63

TECHNISCHE EISEN 4. Groen 4.1 Bomen • Waardevolle bomen en belangrijke groenstructuren en dorpsgroen (opgenomen op de groene kaart) worden duurzaam ingepast in het ontwerp. Inrichting en bescherming van de groeiplaats dient in het ontwerp te worden opgenomen. • Bomen worden aangeplant in plantvakken. De aanplant van bomen in verharding kan alleen na het aantonen van de noodzaak en het gebrek aan alternatieven. • In het ontwerp en/of beplantingsplan dient een groeiplaatsinrichting te zijn opgenomen. Hierin moeten de eisen voor maatvoering, bodemsamenstelling, grondwaterhuisvesting, boomgrootte en beoogde omlooptijd worden opgenomen (zie principe 2 groeiambitie). Gebruik hiervoor de boommonitor. • Zowel in het binnen- als buitengebied worden gebiedseigen soorten toegepast. Plantmateriaal is van inheemse herkomst. • Binnen de bebouwde kom kan worden gekozen voor uitheemse soorten, passend in de omgeving en groeiplaats. • Bomen (in nieuwe situaties) niet boven kabels en leidingen situeren. Het werken rondom bomen gebeurt altijd met zorgvuldigheid en in achtneming van de eisen zoals gesteld in het Handboek Bomen (Norminstituut Bomen 2022). Een samenvatting hiervan staat op de poster “werken rondom bomen”, zie deel D, bijlagen - verwijzingen. • Het plantmateriaal moet worden geleverd conform de gestelde eisen in het Handboek Bomen 2022. Een samenvatting hiervan staat op de poster “leveren en planten bomen”, zie deel D, bijlagen - verwijzingen. • Gebruik biologische plantmateriaal. 4.2 Plantvakken • Plantstroken dienen ondergronds obstakelvrij te zijn en (exclusief opsluitingen) minimaal 100 cm breed te zijn. • Voorkom snippergroen en snippergrijs, aaneengesloten plantvakken hebben de voorkeur (aaneengesloten structuur). • Op kruispunten uitzichtpunten, oversteekplaatsen vanuit speellocaties en bij uitritten mag de hoogte van de beplanting (ook hagen) maximaal 0,80 m zijn, in verband met uitzicht. De toegepaste soorten dienen daarop te zijn afgestemd. • In de soortkeuze van beplanting dient rekening te worden gehouden met het beschikbare beheerbudget (onderhoudskosten), waarbij het gewenste eindbeeld niet uit het oog verloren mag worden. • Grond in de plantvakken moet voldoen aan de specificatie verrijkte/hoogwaardige teelgrond conform toepassingsgebied A1+B1+C1, gebruiksdoeleinde bomen in open grond (standaard RAW 2020). • Indien vaste plantenvakken worden toegepast, moet de bovenlaag van worden voorzien van vaste plantensubstraat dat op de locatie is afgestemd. De voorgeschreven werkwijze is: o De ondergrond verrijkte teelaarde 10 cm doorspitten met vaste plantensubstraat. o Aanbrengen van 20 cm vaste plantensubstraat. o Na aanplant een 5 cm mulchlaag aanbrengen in het plantenvak. • Minimale bewerkingsdiepte van de plantvakken is 60 cm, zoveel dieper als mogelijk met in achtneming van de GHG en altijd minimaal 10 cm boven de GHG. • Gebruik biologische plantmateriaal. 4.3 Gras en kruiden • Gras moet machinaal gemaaid kunnen worden. Machinaal maaien is mogelijk op talud 1:4 en flauwer. • Voor de toegang naar een grasveld is een minimale breedte van 2,0 meter noodzakelijk. • Gras / kruidenrijk grasland in een openbare groenstrook binnen de bebouwde komt, moet handboek ontwerp openbare ruimte gemeente gemert-bakel — versie 1.0 2024 63 / 73

64 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication