26

4 4.1 4.1.1 Conclusies Conclusies uit het vragenlijst onderzoek Leeftijdsgroep ouders met kinderen 0 tot 4 jaar Er is een groep kinderen die worden meertalig worden opgevoed. De indruk bestaat dat deze meervoudige opvoeding betekent dat de kinderen tegelijkertijd met de verschillende talen in aanraking komen. Het is in ieder geval van belang dat het kind de verschillende talen genoeg hoort en met het kind in die talen wordt gesproken door de ouders en anderen. Wanneer beide ouders op Bonaire zijn geboren bestaat de kans dat niet aan die voorwaarde wordt voldaan. Opvallend is dat weinig wordt voorgelezen in het Papiamentu en in Nederlands door de ouders in alle groepen. Dit zou juist een goede manier zijn om kinderen op jonge leeftijd met beide talen in contact te brengen. Via de televisie komen de kinderen met name de Engelse taal. Op een aantal voorschoolse instellingen lijkt de focus te liggen op Papiamentu en Nederlands, hoewel er ook instellingen zijn waar uitsluitend Nederlands, Engels of Spaans wordt gesproken. Deze kinderen komen in de voorschoolse leeftijd dus weinig in contact met Papiamentu. 4.1.2 Leeftijdsgroep leerlingen van 9 tot 18 jaar In de loop van de periode tussen de 9 en de 18 jaar verschuift het taalgebruik en taalcontact van de leerlingen. Voor de meeste leerlingen is Papiamentu in de eerste jaren zowel thuistaal als schooltaal. Dit verandert in de loop van de jaren als de schooltaal Nederlands wordt. Het blijkt dat Papiamentu de taal is die met name gebruikt wordt in de sociale media en in gesprekken met vrienden. Het gevaar kan zijn dat hiervoor een basaal taalniveau volstaat en de prikkel ontbreekt om het taalniveau van het Papiamentu te verhogen. Ook leidt deze wijze van taalcontact nauwelijks tot een vergroten van de woordenschat in het Papiamentu. Contact met Nederlands verloopt in alle leeftijden via schoolboeken. Het kan dus zijn dat Nederlands vooral wordt verbonden met leren en Papiamentu vooral met communiceren. Taalcontact via de televisie met het Papiamentu en Nederlands is beperkt, ook lezen de leerlingen weinig. 4.1.3 Leeftijdsgroep volwassenen van 18 tot 65 jaar Laaggeletterdheid is een overkoepelende term voor mensen die grote moeite hebben met lezen en schrijven. Een laaggeletterde is iemand met taalniveau 1F (het niveau waarmee een kind de basisschool hoort te verlaten) of lager. Uit onderzoek naar laaggeletterdheid in Nederland in 2014 blijkt dat het gaat om 1,3 miljoen laaggeletterden tussen de 16 en 65 jaar op ruim 16 miljoen inwoners. De groep deelnemers die geboren is op Bonaire is er een groep van ruim 17% die tekenen vertoont van laaggeletterdheid in het Papiamentu en ruim 18% die aanwijzingen vertoont van laaggeletterdheid in het Nederlands. In de groep van deelnemers die in Nederland geboren zijn is dit zelfs een groep van 50% voor het Papiamentu. Er zijn in deze groep geen aanwijzingen van laaggeletterdheid in het Nederlands. Voor de groep die geboren is op een eiland in de Antillen zijn er bij 7,5% van de deelnemers aanwijzingen van laaggeletterdheid in het Papiamentu of bij 10% aanwijzingen voor laaggeletterdheid in Nederlands gevonden. De laatste groep, geboren in Zuid-of Midden-Amerika laat zowel tekenen zien van zowel laaggeletterdheid in het Papiamentu als in het Nederlands. Er zijn aanwijzingen dat er sprake is van laaggeletterdheid in het Nederlands rond de 50% en laaggeletterdheid in het Papiamentu van rond de 36%. De geletterdheid in het Papiamentu voor bewoners van Bonaire die in Nederland en die in Zuid- of MiddenAmerika geboren zijn vraagt aandacht omdat een groot deel van het taalcontact van kinderen plaatsvindt Geletterdheid op Bonaire CPS Onderwijsontwikkeling en advies 24

27 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication