24

8.5 Koppeling levensverwachting op 65 jaar en pensioenleeftijd in 1e en 2e pijler De Wet Verhoging AOW- en Pensioenrichtleeftijd van 12 juli 2012 koppelt de pensioengerechtigde leeftijd in de eerste pijler (AOW) en de pensioenrichtleeftijd in de 2e pijler (werkgeverspensioen) aan de periodelevensverwachting. Volgens de Wet van 4 juni 2015 inzake de versnelling van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd3 dient, uiterlijk op 1 januari 2017, voor het jaar 2022 te worden vastgesteld of de AOWleeftijd in dat jaar verhoogd wordt van 67 jaar naar 67 jaar en 3 maanden. Verhogingen van de pensioenleeftijd geschieden in stappen van drie maanden en zijn afhankelijk van de hoogte van de macro gemiddelde resterende periodelevensverwachting op 65-jarige leeftijd (L) zoals geraamd door het CBS ten opzichte van een waarde van 18,26 én het verschil tussen de tot dan toe geldende pensioenleeftijd en 65 jaar. De referentiewaarde van 18,26 is wettelijk vastgelegd en gebaseerd op waarnemingen van het CBS in de periode 2000-2009. Wanneer voor 2022 wordt verwacht dat L groter is dan 20,51 jaar, dan is een verhoging van de AOW-leeftijd met een kwart jaar (0,25) noodzakelijk (immers (20,51 – 18,26) – (67 – 65) = 0,25). Volgens de Prognosetafel AG2016 zal L deze waarde in 2022 inderdaad overschrijden. Deze verwachting ligt in lijn met de laatste prognose van het CBS uit 2015 en uiterlijk op 1 januari 2017 zal uitsluitsel dienen te volgen ten aanzien van deze verhoging in 2022. Hierna zal jaarlijks dezelfde methodiek gevolgd worden waarbij dient te worden vastgesteld of een verhoging van de AOW-leeftijd met een kwart jaar wel of niet plaatsvindt. Wanneer de macro gemiddelde resterende periodelevensverwachting op 65-jarige leeftijd tevens voor de jaren na 2022 wordt geschat, worden de volgende jaren gevonden waarin de AOW-leeftijd naar verwachting met een vol jaar zal toenemen. Voor de eenvoud van de berekening is de macro gemiddelde resterende levensverwachting hieronder bepaald als het ongewogen gemiddelde van de levensverwachting van mannen en vrouwen. In de praktijk wordt mogelijk een exactere weging toegekend waardoor vrouwen een iets hoger gewicht toegekend krijgen. De impact hiervan is beperkt. AOW-Leeftijd 68 69 70 71 3 – Voluit: Wet van 4 juni 2015 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en Overige fiscale maatregelen 2013 in verband met de versnelling van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd. Prognosetafel AG2016 CBS2015 2029 2036 2045 2054 AG2016 2027 2035 2044 2053 Tabel 6 Inschatting ontwikkeling AOW-leeftijd De verhoging van de pensioenrichtleeftijd in de 2e pijler is gebaseerd op dezelfde formule als de AOW-leeftijd, echter volgens de Wet dient eerder te worden geanticipeerd op een verwachte stijging van de levensverwachting. Het is wettelijk voorgeschreven dat een wijziging van de pensioenrichtleeftijd ten minste een jaar voordat deze wijziging plaatsvindt, bekend moet worden gemaakt en dat hiervoor de macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in aanmerking dient te worden genomen die wordt verwacht tien jaar na het kalenderjaar van wijziging. Dit betekent bijvoorbeeld dat een wijziging van de pensioenrichtleeftijd in 2018 vóór 1 januari 2017 bekend dient te worden gemaakt op basis van de macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2028. Op basis van de Prognosetafel AG2016 is de verwachting dat L in 2028 al dusdanig zal zijn gestegen dat in 2018 een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar gaat gelden. De laatste CBSUitkomsten 23

25 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication