CAPHRI School for Public Health and Primary Care op één lijn 52 Uw toekomst Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML)
Colofon Oplage 2350 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 11331 Fotografie • Foto op de cover en foto's van de (meeste) WESP-en gemaakt door Appie Derks, MUMC+ • Foto's pagina 3 en 4 gemaakt door Loraine Bodewes • Foto pagina 9 gemaakt door Joey Roberts • Foto pagina 25 gemaakt door Tim Linssen • Foto's pagina 30 en 31 gemaakt door Janneke Holten, Canon Business Services Deadline volgend nummer 23 oktober 2015 Inhoudsopgave Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers A study visit from Slovenia – Marija Petek Šter Stelt zich voor: AIOTHO – Krista Koetsenruijter HartVaatHag Top publicatie in JAMA – van de redactie Korte Lijntjes Er was eens... Roos Jongejan – Babette Doorn Benoeming Dr. Mark Spigt – Babette Doorn Aankondiging oratie Dagje uit: HAG slaat haar slag – Marissa Meegdes, Joris Korevaar en Lot Sivré Coschap – Marion van Lierop en Miriam Janssen Coach Experience Annerika Slok in de prijzen – van de redactie Parter in balans – Lizzy Boots WESP-en To do or not to do: ECG’s in de huisartsenpraktijk – Jelle Stoffers Hoe kijken ouderen naar veroudering? – Liza Diels Communicatie onderwijs – Romy du Long Relatie SES en sedentair gedrag kinderen – Fleur Francken SOLK – Dion Rietjens Kinderen met koorts – Luc Laumen en Inge Alleleijn Videotoetsing – Jasper Hurenkamp Moeheid – Lot Sivré Huisarts en colonoscopie – Joris Korevaar Onderzoek Bruikbare Wetenschap – Eva van Eerd en Jochen Cals Aankondiging EGPRN IBS in de eerstelijn – Maastricht IBS Cohort team Blended care – Btissame Massoudi Promotie Joris Linmans – Luc Gidding Symposium internationalisering – LOVAH Maastricht Van de dikke deur – Bas Maiburg In de leer: stage in een Brits hospice – Eefje de Bont De Lijn van Stijn – Stijn de Vries Wetenschapsdag – Sjef Swaans Aankondiging Ancestral Health Symposium Nederland Psychiatrie en een klein Belgisch dorp – Yvonne van Leeuwen Maastrichts Schoonste(n) – Babette Doorn Theorie in praktijk: de feedbackcarrousel – Paul Schrijver Weten is Eten: Veelzijdig, dat wel... – Hendrik Jan Vunderink Videotoetsing: de ‘skinny’ versie, nieuwe mode ? – Katrien Boots Ex aios: De dokter komt op de fiets – Ban Ibrahim Aller voir ailleurs? – T.E. Grijs 3 4 5 6 6 7 7 8 9 9 10 11 12 13 14 15 16 16 17 17 18 18 19 19 20 20 22 23 24 25 26 27 30 32 32 33 34 35 36 37 38 39 2
Van de redactie Uw toekomst Wie nog nooit een student in zijn of haar praktijk heeft begeleid, komt er niet achter hoe leuk het is om samen te scholen. Het aantal studenten neemt ieder jaar toe. We zijn daarom heel blij met het grote aantal huisarts(praktijken) dat wel meedoet aan het opleiden van artsen en aios. In feite hebben we bijna iedereen in de regio nodig, willen we de jonge mensen goede leerplekken kunnen blijven aanbieden. Het verplichte coschap is een zeer belangrijk kennismakingsmoment met de huisarts(geneeskunde). U kunt letterlijk het verschil maken bij die studenten. Ze weten dan nog weinig van de eerstelijn, hebben niet altijd een juist beeld en gaan niet uit zichzelf overwegen om later huisarts te worden. Die keuze wordt echter vaak wel tijdens het coschap gemaakt. Het is dus geen toeval dat steeds meer studenten de Huisartsopleiding zijn gaan overwegen en ervoor kiezen. De reden hiervoor is, dat we al vele jaren fantastische opleiders hebben. En dat opleiden, dat begint bij het coschap. Wie eenmaal heeft gesolliciteerd voor de Huisartsopleiding, die heeft zijn keuze al gemaakt. Bij de basisartsen ligt dat anders. Veel kersverse studenten maken kennis met ons tijdens de Facultaire Introductie eind augustus, ook dit jaar doen we weer mee. Ook geven we uitgebreid voorlichting over de huisartsenzorg in en rond Maastricht. Daarnaast proberen we op elke carrièremarkt en voorlichtingsbijeenkomst aanwezig te zijn met echte rolmodellen, uit de praktijk of in opleiding. Dat werkt. Daarnaast solliciteren studenten bij ons voor een wetenschapsstage, de WESP. Elke 10-18 weken komen nieuwe, jonge enthousiaste studenten onze gangen opvrolijken. Een frisse wind waait door de afdeling. We zien ze bij elke activiteit. We praten met ze en begeleiden ze. Velen van hen willen misschien huisarts worden, maar twijfelen nog tussen dit vak of een aanverwante professie. Korte lijnen op de gang kunnen veel twijfels snel wegnemen. Een aantal ‘doet’ ook nog de GEZP stage in Jaar 6: 18 weken patiëntenzorg of minder, voor wie de AKO-opleiding doet. Het is fantastisch om te zien hoe enthousiast, ambitieus en leergierig deze studenten zijn. Het is leuk om ze te leren kennen. Bij het maken van de groepsfoto van de huidige lichting WESP-en, kreeg ik het idee van de coverfoto en het bijschrift ‘uw toekomst’. Al wordt niet iedereen uit die groep huisarts, zij of hij wordt wel een specialist in opleiding, meestal in uw buurt. Op de foto kan zomaar uw toekomstige aios staan, of collega, of opvolger, of zelfs… uw eigen dokter in de iets verdere toekomst. Maak tijd, en maak er werk van. We hebben u nu en hen straks, heel hard nodig. Hoe leuk enkele studenten het nieuwe geïntegreerde coschap vinden, kunt u lezen vanaf pagina 11. Eefje de Bont verraste ons met fantastische verhalen uit haar stagetijd. We konden het niet over ons hart verkrijgen om in die mooie verhalen te schrappen. Verder veel prijzen en benoemingen. Tijd om te zaaien en tijd om te oogsten, ik schreef het eerder. Andere onderzoekers weten ons ook te vinden als het gaat om onderzoek. Soms lopen er heel veel onderzoeken, vanuit verschillende organisaties. Dat is voor iedereen lastig. We doen ons best om elk nieuw onderzoek goed te bestuderen op relevantie voor het veld. Mocht u vragen of opmerkingen hebben: mail gerust naar op1lijn@maastrichtuniversity.nl. Dat HAG sportief is, blijkt weer uit deelname aan Maastrichts Mooiste op 7 juni 2015. Ex-aios Ban Ibrahim ‘komt op de fiets’ naar u toe. Dat zien we meer huisartsen doen, helemaal nu het volop zomer is geworden. Wie met zijn praktijkgenoten de wei in wil, volgt de tip van Paul Schrijver uit Eindhoven op: organiseer een feedbackcarrousel. Nuttig en aangenaam kunnen hand in hand gaan. Dat niet elke huisarts beschikt over een talenknobbel, bewijst T.E. Grijs. Gniffel met ons mee! Wie tijd over heeft voor slow food, buigt zich over de ‘henne’ van Hendrik Jan Vunderink. Als geboren en getogen Tukker kan ik zijn herinneringen aan het Twentse landleven extra goed waarderen. En mr. Arie (de Jong), die was de laatste weken op safari, in Afrika. De volgende keer is hij er weer bij. Tot slot, omdat we niet alleen goed nieuws brengen, een slecht bericht: het overlijden van Roos Jongejan. Ze kwam in heel veel praktijken in onze academische regio. Met een blauw randje in plaats van een rouwrandje, wil ik haar gedenken en via tekst ‘vereeuwigen’. Zo goed en kwaad als het kan, met de beste bedoelingen. Geniet van een hele fijne zomervakantie! Babette Doorn 3 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Van de voorzitter Heeft succes een keerzijde? DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM De wekelijkse nieuwsbrief van de LHV sla ik niet over. Niet dat ik alle bijdragen volledig lees, maar er zijn altijd wel berichten die relevant zijn. Vandaag trof ik er weer een aan: “De manier waarop huisartsen betaald worden voor het inbrengen van spiraaltjes en het geven van Cyriax-injecties wordt – onder druk van de LHV en verzekeraars – met ingang van 1 januari 2016 teruggedraaid. Dat blijkt uit de dinsdag gepubliceerde NZa-beleidsregel 2016 voor de huisartsenzorg”. Volledig terecht dat de maatregel wordt teruggedraaid, maar het moet klaarblijkelijk een jaar duren voordat een domme maatregel weer wordt ingetrokken. Opvallend is het tussenzinnetje: “ – onder druk van de LHV en verzekeraars –”. In dit dossier zijn LHV en verzekeraars bondgenoten, in andere dossiers niet. En toch zeggen alle partijen hetzelfde doel na te streven: zorg van hoge kwaliteit dicht bij de patiënt voor een realistische prijs. Deze voortdurende golfbewegingen van een beetje ruzie maken, maar samen optrekken als het uitkomt, zijn al jaren aan de gang tussen alle ‘marktpartijen’. Huisartsen worden gestimuleerd zorg anders in te richten en iets te gaan doen wat eerder ziekenhuiszorg was. We doen het met plezier en inzet, want we zien ook dat we daarmee zorg dicht bij onze patiënten brengen. Geleidelijk wordt het bord van de huisarts steeds voller. In de programmatische chronische zorgprogramma’s hebben de praktijkverpleegkundige of de praktijkondersteuner een centrale plaats gekregen. Zonder hen zouden we alle zorg niet kunnen leveren. Voor POH-GGZ wordt in hetzelfde bericht ook goed nieuws gemeld: “De maximumtarieven voor POH-GGZ worden per 2016 verruimd”. Dus ook nog meer middelen om de zorg te leveren. Succes en blijdschap alom? Nee, zeker niet. De discussies rond het manifest: “Het Roer Moet Om” hebben duidelijk gemaakt dat er weeffouten, knelpunten, oplossingspunten, verbeterpunten aan de orde zijn. Werken daaraan is noodzakelijk, maar mijn zorg ligt bij de zorg. Blijven we niet in te smalle geprotocolleerde zorgprogramma’s aan de gang? Ik ben niet de eerste die het zegt, ik hoor directeuren van zorggroepen ook zeggen dat we de diabetespatiënt uit het dwangbuis van vier contacten per jaar moeten halen. Maar lukt dat? Lukt het, om tegen het protocol in te gaan? Moet een patiënt met COPD, verhoogd cardiovasculair risico en diabetes niet per definitie steeds door de huisarts gezien worden, vanwege de complexiteit van de protocollen, en de direct aanwezige polyfarmacie? Natuurlijk zijn er onderdelen van de zorg voor deze complexe patiënten waar de ondersteuning door de praktijkverpleegkundige noodzakelijk is. Maar moet de huisarts in het patiëntencontact niet zichtbaar in beeld en aan het roer blijven staan bij dergelijke complexiteit? Hebben we wel goed genoeg in de gaten wat de consequenties zijn van de veranderingen in de jeugdzorg voor onze positie ten opzichte van alle partijen die daarin een rol spelen? Het is een sector waar ‘budget’ een grote rol speelt en dat kennen wij huisartsen niet tot nauwelijks. Grosso modo doen we als huisartsen steeds meer. Iedereen is daar om verschillende redenen zeer tevreden mee. We zijn natuurlijk terecht trots op de goede zorg die we leveren. Maar tegelijkertijd moeten we onze grenzen goed bewaken. Laten we de knelpunten die we zelf in de programmatische chronische zorg zien, niet alleen benoemen, maar echt aanpakken. ‘Bijsturen om succes te behouden’ zal ik dat maar noemen. 4
2e uitgave 2015 Crossing borders A study visit from Slovenia BY MARIJA PETEK ŠTER, GP IN SLOVENIA My name is Marija Petek Šter, general practitioner and associate professor of family medicine at the University of Ljubljana, Slovenia. I came to a point in my career in which I found out that it would be useful for me personally and for the development of the discipline in Slovenia, to have a study visit abroad. I presented the idea of having a three-month study visit to the head of the Department of Family Medicine in Ljubljana, prof. Igor Švab. He agreed with my idea and strongly recommended me to visit the FHML in Maastricht. In the preparatory phase of the visit – after a few emails and a short trip to Maastricht – I realised that we had made a wise decision: Maastricht is the right place to learn. I started making the preparations for my stay by discussing the programme of the visit with prof. Job Metsemakers, the head of the Department. Furthermore, I had to organise my personal life since I am a mother of three children in the period of puberty. I also needed to make arrangements for my (teaching) practice; together with the trainees, I am taking care of 2200 patients. Finally, I had to make arrangements with my Department. What I have observed and learnt Good organisation of the Department is of utmost importance to enable a safe and encouraging working environment. I found out that the staff members in Maastricht are aware of their responsibilities and, on the other hand, they have enough autonomy. This allows them to actively participate in the process of decisionmaking. Satisfied employees make the atmosphere at the Department positive and friendly - you can feel it. The health care system in the Netherlands works well, the level of service is on a high professional level. Sometimes I found the general practitioners even ‘too strict’ in adhering to the Dutch national guidelines. I very much support the idea of guidelines as an instrument of improving the quality of care, but it might be necessary to take into account the professional expertise of the physician and patient preferences as well. The process of teaching based on EBM is a significant advantage – a medical student in the sixth year, could work almost like a physician. In the FHML in Maastricht, they learn for life, not just for getting an enormous amount of knowledge. Coaching students and researchers (undergraduates and PhD students) is very supportive and student-friendly. The role of a teacher here is not trying to find weak spots in students’ knowledge and skills, but rather leading students to reach their goals. With a positive student-centred approach, a teacher can contribute to the student’s selfesteem and can serve as a positive role model. To conclude, my study visit in Maastricht was a very useful experience, and it will definitely influence my work in the future. Hopefully, some ideas will be implemented in our teaching, research and practice. I would like to thank the staff of the Department of Family Medicine and the Postgraduate Specialty Training. I appreciated your hospitality and willingness to talk with me, to give me advice and help, or sometimes just to chat with me about the similarities and differences between our countries. 5 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Stelt zich voor Krista Koetsenruijter AIOTHO Mijn naam is Krista Koetsenruijter en per 1 april 2015 ben ik gestart als AIOTHO bij de vakgroep huisartsgeneeskunde. Ik ben 30 jaar en woon samen met mijn vriend in Maastricht. Sinds september 2014 ben ik als huisarts in opleiding gestart in MC Putstraat te Landgraaf. Van kinds af aan ben ik geïnteresseerd in geneeskunde. Ik heb ook altijd geroepen dat ik dokter wilde worden. Het onderwijs zit ook in mijn bloed, aangezien ik uit een echt onderwijsgezin kom. Zelf ben ik actief met het verbeteren van onderwijs sinds mijn studententijd. In deze periode, in 2005, was ik student-lid van de Faculteitsraad Gezondheidswetenschappen en vicevoorzitter van de Opleidingscommissie Geneeskunde in 2006-2009. Gedurende deze tijd heb ik het verbeteren van onderwijs als een leuke en leerzame, maar ook uitdagende bezigheid gezien. De interesse voor onderzoek is gewekt vanuit mijn WESPstage bij de KNO. Na mijn studie ben ik in 2011 gaan werken als ANIOS heelkunde, gevolgd door ANIOS SOG bij Daniel Den Hoed in Rotterdam en ANIOS psychiatrie op de Psychiatrisch Medische Unit in Heerlen. Gedurende deze periode heb ik mezelf verder kunnen ontwikkelen op onderzoeksgebied. Nu ik deze werelden kan combineren in de vorm van een AIOTHO-plek, doet mij dit heel goed. Mijn promotieonderzoek zal gaan over het ouderenonderwijs binnen de huisartsopleiding: • Welke competenties zijn nodig om complexe zorg te leren? • Hoe werkt dit complex leren? • Hoe kan het ouderenonderwijs verbeterd worden? In totaal doen vier onderzoekscentra mee, te weten: Leuven, Maastricht, Nijmegen en Rotterdam. Tijdens dit proces zullen Jean Muris, Yvonne van Leeuwen en Wemke Veldhuijzen mijn begeleiders zijn. In het beetje vrije tijd dat ik heb, vind ik het heerlijk om te sporten (wielrennen, tennissen), muziek te maken, tijd door te brengen met familie en vrienden en te reizen. De toekomst zie ik als een drukke, maar vooral als leuke en leerzame periode tegemoet! HartVaatHag voor alle huisartsen 6 Vrijdag 25 september 2015 is het Jaarcongres HVZ in de Jaarbeurs in Utrecht. Thema’s: • CVRM met een blik in het verleden en een blik in de toekomst • Diagnostiek van longembolieën • Dient iedere patiënt met angina pectoris naar de cardioloog verwezen te worden…?! Doelgroep: huisartsen (i.o.) en kaderhuisartsen. Deelnamekosten: €145 inclusief. Informatie en aanmelden: www.bsl.nl/hartvaathag2015
2e uitgave 2015 Top publicatie in JAMA Zin en onzin van medicinaal cannabis gebruik VAN DE REDACTIE Professor Jos Kleijnen is hoogleraar systematic reviews in health care en verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht. Hij was projectleider en senior auteur voor de systematic review waarvan de resultaten in het prestigieuze tijdschrift JAMA (The Journal of the American Medical Assocation) zijn gepubliceerd. Niet alleen een bijzondere wetenschappelijke prestatie, maar ook vele landelijke en internationale media ‘ontdekten’ dit en pakten de uitkomsten gretig op. Aan de 79 studies deden in totaal 6462 deelnemers mee. “De meeste studies wekten de suggestie dat cannabinoïden de symptomen verbeterden, maar die verbanden waren niet in alle studies statistisch significant’’, aldus de onderzoekers. Het bewijs voor een gunstige werking van cannabis bij chronische pijn en spasmen door Multipele Sclerose bleek bijvoorbeeld matig. Wiet roken om de misselijkheid na chemotherapie tegen te gaan, zou eveneens weinig effect hebben. De Volkskrant kopte op vrijdag 25 juni jl.: “Bewijs dat medicinale wiet helpt tegen pijn ‘matig’”. De Telegraaf een dag eerder: “Matig bewijs voor medisch nut cannabis”. Tegenstanders vinden we (uiteraard) op het Wietblog. Het thema leeft duidelijk bij journalisten en het brede publiek gezien de vele reacties (societal impact). Korte lijntjes Bijzondere jubilea • Op 1 september 2015 viert Ine Siegelaer, algemeen secretaresse van de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht, haar 40-jarig jubileum • Op 1 december 2015 is het 40-jarig ambtsjubileum van professor André Knottnerus Promotor Reacties of vragen? Mail naar jos@systematic-reviews.com Referentie Cannabinoids for Medical Use: A Systematic Review and Meta-analysis JAMA 2015; 313 (24): 2456-2473 Promotie Datum Wie Onderwerp 4 september 2015 om 14.00 uur, aula Minderbroedersberg Maastricht Drs. Stephanie Ament “Sustainability of changes in health care routines achieved through two different implementation strategies and the ensuing effects on policy cost effectiveness” Prof. dr. Trudy van der Weijden 7 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Er was eens Roos Jongejan DOOR BABETTE DOORN, BELEIDSMEDEWERKER/PROJECTMANAGER “Waar was u toen?” Ik zat achter mijn bureau op dinsdagochtend 16 juni toen er om 8 uur een mail binnenkwam met in de titel “Roos Jongejan”. Aangezien ik net uitnodigingen had verstuurd voor de oratie van de afzender van die mail, dacht ik ”leuk, Roos komt ook”. Zo opende ik de mail. Ik las dat mijn collega uit zeer betrouwbare bron had vernomen dat hun praktijkmanager Roos Jongejan plotseling overleden zou zijn. Van schrik antwoord ik “Wat?!” en druk op verzenden. Het bleef stil. Betrouwbare bron of niet, ik kon het niet geloven. Nu nog steeds niet. Roos was wat mij betreft ‘gewoon’ op vakantie, in Frankrijk, met de hele familie. Eindelijk eens lekker vrij. Welverdiend ook. Ik mailde een mij goed bekende huisarts uit Maastricht, die wist me vast te vertellen dat het een misverstand betrof. Hij heeft ook een betrouwbare bron, zijn moeder, en die is dik bevriend met ons aller Roos. Binnen 7 minuten krijg ik een ongewenst antwoord. Het bericht was waar. Ik snotter mijn Kleenex doos vol. Een collega redactielid komt binnen en weet zich niet goed raad met me. Ik huil namelijk bijna nooit. Nu wel. Forever young Mijn laatste mailwisseling met Roos was zo rond haar 62e verjaardag half mei. Ik feliciteer haar al jaren met haar vijftigste verjaardag en ze bleef het grappig vinden. Ik vond het leuk om haar te complimenteren, ze was er de vrouw naar. Ze liet me weten op haar verjaardag ‘bediend’ te willen worden en ging niet thuis met gebakjes zitten. Dat idee heb ik een paar jaar geleden van haar overgenomen. Praktijkaccreditering Ik denk dat Roos en ik elkaar leerden kennen vlak voor de beginjaren van de praktijkaccreditatie. Onze vakgroep had een netwerk van praktijken die voorop wilden lopen, dus ook met het verkrijgen van een kwaliteitsstempel voor huisartspraktijken. Later kwamen daar alle praktijken van de Huisartsopleiding bij. Ruim 10 jaar geleden was dat nog helemaal nieuw. Nu is het niet meer weg te denken. Roos was de toenmalige VIP1-consulent, de voorloper van de NPA. Ze zal nog tientallen andere functiebenamingen in de jaren erna gekregen hebben. Maar titels zijn niet zo interessant, interessant was de persoon die de functie uitvoerde: Roos. Roos is de moeder van het kwaliteitsbeleid in de huisartspraktijk. Zo, laat dat gezegd zijn. Iedereen was een beetje bang voor haar, maar vooral dankbaar. Je kon haar 24/7 mailen en bellen. De VP2’s vlogen je om de oren, net als protocollen en pdf-jes. Ik was haar vaste aanspreekpunt (lees: secretaresse) voor de bij ons aangesloten praktijken. We hielden kwaco3-vergaderingen en kwaakten wat af. Wat een feest de eerste keren dat een accreditatie werd behaald! Veel werk, maar het was de moeite waard. Het stempel van de accrediteur werd in het bijzijn van Roos toegekend. Roos kende iedereen en anticipeerde op wie komen ging. “Als die en die komt, dan moet je een doos met handschoenen met de juiste NENnorm klaar zetten”. Of tegen de assistente van dokter X: “haal die ouwe ampullen uit die rommelige tas”. Het veld Je hoorde via Roos veel ‘uit het veld’. Ze zat of op de weg of in een praktijk. Het Nieuwe Werken had zij al uitgevonden voor het bestond. Haar bazen moesten daar soms aan wennen. Roos was altijd de baas, op een leuke manier. Het was niet makkelijk voor haar, denk ik, om te werken in een tijd, waarin de organisaties in het veld voortdurend veranderden. Reorganisaties, verloop van dokters, nieuwe eisen, concurrentie, noem maar op. Ze had haar handen meer dan vol aan het ‘gewone’ werk. Ik vond het soms gekkenwerk. Zat ze bij je op de kamer, dan rinkelden verschillende mobiele telefoons door elkaar. Bellende kinderen werden nooit weggedrukt. Zo kreeg je en passant dingen te horen over haar familie. Mensen die je nooit in het echt had gezien, maar waarvan het was, alsof je ze al jaren kende. 1 2 Visitatie Instrument Praktijkvoering Verbeter Plannen 3 Kwaliteitscoördinatoren 8
2e uitgave 2015 Als je Doorn heet en de ander Roos, dan is een naamgrapje zo gemaakt. Dat had die huisarts die ik in het begin noemde, jaren geleden ook al door. Roos zelf noemde me Babbels. Dat vond ik dan weer grappig. Clichés zijn altijd waar Roos was een mensenmens, dat schreef ze in haar bio voor haar (korte) Twitter avontuur. Ik vond het vreemd dat Roos ‘aan social media’ ging doen, want ze was sociaal genoeg om echte contacten te hebben en te onderhouden. Ze runde al dik 8 jaar op vrijdag praktijk De Baandert in Sittard. Ze had evenveel emailadressen als telefoonnummers. Ik sprak met haar over studenten, over huisartsvacatures en zelfs wel eens over een doodzieke patiënt met wie we het beste voor hadden. En nu is Roos weg. Opeens, zo maar. Je leest wel eens in een overlijdensbericht dat iemand ‘plots uit ons midden is weggerukt’. Ik heb dat altijd een enorm cliché gevonden. Tot voor kort. Het cliché is op niemand meer van toepassing dan op Roos. De collega’s die ik de laatste dagen sprak, reageren vol ongeloof, maar bovenal: verdrietig. Onze ‘kwaliteitsmoeder’ is weg. Er was eens… en Doornroosje, die ging toch enkel slapen? Benoeming Dr. Mark Spigt benoemd tot UHD DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Per 1 juni 2015 is onderzoeker Mark Spigt (41 jaar) benoemd tot Universitair Hoofd Docent (UHD). Mark is opgeleid als fysiotherapeut en gezondheidswetenschapper en startte als promovendus in juli 1999 bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Hij promoveerde in december 2004 op een onderzoek naar water drinken en plasklachten bij oudere mannen. Na zijn promotie bleef Mark verbonden aan onze vakgroep, maar tevens heeft hij een deelaanstelling bij de vakgroep huisartsgeneeskunde aan de Universiteit van Tromso (Noorwegen) en een honoraire aanstelling bij de vakgroep ‘Public Health’, Mekelle University (Ethiopië). Naast onderzoek en epidemiologie zijn sporten en koken zijn grote hobby’s. Met collega dr. Daniel Kotz richtte hij in 2006 de Journal Club Mesch op. De junioren van toen combineerden de wetenschap met culinaire bijeenkomsten met Mark als chefkok en sommelier. Eerst eten en drinken, dan discussiëren. De club bracht zelfs een kookboek uit: “The delicate taste of Science”. Al enkele jaren deelt hij zijn werkkamer op het DEB 1 met huisartsonderzoeker Jochen Cals. Er heerst een competitieve, maar vooral sportieve sfeer. De laatste jaren is hij vooral bekend van zijn rol als senioronderzoeker en begeleider van verschillende promovendi die allerlei innovaties bedenken en onderzoeken, ter verbetering van de eerstelijns zorg. Een aantal promovendi is gepromoveerd (zie ook elders in dit blad: promotie Joris Linmans), anderen zijn bezig met de laatste loodjes (zoals Luc Gidding, tevens redactielid Op één Lijn). Samen met prof. Geert Jan Dinant werkt hij ook samen met onderzoekers in Ethiopië en Noorwegen. Ook daar wordt volop geïnnoveerd en ‘gepromoveerd’. Mark is ook docent bij Gezondheidswetenschappen. Binnen de bachelor Gezondheidswetenschappen coördineert Mark de afstudeerrichting Biologie en Gezondheid en zo is de cirkel rond. Mark Spigt is gehuwd met huisarts Maud Kertzman; innovatie tussen de soep en de aardappelen. Ze hebben 2 kinderen en wonen in het mooiste en zuidelijkste plaatsje van Nederland, Mesch. We feliciteren Mark van harte met zijn welverdiende benoeming! Inaugurele rede Op vrijdag 25 september van 16.30-17.30 uur is de lezing van de oratie van prof. Jean Muris. Dit is een openbare zitting dus iedereen mag komen luisteren. De aula is berekend op 250 zitplaatsen. 9 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Dagje uit HAG slaat haar slag! DOOR MARISSA MEEGDES, JORIS KOREVAAR EN LOT SIVRÉ, WESP-STUDENTEN Op 5 juni 2015, vierde de vakgroep haar jaarlijkse dagje uit op de Golfclub Maastricht. Een verslag van drie van onze wetenschapsstudenten. Aan het begin van de dag werd onze creativiteit direct onder ons direct op de proef gesteld met een sessie portretschilderen. Iedereen was eerst nog wat lacherig, maar al snel werd met veel gedrevenheid getekend en geschilderd. Het portret van de persoon aan de overzijde werd op vele uiteenlopende manieren nagemaakt, soms heel realistisch, soms toch wat meer abstract. Deze activiteit maakte de sfeer ontspannen en liet zien dat in ieder een kunstenaar sc(huilt). ’s Middags volgde een Golf clinic. Een onderzoeker zonder een goede swing is net zoiets als een student zonder boeken. Gelukkig konden we tijdens dit dagje uit hier goed aan werken. Ondanks al het harde werken bleek de meer ervaren ‘oude garde’ te sterk voor de jonge WESP studenten in een bloedhete finale. Onze tijd komt nog wel. Kortom, een gemoedelijk sfeertje op een zonnige dag. Huisartsen, promovendi, ondersteuners, secretaresses, WESP studenten en andere HAG medewerkers maakten op een speelse wijze nader kennis met elkaar, wat zorgde voor een glimlach op ieders gezicht. Deze dag zal de samenwerking en werksfeer zeker ten goede komen! 10
2e uitgave 2015 Ervaringen van studenten Wat vinden de coassistenten van het nieuwe coschap? DOOR MARION VAN LIEROP EN MIRIAM JANSSEN, COÖRDINATOREN COSCHAP In nummer 50 van ‘Op één Lijn’ hebben we u bijgepraat over het geïntegreerde coschap Huisartsgeneeskunde en Sociale Geneeskunde. We hebben het met name gehad over de veranderingen voor u als opleider: het competentiegericht opleiden en beoordelen. Ook voor de coassistenten brengt het nieuwe coschap veranderingen met zich mee. Zij zijn al wel enigszins gewend aan competentiegericht opleiden en beoordelen op de werkplek vanuit de kliniek, maar op de werkplek huisartsgeneeskunde blijft de begeleiding en het werken in een team voor velen heel bijzonder. We hebben een paar coassistenten gevraagd hun ervaringen op papier te zetten zodat u kunt lezen hoe coassistenten de werkplekken in dit coschap waarderen. Elske, Job en Judith zijn alle drie gestart in januari 2015 en inmiddels al weer klaar met het coschap. Elske van den Burg Tijdens het coschap huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde heb ik een aantal ervaringen opgedaan die volgens mij typerend zijn voor een coschap in de eerstelijn. Voor aanvang van mijn coschap werd ik al gebeld door de huisarts of ik alvast een dienst mee wilde doen. Dit zou namelijk een visitedienst zijn, en die zouden niet meer voorkomen tijdens mijn coschap. Het was ontzettend leerzaam om mee te gaan. Daarnaast merkte ik meteen hoe betrokken de huisarts was bij mijn leerproces. Ik was verbaasd dat er zelfs voor mijn coschap al aan me werd gedacht, zoiets zou in het ziekenhuis niet snel gebeuren. De feedback die ik kreeg tijdens het coschap was ook een stuk persoonlijker (en vaak nuttiger) dan in het ziekenhuis. Dit was vooral omdat ik constant met dezelfde artsen meeliep, en ze dus een goed beeld konden krijgen van hoe ik functioneer. Ook bij de Arts voor Verstandelijk Gehandicapten was dat het geval. Hier merkte ik verder hoe leuk het is om in een klein team te werken. De artsen en de paramedici kennen elkaar écht, en dat merk je. Wat me het meeste aansprak bij beide werkplekken was het contact met de patiënt. De arts-patiënt relatie is anders dan in het ziekenhuis, omdat er veel meer ‘geschiedenis’ is in het contact. Niet alleen kennen arts en patiënt elkaar, maar de arts kent vaak ook de ouders, de kinderen en de buren. Door deze en andere ervaringen die ik op heb gedaan tijdens dit coschap, zie ik mezelf wel werken in de eerste lijn! Job Verdonschot Langzaam duw ik de deur van de huisartsenpraktijk open en word ik vriendelijk verwelkomd door twee doktersassistenten. “Zo, dit is nog eens een andere setting dan in het ziekenhuis”, was het eerste wat door me heen ging. Niet alleen de setting, maar ook de hele manier van werken was anders. Diezelfde (eerste) dag draaide ik al direct een half spreekuur. Ook de begeleiding, de kwaliteit van feedback en het teamgevoel was nergens zoals bij de huisarts. De somatiserende instelling en het ‘moeten-behandelen’ principe, kenmerkend voor menig jonge enthousiaste arts, maakte steeds meer plaats voor het psychosociale aspect binnen de geneeskunde. Daarnaast veranderde de paternalistische attitude in een vraagstelling van “wat verwacht deze patiënt van mij en waarom komt deze vandaag op mijn spreekuur?”. Een belangrijke switch in visie op de patiëntenzorg welke ik heb kunnen maken door de betrokkenheid en tijd welke de huisarts voor mij nam. Het mooie van dit nieuwe coschap is dat de hele eerste lijn in (maar) 12 weken aan bod komt. Tijdens de terugkomdagen is er een gemengde groep waarbij coassistenten op verschillende werkplekken zitten, hierdoor is het interessant om te horen hoe het op andere werkplekken eraan toegaat. Voor mijn sociale werkplek zat ik bij de bedrijfsarts. Dit vormde weer een heel ander werkklimaat waar je een heel ander type patiënten aantrof waarbij ook nog een derde partij betrokken was. Deze werkplek heeft een ander licht doen schijnen op mijn visie van de bedrijfsgeneeskunde als enkel keuringsartsen. “In de eerste lijn werken? 11 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Absoluut niet.” was de opvatting welke ik en vele medecoassistenten deelden aan de start van de coschappen is inmiddels veranderd in: “Werken in de eerste lijn? Dat lijkt me wel wat.” Judith Polak Na bijna 1,5 jaar van klinische stages in het ziekenhuis, was het begin 2015 tijd voor het coschap sociale en huisartsgeneeskunde. Ik had erg uitgekeken naar deze stage en verwachtte er dus ook veel van. Ik begon met 4 weken sociale geneeskunde bij de jeugdgezondheidszorg van GGD Zuid-Limburg. Hier werd ik blij verrast met de ontvangst: op mijn eerste dag nam mijn stagebegeleider uitgebreid de tijd om mijn startdocument te bespreken en ook werd er veel tijd gestoken in observatie en beoordelingen van patiëntcontacten. Hetzelfde gold voor de huisartsenpraktijk in Tilburg waar ik stage liep. Hier werd altijd de moeite genomen om mij iets te leren. Op beide werkplekken voelde ik mij deel van het team, iets wat ik bij eerdere stages nog niet heb gehad. In het ziekenhuis ben je toch vaker ‘één van de co’s’, terwijl je op de werkplekken in de eerste lijn echt de kans hebt om iets bij te dragen, wat het leven van de coassistent een stuk leuker maakt! Ook voor de werkplekbegeleiders kan het heel handig zijn om een coassistent in de praktijk of op de werkplek erbij te hebben! Zo kan de coassistent nieuwe patiënten uitgebreid zien of wat langer de tijd nemen voor patiënten waarbij dit nodig is. Samenvattend denk ik dat dit coschap voor de coassistent een uitgelezen kans is om zichzelf te ontwikkelen op het gebied van medische kennis, communicatie en Coach Experience Tell me and I forget. Show me and I remember. Involve me and I understand. COACH, het Centre for Overweight Adolescent and Children’s Healthcare, is een centrum dat zich richt op de gezondheidszorg en langdurige zorg-op-maat begeleiding voor kinderen en jong volwassenen met overgewicht en obesitas. Vijf jaar geleden hebben wij het eerste kind verwelkomd. Begin 2016 willen we graag samen met u vieren dat inmiddels bijna 400 kinderen gestart zijn met het programma. 12 samenwerking! Mijns inziens een onmisbare stage van de masterfase! Tot slot Bovenstaande verhalen geven een goed beeld van de ervaringen van coassistenten in het coschap Huisartsgeneeskunde en Sociale Geneeskunde. Dit onderschrijft eens te meer hoe belangrijk het is voor een toekomstig arts om kennis te hebben van de zorg in de eerste lijn en de kernwaarden van de huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde. Immers, 90% van de patiënten die met klachten naar de huisarts gaan worden niet doorverwezen naar de tweede lijn, zij kunnen uitstekend worden behandeld in de eerste lijn. Om alle coassistenten deze (door de Universiteit verplicht gestelde) ervaring op te laten doen, is het natuurlijk van belang voldoende stageplaatsen ter beschikking te hebben. Ruim 360 coassistenten per jaar kloppen bij ons aan voor een werkplek huisartsgeneeskunde van 8 weken. Op dit moment hebben we echter door deze grote aantallen nog steeds een groot tekort aan stageplaatsen. Vergeet ook niet hoe belangrijk het coschap is in de beroepskeuze van deze studenten. In heel veel gevallen wordt de keuze voor een vervolgopleiding gemaakt tijdens het coschap. Voldoende en enthousiaste opleiders zijn ook in het coschap onmisbaar. Mocht u dus interesse hebben om ook een of meer co assistenten te begeleiden, of bent u al werkplekbegeleider en wilt u een keer extra een coassistent ontvangen en begeleiden? Laat het ons weten! Stuur dan een e-mail naar: • Lilian Aarts Onderwijscoördinator Huisartsgeneeskunde lilian.aarts@maastrichtuniversity.nl, of; • Marion van Lierop Coördinator coschap, werkplek Huisartsgeneeskunde marion.vanlierop@maastrichtuniversity.nl Wij nodigen u van harte uit om kennis te maken met het COACH programma. Wij laten u de resultaten zien die het programma opgeleverd heeft voor de kinderen en laten u ervaren wat het COACH programma inhoudt. De exacte datum is halverwege september bekend. Als u interesse heeft, dan kunt u dat doorgeven via de mail. Dan houden we u op de hoogte en sturen we u een uitnodiging. Hartelijke groeten namens het COACH team, Dr. Anita Vreugdenhil Oprichter COACH, kinderarts Maastricht UMC+ Contact: coach.kindergeneeskunde@mumc.nl Website: www.coachmaastricht.com
2e uitgave 2015 In de prijzen Annerika Slok blaast concurrentie omver! VAN DE REDACTIE Eind mei 2015 werd de vierde scientific meeting georganiseerd van de International Primary Care Respiratory Group (IPCRG), dit jaar voor het eerst in Azië. De IPCRG heeft als doel om onderzoek in de eerstelijn te promoten en zorgprofessionals te onderwijzen om betere zorg te leveren voor hun patiënten met respiratoire klachten. Tweehonderd onderzoekers en eerstelijns zorgprofessionals vanuit de hele wereld waren aanwezig in Singapore. Er werd een podium geboden aan 90 onderzoekers die hun werk presenteerden over onderzoek binnen het veld van astma en COPD, uitgevoerd in veel verschillende settings. De meeting bood veel ruimte om te discussiëren, te netwerken en samenwerkingsverbanden te creëren en te versterken. Er waren drie categorieën waarin een onderzoekbeschrijving (abstract) kon worden ingediend: • Implementation Science • Research Ideas • Clinical Research Vinh Nguyen (Vietnam), Kenny Kung (Hongkong) & onze eigen promovendus Annerika Slok wonnen de prijs voor beste abstract in deze 3 categorieën. Daarnaast was er nog een award voor het beste overall abstract. Slok mocht ook deze in ontvangst nemen met haar abstract over de ontwikkeling en evaluatie van de Ziektelastmeter COPD (Assessment of Burden of COPD (ABC) – tool). Dit instrument is onderwerp van haar promotieonderzoek en is ontwikkeld vanuit de gedachte dat COPD meer is dan alleen luchtwegobstructie en dat behandeling uit moet gaan van de totale ervaren ziektelast. Het instrument bestaat uit een vragenlijst en een visualisatie van de uitkomsten (via ballonnen) die patiënt en zorgverlener samen bespreken. Daarnaast biedt het Ziektelastmeter COPD programma een behandelalgoritme. Het doel daarvan is om een op maat gemaakt behandelplan te formuleren gebaseerd op een persoonlijk streefdoel dat de patiënt zelf heeft geformuleerd. In haar promotieonderzoek, dat eind 2015 afgerond wordt, bekijkt Slok onder andere de invloed van het gebruik van de Ziektelastmeter op de ziekte-specifieke kwaliteit van leven van de COPD patiënt. De prijs houdt in dat Slok de volgende IPCRG bijeenkomst gratis mag bijwonen. Ook ontvangt zij een jaarabonnement op het journal Primary Care Respiratory Medicine en eenmalig een vrijstelling van het betalen van de Article Processing Charge (APC) van 3300 euro wanneer zij een artikel wil indienen bij dit open access journal. 13 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Partner in Balans (PrepAD Studie) Prepare for Alzheimer Dementia DOOR LIZZY BOOTS, ONDERZOEKER VAKGROEP P&NP1 Waarom dit onderzoek?1 Vier op de vijf mensen die zorgt voor een naaste met dementie is overbelast. De relatie verschuift namelijk van een gelijkwaardige, naar een afhankelijke (zorg)relatie. Het behouden van een gezonde balans is erg belangrijk. Wat is het doel van het onderzoek? De cursus ‘Partner in Balans’ heeft als doel om mantelzorgers sterker te maken om zo overbelasting en latere depressieve klachten te voorkomen. Het is een cursus voor partners van mensen met beginnende geheugenklachten en/of dementie. Als we partners helpen om hun zelfvertrouwen te vergroten en hun mogelijkheden te verbreden, dan kan dat overbelasting voorkomen. Het is erg belangrijk dat partners van mensen met dementie beschikken over ‘eigen tijd’ en dat blijven koesteren in plaats van op bezuinigen. Dit is niet egoïstisch, maar essentieel om de verzorging vol te kunnen houden. Als de mantelzorger wegvalt, dan heeft de persoon met dementie daar ook niets aan. Bij dementie is het moeilijk om iets te ondernemen zonder de zieke partner, want laatstgenoemde ziet de partner als een baken, hun houvast. Het bijkomende schuldgevoel wordt vaak van twee kanten gevoed. Daar wordt in de cursus aandacht aan besteed. Ook komen communicatietips en omgaan met spanning en piekeren aan bod. Veel mensen willen liever geen vreemden in huis, anderen hebben weer moeite met het vragen van familie of vrienden. Het zijn factoren die ervoor kunnen zorgen dat (de noodzakelijke) hulp te laat wordt ingeroepen. De cursus De cursus duurt ongeveer acht weken en bestaat uit negen thematische modules. De cursist leert reflecteren op de eigen situatie. Op basis hiervan worden, samen met een coach, doelen opgesteld. Elke module bevat een videofragment, achtergrondinformatie, een opdracht en een stappenplan. Er worden ook tips gegeven door 1 Department of Psychiatry & Neuropsychology | School for Mental Health and Neuroscience | Maastricht University | Alzheimer Centrum Limburg Rechts op de foto: Lizzy Boots lotgenoten, hetgeen als zeer prettig wordt ervaren. Met de coach wordt besproken waar men aan wil werken en samen kiezen ze vier modules. Veel mensen volgen zelfs alle negen modules. Bijzonder is dat de cursus samen met de coach wordt gevolgd en geheel op maat is. Voordeel voor huisartsen en POH Partner in Balans wordt op dit moment aangeboden via de geheugenpoli van het azM, het Elkerliek Ziekenhuis in Helmond, het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven, de Riagg Maastricht, Met ggz Roermond en Hulp bij Dementie in heel Limburg. Deelnemers aan deze cursus kunnen eerlijk zijn, omdat ze de modules volgen op een moment dat ze er de tijd en ruimte voor hebben. Als praktijkondersteuner kun je dan veel meer inzicht krijgen in wat er daadwerkelijk speelt en gerichte tips geven. Ook zijn er patiënten die nog geen diagnose hebben of die niet verder onderzocht willen worden. In die situaties kunnen we met deze cursus de mantelzorgers in elk geval wat bieden om ze te helpen de zorg vol te houden. Zelfmanagement Het programma is gebaseerd op effectief gebleken zelfmanagementstrategieën. Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met de behoeften en ervaringen van de doelgroep. De toekomst Een aantal kinderen van mensen met dementie heeft de cursus ook gevolgd. Ze hebben dit positief ervaren en gaan nu met meer plezier naar hun ouders. Daarnaast hebben ze meer begrip voor hun vader of moeder die mantelzorger is. Er wordt druk gewerkt om de cursus ook aan andere kinderen aan te bieden, omdat de praktijk daar om vraagt. Wij zijn voor deze studie nog op zoek naar deelnemers! Heeft u interesse heeft om de modules te volgen, neemt u dan contact op met onderzoeker Lizzy Boots. L.Boots@maastrichtuniversity.nl of bel naar 043-3881994. 14
2e uitgave 2015 Drie WESP projecten in 2015 To do or not to do: ECG’s in de huisartsenpraktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTSONDERZOEKER Sommige huisartsen maken en beoordelen ECG’s zelf, andere bewust niet. Die laatsten missen de mogelijkheid om zelf een ECG te kunnen maken soms wel. Er zijn cardiologen die huisartsen afraden om zelf ECG’s te maken. Ook ziektekostenverzekeraars stellen zich kritisch op ten aanzien van huisartsen die – veel – ECG’s maken. Het artikel van Chan, Konings en Willemsen in Huisarts en Wetenschap van april 2014 over de indicatiestelling voor ECG’s door huisartsen, leverde dan ook discussie op. In juni 2014 kreeg ondergetekende een e-mail van Suzanne Hundscheid, huisarts te Roggel, doorgestuurd door Stijn de Vries van de Maastrichtse Huisartsopleiding. Suzanne suggereerde n.a.v. het artikel in H&W om een onderzoekje te doen naar de kwaliteit van huisartsenECG’s. Er is niet veel onderzoek gedaan naar de kwaliteit van indicatiestelling en beoordeling van ECG’s door huisartsen die daarin geschoold zijn. Daarom hebben we de handschoen opgenomen en een project uitgeschreven voor WESP studenten (wetenschapsstage geneeskunde) rond de centrale vraag wat het maken van ECG’s (in eigen beheer) door de huisarts toevoegt aan de kwaliteit van de zorg. Nu, een jaar later, is één WESP aan de slag, en staan twee WESP-projecten op de rol. Momenteel (juni 2015) wordt een vignettenstudie uitgevoerd door Sofie Compiet. We nodigen huisartsen, die al dan niet zelf ECG’s interpreteren, uit om in een halfuurtje achter computer of tablet, negen levensechte casus te maken. Hierbij vragen we telkens óf men een ECG zou (laten) maken en hoe het beleid is. Huisartsen die zelf ECG’s beoordelen, wordt bovendien gevraagd om de ECG’s die ze zouden maken, ook te beoordelen. We leggen dezelfde casus ook aan cardiologen voor. U kunt proberen of u nog mee kunt doen; het is echt leuk! Reageer op: ecg.hag@gmail.com. In augustus 2015 start een volgende WESP, Leonore Wagenvoort, met een retrospectief onderzoek, waarbij we aan huisartsen die zelf ECG’s maken, vragen om ons twintig ECG’s op te sturen, vergezeld van indicatie, diagnose en beleidsconsequenties. Deze aspecten zullen door een expert-panel beoordeeld worden. Tenslotte zal in november 2015 een AKO-student (Joep Walraven) starten met een prospectief onderzoek naar ECG’s in ‘acute’ situaties in de huisartsenpraktijk en op de huisartsenpost. Ook hier gaat het om indicatiestelling, ECG-diagnostiek en beleidsimplicaties. Alle projecten worden begeleid door Karen Konings, Robert Willemsen ( ja, die van het H&W artikel) en ondergetekende. Maar u begrijpt: voor het zo goed mogelijk slagen van deze projecten, hebben we enthousiaste collega-huisartsen nodig, met of zonder ECG-ervaring. We hopen dan ook op uw aller sportieve medewerking. Namens de projectgroep ‘Huisarts en ECG’ Jelle.stoffers@maastrichtuniversity.nl 15 op één lijn 52
1 e uitgave 2014 2e uitgave 2015 Master student Mental Health: Liza Diels Hoe kijken ouderen naar veroudering? BEGELEIDERS MARJAN VAN DEN AKKER EN FRANK BUNTINX Vraagstelling De laatste jaren is zowel het aantal ouderen toegenomen, als hun leeftijd (dubbele vergrijzing). Veroudering wordt vaak geassocieerd met verlies, maar is dit ook zo? Uit eerder onderzoek bleek dat een negatieve attitude ten opzichte van veroudering kan leiden tot slechtere lichamelijke en mentale gesteldheid. Daarom hebben we de attitude ten opzichte van veroudering in een oudere patiëntenpopulatie onderzocht. Welke invloed hebben depressie, kwaliteit van leven, functionele status, coping en eenzaamheid op veroudering (na 3 jaar)? Studiedesign Deze studie is een onderdeel van de KLIMOP studie: een studie naar oudere patiënten met kanker. Er wordt gebruik gemaakt van gegevens van de baseline en data van drie-jaar follow-up interviews van ouderen. Primair resultaat en conclusie Uit de cross-sectionele analyse blijkt, dat de meerderheid van de ouderen een positieve en optimistische attitude heeft ten opzichte van veroudering. Vrouwen staan in vergelijking met mannen gemiddeld wat negatiever tegenover veroudering. Het wel of niet hebben van kanker blijkt echter geen effect te hebben. Uit de longitudinale analyse kunnen we concluderen dat de factoren ‘vrouw’, ‘een hogere leeftijd’, ‘vermoeidheid’ en ‘een palliatieve copingstrategie’ samenhangen met een meer negatieve attitude ten opzichte van veroudering. Het ‘zoeken naar sociale steun’ en ‘emotionele stabiliteit’ leiden tot een positievere kijk op veroudering. WESP-student: Romy du Long Communicatie onderwijs BEGELEIDERS ANGELIQUE TIMMERMAN EN RAMONA GUERRIERI Titel Toepassing vernieuwd communicatie onderwijs in de huisartsopleiding: effect voor leren en beoordelen in de praktijk. Vraagstelling Worden de principes van doelgericht en context specifiek communiceren, zoals omschreven in het curriculum, toegepast bij leren in de praktijk en wat is de kennis en attitude ten aanzien van dit curriculum? Dit onderzoek is gekoppeld aan de invoering van het nieuwe communicatiecurriculum binnen de huisartsopleiding Maastricht. 16 Studiedesign Een kwalitatief explorerende studie met 8 aios en hun opleiders op basis van observatie van opgenomen consulten en leergesprekken en een online vragenlijst. Primair resultaat en conclusie Zeven van de acht koppels hanteert de principes en onderschrijft het nut en noodzaak van het nieuwe curriculum. Slechts 1 koppel maakt gebruik van leermiddelen volgens het curriculum. Attitude van de arts speelt een belangrijke rol bij implementatie van communicatievaardigheden. Regelmatiger aanbieden van trainingen aan opleiders en aios vergroot bewustwording en geeft inzicht in de rol van attitude van de arts bij consultvoering in de praktijk. op één lijn 52
WESP-student: Fleur Francken Relatie SES en sedentair gedrag kinderen BEGELEIDERS MAARTJE WILLEBOORDSE EN ONNO VAN SCHAYCK Vraagstelling Kinderen zijn inactiever ten opzichte van een aantal decennia geleden. Dat heeft belangrijke gevolgen voor de gezondheid. Sociaaleconomische klasse (SES) lijkt een belangrijke determinant van het beweeggedrag van kinderen te zijn. Wat is de associatie is tussen SES en sedentair gedrag (SG) bij kinderen van lagere school leeftijd? Studiedesign Systematische review. Primair resultaat en conclusie Van de 11 geïncludeerde artikelen tonen 3 studies een positieve associatie aan tussen SES en SG bij kinderen, waarbij kinderen van hogere SES meer sedentair gedrag tonen dan kinderen van lagere SES. Drie andere studies tonen een gedeeltelijk positieve associatie aan met dezelfde uitkomst. Twee studies tonen een niet significante relatie aan tussen SES en SG en drie studies laten geen associatie zien. Concluderend: kinderen van hogere SES lijken meer tijd sedentair te besteden dan kinderen van lagere SES, wat afwijkt van de hypothese waarin gedacht werd dat kinderen van lage SES meer SG tonen. WESP-student: Dion Rietjens SOLK BEGELEIDER LOES VAN BOKHOVEN Vraagstelling Dokters ervaren veel moeilijkheden in de omgang met patiënten met SOLK (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten). Het creëren van een goede artspatiëntrelatie is erg belangrijk in de behandeling van deze patiënten. Wat zijn kenmerken van een goede arts-patiëntrelatie bij patiënten met SOLK? Zijn er verschillen hierin tussen de eerste- en de tweedelijn? Studiedesign De studie is gebaseerd op kwalitatieve data-analyse aan de hand van semi-gestructureerde interviews met eerste- en tweedelijns experts op het gebied van SOLK in Nederland. Data zijn verzameld via purposive (=doelgericht benaderen) expert sampling. Primair resultaat en conclusie SOLK experts stellen vertrouwen als belangrijkste factor in een goede arts-patiëntrelatie. De dokter als persoon, zijn/haar ervaring, houding, kennis van SOLK en komen tot gezamenlijkheid zijn de belangrijkste kenmerken voor het opbouwen van een goede arts-patiëntrelatie. Grenzen stellen, autoriteit, samenwerking en tijd zijn kenmerkende aspecten waarover de inhoudelijke meningen nog verdeeld zijn. Er is amper sprake van samenwerking tussen de eerste- en tweedelijn in de behandeling van patiënten met SOLK. 17 op één lijn 52
1 e uitgave 2014 2e uitgave 2015 WESP-studenten: Luc Laumen en Inge Alleleijn Kinderen met koorts BEGELEIDERS JOCHEN CALS EN KIRSTEN PEETOOM “Ik ben geen dokter.” Defensieve houding op het kinderdagverblijf als de koorts bij kinderen stijgt. Vraagstelling Betere informatievoorziening voor ouders over koorts bij kinderen zou kunnen leiden tot een afname van het aantal onnodige huisartsconsulten en antibioticavoorschriften. Mogelijk is het kinderdagverblijf een geschikte plek voor deze informatievoorziening. Wat weten de pedagogisch medewerkers eigenlijk over koorts, hoe staan ze er tegenover en wat adviseren ze ouders? Studiedesign We hebben 23 semigestructureerde interviews gehouden met pedagogisch medewerkers van zes kinderdagverblijven van twee verschillende organisaties. Vervolgens werden de transcripten thematisch geanalyseerd. Primair resultaat en conclusie Pedagogisch medewerkers zijn bang voor koorts en vooral voor koortsstuipen: “.. want zo gauw als een kind dan echt boven de 40°C of rond de 40°C, dan heb ik al zoiets van: oooh, geen stuipjes.. geen stuipjes!” Zij willen deze verantwoordelijkheid liever niet dragen en deze het liefst zo snel mogelijk verleggen naar de ouders. Zij stellen zich dan ook zeer defensief op als ouders om advies vragen. Ze zeggen allemaal “ik ben geen dokter” en verwijzen kinderen met koorts vaak voor de zekerheid naar de huisarts. WESP-student: Jasper Hurenkamp Videotoetsing BEGELEIDERS ANGELIQUE TIMMERMAN EN RAMONA GUERRIERI Vraagstelling In jaar 1 en 3 van de huisartsopleiding worden communicatievaardigheden getoetst via de videotoets. Vanwege het selectieve karakter en een hoog percentage onvoldoendes (35-40%), wordt er een remediëringstraject aangeboden. De vraagstelling van het onderzoek luidde: Wat is het door AIOS ervaren leerrendement tijdens het remediëringstraject, en welke factoren beïnvloeden dit? Studiedesign De kwalitatieve studie bestond uit een vragenlijst die door 15 van de 20 benaderde AIOS met een onvoldoende op de videotoets is ingevuld. Deze vragenlijst werd gebruikt als basis voor 11 semigestructureerde interviews. Primair resultaat en conclusie De huidige manier van toetsing sluit niet optimaal aan op de praktijk, en het gebrek aan structuur in het remediëringstraject heeft mogelijk een negatieve invloed op de motivatie van AIOS en het ervaren leerrendement. 18 op één lijn 52
WESP-student: Lot Sivré Moeheid BEGELEIDER LOES VAN BOKHOVEN Titel Kwalitatief onderzoek naar het verwijsgedrag van huisartsen bij patiënten met moeheid. Vraagstelling Somatisch onvoldoende verklaarde klachten, waaronder moeheid, zijn veelvoorkomend en kunnen grote gevolgen hebben zoals in 20-30% chroniciteit. Voor huisartsen is de aanpak van deze klachten vaak lastig. Eén van de strategieën is verwijzen. Er blijken onderlinge verschillen te zijn in het verwijsgedrag van huisartsen. Het doel van dit onderzoek is om hier zicht op te krijgen. Studiedesign Een kwalitatief onderzoek bestaande uit semigestructureerde interviews met 9 deelnemers. Dit betrof huisartsen werkzaam in minder- en meer welvarende wijken in de Westelijke Mijnstreek met uiteenlopende leeftijden en jaren werkervaring. Primair resultaat en conclusie Naast invariabele factoren zoals een dwingend karakter van de patiënt of een huisarts met weinig werkervaring, blijkt de arts-patiënt relatie en met name diagnostische onzekerheid een belangrijk motief te zijn voor een huisarts om te verwijzen. Interventies zoals scholing gericht op diagnostische onzekerheid i.c.m. SOLK, kan wellicht zorgen voor een andere aanpak waardoor chroniciteit, werkverzuim en een hoge gezondheidszorgconsumptie voorkomen kunnen worden. WESP-student: Joris Korevaar Huisarts en colonoscopie BEGELEIDERS LUC GIDDING EN MARK SPIGT Vraagstelling Huisartsen kunnen in de Westelijke Mijnstreek direct een colonoscopie aanvragen zonder consultatie bij de MDLarts. Wat is de invloed van toegang tot colonoscopie op de gezondheidszorgconsumptie van eerstelijns diagnostische beeldvorming en tweedelijns behandelingen? Studiedesign Wij vergeleken gezondheidszorg-consumptie van patiënten met een colonoscopie tussen februari 2014 en december 2014, aangevraagd door de huisarts, MDLarts en andere specialisten in het Orbis Medisch Centrum. Primair resultaat en conclusie Directe toegang tot colonoscopie faciliteert continuïteit van zorg door de huisarts en andere specialisten. Patiënten die vanuit de huisarts verwezen zijn voor colonoscopie, hebben een lagere tweedelijns gezondheidszorgconsumptie. Wij adviseren om richtlijnen op te stellen, om te bepalen welke patiënten het beste via de huisarts verwezen kunnen worden voor colonoscopie. 19 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Bruikbare wetenschap Dat ligt voor de hand! DOOR EVA VAN EERD, AIOTHO EN JOCHEN CALS, HUISARTSONDERZOEKER Handen wassen met zeep en wekelijks nagels knippen, voorkomt (nieuwe) parasitaire darminfecties bij kinderen. Je zou zeggen ‘dat ligt voor de hand!’ want in Nederland is het alom bekend dat handen wassen de beste manier is om verspreiding van infectieziekten te voorkomen. Maar in gebieden met beperktere hygiënische voorzieningen is handhygiëne en het voorkomen van infecties nog een grote uitdaging. Mahmud Abdulkader Mahmud, een externe promovendus uit Ethiopië, onderzocht in een gerandomiseerde interventiestudie of handen wassen met zeep en wekelijks nagels knippen het opnieuw voorkomen van parasitaire darminfecties bij kinderen in Ethiopië kon verminderen. Het werkte allebei, maar handen wassen bleek het grootste effect te hebben. Toepassing op grote schaal is de volgende uitdaging, ook om de gehele gemeenschap in dergelijke gebieden ervan te laten profiteren.[1] Handig! Van een les in handen wassen, naar een les in handen schudden. Joke Rijk en collegae onderzochten in de literatuur wat de voorspellende waarde is van de kracht van de handdruk voor de kwetsbaarheid van de 60-plusser. Een krachtigere handdruk bleek geassocieerd te zijn met minder achteruitgang in cognitie, beter algeheel functioneren, betere mobiliteit en minder mortaliteit. Zo kun je met een handknijpkrachtmeter op efficiënte wijze de algehele kwetsbaarheid inventariseren. EGPRN Van 17-20 oktober 2015 is de volgende bijeenkomst van de European General Practice Research Netwerk. Plaats Thema Edirne, Turkije. “Research on Active Ageing in Family Medicine/General Practice”. Informatie www.egprn.org Organisatie Hanny.Prick@maastrichtuniversity.nl Het is niet meteen een geschikte vervanger voor de uitgebreidere kwetsbaarheidsmetingen, maar wel een handig screeningsinstrument in de huisartspraktijk. Een stevige hand in de wachtkamer is dus een goed teken![2] Stoppen COPD’ers anders? In de huidige eerstelijns stop-roken richtlijnen wordt nauwelijks onderscheid gemaakt tussen rokers mét en rokers zónder COPD. Het lijkt echter dat rokers met COPD meer moeite hebben te stoppen en daarom onderzocht één van de schrijvers van deze rubriek welke factoren en ervaringen met betrekking tot roken en stoppen, specifiek zijn voor COPD’ers. Vergeleken met rokers zonder COPD, bleken rokers met COPD net zo gemotiveerd om te stoppen en om hulpmiddelen te gebruiken. Opmerkelijk daarbij was wel dat rokers met COPD aangaven minder vertrouwen te hebben in het gebruik van hulpmiddelen en zich daarnaast nog minder bewust leken te zijn van de negatieve gezondheidseffecten van roken. Daarom is het extra belangrijk rokers met COPD te informeren over de gezondheidseffecten van roken en de beschikbaarheid van hulpmiddelen. Daarnaast relevant voor uw spreekkamer en die van uw praktijkondersteuner: Rokers met COPD hebben een hogere mate van depressieve symptomen, een hogere nicotine afhankelijkheid en een lagere eigen-effectiviteit om te stoppen met roken. Dit betekent dat intensieve counseling met aandacht voor depressieve symptomen, in combinatie met farmacotherapie voor rokende COPD’ers de beste optie lijkt.[3] Mijn kind heeft koorts Het aantal kinderen met koorts dat we tijdens de dag- en diensturen zien, is aanzienlijk. In verschillende studies keek huisarts in opleiding en onderzoeker Eefje de Bont naar de zorg voor deze kinderen op de huisartsenpost. Bij ruim 17.000 telefonische contacten voor kinderen jonger dan 12 op de Nightcare huisartsenpost in Heerlen, bleek bij ruim 5000 van de kinderen een koorts gerelateerde aandoening aanwezig. Zeventig procent van hen werd gezien op de post. Geïnterviewde huisartsen van de post gaven aan dat de grote groep kinderen met koorts mede 20
voor een hoge werkdruk zorgen, wat weer tot enige frustratie kan lijden. Het zou kunnen dat mede hierdoor het aantal antibiotica voorschriften oploopt; 1 op de 4 kinderen met koorts dat gezien werd op de post, ging richting apotheek voor een kuur. Mogelijk helpt het om de informatievoorziening over koorts voor jonge ouders tijdens, maar ook voor en na een consult te verbeteren. Want informatievoorziening, zo blijkt uit een review van de koortsgroep uit Maastricht lijkt in ieder geval te zorgen voor minder antibiotica voorschriften en mogelijk ook minder herconsultaties.[4-6] Huisarts en genetica Eerder rapporteerden we al de korte termijn resultaten van een oncogenetische training, opgezet door huisartsonderzoeker Isa Houwink en collegae, bestaande uit een individueel en een regionaal programma, en een website (www.huisartsengenetica.nl). Eén jaar na start van dit project zeggen de deelnemende huisartsen hiervan profijt te hebben bij consulten waarbij genetica mogelijk een rol speelt en zich meer bewust te zijn van de mogelijkheden van verwijzing naar een klinisch genetisch centrum. De klinisch genetische centra merken dat overigens nog niet aan het aantal verwijzingen, maar wellicht is dat een lange termijn effect, nu een mooie basis voor genetisch onderwijs aan huisartsen is gelegd.[7] Hebt u een vraag over stambomen, overerving, of een specifieke genetische aandoening? Bovenstaande website is een aanrader. Wat is uw hulpvraag? Was het maar zo gemakkelijk. Kon iedere patiënt maar duidelijk zeggen wat er dwars zit en exact benoemen wat hij of zij van u als huisarts wil. Tijdens de huisartsopleiding wordt er terecht veel aandacht besteed aan het verhelderen van de hulpvraag van de patiënt. De zoektocht naar deze hulpvraag gaat echter niet zonder slag of stoot. Esther Giroldi observeerde AIOS tijdens het spreekuur om ze vervolgens te ondervragen over de informatieverzameling tijdens die consulten. AIOS vonden het moeilijk als meerdere doelen in een consult met elkaar in conflict waren, ook gaven ze aan dat hun vaardigheden in bepaalde situaties tekort schoten. Soms leek onzekerheid over bepaalde onderwerpen de communicatie dwars te zitten, of AIOS twijfelden aan de betrouwbaarheid van de informatie die ze van de patiënt kregen, terwijl ook tunnelvisie voorkwam. Een complex geheel dus, die hulpvraag. De vraag is of het huidige onderwijsprogramma arts-patiënt communicatie voldoende handvaten biedt voor de specifieke barrières die de AIOS tegenkomen in de spreekkamer, want algemene communicatievaardigheden helpen daarbij onvoldoende.[8] 1. Mahmud MA, Spigt M, Bezabih AM, Pavon IL, Dinant GJ, Velasco RB. Efficacy of Handwashing with Soap and Nail Clipping on Intestinal Parasitic Infections in School-Aged Children: A Factorial Cluster Randomized Controlled Trial. PLoS Med. 2015; 12:e1001837. 2. Rijk JM, Roos PR, Deckx L, van den Akker M, Buntinx F. Prognostic value of handgrip strength in people aged 60 years and older: A systematic review and meta-analysis. Geriatr Gerontol Int. 2015; 3. van Eerd EA, van Rossem CR, Spigt MG, Wesseling G, van Schayck OC, Kotz D. Do We Need Tailored Smoking Cessation Interventions for Smokers with COPD? A Comparative Study of Smokers with and without COPD Regarding Factors Associated with Tobacco Smoking. Respiration. 2015; 4. de Bont EG, Lepot JM, Hendrix DA, Loonen N, Guldemond-Hecker Y, Dinant GJ, Cals JW. Workload and management of childhood fever at general practice out-of-hours care: an observational cohort study. BMJ Open. 2015; 5:e007365. 5. de Bont EG, Peetoom KK, Moser A, Francis NA, Dinant GJ, Cals JW. Childhood fever: a qualitative study on GPs’ experiences during out-ofhours care. Fam Pract. 2015; 6. de Bont EG, Alink M, Falkenberg FC, Dinant GJ, Cals JW. Patient information leaflets to reduce antibiotic use and reconsultation rates in general practice: a systematic review. BMJ Open. 2015; 5:e007612. 7. Houwink EJ, Muijtjens AM, van Teeffelen SR, Henneman L, Rethans JJ, Jacobi F, van der Jagt L, Stirbu I, van Luijk SJ, Stumpel CT et al. Effect of comprehensive oncogenetics training interventions for general practitioners, evaluated at multiple performance levels. PLoS One. 2015; 10:e0122648. 8. Giroldi E, Veldhuijzen W, de Leve T, van der Weijden T, Bueving H, van der Vleuten C. ‘I still have no idea why this patient was here’: An exploration of the difficulties GP trainees experience when gathering information. Patient Educ Couns. 2015; 98:837-42. 21 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Het Prikkelbare Darm Syndroom Een vergelijking van klachten tussen eerste- en tweedelijn DOOR HET MAASTRICHT IBS COHORT TEAM Bijna 20% van de Nederlandse bevolking heeft last van een prikkelbare darm. De meeste patiënten worden in de eerstelijn door de huisarts behandeld. Een klein deel wordt doorverwezen naar de Maag-, darm-, leverarts (MDL) voor verdere analyse en behandeling. Sinds 2009 is de afdeling MDL van het Maastricht UMC+, in samenwerking met Prof. Jean Muris van de vakgroep Huisartsgeneeskunde, bezig met includeren van patiënten met het Prikkelbare Darm Syndroom (Irritable Bowel Syndrome, IBS) voor het zogeheten Maastricht IBS Cohort. De studie Doel van deze studie is de aandoening fenotypisch en genotypisch te karakteriseren en aanknopingspunten te identificeren voor een passende behandeling in de toekomst. Eerstelijns patiënten helpen ons om een beter beeld te krijgen van de algemene PDS-patiënt. We kijken naar verschillen in klachtenpatronen en naar klinische, psychosociale en demografische factoren van patiënten uit de eerste- en de tweede lijn. Huisartsen uit het Heuvelland hebben ons tot nu toe zeer goed geholpen bij het beantwoorden van deze vraagstelling. Graag delen we de eerste resultaten hiervan met jullie. Resultaten tot op heden Inmiddels zijn de gegevens van 291 PDS patiënten via de poli MDL en 87 PDS-patiënten via huisartspraktijken uit de regio geanalyseerd. We zien dat patiënten die behandeld worden door de MDL-arts in vergelijking met patiënten uit de eerstelijn, significant hogere klachtenscores hebben voor abdominale pijn en diarree. Ook rapporteren ze significant hogere depressiescores en een lagere kwaliteit van leven. Ze zijn relatief jonger, roken minder en consumeren minder alcohol. Er worden geen verschillen gezien in PDS-subtypes en angstscores. Geslacht (man), leeftijd (jong), klachtenduur (kort) en kwaliteit van leven (laag) zijn geassocieerd met behandeling in de tweedelijn. Oproep Voor een betere vergelijking tussen de eerste- en de tweedelijn en om subgroep analyses uit te kunnen voeren, willen we meer eerstelijns PDS-patiënten includeren. Na de zomer starten we een nieuwe wervingsactie met de focus op patiënten uit de Westelijke Mijnstreek. We vragen de huisartsen uit die regio of ze willen meedoen aan het onderzoek. Mocht u nu al geïnteresseerd zijn om deel te nemen of meer informatie willen, mail dan naar ibs-intmed@maastrichtuniversity.nl. 22
2e uitgave 2015 Blended care E-health bij depressieve klachten DOOR BTISSAME MASSOUDI, ARTS IN OPLEIDING TOT HUISARTS EN ONDERZOEKER (AIOTHO) GRONINGEN Ongeveer 70% van de volwassen patiënten met een depressie wordt met een antidepressivum behandeld. In het merendeel van de gevallen wordt dit middel door de huisarts voorgeschreven. Uit onderzoek is gebleken dat een psychologische behandeling een goed alternatief kan zijn voor een antidepressivum. Praktijkondersteuners GGZ maken in toenemende mate gebruik van deze vorm van behandeling van depressie. Daarnaast wordt er steeds meer gebruik gemaakt van E-health behandelmodules. Het afwisselen van E-health behandelmodules met reguliere gesprekken (blended care) is populair en is waarschijnlijk effectiever dan niet-begeleide E-health modules. Blended care is zelfs in potentie even effectief als een reguliere psychologische behandeling. Blended care heeft alles in zich wat een reguliere behandeling omvat en is mogelijk kostenbesparend aangezien een deel van de behandeling zelfstandig kan worden gevolgd. Het is nog niet bewezen of blended care daadwerkelijk kosteneffectief is in de eerste lijn. Door de afdeling Huisartsgeneeskunde in het UMC Groningen is een pragmatisch, gerandomiseerde studie gestart naar de (kosten)effectiviteit van blended care vergeleken met antidepressiva. In samenwerking met de afdeling Klinische psychologie van de Universiteit Utrecht en Rijksuniversiteit Groningen is de blended care behandelmodule ‘Doe en Voel’ ontwikkeld voor de behandeling van volwassenen met een depressie. Doe en Voel is gebaseerd op gedragsactivatie en is gericht op het veranderen van gedrag. Bij depressie ondernemen patiënten steeds minder activiteiten die ontspannend en prettig zijn met als gevolg dat zij minder voldoening ervaren en somberder worden. Zij komen in een vicieuze cirkel van minder doen, minder beloning ervaren en toenemende somberheid. Het concentreren op gedrag (gedragsactivatie) blijkt een effectieve behandeling voor depressie, vergelijkbaar met cognitieve gedragstherapie. Doe en Voel bestaat uit online sessies. De patiënt gaat aan de slag met psycho-educatieve teksten, videofragmenten en opdrachten. Daarnaast wordt de patiënt op vaste momenten en naar behoefte begeleid door de eigen huisarts of POH-GGZ. Blended care heeft de potentie om een (kosten-)effectieve behandelmethode te zijn in de huisartsenpraktijk, een mogelijk evenwaardig alternatief voor de behandeling met een antidepressivum. In het onderzoek Blending (Blended care for depressive symptoms in general practice) onderzoeken wij of blended care een evenwaardig alternatief biedt voor een antidepressivum. Het onderzoek wordt gefinancierd door ZonMw. Patiënten met depressieve klachten waarvoor de huisarts een antidepressivum overweegt worden willekeurig aan een van de twee behandelingen toegewezen: blended care of reguliere zorg. Alle patiënten blijven in de huisartsenpraktijk onder behandeling. Depressieve klachten en zorggebruik worden gedurende één jaar gevolgd. Inmiddels hebben 25 huisartsenpraktijken (50 huisartsen) toegezegd om mee te werken aan dit onderzoek dat in heel Nederland wordt uitgevoerd. Heeft u interesse en wilt u als huisarts/POH een bijdrage leveren aan het onderzoek, aarzel dan niet om contact op te nemen via blending@umcg.nl of 030-3632969. Kijk ook op onze website: www.blending.umcg.nl 23 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Promotie Joris Linmans Linmans bouwt bruggen DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Op 29 mei 2015 verdedigde huisarts Joris Linmans succesvol zijn proefschrift getiteld: “Lifestyle and Diabetes Type 2 – Closing the evidence gap between research and practice”. Hieronder leest u enkele hoofdzaken van zijn promotieproject dat hij als AIOTHO doorliep. Type 2 diabetes mellitus (T2DM) is een chronische metabole ziekte, die het risico verhoogt op microvasculaire en macrovasculaire aandoeningen. Het aantal mensen met T2DM is de afgelopen jaren fors toegenomen en die trend zal blijven. T2DM is geassocieerd met overgewicht en obesitas. Deze factoren zijn weer sterk geassocieerd met inactieve leefstijl en ongezond dieet. Hierdoor is aanpassen van leefstijl een van de belangrijkste pijlers in de behandeling van T2DM. Onderzoeken hebben getoond dat leefstijlprogramma’s de incidentie van T2DM bij patiënten met prediabetes kunnen verlagen. Vergelijkbare programma’s toonden ook positieve effecten op cardiovasculaire risicofactoren en diabeteswaarden bij T2DM. Pogingen om deze onderzoeksresultaten te vertalen naar de dagelijkse praktijk, hadden wisselende resultaten. Om het gat tussen onderzoek en praktijk te overbruggen, onderzocht Linmans c.s. diverse vragen. Ten eerste hoe ze delen van wetenschappelijk bewijs kunnen kiezen voor zorgprogramma’s via gebruik van het Pragmatic Explanatory Continuum Indicator Summary (PRECIS) instrument. Ten tweede onderzochten ze de effecten van de gebruikelijke zorg voor patiënten met T2DM en inventariseerden ze, of data uit huisarts informatie systemen (HIS) gebruikt kon worden om deze vragen te beantwoorden. Ten derde zijn de resultaten van het behalen van de doelen van een leefstijlprogramma in de eerstelijn voor patiënten met T2DM bestudeerd. De vierde vraag onderzocht barrières en vereenvoudigende factoren bij ontwikkeling van een eerstelijns leefstijl programma voor T2DM. Tenslotte onderzochten ze hoe gemotiveerd patiënten met T2DM zijn om leefstijl te verbeteren. Resultaten gebruikelijke zorg Om nieuwe leefstijlinterventies te implementeren, is kennis over effectiviteit van geboden zorg voor T2DM noodzakelijk. De onderzoekers bestudeerden de effecten 24 van normale zorg op HbA1c en gewicht. Met HIS-data van 10 gezondheidscentra, onderzochten ze een groep van 2.549 patiënten met T2DM gedurende 972 dagen. Ze vonden geen significante verandering in gewicht en HbA1c. Daarnaast werden de meeste patiënten niet actiever. De meerderheid was te weinig actief (51% aan het begin van de periode en 54% aan het einde). Twaalf procent verbeterde de lichamelijke activiteit, 17% verslechterde en 70% behield het niveau. Het bleek dat HIS-data goed gebruikt kunnen worden voor wetenschappelijk onderzoek. Translatieprobleem In Nederland startte in 2008 een landelijk leefstijlprogramma voor patiënten met (een hoog risico op) T2DM, gebaseerd op grote wetenschappelijke studies. Hoofddoelen waren verhogen van lichamelijke activiteit en verbeteren van (di)eetgewoontes. 186 Eerstelijns patiënten die hieraan meededen, werden vergeleken met 2.632 patiënten die de normale zorg kregen. Na 1 jaar waren er geen significante verschillen tussen beide groepen. Het bleek dus problematisch om wetenschappelijke resultaten te vertalen naar de huisartspraktijk en om leefstijl te verbeteren. Bottom-up aanpak Dit landelijke programma was een voorbeeld van het vertalen van onderzoek naar de praktijk: een top-down methode. De onderzoekers wilden echter ook bottom-up onderzoeken hoe de gebruikers zelf de inhoud zouden ontwikkelen. Linmans verwachtte dat hierdoor meer kennis zou komen over processen die samenhangen met leefstijlverbetering uit de praktijk. Hij vroeg twee huisartspraktijken om een pragmatisch programma te maken om leefstijl bij T2DM te verbeteren binnen hun praktische en financiële mogelijkheden en evalueerde het proces en de uitkomsten. Deelnemers en zorgverleners waren positief over de ontwikkelde programma’s. Patiënten werden lichamelijk actiever, verloren gewicht en kregen een lager HbA1c. Echter, patiënten hadden een passieve houding tijdens de consulten en stelden geen vragen over hoe hun ziekte beter te reguleren viel of hun lichamelijke activiteit.
2e uitgave 2015 De praktijkondersteuner gaf moeilijk te begrijpen informatie. Ook waren praktijkondersteuners snel tevreden over de inzet van de patiënten. Ze waren bang dat de patiënt niet meer zou komen, als ze te streng waren. Een ander belangrijk resultaat was dat patiënten moeilijk over te halen waren om mee te doen aan het programma. Slecht 1.1% van de potentiële deelnemers participeerde. Het blijkt erg moeilijk om patiënten met T2DM in de huisartsenpraktijk mee te laten doen met een leefstijlprogramma. Gemotiveerd te zijn, of niet? Motivatie is nodig voor langdurige leefstijlverbetering. Linmans liet 150 patiënten en hun praktijkondersteuners een vragenlijst invullen over motivatie van de patiënt om leefstijl te verbeteren. Hij vergeleek de inschattingen van de praktijkondersteuners met de antwoorden van de patiënten. Veel patiënten rapporteerden te weinig lichamelijke activiteit (35% volgens de patiënten, 47% volgens de zorgverlener) en geen motivatie om leefstijl te verbeteren (29% volgens de patiënten, 43% volgens de zorgverlener). Er is dus weinig overeenstemming tussen patiënten en zorgverleners. Bovendien hebben patiënten de neiging om hun lichamelijke activiteit en motivatie te overschatten. Aanbevelingen Linmans beveelt aan om leefstijlmanagement een belangrijk aspect te maken van geprotocolleerde diabeteszorg. Pragmatische programma’s zijn nodig. Motivatie van de patiënt is een essentiële eerste stap en zorgverleners zouden deze motivatie routinematig moeten vaststellen om zo samen met de patiënt de zorg beter af te stemmen op de individuele patiënt. AIOS symposium Internationalisering DOOR LOVAH MAASTRICHT Op 1 april jongstleden heeft de LOVAH Maastricht na de LHK een symposium georganiseerd voor alle AIOS huisartsgeneeskunde, docenten en stafleden. Het centrale thema van deze middag was internationalisering in de huisartsgeneeskunde. Met een gevarieerd programma van plenaire sessies en electieve voordrachten kon iedereen het programma naar eigen wens vormgeven. Ondanks de initiële vermoeidheid die de meeste AIOS voelden na het afronden van de LHK, was iedereen weer opgefrist na een lekkere lunch en kon de middag beginnen. De opening werd verzorgd door Guus Busser die sprak over cultuursensitieve huisartsgeneeskunde. De deelnemers gingen vervolgens uiteen in kleinere groepen en konden kiezen uit diverse onderwerpen: reizigersadvisering, ervaringen van Artsen zonder Grenzen, psychiatrie bij migranten, palliatieve zorg bij moslims en ervaringen van een oud-tropenarts nu werkzaam als huisarts. Een gevarieerd programma, waarbij kiezen erg lastig was! De middag werd afgesloten met een interactieve sessie over het recht op zorg in zowel internationale als Nederlandse context. Een leerzame afsluiting van een inspirerende middag! De geluiden achteraf, van zowel AIOS als stafleden, waren erg positief. Wat ons betreft dus voor herhaling vatbaar! Namens de LOVAH Maastricht: Inge Rutten, Jeanny Zuijlen, Simon Kleijkers, Marlieke Bouwmans 25 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Van de Dikke Deur Never a dull moment DOOR BAS MAIBURG, OPLEIDINGSDIRECTEUR HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Wie herinnert zich nog de televisieserie Pipo de Clown met de enigszins corpulente, taartjes-etende circusdirecteur Dikke Deur? En hoe komt deze figuur weer tot leven bij de huisartsopleiding? Het antwoord komt in de vorm van de Opleidingsdirecteur Huisartsopleiding Maastricht. Toegegeven, een verse grenache taart doet mij watertanden. Maar daar houdt de vergelijking wel op. De huisartsopleiding is geen circus. Een opleidingsdirecteur, naast het hoofd van de opleiding, is wel nodig. Voortgaande academisering van de opleiding met een hoogleraar aan het hoofd, de groei van de opleiding en het aantal stafleden, vroegen om een nieuwe verdeling van taken tussen hoofd en adjunct-hoofd. En zo kwam vanaf januari de vermelding Opleidingsdirecteur op mijn visitekaartje te staan. HR-management is de belangrijkste taak die naar mij verschoven is. De personele zorg voor ruim 60 stafleden bij de huisartsopleiding. Saai? Never a dull moment! Ik tel de afgelopen vijf maanden maar liefst 14 personele mutaties. Stafleden die vertrekken, vanwege hun pensioenleeftijd (Huub Peeters, docent Chronisch Blok) of een minder passend curriculum (Nadine van Nierop, docent Acute blok). Nieuwe stafleden die instromen, zoals de jonge huisartsen Fleur Prinsenberg (docent Chronisch Blok) en Niels Beurskens (coördinator EBM onderwijs). Bestaande aanstellingen die uitgebreid worden om meer groepen te kunnen draaien (dit jaar starten namelijk 81 aios in Maastricht), of juist wat teruggeschroefd worden vanwege werkzaamheden in de praktijk. Vanaf het begin van iemands aanstelling gaat docentprofessionalisering, een belangrijke pijler van het HR-management, van start. Inwerkprogramma’s, onderlinge intervisie en eigen docprof-sessies worden naast landelijke programma’s gevolgd. Standaardonderdelen die in combinatie met individuele scholingswensen, leiden tot maatwerk. Van ISW-opleidingen van secretariaatsmedewerkers, via kaderopleidingen Coaching en Supervisie van docenten tot leiderschapscursussen voor coördinatoren en management. En niet te vergeten de congressen in binnen- (Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs, NVMO) en buitenland (Association for Medical Education in Europe, AMEE) die nieuwe inspiratie voor 26 onderwijsontwikkeling leveren. Ruim 60 stafleden die met al hun kennis en kunde het hele circus (toch!) in Maastricht draaiende houden. Naast, en met hun praktijk- en privébeslommeringen zoals de zorg voor kinderen of ziekte van partners. Stiekem voel ik me, naast collega, weer een beetje huisarts in gesprekken hierover. Het is een positie waarin je wat kunt betekenen. De nieuwe taakverdeling binnen het management van de huisartsopleiding en de ontwikkeling van een nieuwe visie op management en onderwijs zijn stevig aangezwengeld tijdens de stafdagen van de huisartsopleiding. De onderwijsvisie is vervolgens nog eens stevig aan de tand gevoeld door feedback van docenten. Het centraal staan van het leren in de opleidingspraktijk in deze visie wekt geen verwondering. Frequente en directe feedback en tijd voor reflectie van aios, worden in één adem genoemd. En bij het onderwijs op de terugkomdag staat het leveren van maatwerk aan aios(-groepen) hoog in het vaandel, naast de koppeling tussen praktijk en instituut, binnen bepaalde kaders. Het nieuwe landelijk opleidingsplan vormt één van die kaders. Met 10 belangrijk thema’s en 82 kba’s (kenmerkende beroepsactiviteiten) een bron voor de ontwikkeling van nieuwe leerlijnen in het curriculum. Daarmee zijn onze docenten nu druk bezig, liefst samen met aios en opleiders. Het praktische nut van de thema’s en kba’s ligt ook voor de hand: een handig sjabloon om te toetsen waar een aios staat wat de inhoud van zijn opleiding betreft. Een andere nieuwigheid in opleidingsland zijn de landelijke differentiaties. Maastricht kende al de lokale Keuzetrajecten in jaar 3. Aios werken een eigen gekozen onderwerp (Sportgeneeskunde, Beleid en beheer, Spoedzorg, ICT etc.) planmatig uit en presenteren de opbrengst in het onderwijs. Vanaf maart 2016 komen daar de differentiaties bij die gekoppeld zijn aan alle kaderopleidingen. Een mooie opstap in die richting. De Maastrichtse opleiding ‘doet’ Hartvaatziekten. Dé uitdrukking van de (echte) Dikke Deur “Oh, wat heb ik toch weer een pech”, kan ik ver achter mij laten. Opleidingsdirecteur bij de huisartsopleiding is een bevoorrechte positie. En na dit schrijfwerk loop ik zo naar ons keukentje waar ik een vers stronkje selderij kan gaan wegkauwen: anderen zorgen weer goed voor mij!
In de leer Stage in een Brits hospice DOOR EEFJE DE BONT, AIOTHO Gedurende de chronische zorgstage in jaar 2 van de huisartsenopleiding, biedt Maastricht AIOS de mogelijkheid om gedurende zes weken stage te lopen in een hospice in Engeland. Begin dit jaar was Eefje de Bont één van de AIOS die is afgereisd naar Engeland. Ze heeft voor haar aios-groep wekelijks een verslag gemaakt over haar ervaringen en leermomenten. Week 1 – All about the P’s De eerste week van mijn tijd in het hospice in Engeland had alles te maken met de letter P. Ik ben op zaterdagmiddag met koekjes en thee ontvangen door mijn hospita Pam. Een lieve, intelligente vrouw van middelbare leeftijd. Ik ben niet iemand die van nature graag bij een vreemde in huis zou verblijven, maar ik moet zeggen, dat ik dat gevoel vanaf nu misschien van me af moet zetten. Het is werkelijk gezellig om hier bij haar te zijn, haar broer (tijdelijk over uit Frankrijk) en haar studerende dochters die binnen komen waaien in het weekend. Ook in het hospice in Woking heb ik tot nu toe niets dan vriendelijke mensen getroffen. Iedereen is vriendelijk, opgewekt en geïnteresseerd. Dat brengt me op de P’s van Planning en Praten rondom Palliatieve zorg. Als ik iets mee naar huis ga nemen, dan is het wel de open manier waarop hier door iedereen over de dood en het einde van het leven wordt gepraat. Bij iedere patiënt die binnenkomt, wordt gesproken over de voorkeuren met betrekking tot de plaats waar ze zorg willen krijgen en ook waar ze zouden willen sterven. Patiënten in een hospice in Engeland komen veelal ook binnen voor behandeling van symptomen, of voor een week rust, ook voor het thuisfront. Het is dus zeker niet, zoals in de meeste gevallen in Nederland, een one-way ticket. Ik krijg het gevoel, dat de spanning en de taboes die rondom een hospice kunnen heersen hier daardoor ook niet aanwezig zijn. Ik heb deze week patiënten zien opknappen en naar huis zien gaan, maar ben ook getuige geweest van de laatste adem die een jonge patiënt onverwacht uitblies, terwijl we naast haar stonden. Opvallend daaraan was voor mij ook, dat de verpleegkundigen en artsen enkele momenten later in het kantoor zelf een traan van hun wang moesten wegvegen. Al met al is het dus een hele prettige plek om over sterven, gevoel van patiënten, maar ook gevoel van zorgverleners te praten. En dat dan ook nog met de beste, meest optimistische sfeer die ik ooit heb gezien op een palliatieve afdeling. Zijn er dan alleen maar positieve dingen, zal je misschien denken? Nou nee, er is ook de P van Papier. Voor een digitaal wezen als ik die haar Iphone met Twitter en Email als derde hand heeft, is er één ding tot nu toe verschrikkelijk. Alle statussen en zelfs de brieven worden met de hand geschreven! Naast het feit dat het verspilling van kostbare tijd is, is de patiëntveiligheid voor mijn gevoel op sommige momenten ook echt in het geding. Waar ze hier Advanced Care Planning tot een kunst hebben verheven, zijn de handschriften zeker geen kunstwerken. Dan is er nog de P van Penny. Ik ben een echt familie- en hondenmens en mis mijn hond (Penny!), vriend en familie natuurlijk enorm. Ook daarvoor is deze stage zeer geschikt. Je leert meteen waarderen wat je thuis hebt en moet koesteren. Palliatieve zorg laat me inzien dat het leven eindig is en je van iedere dag moet genieten. De samenvatting brengt me tot mijn laatste P, namelijk die van Prima! Ik kijk met Plezier (Ah, toch nog een!) uit naar de tweede week. Week 2 – Relativeren BENG! Maandagmorgen, ik kijk omlaag en zie, dat alle spaken uit mijn achterwiel zijn geknald. “Zucht”, ik stap af en begin te rennen naar het station om als alternatief de trein te nemen van West Byfleet naar Woking. De man achter het loket verkoopt me vriendelijk voor vijf pond (!) een kaartje en ik stap 2 minuten later in de trein. Ondertussen begin ik mezelf een beetje zielig te vinden, eerst onze auto kapot en mijn fiets mee naar Engeland. Nu in de tweede week mijn fiets al kapot. Met een trillende lip stuur ik Sander (mijn vriend) een sms’je: Slecht begin van de feestweek. Feestweek, zo noemen we de week waarin ik jarig ben altijd (op vrijdag de 13e…). Wonder boven wonder ben ik toch op tijd in het hospice. Terwijl ik binnenloop, denkend aan mijn arme fietsje, zie ik een van de artsen ernstig kijkend bij de verpleegkundigen staan. Het gaat niet goed met een van onze patiënten. Het betreft een jonge vrouw van 40 met gemetastaseerd mammacarcinoom die we de week ervoor met een paraplegie hebben opgenomen (ten gevolge van uitzaaiingen in haar ruggenmerg). Haar opname was een andere dan alle andere tot nu toe. Ze zat vrolijk opgemaakt met een blos op haar wangen in bed. 27 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Enorm positief, dat de bestraling van haar ruggenmerg ervoor zal zorgen dat ze het gevoel en de functie van haar benen terug zal krijgen (kans is kleiner dan 5%...). Ze is een fenomeen op social media, constant druk met tweeten en schrijven op haar blog. Op ditzelfde blog deed ze een oproep aan iedereen die ze kende om taarten te sturen naar het hospice: “Let’s have a great British bake-off!”. Dit weekend is ze echter toenemend benauwd geworden. Na uitvoerig overleg met de oncoloog over de mogelijke oorzaak (Longembolie? Pneumonie i.c.m. leukopenie? Interstitieel longprobleem door de bestraling? Toch een cerebraal probleem met haar hersenmetastasen?) is besloten haar toch antibiotica te geven, haar steroïden te verhogen en haar op therapeutisch laagmoleculair heparine om te zetten. Wanneer ik haar kamer binnenloop, lijkt ze in de verste verte niet meer op de vrouw die ik vorige week zag. Met een zuurstofmasker op snakt ze naar adem en de mooie blos op haar wangen is verbleekt. De hele ochtend blijven we met haar bezig. Eén ding weet ze zeker, ze wil niet terug naar het ziekenhuis, maar in het hospice blijven. Terwijl ik met een van de artsen praat over haar slechte prognose, komt de hoofdverpleegkundige ons halen. “I think she is dying within a couple of minutes.” Terwijl we de kamer inlopen, denk ik, dat ze gelijk heeft. De verpleegkundige zet meteen twee stoelen neer voor de moeder en vriend van de patiënte. Ze zet haar zuurstof iets lager (zodat het niet zo’n kabaal maakt) en ik sluit de deur achter me zodat er niemand binnen komt lopen. De andere arts legt uit wat zij denkt, dat er aan de hand is en dat er, zoals eerder vanochtend besproken, niet meer is dat we kunnen doen. Terwijl we daar zo een paar minuten staan, wordt haar ademhaling oppervlakkiger. Het voelt ongepast, dat ik er ben, maar er is fysiek geen mogelijkheid om de kamer uit te glippen zonder hun moment te verstoren. Ik blijf dus stilletjes in een hoekje staan, terwijl haar ademhaling onregelmatig wordt. Dan opeens hoor ik op de radio “Baby, please don’t go” spelen en blaast ze haar laatste adem uit. Voor het eerst is een patiënt op deze manier in mijn bijzijn gestorven. We lopen terug naar kantoor waar iedereen glazig voor zich uit staart. Een van de verpleegkundigen en een van de artsen moeten zelfs weer een traan wegvegen. We praten over wat er is gebeurd, hoe treurig het is en het feit, dat het eigenlijk alsnog een heel vredig moment was en gaan dan enkele minuten later terug tot de orde van de dag. Wanneer ik naar huis wil gaan denk ik opeens weer aan mijn kapotte fiets. Precies op dat moment komt de eerste doos binnen. In de doos zit een taart met een prachtige foto van de patiënte en de tekst “You are a rockstar!”. Ik neem me voor om mezelf nooit, maar dan ook NOOIT meer zielig te vinden over zoiets onbenulligs als een fiets. De taarten blijven de hele week binnenkomen. Week 3 – What hides underneath De tijd vliegt, week drie in de UK is omgevlogen. Ik zou over iedere dag een Epos en boek kunnen schrijven. Van sterfgevallen, levomepromazine, Starbucks tot 28 Oxford en de zee. De ervaring is tot nu toe geweldig en ik zou het voor geen goud willen missen. Inmiddels krijg ik een steeds beter beeld van de palliatieve zorg hier. Waar ik eerder dacht dat ze geen palliatieve sedatie kennen, ben ik erachter gekomen, dat dit wel degelijk het geval is, maar dat ze het simpelweg niet zo noemen. Een illustratief voorbeeld hiervan is de man die we vorige week hebben opgenomen. Een man achter in de 70 die opvallend fris en gezellig rechtop in bed zit. Ik ben verbaasd over de indruk die hij maakt, omdat ik weet dat hij wordt opgenomen voor pijnbestrijding bij oncontroleerbare pijn ten gevolge van een gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom. Oorspronkelijk begonnen op zijn bil (zou hij met zijn billen in de zon hebben gelegen schiet door mijn hoofd als ik dit de eerste keer hoor?!), nu wonden in zijn liezen, op zijn dijen en billen met uitzaaiingen naar zijn lymfeklieren. Naast de ongewone vorm van kanker die hij heeft, is het bijna bizar om te zien, dat je helemaal niets aan hem ziet. We hebben een open gesprek over zijn wensen, verwachtingen en sterven, voordat we hem onderzoeken. Wanneer hij zijn kleren uitdoet, moet ik mijn best doen om de schrik op mijn gezicht te verbergen. Alleen al op zijn rechterdij heeft hij een gapende, necrotiserende wond van minimaal handpalmgrootte. “Fungating wounds” noemen ze dat hier, niet te verwarren met de voor ons zo bekende “dermatomycoosjes”, zoals je ze zou noemen vergeleken hiermee. Als ik het aantal wonden dat hij heeft tel, wordt me al snel duidelijk dat deze man er veel slechter aan toe is dan je op het eerste oog zou zeggen. Hij overlijdt dan ook een kleine week later, nadat hij in enkele dagen snel achteruit is gegaan. Iets dat een schok is voor zijn zoon, die niet meer wist, dan dat zijn vader een “huidkanker” plekje had. En wie krijgt dat tegenwoordig nu niet, als hij maar oud genoeg wordt? Ik heb hem twee dagen niet gezien, omdat ik heb meegelopen met het palliatieve team in St. Peter’s Hospital. Waar overigens niet één witte jas te zien was. Engelse dokters hebben geen behoefte aan een witte heldencape, is het antwoord, als ik er naar vraag (Go UK!). Terug naar onze patiënt die tijdens zijn laatste dagen plots in toenemende mate onrustig werd. Nadat hij nog behandeld is voor een hypercalciëmie
2e uitgave 2015 wordt de beste man met een pomp voorzien van niet alleen morfine, maar ook van Midazolam (30mg) EN Levomepromazine (50mg!). Opvallend hieraan is dat het feit dat hij gesedeerd werd niet van te voren heel duidelijk met de familie besproken en de patiënt zelf was niet meer in staat om zijn wensen aan te geven. Wanneer zijn familie aanwezig is, hebben de artsen wel een heel open gesprek over het feit dat hij onrustig was en leggen ze ook uit, dat hij daarom gesedeerd is. Wanneer ik dit nabespreek met een van de artsen zegt ze, dat nu ze er op terugkijkt, ze de patiënten inderdaad wel sederen vanuit het oogpunt van comfort. De belangrijkste reden is voor hen echter terminale agitatie en niet pijn als refractair symptoom. Dat maakt, dat ze het als een medische beslissing beschouwen en meestal dus niet van te voren met de patiënt of naasten bespreken. Als ik hoor, dat hij is overleden, denk ik terug aan de man die hij was tot een week geleden. Een van de lessen voor mij als huisarts in spé is hiervan dat een “even snel binnenlopen” visite bij een palliatieve patiënt meestal niet genoeg zal zijn. Je weet immers nooit wat mensen allemaal kunnen verbergen… Week 4 – Ben jij mens? Week vier in Engeland bracht verschillende interessante ervaringen met zich mee. Zo had ik voorafgaand aan de journal club op woensdagmorgen een rondleiding in het Princess Alice Hospice in Esher. Een prachtig gebouw met fonteinen, luxe kamers, een nog mooiere tuin en drie keer zoveel bedden als Woking. Toch ben ik liever in het hospice in Woking. Naast het feit, dat ik de kleinschaligheid enorm waardeer ( je kunt het meisje wel uit het dorp halen, maar…) is iedereen gewoon zo vriendelijk en gezellig, dat ik me er inmiddels echt thuis voel. Nog belangrijker vind ik echter het verschil in artsen. Na de rondleiding schuif ik aan bij de journal club die wekelijks daar plaatsvindt en ga naast “mijn consultant” Emily (staflid) en “mijn registrar” (de AIOS) Sarah zitten. Vandaag hebben we het over sedatie en de verschillen tussen landen. Zoals ik vorige week schreef, wordt er in Woking wel gesedeerd, vooral bij terminale agitatie. Al gauw blijkt echter, dat er in Esher artsen zijn die hier heel anders over denken. Twee van de consultants daar zijn hier, zo blijkt, fel op tegen en een van hen zegt letterlijk: “We horen niet te sederen, dat is fout. Ook leven waarin je alleen maar lijdt, heeft waarde en als dat betekent, dat iemand het uitkrijst van de pijn, dan is dat jammer.” BAM! In mijn ogen stort ze zo diep naar beneden, dat het diepste punt van de aarde niet eens de goede metafoor is. Ik moet oprecht mijn best doen om nog met haar in één kamer te zijn. Het probleem is dat de AIOS die haar als achterwacht hebben in het weekend, de patiënten dus letterlijk moeten laten creperen, als ze hun symptomen niet onder controle krijgen. Iets dat in een hospice met dusdanig complexe casussen regelmatig voorkomt. “Mijn consultant” (inmiddels voelt ze nog meer als “mijn” , omdat ik op dat moment immens trots ben op het feit, dat ik met haar mag werken gewoon om de arts en persoon die ze is en omdat ze haar AIOS niet haar wil oplegt) trekt haar wenkbrauw op en zegt alleen: “Ik kan niet eens bedenken wat ik daar op moet zeggen, gelukkig denken wij daar anders over.” Terwijl we naar buiten lopen, hoor ik een AIOS in het oor van de andere fluisteren: “Laat me er aan denken, dat ik haar (de consultant die tegen sedatie is) daaraan herinner, mocht ze hier ooit zelf krijsend worden opgenomen.” De rest van de dag is heel anders. We zijn op bezoek geweest bij het kinderhospice. Een hele leerzame ervaring, omdat hier nog meer dan in het volwassenhospice aandacht is voor familie en een holistische aanpak. Als de kinderen komen voor “respite”, komt de hele familie mee en blijven ze twee weken. In die twee weken is er een scala aan mogelijkheden voor ontspanning. Van gamekamers met een X-BOX, tot een high-tech kamer met lampen, trillend waterbed (zodat ook slechthorenden de muziek kunnen voelen) tot een levensgroot Barbiekasteel en een rolstoel schommel. Wanneer ik die avond thuiskom, laat ik de dag nog eens aan me voorbij gaan. Hierbij moet ik terugdenken aan mijn eerste jaar. Een geweldige tijd waarbij ik met mijn opleider veel heb stil gestaan bij het soort arts dat ik wil zijn. Als ik dit betrek op de dag die ik heb gehad, realiseer ik me twee belangrijke dingen. Ten eerste: al zijn de faciliteiten nog zo mooi, aan het einde van de dag gaat het om de mensen die de zorg leveren. En ten tweede: juist omdat dat zo belangrijk is, denk ik, dat je je als arts ook heel bewust moet zijn van het soort mens dat je bent. En ik als mens vind, dat je het geen enkel mens mag weigeren, als een patiënt je als arts vraagt je lijden te verlichten, indien noodzakelijk met sedatie. 29 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Rubriek voor huisartsopleiders De lijn van Stijn DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOÖRDINATOR Nascholingsaanbod Regelmatig hoor ik over interessante nascholingsmogelijkheden voor huisartsen/opleiders en ik geef die graag aan jullie door. De selectie is persoonlijk en dus subjectief. Ook komt de Duitse uitdrukking “ohne Gewähr” bij me op. Deze uitdrukking wordt door de Duitse Lotto gebruikt om aan te geven dat aan de uitslag geen rechten ontleend kunnen worden. Ik bedoel hiermee, dat ik enthousiast ben door verhalen van deelnemers, ik heb de cursussen niet zelf gevolgd. Deze scholingsmogelijkheden die ik nu ga noemen zijn geen onderdeel van het opleiderscurriculum. De keuze om deel te nemen is aan jullie. Training “Deep Listening” ‘Luisteren’ is een basiselement in ons professioneel handelen. We besteden er vele uren per week aan en beschouwen het als een essentiële beroepsactiviteit. Toch staan we er zelden bij stil. Binnen het communicatieonderwijs is minimaal aandacht voor het onderdeel ‘luisteren’. Is er dan niets over te zeggen? Deze training is ontwikkeld door Rosamund Olivier (GB) en onderzoekt het eigen luisteren op een praktische manier. De methode mindfulness wordt toegepast op het luisteren. Bij de VU heeft een aantal opleiders de training gevolgd en ze hebben deze zeer goed gewaardeerd. Engels is de voertaal. Voor meer informatie ben ik beschikbaar. Starclass Een echte aanrader afgaande op de mening van opleiders die deze “Cursus Spoedzorg voor opleiders” gevolgd hebben. Een promotekst op de site www.huisartsopleiding.nl zegt: “Deze intensieve vierdaagse cursus traint opleiders in de spoedeisende zorg volgens de modernste inzichten. Na deze training kunt u reguliere zorg aanbieden op topniveau en het rolmodel zijn voor de aios zoals Huisartsopleiding Nederland dat graag ziet: scherp en up to date”. Een aantal van jullie zal van jullie eerstejaars aios ook enthousiaste verhalen gehoord hebben. Nog belangrijker: u zal gezien hebben dat de aios spoedsituaties systematisch benadert (ABCDE). De training is voor 30 punten geaccrediteerd en de certificaten gelden als 30 bewijs van actuele reanimatievaardigheid. Meer info op www.scholamedica.nl. Workshop “Organiseer je praktijk“ De collega opleiders in Nijmegen zijn erg enthousiast over deze cursus. Het onderwerp is het persoonlijke tijdmanagement van de huisarts. De workshop gebruikt de pijlers van de methode: Taken, Tools, Tijd en Team. Je kunt individueel of met meer mensen van je team deelnemen. Eén van de makers is een collega opleider. Meer info op www.organiseerjepraktijk.nl. Overige punten “Halve” opleidersterugkomdagen Deze rubriek is ook de plek om correcties te geven op eerder gegeven informatie. Bij de introductie van het nieuwe opleiderscurriculum met kortere terugkomdagen in Maastricht en Eindhoven, heb ik in de folder gesproken over “halve terugkomdagen”. Als je om 13.30 klaar bent en dan naar de praktijk gaat, is er geen halve dag meer over. Het was beter geweest om over “kortere terugkomdagen” te spreken. We horen van veel opleiders dat de terugkomdagen veel tijd innemen. Het is goed om hier te noemen dat de opleider volgens de RGS regels minimaal 8 dagen scholing per opleidingsjaarjaar dient te volgen, georganiseerd door het instituut. Met wat we nu aanbieden in het curriculum, inclusief de voortgangsgesprekken, komen we (nét) aan die 64 uur. We hebben de docenten gevraagd naar hun mening over de invulling van het docentenoverleg en we zijn hierover in gesprek met de opleidersvereniging. Aios Kirstin Ponse.
Huisarts Anniek Nilwik in gesprek met aios Kirstin Ponse. Beoordeling van de Videotoets De videotoetsen (VT) van de eerste- en derdejaars aios worden beoordeeld door huisartsen die hiervoor een training hebben gevolgd. De organisatie van de VT ligt bij het videoteam dat bestaat uit Helga Liègois, Berna Schouten en Katrien Boots. Het beoordelen van een VT (ik spreek uit ervaring) traint je in het proces van beoordelen. Wat zie ik? Wat wordt er verwacht? Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Vooraf krijgen beoordelaars een training in het geven van feedback. Opleiders die in het verleden de training gevolgd hebben, geven aan dat het bekijken en beoordelen van consulten van andere aios helpt in het begeleiden van hun eigen aios op het gebied van Arts Patiënt Communicatie. Het lijkt logisch om bij de werving en keuze van beoordelaars juist te denken aan opleiders die hun verworven extra vaardigheden in feedback geven en beoordelen dagelijks kunnen inzetten. Een aantal beoordelaars is gestopt en de groei van het aantal aios in Maastricht is toegenomen. Het videoteam heeft met mij besproken of er een mogelijkheid is dat opleiders de VT beoordelen. We hebben dit besproken met de stuurgroep en het bestuur van de regionale opleidersvereniging. Duidelijk werd dat men niet voelde voor een verplichte invoering van deze taak voor alle opleiders. Daarom hebben we ervoor gekozen om het beoordelen van een VT op te nemen in het programma voor startende opleiders. Praktisch: een startende opleider krijgt in het tweede jaar een training beoordelen van de VT en zal daarna jaarlijks een VT beoordelen (niet van de eigen aios). De ComBel-training wordt hierin opgenomen. Dat betekent dat sommige opleiders wel beoordelaar zijn en anderen niet. Dit is zorgvuldig afgewogen. Misschien maakt die opleider die wel meedoet, zijn collega ook enthousiast om mee te doen? “Er komt steeds iets bij” Deze opmerking/verzuchting horen Marieke Kools, Jos Sleijpen en ik regelmatig tijdens de voortgangsgesprekken. Het opleiden van een aios betekent in verhouding tot een aantal jaren geleden meer werk: wij verwachten als instituut meer aandacht voor zaken als live observaties, gebruik van toetsinstrumenten als Korte Praktijk Beoordeling (KPB) en “Zelfie”, observeren van vaardigheden, het gebruiken van de ALOBA manier om feedback te geven op consultvoering, enzovoorts. Ook is de beoordeling van de aios arbeidsintensiever geworden: de ComBel (Competentie BeoordelingsLijst) moet ieder kwartaal ingevuld worden en vormt de onderlegger voor het gesprek over de aandachtspunten voor de komende periode. Ik ga nog even door: de verschillende zelfstandigheidsverklaringen voor het werken op de huisartsenpost worden door de opleider ingevuld. Hierbij vragen we de opleiders om “eigen materiaal” zoals video-opnames van leergesprekken met de aios mee te nemen naar de intervisiebijeenkomsten tijdens de opleidersterugkomdagen. Het bespreken daarvan in een kleine groep opleiders is een goede manier om te reflecteren op het eigen handelen en om nieuwe ideeën op te doen. Dat wordt hoog gewaardeerd door opleiders. Met de opmerking dat deze opsomming niet volledig is (ik heb bijvoorbeeld de woorden ‘certificering’ en ‘visitatie’ nog niet eens genoemd), stap ik over naar de vraag: “Wat heeft het voor zin om deze trend te benoemen?” Ik doe dat om duidelijk te maken dat we jullie signalen wel degelijk oppikken. De signalen komen aan bod in onze teambespreking en we denken na over de ondersteuning van opleiders. Ik realiseer me terdege dat ons belang als instituut is, om de beste opleidingsplekken voor onze aios te realiseren. De huisartsopleidingen gaan mee in de maatschappelijke trend van meer vastleggen en verantwoorden. Zoals Jos Sleijpen zegt: “we willen niet onderaan de takenlijst van de opleider staan”. We luisteren goed naar waar jullie pijn als opleider zit en we proberen daar rekening mee te houden. Tot de volgende keer, opmerkingen en vragen zijn welkom: Stijn.devries@maastrichtuniversity.nl Telefoon: 043-3882993 31 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 De wetenschapsdag Let op voeding! DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE Op de wetenschapsdag van 21 april jl. werden zeven presentaties gehouden die allemaal waarde hebben voor de dagelijkse huisartsenpraktijk. Zes presentaties bespraken therapie, slechts 1 diagnostiek. De eerste prijs, naar mening van zowel de wetenschapsjury als van de publieksjury, ging naar de presentatie: “Acne en voeding” door Kim van Baardwijk, Susan Otten en Gitte Snijders. Zij kregen een geldprijs (die waarschijnlijk in voeding wordt omgezet) en het boek: ‘Oogklepdenken: waarom we allemaal idioten zijn’. Of deze titel nu echt de deelnemers van deze wetenschapsdag betreft, laat ik maar in het midden. Feit is wel dat Kim, Susan en Gitte hebben kunnen aantonen hoe belangrijk voeding is, ook bij het ontstaan of verergeren van acne. Dientengevolge bevelen ze aan dat de huisartsenstandaard en de richtlijn voor dermatologen bijgesteld wordt. De kernboodschap was dat de invloed van vetten op acne niet aangetoond kon worden, maar wel die van koolhydraten met een hoge glycemische index. De glycemische index (GI) is een maat om aan te geven hoe snel koolhydraten in de darm worden verteerd en als glucose in het bloed worden opgenomen. Producten met een hoge GI zijn bijvoorbeeld gebakken aardappelen, brood, cornflakes en popcorn. Pasta, peulvruchten en fruit vallen onder producten met een lage GI. Waar het afzetten van oogkleppen niet toe kan leiden! De tweede prijs, ook van beide jury’s, ging naar Nick Janssen, Kirsten Graffius, Tom van der Horst Biologie laat niet met zich spotten Evolutionaire geneeskunde goedkoper alternatief tegen welvaartsziekten Zijn de conventionele methoden om welvaartsziekten, zoals diabetes en hart- en vaatziekten, te voorkomen en te behandelen wel optimaal? Inzichten uit de evolutiegeneeskunde maken duidelijk dat het beter kan, 32 en Lieve Penris voor hun presentatie over corticosteroïdinjecties bij hielspoor/fasciitis plantaris. De meerwaarde van deze injecties werd niet aangetoond. Dat de andere presentaties niet het hoogste aantal punten haalden, betekent niet dat ze niet relevant waren. Ik heb geleerd dat vitamine D de klachten van myalgie door statinegebruik kan verminderen. En ook dat een aantal patiënten met IBS, vooral de vorm met diarree, baat kan hebben bij een FODMAP-vrij dieet, een dieet zonder fermenteerbare oligo- di- en monosachariden en polyolen) Welke van deze producten de oorzaak is, moet een eliminatiedieet uitmaken. Het is minder spectaculair als je negatieve resultaten publiceert, bijvoorbeeld dat bepaalde therapieën echt niet werken, toch is dit van groot belang. Zo hoef je echt geen buscopan bij niersteenkolieken te geven, of benzodiazepines bij lage rugpijn. Toch wordt dat nog veel gedaan en de vraag blijft: waarom? Ten slotte: in tijden van SARS of Ebola hebben we gezien dat op vliegvelden infraroodmeting van de temperatuur van grote groepen mensen gedaan wordt om de koortsende passagiers er uit te halen. Zou dezelfde techniek bruikbaar zijn in de huisartsenpraktijk? Het advies van de referenten op deze dag was: toch maar wachten tot er meer bewijs is, de resultaten zijn nu nog te wisselend. Al met al goede onderwerpen, gericht op de praktijk en zo zal de wetenschapsdag ook in de toekomst blijven bestaan, met accent op korte, snelle, praktische vragen. tegen een fractie van de kosten. Op het Ancestral Health Symposium Nederland lichten zorgverleners en wetenschappers deze nieuwe inzichten toe. Ancestral Health Symposium Nederland Zaterdag 26 september Groningen Evolutionary Life Sciences Institute Informatie: www.ancestralhealth.nl E-mail: birgit.spoorenberg@maastrichtuniversity.nl. Accreditatie cluster ABC1 wordt aangevraagd.
Een bijzondere geschiedenis GEEL Psychiatrie en een klein Belgisch dorp DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT Sinds eeuwen worden in het Belgische plaatsje Geel honderden (soms duizenden) psychiatrische patiënten opgevangen in gezinnen. De ‘gezinsverpleging’ was en is het hart van Geel. Hoe kwam dat zo? In de 12e eeuw leefde in Ierland een koning. Hij was heiden, zijn vrouw christen. Deze goede en beeldschone vrouw stierf en de koning was ontroostbaar. Hij vroeg zijn dienaren het rijk af te zoeken naar een even mooie en lieve vrouw. Ze vonden haar niet maar lieten weten “behalve uw dochter, Dimpna”. “Dan trouw ik haar”, was zijn antwoord. In paniek vluchtte de diepgelovige dochter, naar het vasteland, naar Geel, begeleid door een bisschop. Ze werd achtervolgd, gegrepen, weigerde op het aanzoek van haar vader in te gaan, en werd uiteindelijk door hem gedood. Dimpna werd martelares en heilige. ‘De vermoorde onschuld’, zou men kunnen zeggen, maar ze schoof al snel op naar beschermheilige van krankzinnigen. Pelgrims, met name geesteszieken, kwamen van heinde en verre, werden opgevangen in het plaatselijke gasthuis, maar waren al snel zo groot in getal, dat de bevolking werd gevraagd mee te helpen door mensen in huis te nemen. Zo is het gekomen. Aan de voor Geel kenmerkende Gezinsverpleging heeft Geel haar bijnaam ‘De Barmhartige Stede’ te danken. Al eeuwen lang leven psychiatrische patiënten in huis bij de inwoners van Geel, werken mee op het land, krijgen kost en inwoning en zijn deel van het gezin. Zoals een mevrouw bij ons bezoek op straat zei: “we weten niet beter, we zijn er mee opgegroeid”. Als ouders doodgaan, nemen de kinderen de kostganger over. We zagen veel bijzondere dingen, maar hoorden vooral veel bijzondere verhalen. Over de schoonouders van een vrouw die we troffen: zij vluchtten in de oorlog voor de naderende Duitsers. De kostganger wilde niet mee. Hij bleef op de boerderij. Toen ze na maanden terugkwamen, midden in de nacht, troffen ze hun kostganger aan, slapend, zittend bij de drie goed verzorgde koeien in de stal, met een zeis over de schouder, zoals hij later zei: om plunderaars op afstand te houden. Meer indrukwekkende verhalen: over een kostganger die zijn demente kostverleenster tot de dood verzorgde 33 nadat haar man was gestorven. Over hoe vreemd het begrip privacy voor een Gelenaar klinkt in verband met de gezinsverpleging. “ik zou haar toch niet zomaar kunnen missen, onze Lieve”. Hoe fier men is op Dimpna en Geel. Duidelijk is, dat Dimpna leeft in Geel. De plaatselijke snackbar tot en met de garage zijn naar haar genoemd. Mensen vertellen, zomaar op straat, met een houding van Noblesse Oblige. Het systeem van gezinsverpleging wordt bedreigd. Om heel simpele redenen: de boerenstand slinkt en vrouwen gaan buitenshuis werken. Waren er een generatie geleden nog zo’n 1500 kostgangers, nu zijn het er nog 200. Onlangs hoorde ik op de radio over een project in Utrecht waar studenten gaan samenwonen met psychiatrische patiënten. Geel in een oranje jasje? Ik heb ze gemaild dat ze ook naar Geel moeten gaan, ‘op bedevaart’. Hoe dan ook: Geel verdient meer bekendheid, bewondering, navolging. Ga erheen. Wie meer wil weten maile mij, yvonne.vanleeuwen@maastrichtuniversity.nl op één lijn 52 ! Gezinsverpleging
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Maastrichts Schoonste(n) Huishoudgeneeskunde DOOR BABETTE DOORN, TEAMCAPTAIN Het is inmiddels een traditie: de vakgroep Huisartsgeneeskunde doet mee aan hardloopevenement Maastrichts Mooiste. Vlak na de winter stuur ik de eerste mails uit aan de medewerkers, de aios en de HAG-studenten met de oproep ‘wie loopt mee met het HAG-team?’. Succes verzekerd. Binnen luttele minuten komen de eerste reacties. Dit jaar kwam de eerste officiële aanmelding van Maartje Willeboordse, postdoc onderzoeker van de Gezonde Basisschool en bootcamper in haar vrije tijd. Niet geheel toevallig, want al vanaf 5 februari waren zij en Mark Spigt iedereen aan het oproepen (met literatuurreferentie) om samen te gaan trainen. En zo geschiedde. Traditioneel hebben we een team op de 5 km en een team op de langste afstand, de 10 Engelse Mijl (ongeveer 16 kilometer). Het korte afstandenteam vulde zich aanvankelijk vooral met vrouwen. Later volgden ook Jochen Cals (‘niet getraind’) en Luc Gidding. Opvallend was dat op de 10 Engels Mijl al snel de eerste dames volgden, het grootste aantal tot nu toe in alle jaren. Ik had niet voor niets 20 nieuwe damesshirts besteld. Waar studenten veelal inschreven voor de 5km, deden de aios dat op de langste afstand (chapeau!). Slechts twee personen vielen voortijdig uit door blessures. Een vrijgekomen plek werd op de valreep ingevuld door Kelem, promovendus uit Ethiopië. Gastloper Erik Haakma van HRM vroeg na aanvankelijk afgemeld te hebben, ‘of er nog plek was’. Met die naam erbij begonnen we alweer te fantaseren over een podiumplek. Wie was er nog meer superfit? Mark dacht van wel. En Joris, zijn WESP, die kon ook wel eens… Het slechte voorjaar ging net op tijd over in een warme voorzomer. Het weekend van 6 en 7 juni werd een zomers weekend. Om 9 uur wachtte ik de meute op bij een café aan de Kesselskade in Maastricht. Ik had de startnummers en de shirts bij me. Om 10 uur ging de 5 km van start. Het was weer enorm druk dit jaar. Leuk om te zien hoe alle hardlopers voorbij denderen. Annerika was de eerste die ik voorbij zag komen na de start; zij kwam ook als eerste van ons team binnen. En nog hartstikke fris ook. Gauw een teamfoto gemaakt van alle HAG lopers die op dat 34 moment bijeen waren. Dat is lastig, want een deel was er nog niet of liep alvast warm voor de 16 km. Dit jaar ook collega’s die nog niet eerder meededen. Het ging ze allemaal goed af. Een mooi visitekaartje. En dan… zijn de eerste lopers op de 16km ook binnen. Ze zijn hartstikke snel. Zouden we weer iets winnen? De prijsuitreiking start terwijl het gros van de renners nog bezig is. Zo gaat dat. Wij wachten met een grote groep op de Markt in Maastricht, gewapend met camera. Dit jaar werd alleen de nummer 1 in elke categorie omgeroepen. Het verliep rommelig en het geluid was bar slecht. Omgeroepen winnaars kwamen niet opdagen. Wat een deceptie. Voor we het in de gaten hadden, was de winnaar op de 16 km al omgeroepen, maar niemand haalde de prijs op. Ik las het blaadje van de omroeper. Huisartsgeneeskunde kwam niet eens op zijn lijstje voor! Ik kletste me langs de beveiliging van het VIPpaviljoen en sprak met de wedstrijdleiding. Legde uit dat we ongetwijfeld gewonnen hadden. De man zette het vinkje ‘bedrijventeam’ aan bij onze naam en voilà: we waren inderdaad eerste geworden. Erik, Joris en Mark waren onze tijdsnelsten. In de haast van het typen veranderde de man niet alleen de uitslag, maar ook onze naam: HUISHOUDGENEESKUNDE. Een domper op de feestvreugde want alle toeschouwers op de Markt waren naar huis. De naamswijziging leverde vele leuke reacties op, ook via sms van collega’s uit het land. Het maakt dus niet uit wat ze over je schrijven, als ze maar over je schrijven! Wil je volgend jaar ook met ons meelopen? Mail dan naar op1lijn@maastrichtuniversity.nl (deel van) het winnende team 10 Engelse Mijl. Vlnr: Joris, Maartje en Job.
2e uitgave 2015 Theorie in praktijk De Feedbackcarrousel DOOR PAUL SCHRIJVER, HUISARTSOPLEIDER IN EINDHOVEN Wat is een feedbackcarrousel? Sommige kennen hem misschien wel, anderen hebben er nooit van gehoord: de feedbackcarrousel. Binnen de huisartsopleiding heb ik samen met mijn collega gedragswetenschapper diverse groepen AIOS en opleiders kennis laten maken met de feedbackcarrousel. De Evaluatie- en Trainingsdagen (ET dagen) van AIOS zijn perfecte momenten om dit instrument te gebruiken om snel individuele feedback te geven en te ontvangen. De begeleiders doen gewoon mee en zo draaien we een treintje in anderhalf uur! Voor de carrousel start, beginnen we met een stukje theorie over het Joharivenster (zie inzet) en richten ons op de zogeheten blindspot. Vervolgens komen de regels van feedback voorbij. Kortweg: geef feedback in de ik-vorm, kijk de ontvanger aan, geef feedback liefst met voorbeelden. Start met 2 tops en daarna 2 tips. Alle tops en tips zijn van te voren opgeschreven. De ontvanger luistert, gaat niet in discussie, vraagt zo nodig om voorbeelden en besluit met het bedanken van de feedbackgever. Tijdens de carrousel heeft de feedbackgever twee minuten de tijd, daarna wordt de ontvanger feedbackgever. Uiteindelijk wordt er doorgedraaid, zodat je de volgende feedback kan geven. De laatste jaren hebben wij tijdens ons afsluitend docentenoverleg in Heeze ditzelfde gedaan met de groep opleiders. De opleiders waren telkens zeer enthousiast. Toepassing in mijn eigen praktijk. Nadat zowel AIOS als opleiders enthousiast bleken na het doen van deze carrousel ben ik het gaan implementeren in mijn eigen praktijk, SGE Strijp te Eindhoven. Een groot gezondheidscentrum met huisartsen, AIOS, assistenten, POH, psycholoog, manager, fysiotherapeuten, apotheker en apothekersassistenten. Het idee hierachter was om het resultaat van de carrousel als leidraad te gebruiken voor de jaarlijkse functioneringsgesprekken. Elk teamlid haalt 1 of 2 leerdoelen uit de carrousel en maakt hierop een SMART plan. Dit wordt tijdens het functioneringsgesprek besproken en later geëvalueerd. Feedback geven en ontvangen werd als zeer waardevol ervaren en de functioneringsgesprekken leiden tot verdieping en groei van het individuele teamlid. We hebben net de tweede carrousel gehad en het is prachtig om te zien dat collega’s iets gedaan hebben met 35 de feedback die ze vorig jaar gekregen hebben. Sommige tips van vorig jaar zijn nu tops geworden. Als voorbeeld kan ik een huisarts noemen, die altijd erg kortaf werd naar de assistenten toe als hij het druk had. Nadat hij in de carrousel ongeveer 10 keer hierover een tip kreeg, is hij er mee aan de slag gegaan. Nu kreeg hij veel lof over de duidelijke verbetering hierin. Hoe ging dat? Vrijdagavond 5 juni was het zover. Het team van ons gezondheidscentrum, 19 mannen en vrouwen, zat op een rijtje in de grote tuin van een mooi landgoed. We zaten één op één tegenover elkaar. Het was lekker warm met 30 graden. Iedereen was klaar voor de feedbackcarrousel. Twee minuten feedback geven en twee minuten ontvangen en dan naar de volgende. Duur: 19 keer x 2 minuten geven x 2 minuten ontvangen . Het is dus de tweede keer dat wij dit als team doen en we zijn van plan dit jaarlijks te blijven herhalen. De evaluaties zijn lovend. Iedereen vindt het spannend, maar ondertussen heel leuk en leerzaam! Quotes van deelnemers • Coördinerend centrumassistente: “Goed om eens over elkaar na te denken.” “Mooi jaarlijks moment voor het team.” • Centrumassistente: “Spannend en toch weer meegevallen.” “Leerzaam.” • Huisarts: “Beste uitvinding ooit!” “Goed smeermiddel.” “Geeft enorme boost, goed om een pluim te krijgen, goed om tips te krijgen, waar je op dat moment voor open staat.” “Goede oefening om de rest van het jaar vol te blijven houden.” • Clustermanager: “Zo’n carrousel is erg intensief, maar levert veel op. Ik ga hem ook gebruiken voor de andere teams.” • POH GGZ: “In een hoog tempo een groot bereik!” op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Weten is Eten Veelzijdig, dat wel… DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID “Ie kriegt ‘ne henne”. Vertederd door het 4-jarig broekemannetje, dat vanuit het westen op bezoek was bij de boerenfamilie in Twente, greep Tant’ Anna een kip van het erf en draaide die in één beweging vakkundig de nek om. Ik mocht helpen plukken. Verguld met dit vorstelijk geschenk aanvaardden mijn ouders later die dag de terugreis naar Hilversum. Want kip at je in de jaren 50 hooguit met Kerstmis. Kip was in die dagen namelijk duur, maar dan kreeg je ook wat. Dat is in de decennia daarna helaas uit de hand gelopen: een vicieuze cirkel van massaproductie en massaconsumptie. Gemiddeld eet elke Amerikaan per jaar 36,4 kg kip, dat zijn ongeveer 16 kippen per persoon, die elk in 6 weken hun slachtgewicht van 2,3 kg bereikten. Een blije bioscharrelkip doet daar minstens 2 keer zo lang over. Ik ga u verder niet vermoeien met wat er nog meer uit de hand gelopen is met het product kip, want daar doet Wakker Dier via de media en hun eigen website al genoeg aan. Daarbij word ik er licht depressief van, en dat was ik toch al, nu kort geleden drs. P van ons is heengegaan. Onvergelijkelijke teksttovenaar die zijn eigen rouwadvertentie schreef in de vorm van zijn allerliefste rijmvorm: ollekebolleke. Ter zijner ere hier mijn ode aan de kip, op ollekebolleke-rijm: Ingrediënten voor de kip: • 1 Biologische boerderijkip, bijvoorbeeld Label Rouge • 1 Biologische citroen • Paar tenen knoflook, gepeld • Paar takken tijm en rozemarijn • Peper uit de molen Gooi de boerderijbiokip eerst een dag van te voren in een afgekoeld pekelbad van 2 liter water, eerst even opgekookt met 200 gram zout, 200 gram suiker, eetlepel gekneusde jeneverbessen, eetlepel mosterdof venkelzaad, eetlepel peperkorrels, paar gekneusde laurierbladeren. Na 24 uur eruit halen, droogdeppen en nog een uurtje in de koelkast verder laten drogen voor een knapperig korstje. De oven aanzetten op 180 graden en aan de slag: Knoflook en kruiden fijnhakken, citroenschil raspen (ca. 1 el), wat peper erbij malen en een scheutje olijfolie erdoorheen. Wrijf daarmee de kip in, stop stukken citroen en wat takjes tijm/rozemarijn in het beest, en dan in een ingevette braadslee in 1,5 uur goudbruin bakken. Water in de mond, en geen schuldgevoel! 36 Kip of ei, vraagt u mij Doe mij dan maar de kip Want die is, zegt men, een Veelzijdig stuk vlees Maar dan in godsnaam een Boerderijbiokip Plofkippen echt niet Een ramp, naar ik lees En om de herinnering aan mijn jeugd met u te delen, verklap ik u hier het recept voor een ècht sappig kippetje!
2e uitgave 2015 Videotoetsing De ‘skinny’ versie, nieuwe mode? DOOR KATRIEN BOOTS, HUISARTSDOCENT/COÖRDINATOR VIDEOTOETS HUISARTSOPLEIDING Als we over een tijdje op de zomer van 2015 terugkijken, stellen we dan dat de trend daar gezet werd? Dat die zomerse collectie geen bevlieging was, maar een dermate grote aanwinst voor de garderobe, dat hij niet meer uit het modebeeld weg te denken is? De alom bekende of beruchte videotoets, gaat in pilotvorm als ‘skinny’ versie de zomer in. De drie eerstejaars groepen die in maart zijn gestart en die in de eerste week van augustus hun toets inleveren, leveren geen 40 consulten aan, maar slechts 6! De enige instructie die de aios bij het verzamelen van deze zes consulten krijgen is dat ze hun ‘beste werk’ mogen laten zien. De enige voorwaarde is, dat het niet zesmaal dezelfde ICPC-categorie mag zijn. Alle overige criteria –waaronder het gehate tijdscriterium- zijn losgelaten. Het idee achter deze vernieuwing is, dat de Maastrichtse videotoets in de huidige vorm veel werk en vooral stress voor de aios oplevert, omdat ze 40 consulten moeten verzamelen in een kort tijdsbestek. We vragen van aios immers om in een maand tijd deze consulten op te nemen en daar niet al eerder mee te beginnen en bijvoorbeeld consulten van drie maanden geleden aan te leveren –het moet immers representatief zijn voor waar de aios nu staat en het APC-onderwijs maakt dat een aios in maand vijf verder is in zijn communicatieve vaardigheden dan in maand drie van zijn opleiding. De toets heeft zoveel impact dat ook opleiders en docenten hier last van hebben: aios komen niet tot leren zoals ze dat op andere momenten wel kunnen. Dit komt omdat het opnemen en verzamelen van beeldmateriaal teveel tijd in beslag neemt. We zijn ons doel dan voorbij zijn geschoten. Het gaat om de kwaliteit, niet om de kwantiteit. Het gaat erom dat we een beeld krijgen van hoe de aios consulten medisch inhoudelijk en op communicatief vlak kan voeren. Het gaat er niet om de aios en met hem of haar zijn/haar opleider en docent overspannen te maken. Wat we willen is dat de observator een beeld kan vormen van wat de aios in huis heeft met betrekking tot de consultvoering. Wat is er hot aan de ‘skinny’ toets ? • 6 consulten, dus minder opneem- en verzamelwerk • Er wordt ‘overall’ beoordeeld, dus de aios hoeft niet in iedere consult iedere (communicatieve) vaardigheid te laten zien, maar er wordt gekeken naar wat de aios laat zien als totaalplaatje • Er wordt beoordeeld naar het moment van de opleiding: dus niet einde jaar 3 niveau maar niveau van een aios die 5 maanden bezig is en 5 maanden APC-onderwijs heeft gehad De observator hoeft nu niet meer uit 40 consulten een selectie van 6 consulten te maken omdat er al een setje van 6 consulten wordt aangeleverd. Daarnaast beoordeelt de observator naar het moment van in opleiding zijn en niet naar een referentiepunt dat in het einde van jaar drie ligt. Verder verandert er voor de observatoren niets: het bekijken en beoordelen van de toets blijft op dezelfde manier gebeuren. De Maas-Globaal scorelijsten blijven onderlegger voor het beoordelen van de toetsen. De observator gebruikt ze om zijn oordeel uiteindelijk in een feedbackbrief te verwoorden. De toets blijft selectief en de punten voor zowel medisch inhoudelijke kennis als communicatieve vaardigheden worden op een ComBelschaal van 1-7 gegeven. Skinny betekent natuurlijk niet dat we onder evaluaties uitkomen. Maastricht zou Maastricht niet zijn zonder evaluaties. De aios uit de drie recent gestarte groepen wordt om hun evaluatie/feedback gevraagd, evenals de observatoren, opleiders en docenten. Ter vergelijking zullen we de eerstejaars groepen die de toets nog in het oude maatje-meer-model maakten, dezelfde vragen stellen. Wordt ‘skinny’ de nieuwe mode? Als de pilot goed geëvalueerd wordt en past binnen de in ontwikkeling zijnde landelijke APC-lijn, dan wordt deze toetsvorm verder uitgerold. Wellicht is hij over een paar jaar niet meer uit het Maastrichtse straatbeeld weg te denken. 37 op één lijn 52
op één lijn 52 2e uitgave 2015 Ex-aios: hoe vergaat het ze? De dokter komt op de fiets DOOR BAN IBRAHIM, HUISARTS IN ASTEN Het is een zonnige woensdagmiddag. Er staan 3 visites gepland. Een visite bij een terminale patiënt, een kraamvisite en een sociale visite voor kwetsbare ouderen. Ik pak mijn tas en zet hem op de fiets. Het is lekker weer. Onderweg gaan mijn gedachten terug naar 25 jaar geleden, toen ik net afgestudeerd was aan de universiteit van Bagdad als basisarts. Ik droomde van een goede baan, en vooral om een goede dokter te worden. In 1997 moest ik Irak verlaten en met mijn kleine gezin op zoek gaan naar een veilige plek. In Nederland was mijn Iraakse artsendiploma niet geldig. Ik moest eerst de taal leren en daarna terug naar de schoolbanken om weer basisarts te worden. Dus heb ik 2 jaar coschappen gelopen aan de Universiteit Maastricht. In 2002 heb ik mijn diploma gehaald en mocht ik weer aan de slag. Tijdens mijn coschappen in een huisartspraktijk in Nederweert was voor mij snel duidelijk, dat ik huisarts wilde worden. Omdat mijn zoon nog jong was, heb ik besloten om een paar jaar te wachten. Daarom heb ik eerst 3 jaar als Consultatiebureauarts gewerkt. In 2005 heb ik gesolliciteerd voor de opleiding tot huisarts en ik werd aangenomen. Maar weer moest ik een keuze maken tussen opleiding en mijn gezinsituatie. Ik heb toen afgezien van de opleiding. Mijn passie voor huisartsgeneeskunde bleef groot en in 2008 besloot ik weer te gaan solliciteren voor een opleidingsplek. Tot mijn grote vreugde werd ik nog eens aangenomen. Ik ben aangekomen bij de terminale patiënt. Hij heeft een pomp voor pijnbestrijding en tegen misselijkheid. Het gaat redelijk en hij kan goed slapen. Ik heb afgesproken dat ik morgen weer terug kom. In het derde jaar van mijn opleiding krijg ik een enorme kans. Een huisarts in het dorp waar ik woon, belde mij en vroeg, of ik interesse had om te gaan associeren na mijn opleiding afgerond te hebben. Ik had daar na een paar gesprekken een goed gevoel bij. Ik wilde de uitdaging aan gaan zonder werkervaring, maar wel met genoeg levenservaring om dit goed aan te pakken. Mijn opleider had ook alle vertrouwen in mij en zei, dat ik dat aan kan en dat zeker moet doen. Inmiddels sta ik aan de deur van de trotse ouders van Merel. Met een grote glimlach doet de kersverse mamma de deur open en ik mag binnenkomen. Merel ligt lekker te slapen in haar bedje. Moeder en vader vertelden hoe de bevalling is gegaan en hoe blij zij zijn met hun wonder. Het gaat goed met moeder en kind. Het is ook even wennen om een kind erbij te hebben. Merel drinkt goed en komt goed aan. Ik wenste hen veel geluk en vertrok. Ik heb een duo-praktijk met 2000 eigen patiënten. In het begin was het even spannend. Hoe zal de reactie van de patiënten zijn? Wij moesten natuurlijk aan elkaar wennen. Ook de assistenten moesten wennen aan mijn manier van werken. Het is altijd anders. Maar dat ging snel goed. Mijn maat heeft al jaren op een bepaalde manier gewerkt en ik kwam met nieuwe ideeën en ook hij moest wennen. Maar samen komen wij er altijd uit. Ik kom aan bij een grote boerderij aan de rand van Asten. Hier woont het echtpaar D. Mevouw D is 85 jaar en zij is net uit het ziekenhuis ontslagen na een pneumonie. Ze is weliswaar opgeknapt, maar er bestaat een zorgprobleem. Haar echtgenoot is ook 85 jaar en hij kan niet alleen voor haar zorgen. Er moet thuiszorg geregeld worden. Het echtpaar staat er open voor. Medicatie moet ik in de baxter regelen. Even een telefoontje naar de apotheek en de thuiszorg en alles is geregeld. Ze zijn er erg blij mee. Terug op de fiets naar de praktijk. Ik ben voldaan. Het is weer een mooie middag met gevarieerde visites geweest. Maar dat is niet alles, ik ben nog niet klaar. Ik heb meer ambitie. Ik wil in de toekomst een kaderopleiding gaan volgen. Palliatieve zorg spreekt me erg aan. Ik heb ook plannen voor praktijkaccreditatie. Maar patiëntenzorg gaat altijd voor en dat was de allerbelangrijkste reden, dat ik huisarts wilde worden. 38
2e uitgave 2015 Column Aller voir ailleurs? Neem Anna mee! DOOR T.E. GRIJS Zomertijd staat voor mij gelijk aan vakantietijd. En nu we thuis plannen maken voor onze vakantietrip van dit jaar, schiet me een consult te binnen van enige jaren geleden. Op een ochtend in oktober bezocht Jean Deliège, afkomstig uit Seraing en nu weer een dikke tien jaar in ons dorp wonend, mijn spreekuur. “Ah monsieur de docteur, ik wens u een excellente ochtend.” “Goedemorgen mijnheer Deliège, gaat u zitten. Wat kan ik voor u betekenen?” “Zegt u maar Jean, docteur, dat is toch moins formellement en plus agréable voor mij. Eh bien, wat kunt u voor mij doen? Het is een peu difficile voor mij om het uit te leggen, mais bon, ik moet het u maar vertellen, maar ik weet niet hoe het te zeggen in het Nederlands.” “Maar Jean, dat is toch helemaal geen probleem, zeg het toch in het Frans. Ik heb immers Frans op de middelbare school gehad en we wonen hier per slot van zake bijna in België. En de moeder van mijn vrouw komt uit Wallonië” “Merci docteur, cela me tranquillise. C’est-à-dire, il y a quelques mois je suis allé voir ailleurs.‘’ “Maar Jean, daar weet ik toch van, je vrouw heeft het me in geuren en kleuren verteld.” “Quoi, Edith heeft u tout verteld? Oh, mon dieu!” “Ik zie het Jean, je bent er nog steeds erg van onder de indruk. Ik begrijp het helemaal.” “Mais docteur, u begrijpt het? Ik kan het zelf niet begrijpen. Qu’est-ce que j’ai fait? En…, je souffre, ik heb vanaf die tijd een sensation brûlante.” “Het doet wat met je, Jean. Heel begrijpelijk, ik heb zelf heel veel gelezen over Andalusië. Ik kan me voorstellen dat het geen pretje is om rond te reizen onder de brandende zon, maar Granada, Cordoba en Sevilla zijn toch zeker prachtige steden en daarbij dat warmbloedige volk, helemaal opgaand in de flamenco. En natuurlijk niet te vergeten, de tapas.” “Tout à fait vrai, docteur, en particulier les femmes, mais sont exactement le problème.” “Ik hoor een diepe zucht, Jean. Maar dat is toch nergens voor nodig. Ik begrijp dat je nog helemaal vol zit van de herinneringen aan de steden en de dorpen van Zuid Spanje. En even tussen twee mannen: Jean, dromen mag toch je toch zeker van die mooie donkerharige vrouwen, daar is toch helemaal niks mis mee?” “Je le comprend docteur, mais tu peux aller ailleurs, mais manger à la maison.” “Je kijkt een beetje sip, Jean, miste je in Spanje het eten van thuis zo? Ik kijk thuis wel eens in een Spaans kookboek, mijn vrouw is gek op de Mediterrane keuken, daar wordt toch wel erg veel met vis gewerkt, oesters bijvoorbeeld, maar ook met groente zoals artisjokken. Ja Jean, laat dat nou net middelen zijn die de lust opwekken, en dan die zwoele nachten daar, tsja. En dan heb ik het nog niet over de Spaanse vlieg gehad. In gedroogde vorm is dat Viagra in het kwadraat.” “La mouche espagnole, zou die me aangezet hebben tot …” “Ach nee, Jean, laat je niks wijsmaken, in dat mengsel zitten wat gemalen Spaanse pepers en daar krijg je een gevoel van warmte van, maar dat is dan ook alles. Maar dat nu allemaal even terzijde, als ik kort mag samenvatten, ben je enige maanden geleden op vakantie geweest in Andalusië, waar het bloedheet was. Je hebt daar met je vrouw nogal wat rondgebanjerd in de felle zon en nu heb je nog steeds een branderig gevoel. Zeg ik het zo goed? En wat is nu je hulpvraag aan mij, Jean?” “Cher docteur, ik ben un peu confus. Ik weet het niet meer, ik vind het zo vreemd wat u zegt. Ik geloof dat ik het maar eens ailleurs moet gaan zoeken. Ik dank u voor uw begrip.” Jean verliet de spreekkamer mij in opperste verbazing achterlatend. Toen ik dit voorval zonder namen te noemen tijdens het eten aan mijn vrouw vertelde, barstte zij in schaterlachen uit. “Gebruikte de patiënt op het eind het woord vreemd?” vroeg ze lachend. “Nou, denk over dat vreemd maar eens goed na en vraag straks maar eens aan oma of zij iets weet over aller voir ailleurs.” U raadt het zeker al, ik heb het opgezocht en vervolgens niet meer aan oma gevraagd. Als je al hoon over je heen krijgt, is eenmaal op een dag meer dan voldoende. Anna: Altijd Navragen, Nooit Aannemen. 39 op één lijn 52
Op één Lijn is een uitgave van: Vakgroep Huisartsgeneeskunde FHML Maastricht University Postbus 616 6200 MD Maastricht op1lijn@maastrichtuniversity.nl www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl www.familymedicinemaastricht.nl Based in Europe, focused on the world. Maastricht University is a stimulating environment. Where research and teaching are complementary. Where innovation is our focus. Where talent can flourish. A truly student oriented research university.
1 Online Touch