17

weigerde Mohammed de buit te delen of om ook maar iets met hun van doen te hebben, en hij zei alleen, “ik droeg jullie niet op om te vechten in de heilige maand.” Maar er kwam een nieuwe openbaring van Allah, die verklaarde dat de weerstand van de Quraish naar Mohammed toe een ergere overtreding was dan het schenden van de heilige maand. Met andere woorden, de overval was gerechtvaardigd. “Zij ondervragen je, O Mohammed, inzake de oorlogsvoering tijdens de heilige maand. Zeg: oorlog voeren daarin een grote overtreding, maar om mensen van de weg van Allah weg te leiden, en niet in Hem te laten geloven, en in de Onschendbare Plaats van Aanbidding, en Zijn mensen daarvan te verdrijven, is een grotere zonde voor Allah; want vervolging is erger dan doden” (Koran 2:214). Welke zonde de overvallers van Nakhla ook hadden bedreven werd overschaduwd door de verwerping van Mohammed door de Quraish. Net als vandaag: doden van niet-strijders Toen Osama bin Laden onschuldige burgers doodde in het World Trade Center op 11 September 2001, en later zijn medegelovigen onschuldige burgers gijzelden en onthoofden in Irak, verklaarde een Amerikaanse Moslimvertegenwoordiger onverschillig dat dit richten op onschuldige burgers verboden was in Islam. Dit was erg discutabel, aangezien sommige Islamitische wettelijke autoriteiten het doden van burgers toestaat, als zij gezien worden als de helpende hand voor de vijanden van Islam in tijden van oorlog. Echter, zelfs als dit principe juist zou zijn, dan zou het de mogelijkheid openlaten voor een ander dat voortkwam uit de inval bij Nakhla: “Vervolging is erger dan doden”. En daarom is het vechten tegen de vervolging van Moslims, op welke manier dan ook, het hoogste goed. Dit was een gedenkwaardige openbaring, omdat dit leidde tot een Islamitisch principe dat grote gevolgen had door de eeuwen heen. Goed werd geïdentificeerd met alles wat strekte tot het voordeel van Moslims, ongeacht of het morele wetten schond of andere wetten. Het morele absoluut dat vastgelegd is in de Tien Geboden, en andere onderwijzingen van grote religies die voorafgingen aan Islam, werden aan de kant gezet in het voordeel van een overkoepelend principe van ‘het-goeduitkomen’. De slag bij Badr Al snel na Nakhla kwam de eerste grote veldslag die de Moslims vochten. Mohammed hoorde dat een grote Quraish karavaan vanuit Syrië kwam, overladen met geld en goederen. “Dit is de Quraish karavaan dat hun bezittingen bevatte,” zei hij tot zijn volgers. “Ga heen en val het aan, misschien zal God ons het geven als prooi.” Hij ging op pad om de overval te leiden. Maar deze keer waren de Quraish voorbereid, en kwamen ze aan met duizend man om Mohammeds 300 man tegemoet te treden. Het leek erop dat Mohammed deze aantallen niet verwacht had, en schreeuwde het uit naar Allah in ongerustheid, “O God, als deze bende vandaag zou verdwijnen, dat zult Gij niet meer aanbeden worden.” Ondanks hun grotere aantallen, werden de Quraish op de vlucht gejaagd. Sommige Moslim tradities zeggen dat Mohammed zelf deelnam in de strijd, anderen zeggen dat hij zijn volgers vanuit de zijllijn vermaande. In elk geval was het voor hem een gelegenheid om de jarenlange frustratie, wrok 17

18 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication