3

daarop zijn papieren bij elkander gepakt en het bataljon bureau verlaten. Lachend zag hij nog achterom toen hij op z'n motor wegreed, een knipoog en een armzwaai als groet. En nu zou hij .... Wij durfden het niet uitspreken en wij klampten ons vast aan de hoop, dat de mededeling in erg verminkte vorm was doorgekomen. Misschien was het in werkelijkheid niet zo vreselijk als werd verteld. Wij telefoneerden naar alle kanten om inlichtingen en bijzonderheden. Niemand echter wist het juiste. Men zou verder informeren en terugbellen. Traag ging er de minuten voorbij, het was een martelende onzekerheid, waaraan geen einde scheen te komen. Totdat tenslotte alle hoop, die er nog was, de bodem werd ingeslagen en de bevestiging kwam van het bericht, waaraan wij geen geloof wilden hechten: Jan van Dun is Zondagavond laat bij een ongeluk om het leven gekomen. Er viel een stilte over alle kampen van II-3 R.I. In het Oranjekamp te Brielle marcheerde de kampwacht naar de appelplaats. Zij stelde zich op voor de vlaggenstok; korte, gedempte commando's werden gegeven, de geweren gepresenteerd, de vlag werd halfstok gehesen. Jan overleden! Voor ons, zijn vrienden, is er die nacht van Zondag op Maandag, iets onbegrijpelijks gebeurd, iets waarover wij, zelfs order elkander, niet konden spreken en dat ons voor vele weken heeft stil gemaakt. Jan weggerukt uit ons midden, uit zijn familiekring, uit zijn compagnie, uit zijn club. In een enkele minuut, misschien waren het slechts seconden, was alles anders geworden, was een periode uit veler leven afgesloten. En nog, als wij elkander ontmoeten en β€” al is het ook vluchtig β€” de gebeurtenissen uit de laatste twee jaren aanroeren, stokt soms plotseling het gesprek om hem, in alles wat hij deed of aanpakte de centrale figuur, die zo vroeg is heengegaan. De commandant 11-3 R.I. gaf de volgende dagorder. β€žEen noodlottig ongeval heeft een einde gemaakt aan een jong en veelbelovend leven. In de nacht van Zondag op Maandag is de vaandrig der infanterie J. B. C. M. van Dun, commandant van 1-11-3 R.I. op 28-jarige leeftijd overleden. Het bataljon en in het bijzonder de compagnie, die hij heeft opgericht en waarover hij met vaste hand het commando voerde lijdt door dit onverwacht verscheiden een zwaar verlies. Commandant Van Dun was een beminnelijke persoonlijkheid, een principieel mens, een warm vaderlander, een met zijn manschappen meelevend commandant, die voor zijn compagnie heeft gewerkt zolang het voor hem dag was. Niets was hem te veel, hij kende de grens tussen dag en nacht niet als het ging om het welzijn van de aan hem toevertrouwde soldaten. Hij heeft zijn stempel gedrukt op zijn onderdeel; aan hem de eer, dat 1II-3 R.I. een goede naam heeft. De plicht rust op zijn compagnie te zorgen, dat zij die goede naam behoudt. Reeds in de illegale tijd trok Commandant, Van Dun de aandacht van zijn superieuren en voor het geval, dat de oorlogshandelingen naar het Westen, met name naar Rotterdam, zouden worden overgebracht, was hem een zware taak toebedeeld. Hij had die taak aanvaard omdat zijn leven werd geleid door plicht; plicht jegens Koningin en Vaderland. Beiden had hij lief en de bevrijding van ons land betekende voor hem meer dan alleen verlost te zijn van de knellende band van den onderdrukker. 5

4 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication