27

3.4. WOONGEBIEDEN Purmerend kenmerkt zich als groeigemeente met verschillende woonwijken: Bloemenbuurt/Zuiderpolder, Hazepolder/Neckerstraat, Wheermolen, Overwhere, Molenkoog, De Gors Noord en Zuid, Purmer-Noord, Purmer-Zuid, Veilinghof, Het Plateel en Weidevenne. De woonfunctie overheerst. Op centrale plekken zijn scholen of andere wijkvoorzieningen gesitueerd. Voor de Tweede Wereldoorlog was enkel sprake van kleinschalige uitbreidingen rond de dorpskern en aan de bestaande toegangswegen. De woongebieden van Purmerend hebben zich vooral in de tweede helft van de 20e eeuw ontwikkeld. In deze periode is meer sprake van grootschalige projectmatig opgezette woonwijken. De planmatige aanpak van deze uitbreidingen heeft geresulteerd in verschillende wijken die een eigen functionele structuur en uitstraling hebben. Nadeel is dat het lastig is om je te oriënteren in de stad. Vooral langs de hoofdroutes. De woonwijken worden gekenmerkt door een samenhangende stedenbouwkundige structuur, inrichting en bebouwingsbeeld. De stedenbouwkundige opzet en architectuur van een woonwijk vertegenwoordigen een bepaald tijdsbeeld. De bebouwing bestaat vooral uit gestapelde woningbouw, rijwoningen, twee-onder-één-kap en vrijstaande woningen. De meeste grondgebonden woningen zijn opgebouwd uit 1 à 2 bouwlagen met een kap. Hoogbouw bestaat uit enkele hoge woontorens, galerij- en portiekflats. De vormgeving van bebouwing kent vaak een bepaalde samenhang en is veelal per wijk, buurt of straat bepaald. De woonbuurten met meer individuele woningbouw onderscheiden zich qua bebouwingsdichtheid en de plaatsing van gebouwen op de kavels. De vrijstaande woningen zijn doorgaans individueel ontworpen, en hebben daardoor een eigen uitstraling. Eerste uitbreidingen: Bloemenbuurt/Zuiderpolder, Hazepolder/Neckerstraat. In deze woonbuurten is nog sprake van kleinschalige buurten uit de jaren ’30 tot ’50 van de vorige eeuw. Soms is sprake van nieuwe invullingen uit de jaren ’80. Er staan zowel rijtjeswoningen, twee-onder-één-kap als vrijstaande woningen. De meeste woningen bestaan uit twee lagen met een kap. Ook komen typologieën met een plat dak voor. Bijvoorbeeld aan de Hugo de Grootstraat en op enkele prominente plekken zoals op de hoek van de Wilhelminalaan/Dahliastraat in de stijl van de Amsterdamse school. Karakteristiek is de kleinschaligheid, de over het algemeen roodbruin gemetselde gevels, de oranje of gesmoorde gebakken dakpannen en verfijnde detaillering in het metselwerk. Vanwege de kleine woningen is regelmatig sprake van individuele uitbreidingen. Bijvoorbeeld aan de Hugo de Grootstraat waar meerdere dakopbouwen zijn gebouwd. Stroken- en blokverkaveling: Overwhere en Wheermolen. De wijken vanaf circa 1945 tot circa 1970 (Wederopbouw) zijn herkenbaar aan een eenvoudig, functioneel en hiërarchisch stratenpatroon. De herhaling en gelijkvormigheid van de (half) open woonblokken, met eenvoudige hoofdmassa’s en kapvormen, zoals zadeldaken of schilddaken, zorgen voor rust en samenhang. In het begin van de Wederopbouwperiode is de architectuur traditioneel en ambachtelijk. Later is deze, onder invloed van nieuwe bouwmethodieken, eenvoudiger, zakelijker en meer rationalistisch. juli 2019 | 27

28 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication