24

op één lijn 39 1e uitgave 2011 Als voornaamste belemmeringen werden genoemd dat: • zorgverleners niet op de hoogte van de inhoud van de richtlijn waren; • zorgverleners verschillend omgaan met gestelde streefwaarden van behandeling; • er onduidelijkheid was over de reikwijdte en de inhoud van leefstijladviezen; • de patiënt soms een gebrekkige motivatie tot leefstijlaanpassingen heeft; • de omvang van de risicopopulatie in de richtlijn erg groot is; • organisatorische kwesties (registratiemogelijkheden en elektronische risicoprofielen) de toepassing van de richtlijn in de weg staan. (5) Verpleegkundigen ondersteunen cardiologen in het nazorgtraject Een secundair preventieprogramma door verpleegkundigen in het ziekenhuis verbetert ook de kwaliteit van zorg. De implementatie van een nazorgprogramma blijkt echter een uitdaging te zijn voor een complexe gezondheidszorgorganisatie. Het is noodzakelijk om een implementatieplan te gebruiken voor het effenen van hobbels. Bovendien is het nodig om te onderzoeken of gestelde kwaliteitscriteria realistisch zijn en of informatie over kwaliteitsindicatoren verkregen kan worden. Kwaliteitsindicatoren moeten dan ook regelmatig door betrokken zorgverleners geëvalueerd en zo nodig bijgesteld worden in een continue kwaliteitscyclus. Informatie over de kwaliteitsindicatoren dient te leiden tot concrete voorstellen voor verbetering van de zorg. Conclusies Verpleegkundigen verbeteren de preventie van hartvaatziekten. De kwaliteit van deze zorg kan verder verbeterd worden door: • meer training voor verpleegkundigen om hun kennis van hartvaatziekten (symptomen), medicatie en leefstijlinterventie te vergroten. Het gaat hierbij om het verkrijgen van vaardigheden in motiverende gespreksvoering en het geven van optimale leefstijlinterventie; • adequaat gebruik van elektronisch risicoprofielen en zelfmanagementprogramma’s; • betere transmurale samenwerking tussen artsen en verpleegkundigen; • het aanstellen van een centrale zorgverlener (of case manager) die verantwoordelijk gesteld wordt voor de coördinatie, afstemming en kwaliteit van zorg. Aan het onderzoek werkten de volgende personen mee: Prof Jan van Ree, Prof Ton Gorgels, dr. George Beusmans (promotieteam) en Prof Bert Vrijhoef en Liesbeth van Hoef. Het proefschrift is te verkrijgen bij hrvoogdt@gmail.com Referenties (1) CBO/NHG. Multidisciplinaire richtlijn Cardiovasculair risicomanagement. Utrecht: 2006. (2) Voogdt-Pruis HR, Beusmans GHMI, Gorgels APM, Kester AD, Van Ree JW. Effectiveness of nurse-delivered cardiovascular risk management in primary care: a randomised trial. British Journal of General Practice 2010; 60: 40-46. (3) Voogdt-Pruis HR, Van Ree JW, Gorgels AP, Beusmans GH. Adherence to a guideline on cardiovascular prevention: A comparison between general practitioners and practice nurses. International Journal of Nursing Studies. 2010; doi:10.1016/j.ijnurstu.2010.11.008. (4) Voogdt-Pruis HR, Gorgels AP, van Ree JW, van Hoef EF, Beusmans GH. Patient perceptions of nurse-delivered cardiovascular prevention: cross-sectional survey within a randomised trial. International Journal of Nursing Studies 2010; 47: 1237-1244. (5) Voogdt-Pruis HR, Beusmans GHMI, Gorgels APM, Van Ree JW. Experiences of doctors and nurses implementing nurse-delivered cardiovascular prevention in primary care: a qualitative study. Journal of Advanced Nursing (2011) doi: 10.1111/j.1365-2648.2011.05627. 24

25 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication