38

Léon Ripmeester Frans & frietje E r was eens een jongetje dat weggelopen was van huis. Hij was weggelopen omdat hij thuis altijd te weinig te eten kreeg. Tenminste, dat vond hij zelf. Zijn moeder noemde hem juist altijd ‘een gezellig dikkertje’ en de schooldokter had hem laatst zorgelijk aangekeken en iets gemompeld over ‘suikerspiegels’. Frans, want zo heette de smulpaap, zwierf door de Vinex-wijken van zijn middelgrote provinciestad. Hij was dus al snel verdwaald. Hij liep en hij liep, hij wist eigenlijk niet eens precies waarnaartoe. Wat hij wél wist, was dat hij honger kreeg. Honger. Steeds meer honger. Zijn bolle buikje rommeldebommelde en rammeldebammelde er lustig op los. Juist toen Frans heimwee begon te krijgen naar moeders keukentafel, zag hij plots op een klein verlaten pleintje een frietkraam staan. ‘Holle Bolle Saucijs’ stond er in uitnodigende lichtletters op de kar. Snel waggelde Frans ernaartoe. In de kraam stond een oude vrouw met een grote haakneus en rode ogen. Boeien! dacht Frans, betoverd als hij werd door een plotse patattenwalm. ‘Wat zal het wezen, jongeman?’ kraste de vrouw, terwijl ze naar hem grijnsde. ‘Doe maar een frietje buikgriep met ui, een smekbek pinda, een gepaneerde SAS-dag en een portie boterballen met bollewoppiesaus!’ zei Frans opgetogen. Hij likte alvast zijn lippen af. De vrouw keek hem strak aan. ‘Weet je waarom mijn vette happen zo lekker zijn? Omdat ik ze bak in de reuzel van jonge jongens! Wil je dat eens meemaken misschien?’ Voor Frans er erg in had, stond hij in het frietkot bij een kokende ketel met vet. Het vrouwmens wreef in haar knokige handjes. ‘Ga maar op het emmertje fritessaus staan, en kijk maar eens goed in de frituurpot… mollig maatje van me!’ Enthousiast klom Frans op het emmertje en wiebelboog over de rand van de frituur. Zag hij daar een geflambeerde krokodel drijven? Wat hij niet zag was dat de vrouw, die eigenlijk een sneks was – dat is een heks in een frituurkot die vooral voorkomt in Belgische sprookjes – de frietschep had gepakt. Ze stond klaar om Frans met een kittige kontklop tegen zijn royaalronde blubberbips in de frituur te laten tuimelen. De sneks haalde haar arm naar achteren om een mep te geven… Toen was daar opeens Graatje, de zus van Frans, die haar broer stiekem was gevolgd. Dat was niet moeilijk geweest, want ze was tamelijk, zeg maar gerust zorgwekkend, mager. Ze viel dus niet erg op tussen de straatlantaarns. Precies op het juiste moment dook Graatje op achter de sneks en gaf haar een stevige duw. De sneks viel nu zélf met een luide gil naar voren, plons-plof-spletsj in de kokende frituurolie! Direct begon de olie te borrelen en te sissen en de sneks ging krijsend kopje-onder. Toen was het stil. Frans en Graatje vluchtten het frietkot uit. Nog voor ze het pleintje verlaten hadden stond de Holle Bolle Saucijs al in lichterlaaie. Want sneksen met de reuzel van jonge jongens, dat is best wel explosief, zoals je zult begrijpen! Frans en Graatje renden en renden. Door de Strandvogelbuurt. Door de Insectenbuurt. Door de Zeeheldenbuurt. Door de Pastoorsbuurt. Al snel kreeg Frans toch weer honger. Hij stelde voor om ergens een superslurpse smikkelsorbet te gaan kopen. Pardoes gaf Graatje hem twee rijstwafels. Zo snaaiden ze nog lang en gelukkig. 36

39 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication