16

wijziging ten opzichte van de schattingsprocedure zoals gehanteerd voor de Prognosetafel AG2014. Voor de Europese sterfte zijn data tot en met 2014 beschikbaar, voor de Nederlandse sterfte zijn data tot en met 2015 beschikbaar. Voor het gezamenlijk schatten van de vier stochastische processen is dezelfde historische dataperiode nodig. De Europese waarnemingen voor 2015 zijn daarom geëxtrapoleerd op basis van de data beschikbaar tot en met 2014 (zie appendix A). Voor hogere leeftijden (boven de 90 jaar) zijn er relatief weinig waarnemingen. Dat kan leiden tot grote schommelingen in de schattingen van de sterftekansen. Daarom worden de sterftetafels ‘gesloten’. Hiermee wordt bedoeld dat voor hoge leeftijden de sterftekansen worden geschat met behulp van een extrapolatiemethodiek. Net als bij de vorige prognosetafel is voor de Prognosetafel AG2016 gekozen voor de methode van Kannistö. In appendix A is een volledige beschrijving van het gebruikte stochastische model opgenomen, inclusief de methode waarmee dit model geschat is. In combinatie met de dataset kan de Prognosetafel AG2016 exact worden gereconstrueerd. Wijziging ten opzichte van het model uit 2014 De correlaties tussen mannen en vrouwen worden nu ook meegenomen bij de schatting van het AG2016-model. In het vorige model werden de eerder genoemde stochastische processen a) en b) voor mannen gezamenlijk geschat, als ook de processen c) en d) voor vrouwen. Echter, de processen voor mannen enerzijds en vrouwen anderzijds werden los van elkaar geschat. Bij simulatie van toekomstscenario’s werden de correlaties tussen deze processen daarom op nul gezet. De data suggereert echter een positieve relatie tussen de ontwikkelingen in de sterftekansen van mannen en vrouwen. Deze is intuïtief ook logisch. Het komt de kwaliteit van de prognosetafel ten goede als deze correlaties mee worden genomen bij de schatting van het model. De modellering van de samenhang tussen de vier processen is verbeterd door deze gezamenlijk te schatten en alle onderlinge correlaties tussen de hierboven genoemde processen a), b), c) en d) mee te nemen. De onderlinge correlaties tussen de verschillende processen worden in de volgende figuur weergegeven: Europese mannen -0,27 (AG2014: 0,51) 0,45 Nederlandse afwijking mannen 0,92 0,39 -0,21 (AG2014: -0,15) Europese vrouwen 0,57 Nederlandse afwijking vrouwen De correlatie tussen (de jaarlijkse veranderingen bij) West-Europese mannen en de afwijking van Nederlandse mannen ten opzichte van West-Europa is positief. Bij vrouwen is deze correlatie negatief, maar dat betekent niet dat de correlatie tussen veranderingen bij West-Europese vrouwen en bij Nederlandse vrouwen negatief is. Een negatieve correlatie kan het gevolg zijn van veranderingen in Nederlandse sterfte die over het algemeen hetzelfde teken hebben als de veranderingen in West-Europa maar gemiddeld Prognosetafel AG2016 Sterftedata en modelaannames 15

17 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication