33

Gysseling heeft geen verklaring en De Vries vond alleszins geen Germaanse verklaring in zijn etymologisch woordenboek(3). In zijn woordenboek der plaatsnamen twijfelt hij tussen “doornbos”(4) en turwahout “dennenbos”(3). Het tweede lid hout lijkt wel Germaans wat betekent bos. Maar de oudste overgeleverde vormen voor Turnhout hebben geen “h”: Tournoutervoerde in 1021(5) (voerde = voorde en betekent “doorwaadbare plaats”) en Turnolt in1186, Turneholt in 1187(3), Turnhout in 1212(2). Hier zien we dus een naam die tweemaal werd overgenomen en aangepast, eerst door de Kelten en daarna door de Germanen. De aanpassing door de Germanen kan een volksetymologische vervorming zijn van een Keltische naam als het Franse Tournous (Dép. Hautes-Pyrenées, van Tornosum(6), of eerder Tourdun (dép.Gers) < Turnodunum(6) dit laatste is samengesteld uit Turno- en het Keltische dunon, hetgeen “hoogte, heuvel” betekent, later “versterking op een heuvel. De schrijfwijze Tournout in 1021 pleit dus voor dergelijke interpretatie (Tournout < Turnoud < *Turn(o)udunum. Bovendien komt volgens De Vries de schrijfwijze hout voor het oude holt slechts voor de eerste maal voor in de 13de eeuw. Indien Turnhout van Turnodunum komt hebben we evenals bij het franse Tourdun andermaal te maken met een hybride naamconstructie, namelijk voor-historisch tur(no) (=hoogte) en Keltisch dunum (=hoogte) zoals Kelmont, cfr supra. We vinden van Turnhout een Romaans tegenhanger in Belgisch Luxemburg, waar de heuvel “Torrimont” in Tournay bij Neufchäteau samengesteld is uit Tur en mont(1b). De volksetymologie kan van Turnout “Turnholt” gemaakt hebben, dat dan later verder evolueerde naar Turnhout. . (1) Loicq J., La toponomie ou science des noms de lieux. Son application au patrimoine celtique de l’Ardenne, in Folia Electronica Classica, 5, Louvain-la-Neuve 2003, p.17 (1b=p7) (2) Gysseling M., Toponomisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord Frankrijk en WestDuitsland, Belgisch Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek, 1960. (3) De Vries J., Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandse plaatsnamen, Utrecht 1962. (4) Gysseling, op.cit.: onder Turnu (Frankrijk, dép.Eure), dat hij verklaart als dhurnodhu, collectief van dhurnu “droom”. (5) Carnoy A., Origine des noms de communes de Belgique, y compris les noms des des rivières et principaux Hameaux, Louvain 1948-1949, p.683. (6) Dauzeat A. en Rostaing Ch., Dictionnaire étymologique des noms de lieux en France, Paris 1963. (7) Delamarre X., Dictionnaire de la langue Gauloise, Paris 2003. Soortgelijke gedachtengang treffen we ook aan bij de auteur Leo Verhart in zijn boek “Nieuwe archeologische ontdekkingen- tussen Noordzee en Rijn, uitg.Matrijs”, Utrecht 2006: p.50-51: De Keltische taalwetenschap heeft de laatste tijd argumenten naar voren gebracht waaruit zou blijken dat er tot in Noord-Nederland aan het einde van de ijzertijd Keltisch zou zijn gesproken (Hofman, Smelik & Toorians 2000, Toorians 1998. Over de vroegere periode, de tijd van Halstatt en de vorstengraven, kan niets gezegd worden, maar omdat er in archeologisch opzicht geen sterke breuken zijn aan te wijzen, is het waarschijnlijk dat ook in die periode Keltisch werd gesproken. Belangrijk is dat de taalwetenschap wel een gebied kan afbakenen waar een bepaalde taal werd gesproken, maar dat dit nog niet zegt dat het om een volk met een eigen etnische identiteit zou gaan. De Keltische taal werd over een groot deel van Europa gesproken. Na de Romeinse overheersing zou die taal geleidelijk aan verdwijnen. Zo wordt door taalkundigen verondersteld dat op het platteland van Gallië tot in de vijfde eeuw na Christus nog Keltisch werd gesproken. In Groot-Brittannië verdween de Keltische taal niet en van daaruit zou het Keltisch zich uitbreiden naar Ierland en weer terugkeren naar Bretagne. Het spreken van Keltisch in onze streken kan onder andere worden afgeleid uit namen van stammen, plaatsen, mensen en goden en uit Romeinse teksten … 27

34 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication