17

‘Door aanpassing financiële regels is korten op pensioenen voorkomen’ De wet uit 2015 waarmee de financiële regels voor pensioenfondsen zijn aangepast heeft er toe bijgedragen dat pensioenfondsen sindsdien nauwelijks hoeven te korten, ondanks het feit dat veel van die fondsen de afgelopen jaren een dekkingsgraad van onder de 100 procent hadden. Wel blijken fondsen in hun herstelplannen vaak uit te gaan van optimistische rendementsverwachtingen. Als zij dan lagere rendementen realiseren, blijft herstel naar het wettelijk vereiste vermogen langdurig uit. Dat schrijft minister Koolmees van sociale zaken en werkgelegenheid aan de Tweede Kamer. De aanpassingswet werd gezien als een soort onderhoud van het pensioenstelsel en moest een aantal onwenselijkheden, zoals het abrupt korten van pensioenen, tegengaan. Ook moest er meer stabiliteit komen bij de financiële sturing van pensioenfondsen en was er meer behoefte aan duidelijkheid over de risico’s die aan pensioensparen kleven voor de deelnemers. Nieuwe regels over de herstelperiode en dekking moesten zorgen voor meer evenwicht, vat de bewindsman samen. Herstelplannen Met de wet werd voor pensioenfondsen één herstelplan ingevoerd met een doorrollende looptijd van maximaal tien jaar. Dit herstelplan wordt, zolang sprake is van een reservetekort, jaarlijks geactualiseerd met steeds opnieuw een hersteltermijn van (maximaal) tien jaar. Hiermee wordt voorkomen dat schokken tegen het einde van het hersteltermijn tot abrupte maatregelen leiden. Verder moet een fonds dat – na toepassing van andere herstelmaatregelen – naar verwachting niet binnen de looptijd voldoende herstelt onmiddellijk een korting doorvoeren. Om aanhoudende dekkingstekorten tegen te gaan mag een fonds maximaal vijf jaar achtereen een dekkingstekort (een dekkingsgraad < ± 105%) hebben. Vóór de aanpassing was dit maximaal drie jaar. Heeft een fonds vijf jaar achtereen een dekkingstekort dan moet er gekort worden maar dat mag over maximaal tien jaar worden gespreid. De doelstelling om kortingen te voorkomen, is ondanks de lage rente grotendeels gehaald, stelt de minister. Sinds 2015 hebben slechts twee kleine fondsen een bescheiden korting doorgevoerd. Positief is ook dat de pensioenpremies tamelijk stabiel zijn gebleven ten opzichte van het loon. En sinds 2015 verschaffen pensioenfondsen hun deelnemers vooraf meer duidelijkheid over de verdeling van financiële mee- en tegenvallers. Hoge verwachtingen Daar staat tegenover dat de door de pensioenfondsen opgezette herstelplannen om de dekkingsgraad weer op te voeren grotendeels leunen op hoge verwachte rendementen. Een zorgpunt is ook dat de nieuwe pensioenopbouw bij veel fondsen deels uit het vermogen wordt gefinancierd. Als dat te lang doorgaat, is dat nadelig voor pensioengerechtigden. Voor een toekomstbestendig pensioen is meer nodig dan noodzakelijk onderhoud, stelt minister Koolmees tenslotte. Hij refereert daarmee aan de herziening van het pensioenstelsel waar de sociale partners zich al enkele jaren over buigen. Ruud Peys selherziening wel nodig Minister Koolmees stelt in een reactie op de Bismarcklezing dat er wel degelijk reden is voor een stelselherziening. ‘’Veranderingen op de arbeidsmarkt, de stijgende levensverwachting, de financiële crisis en de dalende rente hebben de kwetsbaarheden van ons stelsel bloot gelegd. Verwachtingen worden onvoldoende waargemaakt; er zijn spanningen tussen generaties en het stelsel sluit niet meer aan bij de veranderende arbeidsmarkt.’’ De bewindsman is het eens met de Jong dat de sterk gedaalde rente de oorzaak is voor de lagere dekkingsgraden. Daarnaast zijn ook de verplichtingen van de pensioenfondsen gestegen door de hogere levensverwachting, de toegenomen werkgelegenheid en hogere lonen. Een dalende rente heeft echter wel een positief effect op het vermogen van een fonds door de hogere koersen van bijvoorbeeld obligaties. Koolmees wijst echter de Jongs suggestie af dat we moeten overstappen naar het gebruik van een rekenrente die is gebaseerd op de verwachte rendementen van de beleggingen. ‘’Er zijn meerdere redenen waarom de Pensioenwet marktwaardering als uitgangspunt heeft. In de eerste plaats heeft het rekenen met een hogere rekenrente tot gevolg dat nog te behalen rendementen reeds worden ingeboekt en uitgedeeld. Als sprake is van een collectieve pot waarin gezamenlijk risico’s worden gedeeld leidt dat tot herverdeling tussen generaties.’’ ‘’In de tweede plaats beloven pensioenfondsen pensioen dat met een hoge mate van (nominale) zekerheid wordt waargemaakt. Om te zorgen dat zij aan die hoge zekerheidsmaatstaf kunnen voldoen, moeten ze te allen tijde voldoende geld in kas hebben. In de derde plaats opent het loslaten van marktwaardering de deur naar subjectieve wijzigingen van de rekenrente voor pensioenfondsen, waarbij de financiële belangen van deelgroepen binnen het pensioenstelsel leidend gaan worden. De rekenrente wordt dan een speelbal van conflicterende belangen binnen het pensioenstelsel, waardoor het vertrouwen in het stelsel verder wordt ondermijnd,’’ schrijft Koolmees. 17

18 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication