51

Zeker voor ons verkenningsbataljon was deze tijdelijke logistieke zelfstandigheid een must. Op de kazerne werd gebruik gemaakt van aanwezige logistieke verzorging en infrastructuur, zoals voeding (Klasse I), reservedelen (Klasse II). Voor brandstof, olie of smeermiddelen (Klasse III) was er de BOSpomp. Niet organiek ingedeeld materieel (zogenaamd AS-84 materiaal) zoals bijv. tenten of concertina’s (Klasse IV) kon je ophalen op de verdeelplaats en munitie (Klasse V) was opgeslagen op het munitiecomplex aan de overzijde van de B71. Tot logistiek behoorde ook het onderhoud en reparatie van voertuigen, wapensystemen en overig materieel. De bemanning voerde het 1e echelons onderhoud aan de hand van de “roze lijsten” uit op de plaat. Daar werden de voertuigen en alles wat vast aan het voertuig zat op juiste werking gecontroleerd. Het onderhoud, reparaties en aanpassingen of modificaties werden onderverdeeld in 5 gradaties, ‘echelons’ genaamd. Voor de 5 echelons bestonden onderscheidenlijke lijsten voor ieder type voertuig, wapensysteem, optische instrumenten enz. Kleinere (1e echelons gebreken) dienden door de bemanning zelf te worden gerepareerd. 1971-1982 Onderhoudsformulier 1e echelon Leopard I Het 2A echelon werd door de Eskadrons Onderhouds Groep (EOG) uitgevoerd, het 2B echelon door de Bataljons Onderhouds Groep (BOG). Als een voertuig of wapensysteem niet meer op bataljonsniveau kon worden gerepareerd, werd deze aangeboden aan de 41 herstelcompagnie die verantwoordelijk was voor het 3e echelon. Het voertuig onderging dan een zogenaamde in-inspectie, waarbij menig voertuig werd geweigerd vanwege het niet voldoende uitgevoerde lagere echelons onderhoud. Het 4e en 5e echelon werd bijvoorbeeld uitgevoerd door de tankwerkplaats in Leusden. De wapens lagen opgeslagen in wapenkamers. Deze werden beheerd door de wapenherstellers die ook de kleinere reparaties aan de groeps- en handvuurwapens uitvoerden. De was werd op de kazerne via de wachtmeesters distributie (foeriers) opgehaald en naar de wasserij gebracht. Deze foeriers regelden ook de ruilingen van defecte kleinere uitrustingsstukken en PSU. Op oefeningen was ook ieder voertuig in principe voor 72 uur logistiek zelfstandig. Voertuigen gingen compleet afgetankt de poort uit. Bij 103 Verkenningsbataljon stonden de voertuigen sowieso altijd afgetankt gereed op de plaat. Bij een mogelijk echte inzet werden de voertuigen ook voorzien van voldoende munitie. In vroeger tijden lag soms de oorlogsmunitie voor het bataljon tijdelijk opgeslagen in, op hondenhokken gelijkende, loodsjes aan de kant van de Middenweg van de legerplaats Seedorf. Bij het beoefenen van het beladen van de munitie werd deze uit het munitiecomplex overgebracht naar de KV (Klein Verlof) loodsen. Daar werd de munitie dan per voertuig verdeeld. Hier bleek dat vaak een puzzel te zijn. Zeker voor de tirailleurgroepen was het bijna onmogelijk om het voertuig zo te bepakken dat ook de tirailleurs nog een plekje in het voertuig konden innemen. Immers voor die 11 tirailleurs moest ook nog voeding voor 72 uur worden meegevoerd! Een deel daarvan bestond uit gevechtsrantsoenen. Hoe ging de bevoorrading op een oefening in zijn werk? Het was zaak om te zorgen dat die minimale 72 uur logistieke zelfstandigheid zo lang mogelijk gehandhaafd kon worden. 50

52 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication