66

hij zijn verwarde en teleurgestelde volgelingen gerust met nog meer oorlogsbuit: “Allah belooft jullie veel oorlogsbuit dat jullie zullen pakken, en Hij heeft jullie dit allemaal als voorschot al gegeven, en heeft de handen van mensen van jullie weerhouden, dat het een teken mag zijn voor de ongelovigen, dat Hij je op het rechte pad mag leiden.” (Koran 48:18-20). De gelegenheden waarop de Moslims werkelijk oorlogsbuit konden stelen waren talrijk. Moord: het hangt ervan af wie je vermoord Moslim apologeten houden ervan om Koran 5:32 te citeren: “Wie een mens doodt, anders dan wegens het doden van anderen of het scheppen van wanorde in het land, het ware alsof hij de gehele mensheid had gedood, en voor hem, die iemand het leven redt, alsof hij aan de gehele mensheid heeft gered.” Echter, deze veelvuldig geciteerde vers is niet werkelijk het alomvattende verbod op moord zoals het lijkt. Ten eerste, is dit deel van de tekst gericht aan de “Kinderen van Israël” (de Israëlieten) en het speelt zich af in het verleden; het is niet gericht tot de Moslims. Het komt eigenlijk als deel van een waarschuwing aan de Joden, om geen oorlog te maken tegen Mohammed, anders zouden zij een afschuwelijke straf krijgen. Het punt is dat Allah de Israëlieten waarschuwde om geen “onheil in het land” te verspreiden, en toch bleven ze ermee doorgaan: Om die reden hebben wij de kinderen van Israël voorbestemd, dat als iemand een persoon zou neerslaan – anders dan moord of het verspreiden van onheil in het land – dat zou dat zijn alsof hij de gehele mensheid neersloeg, en als iemand een leven redde, dan zou dat zijn alsof hij alle mensen zou redden. Toen kwamen Onze boodschappers tot hen met duidelijke tekenen, en toch, zelfs na dit alles, bleven velen van hen doorgaan met het plegen van excessen en overmatige daden in het land. De straf voor degenen die oorlog voeren tegen Allah en Zijn Boodschapper, en vanwege het grote streven om onheil in het land te brengen is: executie of kruisiging of de handen en voeten afhakken van tegengestelde zijden, of verbanning uit het land: dat zal hun schande zijn in deze wereld, en een hevige straf voor hen in het Hiernamaals (Koran 5:31-33) In werkelijkheid zou het, in het licht van de oorlogszuchtige verordeningen in de Koran om de “ongelovigen neer te slaan” (9:5; 2:191), duidelijk moeten zijn dat in dit geval, net zoals in vele andere, dat er een standaard is voor Moslims, en een andere voor niet-Moslims. Inderdaad bedingt de Koran dat “het is betamelijk is voor een gelovige om een andere gelovige te doden, tenzij door vergissing” (4:92), maar het maakt niet een gelijkwaardige verklaring met betrekking tot ongelovigen. Dit leidt tot een voorspelbare dubbele standaard en dubbele moraal in de Islamitische wet. “Doden zonder recht,” volgens de Shafi’i school van Soennitische Moslim jurisprudentie, “is na ongeloof, een van de ergste gruweldaden.” Het bedingt dat “vergelding verplicht is … tegen een ieder die een mens opzettelijk doodt en zonder recht.” Echter, er is geen vergelding toegestaan in het geval dat “een Moslim een niet-Moslim doodt.”6 6 ‘Umdat al-Salik, 01.0, o1.1, o1.2 66

67 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication