50

cijnslijst genoemde goederen zijn te beschouwen als herenboeren die een vorm van beheer uitoefenden. Het is niet ondenkbaar dat de genoemde cijnsgoederen ontginningsgoederen zijn. Giselbertus Decanus zou dan de functie hebben van zaakwaarnemer in Alphen van de meier van de abdij in Echternach. Deze meier verbleef meestal in Waalre. Op basis van hun grondbezit en het toe-eigenen van goederen en rechten van de abdij verwierven zij lokaal macht en aanzien. Dit bracht hen in de kring van getrouwen van de heer van Breda, die trachtte de lokale elite binnen zijn machtsgebied aan zich te binden. In de akte van 1187 wordt Gillebertus domnus genoemd. Dit is hetzelfde als dominus, wat heer betekent en in de middeleeuwen het woord was voor ridder. Een titel die hij mogelijk verkreeg van de heer van Breda. Aan de heer van Breda droeg de familie Decanus ook haar allodiaal bezit over in Alphen. De heer van Breda verkreeg dus vermoedelijk in de tweede helft van de 12e eeuw zijn goederen en rechten van de lokale abdij-beambten van Echternach. Op zijn beurt heeft de heer van Breda een deel van deze goederen gegeven aan de commanderij van de Tempeliers.7 Meer vermeldingen van de familie Decanus vinden we ook in de volgende aktes. Uit 1212, Hendrik I, hertog van Brabant, getuigt dat Wiric van Alphen afstand heeft gedaan aan de abdij van Tongerlo van zijn mogelijk recht op de tiend van Alphen en belooft heeft geen verdere twist uit te lokken. Dit in tegenwoordigheid van heer Godfried van Breda. De getuigen van Godfried zijn Godefridus decanus en Arnoldus, Segebertus en Giselbertus, fratres (broers) decani.8 Uit 1205, Godfried, abt van Echternach, geeft de abdij van Tongerloo tegen een vergoeding van 18 denier Keuls een hoeve te Alphen. Getuige is hierbij Walterus decanus.9 44 Uit 1232, Abt Reinerus van Echternach beleent Johannes abt van Tongerlo de kerk te Alphen. Getuige is domnus Godefridus decanus.10 Deze tekst laat ook zien dat het woord decanus hier geen geestelijke functie is. Uit 1287, Abt Richard van Echternach beleent de kerk van Alphen. Getuige is Lodvicus decanus.11 Een andere vroege vermelding van een van Dun naam vinden we in een oorkonde van 28 oktober 1281. Arnoud van Leuven, heer van Breda, geeft aan Johannem de Dunis, maritum Katherine, filie Willelmi Bonte. (Jan van Dun, gehuwd met Katherine, dochter van Willem Bonte) een renteleen van 18 pond klein Leuvense munt per jaar uit zijn cijns en de opbrengst van de gruit (kruid gebruikt bij het bierbrouwen) te Breda ter voldoening van 200 pond Leuvens, destijds door Hendrik V, heer van Breda, aan Willem Bonte, verschuldigd, en draagt de betaling hiervan op aan de ontvangers van de inkomsten van het land van Breda.12 7 Deze tekst is door mij voor een groot deel overgenomen uit het artikel van prof. Bijsterveld in het jaarboek van De Oranjeboom uit 1990. Zie pag. 98-100 8 Dr. M.A. Erens. De oorkonden van de abdij van Echternach deel I nr. 65 9 Dr. M.A. Erens. De oorkonden van de abdij van Echternach deel I nr.54 10 Dr. M.A. Erens. De oorkonden van de abdij van Echternach deel I nr. 116 11 Dr. M.A. Erens. De oorkonden van de abdij van Echternach deel I nr. 257 12 Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312 deel 2 nr. 1211

51 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication