7

7 voerden de steden accijnzen in op levensmiddelen zoals bier, zout, graan en zeep. Niemand kon zonder deze middelen leven en dus waren steden op deze manier zeker van inkomsten. Percentages werden vastgesteld aan de hand van de geldbehoefte. Wat dat aangaat is er weinig veranderd. Regels zijn er ook om van af te wijken. Dat maakt controle echter wel steeds moeilijker. Hoogleraar Kavelaars geeft aan ‘rulings’ een goed instrument te vinden. Hij is geen voorstander van meer regels. “De rulings zijn wat mij betreft een prima instrument. Die worden overigens veel breder toegepast dan wel wordt gedacht. Neem bijvoorbeeld de modelovereenkomsten ingevolge de Wet DBA. Dat zijn de facto ook rulings. En zo worden er tussen belastingplichtigen en Belastingdienst heel veel vaker afspraken gemaakt om een fiscaal probleem op te lossen. Dat heeft allerlei voordelen: men hoeft niet naar de rechter en bespaart daarmee veel kosten en ook een hele lange rechtsgang. Ik ben in het algemeen een voorstander van open normen (dus relatief weinig regels), maar het is wel zo dat het heel sterk verschilt per fiscale regeling. Sommige zaken moet je wel vrij precies regelen.” Vertrouwen Zoals bekend gaat de Belastingdienst inmiddels een slordige tien jaar uit van vertrouwen in een belastingplichtig bedrijf. Er is met ruwweg 2.000 grote bedrijven en 110.000 mkb-bedrijven een deal gemaakt die volgens het VK-artikel hierop neerkomt: geef een overzicht van uw activiteiten en ik vertrouw daarop totdat u mijn vertrouwen beschaamt. ‘Sommige zaken moet je wel vrij precies regelen’ De dienst noemt het ‘uniek in de wereld’. Er zijn genoeg belastingschandalen om twijfel te zaaien over hoe ver het vertrouwen mag gaan. “Dat de wetgever soms bewust verschillen creëert tussen groepen belastingplichtigen doet afbreuk aan vertrouwen en legitimiteit,” aldus prof. mr. dr. Hans Gribnau tijdens zijn oratie over ‘Vertrouwen, legitimiteit en belastinNOAB Peter Kavelaars gen’ (Universiteit van Tilburg, 2012). “Elke wettelijke regel is gebaseerd op een classificatie, dus op onderscheid. Bijvoorbeeld het onderscheid tussen ondernemers en niet-ondernemers, of tussen fiscale partners en degenen die geen partner zijn. Van belang is steeds dat voldoende redenen, steekhoudende argumenten, worden gegeven om deze onderscheidingen en de daaruit voortvloeiende verschillende behandeling te rechtvaardigen (evenredigheid),” aldus Gribnau. Volgens de fiscus kan overigens ‘elk bedrijf afspraken maken met de Belastingdienst over allerlei zaken die te maken hebben met toepassing van de belastingregels’. De ‘aluhoedjes’ die pretenderen dat louter multinationals worden voorgetrokken, hebben dus in deze redenering ongelijk. Hoogleraar Kavelaars is er ook niet zo bang voor dat ‘gewone’ burgers en kleine ondernemers op termijn bezwaren zullen uiten over het verschil in behandeling van belastingafdrachten omdat men, vanwege de hoge kosten, geen beroep kan doen op experts om de belastingdruk drastisch te verminderen. Kavelaars: “Dat zie ik niet gebeuren. ‘Kleine’ belastingplichtigen kunnen in de regel relatief goedkope adviseurs inhuren. Daarnaast is er mijns inziens niet zozeer sprake van een verschil in belastingafdrachten. Als dat verschil er zou zijn als gevolg van het gebruik maken van wetgeving en men acht dat onterecht, dan moet men zich bij de wetgever melden. Als het een gevolg is van het gebruik maken van een adviseur, dan kunnen zij zich, zoals ik hiervóór aangaf, wenden tot kleine, goedkopere adviseurs.” ■ Activa | Nummer 2 - 2017 Fotog r a f i e Pau l To lenaa r

8 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication