110

PRINCIPE ZUIGERPOMP In een cilinder zit een zuiger. De zuiger gaat heen en weer en maakt daardoor de ruimte in een deel van de cilinder afwisselend groter en kleiner. De cilinder is verbonden met een zuigleiding en een persleiding. In de verbinding tussen de cilinder en de leidingen zitten kleppen die er voor zorgen dat de vloeistof in de juiste richting in en uit de cilinder stroomt. ENKELWERKEND Als de zuigerstang de zuiger naar rechts trekt ontstaat in de cilinder links van de zuiger een onderdruk. De vloeistof in de zuigleiding drukt de zuigklep open en stroomt de cilinder binnen. De persklep is op dat moment gesloten. Als de zuigerstang de zuiger naar links duwt, ontstaat in de cilinder links van de zuiger een overdruk. De vloeistof in de cilinder drukt de persklep open en stroomt in de persleiding. De zuigklep is op dat moment gesloten. Een zuigerpomp levert een zeer onregelmatige vloeistofstroom. Een enkelwerkende zuigerpomp levert tijdens de zuigslag helemaal geen vloeistof. Tijdens de persslag is de vloeistofstroom ook niet constant. De zuigersnelheid wisselt namelijk tijdens de persslag van nul naar een maximum en dan weer naar nul. Het resultaat is een zeer pulserende vloeistofstroom. Dit is weergegeven in de onderstaande afbeelding. Langs de horizontale lijn is de tijd weergegeven die de zuiger voor elke zuig- en persslag nodig heeft, op de verticale lijn de opbrengst. De grafiek geeft aan welke opbrengst de pomp op een bepaald moment van zijn persslag levert. Punt A: De snelheid van de zuiger is hoog - de opbrengst [Q] is groot Punt B: De snelheid van de zuiger is laag - de opbrengst [Q] is klein Punt C: De persslag is voorbij en de zuigslag begint - de opbrengst [Q] is nul Punt D: Er begint een volgende persslag 108 CA T AL OGUS 2 0 2 2

111 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication