7

Hoofdstuk 2 Wél vis, geen broedgelegenheid IJsvogels zijn afhankelijk van voldoende voedsel zoals (kleine) vissen en waterinsecten. Maar óók van geschikte broedplaatsen. Dat zijn steile, onbegroeide oevers of stevige wortelkluiten van omgevallen bomen, waarin zij een nestgang graven. In de broedperiode, van maart tot augustus, zien wij de volwassen ijsvogels bijna uitsluitend in de omgeving van hun nestplaatsen. Vanaf eind mei zwerven de eerste jongen uit. Zij verlaten het broedgebied en zoeken elders grote en kleine wateren om er te foerageren. In de herfst en winter komen daar ook ijsvogels bij die de koude oostelijke en noordelijke streken ontvluchten. Meestal verdwijnen deze vogels weer aan het begin van het volgende broed seizoen. De reden hiervoor is o.a. dat de natuurlijke nestgelegenheid op veel plaatsen ontbreekt. Kortom, er is wel voedsel, maar geen nestgelegenheid. Een potentieel ijsvogelbiotoop dus, mits kans op broeden wordt geboden. Dat kan – soms heel simpel – door broedwanden te maken. Daarover informeert deze handleiding. Vrijwilligers, terreinbeheerders en andere geïnteresseerden kunnen hier alles lezen over aanleg, controle en onderhoud van broedplaatsen voor de ijsvogel. Landschap Noord-Holland - IJsvogelhandleiding 7

8 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication