5

M et de wet van 28 maart 2022 zijn de regels inzake aangifte, sancties en procedure voor de toepassing van BV-vrijstellingen gewijzigd. In een circulaire van 16 december 20221 geeft de administratie nu een eerste commentaar op die gewijzigde procedureregels. In het bijzonder gaat het daarbij om de mogelijkheid om een belastingverhoging op te leggen bij foutieve toepassing van een BV-vrijstelling en de inkorting van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift. 1. Aangifte (vrijstelling doorstorting) bedrijfsvoorheffing In bepaalde gevallen kunnen werkgevers genieten van een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing, zoals voor onderzoek en ontwikkeling of ploegen- en nachtarbeid. Het huidige systeem voor de aanvraag van een BVvrijstelling is als volgt. De schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing dient een eerste aangifte in waarop hij de belastbare bezoldigingen van alle werknemers en de ingehouden, normaal verschuldigde bedrijfsvoorheffing vermeldt. Daarnaast dient hij een tweede (negatieve) aangifte in, meestal (maar niet noodzakelijk) gelijktijdig met de eerste aangifte. Die laatste heeft uitsluitend betrekking op de bezoldigingen van de werknemers waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd. De tweede aangifte vermeldt, onder meer, een negatief bedrag aan bedrijfsvoorheffing die niet hoeft te worden doorgestort aan de Schatkist. De werkgever die heeft nagelaten een tweede aangifte in te dienen (binnen de vijftien dagen na de maand of het trimester), kan de vrijstelling toch nog bekomen door de tweede aangifte alsnog in te dienen vóór 31 augustus van het jaar dat volgt op het inkomstenjaar (circ. AOIF 48/2009, 3 november 2009).2 Na die periode is een regularisatie van de bedrijfsvoorheffing enkel mogelijk via een bezwaarschrift (infra). NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 5 2. Belastingverhoging onjuiste aangifte BVvrijstelling Naar aanleiding van een fiscale controle kan blijken dat de gegevens vermeld in de tweede aangifte onjuist zijn. Zo kan de werkgever toepassing hebben gemaakt van een BV-vrijstelling, terwijl de toepassingsvoorwaarden voor het bekomen van die vrijstelling niet (volledig) vervuld waren. Wanneer de administratie met een dergelijke probleem werd geconfronteerd vóór de inwerkingtreding van de wet van 28 maart 2022 houdende verlaging van lasten op arbeid, moest zij terugvallen op het toen voorziene, algemene wettelijke kader voor belastingverhogingen. Dat bepaalt dat belastingverhogingen in beginsel kunnen worden toegepast in drie situaties: bij nietaangifte, bij laattijdige aangifte of in geval van een onvolledige of onjuiste aangifte. Een tweede aangifte die een onjuist bedrag vermeldt, valt onder dat laatste geval. Maar, de wet voorziet hier dat de verhogingen enkel kunnen berekend worden op de verschuldigde belastingen op de niet-aangegeven inkomsten. In het geval van een onjuiste tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing is er echter geen sprake van niet-aangegeven inkomsten. In de praktijk was het daardoor onmogelijk om in een dergelijk geval daadwerkelijk een belastingverhoging toe te passen.

6 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication