apotheekeigenaar te verwezenlijken. Naast het verwezenlijken van mijn eigen apotheek heb ik ook de kans gekregen om samen met Donna de PIL-studie op poten te mogen zetten. De begeleiding is onder andere in handen van Jelle Stoffers en Marjan van den Akker van de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Hugo van der Kuy, ziekenhuisapotheker Orbis. Verder zitten in de projectgroep André Knottnerus, Jos Schols, Mark Spigt, Wolfgang Viechtbauer en Frank Soomers. In MCWK heb ik, Donna, 3 jaar geleden tijdens mijn opleiding een interventie ontwikkeld voor polyfarmacie patiënten. Wat mij vooral is opgevallen, is dat voor een goede medicatiebeoordeling van polyfarmacie patiënten samenwerking essentieel is. Vooral samenwerking tussen patiënt, apotheker en huisarts is erg belangrijk. Maar de specialist moet absoluut betrokken worden in het gehele proces, om een effect te krijgen die niet in korte tijd weer uitdooft. De medewerking van de specialist verhoogt ook de bereidheid van de patiënt om eventuele wijzigingen in zijn medicatie te accepteren en op te volgen. Daarnaast is vanwege de complexiteit en de weinige tijd die huisartsen nog maar hebben om met een patiënt de diepte in te gaan, de rol van de praktijkondersteuner van wezenlijk belang. Zij heeft een belangrijke brugfunctie tussen patiënt en artsen; zij heeft tijd voor de patiënt, zodat er ook duidelijk aandacht kan worden geboden aan het verhaal van de patiënt. Zo komt essentiële informatie makkelijker op tafel, en lijkt het zo te zijn, dat de factoren die therapietrouw belemmeren eerder weg kunnen worden genomen. De aandacht voor de oudere patiënt heeft de laatste jaren een enorme vlucht genomen en zal ook u niet zijn ontgaan. Ook de aandacht voor polyfarmacie wordt steeds groter, echter een goede manier om de medicatie van deze patiënten te beoordelen ontbreekt nog steeds. Dat er bij deze patiënten vaak onderbehandeling, bijwerkingen, therapieontrouw, medicatie-interacties en meer medicatie-gerelateerde opnames optreden, is inmiddels bekend. Dat het vaak ook nog eens om oudere patiënten gaat, waarbij de farmaco-kinetiek anders is, is wel bekend, maar er wordt nog weinig mee gedaan. Wij hopen met onze interventie samenwerking tussen diverse disciplines te bevorderen, waardoor het aanpakken van polyfarmacie makkelijker en meer gestructureerd wordt. Aandacht voor de patiënt staat hierbij centraal, want per slot van rekening zal hij al die voorgeschreven tabletten moeten gaan slikken. Maar wel zo dat het veilig is, dat hij zo min mogelijk last heeft van bijwerkingen, dat het niet zijn hele leven beheerst, en toch alle aandoeningen die hij heeft, zo optimaal mogelijk worden behandeld. Een hele uitdaging dus, maar wel een die wij graag samen met u en de patiënten aan willen gaan! Dus als u samen met uw apotheker en eventueel praktijkondersteuner uw polyfarmacie patiënten eens goed in kaart wilt brengen en ze met elkaar te beoordelen, dan is dit project wellicht iets voor u. We zijn nog op zoek naar een aantal praktijken. Tja, en naast al dat werken genieten we beiden in onze vrije tijd ook graag van de geneugten des levens. Per slot van rekening zijn we beiden als verdwaalde Hollanders terecht gekomen in het heerlijke Bourgondische ZuidLimburg. En Donna, ja die geniet vooral ook van haar jonge dochters van 1,5 jaar en 3 maanden. Indien u meer informatie wilt hebben over dit project, of als u geïnteresseerd bent om deel te nemen, dan kunt u contact opnemen met Donna Lenders: donna.lenders@HAG.unimaas.nl 44 op één lijn 35 3e uitgave 2009 Mandy Stijnen, onderzoeker Mijn naam is Mandy Stijnen (1986). Sinds 1 september van dit jaar ben ik gestart als promovendus bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde (Universiteit Maastricht). Mijn vooropleiding bestaat uit de Bachelor Gezondheidswetenschappen waarbij mijn major Gezondheidsvoorlichting en minor Bewegingswetenschappen was. Tijdens deze opleiding is mijn interesse voor wetenschappelijk onderzoek aangewakkerd. Het was voor mij dan ook een logisch vervolg om aansluitend aan de Bachelor de Health Sciences Research Master te gaan volgen. Binnen deze Master heb ik, naast algemene onderzoeksvaardigheden, specifieke kennis opgedaan binnen het profiel Social Sciences. Zowel de Bachelor als de Master heb ik gevolgd aan de Universiteit Maastricht. De Health Sciences Research Master heeft mij voorbereid op het promotietraject en ik was dan ook zeer verheugd om te mogen starten als promovendus met het uitdagende project (G)OUD. In het kort zal mijn taak binnen (G)OUD bestaan uit onder andere het uitvoeren van een evaluatieonderzoek naar de effecten van de consultatiefunctie voor ouderen binnen de regio Maastricht/Heuvelland en Heerlen/Parkstad. Het betreft een preventief consult waar ogenschijnlijk gezonde ouderen onderzocht worden op mogelijke kwetsbaarheid. Indien nodig volgt aanvullende diagnostiek, preventieve zorg en/of behandeladvies. In de effectstudie zal worden gekeken naar de effecten van dit preventieve consult op o.a. kwaliteit van leven, zelfredzaamheid en follow-up in de keten. De looptijd van dit onderzoek is 3 jaar. Mijn co-promoters zijn dr. Inge Duimel-Peeters en dr. Maria Jansen. Voor deze werkzaamheden ben ik aangesteld bij RHZ Heuvelland / Stichting ZIO. Gedeeltelijk zal ik daarom te vinden zijn bij RHZ Heuvelland te Maastricht, maar het merendeel van de tijd zit ik bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Anneke Germeraad-Uriot, secretaresse Per september 2009 ben ik na enkele omzwervingen binnen de Universiteit Maastricht bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde aangesteld voor een periode van 2 jaar. Eén van mijn bezigheden is dr. Jelle Stoffers ondersteunen, die recentelijk Editor in Chief is geworden van het internationale tijdschrift “European Journal of General Practice”. Het tijdschrift is in 1995 opgericht waar organisatorisch nog een hoop te verbeteren valt als gevolg van discontinuïteit door vele personele wisselingen in een korte tijd. Jelle is gelukkig heel ambitieus en heeft als doel binnen 2 jaar aan dit tijdschrift een interessant, eigentijds gezicht te geven. Om dit te kunnen realiseren moet er heel wat werk worden verricht. Naast een duidelijke formulering welke artikelen het tijdschrift graag aangeleverd wenst te krijgen, dient ook de vormgeving van zowel het papieren als ook het elektronische tijdschrift opgefrist te worden. Belangrijk is ook het aantrekken van een geolied background team, zoals de Associate Editors en de Reviewers. Zij dienen goed op de hoogte te zijn van ontwikkelingen binnen hun specialisme en zij moeten de vaardigheid hebben om artikelen objectief te kunnen beoordelen. Het tijdschrift maakt gebruik van een online systeem om artikelen in te dienen. Auteurs kunnen hun artikelen elektronisch aanleveren waarna het door een vaststaand proces wordt geleid. Op het moment is het voor mij zaak het systeem en het proces eigen te maken dat tot nu toe centraal geregeld wordt vanuit Zweden. Dit betekent veel contact met Stockholm voor vragen en uitleg. Verder dient het proces binnen het systeem te worden bewaakt. Er wordt gebruik gemaakt van deadlines die redelijk vaak worden overschreden. 45
Pagina 46
op één lijn 35 3e uitgave 2009 Als we tot slot binnen een aanzienlijke tijd meer kwalitatief betere artikelen hebben kunnen aantrekken die vaak door ander auteurs worden geciteerd, dan is het verkrijgen van een impactfactor een belangrijk streven, daar zo’n impact factor toch een internationale maat is voor de kwaliteit van een tijdschrift. Enkele persoonlijke gegevens die ik kort de revue wil laten passeren: ik ben gehuwd, heb twee zoons en ik heb tropische vissen. Ik heb in het buitenland gewoond en gewerkt. Blindengeleide hond getraind, die overigens bij een slechthorende/slechtziende is geplaatst. Penningmeester Honken Softbalclub. Hobby’s zijn onder andere fotograferen, schaatsen en lezen. Charles Verhoeff, medewerker huisartsopleiding Charles Verhoeff, huisarts (al bijna 30 jaar) en vanaf 1 november een nieuwe medewerker bij de huisartsopleiding van Maastricht. Geboren in 1952 in Arnhem heb ik mijn studie geneeskunde en de huisartsopleiding in Nijmegen gevolgd. Als medicus ben ik dus een volledig Nijmeegs product. Dertien jaar was ik werkzaam in een gezondheidscentrum in Lelystad, daarna ben ik terechtgekomen in Oosterhout bij Nijmegen. Dat hing mede samen met mijn universitaire carrière. Na begonnen te zijn als HAO, ben ik vanaf 1990 aan de beroepsopleiding c.q. afdeling HAG aan het UMC St. Radboud in Nijmegen gaan werken in verschillende functies. Onlangs heb ik besloten een nieuwe uitdaging te zoeken en de overstap te maken naar Maastricht. Wat betreft mijn praktijk: de afgelopen jaren wordt het dorp Oosterhout langzaam maar zeker opgeslokt door de grote stad, met groei van onze praktijk tot gevolg. We veranderen van een kleine dorpspraktijk in een grote stadspraktijk, een echt medisch centrum. Op dit moment werken we dan ook met vijf parttime werkende huisartsen in een praktijk van in totaal 7500 patiÎnten, gevestigd in een fraai verbouwde oude koeienschuur, waarbij tien andere disciplines bij ons ruimte huren. We noemen ons Gezondheidserf Oosterhout. Binnen mijn werk als huisarts hebben kleine chirurgie, het bewegingsapparaat, palliatieve zorg en oogheelkunde mijn speciale aandacht. Daarnaast ben ik SCEN-arts en zit ik in de redactie van het Practicum Huisartsgeneeskunde. Om het persoonlijke plaatje compleet te maken: ik ben getrouwd met Judith Reedijk, onze trots zijn onze vier dochters, en in mijn vrije tijd ga ik me actief en passief te buiten aan voetbal, drummen, tuinieren en skiën, kortom, stil zitten kan ik niet goed. Er zijn er, die me gek verklaren om iedere week de reis vanuit het Nijmeegse naar Maastricht te maken. Ik ben gelokt door de verhalen over de bijzonder prettige en gezellige werksfeer, en wil daar graag een graantje van meepikken, en, ook mijn steentje aan bijdragen. De ontvangst was in ieder geval een uitstekende start. We gaan er iets moois van maken! 46 op één lijn 35 De Universiteit Maastricht (UM) is bekend om haar unieke kleinschalige, activerende en op zelfwerkzaamheid gerichte onderwijs (PGO). De UM heeft zo’n 13.000 studenten (waarvan ca. 25% uit het buitenland) en ruim 3.500 medewerkers verdeeld over zes faculteiten. Uw bijdrage aan de toekomst van de huisartsgeneeskunde De Huisartsopleiding Maastricht (ca. 45 medewerkers, 180 aios, jaarlijks budget ca. 2,75 miljoen euro) is een sterk groeiend en dynamisch onderdeel van de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de UM en partner in Huisartsopleiding Nederland. Wij zijn op zoek naar een: Hoofd Huisartsopleiding 0.8 - 1.0 fte Vacaturenummer: AT 2009.238 Taken Het Hoofd Huisartsopleiding is eindverantwoordelijk voor de organisatie, de inhoud en de kwaliteit van de huisartsopleiding en geeft leiding aan de huisartsopleiding. Tevens vertegenwoordigt het hoofd de opleiding in landelijk verband. Functie-eisen Erkend huisarts die een aantoonbare wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde; erkend onder vakgenoten als bij uitstek deskundig in huisartsgeneeskunde; aantoonbare vaardigheid bezit in het geven van onderwijs aan (bij voorkeur) aios huisartsgeneeskunde en huisartsen; bij voorkeur gepromoveerd is en aantoonbare managementervaring heeft met leiding geven aan professionals Persoonlijk profiel Het hoofd heeft een eigen visie die samen met huisartsen, psychologen en ondersteunend personeel wordt uitgewerkt en uitgedragen. Het hoofd kan goed samenwerken, communiceren, onderhandelen en sturen op resultaat. Arbeidsvoorwaarden Vast dienstverband. Honorering conform schaal 15 ( maximaal € 6502 bruto bij fulltime aanstelling) met Borsttoelage ( € 1333 bruto bij fulltime aanstelling.) Vakantietoeslag 8% en eindejaarsuitkering van 8,3% Informatie voor belangstellenden is een uitgebreidere beschrijving van de vacature en de procedure beschikbaar op www.hag.unimaas.nl/huisartsopleiding. Informatie kan ook worden ingewonnen bij Prof dr Job FM Metsemakers, voorzitter Vakgroep Huisartsgeneeskunde tel 043 – 3882306; job.metsemakers@hag.unimaas.nl Sollicitaties uiterlijk 31 december 2009 tav Universiteit Maastricht (o.v.v vacaturenummer op brief en envelop) Postbus 616, 6200 MD Maastricht of via pzfdgvacatures@facburfdg.unimaas.nl 47

Op één Lijn 34


Pagina 0
Pagina 2
Inhoudsopgave Colofon Oplage 1950 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Ria Lumeij, Sjef Swaans, Luc Gidding, en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, afdelingen azM & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Adres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht Fotografie Eigen bestand Peter Müllenberg, PHOTOSTIQUE Maastricht, www.photostique.com Deadline volgend nummer 23 oktober 2009 Kaft: Illustratie (1985) door Paul Stalenhoef, huisarts Maastricht Algemeen deel Van de voorzitter – Job Metsemakers Het zweten der HAG-atleten – onze razende reporter Visiting professor Aziz Sheikh – persbericht Caphri The virtual visit (gastcollege) – Yvonne van Leeuwen Stelt zich voor: aioto – Merijn Godefrooij Stelt zich voor: onderzoeker – Arianne Theuws Stelt zich voor: Marjolein Oerlemans Stelt zich voor: gedragswetenschapper Michel Geelen Stelt zich voor: Viola Voncken Buitenlandervaring als onderzoeker – Tineke van Geel Promotie Arian Plat Onderzoeksprojecten stand van zaken: CAPITA AMUSE-2 WESP projecten eindrapportages: Meten zorgbehoefte bij verstandelijke beperking – Lonneke Timmermans Effectiviteit leefstijlzorg bij diabetespatiënten – Rick Bekkers Werkplekleren in de huisartspraktijk – Vera Hanssen Cultuurshock Huisartsopleiding in Italië – Ingrid van der Heijden Stelt zich voor: Isa Houwink Bijzonder Bekwaam: reizigersadvisering – Hendrik Jan Vunderink Supervisie deel 2: een ontdekkingsreis voor aios - Harry Muller en Maria Mulder Aankondiging Nascholing aan de Maas – Yvonne van Leeuwen 40 jaar bij de zaak: Frans van der Horst Themadeel Onderwijs Inleiding op het thema – Laury de Jonge Stage overzicht Ervaringen met groepsonderwijs Jaar 3 – Paul Stalenhoef Duo co: een kans of een gedrocht? – Eveline Hazelaar en Emile Mom Mijn leven als WESP – Jules Ummels De bezige WESP – Jonas Göbbels GEZP: wederzijdse ervaringen – Diederd Kronjee & Tessa Vosveld De AKO student – Loes Mannesen Juffrouw staat de koffie klaar? – Marie José Nefkens De huisartsenpraktijk als leer- en werkplaats – Jonne van der Zwet De tutor – Piet Portegijs Coördinator jaar 3 – Johan Evers Een dag uit het leven van een HAB – Janneke van Drunen Observatorschap doen: Bekijk het maar! – Jeroen Smeets Een carrière binnen het onderwijs – Laury de Jonge Stelt zich voor: kernteam onderwijs Huisartsgeneeskunde 4 5 7 8 9 10 10 11 11 12 13 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 23 25 26 28 29 31 31 32 33 35 36 38 39 40 41 41 43 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 2 op één lijn 34 2e uitgave 2009 Van de redactie Laury is een man Dit is absoluut een rare titel maar hij valt wel op. En dat is nu net de bedoeling. Het gaat om Laury de Jonge, al was een N erachter wel handig geweest. Regelmatig wordt hij aangeschreven of opgebeld als Mevrouw de Jonge. Maar Laury is een man, altijd al geweest ook. Meneer Laury de Jonge is huisarts en volgt Paul Zwietering op als sectorhoofd onderwijs basiscurriculum. Een goed begin is het halve werk. Vandaar niet alleen een pakkende titel, maar een pakkend nummer, want ons zomerthema is ONDERWIJS . Verwacht deze keer geen klaagzang waarin we onze opleidertekorten etaleren of erger: dat we helemaal niets over onderwijs melden. Geen paniek, we praten u deze keer weer helemaal bij en laten zien wat we doen, wie het doen, hoe we het doen en hoe u lid kunt worden van de club. Het themadeel heeft een eigen inleidend artikel elders in dit blad. De club is vernieuwd en aangevuld, maar nieuwe (ster)spelers kan een goed team altijd gebruiken. De slogan “omdat u het waard bent” (=de laatste zin van de inleiding op het thema door Laury) riekt wel naar een mevrouw de Jonge, dus die mag u van mij weer snel vergeten… Er zijn meer nieuwe mensen bij de vakgroep, ook zij stellen zich voor. Of er goede hardlopers tussen zitten voor het HAG team van 2010 weten we nog niet, maar dat de ego’s van onze huidige atleten een deukje opliepen door hun 5e plaats bij Maastrichts Mooiste moge duidelijk zijn. Wat wel een eervolle vermelding waard is, is dat van de 61 bedrijventeams, maar liefst 3 teams van de Universiteit Maastricht, pardon Maastricht University, in de top 5 eindigden. Niet alleen “Leading in Learning” dus. Niets mis met het hebben van ambities. De vakgroep(voorzitter) werkt ook hard aan het formuleren van nieuwe ambities voor de komende pakweg 5 jaren. Ik kan u vast verklappen dat de relatie met u, of beter gezegd het verbeteren van de relatie met u (als klant en wij als uw vertrouwde partner) hoog in het vaandel zal staan. vakgroepblad HAG in 1985 3 Naast een regionale blik hebben we ook altijd een blik gericht op onze brede buitenwereld. Soms zijn medewerkers van ons relatief dichtbij (zie het artikel over de Huisartsopleiding in Trento Italië), soms letterlijk aan de andere kant van wereld (Tineke in Sydney). Medewerkers zijn het gezicht van HAG. Onderzoek zal er altijd zijn en blijven. Deze keer 1 promotie, van Arian Plat. Een mooi voorbeeld van een idee rondom zorg & genetica dat zijn oorspong vond in een academische huisartspraktijk in de regio, in Medisch Centrum West Kerkrade (MCWK). Huisartsen Frank Soomers en Jelle Stoffers stonden aan de wieg van dit kindje. Jelle slaat zijn rubriek “Voor u geschreven in Maastricht” deze keer over. Jelle is/wordt namelijk chief editor van de European Journal of General Practice (EJGP) voor 1 dag per week. Tijdens de eindredactiefase van dit nummer zat hij voor de overdracht van die editor functie in Stockholm. We feliciteren Jelle met deze belangrijke nieuwe functie! Andere onderzoekers zijn nog niet zover dat zij gaan promoveren, omdat ze nog volop werken aan hun inclusie en/of omdat ze aan het schrijven zijn. Zij-dieonderzoeken-in-18-weken heten WESP-en; die zesdejaars studenten laten dan ook trouw van zich horen. De redactieleden gaan nu achter elkaar met vakantie en pakken de draad van Op één Lijn weer op in september. Het is de bedoeling dat we in de tweede helft van 2009 nog eenmaal uitkomen. Een fijne zomer en op naar het volgende academische jaar! Babette Doorn
Pagina 4
op één lijn 33 2e uitgave 2009 Van de voorzitter Wat kunnen wij U bieden? DOOR JOB METSEMAKERS, VAKGROEPVOORZITTER HUISARTSGENEESKUNDE & HUISARTS IN GEULLE U kent ons, denk ik, eerder als een partij die u steeds iets vraagt. We sturen u brieven met het verzoek tot deelname aan interessante onderzoeksprojecten waarbij u gevraagd wordt aan patiënten vragenlijsten uit te delen, of patiënten in het kader van een protocol meerdere keren terug te zien. Soms betekent deelname aan een wetenschappelijk onderzoek een directe verandering van de patiëntenzorg zoals het AMUSE project waarbij het gaat om het diagnosticeren van trombose of embolie met behulp van een sneltest. Als uit onderzoek blijkt dat de test de verwachte waarde heeft in het diagnostisch traject, blijft die ook in uw directe zorgaanpak zijn plek houden. Uw deelname aan het onderzoek heeft dus een direct gevolg voor uw patiëntenzorg. In andere gevallen zal deelname een beperkt effect hebben omdat eerst veel gegevens verzameld moeten worden voordat conclusies geformuleerd kunnen worden. Ik denk hierbij aan het onderzoek “Bloedonderzoek bij onbegrepen klachten in de huisartsenpraktijk”. Dat resulteerde in 2008 in het proefschrift van huisarts Loes van Bokhoven getiteld “Blood test ordening for unexplained complaints in general practice. The feasibility of a watchful waiting approach.”* Het doel van de onderzoeken in dat proefschrift is om het aanvragen van bloedonderzoek bij patiënten die met onbegrepen klachten op uw spreekuur komen, te verbeteren. De conclusies van dat proefschrift moeten omgezet worden in praktische adviezen die u als huisarts dan moet inpassen in uw dagelijks werk. We vragen u ook regelmatig om deel te nemen aan onderwijsprogramma’s zowel in het basiscurriculum of de huisartsopleiding. En dat zullen we ook in de toekomst blijven doen om ervoor te zorgen dat studenten een duidelijk beeld krijgen van de huisartsgeneeskunde en om genoeg huisartsen goed te kunnen opleiden. Zo zorgen we er samen voor dat de huisartsgeneeskunde ook toekomst blijft houden. In dit nummer van Op één Lijn leest u veel over Onderwijs en daarin hebben we u ook wat te bieden. Er zijn binnen het onderwijs veel rollen die voor praktiserende of recent gestopte huisartsen heel leuk en interessant zijn om te doen. Veel huisartsen die een onderwijsrol bij ons vervullen noemen dat een verrijking naast hun dagelijkse werk of als ze gestopt zijn, een ideale manier om al hun ervaring beschikbaar te stellen aan de jongere garde. 4 De hoeveelheid tijd die een rol kost varieert sterk. Soms gaat het om enkele uren per week gedurende een beperkte periode van 10 weken, soms om een steviger klus van 200 uur in 10 weken, en uiteraard zijn er ook rollen die standaard 2 dagen per week kosten. Afspraken met uw HIDHA die dan even extra moet aantreden, of meer structureel een onderdeel van uw takenpakket ervan maken (of van de HIDHA als die meer zin erin heeft). Het kan allemaal en het is heel goed voor u. Onderzoek heeft uitgewezen dat huisartsen die naast hun dagelijkse praktijk ook andere activiteiten ondernamen zoals onderwijs, minder snel overbelast en op het vak uitgekeken raakten. Maar vraag uw collegae die bij ons werken. Zij zijn onze ambassadeurs. Een wat nieuwer aanbod betreft de kennis die we hebben op basis van het wetenschappelijk onderzoek die U wellicht van pas kan komen bij de ontwikkeling van zorgplannen, keten- dbc’s, transmurale projecten, ed. We kunnen u wellicht behulpzaam zijn als het gaat om de inhoud van de zorgplannen wat betreft op te nemen onderdelen. Wat is nu wetenschappelijk al bewezen? Wat is recent beschreven over bijvoorbeeld de wijze waarop over risico’s en kansen met patiënten het beste kan worden overlegd? Wat is nu Motivational Interviewing waar iedereen het over heeft en past dat in uw aanpak? We hebben niet alle kennis zelf in huis maar weten ook goed waar bijvoorbeeld kennis over beweegprogramma’s voorhanden is. Op deze wijze kunnen we trachten een brug te slaan tussen de verworven kennis en de vertaling naar de praktijk. Ook hebben we intussen enige ervaring met meten van zorg door middel van nulmetingen en vervolgmetingen. Het geeft u inzicht in de veranderingen in de dagelijkse zorg en u kunt de zorgverzekeraar ook voorzien van de gewenste rapportage. Het zijn geen kant en klare pakketjes die we u aanbieden, maar meer de mogelijkheid en bereidheid gebruik te maken van wat wij als kenniscentrum hebben. En eigenlijk zijn dat uw gegevens want Uw praktijk heeft deelgenomen aan dat wetenschappelijk onderzoek wat geleid heeft tot deze kennis. U weet nu een beetje wat wij u kunnen bieden, en waarom wij u regelmatig om deelname vragen. U kunt ons dus ook iets vragen, het aanbod ligt er! op één lijn 34 2e uitgave 2009 *Persbericht UM juni 2009: Derde bekroning voor proefschrift over patiënten met onbegrepen klachten bij huisarts Loes van Bokhoven wint proefschriftprijs Nederlands Huisartsen Genootschap Het onderzoek van dr. Loes van Bokhoven uit de Onderzoekschool CAPHRI van de Universiteit Maastricht, naar de diagnostiek van onbegrepen (vage) klachten, is voor de derde keer uitgeroepen tot beste proefschrift van een huisarts van het afgelopen jaar. Dit keer door haar collega’s van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Eerder krijg zij al eerste prijzen voor haar proefschrift van de Maastrichtse onderzoeksschool voor Public Health and Primary Care (CAPHRI) van de Universiteit Maastricht en de Netherlands school for primary care research (CaRe). Betekenis De toelichting op de toekenning stelt dat het onderzoek “niet alleen bijzonder relevant is voor de dagelijkse praktijk van de huisarts, maar tevens uitmunt in zijn wetenschappelijke aanpak en de betekenis van de resultaten voor huisartsen, patiënten en beleidsmakers zoals richtlijnontwikkelaars en zorgverzekeraars.” Geheim Van Bokhoven richt zich in haar bekroonde onderzoek op de grote groep patiënten met onbegrepen klachten, zoals moeheid, duizeligheid, spier en gewrichtspijn, gewichtverlies, buikpijn en jeuk, ondanks zorgvuldige anamnese en lichamelijk onderzoek door de huisarts. Heel vaak doen huisartsen bij deze patiënten bloedonderzoek. Maar bloedonderzoek leidt doorgaans niet tot een heldere diagnose, waardoor een vanzelfsprekende reden om bloedonderzoek te doen ontbreekt. Kosten Het onderzoek toont aan dat huisartsen goed in staat zijn om bloedonderzoek bij deze groep patiënten uit te stellen, zonder dat dit resulteert in een gevoel van onrust bij de patiënt. Het geheim zit hem in een goede uitleg die huisartsen aan deze patiënten moeten en kunnen geven. Het onderzoek liet tevens zien dat het uitstellen van bloedonderzoek ook andere kosten van gezondheidszorg belangrijk omlaag brengt. Voor meer informatie over de inhoud van dit persbericht kunt u terecht bij de onderzoekers dr. Loes van Bokhoven (loes.vanbokhoven@hag.unimaas.nl) en prof.dr. GeertJan Dinant (geertjan.dinant@hag.unimaas.nl) van Onderzoekschool Caphri, telefoon 043 388 2185! Maastrichts Mooiste hardloopwedstrijd Het zweten der HAG-atleten DOOR ONZE RAZENDE REPORTER, EEN HARDLOPENDE HUISARTS Na dagen van regen scheen op de zondagochtend van Maastrichts Mooiste eindelijk de zon, en toen de lopers in alle vroegte arriveerden lag de stad er schitterend bij. Stil nog, en verwachtingsvol. Maar de zon scheen niet voor het 15K (=15 kilometer, red.) team 2009 van de vakgroep huisartsgeneeskunde. In de aanloop was alles goed gegaan. Na de fantastische tweede plaats van vorig jaar was het team vanaf het moment van inschrijving zonder twijfel favoriet voor de eindzege. De strategie om snelle lopers via de huisartsopleiding binnen te halen was volledig geslaagd. Met 3 atleten die regionaal tot de top 20 behoren (Robert Willemsen, Jochen Cals, Mark Spigt – volgorde niet willekeurig) kon ons dit jaar de helicoptervlucht (=hoofdprijs, red.) niet ontgaan. De sterke stand-in in de persoon van Nick Zwartjes, de vaste teamleden Christophe DeMoulin en Sjoerd Hobma plus teamcaptain Geert-Jan Dinant meenden dat enkel uitlopen al voldoende was. Wekelijks verzekerden wij elkaar via de email dat het goed ging komen. 5
Pagina 6
op één lijn 34 2e uitgave 2009 Toen ging het mis. De trainingsopbouw van Mark Spigt werd doorbroken door een geheimzinnig virus dat hij tijdens opbouwwerk in Afrika opliep en voor recidiverende koorts zorgde. Jochen Cals werd ziek tijdens een bezoek aan Ierland en moest uiteindelijk van deelname afzien. Nick Zwartjes kon wegens familieomstandigheden niet in Nederland zijn. En zo lag de druk plotseling op de schouders van Sjoerd Hobma en Christophe DeMoulin die in de voorbereiding eigenlijk alles hadden gedaan om een slecht resultaat neer te zetten. Geert-Jan Dinant wist kort tevoren het team nog te versterken, en ook tijdens het laatste uur voor de start werd binnen andere teams schaamteloos geronseld onder toplopers van andere teams. Hoewel, schaamteloos: uiteindelijk heeft natuurlijk alles met huisartsgeneeskunde te maken, van ICT en telefonie tot accountancy en consultancy. Desondanks was het zelfvertrouwen op dat moment nog niet geweken en er werden zelfs nog prikkelende opmerkingen gemaakt tegen de deelnemers van het enorme UM team dat zich in een soort voetbalshirts naast het HAG-team verzamelde. De temperatuur steeg snel in het uur voor de start tot bijna 30 graden, met een hoge vochtigheidsgraad. Goed gevoed en gehydrateerd en in functionele hemdjes met de aanduiding ‘UM vakgroep huisartsgeneeskunde’gekleed, wachtten wij de start af. Deze werd naar Maastrichtse traditie een kwartiertje uitgesteld. Dat gaf ons de kans de tegenstanders te bekijken. Op de t-shirts van onze tegenstanders lazen we teksten als “Ambitie is onze kracht” en “No borders, no limits”. Wij waren trots op onze sobere shirts en opdruk (het was goed dat we hadden afgezien van de toevoeging: ‘Huisarts, een vak man!’), en nog altijd voelden we dat onze kansen goed waren. Het mocht niet baten. Robert Willemsen zette, in alle stilte maar zeer solide, een tijd neer die van hem verwacht mocht worden. Zijn marge met Mark Spigt die teleurgesteld over de finish kwam, was aanzienlijk. Hij werd gevolgd door een gedesillusioneerde Sjoerd Hobma en een naar verwachting presterende Christophe DeMoulin – hun tijden boden echter geen enkele kans op de helicoptervlucht hoofdprijs. Inmiddels was het, hoe symbolisch, gaan regenen. Ook waren er al hinderlijk veel voetbalshirtjes in het finishvak. Teamcaptain Geert-Jan Dinant zette een prima prestatie neer maar uiteindelijk was het team kansloos. Een vijfde plaats op een totaal van 60 teams viel achteraf nog mee. De teleurstelling werd individueel verwerkt want de teamleden zwierven ieder nog lang door Maastricht, zonder elkaar tegen te komen. Later kwamen we Jonne van der Zwet tegen. Zij bleek niet alleen gestart te zijn voor de 15 kilometer individueel, zij heeft hem ook prima gelopen. Zij ging met een ziek gevoel 6 op één lijn 34 2e uitgave 2009 en stijve nek (‘ik was net Quasimodo’) van start, maar zoals ze zelf zei 'het enige wat het goed deed aan mijn lijf waren mijn benen’ en ‘hierdoor liep ik een best aardige tijd, slechts 3 minuten langzamer dan mijn tijd van vorig jaar toen ik fit was en veel meer getraind had'. Inlijven dus deze dame voor het team van volgend jaar! Hoe anders verliep het tijdens de 5K die kort daarna verlopen werd. Hier werd de vakgroep vertegenwoordigd door Job Metsemakers, Wies van de Meiracker en onze K3 bestaande uit junior onderzoekers Sil Aarts, Ruth Brauer en Laura Deckx. Het regende, het was druk op het bochtige en gladde parcours maar één voor één druppelden de dames vrolijk binnen, zeer tevreden met hun prestatie. Job Metsemakers zette schijnbaar onbewogen een prima tijd neer, en was na de finish zo weinig aangedaan dat er voor een volgende keer zeker een verbetering van een aantal minuten inzit. Of het nu toeval was of niet, maar zowaar droogde het op en ging de zon weer schijnen. Tijd om de balans op te maken. Leerpunten voor de volgende keer zijn duidelijk. Het 15K team heeft de potentie te winnen. Bij de volgende editie kan het team intact worden gelaten of verder worden versterkt, maar zal tevoren in minstens 1 wedstrijd vormbehoud moeten worden aangetoond. Daarnaast moeten 3 maanden voor deelname alle paspoorten en racefietsen bij teamcaptain Geert-Jan Dinant worden ingeleverd: zo worden veel problemen voorkomen. Het 5K team dat dit jaar bestond uit individuele leden, zal volgend jaar onder leiding van Mark Spigt als wedstrijdteam deelnemen, zodat gezamenlijk kan worden genoten van de faciliteiten van de bedrijvenloop. Zo zal 2009 de boeken in gaan als een jaar waarin veel geleerd is. Volgend jaar zijn we er weer.. Visiting professor Aziz Sheikh van de University of Edinburgh “We zijn altijd op zoek naar de best brains” PERSBERICHT CAPHRI Niet eerder was visiting professor Aziz Sheikh in Maastricht. Toch durft hij tijdens zijn eerste bezoek aan de Universiteit Maastricht al een eerste oordeel uit te spreken. De universiteit heeft hoge, maar realistische ambities en werkt goed samen met het academisch ziekenhuis, vindt hij. “Wat me tijdens de gesprekken binnen Caphri is opgevallen, is dat mensen openstaan voor suggesties en echt geïnteresseerd zijn in de opvattingen van anderen.” Het is een klimaat waarin Aziz Sheikh zich goed thuis voelt. “Want samenwerking leidt tot betere inzichten en uiteindelijk dus tot betere onderzoeksresultaten. Daarom zijn we in Edinburgh ook altijd op zoek naar de best brains en leggen we wereldwijd contacten.” Aziz Sheikh werkt aan de University of Edinburgh in Schotland als professor of Primary Care Research & Development van de afdeling General Practice. De komende twee jaar zal hij als visiting professor regelmatig de Universiteit Maastricht bezoeken. Helemaal nieuw is het contact met de universiteit niet, vertelt hij. Zo werkt hij sinds een jaar onder meer samen met waarnemend wetenschappelijk directeur Onno van Shayck van Caphri in een onderzoek naar (de preventie van) astma en allergieën. “Ik kende de universiteit en Caphri natuurlijk al langer, onder meer van de publicaties in internationale journals. Op het gebied van primary care is Caphri heel sterk en heeft het instituut veel potentie.” In zijn rol als visiting professor wil Aziz Sheikh zich dan ook toeleggen op het gezamenlijk onderzoek naar de preventie van astma en allergieën. Internationale samenwerking is echt nodig op dit terrein, zegt hij. “Want we willen veel kinderen in verschillende landen langere tijd volgen, zodat we uiteindelijk het risico op het ontwikkelen van astma en allergieën kunnen terugdringen.” Patiëntveiligheid Nieuwe technologieën spelen ook een grote rol in het terugdringen van het aantal medische fouten, zegt Aziz Sheikh. Sprekend over patiëntveiligheid stelt hij dat in de Verenigde Staten jaarlijks gemiddeld 100.000 mensen sterven door medische fouten. In Europa is de situatie vergelijkbaar en zijn fouten eveneens vaak het gevolg van de wijze waarop de zorg is georganiseerd, stelt hij. “Je herkent overal dezelfde patronen.” 7
Pagina 8
Pagina 10
op één lijn 34 2e uitgave 2009 Arianne Theuws, onderzoeker Op 2 juni ben ik bij de vakgroep huisartsgeneeskunde begonnen als onderzoeker. Het project waaraan ik werk gaat over kwetsbare ouderen en heeft een financiële insteek. In veel vernieuwende projecten is financiering een probleem. Logisch, want de structuren zijn gericht op de oude situatie, niet op de vernieuwingen. Mijn project heeft dan ook als doel om financiële onderbouwing te zoeken voor samenwerkingsinitiatieven tussen de eerste en tweede lijn in de zorg voor kwetsbare ouderen. Steeds vaker werken huisartsen samen met andere disciplines om de zorg voor kwetsbare ouderen te verbeteren. Het doel is bijvoorbeeld deze ouderen vroeg op te sporen en ze beter te begeleiden door afstemming tussen eerste en tweede lijn zorgverleners. Het ministerie van VWS stimuleert dergelijke initiatieven door het Nationaal Programma Ouderenzorg. Onder andere projecten in de regio’s Parkstad, Maastricht en Westelijke Mijnstreek hebben financiële ondersteuning gekregen vanuit dit programma. De activiteiten worden nu op projectbasis gefinancierd. Om te voorkomen dat continuïteit en samenwerking na afloop van de projectfinanciering vanuit NPO wordt bemoeilijkt is mijn project geformuleerd. Ik hoefde niet lang na te denken of ik geïnteresseerd was in dit project. Op verschillende manieren heb ik me de afgelopen jaren beziggehouden met Ouderenzorg. In de zorg zelf, in beleid en in onderzoek. Ik herken de problematiek uit de praktijk en realiseer me hoe belangrijk het is iets te kunnen bijdragen aan een betere zorg voor kwetsbare ouderen. Het project wordt gedaan vanuit huisartsgeneeskunde in samenwerking met andere vakgroepen. Betrokken zijn: Dr. Sjoerd Hobma (HAG), Prof. Dr. Guy Widdershoven (voorheen CAPHRI en ACZIO), Dr. Tineke Abma (HES), Dr. Aggie Paulus (BEOZ) en Dr. Trudy van der Weijden (HAG). Marjolein Oerlemans, huisartsonderzoeker Vorige maand ben ik afgestudeerd als huisarts. Ik riep al lang dat ik het huisartsenvak in de toekomst wilde gaan combineren met onderwijs en onderzoek, maar nu heb ik eindelijk iets gevonden dat bij me past. Naast mijn werk als huisarts in een gezondheidscentrum in Eindhoven ga ik anderhalve dag in de week werken als onderzoeker binnen de huisartsenopleiding. Ik ga me daar bezig houden met de verdere ontwikkeling van de videotoets plus. Een voordeel van de videotoets plus ten opzichte van de huidige videotoets is, dat er niet alleen naar communicatie en professionaliteit gekeken wordt, maar dat men ook het 10 klinisch redeneren van de aios beoordeelt. Door een videoopname gestructureerd na te bespreken kun je meer de diepte ingaan, waardoor de educatieve waarde mogelijk nog groter is. Het leuke van dit onderzoek is dat je betrokken blijft bij de opleiding van huisartsen, en contacten kunt leggen met onderwijsexperts in het hele land. Mijn toekomstplannen? Als het onderzoek goed op gang komt, zou ik er graag een promotieonderzoek van willen maken. Daarnaast zou ik over een aantal jaren graag aios in de praktijk op willen gaan leiden om ze te laten zien hoe prachtig het huisartsenvak is! op één lijn 34 2e uitgave 2009 Michel Geelen, gedragswetenschapper Mag ik me voorstellen: Michel Geelen, 44 jaar, getrouwd en 2 kinderen van 13 en 15 jaar. Vanaf februari jl. ben ik als gedragswetenschapper gestart in het 3de jaar van het AIOS- curriculum van de Huisartsopleiding Maastricht. Al langer ben ik betrokken bij het HAO-curriculum. Momenteel participeer ik in blok 1 en werk ik samen met Gerard Benthem aan de implementatie van coaching binnen het curriculum. Na mijn loopbaan te zijn gestart in de forensische psychiatrie werkte ik vanaf 1994 t/m 2000 als gedragswetenschappelijk docent voor de Sociaal Agogische Opleidingen, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening en Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Daarna keerde ik, als docent/ trainer, terug bij mijn oude opleiding Geestelijke Gezondheidkunde/ Gezondheidswetenschappen aan de Universiteit in Maastricht. Naast mijn activiteiten aan de universiteit ben ik zelfstandig coach. Hierbij richt ik me op empowerment en bemiddeling in directe (face-to-face) professionele communicatie. In mijn vrije tijd sport en wandel ik graag, coach ik een gezellig meidenhockeyteam en klus ik af en toe aan onze oude woonboerderij. Het moge duidelijk zijn dat “coachend communiceren” zowel mijn invalshoek als speerpunt in het onderwijs is. Nog niet echt een geplaveide weg binnen de huisartsopleiding, maar wel een uitdagende... Email: mcp.geelen@hag.unimaas.nl Viola Voncken, promovenda Mijn naam is Viola Voncken en ik ben binnen de vakgroep Huisartsgeneeskunde aan de slag gegaan als promovenda onder begeleiding van Huibert Tange. De komende vier jaar ga ik me bezighouden met onderzoek naar het verbeteren van de leefstijl van COPD patiënten door middel van het gebruik van een zelfhulpmanagement programma. Dit computerprogramma geeft adviezen ZIE OOK PAGINA 19 op maat, over rookgedrag, medicatie inname, voeding en beweging. Ik heb zelf psychologie gestudeerd, hier in Maastricht. De Master ‘experimental health psychology’ die ik heb afgerond, heeft ertoe bijgedragen dat ik zeer geïnteresseerd ben geraakt in gezondheid en gedragsverandering. 11
Pagina 12
2e uitgave 2009 Buitenlandervaring Prima combinatie van werken, leren en ontspannen DOOR TINEKE VAN GEEL, ONDERZOEKER In oktober 2008 ben ik gepromoveerd (aandachtsgebied osteoporose, red.) aan de Universiteit Maastricht en heb ik een aanstelling als postdoc onderzoeker (Caphri, bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde) gekregen. Een erg leuke bijkomstigheid was dat ik voor 4 maanden naar Sydney mocht gaan. Dit heb ik natuurlijk met beide handen aangegrepen! Afgelopen januari zijn mijn vriend en ik vertrokken. De temperatuur was in het begin wel erg wennen: van een ontzettende koude winter naar een erg warme zomer (40°C). Ik was aangesteld als visiting research fellow aan het Garvan Research Institute bij ‘The Osteoporosis and Bone Biology Program’. Deze afdeling wordt geleid door prof. John Eisman. Alles wat ik mij van te voren had voorgenomen om te bereiken is ook gelukt, waaronder het combineren van de datasets, het gezamenlijk schrijven en beoordelen van artikelen en subsidievoorstellen. De dataset van het Garvan institute bestaat uit gegevens van mannen en vrouwen van 60 jaar en ouder met een eerste fractuur. De Maastrichtse dataset bestaat uit gegevens van postmenopauzale vrouwen van 50 jaar en ouder met en zonder fracturen. Zowel uit de data verzameld in Sydney als Maastricht bleek dat een tweede fractuur snel na een eerste fractuur optreedt als patiënten met een fractuur niet snel behandeld worden. Ruim 20% van alle tweede fracturen treedt op binnen 1 jaar na de eerste fractuur. Door het samenvoegen van de datasets kunnen we dit fenomeen verder onderzoeken. Het samenwerken is wederzijds zo goed bevallen dat we bezig zijn met het opzetten van een wereldwijd netwerk en veel nieuwe ideeën hebben gekregen waarbij we nauw zullen samenwerken en gebruik zullen maken van elkaars expertise. Gelukkig was er ook voldoende tijd om te reizen. Sydney is een ontzettend mooie en schone stad met parken waar je uren in kunt wandelen en lekker kunt picknicken. Iets wat de Australiërs zelf graag doen. In Sydney is altijd iets te doen, waaronder het muziekfestival en het Open Air filmfestival. Het aparte van het laatst genoemde 12 festival is dat het ook weer een openluchtfestiviteit is met een supergroot filmscherm dat dusdanig geplaatst is dat je tijdens de film een prachtig uitzicht op the Opera House en Harbour Bridge hebt. In januari hebben we Melbourne bezocht en zijn we twee dagen naar het tennis van de Australian Open gaan kijken. Een week later zijn de branden ontstaan in de omgeving van Melbourne waarbij bijna 200 doden zijn gevallen. Complete dorpen zijn van de kaart weggevaagd en veel mensen zijn alles kwijtgeraakt. De meeste branden zijn zelfs bewust of onbewust aangestoken, dat is het gruwelijke van het geheel. In april zijn we de Great Ocean Road, die na Melbourne begint en voor Adelaide ophoudt, gaan rijden. Een van de hoogtepunten die welbekend is, zijn de Twaalf Apostelen, maar niet alleen deze bezienswaardigheid is mooi, het hele gebied eromheen is geweldig met allerlei prachtig gevormde rotsen. De vier maanden zijn werkelijk omgevlogen. Kortom: het is een ervaring die ik nooit zal vergeten! op één lijn 34 op één lijn 34 2e uitgave 2009 Promotie Arian Plat PROMOTORES: PROF.DR. C.P. VAN SCHAYCK; PROF.DR. P.W. DE LEEUW. CO-PROMOTORES: DR. H.E.J.H. STOFFERS; DR. A.A. KROON. TITEL: DATUM: GENETICS AND CARDIOVASCULAR RISK IN A PRIMARY CARE POPULATION. STUDIES FROM THE HIPPOCRATES PROJECT. VRIJDAG 29 MEI 2009 In de regio Kerkrade komen al jaren veel hart- en vaatziekten voor. In dit proefschrift is in een eerstelijns patiëntenpopulatie gekeken of het bepalen van een aantal genetische kenmerken toegevoegde waarde heeft bij het vaststellen van het risico op hart- en vaatziekten. In dit onderzoek is naar zes polymorfismen gekeken. Eén van de belangrijkste conclusies is dat er wel een verband bestaat tussen deze polymorfismen en hart- en vaatziekten maar dat de toegevoegde waarde voor deze groep eerstelijns patiënten gering is (slechts 1% meer ten opzichte van de traditionele risicofactoren zoals cholesterol, hoge bloeddruk en diabetes). Te klein dus om te gebruiken in de dagelijkse klinische situatie bij de hele groep. Voor individuele patiënten met specifieke karakteristieken waren er daarentegen wel aanwijzingen dat bepaling van sommige polymorfismen een bijdrage zouden kunnen leveren aan de schatting van het cardiovasculaire risico. CAPiTA: inclusie Maastricht blijft helaas achter Pneumokokkenvaccinatieonderzoek bij 65+ Inleiding Afgelopen najaar is het Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijnsgeneeskunde, onderdeel van het UMC Utrecht, gestart met het grootste vaccinatieonderzoek dat ooit in Nederland is uitgevoerd, het CAPiTA-onderzoek. CAPiTA moet uitwijzen of ouderen met een nieuw vaccin effectief beschermd kunnen worden tegen ziekten veroorzaakt door pneumokokken. Hoe het loopt De werving gaat over het algemeen erg goed. Er zijn op dit moment 909 geïnteresseerde huisartsen in heel Nederland. Momenteel wordt er volop gevaccineerd in de regio Twente en dat gaat erg goed. De werving van huisartsen in de Maastricht en omgeving gaat helaas nog steeds erg moeizaam. Op dit moment hebben we 10 geïnteresseerde huisartsen in Maastricht en omgeving. Dit is erg weinig in vergelijking met de andere regio’s en daarom zijn nu 2 mensen actief huisartsen aan het werven in Maastricht. 13
Pagina 14
op één lijn 34 2e uitgave 2009 Achtergrond Community Acquired Pneumonie (CAP) en invasieve pneumokokkenziekte (IPD) zoals pneumokokken-sepsis en –meningitis vormen wereldwijd een belangrijk gezondheidsprobleem. In de westerse wereld worden de hoogste incidenties van pneumonie en IPD gevonden bij jonge kinderen en ouderen. Kinderen worden om die reden al sinds 2006 gevaccineerd met een 7-valent pneumokokken-conjugaatvaccin. De Gezondheidsraad onderkent het potentieel belang van vaccinatie bij ouderen, maar eerst dient de effectiviteit van een pneumokokkenvaccin te worden onderzocht alvorens opname in het rijksvaccinatieschema. De CAPiTA studie zal antwoord geven of een nieuw 13-valent pneumokokken-conjugaatvaccin (13vPnC) effectief is. Dit nieuwe vaccin lijkt sterk op het 7-valente vaccin voor kinderen maar is uitgebreid met 6 pneumokokken serotypen om een betere bescherming bij ouderen te bereiken. Opzet van de studie Het onderzoek wordt uitgevoerd bij 85.000 mensen van 65 jaar en ouder in een aantal regio’s in Nederland. De deelnemers ontvangen in speciale door het Julius Centrum opgezette lokale vaccinatiecentra de pneumokokkenvaccinatie (of placebo). Dit gebeurt dubbelblind gerandomiseerd. Daarna zullen ziekenhuisopnames en sterfte voor pneumokokken-CAP en IPD gedurende twee jaar worden geregistreerd om de effectiviteit van vaccinatie te bepalen. In de eerste fase werd het onderzoeksvaccin samen met het griepvaccin gegeven en zijn bijna 30.000 deelnemers geïncludeerd. Het tweede deel zal zonder de combinatie met het griepvaccin worden uitgevoerd. Rol van de huisarts Medewerking van huisartsen is echter cruciaal voor het onderzoek. Huisartsen wordt gevraagd eenmalig kandidaat-deelnemers te selecteren op basis van leeftijd (65 jaar of ouder) en een korte lijst van exclusiecriteria. Daarnaast dienen alle ernstige ziekten van deelnemers (zogenaamde serious adverse events, SAE’s) die in de eerste 28 dagen na vaccinatie optreden door de huisarts doorgegeven te worden aan het Julius Centrum. En tenslotte zal gedurende de twee daaropvolgende jaren gevraagd worden of er deelnemers zijn overleden of verhuisd. De huisarts krijgt een vergoeding per geselecteerde patiënt, per geïncludeerde deelnemer en voor het rapporteren van SAE’s en patiënten die zijn verhuisd of overleden. Binnenkort zullen we Maastricht de huisartsen, arts-microbiologen en ziekenhuizen in deze academische regio (opnieuw) benaderen met de vraag of zij aan dit belangrijke onderzoek willen deelnemen. Voor capitahuisartsen@umcutrecht.nl of www.vaccinatieonderzoek.nl/huisartsen.html. Wilt u als huisartspraktijk deelnemen, dan vindt u op deze website ook een aanmeldingsformulier. U kunt zich ook per email aanmelden. Update Amuse II Diagnostiek van longembolie door de huisarts In vorige nummers van ‘Op 1 lijn’ heeft u kunnen lezen over de Amuse-II studie. In Amuse-II wordt onderzocht of het in de huisartsenpraktijk mogelijk is om veilig longembolie uit te sluiten met behulp van de klinische beslisregel van Wells en een Point-of-Care D-dimeertest. De inclusie van Amuse-II loopt nog steeds. Regio Zuidoost Nederland heeft regio Amsterdam al ingehaald! Hier de laatste stand van zaken m.b.t. de inclusie. Momenteel hebben we landelijk 444 patiënten ingesloten in Amuse-II. Hiervan heeft Maastricht 124 patiënten geïncludeerd, Amsterdam 105 en Utrecht 215. Van al deze patiënten behoort ongeveer 44,8% tot de laag risico groep met een Wells score ≤ 4 & een negatieve Point-ofCare D-dimeertest. Tot nu toe heeft van de patiënten met complete follow-up ongeveer 10,1% een longembolie. In totaal zullen we nog zo’n 300 patiënten nodig hebben om iets te kunnen zeggen over het veilig uitsluiten van longembolie door de huisarts. De inclusie loopt nog tot begin 2010. 14 op één lijn 34 2e uitgave 2009 600 500 400 300 200 100 0 MUMC+ totaal AMC totaal UMC totaal Totaal Gewenste aantal Blijft u denken aan Amuse-II tijdens uw consulten in de praktijk! We hebben elke inclusie hard nodig! Namens het hele onderzoeksteam AMUSE: Petra Erkens, Marion de Mooij, Jelle Stoffers, Hugo ten Cate, Martin Prins Amuse-2@hag.unimaas.nl / tel. 043-3882324 WESP: Wetenschaps Participatie Het meten van de medische zorgbehoefte bij mensen met een verstandelijke beperking DOOR: LONNEKE TIMMERMANS BEGELEIDERS: WIL BUNTINx EN HENNY LANTMAN Het doel van mijn WESP was het opzetten van een instrument dat de medische zorgbehoefte bij mensen met een verstandelijke beperking meet. Dit instrument moest zo valide en betrouwbaar mogelijk zijn. Het uitgangspunt van dit instrument was de SIS (Supports Intensity Scale), die in 2005 door the American Association of Mental Retardation werd gepubliceerd. De SIS is een vragenlijst bestaande uit 3 subschalen die de totale zorgbehoefte meet bij mensen met een verstandelijke beperking. Een van die subschalen is de medische zorgbehoefte, andere subschalen gaan over de zelfredzaamheid, belangenbehartiging en gedragsproblematiek. 15 sept ’07 nov ’07 jan ’08 mrt ’08 mei ’08 juli ’08 sept ’08 nov ’08 jan ’09 mrt ’09 mei ’09
Pagina 16
op één lijn 34 2e uitgave 2009 Uit onderzoeken naar betrouwbaarheid en validiteit van de SIS blijkt onder andere dat de interne consistentie van de subschaal medische problematiek het laagst is. Naarmate de vragenlijst meer gebruikt werd in de praktijk kwam er tevens meer commentaar op de inhoud en de vormgeving, vooral op subschaal medische problematiek. Om de originele schaal te verbeteren, hebben we gewerkt volgens een stappenplan waarbij het eerste deel bestond uit een stuk kwalitatief onderzoek. Een panel bestaande uit 14 AVG’s (Arts Verstandelijk Gehandicapten) werd samengesteld om de meningen van experts te horen. Zij kregen een lijst voorgelegd met alle originele items van de SIS, aangevuld met volgens de literatuur, essentiële onderwerpen betreffende de medische verzorging. De artsen gaven veel goede tips en nuttige informatie. De tweede stap was het verspreiden van de nieuwe lijst in instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking. 192 lijsten werden ingevuld na het interviewen van 78 begeleiders die werkzaam waren op de instellingen. Het resultaat van dit veldonderzoek was deels kwantitatief (de ingevulde vragenlijsten) en deels kwalitatief (tips en commentaar van de begeleiders). Opnieuw dus weer een hoop informatie om te verwerken. Zo is de stand van zaken op dit moment. Een stuk statistiek is reeds achter de rug. Nu moet de vragenlijst nog dusdanig worden aangepast zodat deze voldoende betrouwbaar en valide is om hem gaan te gebruiken in de praktijk. Hopelijk kunnen we eind dit jaar een artikel publiceren over onze bevindingen. Bij het onderzoek is het duidelijk geworden dat het meten van de zorgbehoefte van belang is voor meerdere partijen: de verzorging, het management van de instellingen, de overheid en natuurlijk de patiënt zelf. Wanneer instrumenten worden gebruikt om zorg te plannen en in te schalen, dan moeten ze ook goed getest en onderzocht zijn. Ik hoop daarom met deze WESP stage een stukje te hebben bijgedragen aan het ontwikkelen van de nieuwe schaal. Effectiviteit leefstijlzorg bij patiënten met diabetes mellitus DOOR: RICK BEKKERS BEGELEIDERS: MARK SPIGT, JORIS LINMANS EN LUC GIDDING Tijdens mijn wetenschapsstage heb ik onderzoek gedaan naar de effectiviteit van leefstijlzorg in de eerste lijn voor patiënten met type 2 diabetes mellitus. Leefstijlzorg refereert aan alle activiteiten die zorgverleners kunnen uitvoeren om de leefstijl van patiënten te beïnvloeden. Uit diverse gerandomiseerde studies blijkt dat leefstijl-interventies effectief zijn voor de preventie en de behandeling van type 2 diabetes mellitus. De incidentie is tot de helft te reduceren in een populatie die at risk is voor het ontwikkelen van diabetes (gestoorde glucose tolerantie). Daarnaast leidt gewichtsverlies en toegenomen fysieke activiteit tot een betere glycemische controle en kan diabetesgerelateerde medicatie verminderd worden. Het is echter de vraag of de resultaten uit deze gerandomiseerde gecontroleerde trials ook in usual care kunnen worden gehaald. Hiervoor is een goed registratiesysteem 16 nodig van leefstijlindicatoren. Het gewicht, het BMI en het beweeggedrag dienen regelmatig te worden geregistreerd bij diabetespatiënten. Binnen de SGE (Stichting Gezondheidscentra Eindhoven) worden deze leefstijlindicatoren bij diabeten geregistreerd in het HIS. De SGE bestaat uit 10 gezondheidscentra welke zorg dragen voor in totaal circa 60.000 patiënten. Met een uitspoel van leefstijlgerelateerde gegevens heb ik onderzoek gedaan naar de effectiviteit van leefstijlzorg in de SGE. Het gaat hierbij voornamelijk om de vraag of alle inspanningen die geleverd worden om leefstijl te verbeteren leiden tot een lager gewicht en een verbeterd beweeggedrag bij patiënten met type 2 diabetes. In de huidige zorg wordt veel aandacht besteed aan leefstijl. Patiënten gaan naar de diëtist, krijgen adviezen van de huisarts en praktijkondersteuner diabetes en soms worden ze begeleid door een beweegconsulent, om meer te gaan bewegen. op één lijn 34 2e uitgave 2009 Ik heb een database gecreëerd waarin gegevens over gewicht, BMI en beweeggedrag van ruim 2000 diabetespatiënten werden samengevoegd. De observatieperiode duurde bijna 2 jaar, van juni 2007 tot april 2009. Analyse van de data laat zien dat het gewicht bij diabeten in de tijd niet verandert. De gemiddelde lijn van het gewichtsverloop bij diabeten is nagenoeg horizontaal. Uit een subanalyse blijkt dat dit ook het geval is wanneer we alleen patiënten bekijken die overgewicht of (morbide) obesitas hebben. Deze laatste groep betreft overigens ruim 80% van de totale type 2 diabetes populatie. Verder is gebleken dat het beweeggedrag bij het grootste deel van de diabeten niet verandert (60%), voor een kleiner deel verslechtert (25%) en dat er slechts een hele kleine groep is die het beweeggedrag heeft verbeterd gedurende de observatieperiode (15%). Het is daarnaast opvallend dat ruim 90% van de patiënten niet aan sport doet en dat amper 40% voldoet aan de gestelde ‘Nederlandse norm gezond bewegen’. Hoewel het niet toenemen van gewicht ook als een effect van leefstijlinterventies kan worden beschouwd, heb ik geconcludeerd dat de huidige leefstijlzorg in elk geval nog ‘onvoldoende effectief’ te noemen is. Dit kan voor een gedeelte verklaard worden door een onvolledige registratie en het feit dat het huidige zorgprogramma diabetes, met nieuwe functies en verantwoordelijkheden, nog niet zo lang wordt gehanteerd en zich nog verder moet ontwikkelen. De resultaten uit de eerder verrichte studies worden nu in de Eindhovense usual care nog niet benaderd. Echter worden de komende jaren deze analyses herhaald, waarbij we verwachten dat de (zichtbare) effectiviteit zal toenemen. Welke factoren zijn het meest van invloed op de ervaren leerzaamheid van het coschap huisartsgeneeskunde? Werkplekleren in de huisartsenpraktijk DOOR: VERA HANSSEN BEGELEIDERS: JONNE VAN DER ZWET, PAUL ZWIETERING & JOB METSEMAKERS Er is veel literatuur over hoe artsen en coassistenten leren op hun werkplek. Deze onderzoeken zijn voornamelijk uitgevoerd in de klinische setting, het ziekenhuis. Hieruit blijkt dat verschillende factoren, zoals het heersende leerklimaat, de kwaliteit van de begeleiding en toenemende zelfstandigheid het leren op de werkplek beïnvloeden. Wij vroegen ons af welke factoren het leren in de huisartsenpraktijk beïnvloeden. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten ten opzichte van de kliniek? Mijn onderzoek maakt deel uit van het promotietraject van Jonne van der Zwet. Tijdens mijn WESP ben ik aan de slag gegaan met reeds ingevulde vragenlijsten van studenten die in 2007 het coschap huisartsgeneeskunde gelopen hebben. In deze vragenlijst staan items over de houding en kwaliteit van de huisartsopleider (HAO), de mate en kwaliteit van observaties en feedback, de kwaliteit en kwantiteit van de patiëntcontacten, de hoeveelheid tijd gespendeerd aan het coschap, de werksfeer, organisatie en leerzaamheid van het coschap. We hebben een aantal van deze items door middel van een factoranalyse samengevoegd waardoor er nieuwe variabelen zijn ontstaan; kwaliteit van begeleiding door de huisartsopleider, kwaliteit en diversiteit van patiëntmix en faciliteiten die tot meer zelfstandigheid leiden. Onze uitkomstmaat was de ervaren leerzaamheid. Door middel van een regressieanalyse zijn we erachter gekomen dat de kwaliteit van de begeleiding door de HAO het meest van belang is voor een positief ervaren leerzaamheid. Ook de kwaliteit en diversiteit van het patiëntenaanbod is significant van invloed op deze leerzaamheid. Faciliteiten die tot meer zelfstandigheid leiden zijn in dit onderzoek niet uit de bus gekomen als significante beïnvloedende factor, wat we eigenlijk wel verwacht hadden gezien eerder onderzoek op dit gebied. Ook in focusgroepen die nu worden uitgevoerd onder coassistenten worden deze punten als erg belangrijk betiteld. De overige resultaten waren in overeenstemming met eerder verschenen literatuur. Hieruit concluderen we dat de kliniek en de huisartsenpraktijk qua factoren die van invloed zijn op de ervaren leerzaamheid, sterk overeenkomen. Aanbevelingen voor de praktijk zijn dan ook om deze drie pijlers te optimaliseren om zo de goede kwaliteit van het coschap te blijven waarborgen. Hiervoor is het noodzakelijk om de betekenis van deze factoren specifiek voor de huisartsenpraktijk in beeld te krijgen. 17
Pagina 18
op één lijn 34 2e uitgave 2009 Wat leren we hiervan? • De Supports Intensity Scale (SIS) meet de totale zorgbehoefte bij mensen met een verstandelijke beperking door middel van subschalen zoals de medische zorgbehoefte, zelfredzaamheid, belangenbehartiging en gedragsproblematiek. • Uit betrouwbaarheid- en validiteitonderzoek blijkt onder andere dat de interne consistentie van de subschaal medische problematiek het laagst is en dat er veel commentaar op inhoud en de vormgeving is, vooral op subschaal medische problematiek. • De noodzakelijke verbetering van de SIS wordt door het onderzoeksteam met behulp van 14 AVG’s aangepakt. Eind 2009 verwachten we de eerste bevindingen. • Leefstijlinterventies gericht op bv gewichtsverlies en meer fysieke activiteit kunnen een belangrijke rol spelen in de preventie en behandeling van diabetes mellitus. • Om de effectiviteit van dit soort interventies goed te kunnen onderzoeken in de praktijksituatie, dient de registratie van gewicht en mate van beweging goed en uniform geregistreerd worden in de praktijken. • Analyse laat zien dat het gewicht van diabeten en het beweeggedrag van de meeste diabeten in de tijd niet verandert. • De huidige leefstijlzorg is nog ‘onvoldoende effectief’ te noemen maar zal wel naar verwachting de komende jaren toenemen. • In het coschap Huisartsgeneeskunde is de kwaliteit van de begeleiding door de HAO het meest van belang voor een positief ervaren leerzaamheid. Ook de kwaliteit en diversiteit van het patiëntenaanbod is significant van invloed op de leerzaamheid. Aanbevelingen voor de praktijk zijn dan ook om deze drie pijlers te optimaliseren om zo de goede kwaliteit van het coschap te blijven waarborgen. • Ook in focusgroepen met coassistenten worden deze drie punten als erg belangrijk betiteld. De klinische coschappen in het ziekenhuis en de huisartsen-praktijk komen qua factoren die van invloed zijn op de ervaren leerzaamheid, sterk overeen. Cultuurverschil IN de opleiding Cultuurshock krap 1000 kilometer van de Huisartsopleiding Maastricht DOOR INGRID VAN DER HEIJDEN, JUNIOR HUISARTSSTAFLID Eind 2008 bezocht een delegatie van de huisartsopleiding Maastricht (Paul Ram, Bas Maiburg, Gerard Benthem en Ingrid van der Heijden) op hun uitnodiging de huisartsopleiding van Trento in Italië. Wij spraken daar op hun eerste landelijke huisartsopleiders congres over de organisatie en inhoud van de Nederlandse huisartsopleiding, het curriculum van huisartsopleiders en over toetsing en beoordeling. Wij kregen van onze gastheren een uitvoerige presentatie over de nadrukkelijke positie van ‘schone kunsten’ en het gebruik hiervan als onderwijsvorm binnen de huisartsopleiding van Trento. Zo heeft de huisartsopleiding Trento bijvoorbeeld een huisarts in dienst die zich heeft toegelegd in 18 cinematografie. Maandelijks wordt er gezamenlijk een film bekeken en geanalyseerd. Aios bezoeken periodiek een museum en krijgen een aantal uur onderwijs verzorgd door een socioloog. Ze hebben –gedeeltelijk ook buiten officiële opleidingstijdeen toneelvoorstelling (‘Doctor Knock’ van Jules Romain) voorbereid en hebben meerdere voorstellingen in de stadsschouwburg gegeven. De DVD van de voorstelling werd ons getoond. Als eerste huisartsopleiding van Italië, maakt de huisartsopleiding van Trento gebruik van simulatiepatiënten-contacten, welke op video worden opgenomen. Groot verschil met de Nederlandse situatie is dat de spreekkamer een leslokaal is en dat de overige aios in een op één lijn 34 2e uitgave 2009 grote groep rondom de arts en simulatiepatiënt staan. Er mogen medisch inhoudelijke suggesties gegeven worden, maar slechts beperkt persoonlijk gericht commentaar en zeker geen interpretaties. Het bezoek aan de huisartsopleiding in Trento heeft ons vooral geconfronteerd met een groot cultuurverschil. Dit werd ons duidelijk door bijvoorbeeld de gebruikte onderwijsmethodiek (urenlang frontaal onderwijs) en omgangsvormen. De onderwijsvorm lijkt een weerspiegeling te zijn van hoe je met elkaar omgaat in de spreekkamer en in de maatschappij. Het bezoek heeft ons geprikkeld na te denken over de impact van de onderwijsinhoud en- vorm op de uitkomstmaat en de culturele determinanten hierin. Binnen Huisartsopleiding Nederland en HVRC lijkt er weinig aandacht te bestaan voor de rol van de eigen cultuur op de onderwijsinhoud en- vorm. Gesterkt door onze eigen ervaring in Trento, realiseren we dat we (vooral bij allochtone aios) de bestaande impliciete introductie in onderwijsvormen en onderwijsfilosofie –de zogenaamde regels voor het sociale spel binnen de huisartsopleiding- beter moeten expliciteren. Verder concluderen we dat cultuur in engere zin (m.a.w. ‘kunst’) de kracht heeft om inhoudelijke verdieping van reflectie te bieden en actief verbindingen weet te leggen met ervaringen en reflecties. Kunst weet te inspireren en intrinsiek te raken en biedt daarmee een verrijking van de opleiding. De collega’s van de huisartsopleiding Trento zijn uitgenodigd voor een tegenbezoek om de culturele verschillen binnen de huisartsopleiding nader uit te diepen. De gastheren en vrouwen van de huisartsopleiding Trento flankeren Nederlandse delegatie Isa Houwink, onderzoeker Ik ben in 2008, na het afronden van mijn opleiding huisartsgeneeskunde in Maastricht, begonnen als onderzoeker aan de VU in Amsterdam. Sinds 1 januari van dit jaar is ons promotieproject gestart naar het ontwikkelen van een onderwijsprogramma over genetica en genomics voor eerstelijns medewerkers. Dit project is een samenwerking tussen de VU in Amsterdam ( 1e promotor Prof. Dr. Martina Cornel, hoogleraar Community genetics) en Huisartsgeneeskunde in Maastricht (2e promotor Prof. Dr. Geert Jan Dinant). Dit project doe ik parttime naast mijn werk als huisarts (HIDHA in Heerlen en Maastricht) en als moeder, dus ik verveel mij niet snel! 19
Pagina 20
op één lijn 34 2e uitgave 2009 Wie verre reizen maakt kan veel verhalen, dus... Inpakken en wegwezen! DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIE EN HUISARTSBEGELEIDER Uit het ruime aanbod op internet vond ik binnen een minuutje een schitterende 8-daagse reis naar Gambia, logies-ontbijt, voor slechts 399 euro per persoon, vertrek 26 juni a.s. Over 9 dagen vanaf het moment, dat ik dit stukje schrijf. Weinig tot geen tijd daardoor om nog ergens anders aan te denken dan aan het leegwerken van het bureau en de aanschaf van gepaste kledij en andere zonneattributen. Dit soort last-minute aanbiedingen is één van de oorzaken van de toename van tropische ziekten en de gevolgen daarvan waarmee de huisarts in Nederland geconfronteerd wordt. Zo is het aantal aangiften van malaria bijna vertwintigvoudigd van 16 in 1970 tot 313 in 1995, dat van buiktyfus van 23 tot 63 in dezelfde periode. Jaarlijks reizen ruim 1,5 miljoen Nederlanders voor hun vakantie of werk naar verre bestemmingen. Risicogebieden voor infectieziekten liggen echter niet alleen in (sub)tropische landen zoals in Azië, Afrika of Midden-Zuid Amerika. Ook dichtbij in Turkije, Egypte of Marokko en zelfs in enkele Oost-Europese landen kunnen de hygiënische omstandigheden slecht zijn en een bedreiging vormen voor de gezondheid. Het risico op infectieziekten is zodoende niet alleen afhankelijk van de bestemming, maar ook van wat men doet of overkomt tijdens een reis. Meer dan 50% van de reizigers is hiervan niet op de hoogte en gaat zonder advies op reis. Verbetering van de toegankelijkheid voor reizigersadvisering is dan ook belangrijk. De huisarts staat dicht bij de Nederlandse bevolking en kan mensen, door het geven van een reizigersadvies, goed voorbereid op reis laten gaan. Bij adequate immunisatie, eventueel chemoprofylaxe en inachtneming van geadviseerde maatregelen worden ernstige gezondheidsproblemen op reis en daarna immers voorkomen. Als logisch gevolg hiervan is het CHBB-register Reizigersadvisering ingesteld, want de beroepsgroep wil zelf de kwaliteit borgen van de hierin actieve huisartsen en hun praktijkvoering. Reizigersadvisering door de huisarts is ‘bijzonder aanbod’ en veronderstelt extra training boven de kennis en vaardigheden zoals genoemd in de “Eindtermen van de huisartsopleiding”. Daarnaast stelt het extra eisen aan de praktijkvoering. Het NHG heeft hiervoor in de Praktijkwijzer Preventie een onderdeel over reizigersadvisering opgenomen. Verder betreft reizigersadvisering primaire preventie en een systematische aanpak van de advisering blijkt effectief. Om reizigersadviserend huisarts te worden, moet de huisarts de basisopleiding Reizigersadvisering van Travel Alert, PAOH of NSPOH hebben afgerond. Voor de actualisering van het kennisdomein zijn de huisartsen vooral aangewezen op het LCR (Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering) en de daaraan gelieerde GGD-en, die voor actuele informatie zorgen. Ook Travelalert is een informatieaanbieder. Tijdens het reisconsult dienen de volgende elementen in ogenschouw te worden genomen: • Reis- en persoonsgegevens • Preventie en voorlichting • Immunisatie • Malaria en dengue • Bijzondere reiziger dan wel bijzondere reis • Ziekte tijdens de reis • Na de reis Na de basisopleiding en het aanpassen van de praktijkvoering aan het bijzonder aanbod moet de huisarts voor het behoud van zijn registratie per 5 jaar minstens 50 reisadvies-consulten begeleiden en minstens 20 uur relevante nascholing volgen. Reizigersadvisering is dus een echte Bijzondere Bekwaamheid. Voor mij een aantrekkelijke, want is het niet fijn om tussen de rhinovirussen van alledag door even meegevoerd te worden naar verre landen en de daar voorkomende microflora en –fauna? En wat nu met mijn reis naar Gambia over 1½ week? Vlug een afspraak maken bij één van de inmiddels 205 geregistreerde huisartsen, want ik moet gevaccineerd 20 op één lijn 34 2e uitgave 2009 worden tegen Gele koorts, DTP en Hepatitis A, moet aan de malariaprofylaxe (welke?) en heb ook advies nodig over de risicopreventie t.a.v. Hepatitis B, TBC, Meningococcenmeningitis, Rabiës, Bilharzia en Denguë. Volgens mij allemaal veel te kort dag, voor mijn eerste malariapil ben ik zeker al te laat. Ik denk, dat ik maar naar Noorwegen ga: ook veel muggen, maar in ieder geval zonder één of andere Plasmodiumvariant. En dan hoor ik de mooie verhalen wel van de patiënt die straks niet zongebruind, maar kanariegeel op mijn spreekuur verschijnt! Deel 2 uit de reeks Supervisie: een ontdekkingsreis voor aios DOOR HARRY MULLER EN MARIA MULDER, SUPERVISOREN HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT In deel 1 van deze reeks1 over supervisie tijdens de opleiding tot huisarts is het kader ervan en de beginfase van supervisie geschetst. Nu krijgt de ontdekkingreis zijn vervolg in de middenfase: het leerproces van de supervisanten wordt verbreed en verdiept. Hun leer- en aandachtpunten worden in daden omgezet en getoetst aan de realiteit: het werken en leren in combinatie met elkaar. De reis eindigt met de afrondingsfase: de eindevaluatie van de supervisie. De middenfase van supervisie Elke supervisiebijeenkomst hebben één of twee supervisanten inbreng aan de hand van een praktijkervaring. Een dergelijk voorval wordt schriftelijk 2 à 3 dagen tevoren aan allen toegestuurd. De supervisor en de medesupervisanten stellen vragen aan de inbrenger om inzicht te krijgen in wat is feitelijk is gebeurd. • Wat is er precies gebeurd? • Wat betekent dit voor jou en de andere betrokkene(n)? Pas als de inbrenger deze vragen heeft beantwoord komen onderstaande vragen aan de orde. • Zou je deze situatie ook anders kunnen bekijken? Hoe dan? • Hoe zou je dit anders willen aanpakken? • Wat heb je daarvoor nodig? Het leren in supervisie is gebaseerd op reflecteren. Dit gebeurt aan de hand van bovenstaande vragen. De kern is dat de supervisant vanuit een ander gezichtspunt een nieuwe betekenis toekent aan zijn ervaring. Bijvoorbeeld: een patiënt volgt een goed bedoeld advies van de huisarts niet op en de patïent reageert geïrriteerd. De vragen stimuleren de supervisant met andere ogen naar dit voorval te kijken. Vervolgens ontdekt hij dat hij zijn ervaring ook anders kan uitleggen en dit advies op een andere manier kan geven. Dit leidt tot een (meer) bewust en nieuw handelen, waarover hij opnieuw kan reflecteren. In deze beschrijving is de leercirkel van Kolb herkenbaar. Om de ingebrachte voorvallen te analyseren en uit te diepen maken supervisoren gebruik van verschillende referentiekaders. Te denken valt aan: de Roos van Leary, het kernkwaliteitenkwadrant van Ofman, handreikingen voor assertief reageren, de Rationele Emotionele Therapie van Ellis, enz. Van elke bijeenkomst maken de supervisanten een reflectieverslag (soms gebeurt dit minder frequent). Hierin ordenen zij hun ervaringen, gedachten en gevoelens. Dit verslag is een hulpmiddel om zelfstandig te leren denken over zichzelf en het werk. De supervisor kan zo volgen hoe zij aan hun leerdoelen werken en wat er aan hun handelen verandert. De volgende punten komen in dit verslag aan de orde: • wat heb ik geleerd? • wat was belang en wat niet? • tot welk nieuw inzicht ben ik gekomen? • wat is de betekenis voor mijn houding en gedrag? Dit verslag wordt aan het begin van de volgende bijeenkomst besproken. 1 Het eerste deel verscheen in Op éën lijn, nummer 33, voorjaar 2009 21
Pagina 22
Pagina 24
op één lijn 34 Themadeel 'Onderwijs' 24 op één lijn 34 2e uitgave 2009 Inleiding op het thema Uitnodiging DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM Huisartsen die in hun werk ook coassistenten of huisartsen-in-opleiding opleiden, zijn van alle huisartsen in Nederland het meest tevreden over hun werk. Dat blijkt uit onderzoek dat Irene van Ham deed bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde van het Universitair Medisch Centrum Groningen, en waarop zij in 2006 promoveerde onder de titel “De arbeidssatisfactie van de Nederlandse huisarts”. Deze Op één lijn heeft als thema “Onderwijs”. Om een bijdrage te leveren aan uw arbeidssatisfactie, wil ik u van harte uitnodigen om deel te nemen aan het onderwijs dat de vakgroep Huisartsgeneeskunde verzorgt aan het basiscurriculum van de Universiteit Maastricht. In het huidige curriculumjaar 2008-2009 werd maar liefst ruim 18.254 uur onderwijs aangeboden door onze vakgroep, wat overeenkomt met ruim 11 FTE. Dit wordt ingevuld door circa 40 personen. Het overgrote deel van dit onderwijs bestaat uit uitvoerende rollen, waarvan die van Huisartsbegeleider van coassistenten misschien het meest bekend is. Andere rollen in de geneeskundeopleding zijn bijvoorbeeld die van tutor van een onderwijsgroep of begeleider van sociale vaardigheidstrainingen. Naast uitvoerende rollen is er ook een aantal coördinerende rollen die door medewerkers van onze vakgroep met verve vervuld worden. Het door de vakgroep Huisartsgeneeskunde gegeven onderwijs wordt in de studentbeoordelingen bovengemiddeld goed geëvalueerd. Om onze uitnodiging kleur en achtergrond te geven neem ik u graag in vogelvlucht mee door dit nummer van “Op één lijn”. Welke praktijkcontacten bieden we ook al weer aan? U kent ongetwijfeld de student die een gedeelte van zijn/ haar stage doorloopt in uw praktijk. Naast een beknopt overzicht van de eigenschappen van de stages in de verschillende jaren kunt u ook lezen hoe de studenten zelf hun stages ervaren hebben, en dat zij hierbij niet alleen medisch inhoudelijk kennis hebben opgedaan. U kent de coassistent, maar wist u ook dat er praktijken zijn die uitstekende ervaring hebben met het opleiden van duo’s coassistenten? Er is al veel geschreven over de nieuwe 6e jaars studenten, de WESP en GEZP, maar hoe ervaren zij deze stages binnen de Huisartsgeneeskunde? En hoe ervaart een doktersassistente nu eigenlijk al die naar onderwijs hunkerende studenten? Welke onderwijsrollen zijn er? Huisarts Jeroen Smeets beschrijft zijn ervaringen in zijn rol als observator bij de vaardigheidstoets, terwijl collega Janneke van Drunen op persoonlijke wijze de rol van Huisartsbegeleider van een groep coassistenten beschrijft. Over de meer coördinerende rollen schrijft Johan Evers in zijn bijdrage over zijn ervaringen met de coördinatie van het 3e jaar, u weet wel, van de jaar 3 praktijkcontacten. Er staat nog veel meer over onderwijs in dit themanummer. Het Onderwijssecretariaat Huisartsgeneeskunde is bij de meesten van u bekend als vraagbaak bij onderwijsvraagstukken. Daarnaast beschikt onze onderwijscoördinator Lilian Aarts over uitgebreide informatie over inhoud, urenvergoeding en functievereisten van de meeste rollen. U kunt altijd contact via haar met ons opnemen indien u interesse heeft, ook als u nog geen concrete gedachten over uw mogelijkheden/capaciteiten heeft. Voor onderwijs is altijd formatie of geld beschikbaar, en we hebben altijd behoefte aan praktiserende huisartsen. Wij werken hard aan een compleet, eenvoudig en overzichtelijk portfolio van alle beschikbare rollen en functies. Een portfolio dat niet alleen een opsomming is van louter teksten, maar wat ook antwoord geeft op de vraag “welke rol heeft u voor mij op een dinsdagmiddag?”, of: “ik wil best meedoen, maar ik kan maar in één bepaalde periode: heeft u dan wel iets voor mij?”. Kortom: wij willen u van harte uitnodigen om zelf deel te nemen aan onderwijs, hetzij in uw praktijk, dan wel op de Universiteit. Onderwijs, omdat u het waard bent! 25
Pagina 26
Pagina 28
op één lijn 34 2e uitgave 2009 Ervaringen met groepsonderwijs jaar 3 Blijft het bij experimenteren? DOOR PAUL STALENHOEF, ACADEMISCH HUISARTS IN GC DR. VAN KLEEF Het begin van het groepsonderwijs in jaar 3 in het gezondheidscentrum Dr van Kleef ligt in september 2007. Na 2 jaar ervaring is het tijd om de balans op te maken. Het is begonnen na een gesprek met de toenmalige coördinator Jaar 3 Ramon Ottenheijm, huisarts in het gezondheidscentrum Geulle, die het groepsonderwijs jaar 3 als pilot heeft uitgevoerd in zijn eigen praktijk en daar positief over was. Het groepsonderwijs in de praktijk is dus ontstaan als een experiment en gezien als een mogelijke oplossing voor het tekort aan participerende huisartsen. De vraag is dan: “Is het mogelijk om met groepsonderwijs efficiënter te werken met minder opleiders, waarbij het aanbod van problemen en de kwaliteit van het onderwijs voldoende zijn gewaarborgd?” Andere vragen zouden (los van logistieke noodzaak) kunnen zijn: “Heeft het groepsonderwijs in deze vorm ook an sich voordelen? Is het inspirerend? En wat is de meerwaarde?” De studenten in jaar 3 volgen onderwijs in 4 clusters van elk 10 weken: 1. Buikklachten/Abdomen 2. Bewegingsapparaat 3. Geestelijke gezondheidsproblemen en 4. Hartvaatziekten/longen. Studenten bezoeken 2 keer per cluster de huisartspraktijk, waarbij het nadrukkelijk de bedoeling is dat zij op de bezoekdag contact hebben met patiënten die een probleem of een aandoening hebben, die past binnen het cluster. Het groepsonderwijs vindt plaats in een “Carrousel” formule, waarbij de studenten in duo’s een uitgenodigde patiënt een anamnese afnemen en een gericht onderzoek doen. Daarbij is het van belang dat de docent feedback geeft. Per cluster bezoeken zij 2 middagen de praktijk en in totaal zien zij dus totaal 6 patiënten per cluster. Voorwaarden zijn: de aanwezigheid van 3 patiënten met een aandoening of probleem wat het cluster betreft en wat betreft locatie: 3 spreekkamers en een groepskamer. Eén duo studenten heeft steeds gedurende een half uur 28 contact met één patiënt, daarna rouleren zij en gaan ze naar de volgende patiënt in een andere spreekkamer. Na 1,5 uur komen de studenten en de begeleider weer bijeen in de onderwijs-groepskamer, waar de patiënten uitvoerig worden nabesproken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een laptop en een beamer, waarmee de belangrijkste zaken uit het elektronisch medisch dossier kunnen worden getoond. De huisarts geeft aan het eind van ieder cluster een beoordeling aan de student dat wordt meegewogen in het eindoordeel. Kunnen we het experiment als geslaagd beschouwen? Welke voordelen zijn er, en welke nadelen kleven er aan dit onderwijsproject? Zijn er verbeteringen in te voeren? Hierbij is ook het studentenoordeel van belang. Voordelen: er wordt gericht gewerkt, omdat op één middag 3 patiënten worden uitgenodigd met problematiek die rechtstreeks te maken heeft met het cluster. Het werken in duo’s heeft het voordeel dat studenten elkaar kunnen aanvullen bij de anamnese en het lichamelijk onderzoek en dat zij van elkaar feedback krijgen. De huisarts is aanwezig bij anamnese en lichamelijk onderzoek en begeeft zich van kamer naar kamer om de studenten te observeren. In de nabespreking is gelegenheid voor discussie en het stellen van vragen aan elkaar en aan de begeleider. Per patiënt worden leerdoelen geformuleerd voor verdere verdieping, waarop de volgende bijeenkomst wordt teruggekomen. Dit werkt goed naar mijn gevoel. Ook de studenten zijn tevreden over het rendement en vinden vooral de nabespreking, waarin zij persoonlijk feedback krijgen op hun functioneren inspirerend. Nadelen zijn, dat de student niet meer zoals voorheen een dagje meeloopt en ook nog een aantal andere indrukken opdoet van het werk van de huisarts. Dat wordt door de studenten als een nadeel ervaren. Door de studenten is de suggestie gedaan, dat zij ieder naast de onderwijsmiddagen ook nog een dag aanwezig kunnen zijn in de praktijk om meer zicht te krijgen op het werk van de huisarts. Dit betekent voor de huisarts 6 extra onderwijsdagen verspreid over het jaar. Een ander aspect is dat het voor de patiënt vermoeiend is op één middag op één lijn 34 2e uitgave 2009 3 maal een sessie te hebben met steeds 2 studenten. Een ander moeilijk punt is de beoordeling, die vaak gebaseerd is op te weinig indrukken van de student en dan blijft hangen in een vage formulering of aanbeveling aan het adres van de student. Mijn totaalindruk is toch positief. Er zijn wel soms wat logistieke problemen op praktijkniveau (er zijn geen 3 spreekkamers beschikbaar) of een patiënt belt een uur van tevoren af of komt niet opdagen. Ook op studentniveau kan het mis gaan, als ze bijvoorbeeld andere dringende verplichtingen hebben al dan niet verband houdend met het cluster. Voor mij persoonlijk is het wel belastend. Vooral het steeds weer vragen van patiënten is wel eens een probleem. Ook dient de praktijk te zijn afgestemd op deze onderwijsvorm. Een ieder die worstelt met beschikbare spreekkamers voor praktijkondersteuners, psycholoog in de eerste lijn, 2e lijnsverpleegkundigen, etc zal zich dit kunnen voorstellen. Toch overheerst het gevoel dat dit zinvol, huisartsgeoriënteerd onderwijs is. Bovendien denk ik dat het onder genoemde voorwaarden een oplossing kan zijn voor het tekort aan opleidende huisartsen en dat het zeker meerwaarde heeft met betrekking tot de leeropbrengst, daarbij de nadelen in acht genomen. Als je een enthousiaste huisarts bent, je lol hebt in onderwijs geven, je beschikt over voldoende spreekkamers en een groepskamer, je het niet vervelend vindt steeds weer patiënten uit te nodigen voor onderwijs in de praktijk, dan is dit misschien iets voor jou… Het is een uitdaging, en je blijft scherp in je vak. Tekening van Paul in het HAGblad uit 1985 is nog steeds actueel Coschappen Duo co: een kans of een gedrocht? DOOR EVELINE HAZELAAR EN EMILE MOM, HUISARTSEN WMC BOCHOLTZ Toen wij in 2005 verhuisden vanuit de noodbouw naar ons nieuwe gezondheidscentrum kwam al snel de vraag vanuit de academie om weer te gaan deelnemen aan de coschappen huisartsgeneeskunde. Vanuit onze praktijk wilden wij dat graag doen, maar dan wel op onze wijze. Eigenwijs als wij zijn hadden we een idee uitgewerkt om het co schap op een andere wijze in te vullen. Niet meer klassiek via de een op een leerling/ leermeester methode maar graag wat meer interactie. Ons idee is om 29
Pagina 30
op één lijn 34 2e uitgave 2009 2 studenten tegelijk in de praktijk op te nemen, iedere student gekoppeld aan 1 opleider. De patiënt contacten vinden echter gezamenlijk plaats, de 2 studenten zien samen 1 patiënt, waarbij er wel een duidelijke rolverdeling is afgesproken. Tijdens het patiëntcontact heeft 1 student de rol van arts en de ander de rol van observator. De observator bedient ook de aanwezige video camera. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de studenten samen een consult gaan doen, wel kan de arts student aan het eind van de anamnese de observator vragen of er nog relevante informatie vergeten is. Beide rollen vergen dus een actieve inzet tijdens het patiëntcontact. Alvorens een van beide huisartsopleiders erbij geroepen wordt voor de patiëntgebonden nabespreking, kunnen de studenten onderling ook al even brainstormen over diagnose en beleid. Bij de nabespreking later op de dag ligt de nadruk op interactie. De arts/student begint met de presentatie van het soepel verslag, of geeft aan waar de moeilijke punten bij het consult lagen. De observator wordt vervolgens ook bij de nabespreking betrokken. De casus kan heel goed gebruikt worden als kapstok om leerpunten aan te hangen of te linken naar standaarden die verder besproken worden of nagezocht dienen te worden. In deze bespreking is de opleider meer een coach die de studenten prikkelt om zaken uit te leggen aan elkaar, of om onderwerpen op te zoeken en later verder te bespreken. Aangezien er in de praktijk 2 opleiders voor co assistenten zijn is enerzijds continuïteit gewaarborgd en anderzijds is de begeleiding voor de studenten divers. De coassistenten Laury en Elleke is gevraagd hun ervaringen met dit systeem in het kort aan te geven. Zij zagen zelf als voordelen van het gevolgde systeem: - Je leert van elkaar • Je ziet hoe je collega het lichamelijk onderzoek uitvoert • Leert van elkaars anamnese voering en kunt elkaar tevens hierover feedback geven. • Kunt elkaar aanvullen en zo op nieuwe ideeën worden gebracht. • Met elkaar discussiëren over (differentiaal) diagnosen omdat de ene meer weet over een bepaald vakgebied door een al gelopen coschap en de ander juist uit een ander deelgebied meer weet. • Uitwisselen van ervaring over een diagnose of beleid wat gevoerd is bij een soortgelijke casus in een eerder coschap. - Met z’n tweeën een patiëntcontact nabespreken, is een soort van intervisie om bijvoorbeeld te kijken wat een patiënt bij je oproept en of dit bij de ander hetzelfde is, of dat diegene juist het consult heel anders had aangepakt. - Naar aanleiding van een casus samen de NHG standaarden doornemen en bespreken of het juiste beleid is ingezet. - Je leert goed communiceren, samenwerken, feedback geven en rekening houden met je duo partner. Allemaal eigenschappen die je later in de praktijk van pas komen. - Doordat we 2 opleiders hebben, krijgen we een beter en breder beeld en zien we meerdere aanpakken in omgang en beleid. Nadelen: - Als er één huisarts is en er visites gedaan worden en we met z’n tweeën mee gaan, is het misschien wat druk voor de patiënt. - Soms richt de patiënt zich niet alleen op de ‘arts’ maar ook op de observator en dat maakt het lastiger om een één op één gesprek te voeren. - In het begin toch een beetje eng om continu geobserveerd te worden. In onze opvatting leren studenten op deze wijze dus meerdere zaken die in hun latere carrière belangrijk blijven, verder denken wij dat de op deze wijze opgedane kennis beter beklijft en last but not least is het begeleiden van studenten er voor ons als opleiders leuker door geworden. Concluderend, het duo co schap is zeker geen gedrocht, maar een kans voor de toekomst. vlnr huisarts Eveline Hazelaar en coassistenten Laury Hurenkamp en Elleke Cremers 30 op één lijn 34 2e uitgave 2009 Mijn leven als WESP DOOR JULES UMMELS, ZESDEJAARS STUDENT GENEESKUNDE In deze korte uiteenzetting vertel ik over mijn ervaringen tijdens de wetenschapsstage (WESP) bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. Ik zal specifiek ingaan op de begeleiding van deze stage en de verschillen hiertussen met de coschappen van het vierde en vijfde jaar. Mijn dagelijkse WESP begeleiders Luc Gidding en Mark Spigt hebben hun taken goed onderling verdeeld. Luc doet voornamelijk de dagelijkse begeleiding en Mark heeft het overzicht over het geheel. Beide heren hebben, naast de inhoudelijke stagebegeleiding, ook veel aandacht voor mijn persoonlijke doelstellingen en mijn ontwikkelingen als mens. Dat is erg prettig. Luc heeft plezier in zijn werk en brengt dat stuk enthousiasme ook over tijdens het begeleiden van studenten. Een van zijn maffe eigenschappen is dat hij steeds vooral de positieve kanten van een situatie probeert in te zien. Een eigenschap die je goed kan gebruiken bij het bedrijven van wetenschap, en zeker op zijn onderzoeksgebied: depressieve klachten. Daarentegen richt ik mijn aandacht meer op situaties die niet goed gaan, zodat deze ‘tegenslagen’ een grotere impact op mij hebben dan eigenlijk nodig is. Maandelijks evalueren wij mijn vooruitgang op verschillende gebieden. Deze evaluatiemomenten hebben ervoor gezorgd dat ik meer verantwoordelijkheid voor dit project ben gaan dragen. Dit heeft mij meer zelfvertrouwen gegeven en het inzicht gegeven dat een passieve houding, ontstaan door momenten van onzekerheid, een stagnerende werking heeft op mijn persoonlijke ontwikkeling. Juist deze inzichten zijn voor mij heel leerzaam geweest. Ik vind het moeilijk om een eenduidig profiel te schetsen van mijn ervaringen over de begeleiding van mij als coassistent in het vierde en vijfde jaar. In grote lijnen ben ik over de medische inhoudelijke begeleiding van arts-assistenten tevreden. Echter ontbrak vaak de tijd om samen mijn ontwikkeling te evalueren. Ook vind ik het jammer dat sommige specialisten met al hun kennis en ervaring amper een bijdrage hebben geleverd aan kennisoverdracht naar coassistenten. Gelukkig ben ik ook veel specialisten tegengekomen, die hun didactische kwaliteiten wel hebben ingezet om geneeskunde studenten te inspireren en zodoende hun bijdrage hebben geleverd aan de kwaliteit van toekomstige artsen. Kortom, er zijn duidelijke verschillen te merken tussen begeleiding en sfeer tijdens coschappen en een WESP bij HAG, waar je nadrukkelijk een teamlid wordt. Dit komt ook voort uit het feit dat de WESP, met 18 weken, flink langer duurt dan het gemiddelde coschap maar voornamelijk door de intensieve en positieve begeleiding. De bezige WESP DOOR JONAS GöBBELS, ZESDEJAARS STUDENT GENEESKUNDE Het begin van mijn WESP vond ik moeilijk, het was erg wennen om kwalitatief onderzoek te doen. Tot dan toe hadden we altijd geleerd om hypotheses te toetsen door middel van kwantitatief onderzoek. Het idee ligt er al, en je toetst gewoon in hoeverre dit ‘statistisch waar’ is. Nu werd het anders; er lag een probleem zoals ik beschreven had in mijn participatieprotocol, en nu dienden de mogelijke oorzaken en hypothesen nog gevonden te worden. Door middel van inlezen en het aanschrijven van huisartsen begon ik mijn stage. Het inlezen lukte aardig. Het vinden van huisartsen en deze warm maken voor een interview van ruim een half uur was andere koek. Veel 31
Pagina 32
op één lijn 34 2e uitgave 2009 afwijzingen later dan toch aan negen huisartsen gekomen. Alle begin is moeilijk maar zeker in de eerste weken vond ik de organisatorische invulling lastig. Ik kon bij veel mensen terecht voor vragen, maar wist niet bij wie voor welke vragen. Mijn eigen begeleider is parttimer. Zeker omdat ik redelijk ‘zoekende’ was gezien de aard van mijn onderzoek en nul ervaring én deze manier van werken nog nooit had meegemaakt, vond ik dit erg lastig. Je bent als student nou eenmaal gewend dat de lijnen naar je beoordelaar redelijk kort zijn, en weet in je coschappen redelijk goed bij wie je wel en niet terecht kunt. De sfeer binnen de HAG was heel goed. Ondanks dat je nieuw bent, word je redelijk snel opgenomen en staat iedereen open voor vragen. Ik denk dat ik meer uit mijn onderzoek had kunnen halen als ik assertiever was geweest. In het begin had ik wilde plannen maar die doofden al snel uit door de teleurstelling in het tempo waarin onderzoek plaatsvindt. Gelukkig was ik niet de enige WESP die zo met zijn neus op de feiten gedrukt werd. Het feit dat je ook anderen ziet worstelen, is op zich niet leuk, maar het is goed om met anderen hierover te praten. Daarvoor was de grote onderzoekskamer met op het hoogtepunt 12 WESPEN wel erg fijn. Wat minder prettig was, was dat zeker bij warm weer op een vrijdagmiddag van effectief werken niet heel veel meer terecht kwam. Twee mensen waren er nodig met een spannend verhaal om de productiviteit tot een ijskoud dieptepunt te laten dalen. Ik kijk terug met gemengde gevoelens; aan de ene kant heb ik meer geleerd dan ik nu durf toe te geven, aan de andere kant heb ik het gevoel dat er veel meer in had gezeten. Ik denk dat dit wel inherent is aan onderzoek doen omdat je van zoveel (f)actoren afhankelijk bent voor je voortgang. Van praktische zaken, selectie van huisartsen tot het converteren van resultaten wordt je tempo bepaald door de langzaamste schakel; en dat is wennen. Zorgstage in jaar 6: GEZP GEZP: wederzijdse ervaringen DOOR DIEDERD KRONJEE, HUISARTS EN SEMI-ARTSBEGELEIDER In 2006 is het zesde leerjaar van het nieuwe Maastrichtse curriculum gestart. In dit jaar participeert de geneeskundestudent gedurende 18 weken in de gezondheidszorg en gedurende 18 weken in wetenschappelijk onderzoek. De gezondheidszorgparticipatie wordt afgekort tot GEZP. De GEZP-student wordt ook wel semi-arts genoemd. Ik heb eerst ervaring opgedaan als co-assistentbegeleider en ik zie twee belangrijke verschillen. Ten eerste, de motivatie van de semi-arts is per definitie goed. Waar de co-assistent wel eens interesse heeft voor alles behalve de huisartsgeneeskunde, kiest de semi-arts bewust voor een stage in de huisartsgeneeskunde. Ten tweede, de semi-arts functioneert meer zelfstandig. Dat leidt ertoe dat ik als begeleider ook een ontwikkeling heb doorgemaakt; van directe supervisie naar supervisie op afstand. Liep ik eerst bij elk consult de spreekkamer van de co-assistent in, krijg ik nu meestal een telefonische overdracht van de semi-arts. Het lijkt mij een goede voorbereiding op het opleiden van aios. Tessa Vosveld (26 jaar) heeft gekozen voor de GEZP huisartsgeneeskunde en is geplaatst in mijn praktijk, het academisch Medisch Centrum West Kerkrade (MCWK). Wat was je motivatie voor deze stage? “Voor mij staat vrijwel vast dat ik de huisartsopleiding ga volgen. Toch heb ik de kans gegrepen om mij tevoren verder te verdiepen. Ik heb mijn coschap huisartsgeneeskunde in een solopraktijk gelopen en ik denk dat ik daar wat gemist heb, zoals de samenwerking tussen collegae en met andere disciplines. In een groepspraktijk als MCWK krijg ik daar een beter beeld van. Ik denk dat in een groter verband werken meerwaarde heeft voor de huisarts en voor de patiëntenzorg. Ik hoop aan het einde van mijn stage een beter beeld te hebben hoe ik het beroep huisarts zelf zou willen invullen en wat de mogelijkheden hiertoe zijn in het huidige gezondheidszorgstelsel. En ik wil graag ervaren of ik zelfstandig kan functioneren in de huisartspraktijk. Ik wil antwoord op de vraag of ik meteen kan solliciteren naar de vervolgopleiding of dat ik eerst praktijkervaring moet opdoen als bijvoorbeeld poortarts.” 32 op één lijn 34 2e uitgave 2009 Voldoet de stage tot nu toe aan je verwachtingen? “Ja, ik kan deelnemen aan intercollegiaal en interdisciplinair overleg en ik kan met elke discipline meekijken. Ik hoor dan ook veel verschillende visies over het functioneren van en in een huisartsenpraktijk. En als ik met een vraag zit naar aanleiding van een patiëntencontact kan ik bij iedereen aankloppen. Iedereen in de praktijk is bereid om mij te woord te staan.” Vond je het spannend om te beginnen aan de stage? “Ik had vooral veel zin om weer aan de slag te gaan in de praktijk; zeker na 18 weken WESP (= wetenschapsparticipatie). Ik hoopte wel op een leuke stageplek die aansloot bij mijn verwachtingen. Tijdens het kennismakingsgesprek voorafgaand aan de stage werd mij jullie aanbod duidelijk en kreeg ik er veel vertrouwen in. Het werd mij vooral ook duidelijk dat ik voor een groot deel zelf het verloop (of de inhoud) van de stage zou bepalen aan de hand van vaardigheden, inzet en interesse. MCWK heeft veel ervaring in het geven van praktijkonderwijs en iedereen is bereid om studenten te begeleiden.” De faculteit verwacht dat de semi-arts groeit naar zelfstandig functioneren. Voldoet de stage aan die verwachting? “Meer dan! Ik voelde mij in het begin wel in het diepe gegooid, maar tijdens de coschappen heb ik geleerd mijn grenzen aan te geven. En door zelfstandig patiëntencontacten en supervisie op afstand te hebben, leer je heel snel. Het aanbod aan patiëntencontacten is ook ruim voldoende.” Als je deze stage niet had kunnen lopen, wat had je dan gemist? “Dan had ik nu niet geweten in hoeverre ik kan functioneren in een huisartspraktijk en was ik minder voorbereid begonnen met de huisartsopleiding. En ik had dan minder goed geweten wat de rol is van een huisarts naast een medisch specialist in het ziekenhuis.” Opname van consult: supervisie op afstand Arts-Klinisch Onderzoeker (AKO) Na 4 jaar Master-onderwijs arts èn klinisch onderzoeker DOOR LOES MANNESEN, AKO STUDENT Ik behoor tot het eerste cohort studenten welke in september 2007 zijn begonnen met de A-KO-master1. A-KO staat voor Arts-Klinisch Onderzoeker en ik heb medio maart een korte verkennende stage bij Huisartsgeneeskunde gelopen. De A-KO-master is een 4-jarige master waarin studenten met een biomedische vooropleiding worden opgeleid tot basisarts èn klinisch onderzoeker. 1 In september 2007 is de A-KO-master voor het eerst van start gegaan en ieder jaar worden maximaal 30 studenten in Maastricht geselecteerd. Ik heb hiervoor de bachelor Technische Geneeskunde gedaan op de Universiteit Twente. Ik heb gekozen voor de A-KO, omdat ik patiëntencontact erg leuk vond en het niet zeker was in welke mate ik patiëntencontact zou hebben als ik mijn master Technische Geneeskunde had afgerond. formeel bestaat de studie geneeskunde tegenwoordig uit 3 jaar Bachelor en 3 jaar Master studie (BaMa structuur), maar bij regulier ingelote geneeskundestudenten valt dat onderscheid niet op 33
Pagina 34
op één lijn 34 2e uitgave 2009 De A-KO bestaat uit 4 fasen, deze fasen lopen niet gelijk aan het academisch jaar. In het kort komt het erop neer dat tijdens fase 1 (40 weken) de ‘normale’ lichamelijke situatie wordt bestudeerd en in fase 2 (30 weken) de situatie als het lichaam niet goed functioneert, in fase 3 (60 weken) lopen we dezelfde coschappen als de reguliere geneeskunde studenten met het verschil dat sommige coschappen korter zijn (bv coschap Huisartsgeneeskunde duurt dan 8 weken ipv de reguliere 10 weken) en als laatste fase 4 (30 weken) welke in het teken staat van wetenschappelijk onderzoek in de vorm van een combistage. De component klinisch onderzoek komt gedurende de gehele opleiding aan bod en wordt in de praktijk gebracht tijdens de laatste 4 weken van fase 2, de WIP (Wetenschap In de Praktijk), en de 30 weken van fase 4 bij één van de onderzoeksscholen van de Universiteit Maastricht. Na de 4 jaar zijn we zowel basisarts als klinisch onderzoeker. Medio maart 2009 ben ik begonnen met mijn WIP-stage bij Huisartsgeneeskunde, samen met 2 medestudenten: Céline Geboers en Mark Kiemenije. De doelstellingen vanuit de opleiding waren erg breed gedefinieerd, belangrijkste doel was dat de stage een voorbereiding moest zijn voor de combistage in fase 4 en dat het een kennismaking was met de betreffende onderzoeksomgeving. Hierdoor heeft iedereen zijn eigen invulling gegeven aan deze stage. Ik heb me vooral beziggehouden met het sneltesten onderzoek waar Janaica Grispen en Martine Ickenroth op gaan promoveren. Mijn begeleider was Geert-Jan Dinant. Omdat ik zelf nog nooit (buiten literatuuronderzoek) betrokken ben geweest bij klinisch onderzoek, vond ik het belangrijk dat deze stage ook een oriënterend karakter had. Ik heb dan ook, naast de doelstellingen van de opleiding en het sneltestenonderzoek, gekeken welk onderzoek nog meer gebeurt binnen Huisartsgeneeskunde, wie hierbij 2 Het coschap Huisartsgeneeskunde voor AKO’s start voor het eerst in mei 2010; deze studenten zullen vooral in de academische huisartspraktijken geplaatst worden opdat de AKO’s ook tijdens hun coschappen zoveel mogelijk in aanraking komen/blijven bij wetenschappelijk onderzoek betrokken zijn, en of Huisartsgeneeskunde een plek is om mijn fase 4 bij te doen. Dit verschilt van Céline en Mark. Céline heeft zich bezig gehouden met de NicVax studie en heeft een pilotonderzoek gedaan om een vragenlijst naar de verwachtingen van rokers op NicVax te valideren, zodat zij de resultaten van deze vragenlijst kan gebruiken voor haar onderzoek in fase 4. Mark heeft zich beziggehouden met de AMUSE-II studie en heeft een tussentijdse analyse van de tot dan toe bekende resultaten gemaakt. Na een paar dagen werd mij al duidelijk dat het doel om in kaart te brengen welk onderzoek wordt verricht binnen Huisartsgeneeskunde te hoog gegrepen was, aangezien wonderbaarlijk genoeg bijna niemand wist welk onderzoek er precies werd uitgevoerd binnen Huisartsgeneeskunde en wie hierbij betrokken waren. Ik heb daarom met veel mensen gesproken en gevraagd met welk onderzoek zij bezig waren en wat hierin hun rol was en aan de hand hiervan heb ik verschillende organogrammen gemaakt. Verder heb ik meegelopen met het sneltesten onderzoek en heb ik, nadat ik mezelf SPSS eigen had gemaakt, geholpen met het selecteren van personen voor vervolgonderzoek en het benaderen van deze personen per mail. Ik vond het een leuke en leerzame stage. Aangezien het doel van mijn stage niet eenduidig was, heb ik veel mensen kunnen spreken en veel dingen gezien. Hierdoor heb ik voor mezelf een duidelijker beeld gekregen wat onderzoek doen in de praktijk inhoudt en welk onderzoek momenteel gebeurt binnen Huisartsgeneeskunde. Tevens ben ik erachter gekomen dat ik graag terugkom om mijn fase 4 binnen Huisartsgeneeskunde uit te voeren. Op dit moment vind ik het sneltesten onderzoek nog steeds erg leuk en interessant, maar ik heb nog even de tijd om te beslissen want mijn fase 4 begint pas eind 2010/begin 2011. Eerst ga ik coschappen2 lopen, wie weet tot dan! 2 34 op één lijn 34 2e uitgave 2009 Wat vinden assistentes van (al) die studenten? “Juffrouw staat de koffie klaar?” DOOR MARIE JOSé NEFKENS, ASSISTENTE VAN HET GC WITHUIS IN VENLO Allereerst kort hoe wij in het G.C. Withuis in Venlo de praktijkplek aanbieden aan de vele derdejaars studenten. De studenten komen in groepjes van vier, twee keer per blok naar onze praktijk. Ze zien dan in tweetallen een patiënt voor ongeveer een uur zonder huisarts en dan wisselen ze van patiënt. Na afloop worden de bevindingen besproken met de huisarts. Maar nu de interessante details over de studenten vanuit het gezichtspunt van de doktersassistenten in G.C. Withuis. Er is altijd een student van het groepje van vier die het voortouw neemt en telefonisch contact opneemt met de assistente van het G.C. Withuis voor het maken van een afspraak. Je ziet grote verschillen in flexibiliteit van de studenten: de ene groep komt met een lijstje met optionele data en houdt rekening met de mogelijkheden van de artsen en de andere groep deelt mede dat ze op die en die data ons komen vereren met een bezoekje en of de koffie dan aub klaar kan staan. Dat de groep geneeskunde studenten (logischerwijs) een heterogene groep mensen betreft qua karakterstructuur wordt meteen duidelijk bij het eerste ‘live’ contact met de studenten wanneer zij zich de eerste morgen melden aan de balie bij de assistenten in het G.C. Withuis. De ene student staat er als een verlegen vogeltje bij, terwijl je bij de andere student twijfelt of je toch niet te maken hebt met een zelfverzekerde artsenbezoeker?! Het ene ’type’ student staat netjes te wachten op een rondleiding door het Withuis met hun jas en rugzakje in de hand en het ‘andere type’ heeft zichzelf al een plekje aan de werknemerskapstok ‘toegeëigend’ en zit met een kopje koffie aan de koffietafel. En zo zie je ook studenten die graag een praatje maken met de assistenten tijdens de koffiepauze en gezellig meepraten over ‘het weer’ en belangrijke ‘vrouwenzaken’ en studenten die de communicatie in de pauze beperken tot hun ‘eigen soort’ (medestudenten) en waar je vrijwel geen contact mee krijgt. De student die zich bij elke aanwezigheid weer enthousiast meldt bij de balie en de student van wie je enkel door de eerste kennismaking weet dat hij ‘echt’ bestaat, maar je daarna nooit meer hebt gezien. Al met al een diverse groep studenten die wij (over het algemeen…) met veel plezier begeleiden in de korte periode dat ze bij ons zijn! Een mooi voorbeeld van hoe om te gaan met krapte in je praktijk en optimaal gebruik van de ruimtes 35
Pagina 36
op één lijn 34 2e uitgave 2009 Lijdzaam zitten op een krukje of voor het eerst echt zelf dokteren? De huisartsenpraktijk als leer- en werkplaats DOOR JONNE VAN DER ZWET, ARTSONDERZOEKER Sinds anderhalf jaar doe ik promotieonderzoek naar werkplekleren in de huisartspraktijk. In eerste instantie deed ik dat in combinatie met de huisartsopleiding, maar tegenwoordig richt ik mij volledig op het onderzoek, waarover ik hieronder meer zal uitwijden. Maar eerst het volgende: In het licht van nog niet publiceerbare resultaten van lopend onderzoek heb ik een wetenschappelijk minder verantwoorde doch zeer informatieve poll gehouden onder afgestudeerde artsen. Ik vroeg hen wat zij zich herinnerden van de leerzaamheid van hún coschap huisartsgeneeskunde. “ Tijdens het coschap huisartsgeneeskunde kreeg ik voor het eerst meer verantwoordelijkheid waardoor ik me al veel meer dokter in spe voelde. Een patiënt voor het eerst alleen zien en alleen supervisie op afstand; dat was heel spannend ook al ging het om een voetschimmel! ” “ Ik wist toen ik mijn coschap huisartsgeneeskunde liep één ding zeker: zo’n huisarts wil ik nooit worden! Patiënten includeren in onderzoeken waar ze geen weet van hadden en continu proberen overal een financieel slaatje uit te slaan en ondertussen op wintersport, om verwerpelijke redenen gesponsord door de farmaceut. Patiënten die antibiotica voorgeschreven kregen toen ze het woord alleen al in de mond namen, bang om impopulair te worden, en ondertussen met 80 km/ uur door de bebouwde kom rijden naar de visites. Over rolmodellen gesproken! ” “ Een echte huisarts lijkt zijn autoriteit misschien te ontlenen aan de manier waarop hij tot de patiënt doordringt; namelijk gewoon via de achterdeur. Ook ontleent hij zeggingskracht aan een hoed, die na zijn entree sierlijk op het nachtkastje van de patiënt landt. Als een dergelijke huisarts spreekt, luisteren de patiënten. Maar oh wee als het niet meer klopt wat hij zegt. Dan mag hij voortaan aanbellen en blij zijn als er nog open gedaan wordt. En zo mag (mocht) het zijn, want de klassieke dorpsdokter transformeert de laatste 36 “ jaren in een patiëntenmanager die alles bijhoudt en van alle markten thuis is. Tijdens het coschap vond die transformatie door een wat conservatief ingangsbeeld ook versneld in mijn hoofd plaats. Eigenlijk was het wel moeilijk afscheid nemen van die oude, mannelijke éminence grise en moest ik dus wennen aan de alleskunnende voorhoedespeler/-speelster (!) die hem verdrong. Maar na een paar weken coschap zou ik al niet meer anders willen. ” “ Toen ik na de tweede dag van mijn coschap huisartsgeneeskunde naar huis fietste, wist ik het zeker; dit wordt het! Ik had al langer het idee dat huisartsgeneeskunde wel iets voor mij zou zijn, maar dit was de absolute bevestiging. Leuke en interessante patiëntcontacten met voldoende tijd voor zowel de agenda van de patiënt als die van mij als junior dokter. En een hele leuke dorpspraktijk met een prima team en goede begeleiding. ” In de huisartspraktijk waar ik stage liep, leerde ik dat je als huisarts patiënten krijgt die bij je passen. Het was bijzonder om te zien hoe twee huisartsen die in hetzelfde pand op een totaal verschillende manier werkten, allebei tevreden patiënten naar huis lieten gaan. ” “ Ik herinner me hoe een 16-jarige puber op het spreekuur van mijn huisarts kwam. Hij liep wat sloom een keek de huisarts niet aan. Z’n moeder had hem gestuurd omdat zijn hoest maar niet over ging. Nadat de huisarts naar zijn longen had geluisterd, legde hij de jongen iets uit over hoesten. Interessant was dat de huisarts de mechaniek van een brommer als beeld van de longen nam. Later begreep ik dat de jongen sinds het recente overlijden van zijn vader zich volledig op het sleutelen aan brommertjes te hebben gestort. Dat een arts door de ‘verpakking’ van zijn verhaal in iemands belevingswereld kan komen, was een echte eye-opener voor mij. Ik realiseerde me ook hoe belangrijk het kan zijn om als arts de gezinssituatie van de patiënt te kennen. ” op één lijn 34 2e uitgave 2009 “ De huisartsstage was het eerste coschap waarbij ik voelde hoe het is om dokter te zijn. Man komt bij de dokter (ik dus!) met klachten van hoesten, bang voor longontsteking. Met mijn stethoscoop luister ik nauwkeurig over alle longvelden zoals ik dat in het Skillslab geleerd heb. En ja hoor, ik kan de theorie in praktijk brengen. Vesiculair ademgeruis over alle velden met wat weghoestbare ronchi, sonore percussie. Ik stel mijn diagnose: waarschijnlijk een onschuldige verkoudheid en stel de patiënt gerust. Ik voel me trots dat ik met minimale middelen, kennis van de theorie en trainingen in het Skillslab een patiënt heb kunnen helpen. ” “ Ik herinner me de eerste week; het lijdzaam zitten op een krukje, je zo verdekt mogelijk opstellen om maar niet in de weg te zitten. En mijn mond houden, zodat ik vooral niets zou missen van de woorden van mijn wijze leermeester. Als ik wel wat zei, werd een veelzeggende blik mijn kant op geworpen. Gelukkig kreeg ik na die eerste week mijn eigen spreekuur met goede begeleiding en werd het een leerzame stage. Het meest leerzame was dat hij als hobby kleine chirurgie had. Een oeroude operatietafel, een operatieset en sterilisatieoventje werden iedere dinsdagmiddag ingezet voor het verwijderen van fibromen, lipomen, nagelextracties en andere kleine ingrepen. ” Deze greep uit herinneringen van voormalige geneeskundestudenten aan onze universiteit geeft al aan hoe divers het palet van (aan?) leerervaringen is. De huisartsenpraktijk met zijn relatief kleine en soms traditionele setting geeft ruimte aan activiteiten en interacties die uiteindelijk moeten leiden tot een leerzame stage. En de huisartspraktijk lijkt inderdaad een goede plek om te leren: over het algemeen wordt deze stage goed beoordeeld en wij zouden tevreden achterover kunnen leunen. Maar dat doen wij niet. Want wát leren onze studenten nu eigenlijk? En hóe? Hoe kunnen wij de leerzaamheid verbeteren? Bovenstaande herinneringen geven weer wat er onder andere beklijft van het coschap huisartsgeneeskunde. Het mag duidelijk zijn dat deze leerervaringen niet allen beschreven staan als doelen in het curriculum, maar ze geven wel weer hoe een leerproces in een dergelijke setting plaats kan vinden. Zoals jullie elders in deze uitgave kunnen vernemen van WESP-student Vera Hanssen, zijn er verschillende factoren (én actoren) die het leren in de huisartsenpraktijk beïnvloeden. Dit eerste deelonderzoek is onderdeel van het onderzoek waar ik mij de komende jaren mee bezig zal houden onder begeleiding van Paul Zwietering, Cees van der Vleuten en Albert Scherpbier. Ik richt mij op de leerzaamheid van het coschap en hoe de mate en aard van de participatie van de studenten, en de interactie tussen student en huisarts, hieraan bijdragen. 37 Momenteel houd ik bijvoorbeeld focusgroepen (groepsinterviews) met studenten in een van de laatste weken van hun coschap. Het is ontzettend interessant en leerzaam om te horen hoe zij de stage ervaren, hoe zij leren en welke zaken dat leerproces beïnvloeden. Later zal ik kwalitatief onderzoek verrichten onder de huisartsen en andere stakeholders, en in de praktijk zelf “een kijkje gaan nemen”. Het uiteindelijke doel is om het theoretisch kader rondom werkplekleren in het medisch onderwijs te verfijnen en een interventie te ontwikkelen in het kader van optimalisering van het onderwijs op deze werkvloer. In ieder geval voor de huisartsenpraktijk, en wie weet valt er ook lering uit te trekken voor de kliniek. Overigens, de personen die bovenstaande citaten hebben aangeleverd zijn inmiddels met veel plezier werkzaam als huisarts in opleiding (3x), verpleeghuisarts in opleiding (1x), anios arts voor verstandelijk gehandicapten en anios psychiatrie. Het komt hoe dan ook goed.
Pagina 38
op één lijn 34 2e uitgave 2009 Begeleiden van een onderwijsgroep studenten De tutor DOOR PIET PORTEGIJS, UNIVERSITAIR DOCENT HUISARTSGENEESKUNDE De onderwijsgroep vormt de spil van het Maastrichtse probleemgestuurde onderwijssysteem (PGO). Het is aan de tutor om te zorgen dat die spil goed draait. Een onderwijsgroep bestaat uit ongeveer 10 studenten en een tutor. In de eerste twee studiejaren komt de onderwijsgroep tweemaal per week (maandag en donderdag) twee uur bij elkaar. In de onderwijsgroep wordt het ene probleem afgerond (nabespreking), en de volgende gestart (voorbespreking). Het proces is geordend volgens de ‘Zevensprong’. Eerst wordt de nieuwe taak/probleem gelezen. Dan volgt de zevensprong: 1. Moeilijke woorden: verduidelijken aan elkaar 2. Probleemstelling: Wat is de essentie van het probleem? 3. Brainstorm: ideeën genereren, hoeft niet gestructureerd 4. Ordenen 5. Leerdoelen. Hiermee eindigt de voorbespreking 6. Zelfstudie 7. Rapportage en integreren van nieuwe informatie. En is het probleem hiermee opgelost? Bij toerbeurt vervullen de studenten de rollen van gespreksleider en notulist. In principe hoeft de tutor dus niet zoveel te doen. Als de discussie stil valt, probeert hij met een vraag of suggestie het weer in beweging te krijgen. Als de groep afdwaalt, probeert hij bij te sturen. Via zijn feedback aan de groepsleden probeert hij het functioneren te bevorderen. Als inhoudelijke ondersteuning heeft hij de tutorinstructie, met achtergrondinformatie, beoogde leerdoelen en literatuursuggesties. In mijn ervaring lopen onderwijsgroepen meestal redelijk, soms is het een waarlijk genoegen om een enthousiaste groep elkaar te zien uitdagen en aanvullen, en heel soms trek ik aan een dood paard. Het Probleem Gestuurd Onderwijs mag dan een heel goed systeem zijn om je kennis echt eigen te maken, in de ogen van een student is dat soms niet zo, of liggen 38 prioriteiten elders. En misschien is het inderdaad niet het meest efficiënte systeem als je efficiëntie af wil meten aan toetsresultaat gedeeld door tijdsinvestering. Het is dus nodig om de studenten een probleem aan te bieden dat alleen kan worden opgelost als zij de beoogde kennis verwerven. Die problemen (meestal patiëntencasus) staan in het blokboek. Iets leren gaat veelal makkelijker als je die kennis direct kunt gebruiken (dus ergens voor nodig hebt), dan wanneer het leren zelf het doel is. En het gaat makkelijker als de nieuwe kennis wordt ingevlochten in het netwerk van eerder verworven kennis. Dit invlechten is nodig om het geleerde later te kunnen oproepen. Wellicht kunt u zich van uw eigen studietijd herinneren hoeveel gemakkelijker het was om te bedenken dat bij ziekte x symptoom Y hoort, dan om te bedenken dat symptoom Y mogelijk verklaard kan worden door ziekte x. De meeste studieboeken zijn (terecht) geordend per ziektebeeld. Hoe goed een college of boekhoofdstuk is geordend, en hoe goed de links worden gelegd naar andere onderwerpen, het zijn de relaties die de docent legt. Terwijl het gaat om de relaties die de student legt, naar zijn (/haar) voorkennis. Op de student komt het gemakkelijk over als platte tekst, een verzameling weetjes die hij/zij moet zien te leren voor de toets. Ik denk dat het voor een praktiserend huisarts gemakkelijker is om een onderwijsgroep die niet lekker loopt weer vlot te krijgen, dan voor mij als wetenschapper. Voetnoot redactie: Een actieve huisarts heeft een voorbeeldfunctie en kan putten uit praktijkervaring. Daarbij is het goed dat studenten verschillende soorten huisarts(en) zien en kennismaken, zowel met die personen als met het vak. Deelname van praktijkmensen aan het onderwijs door zichtbaar te zijn in zoveel mogelijk jaargangen en verschillende rollen is goede PR voor het vak en voorkomt dat er een verkeerd beeld ontstaat. De ingebrachte kennis uit de praktijk blijft op die manier ook up to date. op één lijn 34 2e uitgave 2009 Ervaringen in het basiscurriculum geneeskunde Nieuwe coördinator Jaar 3: Johan Evers Sinds mei 2007 ben ik met veel plezier werkzaam als docent binnen het basiscurriculum geneeskunde vanuit de vakgroep huisartsgeneeskunde. Ik was dan ook blij verrast toen ik hoorde dat er een nummer van Op één lijn zou komen met als thema onderwijs. Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om u iets meer te vertellen over hoe ik in het medisch onderwijs terecht ben gekomen en over mijn huidige functie als coördinator jaar 3 huisartsgeneeskunde. In 1996 ben ik gestart met de opleiding geneeskunde aan de UM (destijds Rijksuniversiteit Limburg) en ik heb deze afgerond in 2002. Nadat ik een jaar werkzaam ben geweest als arts-assistent longziekten ben ik in 2004 begonnen met de opleiding tot huisarts. Tijdens mijn werk als arts-assistent en de opleiding tot huisarts merkte ik al dat onderwijs mij aansprak. Toen ik vlak na het beëindigen van mijn opleiding in maart 2007 de mogelijkheid kreeg om werkzaamheden te gaan verrichten binnen het basiscurriculum geneeskunde voor de vakgroep huisartsgeneeskunde, heb ik dan ook direct ja gezegd. Mijn eerste grote onderwijsrol bestond uit het begeleiden van een groep van 11 coassistenten die hun 10-weekse coschap huisartsgeneeskunde liepen. Dit was een hele uitdaging aangezien begrippen zoals CPL (Chroniciteit, Preventie en Levenseinde) en KvZ (Kwaliteit van Zorg) nog niet tot mijn alledaags jargon behoorden. Dit zijn opdrachten die de coassistenten maken tijdens hun coschap. Mede dankzij de goede ondersteuning van mijn collega´s binnen de vakgroep heb ik dit coschap tot een goed einde kunnen brengen. Vanaf september 2007 ben ik werkzaam geweest als tutor in jaar 1 en 2, coach en SPO-begeleider jaar 3 en als huisartsbegeleider ten behoeve van het coschap huisartsgeneeskunde. Kortom ik heb kennis kunnen maken met een groot aantal uitvoerende taken binnen het medisch curriculum. Naast deze uitvoerende taken in het onderwijs vervul ik sinds half februari van dit jaar voor anderhalve dag in de week de functie van coördinator jaar 3 huisartsgeneeskunde. Binnen deze functie ben ik onder meer bezig met de praktijkcontacten jaar 3 in de huisartspraktijken. Studenten gaan gedurende jaar 3 van hun opleiding 8 keer -dat wil zeggen 2 keer per clusternaar een huisarts aan wie zij gekoppeld worden aan het begin van het jaar. Tijdens deze praktijkcontacten zien zij, onder supervisie van hun huisartsopleider, patiënten met problematiek die wordt behandeld in het cluster dat zij op dat moment lopen. De thema´s van de clusters in jaar 3 zijn abdomen, bewegingsapparaat, circulatie en longen en psychomedische problemen en GGZ. Binnen de basisgroep van het cluster worden de praktijkcontacten voor- en nabesproken. Ik ben onder meer aanspreekpunt voor zowel de studenten als de stageverlenende praktijken (Johan.Evers@hag.unimaas.nl). Tevens ben ik bezig met de opdracht chroniciteit die de studenten gedurende jaar 3 maken. Deze opdracht bestaat uit 2 onderdelen. Het onderdeel ´zorgbehoefte en zorgplan´ wordt begeleid door de vakgroep huisartsgeneeskunde. Het onderdeel ´ervaringsverhalen en reflectie´ door de vakgroep HES (Health, Ethics and Society), de vakgroep die voorheen Zorgwetenschappen heette. De studenten kiezen aan het begin van het jaar samen met hun opleider een patiënt met een chronische aandoening van wie zij de zorgbehoefte beschrijven en een zorgplan opstellen. Bij vragen over deze opdracht kunnen studenten bij mij terecht. Ik zorg dat de inhoud van de opdracht up to date is. Regelmatig heb ik contact met een collega van de vakgroep HES. Onlangs hebben we het toetsplan aangepast en opnieuw ingediend. En zo zijn er nog veel meer zaken waarmee ik in aanraking kom als coördinator. Een veelzijdige functie dus met veel uitdagingen. 39
Pagina 40
op één lijn 34 2e uitgave 2009 Huisartsbegeleider zijn van een groep co assistente Een dag uit het leven van een HAB DOOR JANNEKE VAN DRUNEN, HUISARTS Woensdagochtend. Na mijn dochter weer veilig op het kinderdagverblijf te hebben afgeleverd, arriveer ik net op tijd op de UNS 60. “Mijn” co assistentengroep staat al te popelen voor de deur. Een nieuwe terugkomdag breekt aan. Een dag waarop ervaringen worden uitgewisseld, vragen worden gesteld en het vak huisartsgeneeskunde weer meer gaat leven. Ik heb net mijn derde co assistentengroep weer met veel plezier afgerond. 10 weken samen ontdekken wat huisartsgeneeskunde nu echt inhoudt. Ze kennis laten maken met de veelzijdigheid van het vak. Met de moeilijke afwegingen die je soms moet maken. Met de grappige anekdotes van alle dag. Met telkens weer iets nieuws. Met de bezorgde patiënt, de ingewikkelde patiënt, de amicale patiënt, de ouden van dagen en degenen die net uit het ei gekropen zijn. Bespreken wat dat met ze doet. Ervaringen, meningen en emoties delen. Ik vind het leuk om te zien hoe de groep in de loop van de weken steeds meer één wordt. Het is best een vol programma voor de studenten. Zo wordt hun farmacologische kennis opgefrist en bijgespijkerd. Leren ze waarom je als huisarts voor een bepaald middel kiest en hoe belangrijk het is om op interacties te letten. Ze maken kennis met kwaliteit van zorg. Ieder maakt in zijn of haar praktijk een analyse van een bepaald probleem, waarom is iets op een bepaalde manier georganiseerd, wat zijn hiervan de sterke punten en wat kan er verbeterd worden. Ze leren de kwaliteitscirkel te doorlopen. Vaak wordt hun verbeterplan ook daadwerkelijk ter harte genomen. Erg leuk. Daarnaast houden ze elk een casuspresentatie en een referaat. Ook worden in groepjes Chroniciteit, Preventie en Levenseinde thema’s uitgewerkt. Juridische en ethische aspecten komen aan bod. De rol van de verschillende hulpverleners wordt belicht. Soms wordt er aan de hand van stellingen gediscussieerd. Studenten kunnen zich in deze opdracht helemaal uitleven en doen dat vaak ook. Dit levert vaak interessante gesprekken op. Ik begin de dag vaak met intervisie. Vertellen wat ze hebben meegemaakt. Spannende gebeurtenissen op de post, frustraties over het niet boven water krijgen van de hulpvraag, ervaren hoe leuk het is als een patiënt je komt bedanken voor je goede zorg. Niet alleen worden ervaringen gedeeld, er wordt ook van geleerd en bij ingebrachte onderwerpen dieper stilgestaan. Daarna even koffiepauze en tijd voor individuele vragen. Dan 40 een interessante casuspresentatie over bv de Mexicaanse groep, waarbij ook de standaard influenza wordt besproken en een referaat over de zin en onzin van antibiotica bij een tonsillitis. ’s Middags wordt bv in het kader van het thema Preventie de baarmoederhalsvaccinatie met de achtergronden, hypes, wetenschappelijke onderbouwing bediscussieerd en de meningen in de groep gepeild. Naast de begeleiding op de terugkomdagen kijk je ook SOEPEL verslagen na. Een SOEPEL wordt gemaakt aan de hand van een patiëntcontact en is een leermiddel voor de co assistent. Ze leren te vragen naar de hulpvraag (waarom komt iemand nou met een snotneus naar het spreekuur?), te ervaren wat een patiënt bij ze oproept en waarom en hoe dat hun consultvoering kan beïnvloeden (Sa1), te denken in differentiaal diagnoses, gericht lichamelijk en aanvullend onderzoek te verrichten en een plan op te stellen. Ik merk dat studenten moeite hebben met het formuleren van een Sa1. Wat doet iemand nu met mij? Waarom is dat belangrijk? Gaandeweg gaat het ze steeds beter af (via voorbeelden) en krijgen ze er ook steeds meer lol in. Ook bezoek je als HAB de praktijken waar de co assistenten verblijven en praat je met de opleiders over hun voortgang. Wat ik leuk vind van HAB zijn? Het begeleiden van een groep, ze enthousiast maken over het vak, laten zien hoe veelzijdig het is, hoe je bepaalde afwegingen maakt, hoe het verschilt met de eerste lijn. Ze leren dat het belangrijk is te kijken naar de mens achter de klacht en de gevolgen van een bepaalde klacht voor deze patiënt in diens psychosociale context. Het laten zien dat je kritisch mag zijn, vooral wat het beoordelen van wetenschappelijke artikelen betreft. Het met ze meeleven en merken hoeveel ze in 10 weken leren. Ik vind het heel leuk dat ik ze wat bij mag brengen over het vak. Ik kan het iedereen aanraden. op één lijn 34 2e uitgave 2009 Observatorschap vaardigheden Skillslab Bekijk het maar! DOOR JEROEN SMEETS, HUISARTS GC HEER IN MAASTRICHT Alle geneeskundestudenten krijgen tijdens hun studie vaardigheden aangeleerd. Deze vaardigheden bestaan uit o.a. communicatie vaardigheden (het voeren van een consult, de anamnese afnemen) en medisch technische vaardigheden (lichamelijk onderzoek zoals buikonderzoek, onderzoek van hart en longen, onderzoek van het bewegingsapparaat, reanimatie en het hechten van een wond). Aan het eind van een academisch jaar worden alle tot dan toe geleerde vaardigheden getoetst in de stationstoets. Voor de studenten een zeer stressvolle toets, omdat ze niet weten wat er precies wordt getoetst. Ze moeten alle tot dan geleerde vaardigheden beheersen en hiervan wordt slechts een selectie - onder tijdsdruk - getoetst. Studenten volgen een circuit van 4 tot 6 opeenvolgende stations. De stations duren meestal 10 tot 20 minuten. Als observator bij een station beoordeel je aan de hand van een criterialijst in hoeverre de student laat zien over de vaardigheid te beschikken (score: goed/voldoende/ matig/onvoldoende/slecht/niet). De criterialijsten zijn gedetailleerd en worden voorafgaand aan de toets uitgebreid besproken, zodat alle observatoren zoveel mogelijk “op één lijn” zitten met scoren. De stationstoets wordt afgenomen in jaar 1, 2, 3 en 6 van de basisopleiding geneeskunde. In jaar 1 worden er over het algemeen kortere vaardigheden getoetst (zoals bloed prikken, een wond verbinden) en in jaar 6 steeds meer ingewikkeldere problemen (zoals een patiënt met galstenen of een patiënt met plasklachten en pijn in de rug). Als observator word je meestal voor een dagdeel gevraagd (ochtend of middag) en je observeert dan één station. Er komen zo’n 10 tot 20 studenten aan je voorbij. De toets wordt strak georganiseerd, zo klinkt er aan het eind van de tijd van het station een bel, studenten moeten dan direct stoppen en naar het volgende station gaan. Het observeren zelf is niet moeilijk. Ik heb tot nu toe geobserveerd bij stations over schouderklachten, geelzucht na een reis in het buitenland, galstenen, darmkanker, huidziekten en gynaecologie. Ik vind het een uitdaging om te kijken hoe ver de student kan komen, wat weet hij wel en wat niet. Opvallend is dat elke keer als ik observeer ik er zelf ook weer iets van leer. En natuurlijk is het een hoop lol met alle zin en vooral ook onzin die de studenten er soms uitgooien. Zo riep een student laatst een keer over een injectie in de schouder dat er macaroni (marcaïne) in de schouder werd gespoten... Observeren: een aanrader! Een carrière binnen het onderwijs DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM EN ACADEMISCH HUISARTS IN ELSLOO Sinds 1 mei 2009 vervul ik de functie van Sectorhoofd Onderwijs Basiscurriculum Huisartsgeneeskunde. Als sectorhoofd ben ik, in nauwe samenwerking met onderwijscoördinator Lilian Aarts, verantwoordelijk voor de organisatie en aansturing van de onderwijsprogramma’s waarin medewerkers van de vakgroep huisartsgeneeskunde betrokken zijn. De functie van sectorhoofd was niet een functie die ik primair ambieerde, maar die wel perfect aansloot bij mijn onderwijscarrière. Voor een gedeelte berust dit op toeval aangezien mijn voorganger Paul Zwietering een andere baan kreeg. Daarnaast geldt dat onderwijs en het geven hiervan als een rode draad door mijn leven loopt. 41
Pagina 42

Op één Lijn 33


Pagina 2
Inhoudsopgave Colofon Oplage 1750 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Ria Lumeij, Sjef Swaans en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, afdelingen azM & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Adres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht Fotografie Eigen bestand Foto's CAPHRI: Joey Roberts (MUMC+) Deadline volgend nummer 12 juni 2009 Thema volgend nummer Onderwijs Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter, Change - Verandering – Job Metsemakers Afscheid van Paul Zwietering – Lilian Aarts Zorginnovatie in academische netwerken – Henriëtte van der Horst Het RNH (opnieuw) belicht – Caroline Robertson Kaderopleiding Hart- en vaatziekten Niet alles te vatten in maat en getal – Luc Gidding Veranderingen in de diagnostiek van Veneuze Trombo-embolie – Petra Erkens Oorzaken van tabaksverslaving en strategieën voor stoppen met roken Bloedspoed – Anouk Machielsen, Servaas van Zijl RAKKER-2 onderzoek Afwachten of volgen? – Els Geelen, Hannerieke van der Boom De standaard in de pen? – Jos Boesten Weer vier WESP'en klaar: wij waren daar! Hoe zet je een goede journal club op - food for thought? – Mark Spigt, Daniel Kotz Junior Journal Club Maastricht – Luc Gidding Themadeel 'Eerstelijnsclusters' Pantaleon – Babette Doorn Op bezoek bij MC Sint Pieter – Sjef Swaans Medisch Centrum Mosae Forum – Babette Doorn Wetenschap in de praktijk – Jelle Stoffers Maastrichts Mooisten: HAGs snelsten? Groei, reorganiseren en meer oog voor de omgeving – Paul Ram Stelt zich voor: Caroline Geurten Stelt zich voor: Mieke Bruggeman Referatendag Huisartsopleiding 13 januari 2009 – Sjef Swaans Rolduc-cursus – Paul van Aubel Speciale aandacht voor organiseren en samenwerken – Ingrid van der Heijden Supervisie; een ontdekkingsreis voor aios – Harry Muller, Maria Mulder Observatoren gezocht Appraisal & assessment Oogheelkunde uit het zicht – Hendrik Jan Vunderink Symposium werkbare wetenschap Foto Onderzoeksinstituutdag Nieuws van CAPHRI 3 4 5 6 7 8 9 10 11 13 13 14 15 16 19 20 21 22 25 26 28 30 31 32 33 33 34 35 36 38 39 40 41 42 43 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 2 op één lijn 33 1e uitgave 2009 Van de redactie Prijkpraktijken De titel slaat in de eerste plaats op ons themadeel. We hielden 3 lange interviews met vertegenwoordigers van nieuwe groepspraktijken, eerstelijnsclusters. Huisartsen die de stap hebben gezet naar een groot samenwerkingsverband, met verschillende disciplines onder één dak. Zoiets komt niet in een maand of jaar tot stand. De trajecten zijn lang en intensief, maar al onze geïnterviewden gaven aan “het zó weer te doen”. Werkplezier is een groot goed en de werkplek en collega’s spelen daarbij een belangrijke rol. Hiermee kom ik op een ander artikel: dat over het afscheid van ons voormalige sectorhoofd onderwijs Paul Zwietering, tegenwoordig senior inspecteur IGZ. Natuurlijk wensten we hem alle goeds, maar tegelijkertijd zagen we het gat in dat deel van onze afdeling met lede ogen tegemoet. Gelukkig is dat probleem intussen opgelost. We kunnen vol goede moed richting het nieuwe academische jaar kijken. In de zomer zullen we nog een onderwijsspecial van Op één lijn uitbrengen. Prijken kunnen we ook opnieuw met onze onderzoekers. Zij praten u bij over hun projecten of doen een oproep om deel te nemen. WESP studenten (=zesdejaars geneeskunde) vallen hier ook onder. Jonge en zeer jonge onderzoekstalenten bundelen hun krachten en ambities in zogeheten journalclubs. Een nieuw fenomeen? Ook weer van de partij is de rubriek “Voor u geschreven in Maastricht”. Door praktische omstandigheden heeft u het even moeten missen, maar wie in één artikel alle recente publicaties van ons in essentie samengevat wil weten, die mag dit niet missen. Aansluitend hierop kan ik u meteen attenderen op ons symposium Werkbare Wetenschap op 25 juni aanstaande. Zie het als een verantwoording van onze kant (‘wat we doen in Maastricht’) en anderzijds als een vorm van nascholing voor u zelf (‘wanneer heeft aanvullend bloedonderzoek bij vage klachten nu echt zin?’). Onderzoek en registratie: ons RNH wordt weer eens belicht, onze nieuwe kwaliteitsmedewerker en huisarts Caroline Robertson doet hiervan verslag. De huisartsopleiding groeit en bloeit. Zij krijgt daarbij steeds meer aandacht voor de opleidingspraktijk. De praktijk van het onderwijs. Het streven is om in de toekomst alleen nog maar met geaccrediteerde (NPA) praktijken samen te werken. Overbrugging tussen wens en werkelijkheid krijgt daarbij veel aandacht, zie ook de tweedaagse Rolduc cursus “Beter maken”. Twee nieuwe medewerkers van de opleiding stellen zich voor en er is er nieuws vanuit de wereld van de aios, zowel internationaal als over de jaarlijkse referatendag. Een zijsprong maken we met de ontdekkingsreis die supervisie heet. Wordt vervolgd? Ondanks al deze basisdrukte, slagen anderen erin om zich daarnaast nog verder te verdiepen en of te verbeteren. Of het nu bijzonder bekwaam in de oogheelkunde is, of ‘appraisal and assesment’. Wie twijfelt nog aan het ‘leven lang leren’? Wie wel wat extra’s wil doen, maar beperkt is in tijd, kan overwegen om observator te worden. U leest het allemaal in dit bomvolle lentenummer van 2009. We prijken er graag mee, zoals altijd, al vanaf 1999. En inderdaad: we bestaan nu 10 jaar en dat gaat de redactie binnenkort vieren met een heerlijk etentje. In de zomer zijn we er weer: u ook? Babette Doorn Het allereerste nummer van Op één Lijn 3
Pagina 4
op één lijn 33 1e uitgave 2009 Van de voorzitter Change – Verandering DOOR JOB FM METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Het begrip Change – Verandering heeft een grote rol gespeeld in de presidentscampagne van Barack Obama. Hij heeft daarmee slim ingespeeld op de behoefte van veel Amerikanen die inderdaad wel een verandering wilden na al die jaren George W. Bush. Door bovendien steeds maar roepen: “We can” bracht hij bovendien het geloof terug bij mensen dat het niet alleen een droom zou kunnen zijn, maar een maakbare werkelijkheid. En het heeft gewerkt want veel Amerikanen menen nu ook dat het anders is dan onder Bush, hoewel natuurlijk in wet en regelgeving pas geringe wijzigingen zijn doorgevoerd. Wellicht is de economische crisis een nog grotere verbindende factor dan Barack Obama. Maar het beeld overheerst van een nieuw elan, van veranderingen die kunnen. Toekomstgericht denken. Een dergelijke positief toekomstgerichte benadering is natuurlijk in Nederland ook niet slecht. Ook wij zullen in een veranderende tijd naar de toekomst moeten kijken. En daarbij moeten we letten op veranderingen die niet altijd verbeteringen hoeven te zijn. Ik kijk daarbij even in de keuken van het Ministerie van Volksgezondheid waar aan het begrip “Functiegerichte bekostiging” wordt gewerkt. In het marktdenken gaat het er daarbij om dat “de functie c.q. het product wordt geleverd door de professional die daartoe uitgerust is en het minst kost”. Ik hanteer de taal die door ambtenaren gehanteerd wordt. Er wordt niet meer over “zorg” gesproken maar over “functie/product”. Daarbij kan de persoon onderverdeeld worden in meerdere ziektes die ieder als separate functie kunnen worden benoemd. En voor iedere functie kan dan worden ingetekend door de zorgpartijen. Concreet: de chronische patiënt met diabetes mellitus, hartfalen en COPD heeft 3 afzonderlijke aandoeningen. De Huisartsen coöperatie wint de inschrijving voor de diabeteszorg in de regio, waarbij huisartsen met praktijkondersteuners de zorg verlenen. De Hartfalen keten wordt door de cardioloog verworven en dus wordt de hartfalenverpleegkundige van het ziekenhuis proces eigenaar van de kortademige patiënt, tenzij het een COPD aanval is want dan… Dit is geen hersenspinsel van mij: het zijn concrete gedachten bij ambtenaren van VWS. Deze verandering is een absolute verslechtering en uitholling van ons vak. Opnieuw zullen wij als huisartsen aan beleidsmakers 4 duidelijk moeten maken wat een van de kenmerken van ons vak is, namelijk “geïntegreerde zorg voor de bij ons ingeschreven patiënt” waarbij we die patiënt NIET willen opsplitsen. Verder zullen we ook nog eens duidelijk moeten maken dat, hoewel zorg voor chronische patiënten een belangrijk deel van ons vak is, we ook nog heel veel andere zorg verlenen. Zorg aan kinderen, acute zorg, zorg bij kortdurende aandoeningen, zorg bij nog onduidelijke klachten, zorg bij….. vult U zelf maar in wat U vanochtend op uw spreekuur hebt gezien. Ik denk dat het van belang is de totale omvang van ons Huisartsenzorg aanbod te blijven laten zien. Nu wil bovenstaande niet zeggen dat de wereld rondom de Huisartsenzorg niet verandert. Steeds nadrukkelijker wordt ingezet op de Eerste Lijn en wij als Huisartsen zullen hieraan moeten aanpassen. Het tempo van die verbreding en versterking van de Eerste Lijn, die het Ministerie van VWS voorstaat, zal in de grote stad heel anders verlopen dan op het platteland. Maar de beweging is ingezet en de samenwerking met andere partners in de zorg, maar ook de partners in Welzijn en Wonen, kan heel nuttig zijn. Maar de herkenbaarheid van de Huisartsenvoorziening in de Eerste Lijn is absoluut noodzakelijk. Aanpassen aan de veranderingen, maar wel de regie over die veranderingen blijven houden is het motto waarmee ik naar de toekomst kijk. Een uitdagende toekomst en daarmee staan we weer bij het begin. Een uitdaging geeft energie! Laat ik tenslotte voor de volledigheid nog twee veranderingen melden: - prof.dr. André Knottnerus, hoogleraar huisartsgeneeskunde in Maastricht en voorzitter van de Gezondheidsraad, is gekozen tot voorzitter van de sectie Geneeskunde van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW). Een bevestiging van de uitstekende wetenschappelijke reputatie van onze collega. - prof.dr. Onno van Schayck, hoogleraar preventieve geneeskunde in Maastricht en co-directeur van de School of Public Health and Primary Care (CAPHRI), is benoemd tot directeur ad interim van CAPHRI. Ook dit is een bevestiging van het uitstekende werk wat hij al als codirecteur verrichtte. op één lijn 33 1e uitgave 2009 Alle tijd (nu) voor kwaliteit Afscheid van Paul Zwietering DOOR LILIAN AARTS, ONDERWIJSCOöRDINATOR BASISCURRICULUM Het ging o.a. om Communicatie-opdrachten, Recht- en Ethiekopdrachten, aspecten van chronische zorg in jaar 3, opdrachten kwaliteit in het co-assistentschap Huisartsgeneeskunde, WESP en GEZP in jaar 6 en de nieuwe opleiding Arts Klinisch Onderzoeker. Bovendien bleef hij langer dan gewild coördinator van het co-schap huisartsgeneeskunde waar hij zich, deels noodgedwongen, intensief bezig hield met de werving van stageplekken. Ook bleef hij voortdurend op zoek naar gemotiveerde docenten. Uiteraard nam hij plaats in de Opleidingscommissie en vanaf 2007 was hij weer lid van de Faculteitsraad. Het is al weer 2 maanden geleden dat (sectorhoofd onderwijs) Paul Zwietering afscheid nam van de vakgroep Huisartsgeneeskunde en de UM. Na afronding van de huisartsopleiding trad Paul in 1986 officieel in dienst bij de Universiteit. Hij begon bij de Huisartsopleiding om daar onderwijsprogramma’s te maken. Tegelijkertijd begon hij aan de opleiding tot huisartsonderzoeker. Bovendien ging hij ook zijn beroep als huisarts uitoefenen, allereerst in gezondheidscentrum “de Maar” te Kerkrade en vanaf 1990 in de academische huisartspraktijk te Geulle. Paul combineerde gezondheidszorg, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, bij voorkeur alle drie tegelijk. Zijn promotieonderzoek vond hij fascinerend en verrijkte hem tot huisarts met bijzondere belangstelling en bekwaamheid op cardiologisch gebied. Onderwijs geven aan studenten en later huisartsen in opleiding deed hij met volledige inzet. Hij promoveerde in 2000 op het proefschrift “Arrhytmias in General Practice: Prevalence and clinical diagnosis”. In 2002 werd Paul benoemd tot sectorhoofd basiscurriculum van de Vakgroep Huisartsgeneeskunde, en werd onderwijs een belangrijker taakgebied. In die drukke functie heeft hij voortdurend getracht om huisartsgeneeskundige aspecten van zorg op een goede wijze in het curriculum in te brengen. Op 4 februari jl. was een aantal activiteiten georganiseerd voor collega’s van Paul. Allereerst was er een lunch voor de directe collega’s van de Vakgroep Huisartsgeneeskunde. Tijdens de lunch heeft hij met vele collega’s op een plezierige manier terug gekeken op speciale gebeurtenissen tijdens zijn 22 mooie jaren bij de vakgroep. Paul was emotioneel geraakt door het praatje van Job en alle activiteiten die voor hem waren georganiseerd. ’s Middags stond een symposium op het programma, met als onderwerp “Kwaliteit van zorg en het medisch curriculum." Het debat voldeed aan zijn verwachtingen, het onderwerp kwaliteit van zorg is hem dan ook op het lijf geschreven. Paul was bijzonder aangenaam verrast dat hij de Onderwijsprijs in ontvangst mocht nemen uit handen van Albert Scherpbier, directeur van het Onderwijsinstituut FHML. Hij ontving deze prijs als waardering voor zijn veelheid aan taken en zijn ongekend grote betrokkenheid bij het onderwijs. Tot slot was er een afscheidsborrel waarbij ook de andere mensen van de Universiteit en tevens daarbuiten de gelegenheid kregen persoonlijk afscheid van hem te nemen. Zoals Paul het zelf verwoordde, is tijdens de receptie zijn gehele Curriculum Vitae voorbij gekomen in de vorm van vele facultaire collega’s en vrienden waarmee Paul vooral binnen het onderwijs heeft samengewerkt. 5
Pagina 6
op één lijn 33 1e uitgave 2009 Het vertrek van Paul als sectorhoofd onderwijs heeft heel wat losgemaakt. Zichtbaar werd met hoeveel taken en onderwerpen Paul belast was. Zijn betrokkenheid bij het onderwijs was enorm groot, dat was zijn grote kracht en drive. Paul is nu senior inspecteur voor de volksgezondheid in Den Bosch. Zijn nieuwe baan bevalt prima: in feite is hij de hele dag bezig met kwaliteit van zorg, gezien vanuit verschillende perspectieven. Dat lijntjes vanuit de inspectie al voorzichtig richting Maastricht uitgezet worden zal niemand verbazen! Paul bekijkt mogelijkheden van de samenwerking op het gebied van onderwijs en onderzoek. We zullen ongetwijfeld nog van hem horen. Zichtbaar ontroerd Landelijke Stuurgroep Universitaire Netwerken Huisartsgeneeskunde Zorginnovatie in academische netwerken DOOR DE LSUNH, I.C. HOOGLERAAR HENRIëTTE VAN DER HORST VUMC Inleiding De acht universitaire afdelingen huisartsgeneeskunde hebben in 2008 samen met het NHG een rapport uitgebracht waarin zij beschrijven wat zij bij kunnen dragen aan de vijf grote maatschappelijke opgaven in de volksgezondheid en de gezondheidszorg1. Een term die in dat rapport steeds terugkeert is zorginnovatie, waarbij met name aan de academische netwerken (ANH’s) een belangrijke rol wordt toebedeeld in het bewerkstelligen van de zorgvernieuwing. Zorginnovatie (= zorgvernieuwing) is het sleutelwoord als het gaat om hoe we het hoofd kunnen bieden aan de maatschappelijke opgaven. De vraag is dan wat nu precies de kenmerken van zorgvernieuwing zijn. In het ANH van VUmc werd die vraag actueel toen we met zorginnovatieprojecten aan de slag wilden gaan. We hebben toen met elkaar een definitie geformuleerd die met een paar kleine wijzigingen door de LSUNH is overgenomen. Definitie zorginnovatie in academische netwerken huisartsgeneeskunde ‘Er is sprake van zorginnovatie als een huisartsenpraktijk op basis van een probleemanalyse planmatig een onderdeel van haar zorgaanbod, dan wel van haar organisatie, op een nieuwe, dat wil zeggen niet eerder op ruime schaal toegepaste wijze vorm geeft, met als doel verbetering van de kwaliteit van zorg en daarenboven de effecten van de zorgvernieuwing systematisch evalueert en actief bijdraagt aan de overdracht van de resultaten naar andere praktijken.’ 1 Rapport ‘Bijdrage universitaire afdelingen huisartsgeneeskunde aan de maatschappelijke opgaven volksgezondheid en gezondheidszorg. IOH/NHG 2008. Toelichting op de definitie Er zitten verschillende elementen in deze definitie die enige toelichting behoeven, om te beginnen de afgrenzing tussen zorgverbetering en zorgvernieuwing. Op zich is elke praktijk, als het goed is, continu bezig met het bewaken en optimaliseren van de kwaliteit van de zorg die ze levert. In het kader van de praktijkaccreditatie stellen praktijken verbeterplannen op volgens de Demingcirkel: plan-do-check-act, en voeren deze ook uit. Er is sprake van zorginnovatie als het gaat 6 op één lijn 33 1e uitgave 2009 om activiteiten die niet eerder op ruime schaal zijn toegepast. Zorginnovatie gaat via een glijdende schaal over in zorgverbetering. De eerste praktijken die een apart spreekuur opzetten voor mensen met diabetes waren zorgvernieuwers, nu is het opzetten van een apart diabetesspreekuur een vorm van zorgverbetering. Het eerste deel van de definitie tot en met ‘verbetering van de kwaliteit van zorg’ heeft betrekking op zorginnovatie i.h.a. Deze definitie gaat net zo goed op voor alle huisartsenpraktijken in Nederland die met zorginnovatie bezig zijn of willen zijn, omdat ze op die manier de kwaliteit van de zorg die ze leveren, willen verbeteren. Het tweede deel van de definitie waarin gesproken wordt over systematische evaluatie en een actieve bijdrage aan de overdracht is o.i. kenmerkend voor zorginnovatie in academische netwerken huisartsgeneeskunde. Het evalueren van de effecten van zorgverbetering- of zorgvernieuwingsprojecten is onderdeel van de Demingcirkel, maar kan meer en minder grondig plaatsvinden. In academische praktijken dient dit onderdeel systematisch, d.w.z. op wetenschappelijk verantwoorde wijze aangepakt te worden. Daarbij kunnen de resultaten van de verschillende praktijken die deel uitmaken van het netwerk en aan het zorginnovatieproject deelnemen, zowel op praktijkniveau als op netwerkniveau geëvalueerd worden. Een wetenschappelijk verantwoorde evaluatie houdt echter niet in dat er per definitie sprake is van een wetenschappelijk onderzoeksproject bij zorginnovatie. Een academisch netwerk kan er wel voor kiezen om een zorginnovatieproject als een wetenschappelijk onderzoeksproject op te zetten, maar dat is geenszins een voorwaarde voor het opzetten en uitvoeren van zorginnovatie. Voor een niet academische huisartsenpraktijk is het doel van de zorgvernieuwing of- verbetering bereikt als het project heeft opgeleverd wat het zou moeten opleveren. Academische praktijken zouden nog een stap verder moeten gaan, de overdrachtsfunctie is o.i. bij uitstek een taak voor academische praktijken. Als het zorginnovatieproject heeft opgebracht wat we ervan verwachten, en als er een analyse heeft plaatsgevonden van belemmerende en bevorderende factoren, moeten we andere praktijken in de gelegenheid stellen daar kennis van te nemen en het desgewenst over te nemen. De LSUNH heeft vanaf juni 2007 in verschillende vergaderingen over de definitie van zorginnovatie voor academische netwerken huisartsgeneeskunde gesproken. Op 18 december 2008 is een versie vastgesteld die vervolgens in het IOH van 6 februari 2009 becommentarieerd is. Na geringe aanpassing is de definitie is vastgesteld in de LSUNH-vergadering van 3 maart 2009. Het RNH (opnieuw) belicht DOOR CAROLINE ROBERTSON, KWALITEITSFUNCTIONARIS EN HUISARTS IN MAASTRICHT Sinds half mei 2008 ben ik voor 0.2 fte kwaliteitsfunctionaris bij het RegistratieNet Huisartspraktijken (RNH) van de Universiteit Maastricht. Ik ben in die rol de opvolgster van Bem Bruls, academisch huisarts in Hoensbroek. Dit is tevens een goed moment om naast het voorstellen van mezelf, het RNH nog eens te belichten. In 1985 ben ik in Maastricht geneeskunde gaan studeren. Na de basisartsopleiding heb ik een aantal jaren als arts-assistent gewerkt. Ervaring opdoen, maar vooral solliciterend op een plaats binnen de huisartsopleiding. In 1995 kon ik beginnen aan de opleiding. In 1999 ben ik afgestudeerd als huisarts en vanaf februari 2000 werkzaam bij het Gezondheidscentrum Dr. van Kleef in Maastricht. Onze academische praktijk is al sinds lange tijd aan de vakgroep huisartsgeneeskunde verbonden vanwege deelname aan onderzoek en RNH en door het vervullen van onderwijs op de universiteit en in de praktijk. Vlnr Caroline, Jos, Alfons en Jack 7
Pagina 8
op één lijn 33 1e uitgave 2009 De functie bij het RNH vind ik een uitdaging omdat ik niet thuis, maar wel geïnteresseerd ben in registreren en automatiseren. Ook voor onze praktijk vind ik het een aanvulling. Er kan nog veel verbeterd worden en het is prettig als iemand thuis is/raakt op dit gebied. Het RNH RNH staat voor Registratie Netwerk Huisartsen en is ontstaan vanuit een behoefte om gestructureerd informatie te verzamelen vanuit de huisartsenpraktijk en huisartsenpopulatie. Deze informatie kan worden gebruikt om onderzoeksvragen te formuleren en de aan het RNH gekoppelde huisartsen inzicht te verschaffen in eigen ‘cijfers en data’. Het RNH verzamelt momenteel vanuit 22 huisartsenpraktijken informatie. Binnen deze 22 praktijken zijn 84 huisartsen werkzaam. Het doel van het RNH is het realiseren van een geautomatiseerde, anonieme database. In die database zitten patiënten karakteristieken en de probleemlijsten (relevante gezondheidsproblemen) van de patiëntenpopulatie van de op het RNH aangesloten praktijken. Ieder kwartaal gaan via een zogeheten uitspoelprocedure alle data vanuit de huisartsenpraktijken naar de UM. Alfons Schroten en Jack Berben, beiden werkzaam bij het MEMIC (Centrum voor Data en Informatiemanagement) participeren in de RNH werkgroep datamanagement. Zij destilleren de data vanuit de databank en checken of er aan de hard- en software eisen wordt voldaan om de data uit de praktijken te halen. Zij hebben ook de handleidingen en programma’s gemaakt voor de RNH toets (waarmee huisartsen inzicht kunnen krijgen in prevalentie en incidentiecijfers van de eigen populatie), de RNH helpfunctie en de RNH assistent. Deze laatste probeert de registrerende huisarts te helpen bij het invullen van informatie in zijn HIS. In het RNH team zitten verder Job Metsemakers, Marjan van den Akker, Jos Boesten en secretaresse Ria Lumeij. Belangrijk is dat de er een waarborg is van de kwaliteit van de geleverde data door de huisartsen. Het hulpprogramma ‘RNH assistent’ doet dat al door als het ware over de rug van de huisartsen en doktersassistenten mee te kijken wat er wordt geregistreerd. Als velden niet worden ingevuld of verkeerd ingevuld worden (bijv. W80 ectopische zwangerschap bij een man), dan reageert de RNHassistent. Verder organiseert het RNH scholing voor de aangesloten praktijken. Om de motivatie van het goed en zorgvuldig registreren hoog te houden, heeft het RNH een aantal consensusgroepen in het leven geroepen. De huisartsen proberen zelf knelpunten te formuleren binnen het registreren en daar gezamenlijk over tot consensus te komen. Hoe registreren we bepaalde problemen? Wat komt wel en wat niet in de probleemlijst? etc. 8 Belangrijk is dat iedereen op dezelfde manier registreert, om de kwaliteit van de verzamelde data te waarborgen. Daarnaast wordt er door het RNH scholing voor dokterassistenten, praktijkondersteuners en huisartsen uit de RNH praktijken georganiseerd. In het najaar is er bij Edumedica in Geleen een basiscursus gegeven. Daar waren met name dokterassistenten en praktijkondersteuners aanwezig. Ook zijn er een aantal keren per jaar bijeenkomsten met de aangesloten praktijken waarbij feedback wordt gegeven over de registratie. Welke problemen komen veel voor, zijn er veel niet-gecodeerde probleemregels, worden de patiënt karakteristieken goed geregistreerd. Door deze feedback en vergelijking met andere RNH-praktijken proberen we iedereen scherp en gemotiveerd te houden. Ook worden incidentie- en prevalentiecijfers vanuit de UM databank vergeleken met landelijke cijfers om ook op die manier de kwaliteit van het geregistreerde beter inzichtelijk te krijgen. Onze website www.hag.unimaas.nl/rnh moet nodig bijgewerkt worden (zit in de planning) maar de algemene informatie klopt nog steeds. Als er vragen zijn over het RNH: c.robertson@HAG.unimaas.nl. Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten Zeer waarschijnlijk gaat eind 2009 al de volgende 2-jarige cyclus van de kaderopleiding hart- en vaatziekten van start! Belangstellenden verzoeken wij contact op te nemen met cursusleider dr. Yvonne van Leeuwen. Email: Yvonne.vanLeeuwen@hag.unimaas.nl Telefoon: 043-3882339 of b.g.g. 043-3882814 Website: www.hag.unimaas.nl/hvz op één lijn 33 1e uitgave 2009 De kwaliteiten van kwalitatief onderzoek Niet alles te vatten in maat en getal DOOR LUC GIDDING, BASISARTS EN ONDERZOEKER BIJ HAG Het kader Hebt u wel eens gehoord van de termen ‘kwantiteit van zorg’, ‘kwantiteitsindicatoren’ of ‘kwantiteit van leven’? Ik ook niet. Toch drukken we de zorg die wij aan onze patiënten geven graag uit in cijfers en is het meeste wetenschappelijk onderzoek betreffende primary care gestoeld op resultaten van kwantitatief onderzoek. Kwantitatief wil zeggen: uitgedrukt in getallen. Kwantitatief onderzoek streeft ernaar de problemen en oplossingen in de gezondheidszorg voor patiënten kwantitatief te beschrijven, om een hogere mate van exactheid te bereiken (precisie in de uitdrukking van wat men bedoelt) en om gebruik te kunnen maken van wiskundige methoden voor het uitwerken en toepassen van evidence based medicine. Alle mensen die we onderwerpen aan interventie A scoren gemiddeld 5.5 op meetinstrument P en dat is x malen beter dan de usual care in de wetenschappelijke onderzoeksetting. Dus, invoeren maar, die interventie A. Als de interventie in de praktijk niet x malen beter is dan de usual care in de praktijksetting, dan ligt dat waarschijnlijk aan de zorgverlener. Er was immers statistische significantie tijdens het onderzoek, dus het werkt. Voelt u de bocht al kort worden? Het probleem Zonder twijfel is kwantitatief onderzoek essentieel om tot een betere gezondheidszorg te komen. Alle resultaten die tot op de dag van vandaag via ‘getallenwerk’ zijn geboekt zijn onmisbaar, de essentie van kwantitatief onderzoek ondersteunt het principe van reproduceerbaar wetenschappelijk onderzoek in hoge mate en alle statistische principes die we kennen bieden ons bijna eindeloze mogelijkheden om ‘harde’ conclusies te kunnen trekken. Echter lopen onderzoekers vaak tegen ‘black boxen’ aan binnen hun kwantitatieve onderzoek; wat zit er achter de getallen? Als een patiënt een 8 scoort op een tevredenheidschaal van 0-10, dan is deze patiënt tevreden over zijn huisarts. Maar waarom? Welke elementen van die huisarts waren goed en welke minder? Interventie A zou moeten werken in de praktijk maar is helaas veel minder effectief dan gedacht. Hoe komt dat eigenlijk? De oplossing Deze onderzoeksvragen kunnen beantwoord worden met kwalitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek spitst zich op de verklaring van verschijnselen die niet zo goed uitgedrukt kunnen worden in getallen, met aandacht voor de ervaringen en emoties van hulpverleners en patiënten, bijvoorbeeld over waarom theorie en praktijk zo sterk verschillen. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek zijn geen tegenstanders maar teamgenoten waarbij de som van beide meer informatie oplevert dan de twee soorten apart. Als interventie A niet werkt in de praktijk, leent kwalitatief onderzoek zich juist om met alle betrokken partijen te evalueren wat er goed en minder goed gaat. Voor vele onderzoekers lijkt kwalitatief onderzoek niet meer dan vrij verschijnselen beschrijven maar de vele soorten kwalitatieve onderzoeksmethoden en ook de potentie van de diverse analysetechnieken creëren een mogelijk veel breder begrip van wat er nu precies gebeurt in de gezondheidszorg, in welke setting dan ook. Ons depressieonderzoeksteam bij HAG heeft inmiddels ervaring met zogeheten focusgroepen. Mensen met een vergelijkbare achtergrond discussiëren open over problemen en oplossingen die zij op de werkvloer tegenkomen. Zo hebben wij negen focusgroepen over depressie gehouden met patiënten, huisartsen, POH-GGz en psychologen. Deze opzet geeft een schat aan bruikbare informatie en ook een mogelijkheid om patiënten veel meer te betrekken bij hun eigen zorg. Wat vinden zij eigenlijk? Zo zijn er veel meer mogelijkheden binnen kwalitatief onderzoek, bijvoorbeeld het semigestructureerde interview. De cursus Mocht u nu denken: “dat is eigenlijk wel interessant maar hoe kom ik meer te weten over dit soort onderzoek?”, is het antwoord snel gegeven. De landelijke onderzoeksschool CaRe biedt namelijk de cursus ‘Qualitative research methods in health care introduction’ aan. Deze cursus onder coördinatie van Prof. dr. Myrra Vernooij-Dassen, volgde ik te Nijmegen. Tijdens deze plezierige en leerzame twee dagen werd het gehele traject van kwalitatief onderzoek doorlopen. 9
Pagina 10
op één lijn 33 1e uitgave 2009 Na een goede en bruikbare introductie over de verschillende vormen van kwalitatieve methoden was er veel aandacht voor het formuleren van kwalitatieve vraagstellingen en het toepassen en uitvoeren van kwalitatieve methoden en analyses tot en met het schrijven en kritisch lezen van een kwalitatief onderzoeksartikel. De cursus is geschikt voor alle onderzoekers en vooral nuttig vóór of tijdens de opzetfase van het kwalitatieve onderzoek. Er is namelijk veel ruimte om eigen onderzoek te behandelen. Samen met experts en medecursisten formuleert de onderzoeker vraagstellingen en bedenkt welke vormen van onderzoek het beste deze vraagstellingen kunnen beantwoorden. De conclusie Kwalitatief onderzoek geeft inzicht in vraagstellingen die niet goed opgelost kunnen worden met kwantitatieve principes en geeft een kader waarin kwantitatieve resultaten beter geïnterpreteerd kunnen worden. Beide onderzoekmethodes zijn complementair aan elkaar en zoals elke solide stoel op meerdere poten staat, kan de onderzoeker zijn conclusies beter formuleren en implementeren als deze op meerdere onderzoekspoten gestoeld zijn, zeker na het volgen van de CaRe cursus. Een hogere kwantiteit aan inzicht geeft een hogere kwaliteit van onderzoek! Voor meer informatie, kijk op www.researchschoolcare.nl AMUSE 1 en 2 Veranderingen in de diagnostiek van Veneuze Trombo-embolie DOOR PETRA ERKENS, PROMOVENDA VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Het aantal verwijzingen van de huisarts naar de specialist neemt af door de groei in diagnostische mogelijkheden voor de huisarts. Dit geldt zeker ook op het gebied van veneuze thrombo-embolie (VTE). In betrekkelijk korte tijd is er veel veranderd in de diagnostiek van VTE. Het gebruik van de D-dimeer bepaling, gecombineerd met een klinische beslisregel is in veel studies toegepast. Het uitgangspunt van deze studies is het veilig uitsluiten van VTE, waardoor onnodige vervolgdiagnostiek kan worden voorkomen en de patiënt een behandeling met therapeutische antistolling kan worden onthouden. De meeste gegevens over diagnostiek van VTE zijn afkomstig van onderzoeken bij ziekenhuispatiënten. Deze gegevens zijn niet altijd te vertalen naar de situatie van de patiënt die de huisarts bezoekt. Anders dan in de ziekenhuissituatie, bezoeken niet-geselecteerde patiënten de huisarts, met klachten die kunnen wijzen op DVT of longembolie, maar die evengoed kunnen passen bij andere aandoeningen. De huisarts moet op grond van anamnese en lichamelijk onderzoek beslissen over een verwijzing naar de 2e lijn ter objectivering van de aanof afwezigheid van VTE. De uitdaging voor de huisarts is om het juiste evenwicht te vinden tussen het niet onnodig doorsturen van patiënten voor diagnostiek naar de tweede lijn en het niet missen van een in potentie fatale aandoening. 10 AMUSE-1: DVT Begin 2008 werd zowel de CBO consensus ‘ Diagnostiek, preventie en behandeling van veneuze trombo-embolie en secundaire preventie arteriële trombose’ als de NHGstandaard DVT gereviseerd. Beide richtlijnen berusten op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en geven handvaten voor de diagnostiek en behandeling van VTE. In de richtlijnen wordt o.a. verwezen naar de Amuse-1 studie (Amsterdam Maastricht Utrecht Study on thromboEmbolism). Amuse-1 was een nationaal huisartsgeneeskundig onderzoek naar het gebruik van een eerstelijns beslisregel, gebaseerd op de klinische beslisregel van Wells, in combinatie met een Point of care D-dimeertest bij de diagnostiek van DVT in de huisartspraktijk. Februari jl. zijn de resultaten gepubliceerd in ‘Annals of Internal Medicine’. De diagnostische strategie werd door zo'n driehonderd Nederlandse huisartsen bij meer dan duizend van trombosebeen verdachte patiënten getest. Vijfhonderd patiënten hoefden op basis van de diagnostische regel niet te worden doorverwezen, omdat een trombosebeen nagenoeg kon worden uitgesloten. De voornaamste conclusie is dat de nieuwe diagnostische strategie door huisartsen de doorverwijzingen naar het ziekenhuis met bijna de helft vermindert. Van de 500 patiënten zonder doorverwijzing ontwikkelden 7 VTE in de follow-up periode van 3 maanden (incidentie 1,4% [95%CI 0,6% - 2,9%). op één lijn 33 1e uitgave 2009 AMUSE-2: longembolie Op het gebied van diagnostiek en behandeling van longembolie door de huisarts is echter nog onvoldoende bekend. Om de diagnostiek van longembolie door de huisarts te verbeteren is de vervolgstudie Amuse-2 in 2007 gestart. In deze studie wordt onderzocht of huisartsen op een veilige manier longembolie kunnen uitsluiten door gebruik te maken van de klinische beslisregel van Wells en een Point of care D-dimeertest. Bij alle patiënten met een verdenking van een mogelijke longembolie wordt een registratieformulier ingevuld en een D-dimeersneltest verricht. Juist omdat we nog niet goed weten of het veilig is om in de huisartsenpraktijk op deze manier een longembolie uit te sluiten, is het van groot belang dat alle patiënten met verdenking longembolie verwezen worden naar het ziekenhuis. Om de nieuwe diagnostische strategie te valideren hebben we de resultaten van de onderzoeken in het ziekenhuis nodig als referentiestandaard. Landelijk nemen momenteel 389 patiënten deel aan Amuse-2. Regio Zuidoost Nederland heeft 104 patiënten geïncludeerd. In Amsterdam doen 98 patiënten mee en Utrecht heeft al 187 patiënten ingesloten in de studie. Van al deze patiënten heeft momenteel ongeveer 42,9% een laag risico op een longembolie (Wells score ≤ 4 & negatieve D-dimeer). Voor het slagen van het onderzoek hebben we in totaal zo’n 800 patiënten nodig, waarvan 335 patiënten met een laag risico op een longembolie. U zult begrijpen dat wij met elke patiënt blij zijn! Zou u als huisarts willen deelnemen aan het AMUSE-2 onderzoek of kent u wellicht nog collega’s die willen deelnemen, dan bent u van harte welkom. U kunt zich aanmelden via de mail Amuse-2@hag.unimaas.nl of via de onderzoeksassistente Marion de Mooij (tel. 043-3882324). Alle deelnemende huisartsen van Amuse-1 en Amuse-2 willen wij, het Amuse-2 team, tot zover bedanken voor hun medewerking! Namens het hele onderzoeksteam AMUSE: Petra Erkens, Marion de Mooij, Jelle Stoffers, Hugo ten Cate, Martin Prins. Verslag van een wetenschappelijk symposium Oorzaken van tabaksverslaving en strategieën voor stoppen met roken VAN DE REDACTIE V.l.n.r. Daniel Kotz, Robert West en Jan Degryse Op 21 november 2008 promoveerde Daniel Kotz, onderzoeker tabaksverslaving van de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht, op een experiment naar het confronteren van rokers met de diagnose COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease).2 Voorafgaande aan zijn promotie organiseerde hij, in samenwerking met onderzoeksschool CAPHRI, een symposium met internationale sprekers. Voor een gemêleerd publiek in de vol bezette zaal benaderden de drie sprekers het probleem van tabaksverslaving op het niveau van de individuele roker, de gezondheidszorg en vanuit overheidsperspectief. De eerste spreker was Robert West, professor gezondheidspsychologie aan het University College London, en internationaal gerespecteerd expert op gebied van tabaksverslaving. Aan de hand van de zogenaamde 11
Pagina 12
op één lijn 33 1e uitgave 2009 “PRIME” theorie legde hij uit waarom mensen roken en het moeilijk vinden om met roken te stoppen (www.primetheory.com). Het veelgebruikte model van planmatige gedragsverandering (“stages of change”) is onvoldoende in staat om verandering in rookgedrag te verklaren. Dit blijkt onder andere uit het feit dat het merendeel van alle stoppogingen zonder enige vorm van planning plaatsvindt. Dit betekent in de praktijk dat hulpverleners aan alle patiënten een stop-roken advies zouden moeten geven, liefst met gedragsmatige en farmacologische ondersteuning. Professor Jan Degryse, hoogleraar huisartsgeneeskunde aan de Katholieke Universiteit Leuven, richtte zich op de rol van hulpverleners in de Eerste Lijn ten aanzien van de behandeling van tabaksverslaving. Volgens bestaande richtlijnen is een aantal effectief gebleken behandelvormen voor stoppen met roken; zelfs een kort advies van de huisarts verdubbelt de kans op een succesvolle stoppoging. Intensievere gedragsmatige begeleiding verhoogt het stoppercentage als ook farmacologische ondersteuning in de vorm van nicotinevervangende middelen, bupropion, nortriptyline en varenicline. Echter, veel hulpverleners registeren het rookgedrag van hun patiënten slecht en steken weinig energie in de behandeling van roken. Redenen hiervoor zijn gebrek aan tijd en ervaren motivatie bij de patiënt. De laatste spreker was Dr. Marc Willemsen, hoofd onderzoek van STIVORO voor een rookvrije toekomst. Volgens schattingen van de Wereld Bank zal het totaal aantal doden ten gevolge van roken stijgen tot ruim 520 miljoen in 2050. Nog steeds rookt ruim 28% van de Nederlandse bevolking, en de doelstelling van het Nationaal Programma Tabaksontmoediging om dit percentage terug te brengen naar 20% in 2010 zal niet worden gehaald. Dit terwijl er maatregelen zijn die de overheid kan nemen om het roken te reduceren, zoals verhogen van tabaksaccijns, handhaving van de rookvrije werkplek en de rookvrije horeca, intensieve massamediale campagnes, verbod van tabaksreclame en het vergoeden van hulpmiddelen voor stoppen met roken. Dit soort maatregelen moet ertoe leiden dat er minder veel mensen beginnen met roken en dat de huidige rokers gestimuleerd worden om te stoppen. Het symposium werd afgerond door een forum discussie met de drie sprekers en professor André Knottnerus (voorzitter van de Gezondheidsraad), onder leiding van dagvoorzitter professor Onno van Schayck (tevens promotor van Daniel Kotz). De discussie gebeurde aan de hand van vragen en opmerkingen uit het publiek en op basis van een stelling zoals: “een volledig rookvrije maatschappij is een illusie”. Wat dit laatste betreft was professor Robert West van mening dat roken een bestanddeel van de samenleving zal blijven maar dat het met de nodige maatregelen mogelijk zou moeten zijn om het aantal rokers in de toekomst naar rond de 5% te brengen. 2 Meer informatie over alle onderzoeksactiviteiten van Daniel Kotz: www.daniel-kotz.de V.l.n.r. Onno van Schayck en Marc Willemsen 12 op één lijn 33 1e uitgave 2009 Verslag van een symposium Bloedspoed DOOR ANOUK MACHIELSEN EN SERVAAS VAN ZIJL, WESP-STUDENTEN HAG Op 12 december 2008 bezochten wij het symposium “Bloedspoed” met dit jaar als thema Spoedeisende Hulp bij Ouderen, toepasselijk georganiseerd door het Atrium Medisch Centrum bij de overdekte skihelling te Landgraaf, waar overschat skitalent nogal eens tot ‘spoedjes’ leidt. Door de toenemende vergrijzing wordt er steeds meer aandacht geschonken aan de complexe zorg rondom ouderen. De lezingen waarin de geriatrische patiënt centraal stond, waren kort en krachtig met veel bruikbare tips. We werden attent gemaakt op de meest voorkomende problematiek binnen de ouderenzorg en manieren om hier op een adequate wijze mee om te gaan. Zo werden problemen rondom polyfarmacie uitgebreid besproken: vaak bestaat onduidelijkheid over beoogde therapieduur, wie hoofdbehandelaar is en wie de regie voert over de ‘totaallijst’ aan medicatie. Ook werd een soort checklist gegeven om eventuele interacties/intoxicaties te voorkomen. Het is belangrijk om, zeker bij oudere patiënten, telkens de volgende vragen te stellen: 1. Welke middelen worden al gebruikt? 2. Welk middel moet erbij? 3. Welke middelen zijn overbodig? 4. Welke bijwerkingen zijn aanwezig of zijn te verwachten? 5. Welke interacties zijn aanwezig of zijn te verwachten? 6. Moet en/of kan de dosis/frequentie nog aangepast worden? Verder bleek ouderenmishandeling een belangrijk probleem dat zeker meer aandacht verdient bijvoorbeeld door het optreden van problemen bij melding hiervan (beroepsgeheim, niet anoniem kunnen melden). Ook het onderwerp ‘delier’ werd behandeld. Niet alle (acute) gedragsveranderingen bij ouderen zijn toe te schrijven aan een delier (of dementieel beeld). Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van persoonlijkheidsstoornissen wijzen er namelijk op dat een dergelijke stoornis zich niet alleen tijdens de jeugd kan ontwikkelen maar ouderen kunnen door diverse invloeden zeker ook van persoonlijkheid ‘veranderen’. Dit uit zich in karaktertrekken die voorheen nooit duidelijk op de voorgrond traden. Het was erg waardevol om weer eens te worden herinnerd aan het brede scala aan problemen waar ouderen mee te maken kunnen krijgen. De risicofactor ‘oudere leeftijd’ komt vroeg of laat op ieders pad; als arts of patiënt. Kennis van de patiënt en zijn specifieke problemen resulteren in betere zorg want zeker bij de oudere patiënt geldt: haastige spoed is zelden goed! RAKKER-2 onderzoek Recentelijk zijn we gestart met het RAKKER 2 onderzoek (risico van astma, kosteneffectiviteit en risico-indentificatie) In de eerste twee weken heeft al 25% van de ouders toestemming gegeven om hun kind deel te laten nemen aan dit vervolgonderzoek. Ook zijn de huisartsen van de betreffende kinderen benaderd om aan astma gerelateerde informatie te verstrekken. Als u heeft deelgenomen aan het RAKKER 1 onderzoek, wordt u mogelijk ook benaderd voor het RAKKER 2 onderzoek. Wij hopen dat wij op u kunnen rekenen! Als u vragen heeft over dit project of meer informatie wenst kunt u contact opnemen met de onderzoeker Gerald Ramos: Gerald.Ramos@hag.unimaas.nl 043-3882883. Wij streven ernaar u in elke ‘Op één lijn’ op de hoogte te houden van de voortgang. 13
Pagina 14
op één lijn 33 1e uitgave 2009 Gezamenlijk definiëren van goede zorg aan mensen die behandeld zijn voor kanker Afwachten of volgen? DOOR ELS GEELEN EN HANNERIEKE VAN DER BOOM, ONDERZOEKERS VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT In het kader van een door KWF Kankerbestrijding gefinancierd onderzoek, waarin we de eerstelijnszorg aan mensen die behandeld zijn voor kanker in kaart zullen brengen, hielden wij dertig interviews met eerstelijns professionals. We spraken met huisartsen, wijkverpleegkundigen, een aantal paramedici, psychologen en maatschappelijk werkers over hun ervaringen met deze zorg, over ‘goede’ zorg en over knelpunten in de zorg, over ‘ingewikkelde’ patiënten en ‘gemakkelijke’ patiënten. In een volgend gedeelte van ons onderzoek zullen we de eerste bevindingen in een drietal focusgroepen voorleggen aan mensen die behandeld zijn voor kanker en aan naaste betrokkenen (voornamelijk partners, ouders en volwassen kinderen). Door hen te laten reflecteren op de verhalen van de professionals willen we helder krijgen wat zowel patiënten als naaste betrokkenen van professionals verwachten. In een laatste focusgroep – die half juni 2009 zal plaatsvinden en waarschijnlijk online zal worden uitgevoerd – willen we professionals onderling met elkaar in discussie laten gaan over de voorlopige eindresultaten van ons onderzoek. Belangrijkste discussiethema’s zullen zijn: spanningen tussen wat professionals zien als ‘ideale’ zorg en de zorg die geboden wordt, verschillen in opvattingen en verwachtingen tussen de verschillende disciplines, en de verwachtingen van patiënten en hun naasten die naar voren zijn gekomen in de focusgroepen. In de eerste analyse van de interviews met de professionals komt als meest opvallend naar voren dat in de zorg aan mensen die in een stabiele fase verkeren na kanker, de huisarts meestal niet de rol heeft van spin in het web. Huisartsen blijken zich doorgaans reactief op te stellen. Meteen na de ziekenhuisbehandeling bezoeken ze hun patiënten vaak nog een keer, maar op de langere termijn wordt er over het algemeen van uitgegaan dat mensen zich zelf melden als ze nog klachten hebben of het om wat voor reden dan ook niet redden. Als belangrijkste reden af te zien van geregelde visites of andersoortige monitoring wordt gebrek aan tijd genoemd. Daarnaast blijken huisartsen te veronderstellen dat patiënten na een ziekenhuisperiode, waarin ze 14 omringd waren door hordes hulpverleners, vooral toe zijn aan rust. In het verlengde daarvan zijn ze terughoudend met doorverwijzen naar andere professionals: ze willen niet onnodig medicaliseren en blijken veelal het idee te hebben dat de meeste van deze mensen het op eigen kracht redden of dat er niet zoveel te doen is aan de problemen waar ze nog mee zitten. Afwachten en natuurlijk beloop vormen het credo. Echter, de andere professionals die meededen aan ons onderzoek, benadrukken dat mensen na behandeling voor kanker vaak nog langdurig kunnen kampen met allerlei lichamelijke klachten en met emotionele en sociale problemen. Ieder voor zich vinden ze dat ze veel kunnen bijdragen aan verlichting van deze problemen. Zo vinden wijkverpleegkundigen dat het mensen erg goed doet als er begeleidingsgesprekken plaatsvinden, waarin eens goed op een rijtje wordt gezet hoe het gaat en er oplossingen worden aangeboden voor de dingen waar ze tegen aanlopen. Psychologen en maatschappelijk werkers zien een belangrijke rol weggelegd daar waar het mensen veel moeite kost de dagelijkse activiteiten of het werk weer op te pakken. Ook fysiotherapeuten ervaren mensen in de stabiele fase van kanker als dankbare patiënten: werken aan conditieverbetering of vermindering van lymfeoedeem draagt bij aan een beter totaal functioneren. Echter, deze professionals zeggen allemaal slechts ‘het topje van de ijsberg’ te zien; te weinig kankerpatiënten zouden na ontslag uit het ziekenhuis of in een latere fase van het traject de weg vinden naar deze vormen van zorg. Hannerieke (li) en Els (re) op één lijn 33 1e uitgave 2009 Wat betekenen deze tegengestelde opvattingen voor de patiënten in de ‘stabiele’ fase van kanker? Moet het uitgangspunt van ‘goede’ zorg in deze periode zijn dat zij zelf de touwtjes in handen hebben; of zou er iemand moeten zijn die dat voor hen regelt? Wat vraagt ‘goede’ zorg aan deze patiënten en hoe is dit te realiseren en te organiseren? Door te participeren in de focusgroep krijgt u als professionals de gelegenheid hierover mee te discussiëren en op die manier bij te dragen aan nieuwe ideeën voor ‘goede’ zorg. Geïnteresseerden kunnen zich hiervoor aanmelden bij de onderzoekers: Els.Geelen@HAG.unimaas.nl of HC.vanderBoom@HAG.unimaas.nl. Begeleiders van het project zijn Marjan van den Akker, (Huisartsgeneeskunde) en Anja Krumeich (Metamedica). Accreditatie is aangevraagd. Ook voor verdere informatie of vragen over het onderzoek kunt u bij ons terecht. Voor-aankondiging De standaard in de pen? DOOR JOS BOESTEN, HUISARTS-ONDERZOEKER In een eerdere editie (juni 2007) van dit, inmiddels glossy geworden, periodiek werd reeds melding gemaakt van het ProscriptUM project. Het betreft een gemengd onderzoeks- en implementatieproject dat voortbouwt op de ervaringen van Paul Muijrers, sociaal geneeskundige. Deze oud-huisarts promoveerde in 2004 op onderzoek naar de samenwerking tussen huisarts en apotheker1. Onderdeel van zijn studie was het ontwikkelen van een methodiek om op brede schaal de kwaliteit van prescriptie door huisartsen te meten. De methode komt erop neer dat uit de beschikbare NHG-standaarden alle farmacotherapie-aspecten zijn gedestilleerd en waar mogelijk vertaald in prescriptieindicatoren. De indicatoren worden berekend op data afkomstig van de 2 regionale zorgverzekeraars CZ en VGZ. De data zijn breed beschikbaar (met voor de huisartspraktijken in Zuid-Nederland een gemiddelde ‘dekking’ van ca 70% van de praktijkpopulatie), maar ze ontberen informatie over indicatie of diagnose. Ondanks deze beperking is het voor een groot aantal NHG-standaarden mogelijk om indicatoren te construeren en te berekenen waarmee zinvolle uitspraken gedaan kunnen worden over de mate waarin de prescriptie aansluit bij de richtlijnen. Deze informatie kan het uitgangspunt vormen voor discussie binnen de praktijk of binnen het FTO. In het ProscriptUM project worden prescriptie-indicatoren beschikbaar gesteld via een beschermde website. Het project poogt een kwaliteitsimpuls te geven richting beroepsgroep. Binnenkort start de publiciteit en werving voor deelname. Het krijgen van feedbackcijfers over prescriptie kan een zinvolle aanvulling zijn voor het FTO-overleg. De ontwikkeling van database en website hebben meer tijd en energie gekost dan aanvankelijk voorzien, maar het ziet er toch echt naar uit dat binnenkort de website beschikbaar komt. U kunt hierover binnenkort meer lezen in de nieuwsbrieven van uw beroepsorganisatie (KNMP, LHV-kring). 1 Prescribing in Primary Care, thesis 15
Pagina 16
op één lijn 33 1e uitgave 2009 De afkorting ProscriptUM staat voor: Im PROving pre SCRIPTion by web based feedback to GP's and Pharmacists, University Maastricht. Wilt u meer informatie, neem dan contact op met de onderzoeker: Jos.Boesten@hag.unimaas.nl. Telefoon 043-3882326. Express-informatie Onderwerp Wat Voor wie Waarvoor Hoe Aanmelden Kosten U krijgt Wij vragen de standaard in de pen? In welke mate schrijf ik voor conform de NHG-standaarden? Huisartsen en apothekers zelf-evaluatie; kwaliteitsverbetering; FTO-overleg via website toegankelijk als FTO-groep, via apotheker-contaktpersoon geen Feedback-materiaal over prescriptie; te gebruiken in uw FTO-overleg of in het kader van kwaliteitstrajecten (bijvoorbeeld in het kader van een VIA). Medewerking aan onze evaluatiestudie: - aanleveren achtergrondgegevens van uw praktijk en fto-groep - uw oordeel over de prescriptie-indicatoren. WESP-en vliegen uit Weer vier WESP’en klaar: wij waren daar! Op 20 januari jl. rondden vier WESP-studenten hun wetenschapstage bij HAG af met een presentatie. Hieronder leest u wat Jessica de Snoo, Carole Rouwette, Servaas van Zijl en Anouk Machielsen precies hebben onderzocht in hun 18-weekse stage en hoe dit zinvol is voor het verbeteren van Huisartsgeneeskundige zorg in de toekomst. WESP: Kwaliteit van zorg en zorginnovatie in de eerste lijn: Depressie DOOR JESSICA DE SNOO BEGELEIDERS: MARK SPIGT EN LUC GIDDING Mijn onderzoek naar knelpunten en oplossingen in de zorg voor depressieve patiënten, bezien vanuit het perspectief van de zorgverlener vond plaats binnen 16 de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE). De vakgroep HAG is bezig om met en voor de SGE een zorginnovatie depressie te ontwikkelen. Om een in de praktijk bruikbare en effectieve zorginnovatie te ontwikkelen die aansluit bij de wensen van de betrokkenen is er gekozen voor een bottom-up benadering, waarbij de zorgverleners nauw betrokken worden, in tegenstelling tot een zogenaamde topdown benadering waarbij er van bovenaf bepaalde verbeteringen bedacht en geïmplementeerd worden die in de praktijk misschien niet relevant of bruikbaar zijn. We hebben 5 focusgroepen gehouden, waarin telkens verschillende groepen van ongeveer 6-9 huisartsen, POH-GGZ, of psychologen in discussie gingen over relevante problemen die zij ervaren met betrekking tot de gehele depressiezorg. Het vaststellen van een depressie en het schatten van de ernst hiervan bleek in de praktijk nog vrij gecompliceerd. Tevens was er behoefte aan meer aandacht voor de meest voorkomende psychosociale op één lijn 33 1e uitgave 2009 problematiek. Met andere woorden: depressie is niet de enige psychosociale aandoening die aandacht mag krijgen. Een ander punt van aandacht was de taakinvulling van de nieuwe functie POH-GGZ. Verschil in achtergrond van POH-GGZ en eerdere ervaringen van huisartsen met de betreffende POH-GGZ speelden hierbij een rol. Kortom, binnen de gehele eerstelijns zorg voor depressie was er genoeg, en meer, om over te discussiëren. De analyses zijn in volle gang en we denken met deze grote, vooral praktijkgerichte, hoeveelheid aan informatie de depressiezorg te kunnen stroomlijnen en met alle betrokken partijen steeds meer op één lijn te komen. De nulmeting COPD: een handvat voor de toekomst DOOR CAROLE ROUWETTE BEGELEIDERS: MARK SPIGT EN LUC GIDDING Tijdens mijn WESP onderzocht ik het huidige registratiesysteem en zorgprogramma COPD in de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE), een samenwerkingsverband van 10 gezondheidscentra. Wij rapporteerden het geheel in een zogenaamde nulmeting, op SGE-, centrum en huisartsniveau. We wilden erachter komen hoe nu precies de zorg voor COPD-patiënten verliep. We bekeken prevalentie, co-morbiditeit, diagnostiek, medicatiegebruik, aantal verwijzingen en zorgconsumptie. Het registreren van diagnostische variabelen zoals rookgedrag, duur van het roken, advies stoppen met roken, Clinical COPD Questionnaire (CCQ), beweeggedrag, MRC-dyspnoe-lijst en de BMI kan geoptimaliseerd worden. Deze registratie schiet er namelijk soms bij in door tijdgebrek of onbekendheid met het systeem. In de SGE worden deze variabelen wel heel goed bijgehouden, echter alleen nog maar in de vrije tekst van patiëntendossiers. We hebben daarom ook aanbevolen de mogelijkheden van het HIS beter te gebruiken en zo veel mogelijk patiëntkarakteristieken op een uniforme plaats te registreren. Een belangrijk punt bijvoorbeeld waar we tegenaan liepen, was het feit dat er vier diverse mogelijkheden waren om het rookgedrag van een patiënt te registreren. De SGE wil nu één rookentiteit kiezen en de patiënten met een andere rookvariabele hierop checken en updaten. Natuurlijk moet het belang van de patiënt voorop gesteld blijven. Een huisarts moet niet alleen gefocust zijn op het registreren. De zorg staat immers voorop. De huidige registratie is niet perfect maar het is heel belangrijk dat de SGE nu breed gedragen, concrete stappen zet om aan de slag te gaan met het verbeteren van de (registratie van) zorg voor patiënten met COPD. Epidemiologie van en risicofactoren voor vallen bij mensen met verstandelijke beperkingen DOOR SERVAAS VAN ZIJL BEGELEIDERS: HENNY LANTMAN & MARIAN MAASKANT Valincidenten zijn bij ouderen nationaal en internationaal een groot gezondheidsprobleem en kunnen leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade. Bij ouderen is er al veel bekend over risicofactoren met betrekking tot valincidenten, en is er een goede richtlijn (“Valpreventie bij ouderen”, CBO 2004) om het risico op valincidenten te verkleinen. Ook bij mensen met verstandelijke beperkingen is het belangrijk meer inzicht te krijgen in de incidentie van vallen plus de negatieve gevolgen daarvan. Dat geldt ook voor de geassocieerde risicofactoren voor vallen met daaraan gekoppeld de mogelijke implicaties voor preventie. Het doel van deze WESP was dan ook inzicht te verkrijgen in de incidentie van valincidenten bij mensen met verstandelijke beperkingen en de risicofactoren daarop. Het onderzoek werd uitgevoerd bij de Stichting Pergamijn (vroegere Pepijn & Paulus). De onderzoekspopulatie bestond uit 831 personen. Alle gemelde valincidenten in een periode van 21 maanden werden verzameld, samengevoegd met het cliëntenregister en geanalyseerd. In deze periode werden 474 valincidenten gemeld bij 200 cliënten. Dit betekent dat 24% van de residentieel wonende cliënten gevallen was. De meeste valincidenten werden veroorzaakt door struikelen of door het verlies van evenwicht. Verplaatsingen, voortbewegen, vallen uit de stoel en insulten waren daarnaast ook oorzaken van vallen. Vrouwen vielen significant vaker. Dit gold ook voor cliënten met (zeer) ernstige verstandelijke beperkingen, cliënten met epilepsie en niet/semiambulante cliënten. Om uiteindelijk tot een valpreventieprotocol voor mensen met verstandelijke beperkingen te komen zal ook een kwaliteitsproject met betrekking tot de registratie van valincidenten moeten plaatsvinden. Vooral de oorzaken en gevolgen van een valincident verdienen hierbij aandacht. Een goede valregistratie dient verder valide, gemakkelijk en snel in te vullen te zijn. Bepaalde incidenten zullen niet te voorkomen zijn, maar met het juiste beleid op het gebied van kennisverbreding en een goede, multidisciplinaire samenwerking zou de valincidentie aantoonbaar teruggebracht kunnen worden. Met het oog op de huidige decentralisatie in de zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen, is het ook voor de huisarts van belang bewust te zijn van het verhoogde risico op valincidenten van mensen met verstandelijke beperkingen. 17
Pagina 18
op één lijn 33 1e uitgave 2009 Kwalitatief toekomstbeeld bij astma DOOR ANOUK MACHIELSEN BEGELEIDERS: ANJA KRUMEICH EN MARJAN VAN DEN AKKER Mijn WESP werd ingevuld bij de vakgroep Metamedica (voorheen heette die vakgroep Zorgwetenschappen) en Huisartsgeneeskunde en was een deelonderzoek binnen de SMILE-studie. Ik heb kwalitatief onderzoek gedaan naar patiënten met astma. Het belangrijkste doel van dit onderzoek bestond in eerste instantie uit het achterhalen van het toekomstbeeld van deze patiënten. Het leek ons daarnaast interessant om, door middel van interviews, te onderzoeken hoe patiënten daadwerkelijk met hun ziekte omgaan en deze in het dagelijks leven weten in te passen. Uiteindelijk heb ik twintig patiënten met astma geïnterviewd. Doordat het toekomstbeeld van een persoon erg afhankelijk is van de levensfase waarin deze persoon zich bevindt, heb ik de patiënten verdeeld in twee leeftijdscategorieën. De jongere groep patiënten (18-45 jaar) bleek, zoals verwacht, meer toekomstplannen te hebben dan de oudere groep (55-75 jaar). Deze toekomstplannen werden, in beide categorieën, niet sterk beïnvloed door astma. Een kleine groep oude patiënten met multimorbiditeit durfde niet in de toekomst te kijken; zij waren blij als hun lichamelijke toestand niet verder achteruit ging. Interessante resultaten kwamen naar voren toen we keken naar de manier waarop patiënten omgaan met astma. Patiënten konden ingedeeld worden in drie ‘strategieën’. Er waren patiënten die astma konden ‘inkapselen’, patiënten die dit gedeeltelijk lukte en patiënten die dit niet konden. Inkapselen kan gedefinieerd worden als het isoleren van een ziekte in een specifiek deel (compartiment) van het leven waarbuiten de ziekte geen rol speelt. Patiënten die inkapselden hadden geen medische zorg nodig; zij hadden de klachten zelf onder controle. Er waren ook patiënten die probeerden de ziekte in te kapselen, maar waarbij dit niet altijd lukt als gevolg van een aantal mogelijke factoren (bijvoorbeeld persoonlijkheid of schaamte). Zij hadden weinig zorg nodig maar hadden wel behoefte aan jaarlijkse controle (bijvoorbeeld door middel van een longfunctietest). Patiënten met een ernstige vorm van astma of patiënten met multimorbiditeit werden gedomineerd door de ziekte(n) en waren niet in staat deze te isoleren in een compartiment. Hierdoor werd hun dagelijks leven beïnvloed en waren zij beperkt in hun functioneren. Zij hadden vaak (specialistische) zorg nodig voor hun astma of voor hun andere ziekten. Hierbij vervult de huisarts een coördinerende rol. Astmazorg wordt steeds meer uitgevoerd door astmaverpleegkundigen; dit werd over het algemeen als prettig ervaren door patiënten. Verder is bekend dat een goede arts/patiënt relatie zorgt voor verbetering van zelfmanagement. Een vaste zorgverlener (bijvoorbeeld astmaverpleegkundige) en betere communicatie tussen specialist en eerste lijn kunnen hieraan bijdragen. Het zou mooi zijn als, door middel van inzicht krijgen in de strategie van een astmapatiënt, de zorg voor deze patiënt afgestemd kan worden naar individuele behoeften met mogelijke verbeteringen. V.l.n.r. Anouk, Servaas, Carole en Jessica 18 op één lijn 33 1e uitgave 2009 De ervaringen met de Journal Club Mesch (JCM) Hoe zet je een goede journal club op food for thought? DOOR MARK SPIGT EN DANIEL KOTZ, ONDERZOEKERS VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Onderzoeker ben je niet alleen in de tijd van de baas. Veel onderzoekers zijn zeer betrokken bij hun werk en vinden het dan ook geweldig om te discussiëren over hun werk. Maar hebben we daar tegenwoordig nog wel tijd voor? In 2006 vatten we het plan op om een journal club op te richten. Suf, stoffig, saai? Niets bleek minder waar. Onderstaand een korte beschrijving hoe een en ander tot stand is gekomen en hoe we nu al drie jaar op een prettige manier over ons vak kunnen discussiëren. De Journal Club Mesch (JCM) komt eens in de twee weken bij elkaar in het zuidelijkste dorpje van Nederland: Mesch. In de JCM participeren 18 onderzoekers van de vakgroepen Huisartsgeneeskunde, Epidemiologie, Zorgwetenschappen en Statistiek van de Universiteit Maastricht. De bijeenkomsten worden ’s avonds vanaf 18:00 uur gehouden; afwisselend op dinsdag, woensdag en donderdag. De avonden starten altijd met een tweegangen diner tot een uur of half acht, zodat we tussen 19:30 en 20:00 kunnen starten met de discussie. De avonden eindigen om 22:00. Een week van tevoren moet iedereen zich opgegeven voor de komende bijeenkomst en op basis van een lijst met artikelen (die voortdurend wordt bijgevuld door alle leden) wordt één onderwerp uitgekozen. Af en toe worden ook gasten (meestal hoogleraren) uitgenodigd om aan te schuiven. Zij kunnen een artikel van zichzelf indienen of meediscussiëren met wat toevallig die avond aan de orde is. Per avond kunnen maximaal 10 leden meedoen, want eten koken voor en discussiëren met meer dan tien mensen wordt namelijk lastig. Na 3 jaar JCM kunnen we een aantal pluspunten noemen die bijdragen aan het nut, het plezier én de duurzaamheid van de journal club. Ten eerste is de rolverdeling wat betreft de organisatie helder: Daniel zorgt ervoor dat de leden op tijd de uitnodigingen krijgen, dat gasten worden uitgenodigd en dat de website bijgehouden wordt. Op de website (www.hag.unimaas.nl/jcm) staat zo goed als alle informatie over de JCM. Ten tweede vinden de avonden altijd plaats bij Mark thuis en hij bereidt dan ook de maaltijden. Het feit dat we op de avonden gezamenlijk eten is volgens ons een pluspunt. De leden kunnen zodoende direct na het werk aanschuiven. Bovendien maakt dit de avonden ook gezellig. Binnenkort hebben we de 50ste bijeenkomst, dus dat betekent dat er al minstens 50 menuutjes uit Marks keuken zijn getoverd. Daniel (re) en Mark (li) Af en toe doen we iets speciaals wat betreft eten en drinken, zoals een kerstdiner, barbecue of een wijnproefavond. Ten derde mag genoemd worden dat de avonden ertoe leiden dat je de deelnemers beter leert kennen en beter op de hoogte bent van de expertise van anderen binnen het instituut. Inmiddels is mede hierdoor al op veel gebieden samen-werking ontstaan. Verder was ook de keuze om het in onze vrije tijd te doen een bewuste. We kennen allemaal het gevoel dat er tegenwoordig op het werk onvoldoende tijd is om rustig te discussiëren. Als we het onder werktijd en in de werkomgeving zouden organiseren dan zou men waarschijnlijk vaak te laat komen, eerder weg moeten en niet voldoende geconcentreerd zijn. Nu zitten we rustig, met lekker eten en drinken en hebben de hele avond de tijd. Het optimaliseren van de discussie is een voortdurend punt van aandacht. Voor een goede discussie moet de groep niet te groot zijn. Maar ook de manier waarop de discussie wordt voorbereid en aangepakt, kan verschillen en we denken voortdurend na over de meest optimale manier. De avonden voelen het meest geslaagd als je het idee heb dat je werkelijk iets hebt opgestoken van de discussie; als je bijvoorbeeld na afloop meer weet over de mogelijkheden van kosteneffectiviteits- of multilevel analyses. Het vinden van goede artikelen is hiervoor cruciaal. De artikelen moeten niet alleen aanzetten tot discussie (zeker niet als iedereen het op voorhand waarschijnlijk wel met elkaar eens is), maar moeten tevens nieuwe inzichten geven. Het vinden van zulke 19
Pagina 20
op één lijn 33 1e uitgave 2009 artikelen is lastig. Dit moet je niet overlaten aan één of enkele leden. De inbreng van alle leden is nodig omdat de artikelen meestal toevallig worden gevonden. Het feit dat de groep bestaat uit artsen, epidemiologen en statistici helpt om een breed scala aan inzichten en onderwerpen te krijgen. Ook kiezen we er bewust voor dat leden zich voor de volgende bijeenkomst moeten opgeven zonder dat het onderwerp van de avond al bekend is. Dat voorkomt dat mensen afhaken omdat het onderwerp buiten hun aandachtsgebied valt. Een van de doelstellingen van de JCM is juist verbreding van kennis en expertise – iets opsteken uit andere vakgebieden en onderzoeksthema’s. Het werken met ‘gasten op uitnodiging’ werkt goed. Een hoogleraar medische sociologie bijvoorbeeld (Ruud Kempen), kan op basis van een cruciaal artikel op zijn vakgebied in korte tijd een heel helder beeld schetsen van de problematiek rondom gezondheidsverschillen tussen sociaal economische klassen. Ook hotshots zoals Jo Ritzen en André Knottnerus hebben een avond meegedraaid (op de website staat een lijst met alle gasten). Maar we nodigen bewust niet iedere keer een gast uit. Het gevaar bestaat, dat een inhoudsdeskundige teveel onderwijst en dat er zodoende te weinig mogelijkheid voor discussie is. Daarom is het goed om ook voldoende discussies te hebben zonder een directe inhoudsdeskundige erbij. We kunnen het opzetten en volgen van een journal club iedere onderzoeker aanraden. Suf, stoffig, saai wordt eerder leuk, lekker en leerzaam. Discussiëren, brainstormen en leren zijn toch de krenten in de wetenschappelijke pap. Wil je meer informatie: bekijk dan de website of neem contact met ons op. Junior Journal Club Maastricht (JJCM) Junioren CAPHRI bundelen krachten vakgroepoverstijgend DOOR LUC GIDDING, ONDERZOEKER JJCM In navolging van grotere broer Journal Club Mesch (JCM), is een aantal junior onderzoekers van CAPHRI in januari 2009 gestart met de zogenaamde Junior Journal Club Maastricht (JJCM). Onder leiding van Sil Aarts, Luc Gidding en Janaica Grispen van HAG komen junioren van HAG, Epidemiologie en Gezondheidsbevordering maandelijks bijeen om te discussiëren over relevante onderwerpen in de onderzoekswereld. Ook binnen de JJCM is er volop aandacht voor het diner. De sessies worden afwisselend bij een van de leden thuis of in een aparte zaal in de binnenstad van Maastricht georganiseerd. Smikkelen dus! Ook zijn we van plan om af en toe de wetenschap los te laten en samen te gaan stappen of Maastricht Mooiste te lopen. Teambuilding dus! Bij de keuze van onderwerpen hebben we ook aandacht voor de op dat moment interessante maatschappelijke thema’s. Zo behandelen we bijvoorbeeld in de volgende sessie het veelbesproken HPV-vaccinatieprogramma voor jonge meisjes en de evidence based medicine kant van dit programma. Daarnaast fungeert de JJCM als achterban en klankbord voor onze junior onderzoekers. Vooral junioren kunnen tegen specifieke problemen aanlopen in het 20 begin van hun onderzoekscarrière. Door de bundeling van verschillende vakgroepen leren we niet alleen van elkaars kennis maar kunnen we elkaar ook ondersteunen op het praktische vlak: hoe verloopt de begeleiding, hoe verloopt de tijdsplanning, hoe pakken mijn collega junioren dat aan? Kortom, onze club dient vele doelen, die binnenkort ook op onze eigen website te zien zullen zijn. De juniors van CAPHRI gaan ervoor! Voor vragen kunt u terecht bij Janaica of Sil. Janaica.Grispen@HAG.unimaas.nl (rechts op de foto) Sil.Aarts@HAG.unimaas.nl (links op de foto) 1e uitgave 2009 Themadeel 'Eerstelijnsclusters' 21 op één lijn 33
Pagina 22
1e uitgave 2009 Op bezoek in Helden - Panningen PANTALEON VAN DE REDACTIE, DOOR BABETTE DOORN Aanleiding Eind 2005 belde huisarts Con Derks me op met de vraag welke mogelijkheden er zijn voor praktijken om samen te werken met de universiteit. Meestal bellen wij praktijken, dus dit contact was een zeer aangename verrassing. De aanleiding was de op handen zijnde schaalvergroting in hun regio. In Helden Panningen werkte een groot aantal solistisch werkende huisartsen, die voornemens waren om als groep te gaan samenwerken in één grote nieuw te bouwen HOED (Huisartsen Onder Een Dak). Eerste bezoek In 2006 gingen het toenmalige sectorhoofd onderwijs Paul Zwietering en ik een eerste keer op bezoek bij de huisartsen, op neutraal terrein (een Hotel-restaurant in Helden). De eerste bouwtekeningen lagen tijdens het eten op tafel. Wij gaven toelichting op onderwijsrollen en we vertelden over andere academische taken zoals het doen van onderzoek. We spraken ook over werken in groepsverband, over onze ervaringen, wat er allemaal bij komt kijken (voor zover onze kennis strekte) maar ook dat bijna ieder nieuw gebouwd centrum al vanaf de opening te krap gebouwd blijkt te zijn. En dan denken we nog vaak niet eens aan opleidingsplekken voor PO-ers, een NP en assistentes. Opleidingsplekken (meer dan een aios kamer) moet je ruim inplannen en creatief financieren. Wie plannen heeft: praat tijdig met de universiteit. Halverwege 2007 was het nieuwe pand klaar en namen de huisartsen intrek in hun nieuwe huis genaamd Pantaleon. Circa 20.000 patiënten, verdeeld over 8 huisartsen, staan ingeschreven. Opnieuw op bezoek De hoogste tijd voor een bezoek aan dit nieuwe huis. De afspraak die ik had met Derks was op 10 februari jl. in de nieuwe groepspraktijk Pantaleon in Helden Panningen. Het weer was die dag zó slecht, dat ik buiten geen foto’s kon maken. Wie toch wil weten hoe het fraaie pand er van buiten uitziet, verwijs ik naar de website www.pantaleon.nl. Daar kunt u meteen lezen hoe het pand aan zijn naam komt en dat Pantaleon een beschermheilige is van artsen en vroedvrouwen. Ban (li) en Con (re) 22 op één lijn 33 1e uitgave 2009 Gebouw Pantaleon is een imponerend groot en hoog gebouw dat je van afstand kan zien. Het kan aan het weer hebben gelegen, maar ik had even moeite om de hoofdingang te vinden. De huisartsen zitten beneden, zoals het goede poortwachters betaamt. Bij binnenkomst links, want rechts zit de apotheek. Andere disciplines en organisaties zijn hun huisgenoten, waarbij het diagnostisch centrum in mijn optiek een opvallende partner is. Het centrum kent een zeer uitgebreide outillage. Balies Er zijn twee tegenover gelegen balies: rood en geel. Ik had een afspraak met Derks van groep Rood. De assistente van groep Rood verwees me naar de wachtkamer. Elk nadeel (ik moest lang wachten en dat was geen subjectief oordeel) heeft zijn voordeel (vrij rondkijken en een praatje maken met een patiënt). De wachtkamer is behoorlijk groot, modern, maar oogt ook gezellig. Er zijn losse wachtstoelen langs de muur, maar ook (lees)tafels met stoelen eraan. Alle ruimtes zijn hoog en voorzien van veel glas. Zelfs na 1,5 jaar ziet alles er nog nieuw en fris uit. Het huisartsendeel is geheel symmetrisch: rood en geel hebben dezelfde indeling en dezelfde voorzieningen. Alleen de namen van de medewerkers verschillen. Beide groepen hebben een aios. De eerstejaars aios Ban Ibrahim van Rood wordt begeleid door Derks en zij is aanwezig bij ons gesprek. Bijna verontschuldigend dat het zo rustig is in het centrum, vertelt Con dat er die middag GPO is: Groot Praktijk Overleg. Collega Frank van Kemenade heeft zojuist een interview met mensen van het Diagnostisch Centrum gehad en zal even later ook voor korte tijd aanschuiven. Hem stel ik de hamvraag: wat was de drijfveer? Drijfveer samenwerking De meeste solisten hadden het simpelweg wel gehad met het alleen werken. Zeker degenen die een praktijk aan huis hadden en niet in staat waren werk en privé te scheiden. Samengaan als strategie om kwaliteit te kunnen blijven leveren. Zorggroepen en of coöperaties (Cohesie in Noord Limburg) hebben de ontwikkelingen gestimuleerd en gefaciliteerd, de omstandigheden waren gunstig, al was het een lange weg die afgelegd moest worden. Die tijd was goed omdat het de zittende huisartsen in staat stelde om zelf hun nieuwe collega’s te kiezen indien er iemand met pensioen ging. De groep is daardoor zeer homogeen geworden, ook qua leeftijden zitten ze dicht bij elkaar. Gedurende het hele traject werden ze begeleid door een communicatieadviseur. Een must aldus Van Kemenade. Als er wat is, dan wordt het meteen gezegd en besproken. Heerlijk om nu bij elkaar te zitten, elkaar te kunnen consulteren, te overleggen en extra tijd voor andere dingen te hebben. Ze zijn bezig met het opzetten van geaccrediteerde intervisiegroepen/FTO in huis. En wat voor hun goed werkt: het is een kostenmaatschap, de inkomsten deelt men niet. Assistentie De assistentes beschikken per balie over 1 front en 1 zeer grote backoffice. Triageren gaat opgepakt worden binnen een breder regionaal samenwerkingsverband. De assistentes zullen (steeds meer) getraind gaan worden. De assistenten doen zelf ook spreekuur en beschikken over een eigen behandelkamer. Maastricht als life-line Kleine kwalen in de huisartsenpraktijk en de NHG standaarden liggen op het bureau. Onmisbare naslagwerken in een (opleidings)praktijk. Opleider zijn betekent ook dat je je minder favoriete onderwerpen of casuïstiek moet nabespreken. Ze hadden het juist daarover gehad. Indien nodig, school je jezelf weer bij. Opleiden houdt je scherp en fris. Niet alleen aios, maar ook derdejaars en co’s lopen in dit centrum hun stage en alsof het nog niet genoeg is, ook een Nurse Practitioner. Aios Ban Ibrahim vindt het prettig dat zij tegelijk stage loopt met een andere aios in dezelfde praktijk, zo leer je nog meer van elkaar. Con beschouwt Maastricht als zijn life-line. Momenteel volgt Con de tweejaarlijkse kaderopleiding Hart- en vaatziekten in Maastricht. Ook de Opleiding tot Huisarts Onderzoeker (OHO) had zijn belangstelling, maar zelfs werken in teamverband kent zijn grenzen naast het runnen van een eigen praktijk. Desondanks stel ik onbevangen de vraag wanneer hij wil gaan promoveren. Meteen laat hij weten dat ze altijd al wel meedoen aan lopende onderzoeken, zoals nu aan AMUSE. Wat valt er nog meer te halen in Helden Panningen? 23 op één lijn 33
Pagina 24
1e uitgave 2009 Van stem naar stempel Derks vindt het vooral opvallend dat hun centrum zo’n enorme spin-off heeft (gehad). Je krijgt letterlijk een stem in de regio. Moest je voorheen zelf naar je samenwerkingspartners stappen, tegenwoordig is het omgekeerd. Wie of wat preferent is, bepalen ze zelf. Faciliteiten en persoonlijke zorg Het diagnostisch centrum breidt haar inpandige voorzieningen steeds verder uit. Naast een lab komt er nog röntgen, een echoapparaat en tijdelijk ook een dexa-meter. De huisartsen zijn zelf actief in het organiseren van goede faciliteiten. Gesproken wordt over een buitenpolikliniek in het gebouw, te beginnen met een hartfalenpoli. Geen tweedelijn, maar anderhalvelijnszorg, in huis, laagdrempelig en toegankelijk. Tijdens het gesprek belt een specialist hem op: een patiënt van hem heeft erg slecht nieuws gekregen, dat hij het ook meteen weet. Persoonlijke zorg. Intern verwijzen, gezamenlijke consulten en wie weet samen behandelen behoren straks tot de opties. De patiëntpopulatie vergrijst sterk en er is veel multimorbiditeit. Het cardiovasculair risicomanagement loopt bijzonder goed vertellen ze trots. Parel in de Provincie De praktijk is al een Pluspunt centrum voor gezond en actief ouder worden. Het is geen toeval dat Kemenade de kaderopleiding Ouderenzorg in Leiden volgt. De provincie Limburg kende het Medisch Centrum subsidie toe aan het project “De Dorpsdokter”. Een speciaal opgeleide geriatrisch verpleegkundige onder supervisie en verantwoordelijkheid van de huisartsen vervult de functie van de “dorpsdokter”. Panta Rei? Zo had het centrum ook kunnen heten: het bruist en het leeft. De huisartsen hebben plezier in hun werk en er is veel ambitie (en veel mogelijk). Hun huis oogt als een tempel en de patiënten die ik vroeg naar hun mening waren zeer tevreden. Het is hier niet alleen gezond en actief oud worden, maar ook werken. Helden Panningen wordt in één adem genoemd: Pantaleon. 24 op één lijn 33 1e uitgave 2009 Op bezoek bij MC Sint Pieter Ik heb het hier echt naar mijn zin! VAN DE REDACTIE, DOOR SJEF SWAANS solo-praktijk werkten, alles alleen moesten oplossen, en dit overleg bevalt hen prima. Er is gekozen voor een langzaam traject om eventueel tot meer samenwerking en zelfs integratie van de 3 praktijken te komen. Nu zijn er nog gescheiden balies, maar deze zouden later bouwkundig makkelijk tot een geheel omgesmeed kunnen worden. Vanaf oktober 2008 bestaat in Maastricht het Medisch Centrum Sint Pieter,waarin gevestigd zijn de praktijken Buysrogge, Clermonts en Smits/Hardy en ook praktijken voor fysiotherapie, verloskunde, logopedie, podotherapie en psychologische hulp. Het gesprek met Jean-Paul Buysrogge wordt gehouden in aanwezigheid van de co-assistent die momenteel daar stage loopt. De 3 huisartsenpraktijken hebben samen een kamer voor onderwijs, daarnaast een kamer voor de praktijkondersteuner en een derde gemeenschappelijke kamer als operatiekamer voor kleine ingrepen. Er is dus ruimte voor onderwijs en deze wordt goed gebruikt. Voor een co-schap is een aparte spreekkamer echt een must, vinden zowel opleider als co-assistent. De outillage is prima in orde. De samenwerking met de universiteit is goed. Mooi en funktioneel zijn de spreekkamers van de huisartsen en de balies van de assistentes. De drie huisartsenpraktijken werken samen op vooral logistiek gebied: er is een gemeenschappelijke telefooncentrale, computersysteem,een gezamenlijke wachtkamer en de reeds genoemde, gemeenschappelijke ruimtes. Overleg is vooral tussen de drie huisartsen, maar ook tussen de assistentes, die voorheen altijd alleen in een Hoe is dit nu ontstaan? Het initiatief kwam van Jean-Paul en de apotheker van Sint Pieter, die ook gevolg gaven aan de oproep van zowel gemeente als RHZ (de regionale huisartsenvereniging) om tot een nadere samenwerking in de vorm van een HOEDconstructie te komen. In het begin heeft het veel moeite gekost, en het zou allemaal niet gelukt zijn zonder de hulp en begeleiding van Stichting Beyaert. Eerst werden de andere huisartspraktijken erbij gevraagd, later ook de andere disciplines ook al om een goede financiering rond te krijgen. De ruimte is uniek gelegen in de wijk Sint Pieter, maar het oppervlak is niet te groot zodat met de ruimte gewoekerd moest worden. Wat Jean-Paul erg tegenviel is het gebrek aan begeleiding en belangstelling van zorgverzekeraar en gemeente. Veel moest hij echt zelf regelen, ook financieel. In de voorbereidende fase zijn er veel stress-momenten geweest, de verhuizing zelf was daarbij vergeleken een peuleschil. De patiënten reageren heel positief. Ze vinden de omgeving wat zakelijker aandoen maar krijgen ook zicht op de artsen waarmee wordt samengewerkt en dus worden drempels bij vakantiewaarneming lager. Qua patiëntenzorg wordt voortdurend gewerkt aan verbetering, bijvoorbeeld aan de zorg voor de chronische patiënt. Op mij maakt het een open vriendelijke, indruk. Het geheel straalt rust uit. “Wat zou je achteraf gezien anders gedaan hebben?” Het antwoord komt meteen: “Niets! Ik heb het hier echt naar mijn zin en ik wil dat graag aan iedereen laten zien!” 25 op één lijn 33
Pagina 26
1e uitgave 2009 Medisch Centrum Mosae Forum “Dit is wat we wilden” VAN DE REDACTIE, DOOR BABETTE DOORN Inleiding Al jaren had hij het erover: zijn droom om een eigen praktijk te beginnen. Van dromen tot denken, van praten tot doen. Het is een multidisciplinair medisch centrum geworden met 2 huisartspraktijken, groepspraktijk Krebber-Heg-Reitz, huisartsenpraktijk Swijgman, fysiotherapie Jaspars, psychologiepraktijk Virenze en verloskundigepraktijk Vita. Op de begane grond is Mediq Apotheek Mosae Forum gevestigd. Jaren nadat ik van de eerste plannen hoorde, heb ik een afspraak met Ruud Heg in zijn eigen praktijk in de binnenstad van Maastricht. De praktijk is gevestigd binnen Medisch Centrum Mosae Forum (MCMF), het centrum werd in de zomer van 2008 geopend. Concept Mosae Forum is een recent opgeleverd huzarenstuk van de Gemeente Maastricht. Een ambitieus (en 5 jaar durend) bouwproject tussen Markt & Maas, pal in de binnenstad. Ik kwam Mosae Forum binnen via de 4 lagen tellende parkeergarage (volop plaats ook voor patiënten). Via de roltrap bereik ik de begane grond en het daglicht. Het was even zoeken maar tussen winkels en horeca bevindt zich de glazen entree van het MCMF. En daar staat een trotse Ruud Heg mij op te wachten. We doen meteen een rondleiding, te beginnen met een blik in de apotheek op de begane grond. Apotheken zijn tegenwoordig amper van grote drogisterijen te onderscheiden zo lijkt het. Ook zijn ze in veel nieuwe centra zeer prominent aanwezig en bepalend voor de beeldvorming. Indruk pand We volgen de houten trap naar de eerste verdieping naar de andere disciplines in het gebouw. In de enorme metalen lift passen een brancard en hulpverlener(s). Het gebouw laat veel licht van boven naar beneden door. Boven gekomen vangt de grote glazen balie (frontdesk) onmiddellijk je aandacht. Hier is geen ontsnappen aan, je kunt de assistentes niet passeren. Veel aparte ruimtes, soms iets aan de krappe kant, zoals de labkamers. Systeemplafonds ontbreken en het buizenwerk is meteen te zien, het laat een industriële indruk op me achter. 26 De gestreepte pasteltinten maken het geheel weer wat zachter. De huisartsen Henriëtte Swijgman en Gerton Reitz schud ik onderweg een hand en ik praat onder vier ogen verder met Ruud op zijn spreekkamer. De huisartsen Grote voorbeelden voor Ruud zijn de grote multidisciplinaire centra (geweest). Met name noemt hij het GC Withuis in Venlo waar hij als waarnemer heeft gewerkt. Maar ook de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE) worden genoemd. Multidisciplinair, korte lijnen, gezamenlijke zorgprogramma’s, samenwerken, maatwerk en gezelligheid. Je kunt consulteren, van elkaar leren en waar nodig elkaars patiënten zien. Ruud is van mening dat de zorg tegenwoordig bijna niet meer voor een solist te behappen is. Met Gerton Reitz vormde hij al tijdens de opleiding op één lijn 33 op één lijn 33 1e uitgave 2009 een soort duo: ze vulden elkaar in veel opzichten aan en deden veel dingen samen. Ongeveer 5 jaar geleden begonnen ze met hun verkenning voor een eigen praktijk. Ze schreven een businessplan en spraken met ervaringsdeskundigen. Klankbord was huisarts Rob Vening van de SGE, destijds adviseur/consultant samenwerkingverbanden. Ze hielden een presentatie over hun plannen in de Maastrichtse regio. Er lagen kansen in Maastricht omdat een aantal solistische huisartsen binnen enkele jaren zou gaan afbouwen en of met pensioen zou gaan. Hun tegenwoordige collega huisarts Henriëtte Swijgman had over hun plannen gehoord en organiseerde een eerste gesprek met huisarts Theo Krebber. Theo Krebber bleek erg enthousiast en na een grote gezamenlijke inspanning was het samenwerkingsverband in 2008 een feit. Een andere praktijk van een pensionerend collega kon helaas niet vloeiend worden overgenomen gezien grote vertragingen in het hele Mosae Forum project. Bouw De bouwperiode verliep moeizaam. Het hele bouwproject Mosae Forum was ernstig vertraagd (bijna 2 jaar). De afbouw van het kale pand verliep niet vlekkeloos m.n. door coördinatieproblemen tussen de verschillende partijen (aannemer, installateurs, architect). Als ze iets konden overdoen (en beschouw dat als een tip voor anderen) dan was het wel om het gehele bouwtraject door een partij te laten uitvoeren en begeleiden. Praktijk In MCMF zijn 2 huisartspraktijken gevestigd: huisartsenpraktijk Krebber-Heg-Reitz en huisartsenpraktijk Swijgman. De populatie van MCMF is heel divers: deels jonge mensen door de nieuwbouw in het centrum, maar er is ook een zorgintensievere populatie op leeftijd. Helemaal gescheiden is de praktijkvoering van de huisartspraktijken niet. De toekomst zal uitwijzen of verdere integratie van de beide praktijken mogelijk is. De gekozen constructie (AHOED met zelfstandige 1e lijns disciplines) wordt vaker toegepast bij het samenwerken van praktijken die bestaan uit (voormalige) solisten. In het vervolgtraject m.b.t. tot de samenwerking is een periodiek evaluatiemoment met begeleiding volgens Ruud aan te raden, en dat hebben ze dan ook geregeld. Als centrumcoach fungeert tot nu toe dr. Paul Ram, het hoofd van de huisartsopleiding. Toekomst Verbeterpunten zijn er altijd. Alleen al om die reden zullen ze op termijn het accreditatietraject ook in gaan stappen. Maar op de vraag “ben je tevreden?” komt wel spontaan het antwoord “Dit is wat we wilden”. Trots voegt hij eraan toe dat ik de andere disciplines ook erbij moet vermelden: verloskunde, maatschappelijk werk/psychologie, fysiotherapie en apotheek. De praktijkondersteuner wordt niet als aparte discipline genoemd, maar is er wel. Ze zijn nog in onderhandeling met een diëtiste en de verslavingszorg. Gestructureerde samenwerking met wijkverpleging, binnen MCMF, is een belangrijke wens. De praktijken hebben zich heel recent ook aangesloten bij de Stichting Gezondheidscentra Maastricht, de SGM. De SGM coördineert de multidisciplinaire zorg voor de aangesloten gezondheidscentra. MCMF is nu de vierde groep naast de academische praktijken GC Heer, GC de Hofhoek en GC dr. Van Kleef. Wie weet welke samenwerking er in dat kader nog meer kan ontstaan in de toekomst. Maar voorlopig willen ze heel even rust, want het waren tropenjaren… De praktijk heeft een eigen website: www.mcmf.nl 4 AHOED= Apotheker en Huisartsen Onder Een Dak 27
Pagina 28
op één lijn 33 1e uitgave 2009 Voor u geschreven in Maastricht ‘Wetenschap in de praktijk’ DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS IN MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT UM Voor deze uitgave van ‘Op één lijn’ heb ik zo’n twintig artikelen ter bespreking aangeboden gekregen van mijn collega’s. In dit stukje zal ik weer mijn best doen die zaken te belichten waar u voor uw dagelijkse praktijk wat aan heeft. Glimlachen om cijfers? Want ja, wat kan het u nou schelen dat twee van onze jonge onderzoekers een commentaar in de Lancet hebben geschreven over de voors en tegens van een uniek identificatienummer voor onderzoekers? (Jochen Cals, Daniël Kotz, Lancet 2008;371:2152-3) Of dat sociaalwetenschappelijke onderzoekers - met gegevens uit gezondheidscentra in Eindhoven (SMILE onderzoek) - konden aantonen dat materiële armoede bij patiënten van 55 jaar of ouder, het risico op fysiek of mentaal minder goed functioneren meer dan twee keer vergroot, onafhankelijk van opleidingsniveau of aanwezige chronische ziekte? En dat bijna een derde van onze 55-plussers een financieel probleem blijkt te hebben?(D. Groffen et al, Eur J Publ Health 2008;18:25863) Dezelfde groep auteurs, onder wie Marjan van den Akker, kon een dergelijk verband ook longitudinaal aantonen voor het bezit van weinig ‘basale goederen’. In een rijk land als Nederland worden daaronder verstaan: een telefoon, een koelkast, een vriezer, een wasmachine, een oven, een auto en een eigen huis. Patiënten die aan het begin van het onderzoek fysiek en mentaal goed functioneerden, maar die slechts 4 of minder ‘basale goederen’ bezaten, bleken in de drie jaren daarna ruim twee keer zo vaak fysiek of mentaal achteruit te gaan. (D. Groffen et al, BMC Publ Health 2008; 8: 242) Misschien van weinig direct nut voor de spreekkamer, maar rekenen wij ‘contextuele geneeskunde’ niet tot de basiskenmerken van ons huisartsenvak? Een ander onderzoeksproject in het SMILE-cohort, uitgevoerd met onderzoekers van de afdeling Gezondheidsvoorlichting, komt dichter bij de spreekkamer. Als die GVO-ers het gezondheidsgedrag van patiënten onder de loep nemen, dan blijken ze drie soorten te kunnen ontdekken: patiënten die in alle opzichten ongezond gedrag vertonen, patiënten die in 28 alle opzichten gezond gedrag vertonen en patiënten die goed zijn in slechte dingen laten - roken, teveel drinken - maar slecht zijn in goede dingen doen - bewegen, en groente en fruit eten. Opvallend vond ik dat voldoende groente en fruit eten blijkbaar moeilijk is voor iedereen, ongeacht opleidingsniveau (H. de Vries et al, Prev Med 2008;46:203-8) Vanuit de vakgroep Huisartsgeneeskunde zijn Marjan van den Akker, Mark Spigt, Ben van Steenkiste en Job Metsemakers betrokken bij SMILE. Van dit project zult u de komende jaren ongetwijfeld nog meer gaan horen, vanwege de unieke kenmerken van dit cohort uit de eerste lijn: een lange looptijd (15 jaar) en koppeling van medische gegevens aan gegevens over gezondheidsgedrag en psychologische en sociale kenmerken (Marjan van den Akker et al, BMC Publ Health, 2008;8:19). Als het gaat om de inrichting van onze gezondheidszorg zijn deze cijfers uit de eerste lijn erg belangrijk om beleidsmakers te beïnvloeden. Over bloed, hart en vaten Dichter bij de dagelijkse praktijk, maar ver van uw bed zijn de onderzoeken over cardiovasculair risicomanagement in de eerste lijn van Roemenië en Cyprus, vanuit Maastricht begeleid door Marjan van den Akker, Geert-Jan Dinant en Jelle Stoffers. In deze landen nog geen EMDs, nog geen standaarden, laat staan praktijkondersteuners. Ik zal u de vele cijfers besparen, want de waarde van dergelijk epidemiologisch onderzoek is vooral gelegen in inventariseren van lokale gezondheidsrisico’s en morbiditeit ten behoeve van het maken van beleidskeuzes door lokale artsen en beleidsmakers. Vergelijk het met de studies van Frans Huygen zaliger in zijn dorpspraktijk aan de Waal, die voor de Nederlandse huisartsgeneeskunde erg belangrijk zijn geweest. Voor Cyprus werd duidelijk dat door het ontbreken van een EMD en richtlijnen voor diabetes en hypertensie, zowel veel hoogrisicopatiënten onderbehandeld (statines, aspirine) als veel laagrisicopatiënten overbehandeld (antihypertensiva, statines) werden (Th. Zachariadou et al, BMC Health Serv Res 2008;8:148). Voor Roemenië werd duidelijk dat er bij vrouwelijke patiënten vooral geïnvesteerd zou moeten worden in afvallen en bewegen, op één lijn 33 1e uitgave 2009 terwijl bij mannen roken (50% rookt), ongezond eten en overmatig alcoholgebruik de meeste aandacht zou moeten vergen (D. Bunescu et al, Eur J Gen Pract 2008;14:56-64) Uit de eigen regio (Medisch Centrum West Kerkrade), komen de eerste vruchten van een project naar genetische achtergronden van hart- en vaatziekten. Van één (gerelateerd aan de ‘angiotensine II type 1 receptor’) van zes onderzochte genetische polymorfismen kon een verband met de via ultrageluid gemeten arteriële vaatwandstijfheid – een marker voor vroege atherosclerose - aangetoond worden. Arian Plat hoopt 29 mei te promoveren op deze en andere studies uit het HIPPOCRATES project (Arian Plat et al , J Hyperten 2009;27:69-75) Tenslotte een artikel waarmee u wél direct aan de slag kunt. De standaard ‘Diepe veneuze trombose’ was eigenlijk wat voorbarig, maar de resultaten van het AMUSE onderzoek – over het veilig uitsluiten van een trombosebeen in de huisartspraktijk – zijn nu gepubliceerd. Limburgse huisartspraktijken hebben een belangrijke bijdrage aan dit onderzoek geleverd. Het gebruik van een praktische beslisregel waarbij klinische gegevens - man, pilgebruik, kanker afgelopen halfjaar, operatie afgelopen maand, geen beentrauma, uitgezette beenaders, meer dan 3 cm verschil in onderbeenomtrek 10 cm onder de tuberositas tibiae – gecombineerd worden met een ‘point-of-care’ d-dimeer test (Clearview Simplify®), bleek te leiden tot de helft minder verwijzingen naar het ziekenhuis. Het aantal trombosegevallen in de niet ingestuurde laagrisicogroep was laag: 1.4% in drie maanden. (AMUSE Investigators, H. Büller et al, Ann Intern Med 2009;150:229-35) Simplify® d-dimeer testjes zijn verkrijgbaar bij Orange Medical in Tilburg. Hoe word je expert? Van geheel andere aard is het kwalitatieve onderzoek naar het ‘pluis/niet-pluis-gevoel’ van huisartsen. Reden om dit onderzoek te beginnen was dat de (huisarts-) onderzoekers ervan overtuigd zijn dat dit gevoel een realiteit is, waarop ervaren huisartsen een deel van hun beslissingen terecht baseren. Het zou mooi zijn om deze expertise te kunnen overdragen aan jonge collega’s in opleiding. Een eerste stap is dan aan collega’s te vragen wat dat ‘pluis/niet-pluis-gevoel’ is, hoe het zich bij hun ontwikkeld heeft en hoe zij het gebruiken. Wilt u dat ook weten, lees dan het artikel van Erik Stolper c.s., waarin zij de resultaten van groepsinterviews met huisartsen samenvatten. (Erik Stolper et al, BMC Fam Pract 2009;10:17) Een ander kwalitatief onderzoek betrof interviews met huisartsen over het al dan niet veranderen van hun routines bij het (uitstellen van) aanvragen van bloedonderzoek bij patiënten met vage klachten. Ook dit artikel zult u zelf moeten lezen: ik kan het niet samenvatten door het noemen van een paar cijfertjes. De in het artikel weergegeven citaten van onze collega’s zijn zeer herkenbaar. De auteurs concluderen dat huisartsen een gevoel van ‘noodzakelijkheid’ voor het veranderen van hun gedrag moeten ervaren, willen ze afwijken van hun routines. Die wetenschap is belangrijk bij het ontwikkelen van interventies en het opstellen van klinische richtlijnen. (Marloes van Bokhoven et al, Fam Pract 2008;25:138-45) De eerste stappen naar medische deskundigheid worden gezet in de medische opleiding. Velen onder u zijn betrokken bij het onderwijs aan studenten, coassistenten of AIOS huisartsgeneeskunde. Ramon Ottenheijm, huisarts te Geulle, beschrijft de ideeën achter de Maastrichtse curriculumherziening van 2001 en evalueert het onderwijs aan studenten, die in het huidige curriculum al in het derde jaar in aanraking komen met echte patiënten, ook in de huisartspraktijk. Hij concludeert dat deze vroege patiëntcontacten studenten inderdaad stimuleren tot leren. Twee patiëntcontacten per dag, met schriftelijke verslaglegging door de student en nabespreking met de opleider, is haalbaar. Toch observeren studenten nog te veel passief wat wij doen. Het nabespreken van de patiëntcontacten, met de nadruk op leerdoelen voor de student, is een tweede aandachtspunt. (Ramon Ottenheijm et al, Med Teacher 2008;30:802-8) Aan de opleiding van triagisten van huisartsenposten moet waarschijnlijk ook meer aandacht besteed worden. Het promotieonderzoek van Hay Derkx, over de kwaliteit van de telefonische triage op huisartsenposten, heeft vorig jaar veel aandacht gekregen in de media. Simulatiepatiënten belden de post met vier verschillende casus - kleuter met koorts, volwassene met neusbloeding, volwassene met koorts, kleuter die overgeeft - waarvan de laatste drie een ‘pluis’ en een ‘niet-pluis’ variant hadden. Het verschil tussen de varianten was het antwoord op één naar urgentie discriminerende vraag (verse blauwe plekken? anti-malariamedicatie goed genomen? hoofdletsel gehad?). De zeven casus werden drie keer aan iedere post (n=17) aangeboden in de periode 2004-5. Vergeleken met de norm was het aantal gestelde obligate vragen 54%, en werd in 41% de urgentie te laag ingeschat. Derkx beveelt ondersteuning van de triage door besliskundige software aan.(Hay Derkx et al, BMJ 2008;337:a1264) Luchtweginfecties Op het moment dat ik dit schrijf (begin maart) ligt de griepvaccinatie alweer enkele maanden achter ons en eisen luchtweginfecties een flink deel van onze spreekuuraandacht op. Over de werkzaamheid van de griepvaccinatie bij ouderen is recent discussie ontstaan. In een re-analyse van gegevens verzameld begin jaren ‘90 29
Pagina 30
op één lijn 33 1e uitgave 2009 in het onderzoek van Phile Govaert, voormalig huisarts te Stein, laten de auteurs zien dat de mate waarin het vaccin beschermt tegen influenza-achtige infecties (met titerstijging bevestigd) in alle leeftijdsgroepen bijna 60% is. Bij voorheen niet-gevaccineerden namen de titers van drie van de vier stammen wat af met het vorderen van de leeftijd. Maar bij al eerder gevaccineerde patiënten namen de antistoftiters van de vier gebruikte virusstammen nauwelijks af of stegen zelfs licht naarmate de leeftijd steeg van 60 naar 85 jaar. Kortom: ouderen blijven vaccineren! (C.Thijs et al, Lancet Infect Dis 2008;8:460-1) En als u dan toch besluit een antibioticum voor te schrijven aan een van uw hoestende patiënten, kunt u de volgende aandachtspunten in overweging nemen. Jochen Cals, huisarts in opleiding tot huisarts-onderzoeker, vergeleek met behulp van MEMS-potjes (medicijnpotjes met een chip in het deksel die registreert wanneer je de dop opent) de compliance van patiënten bij eenmaal daags vs. driemaal daags innemen van een antibioticum. In beide groepen was de inname-compliance hoog (meer dan 90%), maar patiënten bleken het niet nauw te nemen met het tijdstip van innemen (50% correct vs. 10% correct). Met name de eerste dosis van de dag wordt – gemiddeld 5 uur - te laat ingenomen. (Jochen Cals, Int J Antimicr Agents 2008;31:531-6) Verder … • toonde een meta-analyse van populatiestudies – waaronder het Limburgse PAV-project – aan, dat een verlaagde Enkel-Arm-Index een onafhankelijke voorspeller van (cardiovasculaire) morbiditeit en mortaliteit is, die de risicoschatting van de Framingham risicoscore verbetert; (Ankle Brachial Index Collaboration, F. Fowkes et al, JAMA 2008;300:197-208) • publiceerde Marije Koelewijn-van Loon het studieprotocol van de IMPALA-studie naar het effect van praktijkondersteuners cardiovasculair risicomanagement; (BMC Health Serv Res 2008;8:9) • levert het inventariseren van bot- en valgebonden risicofactoren voor een fractuur bij oudere patiënten waarschijnlijk een betere risicoschatting op dan het evalueren van osteoporose; (S. van Helden et al, J Bone Joint Surg Am 2008;90:241-8) • beschrijft Hiske van Ravesteijn (voormalig wetenschapsstagiaire) hoe huisartsen omgaan met eenzaamheid bij hun patiënten (H. van Ravesteijn et al, Aust Fam Physician 2008;37:973-6) • en geeft Henny van Schrojenstein Lantman-de Valk een praktisch overzicht van de aanpak van patiënten met een intellectuele handicap. (H. van Schrojenstein Lantman-de Valk, P. Walsh, BMJ 2008;337:a2507) Hardloopwedstrijd 14 juni Maastrichts Mooisten : HAGs snelsten? Een kleine fanatieke groep hardlopers van onze vakgroep, onder leiding van Geert-Jan Dinant, doet sinds enkele jaren mee aan de hardloopwedstrijd Maastrichts Mooiste www.maastrichtsmooiste.nl. Vorig jaar eindigde dit team zelfs als tweede (zie ook “Op één lijn” nummer 31). Zo’n fanatiek team is natuurlijk leuk, maar we denken dat deelnemen aan MM voor veel meer HAGgers leuk kan zijn. Daarom roepen wij iedereen van HAG op om deel te nemen aan Maastrichts Mooiste. Voor deelnemers aan de 15 en 5 kilometer vergoedt HAG het inschrijfgeld en een speciaal voor ons ontworpen functioneel loop t-shirt of singletje (met HAG en UM-logo). Voor de wandeling wordt het inschrijfgeld vergoed. Geïnteresseerden kunnen zich (liefst) voor 15 april aanmelden bij Mark Spigt (m.spigt@hag.unimaas.nl). 30 op één lijn 33 1e uitgave 2009 De huisartsopleiding Groei, reorganiseren en meer oog voor de omgeving DOOR PAUL RAM, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Groei De huisartsopleiding maakt de laatste jaren een stevige groei door: van ruim 120 aios in 2005 naar gemiddeld 165 aios in 2009. Op verzoek van de minster wordt de capaciteit uitgebreid. Werving en selectie van aios, opleiders en staf is nu voor ons een belangrijke dagtaak. En het lukt, maar het kan nog beter. We zijn vooral afhankelijk van de uitstroom van artsen uit het basiscurriculum en die is nog niet zo groot als verwacht had mogen worden na het verruimen van de numerus fixus 6 jaar geleden. Maar de komende jaren zal het aantal aanmeldingen voor de huisartsopleiding ongetwijfeld toenemen. Aanpassingen Opvallend is de voorkeur voor de huisartsopleiding in het westen. Groningen, Nijmegen en Maastricht (de oost-as) hebben minder aanmeldingen per beschikbare plaats dan Utrecht, Amsterdam, Leiden en Rotterdam. We doen ons best, en lukt het niet, dan is centraal toewijzen van opleidingsplaatsen een toekomstige optie. Niet de grootte van de opleiding, maar de kwaliteit ervan gaat ons aan het hart. De groei vraagt om aanpassing van de organisatie: het aantal stafleden dus ook het aantal jaargesprekken neemt zodanig toe, dat we de lijnen letterlijk anders hebben uitgezet. Ieder opleidingsjaar, we hebben er drie, wordt aangestuurd door een jaarcoördinator. In jaar een is dat Henk Goettsch, in jaar twee Maria Mulder en in jaar drie Gerrie Waagenaar. Onder bezielende leiding van adjunct-hoofd Bas Maiburg, zorgen zij dat het “ondersteunend” onderwijs aan aios op de terugkomdag staat als een huis. In goed overleg met Gerard Benthem, de opleiders-coördinator en Hendrik Jan Vunderink, verantwoordelijk voor de kwaliteit van de stageplaatsen in het tweede jaar, zorgen zij ervoor dat het ondersteunend onderwijs goed is afgestemd op het praktijkonderwijs. De functie adjunct-hoofd is weer in ere hersteld, omdat het hoofd zijn handen vol heeft aan landelijke activiteiten en netwerken. Centraal Vorig jaar is Huisartsopleiding Nederland opgericht, een samenwerkingsorgaan van de acht instituten en de huisartsopleiders. Dat zijn er nu meer dan 1500 en dat aantal groeit gestaag, mede dankzij een landelijke wervingscampagne. Kortom, een dynamische ontwikkeling waar je actief in moet participeren, en dat doe ik met plezier. Op de foto staat een onderwijsactiviteit van de opleiding. Het betrof onderwijs over de motorische ontwikkeling van de zuigeling. Gezien het grote aantal AIOS met kinderen was er een voorstel om hun eigen kinderen als voorbeeld te gebruiken. 31
Pagina 32
op één lijn 33 1e uitgave 2009 Wetende dat de opleiding in goede handen is, stap ik zonder problemen regelmatig in de trein om in Utrecht mijn bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de Nederlandse huisartsopleiding; een opleiding op/met acht locaties. Werken aan kwaliteit blijft Mijn hobby (toetsen en beoordelen) is mijn werk en juist op dat terrein zijn de ontwikkelingen in de opleiding stormachtig. Het protocol toetsing en beoordeling dwingt ons om inhoudelijk en procedureel zorgvuldig met het beoordelen van aios om te gaan. Nieuwe methodes worden ontwikkeld, zoals de videotoets plus (VT+), waarmee het vakinhoudelijk handelen en arts-patiëntcommunicatie wordt getoetst inclusief het “klinisch redeneren van de aios”. Maar ook het beoordelen van de opleiders, de stageplaatsen en de docenten krijgt meer aandacht. Het is het belangrijkste kwaliteitsinstrument. Blik op buiten Als laatste heb ik als “naar buiten gekeerd hoofd” ook oog voor het opleiden van nurse practitioners en hun opleiders en de triage kwaliteiten van assistentes in de huisartsenpraktijk en op de huisartsposten. Opleiden gebeurt in praktijken waarin steeds meer disciplines werkzaam zijn. Het is zaak dat we daar als opleiding aandacht aan besteden, tenslotte zal de aios straks als huisarts in een dergelijke setting samenwerken met en taken delegeren aan allerlei verschillende paramedische beroepen. Geen wonder dat er behalve voor de opleider nu ook meer aandacht is voor de opleidingspraktijk. In een landelijk project wordt er hard gewerkt aan het accrediteren van de opleidingspraktijken en naast Nijmegen is Maastricht een van de voorlopers. Al die ontwikkelingen maakt mijn werk als hoofd meer dan boeiend. Een gezond bedrijf met een optimaal werkklimaat: daar heeft de opleiding geen dokter voor nodig! Stelt zich voor: Caroline Geurten zorg (6 maanden), chronische zorg (3 maanden) en psychische zorg (3 maanden). Als studentmedewerker jaar 2 ben ik het aanspreekpunt voor de stagebegeleiders van zo’n 40-tal stageplekken en maak ik de indeling van de stages voor de 2e jaars aios. Dit indelen gebeurt aan de hand van de voorkeuren en vrijstellingen van de individuele aios voor de verschillende stageplekken. Dit vind ik een heel leuke puzzel! Voorheen heb ik 7 jaar gewerkt in het Career & Information Centre van StudentenServiceCentrum Nieuwe medewerker studentzaken, jaar 2 bij Huisartsopleiding Sinds begin januari 2009 ben ik als studentmedewerker voor jaar 2 het team komen versterken. Elk studiejaar heeft zijn eigen studentmedewerker: Kirsten Ritter voor jaar 1, Alexandra van Lieshout voor jaar 3 en Huub L’Ortye als medewerker Opleiderscoördinaat van de Huisartsopleiding. Op mijn nieuwe werkplek - in kamer A0.11 - ben ik snel gewend en werk ik graag aan de verschillende werkzaamheden rond het onderwijs van het 2e jaar. In dit jaar gaan de aios zich verdiepen in de acute 32 als Informatie- en collectiespecialist op het vakgebied ‘studie, stage in het buitenland’. Studenten van alle faculteiten komen hier terecht voor vragen op het gebied van de arbeidsmarkt en studie in Nederland en/of het buitenland. Dit jaar hoop ik mijn 25-jarig jubileum bij de UM te vieren, want ik heb ook nog 17 jaar bij de Universiteitsbibliotheek als medewerker Studielandschap Economie en Cultuurwetenschappen en - tijdelijk - als projectmedewerker gewerkt. Mijn eerste indruk over de huisartsopleiding is heel positief: leuke collega’s en aios! Ik heb ook al kennis gemaakt met het BHV-team van ‘Deb1’, omdat ik ook graag BHV-er wilde blijven. op één lijn 33 1e uitgave 2009 Stelt zich voor: Mieke Bruggeman Nieuwe HAB bij de Huisartsopleiding In januari ben ik als HAB gestart aan de huisartsopleiding. Ik ben verbonden aan het psychisch blok in jaar 2. Ik maak sinds 2004 deel uit van een duopraktijk in Vaals en ben sinds kort met een nieuwe collega geassocieerd. Kortom: alles is nieuw: dat geeft me inspiratie en energie. Na de huisartsopleiding heb ik twee jaar gewerkt als arts medische opvang asielzoekers en daarna ben ik zeven jaar werkzaam geweest bij verslavingszorg in Zuid Limburg (twee jaar ambulant en vijf jaar klinisch). In het jaar 2000 werd het tijd om een eigen praktijk te zoeken. In de waarneemperiode die volgde, heb ik de GGZ kaderopleiding van het NHG gedaan. Ik wil als HAB mijn ervaring en deskundigheid inzetten en hoop daarbij mijn enthousiasme voor GGZ over te brengen. Ik zie de huisartsopleiding ook als een bron van inspiratie en bijdrage aan mijn eigen professionele ontwikkeling. Referatendag Huisartsopleiding 13 januari 2009 Ook ervaren huisartsen zijn nog te verrassen! DOOR SJEF SWAANS, HUISARTS-BEGELEIDER In het kader van het programma “Evidence Based Medicine” (EBM) wordt tweemaal per jaar een referatendag gehouden. De 3e jaars AIOS laten dan door middel van een presentatie zien hoe ze het geleerde in de praktijk kunnen brengen. Zo ook op 13 januari. Er werden 4 onderzoeken gepresenteerd. De presentaties werden beoordeeld door 2 jury’s: een deskundigenjury die deze keer bestond uit prof. Geert Jan Dinant, dr. Marjan van den Akker, dr. Paul Ram, dr. Jelle Stoffers en dr. Yvonne van Leeuwen; daarnaast was er de publieksjury, die gevormd werd door alle aanwezige geïnteresseerden. 33
Pagina 34
op één lijn 33 1e uitgave 2009 De presentaties: 1. Interventies bij misselijkheid en braken in de vroege zwangerschap. De Aios waren vooral geïnteresseerd in niet-schadelijke alternatieven voor medicatie. Diverse publicaties vanuit de hele wereld leverden veel ideeën op met maar weinig bewezen effectiviteit. Onder het motto “baat het niet, schaden doet het ook niet”, zou de suggestie om eens een acupressuur-polsbandje te proberen niet slecht zijn. De onderzoeken hierover spraken elkaar tegen. Ook het gebruik van gember werd aanbevolen. Maar ook hier is meer onderzoek voor nodig. 2. Ophogen paroxetine/SSRI: zinvol? Naar aanleiding van een TV uitzending over het effect van het verhogen van de dosis SSRI bij gebleken ineffectiviteit van de startdosering, had het werkgroepje de literatuur onderzocht. Hierbij bleek dat vooral uit Nederland veel materiaal aanwezig was, met goede reviews. De AIOS moesten constateren dat de conclusies van het Nederlandse onderzoek niet genuanceerd genoeg op de tv gekomen zijn. Uit de zeer levendige discussie bleek wel dat ervaren huisartsen zeer door de resultaten verrast waren! 3. Wisselende stemming, wisselen van pil? In stemmig roze-op-zwart bracht het groepje AIOS een onderzoek naar de claim van de farmaceutische industrie dat de keuze van het gestageen in de pil invloed heeft op de stemming van de pilgebruikster. Er bleek veel onderzoek gedaan te zijn, maar het was niet ontgaan aan de kritische blik van de onderzoekers dat er wel erg veel gesponsord onderzoek bij was! De conclusie was toch dat het niet uitmaakt: “Zeg niet te snel yes tegen Yaz©!” 4. In de praktijk: CRP, ja of nee? Terwijl de CRP-sneltest op een vrijwilliger gedemonstreerd werd, bracht dit groepje onderzoek over betrouwbaarheid en effectiviteit van deze point-of-care test. Ook hier kwam naar voren dat meer onderzoek nodig is, maar dat een belangrijke funktie van de CRP-test zou kunnen zijn de patiënt te overtuigen dat antibiotica niet nodig zijn bij hoge luchtweginfecties. Na het overleg van de jury, en tellen van de stemmen van het publiek, bleek de presentatie over de SSRI’s de eerste prijs van de jury gekregen te hebben. De prijs was 300 euro en een nominatie voor presentatie op de NHG-wetenschapsdag in juni 2009. De tweede prijs van de deskundigenjury ging naar het referaat over de pil. Maar de publieksjury vond dat nu juist de beste presentatie. De presentatoren kregen een boek. Deze referatendag was goed geslaagd, en dat was te merken aan de uitgebreide discussies, tijdens de presentaties maar ook na afloop. Rolduc-cursus Beter maken DOOR PAUL VAN AUBEL, HUISARTSOPLEIDER TE HEERLEN Verslag van een twee daagse cursus voor de meest ervaren opleiders van de huisartsenopleiding Maastricht op 5 en 6 februari 2009. De onderwerpen en de sprekers op de cursus zijn de belangrijkste reden om in te schrijven. Dit keer de Accreditatie voor de huisartspraktijk, begeleiding van het Leerproces ofwel coaching en de omgeving van de 34 Cursusplek Rolduc gaf de doorslag om me in te schrijven. Accreditatie, een moeilijk onderwerp in de hedendaagse huisartspraktijk met veel scepsis, te duur en te veel tijdsinvestering vooral op langere termijn, werd uitnodigend uit de doeken gedaan. Inhoudelijk goede uitleg met de nodige oefenstof gaf een andere kijk op het kritisch onderwerp. Maak zelf maar een verbeterplan! Ook door de goede begeleiding van de diverse op één lijn 33 1e uitgave 2009 medewerkers leerde ik een inhoudelijke mening over accreditering te formuleren. Het pad met voetangels is een nu een gaande weg geworden. Zelfingenomen negatieve standpunten en vooroordelen zijn omgezet in een plan voor de toekomst: “het gaat er een keer van komen”. Te midden tussen collega’s die al of niet gestart waren was het goed toeven met hun standpunten. Twee van hen (van ons?) zijn al geaccrediteerd. Naarmate de dag vorderde ontstond een gevoel van saamhorigheid waarin de noodzaak van de accreditatie en het plan van aanpak steeds duidelijker werd. Naast accreditatie was er voldoende aandacht en ruimte voor een bekend stukje opleiden: coachen. Iedereen van ons was er mee bekend. Nieuw was het rollenspel met “echte” AIOS. Aangetrokken uit de diverse praktijken, waren AIOS uitgenodigd en goed geïnstrueerd. De echte praktijksituatie was wel erg griezelig dichtbij. Leren van elkaars kwaliteiten (met dank aan Hans Rozestraten voor zijn voortreffelijke rol als huisartscoach) en ook leren van elkaars zwakheden gaf iedereen de drive om dit in de praktijk vaker toe te passen. Op het eind van de middag waren de deelnemers aan elkaar gewaagd en was men bereid het masker te laten zakken. De film “GOUD” over de strategie van de dames -hockey coach Marc Lammers en de voordracht met video die Gidi Heynens van de ING bank hield over coaching was van een ander kaliber. De strategie die je als coach kiest is afhankelijk van de doelgroep die gecoached wil worden. De koffiepauzes, de maaltijden en de rustperioden waren van voldoende kwaliteit. Na het avond programma was er tijd voor rust en de bar. Een van de voordelen was dat er met elkaar in ontspannen sfeer niet alleen gepraat werd over “de praktijk” maar met en over elkaar. Twee dagen samen in de groep werken en bezig zijn met deze onderwerpen leverde meer rendement en plezier op dan een avondnascholing. Het plezier was duidelijk af te lezen aan de sfeer en de verhalen tijdens de momenten van ontspanning. Ik ben enthousiast over de aanpak van deze cursus. Rolduc is een perfecte locatie. Ik raad iedere opleider aan niet lang te twijfelen bij de nieuwe inschrijving van de Opleidernascholing in 2010. Terugkomdag met Europese aios Speciale aandacht voor organiseren en samenwerken DOOR INGRID VAN DER HEIJDEN, HUISARTS, JUNIOR STAFLID HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Inleiding In verband met het LOVAH congres van 21 januari 2009 heeft de WES (Werkgroep Europese Samenwerking van de LOVAH) een aantal Europese aios uitgenodigd die gekoppeld zijn aan Nederlandse collega’s (buddies). Vanuit Maastricht hadden zich 4 buddies aangemeld. Zij werden gekoppeld aan aios uit Duitsland, Ierland, Polen en Portugal. Op 21 januari was er een speciale terugkomdag voor hen georganiseerd en op 22 januari volgden zij een dagdeel in de opleidingspraktijk van hun buddy om vervolgens op 23 januari deel te nemen aan het LOVAH congres. Het TKD programma was georganiseerd door Donna Lenders (aios/ MOVAH) en Ingrid van der Heijden. Begeleiding was in handen van Tonnie van Kessel (HAB). Terugkomdag Doelstelling van de terugkomdag was inzicht te verwerven in de verschillen in de huisartsenzorg en opleiding binnen Europa, met speciale aandacht voor de competentiegebieden “Organiseren” en “Samenwerken”. Er werd gekozen voor een in opzet reguliere TKD met Engels als voertaal. Bas Maiburg en Paul Ram heetten de aios welkom namens de huisartsopleiding Maastricht en Bas verzorgde een introductie over de Nederlandse huisartsopleiding. Het ochtendprogramma werd verder geheel gevuld met het kennismaken met elkaar en het reflecteren op de positie en het takenpakket van de huisarts binnen de gezondheidszorg van de verschillende landen. 35
Pagina 36
op één lijn 33 1e uitgave 2009 “Very interesting to see how things that I'd regard as universal are actually being done in many different ways already in European countries” Susann, Germany Na een gezamenlijke lunch werd er een werkbezoek gebracht aan de huisartsenpost Maastricht. Tijdens het middagprogramma diende het medisch inhoudelijke onderwerp ‘Acuut Coronair Syndroom’ als illustratie van de organisatie en uitvoering van huisartsenzorg in Nederland. Aan de hand van casuïstiek en de NHG-standaard, werden dagelijkse praktijkervaringen uitgewisseld en deze maakten duidelijk welke impact de organisatie van huisartsenzorg, het takenpakket en de inhoud van de huisartsopleiding hadden op de uitvoering van de betreffende zorg. Er werd uitgebreid gesproken over het imago van de huisarts, de continuïteit van huisartsenzorg, de praktijkorganisatie, samenwerking (-of juist niet) met tweede lijn en over de onderliggende – vaak financiëlemotivaties voor het al dan niet geven van bepaalde behandelingen of het voorschrijven van medicatie. De aios omschreven hun belangrijkste taak als ‘General Practitioner’ variërend: van “Goal keeper”, “Preventiologist” en “Lifestyle designer” tot “Supervisor of health”, “Coordinator and personal coach in health care”, “Personal relation and continuity of care” en “Health manager” of “Director”. “I have decided to bring the 'sixth ball' (= competentie Maatschappelijk Handelen) home and... make good use of it!” Guilhermo, Portugal Het competentiegebied “Maatschappelijk handelen” was nieuw voor een aantal deelnemers en werd positief ontvangen. Tijdens de evaluatie ronde werd duidelijk dat de deelnemers het een inspirerende dag vonden en dat zij hun rol in een bredere context en perspectief kunnen plaatsen. Belangrijkste conclusie van de dag was de universele behoefte van de aios (en pas-afgestudeerde huisarts) aan peer-support. In landen waar (nog) geen goede organisatie en ondersteuningsstructuur van aios zijn, bestaan er internetfora voor uitwisseling van ervaringen. Voor het avondprogramma gingen we naar de binnenstad van Maastricht. Na een korte stadswandeling zijn we met zijn allen gaan eten. Hierbij was er vanzelfsprekend een verdere uitwisseling van ervaringen in een gezellige en ontspannen sfeer. Alle deelnemers hebben aangegeven het programma als positief en stimulerend te hebben ervaren. Aandachtspunt voor een volgende keer is het vooraf informeren van alle stafleden. Ideeën voor de inhoud van een volgende TKD zouden kunnen zijn het beschrijven van een reguliere praktijkdag, omgaan met moeilijke patiënten en het bespreken van de ‘postgraduate training’ mogelijkheden. Supervisie Een ontdekkingsreis voor aios DOOR HARRY MULLER EN MARIA MULDER, SUPERVISOREN HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Een ontdekkingsreis is een metafoor voor supervisie. Zoals voor elke reis moeten reizigers wel weten waar ze heen willen, met wie ze gaan reizen, waar ze hun reis willen onderbreken en wat ze aan bagage meenemen. Zoals zij zich oriënteren op hun reis, doen aios hetzelfde als zij beginnen met supervisie. Supervisie in het kader van de opleiding tot huisarts De aios krijgen supervisie in het eerste opleidingsjaar. Zij werken dan al een half jaar in een huisartsenpraktijk. Voor sommigen is dit de eerste confrontatie met werken 36 als arts, terwijl anderen al werkervaring op dit gebied hebben. Beide groepen zetten hun recent verworven inzichten en vaardigheden om in het beroepsmatig handelen als huisarts. Zij moeten zich nu als huisarts zelfstandig waarmaken. Dit is een situatie, die bij hen uiteenlopende (soms sterke) gevoelens oproept. Om deze situaties en eventuele problemen het hoofd te kunnen bieden hebben de aios ondersteuning van huisartsopleiders en van medewerkers van het instituut. Supervisie is voor aios een onderdeel van wat zij aan begeleiding ontvangen. op één lijn 33 1e uitgave 2009 Het is duidelijk dat de persoon van huisarts en het beroep met elkaar samenhangen. Supervisie beweegt zich in het spanningsveld tussen twee polen: de persoonlijke identiteit en de beroepsidentiteit. Tijdens de opleiding zijn deze identiteiten in ontwikkeling. Daarom kent supervisie twee leerniveaus. Aios leren hun denken, voelen, willen en doen met elkaar te verbinden. Dit heet het verwerven van integratie op het eerste niveau: de persoon. Tegelijk leren zij dit ook af te stemmen op de opleiding en hun werk als huisarts. Dit heet het verwerven van integratie op het tweede niveau: het beroep. Het doel van de supervisie is dat aios zich bewust worden van deze twee integratieniveaus en dat zij op basis van deze samenhangen en reflectie zelfstandig als huisarts leren werken. Supervisie kent de volgende basisvoorwaarden: • er is een directe verbinding tussen werksituatie en supervisie (leersituatie). Aios werken zelfstandig in de huisartsenpraktijk en hun ervaring met het werk vormt de inbreng (leermateriaal) voor de supervisie. • er is een regelmatige opeenvolging van werksituatie en supervisie. Hetgeen aios leren tijdens de supervisie passen zij toe in hun werk. Deze ervaring vormt dan opnieuw een inbreng voor de daaropvolgende supervisiebijeenkomst(en). • er zijn afspraken over het aantal bijeenkomsten, de frequentie, de tijdsduur en de groepsgrootte. Het instituut biedt aios 8 supervisiebijeenkomsten, die tweewekelijks plaatsvinden en twee uren duren. De supervisiegroep bestaat uit 4 aios. Zoals andere onderdelen van de opleiding legt ook supervisie een basis voor de ontwikkeling van de professionaliteit van de huisarts. Daarom sluiten de onderwerpen voor supervisie aan bij alle competenties van het competentieprofiel van de huisarts, namelijk: arts-patiënt communicatie, samenwerken, organiseren, maatschappelijk handelen en wetenschap en onderwijs. Echter de leer- en aandachtspunten van de supervisanten beïnvloeden de keuze van competenties waaraan zij tijdens de supervisie willen werken. Soms zijn er misverstanden over supervisie in relatie tot andere begeleidingsvormen. Enkele voorbeelden: • supervisie is geen werk- of praktijkbegeleiding. Dit is gericht op het werken in een concrete werksituatie. De nadruk ligt op vakinhoud; • het is ook geen (intercollegiale) consultatie. Dit is hulp bij werkproblemen, al dan niet bij herhaling.; het is niet hetzelfde als intervisie. Dit is groepsgewijs leren met en van collega’s onderling (de groep is groter dan de vier deelnemers) op basis van de uitgangspunten van supervisie; • het is evenmin psychotherapie. Dit is hulp bij persoonlijke problemen. De beginfase van supervisie Als de groepssamenstelling en de supervisor bekend zijn kan de supervisie starten. In deze fase van 1 à 2 bijeenkomsten maken supervisanten en supervisor nader kennis. Zij geven elkaar een beeld over wie zij zijn, waar ze werken en hoe ze dit ervaren. Ook wordt nagegaan in hoeverre zij bekend zijn met supervisie en wat zij daarvan verwachten. Verder wordt inhoudelijk gesproken over de leer- of aandachtspunten. Deze vormen hun persoonlijke leerdoelen. Het resultaat van deze relationele en inhoudelijke afstemming is de conclusie: we willen met zijn allen beginnen aan deze ontdekkingsreis! In september 2008 zijn binnen het instituut opnieuw supervisiegroepen gestart. Eén van deze groepen heeft ons toestemming gegeven, dat we gebruik maken van hun reflectie- en eindevaluatieverslagen. Hieronder staan voorbeelden van hun leer- en aandachtspunten: “ik wil alle patiënten tevreden stellen en ik kan moeilijk nee zeggen, zodat ik soms overvraagd word en mezelf hierover schuldig ga voelen“. “de communicatie met een dwingende patiënt, waarbij ik vaak niet stellig genoeg overkom en over me heen laat lopen“. “veel bezig zijn met wat huisartsen van de huisartsenpost en specialisten van me zullen denken. Omgaan met onzekerheden die het vak met zich meebrengt, is moeilijk“. “ik voel me soms gehinderd door het stellen van hoge eisen aan mezelf. Ik merk dat ik aan het einde van de dag veel energie heb verbruikt“. “uit onzekerheid doe ik veel onderzoek bij patiënten. Soms denk ik dat dit niet nodig is“. Als deze punten afgezet worden tegen het Competentieprofiel van huisarts dan valt op dat de competentie professionaliteit als grondhouding duidelijk zichtbaar is. Bovendien is deze competentie verbonden met de competities: arts-patiënt communicatie en samenwerken. Als de beginfase van de supervisie goed verlopen is, dan is er een belangrijke basis gelegd voor het vervolg. De middenfase is de uitvoering van supervisie, waarin verbreding en verdieping van het leerproces van de supervisant vorm krijgt. In de afrondingsfase komt de eindevaluatie aan de orde en nemen allen afscheid van elkaar. In de volgende Op lijn 1 willen we u meer vertellen over de midden- en afrondingsfase van supervisie. 37
Pagina 38
op één lijn 33 1e uitgave 2009 Videotoetsing aios Observatoren gezocht De huisartsopleiding Maastricht zoekt huisartsen die mee willen werken aan een belangrijk onderdeel van de huisartsopleiding: de videotoets. Wij hebben mensen nodig die opgenomen consulten van AIOS (= arts in opleiding tot huisarts) kunnen beoordelen. Voor gevestigde huisartsen en ook voor waarnemers is het doen van observaties interessant. Het werk kan gedaan worden op een moment dat het u zelf goed uitkomt en op een plek waar het goed uitkomt. Verder staat er een redelijke financiële vergoeding tegenover. Huisartsen vinden het observeren van videoconsulten afwisselend, leuk en leerzaam. Bovendien is deze taak geaccrediteerd. Wat houdt het concreet in? In het eerste en derde jaar van de opleiding nemen AIOS gedurende een aantal weken consulten op. De taak van de observator is om aan de hand van het bijgehouden logboek een 6-tal consulten te selecteren, deze te scoren met de MAAS-Globaal, een A4tje te schrijven met de belangrijkste indrukken en feedback. Vervolgens de scores persoonlijk of telefonisch na te bespreken met de aios. Voor de observatoren organiseren wij trainingen. Het is de bedoeling dat iedere observator 1 of 2 trainingen van 3 uur bijwoont. Deze trainingen zijn geaccrediteerd voor 3 punten. Verder worden herhalingstrainingen op behoefte georganiseerd, die gericht kunnen zijn op specifieke aspecten van het observeren en feedback geven. U geeft zelf aan hoe vaak u een observatie wilt doen, dit kan variëren van 1x per jaar tot enkele observaties per maand. Een beginnende observator zal ongeveer 5 uur nodig hebben, met enige ervaring gaat dit snel terug naar 3 tot 4 uur. De observaties zelf zijn óók geaccrediteerd, voor 3 punten. Daarnaast ontvangt u een vergoeding van € 180,- per observatie. Wij stellen het zeer op prijs, als u mee wilt werken, daar wij streven naar een ruim aanbod van observatoren waarop wij een beroep willen (kunnen) doen. Hebt u vragen, of wilt u deelnemen aan de trainingen die wij organiseren, neemt u dan contact met ons op! Paul Ram paul.ram@hag.unimaas.nl tel: 043 – 388 2340 Wendy Waale wendy.waale@hag.unimaas.nl tel: 043 – 388 2946 Helga Liégeois helga.liegeois@hag.unimaas.nl tel: 043 – 388 2946 Paul Ram in het midden; geflankeerd door Helga (l) en Wendy (r) 38 op één lijn 33 1e uitgave 2009 Huisartsen Westelijke Mijnstreek werken als eerste in Nederland met systeem om eigen functioneren te optimaliseren Appraisal & assessment Linksvoor staat Ingrid van der Heijden 4 maart is de officiële start van het tweede jaar Appraisal & Assessment voor huisartsen in de Westelijke Mijnstreek. Met deze methode, voor en door huisartsen, wordt het persoonlijk functioneren van huisartsen verbeterd. De zeven huisartsen die vorig jaar in dit project zijn gestart, zijn de eerste huisartsen in Nederland die op deze manier de kwaliteit van hun functioneren verbeteren. Appraisal & Assessment is een methode voor huisartsen om onderling elkaars competenties te stimuleren en verder te ontwikkelen. Via jaarlijks terugkerende individuele gesprekken krijgt de huisarts feedback over zaken die hij goed doet en tips over wat hij kan verbeteren. Daarnaast krijgt de huisarts begeleiding bij het opstellen van een persoonlijk plan. De mensen uit de directe werkkring van de huisarts (de zogeheten LIMEN-informanten) geven anoniem hun mening. Op deze manier kan een spiegel worden voorgehouden, wat in dagelijks functioneren (vaak) niet mogelijk is. Zo kunnen waardevolle aandachtspunten aangereikt worden en worden de goede aspecten positief bevestigd. Alle deelnemers hebben geheimhoudingsplicht, zodat vertrouwelijk en zorgvuldig met alle gegevens wordt omgegaan. Ton Hoofwijk, chirurg, en Guido Geeraerts, psychiater, hebben Appraisal & Assessment voor medisch specialisten in Nederland geïntroduceerd. Na implementatie in Orbis Medisch Centrum (voorheen het Maaslandziekenhuis), hebben vele ziekenhuizen verspreid door heel Nederland dit voorbeeld gevolgd. De belangstelling voor deze methode is dermate hoog dat zij in 2006 een symposium hebben georganiseerd om informatie te verstrekken. Na het bijwonen van dit symposium hebben drie huisartsen uit de Westelijke 39
Pagina 40
op één lijn 33 1e uitgave 2009 Mijnstreek een appraisal-commissie voor huisartsen opgestart. De evaluatie van het eerste jaar is zeer positief, alle huisartsen gaan door. Instroom van nieuwe huisartsen uit de regio Westelijke Mijnstreek is mogelijk. De methode richt zich op drie hoofdthema’s; goed hulpverlenerschap, management en overige nietpatiëntgebonden activiteiten en onderwijs en onderzoek. Er wordt onder meer diep ingegaan op bijscholingsgegevens, werkrelatie met collegae, relatie met patiënten, onderwijs en training, persoonlijke gezondheid. Individuele kwaliteitsverbetering wordt via deze methode concreet, meetbaar en vertaald naar de praktijk, waarbij gekeken wordt naar wat goed gaat en waar het (nog) beter kan. Appraisal & Assessment heeft voor de patiënt als voordeel dat men een huisarts heeft die kritisch staat ten opzichte van zijn eigen handelen en voor zichzelf een verbetertraject uitstippelt. Voor meer informatie kunt u terecht bij de Appraisalcommissie: • Charles Vincentie, cvincent@inter.nl.net • Peter Hezemans , peterhezemans@meditta.nl • Ingrid van der Heijden, I.vanderHeijden@HAG.unimaas.nl Bedenker Appraisal & Assessment, Rodney Peyton. “Appraisal and assessment in medical practice, a practical guide for management and staff” ISBN 1 900887 06 1. Grondleggers in Nederland; G.A.G. (Guido) Geeraerts en Dr. A.G.M. (Ton) Hoofwijk. “Evaluatie van (medische) professionals, leer- en werkboek Appraisal & Assessment" ISBN 90 313 4804 X Geïnteresseerde huisartsen uit de regio Westelijke Mijnstreek kunnen zich via de Appraisalcommissie aanmelden voor de nieuwe rondes die starten in 2009 of 2010. Bijzonder Bekwaam: Oogheelkunde uit het zicht? DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS-BEGELEIDER Voor de oogheelkunde is door het College voor Huisartsen met een Bijzondere Bekwaamheid (CHBB) ook een register ingesteld. En dat was nodig, want al in 1990 constateerde de toenmalige Brunssumse huisarts Jo Baggen in zijn proefschrift, dat het hoge verwijscijfer en het beperkte aantal oogheelkundige consulten per normpraktijk erop leken te wijzen, dat oogheelkunde niet tot de grote aandachtsvelden van de huisarts behoort. Dit ondanks een incidentie van 85 per 1000. De huisarts wordt met vrijwel alle facetten van de oogheelkunde geconfronteerd en dient deze uit te oefenen met als basispakket de kennis en kunde zoals omschreven in de eindtermen van de huisartsopleiding en de NHG-standaarden. De huisarts met specifieke kennis en kunde op oogheelkundig gebied biedt, naast een ruimer pakket, kwalitatief hoogstaande zorg op dit specifieke terrein. De vergrijzing en de toename van specifieke pathologie (m.n. diabetes mellitus) maken het wenselijk, dat huis-artsen aanvullend worden geschoold op oogheelkundig gebied. 40 Huisartsen met bijzondere bekwaamheden in de oogheelkunde kunnen in deze ontwikkeling een belangrijke rol spelen, omdat hun kennis en vaardigheden uitstijgen boven de eindtermen van de huisartsopleiding. Het CHBB-register waarborgt de kwaliteit van deze oogheelkundig extra bekwame huisartsen. De huisarts met deze specifieke deskundigheid moet in staat zijn om alle onderzoeken inclusief de anamnese te combineren en te interpreteren om tot een verantwoorde beslissing te komen: welke patiënten behandel ik zelf, of blijven binnen de eerste lijn en welke patiënten dien ik al dan niet met spoed te verwijzen naar de oogarts. Hij is met nadruk geen kleine oogarts, maar een generalist met specifieke kennis. Concreet houdt hij zich bezig met: • indirecte fundoscopie • spleetlamponderzoek • applanatietonometrie • diagnostisch refractioneren • beoordelen fundusfoto’s diabetespatiënten op één lijn 33 1e uitgave 2009 De oogheelkundig bekwame huisarts dient tenminste 200 oogheelkundige consulten per 5 jaar uit te voeren, en de praktijk dient ook aan dit bijzondere aanbod aangepast te zijn. Om Oogheelkundig bekwame huisarts te worden, moet de huisarts de eerstelijns oogheelkundige opleiding aangeboden door de STOOHN of de door het UMCG Wenckebach Instituut PAOG verzorgde oogheelkundige opleiding voor huisartsen hebben afgerond. De Stichting Oogheelkundig Onderwijs aan Huisartsen in Nederland (STOOHN dus) is in 1994 opgericht als voortzetting van de scholingsactiviteiten van Jo Baggen. Het bestuur wordt op dit moment gevormd door 4 in Limburg praktizerende huisartsen. Martin Brassé, huisarts en -opleider in Vlodrop, volgde in 1990, samen met zijn praktijkassistente/echtgenote Wilma, de oogheelkundecursus bij Baggen. Hij is nu nog steeds secretaris van de STOOHN, zijn vrouw is tegenwoordig verantwoordelijk voor de organisatie van de landelijk gegeven cursussen. Deze worden verzorgd vanuit een soort oogheelkundige SRV-wagen, de Optomobiel, met 4 oogheelkundige units aan boord. De cursus duurt 2 ½ dag, na het volgen van 2 cursussen kan de huisarts zich laten inschrijven in het register. Inmiddels hebben meer dan 700 huisartsen de cursus gevolgd. Die zijn overigens niet allemaal geregistreerd. De cursus wordt in het kader van de opleiding aangeboden aan alle aios-h in Maastricht, waarbij Jo Baggen, al lang met pensioen, nog steeds een actieve rol speelt, zowel in het onderwijs als bij de bewaking van de kwaliteit daarvan. De conclusie kan wat mij betreft zijn, dat de oogheelkunde in de huisartsenpraktijk nog vol in beeld is, en dat de bril om daar goed zicht op te krijgen en te houden aangemeten is door één eigenwijze huisarts uit Brunssum, wiens naam onlosmakelijk verbonden zal blijven aan het oogheelkundig onderwijs: de Baggencursus. Geïnteresseerden kunnen meer te weten komen op www.stoohn.nl voor data en locaties van volgende cursussen en www.chbb.lhv.nl voor motivatie en onderbouwing van de registratie-eisen. Symposium Werkbare Wetenschap Bewijs is één, toepasbaarheid iets anders. Wetenschap en werkelijkheid lijken soms weinig verwant. Maar voelen we de wetenschappers wel genoeg aan de tand? Vragen praktiserende artsen wel indringend genoeg waar het geleverde bewijs precies toe dient? En kunnen we het nieuw verworven inzicht in de praktijk te gelde maken? Op donderdag 25 juni 2009 krijgt u onder de titel Werkbare Wetenschap een proeve uit onderzoek van het Maastrichtse UMC+. Uit de veelheid van goede proefschriften is door ervaren huisartsen een keuze gemaakt. De onderzoekers vertellen u, waar u in uw praktijk direct mee uit de voeten kunt. Ook de discussies gaan over toepasbaarheid. U kunt ’s morgens en ’s middags een keuze maken uit parallelle presentaties: steeds 15 minuten voordracht, 30 minuten discussie. In de ruime pauzes kunt u kennismaken met nog meer onderzoek op ‘de agora’: Marktplaats-punt-UM. Elke onderzoeker verkondigt daar onder eigen luifel zijn of haar centrale boodschap. Deze dag, waarop de vakgroep huisartsgeneeskunde graag uw gastvrouw is, komt in de plaats van de vroegere Randwyckcursus, waar nieuwe ontwikkelingen in de specialistische geneeskunde centraal stonden. Schrijf u in, kom, luister maar geef vooral uw mening over waar wetenschap werkt! Locatie van het symposium: hotel Van der Valk Maastricht Aanmelden: www.topevent.nl 41

Op één Lijn 32


Pagina 2
Inhoudsopgave Colofon Oplage 1750 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch,Hendrik Jan Vunderink, Ria Lumeij, Sjef Swaans en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, afdelingen azM & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Adres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht Fotografie Eigen bestand Deadline volgend nummer 1 maart 2009 Thema volgend nummer Eerstelijnsclusters Van de redactie - Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Huisartsgeneeskunde is persoonlijk – Babette Doorn & Laury de Jonge Stelt zich voor: secretaresse Ria Lumeij Onderwijs – Paul Zwietering Clinicus van het jaar 2007-2008 - redactie Stelt zich voor: nieuwe onderwijscoördinator – Lilian Aarts Werving van opleiders: alle hens aan dek – Gerard Benthem Oproep alumnivereniging huisartsopleiding Maastricht – Paul Ram WONCA Europe Istanbul – Renske Verdijk SGE: structurele zorgverbetering & innovatie – Mark Spigt en Robert Vening Stelt zich voor: onderzoeker Luc Gidding Stelt zich (ook) voor: onderzoeker Ruth Brauer Als beste getest: de WESP – Luc Gidding Inleiding op het thema – Henk Goettsch Oost west… zuid best! – Yvonne van Leeuwen Continu, integraal en persoonlijk – Harry Crebolder AMUSE 2 herinnering Wat maakt Huisartsgeneeskunde anders? – Mark Brueren Studium Generale – Yvonne van Leeuwen Wenckebach symposium: semi-shopping – WESP-en Anouk, Carole en Servaas Broodjes Verstand – Yvonne van Leeuwen Gesprek met Ben van Steenkiste: de UM komt naar u toe – redactie EGPRN Boedapest Integrated Management of Cardiovascular Disease– Tiny van Merode Promoties en benoemingen – wetenschapsagenda UM Gesteld dat Fracture prediction in primary care: more than bone alone – Tineke van Geel Coördinatiebureau Eerste Lijn (CEL): DIAMOND in the Lancet – Gerdine Fransen RAKKER2 binnenkort van start – onderzoeksteam Ramos et al CAPITA – Marieke Bolkenbaas & Marc Bonten © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Echografie door huisartsen – Hendrik Jan Vunderink Postacademische cursus Ouderenzorg in Maastricht – Jos Schols Gezondheidscentrum Withuis bestaat 35 jaar – Paul Stalenhoef 3 4 5 6 7 8 9 9 10 11 12 14 15 16 17 17 18 19 20 21 21 22 23 24 26 27 28 29 30 31 32 33 34 2 op één lijn 32 3e uitgave 2008 Van de redactie Wie de jas past… In de zomer zaten we in de steigers zoals u aan de kaft en de titel van het vorige nummer kon zien. Het brandje op 2e Pinksterdag heeft grote gevolgen gehad. Onze derde verdieping is (bijna) geheel gerenoveerd. We werden zelfs voor werkzaamheden gewaarschuwd (zie foto). Hoezo ambtenaren? In oktober konden de Huisartsgeneeskundige bewoners terug naar hun eigen werkplek. Mensen die op de 2e etage werken zoals ik, kijken jaloers naar collega’s op de begane grond en verdieping 3. Even in dialoog met onze voorzitter: hoe lang duurt het voordat onze grijze gangen en grauwe kantoortjes worden opgefrist? In dat verlengde (en omdat het er een keer van moest komen met de nieuwe UM huisstijlregels) hebben we deze Op één Lijn meteen in een fris nieuw jasje gestopt. Volgend jaar bestaat ons blad 10 jaar en ook daarbij past het nieuwe jasje. Dit is een voorproefje en we staan open voor alle feedback. Gelukkig kon er redelijk goed doorgewerkt worden de afgelopen maanden. Eind augustus kwam een nieuwe lichting studenten met ons kennis maken. Niet alleen nieuwe studenten, maar ook nieuwe medewerkers maakten (opnieuw) kennis met de vakgroep en nu dan ook met u. We willen niet alleen informeren. Het hoe en waarom van de dialoog wordt geïntroduceerd door voorzitter Job Metsemakers. Zijn (praktijk)collega Paul Zwietering wil niet alleen praten, hij wil ook uitdaging, beweging. Veranderen van omgeving, van baan. Om te laten zien dat het menens is, zet hij zelf de eerste stap: half februari 2009 vertrekt hij naar Den Bosch om als senior inspecteur curatieve gezondheidszorg met als aandachtsgebied de eerstelijns gezondheidszorg (Limburg en Brabant) te gaan werken. Paul gaat niet alleen stoppen bij de Universiteit (na 22 jaar), maar ook als huisarts (na 17 jaar). Paul haalt daarmee net niet zijn 25-jarig jubileum, maar een aantal anderen deden dat dit jaar wel: huisartsen Giel Peeters, Pie Castermans, Jean Muris en Bep Boode en (mijn buurman) systeembeheerder Jim Tatipata. Proficiat! “Samen schrijven we geschiedenis” Dat gebeurt natuurlijk elke dag, in het bijzonder door de onderzoekers. Ook dit nummer staat weer boordevol informatie vanuit die bruisende sector. Ga zo door allemaal, zowel onderzoekers, als studenten als de deelnemende praktijken. Samen proberen we ook aan de canon van de huisartsgeneeskunde te schrijven, u vindt het halverwege in dit nummer. Wie ook geschiedenis schreef, maar wie we helaas (moeten) missen is huisarts en onderzoeker Henk van Dam uit Venlo. Henk overleed op 24 september jl. Een kort In Memoriam doet Henk absoluut te kort. Bladerend in het jubileumboek van GC Withuis uit Venlo, de praktijk waar Henk werkte, zie ik hem weer ‘tot leven komen’ via verhalen en via foto’s. Zoals Paul Stalenhoef schrijft: een betere postume hommage kan je je niet wensen. Behalve bovengenoemde stukjes vindt u nog veel meer in dit nummer, het is een heuse kersteditie. Veel leesplezier gewenst en hele fijne feestdagen. Op naar een gezond 2009! Babette Doorn 3
Pagina 4
op één lijn 32 3e uitgave 2008 Van de voorzitter DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM De dialoog Het lijkt er misschien in eerste instantie op dat u en ik met andere dingen bezig zijn. U bent in de huisartspraktijk actief in de patiëntenzorg (ik trouwens ook nog voor een deel) en ik houd me in Maastricht bezig met (de aansturing van)onderwijs, opleiding en wetenschappelijk onderzoek. Toch hebben we beiden een gemeenschappelijk doel: excellente gezondheidszorg nu en in de toekomst. U levert die zorg en wij proberen te onderzoeken op welke manier dat nog beter kan. Wij zorgen ervoor dat studenten zicht krijgen op ons vak, en ook gemotiveerd worden om huisarts te worden. Maar daar hebben we u voor nodig. Want zonder u geen stageplaatsen, en die hebben we heel hard nodig. Zonder u ook geen huisartsgeneeskundig wetenschappelijk onderzoek want de patiënten zitten in uw praktijk. Maar als wij geen studenten stage laten lopen weten ze niet welk prachtig vak huisartsgeneeskunde is en als we niemand opleiden zijn er straks geen opvolgers. We hebben elkaar nodig, en dat bleek nog recent in een bijeenkomst waarbij zowel de medewerkers van onze vakgroep aanwezig waren, alsook de medewerkers uit de academische praktijken. In het bonte gezelschap van secretaresses, praktijkassistentes, praktijkondersteuners, onderzoeksassistentes, huisartsen, docenten, promovendi, senior onderzoekers hebben we met elkaar nagedacht over de samenhang van onze taken en de manier waarop u en ik met elkaar omgaan. Er zijn heel wat suggesties ter verbetering van de omgang gedaan. Goed luisteren naar elkaar is daarbij heel belangrijk, evenals met elkaar spreken over wensen, verlangens, mogelijkheden en onmogelijkheden. Het zal duidelijk zijn uit de vele telefoontjes dat wij graag meer stageplaatsen voor onze co-assistenten willen/ nodig hebben. Dat kan niet zonder uw hulp, en we gaan er vanuit dat we die hulp mogen inroepen. U ontving vorige maand een brief van het NHG en de LHV die u opriepen tot deelname aan onderwijs en opleiding. Belangrijk voor de continuïteit in de personele bezetting van de huisartsgeneeskundige zorg. Maar wat wil U? Ik denk dat u ook wensen heeft, mogelijk wel op het gebied van onderzoek, of een rapportage. We willen u (voor zover we momenteel kunnen) ondersteuning 4 aanbieden. U leest hierover meer details in het stukje: de UM komt naar u toe? Wellicht wilt u een bepaalde aanpak eens goed opschrijven en aan anderen presenteren. Mogelijk kunnen we uw gedachten uitwerken tot relevant wetenschappelijk onderzoek. De dialoog wil ik ook zoeken met de regionale organisaties die een steeds belangrijker rol in de vertegenwoordiging van huisartsen gaan spelen. Het is nog even zoeken wie onze dialoogpartners zijn, maar in 2009 zullen we zeker met de betreffende partijen overleggen, ook in het kader van ons eigen te ontwikkelen beleidsplan voor de periode 2009-2015. Natuurlijk nodig ik u nu al uit tot de dialoog. Wilt u iets aan me kwijt: laat het me gewoon weten, bijvoorbeeld per e-mail. Hebt u een (extra) stageplaats beschikbaar? De student en ik zijn u eeuwig dankbaar. Mijn e-mail adres is: job.metsemakers@hag.unimaas.nl Ik hoor (ook) graag van u! Job (rechts) in gesprek met huisarts Martijn van Nunen (links) op één lijn 32 3e uitgave 2008 Een eerste indruk van de vakgroep Huisartsgeneeskunde Huisartsgeneeskunde is persoonlijk DOOR BABETTE DOORN, ORGANISATIE EN LAURY DE JONGE, HUISARTSMEDEWERKER Inleiding Evenals voorgaande jaren heeft de Vakgroep Huisartsgeneeskunde deelgenomen aan de facultaire introductiedagen van studentenvereniging Pulse Bachelor. Eerstejaars geneeskunde studenten kunnen kiezen welke specifieke voorlichting zij willen volgen naast de algemene introductie bij bijvoorbeeld het Skillslab en de bibliotheek. Huisartsgeneeskunde is een keuze en hiervoor bieden wij een 2 uur durend programma aan, waarvan 1 uur voltallig en 1 uur interactief in kleine groepjes. Per sessie van 2 uur kunnen ongeveer 20 studenten (dat zijn 2 mentorgroepjes) intekenen. Dat doen we 2 keer op 1 middag, gedurende 2 middagen. Snapt u het nog? Intro 2008 Afijn, op maandag- en dinsdagmiddag 25 en 26 augustus jl. zagen wij in totaal circa 80 van die schoolverlaters de revue passeren. Schoolverlaters zijn het, want het studeren moet nog beginnen. Wat die studenten op dat moment bindt zijn de studie, het mentorgroepje, de gevolgde feestjes de week ervoor en soms een prille liefde. Ga er maar voor staan. Dat doet onze voorzitter Job Metsemakers dan ook hoogst persoonlijk. Zijn kennis en ervaring als huisarts maar vooral als vader van 3 kinderen, komen hem daarbij goed van pas. Naderhand vroeg ik hem wat hem het meest was bijgebleven van deze bijeenkomsten. Het antwoord luidde: “het enorme formaat van de damestassen dit jaar”. Na zijn korte, interactieve presentatie waarin in vogelvlucht het geneeskunde curriculum en de rol van huisartsgeneeskunde werd toegelicht, konden studenten hun ervaringen uitwisselen met een huisarts. Eén van de deelnemende huisartsen naast Gerrie Waagenaar, was Laury de Jonge, huisarts in Elsloo. Laury vertelt hieronder verder. Ik herken veel van de vragen van de studenten, ook al is het voor mij alweer 18 jaar geleden dat ik in Maastricht startte met mijn geneeskundestudie. “Huisarts: is dat niet iets als je het te zwaar of te moeilijk vindt om een ziekenhuisspecialist te worden?” “Is het van de andere kant niet lastig om heel breed van de meest recente geneeskundige kennis op de hoogte te blijven?” “Vind je het niet jammer dat je, juist als het interessant wordt de patiënt door verwijst naar de 2e lijn?” 5 Er ontstond een levendige discussie, waarbij het huisartsenvak in brede zin belicht werd. Zelf was ik destijds niet of nauwelijks bezig met de hoogte van mijn toekomstige inkomen, ik wilde immers tropenarts worden en zag mijn verdiensten als bijzaak. De nieuwe lichting wilde graag bedragen horen, en deze werden met goedkeurend gehum ontvangen, wat overging in uitingen van ongeloof toen aangegeven werd dat de Belgische collega’s het met veel minder als basisinkomen moeten doen. Naadloos aansluitend bij de recente LHV-richtlijn was ook de discussie over de rol van de artsenbezoeker. Ook weer jargon, want niet iedereen wist natuurlijk wat een artsenbezoeker is. Was het echt waar dat huisartsen betaald krijgen om bepaalde medicijnen voor te schrijven? Direct herinnerde ik mij een casus van een patiënt die na het zien van een televisie-uitzending (“Radar” van de Tros) tegen me zei, dat hij de ware reden wist waarom ik hem een statine voorschreef: ik kreeg hier immers voor betaald door de farmaceutische industrie! In een keuzeprogramma werd vervolgens aan de helft van de studenten een diagnostische vaardigheid (Bloeddrukmeting/Doppler-onderzoek) gedemonstreerd, waarna enthousiast gepoogd werd bij elkaar een pulserend bloedvat te laten weerklinken. Dat dit niet altijd eenvoudig was, bleek uit de reactie van één van de studentes. Zij gaf aan dat ze toch echt vanmorgen nog in leven was, en zich niet kon voorstellen dat ze nu geen polsslag meer had. De andere helft van de studenten kreeg de mogelijkheid om te luisteren naar een uitleg over de Huisartsenpost in Maastricht. Directeur Erica Posma gaf de inleiding en chauffeur John Thijssen nam het over. John kan boeiend vertellen en put uit een enorme voorraad anekdotes, soms grappig, soms verdrietig, maar nooit saai.
Pagina 6
op één lijn 32 op één lijn 32 3e uitgave 2008 Studenten hingen aan zijn lippen. Daarbij was volop tijd om de voor de deur geparkeerde visiteauto van de HAP te bezichtigen. De AED, de ampullen maar vooral ook de saturatiemeter (“zijn er vrijwilligers?”) doen het goed. Op de evaluatieformulieren stond: “vond de uitleg van Sjon heel leuk en interessant!” Maar ook hebben we gelezen “ik ben zo moe”. En laat dat nu net één van de veelvoorkomende klachten zijn voor een huisarts… De evaluaties waren opnieuw positief en we hebben weer geleerd dat het gros van de eerstejaars nog geen idee heeft wat ze willen worden, althans welke specialisatie hun voorkeur heeft. Op de vraag “wil je misschien huisarts worden?” reageert het merendeel zeer positief. Wie de jeugd heeft Wie volgend jaar wil helpen en op één van beide middagen (laatste maandag en dinsdag van augustus) is bij ons van harte welkom. Stelt zich voor: nieuwe secretaresse vakgroep Huisartsgeneeskunde “Effe wennen” DOOR RIA LUMEIJ, SECRETARESSE COÖRDINATIEBUREAU EERSTE LIJN (CEL) & ACADEMISERING sprekendheid, maar voor een leek die pas start binnen de UM, een kleine doolhof. Afkortingen zoals GAIA, WESP, GEZP, BIA, AVG, VAT, AIOS etc. zijn geen uitzonderingen. Het is alsof je in een dierentuin met exotische dieren terecht ben gekomen, maar naarmate je langer werkzaam bent binnen de vakgroep neem je de routine bij het dagelijks gebruik van “spreken en schrijven” over. Af en toe moet ik nog mijn aantekeningen raadplegen. Sinds kort zijn we verhuisd van het tijdelijke “aquarium” op de begane grond naar de derde (vernieuwde) etage. Het is een verbetering van onze huisvesting (alles is nieuw), maar het is ook weer even wennen. Ria Lumeij Sinds augustus 2008 werk ik als secretaresse voor de vakgroep HAG voor 0,8 fte als secretaresse ten behoeve van het CEL en de Academisering. Niet veel later kwam ik ook in de redactie van “Op één Lijn”. Van tevoren was ik enkele jaren werkzaam bij ExxonMobil te Kerkrade. Deze overgang was even wennen. Van een wereldje met chemische begrippen zoals film, resin, coating, safety naar een wereld met medische termen, studenten, universiteit en huisartspraktijken. Ik moest wennen aan het woordgebruik en alle afkortingen die binnen de vakgroep Huisartsgeneeskunde gebruikt worden. Deze zijn voor velen een vanzelf6 Maar na al dat wennen komt toch een aanpassingsfase. Aanpassen in een gemêleerd team waarin ik samenwerk met professoren, managers, huisartsen, praktijkassistenten, praktijkondersteuners, onderzoekers, Wespen, secretaresses en ga maar door. Wie zegt dat mijn werk saai is: integendeel! Wijzigingen in uw praktijksamenstelling en/of uw gegevens, kunt u aan mij doorgeven. Deze worden dan in ons centrale vakgroep databestand verwerkt. Per email: ria.lumeij@hag.unimaas.nl of per telefoon: 043-3884226 (ma-do). Postbus 616, 6200 MD Maastricht. Bezoekadres Debyeplein 1. op één lijn 32 op één lijn 32 3e uitgave 2008 Van alle markten thuis, dus: Verandering van spijs doet… DOOR PAUL ZWIETERING, SECTORHOOFD BASISCURRICULUM Het huisartsenvak is natuurlijk één van de mooiste vakken die er bestaan. Met mensen bezig zijn, met hun ziekte en met hun gezondheid. Gezondheidszorg te midden van het normale leven van gezin en werk. Het grootste gedeelte van alle klachten en problemen binnen de huisartsenzorg kunnen oplossen. Door veel patiënten gewaardeerd worden voor wat je voor hen betekent. Uitdagende nieuwe ontwikkelingen in de zorg, zoals differentiaties, delegatie van zorg naar praktijkondersteuners en meer aandacht voor kwaliteit op praktijkniveau. Iedereen heeft het druk. Vaak te druk om eens stil te staan bij de vraag of het dagelijkse huisartsenwerk wel datgene is wat je tot je 60e of 65e voldoende invulling van je leven geeft. Meestal komt er voor de afwisseling iets bij: het lidmaatschap van een commissie, het opleiderschap, hagro-voorzitter, lid van de standaardencommissie van het NHG, de WDH, etc. Er gaat haast nooit wat van af. We hollen door. Soms moet je je zelf eens de ruimte geven om je te bezinnen of je nog wel genoeg voldoening haalt uit je werk. Is er voldoende dynamiek? Heb ik voldoende (intellectuele uitdagingen)? Regeert de praktijk mij, of regeer ik over mijn werk in de praktijk. Is dit het? Steven Covey adviseert in zijn boek: “De zeven eigenschappen van effectief leiderschap” om even stil te staan bij de volgende situatie: Stel: Je bevindt je op je eigen begrafenis. Wie zou je willen dat er een woordje zou doen over je leven en wat zou je willen dat er over jouw leven gezegd zou worden? Neem eens de tijd, natuurlijk achter een goed glas wijn, om voor jezelf een antwoord te formuleren over bovenstaande vragen. Wellicht kom je tot de ontdekking dat het tijd wordt andere wegen te gaan bewandelen. Andere mensen te ontmoeten. Het mooie van ons vak is, dat we breed zijn opgeleid en door ons werk van vele markten thuis zijn. Velen van ons hebben affiniteit met onderwijs. In feite zijn er veel overeenkomsten tussen onderwijs en huisartsenzorg. Niets is mooier om te zien hoe studenten groeien in hun medische of huisartsgeneeskundige kennis. De toekomstige generatie. Onze opvolgers. Nog bevredigender is het te merken dat je als docent als rolmodel of deskundige een belangrijke bijdrage hebt geleverd aan de ontwikkeling van deze studenten tot goed opgeleide dokters. Hoe kan ik nu zó op uw affiniteit inhaken, dat uw belangstelling voor een onderwijscarrière naast uw huisartsenvak wordt gewekt? Ik zou willen dat u nadenkt óf en zo ja, wanneer er voor u een moment kom om een nieuwe keuze te maken, een nieuwe richting in te slaan. Wellicht in het onderwijs. Als fulltime huisarts met enkele jaren praktijkervaring zou u kunnen overwegen om uw werk op te knippen in deels huisarts zijn om daarnaast actief te worden binnen het huisartsgeneeskundig onderwijs buiten uw praktijk. Als u denkt dat onze salarissen absoluut niet marktconform zijn, dan kunnen we u geruststellen. Het maakt niet uit of u solistisch, in een duo of in een groep werkt. Er zijn tal van jonge huisartsen die u graag (structureel) willen helpen door bij u in de praktijk te komen werken. Overweegt u een nieuw samenwerkingsverband met huisartsen uit uw nabije omgeving, dan heeft u nu de kans om een andere werkverdeling af te spreken. Er zijn tal van varianten, waarbij we graag met u mee willen puzzelen. Het kan zijn dat u niet fulltime praktiseert als huisarts. Mogelijk hebt u al (tal van) neventaken en functies en heeft u al een (over)volle werkweek. Bevallen al uw taken? Of doet u die al zo lang dat u niet beter weet? Een frisse nieuwe richting binnen het onderwijs kan uitkomst bieden en is minstens zo belangrijk voor Het Vak en de toekomst ervan. Het NHG onderschrijft dit in haar toekomstvisie. Voor jonge huisartsen, die nog geen eigen praktijk hebben bieden wij de mogelijkheid om een academische carrière op te bouwen, waarbij zorg gecombineerd kan worden met huisartsgeneeskundig onderwijs en onderzoek Voor afbouwende huisartsen kan een onderwijscarrière andere voordelen hebben: u kunt geleidelijk plaats maken voor een opvolger, waar een nieuwe baan kan bijdragen aan nieuw werkplezier. Zo draagt u dubbel kennis en ervaring over. Ook kunt u na het beëindigen van uw praktijk, uw huisartsgeneeskundige expertise ten dienste stellen van het onderwijs. Een prachtige manier om 7
Pagina 8
op één lijn 32 3e uitgave 2008 langzaam afscheid te nemen van het huisartsenvak. Tip: Praat eens met Wil Keulers, tot vorig jaar huisarts in Munstergeleen en nu werkzaam binnen onze vakgroep. Voor hem is een nieuwe wereld is opengegaan. Vacante rollen en functies Op dit moment zijn er ten behoeve van het curriculum 2008-2009 nog een aantal rollen en functies vacant. Zo zijn er zowel coördinerende rollen binnen de co-schappen jaar 5 en praktijkcontacten jaar 3, als meer uitvoerende rollen en functies in jaar 1, 2 en 3. De uitvoerende rollen hebben betrekking op het begeleiden van onderwijsgroepen (tutor en coach) en de begeleiding van simulatiepatiënt contacten. Ook zijn er docenten nodig voor modules “registratie en verslaglegging” en “klinisch redeneren”. Een andere interessante functie is het begeleiden van de terugkomdagen van co-assistenten Huisartsgeneeskunde (HAB). Een combinatie van deze rollen, zowel coördinerend als uitvoerend, is naar ieders affiniteiten, kwaliteiten en mogelijkheden samen te stellen. Tenslotte zijn er regelmatig functies vacant binnen de huisartsopleiding. Graag maken wij kennis met u in een oriënterend gesprek. Neem daarover contact op met dr. Paul Zwietering, sectorhoofd basiscurriculum of prof. dr. Job Metsemakers, vakgroepvoorzitter Huisartsgeneeskunde: tel: 043-3882337/84101 of per mail: paul.zwietering@hag.unimaas.nl of job.metsemakers@hag.unimaas.nl Clinicus van het jaar 2007-2008 Onderwijskanjer(s) VAN DE REDACTIE, DOOR BABETTE DOORN Ieder jaar reikt Kozijn (de belangenverenigingen van coschapstudenten) onderwijsprijzen uit aan de beste clinici van het jaar. De prijzen zijn gebaseerd op de oordelen van coschappers gedurende het academische jaar. De uitreiking vond plaats op 12 december 2008 in bar Au Coin van het azM. Ten tijde van de uitreiking lag het blad al bij de drukker. Foto’s van de uitreiking zelf houdt u van ons tegoed. Bij Huisartsgeneeskunde worden de begeleiders van de groepen coschapstudenten door een rapportcijfer beoordeeld. Afgelopen jaar waren 22 huisartsbegeleiders betrokken bij de begeleiding van 29 groepen. Drie HAB’s hebben zelfs 3 groepen begeleid. Het gemiddelde totaalrapportcijfer van de studenten is een 8.14. Het is een prestatie op zich om telkens de kwaliteit van de begeleiding op een constant hoog niveau te houden. Om anderen en elkaar te inspireren en te stimuleren, worden jaarlijks 3 huisartsen genomineerd voor de prijs van “Beste huisartsbegeleider”. En welke naam zien we voor de vijfde (!) keer bij de genomineerden staan? Inderdaad: niemand minder dan Giel Peeters, academisch huisarts van het Gezondheidscentrum Heer in Maastricht. Giel wordt geflankeerd door 2 jonge huisartsen: Maud Kertzman (huisarts in Hoensbroek) en Katrien van Steijn (emigreert met haar gezin naar Dubai in december 2008). 8 Hoewel beide vrouwen een 9 scoorden, moesten ze toch genoegen nemen met een gedeelde tweede plaats. Giel behaalde namelijk een 9.1, genoeg voor (alwéér) een eerste plaats. Giel wint de prijs voor beste Huisartsbegeleider voor de coschappen voor de derde keer in de geschiedenis van deze prijs (1998-1999, 2006-2007 en 2007-2008). Ook dit academisch jaar (2008-2009) neemt hij weer deel aan het onderwijs als Huisartsbegeleider bij de coschappen. Kwaliteit van- & plezier in het werk lijken uitstekend samen te gaan! Giel Peeters op één lijn 32 3e uitgave 2008 Stelt zich voor: Nieuwe onderwijscoördinator basiscurriculum DOOR LILIAN AARTS Per 1 oktober 2008 ben ik begonnen als onderwijscoördinator (0,5 fte) bij het basiscurriculum. Planningstaken zoals de totale onderwijsplanning, onderwijsrollen binnen de vakgroep Huisartsgeneeskunde, zal ik steeds meer gaan overnemen van het sectorhoofd basiscurriculum Paul Zwietering, inclusief de aansturing van het onderwijssecretariaat. Mijn doel is om een aantal processen waar mogelijk anders vorm te geven en te stroomlijnen, zodat er meer rust in de uitvoering en bij de directe medewerkers ontstaat. Een grote uitdaging waar ik stevig mijn schouders onder kan zetten en dat past bij mij. Daarnaast blijf ik voor 0,3 fte verbonden aan de Huisartsopleiding waar ik me voornamelijk (samen met Gerard Benthem) met de werving van opleiders bezighoud, en dan zowel voor het basiscurriculum als de Huisartsopleiding. Samenwerking is nu een feit! Lilian Aarts Werving van opleiders voor de huisartsopleiding Alle hens aan dek DOOR GERARD VAN BENTHEM, STAFLID HUISARTSOPLEIDING & PORTEFEUILLE WERVING De huisartsopleiding in Maastricht is de laatste jaren hard gegroeid. Het ziet er naar uit dat we ook nog een paar jaar blijven doorgroeien. Deze groei geldt niet alleen voor Maastricht, maar ook voor de andere huisartsopleidingen in Nederland. Er is recent een kabinetsbesluit genomen om de huisartsopleiding landelijk uit te breiden naar 600 plaatsen. Voor Maastricht betekent dit dat we in 2009 kunnen starten met 72 aios. Dit aantal blijft waarschijnlijk voor een aantal jaren vast staan als het jaarlijkse instroomcijfer. Dit betekent een toename van het totale aantal aios van circa 130 aios naar ruim 200 aios. Landelijk betekent de groei aan aios alleen al dat er meer dan 300 nieuwe opleiders nodig zijn. Daarnaast is de gemiddelde opleider in Nederland op dit moment een mannelijke huisarts van boven de 50 jaar. Een groot deel zal binnen een beperkt aantal jaren uitstromen en opgevolgd dienen te worden. Er moeten niet alleen nieuwe opleiders geworven worden om de groei mogelijk te maken, maar ook om de uitstroom aan huisartsen op te gaan vangen. Al met al betekent dit dat er op korte termijn landelijk 600 nieuwe opleiders gezocht gaan worden en dit wordt 9
Pagina 10
op één lijn 32 3e uitgave 2008 een gezamenlijke inspanning van de acht regionale huisartsopleidingen verenigd in de Huisartsopleiding Nederland en de LHV. De LHV zal binnenkort een brief sturen naar alle huisartsen in Nederland om deze te attenderen op en te interesseren voor het opleiderschap. In een aantal opleidingsinstituten ontstaat een nijpend tekort aan opleiders. Tot nu toe hebben we de groeiende behoefte van het instituut in Maastricht goed kunnen bijhouden en zijn alle aios voorzien van een opleidingsplaats. Door een gecoördineerde werving van opleiders, met name door Lilian Aarts, zijn er vanaf 1 januari 2006 in totaal 46 nieuwe opleiders begonnen. Dit betekent niet dat er evenveel stageplaatsen bijgekomen zijn, want soms komen opleiders uit een bestaande opleidingspraktijk, met alle fysieke beperkingen vandien. Vanaf voorjaar 2008 verloopt de werving van nieuwe opleiders vooral via twee speciaal daarvoor aangestelde opleiders, te weten Marc America en staflid Frie Bekkers. Ondersteund door Lilian zullen ze zo gericht mogelijk huisartsen benaderen met de vraag om voor het opleiderschap te kiezen. Met dit artikel wil ik de huisartsen (en de assistentes) oproepen om voor deze twee actieve wervers en Lilian zo toegankelijk mogelijk te zijn. Ze zullen zo actief mogelijk helpen om de weg naar een goed opleiderschap te plaveien. Daarnaast hebben we gelukkig ook nog voortdurend spontane aanmeldingen van huisartsen die graag opleider willen worden. Verder zal aan alle actieve opleiders via de opleidervereniging gevraagd worden om binnen hun netwerken te kijken of ze geschikte personen zien voor het opleiderschap. We zullen dus op een aantal manieren blijven doorgaan met werven en als alles naar wens gaat, zal in de toekomst het beeld van de terugkomdagen voor opleiders veel meer beheerst worden door jongere en vrouwelijke huisartsopleiders. Voor meer informatie en het laatste nieuws op onze website: www.hag.unimaas.nl/huisartsopleiding Oproep alumnivereniging huisartsopleiding Maastricht In 2009 bestaat de huisartsopleiding 35 jaar DOOR PAUL RAM, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Tal van groepen oud-haio's komen nog steeds bij elkaar (al dan niet met de begeleiders van toen) en er zijn vele hechte vriendschappen ontstaan tijdens het volgen van de opleiding. Een alumnivereniging bestaat echter nog niet. Misschien is de tijd rijp om, na 35 jaar huisartsopleiding, een alumnivereniging op te richten. De huisartsopleiding wil een dergelijk initiatief ondersteunen met middelen en menskracht. De doelstelling van de alumnivereniging is gericht op het met elkaar in contact brengen van oud-haio's, het in kaart brengen waar aios terecht zijn gekomen, het organiseren van sociale activiteiten en het uitwisselen van vakinhoudelijke standpunten, actuele thema's, innovatieve scholingsvormen en "pareltjes van onderwijs". Specifiek denken we aan een (digitale) nieuwsbrief, ruimte op de website van de huisartsopleiding, na afloop van de aiosdag een feestavond waar de jonge en oude klaren elkaar ontmoeten, het onderhouden van een database met oud10 haio's, medewerkers etc. Voor het oprichten van een alumnivereniging zijn we op zoek naar oud-haio's die een bestuursfunctie ambiëren of anderszins hun medewerking willen verlenen. Voor meer informatie over de alumnivereniging Huisartsopleiding Maastricht kan je je wenden tot Joost Dormans 043-3882892 of joost.dormans@hag.unimaas.nl De aios die 'afzwaaien' tijdens het afscheidsuitje boerengolf op één lijn 32 3e uitgave 2008 WONCA 2008 in Istanbul: Europees congres voor huisartsen en aios “Family Practice, bringing the art of medicine to the people” DOOR RENSKE VERDIJK, AIOS 1. Organisatorische aspecten van screeningsprogramma’s in de verschillende Europese landen 2. Organisatorische en inhoudelijke aspecten van specifieke screeningsprogramma’s te weten; mamma carcinoom / cervix carcinoom, colorectale tumoren, prostaat carcinoom, cardiovasculaire ziekten. 3. De rol van de huisarts binnen de organisatie van deze screeningsprogramma’s. Ik heb natuurlijk veel plezier gehad met mijn mede aios. Het programma was gunstig ingedeeld zodat we naast hard werken, ook genoeg tijd hadden om de stad met al zijn prachtige moskeeën, paleizen en bazaars te bewonderen. We hadden zelfs tijd om een uitgebreid Turks badritueel te volgen in een Hamam. Verder was de aios borrel zeer geslaagd (feesten tot diep in de nacht) en tot slot: het gala diner aan de oever van de Bosporus was een absoluut hoogtepunt. Het mag een snoepreisje lijken, maar niets is minder waar. Voor de aios begon het WONCA congres namelijk niet op 4 september, maar op 22 juni, gewoon in Utrecht. Op deze zondag middag kwamen alle aios, die door middel van een motivatiebrief gesolliciteerd hadden om mee te mogen en toegelaten waren. Aios werden verdeeld in 5 groepen met ieder een eigen aandachtsgebied: Vasco da Gama Movement, Interculturele problematiek (2x), Jeugd en gezin, Preventie en Journalistiek. Ik werd ingedeeld bij de groep preventieve geneeskunde. Na een korte brainstorm sessie aan de gracht in Utrecht besloten we dat we wilden weten wat de Europese verschillen zijn als het gaat om het aanbod en de uitvoer van preventieve screeningsprogramma’s. Dit wilden we doen op twee manieren. Enerzijds door leden van de Europese werkgroep preventieve geneeskunde (Europrev) voorafgaand aan het congres een enquête toe te sturen met het verzoek deze in te vullen om vervolgens tijdens het congres op basis hiervan interviews bij deze personen af te nemen. De enquête en de interviews waren gericht op: 11 Helaas was de respons op onze enquêtes per e-mail erg laag en kregen wij slechts van 8 landen de gegevens. Dit was wel voldoende om te concluderen dat er grote verschillen bestaan tussen de verschillende Europese landen betreft het aanbod van screeningsprogramma’s, wie de screening uitvoert en wat de targetpopulatie van specifieke programma’s is. Op de Wonca 2008 bleek preventie een “hot item” te zijn in Europa. Tijdens de korte mondelinge presentatie ‘Cancer sessions’ werden er enkele onderzoeken gepresenteerd over screeningsprogramma’s gericht op kanker. Wat bleek: in Noord Europa wordt minder, maar wel beter volgens de Europese richtlijnen gescreend dan in Zuid-Europa. Opvallend dat er ook wordt gescreend op zaken waarvan evidence bestaat dat het niet zinvol is zoals screenen op colorectale tumoren door middel van occult bloedverlies test in de faeces. Uit een sessie gericht op preventie van psychische problematiek, kwam naar voren dat in Spanje zeer actief gescreend wordt bij mensen die at risk zijn. De huisarts, maatschappelijk werkers en verpleegkundigen screenen mensen met minimale risk factors voor psychische problemen en worden hier goed in begeleid. Ook was er aandacht voor de ethische aspecten van
Pagina 12
op één lijn 32 3e uitgave 2008 preventie. Michael Weingarten, huisarts in Israel, plaatste kanttekeningen bij het nut van gestructureerde preventie. Voorbeeld was het mammacarcinoom screening, waarbij 2000 vrouwen voor 10 jaar gescreend moesten worden om uiteindelijk bij één vrouw het leven te verlengen. Een andere keerzijde is dat er 10 vrouwen onnodig behandeld worden. Ook speelt dat er door screening mensen worden opgespoord die tijdens hun leven nooit klachten zullen ondervinden van de gevonden aandoening. Daardoor wordt iemand een patiënt terwijl hij dat helemaal niet hoeft te zijn. Al op het vliegveld en op de terugweg werden de bevindingen van onze werkgroep verwerkt in een verslag. Van de resultaten van de interviews werd een overzichtstabel gemaakt die samen met onze conclusies werd gepresenteerd aan onze mede aios op de terugkomdag na het congres op zondag 5 oktober in Utrecht. Ook de andere werkgroepen toonden daar hun resultaten. Er werd geëvalueerd en iedereen was het unaniem eens over de toegevoegde waarde van het bezoeken van een internationaal congres voor je opleiding en de integratie van de diverse huisartsenopleidingen. Al met al is het WONCA congres voor de aios niet alleen een leuk ontspannen “schoolreisje” geweest. Dat alle aios zich daar aan gehouden hebben bleek ook wel uit het feit dat vrijwel alle aios zelfs bij de laatste middag sessies nog aanwezig waren terwijl menig Nederlandse huisarts begeleider / opleider of hoofd opleiding al hotelwaarts ging. Ik kijk terug op mijn bezoek aan het WONCA congres 2008 in Istanbul als een verschrikkelijk leuke en leerzame ervaring die de gelegenheid biedt om van diverse landen te leren, om kennis te maken met buitenlandse vakgenoten en vakidioten, en om mede-aios uit andere landen en instituten beter te leren kennen. Hopelijk mag ik volgend jaar weer mee? http://www.woncaeurope.org Samenwerking Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE) en Universiteit Maastricht (UM) Structurele zorgverbetering & innovatie DOOR MARK SPIGT, ONDERZOEKER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM & ROBERT VENING, HOOFD AFDELING INHOUD EN ORGANISATIE ZORG SGE Opportunistisch of structureel innoveren? De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) adviseerde in 2005 de minister van volksgezondheid in haar rapport “van weten naar doen” over de acties die ondernomen moeten worden om de verspreiding van innovaties in de zorg te versnellen. Het advies vloeide voort uit het algemene gevoel dat verbeteringen in de zorg traag of zelfs helemaal niet worden doorgevoerd. De RVZ stelde dat de overheid de voorlopers moeten belonen en de achterblijvers moet straffen. Bovendien moeten de prestaties van individuele zorgaanbieders openbaar worden gemaakt. Dit in 2005 geformuleerde uitgangspunt van de overheid heeft grote consequenties (gehad) voor de eerstelijnszorg. Door de maatschappelijke druk om te innoveren ligt het gevaar op de loer dat zorgverleners overgaan tot opportunistisch innoveren. Allerlei lokale projecten, zorgplannen en zorginnovaties worden doorgevoerd zonder dat feitelijk bekend is of hiermee de zorg werkelijk 12 verbetert. Na invoering van een overhaast ingevoerde ‘innovatie’ vraagt men zich vaak af of de zorg nu feitelijk verbeterd is. Helaas zijn er dan door het ontbreken van goede controlegegevens, geen goede mogelijkheden meer voor effectevaluatie. Zodoende worden dure en arbeidsintensieve maatregelen ingevoerd zonder dat het uiteindelijke doel – een betere zorg - wordt bereikt. Hoe groter en belangrijker een organisatie is, hoe meer verwacht wordt dat deze organisatie voorop loopt bij de verdere ontwikkeling van de eerstelijnszorg. De Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE) is zo’n grote eerstelijns organisatie waar in toenemende mate van buitenaf een beroep op wordt gedaan om te innoveren. De SGE (www.sge.nl) bestaat uit negen gezondheidscentra met ongeveer 40-45 huisartsen en circa 60.000 patiënten. Binnen deze centra werken huisartsen, apothekers, fysiotherapeuten, tandartsen, praktijk-, tandarts- en apothekersassistenten. De SGE levert aan 27% van de totale bevolking van Eindhoven op één lijn 32 3e uitgave 2008 geïntegreerde eerstelijnszorg. Mede ingegeven door de waan van de dag en de druk van buitenaf wordt de SGE voortdurend gevraagd, uitgedaagd en soms gedwongen te participeren in allerlei projecten. De SGE wil echter structureel werken aan kwaliteitsbeleid en meer sturend optreden als het gaat om innovatie. Hoe zorgen we ervoor dat onderzoeksresultaten gebruikt worden? Waar de zorgverleners meer moeten innoveren, moeten de wetenschappers meer implementeren. CVZ en ZonMw inventariseerden gezamenlijk in november 2007 in het rapport “Tijdelijke toelating van veelbelovende innovaties tot het pakket”, hoe het kan dat veel zorginnovaties uiteindelijk stranden. Zij geven aan dat subsidiegevers van bijvoorbeeld doelmatigheidsonderzoek een optimale validiteit van het onderzoek (meestal gerandomiseerd experiment) vereisen. Hiervoor is specifieke onderzoeksexpertise nodig, die niet aanwezig is bij zorgverleners. Dit stimuleert een spilfunctie van de onderzoeker en het zorgt ervoor dat zorgverleners in dit proces afhaken. Doordat de zorgverleners buiten spel staan bij de toekenning van onderzoeksgelden herkennen zij zich uiteindelijk vaak niet in de onderzochte innovaties. De innovaties bieden vaak geen oplossing voor de problemen die zij ervaren. Hierdoor worden wetenschappelijke projecten eenmalige en kortdurende projecten, met als uiteindelijke opbrengst een wetenschappelijke publicatie, maar geen verbeterde zorg. Om het gat naar de praktijk te dichten wordt daarom vanuit de overheid een steeds dringender beroep gedaan op wetenschappers om de toepasbaarheid van hun onderzoek te vergroten. Logische samenwerking Voor structurele toetsing en de ontwikkeling van zorginnovaties, heeft de SGE een onderzoekspartner nodig. Voor onderzoeksgegevens en know-how over de dagelijkse zorg, heeft de UM een zorgpartner nodig. Samenwerking lijkt dus vanzelfsprekend. Het fundament voor samenwerking in Eindhoven ligt er al, in de vorm van de SMILE-studie. Het SMILE-onderzoek (www.SMILE-Eindhoven.nl), dat gebruik maakt van de medische data en vragenlijsten. Verschillende vakgroepen zijn vanaf het begin betrokken bij de SMILE studie. Belangrijke vakgroepen die participeren in de SMILE-studie zijn huisartsgeneeskunde, gezondheidsvoorlichting, medische sociologie, epidemiologie en zorgwetenschappen. De vragenlijsten worden jaarlijks verstuurd aan een groot deel van de patiënten van de SGE. In de vragenlijsten ligt de nadruk op leefstijl en psychosociaal functioneren. Hoogleraar Huisartsgeneeskunde Job Metsemakers en hoogleraar gezondheidsvoorlichting Hein de Vries zijn de projectleiders van SMILE. Logistiek wordt het project gecoördineerd door Ben van Steenkiste en de wetenschappelijke coördinatie is in handen van Mark Spigt en Marjan van den Akker. SMILE onderscheidt zich van veel andere registraties door de mogelijkheid om medische gegevens te koppelen aan gegevens uit vragenlijsten. Alle huisartsen die aangesloten zijn bij de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE) hebben de informatie over hun patiënten geautomatiseerd. Zij houden de medische gegevens (klachten, diagnosen, verwijzingen naar specialist en voorschrijven van medicijnen) van al hun patiënten bij met een zogenaamd Huisarts Informatie Systeem (HIS). De huisartsen binnen de SGE werken allen met hetzelfde computerprogramma (Medicom®). Met behulp van dit informatiesysteem registreren de huisartsen de relevante zorggegevens. Voor het SMILE onderzoek wordt twee maal per jaar een deel van de gegevens uit de gezondheidscentra anoniem opgeslagen in een centraal databestand van de Universiteit Maastricht. De SMILE data-infrastructuur biedt unieke mogelijkheden voor rapportages en publicaties over de stand van zaken met betrekking tot kwaliteit van zorg bij een bepaalde aandoening. Bovendien kan de dataset gebruikt worden bij de evaluaties van de effectiviteit van zorginnovaties. Zorginnovaties kunnen gefaseerd binnen de SGE worden ingevoerd. Na verloop van tijd kan de interventie geëvalueerd worden en als zij effectief blijkt, kan worden overgegaan tot implementatie. Stand van zaken Met behulp van een investering vanuit de UM en de SGE is het mogelijk om deze onderzoekslijn vlot te trekken. Deze investering was noodzakelijk aangezien het erg lastig is om financiering te krijgen voor het ontwikkelen van innovaties. Pas als er een mooie innovatie ligt, zullen financiers geïnteresseerd kunnen worden. Het komende jaar zullen we met deze investering op allerlei gebieden innovaties ontwikkelen. Zo is Luc Gidding, met een vliegende start door het Kootstra-fellowship, begonnen met het ontwikkelen van een zorginnovatie op het gebied van depressie. Via zowel kwantitatieve als kwalitatieve analyses moet duidelijk worden waar de knelpunten en mogelijkheden liggen in de zorg rondom depressie. Op basis van deze analyses zal hij een voorstel doen voor een innovatie. Deze innovatie wordt vervolgens na verkregen draagvlak van de professionals binnen de SGE gefaseerd binnen de SGE uitgezet en geëvalueerd. De zorgverleners van de SGE worden op allerlei manieren betrokken bij de innovatie. Goede afstemming binnen dit traject tussen UM en SGE is daarbij cruciaal. Het plan is dat zij gaan deelnemen aan de verschillende projectgroepen die de onderzoekstrajecten uitdenken. Zij worden tevens uitgenodigd hun mening te geven over de knelpunten en oplossingen en ze zijn cruciaal bij de registratie van zorggegevens. Op de volgende pagina krijgt Luc Gidding de kans zich uitgebreid voor te stellen, maar ook op het gebied van diabetes, COPD en hart- en vaatziekten zijn we al druk bezig innovaties te ontwikkelen. Daarover wellicht later meer. 13
Pagina 14
op één lijn 32 3e uitgave 2008 Stelt zich voor: Onderzoeker Luc Gidding DOOR LUC GIDDING Luc Gidding Sinds 7 augustus jl. werk ik met veel plezier bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Ik ben geboren in 1982 in Kerkrade alwaar ik ook het Gymnasium heb gevolgd. In 2001 ben ik begonnen met mijn studie Geneeskunde in Maastricht waarvoor ik in 2008 mijn artsenbul heb ontvangen. Mijn belangstelling voor de geneeskunde en biologie is altijd gecentreerd rond vraagstukken over het gedrag en de gevoelens van de mens, afwijkende gevoelens en de beïnvloedbaarheid van dit gedrag. Hoe denken en reageren wij en wat gaat er mis als we een situatie verkeerd inschatten door een psychisch probleem? Hoe zou ík geesteszieke mensen kunnen helpen? Daarom heb ik elke mogelijkheid tijdens mijn studie benut om mij verder te verdiepen in psychische klachten en voornamelijk depressie, mede door keuzestages over depressie, alternatieve behandelingen voor psychische klachten en begeleiding van werknemers met psychische klachten. In jaar vier van de studie heb ik een keuzeblok gedaan waarbij Paul Knipschild mijn begeleider was. Van hem leerde ik de basisprincipes van gedegen wetenschappelijk onderzoek en de kritische beschouwing daarvan, ten einde te komen tot echte evidence-based medicine. Zijn motivatie en grote kennis waren aanstekelijk en hebben er voor gezorgd dat ik steeds enthousiaster werd met betrekking tot het verwerven van (nieuwe) medische kennis en de wetenschappelijke onderbouwing daarvan. Gemotiveerd werd ik ook door de goede samenwerking die ik met Mark Spigt had tijdens mijn WESP-stage bij HAG, waarbij ik goed kon merken dat mijn arbeid gewaardeerd werd en belangrijk was. De vakgroep Huisartsgeneeskunde en CAPHRI School for Public Health and Primary Care vormen een omgeving waar ook veel te leren vált. Een WESP bij HAG betekent een intensieve begeleiding, veel en goede hulpmiddelen en een onderwijsweek met colleges. Tijdens mijn WESP voerde ik de nulmeting depressie in de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE) uit. De nulmeting depressie is het uitgangspunt waaraan een nieuw zorgprogramma voor depressie getoetst zal worden. 14 Het doel is om in een veel gestructureerder en actiever behandeltraject voor depressieve patiënten te voorzien, vooral bij mensen met mildere depressieve klachten waarbij de effectiviteit van antidepressiva dubieus is. Ik wil graag de handen uit de mouwen steken om de zorg voor mensen, getroffen door depressieve gevoelens, waar mogelijk, te verbeteren. Dit komt voort uit mijn jarenlange interesse voor psychische klachten, maar ook omdat ik vind dat betrouwbare zorg voor depressie ontzettend belangrijk is. Voor geen enkele groep symptomen en aandoeningen als voor psychische ziekten geldt zo sterk dat de drempel om een hulpverlener te bezoeken hoog is. We weten dat een grote groep personen die lijdt aan depressie nooit hulp zoekt. Vooral in de eerstelijns gezondheidszorg vind ik het daarom heel belangrijk dat er adequate en bereikbare zorg is voor deze mensen. Bovendien blijkt dat ook de zorgverleners erg veel moeite hebben met de diagnosestelling en behandeling van depressie, leidend tot niet tijdig onderkennen van depressies en ineffectief beleid. Uit de nulmeting komt naar voren dat er grote variatie bestaat tussen huisartsen in de manier waarop zij depressie aanpakken. Via een duidelijk behandeltraject moeten de huisartsen binnen de SGE meer kennis en handvatten krijgen zodat zij zich beter in staat voelen om deze mensen doeltreffend te kunnen helpen. Naar aanleiding van de resultaten van de nulmeting heb ik in april 2008 tijdens de Maastricht Medical Students Research Conference (MMSRC) de prijs voor beste mondelinge presentatie gewonnen. Tijdens het MMSRC kreeg ik verder de aanmoedigingsprijs van het KNMG uitgereikt omdat ik de presentatie met de meest holistische benadering van de geneeskunde had. In dezelfde periode heb ik een Kootstra Talent Fellowship verkregen voor de duur van een jaar van de Universiteit Maastricht ter financiering van het zorginnovatie depressie onderzoek. Voor mij persoonlijk zijn dit ook aanwijzingen dat we op de goede weg zijn met deze zorginnovatie. Verder heb ik gemerkt dat het erg prettig en stimulerend is te werken bij HAG en ik ben dan ook zeer blij met deze keuze. Op dit moment zijn we bezig om financiering te verkrijgen voor continuering van dit onderzoek, als promotietraject. Voorts hoop ik spoedig mijn eerste artikel te kunnen publiceren. Ik kijk dan ook met het volste vertrouwen uit naar de komende jaren en dank jullie allen alvast hartelijk voor de prettige en vruchtbare samenwerking. op één lijn 32 3e uitgave 2008 Stelt zich (ook) voor: Onderzoeker Ruth Brauer DOOR RUTH BRAUER Ruth Brauer was een excellente master studente die terecht het Fellowship heeft verworven. Zij werkt nu als Kootstra fellow aan het NicVAX-project. Het “Kootstra Talent Fellowship” programma is in het leven geroepen door het Bestuur van de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML). Talentvolle geneeskunde, gezondheidswetenschappen en levenswetenschappen studenten kunnen de Kootstra Fellowship gebruiken om de tijd tussen het afstuderen en indiensttreding als promovendus te overbruggen. Om een Kootstra Fellowship te verkrijgen moet een voorstel worden geschreven en ingediend bij het bestuur van FHLM. Het Kootstra-voorstel wordt beoordeeld evenals de studieresultaten van de student, maar ook zijn of haar ervaring c.q. interesse op onderzoeksgebied en zijn of haar motivatie. Het doel van de NicVAX studie is het onderzoeken van de werkzaamheid en de veiligheid van het onderzoeksvaccin NicVax in combinatie met het geneesmiddel Champix om rokers te helpen met stoppen. Vaccinatie met NicVAX stimuleert de aanmaak van antilichamen in het lichaam tegen nicotine. Nicotine die tijdens het roken is geïnhaleerd wordt in een aantal seconden via de longen opgenomen in het bloed en getransporteerd naar de hersenen. De verslavende werking van nicotine treedt op zodra nicotine bindt aan de acetylcholine receptoren in het centrale zenuwstelsel van de hersenen. Door vaccinaties met NicVAX kunnen antilichamen zich binden aan de geïnhaleerde nicotine waardoor nicotine niet meer naar de hersenen kan worden getransporteerd. Het nicotine molecuul is door binding met de antilichamen te groot om de bloed-hersenbarrière te doorkruisen. Het onderzoek is uniek van opzet, omdat Champix als een tweede geneesmiddel zal worden gegeven om te stoppen met roken. Champix doet datgeen dat met vaccinaties alleen niet bereikt kan worden: Champix vervangt de nicotine in de hersenen, voorkomt dat nicotine tot op zekere hoogte wordt gemist en laat het verlangen naar een sigaret afnemen. Wij denken dat rokers met deze combinatie van middelen een optimale kans krijgen om te stoppen met roken. Ruth Brauer Mijn naam is Ruth Brauer, en ik heb een Kootstra Fellowship ontvangen om dit jaar aan het NicVAX onderzoek te kunnen beginnen. De laatste maanden is door veel mensen hard gewerkt om te zorgen dat het onderzoek toch echt kan starten, en ook ik mag daar nu mijn bijdrage aan leveren. Het is een groot onderzoek, en we hopen straks op 600 deelnemers te kunnen rekenen. Er zal nauw samengewerkt worden met het Slotervaart ziekenhuis in Amsterdam voor de rekrutering van deze deelnemers. Het onderzoek is niet alleen groot in logistieke zin, maar de gevolgen van een vaccin dat stoppen met roken zou kunnen vergemakkelijken, zullen ook enorm zijn. Het zullen de aankomende tijd spannende maanden worden en met veel plezier kijk ik er naar uit om met iedereen te mogen samenwerken. 15
Pagina 16
op één lijn 32 3e uitgave 2008 Als beste getest De WESP! DOOR LUC GIDDING, ONDERZOEKER EN WESP-BEGELEIDER Binnen de vruchtbare en snel groeiende samenwerking tussen de vakgroep Huisartsgeneeskunde en de SGE verdient het grote aantal WESP’en binnen deze samenwerking ook zeker de aandacht. Misschien is het goed om eerst nog even kort in te gaan op het begrip WESP. Een WESP-stage is de afkorting voor de WEtenSchapsParticipatie-stage die met de invoering van het nieuwe basiscurriculum geneeskunde in 2001, een vast onderdeel van 18 weken is geworden van het zesde jaar van de opleiding tot basisarts. Dit is een welkome verbetering ten opzichte van het oude curriculum waarbinnen veel minder aandacht bestond voor ‘het doen van onderzoek’. Immers, als de artsen van later al tijdens hun studie het belang en de complexiteit leren begrijpen van evidencebased medicine, zullen ze tijdens hun zorgcarrière beter gebruik kunnen maken van de beschikbare kennis in de literatuur en wellicht nóg productiever samenwerken met onderzoekers. Binnen de samenwerking met de SGE bestaan verschillende grote projecten zoals het SMILE-onderzoek (Studie naar Medische Informatie en Leefwijzen in Eindhoven). Met behulp van de verzamelde data uit deze studie kunnen een veelvoud aan verschillende en interessante deelprojecten geformuleerd worden die zich goed lenen voor een WESP-stage. Ik denk hierbij aan Anouk Machielsen (toekomstverwachting en ervaren ziektelast bij patiënten met astma), Remco Franssen (factoren van invloed op verandering in lichamelijke activiteit), Linda de Boer (verschillen in invloed tussen aanvalsgewijze en constant aanwezige chronische ziekten op dagelijks leven) en Patrick Veit (depressie en angst bij ouderen). Daarnaast bestaan er de grote zorginnovatie-lijnen voor diabetes mellitus, cardiovasculair risicomanagement, COPD en depressie, gecoördineerd door Mark Spigt. Het uitgangspunt voor de innovatie COPD is een nulmeting die op dit moment door Carole Rouwette wordt uitgevoerd, met hulp van de SMILE-groep. Het depressieteam wordt nu gecompleteerd door Jessica de Snoo en Emmaline Brouwer. Beide studenten zijn aan de slag met focusgroepen met patiënten, huisartsen, POH-GGz en andere relevante partners om de zorginnovatie depressie zo volledig 16 mogelijk, bottom-up vorm te geven ten einde een in de praktijk bruikbare en effectieve innovatie te creëren. In het verleden zijn er geluiden te horen geweest van onderzoekers dat het moeilijk is om een WESPstagebeschrijving te formuleren ver voor de daadwerkelijke startdatum van de stage. Dit probleem kunnen we in deze grote projecten tackelen door de beschrijvingen wat algemener te houden. Zo kunnen we de studenten ook veel meer betrekken in het formuleren van hun eigen specifieke stagedoelstellingen. Ons streven is om studenten heel zelfstandig te laten werken zodat ze zelf veel eigen input en output hebben en hun eigen weg kunnen zoeken. Dit wordt door studenten doorgaans als erg prettig ervaren. Voor onderzoekers vormen de WESP’en een goede ondersteuning en de mogelijkheid om veel meer te doen met evenveel tijd en geld. Onze ervaring leert dat deze studenten gemotiveerde en kritische teamleden zijn die in 18 weken veel kunnen betekenen voor het overkoepelende onderzoeksproject. Als beste getest en een aanrader voor iedereen: WESP! op één lijn 32 3e uitgave 2008 De kanonnen van weleer Wat iedere huisarts moet weten van… VAN DE REDACTIE, DOOR HENK GOETTSCH Met een canon wordt het geheel van teksten, beelden, kunstwerken en gebeurtenissen bedoeld dat het referentiekader is van een gedeelde cultuur of religie (bron Wikipedia) Heel Nederland is momenteel met een canon bezig. Een trend is duidelijk: “Spreek je uit en men spreekt je tegen”. Naast een verslag van lopende zaken en aankondigingen van komende activiteiten, leek het de redactie een goed idee om ruimte te maken voor een terugblik, het historisch perspectief. Waar begin je? We vroegen aan 3 (oud)medewerkers om hun canon van de Nederlandse huisartsgeneeskunde op papier te zetten. Zij kregen daarbij de vrije hand mits het maximum aantal woorden niet overschreden werd. Vanwege deze restrictie kunt u in dit nummer wel de bijdrage van Harry Crebolder en Yvonne van Leeuwen lezen, maar niet die van Raymond Leclercq. Laatstgenoemde heeft een dusdanig grondige, maar ook lijvige geschiedschrijving gepleegd, dat de redactie het zonde vond daar maar een fragment van te plaatsen. U kunt zijn bijdrage opvragen via op1lijn@hag.unimaas.nl. De geschiedenis is blijkbaar geen gesloten boek. De canon volgens: Oost, west… zuid best! DOOR YVONNE VAN LEEUWEN De redactie van dit blad wil de huisartsgeneeskunde, pas 50 jaar jong, vereren met een canon en gelijk heeft ze. Markeringspunten vergroten het inzicht in plaats en richting. Ik zocht en vond episoden… personen… verbanden…! Oude schilderijen, Vermeer, Hals, Steen, tonen de dokter thuis, kijkend in een opgeheven pisglas of voelend aan een pols. Het zou zo nú kunnen zijn! 500 jaar dus, niet 50, maar identiteit wordt nu eenmaal geboren uit onderscheid en dat ontstond rond 1950 toen effectieve behandelmethoden – o.a. antibiotica - en daarna al snel specialisten hun intrede deden. Geen rauwe lever meer, maar vitamine B. Niet elke week grotere schoenen maar plaspillen. Niet meer kuren maar een kuur PAS tegen TBC. De begeleider, trooster, raadsman aan bed werd een echte geneesheer. De eerste voorvechter van de algemene praktijk met de facetten die we nog steeds als kern van ons vak zien, was Just Buma die in 1949 promoveerde op het proefschrift: de huisarts en zijn patiënt. Buma stond aan de wieg van het Nederlands Huisartsen Genootschap en de Woutschotenconferentie (1956) waar het vak als credo kreeg: continue, integrale en persoonlijke zorg. De ikoon uit die tijd was Frans Huygen, huisarts te Lent bij Nijmegen, officieel benoemd in 1968 tot buitengewoon hoogleraar in de toepassing van de geneeskunde in het gezin. De observaties in zijn boek Family Medicine sluiten naadloos aan bij de huidige inzichten uit de genetica. 17
Pagina 18
op één lijn 32 3e uitgave 2008 Nog zo’n reus, Jan van Es, in 1966 benoemd, zette naar eigen zeggen zijn dip na een tiental jaren huisarts-zijn om in een veelheid aan acties op het gebied van wetenschap, bestuur en onderwijs. De eerste eenjarige opleiding tot huisarts startte in 1973 onder zijn leiding in Utrecht. Daarna ging het hard. De gedragswetenschappen deden hun intrede, geïnspireerd door de observaties van Huygen, dat ziekte(gedrag) niet los kon worden gezien van opvoeding en omgeving. Uit die school kwam Richard Grol voort, al boog die snel af naar de omgeving van de huisarts zelf en diens tools, zoals onderlinge toetsing en standaarden. Ook hij bepaalde richting. Na de gedragswetenschappers volgden de epidemiologen, die de besliskunde als ‘rekentaal’ introduceerden. Deze taal was uitermate geschikt om aan te geven hoe anders de huisarts dacht en deed dan de specialist; immers, de prevalenties en daarmee de voorspellende waarden van testen waren anders! André Knottnerus grondvestte het huisartsgeneeskundig- epidemiologisch onderzoek dat een grote vlucht nam en Nederland een koppositie in de wereld bezorgde. Huygen was een scrupuleus observator en een uitstekend clinicus geweest. Door het accent op belendende wetenschappen waren deze kerneigenschappen tijdelijk uit het zicht verdwenen. De laatste jaren komt echter het ambachtelijk karakter van het vak in nieuwe vorm terug. De kaderopleidingen in klinische deelgebieden, gegrondvest door Harry Crebolder, zijn daarvan exponent. Is het erg onheus dicht bij huis te eindigen en Jo Baggen te noemen als degene die al in de 70er jaren hiervoor pleitte? En over bias gesproken: de canon beziende moet men toch concluderen: oost, west… zuid best! De canon volgens: Continu, integraal en persoonlijk DOOR HARRY CREBOLDER, EMERITUS HOOGLERAAR HUISARTSGENEESKUNDE UM Die canon luidt: ‘de beoefening van een continue, integrale en persoonlijke geneeskunde voor de mens in zijn eigen omgeving (bijvoorbeeld het gezin)1. De relatie met de patiënt heeft een continu en persoonlijk karakter. Door rekening te houden met de somatische, psychische en sociale aspecten van de klachten, ontstaat een integrale benadering. Die benadering kan nog versterkt worden door ook aspecten van het gezin als systeem in aanmerking te laten komen. De huisarts is tenslotte de enige geneeskundige die patiënten in zijn eigen leefomgeving bezoekt. Die omschrijving van het eigen terrein en de eigen taak is pas in 1956 geformuleerd door prof. dr. Frans Huygen, later overgenomen door het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en algemeen aanvaard. Dat was een noodzakelijke actie, omdat in die tijd de huisartsgeneeskunde als medische discipline onder grote druk stond en zelfs dreigde te verdwijnen. De specialistische geneeskunde ontplooide zich door de toegenomen technologische mogelijkheden en dat dreigde ten koste te gaan van wat toen nog de algemene geneeskunde werd genoemd. Daarbij speelde tevens een rol de invoering van het ziekenfondsstelsel sedert de tweede wereldoorlog. Meer dan 70 % van de bevolking was op die wijze verzekerd. Gevolg was een grote (en veelal terechte) toename van de consumptie en evenredige groei van de werklast, een grote (veelal onterechte) vraag om verwijzing, en een relatief magere beloningsstructuur. Kortom, er was behoefte aan precisering van de kenmerken van het vak en aan maatschappelijke erkenning van het beroep. Een kleine groep huisartsen, onder wie de onlangs overleden prof. dr. J.C. van Es, heeft van die nood een deugd gemaakt en – achteraf gezien – de basis gelegd voor onze huidige positie. Wij zijn hen veel dank verschuldigd! Na de genoemde omschrijving werd het NHG opgericht, en dat leidde weer tot de start van ons aller tijdschrift ‘Huisarts en Wetenschap’. De wetenschappelijke onderbouwing van ons vak kreeg gestalte. Van Es werd in 1966 in Utrecht de eerste hoogleraar huisartsgeneeskunde, in de jaren zeventig gevolgd door benoemingen aan de andere universiteiten. Er kwam een eigen huisartsopleiding, eerst 1 jaar, daarna 2 jaren en nu 3 jaren. In het basiscurriculum werd een stevige positie opgebouwd. Het wetenschappelijk onderzoek kwam op gang; eerst met behulp van gedragswetenschappelijke disciplines, later met inbreng van epidemiologen. Huygen werkt de positie van de huisarts in 1978 verder uit, in termen die ons nu als vanzelfsprekend in de oren klinken. 1. Huygen FJA. Paradigma’s voor de huisartsgeneeskunde. Huisarts Wet 1978;21:447-50 18 op één lijn 32 3e uitgave 2008 De huisarts is vooral ‘patiënt georiënteerd’, de ziekenhuisspecialist eerder ‘ziekte georiënteerd’. Voor de dagelijkse zorg betekent zulks dat de huisarts ervan uitgaat dat de patiënt gezond is, tot het tegendeel is bewezen. Een ‘vertaling’ daarvan is de benaming ‘gezondheidscentra’ in de eerste lijn, en ‘ziekenhuizen’ in de tweede lijn. De huisarts functioneert op het grensvlak van zelfzorg en professionele zorg en vervult zo de functie van ‘poortwachter’. Met andere woorden: hij bemiddelt tussen de klachten van de patiënt en het medisch systeem. Een operationalisatie daarvan is de International Classification Primary Care (ICPC), waarvan prof.dr. Henk Lamberts een van de grondleggers is. Daarin komt als het ware de ‘vertaling’ terecht. In dat proces beoordeelt de huisarts de risico’s voor de patiënt en heeft daardoor een vanzelfsprekende (primaire en secundaire) preventieve taak. Door de automatisering is hij in staat zijn praktijk in kaart te brengen en te bezien als een ‘population at risk’ met incidenties en prevalenties. Dat fenomeen heeft krachtig bijgedragen aan het epidemiologisch denken in de huisartsgeneeskunde. Het stelt ons in staat in kaart te brengen in welke omvang welke aandoeningen worden gepresenteerd, en te onderzoeken welke determinanten daarbij een rol kunnen spelen en welke de effecten zijn van interventies. Ons RegistratieNet Huisartspraktijken (RNH), een dynamisch steekproefbestand van ca 100.000 patiënten is in dat perspectief een ‘goudmijn’ gebleken. Deze benaderingswijze heeft er in zeer belangrijke mate toe bijgedragen dat de huisartsgeneeskunde hoog scoort als wetenschappelijke discipline, en kerngegevens kan aanleveren voor het medisch onderwijs, nascholing en toetsing. De consequentie daarvan is dat huisartsgeneeskunde een van de kerndisciplines is binnen de medische faculteiten en het overheidsbeleid kunnen beïnvloeden. Hoe staat het nu met die canon uit 1956? De continuïteit van zorg in de persoon van de huisarts is in steeds mindere mate te realiseren door de ‘parttimisering’ van het beroep en de grootschalige Huisartsenposten. Dat is een verliespost, maar voor het persoonlijk leven van veel huisartsen een winst. Het verlies kan ten dele worden opgevangen door een nauwkeurige registratie en een zorgvuldige overdracht. De integrale benaderingswijze in het consult is thans een wezenlijk onderdeel van het basiscurriculum en de huisartsopleiding. De gedragswetenschappen hebben in de jaren zeventig en tachtig daaraan zeer bijgedragen. Maar ook op organisatorisch nivo heeft ons vak een andere gestalte gekregen. Andere disciplines hebben zich bij de huisarts gevoegd: wijkverpleegkundigen, praktijkondersteuners, maatschappelijk werkenden, psychologen, sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen en anderen. Er treedt teamvorming op en hun onderlinge samenwerking vindt in toenemende mate plaats vanuit één gebouw of lokatie. Die ontwikkeling leidt ertoe dat we nu spreken over eerstelijns voorzieningen. De huisartspraktijk van weleer, wordt steeds meer onderdeel van een dergelijke voorziening, gericht op een min of meer omschreven populatie. Het is een ontwikkeling die door de ziektekostenverzekeraars en overheid wordt gestimuleerd. Binnen die context worden via ketenzorg en transmurale DBC’s afspraken gemaakt met ziekenhuizen, RIAGG’s en thuiszorgorganisaties. Het is in mijn optiek een onontkoombare ontwikkeling om ons gedachtegoed, onze canon, in de markt van ‘ziekte en gezondheid’ stevig overeind te houden. Aan de deelnemende huisartsen van AMUSE-2: Denkt u nog aan AMUSE-2? Zend iedere verdenking van longembolie in! Om de klinische beslisregel van Wells en de point-ofcare D-dimeer test te valideren moeten we kunnen rekenen op een representatieve populatie. Een huisarts ziet 3 à 4 verdenkingen van longembolie per jaar. Eén gemiste inclusie betekent 25% gemist! Denk dus aan AMUSE-2 en vraag de patiënt voor deelname! Een kleine stap voor de huisarts, een grote stap voor het onderzoek! Vragen? Neem gerust contact met ons op: amuse-2@hag.unimaas.nl ■ Marion de Mooij, onderzoeksassistente (tel. 043-3882324) ■ Petra Erkens, onderzoeker (tel. 043-3882300) ■ Jelle Stoffers, huisarts / projectleider regio (tel. 043-3882250) Algemene faxnummer Huisartsgeneeskunde is weer in gebruik: 043-3619344. 19
Pagina 20
op één lijn 32 3e uitgave 2008 Een relevant en interessant “oud” artikel Wat maakt Huisartsgeneeskunde anders? DOOR MARK BRUEREN, HUISARTSBEGELEIDER HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Tijdens de introductieperiode en kennismaking in de eerste maand van de opleiding tot huisarts komt het altijd wel aan de orde. ‘Waarom wil je huisarts worden?’ En op deze vraag worden verschillende antwoorden gegeven. ‘Ik wilde in elk geval niet in een ziekenhuis werken’, ‘ik had eigenlijk specialist willen worden, maar huisartsgeneeskunde is een goede tweede keus’, ‘de algemene geneeskunde spreekt me aan, en ik hecht aan een persoonlijk contact met patiënten’ of – heel concreet – ‘in het coschap in de huisartspraktijk kwam ik er achter dat dit vak het best bij me past’. Etc, etc. In een, overigens niet heel recent, artikel1 met als titel ‘The importance of being different’ zet Ian McWhinney de verschillen tussen huisartsgeneeskunde en medischspecialistische disciplines mooi op een rij. In de inleiding vermeldt hij dat academisch werkzame huisartsen zich vaak aan de rand voelen staan van de medische faculteiten waar ze deel van uitmaken, en zich anderzijds vervreemd voelen van hun collega-huisartsen die voor honderd procent in de praktijk werken. De randpositie die huisartsgeneeskunde binnen de academie inneemt, heeft volgens hem vooral te maken met de verschillen tussen huisartsgeneeskunde en specialistische geneeskunde. Hij noemt er vier. 1. Huisartsgeneeskunde is de enige medische discipline die zich beschrijft in termen van relaties, in het bijzonder de arts-patiëntrelatie. Waar andere medische disciplines zich met name richten op inhoud, ziekten, orgaanstelsels of technologie, is binnen de huisartsgeneeskunde de relatie met de patiënt meestal belangrijker dan de inhoud. Huisartsen kennen de mensen vaak al voordat ze een klacht of ziekte hebben. 2. Huisartsen denken en handelen meer in termen van individuele patiënten dan in abstracties. In gesprekken met voltijds werkende huisartsen viel op dat sommigen van hen alleen maar over huisartsgeneeskunde konden praten door het te hebben over hun eigene ervaringen met patiënten. Volgens McWhinney is dit een gevolg van de sterke band tussen huisarts en patiënt. Hoe dichter we bij iemand staan, des te meer oog en oor hebben we voor individuele behoeften, wensen, angsten, verwachtingen, en des te lastiger wordt het om te abstraheren. 3. Huisartsgeneeskunde richt zich op het organisme als geheel en hanteert minder strikt een mechanistisch verklaringsmodel. Denken en handelen in termen van organismen is complex en impliceert dat men moet kunnen en durven leven met onzekerheden. Ik ben zo vrij hier toe te voegen dat dit in de praktijk nog wel eens tot problemen leidt, wanneer de patiënt mechanistisch denkt (‘die rugpijn moet toch een oorzaak hebben en die pijnstillers van u nemen de oorzaak toch niet weg?’) en de huisarts zich richt op de klachten, functioneren, beleving, angst en onrust, consequenties voor werk en leven van alledag, poging tot voorkomen van catastroferen etc. 4. Huisartsgeneeskunde is de enige medische discipline waar het ziel-lichaamdualisme wordt overstegen. Denken en handelen in termen van ‘het is psychisch’ of ‘het is lichamelijk’ is in de huisartspraktijk vaak lastig, onmogelijk, of voegt niets toe. De huisarts zal vaak – meer of minder bewust – gebruik maken van een biopsycho-sociaal verklaringsmodel. Aan het einde van zijn artikel schrijft McWhinney dat het vaak lastig is om anders te zijn, maar hij moedigt huisartsen aan om vooral zo door te gaan want het anders-zijn is juist de kracht van het vak. Wel is volgens hem meer kwantitatief onderzoek nodig om dit allemaal – het is vaak wel nog vaag, we voelen het zo, maar is het ook zo? – wetenschappelijk te onderbouwen. 1 Ian R McWhinney. The importance of being different. British Journal of General Practice 1996; 46: 433-436 20 op één lijn 32 3e uitgave 2008 Studium Generale (SG) Breed… is dat ver van je bed? DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, LID ADVIESCOMMISSIE SG Het wereldgebeuren is complex en globaal! Je surft zo via de Amerikaanse presidentsverkiezingen naar de ontbossing in Borneo. Maar… informatie is nog geen kennis en weten is nog niet weten-wat-te-doen. We moeten op deze weetplaneet ons een mening zien te vormen over heel wat issues-at-stake. Wij, maar vooral ook onze studenten die straks in leidinggevende functies hun maatschappelijke verantwoordelijkheid gestalte gaan geven. Je zou soms niet zeggen, dat ze dat zo zien. Buiten het vak wordt weinig geschoold. We lijken vooral op te leiden tot expert en veel minder tot intellectueel. Dat laatste is uitdrukkelijk wel de ambitie van de Universiteit Maastricht met de rector Gerard Mols, als warm pleitbezorger, voorop. Hij pleit voor een ‘academic community’ van weldenkende en ontwikkelde mensen. Studium Generale is de instelling binnen de instelling die ons rijkelijk voorziet van lezingen, debatten en uitvoeringen die ‘er toe doen’. Excellente sprekers en debaters treden op. Wie wel eens geweest is heeft zeker rode oortjes gehad of heeft op het puntje van zijn stoel gezeten. Laat het je niet ontgaan en geef het goede voorbeeld aan de ‘next generation’. Geef mij ook tips voor sprekers of onderwerpen, want ik zit in de adviescommissie Studium Generale namens onze faculteit. Ontvang per maand het programma per mail www.sg.unimaas.nl. door je daar op te geven voor de digitale nieuwsbrief. Je zult er geen spijt van hebben. Enne.. neem eens een student of één van je kinderen mee! Wenckebach Symposium 14-11-2008 Semi-shopping?! DOOR ANOUK MACHIELSEN, CAROLE ROUWETTE EN SERVAAS VAN ZIJL, WESP-STUDENTEN Om 11.45 uur arriveerden wij, 3 WESP-studenten, in een nog bijna uitgestorven Roda-stadion in Kerkrade. Na onze aanmelding (inclusief badge met “Semi-arts”, hier zouden we later nog veel vragen over krijgen van de aanwezige standhouders) begonnen we de dag met een lunch met uitzicht over het veld. Het programma begon met de uitreiking van de “van Berckelprijs” aan Dr. Wagenvoort voor zijn onderzoek naar MRSA. Vervolgens begon de eerste ronde workshops. Wij bezochten deze dag onder andere de volgende sessies: Meer gadgets dan auto 21
Pagina 22
op één lijn 32 3e uitgave 2008 Psoriasis, Tuchtrecht, Kindermishandeling, Polsaandoeningen en Valpreventie. Deze workshops waren zeer leerzaam en goed toepasbaar in ons toekomstig werkveld. Tussendoor was er voldoende tijd om de vele aanwezige stands te bezoeken. In het begin waren we nog wat terughoudend, maar na aanmoediging van de standhouders kregen ook wij de smaak van het “freeshoppen” naar nuttige en minder nuttige gadgets te pakken. De afsluitende plenaire sessie werd verzorgd door de oud bondscoach van het Belgische DavisCup-team, die nu zijn geld verdient met het coachen van managers uit het bedrijfsleven. Speciaal voor deze dag liet hij de overeenkomsten zien tussen geneeskunde en topsport. Conclusie: Naast IQ speelt ook EQ en PQ een belangrijke rol in de medische wereld1. De dag werd afgesloten met een gezellig etentje en we reden, vol van nieuwe kennis en de auto vol van gadgets, terug naar huis... Referentie 1: Koen Gonissen. De bedrijfsatleet. 2003. Broodjes verstand, met als beleg: Drugs, Q-koorts en ethiek DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, ORGANISATIE “Broodjes verstand” zijn de refereerlunches van de vakgroep huisartsgeneeskunde met onderwerpen op het raakvlak beroep en maatschappij. Op 30-9 werd het Broodje Verstand opgediend door Mieke Bruggeman, huisarts te Vaals. Zij is jarenlang werkzaam geweest in de verslavingszorg. Mieke begon haar verhaal met de prijzen van de diverse soorten drugs, die goedkoper waren dan ik had gedacht! Er waren duidelijke verschuivingen te zien t.o.v. 15 jaar geleden. Met name het aantal jonge heroïnegebruikers was afgenomen ten gunste van partydrugs en multigebruik (o.a. samen met alcohol). Ook de hulpverlening is veranderd. Minder nadruk op het ‘gemotiveerd zijn’ van de gebruiker, meer nadruk op het totale beeld / leven van de gebruiker. Een psychiatrische component is vaak oorzaak van het (chronisch) drugsgebruik, maar staat ook de behandeling in de weg. Men werkt steeds vaker met een multidisciplinair team c.q. meervoudige benadering van de (psychiatrische) stoornissen. Van de huisarts wordt gevraagd om ook het totaalbeeld in het oog te houden en daarover te rapporteren aan de tweedelijnszorg. Een SPV-er in de praktijk kan een goede rol spelen bij de verwijzing. Maar misschien nog belangrijker: denk vaker aan druggebruik bij somatische klachten! Op 21-10 ging het Broodje over Q-koorts, een in onze regionen (vooral zuid Nederland) opkomende infectieziekte, die verraderlijke vormen aanneemt en al 22 enkele levens heeft gekost. Wat kan de huisarts ermee en wanneer moet hij/zij op zijn hoede zijn? Welke rol heeft de huisarts in het indammen van de epidemie? De GGD geeft enkele waardevolle suggesties. Op 2-12 nam een aios het voortouw in de ethiek, zin en onzin van preventie. Ze is lid van de landelijke vereniging (LOVAH), werkgroep: politiek en maatschappij. Om preventie is veel te doen, in de politiek, via verschillende rapporten, maar ook verzekeraars zijn er mee bezig. Patiënten willen meer mogelijkheden om zelf aan preventie te doen: check-ups, cholesterol bij de apotheker, meer vragen/eisen om diagnostiek etc. Hoe moeten huisartsen zich hierin opstellen? Wilt u op de uitnodiginglijst van Broodje Verstand: mariet.wanders@hag.unimaas.nl op één lijn 32 3e uitgave 2008 In gesprek met Ben van Steenkiste De UM komt naar u toe?! VAN DE REDACTIE DOOR BABETTE DOORN Er is veel behoefte aan actieve deelname van praktiserende huisartsen binnen het onderwijs in de geneeskunde, de huisartsopleiding en het wetenschappelijk onderzoek. Soms is die behoefte omgekeerd en vragen huisartsen de universiteit om ondersteuning. Het gaat meestal om opvolging van huisartsen: of we de vacature willen verspreiden en of de universiteit geschikte kandidaten weet. De vakgroep hoort nog een ander geluid uit een selecte groep praktijken: of we kunnen helpen bij het doen van onderzoek? Het gaat dan om in de praktijk geïnitieerde projecten, zoals het verrichten van een evaluatiestudie voor een zorgverzekeraar. Onderzoeker Mark Spigt, ging na zijn promotie hiermee aan de slag voor de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE). Hij probeert het mes aan 2 kanten te laten snijden: onderzoekers (inclusief ouderejaars studenten) voeren uit wat praktijken willen (bv het genereren van cijfers uit een HIS en het doen van een nulmeting) en vervullen ook de behoefte van de wetenschap (publiceren, aanvragen van wetenschappelijke subsidies voor het doen van grootschalig onderzoek). De vakgroep besloot in 2007 om deze ondersteuning uit te breiden naar andere praktijken. In 2008 kwam Ben van Steenkiste in beeld om hierbij te ondersteunen. Wie Ben is, wat hij doet en wat hij mogelijk voor u kan betekenen, daarover sprak ik onlangs met hem. Ben (54 jaar) heeft jarenlang als verpleegkundige aan het bed gewerkt. Aan heel veel verschillende bedden, van chronische zieken, ouderen tot psychiatrische patiënten. Verder is Ben behulpzaam, praktisch ingesteld, veelzijdig en hij houdt van pionieren. Het zal u dan niet verbazen dat hij samen met zijn vrouw Marion eerder in Afrika heeft gewerkt. Ben woont met zijn gezin in Sittard, waar zijn vrouw huisarts is. Hij heeft alle veranderingen die de afgelopen jaren voorbij trokken in de huisartsenwereld, van dichtbij meegemaakt (“alsof het vak zelf al niet lastig genoeg is”). Hij noemt o.a. de ICT ontwikkelingen, de komst van nieuwe functionarissen en het nieuwe zorgstelsel. Daar word je niet of nauwelijks voor opgeleid Ben van Steenkiste als huisarts. Al met al nog een wonder dat er zoveel huisartsen tijd vinden om mee te doen met opleiden en onderzoek! Na het Afrika avontuur (1989-1992) lokte de verplegingswetenschap. Hij kwam met de toenmalige WOK (Werkgroep Onderzoek Kwaliteit) en Richard Grol (later hoogleraar kwaliteit van zorg) in aanraking. Ben ging uiteindelijk onderzoek doen in Maastricht, onder begeleiding van dr. Trudy van der Weijden. Hij raakte bekend met kwaliteit van zorg en: implementatieonderzoek. De weerbarstige wereld van de praktijk versus de wetenschap kent Ben maar al te goed. Bij projecten binnen deze onderzoekslijn wordt beoogd de positie van de patiënt te verbeteren en te versterken. Op dit moment begeleidt hij 2 onderzoekers bij hun promotie: Marije Koelewijn (Impala project) en huisartsonderzoeker Jasper Trietsch (DTO-FTO project). Marije houdt zich bezig met cardiovasculair risicomanagement in de eerstelijn en Jasper met het voorschrijf- en diagnostisch testgedrag van huisartsen. Een andere component van zijn functie is het projectmanagement van de Studie naar Medische Informatie en Leefwijzen in Eindhoven (www.smile-eindhoven.nl), kortweg SMILE. Het laatste deel van zijn werk wordt nu gereserveerd voor overige onderzoeksmatige ondersteuning van het huisartsenveld. 23
Pagina 24
op één lijn 32 3e uitgave 2008 De ondersteuning In het voorjaar van 2008 kwam een eerste verzoek om te helpen bij het in kaart brengen van alle praktijkgebonden projecten rondom Ouderenzorg in het netwerk van de 12 academische praktijken (A12). De kunst is het vinden van de gulden middenweg tussen een “quick and dirty” onderzoek / scan en de zuivere wetenschap aan de andere kant van het spectrum. Bijvoorbeeld: de uitvoerbaarheid en de zinvolheid van het screenen van ouderen. Doe je dat preventief of juist niet, en wat doe je met de uitkomsten (want iets vinden gebeurt zeker)? Een andere vraag aan Ben betreft een inventarisatie van patiëntbesprekingen in de eerste lijn, zowel in de literatuur als in de realiteit (tips welkom!). Het werkt als volgt U heeft een bepaald probleem of klus liggen die u niet alleen kan of wil oplossen. Dat kan in beginsel heel breed zijn: patiënten(groep), organisatie of aandoeningen. Het kan gaan om zorgprogramma’s of zorginnovatie. Samen komen we een stuk verder. Zomaar een voorbeeld van een mogelijke hulpvraag zou kunnen zijn: Hoe zet ik een beweegprogramma op in mijn praktijk (wie weet gekoppeld aan een onderzoekje of het nut/ effect heeft)? Hoe contact? Per mail (ben.vansteenkiste@hag.unimaas.nl) of telefoon 043-3884279. Ben doet de intake en helpt (of verwijst) waar mogelijk volgens het principe ‘wie het eerst komt’. U dient in beginsel zelf actief contact te zoeken, Ben gaat niet zelf de boer op. Als het nodig blijkt en of klikt, dan komt Ben uiteraard graag op bezoek. U vraagt, wij vragen door. Het EGPRN Congres in Boedapest 16-18 oktober 2008 Integrated Management of Cardiovascular Disease DOOR TINY VAN MERODE, HUISARTS TE MAASTRICHT Het thema van de najaarsbijeenkomst van de EGPRN – European General Practice Research Network – die werd gehouden in het prachtige Boedapest, was ‘Integrated Management of Cardiovascular Disease’. Een populair onderwerp voor praktiserende huisartsen, maar het ging ook om de stand van zaken in de eerste lijn in diverse Europese landen en om de evidence waarop al die richtlijnen gebaseerd worden. Daarnaast werd de komst aangekondigd van de ‘European Research Agenda for Primary Care/General Practice’, waarvan de definitieve versie in september 2009 gepresenteerd zal worden op het Europese WONCA congres in Bazel. De keynote speakers kwamen uit verschillende landen. Carlos Brotons (Barcelona), voorzitter van het EUROPREV netwerk, besprak de haken en ogen van de diverse scoresytemen voor cardiovasculair risicomanagement en de pogingen die verder te verbeteren. Hij pleitte voor 24 Presentatie door Leanne van Heur op één lijn 32 3e uitgave 2008 het bevorderen van een gezonde lifestyle bij iedereen. Manfred Maier, hoogleraar huisartsgeneeskunde te Wenen, wijdde een kritisch betoog aan het meten van de impact van medisch onderzoek. Hij citeerde Albert Einstein - ‘Not everything which can be counted, counts and not everything, which counts, can be counted’ - en gaf een overzicht van diverse maten om de maatschappelijke en wetenschappelijke impact van onderzoek en onderzoekers te meten. László Kalabay, hoogleraar huisartsgeneeskunde aan de Semmelweissuniversiteit van Boedapest, gaf een overzicht over de stand van huisarts en wetenschap in Hongarije. Arno Hoes, hoogleraar te Utrecht, besprak aan de hand van nieuwe diagnostische testen op het gebied van hart- en vaatziekten, een aantal theoretische achtergronden voor de interpretatie ervan voor toepassing in de praktijk. ‘Wat voegt een test toe aan wat we al hebben?’ en ‘hoe beïnvloedt de uitslag van de test mijn beleid?’ zijn de vragen die we ons moeten stellen. Het antwoord op die vraag bepaalt welke diagnostische testkenmerken we belangrijk moeten vinden, in de praktijk zijn dat vaak de negatieve of positieve voorspellende waarde van een testuitslag. De lezingen en posters over hart- en vaatziekten waren opgesplitst naar de onderwerpen preventie en kliniek. Mary Byrne (Galway, Ierland) presenteerde de resultaten van een indrukwekkende RCT van een complexe interventie bij patiënten met een hartziekte. Na 18 maanden bleek de intensief begeleide groep (optimale praktijkorganisatie naast zorg-op-maat voor iedere patiënt) vergeleken met een controlegroep die zorg als gebruikelijk ontving geen significante verschillen te vertonen in bloeddruk, cholesterolspiegel, fysieke en geestelijke gezondheid. Het enige statistisch significante verschil was een geringer aantal ziekenhuisopnames in de begeleide groep. Annelies van Linden (Antwerpen) presenteerde een studie rond de mogelijkheden om in huisartsregistratiesystemen in Vlaanderen een Cardiovasculair Preventie module te implementeren. In Vlaanderen worden wel 20 verschillende HISsen gebruikt en geen ervan is in staat de richtlijn te implementeren. De klinische lezingen waren meestal in parallelsessies, zodat je moest kiezen. Diverse Franse onderzoekers presenteerden studies over de wensen en verwachtingen van patiënten over cardiovasculair risicomanagement. De lezingen en posters over andere onderwerpen, de ‘freestanding papers’ waren gevarieerd. Ook waren er ‘One-slide/Five minutes’ presentaties over ideeën voor onderzoek naar respectievelijke mantelzorgers van Alzheimer patiënten (Alain Mercier, Frankrijk) en een besliskundig model voor de diagnostiek van acute cystitis (Osnat Melamed, Israel). Het was een verrassing om te zien hoe goed deze onderzoekers de mogelijkheden van powerpoint wisten te gebruiken om met ‘één’ dia een goed verhaal te presenteren. Leanne van Heur (open access echocardiography in Oostelijk Zuid-Limburg), Jelle Stoffers (alternatieve diagnosen in de differentiële diagnostiek van het trombosebeen), Tiny van Merode (geslachtsverschillen in symptomen van COPD) en Hay Derkx (kwaliteit van telefonische triage in huisartsenposten) hielden de ‘Maastrichtse’ eer hoog met hun presentaties, die stuk voor stuk goede discussies genereerden. Het EGPRN congres is naar mijn mening – ik ben een ‘perifere’ huisarts die ook onderzoek doet - een inspirerende bijeenkomst: een prettige sfeer waarin je je welkom voelt, gekoppeld aan een hoge wetenschappelijke kwaliteit. Het thema van Boedapest leende zich uitstekend voor discussies over richtlijnen en de plek van de individuele huisarts en patiënt daarin. Onafhankelijk nadenken is ook voor huisartsen nog steeds een goede eigenschap. De samenvattingen, inclusief e-mail-adressen van de onderzoekers, zijn te vinden op www.egprn.org en worden gepubliceerd in the European Journal of General Practice. De volgende EGPRN bijeenkomst, van 7-10 mei 2009, wordt gehouden in Bertinoro, tussen Bologna en Rimini. Naast themagebonden bijdragen (‘het gebruik van het EMD voor onderzoek’) zijn ook vrije bijdragen weer welkom. Deadline: 15 januari 2009. Zowel individuele onderzoekende huisartsen als huisartsgeneeskundige afdelingen en andere organisaties kunnen lid worden van EGPRN. Zie ook hiervoor de EGPRN website. 25
Pagina 26
op één lijn 32 3e uitgave 2008 Promoties Faculty of Health Medicine and Life Sciences – HAG (gerelateerd) Vrijdag 12 september 2008 Loes van Bokhoven Promotores: prof.dr. G.J. Dinant; prof.dr.mr. R.P.T.M. Grol, RU Nijmegen/UM; prof.dr. P.J.E. Bindels, UvA, Amsterdam; co-promotor: dr. T. van der Weijden. Titel: “Blood test ordering for unexplained complaints in general practice.The feasibility of a watchful waiting approach” Huisartsen zien dagelijks patiënten op het spreekuur bij wie zij niet direct een diagnose kunnen stellen. We noemen deze klachten onbegrepen. Huisartsen vragen bij onbegrepen klachten vaak bloedonderzoek aan, maar dit heeft verschillende nadelen. 90 procent van de onbegrepen klachten gaat namelijk vanzelf over en omgekeerd kun je met bloedonderzoek bij onbegrepen klachten niet altijd een ziekte opsporen. Daarom is een paar weken afwachten en alleen bloedonderzoek doen als patiënten klachten houden een goed alternatief. Ons onderzoek laat zien dat deze strategie haalbaar is en niet leidt tot ontevreden of ongeruste patiënten. Ook gaan patiënten geen alternatieven, zoals alternatieve genezers zoeken. Vrijdag 26 september 2008 Femke Lamers Promotores: co-promotor: en het welzijn van ouderen. In dit proefschrift wordt aangetoond dat een kortdurende psychologische aanpak, gebaseerd op cognitieve gedragstherapie en zelfmanagement en uitgevoerd door een eerstelijns verpleegkundige, depressieve klachten kan verminderen en kwaliteit van leven kan verhogen bij ouderen met diabetes en/of een chronische longaandoening (COPD). Tevens blijkt uit een kosteneffectiviteitonderzoek dat er een grote kans bestaat dat deze aanpak in de praktijk niet kostenverhogend is. Invoering van deze aanpak in de huidige zorg voor chronisch zieke ouderen kan de kwaliteit van de zorg voor deze groep ouderen verbeteren. Inauguratie van professor Jos Schols, benoemd in de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences tot bijzonder hoogleraar Verpleeghuisgeneeskunde. Titel van de rede: “Verpleeghuisgeneeskunde al langer officieel erkend; maar ook herkend en gekend?” Vrijdag 10 oktober 2008 Arina ten Cate-Hoek Promotor: prof.dr. M.H. Prins; co-promotores: Dr. H.E.J.H. Stoffers; dr. K. Hamulyak. Titel: “New developments in diagnosis and treatment of deep vein thrombosis”. prof.dr. J.Th.M. van Eijk; prof.dr. J.A. Knottnerus; dr. H. Bosma. Titel: “Treating depression in chronically ill elderly. The evaluation of a Minimal Psychological Intervention." Ouderen met een chronische aandoening hebben vaak ook te kampen met stemmingsproblemen. Dit kan een behoorlijk negatief effect hebben op de gezondheid Dit proefschrift beschrijft naast studies naar de behandeling van trombose tevens diagnostische studies. Met een klinische beslisregel en een point of care D-dimeer test kunnen huisartsen bij patienten bij wie een trombosebeen wordt vermoed zelf de diagnose veilig, efficient en kosten-effectief uitsluiten in 50% van de gevallen. Dit zijn de conclusies van het AMUSEonderzoek dat gezamenlijk werd uitgevoerd door de universiteiten van Amsterdam, Maastricht en Utrecht. Deze diagnostische strategie is opgenomen in de nieuwe huisartsenrichtlijn ‘diepe veneuze trombose’. 26 op één lijn 32 3e uitgave 2008 Tineke van Geel Promotores: prof.dr. G.J. Dinant; prof.dr. P.P. Geusens; co-promotor: Dr. D.J.M. van der Voort. Titel: “Fracture prediction in primary care: more than bone alone”. Mede door de vergrijzing van onze bevolking vormen botbreuken een toenemend gezondheidsprobleem. De kosten en sterfte gerelateerd aan botbreuken stijgen aanzienlijk. Het is dus van medisch en maatschappelijk belang dat botbreuken voorspeld kunnen worden. Met behulp van de drie voorspellers (1) een eerdere botbreuk, (2) osteoporose en (3) leeftijd, kan het 10-jaarsrisico op botbreuken bij postmenopauzale vrouwen van 50 jaar en ouder bepaald worden. De belangrijkste voorspeller is het recent hebben doorgemaakt van een botbreuk. Zonder preventieve behandeling hebben postmenopauzale vrouwen 1 van de 4 volgende botbreuken binnen 1 jaar en 1 van de 2 volgende botbreuken binnen 5 jaar na een eerste botbreuk. Vrijdag 24 oktober 2008 Tanja Maas Promotores: prof.dr. C.P. van Schayck; prof.dr. J.A. Knottnerus; co-promotores: dr. E. Dompeling; dr. G. Wesseling. COPD (oftewel chronische bronchitis en longemfyseem) is een veelvoorkomende en ernstige longziekte die voornamelijk door roken veroorzaakt wordt. Vooral voor rokers met COPD is het van levensbelang om te stoppen met roken. Het doel van deze studie was te onderzoeken of meer mensen stoppen als zij vroegtijdig opgespoord en geconfronteerd worden met COPD. Ruim 300 rokers deden mee aan het experiment. De confronterende aanpak bleek op lange termijn niet beter te zijn dan een standaardbehandeling; slechts 11% was na 12 maanden nog steeds rookvrij. De hoge terugval geeft aan hoeveel moeite rokers hebben om van hun verslaving af te komen. Benoeming tot hoogleraar per 1 november 2008 Prof. dr. Marcus Huibers (36) is benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Empirisch gestuurde psychotherapie’ aan de Faculty of Psychology and Neuroscience. De deeltijdleerstoel wordt gefinancierd door de Academische RIAGG Maastricht en richt zich op onderzoek naar de wetenschappelijke onderbouwing van psychotherapie, in het bijzonder in de behandeling van depressie. Centraal staan de verdere ontwikkeling van werkzame vormen van psychotherapie, het onderzoek naar de effectiviteit en werkingsprocessen van psychotherapie en het gebruikmaken van deze verkregen kennis in de hulpverlening en het onderwijs. Prof. Huibers is als onderzoeker en docent werkzaam op de afdeling Clinical Psychological Science van de Universiteit Maastricht en werkt als psycholoog bij het team stemmingsstoornissen van het RIAGG Maastricht. Marcus Huibers werkte eerder als onderzoeker bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde en promoveerde in 2003 op “Fatigue among employees. Treatment in primary care and associations with chronic fatigue syndrome”. Titel: “PREVention of Asthma in genetically Susceptible Children (PREVASC)?” Gesteld dat Vrijdag 21 november 2008 Daniel Kotz Promotor: prof.dr. C.P. van Schayck; co-promotores: Dr. G. Wesseling; prof. dr. M.J.H. Huibers. ■ “Voor verbetering van tevredenheid en vermindering van ongerustheid bij patiënten met onbegrepen klachten geldt dat praten belangrijker is dan prikken” (promotie Loes van Bokhoven) ■ “Moedermelk is ondanks de vele artificiële technieken tot op heden niet volledig te evenaren” (promotie Tanja Maas) Titel: “Confronting smokers with previously undetected airflow limitation for smoking cessation”. ■ “Germans who are nice and funny are often percieved as “not typically German” by Dutch peole” (promotie Daniel Kotz) 27
Pagina 28
op één lijn 32 3e uitgave 2008 Promotie: osteoporose ‘Fracture prediction in primary care: more than bone alone’ DOOR TINEKE VAN GEEL, GEPROMOVEERD OP 10 OKTOBER 2008 Het onderzoek gepresenteerd in het mijn proefschrift getiteld ‘Fracture prediction in primary care: more than bone alone’ laat zien dat fracturen clusteren in de tijd, dat wil zeggen dat de kans op een tweede fractuur binnen één jaar na de eerste fractuur vele malen hoger is dan wanneer er meer tijd is verstreken tussen een eerste en een tweede fractuur. Dit impliceert dat bij iedere postmenopauzale vrouw die wordt behandeld voor een fractuur zonder uitstel preventie van een volgende fractuur moet worden gestart. Als er te lang gewacht wordt met behandelen, krijgt bijna 1 op de 4 vrouwen een tweede fractuur binnen 1 jaar na de eerste fractuur en ruim 1 op de 2 vrouwen binnen 5 jaar. Voor adequate preventie is het vaststellen van het fractuurrisicoprofiel van een patiënt noodzakelijk. Het model gepresenteerd in mijn proefschrift voorspelt op patiëntniveau het 10-jaarsfractuurrisico van een willekeurige postmenopauzale vrouw. De betreffende risicofactoren zijn verschillend voor vrouwen met en zonder een fractuur in de voorgeschiedenis. Voor vrouwen met een fractuur in de voorgeschiedenis is de enige voorspeller van een volgende fractuur het tijdstip waarop de voorafgaande fractuur plaatsvond: korter of langer dan vijf jaar geleden. Voor vrouwen zonder een fractuur in de voorgeschiedenis spelen leeftijd hoger dan 60 jaar en osteoporose een belangrijke rol. Alle postmenopauzale vrouwen met een fractuur in de voorgeschiedenis lopen een sterk verhoogd risico op een nieuwe fractuur. De vrouwen met een voorafgaande fractuur in de afgelopen 5 jaar hebben zelfs een 10-jaarsfractuurrisico van ruim 40%! Dit is 2.5 keer hoger dan het gemiddelde risico in de populatie. Van de vrouwen zonder een fractuur in de voorgeschiedenis hebben alleen de vrouwen met osteoporose een verhoogde kans op een nieuwe fractuur. Op basis van dit model kan een huisarts voor een postmenopauzale vrouw met een fractuurvoorgeschiedenis direct berekenen wat de kans is op een tweede fractuur, terwijl voor een postmenopauzale vrouw zonder een fractuur in de voorgeschiedenis kan de arts de kans berekenen nadat er een botmeting heeft plaatsgevonden. 28 Een alternatief voor het vaststellen van het fractuurrisico is het FRAX model van de Wereldgezondheidsorganisatie. Per patiënt zal afgewogen moeten worden welk model het beste kan worden toegepast. Als een patiënt een verhoogd risico loopt op het krijgen van een fractuur, is het een mogelijkheid dat de praktijkondersteuner een uitgebreide anamnese afneemt betreffende fractuurrisico- en valrisicofactoren. Zo kan er voor iedere patiënt een behandeling op maat worden gestart. Het belangrijkste resultaat vermeld in het proefschrift is dat fracturen clusteren in de tijd en dat er dus zonder uitstel preventie van een volgende fractuur moet worden gestart. Stelling 11 bij dit proefschrift: “Voor het krijgen van osteoporose hoef je niks te doen” op één lijn 32 3e uitgave 2008 Behandeling van eerste episode maagklachten geëvalueerd Het DIAMOND1 onderzoek in de Lancet DOOR GERDINE FRANSEN, ONDERZOEKER (GEPROMOVEERD IN OKTOBER 2007) In 2003 startten het UMC St. Radboud Ziekenhuis, het UMC Utrecht en de Universiteit Maastricht een onderzoek naar behandeling van eerste episode maagklachten: het DIAMOND onderzoek. DIAMOND is een grootschalig onderzoek waarin de CBO richtlijn voor maagklachten werd geëvalueerd en een step-up behandeling vergeleken is met een step-down behandeling. Binnenkort zal een studie over DIAMOND in de Lancet gepubliceerd worden, waarin geconcludeerd wordt dat behandeling volgens de richtlijn (=step-up) kosteneffectiever is dan de step-down behandeling. Het hebben van maagklachten is een veel voorkomende aandoening die verantwoordelijk is voor 3-8% van alle consulten in de eerstelijnszorg. In de richtlijn voor maagklachten (2004) staat dat huisartsen bij patiënten met een eerste episode maagklachten een step-up behandeling dienen te geven: starten met antacida of H2-ReceptorAntagonisten en bij geen resultaat verder gaan met protonpompremmers. In de praktijk wordt echter vaak gestart met protonpompremmers. Tot voor kort was het nog onduidelijk welke behandelstrategie het meest kosteneffectief was. Daarom is in 2003 het UMC St. Radboud Ziekenhuis in samenwerking met UMC Utrecht en Universiteit van Maastricht het DIAMOND–onderzoek gestart waarin de behandelstrategieën met elkaar vergeleken werden. Aan dit gerandomiseerde en gecontroleerde onderzoek hebben meer dan 300 huisartsen en 664 patiënten meegedaan. Hierdoor is er meer inzicht verkregen in de therapietrouw van de patiënten, de invloed van psychosociale en genetische aspecten op behandelsucces en de kosteneffectiviteit van de twee behandelstrategieën. Hoe was de therapietrouw van patiënten? De therapietrouw van patiënten was in beide behandelstrategieën laag, waardoor de evaluatie van de behandeling bemoeilijkt wordt. Immers, als een patiënt met aanhoudende klachten de voorgeschreven maagzuurremmer niet of niet optimaal heeft ingenomen, dan is het moeilijk om de effectiviteit van die maagzuurremmer te bepalen en te bepalen wat de vervolgbehandeling kan zijn. De lage therapietrouw gold vooral voor de tweemaal daags (H2-ReceptorAntagonist) en de viermaal daags (antacida) te nemen maagzuurremmers. Ook maakt 70% van de patiënten één of meer fouten bij medicatiegebruik. Zo slaan patiënten vaak doses over of ze nemen ze hun medicatie op een verkeerd tijdstip in. De therapie ontrouw van een patiënt is vooral hoog wanneer hij/zij voorafgaand aan de behandeling aangeeft moeite te hebben met medicatiegebruik. Wat is de invloed van psychosociale en genetische aspecten? Er blijkt een positief verband te zijn tussen psychosociale factoren en maagklachten: hoe hoger patiënten scoren op psychosociale factoren (b.v. depressie of angst), hoe ernstiger de (zelfgerapporteerde) maagklachten. Het behandelsucces hangt echter niet af van psychosociale problematiek en/of genetische factoren. Verder zijn er aanwijzingen dat genetische factoren een rol spelen bij de ernst van maagklachten. De klinische betekenis hiervan moet verder onderzocht worden. Welke behandelstrategie is het meest kosteneffectief? Uit onderzoek naar de kosteneffectiviteit van beide behandelstrategieën blijkt dat na een half jaar nagenoeg evenveel patiënten vonden dat hun klachten in voldoende mate verminderd waren (± 70% klachtenvrij). Ook de kwaliteit van leven van de patiënten verschilde voor beide behandelstrategieën na zes maanden niet. Patiënten die begonnen met de protonpompremmers waren in de eerste maand na start van de behandeling wel eerder klachtenvrij. De step-up strategie bleek echter kosten-effectiever te zijn. Dit verschil is volledig toe te schrijven aan de hoge kosten voor medicijnen. 1 Dutch study of InitiAl Management Of Newly diagnosed Dyspepsia 29
Pagina 30
op één lijn 32 3e uitgave 2008 Onderzoek naar astma (bij kinderen) RAKKER2 binnenkort van start DOOR HET ONDERZOEKSTEAM De RAKKER (Risico van Astma bij Kinderen en Kosten Effectiviteit en Risico identificatie) studie is eind 2006 afgesloten. Voor deze studie zijn destijds ongeboren kinderen geïncludeerd bij wie er géén sprake was van een eerstegraads familiale belasting voor astma. Deze kinderen zijn vergeleken met kinderen, bij wie er wèl sprake was van een eerstegraads familiale belasting voor astma, uit het PREVASK onderzoek. In de RAKKER studie is onderzocht of er met betrekking tot de ontwikkeling van ‘aan astma gerelateerde klachten’ interacties zijn tussen genetische en omgevingsfactoren. Daarnaast is onderzocht of primaire preventie van astma in de eerste twee levensjaren kosteneffectief is. Gebleken is dat in de eerste twee levensjaren eerstegraads familiale belasting een significante risicofactor is voor het ontstaan van ‘aan astma gerelateerde’ klachten. Huisstofmijt en (postnataal) roken door de ouders versterken het effect van eerstegraads familiale belasting op deze klachten. Het effect van eerstegraads familiale belasting wordt ook versterkt door het geven van flesvoeding in de eerste levensfase. Daarentegen bleek kinderdagverblijfbezoek meer ‘aan astma gerelateerde’ klachten te geven bij kinderen die géén eerstegraads familiale belasting voor astma hadden, maar was er geen effect te zien bij kinderen met een eerstegraads familiale belasting voor astma. In deze periode bleek primaire preventie van astma echter nog niet kosteneffectief. De RAKKER kinderen hebben ondertussen allemaal de leeftijd van 6-7 jaar bereikt, een leeftijd waarop objectief kan worden vastgesteld of er sprake is van astma bij een kind. De vervolgstudie RAKKER2 gaat daarom binnenkort van start. In deze studie zal, met behulp van al verzamelde gegevens (PREVASK en RAKKER), nog te verzamelen gegevens (RAKKER2) en gegevens uit de internationale literatuur de kosteneffectiviteit van meervoudige primaire preventie (meerdere preventiemaatregelen tegelijkertijd) ten opzichte van enkelvoudige primaire preventie (één preventiemaatregel, b.v. huisstofmijtreductie). Daarnaast zal worden onderzocht of er sprake is van interacties tussen genetische- (eerstegraads familiale belasting voor astma) en omgevingsfactoren (huisstofmijt, roken, etc) bij de ontwikkeling van astma. 30 Het onderzoekscohort bestaat uit circa 700 kinderen verspreid over het zuidelijke deel van Nederland. Van ruim 400 kinderen, de kinderen met een eerstegraads familiale belasting voor astma, zijn de gegevens al verzameld in de Omega studie. Van de overige kinderen zullen de gegevens in de komende periode verzameld worden in de RAKKER2 studie. Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden zullen de kinderen eenmaal gemeten worden. Na verkregen toestemming voor deelname aan het onderzoek ontvangen de ouders van de deelnemende kinderen een aantal vragenlijsten over de gezondheid van het kind, de aan astma gerelateerde kosten en de kwaliteit van leven van de kinderen. De longfunctieassistente verzamelt met behulp van een vingerprik bij de kinderen een beetje bloed dat wordt geanalyseerd op de aanwezigheid van allergenen. Daarnaast onderzoekt de longfunctieassistente met behulp van spirometrie de longfunctie van de kinderen en kijkt ze of er sprake is van reversibiliteit. De verwachting is dat er bij een deel van de kinderen (± 30%) sprake zal zijn van astmaklachten, maar dat er geen reversibiliteit kan worden aangetoond. Deze kinderen zullen worden uitgenodigd om naar het AzM te komen om een histamineprovocatie test te ondergaan. Op deze wijze kan objectief worden vastgesteld of er sprake is van astma. Naast de gegevens die op bovenstaande wijze verzameld worden, zullen aan de huisarts alle aan astma gerelateerde consulten, voorgeschreven medicatie, verwijzingen, en ziekenhuisopnames van de betreffende kinderen over de afgelopen jaren worden gevraagd. Op deze wijze kunnen naast de medische gegevens de directe kosten worden vastgelegd die verband houden met de, ontwikkeling van, astma. De RAKKER2 studie is een onderzoek van de afdeling Huisartsgeneeskunde van de ‘Faculty of Health, Medicine and Life Sciences’ van de Universiteit Maastricht. Voor het onderzoek wordt samengewerkt met de afdeling Medical Technology Assessment Universiteit Maastricht, de longfunctieafdeling Academisch ziekenhuis Maastricht en het Sanquin instituut Amsterdam. op één lijn 32 3e uitgave 2008 Het RAKKER2 team bestaat uit: Drs. Gerald Ramos Dr. Sandra Kuiper Prof. Dr. André Knottnerus Mw. Kitty van der Meer Mw. Arja van de Voorde Prof. Dr. Hans Severens Prof. Dr. Onno van Schayck onderzoeker projectleider projectleider onderzoeksassistente longfunctie assistente adviseur adviseur Als u vragen heeft over dit project of meer informatie wenst kunt u contact opnemen met de onderzoeker, Gerald Ramos. gerald.ramos@hag.unimaas.nl / 043-3882883. Wij streven ernaar u ieder kwartaal via ‘op één lijn’ op de hoogte te houden van de voortgang van dit project. Pneumokokkenvaccin bij ouderen CAPITA-onderzoek – een update DOOR MARIEKE BOLKENBAAS EN MARC BONTEN, ONDERZOEKERS Op 13 oktober is de CAPITA-studie van start gegaan, een grote vaccinatiestudie die wordt uitgevoerd door het Julius Centrum van het UMC Utrecht het effect van een nieuw pneumokokkenvaccin bij mensen van 65 jaar en ouder wordt onderzocht. In Limburg doen 135 huisartsen mee aan de CAPITAstudie. Deelnemers ontvangen het pneumokokkenvaccin of placebo, en krijgen daarnaast de griepprik. Voor deze eenmalige koppeling van het onderzoek aan de griepvaccinatie vindt niet alleen om praktische redenen plaats maar ook omdat zo goed naar het toegevoegde effect van pneumokokkenvaccinatie naast de griepvaccinatie gekeken kan worden. Helaas verloopt de CAPITA-studie niet zo vlekkeloos als de onderzoekers hebben gepland. Hoofdonderzoeker Marc Bonten: “Het plan om 83.000 deelnemers in 6 weken te vaccineren was natuurlijk erg ambitieus. Het had gekund als al onze aannames correct waren geweest en we geen onverwachte tegenslagen hadden gehad. Een aantal aannames bleek te optimistisch en daar kwamen we gaandeweg achter. Grotere problemen ontstonden echter door twee belangrijke tegenslagen. Nadat aanvankelijk verwacht werd dat het griepvaccin pas eind oktober beschikbaar zou zijn, en het hele programma, inclusief het uitnodigen van kandidaat-deelnemers een aantal weken was opgeschoven, bleek begin september dat het griepvaccin toch gewoon in de eerste week van oktober werd afgeleverd. Daardoor hadden we nog maar een korte periode waarin we alle 200.000 kandidaatdeelnemers moesten uitnodigen. Vervolgens maakte het mailing bedrijf cruciale fouten bij de verwerking van adressen aangeleverd door de huisartsen, de verzending van uitnodigingen en der verwerking van de antwoorden. In verband met privacy-wetgeving moest dit alles door een derde partij gebeuren, waardoor wij pas na alarmerende berichten van huisartsen beseften wat er zoal fout was gegaan. Vervolgens hadden we maar beperkte mogelijkheden, wederom in verband met privacy, om de gemaakte fouten te herstellen. Dat heeft helaas heel veel deelnemers gekost. “ Ook Marieke Bolkenbaas, arts-onderzoeker en huisarts in opleiding, kreeg veel klachten van huisartsen: “Wij zijn enorm vaak gebeld door praktijken die zelf geconfronteerd werden met problemen naar aanleiding van de mailing, of die juist veel klachten van patiënten kregen. Dat is natuurlijk een heel vervelende situatie, zowel voor de praktijken als voor ons als onderzoekers. De logistieke problemen namen op dat moment zo de overhand dat we bijna zouden vergeten waar het eigenlijk om gaat: het eigenlijke doel van het CAPITA-onderzoek, de onderzoeksvraag die we willen beantwoorden.” Waar gaat het CAPITA-onderzoek nu precies om? De vraag die de onderzoekers willen beantwoorden is of vaccinatie van 65-plussers met het pneumokokkenvaccin een toegevoegde waarde heeft bovenop de –in Nederland zeer goed georganiseerde- griepvaccinatie. In 2003 heeft de Gezondheidsraad zich over dit vraagstuk gebogen. De Raad kwam er niet uit, met name omdat er onvoldoende vergelijkend onderzoek op dit gebied is verricht. Vooralsnog heeft de Gezondheidsraad daarom geadviseerd pneumokokkenvaccinatie voor 65-plussers niet op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma, echter met de aanbeveling tot het verrichten van nader vergelijkend onderzoek van voldoende omvang. Voor het CAPITA-onderzoek wordt gebruik gemaakt van een nieuw 31
Pagina 32
op één lijn 32 3e uitgave 2008 13-valent pneumokokken-conjugaatvaccin, wat sterk lijkt op het 7-valente vaccin voor kinderen maar is uitgebreid met 6 pneumokokken serotypen om een betere bescherming bij ouderen te bereiken. Als uitkomstmaat voor effectiviteit wordt gekeken naar het aantal longontstekingen veroorzaakt door pneumokokken van de serotypen die in het vaccin zitten. Met 85.000 deelnemers zijn er na twee jaar voldoende gevallen om een uitspraak over de effectiviteit te kunnen doen. Marc Bonten: “Die 85.000 mensen halen we in de eerste ronde niet. Ondanks alle problemen zijn we erin geslaagd zo’n 30.000 deelnemers te includeren, wat op zich al een prestatie van formaat is. Hiermee is het al één van de grootste onderzoeken ooit gedaan. Vooraf is rekening gehouden met het scenario dat we ook na de griepvaccinatie nog zouden includeren en dat bereiden we nu voor. Hiervoor breiden we een aantal regio’s uit. In Limburg hebben we huisartsen in de regio Roermond benaderd en we hopen dat zij massaal deelnemen. Daarnaast is het natuurlijk ook mogelijk dat huisartsen in de bestaande regio’s (in Limburg alles ten zuiden van Roermond) nog aansluiten.” Wat is de rol van de huisarts in het CAPITAonderzoek? Marieke Bolkenbaas: “Medewerking van huisartsen is cruciaal voor ons. Aan de huisartsen wordt gevraagd geschikte patiënten te selecteren op basis van leeftijd (65 jaar of ouder) en een korte lijst van exclusiecriteria. De vaccinatie van deelnemers aan het onderzoek wordt door het Julius Centrum uitgevoerd in lokale vaccinatiecentra die goed bereikbaar zijn voor de deelnemers. We nemen hierbij extra maatregelen om dichterbij mensen in de buurt te kunnen komen dan in het eerste deel van CAPITA mogelijk was. Daarnaast vragen wij huisartsen in de eerste 28 dagen na vaccinatie alle ernstige ziekten van deelnemers, zogenaamde serious adverse events, te melden aan het Julius Centrum. Gedurende de twee daaropvolgende jaren zal het Julius Centrum met een vaste regelmaat bij de huisarts navragen of er deelnemers zijn overleden of verhuisd. Uiteraard nemen wij de ‘lessen’ die wij hebben geleerd uit het eerste deel van de studie mee in de organisatie van een vervolg. Ons doel is samen met de huisarts dit unieke onderzoek te laten slagen.“ Vragen, opmerkingen of tips? Mocht u naar aanleiding van dit artikel vragen hebben, dan kunt u een e-mail sturen naar capitaonderzoek@umcutrecht.nl of bellen met Marieke Bolkenbaas, arts-onderzoeker, mobiel 06-41222907 Verslag van een symposium Echografie door huisartsen DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIE & HUISARTSBEGELEIDER Co-assistentschap verloskunde: in 1978 nog een integraal onderdeel van het basiscurriculum. In het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam werden wij, tussen de vele bevallingen door, in kleine groepjes toegelaten tot een verduisterd kamertje, waar wij ademloos een t.v.-schermpje mochten bewonderen, waarop temidden van veel ruis een amorf, wittig vlekje schokkerige beweginkjes maakte: een foetus! In beeld gebracht door onschadelijke geluidsgolven. Asimov had het in zijn stoutste sf-dromen niet kunnen verzinnen, en ook niet, dat de echografie zich dertig jaar later een plek in de eerste lijn zou gaan veroveren. Want nu is dat realiteit. De belasting van echografie voor de patiënt is laag en de zo snel verkregen extra informatie over ziekte of gezondheid helpt ons verder in beslissingen voor een diagnose-behandelplan. De techniek is binnen bereik van de huisarts gekomen en de vernieuwde apparatuur garandeert betere beeldvorming. Als de behandelend arts zelf aanvullend echografisch diagnostiek kan doen, lijken zowel de arts als de patiënt hier (medisch gezien) profijt van te hebben. Bovendien is het kosteneffectief. 32 op één lijn 32 3e uitgave 2008 Nederland loopt hierin eens niet voorop. In de ons omringende Europese landen (Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk) behoort echografie tot huisartsenzorg. De regelgeving hieromtrent en vergoedingen hiervoor zijn vastgelegd. In Engeland bestaat sinds 2002 een systeem van opleiding eerstelijns echografie, waarna een registratie van bekwaamheid volgt, die voorwaarde is voor vergoeding. In ons land kan een geïnteresseerde huisarts nu de basiscursus volgen, zoals die gegeven wordt aan echografisten en verloskundigen in opleiding. Na afronding van de basiscursus zijn huisartsen bekwaam basale obstetrische en abdominale echografie uit te voeren. Voor deze basale bekwaamheid voert het CHBB de registratie. De instelling van een register voor Echografisch Bekwame Huisartsen (EBHA) dient ertoe de kwaliteit van de echografie door huisartsen in Nederland te borgen en te verbeteren. Tevens is het doel echografie te integreren in de praktijkvoering van de huisarts en de potentie van de echo-diagnostiek zichtbaar te maken door verantwoorde toepassing ervan. De registratie is nu nog beperkt tot de abdominale en obstetrische echografie. Voor de huisartspraktijk lijkt echter ook de MusculoSkeletal Ultrasound heel waardevol te kunnen worden. Iemand die daar vanuit zijn al lang bestaande bijzondere belangstelling voor het bewegingsapparaat in toenemende mate gebruik van maakt, is huisarts Ramon Ottenheim uit Geulle. Onlangs woonde ik een workshop bij, waar hij met terecht enthousiasme de echografie van met name het schoudergewricht demonstreerde. Ik was vooral getroffen door de dynamische diagnostiek: je kunt kijken naar de functie van een gewricht. Verbluffend om een impingement te zien optreden, en ook waardoor en bij hoeveel graden abductie. De techniek heeft zonder twijfel meerwaarde bij het stellen van de diagnose, geeft meer informatie over de prognose en geeft meer basis voor instellen van de juiste therapie, inclusief volgen van de opbrengst daarvan. Er is echter weinig wetenschappelijk onderzoek dat die meerwaarde aantoont van gebruik van echo voor de diagnostiek. De huisarts gebruikt de echo echter aanvullend voor klinische diagnostiek. Omdat de meerwaarde niet is onderzocht is de onderbouwing voornamelijk empirisch. Ramon Ottenheim heeft nu een onderzoeksopzet gemaakt om te proberen evidence te creëren. Bij goedkeuring door de subsidiërende instanties zal dit resulteren in de Maastricht University Shoulder Pain Study (MUST), om meer inzicht te krijgen in de plaatsbepaling van echografie van het bewegingsapparaat (in het bijzonder de schouder) in de huisartspraktijk. Ongeacht de uitkomst heeft de echografie zijn plek in de huisartspraktijk veroverd en wordt de registratie door ZN erkend om voor vergoeding in aanmerking te komen. De foetus is geboren en ontwikkelt zich voorspoedig! Meer informatie: www.chbb.lhv.nl Aankondiging Postacademische cursus Ouderenzorg op 4,5 en 6 maart 2009 in Maastricht DOOR JOS SCHOLS, HOOGLERAAR EN VERPLEEGHUISARTS UM We organiseren in op 4,5 en 6 maart 2009 voor de derde keer de postacademische cursus over actuele onderwerpen in de ouderengeneeskunde. Deze keer is het wederom gelukt om een keur aan interessante nationale en internationale sprekers enthousiast te krijgen om naar Maastricht te komen om gestalte te geven aan deze kennisverrijkende, meerdaagse cursus. Zij willen U, die als medicus werkzaam is ten behoeve van kwetsbare en hulpbehoevende ouderen, graag deelgenoot maken van hun expertise en ook handreikingen geven voor de dagelijkse praktijk. Uiteraard is voor accreditatie van de cursus gezorgd. Alle verdere informatie vindt u op www.ipcneurobrain.nl 33
Pagina 34
op één lijn 32 3e uitgave 2008 Accreditatienieuws De vakgroep Huisartsgeneeskunde mag nu ook accreditatie verzorgen voor AVG en verpleeghuisartsen. In het vorige nummer hebben we uitleg gegeven over de BIA, de Beperkte Instellingsgebonden Accreditatie waarover de vakgroep beschikt. Konden we voorheen alleen nascholingspunten toekennen aan huisartsen: vanaf september 2008 kunnen we dit ook voor AVG en verpleeghuisartsen. In de overige voorwaarden treden geen veranderingen op, wel zijn de aanvraagformulieren dit najaar aangepast conform de laatste eisen van de KNMG en de daaraan gekoppelde registratievoorwaarden in GAIA. Voor informatie of vragen kunt u mailen naar bia@hag.unimaas.nl. Uw bericht wordt dan gelezen door Babette Doorn (voorzitter BIA) en/of Judith Janssen (registratie in GAIA). Verslag van een symposium Gezondheidscentrum Withuis bestaat 35 jaar DOOR PAUL STALENHOEF, ACADEMISCHE HUISARTS MAASTRICHT Toen ik in 1974 solliciteerde bij gezondheidscentra om als huisarts in een samenwerkingsverband te gaan werken, was het Withuis in Venlo al bekend. Opgericht in 1973 behoorde het toen tot een handjevol gezondheidscentra in Nederland. Naast Ommoord en Hoensbroek was Withuis een “goeie derde”, hoewel pas opgericht. De ontwikkeling van gezondheidscentra verliep daarna langzaam maar gestaag. Nu, na 35 jaar, heeft het Withuis in Venlo zich definitief geschaard onder de nestors van de gezondheidscentra en het is een begrip geworden. Reden voor een feestje. Dat werd op 13 november op passende wijze gevierd in de vorm van een symposium onder de pakkende titel: “Patiëntgericht in de eerste lijn: spagaat of synergie….?” Een titel die aangeeft dat we terugkeren naar de “core business” van de geïntegreerde hulpverlening in de eerste lijn en naar datgene waar het allemaal om draait: de patiënt centraal. Bij binnenkomst werden we verwelkomd door 2 narren, die op speelse en humoristische wijze accenten legden op de thematiek en de sprekers in de vorm van een gedicht of versje aankondigden. Ook kwamen zij af en toe tussenbeide met een kwink, die relativerend werkte op de soms wel wat droge kost. Dagvoorzitter Leo Kliphuis, per 1 december de nieuwe directeur van de Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn (VGL) gaf bij de sprekers een nadere introductie en rondde de voordracht af in enkele steekwoorden. Na een welkomstwoord van de symposiumvoorzitter 34 Hans Vlek, waarin hij op gepaste wijze het heengaan van Henk van Dam herdacht, kwam de centrale vraag aan de orde: “Wat is dat patiëntgerichtheid?” Vogens Gijsbert de Koning, directeur van het gezondheidscentrum bestaat het uit 3 delen: patiëntvriendelijkheid, patiëntparticipatie en patient empowerment, een begrip waarbij vooral de patiënt actief en mondig is. De zorgvraag is voortdurend veranderd en sterk toegenomen door de groei van de zorgmarkt, de toename van chronisch zieken en de toename van preventieve activiteiten. Daarbij dient steeds meer rekening te worden gehouden met output gefundeerde financiering, met onderhandelingen met ziektekostenverzekeringen als gevolg. Op basis van prestatiegerichte indicatoren worden afspraken gemaakt. Volgens Marius Buiting, senior adviseur van het Kwaliteitsinstituut voor Gezondheidszorg CBO, is de patiënt begin- en eindpunt van kwaliteit. In de jaren 1980 tot 2000 waren er 3 variabelen om de kwaliteit te Welkomstwoord door Hans Vlek op één lijn 32 3e uitgave 2008 sturen: geld, productie en kwaliteitsgarantie. Nu ligt het echter aanzienlijk ingewikkelder, Door een toename van chronisch zieken, hetgeen meer is dan vergrijzing en een hogere verwachting van de patiënt met betrekking tot het zorgaanbod, kan niet meer worden volstaan met enkel variabelen die kwaliteit sturen. Er is meer voor nodig en vooral een andere manier van kijken van de hulpverleners. Hij uitte daarbij 5 wensen: zie een patiënt als iemand met zorgen maar ook wensen; maak veranderen tot een feest of een spel; kijk altijd of veranderingen een toegevoegde waarde hebben met betrekking tot de beoogde kwaliteitsverbetering, waarbij hij als voorbeeld gaf fusies en schaalvergrotingen; probeer het zelfmanagement van de patiënt te bevorderen en probeer het niet in je eentje te klaren: tenslotte kan kwaliteitsverbetering alleen in samenwerking tot stand komen. De volgende voordracht van Paul Hoogenberk, directeur van Medicinfo VGZ/UVIT ging dieper in op het begrip patiëntgerichtheid en maakte gebruik van het concept beschreven in het boek “A whole new mind”van Daniel Pink. Begrippen als Story, Meaning, Empathy, Design, Play en Symphony staan daarbij centraal. Wat is de betekenis van het verhaal van de patiënt? Hoe kunnen wij de patiënt, met empathie tegemoet treden? Daarbij is een plan een noodzakelijke voorwaarde. Probeer de ernst ook eens te laten varen en benader het met een spelelement, waarbij het accent ligt op harmonie tussen hulpvrager en hulpverlener. Maak voor u zelf eens een juryrapport: Wat beleven uw patiënten in de contacten met u als hulpverlener? Vertaal uw aanpak in een Design, een plan. Maak het speels en empathisch en plaats uw werk in een bredere context. Na een pauze volgde de voordracht van Frederik Vogelzang, senior beleidsmedewerker Nederlands Patiënten Consumenten Federatie (NPCF), getiteld: “Uw gezondheidscentrum het ideaalplaatje van de patiënt?”. Samenwerken aan kwaliteit is gericht op de 6 “V”’s: Vaardigheid, Veiligheid, Vriendelijkheid, Vlugheid, Vlakbij, en Voordelig, hetgeen mij deed denken aan de slogan van Van Gendt en Loos: “vlug, veilig en voordelig”. Vanuit patiënt- optiek is een aantal ontwikkelingen relevant. De patiënt als zelfmanager van zorg, de mogelijkheden van het elektronisch patiëntendossier en Telemedica, als mogelijkheden voor een verbetering van de communicatie, een taakherschikking, waarbij de rol van de verpleegkundige als praktijkondersteuner of practice nurse van belang is, de coördinatie van zorg door een case manager, niet noodzakelijkerwijs de arts, maar wel heeft de arts een rol als “spelverdeler”. Een beoordeling door patiënten van de kwaliteit van hulpverlening heeft vorm gekregen in een landelijke organisatie ECB: Eerstelijnscentra door Cliënten Bekeken. De ervaringen tot nu toe zijn in het algemeen positief. Het grootste verbeterpunt is verbetering van de privacy. Aanbevelingen hierbij zijn: telefoongesprekken niet aan de balie, maar in een back-office, dus niet hoorbaar voor wachtende patiënten en triage-training van de doktersassistentes. Nico Bernts, tot 1 december 2008 nog voorzitter van de LVG, gaf in een voordracht getiteld: “Betrokkenheid van de patiënt bij het gezondheidscentrum: een zoektocht tussen zakelijkheid en ideologie” zijn visie op het thema van de dag. De eerstelijnsgezondheidszorg is enerzijds een privé-domein, waarin cliënten veilig hun verhaal kunnen doen, anderzijds een publieke voorziening, voor ieder toegankelijk. Ook hier weer enkele centrale waarden: Service, Bereikbaarheid en Dienstverlening. Het betreft hier een attitudekwestie, die niet met financiële middelen alleen zijn te realiseren. Ook door hem wordt de ECB als instrument tot toetsing door de cliënt genoemd met als doel kwaliteitsverbetering. Na een samenvatting door de dagvoorzitter Leo Kliphuis, werd door Tonnie van Kessel, als vertegenwoordiger van de Withuis-historiegroep, het jubileumboek gepresenteerd. Een werkelijk schitterend resultaat. Ik was geïmponeerd door de gedegenheid en de prachtige vormgeving van dit jubileumboek. Voor mij onderstreepte dit werk, waarin wordt teruggeblikt, maar ook naar de toekomst wordt gekeken de vitaliteit van dit gezondheidscentrum. De academische status komt uitvoerig aan bod. Getroffen was ik door het fotowerk, waarbij foto’s Remy van der Grinten en Henk van Dam, 2 overleden collega- huisartsen, mij deed beseffen dat dit jubileumboek een prachtige postume hommage aan beiden is. Withuis leeft, dat is duidelijk! Het heeft met deze dag en met het jubileumboek laten zien, dat het een voorbeeldfunctie verricht voor andere gezondheidscentra. Toen wij terugreden naar huis en de 2 Roermondse tunnels zowaar open bleken te zijn, kon deze dag voor mij niet meer stuk…. Proficiat en Chapeau, Withuis! ■ 35