Wormen Wormen verrichten nuttig werk in de bodem. Door te graven, te ‘ploegen’ en te composteren zorgen ze voor een vruchtbare ondergrond. Er zijn verschillende soorten regenwormen die op verschillende dieptes in de grond leven. De zogenaamde pendelaar maakt verticale gangen in de bodem tot wel 3 meter diep. Hierdoor kan de waterinfiltratie van de bodem verdubbelen. Het overige bodemleven, net als kunstmatige bewerking, kan dit niet bewerkstelligen. Gangen van pendelwormen kunnen wel 10 tot 20 liter water per vierkante meter opvangen. Wormen zetten groente-, fruit- en tuinafval om in een waardevolle bodemverbeteraar: compost. Compost In de levende tuin werkt ‘afval’ in de voedselkringloop weer als voeding voor een ander proces of product. Dit betekent dat de kringloop zoveel mogelijk lokaal in de tuin zelf moet worden gesloten. De composthoop is hier het leidende beeld. Deze mag in geen enkele levende tuin ontbreken. Groenafval wordt ter plekke verwerkt voor bemesting en bodemverbetering. Zorg dat de fauna meeprofiteert en dat de composthoop toegankelijk is voor dieren die zoeken naar voedsel en beschutting. Vlinders voeden zich met mineralen uit de composthoop. Ook vinden vogels en egels er hun voedsel. Compost is zeer geschikt om het bodemleven te stimuleren. Bacterievoedsel is groen materiaal zoals bladeren of grasmaaisel, ongekookte groente of fruitresten, eierdoppen, theezakjes en koffiedik. Schimmelvoedsel is bruin houtig materiaal zoals houtsnippers, stro of kleingemaakt karton. Wormen breken zowel groen als bruin materiaal af. Er zijn speciale wormenhotels die in de bebouwde omgeving kunnen worden ingezet. Hier wordt gft-afval omgezet in duurzame compost. Composteren (bron: http://www.milieucentraal.nl/) Zelf composteren bespaart op transportkosten en dus op energie, en vermindert de afvalberg. De in de levende tuin geproduceerde biomassa blijft in de tuin zelf en wordt niet vervoerd naar elders. Als beloning krijgt de tuinbezitter gratis de beschikking over een goede bodemverbeteraar. Verse tuinaarde van buiten de tuin is dan niet nodig. De composthoop kan natuurlijk ook worden geplaatst op het terrein van de hovenier. Compostering moet op een goede manier plaatsvinden. Zo niet dan verandert een eventueel milieuvoordeel in een nadeel. Zorg voor goede doorluchting Keer de composthoop ongeveer elke zes weken geheel ondersteboven (‘omzetten’). Dat versnelt het composteerproces. In een half-open compostvat kan dit niet en is een gevarieerde samenstelling extra belangrijk. Zorg voor variatie Een composthoop is gevarieerd en bestaat uit vochtig en droog materiaal, slap en stevig, grof en fijn, koolstofrijk (zaagsel, snoeihout, stro, boombladeren) en stikstofrijk (gras, mest, tuinafval). Zorg voor voldoende vochtigheid De composthoop mag niet te nat of te droog worden. Af en toe een beetje water is prima, maar bij te veel regen spoelen de voedingsstoffen uit, of kan een tekort aan lucht ontstaan in de composthoop. Plaats de composthoop dus niet onder een afdak, en ook niet in een open veld. Onder een boom, half beschut tegen zon en regen, is een goede plek. Wel of niet op de composthoop? Niet alles wat in de GFT-bak mag, mag ook op de composthoop. Dat komt omdat de omstandigheden in de composthoop anders zijn dan die in een professionele composteerinrichting: de vochtigheid en hygiënische omstandigheden zijn anders en de temperatuur is lager. De vuistregel is: hoe opener het systeem is, des te minder er in mag. Er zijn drie compostsystemen: 1) Open systeem (composthoop) voor in de tuin. Voor een composthoop zijn enkele vierkante meters nodig. Een vrij liggende hoop moet minimaal 1,5 meter hoog, breed en lang zijn bij de opzet. De composthoop kan los op de grond worden gelegd, of op een bak van hout, takken of wilgentenen. 2) Halfgesloten systeem (compostbak of -vat) voor hoofdzakelijk tuinafval. Voor tuinen met weinig ruimte zijn houten of plastic compostvaten geschikter. 156 3) Gesloten compostvat voor vooral keukenafval, geschikt voor op het balkon of in de keuken.
180 Online Touch Home