42

Bijlage 7 bij Reglement SUCON II Artikel 3 (heffing) lid 3a t/m 3d van de (voormalige) CAO Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor de Contractcateringbranche voor werknemer geboren vóór 1950 ARTIKEL 3: Heffing 3. Het hieronder in de leden 3a t/m 3d bepaalde is tot 1 januari 2007 van toepassing op de werknemer, met op 1 januari 2003 een dienstverband bij een werkgever in de zin van deze CAO en die geboren is in één van de geboortejaren vermeld in artikel 4 van deze CAO danwel in één van de geboortejaren vermeld in artikel 4 van de ‘Collectieve Arbeidsovereenkomst Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor de Contractcateringbranche voor werknemers geboren in 1950, 1951, 1952 of 1953’, (hierna te noemen: ‘VUT-CAO 1950/1953’), die in principe kan voldoen aan de voorwaarden gesteld in het artikel 4 dat op de werknemer van toepassing is. Artikel 4 van de VUT-CAO 1950/1953 is als bijlage 6 bij deze CAO gevoegd. a. De werknemer is met ingang van 1 mei 2003 als extra aandeel in de totale door de werkgever af te dragen premie, bovenop de premie van 1,2% welke door de werknemer middels inhouding op het loon worden betaald, verplicht een extra premie te betalen van 3,5%. Deze premie wordt eveneens door inhouding op het loon geheven en wel over het loon voor de werknemersverzekeringen (kolom 8 van de loonstaat) vermeerderd met de werknemersaandelen in de premie ouderdoms/nabestaandenpensioen en SUCON I met een maximum gelijk aan 1,5 maal het maximumpremieloon in de zin van artikel 17, eerste lid van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen. De werkgever is verplicht het extra aandeel van 3,5% van de werknemer te vorderen door inhouding daarvan op het periodiek te betalen loon en het aldus ingehoudene af te dragen aan SUCON I. b. De werknemer die met bewijs kan aantonen dat hij nimmer zal kunnen voldoen aan de voorwaarden gesteld in het hiervoor genoemde artikel 4 dat op de werknemer van toepassing is, is het extra aandeel van 3,5%, genoemd in lid 3a van dit artikel, niet verschuldigd. c. Indien de werknemer bij voorbaat schriftelijk afstand doet van zijn (potentiële) recht op een uitkering op grond van deze CAO danwel op grond van de VUT-CAO 1950/1953, en dit is vastgelegd in een daartoe strekkende overeenkomst tussen SUCON I en die werknemer, dan is deze werknemer de extra premie van 3,5% niet verschuldigd en zal deze niet middels inhouding op het voornoemde loon worden gevorderd door de werkgever. Het genomen afstand van recht is onvoorwaardelijk en onomkeerbaar. d. Indien de werknemer bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot het verkrijgen van een uitkering op grond van deze CAO danwel op grond van de VUT-CAO 1950/1953, welke uitkering hij had kunnen verkrijgen omdat hij formeel aan de voorwaarden voor het recht op een uitkering heeft voldaan, wordt de aan SUCON respectievelijk SUCON I betaalde extra premie te dezer zake, door SUCON I aan de werknemer gerestitueerd. In geval de werknemer voortijdig overlijdt terwijl hij voordien formeel aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een uitkering op grond van deze CAO danwel op grond van de VUT-CAO 1950/1953 voldeed, wordt er door SUCON I niet tot premierestitutie overgegaan. 42

43 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication