In de levende tuin heerst een natuurlijk evenwicht tussen nuttige en schadelijke dieren. Toch kan in de bebouwde omgeving of op kleine oppervlakten enig ‘dierhinder’ worden ervaren. Hieronder enkele voorbeelden en een aantal natuurlijke maatregelen: Bijen: in principe zal een bij niet steken, tenzij men vlak voor het vlieggat van de bijenkast loopt of verstoort met bijvoorbeeld een bladblazer. Soms hangt er in de zomermaanden een bijenzwerm in de tuin. Deze bijen zitten vol honing en zullen in principe ook niet steken. Laat de zwerm rustig hangen en bel de plaatselijke imkervereniging om de zwerm op te halen. Hazen en konijnen: lusten geen Achillea, Aconitum, Aquilegia, Geranium, Helianthemum, Hemerocallis, Hosta, Iris, Lavandula, Salvia, Sedum of Veronica. Katten: ga voor bodembedekkende beplanting. Schelpen als verharding kunnen ook helpen. Mieren: plaats boerenwormkruid. Muggen en vliegen: plaats een walnotenboom bij het terras. Zorg voor meer kikkers en vogels in de tuin. Rupsen: vindt men vaak niet prettig in de tuin. Maar: rupsen worden vlinders. Zet geen planten die sterk vlinders aantrekken naast de moestuin. Slakken: Slakken zijn niet zo populair. Toch eten de meeste soorten vooral plantaardig afval, zoals bladeren, dode insecten, schimmel en hout. Het zijn nuttige opruimers. En ze dienen weer als voedsel voor andere dieren in de tuin, zoals vogels, muizen, egels en amfibieën. Kinderen zijn vaak gefascineerd door slakken. Ze komen zo op een gemakkelijke manier in aanraking met de natuur. Vogels: plaats blauwe netten over het fruit in de moestuin. Blauw is goed zichtbaar voor vogels. Wespen: een wespennest verwijdert in 6 uur 2500 vliegen en 650 langpoot- en steekmuggen. Alleen in augustus en september, als wespen overstappen naar zoet voedsel en onze terrassen belagen, kunnen ze last veroorzaken. 180
204 Online Touch Home