9

9 Het is en was niet zo dat je voor het ondernemerschap meerdere opdrachtgevers nodig hebt, benadrukt Boot. “Bij de VARwuo (winst uit onderneming) kreeg je ook je VAR-verklaring als je invulde dat je drie of minder opdrachtgevers had, maar wel ondernemersrisico liep en had geïnvesteerd.” En ook bij de Wet DBA is het aantal opdrachtgevers niet het doorslaggevend criterium. “Vanuit de Belastingdienst gezien is het allerbelangrijkste van de Wet DBA dat er een knip werd gemaakt tussen het zijn van ondernemer aan de ene kant en de losse relatie tussen opdrachtgever en zzp’er aan de andere kant. “In de oude situatie, van de VAR, werd je vooraf aangemerkt als ondernemer. Dat werd pas achteraf getoetst. Het betekende automatisch dat je in al de losse relaties geen loonbelasting en premies verschuldigd was.” Die koppeling is bij de Wet DBA losgelaten, aldus Boot. Het werpt de vraag op hoe er een eind aan de onzekerheid rond zelfstandigheid kan komen. Een goed systeem moet aan drie dingen voldoen, somt Boot op. “Het moet een behoorlijke mate van zekerheid voor opdrachtgevers geven, je moet er schijnzelfstandigheid mee kunnen bestrijden en het systeem moet uitvoerbaar zijn.” Het systeem van de modelovereenkomsten voldoet alleen aan het eerste en het derde criterium, constateert hij. Lees je de wetsgeschiedenis van de Wet DBA, dan is het belangrijkste argument om de VAR af te schaffen het ongelijk verdeelde risico. “De opdrachtnemer wel, de opdrachtgever niet. Het woord schijnzelfstandigheid kom je amper tegen.” Met een enkele aanpassing is dit wel te doen. “Om schijnzelfstandigheid tegen te gaan moet je inhoudelijke criteria ontwikkelen. Een aanpassing van de wettelijke definitie van een arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW) gaat misschien te ver, maar het formuleren van een extra rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst zou kunnen. Dat is haalbaar en dan houd je de flexibiliteit.” Driehoek De Commissie Boot stelt een driehoek voor. De gezagsverhouding is één van de drie aspecten, naast de mate van beloning en de duur van de overeenkomst. De gezagsverhouding wordt gedefinieerd door het begrippenpaar corebusiness/inbedding. Beide zijn heel simpel. Als iets tot je corebusiness behoort, heb je er verstand van en kun je ook aansturen. Maar heb je last van muizen, dan huur je een ongediertebestrijder in.” De tweede pijler van de driehoek is de mate van beloning. “Als je mensen onderbetaalt, hebben ze behoefte aan bescherming van het werknemerschap. Betaal je juist heel veel, dan kun je ze met rust laten.” Pijler drie is de duur van de overeenkomst: “Of een opdracht twee dagen is of twee jaar duurt, maakt enorm veel uit.” De drie criteria samen vormen een moderne NOAB mix waarmee je makkelijk kunt zeggen of iets richting arbeidsoverkomst kantelt of juist niet, doceert Boot. Als voorbeeld noemt hij vakkenvullers in de supermarkt. “Dat werk is core business, dus kun je het niet uitbesteden aan zzp’ers, tenzij je ze vervolgens twee keer zoveel betaalt. En ook dan heb je na een half jaar of langer twee criteria die richting werknemerschap gaan. Bij alles wat schuurt, zal dus vaker een vermoeden van een arbeidsovereenkomst zijn. De echte specialisten houd je over.” ‘Om schijnzelfstandigheid tegen te gaan moet je inhoudelijke criteria ontwikkelen’ Het is een bruggetje naar de discussie over de maatschappelijke gevolgen van de flexibilisering. “Je bent geneigd de situatie van vandaag als norm te beschouwen. Maar je kunt ook drie stappen terugzetten en kijken ‘wat is nu een reële beloning?’.” Als voorbeeld noemt Boot de positie van muziekdocenten. De meesten zijn vanwege bezuinigingen in de kunstsector ontslagen om als zzp’er hetzelfde werk te doen. “Die mensen verdienen 50, 60% van wat ze vroeger hadden. De Raad voor de Kunsten constateert dat de bezuinigingen in de culturele sector bijna helemaal terecht zijn gekomen bij de uitvoerende kunstenaars. Dat is niet goed.” Boot hoopt op een kentering in het debat. Hij wijst op een OESO-onderzoek, waaruit wereldwijd een duidelijke positieve correlatie blijkt tussen de mate van ontslagbescherming en de arbeidsproductiviteit per uur. “Blijkbaar voelen mensen met een goede ontslagbescherming zich meer betrokken bij de werkgever.” Constructies Gevraagd naar payrollconstructies en ‘declarabele uren bv’s’ zoals Uniforce aanbiedt, stelt Boot dat het in een goed stelsel niet nodig moet zijn om vanwege fiscale redenen een derde in te schakelen. “Een snackbareigenaar die jongens en meisjes achter de frituur heeft staan en de verloning overlaat aan een derde, dat begrijp ik. Maar ik verwerp de extreme vorm van payrolling, waarbij een organisatie die groot genoeg is er een derde partij tussenin zet, alleen om aan regelgeving te ontkomen of juist om van regelgeving te profiteren.” ■ Activa | Nummer 1 - 2017

10 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication