Afb. Sint janskruid kan zijn: blad, plantresten, stro, gras, houtsnippers etc. Door te mulchen blijft de bodem bedekt en voorkom je uitdroging, het opkomen van onkruid en schade door zware regenval. Hoe groter het knipsel, hoe langer het duurt voordat het verteerd is. Lange takken kunnen op een takkenril gelegd worden. In een voedselbos is een langzame vertering het beste. Een voedselbos heeft voornamelijk een schimmeldominante bodem. Bomen en struiken houden hiervan. Een geploegde grond is bacteriedominant. Hier groeien groenten en eenjarige kruiden goed op. Werk gefaseerd Een paar wilgen kunnen verschillende tientallen kilo’s struifmeel produceren die nuttig zijn voor veel insecten. Door na de bloeiperiode gefaseerd te werk te gaan tijdens het knotten of kappen blijft er veel stuifmeel beschikbaar voor bijen en andere insecten. Alleen onder goed gecontroleerde omstandigheden kan er in de periode van half maart tot eind juli gesnoeid worden. In deze periode broeden namelijk veel vogels in de bomen en struiken. Door goed te observeren of er geen nesten zijn, kan er toch gesnoeid worden. Bloesemboog in je voedselbos januari toverhazelaar februari maart april mei juni juli augustus september oktober november hazelaar, winterakoniet, gewoon sneeuwklokje gele kornoelje, boswilg, wilde narcis, krokus brem, zoete kers, pruim, appel, aalbes framboos, aardbei, kweepeer, mispel, witte acacia tijm, venkel, tamme kastanje, linde dropplant, zonnehoed, ijzerhard, citroenmelisse, lavendel struikheide, honingboom, bijenboom, pindakaasboom klimop, hemelsleutel, guldenroede nabloei: herfstaster, ijzerkruid, herfstkrokus nabloeiende kruiden ³ Een bloesemboog is dat je op een plek bloei realiseert van het vroege voorjaar, zomer tot late najaar. Het is een boog van bloemen. Dit is belangrijk omdat honingbijen en hommels het hele seizoen voldoende voedsel moeten vinden. In het voorjaar en begin zomer is er op vele plekken redelijk voedsel te vinden (kan uiteraard nog beter) maar vooral in de nazomer en begin herfst is er vaak een tekort. 13 13 Wanneer je tijdens het grasmaaien maar 25-40% per keer maait, kunnen insecten zich makkelijk verplaatsen naar niet-gemaaide stukken. Tevens wordt zo gezorgd voor verschillende vegetatietypen, doordat andere kruiden en grassen op kunnen komen. Hierbij is het van belang om ieder jaar hetzelfde te doen, zodat de vegetatie zich op het beheer kan aanpassen. Maai niet te snel en wees voorzichtig. Maai alleen wanneer het nodig is. Ditzelfde geldt voor werkzaamheden in waterpartijen of waterlopen.
14 Online Touch Home