13

KUNSTMEST 4. De mate van uitspoeling, ammoniakvorming en lachgasvorming hangen elk direct samen met de keuze van de meststof, de hoeveelheid, periode van toediening, de bodemgesteldheid en de weersomstandigheden. Het minimaliseren van verliezen naar lucht en water en tegelijkertijd een optimale gewasgroei, staat bij Meststoffen Nederland centraal bij het ontwikkelen en toepassen van minerale meststoffen en het geven van bemestingsadviezen. Dit is mede noodzakelijk om als agrariër te kunnen voldoen aan de lokale eisen op het gebied van lucht- en waterkwaliteit, zoals de Kaderrichtlijn Water. De leden van Meststoffen Nederland adviseren de agrariërs hoe uitspoeling en emissies naar lucht bij het toepassen van meststoffen te reduceren. Hierbij zijn vier aspecten van speciaal belang, de vier J’s, namelijk 1) het juiste product, 2) de juiste hoeveelheid, 3) het juiste moment en 4) de juiste plaats (figuur 13). De plant beschikt zo over de benodigde nutriënten precies op het moment dat ze nodig zijn voor een optimale groei. Door de juiste inzet van technieken als urease- en/of nitrificatieremmers, vloeibare meststoffen, slow of controlled release fertilizers, meetmethodieken als de N-sensor, apps en drones en gekalibreerde en veelal digitaal aangestuurde bemestingsapparatuur, wordt het verlies naar de omgeving geminimaliseerd. Ook vanuit economisch perspectief streven agrariërs naar een optimale toediening van meststoffen met zo min mogelijk verliezen. De factoren die van invloed zijn op dit optimum zijn als voorbeeld voor stikstof (N) in beeld gebracht in figuur 14. Hierin is de mate waarin de toegediende stikstof effectief door de plant benut kan worden weergegeven (NUE ‘Nitrogen Use Efficiency’), ofwel stikstof benuttingsgraad. Boven een bepaalde hoeveelheid levert meer toedienen geen extra rendement meer op en ontstaat een N-overschot. Dit kan leiden tot meer verlies naar de omgeving. Bij een tekort aan N-meststoffen wordt er meer uit de grond gehaald dan er wordt ingebracht, wat leidt tot uitputting van de bodem. Hetzelfde principe geldt voor de andere nutriënten. Het is de kunst om per bodemsoort en gewas de juiste balans te vinden en daarbij is kunstmest een onmisbare aanvulling om gericht te kunnen sturen. De adviseurs vanuit distributie maken daarbij gebruik van geavanceerde bemestingsprogramma’s en bodemmetingen. Deze inzichten en regulering hebben de afgelopen decennia geleid tot bijna een halvering in het gebruik van meststoffen (zie figuur 7 hoofdstuk 1). N output, kg/ha/jr 300 NUE - 90% 250 200 150 100 Streefwaarde minimum 50 0 050N input, kg/ha/jr 100 150 200250 Risico op bodemuitputting (bemesten) Risico op overdosering (minder bemesten) 300 Intensivering Meer efficiëntie Figuur 14: Risico’s voor zowel over- als onderbemesting, als voorbeeld stikstof (N) gebruik efficiëntie. (Bron: EU Nitrogen Expert Panel, Nitrogen Use Efficiency (NUE), 201516) productiviteit N output > 80 kg/ha/jr Streefwaarde maximum N overschot < 80 kg/ha/jr NUE - 50% 23 JUIST PRODUCT JUISTE P Mesttype sluit aan bij plantbehoefte N K NPK HOEVEELHEID Dosering sluit aan bij plantbehoefte OPTIMALISEREN GEWASOPBRENGST JUISTE PLAATS Dient meststoffen toe op de plek waar het gewas het kan gebruiken JUISTE MOMENT Maakt nutriënten beschikbaar wanneer de plant ze nodig heeft Figuur 13: De vier belangrijke aspecten waarmee rekening gehouden kan worden om emissies naar de natuur te voorkomen (Bron: Fertilizers Europe). 16. www.eunep.com/wp-content/uploads/2017/03/Report-NUE-Indicator-Nitrogen-Expert-Panel-18-12-2015.pdf 17. www.fao.org/fileadmin/templates/wsfs/docs/expert_paper/How_to_Feed_the_World_in_2050.pdf De groei van de wereldbevolking en daarmee de vraag naar voedsel moet volgens verschillende wetenschappers worden opgevangen met een zo efficiënt mogelijke en optimale productie per hectare17, in combinatie met een meer plantaardig dieet. Nu al hebben wereldwijd dagelijks 820 miljoen mensen honger en de uitdaging is om 2050 60% meer voedsel te produceren op een beperkt areaal om alle mensen te kunnen voeden. Er is nog veel winst te behalen door de yield gap, het verschil in opbrengst tussen de praktijk en het maximaal haalbare (figuur 15), te dichten waardoor meer grond voor andere functies dan landbouw beschikbaar blijft (natuur, recreatie). In West-Europa is dit vooral nog te behalen met een betere toepassing van kennis. In Oost en CentraalEuropa is de totale yield gap ruim drie keer groter. Hier is de meeste winst te behalen met betere kennis, maar ook met water, nutriëntenmanagement en mechanisatie. Kennis over het juiste product, hoeveelheid, moment en plaats staat daarom voor de leden van Meststoffen Nederland centraal. † †

14 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication