+ aal (hoe) - hoe langer hoe ... (gevolgd door een vergrotende trap) - ien ding wördt Batsie wel al oe dudeleker (Dieks e.a., Ak d’ogen 40, Gien va) - wat ette wiej nog met 62 joar? wat lakker maar aal minder (Broos) - al meer mëënsn bint er an dit kanaal gaon woonn (E. Diek, 3e Kl.71) aldeur bijw. - aldoor algemiên bnw. - algemeen allä (uitroep) - vooruit dan maar: - allä, dan ook voort (Joh. v. Buren, VG 258) allange bijw. - allang + EXCURS allange hoort bij de reeks bijwoorden die allemaal een slot -e hebben: achterumme, allange, allichte, beroerde, dale, hoaste, lange, metiêne, rondumme, terugge, temee, terechte, vake, vandage, vaste / vuste (= alvast), verrekte, weerumme, zolange. Hetzelfde zie je bij een aantal bijv. naamw. zie bange + alle wordt in verschillende verbindingen gebruikt, waar het Ned. al de / het zou zetten: alle wärk, met alle volk, met alle wille van de wereld. + In de volgende verb. gebruikt het Ned. elk(e) dag /-joar , dus steeds enkelv., waar de streektaal vrijwel steeds alle – (mv) zegt: alle dage, alle oavende, alle wekke alle moande, alle joaren + allebärstens bijw. - heel erg, machtig, ontzettend (pos. en neg.) ≠ vD’99 - den dominee had twie allebastens ondeugende jongs NB: het woord is de overtreffende trap van bärstens met dezelfde betekenis. + allebeide - allebei vD’99 (veroud.); syn. alletwie alleen - idem + alleent bijw. - alleen, slechts; E. Diek schrijft ‘allent’ (3e Kl. 92) ≠ vD’99 - alleent Dik Klomp is nog bi’j zien moe (3e Kl. 35 / Ak d’ogen 94 [1980]) - bij de stembus: iej könt toch alles an keerls alleent neet overloaten (Joh. v.Buren, in 1927, bij de eerste keer dat de vrouwen mochten stemmen) - allent dat recht en alle die wilkore (= besluiten, verordeningen) die men in dese boeke vint gescreuen. (< Stadsboek Zwolle [1336], art. 36) alleman - iedereen: - ’t is feest veur alleman + allemachteg bijw. - allemachtig, heel erg, enorm: - allemachteg völle vD’99 (inform.) ook wel: allemachies alle(r)… - heel erg … ook allebärstens allerhaande - allerlei - alderhaanden oalen huusroad, den van ’t winter diens nog dee (Joh. v.Buren, VG 277) + alletwie - allebei ≠ vD’99 allichte bijw.* - 1. waarschijnlijk, wellicht; 2. tenminste bijw. met -e: zie EXCURS bij allange - ie könt allichte wát doen in plaase van alleen mar toekieken NB: vD geeft bij 1e betek. ‘naar alle waarschijnlijkheid’ en als syn. o.m. ‘natuurlijk, vanzelfsprekend, ongetwijfeld’. De 2e betek. is ‘tenminste’. De 3e betek. leunt tegen de 1e aan met dit citaat: en heb je dat gedaan? allicht niet! (spreektaal) De grote mate van stelligheid die in het Ned. doorklinkt, is i.d. streektaal afwezig. Zie daar tegenover boven de betek. 1 en 2. PS: Deze stelligheid is ook te vinden in de hand - en studiewb. Ned.-Duits, -Eng. en -Frans: allicht is daar sehr wahrscheinlich / natürlich! – resp. most probably / of course / at least en évidemment (= klaarblijkelijk) / ça va de soi! (= vanzelfsprekend!) Wellicht = vielleicht / möglicherweise – possibly /perhaps – peut-être 22
20 Online Touch Home