49

Voor de kaderleden van de staf brak er dan een spannend moment aan; wie zou er worden aangewezen om als snelheidsregelaar te fungeren? Naast de functionarissen die een taak hadden in het begeleiden van de colonne was die van de snelheidsregelaar wel het meest intensieve. Deze moest namelijk vooroprijden en zich Het kwam dan ook voor dat door een kaartleesfout of een niet gemelde wegomlegging de gehele colonne afweek van de geplande route. Dus hij moest goed kaartlezen, de tijd in de gaten houden en regelmatig in de spiegel kijken of het achterliggende voertuig volgde. De snelheid bedroeg doorgaans zo’n 50 tot 60 km per uur, maar door verkeersomstandigheden werd er vaak een ‘harmonicaeffect’ verkregen, waardoor er door de verder achterliggende colonnevoertuigen flink hogere snelheden moesten worden gereden om bij te kunnen blijven. Zo werd er in 1984 een opper aangewezen om als tijdrijder te fungeren. Nadat de colonne zich in beweging had gezet bleek dat de kilometerteller en snelheidsmeter het niet deden. Men had in die tijd nog geen GPS. Aan de hand van de hectometerpaaltjes kon hij zich toch houden aan de juiste snelheid om zodoende op tijd de controleposten te passeren en te parkeren op de daarvoor bestemde rustplaatsen. Het personeel werd per DAF vervoerd (18 personen in een YA328). Het dragen van ringen werd verboden nadat een huzaar zijn vinger verloor bij het instijgen via een gesloten achterklep. Uiteraard gold voor alle inzittenden de draagplicht van een binnenhelm. Om te controleren of iedereen aanwezig was werd op last van de voertuig/bakcommandant door de inzittenden werd door de inzittenden luidkeels het volgnummer geroepen. De bakcommandant was ook verantwoordelijk dat bij doorkruising van oorden geen onwelvoeglijke taal werd geuit richting het Duitse vrouwelijk schoon. Ook moest hij urineren vanuit de DAF voorkomen en ook dat ontblote lijven zichtbaar zouden zijn voor het passerend verkeer. Het was ook vanwege de uitlaatgassen geen pretje om in zo’n DAF vervoerd te worden. Die werden door de turbulentie de laadruimte ingezogen. Op de parkeerplaatsen of rustpunten ontstond een run op de aanwezige bomen en struiken om de druk op de blaas te verlichten. De lunchpakketten werden aangesproken en ook stond er vaak een gamel met koffie. De chauffeurs hielden hier ook het haltappel, waarbij de moeren van de korte tussenas van de DAF 328 werden aangedraaid. Bij een volledige inzet van het bataljon bestond zo’n verplaatsing uit: Per spoor; A- en B-Esk: 48 rupsvtgn en 12 Leopards. SSV-Esk; 9 rupsvtgn en 3 bergingtanks (2x Leo, 1x M578). Totaal dus aan rups 57, 12 Leo’s en 3 berging. (C-esk als mob eenheid daarbij niet inbegrepen). Over de weg; A-en B-Esk 18 wiel waarvan 12 met een aanhangwagen (ahw). SSV; 64 wiel en 28 ahw. Totaal dus aan wiel 82 en 40 ahw. 48 nauwgezet aan de routetijdtabel houden.

50 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication