14 mei 2017 ‘Wie namens zichzelf spreekt, is uit op zijn eigen eer, maar wie uit is op de eer van wie hem gezonden heeft is betrouwbaar; hij bedriegt niemand.’ (Johannes 7.18) Dit evangelische stuk begint met de volgende woorden: ‘De Joden waren verrast en zeiden: ‘‘15De Joden waren verbaasd: ‘Hoe weet hij dat allemaal, terwijl hij geen opleiding heeft gehad?’’ (Johannes 7:15). Jezus was geen Jood en heeft niet in de school van de rabbijnen gezeten. In de Joodse samenleving en de wetgeving in het Oude Testament spraken alleen de volgelingen die de officiële toestemming hadden gekregen van hun docenten. Geen enkele rabbijn preekte vanuit zijn eigen naam. Ze begonnen hun woord meestal met: “Er bestaat een manier van leren over…” en vervolgens beroemde rabbijnen en citaten naar voren brachten die voortkwamen vanuit gezaghebbende bronnen. Een timmerman uit Galilea die geen enkele opleiding had gehad, had het lef om de woorden van Mozes te bekritiseren. De Farizeeën dachten om Jezus in de val te lokken zodra Hij zou zeggen dat Hij geen docent nodig heeft en dat Hij Zichzelf heeft geleerd dat Hij alleen zichzelf dankbaar is voor Zijn studie en wijsheid”. Maar de Heer zei tegen hen: “Willen jullie weten wie Mijn docent is? Willen jullie weten op wiens woorden Ik vertrouw dat Ik de woorden van Mozes bekritiseer? Ik vertrouw op God.” Jezus deed vaker dergelijke uitspraken. Hij beweerde dat God Hem alles geleerd heeft: ‘Ik heb niet namens mezelf gesproken, maar de Vader die mij gezonden heeft, heeft me opgedragen wat ik moest zeggen en hoe ik moest spreken.’ (Johannes 12:49). ‘Geloof je niet dat ik in de Vader ben en dat de Vader in mij is? Ik spreek niet namens mezelf als ik tegen jullie spreek, maar de Vader die in mij blijft, doet zijn werk door mij.’ (Johannes 14:10). 9
10 Online Touch Home