3.3 Serialisme → vanaf ± 1950 De Twaalftoonstechniek (Dodecafonie) van Arnold Schönberg werd in de tweede helft van de 20e eeuw verder uitgebouwd; niet alleen de twaalf tonen van de chromatische toonladder werden geserialiseerd, maar men ontwikkelde het ordenen van reeksen door ook andere muzikale parameters zoals dynamiek en toonduur in serie te gaan zetten. Olivier Messiaen (1908 -‐ 1992) gaf hiervoor de eerste aanzet, maar zette de ontwikkeling zelf niet door. Hij richtte zich op het vastleggen van duizenden vogelgezangen om die weer te verwerken in zijn composities. Het Serialisme werd wel verder ontwikkeld door twee van zijn leerlingen: Pierre Boulez (geb. 1925) en Karlheinz Stockhausen (1928 -‐ 2007)). Afb. 6: Olivier Messiaen 3.4 Microtonale muziek → vanaf ± 1950 Bij deze stroming wijkt men af van het normale Westerse toonstelsel, waarin het octaaf in 12 gelijke intervallen van een halve toonafstand verdeeld is en gebruik men kleinere toonschreden dan een halve toonafstand. Bekende systemen zijn het kwarttoonsysteem, waarin het octaaf in 24 kwarttonen verdeeld wordt, en het 31-‐toonssysteem met per octaaf 31 kleine stapjes, die diëzen worden genoemd. Er zijn echter nog talloze andere systemen. Harry Partch (1901 -‐ 1974 ) was één van de eerste componisten die zich bezighield met microtonale toonsystemen. Afb. 7: Uitgebreide Tonaliteitsdiamant van Partch 3.5 Aleatoriek → vanaf ± 1960 Natuurlijk kon een reactie op het Serialisme niet uitblijven en onder aanvoering van de componisten John Cage (1912 -‐ 1992) en Earl Brown (1926 -‐ 2002) ontstond de Aleatoriek, de toevals-‐muziek. Omdat hier het niet-‐vastgelegde centraal stond kwam er ruimte voor toevalsfactoren en min of meer geleidde improvisatie. Hiervoor wordt ook een nieuwe manier van notatie ontwikkeld, namelijk de grafische notatie. Deze nieuwe notatievorm werd ook gecombineerd met de traditionele notatie. 8 Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è
10 Online Touch Home