187

De Officier Kazerne Piket (OKP) Ook voor de officier van kazernepiket (OKP)r gold een bijzondere regeling voor de eigenzinnige cavaleristen. De OKP droeg ter herkenning als uitmonstering een metalen ringkraag. Maar voor de traditiegetrouwe cavaleristen werd een uitzondering gemaakt. Zij droegen een giberne, dit tot groot genoegen van alle opperwachtmeesters en eersteluitenants van 103 die in aanmerking kwamen de OKP-dienst in Seedorf te vervullen. Er waren regels voor het dragen van het zomer- en wintertenue. Zo kon het voorkomen dat bij een temperatuur van 25 graden de mouwen niet opgestroopt mochten worden, omdat het op dat moment nog wintertijd was. Gelukkig gold in een hete zomermaand soms de tropendienst. De baret kon dan in de broekzak blijven en de diensturen werden aangepast. Er is op enig moment bij de cavalerie, met name onder de cavalerieofficieren, de gewoonte ontstaan om aan het DT/VT een boerenzakdoek toe te voegen. Deze zakdoek werd dan in de broekzak opgeborgen maar zodanig dat een deel zichtbaar bleef. De ‘Friese’ Ritmeester Jelle Attema was naast Verbindingsofficier, S2, C-AEsk, C-SSVEsk en ‘vertegenwoordiger’ van Beerenburg herkenbaar aan de boerenzakdoek. De roodbonte boerenzakdoek Uit onderstaande anekdote over de boerenzakdoek, blijkt dat het genoemde ‘enig moment’ een lange voorgeschiedenis had. De boerenzakdoek werd in het verleden door mensen van boerenafkomst gebruikt. De kleine uitvoering als zakdoek en de grote als halsdoek. Bij een receptie werd de aandacht van de generaalmajoor der cavalerie en toenmalig hoofd van het Militaire Huis van Z.M. de Koning Henk Morsink, getrokken door een rode zakdoek in de broekzak van een Zeeuwse genodigde. Hij toonde zich bijzonder geïnteresseerd in de in Zuid-Bevelandse klederdracht gestoken genodigde en wilde er graag alles over weten. Aan het eind van zijn verhaal haalde hij een rode boerenzakdoek tevoorschijn en vertelde; “Kijk zo’n zakdoek dragen alle mannen van de cavalerie nog steeds bij zich. Vroeger werden boerenjongens gerekruteerd voor de cavalerie die goed met paarden konden werken. En als teken dragen wij nog steeds een boerenzakdoek bij ons”. Tot besluit van dit hoofdstuk: De ouderen onder ons bedienden zich weleens van de uitdrukking: “Sta niet te emmeren”. Deze uitdrukking is zo’n honderd vijftig jaar geleden ontstaan, toen soldaten met hun paarden (huzaren) eenzaam op de hei zaten. Voor nadere toelichting verwijzen we naar internet. 186

188 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication