De stadshubs zijn dood: lang leve de stadshubs! In 1990 werd voor het eerst gesproken over stadshubs in een rapport van Coopers & Lybrand; de oplossing voor stadslogistieke goederen die niet vers, vies, vervelend, volumineus of vederlicht waren. Mijn wijze vader schreef in Bedrijfskunde dat dit nooit zou gaan werken; veel te duur, veel te omslachtig. Mijn vader kreeg gelijk. We zijn dertig jaar, en een kleine 400 stadshubs in Europa, verder. Er zijn honderden miljoenen aan subsidies en onderzoeksgeld verbrast. Toch staan stadshubs weer bovenaan de agenda. Gaan ze het nu wel redden? Ja, als ze de wereld van de ‘stuff’ en de ‘fluff’ weten te verbinden. Ja, als we ‘business as usual’ vergeten. Wat ging er fout? Waarom mislukten die stadshubs? Veel initiatieven richtten zich op de al goed georganiseerde winkeldistributie. Grote stadslogistieke stromen als bouw, afval, facilitaire inkoop en horeca bleven buiten beeld. De verladers en ontvangers zaten er niet op te wachten; te duur en te omslachtig. De totale keten vanaf de herkomst, via de hub tot aan de aflevering in de stad was niet goed bedacht. Het verdienmodel voor de stadslogistieke aanbieders was niet solide en afhankelijk van overheidssteun. Tenslotte veranderde de lokale overheid elke vier jaar het speelveld. 2020: het speelveld verandert Inmiddels verandert het stadslogistieke speelveld snel. Zendingen worden kleiner en hebben vaker een venstertijd, liefst nog vandaag. De laatste meters in de stad zijn onbetaalbaar geworden. Dankzij boordcomputers en big data kennen we nu de kosten van die laatste meters. Chauffeurs zijn 80 procent van hun tijd in de steden en de transportplanning daar is onvoorspelbaar. Professionele spelers bieden inmiddels uitstootvrije stadslogistieke diensten. Waarom zou je nog zelf rijden? En, wie nu nog niet papierloos werkt zou een beroepsverbod moeten krijgen. Zero emissie zones zullen het eindspel vormen voor de nu nog dieselende ondernemers in de steden en woonwijken. Het is einde oefening over 5 jaar. Stadslogistiek kan niet meer zonder stadshubs. Hub 2.0: delen, heel veel delen De nieuwe stadshubs zijn wel totaal anders dan Coopers & Lybrand in 1990 bedacht. De stadshubs zijn ‘white label’. Schaalgrootte is een voorwaarde voor succes. Als je geen eigen schaalgrootte hebt, dan maak je die samen met andere ondernemers. 90 - Logistiekvastgoed 2020 De stadshubs worden goed gepland; niet alleen vandaag, maar ook voor de volgende weken. Transactie- en planningsdata in de keten zijn papierloos en naadloos. De gedeelde stadsvoertuigen zijn licht elektrisch en ‘connected’ met de slimme verkeerssystemen in de stad. Elektrisch laden doe je slim en samen. In de keten zijn standaard ladingdragers de norm; containerisatie. De stadshubs voegen waarde toe bij uitpakken, installeren, retour nemen en voorraadhouden. Traditioneel is de logistieke wereld van de ‘stuff’; vrachtwagens, pallets, barcodes en busjes. De nieuwe stadslogistieke realiteit vraagt ook om ‘fluff’; het slimme gebruik van data voor de planning en uitvoering. Ruimte voor stadshubs Steden groeien sterk. Door woningbouwplannen is er nauwelijks meer plek voor stadshubs. Meer ruimte kunnen we verderop in de regio zoeken. Maar, daar heeft een pakketbedrijf, horecabezorger, servicemonteur of de loodgieter niets aan. Medewerkers moeten langer reizen naar hun werk en bestelauto’s moeten verder heen en weer rijden. Bundelen wordt zo wel erg lastig. Dat is niet goed voor de bereikbaarheid. Bovendien belemmert de grote afstand de inzet van schoon, elektrisch vervoer.
91 Online Touch Home