21

Gedicht D e B e em s t er b l u e s ( o f Wa t s k e b u r t ) Het zijn niet de pastelluchten en weiden of het geloei van de immer grazende meiden de statige stulpen, de huizen van de rijken of de lange lijnen van sloten en dijken Het zijn ook niet de knotwilgen of appelbomen of de wolken die elke dag schilderijen dromen of de beemsterlingen die met arbeid en verstand aardappels telen en eten van 't eigen land De wieken van de korenmolen zag ik flink bewegen maar een klap heb ik er niet van meegekregen De oude molenaar was van een uitstervend ras maar zeer vriendelijk en nog heel kras Op de middenweg die ik toen heb gekozen zag ik mensen langs de kant zich aangenaam verpozen In liefde bloeyende eten, drinken en vrolijk zijn was hier gewoon te vinden het levensmedicijn? De gouden eeuw moet ook zo zijn geweest en hier zag ik elementen van dat grote feest Wat hier zo staat is van grote waarde een polderparadijsje op beemsteraarde Maar al deze voortekenen waren het niet Dat heeft veroorzaakt mijn grote verdriet Ook waren het niet de kwadrantjes die ik reed met de vele pompoenen langs boerderij en beemd Wat deed mij dan verdrietig maken en afzien van mijn wereldse taken in deze polder door mensenhanden gewonnen en door Betje Wolff zo fraai bezongen? Het gebeurde toen ik een koffer ontving Daaruit kwam een kunstig en keramiek ding Had ik dat maar nooit opgehangen want sindsdien heeft het mijn ziel gevangen Kunst in kwadraat heette het project de burgemeester vroeg hoe ik het had ontdekt Ik zei naar eer en geweten dat ik ben vergeten hoe ik mijn naam spel en moet heten Wat mij aanraakte was het alziend oog der tijd ben ik geworden als de polder soo wijd raakte ik door mystieke minne gebenedijd en werd ik beroofd van al mijn depressiviteit... Datskeburt! Cor Wagenaar Nieuwe Beemsterling

22 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication