45

Het was de gewoonte om de bar(s) in ieder geval open te houden tot één uur na aankomst van de laatste groep die van de schietbaan terugkeerde. Dat kon bij “nachtschieten” wel eens heel laat zijn. Waarbij je zeker wist dat je er de volgende morgen weer vroeg uit zou moeten. Het werken met drie kleuren vlaggen op de voertuigen was heel overzichtelijk maar soms ging dit niet helemaal volgens het boekje. Zo kon het gebeuren dat tijdens een schietoefening eerst stationair met vier verkenningsvoertuigen C&V vanaf de plaat, deze vervolgens moesten oprijden naar “Feuerhalt” 1. Daar moesten wederom een aantal doelen uitgeschakeld worden. Dan door naar de volgende Feuerhalt enzovoort. Deze verplaatsingen werden gecoördineerd vanuit de toren, zodat de voertuigen mooi op linie bleven. Op een gegeven moment werd op één van de C&V’s naast de rode vlag, de gele vlag geplaatst; storing dus. Na enig rommelen aan het wapensysteem verdween de rode vlag, die werd vervangen door de groene. Echter de gele vlag bleef, dus er was nog steeds storing. Het voertuig begaf zich achteruitrijdend (met het 25 mm kanon in de veilige richting) terug naar de plaat. Het hoofd van de GWI-groep (Geschut, Wapen, Instrumenten), de wachtmeester 1 P. bekommerde zich over de C&V. Tezamen met een monteur werd de loop van het Oerlikon kanon verwijderd. Bij het verwijderen hiervan bleek er nog een granaat in te zitten (de groene vlag had dus nooit geplaatst mogen worden). Daar schrok de monteur zo van, dat hij de loop weer plaatste. Daardoor echter raakte de slagpin de granaat en ging het schot af. Het kanon wees echter op dat moment richting Autobahn. Pas nadat het duidelijk werd dat er geen slachtoffers waren of schade te betreuren was, waren de grappen niet van de lucht. Dat ging in de bar natuurlijk verder. Gehoorbescherming was bij het schieten vanaf eind jaren zeventig verplicht. De meesten kennen nog wel het bekende “rode doosje” met lichtbruine oordopjes. Dit was echter niet altijd zo. In 1969 kreeg de wachtmeester Kuijpers nog van de PBC de opdracht om de watten uit de oren te laten omdat dat er echt a-militaristisch uitzag. Dat veel beroepsmilitairen uit die tijd zo doof als een kwartel werden behoeft waarschijnlijk geen nadere toelichting. Bij brand in het voorterrein, dat meestal werd veroorzaakt door brisantgranaten of .50 lichtspoor, (vijf scherpe patronen gevolgd door een lichtspoorpatroon om de richting te duiden) werd het vuren onmiddellijk stilgelegd. Vervolgens werden de huzaren en een kaderlid gewapend met vuurzwepen, al dan niet begeleid door de Duitse beambten, het voorterrein in gereden om aldaar het vuur te doven. Het vuren werd ook stilgelegd wanneer herten, wilde zwijnen of ander wild zich tussen de tankdoelen ophielden. 44

46 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication