14

stelde Jezus hun deze vraag: 42‘Wat denkt u over de messias? Van wie is hij een zoon?’ ‘Van David,’ antwoordden ze. 43 Jezus vroeg: ‘Hoe kan David hem dan, geïnspireerd door de Geest, Heer noemen? Want hij zegt: 44 “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” 45 hoe kan Hij dan Zijn Zoon zijn?’ 46 Als David hem dus Heer noemt, En niemand was in staat hem een antwoord te geven, noch durfde iemand hem vanaf die dag nog een vraag te stellen. Wee de schriftgeleerden en de farizeeën 231 Daarna richtte Jezus zich tot de menigte en tot zijn leerlingen 2 en zei: ‘De schriftgeleerden en de farizeeën hebben plaatsgenomen op de stoel van Mozes. 3 Houd je dus aan alles wat ze jullie zeggen en handel daarnaar; maar handel niet naar hun daden, want ze doen zelf niet wat ze jullie voorhouden. 4 Ze bundelen alle voorschriften tot een zware last en leggen die de mensen op de schouders, terwijl ze zelf geen vinger uitsteken om die te verlichten. 5 Al hun daden zijn erop gericht om door de mensen gezien te worden. Ze verbreden immers hun gebedsriemen en maken de kwastjes aan hun kleren langer, 6 ze verlangen een ereplaats bij feestmaaltijden en in synagogen, 7 en hechten eraan op het marktplein eerbiedig te worden begroet en door de mensen rabbi te worden genoemd. 8 En noem Jullie moeten je niet rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één meester, en jullie zijn elkaars broeders en zusters. 9 niemand op aarde vader, want jullie hebben 14 Khorhurd maar één vader, de Vader in de hemel. 10 Laat je ook niet leraar noemen, want jullie hebben maar één leraar, de Messias. 11 De belangrijkste onder jullie zal jullie dienaar zijn. 12Wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd. Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie versperren de mensen de 13 toegang tot het koninkrijk van de hemel. 14 Jullie gaan er zelf niet binnen, maar laten ook degenen die er willen binnengaan niet toe. Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie bereizen landen en zeeën om één enkele proseliet te winnen, en wanneer je hem eenmaal voor je gewonnen hebt, wordt hij dankzij jullie tot een hellekind in het kwadraat. 15 16Wee jullie, blinde leiders, jullie zeggen: “Wanneer iemand zweert bij de tempel, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij het goud van de tempel, is aan die eed gebonden.” 17 Dwaas zijn jullie en blind, wat is nu van meer waarde: het goud of de tempel die het goud geheiligd heeft? 18 zweert bij het altaar, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij de offergave die daarop ligt, is aan die eed gebonden.” 19 Wie dus zweert bij En wie Zo zeggen jullie ook: “Wanneer iemand Blind zijn jullie, wat is nu van meer waarde: de offergave of het altaar dat de offergave heiligt? 20 het altaar, zweert daarbij en bij alles wat daarop ligt. 21 En wie zweert bij de tempel, zweert daarbij en bij degene die hem bewoont. 22 zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij hem die daarop gezeten is.

15 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication