Redactioneel ‘Nooit gedacht dat ik zo blij zou zijn met een half volle zaal,’ hoorde ik Claudia de Breij onlangs zeggen tijdens een try out van haar voorstelling Hier ben ik. Het is het mantra waarmee ik mezelf, en mijn puberdochters, probeer door deze kale tijd te loodsen: focus op alles wat wel kan en kijk niet te veel naar wat niet kan. Ik moet denken aan Siebe Peenstra, de hoofdpersoon van mijn boek De geur van hooi. Hij vertelde over hoe hij, geboren in 1923, als jongeman de Tweede Wereldoorlog beleefde. ‘Er was niks te doen.’ En dat was letterlijk zo. Er was geen dansles, laat staan ander vermaak. En nadat hij eenmaal moest onderduiken om de arbeitseinsatz te ontlopen, kon hij zelfs niet meer schaatsen, zeilen of bij vrienden langsgaan. Ergens in die weder opbouwjaren zijn we het volslagen gewoon gaan vinden om meerdere keren per jaar op vakantie te gaan, televisie te kijken via tientallen zenders, 24 uur per dag online te zijn en wekelijks uit te gaan. Verslaafd aan prikkels, durf ik wel te beweren. Maar zelfs nu als gevolg van corona-maatregelen veel vermaak buitenshuis wegvalt, kunnen we ons nog vermaken met zeker een tienvoud van Lichtvoetig Vroege vogels Ook al is het buiten koud, het is toch heerlijk om vroeg uit de veren te zijn. Weliswaar is de drempel een stuk hoger om het warme nest te verlaten, maar de trots op je eigen prestatie des te groter. Hoewel die trots verdampt als sneeuw voor de zon als ik denk aan de vogels. De tuinmerel zes meter van mijn slaapkamerraam bijvoorbeeld. Ineengedoken met de snavel in de veren brengt hij de nacht door in de laurierstruik. In zijn hiel zit een mechanisme dat op slot kan als hij zijn tenen om een tak sluit. Zo valt-ie niet van de tak tijdens het slapen. Bij het eerste teken van licht aan de oostelijke hemel wordt de merel al actief. Eten, territorium verdedigen, dat soort werk. Op milde winterochtenden gaat hij zelfs zingen. Zacht, maar goed hoorbaar. Ook de roodborst is er vroeg bij. Anders dan de meeste vogelsoorten zingen ook de vrouwtjes. Dit doen ze alleen ’s winters als het territorium bewaakt moet worden. Met een enkele schermutseling, maar vooral met zang. Een prima tip voor hele volksstammen van de homo sapiens. Het zou weliswaar vocaal geweld bij de grenzen veroorzaken, maar het wapengekletter zou achterwege blijven. Als we vrij zijn gaan we dikwijls vroeg wandelen. Vanuit ons huis lopen we in tien minuten naar het dichtstbijzijnde bos. Ik heb er altijd aardigheid in om onderweg al te turven welke vogelsoorten ‘s winters nog zingen. Voordat we het bos bereiken kan ik meestal wel de zang scoren van huismus, heggenmus, roodborst en winterkoning. Van de laatste soort zou je verwachten dat hij goed bestand is tegen winterkou. Het tegendeel is waar. In elke strenge winter sneuvelt meer dan de helft van de populatie winterkoningen. Zijn lijfje is simpelweg te klein om de warmte in de strenge vorstnachten vast te houden. De boomkruiper is niet veel groter, maar hij heeft er iets op gevonden. Op geschikte slaapplaatsen – bijvoorbeeld onder een daklijst tegen de muur – klitten drie tot zeven boomkruipertjes tegen elkaar aan. Als een kluwen verenbal kunnen ze dan als collectief de warmte goed vasthouden en verdelen over alle exemplaren. Ook deze bruine boomkruiper zingt regelmatig in de winter, evenals de blauwe boomklever. Gelukkig is er een keer per week een escape mogelijk. Dan wandel ik in de geest vroeg rond, maar blijf ik toch nog eventjes in mijn warme bed. Elke zondag staat het radioprogramma Vroege vogels voor mij plaatsvervangend vroeg op. En dan komen de geliefde vogelsoorten beurtelings langs. Met een beetje mazzel hoor ik de tuinmerel buiten zingen en de radio roodborst binnen. George Knottnerus 31 Wandelbrieven Langs kunst en cultuur 36 Friesland Stilvallen aan de kust wat Siebe en zijn generatie kon in die oorlogsjaren. Uitgebreid koken, de thuisbioscoop, musea bezoeken, het vliegtuig pakken naar de Antillen en met een klein gezelschap samenkomen, om maar een paar dingen te noemen. En toch voelt het alsof alles stilvalt, omdat we ons bewogen met het tempo van een HSL. Kijken naar wat wel kan. Dat is mijn mindtrick misschien, relativeren, dingen in perspectief plaatsen. Uiteraard gaat die relativering niet over mensen die hun werk hebben zien wegglijden in de gretige kieren van de crisis, maar louter over ons privéleven. De toekomst is ongewis, dat was hij altijd al. De natuur is een constante. Ze stelt haar gulle armen open voor wandelaars en vormt het decor voor stressreductie. Of die nou veroorzaakt wordt door een te volle of juist door een te lege agenda. Tialda Hoogeveen 27 Groningen PronkjewailpadOost en Noorder Rondtochten inhoud 8 De Paltz 10 Zorgeloos struinen rondom Soest Hessen Waar natuur en wetenschap elkaar raken 12 België 20 Vijf pareltjes in Wallonië Wandelgemeentes 2020 Westerwolde, Winterswijk en Berg en Dal Verder in dit nummer: Nieuws Wandelproducten Ardenner tips Heuvelrug wandelvierdaagse Loopbaan Uitgelezen Column John Jansen van Galen Voetstuk 4/5 7 14 18 32 34 38 38 ‘te voet’ is een uitgave van Hobri Pers Uitgeverij BV, Tuindorpweg 23, 3951 BD Maarn, T. 0343-449499 • e-mail abonnee administratie: abo@wandelkrant.nl • e-mail redactie: redactie@wandelkrant.nl • website: www.tevoetonline.nl • Vanuit België: tel. 00-3130-6910138. redactie@wandelkrant.nl • Advertenties: Tarieven op aanvraag bij bovenstaand adres • Uitgever: Eef van den Brink • Hoofdredactie: Tialda Hoogeveen • Vormgeving: Punt Grafisch Ontwerp Utrecht, www.puntgo.nl • Foto voorpagina: Shutterstock • Aan dit nummer werkten mee: Flip van Doorn, John Jansen van Galen, John Jansen van Galen, Femke Jaarsma, George Knottnerus, Jan Fokke Oosterhof, Alexander Schwarz, Elvira Werkman • ‘te voet’ nummer 4, zesentwintigste jaargang. Het volgende nummer van ‘te voet’ – zesentwintigste jaargang, nummer 1, voorjaar 2021 – verschijnt eind maart 2021.
4 Online Touch Home