26

Volgens Heeroma hebben zij ook duin naar de Nederlanden gebracht: Engels dune (uit het Keltisch ontleend). Maar dat kan niet, want duin is al vóór 1000 in het Nederlands overgeleverd en dus rechtstreeks uit het Keltisch ontleend.” (in de tekstvoetnoot: Heeroma K. (1956), ‘De erfenis van het Latijn’, in Algemene aspecten van de grote cultuurtalen, 5-26.) Het is dan ook niet verwonderlijk dat we in het alfabetisch namenregister van het Leenwoordenboek aantreffen9: duin (Keltisch). Daarnaast vinden we in het “Etymologisch Woordenboek, de herkomst van onze woorden” van dezelfde auteur en P.A.F Van Veen, dd 1989: duin {zandheuvel} 3in de plaatsnaam Dunkerka, nu Duinkerke (Noord Frankrijk) <1067> dune, duun, duyn ca 10904uit het keltisch, vgl. gaelisch, iers dun {heuvel,fort}, ook in Lugdunum, de oude naam van Londen. In nog meer recente naslagwerken wordt bijna systematisch vermeld dat duin afkomstig zou zijn van dun, en niet omgekeerd: Etymologisch woordenboek van het Nederlands. Onder hoofdredactie van dr. Marlies Philippa met dr. Frans Debrabandere en dr. Arend Quick, Amsterdam University Press, Amsterdam 2004, tweede druk, deel 1, p.643 Duin : misschien ontleend aan het Keltisch dunum – heuvel(fort), Oudiers dûn heuvel(fort) of een Oudengels heuvelfort, dat misschien verwant is aan gallisch dunum in plaatsnamen en aan tuin, dat van onduidelijke herkomst is. Het oud engelse dûne (heuvel, heuvelfort) was ontleend aan het Keltisch; Gaelic dún komt nog als plaatsnaam voor. 20 Van Dale. Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal, 3 delen, Utrecht/Antwerpen, 14de druk, 2005. Door drs Ton Den Boon en prof.dr. Dirk Geeraerts. Etymologie door Nicoline van der Sijs, Alwaar we eveneens aantreffen: duin: ca 1090 uit het keltisch vgl. gaelisch, iers dun {heuvel,fort} Ook zo in een recentere uitgave: Van Dale’s Groot Woordenboek van de Nederlandse taal dd.2008: “duin”:“ca 1090* [verschenen in onze taal] uit het Keltisch, vgl. Gaelisch, Iers: dun (heuvel, fort).” Van Dale Groot Leenwoordenboek, 2005 Op blz. 107: “De Keltische leenwoorden in het Germaans betreffen twee terreinen: bodemkunde en staatskunde. Bodemkundige woorden zijn duin, lei(steen), lood en ijzer: De Germanen namen de ijzertechnologie van de Kelten over. Van een aantal woorden die zowel in het Germaans als in het Keltisch voorkomen, zoals lak, eed en erf(genaam), kunnen we niet met zekerheid uitmaken wat de oorsprong is geweest.” Op blz. 330: “Engelse kolonisten die zich rond 1000 op de Vlaamse kust vestigden, hebben vermoedelijk ongeveer twintig Engelse woorden bekend gemaakt, waarvan een deel zich vanuit Vlaanderen en Zeeland over het Nederlandse gebied verspreid heeft. Volgens Heeroma hebben zij ook duin naar de Nederlanden gebracht: Engels dune (uit het Keltisch geleend). Maar dat kan niet, want duin is al vóór 1000 in het Nederlands overgeleverd en dus rechtstreeks ontleend uit het Keltische taalgebied.” --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------9 Nicoline van der Sijs, Leenwoordenboek. De invloed van andere talen op het Nederlands,Sdu Uitgevers, Den Haag 1996, Standaard Uitgevrij, Antwerpen 1996, 3de druk 1997, p.412. 10 P.A.F. Van Veen en Nicoline van der Sijs. Etymologisch Woordenboek.De herkomst van onze namen. Van Dale Lexicografie. Utrecht/Antwerpen, 1997, 1e druk 1989.

27 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication