105

Deze gruweldaad, deze extremiteit, was – dit wordt ons keer op keer verteld – het “startpunt van een duizendjaar durende vijandschap tussen Islam en het Westen.”7 Het mag dan meer accuraat zijn om te zeggen dat het de start was van een millennium van anti-Westerse sentimenten en propaganda. Het ontzetten van Jeruzalem door de Kruisvaarders in Jeruzalem was een afschuwelijke misdaad – in het bijzonder in het licht van de religieuze en morele principes die zij beleden zo hoog te houden. Echter, gemeten naar de militaire standaarden van die tijd, was het niet een buitengewone gang van zaken. In die dagen was het een algemeen geaccepteerd beginsel in de oorlogsvoering, dat als een stad zich verzette tegen zijn belegering, dat het ontzet en geplunderd mocht worden, en als men zich niet verzette, dat men gespaard zou worden. Sommige verklaringen vermelden dat de Kruisvaarders de inwoners van Jeruzalem beloofden dat zij gespaard zouden worden, maar kwamen terug op hun belofte. Anderen vertellen ons dat zij het vele Joden en Moslims niet toestonden om de stad in veiligheid te verlaten. Graaf Raymond gaf een persoonlijke garantie van veiligheid naar de Fatimid gouverneur van Jeruzalem, Iftikar al Daulah.8 In de gedachtegang van de Kruisvaarder, toen zulke garanties werden uitgevaardigd, waren degenen die in de stad achterbleven meer een risico voor verzet, en werden zij geïdentificeerd als een strategisch risico, en hierdoor zouden hun levens verbeurd verklaard zijn.9 En hoe zit het nu met die baden van bloed tot enkel of knie? Dit was een beeldende verbloemende taal. Toen de Christelijke kroniekschrijver en leider van de Kruistocht hierover pochten, zou iedereen hebben geweten dat dit een woordelijke verfraaiing was. In werkelijkheid zijn deze rivieren zelfs niet in de verste verte mogelijk. Er waren niet genoeg mensen in Jeruzalem om zoveel te bloeden, zelfs al was de bevolking gegroeid met de vluchtelingen van de omringende regio’s. Het feit van het ontzetten en plunderen van Jeruzalem niet buitengewoon was, verklaart heel waarschijnlijk de laconieke natuur van de vroege Moslimberichtgeving over het incident. Zo rond het jaar 1160, schreven twee Syrische kroniekschrijvers, al-‘Azimi en Ibn al-Qalanisi, ieder apart over de ontzetting. Geen van de twee heeft een schatting gegeven van het aantal mensen dat gedood was. Al-‘Azimi zei alleen dat de Kruisvaarders “naar Jeruzalem waren gekeerd, en het veroverd hadden vanuit de handen van de Egyptenaren. Godfried nam het in. Zij verbrandden de Kerk van de Joden.”. Ibn al-Qalanisi voegde wat meer details tie: “De Franken bestormden de stad en namen het in bezit. Een deel van het volk in de stad vluchtte naar het heiligdom, en een grote menigte werd gedood. De Joden verzamelden zich in de synagoges, en de Franken verbrandden het over hun hoofden. Het heiligdom werd aan hen overgegeven, op voorwaarde van garantie van de veiligheid van 22 Sha’ban [14 Juli] van dat jaar, en zij vernietigden de heiligdommen en de graftombe van Abraham.”10 Het was niet veel later dat Moslimschrijvers zich realiseerden wat de propaganda waarde was van het overdrijven (en flink overdrijven) van het aantal doden. In elk geval, is het een kwestie het vergelijken van de geschiedenisverslagen, om te zien dat de Moslimlegers zich veelvuldig op dezelfde manier gedroegen zodra zij een veroverde stad binnentrokken. Dit kan nooit het gedrag van de Kruisvaarders excuseren, ook niet door naar vergelijkbare incidenten te kijken en dan vervolgens te suggereren dat “iedereen het doet,” zoals Islamitische apologeten frequent doen vandaag de dag, wanneer zij met de realiteit worden geconfronteerd van het moderne jihad terrorisme. De ene gruweldaad excuseert de andere niet. Maar 7 Amin Malouf, The Crusades through Arab Eyes, New York, Schocken Books, 1984, Xvi 8 Warrel Caroll, The Building of Christendom, Front Royal, VA, Christendom College Press, 1987, 545 9 For the Crusaders Reneging, zie Moshe Gil, p.827. Voor hun toestemming voor sommigen om te vertrekken, zie Thomas F. Madden, The New Concise History of the Crusades, Lanham, MD, Rowman & Littlefield, 2005, 34 10 Geciteerd in Hillenbrand, The Crusades: Islamic PErspective, Oxford Routledge, 2000, 64-65 105

106 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication