13

MIJNGEDACHT Joris Hintjens begon zijn carrière als freelance journalist. 15 jaar lang maakte hij reportages voor zowat alle tijdschriften, kranten en tv-stations die Vlaanderen rijk is. Voor RandKrant schrijft hij afwisselend met Dirk Volckaerts, Fatima Ualgasi en Tom Serkeyn de column mijngedacht. zoekt om zich verder te ontwikkelen. Toch blijft het arbeiderskarakter van Aalst hier en daar overeind, onder meer met grote fabrieken als Tereos Syral (ex-Amylum) vlak aan de Dender. Aalst Carnaval En dan hebben we natuurlijk Aalst Carnaval, het handelsmerk en identiteit van de stad. Carnaval neemt een onvervangbare plaats in in het leven van (bijna) elke Aalstenaar. Neem het carnaval af van een geboren en getogen Aalstenaar en hij of zij is op sterven na dood. Zonder onvoorziene omstandigheden gaat deze driedaagse volgend jaar door van 14 tot 16 februari. Veel mensen zijn al bezig met de voorbereidingen ervan. Voor een buitenstaander is het soms wat onwezenlijk, voor een Aalstenaar is het een reden van bestaan. Zowat elke Aalstenaar vindt dat je met alles en iedereen, ook met jezelf, moet kunnen lachen. Dat het niet altijd zo onschuldig is, bewijst het schrappen van Aalst Carnaval van de lijst van immaterieel cultureel erfgoed van de Unesco. Dat gebeurde naar aanleiding van een praalwagen die Joodse karikaturen voorstelde, en daar kon een deel van de internationale gemeenschap niet mee lachen. Aalst-Dendermonde En dan is er natuurlijk nog de eeuwenoude vete tussen Aalst en Dendermonde. Die draaide in eerste instantie over de tol die Dendermonde schepen oplegde om Aalst te bereiken. Eeuwen later bediende Napoleon Dendermonde met een rechtbank, een kazerne en een spoorlijn. Aalst viel telkens uit de boot. En natuurlijk speelt ook het Dendermondse Ros Beiaard een rol, want Aalst had daar geen volwaardig equivalent voor. Een studentengrap in 1952 rakelde de ingedommelde vete weer op, en sindsdien is het conflict vooral folklore, waar de huidige burgemeesters gretig op inspelen om hun stad te profileren en te promoten. En zo houden de Aalsterse ajoinen en de Dendermondse kopvleesfretters mekaar in stand, tot vermaak van henzelf en de buitenwereld. Zwager H ebt ge dat gezien in de gazet gisteren?’ Ik voelde aan mijn kleine teen dat hij het tegen mij en tegen iedere andere tooggast had, en dat hij de slimmerik wilde uithangen, hoewel hij dat helemaal niet is. ‘De zwager van Ilja Leonard Pfeijffer is gestorven aan corona.’ ‘Ik wist niet dat gij Pfeijffer kende?’, vroeg de magere gast met tattoos aan de toog terwijl hij zich naar de spreker richtte. ‘Tuurlijk wel. Ik heb al zijn boeken gelezen.’ ‘Leest gij?’ Gegniffel steeg op ten allen kant. ‘Met veel plezier zelfs. En vooral Pfeijffer.’ ‘Ik ook omdat er veel in gesekst wordt.’ Met een vettige lach zette tattoo-man zijn stelling kracht bij terwijl hij zijn mondmaskertje rond zijn ellenboog bevestigde. Van alle tooggasten was beany-man, de hipster uit de wijk, de enige die iets gestudeerd had. Sociologie of zoiets. Hij had het niet nodig om de slimmerik uit te hangen, hij wàs de slimmerik van de kroeg. Bovendien was hij dichter. Elke dag een haiku op Instagram, en op goede dagen een limerick. ‘Gij leest amper gazetten!’ Hij kon het niet laten de man terecht te wijzen. ‘De krant die ge vast houdt, is minstens drie maanden oud.’ Met zijn vinger trachtte hij een klef stukje speculoos van de bodem van zijn tas koffie omhoog te pulken, en zijn gedachten dwaalden af. ‘Ik heb ‘zwager’ nooit een echt woord gevonden.’ Hij durfde dat gewoonweg toegeven omdat hij wist dat hij de slimste is. ‘Het lijkt meer op een hoop samengeplakte letters uit de afprijsbak aan de kassa’s van een groezelige supermarkt.’ Hij was specialist in bombastisch taalgebruik. ‘Misschien is het zo’n miskleun van een woord geworden omdat het al eeuwen op de laatste pagina van de Dikke Van Dale staat, met die Z en W vooraan, waardoor het woord altijd al een beetje een minderwaardigheidscomplex heeft gevoeld en daarom een sluimerend bestaan heeft geleid. Enkel zwak en zwalpen en zwijmelen staan nog verder achteraan in het woordenboek.’ ‘En zwartzak.’ De bouwvakker-vakbondsdélégué nam elke gelegenheid te baat om zijn afkeer van politieke tegenstanders in de verf te zetten. Op het hoekje van de toog zat een vent met een oude leren vest uit de kringloopwinkel, met haar dat bij zijn geboorte in een pot brillantine gevallen was en nooit meer ingevet hoefde te worden. Hij hief zijn onscherpe blik uit de bodem van zijn leeg bierglas en mengde zich in de discussie. ‘Verschrikkelijk woord: zwager. Ik moet u bijtreden. Weet ge, mijne zwager is een even verschrikkelijk mens als het woord zelf. Ik moet er niks van hebben. Hij is nog een grotere zeurkous dan mijn vrouw. Zijn zus, dus. En bovendien is het een seksistisch woord: er bestaat geen vrouwelijke versie van. Zwaagster, zwagerin, zwageres?’ ‘Voilà! We moeten dat woord afschaffen, zoals ‘neger’ en ‘dikke’ nu ‘zwarte’ en ‘zware’ zijn geworden. De hipster-poëet en brillantine-man voelden een band groeien die klasse en generaties oversteeg. Dat is net het fijne aan dit soort cafés. Zelfs ik, doorwinterd misantroop, kan mij hier thuis voelen. De aanstoker van deze discussie voelde zich uitgesloten. ‘We hadden het wel over corona, hé mannen!’ Maar niemand wilde het nog over corona hebben. Behalve tattoo-man, die zijn cafévrienden graag treitert. ‘Weet er iemand hoe het met de verkoopcijfers van corona-bier gesteld is?’ TEKST Joris Hintjens • FOTO Filip Claessens 13

14 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication