8

8 de trois maisons à six étages, démolies exprès, disaient les uns. Du prodige de toutes les colères, disaient les autres. Elle avait l’aspect lamentable de toutes les constructions de la haine: la ruïne. On pouvait dire: qui a bâti cela? On pouvait dire aussi: qui a détruit cela. C’était l’improvisation du bouillonnement. Tiens! cette porte! cette grille! cet auvent! ce chambranle! ce réchaud brisé ! cette marmite fêlée ! Donnez tout ! jetez tout ! poussez, roulez, piochez, démantelez, bouleversez , écroulez tout! C’était la collaboration du pavé, du moellon, de la poutre, de la barre de fer, du chiffon, du carreau défoncé, de la chaise dépaillée, du trognon de chou, de la loque, de la guenille, et de la malédiction. C’était grand et c’était petit. C’était l’abîme parodié sur place par le tohu-bohu. La masse près de l’atome; le pan de mur arraché et l’écuelle cassée: une fraternisation menaçante de tous les débris; Sysipe1 avait jeté là son rocher et Job2 son tesson. En somme, terrible. C’était l’acropole des va-nupieds. Des charrettes renversées accidentaient le talus; un immense haquet y était étalé, en travers, l’essieu vers le ciel, et semblait une balafre sur cette façade tumultueuse; un omnibus, hissé gaîment à force de bras tout au sommet de l’entassement, comme si les architectes de cette sauvagerie eussent voulu ajouter la gaminerie à l’épouvante, offrait son timon dételé à zegt men. Door een wondere woede ontstaan, zeggen anderen. Wel was De barricade Saint-Antoine vertoonde een treurige aanblik: die van alle constructies door haat: puinhopen. Men kan wel zeggen: wie heeft dat gebouwd? Maar ook: wie heeft dat vernield? Alles gebeurde in de improvisatie van een kookpunt. Zie daar! die deur! dat hekken! die luifel! dat raamkozijn! die kapotte kachel ! die gebarsten ketel ! Geef maar op !Gooi maar weg ! duw maar omver ! rol het naar buiten ! met een pikhouweel ! Breek maar af , draai het om, laat het maar invallen! Het werd een grote opstapeling van straatstenen, van puin, van balken, van ijzeren staven, van vodden, van gebroken ruiten, van kapotte stoelen, van koolresten, van vodden, van lappen, en van verwensingen. Groot en klein. Het was een karikatuur van een afgrond, een chaos. Grote massa’s naast atomen; muren naast gebroken schotels: een gruwelijke verbroedering van afval; Sisyphus1 had hier zijn rotsblok neergegooid en Job2 zijn scherven. Verschrikkelijk. Hier rees een acropolis op van armoezaaiers. Omgegooide karren rezen uit de puinhopen; een immense koets lag er omgekeerd met de wielassen omhoog, een litteken als het ware op een onrustige gevel; een paardentram, vrolijk omhoog getrokken door kloeke armen tot helemaal boven, net alsof de architecten van deze janboel

9 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication