18

op één lijn 46 2e uitgave 2013 Interview met Wil Keulers ‘Hij praat veel, maar zegt niet alles’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Onder het motto ‘er valt altijd wat te leren’ werd Wil Keulers, voormalig huisarts te Munstergeleen, geïnterviewd. Wil werd na zijn afscheid als huisarts 6 jaar geleden, docent aan de Universiteit Maastricht. Hij wilde dat doen tot zijn 65e. Zijn primaire onderwijsrol was die van huisartsbegeleider (HAB) bij het coschap. Een bevlogen docent die door studenten op waarde werd geschat met standaard hoge rapportcijfers. De docent in hem wil dat we altijd leren van zijn ervaringen. Zelfs van zijn ziekte. Een tijd geleden viel hij namelijk van de trap, liep hoofdletsel op en moest revalideren. Wat dat voor hem betekende, wil hij graag met ons delen. Ik zocht Wil thuis op in Munstergeleen. Via email kreeg ik uitgelegd hoe ik moest rijden, en als ik het niet zou kunnen vinden, dan moest ik aan de mensen vragen waar hij woonde. ‘Iedereen kent me’, voegde hij eraan toe. Uiteraard nam ik die proef op de som, met succes. Centraal in ons gesprek stond de ommekeer in zijn leven, de val van de trap en de gevolgen daarvan. Wil bracht meteen ter sprake hoe hij halverwege de trap met een stoeltje voor hun kleinkind viel en op zijn hoofd terecht kwam. Zelf kan hij zich niets herinneren van die gebeurtenis. Zijn vrouw Annie vond hem, zag bloed uit zijn oor komen en belde meteen 112. Wil werd per ambulance naar het academisch ziekenhuis Maastricht vervoerd op verdenking van een schedelbasisfractuur. Dat bleek ook zo. Zijn hersens waren gekneusd en hij had een subduraal haematoom. Door de artsen werd aangedrongen op een operatie om de druk op zijn hoofd te verlichten. Na 14 uur werd hij wakker, met geheugenverlies. Hij herkende enkele mensen maar kwam niet op hun naam, zelfs niet die van zijn eigen vrouw. Hij was bang dat dat altijd zo zou blijven. Hij lag een week in het azM. Het was tevens zijn eerste ervaring al patiënt, want in zijn 33-jarige huisartscarrière heeft hij in totaal naar eigen zeggen, slechts 4-5 dagen verzuimd. En die ervaring, die was niet best. Hij kreeg in het ziekenhuis door de blaaskatheter een infectie: opgelegd pandoer aldus Wil. Het infuus bestemd om de druk in zijn hoofd te verlichten druppelde wel, maar langs zijn lichaam in plaats van er in. Een etmaal lang. 18 ‘Mishandeling is het’, zegt Wil. Zijn vrouw kreeg te horen hoe goed haar man geslapen had, maar in werkelijkheid lag hij onverzorgd op bed gebonden met Zweedse banden. ‘In een academisch ziekenhuis notabene, niet in Ghana’, roept hij verontwaardigd. Hij lag twee dagen ongewassen en ongeschoren, en dokters lieten zich niet of nauwelijks zien. Het is meer dan slordigheid, het is gebrek aan empathie en betrokkenheid volgens Wil, hoe kwetsend ook als je zelf 40 jaar een betrokken huisarts en docent bent geweest. Na de opname in het azM werd hij – met half kaalgeschoren hoofd en een fors onderbehandelde blaasontsteking – per ambulance overgebracht naar het revalidatiecentrum in Hoenbroek. Hij zou er 2 maanden klinisch verblijven op afdeling 4, waarbij hij de weekenden naar huis mocht. Door de postoperatieve aangezichtsverlamming kon hij slecht eten en drinken, meed daarom het restaurant en viel 10 kilo af. De psychologische testen met rekensommetjes kon hij niet maken. Zijn zelfvertrouwen was ver te zoeken. Toch ging het elke dag een stukje beter in Hoensbroek. Aan het einde van zijn verblijf kreeg hij een uitgebreide kennistest en slaagde met vlag en wimpel. Hij kon het in Hoensbroek ook goed vinden met zijn kamergenoot, die ernstig hersenletsel had opgelopen na een infarct. De solidariteit onder bewoners was groot, ze steunden elkaar. Hoe anders was het met de medici aldaar. Wil vertelde hoe een medische equipe met agnio’s hun kamer binnen stormde en over de rug van de patiënt, in het bijzijn van hem en zijn vrouw, de status van de patiënt, zijn kamergenoot, bespraken. De zaalarts (een agnio) van die equipe had hij in 4 weken slechts een kwartiertje gesproken. De overige tijd zat zij volgens Wil op haar kantoortje. Deze ervaring vat hij samen als ‘gebrek aan zorgzaamheid en empathie, geen betrokkenheid bij noch aandacht voor de patiënt’. Dacht ik nog even dat het arts-zijn in zijn voordeel was: integendeel. Hij kreeg te horen dat hij van de ‘oude stempel’ was waarbij hij niet het gevoel had dat het als een compliment was bedoeld. De apotheker was in dienst van de instelling. Het viel Wil op dat de dosering

19 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication