8

Vaak met heet sodawater, zand en een borstel en nagespoeld met schoon water. Meestal gebeurde dat bij de put, waar ook een rek stond, waar de bussen omgekeerd opgezet konden worden. Het zand was een speciaal fijn wit zand, ook wel schuurzand genoemd en werd tevens gebruikt voor het schuren van de klompen. Men had zondagse klompen en klompen voor in de week. Melkbussen schuren kunnen bleken in de zon. Dit mocht ook weer niet te snel gebeuren, vandaar dat men regelmatig water over de was goot. Daar moest je ook weer mee oppassen, want bleef het water te lang op de was liggen, dan veroorzaakte dat gele kringen. Later gebruikte men bleekwater, een soort verdunde chloor in flessen. Daarvan mocht je ook weer niet te veel gebruiken, want de was ging er gauw kapot van. Dan moest er goed gespoeld worden en deed men meestal een zakje Deze laatste gebruikte men bij het dagelijkse werk op het land en op de boerderij. Meestal moesten die dan ook eerst geweekt worden voor ze geschuurd konden worden. Als men op visite ging, deed men natuurlijk de zondagse klompen aan. Het wassen was ook een hele arbeid toen er nog geen wasmachines waren. Meestal waarvoor een vaste dag en vaak was dat de maandag. De kleren werden voorgeweekt in sodawater, waarna het met de hand een soort voorwas kreeg. De smerige stukken werden met groene zeep ingewreven, waarna ze in een ketel op het vuur gekookt werden. Daarna kon het eigenlijke wassen beginnen. Ze werd stuk voor stuk op een plank gelegd en met een borstel bewerkt. Na het wassen kwam het bleken. Een bleek was een stuk grasland met kort gras waarop de was werd uitgespreid om te 10 _________________________________________________________________ blauwsel in het spoelwater om een optisch witter effect te krijgen. Dan kon de was op de lijn worden gehangen, als er tenminste niet te veel wind stond. De was moest natuurlijk ook gestreken worden en daarvoor had de boerin de beschikking over een bout die heet gemaakt kon worden in het vuur of waar men hete kooltjes in kon doen. De overhemden kregen een speciale behandeling met stijfsel. Dit was gemaakt van aardappelmeel en men kon het krijgen in poeder of korrels: SB was een bekend merk. De stijfsel werd opgelost in een grote hoeveelheid kokend water, waarin de overhemden kwamen. Naast het werk op de boerderij hielp de boerin ook mee op het land. Dan moest het werk op de boerderij maar even iets minder uitgebreid gebeuren. Dat haalde men dan wel weer in met de grote schoonmaak, die meestal twee maal in het jaar werd gehouden: in het voorjaar en in de herfst. Alles moest naar buiten en geklopt of gelucht

9 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication